27
Burgess, Brooklyn en te Boelaerpark. Ontstaansverklaringen voor een Joodse buurt in de Antwerpse periferie tijdens het Interbellum. Naam: Boeye Voornaam: Dries Cursus: Bachelorscriptie Begeleider: Dr. Vanden Daelen Studierichting: 3de Bachelor Geschiedenis Academiejaar: 2009-2010 Universiteit Antwerpen Inleiding In 2007 sloot de kleine, voor velen onbekende, synagoge aan de Marsstraat in Berchem haar deuren. Godsdienstleraar Aaron Malinsky sprak nostalgisch over zijn jeugdwijk in Gazet van Antwerpen : "Het was een leuke en kleine synagoog met veel tradities. De meeste Antwerpse Joden wonen in de buurt rond het Centraal Station, maar er zijn ook kleinere gemeenschappen in Edegem, Wilrijk en Berchem. In de wijk Groenenhoek woonden vroeger zo'n 100 joodse gezinnen. Zij woonden in het gebied tussen het station van Berchem en het Te Boelaerpark.” 1 Dat Antwerpen nog andere Joodse concentraties telt dan die aan de zuidkant van het Centaal Station is weinige bekend. Het gaat om een kleinere buurt waarvan de Joden soms minder herkenbaar zijn dan hun voornamelijk Chassidische geloofsgenoten aan het Centraal Station. Dit artikel behandelt de door Malinsky beschreven Joodse buurt aan de Groenenhoek in de jaren 20, 30 en 40 van de 20 ste eeuw. Net als nu leefde destijds het merendeel van de Joodse gemeenschap gesegregeerd in de buurt van het Centraal Station. Segregatie is een typisch fenomeen voor migrantengroepen in een stad. Het begrip heeft voor sommigen een eerder negatieve conotatie. In dit verband schreef Ceri Peach een verhelderend artikel. 2 Segregatie heeft immers ook positieve kanten. Het is een adequate manier om diversiteit in een samenleving te huisvesten. Het zorgt ervoor dat nieuwe groepen hun eigen cultuur en sociale 1 VAN WIELE, Sacha, "Synagoge Berchem Sluit", Gazet Van Antwerpen, 19 oktober 2007, http://www.gva.be/antwerpen/berchem/synagoge-berchem-sluit.aspx , geconsulteerd 15 maart 2010. 2 PEACH, Ceri "The consequences of segregation", 10-23.

Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

Burgess, Brooklyn en te Boelaerpark.

Ontstaansverklaringen voor een Joodse buurt in de Antwerpse periferie tijdens

het Interbellum.

Naam: Boeye Voornaam: Dries Cursus: Bachelorscriptie Begeleider: Dr. Vanden Daelen Studierichting: 3de Bachelor Geschiedenis Academiejaar: 2009-2010 Universiteit Antwerpen

 

Inleiding 

In 2007 sloot de kleine, voor velen onbekende, synagoge aan de Marsstraat in Berchem haar

deuren. Godsdienstleraar Aaron Malinsky sprak nostalgisch over zijn jeugdwijk in Gazet van

Antwerpen :

"Het was een leuke en kleine synagoog met veel tradities. De meeste Antwerpse Joden wonen

in de buurt rond het Centraal Station, maar er zijn ook kleinere gemeenschappen in Edegem,

Wilrijk en Berchem. In de wijk Groenenhoek woonden vroeger zo'n 100 joodse gezinnen. Zij

woonden in het gebied tussen het station van Berchem en het Te Boelaerpark.”1

Dat Antwerpen nog andere Joodse concentraties telt dan die aan de zuidkant van het Centaal

Station is weinige bekend. Het gaat om een kleinere buurt waarvan de Joden soms minder

herkenbaar zijn dan hun voornamelijk Chassidische geloofsgenoten aan het Centraal Station.

Dit artikel behandelt de door Malinsky beschreven Joodse buurt aan de Groenenhoek in de

jaren 20, 30 en 40 van de 20ste eeuw. Net als nu leefde destijds het merendeel van de Joodse

gemeenschap gesegregeerd in de buurt van het Centraal Station. Segregatie is een typisch

fenomeen voor migrantengroepen in een stad. Het begrip heeft voor sommigen een eerder

negatieve conotatie. In dit verband schreef Ceri Peach een verhelderend artikel.2 Segregatie

heeft immers ook positieve kanten. Het is een adequate manier om diversiteit in een

samenleving te huisvesten. Het zorgt ervoor dat nieuwe groepen hun eigen cultuur en sociale

1 VAN WIELE, Sacha, "Synagoge Berchem Sluit", Gazet Van Antwerpen, 19 oktober 2007, http://www.gva.be/antwerpen/berchem/synagoge-berchem-sluit.aspx, geconsulteerd 15 maart 2010. 2 PEACH, Ceri "The consequences of segregation", 10-23.

Page 2: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

2

cohesie kunnen bewaren. Zo kan door segregatie of geografische clustering een

minderheidsgroep zichzelf voorzien van winkels en religieuze instellingen eigen aan hun

cultuur.3 Voor de Oosteuropese Joodse migranten die eind 19de en begin 20ste eeuw in

Antwerpen arriveerden was dit niet anders. De eerste nieuwkomers vestigden zich al snel rond

het Centraal Station.4 De keuze voor deze buurt had hoofdzakelijk drie redenen. Ten eerste

blijken stationsbuurten wel vaker aantrekkingspolen voor nieuwkomers. Zo vestigden ook in

Brussel de Joodse inwijkelingen zich rond het Zuid- en Noordstation.5 Ten tweede was de

diamantsector, die vele Joden werkgelegenheid bood, er gevestigd. Ten derde was er het zeer

sterk religieus karakter van de Joodse nieuwkomers. Orthodoxe Joodse mannen moeten twee

tot drie keer per dag naar de synagoge om te bidden. Daarnaast mogen op sabbat en andere

religieuze feestdagen geen vervoersmiddelen gebruikt worden. Werk-, woon- en gebedsplaats

lagen dan ook beter op wandelafstand van elkaar. Als gevolg hiervan verrezen nieuwe

gebedshuizen, koosjere voedingswinkels en cafés met Jiddische opschriften eerder in de

diamantbuurt. Dit stimuleerde verder clustering, ook Joden die niet in de diamant werkten

vestigden zich in de buurt vanwege de bruisende Joodse activiteit.6

Het ontstaan van een tweede Joodse buurt in Antwerpen lijkt op het eerste zicht moeilijk in dit

verhaal te passen. De Groenenhoek bleef tot hiertoe ook grotendeels onaangeroerd in het

historisch onderzoek naar de Joodse gemeenschap in Antwerpen. Zover we weten werd ze

nog maar door twee historici kort besproken: Lieven Saerens en Veerle Vanden Daelen.

Saerens verwees enkele keren naar de wijk. In totaal bleef het echter beperkt tot enkele

paragrafen.7 Vanden Daelen had in een recent artikel meer belangstelling voor de wijk.8 Haar

aandacht ging vooral uit naar het overwegend Nederlandse karakter van de wijk en de

motivatie van de bewoners om zich er te vestigen. In deze scriptie wordt gezocht naar de

motivaties van de Joden om aan de Groenenhoek te gaan wonen. Of omgekeerd, waarom

3 Ibidem. 10. 4 SAERENS, Lieven, "Brabosch aan de Schelde: de Antwerpse joodse gemeenschap eind 19de eeuw en begin 20ste eeuw", in: John EVERAERT e.a. (red.), Landverhuizers: Antwerpen als kruispunt van komen en gaan, Antwerpen, Pandora, 2002, 65. 5 VAN DOORSLAER, Rudi, Kinderen van het getto: Joodse revolutionairen in België; 1925-1940, Antwerpen, Hadewijch, 1996.PDF3. 6 VANDEN DAELEN, Veerle, "Staat in de stad? Integratie en afzondering van Joden in Antwerpen in de twintigste eeuw", Stadsgeschiedenis, 2/1, 2007, 25. 7 VANDEN DAELEN, Veerle, "Van migrantengroep tot religieuze minderheid: Joden in Antwerpen in de twintigste eeuw", Noordbrabants Historisch Jaarboek, 26, 2009, 218-221. 8 SAERENS, Lieven, Vreemdelingen in een wereldstad: een geschiedenis van Antwerpen en zijn joodse bevolking (1880-1944), Tielt, Lannoo, 2000, 24 en 120.

Page 3: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

3

andere Joden aan het Centraal Station bleven wonen. Centraal in de verklaring staan modellen

die het sociaaleconomische profiel van nieuwkomers in een stad koppelen aan hun

geografische spreiding centraal. De wortels van deze modellen zijn te vinden in de Chicago

School of Sociology. De denkkaders van deze school zijn gebaseerd op observaties van snel

groeiende Amerikaans metropolen zoals Chicago en New York in de jaren twintig en dertig

van de vorige eeuw. Ze zijn herkenbaar aan hun antropologische methode en sociale

perspectieven. In het laatste decennium werden de modellen van de sociologie steeds meer

aangevuld met en toegepast op historisch onderzoek. Hierin was vooral Nederlands historicus

Leo Lucassen een wegbereider.9 hij wijt op de relevantie van de Amerikaanse migratiestudies

voor het Europese migratie- en integratieonderzoek.10 Ook voor deze studie was het

Amerikaans onderzoek belangrijk. Op het einde van deze scriptie vergelijken we de

Antwerpse case kort met het New York van begin 20ste eeuw. Verder wordt gekeken of het

model van Burgess, één van de grondleggers van The Chigaco School of Sociology,

toepasbaar is op de Antwerpse casus. Het uiteindelijke besluit blijkt echter het meest te passen

binnen de denkkaders van de factoriële ecologie. Deze ontstond in de jaren 70 in België en

heeft als inspiratiebron het Amerikaans stadsonderzoek. De factoriële ecologie doet

onderzoek naar residentiële patronen in de Belgische steden. Het maakt vooral gebruik van

kwantitatieve methoden (factorieel). Deze techniek wordt o.a. toegepast op gegevens die

betrekking hebben op de ruimtelijke spreiding van verschijnselen (ecologische gegevens). In

de factoriële ecologie worden de statistische sectoren gekarakteriseerd door een groot aantal

demografische, sociaaleconomische en woninggegevens.11 Ook in deze scriptie werden

dergelijke gegevens aangereikt.

Meer bepaald drie brontypes werden gehanteerd. Ten eerste de door de gemeentebesturen

uitgevoerde registratie van alle Joden ouder dan 15 jaar. Hiermee volgden ze de Duitse

verordening van 28 oktober 1940 op.12 Er moet bemerkt worden dat reeds gevluchte Joden en

Joden die zich niet lieten registreren niet meegerekend zijn. De bron is uitstekend voor

kwantitatief onderzoek. Ze werd vooral gebruikt wanneer de Joodse inwoners aan de

9 VANDEN DAELEN, Veerle, "Staat in de stad? Integratie en afzondering van Joden in Antwerpen in de twintigste eeuw", Stadsgeschiedenis, 2/1, 2007, 20 - 35. 10 LUCASSEN, Leo e.a. , Paths of integration migrants in Western Europe (1880-2004), Amsterdam, Amsterdam University Press, 2006. 8. 11 VERHETSEL, Ann, Cursus Inleiding tot de Sociale Geografie, Antwerpen, Univesiteit Antwerpen, 2008, 116. 12 SAERENS, Lieven, "De Jodenvervolging in België in cijfers", Bijdragen tot de eigentijdse geschiedenis, XVII, 2006, 199-201.

Page 4: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

4

Groenenhoek vergeleken worden met de stadsjoden. Ten tweede werden de in het Algemeen

Rijksarchief bewaarde dossiers van de dienst vreemdelingenpolitie gebruikt. De

vreemdelingendossiers bevatten een scala aan informatie over nieuwe immigranten waaronder

adreswijzingen, huwelijksakten, overlijdensakten,… . Voor dit onderzoek was vooral de

aankomstdatum in de dossiers belangrijk. Er werden twee steekproeven van veertig Poolse

Joden genomen.13 Van de ene groep waren de onderzoekspersonen in 1940 woonachtig aan de

Groenenhoek. De andere woonde destijds in de kern van de Joodse stadsbuurt.14 Een derde

bron is Google Earth. Met dit modern Geografisch Informatie Systeem bepaalden we de

exacte coördinaten van vele kadasters. De gegevens van Google Earth hebben betrekking tot

de hedendaagse kadastergegevens. Er werd vanuitgegaan dat veranderingen in deze gegevens,

door wijzigingen in de huisnummers bijvoorbeeld, verwaarloosbaar verschilden van de

kadastergegevens anno 1940. Daarnaast werd het meetinstrument in Google Earth gebruikt

om straatlengtes te meten. Ook hier werd besloten dat mogelijk foutmarges verwaarloosbaar

zijn.

Joodse migratiegolven 

Schreiber stelt dat dat:

“We waarschijnlijk meer verwantschap aantreffen tussen een joodse communistische

Roemeense migrant en een niet-joodse communistische Hongaarse inwijkeling dan tussen de

eerste en een Joods-Duitse vluchteling van 1938. Daarom moet de geschiedenis der joden in

België allereerst beschouwd worden in het licht van de gehele geschiedenis van de immigratie

in ons land”.15

Ook voor deze scriptie is het noodzakelijk een licht te werpen op de verschillende (Joodse)

migratiegolven in België en vooral Antwerpen. Het gemengd karakter van de Antwerpse

Joodse gemeenschap in het Interbellum was het gevolg van verschillende migratie golven.

Deze voltrokken zich van eind 19de eeuw tot aan het begin van de tweede wereldoorlog.

Reeds voor deze migratiegolven kende Antwerpen een kleine, goed geïntegreerde en

13 Algemeen Rijksarchief, Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie. Zie lijst inventarisnummers achteraan. 14 Zie achteraan voor inventaris gebruikte dossiers. 15 SCHREIBER, Jean-Phillipe, "De joodse immigratie in België van de middeleeuwen tot onze tijd", in: ANNE MORELLI (red.), Geschiedenis van het eigen volk. De vreemdeling in België van de prehistorie tot nu, Leuven, Kritak, 1993, 215.

Page 5: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

5

geassimileerde Joodse gemeenschap. 16 Al in 1816, onder het Verenigd Koninkrijk der

Nederlanden, werd de eerste Joodse gemeenschap in de Scheldestad erkend. In 1893 opende

de Israëlische gemeente de eerste officieel erkende synagoge in de Bouwmeesterstraat op het

Antwerpse Zuid. Ze staat tot vandaag bekend als de Hollandse sjoel. De Israëlitische

gemeente was sterk geïntegreerd en geassimileerd in de bredere samenleving. 17 Velen onder

hen waren dan ook Nederlanders of Duitser. Ze waren eind 18de en begin 19de eeuw

geïmmigreerd. De meerderheid woonde in de buurt van de Antwerpse haven of aan

Antwerpen Zuid.18

Hun westerse karkater stond in schril contrast met de orthodoxe Joden die in de volgende

twee migratiegolven arriveerde. De eerste begon in 1870 maar zorgde vooral vanaf 1880 voor

massaal veel nieuwe Joodse migranten in Antwerpen. Het waren Joden uit het Russische rijk

en Oostenrijks Galicië. De tweede massale migratiegolf begon in de jaren na de eerste

wereldoorlog. Het waren voornamelijk Poolse Joden uit gebieden die voor de eerste

wereldoorlog deel hadden uitgemaakt van het Congres-Polen (Rusland) en Oostenrijks

Galicië.19 Er waren veel gelijkenissen tussen de Joodse migranten van de eerste en tweede

golf. Bij beide groepen waren de voornaamste oorzaken tot migratie gelijk. Ten eerste was er

de slechte politieke en sociaal economische toestand in het thuisland. Ten tweede waren er de

steeds weerkerende antisemitische uitbarstingen. Ten derde behoorden beide golven tot

grotere intercontinentale migratiebewegingen naar Amerika. Voor velen onder hen was

Antwerpen niet meer dan een transithaven. Ze verbleven slechts enkele dagen of uren in de

Scheldestad alvorens met boten van de Red Star Line de oversteek naar de Nieuwe Wereld te

maken. Ondanks dit laatste gegeven zorgden beide migratiegolven voor een explosie van de

Joodse aanwezigheid in Antwerpen. Waar in 1880 de stad 1200 Joden telde waren dit er in

1901 rond de 6500 en in 1914 al 20000. Door de eerste wereldoorlog daalde het cijfer naar

8200 in 1920. Tien jaar later was het cijfer terug verdubbeld tot 25000 in 1930. In 1939 was

de Joodse gemeenschap het grootst met 35500 Joden.

16 VANDEN DAELEN, "Van migrantengroep tot religieuze minderheid” 218. 17 VANDEN DAELEN, Veerle, "Elke jood in Antwerpen werkt in de diamant en heeft een sjtreimel op zijn hoofd". Clichés over joden in Antwerpen in verklarend historisch perspectief, Antwerpen, Pandora, 2008, 70-71. 18 VANDEN DAELEN, Veerle, Laten we hun lied verder zingen. De heropbouw van de joodse gemeenschap in Antwerpen na de Tweede Wereldoorlog (1944-1960), Amsterdam, Aksant, 2008. 159. 19 SAERENS, "Brabosch aan de Schelde”, 67-68.

Page 6: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

6

De beslissing van vele Joden om uiteindelijk in Antwerpen te blijven had verschillende

redenen. Aan de ene kant werd ze beïnvloed door de migratiepolitiek van de Verenigde

Staten. Drastische wijzigingen in het daar gevoerde beleid maakte dat vele Joden de Oceaan

niet overstaken.20 Daarnaast, maar niet minder essentieel, waren er de gunstige

ontwikkelingen in Antwerpen zelf. Ten eerste kwamen vele Joden, die al andere steden in

België en/of Europa hadden aangedaan, af op de goede berichten over de Joodse

infrastructuur.21 De basis hiervan werd volgens Vanden Daelen al vroeg in 1880 gelegd. Ten

minste twee belangrijke orthodox praktiserende Joodse handelaars, Titzchak Hersch

(Ignace/Ignatius Hirsch) Ratzersdorfer en Jacob Halevi Eisenmann, vestigden zich toen in de

stad.

“Beiden hadden voor zichzelf en voor hun families orthodoxe faciliteiten nodig, zoals een

rabbijn/leraar, een orthodox gebedshuis en koosjer voedsel, en waren erg gedreven deze in

Antwerpen te voorzien”.22

Naast de religieuze faciliteiten kozen vele Joden voor Antwerpen vanwege de

werkgelegenheid in voornamelijk de diamant. Joden die een beroep in de diamantsector

hadden geleerd bleven in de diamantstad in plaats van naar Amerika te trekken. Nieuws over

de kansen en mogelijkheden in Antwerpen verspreidden zich via brieven en geruchten , via

familie en vrienden..23

Op het einde van het Interbellum kwam er nog een grote Joodse migratiegolf naar België op

gang. Vanaf 1933 immigreerden steeds meer politiek en raciaal vervolgden uit het Derde Rijk.

Weer ging het om een nieuwe groep Joden die geenszins te vergelijken was met de eerder

besproken groepen. Heel wat vluchtelingen beschouwden België opnieuw als een transitland.

De functie van transitland was ook de officiële strategie van de Belgische regering, die de

vluchtelingen met lede ogen zag aankomen. Dit betekende letterlijk dat men zich niet te

gastvrij tegenover de Duitse Joden moest opstellen. Door deze positie speelden de nieuwe

migranten in de Joodse gemeenschap in Antwerpen bijna geen rol van betekenis. Saerens stelt

dat, afgezien van het demografisch aspect, de structuur van de Antwerpse Joodse

20 SAERENS, "Brabosch aan de Schelde”, 61 en 67. 21 Ibidem, 63-65. 22 VANDEN DAELEN,"Van migrantengroep tot religieuze minderheid”, 215. 23 Ibidem, 214-216.

Page 7: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

7

gemeenschap in grote mate gelijk bleef met die van de jaren 20. Ook in deze scriptie krijgen

de Duitse Joden minder aandacht dan de eerder besproken Joden.24

Groenenhoek  of wijk Gitschotel 

In kaart

In de eerste helft van de jaren 20 werden door het Berchemse gemeentebestuur gronden aan

de Groenenhoek verkaveld en verkocht. Op deze nieuwe gronden werden verscheidene

tuinwijken aangelegd. De eerst tuinwijk werd opgetrokken vanaf 1920 en omvatte de

Arbeidersstraat en de Woningenstraat gelegen rond het Florent Cootmansplein. Voor een

tweede tuinwijk werden de gronden vanaf 1923 verkaveld en verkocht. Met uitzondering van

de Lodewijk van Berckenlaan, die werd aangelegd in 1926, liet men zich voor de naamgeving

inspireren op de in 1923 in Antwerpen ingerichte Juwelenstoet. Zo ontstonden ondermeer de

Amethiststraat, de Saffiersstraat en de Robijnstraat. Een derde wijk werd aangelegd vanaf

1925 en 1926.25 Het grootste deel lag tussen de Gitschotellei en de Diksmuidelaan. De straten

werden genoemd naar figuren uit de Griekse en Romeinse mythologie. Hiertoe behoorden

ondermeer de Euterpastraat, Junostraat en Minervastraat. De buurten werden gebouwd onder

impuls van sociale huisvestingsmaatschappijen, private projectontwikkelaars en

kredietverleners. Namen die meermaals terugkomen zijn: De Goedkope woning van het

arrondissement Antwerpen, Berchem Extension, Crédit Commercial et Fonsier en de familie

Marinis-Vergouts.26 Vanaf 1926 vestigden ook de eerste Joden zich in die wijk. Door de

beperkte bronnensituatie is het moeilijk om de eerste tien jaar van de Joodse buurt te

becijferen. Er is een intensievere studie van een groter aantal vreemdelingendossiers voor

nodig. In de tijdspanne van dit onderzoek was daar geen ruimte voor. Uit de analyse van de

veertig vreemdelingendossiers blijkt dat de Joden geleidelijk naar de Groenenhoek

verhuisden. Sommige vertrokken al in 1925, andere pas op het einde van de jaren 30.

De Jodenregistratie van 1940 maakte het voor het eerst mogelijk het aantal Joden in de

Groenenhoek te becijferen. Afhankelijk van de straten die werden meegeteld bekwamen we

24 SAERENS, "Brabosch aan de Schelde”, 70-71. 25 STAPPAERTS, Gie, Straat van de maand: Diamantstraten, November 2001, Felixarchief, www.FelixArchief.be, geconsulteerd op 25 maart. 26 NICOLAI, Karel, Geschiedenis van Berchem in straten en pleinen, Berchem, Heemkundige Kring, en STAPPAERTS, Gie, Straat van de maand: Oude Goden, Januari 2002 Felixarchief, www.FelixArchief.be, geconsulteerd op 25 maart.

Page 8: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

8

een inwonersaantal van 950 à 1250 Joden. Naast de bepaling van het inwonersaantal werd de

Joodse concentratie in beeld gebracht. Dit werd gedaan door het aantal Joden per straat in

verhouding te plaatsen tot de lengte van die straat. Hierdoor verkregen we de, wat vreemd

klinkende, meeteenheid aantal Joden per honderd meter. Deze gestandaardiseerde vorm

maakte het mogelijk de Joodse concentraties los van de lengte van een straat te vergelijken. In

een ideaal scenario zou men het aantal Joden in verhouding tot het aantal panden of totaal

aantal inwoners van een straat kunnen plaatsen. De beperkte tijdspanne en bronnen voor

handen lieten dit hier niet toe.

Page 9: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

9

In de kaart hierboven zijn de straten gemarkeerd waarin 20 of meer Joden per 10 meter

woonden, dat bleek een geschikte grenseenheid. Lange straten werden opgedeeld in

segmenten van maximaal 500 meter. De locaties van de gebedshuizen en synagogen werden

overgenomen uit een publicatie van Vanden Daelen.27 De achterliggende rasterkaart werd

verkregen via Tim Bisschops werkend op het Department Geschiedenis aan de Universiteit

Antwerpen. Hij vertelde dat het Antwerps grondplan ergens tussen 1940 en 1950 te dateren

valt.28 Niet onverwacht lagen de hoogste waardes in de wijk ten zuiden van het Centraal

Station. Vooral in de buurt rondom de Leeuwerikstraat (118), Wipstraat (143) en Van den

Nestlei (157). Sommige van de straten waren zodanig overbevolkt dat de

levensomstandigheden er erbarmelijk waren.29 Ten noorden en westen van de Dageraadplaats,

ten oosten van de Lange Kievitstraat en ten zuiden van het Stadspark zien we matige

concentraties. Het zijn straten zoals de Walvisstraat (22) en Bleekhofstraat (24). De

levensomstandigheden waren er volgens Saerens al betrekkelijk beter dan in de kern.30

Opmerkelijk is ook de Joodse concentratie in de meer residentiële straten van Zurenborg.

Zoals bijvoorbeeld de Velodroomstraat (52) en Pretoriastraat (25). De hoogste waardes aan de

Groenenhoek zijn die van de Euterpastraat (69) en Junostraat (74), Thaliastraat (48),

Dianalaan (40), en het eerste deel van de Gitschotellei (49). De hoogste concentraties zijn

vergelijkbaar met stedelijke delen zoals de Jacob Jacobstraat (67) en het deel van de Plantin

en Moretuslei tussen het stadspark en de spoorweg Antwerpen – Berchem (74). De grote

meerderheid van de inwoners van Groenenhoek leefden in de nabijheid van een gebedshuis.

Dat is ook te zien op de kaart hieronder die Joods Groenenhoek op kadaster niveau afbeeldt.

Op het derde aspect, de werkruimte wordt later dieper ingegaan. Wat verder opvalt uit de

onderste kaart is dat 66% van de kadaster maximaal 4 Joden huisvestte, dat staat in

tegenstelling tot de soms overbevolkte flats in het centrale stadsgedeelte.

27 VANDEN DAELEN, "Van migrantengroep tot religieuze minderheid”, 218. 28 Gesprek met Tim Bisschops i.v.m. GIS en rasterkaarten, 23/02/2010. 29 SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, 28. 30 SAERENS, "Brabosch aan de Schelde”, 68.

Page 10: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

10

Nationaliteiten 

Na het in kaart brengen van Joods Groenenhoek werd naar het sociaaleconomisch profiel van

haar inwoners gezocht. Met behulp van, wederom, het Jodenregister van 1940 werd de

nationaliteitsverdeling in de Groenenhoek geanalyseerd. Dit werd enkel gedaan voor een

selectie straten uit de Groenenhoek. Het betreft de straten met de hoogste concentratie Joden

en het merendeel van hun zijstraten. Deze selectie wordt vanaf nu gemakshalve wijk

Gitschotel genoemd. Ze werd vergeleken met de cijfers voor heel Antwerpen (stad +

agglomeratie) en een selectie van straten in de kern van de Joodse stadsbuurt. Namelijk de

Leeuwerikstraat, de Plantin en Moretuslei, de Van den Nestlei en 11 van hun zijstraten.

Page 11: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

11

Uit de resultaten blijkt dat Saerens en Vanden Daelen terecht op het hoge Nederlands karakter

van Joods Groenenhoek wezen. In wijk Gitschotel maakte de Nederlanders in 1940 45,47%

van de Joodse bevolking uit. Van de totale Joods Antwerpse bevolking maakten ze echter

maar 9,59%, uit en in de kern van de Joodse buurt was dit slechts 3,35%. Het Poolse deel in

de bevolking geeft een tegenovergestelde evolutie weer. In wijk Gitschotel waren ze goed

voor 37,14% van de bevolking in heel Antwerpen en het kerngebied was dit respectievelijk

49,52% en 59,43%. De autochtone Joden vormden in wijk Gitschotel de derde grootste

minderheid en waren relatief constant vertegenwoordigd in de drie selecties. De andere

nationaliteiten werden samengebracht omdat er anders een te complex beeld zou ontstaan. Het

gaat meestal voor meer dan de helft over andere Oost-Europese Joden zoals Tsjechoslowaken,

Russen en Roemenen. Verder bestaat ongeveer een vijfde uit de Duitse Joden. Het merendeel

van hen behoorde vermoedelijk tot de meer recente migranten die nazi-Duitsland ontvlucht

waren. Verder ging het over een kleine Joodse minderheid afkomstig van landen over de hele

wereld. In verband met het hoge Nederlandse karakter wijst Vanden Daelen in de eerste plaats

op de gemeenschappelijke humor en taal die aanzette tot de Nederlandse clustering. In

dezelfde lijn geeft Saerens aan dat de (overwegend) niet-vrome Hollandse Joden zich diep

Page 12: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

12

zouden hebben geschaamd over de levenswijze van de uiterst vrome Oost-Europese Joden.31

De kloof tussen de twee Joodse gemeenschappen maakte dat de Nederlandse Joden zich

distantieerde van de Oost-Europese. Met deze verklaringen op zich blijft echter één en ander

onduidelijk. Ten eerste verhelderen ze niet waarom de Nederlandse Joden juist in wijk

Gitschotel gingen wonen. Ten tweede bieden ze geen verklaring voor de grote minderheid

Poolse Joden. Op de vraag waarom juist voor wijk Gitschotel werd gekozen biedt Vanden

Daelen deels een antwoord. Een Joods Nederlands koppel getuigde aan de historica dat

vooral Nederlanders met jongens er gingen wonen. De reden hiervoor was de Nederlandse

militaire dienst. Indien men ver genoeg van de grens woonde was men hiervan vrijgesteld.

Antwerpen was te dicht, Berchem en de Groenenhoek net ver genoeg. 32 Twee Nederlandse

Joden die recentelijk door een collega-student werden geïnterviewd bevestigden deze regel.

Toch is het verre van zeker of het om een echte wetgeving dan wel om loze geruchten gaat.

Zo werd nog geen bewijs voor deze Nederlandse dienstplichtregel in de officiële stukken

gevonden.33 Er bestaan dus nog zeker twijfels bij deze hypothese, daarnaast verklaart ook dit

de aanwezigheid van een Poolse minderheid niet.

Sociaaleconomisch 

Om verder tot ontstaansverklaringen te komen moet een tot hiertoe onderbelicht aspect

worden aangereikt. Namelijk het sociaaleconomisch profiel van de Joden aan wijk Gitschotel.

In de literatuur vindt men hierover een zeer korte duiding bij Saerens. Hij meldt dat vooral de

meer gegoede in wijk Gitschotel gingen wonen.34 Meer over de sociaaleconomische situatie

van de Joden in wijk Gitschotel is niet geweten. Vooral kwantitatieve gegevens blijken te

ontbreken. Een belangrijk aspect in het sociaaleconomisch profiel van een persoon is diens

beroep. Daarom werd in dit onderzoek de beroepsstructuur van de Joden aan wijk Gitschotel

met die in het centrum van de stad geanalyseerd. Opnieuw werd het Jodenregister uit 1940

gebruikt. In wijk Gitschotel lag het percentage werklozen op 53,7% aan het Centraal Station

was dit 52,5%. Het hoge cijfer is normaal daar in deze periode vrouwen veelal niet actief

waren op de arbeidsmarkt. Een vergelijking tussen enkel de actieve Joodse bevolking is

mogelijk zonder dat een verkeerd beeld van de tewerkstellingssituatie wordt gecreëerd.

31 SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, 24. 32 VANDEN DAELEN, "Van migrantengroep tot religieuze minderheid”, 219-220. 33 Ibidem, 219-220. 34 SAERENS,"Brabosch aan de Schelde”, 68.

Page 13: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

13

Uit de resultaten blijkt dat 63,78% van Joods Gitschotel in de diamant werkte. Bij de selectie

aan het Centraal Station, in de directe nabijheid van het diamantdistrict, was dit maar 29,0%.

Zowel het lage percentage in het kerngebied als het hoge percentage in wijk Gitschotel zijn

opmerkelijk maar desalniettemin verklaarbaar. In de centrale wijk woonden, zoals eerder

gezien, hoofdzakelijk Oost-Europese Joden. Zij waren met een hoog verwachtingspatroon

naar Antwerpen getrokken. De diamant stond bekend als een sector met hoge lonen. Verder

was voor het bewerken van diamant, zoals het snijden en het klieven niet veel startkapitaal

vereist. Bovendien kon men thuis of in kleine ateliers werken. Voor vele van deze migranten

bleef de droom om “de grote diamantair” te worden echter niet meer dan een illusie.35 Vele

Oost-Europeanen, die de grote meerderheid vormden in de selectie van het Centraal Station,

hadden immers totaal geen traditie in de nijverheid. Sommige migranten verklaarden actief te

zijn geweest in de sector maar hadden in het thuisland waarschijnlijk een heel ander beroep

uitgeoefend. Naast de technische knowhow was in deze sector met kostbare goederen ook een

introductie van relaties en familieleden vereist. Bovendien werd vaak in entrepreneurschap

35 DE HAAN, Karn, Een handvol illusies? Overlevingsstrategieën van Pools-Joodse migranten te Antwerpen. 1920-1930., Brussel, Vrije Universiteit Brussel, 1990, 123-124.

Page 14: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

14

gewerkt, snelheid en efficiëntie overheerste. Bij een gebrek aan de nodige kennis of sociale

netwerken was de kans om daadwerkelijk zijn brood te kunnen verdienen zeer klein. De Joden

bleven dan ook tewerkgesteld in de meer traditionele Joodse sectoren zoals de textiel en bond

nijverheid en de algemene handel en verkoop. De Joden aan het Centraal Station werkten

respectievelijk voor 18,30% en 19,67% in deze sectoren. In wijk Gitschotel was dit

respectievelijk maar 4,76% en 8,26%. De lonen in deze sectoren waren lager dan in de

diamant. Uit deze cijfers blijkt dus dat de Joden in Centraal Station relatief armer waren. Dit

verklaart vermoedelijk waarom ze in de povere kern van de Joodse buurt bleven wonen. 36 Het

zijn voornoemde straten zoals de Wipstraat en de Lentestraat. Daar was het een waar “getto”

Het Joodse leven had er meer weg van een Oost-Europese orthodoxe sjtetls. De tweede

migratiegolf, na de eerste wereldoorlog, maakte de situatie er niet beter op.

”Er waren appartementen waar men kippen in de huiskamers hield, kelders waar het

huisvuil bleef liggen en piepkleine kamers die door talrijke mensen werden gedeeld. Wanneer

men vis (haring), kuiste werd het afval in de goot geworpen. Langs de straten hing steeds de

scherpe reuk van zure augurken, look, ajuin en vis.” 37

Saerens meldt dat de slechte levensomstandigheden maakte dat wie het zich kon permitteren

wegtrok naar de wat verder - richting Borgerhout - gelegen Tuinbouw-, Milis-, Kets- en

Borgerhoutsestraat.38 Vermoedelijk was dat ook de belangrijkste motivatie van de Joden die

naar wijk Gitschotel trokken. Deze hypothese wordt versterkt wanneer men ze plaatst binnen

de algemene stadsgeografische evoluties van destijds. De Joden die in de jaren 20 van de 20ste

eeuw naar de voorstad trokken waren niet alleen. Tuinwijken als wijk Gitschotel werden

gebouwd als antwoord op de toenemende migratie naar de Antwerpse voorstad. In de 19de

eeuw kende Antwerpen een enorme demografische groei en verstedelijking. De

industrialisatie stuwde destijds de bloei van vele Europese havensteden. In 1910 was de

Antwerpse urbanisatie aan haar hoogtepunt. Ondanks de nieuwe migratiestroom uit Oost-

Europa kende Antwerpen daarna steeds een negatief migratiesaldo. 39 Het bevolkingsaantal in

36 DE HAAN, Karin, Een handvol illusies?, 123-125. De textiel- en bondnijverheid staan samen onder textiel in de grafiek. 37 SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, 24. 38 Ibidem, 24. 39 LOYEN, Reginald, "Demografische ontwikkeling van de stad Antwerpen", in: GUSTAAF ASAERT en LUC DUERLOO (red.), Antwerpen in de 20ste eeuw. Van Belle Epoque tot Golden Sixties., Antwerpen, Pandora 2008, 70-81.

Page 15: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

15

Antwerpen daalde van 302058 in 1920 naar 284373 in 1930. Van 1940 ontbreken gegevens

maar ook na de tweede wereldoorlog werd de ontstedelijking verder gezet. Zo telde

Antwerpen in 1947 nog maar 263233 en 1960 253295.40 De Antwerpse voorstad, die

voorheen vooral inwoners van het platteland aantrok, werd in toenemende mate bevolkt door

stedelingen. Uit een Deurnese casestudy blijkt dat waar in 1920 Deurne 15337 inwoners

telden, dit er in 1930 al 43372 waren en 57194 in 1939.41 Aan de ene kant was er de

overbevolking in de stad, de hoge huurprijs en bedenkelijke kwaliteit van huisvesting. Aan de

andere kant beschikten de woonwijken over groene zones waardoor ze in vergelijking met de

kernstad een lagere bebouwingsdichtheid kenden. Vooral de welgestelde inwoners behoorden

tot de stadsvluchters. Veelal waren het ook gezinnen met meerdere kinderen waarvan één of

beide ouders in de stad tewerkgesteld waren.42 Steeds meer inwoners van de Antwerpse

voorstad waren zogenaamde woonforensen. Ze pendelden tussen woon- en werkruimte. Zo

had Deurne in 1910 een actieve werkbevolking van 3605 waarvan er 1141 (57,2%) in

Antwerpen tewerkgesteld waren. In 1930 was de actieve werkbevolking 8595 en werkte

daarvan 6340 (73,8%) in het stadscentrum. 43 Dit was maar mogelijk door de stijgende

mobiliteitsgraad, ondermeer door de aanleg van een beter openbaar vervoer, die pendelen

tussen kernstad en stadsrand stimuleerden.44 Bij een algemene volks-, nijverheids- en

handelstelling uit 1947 bleek dat 66,5% van de Deurnese woonforensen het openbaar vervoer

gebruikten, 28,4 % de fiets en 1,4% de auto of een andere motorvoertuig. Het mag

aangenomen worden dat dit cijfer niet sterk verschilde met de vooroorlogse situatie.45 Het

suburbanisatieproces leidde tot een groeiende sociale polarisatie tussen kern en suburbane

zone. De sociale selectiviteit van de migratiestromen resulteerde in een toenemende

concentratie van economisch kwetsbare bevolkingsgroepen in de kern, de meer welstellende,

veelal gezinnen met kinderen, verlieten de geconcentreerde kernstad.46 Deze sociale selectie

was hoogst waarschijnlijk ook de belangrijkste factor die bepaalde welke Joden in wijk

Gitschotel gingen wonen en welke niet. Ten eerste is in het kader van dit model het hoge

percentage Nederlandse Joden te verklaren. Ze waren over het algemeen veel beter

40 NIS, Volkstellingen op 31 december, http://statbel.fgov.be, geconsulteerd op 4 maart 2010. 41 BUYST, E., "Enkele verklaringsfactoren van stedelijke deconcentratie gezien vanuit een randgemeente. Case-Study: Deurne, 1920-1939", Bijdragen tot de Geschiedenis, LXV/1982, 235-257. 42 VERHETSEL, Cursus Inleiding tot de Sociale Geografie, 85. 43 BUYST, E., "Enkele verklaringsfactoren …", 240. 44 LOYEN, "Demografische ontwikkeling van de stad Antwerpen”, 70-81. 45 BUYST, E., "Enkele verklaringsfactoren …”, 252. 46 LOYEN, "Demografische ontwikkeling van de stad Antwerpen",18.

Page 16: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

16

geassimileerd en geïntegreerd in de samenleving.47 Het is te vermoeden dat zij gevoeliger

waren voor de trends van de autochtone bevolking. Daarnaast was voor sommige

Nederlanders het gevoel van onbehagen ten opzichte van de meer orthodoxe Oost-Europese

Joden een extra motivatie om uit het centrum weg te trekken.48 Bovendien bezaten vele van

hen wel de geschikte achtergrond om in de diamant te werken. Karin De Haan meldt dat na

de eerste wereldoorlog talloze Nederlandse Joden de meer welvarende Antwerpse

diamantnijverheid boven de Amsterdamse verkozen. De gegevens uit het Jodenregister

bevestigen dit. Van de 442 Nederlandse Joden in wijk Gitschotel waren er 329 (74%)

afkomstig uit de diamant. Van de 148 Nederlandse Joden die in de diamant werkten waren dit

er zelfs 124 (84%).49 De Nederlandse diamantairs hadden ervaring en waren ook geliefder bij

syndicaten zoals de Algemene Diamantbewerkersbond. Die hekelde in 1922 de massale

toevloed van vreemde werkers die:

“onder de loonbarema’s werkten, dikwijls in het “zwart werkten”, niet aangesloten waren bij

de vakbonden en bovendien slechte kwaliteit afleverden, wat de Antwerpse diamantbewerkers

in het diskrediet bracht, daar zij in de eerste plaats bekend stonden om de hoge vakkennis van

het diamantbewerken.”50

Ook de Joodse werkgevers in de sector hadden steeds meer moeilijkheden met het aannemen

van Oost-Europese Joodse arbeiders. Zo waren de Joodse werknemers revolutionair en eisten

ze te hoge lonen51. Toch blijft de grote Poolse minderheid van 37,14% in wijk Gitschotel

verklaarbaar. De eerder weergegeven staafdiagrammen tonen dat maar liefst 70,75% van hen

in de diamant werkten. Wijk Gitschotel werd met andere woorden bevolkt door Pools Joden

die het, ondanks de moeilijkheden, gemaakt hadden in de diamantsector. Zowel voor de

Poolse als Nederlandse Joden was wijk Gitschotel de ideale plek in de voorstad. Niet alleen

bood ze de stadsvluchtelingen een groene oase en tegelijkertijd een degelijke huisvesting,

bovendien was de wijk voortreffelijk gelegen ten opzichte van het diamantdistrict en de

Joodse stadsbuurt.

47 VANDEN DAELEN, "Staat in de stad?, 22. 48 SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, 24. 49 DE HAAN, Een handvol illusies?, 123-125. 50 Ibidem, 125. 51 Ibidem, 123-125.

Page 17: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

17

Figuur 1: Hooischuur aan wijk Gitschotel, de schuur werd gesloopt in 1938. De Groenenhoek

had in die periode een nog een veel sterker ruraal karakter.52

.

Figuur 2: Nieuwbouwappartement op de Gitschotellei rond 1930.53

52 Felixarchief, www.FelixArchief.be, bestandsnaam: sa089020.jpg, geconsulteerd op 20 februari 2010. 53 Felixarchief, www.FelixArchief.be, bestandsnaam: sa227018.jpg, geconsulteerd op 20 februari 2010.

Page 18: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

18

Van aan de Junostraat was je met de fiets in een tiental minuten in de diamantbuurt. Verder

was de verbinding die het openbaar vervoer bood uitstekend. Geen enkele andere buitenwijk

was zo goed verbonden met de Joodse stadsbuurt als wijk Gitschotel. Zo werd op 1 december

1925 het toenmalig eindpunt van de elektrische tram 11 verlengd van de Dageraadplaats naar

de hoek van de Karel de Preterlei en de Gitschotellei. De nieuwe dienst bracht passagiers van

de Karel de Preterlei tot aan de Melkmarkt. Vanaf de Karel de Preterlei reed de tram door de

Gitschotellei en stopte daarbij aan de Apollostraat en aan de Junostraat. Daarna bolde hij

verder via het Burgemeester Edgard Ryckaertsplein door de Cogels Osylei naar de

Draakplaats. Vervolgens maakte de tram halt bij Dageraadplaats, De Lange Van

Ruusbroecstraat, de Plantin en Moretuslei, Lentestraat en Ploegstraat. Van aan de Junostraat

was men na een halte of 7 à 8 in het midden van de oude Joodse buurt en vlakbij het

diamantcentrum.54 Tevens reed door de Gitschotellei ook tram 8 die passagiers via Berchem

Station, de Lange Leemstraat en het Mechelsplein naar de Groenplaats bracht. De

meerderheid van de Joden in wijk Gitschotel hadden woon- en werkruimte verder uit elkaar

liggen dan de Joden aan het Centraal Station. De voordelen die wijk Gitschotel bood

compenseerde echter de dagelijkse pendel naar de stad.

Figuur 3: Borgerhout, Gitschotellei/Karel De Preterlei: winter 1939. 55

54 KEUTGENS, ERIC, Honderd jaar tramexploitatie in Antwerpen en randgemeenten, 1873-1973, Antwerpen, Keutgens, 1973, 351-357. 55 KEUTGENS, Honderd jaar tramexploitatie in Antwerpen, 353.

Page 19: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

19

Wie was er eerst? 

Saerens vermoedde dat de afstand tussen gelovige en ongelovige Joden bepaalde groepen

meer naar de randgemeenten dreef. Volgens hem speelde ook een gevoel van onbehagen

onder de Joden die reeds geruime tijd in België woonden ten opzichte van de meer recente

Oost-Europese migranten.56 Ook binnen de Amerikaanse studies bestaat de idee dat integratie

en residentiële spreiding, correleren met hoe lang een migrant in een stad is:

“Over time, a given group would start unassimilated in a highly segregated inner city area

and, over generations, disperse and assimilate; at any given time more recent groups would

be more segregated and less assimilated and older groups would be dispersed and

assimilated57.”

Daarom werd tijdens het onderzoek een vergelijking gemaakt tussen de aankomstdatum van

de Poolse Joden in de kern van de Joodse stadsbuurt en die van wijk Gitschotel. De vraag is of

de Poolse Joden in wijk Gitschotel gemiddeld eerder aankwamen in België dan hun

landgenoten in het centrum. In elk vreemdelingendossier staat de datum waarop een

vreemdeling in België is aangekomen. Sommige dossiers bevatten meerdere aankomstdata.

Het gaat om personen die het land een of meerdere keren verlieten maar terugkeerden. In de

berekeningen werd steeds de eerste datum van aankomst gebruikt. In eerste instantie

berekenden we de tijdspanne tussen 1940, het jaar van de Jodenregistratie, en de eerste

aankomstdatum van de Jood in België. Dit werd tot op de dag nauwkeurig gecalculeerd maar

is in jaren uitgedrukt. De Jodenregistratie in 1940 gebeurde niet op één dag. Om een

standaarddatum te hebben werd gemakshalve voor 1 januari gekozen. Zo zit er tussen 1

januari 1940 en 5 Juli 1891, de aankomstdatum van Chane Silberfeld, 48,40 jaar.58 Het is

belangrijk te benadrukken dat deze waarde niet overeenkomt met de tijd dat de heer Silberfeld

en zijn landgenoten in Antwerpen woonden. Zo verbleef een groot deel Poolse diamantairs

tijdens de eerste wereldoorlog in Den Haag of Amsterdam.59 Ook Silberfeld was onder hen,

hij verbleef toentertijd in Scheveningen, Den Haag. Toch blijft het interessant om de

berekende waarden te vergelijken. Het is immers onwaarschijnlijk dat de bedenking meer

56 SAERENS, Vreemdelingen in een wereldstad, 24. 57 PEACH, "The consequences of segregation", 11. 58 Algemeen Rijksarchief, Ministerie van Justitie. Bestuur Openbare Veiligheid. Dienst Vreemdelingenpolitie, 521133. 59 DE HAAN, Een handvol illusies?, 91-103.

Page 20: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

20

betrekking heeft op één van de onderzoeksgroepen. Op 1 Januari 1940 was het voor Silberfeld

en de andere 39 onderzochte Joden van wijk Gitschotel gemiddeld 23,29 jaar geleden dat zij

voor de eerste keer in België aankwamen. Gemiddeld kwamen zij voor het eerst in België aan

in augustus 1916. Voor de Poolse Joden aan de wijk van het Centraal Station bedroeg het

resultaat 20,61 jaar. Hun gemiddelde aankomstdatum lag ergens in april 1919. De Pools

Joden van wijk Gitschotel waren met andere woorden gemiddeld 2,68 jaar vroeger

aangekomen in België. Om te kijken of dit verschil significant was werd een t-test uitgevoerd.

De uitkomst hiervan was negatief (P=0.27), een verschil is pas statistisch significant wanneer

de P-waarde, of probabiliteit dat de twee gemiddelden verschillen, lager is dan 0.05. Verdere

conclusies mogen dus niet uit het verschil getrokken worden. Volgens de op de steekproef

uitgevoerde t-test is de kans dat er sprake is van een toevalseffect te groot. De oorzaak van de

hoge P-waarde kunnen we afleiden uit de boxplot. Hierop valt te zien dat de variatie in

aankomstdatum binnen de twee groepen zodanig groot is dat ze sterk overlappen en dus

statistisch gezien niet van elkaar te onderscheiden zijn.

Figuur 4: De boxplot van de gegevens met de aantal jaren sinds eerste aankomst voor de twee wijken. Binnen de vierkanten vallen 50% van de waarden, de zwarte lijn in het vierkant geeft de mediaan weer, binnen de stippellijnen liggen 95% van de waarden.

Dat de resultaten niet significant verschillen kan twee betekenissen hebben. Ofwel is de

genomen steekproef niet representatief ofwel was er gewoon geen significant verschil tussen

de aankomst datum van de twee groepen. Een grootschaliger onderzoek is nodig, voorlopig

kan vanuit de aankomstdatum geen grondig onderscheid gemaakt worden tussen de twee

groepen.

Page 21: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

21

Burgess, Brooklyn en te Boelaerpark. 

Brooklyn

Het ontstaan van de Joodse buurt Gitschotel vertoonde op meerdere vlakken gelijkenissen met

de Joden in het New York van begin 19de eeuw. Net als Antwerpen waren de meeste nieuwe

Joodse migranten er rond de eeuwwisseling geconcentreerd in één bepaalde buurt. Bijna 75%

van de Joden leefden er bij elkaar gepakt in de Lower East Side. Geleidelijk aan gingen steeds

meer Joden in de Bronx en Brooklyn wonen. In 1925 waren al 160.000 van de kwart miljoen

Joden in Lower East Side vertrokken uit het kerngebied. Ondanks de schaalverschillen

(Antwerpen telde in 1920 302058 inwoners New York 5620000) vertoonden de residentiële

patronen enkele treffende gelijkenissen. Zo werd ook in New York het suburbanisatieproces

mogelijk door de uitbouw van een degelijk openbaar infrastructuurnetwerk. Net als wijk

Gitschotel hadden Brooklyn en de Bronx bij aanvang van de suburbanisatie nog een sterk

ruraal karakter dat wonen in een groene omgeving mogelijk maakte.

“In 1920 the most crowded neighborhoods clustered within a quarter mile of the two major

transit lines running through the central Bronx. (…) The long subway ride into Manhattan

confirmed the impression of living in the suburbs.(…) The presence of small farms and

undeveloped parcels of land helped to retain the suburban feeling of many sections of

BrookIyn and the Bronx during the 1920s” 60

Tevens was de suburbanisatie in New York op dezelfde wijze onderhevig aan een

sociaaleconomisch selectie:

“As New York City rapidly expanded into its outlying, low-density areas, Jews and non·Jews

alike followed the transit lines to new homes in less congested neighborhood.(…)The

demographic face of New York's Jewish geography always implied an inner social reality.

During the heyday of the Lower East Side, New York Jews saw themselves in geographic

terms, There were the Downtown Jews-the immigrants: the poor, the Yiddish speaking, the

orthodox, the radicals opposite them stood the Uptown Jews: the wealthy, acculturated

American Jews of German-Jewish background, the Reform Jews. The schism in the Jewish

60 MOORE, Deborah Dash, At Home in America. Second generation New York Jews, New York, Columbia University Press, 1981, 24 en 34.

Page 22: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

22

community between its masses and its elite registered in the physical world. Where you lived

explained what you were.”61

Burgess

Dit soort parallellen tussen steden werd al in 1925 gemaakt door Burgess, één van de

kernleden van de The Chicago school of Sociology. Hij deelde de stad op in concentrische

zones. In het midden van dit model bevind zich het Central Business District (C.B.D.). Het

meest essentiële kenmerk van dit district is dat de woonfunctie er verdrongen word door meer

economisch rendabele functies. Voor de Joodse Gemeenschap in Antwerpen zouden we het

diamantdistrict ten westen van het Centraal Station als C.B.D. kunnen aanduiden. Rond het

C.B.D. bevind zich een transitiezone. Het is een woonbuurt die door verval word aangetast

omwille van de functieconcurrentie met het expanderende C.B.D. Alleen de armste, de

werklozen en in het bijzonder de immigranten komen er zich vestigen. In Antwerpen kan

gewezen worden op de buurt rondom de Leeuwerikstraat en Wipstraat. Het waren de zeer

dicht bevolkte straten met slechte levensomstandigheden. Burgess derde zone is een

woonbuurt voor arbeiders, ook wel blue collar of low-class residential genoemd. De reden

voor de arbeidsconcentratie aldaar is dat deze klasse in de buurt van hun arbeidsplaats wenste

te wonen. In Antwerpen was er zo de Joodse concentraties in ondermeer de

Borgerhoutsestraat, de Lamonièrestraat en de straten ten noorden van de Dageraadsplaats. 62

Een vierde zone is de woonzone van de middenklasse. Waar de arbeiderszone gekenmerkt

wordt door flats en ééngezinsrijhuizen, vertoont de zone een beter woonklimaat met nieuwere

woningen. Het hoger inkomen van deze middenklasse, de zogenaamde white collar workers,

maakt dit mogelijk. Straten als de Velodroomstraat en de Generaal Capiaumontstraat waar tot

hiertoe weinig over de Joodse concentratie is geweten, voldeden vermoedelijk aan dat profiel.

61 Ibidem. 21. 62 BURGESS,W., e.a., The city, Chicago, Ill., University of Chicago Press, 1967, 47-62. en VERHETSEL, Ann, Cursus Inleiding tot de Sociale Geografie, Antwerpen, Univesiteit Antwerpen, 2008. 108-114

Page 23: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

23

Figuur 5 : De concentrische cirkels van Burgess, C.B.D. komt op de figuur overeen met

LOOP. 63

Nog verder van het C.B.D. ligt in het model van Burgess een pendelaarzone. Hier treft men de

zogenaamde slaapsteden aan. Ze bestaan uit villa’s en nieuwe woningen. Het bestaan van

dergelijke pendelaarzones is enkel mogelijk indien het stadscentrum goed bereikbaar is. De

hier onderzochte buurt Groenenhoek had al de kenmerken van een dergelijke pendelaarzone.

Het model van Burgess lijkt zeker voor een deel toepasbaar op de casus Antwerpen. Toch

heeft deze vergelijking zeker beperkingen. Ten eerste is het model van Burgess gebaseerd op

de veel sneller groeiende, grootschaligere Amerikaanse steden. De zones in Antwerpen lag

wel heel dicht bij elkaar, soms ging het over niet meer dan enkele straten in plaats van over

een hele buurt. Ten tweede houdt het Burgess model geen rekening met historisch gegroeide

patronen in de stad. In een stad met een rijke geschiedenis zoals Antwerpen speelden ze een

veel grotere rol dan in de Amerikaanse steden. Dit zorgt ervoor dat de concentrische zones

ietwat vervormt in het stedelijk patroon voorkwamen.64 Ten derde houdt Burgess geen

rekening met de religieuze status van de bewoners van de stad. Religieuze concentraties zijn

met het model niet te verklaren.

63 BURGESS,W., e.a., The city, Chicago, Ill., University of Chicago Press, 1967, 51. 64 VERHETSEL, Cursus Inleiding tot de Sociale Geografie, 108-111.

Page 24: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

24

Factoriële ecologie

De kritische bemerkingen bij het model van Burgess zijn niet toepasbaar op de factoriële

ecologie. Ten eerste is de factoriële ecologie gebaseerd op de Belgische steden. Ten tweede

houdt het basismodel van de factoriële ecologie met meerdere aspecten rekening. Deze

aspecten zijn op te delen in drie categorieën. De eerste categorie is het etnische aspect. Dit

aspect houdt rekening met etnische minderheden in de stadsbevolking die ruimtelijk rond

verschillende kernen geconcentreerd wonen. Daardoor is de stad opgedeeld in een

meerkernig ruimtelijk patroon.

Figuur 6 : Etnisch: meerkernig ruimtelijk patroon65

In de Antwerpse casus was er de Joodse buurt aan het Centraal Station en de Joodse buurt

rond Gitschotel. Ook andere migranten clusterden samen in de stad. Een tweede aspect is het

sociaaleconomische. Het is een combinatie van bevolking- en woningkenmerken. Deze

hangen samen met het inkomen en de sociaal economische positie van de huishoudens. De

factor vertoont meestal een sectorieel ruimtelijk patroon.

Figuur7: Sociaaleconomisch: sectorieel ruimtelijk patroon66

De Antwerpse Joodse gemeenschap leek zich inderdaad in dergelijk patroon te hebben

georiënteerd. Vanuit het diamantdistrict vertrok een as naar buiten. Binnen deze as waren veel

Joden in de diamant tewerkgesteld. Het derde aspect werd bepaald door de gezinsstatus. Deze

vertoont een concentrisch ruimtelijk patroon. In de binnenstad wonen vooral

eenpersoonshuishoudens. Het kan zowel gaan om alleenstaande jongeren als om bejaarden.

Omgekeerd vindt men de grote gezinnen in de periferie. Dit beeld wordt echter verstoord door

de grote aanwezigheid van arbeidersgezinnen in de binnenstad.

65 VERHETSEL, Cursus Inleiding tot de Sociale Geografie, figuur 7.6. 66 Ibidem. figuur 7.6.

Page 25: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

25

Figuur 8: Gezin: concentrisch patroon67

Dit aspect verplicht ons enige nuance te maken op het tot nu toe vooropgestelde beeld. In de

scriptie werd aangetoond dat een bepaalde sociaaleconomische status nodig was alvorens men

in wijk Gitschotel kon vertroeven. De factoriële ecologie nuanceert dit beeld. Vooral de

gezinsstatus zou bepalen in welke concentrische cirkel men woont. Dit aspect zou zo

misschien kunnen aantonen wat de Joden in wijk Gitschotel onderscheidde van die in het

residentiële deel van Zurenborg. Toch zijn doorheen de studie enkele aspecten naar voren

gekomen waaruit kan vermoed worden dat wijk Gitschotel gezinnen met veel kinderen

aantrok. Zo was er het hoge percentage met kadasters waarin 1 tot 4 of 4 tot 7 Joden

woonden. Het is echter niet geweten of het in één kadaster over kroostrijke gezinnen dan wel

over meerdere huishoudens van 1 of 2 personen gaat. Daarnaast zijn er de getuigenissen van

het Nederlandse koppel aan Vanden Daelen. Zij vertelden over de vele Nederlanders met

jongens woonachtig in wijk Gitschotel.68 De oorzaak hiervoor lag volgens hen wel bij een

dienstregel. Verder bevestigt de literatuur van Reginal Loyen dat tijdens de

suburbanisatieperiode in Antwerpen veel jonge gezinnen zich in de rand vestigden.69 Het

blijven niet meer dan vage aanwijzingen voor de Gitschotelse casus. Daarom is meer

kwantitatief onderzoek naar de gezinsstatus van de Joodse bewoners van wijk Gitschotel

nodig.

Conclusie 

In het begin van de 20ste eeuw leefden de Joden, waarvan velen nog niet lang in België waren,

voornamelijk geclusterd rondom het Centraal Station. Daar hadden ze werk-, woon-, en

gebedsplaats dicht bij elkaar. In de jaren 20 ontstond echter een Joodse concentratie aan de

Groenenhoek. De vraag van het onderzoek luidde hoe het ontstaan van deze wijk te verklaren

is. In wijk Gitschotel bleken vooral merkwaardig veel Nederlanders te wonen. Dit leek in

eerste instantie verklaarbaar door een Nederlandse dienstplichtregel waarover enkele

Nederlanders getuigden. Toch werd het bestaan van een dergelijke wetgeving nog niet

67 Ibidem. figuur 7.6. 68 VANDEN DAELEN, "Van migrantengroep tot religieuze minderheid”, 218. 69 LOYEN, Reginald, "Demografische ontwikkeling van de stad Antwerpen”, 18.

Page 26: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

26

bevestigd. Bovendien kon de regel de aanwezigheid van een grote minderheid Polen niet

verklaren. Er werd besloten om een toevlucht te doen op modellen die residentiële

stadspatronen onderzoeken. Op een kwantitatieve manier werd het sociaaleconomisch profiel

van de Joden in wijk Gitschotel vergeleken met de Joden in het centrum van de stad. Het

bleek dat vooral beter geïntegreerde welstellende Joden in wijk Gitschotel woonden. Dat

verklaarde ineens de hoge aanwezigheid Nederlanders en tevens de grote minderheid Polen

van de wijk. Beide groepen waren grotendeels tewerkgesteld in de diamantnijverheid. De

buitenwaartse beweging van deze klasse Joden paste in het kader van een breder

suburbanisatieproces. De voornaamste motivaties van de autochtone inwoners om naar de

buitenstad te verhuizen bleken dezelfde als die voor de Joden. Het ware met name de betere

levens- , woon en huurprijsomstandigheden in de tuinwijken. De stijgende mobiliteitsgraad

maakte dat werken in de stad mogelijk bleef. Deze versterkte dan ook het

suburbanisatieproces. Daarnaast werd even dieper ingegaan op de Poolse Joden. Er werd

gezocht of de verklaring voor hun betere integratie te wijten was aan hun gemiddelde

vroegere aankomst in België. Het verschil in de resultaten was echter niet significant genoeg.

Vervolgens werd een parallel getrokken met de residentiële patronen in het New York van

begin 19de eeuw. Daaruit bleek dat ook de Joodse inwoners van New York net rond die tijd

uitweken naar nieuwe suburbs. Net als in Antwerpen was hun residentiële spreiding

onderhevig aan een sociaal economische selectie. Ten laatste werden enkele theoretische

modellen op de Antwerpse casus toegepast. Ten eerste vergeleken we die met het model van

Burgess toegepast op de Antwerpse casus. Zijn concentrische cirkels werden enigszins

teruggevonden in de Scheldestad maar het model kende ook duidelijk zijn beperkingen. Het

factorieel ecologisch model bleek uiteindelijk meer geschikt. De residentiële patronen van de

Joden in wijk Gitschotel werden gekoppeld aan hun etnische en sociaaleconomische status.

De derde factor van het model, de gezinsstatus, werd in dit onderzoek te weinig belicht.

Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of ook daar de wijk Gitschotel binnen het factorieel

ecologisch model past.

Page 27: Burgess, Brooklyn en Te Boelaerpark

27

Lijst inventarisnummers gebruikte vreemdelingendossiers: 

Wijk Gitschotel Centraal Station 521133 A14373 543691 466445 629341 559211 639790 568724 737289 850011 751494 902265 794617 909875 830871 911944 835735 923368 845576 933547 915676 957515 926858 964221 926858 965329 931136 1022053 934180 1025553 966505 1141575 968922 1166819 969447 1168822 982111 1204743 1019776 1288775 1129688 1310477 1141747 1310794 1151953 1334140 1174857 1339982 1273118 1365200 1298441 1371420 1365072 1385570 1388871 1395981 1422076 1442854 1426462 1456522 1454668 1469738 1462556 1501092 1476704 1520440 1530893 1542203 1535678 1543259 1537519 1545786 1541630 1547486 1542492 1551724 1547917 1612891 1564396 A7812