204

CHRISTELIJK · 2016. 10. 21. · 5 VERSLAG van den Secretaris der Unie over het 1aar 1935. Het jaar 1935 was, op politiek gebied, een jaar van drukken arbeid en van velerlei ervaring

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • CHRISTELIJK-H.ISTORISCHE UNIE

    JAARBOEKJE 1936

    N.V. DRUKKERIJ C. BLOMMENDAAL 's-GRAVENHAGE

  • 2

    VERJAARDAGEN DER LEDEN VAN HET VORSTELIJK HUIS.

    30 April (geb. 1909): H. K. H. Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina, Prinses van Oranje-Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enz. enz., Dochter van H. M. Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, en Wijlen Z. K. H. Hendrik, Prins der Nederlanden.

    31 Augustus (geb. 1880): H. M. Wilhelmina Helena Pauline Maria, Koningin der Nederlanden, Dochter van Wijlen Z. M. Willem III en Wijlen H. M. de Koningin-Moeder.

    CHRISTELIJKE FEESTDAGEN.

    Nieuwjaar 1 Januari. Goede Vrijdag 10 April. Paschen 12 en 13 April.

    Hemelvaartsdag 21 Mei. Pinksteren 31 Mei en 1 Juni. Kerstmis 25 en 26 December.

    PAASCHDAGENTABEL in de eerstkomende 65 jaren

    24 I Maart 1940 9 April I 1939- 44-50 25 1951 10 1955-66-77 26 1967-78-89 11 1971-82-93 2ti 1937-48 12 199H 29 1959-64-70 13 1941-52 30 1975-66-97 14 1963- 6!:1-74 31 1991 15 1979-90

    1 April 1945-56 IG 1995 :2 1961-72 17 1938-49-60 3 1983-88-94 18 1954-65-76 4 1999 19 1981-87-92 f> 1942-53 21 1946-57 6 1947-58- 69-HO 22 1962-73-83 7 19Hf> -96 23 2000

    2f> 1943

  • KALENDER VOOR HET JAAR 1936

    I JANUA.RI I FEBRUARI I MAART

    z. - fl 12 19 26 - 2 9 16 23 1 8 15 22 29 M. - 6 13 20 27 - 3 JO 17 24 2 9 16 23 30 D. - 7 14 21 28 - 4 11 18 25 3 10 17 24 31 w. 1 8 1fl 22 29 - fl 12 19 26 4 11 18 2ii -D. 2 9 16 23 30 - 6 Ja 20 27 5 12 19 26 -V. 3 10 17 24 31 - 7 14 21 28 6 13 20 27 -z. 4 11 18 2;) - 1 8 1 f> 22 29 7 14 21 28 -

    : i I ' APRIL MEI JUNI I

    z. - 5 12 19 26 - 3 10 17 24 31 - 7 14 21 28 M. - (j 13 20 27 - 411 18 25- 1 8 15 22 29 D. - 7 14 21 28 - fl 12 19 26 - 2 9 16 23 30 w. 1 H 15 22 29 - (j 1:1 20 27 - 3 10 17 24 -o. 2 9 16 23 30 - 7 11 21 28 - 4 11 18 25 -v. 3 10 17 24 - 1 8 1f> 22 29 - 5 12 19 26 -z. 4 11 18 25 - 2 9 1G 23 30 - I 6 13 20 27 -

    I JULI I AUGUSTUS I SEPTEMBER

    z. - ii 1:2 19 2() - 2 !l 1G 23 30 - 6 1:1 20 27 M. - () 13 20 27 - 3 10 17 24 ;n - 7 14 21 28 D. - 7 14 21 28 - 4 IJ 18 2;)- 1 8 1;) 22 29 w. 1 8 1;) 22 29 - 5 12 19 2() - 2 9 1() 23 30 D. 2 9 l(j :23 30 - (i t:l 20 27 - 3 10 17 24 -V. 3 10 17 24 31 - 7 1-1 21 28- 4 11 18 2;) -

    ' z. 4 11 18 2;) - 1 H lf> 22 29 - fi 12 19 26 -I '

    I I OCTOBER NOVEMBER DECEMBER I z. - 4 11 1H 2ii 1 H )i'l 22 29 - () 13 20 27 M. - ó 12 19 26 2 9 11) 23 30 - 7 14 21 28 D. - G 13. 20 27 3 10 11 24 - 1 8 111 22 29 w. - 7 14 :21 28 4 11 lH 2;)

    ~ ..... 2 9 16 23 30 -

    D. 1 8 15 22 29 5 12 19 26 - 3 10 17 24 31 V. 2 9 16 2:1 30 6 13 20 27 - 4 11 18 25 -z. 3 10 17 24 31 7 14 21 28 - ii 12 19 26 -

  • 4

    Daar .. IS

    het saamhoorigheidsgevoel m onze Unie nog niet voldoende

    ontwikkeld,

    maar

    een nog moet worden aangewakkerd, rust op veler schouders

    taak. leder weldenkend

    Christel i ik-Historisch persoon kan die verstaan, door zich bii de keuze van zijn

    Dagblad te laten leiden, door de beginselen die hij voorstaat en anderen op te wekken tot het lezen van :

    ,,DE NEDERLANDER" Proefnummers worden GRATIS 10 dagen verstrekt.

  • 5

    VERSLAG van den Secretaris der Unie over het 1aar 1935.

    Het jaar 1935 was, op politiek gebied, een jaar van drukken arbeid en van velerlei ervaring. Ook in de Christelijk-Histori-sche Unie was het vroeg-op en laat-naar-bed. Eiken dag weder luidde de wandtekst:

    Zonder zorgen Zijn wij morgen!

    Maar dien dag moest nog even flink worden aangepakt. Trouwens:

    "Slechts wie wakker steeds waakte Op tijd'lijken post;

    Wordt, op last van zijn Koning, Op tijd afgelost."

    Om lijn en kleur te brengen in het beeld van het vele, dat gedurende het jaar 1935, ·in de Unie de geesten gespannen hield en de harten vervulde, noemen wij een zestal data, in chronologische volgorde:

    I. Woensd,ag, 3 April, Alg. Vergadering te Amsterdam. II. Wloensdag, 17 April, Stemming voor de Prov. Staten.

    III. Woensdag, 19 Juni, Stemming voor de Gemeenteraden. IV. 18 tot 20 Juli, Zomerconferentie te Lunteren. V. 23 tot 31 Juli, Kabinets-Crisis.

    VI. Vrijdag, 26 Juli, Stemming voor de Eerste Kamer.

    Het gaat met het lezen dezer data en feiten uit het leven der Unie, als met de jaartallen en gebéurtenissen, die wij op school uit ons chronologie-boekje leerden. Deze begonnen voor ons eerst te leven als "mijnhee1r", al vertellend, ons de toe-dracht en den samenhang der dingen had doen zien. Zóó moge ook de geschiedschrijver der Unie, op elk der genoemde data en feiten iets dieper ingaan.

    De Algemeene Vergadering was, ge,lijk alle jaren, voor velen het hoogtepunt in het leven der Unie.

    De vergadering was druk bezocht. Het aantal deelnemers was ongeveer gelijk aan de getallen in de jaren 1927-1931, doch iets lager dan de cijfers van de laatste drie jaren. Een en ander moge blijken uit de hiervolgende staten:

  • 6

    OVERZICHT VAN HET AANTAL DEELNEMERS AAN DE ALGEMEENE VERGADERINGEN.

    Stemge-Algemeene Aantal rechtigde Aantal

    Vergadering bezoekers leden stemmén 31 October 1918 180 155 268 13 Juni 1919 . . 258 198 383 28 Mei 1920 . . 238 200 405 31 Maart 1921 . 308 244 484 19 April 1922 . 431 361 629 28 Februari 1923 437 403 684 11 Juni 1924 . 465 396 722 15 April 1925 457 366 699 8 April 1926 702 560 899 9 Maart 1927 554 460 803

    12 April 1928 517 438 769 3 April 1929 501 423 721

    23 April 1930 540 452 760 8 A pril 1931 522 442 735

    30 Maart 1932 715 464 824 13 Maart 1933 603 445 829 6 April 1934 702 499 809 3 April 1935 530 444 693

    OVERZICHT VAN DE BEZOEKERS DER ALGEMEENE VERGADERING. VERDEELD NAAR DE PROVINCIEN.

    1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 Friesland 16 34 35 22 23 39 34 37 39 Groningen . 24 22 21 26 21 22 23 25 20 Drenthe. . 14 12 13 11 12 22 13 29 24 Overijsel 40 44 42 34 42 79 60 56 37 Gelderland . 54 71 64 87 70 201 79 116 84 Utrecht . 72 53 52 69 54 70 69 96 56 Noord-Holland 138 101 103 114 116 79 125 86 94 Zuid-Holland . 167 159 148 157 152 168 171 220 148 Zeeland. 13 7 8 7 19 14 12 15 10 Noord-Brabant 14 12 11 10 10 15 11 18 14 Limburg. 2 2 4 3 3 6 6 4 4

    Totaal 554 517 501 540 522 715 603 702 530

    De ~ergadering van 1935 werd, niet zonder bedoeling, op vröegeren datum gehouden dan op den Woensdag, na Paschen, den dag, in de latere jaren steeds voor deze sam.enkomst be-stemd. Het gold toch thans het geven van een stimulans en het trekken van de principieele lijn, met het oog op de Staten~ verkiezing van 17 April.

    De openingsrede van den Voorzitter, welke juist het woord bracht, dat de Unie onder dezet omstandigheden behoe.fde, bracht de vergadering onmiddellijk op het gzwenschte peil.

    In de middag-vergadering hield Professor Mr. F. de Vries een rede over: "Veranderingen in de economische structuur", waar~ in het brandende vraagstuk van de economische ordening op uitnemende wijze werd belicht.

  • 7

    De vergadering onderscheidde zich van hare . voorgangsters, door eene nieuwe methode van het sternmen over zaken, met kleurige stemvlaggen en keurig~ vlaggentellers. De vaandel-stemming volde::!d en zette nieuwe fleur aan de Jaarvergade-ring bij.

    De agenda wer-d vlot afgeweirkt. De aftredende leden van het Hoofdbestuur, Professor Dr. Th. L. Haitjema, Ds. J, Hoekstra en Mr. Dr. A. A. van Rhijn, werden herkozen.

    Een belangrijk besluit, ter v&gadering aangenomen, zal eer-lang zijn invloed in het leven der Unie doen gelden. Voortaan toch zullen aftredende led::!n van het Hoofdbestuur, na zes zittingjaren, niet terstond herkiesbaar zijn. Hoeveel aantrek-kelijks de gedachte van verjonging, welke aan dit voorstel ten grondslag ligt, moge hebben, zoo zal het missen van de mede-werking en het advies van menig trouw Hoofdbestuurder als een werkelijk v&Ues worden gevoeld.

    Voor de Statenverkiezing werd hard gew&kt. De felle Nationaal-Socialistische aanval, welke scherp en hoopvol ge-richt was op de middenpartijen, had bij enkelen de vrees ge-wekt, dat ook de Unie niet' gering verlies zou treffen.

    De vrees werd beschaamd . . Wel ging van onze'71 Statenzetels een tiental v&loren, maar

    ons percentage der stemmen, ove,r het geheele land, was gun-stig. Het bedroeg 9.24 %, tegen 10.69 % bij de Statenverkiezing van 1931 en 9.13 % bij de Kamerverkiezing van 1933, alzoo sedert dat jaar een kleine vooruitgang.

    Bij vergelijking met het verlies der Vrijzinnig-Democraten, Liberalen en Anti-Revolutionairen, sedert 1929 of 1933, bestaat er voor de Christelijk-Historische Unie alle aanleiding tot dankbaarheid.

    Tot staving van deze uitspraak g8ven wij van de percentage

  • 8

    PARTIJ. Zetels 1935 Zetels 1931 Winst Verlies Chr. Rist. Unie 725 764 39 A. R.P. 1028 1087 59 St. Geref. 152 121 31 S. D. A.P. 1025 926 99 Liberalen 468 605 137 Vrijz. Dem. 192 250 58 Communisten 58 30 28 Nat. Herstel 22 22 Gemeente Belang 316 209 107

    In de grootere steden moest de Unie over het algemeen een harer Raadszetels afstaan. In 's-Gravenhage, Haarlem. Arnhem, Leiden en Schiedam konden de Christelijk-Historischen zich op het21elfde aantal zetels handhaven. In Eindhoven werd zelfs een plaats gewonnen.

    Over het algemeen was, ook bij de Raadsverkiezingen, naar verhouding, het verlies bij de Christelijk-Historischen het kleinst. Het bovenstaande overzicht over 657 gemeenten wijst voor hen (sedert 1931) een daling aan van 5.1 %, tegen 5.9 bij de A.-R., 22.6 bij de Liberalen en 23.2 bij de Vrijzinnig-Democraten.

    Ons verlies van totaal 10 Statenzetels boezemde eenige onge-rustheid in ten aanzien der verkiezing voor de Eerste Kamer, op 26 Juli 1935, in de Noordelijke Groep (Friesland en Noord-Holland) en in de Zuidelijke Groep (Noord-Brabant, Limburg en Zeeland). Dat, niettegenstaande deze vermindering van het aantal Statenleden, hier de bevoegde kiezers, de zetels van de H.H. Ter Haar, Pollerna en De Savomin Lobman alle drie behouden bleven, was te danken aan het beleid onzer Staten-fracties en in het bizonder aan de A.-R. Statenleden in de Noordelijke Groep, die. met prijsgeving van een kans op winst voor de eigen partij, zich onmiddellijk tot het steunen der Christelijk-Historischen bereid verklaarden. Inmidd~ls was, op 18, 19 en 20 Juli, de Twaalfde Zomerconfe-

    rentie der Unie te Lunteren, gehouden. Het waren weder schoone en onvergetelijke dagen. Ongeveer

    honderd Unie-leden (heeren en dames, ouderen en jongeren) hadden gehoor gegeven aan den oproep van het Hoofdbestuur der Unie en het Bestuur der Vereeniging van Christelijk-Histo-rische Raadsleden.

    Inleidingen en besprekingen stonden op hoog peil. Ook buiten den kring der Unie trokken zij aandacht. Ds. A. W. M. Odé sprak over: "Het vraagstuk van Kerk en Staat in dezen tijd".

    Dr. F. A. de Graaff belichtte op uitnemende wijre de tegen-stelling: "Machine-Mensch". Prof. Mr. P. Lieftinck gaf zijne krachten tot voorlichting van zijn gehoor omtrent "De toekomst onzer monetaire politiek". Mr. F. A. Helmstrijd waagde zich aan het netelig vraagstuk van "De Autonomie de"r Gemeenten". Leider der ochtend- en avondgodsdiensten was Ds. P. L. Kiehl van Hazerswoude.

    Het was alles uitnemend. Dankbaar. versterkt naar geest en lichaam, keerden de Conferentiegangers huiswaarts.

  • 9

    Drie dagen later, op Dinsdag 23 Juli, brak de Kabinets-crisis uit, welke het Kabinet-Colijn had kunnen doen vallen. Even rommelde het in Nederland en trilde het in den politieken kring, ook in onze Unie. Maar, gelukkig, het was geen echte crisis; het was maar een vergissing. Na acht dagen bleef alles bij het oude. Alleen Professor Slotemaker de Bruïne ruilde de portefeuille van "Sociale Zaken" voor "Onderwijs" en Minister Deckers verhuisde van "Defensie" naar het spiksplinternieuwe Departement van "Landbouw en Visscherij". Mr. Slmgenberg verving Minister Slotemaker de Bruïne aan "Sociale Zaken".

    Zoo kon het bestuur van 's Lands zaken rustig en met vaste hand worden voortgezet, onder leiding van het Extra-Parle-mentaire K:abinet, dat terecht, ook van de Christelijk-Histori-sche Unie, het vertrouwen en den steun geniet.

    Nog eer het jaar 1935 ten einde was, beleefde de Unie eene min-of-meer-schokkende gebeurtenis, vlak bij hare grenzen, op antirevolutionair terrein. Het was niet minder dan een kleine splitsing in de Anti-Revolutionaire Partij.

    Een klein - misschien zelfs 2Jeer klein smaldeel scheidde zich af, om, onder leiding van Professor Visscher, eigen wegen te kiezen.

    In sommige streken, met name in Friesland, op de Veluwe en in Zuid-Holland, zal dez~ nieuwe afscheiding, ook in den kring onzer Unie de aandacht trekken. De leiding der nieuwe partij kent het kerkelijke en politieke erf. Men wil zijn actie voeren zuiver-kerkelijk, interkerkelijk of algemeen-Christelijk-nationaal, naar den aard van de bevolking van een bepaalde streek, een taktiek, welke ietwat vreemd aandoet.

    Wij laten deze zaak verder rusten. Het vooropzetten van het principieele argument der thans "gescheiden" Anti-Revolutio-nairen, (hunne verwerping van den Neutralen Staat) schijnt ons eene miskenning van de historie.

    Bijna bij alle niet-revolutionair~ partijen (zekier bij de groepen van de Rechterzijdel bestaat die overtuiging, dat neutraliteit - tegenover de alom-zich-openbarende aantasting der heiligste goederen van vroomheid, vrijheid, gezag en recht - onmogelijk is. Tot bestrijding der "neutrale staatsgedachte" behoeft Professor Visscher zeker thans geen nieuw~ partij op te richten.

    Ten slotte zij nog met dankbaarheid medegedeeld, dat in het aantal afdeelingen onzer Unie vooruitgang valt te bespeuren, hetgeen moge blijken uit onderstaande opgave, welk~ den stand telkenjare op den eersten December weerge3ft:

    1 December v. h. Jaar 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 Aantal afdeelingen: 754 754 754 770 760 754 756 768

    * * • Alles overziende, wat gedurende het jaar 1935 voorviel, in

    de Unie, aan hare grens en in het algemeen, in het staatkun-dige leven van ons volk, rijst uit het hart een toon van ootmoed en dankbaarheid - en spreekt de mond onwillekeurig deze drie woorden: blijmoedig, ongebroken, Voorwaarts!

    J. R. S. H.

  • 10

    N.v. ONESIFORUS-BANK Maalschappij lol Geldverschaffing voor Kerk- en

    Schoolbouw.

    UTRECHT.

    Commissarissen:

    Dr. C. W. Th. BARON VAN BOETZELAER VAN DUBBELDAM; Mr. J. W. GOEDBLOED; Jhr. Dr. B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET; L. SLAGTER;

    P. WIELINGA.

    Directie: Mr. J. N. BREMMER.

    De Bank verstrekt L E E N I N G E N onder zekerheidsstelling aan KERKEN en SCHOLEN.

    (Sinds hare oprichting werden aan Kerk e n en Sc ho I en 186 leeningen verstrekt tot een

    totaal bedrag van f 3.383.550. - }

    Beleening van INCOURANTE FONDSEN, uitgegeven door Kerken en Scholen.

    De Bank geeft uit

    4 'ro OBLIGATIES MET JAARLIJKSCHE UITLOTING

    in stukken van f 1000.-, f 500.- en f 100.-. P r o s p e c t u s wordt op a a n v r a g e gaarne toegezonden.

    In plaatsen, waar de Bank nog niet is vertegenwoordigd worden actieve Agenten gevraagd.

  • 11

    Meer ruimte meer comfort Iedereen, die voor het eerst in een Ford V-8 der Edition Sélecte rijdt, staat verstelt van de ruimte binnenin.

    De Ford V-8 is een ruime, groote auto-mobiel, mede dank zij het naar voren brengen van den campacten acht-cilindermotor in V-vorm.

    Voor- en achterbanken zijn breed en diep, U rijdt "in centerbalans'', zacht gewiegd tusschen de assen. De Ford V-8 is door en door veilig en gemakkelijk ha.nteerbaar: de ideale wagen voor iaderen automobilist.

    N.V. NEDERLANDSCHE FORD AUTOMOBIEL FABRIEK, AMSTERDAM

  • 12

    CHRISTELIJK-HISTORISCHE UNIE.

    Hoofdbestuur.

    A. Leden gekozen door de Algemeene Vergadering .

    .Jhr. Mr. D. J. de Geer, Prins Mauritslaan 61, 's-Gravenhage (1936).*)

    .J. R. Snoeck Henkemans, Bankastraat 130, 's-Gravenhage (1936).

    H. W. Tilanus, St.atenlaan 125, 's-Gravenhage (1936). W. F. C. van den Broek, Deventerweg 114, Zutphen (1937) . .Jan ter Haar Jr., Jan Luykenstraat 60, Amsterdam-Z. (1937). Mej. Mr. C. F. Katz, Jan van Eijckstraat 8, Amsterdam (1937). Prof. Dr. Th. L. Haitjema, Verl. Heereweg 38, Groningen (1938). Ds. J. Hoekstra, Ternaard (1938). Mr. Dr. A. A. van Rhijn, Wassenaarscheweg 69, 's-Gravenhage

    (1938).

    B. Gekozen door de Kamerkring-vereenigingen.

    I 's-Hertogenbosch: B. Dies bergen, Ruusbroeclaan 25, Eindhoven (1937). Plaatsvervanger: S. J. Baron van Tuyll van Serooskerken, Heeze.

    II Tilburg: J. J. Wallien, Ginneken (1937). Plaatsvervan-ger: Ds. G. C.A. de Roos, Helvoirt (N.-BJ.

    III Arnhem: H. C. J. te Loo, Sprengenweg 67, Apeldoorn (1937). Plaatsvervanger: Ds. C. J. van Paassen, Zutphen.

    IV Nijmegen: Mr. Dr. G. Kolff, Huize "De Gentel", Gelder-malsen (1937). Plaatsvervanger: ....................... .

    V Rotterdam: Prof. Mr. F. de Vries, Van Vollenhovenstraat 11c, Rotterdam (1937). Plaatsvervanger: Mr. F. A. Nele-mans, Mathenesserlaan 227, Rotterdam.

    VI 's-Gravenhage: Anth. Folmer, van Weede van Dijkveld-straat 83, 's-Gravenhage (1937). Plaatsvervanger: B. van Eesteren, Nieuwe Parklaan 69, 's-Gravenhage.

    VII Leiden: H. van Boeijen, Westeinde 5, Voorburg (1938). Plaatsvervanger: Jac. Wil brink, P. J. Blokstraat 18, Leiden.

    VIII Dordrecht: L. Heukels, Aleidastraat 9, Schiedam (1938). Plaatsvervanger: C. Vegt, Barendrecht.

    *) .Jaartal achter den naam geeft aan het jaar van af-treding.

  • 13

    IX Amsterdam: Mr. L. M. de Jong Schouwenburg, Heeren-gracht 480, Amsterdam-C. (1938). Plaatsvervanger: Jhr. F. J. E. van Lennep, Reerengracht 471, Amsterdam.

    X Den Helder: G. Chr. Dun, Wilhelminalaan 23, Alkmaar (1938). Plaatsvervanger: J. Ringers, Kennemerstraatweg 15, Alkmaar.

    XI Haarlem: J. Deinum, Wijkerstraatweg 150, Velsen-Noord (1938). Plaatsvervanger: Ds. J. G. Hooijer, Diemen.

    XII Middelburg: Mr. W. F. E. Baron van der Feltz, Molen-water M. 273, Middelburg (1938). Plaatsvervanger: Mr. H. van der Beke Callenfels, Boulevard 34, Vlissingen.

    XIII Utrecht: Jhr. Mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, Nicolaïlaan 11, Bilthoven (1936). Plaatsvervanger: Jhr. Mr. K. J. Schorer, Maliesingel 16, Utrecht.

    XIV Leeuwarden: J. L. Oosterhoff, Temaard (1936). Plaats-vervanger: H. A. de Vries, Oldeboorn.

    XV Zwolle: J. M. Krijger Jr., Vriezenveen (1936). Plaats-vervanger: Ds. J. P. A. le Roy, Almelo.

    XVI Groningen: Mr. E. J. Th. à Th. van der Hoop van Sloch-teren, Fraeylemaborg, Slochteren (1936). Plaatsvervan-ger: T. Krol, Rijksstraatweg 272, Haren.

    XVII Assen: J. Knappers, Meppel 0936). Plaatsvervanger: W. Koelman, Hoogeveen.

    XVIII Maastricht: Mr. Dr. W. F. J. Frowein, "Goedenraad", Eijs- Wittem (L.l 0936). Plaatsvervanger: F. A. Kraaije-veld, Molenberglaan 75, Heerlen.

    Adviseerende Leden.

    Mr. J. Schokking, Waalsdorperweg 84, 's-Gravenhage; Prof. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, Emmalaan 37, Utrecht; Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, Stoeplaan 1, Wasse-naar; Mr. A. van der Hoeven, Schiedamschesingel 237, Rotter-dam; Mr. R. Pollema, Stationsweg 16, Leeuwarden; Mr. W. L. Baron de Vos van Steenwijk, Lange Voorhout 12, 's-Gravenhage; J. Bakker, Menaldum; Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, De Bilt; Tj. Krol, Rijksstraatweg 272, Haren (Gron.); Dr. H. J. Lovink, Brugschestraat 36, Scheveningen; J. Weitkamp, Hardenberg; Mr. J. W. U. Doornbos, Huyghenslaan 64, Arnhem.

    Dagelijksch Bestuur.

    Jhr. Mr. D. J. de Geer, Voorzitter; Jan ter Haar Jr., Vice-Voorzitter; J. R. Snoeck Henkemans, 1ste Secretaris; Mr. Dr. A. A. van Rhijn, Penningmeester; (Postgiro uit-sluitend: Bureau Chr.-Hist. Unie, 's-Gravenhage No. 35861); H. W. Tilanus, 2e Secretaris; W. F. C. van den Broek; L. Heukels; Prof. Mr. F. de Vries; J. J. Wallien; Mr. J. Schokking, Advisee-rend lid.

  • 14

    Christelijk-Historische Eerste-Kamerclub.

    Voorzitter: Prof. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman, Emma-iaan 37, Utrecht.

    Secretaris: Jan ter Haar Jr., Jan Luykenstraat 60. Amster-dam.

    Jhr. Mr. Dr. N. C. de Gijselaar, Stoeplaan 1, Wassenaar; Mr. A. van der Hoeven, Schiedamschesingel 237, Rotterdam; Mr. Dr. G. Kolff, Huize "De Gentel", Geldermalsen; Mr. R. Pollema, Stationsweg 16, Leeuwarden.

    Mr. W. L. Baron de Vos van Steenwijk, Lange Voorhout 12, 's-Gravenhage, Voorzitter van· de Eerste Kamer.

    Christelijk-Historische Tweede-Kamerclub.

    Voorzitter: Jhr. Mr. D. J. de Geer, Prins Mauritslaan 61, 's-Gra venhage.

    Secretaris: H. w. Tilanus, Statenlaan 125, 's-Gravenhage. J. Bakker, Menaldum; Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer

    van Dubbeldam, de Bilt; Mej. Mr. C. F. Katz, Jan van Eijck-straat 8, Amsterdam; Tj. KroL Rijksstraatweg 272, Haren (Gron.); J. M. Krijger Jr., Vriezenveen; Dr. H. J. Lovink, Brug-scbestraat 36, Scheveningen;; Jhr. Mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, Nicolaïstraat 11, Bilthoven; J. Weitkamp, Harden-berg.

    Bijzondere Cammissiën benoemd door het H. B.

    Voor de Sociale Wetgeving.

    J. R. Snoeck Henkemans (Voorzitter); Jhr. Mr. J. W. H. Rut-gers van Rozenburg (Secretaris); Mr. Dr. J. van Bruggen, Rem-brandtlaan 24, Heemstede; Mej. Mr. C. F. Katz; P. J. Nahuisen, Grietstraat 12, Utrecht; Mr. Dr. A. A. van Rhijn, Wassenaarsehe-weg 69, 's-Gravenhage; Ph. H. Teune, van Oldenbarneveldt-straat 80 UI, Amsterdam; Prof. Mr. F. de Vries, van Vollen-hovenstraat llc, Rotterdam.

    Voor de Financiën der Unie.

    Jan te; Haar Jr. (Voorzitter); Mr. Dr. A. A. van Rhijn (Se-eretaris); Dr. C. J. K. van Aalst, Hoevelaken; Mr. A. van der Hoeven; Mr. Dr. G. Kolff, Geldermalsen; Jhr. Mr. J. W. H. :Rutgers van Rozenburg; Mr. W. F. F. Baron van Verschuer, Beesd.

    Commissie inzake Godsdienst, Kerk en Staat.

    Prof. Dr. Th. L. Haitjema, Groningen (Voorzitter); Dr. M. M. den Hertog, Laan van N. 0. Indië 89, 's-Gravenhage; Dr. J. C.

  • 15

    Kromsigt, Rinsumageest; Ds. A. W. M. Odé, Koudekerk a. d. Rijn; Mr. R. Pollema, Stationsweg 16 Leeuwarden; Prof. Dr. J. de Zwaan, Oegstgeesterlaan 31, Leiden.

    Landbouw-Cpmmissie:

    Dr. H. J. Lovink, Scheveningen

  • 16

    Christ.-Hist. Leden van Provinciale Staten.

    NOORD-BRABANT.

    C. Dane Gz., Willemstad. J. W. Putman Cramer, Eindhoven.

    GELDERLAND.

    Mr. Dr. C. 0. P. Baron Creutz, Bennekom, (Voorzitter der C.-H. fractie).

    H. L. van Doesburg, Wapenveld. Jhr. Dr. J. M. van Haersma de With, Putten (Geld.). Mr. M. Ch. de Jong, Arnhem, (Secretaris der C.-H. fractie). H. Koerselman, Zutphen. H. de Liefde, Culemborg. (Lid van Gedeputeerde Staten). H. C. J. te Loo, Apeldoorn. Joh. Obbink, Aalten Mr. W. F. F. Baron van Verschuer, Beesd.

    ZUID-HOLLAND.

    H. van Boeijen, Voorburg. (Lid van Gedeputeerde Staten). B. van Eesteren, 's-Gravenhage, (Secretaris der C.-H. fractie). Jhr. Mr. D. J. de Geer, 's-Gravenhage, (Voorzitter der C.-H.

    fractie). Mr. F. A. Nelemans, Rotterdam. A. Sneep, Numansdorp. C. van der Steen, Scheveningen. D. van Vliet, Honselersdijk. C. D. van der Vijver, Rijnsburg. Jac. Wilbrink, Leiden.

  • 17

    NOORD-HOLLAND.

    Mr. A. J. Honig, Haarlem. Mr. L. M. de Jong Schouwenburg, Amsterdam,

  • 16

    OVERI.TSSEL.

    P. Jouwsma. Enschede. H. W. ten Kate, Kampen. J. Weitkamp, Hardenberg. (Buitengew. lid van Gedep. Staten). Mr. D. te Winkel, Enschede. (Lid van Gedeputeerde Staten).

    (Voorzitter der C.-H. fractie). J. C. Wolthuis, Vroomshoop. (Secretaris der C.-H. fractie). Ir. M. J. IJzerman, Almelo.

    GRONINGEN.

    Mr. E. J. Th. à Th. van der Hoop van Slochteren, Slochteren. (Voorzitter der C.-H. fractie).

    Tj. Krol, Haren. (Lid van Gedeputeerde Staten). (Secretaris der C.-H. fractie).

    D. J. Mellema, Nieuw Scheemda. J. A. Rademaker, Groningen.

    DRENTHE.

    T. Froentjes, Beilen. J. Knoppers, Meppel. (Lid van Gedeputeerde Staten); (Voorzit-

    ter der Rechtsche fractie en der C.-H. Statenclubl. J. A. Kramer, Assen. J. G. Lodder, Nieuw Weerdinge.

    LIMBURG.

    Geene.

  • 19

    PROGRAM VAN BEGINSELEN, vastgesteld 9 Juli 1908, gewijzigd 21 SEPTEMBER 1917

    en aangevuld 12 APRIL 1928.

    ARTIKEL 1.

    De regel, waarnaar het gezag in den Staat moet worden uitge-oefend is de in de H. Schrift geopenbaarde ordening Gods, onver-schillig welke de personen zijn, die tijdelijk met eenige staats-bediening zijn belast.

    Deze ordening behoort op staatkundig gebied in alles richtsnoer en toetssteen te zijn.

    Ter beoordeeling op staatkundig gebied van de vraag, wat die ordening Gods is, worde gelet, niet alleen op de stellige uitspraken der H. Schrift maar ook op het oordeel der Christelijke Kerk en op de leiding Gods waargenomen in de geschiedenis der volken.

    ART. 2.

    De overheid is als zoodanig Gods dienares en in beginsel alleen verantwoordelijk tegenover Hem, aan Wien zij haar gezag ont-leent.

    Dit belet evenwel niet, dat de personen met uitoefening van de taak der overheid belast, voor hare handelingen aan andere, niet van haar afhankelijke personen (b.v. de Staten-Generaal) verant-woordelijk kunnen worden gesteld.

    ART. 3.

    De overheid is geroepen de Christelijk-Historische grondslagen van het volksleven te bevestigen en de Christelijke beginselen in het staatsleven te eerbiedigen.

    ART. 4.

    In overeenstemming met de historische ontwikkeling van het Christendom op Nederlandsehen bodem moet Nederland bestuurd worden als een Christelijke Staat in Protestantsehen zin.

    ART. 5.

    Het constitutioneel Koningschap, opgedragen aan het Huis Oranje, is de vrucht van de leidingen Gods met ons volk en de natuurlijke ontwikkeling van 's Lands historie en daarom terecht in onze Grondwet bevestigd.

  • 20

    ÁRT. 6.

    Het is de plicht der Volksvertegenwoordiging het door de over-heid aldus in te nemen standpunt tegenover elk revolutionair gezind bewind te handhaven.

    ART. 7.

    Het doel van de Christelijk-Historische Unie is, de door haar beleden beginselen tot erkenning - niet om de regeermacht in handen van met zekere Christelijke beginselen instemmende per-sonen - te brengen.

    Het is dus niet zoozeer te doen om majoriteit (de meerderbeid der kiesgerechtigden) als wel om autoriteit (gezag van het Woord Gods); niet om het succes van de partij, maar om de macht van het beginsel.

    Hierop dient, zoowel bij de organisatie van de partij als bij de samenwerking met andere partijen in de eerste plaats te wor-den gelet.

    ART. 8. Vermits geheel het volk zich aan de ordeningen Gods heeft te

    onderwerpen, verzet de Christelijk-Historische Unie zich tegen een groepeering des volks in twee deelen naar Godsdienstige on-derscheiding.

    Daaruit volgt evenwel niet, dat geen rekening moet worden gehouden met het feit, dat hier te lande tengevolge van de inwer-king der beginselen, door de Fransche Revolutie gehuldigd, en de daaruit voortvloeiende loochening van het Goddelijk gezag op staatkundig gebied het uiteengaan der politieke partijen ten aan-zien van de al of niet-erkenning van dat gezag heeft plaats gehact en in de hand is gewerkt.

    ART. 9. De overheid handhave het Christelijk-Historisch karakter van

    ons volk, door bevordering van de Zondagsrust, door er tegen te waken, dat het karakter van den Christelijken rustdag zou ver-loren gaan en door de instandhouding van de algemeen erkende Christelijke feestdagen.

    ART. 10. Zij is verplicht te waken voor de openbare zedelijkheid, door

    van het terrein des openbaren levens te weren al wat te dien aanzien in strijd is met de duidelijke ordening Gods.

    ART. 11.

    Op haar rust de zorg voor de openbare gezondheid, maar deze verplichting brengt niet mede het recht om iemand te dwingen zich of zijne kinderen te onderwerpen aan kunstbewerkingen, waartegen hij bezwaar heeft.

  • 21

    ART. 12. De overheid behandele de Kerk in haar verschillende vormen

    als van eigen rechte; niet als een vereeniging, maar als openbaring in het volksleven sui juris (met eigen rechtskarakter). Zij be-scherme haar in de uitoefening van den eeredienst, behoudens hare onderworpenheid aan de strafwet, en eerbiedige de historisch verkregen rechten. Ze heseherroe ieders recht om zich van de Kerk los te maken.

    ART. 13.

    De overheid late alle kerkelijke en particuliere instellingen tot verzorging der armen vrij haren arbeid geheel naar welgevallen te regelen; zij beschouwe de verzorging der armen in de eerste plaats als de taak der Kerk; zij trede waar noodig, aanvullend op en bevordere de samenwerking tusschen de verschillende instellin-gen, die in dezelfde gemeente werkzaam ûjn.

    ART. 14. De overheid behoort hier te lande, in verband met de Neder-

    landsche staats- en maatschappelijke ontwikkeling en economische toestanden, het Hooger Onderwijs krachtig te bevorderen.

    Naast volledige vrijlating van het Bijzonder-Hooger-Onderwijs houde zij de Openbare Universiteit als instelling ter ontwikkeling van het wetenschappelijk karakter der natie in stand, doe zij op wetenschappelijk gebied belijdenis van de Christelijke religie door de instelling eener faculteit van Godgeleerdheid op den grondslag der openbaring, hinde zij de wetenschap niet aan eenig dogma.

    ART. 15. Voor zoover het lager onderwijs van overheidswege wordt ge-

    geven, behoort de school te voldoen aan de eischen eener Christe-\ijke opvoeding.

    Waar de toepassing van dit beginsel in een land met een histo-risch verleden als het onze (en met de daaruit ontstane toestan-den) zwarigheden ontmoet, worden deze het best uit den weg geruimd door:

    a. Het onderwijs in handen der locale overheid te laten, waarbij deze rekening dient te houden met de godsdienstige richtingen der locale bevolking.

    b. Aan de ouders of degenen, die daartoe door dezen zijn aange-we

  • 22 het gansche volksonderwijs in zijn twee geledingen toezicht te 'l.ouden en is verplicht het krachtig te steunen. Die steun worde evenwel niet verstrekt aan scholen, waar desbewust zedelijkheid en eerbied voor de wet worden ondermijnd.

    ART. 16.

    De overheid bevordere door het verleenen van bijdragen de oprichting van bijzondere scholen niet behoorende tot die, welke in de beide vorige artikelen zijn genoemd.

    ART. 17.

    De kweekscholen ter opleiding voor onderwijzers behooren zich aan te sluiten bij de beginselen, waarvan eene overeenkomstig de voorgaande artikelen gemaakte regeling van het volksonderwijs uitgaat.

    ART. 18.

    De rechtspraak sta in verband met het zedelijk rechtsbesef der natie volgens wetten, die op de eeuwige rechtsbeginselen rusten. Bij de vaststelling van het strafrecht behoort uitgegaan te worden van het beginsel, dat der overheid het recht om te straffen van Godswege is toegekend, niet slechts om de maatschappij te be-schermen, maar allereerst tot herstel van de geschonden gerech-tigheid, desnoods de doodstraf, waartoe het recht haar in begin-sel toekomt.

    ART. 19.

    Ten aanzien van de regeling der maatschappelijke verhoudingen worde door den wetgever voortdurend rekening gehouden met den groei van het sociale leven.

    Daarbij sta de gelijkgerechtigheid van allen, onverschillig in welken economischen toestand :dj zich bevinden, op den voor-grond, wat met zich brengt, dat er zooveel mogelijk gezorgd worde, dat niemand tengevolge van zijn economische afhankelijkheid ge-dwongen worde tot handelingen, die bij meerdere onafhankelijk-heid als onzedelijk of onbillijk zouden worden geweigerd.

    De overheid is niet geroepen een ieder een bestaan te verzeke-ren, maar wel het verkrijgen daarvan zooveel mogelijk te verge-makkelijken.

    Naar herstel ·der gilden, met hun publiek-rechtelijk karakter moet niet worden gestreefd, maar wel moeten de samenwerking en saamhoorigheid, die in de gilden zich uitspraken, in de hand gewerkt worden, opdat sociale vrede, eisch eener Christelijke maat-schappij, worde bevorderd.

  • 23

    ART. 20.

    De overheid oefent haar gezag uit ten goede van en daarom onder medewerking van het volk.

    Deze medewerking neme toe naarmate de taak der overheid zich uitbreidt.

    De directe medewerking wordt het beste verzekerd door het ver-teenen van kiesrecht aan de bij de wet aan te wijzen personen; gestreefd moet worden, dat alle kringen, waaruit het volk bestaat, zooveel mogelijk tot hun recht komen en bij voorkeur de zoodanigen gekozen kunnen worden, die waarborgen bieden voor een deugdelijke vervulling van de publieke taak, waartoe zij geroepen worden.

    ART. 21.

    In de Koloniën behoort een onbaatzuchtige staatkunde te wor-den gevolgd met nauwgezette inachtneming van het zedelijk en stoffelijk belang van de inlandsche bevolking. Met eerbiediging van het Protestantsch beginsel van Godsdienstvrijheid, zij de regeering zich bewust van hare roeping als Christelijke overheid tegenover het heidendom en het Mohammedanisme. Zij zie toe, dat de eene zending niet verstorend ingrijpe in den arbeid der andere.

    ART. 22.

    Bij de regeling der belastingen worde de rechtvaardigheid ,in dien zin betracht, dat rekening worde gehouden met de draagkracht der verschillende kringen des volks, wat evenwel nimmer leiden mag tot eene opzettelijke bevoordeeling van den eenen maatschappelijken kring ten koste van den anderen.

    ART. 23.

    Waar staatsbemoeiïng onvermijdelijk is, worde zoo min mogelijk van bezoldigde ambtenaren, zoo veel mogelijk van eene van over~ heidswege geregelde medewerking der ingezetenen gebruik gemaakt.

    ART. 24.

    De overheid, geroepen door het instandhouden van leger en vloot, voor behoud onzer nationale zelfstandigheid te waken, zorge even-wel, dat de krijgslasten tot het noodzakelijke beperkt blijven en bevordere, ook in het leger, in de kazerne en op de vloot, mede door behartiging van de godsdienstige en :;.edelijke belangen van soldaat en schepeling, het leiden van een eerbaar en ordelijk leven.

  • 24

    ART, 25.

    In zake het buitenlandsch beleid worde openbaarheid gegeven aan alle!' wat in dit opzicht door de Regeering wordt verricht, voor zoo-ver dit daarvoor geschikt is en de openbaarheid toelaatbaar is zon-der gevaar voor land en volk.

    Geen verbintenissen, in welken vorm ook, welke zouden kunnen leiden tot financieele lasten voor den Staat of tot persoonlijke of geldelijke lasten voor de bevolking, worden aangegaan buiten overleg met de Staten-Generaal.

    Krachtig worde bevorderd het streven naar de beslissing van geschillen tusschen de volken langs den weg van internationale rechtspraak, arbitrage, of bemiddeling, in plaats van door wapen-geweld.

    Voor zoover dit vereenigbaar is met het landsbelang worde steun verleend aan iedere poging, om de rechtsidee in het volkenrechtelijk verkeer te sterken.

  • 25

    STATUTEN,

    vastgesteld inde Algemeene Vergadering van 21 Seotember1917,

    gewijzigd in de Algemeene Vergaderingen van 27 Mei 1920,

    31 Maart 1921, 8 April 1926, 9 Maart 1927, 6 April 1934

    en 3 April 1935.

    I. Algeroeene Bepalingen.

    ARTIKEL 1.

    De Christelijk-Historische Unie wordt gevormd door de Plaat-selijke of Gemeentelijke Kiesvereenigingen, die tot grondslag van samenwerking aanvaarden het Program van beginselen, vastge-steld in de vergadering van afgevaardigden, gehouden te Amster-dam op 9 Juli 1908.

    ART, 2.

    De Unie stelt zich ten doel met alle geoorloofde middelen: a. de kennis van de Christelijk-Historische beginselen te ver-

    breiden, en hunne ontwikkeling en toepassing te bevorderen in overeenstemming met de steeds wisselende toestanden;

    b. de samenwerking tusschen de bij haar aangesloten kiesver-eenigingen te verzekeren;

    c. de verkiezing te bevorderen, in de vertegenwoordiging van land, gewest en gemeente, van personen, die instemmen met de beginselverklaringen der Unie en, als dragers der Christelijk-Historische beginselen, het vertrouwen der kiezers verdienen.

    ART. 3.

    De Unie is samengesteld op de volgende wijze: I. Zij, die instemming betuigen met de beginselen der Unie, en

    die gevestigd zijn in één zelfde gemeente, of in een stad of dorp of buurtschap (deel eener gemeente) of in een deel eener gemeente, dat een gemeentelijken kieskring vormt, vereenigen zich tot eene Gemeentelijke of eene Plaatselijke Kiesvereeniging.

    II. Is in een gemeente slechts één Plaatselijke Kiesvereeniging, zoo is deze tevens de Gemeentelijke Kiesvereeniging.

  • 26

    liL Zijn in een gemeente twee of meer Plaatselijke Kiesver-eenigingen, zoo verbinden deze zich tot eene Gemeentelijke Kies-vereeniging. Eene bestaande Gemeentelijke Kiesvereeniging kan zich splitsen in Plaatselijke Kiesvereenigingen. De bepalingen voor deze verbinding of splitsing en de regelen voor de samenwerking in de Gemeentelijke Kiesvereeniging, worden dan bij afzonderlijk reglement vastgesteld.

    IV. Personen, gevestigd in een deel van een gemeente, als be-doeld sub I, waar nog geen Plaatselijke Kiesvereeniging is ge·· vormd, kunnen door een Plaatselijke Kiesvereeniging, binnen dezelfde gemeente, als lid worden aangenomen.

    Personen, gevestigd in een gemeente, waar nog geen Kiesver-eeniging is gevormd, kunnen door eene Gemeentelijke Kiesver-eeniging, gelegen binnen denzelfden Statenkring of Kamerkring, als lid worden aangenomen; zij nemen daar geen deel aan de stemmingen tot aanwijzing van candidaten voor den Gemeente-raad.

    V. In eiken kieskring voor de verkiezing van leden der Provin-ciale Staten, welke kieskringen in deze Statuten worden aange-duid als Statenkringen, vormen de Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereenigingen tezamen een Statenkring-vereeniging.

    Is in een Statenkring slechts één Plaatselijke Kiesvereeniging of slechts één Gemeentelijke Kiesvereeniging, zoo is deze tevens de Statenkring-vereeniging.

    VI. In eiken Kieskring VJoor de verkiezing van leden der Tweede Kamer, welke Kieskringen, in deze Statuten worden aangeduid als Kamerkringen, vormen de Plaatselijke of Gemeentelijke Kies-vereenigingen, tezamen een Kamerkring-vereeniging.

    Is in een Kamerkring slechts één Plaatselijke Kiesvereeniging of slechts één Gemeentelijke Kiesvereeniging, zoo is deze tevens de Kamer kring-vereeniging.

    VII. Voor de verkiezing van de leden der Tweede Kamer kunnen de Kamerkringen worden vereenigd tot Groepen. De Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereenigingen in één Groep vormen eene Groepsvereeniging.

    VIII. Alle Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereenigingen vor-men tezamen de Algeroeene Vergadering der Unie.

    IX. Voor de stemmingen in de Statenkringvereeniging, de Kamerkrmgvereeniging, de Groepsvereeniging en de Algeroeene Vergadering wijst elke Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereeni-ging één of meer stemhebbende leden en hunne plaatsvervangers aan, naar verhouding van het aantal leden der Vereeniging, die hunne contributie hebben betaald.

  • 27

    Deze verhouding wordt bepaald als volgt: bij een aantal leden, minder dan 21, één afgevaardigde.

    " " " " van 21 tot 50, twee afgevaardigden. " " " " " 51 " 90, drie " " " 91 " 140, vier " " " " " 141 " 200, vijf " " " " 201 " 270, zes " " " " " 271 " :!50, zeven " " " " 351 " 440, acht " " " " " " 441 " noo, negen " " " " " meer dan ()00, tien " Eén afgevaardigde kan, mits behoorlijk gemachtigd, ook voor

    andere afgevaardigden van kiesvcreenigingen uit den zelfden Kamerkring stemmen, met dien verstande, dat een persoon ten hoogste 4 stemmen mag uitbrengen.

    X. Het Hoofdbestuur der Unie bestaat uit 27 leden. Van deze 27 worden 9 !!:den gekozen door de Algeroeene Vergadering. Voorts wijst elk der 18 Kamerkringvereenigingen een harer be-stuursleden aan als lid - en een ander harer bestuursleden als plaatsvervangend lid van het Hoofdbestuur. Bij ontstentenis van het aangewezen lid treedt het plaatsvervangend lid op.

    De verkiezing ter Algeroeene Vergadering heeft plaats uit een candidatenlij st, vermeldende de aanbevolenen door het Hoofdbe-stuur en de namen der candidaten, welke uiterlijk 14 dagen vóór de Algeroeene Vergadering door een Kiesvereeniging bij het Hoofdbestuur zijn ingezonden.

    Deze verkiezing geschiedt bij ééne vrije stemming, en, zoo noo-dig, eene herstemming tusschen een dubbeltal. Om gekozen te zijn is vereischt, bij de stemming, de volstrekte meerderheid - bij de herstemming de betrekkelijke meerderheid - der geldig uitge-brachte stemmen.

    Mocht in de Algeroeene Vergadering, bij de vrije stemming, de volstrekte meerderheid zijn verkregen door meer personen, dan er plaatsen te vervullen zijn, zoo zijn gekozen zij, die de meeste stemmen verkregen.

    Bij onzekerheid, door gelijk aantal verkregen stemmen, is de oudste in jaren gekozen.

    De leden der Unie, leden der Staten-Generaal, voorzoover zij geen lid van het Hoofdbestuur zijn, en de Voorzitter van de Fede-ratie van C. H. Jongerengroepen, worden mede tot zijne vergade-ringen genoodigd en hebben daar een raadgevende stem.

    Andere personen, welke zich jegens de Unie buitengewoon ver-dienstelijk hebben gemaakt, kunnen door de Algeroeene Vergade-ring, op voorstel van het Hoofdbestuur, tot adviseerend lid van het Hoofdbestuur en (of) het Dagelijl

  • 28 ART. 4.

    Personen, gevestigd in plaatsen, waar geen kiesvereeniging be-staat en die niet, volgens het bepaalde in Art. 3, sub IV, door eene andere kiesvereeniging als lid zijn aangenomen, worden door het Hoofdbestuur als buitengewoon lid der Unie ingeschreven. Zij betalen aan het Hoofdbestuur een jaarlijksche contributie van ten minste f 1.-. Zij hebben het recht de Algemeene Vergadering der Unie bij te wonen en aan de beraadslaging deel te nemen.

    ART. 5.

    In elke vergadering der Unie spreken en stemmen de leden naar eigen overtuiging.

    Alle besluiten over zaken worden genomen met meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen.

    Over personen wordt schriftelijk, over zaken wordt mondeling gestemd. Bij staking van stemmen over zaken wordt een voorstel geacht te z~jn verworpen.

    Bij verkiezing van personen worden gevolgd de regelen, voor-geschl'even in artikel 3 X:, met dien verstande, dat, behalve in de Algemeene Vergadering en in de Kamerkringvereenigingen, noo-dig zullen zijn twee vrije stemmingen voor dat tot herstemming wordt overgegaan. ·

    Periodiek aftredende leden van besturen of commissiën zijn terRtond herkiesbaar, tenzij daaromtrent in het reglement eener Gemeentelijke of Plaatselijke Kiesvereeniging anders mocht zijn bepaald. Zij blijven hunne functiën waarnemen tot zij door nieuw-benoemden zijn vervangen.

    Den leden, die doorloopend met tijdroovende werkzaamheden zijn belast, kan uit de kas der Vereeniging, welke hun deze werk-zaamheden opdroeg, eene geldelijke vergoeding worden toegelegd.

    II. Taak en werkwijze van de onderscheidene Vereenigingen en hare Besturen.

    ART. 6.

    Elke Plaatselijke-, Gemeentelijke-, Statenkring- of Kamerkring-vereeniging kiest haar eigen bestuur en stelt haar eigen huis-houdelijk reglement vast, met inachtneming dezer Statuten. Deze reglementen zijn onderworpen aan de goedkeuring van het Hoofd-bestuur.

    Voor de reglementen, in het eerste lid bedoeld, worden modellen door het Hoofdbestuur samengesteld.

    In de Kamerkring- en Statenkringvereeniging zijn stemgerech-tigd hare gekozen bestuursleden en de volgens Art. 3, sub IX, aangewezen stemhebbende leder, der Plaatselijke- of Gemeentelijke Kiesvereenigingen.

  • ART. 7.

    De contributiën der leden worden geïnd door het Bestuur der Plaatselijke of der Gemeentelijke Kiesvereeniging. De financieele verhouding tusschen de Plaatselijke- en de Gemeentelijke Kiesver-eeniging wordt vastgesteld in het reglement, bedoeld in Art.·· 3,_ sub HL ·

    De Plaatselijke Kiesvereeniging betaalt jaarlijks, in den loop van Maart, voor elk lid der Kiesvereeniging 25 cents aan het Hoofd-bestuur, 10 cents aan de Kamerkringvereeniging en 5 cents aan de Statenkringvereeniging. Over deze bedragen wordt door den daartoe gerechtigden penningmeester beschikt.

    Bij niet tijdige betaling van een of meer dezer bijdragen vervalt het recht van vertegenwoordiging, tenzij, ten genoege van het daarbij betrokken Bestuur, alsnog een billijke reden van verontschuldiging wordt aangevoerd.

    ART. 8.

    De Plaatselijke Kiesvereenigingen wijzen de stemhebbende leden en hunne plaatsvervangers aan, bedoeld in Art. 3, sub IX, tenzij besloten mocht zijn deze aanwijzing te doen geschieden door de Gemeentelijke Kiesvereeniging;

    zij stellen voorloopige candidaten voor de Provinciale Staten en voor de Tweede Kamer;

    zij dragen zorg voor de verspreiding der propagandalectuur en trachten door huisbezoek het ledental der Kiesvereeniging uit te breiden;

    zij prodameeren de candidaten, overeenkomstig Afdeeling lil dezer statuten gesteld, en bevorderen z,ooveel mogelijk hunne ver-kiezing.

    Leden der Kiesvereeniging, die geen kiezer zijn, nemen geen dee1 aan de stemming voor candidaten van de openbare colleges.

    ART. 9.

    De Besturen van de Plaatselijke Kiesvereenigingen dragen zorg voor de inning der contributiën en voor hare verdeeling overeen-komstig Art. 7;

    zij houden twee registers bij: één van de namen en woonplaat-sen van de leden der kiesvereeniging; één van de namen en woonplaatsen der kiezers, die, hoewel geen lid der kiesvereeni-ging, toch geacht worden de candidaten der Unie te willen steunen;

    zij verstrekken deze registers ter inzage aan de Besturen der Statenkringvereeniging en der Kamerkringvereeniging;

    zij doen in den loop van de maand Januari mededeeling aan deze beide besturen van hunne eigene samenstelling en van het aantal leden der kiesvereeniging;

  • 30

    zij geven bij vertrek van een der leden van de kiesvereeniging naar elders, op daartoe door het Bureau der Unie verstrekte kaart-formulieren, van diens verhuizing kennis aan het bestuur der in de nieuwe woonplaats gevestigde kiesvereeniging, of aan het Hoofd-bestuur, indien in de nieuwe woonplaats geen kiesvereeniging der Unie mocht bestaan. Het bestuur der Kiesvereeniging of het Hoofdbestuur schrijft, overeenkomstig deze kennisgeving, den ver-huisde als lid in.

    ART. 10.

    De Gemeentelijke Kiesvereenigingen stellen zelfstandig de can-didaten voor het lidmaatschap van den Gemeenteraad.

    Ingeval in een Gemeente afzonderlijke Plaatselijke Kiesvereeni-gingen bestaan, vermeldt het reglement, bedoeld in Art. 3, sub III, op welke wijze daarmede bij de candidaatstelling wordt rekening gehouden.

    Het bepaalde in de beide laatste leden van Art. 8 geldt ook voor de Gemeentelijke Kiesvereeniging.

    ART. 11.

    De besturen van de Gemeentelijke Kiesvereenigingen zorgen voor de indiening van de candidaten-lijsten bij de Gemeenteraads-verkiezingen;

    zij doen jaarlijks, in den loop van de maand Januari, van hunne samenstelling mededeeling aan de besturen der Statenkrmgver-eeniging en der Kamerkringvereeniging.

    ART. 12.

    De Statenkringvereenigingen bespreken de voorloopige eaudi-daturen voor de Provinciale Staten;

    zij prodameeren de definitieve candidaten, overeenkomstig Af-deeling III dezer Statuten gesteld, en bevorderen zooveel mogelijk hunne verkiezing.

    ART. 13.

    De besturen van de Statenkringvereenigingen doen van hunne samenstelling mededeeling aan het Bestuur der Kamerkringver-eeniging en ?.an het Hoofdbestuur;

    zij doen al het mogelijke tot het vormen en versterken van kiesvereenigingen binnen den Kring.

    Bij de verkiezing voor de Provinciale Staten rust op hen de taak bij het hoofdstembureau in de hoofdplaats van den Statenkring de candidatenlijst in te leveren, geteekend door 25 bevoegde kie-zers - en, binnen zeven dagen na de openbaarmaking der candi-datenlijsten, schriftel\jk mede te deelen, aan het centraal stem-

  • 31

    bueeau in de hoofdplaats dee Provincie, met ·welke andeee lijsten de ingeleverde candidatenlijst tot rl-n groep wordt verbonden.

    ART. H.

    De Kamerkrlngvereenigingen benoemen elk één lid van het Hoofdbestuur, overeenkomstig het bepaalde in Art. 3, sub X;

    zij bespreken de voorloop1ge eandidaturen voor de Tweede Kamer;

    zij prodameeren de definitieve eandidaten, volgens Afdeeling 111 dezer Statuten gesteld, en bei'OJ'deren zooveel mogelijk hunne verkiezing.

    AnT. Jr,. De Beslni·cn van de Kmuerkringvcreenigingen houden naam-

    lijsten bij van de leden van het eigen college en van de besturen der plaatselijke-, gemeentelijke- en Statenkriug-vereenigingen bin-nen hunnen kring;

    zij doen van de samenstelling dezer besturen en van de aantal-len leden van de kiesvereenigingen binnen hunnen kring mede-deeling aan het Hoofdbestuur; zij bevorderen de vorming van de Plaatselijke-, Gemeentelijke- en Statcnkring-vcrecnigingen binnen hun gebied en geYen jaarlijks vcrslag van dezen hunnen arbeid aan het Hoofdbestuur;

    zij beslissen, behoudens beroep op het Hoofdbestuur, omtrent de toelating tot de Unie van personen en omtrent de afsnijding van leden, tegen welke door de desbetreffende Plaatselijke of Gemeentelijke Kicsvcreeniging bezwaren zijn ingebracht.

    Bij de verkiezing van de Tweede Kamer rust op hen de taal< bij het hoofdstembureau in de hoofdplaats van den Kamerkrin~ de candidatcnlijst in te leveren, geleekend door minstens 25 be-voegde kiezers, hierbij opgevende, dat als gemachtigde en diens plaatsvervanger, tot het verbinden van de lijst met de andere lijsten der Unie tot één groep, de Pl'I'Stc en de tweede Secretaris (met name te noemen) der Unie zijn aangewezen.

    III. De vaststelling van de Candidatenlijsten. ART. 16.

    In het jaar, vom·afgaande aan het jaar der periodieke aftreding van de leden rler Tweede Kamer, richt het Dagelijksch Bestuur, vóór 1 November, tot alle Plaatselijke en Gemeentelijke Kiesver-eenigingen het vcrzoek uiterlijk 1 December aan het adres van den eersten Secretaris vertrouwelUk mededeeling te doen van naam, woonplaats en beroep van trn hoogste 10 personen, di.e zij voor het lidmaatsehap d!'r KameJ' in aanmerking wcnschen te brengen.

  • 3Z

    Het Dagelijksch Bestuur plaatst deze namen in alphabetische orde op een lijst, welke lijst onverwijld vertrouwelijk wordt toe-gezonden aan de leden van het Hoofdbestuur en aan de in Art. 17 bedoelde buitengewone leden.

    ART. 17.

    De Kamerkringvereenigingen wijzen voor 1 December elk een persoon, benevens zijn plaatsvervanger aan, om zitting te nemen als buitengewoon lid v::tn het Hoofdbestuur voor de werkzaam-heden, in dit artikel en in artikel 22 bedoeld. Zij verstrekken den Secretaris van het Hoofdbestuur onverwijld opgave van naam en adres van het aangewezen lid.

    Het Hoofdbestuur, aangevuld met de 18 buitengewone leden, vergadert in het begin der maand Januari, tot bespreking der personen, wier namen door de kiesvereenigi,ngen zijn opgegeven, of die door ten minste vijf leden van de vergadering tot aanvulling der lijst worden aanbevolen.

    Als resultaat dier bespreking stelt de vergadering de groslijst vast, vermeldend de namen, in alphabetische volgorde.

    De vergadering bepaalt het aantal candidatenlijsten, dat zal worden gevormd. Ingeval de vergadering besluit, dat deze Jijsten niet voor alle Kamerkringen gelijkluidend zullen zijn, wijst zij de Kamerkringen aan, waarin een afzonderlijke lijst zal worden in-gediend, en die, waarin eene voor twee of meer kringen gelijk-luidende lijst zal gelden. Zij bepaalt tevens het aantal en de samen-stelling der groepen, waarin de stemming over de lijst zal plaats · vinden. Elke groep omvat één of meer Kamerkringen.

    De vergadering bepaalt het aantal candidutcn, dat op een afzon-derlijke, c.q. een gelijkluidende lijst zal worden geplaatst.

    ART. 18.

    De Secretaris der Unie zendt vóór 15 Januari aan al1e Plaat-selijke, Gemeentelijke en Kamerkringvereenigingen een exemplaar der groslijst, vergezel.d van zoodanige toelichting, als door het Dagelijksch Bestuur, op grond van de verworven gegevens en de gehouden bespreking, zal zijn vastgesteld.

    Tevens worden de Besturen van Kamerkringen, die één Groep vormen, uitgenoodigd onverwijld elk een bepaald getal leden af te vaardigen, naar een samenkomst, om het tijdelijk Groepsbestuur te constitueeren en plaats en uur der groepsvergadering vast te stellen. De uitnoodiging bevat de aanwijzing van het Kringbestuur, dat de samenkomst zal bijeenroepen.

    In Kamerkringen, die zelfstandig een Groep vormen, bepaalt het Kamerkring-Bestuur plaats en uur der vergadering.

  • 33 ART. 19.

    De Kiesvereenigingen vergaderen vóór 15 Februari tot bespre-king van de groslijst en tot het aanwijzen overeenkomstig het bepaalde in Art. 3, sub IX, van hare afgevaardigden naar de ver-gadering van Groep of Kamerkring, waar de stemming voor de candidatenlijst zal plaats hebben.

    ART. 20.

    De vergaderingen der Groeps- of Kamerkringvereenigingen, tot stemming over de candidatenlijst, vinden zooveel mogelijk op één-zelfden door het Hoofdbestuur te bepalen datum, Ln de tweede helft van Februari, plaats.

    Het materiaal aan candidatenlijsten, stembHjetten en stemlijsten is voor alle vergaderingen van gelijk model en wordt door het secretariaat der Unie tijdig en in voldoend getal aan de betrokken besturen toegezonden.

    ART. 21.

    In de vergadering der Groepsvereeniging worden de candidaten, elk afzonderlijk, besproken. Een candidaat, in de vergadering aan-wezig, verlaat deze wanneer de bespreking zijner candidatuur aan de orde is.

    Na afloop der bespreking wordt over de candidaten gestemd door de stemgerechtigden.

    Stemgerechtigd zijn ten hoogste tien Bestuursleden van elk der Kamerkringvereenigingen tot de groep behoorende, en de, volgens Art. 3 sub. IX, aangewezen stemhebbende leden der Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereenigingen.

    Elk stembiljet moet, om geldig te zijn, niet minder namen van op de groslijst voorkomende personen bevatten, dan ingevolge art. 17, 5e lid, is vastgesteld. Vóór de stemming vestigt de Voorzitter er de aandacht op, dat alle biljetten met een kleiner aantal namel\ ongeldig zijn.

    Aan den candidaat, wiens naam op een 8tembriefje is gesteld op de le plaats, worden toegekend zooveel punten, als er namen op de candidatenlijst zullen voorkomen, de tweede plaats geldt voor één punt minder en zoo vervolgens. De namen, vermeld na dien, waaraan één punt is toegekend, worden beschouwd als niet ge-schreven. Het Bestuur telt de punten samen en zendt het proces-verbaal der stemming onverwijld aan den Secretaris der Unie.

    ART. 22.

    Zoodra de processen-verbaal van alle groepen zijn ingekomen, vergadert het Dagelijksch Bestuur der Unie. Het stelt voor eiken candidaat het aantal punten vast, dat deze voor zijn plaatsing op

    B

  • 34

    een bepaalde lijst beeft verkregen en rangschikt vervolgens op elke lijst de candidaten naar het door hen voor die lijst verkregen puntental.

    Op een candidatcnlijst worden geplaatst, tot een aantal, als bedoeld in art. 17, 5e lid, zij, die bij de stemming voor die lijst het hoogste aantal punten verkregen. Bij gelijk aantal punten be-slist het lot. Als een der gestelde eaudirlaten mocht bedanken, wordt de candidatenlijst voltallig gehouden door opschuiving der namen, die op zijnen naam volgen.

    Indien het Dagelijksch Bestuur van oordeel is, dat het belang der Unie dringend vordert, een wijziging in een candidatenlijst aan te brengen, wordt het Hoofdbestuur, aangevuld met de 18 buitengewone leden, onverwijld bijeengeroepen. Blijkt deze ver-gadering bij 2 /3 der uitgebrachte stemmen, de meening van het Dagelijksch Bestuur te deelen, zoo worden de kiesvereenigingen in de betrokken Kamerkringen uitgenoodigd, binnen een termijn van 14 dagen, schriftelijk hare beslissing te geven. Verklaren meer dan lj3 dezer Kiesvereenigingen zich tegen het voorstel van het Hoofdbestuur, zoo wordt dit beschouwd te zijn verworpen.

    De candidatenlijsten, met vermelding der eerstvolgende candi-daten, worden in de Christelijk-Historische pers openbaar gemaakt.

    Indien door kiesvereenigingen bezwaren mochten worden inge-bracht tegen de gepubliceerde eandidatenlijsten, op grond van ver-meende onregelmatigheid, zoo is de beslissing, op grond van Art. 33, sub 7, aan de Algemeene Vergadering.

    Het Hoofdbestuur draagt zorg voor de verbinding der candi-datenlijsten.

    ART. 23.

    Bij ontbinding van de Tweede Kamer vinden de bepalingen van de Artt. 16-22 overeenkomstige toepassing. De aan te wijzen dagen en termijnen worden dan door het Hoofdbestuur bepaald.

    ART. 24.

    Voor het stellen van candidaten voor de Provinciale Staten wordt gehandeld als volgt.

    Het Hoofdbestuur bepaalt tijdig voor het geheele land de dagen en termijnen, overeenkomend met de dagen en termijnen, ge-noemd in de Artt. 16, 17, 18, 19 en 20.

    Voor Provinciën, die tevens een Kamerkring vormen, richt het Hoofdbestuur tot het Kamerkringbestuur het verzoek tijdig een samenkomst te beleggen met de Besturen der Statenkringvereeni-gingen, ten einde in die samenkomst te bepalen hoeveel candida-tenlijsten zullen worden ingediend in de Provincie, en welke

  • 35 Staten!,;ringen tot een groep zullen worden vereenigd. Een groep kan één of meer Statenkringen of wel de geheele Provincie om-vatten.

    In de Provinciën Noord-Brabant, Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Holland wijst het Hoofdbestuur een der Kamerkringbestu-ren aan, waarvan de oproeping z:tl uitgaan tot de andere Kamer-kringbesturen en de Statenkringbesturen in de Provincie.

    Het bepaalde in de Artt. 16-:!:l vindt voorts overeenkomstig toepassing.

    De vergadering van de Kamerkringbesturen met de Statenkring-besturen vervult hierbij de taak van het uitgebreid Hoofdbestuur, genoemd in Art. 17.

    De stemming tot vormirig van de candidatenlijst of de candida-tenlijsten, heeft plaats in de vergadering van de Statenkringver-eeniging of van de groep van Stalcnkringvereenigingen, die daar-toe volgens het derde lid van dit artikel zijn aangewezen. Bij deze stemming hebben stemrecht ten hoogste tien Bestuursleden van elk der Statenkringvereenigingcn en de, volgens Art. 3, sub IX. aangewezen stemhebbende leden van de Plaatselijke of Gemeen-telijke Kiesvereenigingen.

    IV. Het Hoofdbestuur.

    ART. 25.

    Het Hoofdbestuur heeft de algemeene leiding der Unie; het bevordert de oprichting van Plaatselijke-, Gemeentelijke-,

    Statenkring- en Kamerkringvereenigingen; het is belast met de voorbereiding en de uitvoering van de

    besluiten van de Algemeene Vergadering; het voert, zoo noodig, onderhandelingen met derden; het houdt een register bij van de buitengewone leden, van de

    aantallen leden der plaatselijke vcreenigingen en van de samen-stelling van het eigen college en van de besturen der Kamerkring-, Statenkring-, Gemeentelijke en Plaatselijke vereenigingen;

    het beslist in hooger beroep, omtrent de toelating tot de Unie van personen en omtrent de afsnijding van leden tegen welke door -de desbetreffende Plaatselijke of Gemeentelijke Kiesvereeniging bezwaren zijn ingebracht;

    het zorgt voor de samenstelling en de verspreiding van propa-gandalectuur en van een jaarbericht, vermeldende o.a. de samen-ste!Hng en de adressen van de colleges en besturen in het 5e lid van dit Art. genoemd;

    het publiceert, in de Christelijk-Historische pers, een beknop! verslag van elke Hoofdbestuursvcrgadering;

    het bevordert, in overleg met cle Besturen der Kamerkringver-eenigingen, het beleggen van strPekvergaderingen in de verschil-

  • 36 lende provinc1en, waar Hoofdbestuursleden en Unieleden elkaar regelmatig ontmoeten ter bespreking van dringende politieke vraagstuken;

    het is bevoegd uit of buiten zijnen kring bijzondere cammissiën of personen uit te noodigen voor een bepaalde taak.

    ART. 26.

    Het Hoofdbestuur, samengesteld en verkozen, volgens het bepaalde in Art. 3, sub X, kiest uit zijn midden den Voorzitter, den eersten Secretaris, benevens nog zeven leden, welke negen leden te zamen het Dagelijksch Bestuur der Unie vormen. Bij deze verkiezing wordt rekening gehouden met den eisch, dat ten hoogste drie leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in het Dagelijksch Bestuur zitting hebben. Het Dagelijksch Bestuur kiest uit zijn midden den Vice-Voorzitter, den Penningmeester, den tweeden Secretaris en den tweeden Penningmeester. Het Dage-Iijksch Bestuur is belast met de voorbereiding en de uitvoering der besluiten van het Hoofdbestuur.

    Elk jaar, op den len April, treden, volgens rooster, 9 leden van het Hoofdbestuur af, van welke 3 gekozen door de Algemeene Vergadering en 6 gekozen door de Kamerkringvereenigingen. Tegelijk met het Lid van het Hoofdbestuur treedt ook ûin plaats-vervanger af. Leden van het Dagelijksch Bestuur, aftredend als lid van het Hoofdbestuur, treden mede af als Voorzitter, eerste Secretaris, of lid van het Dagelijksch Bestuur. De afgetredenen in elk der genoemde functies, zijn herkiesbaar, met dien verstande, dat na zes zittingsjaren zij niet direct herkiesbaar zijn, doch één jaar van herverkiezing zijn uitgesloten. Deze beperking geldt niet voor den Voorzitter en den eersten Secretaris ..

    De leden ontvangen uit de kas der Unie vergoeding van de werkelijk door hen gemaakte kosten voor het bijwonen der ver-gaderingen van het Hoofdbestuur of voor het vervullen van bizon-dere zendingen, hun opgedragen door het Hoofdbestuur of door den Voorzitter der UniC'.

    ART. 2ï. De ~oorzitter of de Vice-V oorzitter heeft de leiding van de

    vergaderingen van het Hoofdbestuur en van de Algeroeene Ver-gaderingen.

    ART. 28.

    De eerste Secretaris bewaart het archief der Unie; hij houdt het rotuienboek van Hoofdbestuur en Algeroeene Vergadering; hij is belast met de leiding van het partijbureau; hij voert in overleg met den Voorzitter de correspondentie; hij houdt aanteekening

  • 37 van de inkomende en uitgaande brieven en houdt van deze laatste eensluidend of verkort afschrift; hij draagt zo11g, bij verkiezingen voor de Tweede Kamer, voor het doen der mededeeling, bedoeld in het laatste lid van Art. 22.

    De tweede Secretaris staat hem desverlangd ..in zijne werkzaam-heden bij, vervangt hem bij ontstentenis en is meer in het bijzon-der belast met het organisatorisch werk.

    ART. 29. De eerste Penningmeester ontvangt van de Plaatselijke Kies-

    vereenigingen geregeld het deel harer contributiën, genoemd in het tweede lid van Art. 7; hij ontvangt verder alle aan de Unie toekomende gelden en doet daarvan de vereischte betalingen; hij beheert een afzonderlijk in te richten fonds voor de kosten de!' verkiezingen voor de Tweede Kamer; hij doet jaarlijks vóór 1 April aan het Hoofdbestuur rekening en verantwoording van zijn beheer over het afgeloopen jaar.

    De tweede Penningmeester staat hem desverlangd in zijn werk-zaamheden bij en vervangt hem bij ontstentenis.

    AnT. 29a. Te 's-Gravenhage is gevestigd het Inlichtingen- en Propaganda-

    bureau der Unie; het staat onder leiding van het Hoofdbestuur. Het is belast met het verzamelen en verstrekken van gegevens, ·welke van belang zijn voor de Christelijk-Historische Staatkunde.

    Het neemt de zorg op zich voor de samenstelling en versprei-ding van lectuur, de Christelijk-Historische Staatkunde betref-fende.

    ART. 2()b.

    Personen, bedoeld in Art. 3, sub IV, kunnen door het Kamerkring-bestuur belast worden met een Correspondentschap der Unie. Het Kamerkringbestuur doet hiervan mededeeling aan het Hoofdbe-stuur. Correspondenten dragen zorg voor de propaganda der Unie in hun stad. dorp of buurtschap.

    V. De Algemeene Vergadering.

    ART. 30.

    Alle leden der Unie hebben toegang tot de Algeroeene Vergade-ring en kunnen aan de beraadslagingen deelnemen. Stemrecht hebben alleen de leden van het Hoofdbestuur, de volgens Art. 3, sub IX, stemhebbende leden der Gemeentelijke of Plaatselijke Kiesvereenigingen en de leden der Staten-Generaal, voor zoover zij niet reeds uit anderen hoofde stemgerechtigd zijn.

    Het Dagelijksch Bestuur der Unie vormt het bureau van de

  • 38 Algemeene Vergadering. Ter vergadering kunnen geen punten worden behandeld, die niet op de agenda zijn vermeld, tenzij er spoedeisellende zaken zijn en twee derden der aanwezige stem-hebbende leden de onmiddellijke behandeling daarvan goedkeurt.

    Aan alle Kiesvereenigingen en in een daartoe door het Hoofd-bestuur aan te wijzen Dagblad wordt tijdig mededeeling gedaan van den datum der Algemeene Vergader1ng en van den datum waarop uiterlijk voorstellen kunnen worden ingediend, ter vermel-ding op de agenda.

    Elk voorstel, dat op de Algemeene Vergadering ter tafeT wordt gebracht, is eventueel voorzien van een korte toelichting en van een prae-advies van het Hoofdb"stuur.

    ART. 31. Elk jaar, in den loop der eerste zes maanden, heeft een Alge-

    meene Vergadering der Unie plaats.

    ART. 32. Het Hoofdbestuur roept eene buitengewone Algemeene Ver-

    gadering samen wanneer het dit noodig acht, of wanneer daartoe schriftelijk het vcrzoek wordt gedaan door 4 Gemeentelijke ver-eenigingen, 3 Statenkringvereenigingcn of 2 Kamerkringvereeni-gingen. In zoodanig schrijven moeten zijn vermeld de punten, wier bespreking - of de voorstellen, wier behandeling - op die ver-gad~ring wordt verlangd.

    ART. 33.

    Aan de Algemeene Vergaderia g is opgedragen:

    1. de bespreking van den politieken toestand en het bepalen van de politieke gedragslijn der Unie;

    2. de beslissing, in gevallen, dat leden of organisaties der Unie bezwaren inbrengen tegen besluiten of handelingen van het Hoofdbestuur;

    3. de vaststelling of wijziging van het Program van Beginselen en de Statuten der Unie en van uitspraken, verklaringen of bepa-lingen van politiek, sociaal of organiseerend karakter, waartoe de Unie, op grond van haar Program of van hare Statuten mocht besluiten;

    4. de verkiezing van 9 leden van het Hoofdbestuur, bedoeld in Art. 3, sub X;

    5. de beslissing, op voorstel van het Hoofdbestuur, omtrent de afsnijding van eene kiesvereeniging die handelingen pleegde, rin strijd met de beginselen, de belangen of de besluiten der Unie;

    6. de beslissing omtrent de wedertoelating van een kiesver-eeniging, als in de vorige zinsnede bedoeld;

  • 39 7. de eindbeslissing omtrent de candidatenlijst der Unie voor

    de verkiezing van leden der Tweede Kamer, voor zoover deze beslissing op grond dezer Statuten wordt gevorderd.

    ART. :H.

    De kosten der Algemeene Vergadering worden gedragen door de Kas der Unie.

    Aan elke Kiesvereeniging worden desverlangd uit de Kas der Unie vergoed de reiskosten, derde klasse per spoor en tweede klasse per tramweg of stoomboot, voor één afgevaardigde, van zijne woonplaats naar de plaats der vergadering.

    De verblijfkosten zijn voor rekening der zendende vereeniging.

    VI. Slotbepalingen.

    ART. :l5.

    Indien de Vnie, in hare Algcmcene Vergadering, mocht beslui-ten op grond van haar program v:m beginselen, tot het vaststellen van vcrklaringen van politiek of sodaal karakter, als bedoeld in Art. 33, sub 3, zoo vertrouwt zij van de leden der Unie, die geroe-pen worden in de verschillende openbare colleges mede te wer-ken aan het tot stand komen van wettelijke maaregelen, dat zij zich daarbij naar bedoelde uitspralwn .of verklaringen zullen rich-ten, tenzij afwijking daarvan hun op deugdelijk aan te wijzen gronden noodzakelijk voorkomt.

    AnT. au. Indien in bepaalde gemeenten

  • 40

    Sociaal Program.

    De Unie heeft zich, in hare Algemeene Vergaderingen van 24 April 1919, 13 Juni 1919, 28 Mei 1920 en 12 April 1928 uitgesproken voor:

    I. Onderwijs. a. Uitbreiding van den Ieerplichtigen leeftijd met één jaar,

    alzoo tot het 14de levensjaar. (Vergelijk Artt. 3 en 7 der Leer-plichtwet).

    b. Overheidszorg voor de lichamelijke opvoeding, met het streven evenwicht te brengen tusschen de lichamelijke opvoe-ding en de intellectueele ontwikkeling van het Nederlandsche volk.

    c. Ruimer beschikbaarstelling van beurzen voor kinderen die blijken bijzonderen aanleg voor verdere studie te bezitten en wier ouders de kosten daarvan niet kunnen dragen.

    d. Verbod van arbeid voor kinderen beneden den veertien-jarigen leeftijd; met dien verstande, dat in den landbouw ge-durende hoogstens zes weken per jaar verlof tot schoolverzuim en arbeidsverrichting kan worden verleend, gedurende het zevende leerjaar - en dat lichte diensten in het eigen bedrijf, die zonàer schoolverzuim kunnen plaats vinden, niet onder het arbeidsverbod vallen.

    II. Sociale verzekering. a. Uitvoering der wetten-Talma inzake Ziekte-, Invaliditeits-

    en Ouderdomsverzekering met: 1 o. Opneming in de Ziektewet van geneeskundige behande-

    ling; 2°. Opneming in de Invauditeitswet van de weduwenrente

    en uitbreiding der verzekering tot de zelfstandig-werkenden met overgangsbepalingen in den geest van de artikelen 369 en 370;

    3°. Uitbreiding der Ongevallenverzekering tot alle beroepen. b. Wettelijke regeling der Werkloosheidsverzekering en

    Arbeidsbemiddeling. c. Moederschapsverzekering voor de gehuwde vrouw.

    III. Wettelijke arbeidersbescherming.

    a. Invoering van den 8-urigen arbeidsdag en een 45-urige werkweek voor alle daarvoor in aanmerking komende indus-trieën en bedrijven met vaststelling - voor zoover noodig -van uitzonderings- en overgangsbepalingen.

  • 41 b. In den Landbouw worde de arbeidsdag bepaald: voor Vrouwen en jeugdige personen op hoogstens 10 uur per

    etmaal, vallende tusschen 4 uur des voormiddags ~n 7 uur des namiddags, waarvan voor het verrichten van oogstwerkzaam-heden voor ten hoogste zes weken in het jaar ontheffing kan worden verleend;

    voor volwassen mannelijke arbeiders op 10 uur per dag; met den overgangsmaatregel, dat voor sommige bedrijven en voor bepaalde tijden in het jaar, bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen, een langere arbeidsduur kan worden toe-gelaten.

    c. Uitbreiding van het wettelijk begrip "fabrieken en werk-plaatsen" tot kantoren, winkels en magazijnen.

    d. Regeling der winkelsluiting van Overheidswege.

    IV. Publiekrechtelijke regeling van den arbeid.

    a. Wijziging van de Wet op het Arbeidscontract door het verplichtend stellen van de naleving der artikelen 1638c en d van het Burgerlijk Wetboek.

    b. Nadere vaststelling van de wettelijke bepalingen omtrent het collectief arbeidscontract, waardoor de mogelijkheid ver-kregen worde dat, indien aan bepaalde voorwaarden is vol-daan, de Overheid sanctie verleene aan den inhoud van col-lectieve arbeidsovereenkomsten.

    c. Invoering van Oommissiën uit de patroons- en arbeiders-vakvereenigingen ter beslechting van geschillen tusschen werk-gevers en werknemers, met verplichting, dat niet tot staking of uitsluiting worde overgegaan, voordat een geschil bij zulk een commissie is aanhangig gemaakt en door deze uitspraak is gedaan, welke uitspraak op korten termijn gegeven moet worden.

    d. Instelling van Loon-raden ter vaststelling van minimum-loonen voor die bedrijven, waarvoor dit noodzakelijk mocht blijken, o.a. voor de huisindustrie.

    e. Erkenning, bij de wet, van uit de Maatschappij groeiende organisaties, waaraan bevoegdheden kunnen worden toegekend, doch slechts onder zoodanige controle van de Overheid, dat het algemeen belang gewaarborgd blijtt.

    V. Overheid als werkgeefster.

    a. Bevredigende regeling van de salarissen van het Over-heidspersoneel en nadere regeling van het pensioenvraagstuk.

    b. Volledige erkenning der vakorganisaties met invoering van het "georganiseerd overleg."

    c. Spoedige totstandkoming van een wettelijke regeling der rechtspositie van het personeel in publieken en semi-publieken dienst, waarin onder meer in de behoefte aan een arbitrage-lichaam wordt voorzien, mede omdat voor het hierbedoeld per-

  • 42 soneel ook het moreele recht tot staking niet kan worden erkend.

    d. Invoering waar dit eenigszins mogelijk is, van den vrijen Zaterdagmiddag. Krachtige bevordering der Zondagsrust bij de publieke diensten, bedrijven en openbare middelen van vervoer.

    VI. Verheffing der volkskracht.

    a. Subsidieering en, zoo noodig, bevordering der oprichting van consultatie-bureaux, cursussen en klinieken voor zuige-lingen-verzorging en van stichtingen van barmhartigheid tot verpleging van behoeftige kraamvrouwen en hare kinderen.

    b. Krachtige bevordering, zoolang dit noodig blijkt, van den woningbouw door vakkundige ondernemers en door vereeni-gingen tot verbetering der volkshuisvesting. Vlotte goedkeuring van geschikte bouwplannen. Wettelijke maatregelen, ten einde, waar het particulier initiatief en de woningbouw-vereenigingen te kort schieten, de Gemeente indien de volkshuisvesting ver-waarloosd blijft, te verplichten tot zelfbouw.

    c. Invoering van het stelsel van plaatselijke keuze, met dien verstande, dat de beslissing blijve in de hand der Overheid.

    d. In de Belastingwetgeving worde, meer dan tot nog toe geschiedt, gerekend met de groote gezinnen. Op noodzakelijke verbruiksartikelen worde geen indirecte ~?elasting geheven.

    VII. Grondpolitiek.

    Bevordering van een grondpolitiek, waardoor het, mede om den trek naar de groote steden. die tot schade van een gezonde volksontwikkeling strekt, tegen te gaan, aan een zoo groot mogelijk aantal inwoners mogelijk wordt gemaakt een eigen stuk grond te bezitten en te bearbeiden.

  • '43

    Gemeente- Program. Vastgesteld in de Algemeens Vergaderingen van 28 Mei 1920 en 12 April1928

    Artikel 1.

    Algemeen beginsel.

    Ook de Gemeentelijke Overheid erkenne, dat op het terrein harer bemoeiïng het Goddelijk gebod is en blijven moet de grondslag van zedelijkheid en recht in Maatschappij en Staat en dat zij daarom geroepen is in het bestuur der Gemeente te bevorderen, alles wat kan strekken tot verheffing van het zedelijk leven en tot verhooging van het maatschappelijk peil der bevolking.

    Art. 2.

    Zondag-srust.

    De Gemeentelijke Overheid handhave de Zondagsrust door met alle haar ten dienste staande middelen, den arbeid, waarop zij invloed kan uitoefenen, zooveel doenlijk op Zondag te doen stilstaan, en door er tegen te walwn dat het karakter van den Christelijken rustdag zou verloren gaan.

    Art. 3.

    Openbare zedelijkheid.

    Aan tentoonstellingen, feesten. uitvoeringen of voorstellingen, van welke door woord of zinneprikkeling, slechte invloed te duchten is op zedelijkheid, worde, voor zoover zij niet kunnen worden verboden of verhinderd. op geenerlei wijze medewer-king of steun door de Gemeentelijke Overheid verleend.

    In verband met de Rijkswetgeving neme zij alle maatregelen, die strekken kunnen tot bestrijding van de ontucht en tot handhaving van de openbare eerbaarheid.

    Art. 4.

    Drankbestrijding.

    Waar mogelijk, worde de gelegenheid tot verkoop van sterken drank beperkt het aantal "vergunningen" verminderd.

  • 44 Art. 5.

    Volkshuisvesting.

    In het belang van zedelijkheid en gezondheid zij toezicht gehouden op den bouw van woningen, vooral waar te vreezen is, dat de eischen eener goede inrichting zouden worden opgeofferd aan de zucht tot het beperken van den prijs. Hierbij worde echter alles vermeden wat mocht gelijken op plaagzucht of ambtenarentirannie en warde niet vastgehouden aan eigen voorschrift of inzicht, als langs anderen weg eene bevredigende oplossing mogelijk blijk1>.

    De bouw van arbeiderswoningen en woningen voor den mid-denstand worde krachtig bevorderd door een vlotte goedkeuring van goede bouwplannen; zoo lang dit noodig blijkt, door onbekrompen verleening van bouwvoorschotten; en - bij onvermijdelijkheid - door bouw voor Gemeenterekening.

    De Gemeentelijke grondpolitiek houde, bij de plannen tm: uitbreiding det Gemeente, niet slechts het oog op den woning-bouw, maar ook op de behoefte aan openbare gebouwen, wandelwegen, plantsoenen en speelterreinen.

    Art. 6.

    Volksgezondheid.

    In het belang der volksgezondheid worde een goed ingerichte gezondheidsdienst ingesteld, worde goede ziekenhuisverpleging bevorderd en met kracht opgetreden tot bestrijding van besmettelijke ziekten. Tegen verkoop van levensmiddelen van ondeugdelijke samenstelling worde gewaakt door een goeden keuringsdienst.

    Art. 7.

    Onderwijs.

    Tot bevordering van eene gezonde, geestelijke en lichamelijke volksontwikkeling warde naast het lager-, middelbaar- en gymnasiaal onderwijs ook krachtig bevorderd het vakonder-richt en de lichamelijke opvoeding.

    Niet slechts zij daarbij vermeden alles wat den bloei van het bijzonder onderwijs zou kunnen schaden; maar bij elk onder-deel van het onderwijs worde gestreefd naar gelijke ontwikke-lingsvoorwaarden voor het onderwijs, ontstaan uit particulier initiatief, en het van Overheidswege gegeven onderwijs.

    Waar de noodzakelijkheid blijkt art. 35 der Leerplichtwet toe te passen, worde er tegen gewaakt dat door onoordeel-kundige toepassing het gezinsleven zou worden ontwricht.

  • 45

    Art. 8.

    Geschiedenis en Kunst.

    De Gemeente bescherme en onderhoude gebouwen, archief-stukken en voorwerpen die kunstwaarde hebben of die van beteekenis zijn voor de kennis der geschiedenis en de zeden van vroegere tijden en van het heden, en neme krachtige maatregelen tot behoud van het landelijk schoon.

    Art. 9.

    Armverzorging.

    De Gemeente plaatse zich bij hare pogingen tot bestrijding der armoede en tot ondersteuning der armen, onvoorwaardelijk op het standpunt der Armenwet-1912, in dier voege, dat samen-werking warde gezocht met den Armenraad en met kerkelijke en bijzondere instellingen van weldadigheid - dat aan de geneeskundige armverzorging hare volle aandacht zij gewijd -dat bij het ondersteuningswerk de Gemeente slechts ingrijpe waar de kerkelijke en bijzondere weldadigheid te kort schiet -dat productieve werkverschaffing voorga aan geldelijke onder-steuning der armen en dat toe te kennen subsidies nooit anders dan een aanvullend karakter dragen.

    Art. 10.

    Werkloosheid.

    De Gemeentelijke Overheid werke krachtig mede tot bestrij-ding der werkloosheid door het instandhouden van een arbeids-beurs, en door, in tijden van weinig werkgelegenheid, de uitvoering van belangrijke werken te ondernemen en te bespoedigen.

    De Gemeente steune de verzekering tegen de geldelijke gevolgen der werkloosheid.

    Art. 11.

    Financiën.

    In alle takken van Gemeentebeheer warde de grootste zuinig-heid betracht. Ook bij het overwegen van overigens gewenschte maatregelen warde steeds met den toestand der Gemeente-financiën rekening gehouden. Er warde niet tot uitgaven besloten, zonder de middelen tot hare dekking aan te wijzen.

    Gestreefd warde naar goede exploitatie der gemeentebedrijven. Hierbij sta bevordering van het algemeen belang der bevolking op den voorgronçl, waarbij echter het voeren van een zorg-

  • 46

    vuldig commercieel beheer moet worden in het oog gevat en het maken van een matige winst niet behoeft te zijn uitge-sloten. Noodstand uitgezonderd, worde niet beneden den kost-prijs geleverd.

    De belastingen worden geheven naar draagkracht. Bij hare vaststelling worde ernstig rekening gehouden met het aantal d.er leden, welke in het gezin worden verzorgd.

    Art. 12.

    Gemeente-ambtenaren en werklieden.

    De rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden voor ambtenaren en werklieden worden geregeld na overleg met de organisatiën of de daarbij betrokken personen.

    De bezoldiging zij zoodanig, dat rekening worde gehouden met de behoeften van het gezin en met behoorlijke loonrege-lingen in het vrije bedrijf ter plaatse en dat gelegenheid blijve door bekwaamheid en energie vooruit te komen. Bij de regeling van loonen en pensioenen behaoren zich aan te sluiten goede bepalingen tot het waarborgen eener uitkeering in geval van ziekte of tijdelijke ongeschiktheid en eene wachtgeldregeling.

    Tot bevordering der geestelijke en lichamelijke gezondheid zij de Zaterdagmiddag zooveel mogelijk vrijgegeven en worde vooral bij inspannenden arbeid, de werktijd beperkt.

    Aan de noodzakelijkheid van rechtszekerheid voor het Gemeentepersoneel worde voldaan door instelling van een scheidsgerecht of van arbitrage-commissiën.

    Art. 13.

    Handel en Nijverheid.

    De Gemeente bevordere den bloei van landbouw, handel en nijverheid o.m. door het maken van goede verkeerswegen -door het opmaken van een breed-opgevat uitbreidingsplan, waarbij ook op den aanleg van geschikte industrie-terreinen worde gelet - en door, bij de inrichting van gas- en electrisch bedrijf rekening te houden met de eischen der nijverheid.

    Art. 14.

    Bescherming van het bedrijfsleven.

    Werken ten dienste der Gemeente worden alleen dan in eigen beheer uitgevoerd, als het gemeentebelang dit onafwijsbaar vordert.

  • 47

    Bij de directe bemoeiïng der Gemeentelijke Overheid met de onderscheiden volksbelangen moet worden voorkomen dat, door eenzijdigheid of onvoldoend doordenken der gevolgen, de bloei van landbouw, handel en nijverheid en de ontwikkeling van een krachtige middenstand zouden worden geschaad.

    Art. 15.

    Landarbeiderswet.

    Aan de uitvoering der Landarbeiderswet warde krachtig medegewerkt, in de eerste plaats door het particulier initiatief zooveel mogelijk te steunen.

  • 48

    Federatie van Christelijk-Historische Jongerengroepen.

    STATUTEN.

    Artikel 1.

    De Federatie van Christelijk-Historische Jongerengroepen wordt gevormd door zelfstandige, plaatselijke groepen in Neder-land, wier leden zich aangetrokken gevoelen tot de beginselen der Christelijk-Historische Unie, zooals die zijn uitgedrukt in het program dier Unie.

    Art. 2.

    Zij stelt zich ten doel op alle wettige wijzen te bevorderen, dat onder de jongeren worde verbreid de kennis van het politieke, economische en sociale leven, gezien in het licht der Chr.-Hist. beginselen.

    Art. 3.

    Zij tracht dit doel te bereiken door het zoo mogelijk exploi-teeren van een Federatie-orgaan en andere, bij het huis-houdelijk reglement te omschrijven, wijzen.

    Art. 4.

    Een Christelijk-Historische Jongerengroep, welke zich wenscht aan te sluiten bij de federatie, richt zich tot het bestuur onder overlegging van haar reglement in tweevoud en een schrifte-lijke verklaring, dat zij op den grondslag der federatie wil samenwerken tot bevordering van het gemeenschappelijk doel. Het Federatiebestuur beslist over de toelating. De betrokken Jongerengroep kan van deze beslissing bij de algemeene ver-gadering in beroep komen.

    Om tot de Federatie te worden toegelaten moet het reglement der betrokken Jongerengroep de maximum leeftijdsgrens van 30 jaar bevatten. Een uitzondering kan worden gemaakt voor één lid der Chr.-Hist. Unie, dat, ter bevordering van het con-

  • 49

    tact tusschen de plaatselijke afdeeling en de jongerengroep als lid der laatste wordt aangewezen. De reglementen eener jon-gerengroep mogen niets bevatten, dat in strijd zou zijn met de statuten der Federatie.

    Art. 4a.

    De groepen kunnen zich vereenigen tot kringen; de interne organisatie wordt aan de goedkeuring van het Federatiebestuur onderworpen. Beroep op de Alg. Vergadering ten deze is mogelijk. In een bestuur van een kring heeft een door het Federatiebestuur aan te wijzen Federatiebestuurslid ambts-halve zitting. De kringbesturen hebben het recht van initiatief tot het doen van voorstellen aan Federatiebestuur en Alg. Vergadering.

    Art. 5.

    Het bestuur bestaat uit een voorzitter en 8 leden. De voorzitter wordt gekozen door de algemeene ledenverga-

    dering der federatie en treedt jaarlijks af. De overige bestuursleden worden eveneens gekozen door de

    algemeene ledenvergadering der federatie. Met uitzondering van het voorzitterschap verdeelen de be-

    stuursleden jaarlijks de diverse functies onderling. Elk jaar treden drie der bestuursleden volgens rooster af. De afgetreden bestuursleden zijn herkiesbaar. Het dagelijksch bestuur bestaat uit den voorzitter, secretaris,

    penningmeester, algemeen-adjunct en den redacteur van het federatieorgaan, voor het geval een dergelijk orgaan wordt uitgegeven.

    De secretaris deelt steeds tijdig aan het secretariaat der Unie tijd en plaats eener bestuursvergadering mede.

    Het dagelijksch bestuur der Unie heeft het recht uit zijn midden één of twee leden af te vaardigen, teneinde met adviseerende stem de bestuursvergaderingen der Federatie bij te wonen.

    Indien geen afgevaardigden van het dagelijksch bestuur der Unie een bestuursvergadering hebben bijgewoond, wordt door den secretaris een kort verslag aan het secretariaat der Unie toegezonden.

    · Art. 5a.

    Op voordracht van een bij de Federatie aangesloten groep en na goedkeuring hiervan door het Federatiebestuur, of op voor-dracht van het Federatiebestuur zelve, kunnen leden en andere personen, die zich voor de Federatie büitengewoon verdienstelijk hebben gemaakt, door de Algerneene Vergadering tot Eere-lid

    4

  • 50

    worden benoemd, met minstens 4/5 van het aantal uitgebrachte geldige stemmen.

    Art. 6.

    Elke groep draagt in Februari een jaarlijks door de Alg. Ver-gadering vast te stellen bedrag per lid af ter voorziening in de kosten voor de Federatie te maken. *)

    Voorts wordt zooveel mogelijk in andere richtingen gepoogd financieelen en moreelen steun te verkrijgen.

    Art. 7.

    Elk jaar, in den loop van de eerste 8 maanden, heeft een algemeene vergadering plaats. Naar deze jaarlijksche verga-deringen kunnen groepen met minder dan 30 leden één, met 30 tot 60 leden twee, met 60 tot 100 leden drie en met meer dan 100 leden vier afgevaardigden zenden.

    Bij stemming brengt elke groep, die voldaan heeft aan haar financieele verplichtingen tegenover de Federatie, tenzij van het Federatiebestuur ontheffing hiervan is verkregen, zooveel stemmeil uit, als zij volgens haar ledental recht op afgevaar-digden heeft. Ook wordt een algemeene vergadering belegd, indien zulks door tenminste 5 groepen, onder schriftelijke opgave van redenen, wordt verzocht.

    Art. 8.

    Besluiten worden genomen bij meerderheid van de uit-gebrachte geldige stemmen. Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd. Bij staking· wordt een voorstel geacht te zijn verworpen.

    Art. 9.

    Jaarlijks wordt op de algemeene vergadering een commissie benoemd tot het nazien der boeken van den penningmeester. Deze commissie bestaat uit 3 leden.

    Art. 10.

    Indien de gang van zaken bij een groep of hare houding tegenover de Federatie daartoe aanleiding geeft kan op voor-stel van het Bestuur de algemeene vergadering besluiten deze groep niet meer als aangesloten bij de Federatie te beschouwen. Het betreffende besluit moet met een meerderheid van 2/3 van het aantal stemmen, dat ter vergadering wordt uitgebracht, genomen zijn.

    *) De afdracht voor 1935-1936 (met inbegrip van het Orgaan) is bepaald op f 0.30 per lid en per jaar.

  • 51 Art. 11.

    Wijzigingen in deze statuten kunnen slechts worden aan-gebracht door een besluit van de algemeene vergadering ge-nomen met een meerderheid van 2/3 van het aantal stemmen, dat ter vergadering wordt uitgebracht.

    Art. 12.

    Tot opheffing der Federatie kan worden overgegaan, indien de algemeene vergadering zulks op voorstel van het bestuur besluit, met een meerderheid van 2/3 van het aantal stemmen, dat ter vergadering wordt uitgebracht.

    Art. 13.

    Ontwerp-besluiten als bedoeld bij de artikelen 10 en 11 moe-ten door het bestuur tenminste één maand voor de algemeene vergadering ter kennis van de groepen worden gebracht.

    Art. 14.

    Bij opheffing der Federatie wordt een eventueel aanwezig batig saldo overgedragen aan de Chr.-Hist. Unie.

    Art. 15.

    De bestaande, reeds aangesloten jongerengroepen moeten voor 31 Dec. 1928 in hun statuten een maximum leeftijdsgrens van 30 jaar als voorwaarde voor het stemgerechtigd lidmaat-schap der groep, hebben opgenomen. Indien het Federatiebe-stuur hiervan op 1 Jan. 1929 nie