215
De inhoud van dit thema: 1-1 1.2 Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

1-1

1.2 Motieven om te sporten

1.3 De trainer-coach

1.4 In de sportpraktijk

Page 2: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Motieven om te sporten:

1-2

• lichamelijk of somatisch motief

• sociaal-psychologisch motief

• prestatiemotief

• financieel motief

Page 3: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

2-1

2.2 Wat is gezondheid?

2.3 Het bevorderen van de gezondheid

2.4 Sport en gezondheid

2.5 Alcohol en roken

2.6 In de sportpraktijk

Page 4: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Gezondheid:

2-2

een toestand van welbevinden op de volgende drie

gebieden:

• fysiek of lichamelijk

• psychisch of geestelijk

• sociaal-maatschappelijk

Page 5: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Geestelijke gezondheid; hangt af van:

2-3

• situatie

• stemming

• motivatie

Page 6: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bevorderen gezondheid:

2-4

gezond leven:• gezonde voeding• voldoende beweging• voldoende nachtrust• goede lichaamshygiëne• regelmatig zelfonderzoek• regelmatig laten onderzoeken door arts of specialist

risicovol gedrag vermijden, zoals:• roken• drugs gebruiken• teveel blootstellen aan zonlicht• teveel alcohol drinken• stress• risicovolle situaties aangaan• onveilig vrijen

Page 7: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bevorderen gezondheid:

2-5

• kans op hart- en vaatziekten vermindert

• conditie en kracht verbeteren

• weerstand tegen ziektes verbetert

Page 8: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Positieve geestelijke effecten van sport:

2-6

• ontspanning

• gezelligheid

• verruiming geestelijke vermogens

Page 9: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Positieve sociale effecten van sport:

2-7

• opdoen sociale contacten

• sport ‘verbroedert’

Page 10: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Negatieve lichamelijke effecten van sport:

2-8

• tijdelijke blessures

• blijvende blessures: invaliditeit

• sterfte

Page 11: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Negatieve geestelijke effecten van sport:

2-9

• overmatige stress

• faalangst

• ‘in een gat vallen’

Page 12: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Negatieve sociale effecten van sport:

2-10

• egocentrisme (topsport)

• spelverruwing

• supportersgeweld

Page 13: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

3-1

3.2 Hygiëne van de sportomgeving

3.3 Lichaamshygiëne

3.4 In de sportpraktijk

Page 14: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Hygiëne van de sportomgeving:

3-2

• ventileren

• schoonmaken van:

- sportruimte

- kleedruimte

- toiletten

- kantine

• desinfecteren van materialen

Page 15: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Problemen met voeten en benen door slechte

verzorging:

3-3

• voetwratten

• ingegroeide teennagels

• likdoorns en eeltplekken

• zwemmerseczeem

• schimmelnagels (kalknagels)

• teenknobbels (bunions)

• platvoeten

• holvoeten

• spataderen

• zweetvoeten

Page 16: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Verzorging van de huid:

3-4

• handen, voeten en oksels dagelijks met zeep wassen

• rest van lichaam 3x per week met zeep wassen

• haren niet te vaak wassen

• bij hoofdluis: speciale shampoo

Page 17: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Verzorging van mond en tanden:

3-5

• poets na elke maaltijd 2 minuten de tanden

• gebruik een tandenborstel met kunststofharen of

een elektrische tandenborstel

• spoel na poetsen de mond na met lauw water

• gebruik tandenstokers en tandzijde

• bezoek 2x per jaar de tandarts

Page 18: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

4-1

4.2 Verstandige voeding

4.3 Voedingsstoffen

4.4 Voeding, energie en lichaamsgewicht

4.5 Voeding voor sporters

4.6 In de sportpraktijk

Page 19: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Schijf van Vijf:

4-2

• voorziet in goede, gevarieerde voeding

• voorkomt tekorten van onmisbare voedingsstoffen

• helpt welvaartsziekten voorkomen

• ondersteunt bij de juiste energiebalans

Page 20: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Maaltijdschijf; vijf groepen:

4-3

• groep 1: groente en fruit

• groep 2: brood, (ontbijt)granen, aardappelen,

rijst, pasta, peulvruchten

• groep 3: zuivel, vlees(waren), vis, ei en

vleesvervangers

• groep 4: vetten en olie

• groep 5: drinken (vocht)

Page 21: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Voedingshygiëne:

4-4

• ontdooi bevroren voedsel in koelkast

• bewaar restjes niet langer dan twee dagen in koelkast

• hou koelkast schoon

• koop geen voedsel waarvan de verpakking stuk is

• eet geen voedsel na de houdbaarheidsdatum

• hou keuken en keukengerei schoon

• zorg dat afwaswater goed heet is en neem een schone vaatdoek

• was regelmatig je handen

Page 22: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Een gevarieerde maaltijd bevat:

4-5

• koolhydraten: snelle energieleveraars

• vetten: langzame energieleveraars

• eiwitten: bouwstoffen

• vitamines: voor een goed verloop van

lichaamsprocessen

• mineralen: voor een goed verloop van

lichaamsprocessen

• water

Page 23: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Water:

4-6

• is transportmiddel voor voedsel en afvalstoffen

• reguleert warmte

• zorgt dat cellen goed kunnen werken

Page 24: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Energie voor twee soorten stofwisseling:

4-7

• ruststofwisseling: energie voor vitale organen

• arbeidsstofwisseling: energie voor alle ‘extra’

inspanning

Page 25: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Voeding voor sporters:

4-8

• recreatiesport: normale gezonde voeding

• intensieve sportbeoefening: extra voeding of

speciale samenstelling

• topsporters: persoonlijk voedingsadvies

• drinken voordat dorstgevoel ontstaat

Page 26: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

5-1

5.2 Sportmateriaal

5.3 Sportkleding

5.4 Sportschoenen

5.5 In de sportpraktijk

Page 27: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Sportmateriaal:

5-2

• persoonlijke uitrusting

- sportkleding

- persoonlijk materiaal

- beschermende middelen

• sportartikelen

- klein materiaal

- groot materiaal

Page 28: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Klein materiaal in de sport:

5-3

• speelmateriaal

• afbakeningsmateriaal

• meetapparatuur

• ondersteuningsmateriaal

Page 29: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Eisen aan sportkleding:

5-4

• comfortabel

• ventilerend

• sterk

• wasbaar

• weerstandverlagend

• goed passend

• modieus

• beschermend

Page 30: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Onderdelen loopschoen:

5-5

• rubberen slijtzool• tussenzool• inlegzool• dempingsysteem• teensprong• contrefort en hielkap• breedtesteun• achillesbescherming• polstering• mesh nylon in de neus• vetersysteem• flare-stand• buigingszone met flex grooves

Page 31: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Criteria bij kiezen van loopschoen:

5-6

• juiste pasvorm

• lichaamsgewicht

• eventuele voetafwijking

• wedstrijd- of trainingsschoen?

• soort ondergrond

• trainingsfrequentie

Page 32: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

6-1

6.2 Opbouw van het menselijk lichaam

6.3 Hart en bloedsomloop

6.4 Longen en ademhaling

6.5 De spijsvertering

6.6 Het zenuwstelsel

6.7 Het hormoonstelsel

6.8 De huid

6.9 In de sportpraktijk

Page 33: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Opbouw menselijk lichaam:

6-2

• cellen

• weefsels

• organen

• orgaanstelsels

Page 34: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Cellen:

6-3

• zijn zelfstandig levende eenheden in je lichaam

• hebben in principe dezelfde bouw

• hebben allemaal hun eigen ‘taak’

Page 35: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Het hart:

6-4

• pompt bloed rond

• heeft linker- en rechterkamer

• heeft linker- en rechterboezem

• bevindt zich precies in het midden van de borst

Page 36: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bloedsomloop:

6-5

• longader

• hart

• slagaders

• bloedvaten die zich vertakken

• haarvaten

• bloedvaten die samenkomen

• hart

• longslagader

• longhaarvaten

Page 37: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De functie van aders, slagaders en haarvaten:

6-6

• aders (venen):- vervoeren zuurstofarm bloed naar het hart- longader vervoert zuurstofrijk bloed- liggen oppervlakkig- hebben kleppen

• slagaders (arteria):- vervoeren zuurstofrijk bloed naar het lichaam- longslagader vervoert zuurstofarm bloed- alleen aorta en longslagader hebben kleppen- hebben elastische dikke wanden

• haarvaten (capillairen):- overgangsgebied van slagader naar ader- gaswisseling (uitwisseling van O2 en CO2)

Page 38: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Opbouw van bloed:

6-7

• bloedplasma

• rode bloedcellen

• witte bloedcellen

• bloedplaatjes

Page 39: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Functies van bloed:

6-8

• transport van voedingsstoffen, zoals vetten,

eiwitten, glucose, vitaminen en mineralen

• transport van hulpstoffen, zoals hormonen

• afvoeren van afvalstoffen, zoals koolzuurgas (CO2)

• zorgt voor een constante lichaamstemperatuur

• bevat afweermechanismen en afweerstoffen tegen

schadelijke invloeden

Page 40: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Ademhaling:

6-9

• transport van O2 en CO2• in rust: 6 liter lucht per minuut• 2 soorten: borst- en buikademhaling• ademhalingsweg:

- mond/neus- luchtpijp- twee hoofdbronchiën- kleiner wordende bronchiën- longblaasjes- longhaarvatennet

• ademcentrum in hersenen

Page 41: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Verloop van spijsvertering:

6-10

• mond: - amylase zorgt voor afbraak koolhydraten- voedsel wordt fijngemalen

• slokdarm- ‘knijpt’ voedsel naar beneden - verbinding tussen mond en maag

• maag- maagsappen lossen voedsel op en doden bacteriën- bij teveel lucht in maag: boeren

• dunne darm- sappen uit darmwand, alvleesklier en galblaas maken

voedsel fijn- voedingstoffen gaan via darmvlokken naar bloed- bloed stroomt door lever voor ‘schoonmaakbeurt’

• dikke darm- water wordt terug geabsorbeerd naar bloed- overtollige afval wordt afgescheiden door endeldarm

en anus

Page 42: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Het zenuwstelsel:

6-11

• centrale zenuwstelsel

- hersenen (grote en kleine)

- hersenstam

- ruggenmerg

• perifere zenuwstelsel

• onwillekeurig zenuwstelsel

- sympatische zenuwvezels

- parasympatische zenuwvezels

Page 43: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Het hormoonstelsel:

6-12

• werking:- neurale regulatie- humorale regulatie- weefselgevoeligheid

• hormoonklieren- hypothalamus- hypofyse- schildklier- bijschildklieren- bijnieren- alvleesklier- geslachtsklieren

Page 44: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De huid:

6-13

• biedt bescherming tegen schadelijke bacteriën en

uitdroging

• regelt temperatuur via haartjes en zweetkliertjes

• vormt vitamine D onder invloed van zonlicht

• functioneert als gevoelsorgaan

Page 45: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

7-1

7.2 Botten en gewrichten

7.3 Spieren

7.4 Bewegingsmogelijkheden van botten en

gewrichten

7.5 Skeletspieren

7.6 Spierpijn

7.7 In de sportpraktijk

Page 46: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Botten en gewrichten:

7-2

• botten:

- 206 verschillende

- bieden stevigheid en bescherming

- bestaan uit beenweefsel (kalk en lijmstof)

• gewrichten:

- beweegbare beenverbindingen

- kogelgewricht, scharniergewricht en

rolgewricht

Page 47: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Soorten spierweefsel:

7-3

• hartspierweefsel (hart): dwarsgestreept,

onvermoeibaar

• glad spierweefsel (organen): glad, onvermoeibaar

• dwarsgestreept spierweefsel (skeletspieren):

dwarsgestreept, vermoeibaar

Page 48: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Skeletspieren:

7-4

• kennen twee soorten spiervezels: - type I: rode spiervezels; slow-twitch- type II: witte spiervezels; fast-twitch

• bevatten bloedvaten voor toevoer zuurstof en voedingstoffen en afvoer van afvalstoffen

• zitten met pezen aan botten of huid vast• bestaan uit myofibrillen met laagjes actine en

myosine die bij contractie in elkaar schuiven• worden bestuurd vanuit hersenen via motorische en

sensorische zenuwen• trekken samen door samenwerking tussen agonist en

antagonist• kennen concentrische, excentrische en statische

contractie

Page 49: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bewegingsassen en bewegingsvlakken:

7-5

• assen bij bewegingen:

- transversale as of breedteas

- sagittale as of diepteas

- longitudinale as of lengteas

• vlakken bij bewegingen:

- transversaal vlak

- sagittaal vlak

- frontaal vlak

Page 50: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

8-1

8.2 Het menselijk lichaam bij inspanning

8.3 Brandstoffen

8.4 Energieleverende processen

8.5 Warmteregulatie

8.6 Warming-up en cooling-down

8.7 In de sportpraktijk

Page 51: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Aanpassingen bij sportinspanning:

8-2

• bloedvaatjes in huid gaan openstaan

• zweetkliertjes gaan vocht afscheiden

• hartslag en ademhaling versnellen

• meer spiervezels worden geactiveerd

• spijsvertering op ‘laag pitje’

Page 52: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Brandstoffen:

8-3

• koolhydraten

• vetten

• eiwitten

Page 53: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

ATP-resynthese:

8-4

enzymenATP ADP + P + E

(voor spiercontractie)

resynthese enzymen

anaëroob anaëroob aëroob a-lactisch lactisch

(energieleveren

de processen of

indirecte

energie)

Page 54: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Energieleverende systemen:

8-5

• anaëroob a-lactisch- zonder zuurstof, zonder melkzuur- bij intensieve inspanning korter dan 20 seconden

• anaëroob lactisch- zonder zuurstof, met melkzuur- bij intensieve inspanning van 20 seconden tot

2 minuten• combinatie anaëroob lactisch + aëroob

- afwisseling zonder zuurstof/met melkzuur en met zuurstof

- bij intensieve inspanning tussen 2 en 10 minuten• aëroob

- met zuurstof- bij inspanningen in gelijkmatig tempo vanaf

10 minuten

Page 55: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kenmerken anaëroob a-lactische

energiesysteem:

8-6

• direct beschikbaar

• kleine capaciteit (voorraad)

• zeer groot vermogen

• herstel loopt vrij snel

Page 56: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kenmerken anaëroob lactische

energiesysteem:

8-7

• begint na ongeveer 5 seconden bij maximale

belasting

• na ongeveer 20 seconden optimaal

• groot vermogen

• beperkte capaciteit (voorraad)

• vorming van lactaat (melkzuur)

Page 57: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Gevolgen van verzuring:

8-8

• (chemische) reacties in het lichaam verlopen

minder goed

• door beschadiging spiercellen neemt kracht af

• door beschadiging spier- en zenuwcellen wordt

coördinatie minder

• pijn door beschadigde zenuwuiteinden

Page 58: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kenmerken aërobe energielevering:

8-9

• glycogeenverbranding:- bij inspanningen met een matige tot maximale

intensiteit- in rust- energielevering komt traag op gang- weinig vermogen- capaciteit (voorraad) is groot

• vetverbranding:- bij inspanningen vanaf 45 à 60 minuten- kost meer tijd en zuurstof dan bij

glycogeenverbranding- weinig vermogen- zeer grote capaciteit (voorraad)

Page 59: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Warmteverlies wordt tegengegaan door:

8-10

• onderhuidse vetlaag

• luchtlaag tussen de huidharen

• kleding

• vernauwing bloedvaten (vasoconstrictie)

• verkleinen lichaamsoppervlak

• inspanning: rillen, klappertanden

Page 60: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Te hoge lichaamstemperatuur wordt

tegengegaan door:

8-11

• verdamping vocht (huid, luchtwegen)

• verwijding bloedvaten (vasodilitatie)

• geleiding

• straling

• stroming

Page 61: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Warming-up:

8-12

• stofwisseling in spieren neemt toe• hartslag stijgt en bloedcirculatie verbetert• zenuwen worden geactiveerd (snellere acties en

bewegingen)• gevoeligheid gewrichten, pezen en zintuigen neemt

toe (betere coördinatie)• ademhaling en longventilatie neemt toe• warmteafgifte neemt toe• adrenaline komt vrij (actiebereidheid)• psyche bereidt zich voor (in de sfeer van het

sporten komen)

Page 62: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Fasen warming-up:

8-13

• algemene fase:

- circulatie op gang brengen

- losmaken/loszwaaien

• tonusverlagend rekken

• specifieke fase

• (eventueel:) tonusverhogend rekken

Page 63: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Cooling-down:

8-14

• helpt lichaamstemperatuur te verlagen

• helpt de bloedverdeling te normaliseren

• helpt afvalstoffen af te voeren en het herstel te

bevorderen

• circa 10 minuten uitlopen, losmaken en rekken,

daarna: verzorgen

Page 64: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Fasen cooling-down:

8-15

• circulatie-colling-down

• losmaken/loszwaaien

• tonusverlagend rekken

• verzorgen

Page 65: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

9-1

9.2 Zwaartekracht

9.3 Evenwicht

9.4 Analyses van lichaamshoudingen

9.5 Vectoren

9.6 Hefbomen

9.7 De wetten van Newton

9.8 Hydromechanica

9.9 Translatie en rotatie

9.10 In de sportpraktijk

Page 66: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Zwaartekracht:

9-2

• aantrekkingskracht van de aarde

• uitgedrukt in massa (Newton)

• 10 N(ewton) = 1 Kg

• symbool: Fz

• centrum van de massa: zwaartepunt

Page 67: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Evenwicht:

9-3

• de zwaartelijn (vektor) van een voorwerp of

lichaam valt binnen het grondvlak

• drie soorten evenwicht:

- stabiel evenwicht

- labiel evenwicht

- indifferent evenwicht

Page 68: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Vector:

9-4

aanduiding van de grootte en richting van een op het

zwaartepunt inwerkende kracht, bijvoorbeeld:

• zwaartekracht

• afzetkracht

• veerkracht

• spierkracht

Page 69: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Hefbomen, vijf factoren:

9-5

• een last (L)

• een kracht (K)

• een draaipunt of as

• een lastarm (La)

• een krachtsarm (Ka)

Page 70: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wetten van Newton:

9-6

• wet van de massatraagheid

• de impulswet

• de actie-reactiewet

Page 71: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wet van de massatraagheid:

9-7

een lichaam blijft in rust of volhardt in zijn rust of

beweging, tenzij er een kracht op wordt

uitgeoefend

Page 72: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Impulswet:

9-8

als een lichaam met een massa (m) een versnelling (a)

heeft, dan is de kracht (F) die erdoor wordt uitgeoefend

het product van massa en versnelling:

F = m x a

Page 73: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Actie-reactiewet:

9-9

elke actie levert altijd een even grote,

maar tegengestelde reactie op:

A = -R

Page 74: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Hydromechanica:

9-10

• de wet van Archimedes

• het principe van Bernouilli

• koppelwerking

Page 75: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wet van Archimedes:

9-11

een lichaam of voorwerp in water krijgt een opwaartse

kracht die gelijk is aan het gewicht van de verplaatste

hoeveelheid water

Page 76: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Principe van Bernouilli:

9-12

als water (of lucht) sneller gaat stromen, worden de

moleculen ervan uit elkaar getrokken en zal de druk van

dit water (of deze lucht) wat gaan dalen waardoor

drukverschillen ontstaan

Page 77: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Koppelwerking:

9-13

een beweging (rotatie) die ontstaat wanneer twee

evenwijdige, tegengestelde krachten tegelijkertijd

op

een voorwerp inwerken

Page 78: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Translatie en rotatie:

9-14

• translatie:

verplaatsing; beweging van een voorwerp

waarbij de richting behouden blijft

• rotatie:

draaiing; beweging van een voorwerp waarbij

de richting verandert

Page 79: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Rotatie van een bal; bijvoorbeeld:

9-15

• effectbal:

een bal die met een bepaalde rotatie wordt

gespeeld

• inswinger/outswinger (voetbal):

effectvol schot waarbij de bal indraait/afdraait

• backspin/topspin (tennis):

achterwaarste/voorwaartse rotatie van de bal

Page 80: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

10-1

10.2 Sportblessures

10.3 Oorzaken van sportblessures

10.4 Blessurepreventie

10.5 Warming-up en cooling-down

10.6 Handelen bij sportblessures

10.7 Sporten bij extreme weersomstandigheden

10.8 In de sportpraktijk

Page 81: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Enkele veel voorkomende sportblessures:

10-2

• botbreuken (acuut)

• enkelverzwikking (acuut)

• spierkneuzing (acuut)

• zweepslag (acuut)

• meniscus (acuut)

• peesontsteking, bijvoorbeeld achillespeesblessure (chronisch)

• springschenen of shinsplints (chronisch)

• springersknie of jumpersknie (chronisch)

• tennis- of golferselleboog (chronisch)

Page 82: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Oorzaken sportblessures:

10-3

• lage belastbaarheid van de sporter

• te hoge belasting

• uitwendige factoren als lichamelijk contact

Page 83: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Drie soorten blessurepreventie:

10-4

• primaire preventie

• secundaire preventie

• tertiaire preventie

Page 84: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Verantwoordelijken voor blessurepreventie:

10-5

• de sporter zelf

• de trainer-coach

• sportmedische begeleiding

• sportbond en sportorganisatie

Page 85: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Belangrijke manieren om blessures te

voorkomen:

10-6

• warming-up

• cooling-down

Page 86: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Warming-up:

10-7

een serie oefenvormen om het lichaam voor te bereiden

op een grotere inspanning zodat blessures worden

voorkomen

Page 87: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Cooling-down:

10-8

een serie oefenvormen om het lichaam voor te

bereiden

op de rust en herstelperiode na een grote

inspanning

Page 88: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Acuut stoppen met sporten als:

10-9

• de pijn niet verdwijnt

• bewegingspatroon niet normaal kan worden

uitgevoerd

• een knap of krak is gehoord of gevoeld

• zich snel een zwelling ontwikkelt

Page 89: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bij kneuzingen of verdraaiingen: ICE

10-10

• I = IJs: intensief afkoelen

• C = Compressie: een drukverband aanleggen

• E = Elevatie: hoogleggen en onbeweeglijk

houden

Page 90: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

11-1

11.2 Dopingaffaires

11.3 Redenen voor dopinggebruik

11.4 Dopingbestrijding; de motieven

11.5 Dopingbestrijding; de aanpak

11.6 De dopinglijst

11.7 Kanttekeningen bij doping

11.8 In de sportpraktijk

Page 91: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Motieven voor dopinggebruik:

11-2

• onderdrukken van pijn en vermoeidheid

• lager lichaamsgewicht

• beheersing van de motoriek

• sneller herstel

• kracht en zuurstoftransport verbeteren

• mentaal sterker voelen

Page 92: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Motieven voor dopingbestrijding:

11-3

• bevorderen van fair play

• beschermen van gezondheid van sporter

• voorbeeldfunctie van sport en topsporters in

ere houden

Page 93: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Dopingbestrijding:

11-4

• hanteren van dopinglijst

• harmonisatie van de anti-dopingaanpak

• dopingcontroles

Page 94: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Dopinglijst:

11-5

• verboden stoffen

• verboden methoden

• verboden stoffen in bepaalde omstandigheden

Page 95: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Verboden stoffen; vijf dopinggroepen:

11-6

• stimulantia

• narcotische analgetica

• anabole middelen

• diuretica

• peptide hormonen, groeihormonen en EPO

Page 96: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Verboden methoden:

11-7

• bloeddoping

• kunstmatige zuurstofdragers en/of

plasmavolumevergroters

• farmacologische, chemische en fysieke

manipulatie

Page 97: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Verboden stoffen in bepaalde

omstandigheden:

11-8

• alcohol

• canabinoïden

• lokale anaesthetica of pijnstillende middelen

• glucocorticosteroïden

• bètablokkers

Page 98: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kanttekeningen bij dopingbeleid:

11-9

• vervuilde voedingspreparaten

- geneesmiddelen

- voedingssupplementen

• twijfelachtige stoffen op dopinglijst

Page 99: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

12-1

12.2 Prestatiebepalende factoren

12.3 De vier trainingsgroepen

12.4 Trainingsvormen

12.5 Trainingsbelasting

12.6 Supercompensatie

12.7 Andere trainingswetmatigheden

12.8 In de sportpraktijk

Page 100: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Prestatiebepalende factoren:

12-2

• bewegingseigenschappen (cluks)

• psychische eigenschappen

• techniek en tactiek

• aanleg en gezondheid

• overige factoren (weersomstandigheden,

materiaal etc.)

Page 101: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bewegingseigenschappen (conditie):

12-3

• coördinatie

• lenigheid

• uithoudingsvermogen

• kracht

• snelheid

Page 102: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Mentale eigenschappen; o.a.:

12-4

• inzet

• doorzettingsvermogen

• concentratie

• incasseringsvermogen

• beheersing

• zelfreflectie

Page 103: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Techniek en tactiek:

12-5

• techniek:

met de juiste bewegingsvaardigheid, kracht, balans,

snelheid, coördinatie en timing bewegingen

uitvoeren

• tactiek:

de strategie die je gebruikt om je vaardigheden zo

goed mogelijk toe te passen

Page 104: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Aanleg en gezondheid:

12-6

• talent

• bouw

• spiervezeltype

• vatbaarheid voor infecties

• geslacht

• leeftijd

Page 105: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Omstandigheden; o.a.:

12-7

• weersomstandigheden

• kleding en materiaal

• voeding

• sociaal-maatschappelijke omstandigheden

Page 106: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Vier trainingsgroepen:

12-8

• techniek

• tactiek

• conditie

• mentaliteit

Page 107: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Techniektraining:

12-9

het in de praktijk oefenen van een bepaalde beweging

met de bedoeling om deze zo doelmatig (mechanisch

verantwoord en effectief) en economisch (efficiënt)

mogelijk uit te kunnen voeren

Page 108: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Tactiektraining:

12-10

het in de praktijk oefenen met een strategie ten opzichte

van een tegenstander, of, bij individuele sporten, ten

opzichte van de race-indeling, met als doel de wedstrijd

te winnen

Page 109: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Conditietraining:

12-11

het in de praktijk oefenen met bewegingsvaardigheden

en bewegingseigenschappen, vooral lenigheid,

uithoudingsvermogen, kracht en snelheid, met het doel

het prestatievermogen te verbeteren

Page 110: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Mentale training:

12-12

het in de praktijk leren omgaan met eigenschappen en

vaardigheden die betrekking hebben op de psyche

Page 111: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Trainingsvormen:

12-13

• algemeen ontwikkelde oefenvormen

• specifieke trainingsvormen

• wedstrijdvormen

Page 112: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Belasting en belastbaarheid:

12-14

• belasting = de weerstand die je lichaam ondergaat,

de arbeid die jij levert

• belastbaarheid = het vermogen om een belasting

te ondergaan of te leveren zonder nadelige

gevolgen

Page 113: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Trainingsbelasting:

12-15

de inwendige of uitwendige belasting die noodzakelijk

is

om het prestatievermogen te verbeteren, bestaande uit

de volgende bouwstenen:

• omvang

• duur

• intensiteit

• pauze

Page 114: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Supercompensatie:

12-16

prestatieverbetering door een juiste afwisseling

tussen

inspanning en herstel

Page 115: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Supercompensatie door:

12-17

• rusten

• hersteltraining

• andere trainingsvorm

• voeding

• massage

• sauna

Page 116: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Andere trainingswetmatigheden:

12-18

• overload

• verminderde meeropbrengst

• omkeerbaarheid (reversibiliteit)

• specificiteit

• individualiteit

• duurzaamheid

Page 117: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

13-1

13.2 Wat is coördinatie?

13.3 Algemene en specifieke coördinatie

13.4 De rol van het zenuwstelsel

13.5 Leeftijdspecifiek trainingsregels

13.6 In de sportpraktijk

Page 118: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Coördinatie:

13-2

het vermogen om op grond van een nauwe

samenwerking tussen zenuwstelsel, zintuigen en

spieren motorische acties economisch en

nauwkeurig

uit te voeren

Page 119: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Soorten coördinatie:

13-3

• algemene coördinatie:

harmonische samenwerking tussen zintuigen, spier- en zenuwstelsel als gevolg van de totale bewegingservaring die is opgedaan

• specifieke coördinatie:

harmonische samenwerking tussen zintuigen, spier- en zenuwstelsel als gevolg van de bewegingservaring die de sporter in zijn eigen specifieke tak van sport heeft opgedaan

Page 120: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Zenuwstelsel:

13-4

• centrale zenuwstelsel (CZS)- grote hersenen- kleine hersenen- hersenstam- ruggenmerg

• perifere zenuwstelsel (zenuwen)• onwillekeurig zenuwstelsel

- sympathische zenuwvezels- parasympathische zenuwvezels

Page 121: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

14-1

14.2 Wat is lenigheid?

14.3 Soorten lenigheid

14.4 Oorzaken van tekort aan lenigheid

14.5 Lenigheidstraining

14.6 In de sportpraktijk

Bijlage: rekkingsoefeningen

Page 122: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Lenigheid:

14-2

het vermogen om bewegingen met een zo groot

mogelijke bewegingsuitslag

(bewegingsamplitude) in

de gewrichten uit te voeren

Page 123: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Soorten lenigheid:

14-3

• algemene en specifieke lenigheid

• actieve en passieve lenigheid

• dynamische en statische lenigheid

Page 124: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Oorzaken van tekort aan lenigheid:

14-4

• inactiviteit

• mannelijke hormonen

• koude spieren

• vermoeidheid

• huidbeschadiging

• stress

• vetweefsel

• ouder worden

• spier- en gewrichtsblessures

• aanleg

Page 125: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Lenigheidstraining:

14-5

het vergroten van de bewegingsuitslag door:

• dynamisch of verend rekken

doel: tonusverlaging van antagonisten

• statisch rekken

Page 126: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

15-1

15.2 Wat is uithoudingsvermogen?

15.3 Capaciteit en vermogen voor uithoudingsvermogen

15.4 Verschillende soorten uithoudingsvermogen

15.5 Trainingsadaptatie

15.6 De ontwikkeling van het uithoudingsvermogen

15.7 Trainingsmethoden

15.8 De optimale HF voor training

15.9 Trainen voor gezondheid

15.10 In de sportpraktijk

Page 127: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Uithoudingsvermogen:

15-2

het vermogen van de sporter om weerstand te bieden

aan psychische en fysieke vermoeidheid bij

aanhoudende belastingen en/of snel kunnen herstellen

na dergelijke belastingen

Page 128: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Twee begrippen bij uithoudingsvermogen:

15-3

• capaciteit voor uithoudingsvermogen:

de totale voorraad aan energierijke stoffen

• vermogen voor uithoudingsvermogen:

de energie die per tijdseenheid uit de capaciteit

kan worden vrijgemaakt

Page 129: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Soorten uithoudingsvermogen:

15-4

• indeling 1:- anaëroob a-lactisch uithoudingsvermogen- anaëroob lactisch uithoudingsvermogen- aëroob uithoudingsvermogen

• indeling 2:- basisuithoudingsvermogen- krachtuithoudingsvermogen- snelheidsuithoudingsvermogen

• indeling 3: - algemeen uithoudingsvermogen- specifiek uithoudingsvermogen

Page 130: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Eerste indeling in uithoudingsvermogen:

15-5

• anaëroob a-lactisch uithoudingsvermogen:het vermogen om weerstand te bieden aan vermoeidheid bij snelheid en nagenoeg maximale intensiteit (kort u.h.v.)

• anaëroob lactisch uithoudingsvermogen:het vermogen om ondanks hoge intensiteit en snelheid de productie van lactaat te beperken, dan wel om het lactaat tijdens het sporten gedeeltelijk af te breken en af te voeren (middellang u.h.v.)

• aëroob uithoudingsvermogen:het vermogen om weerstand te bieden aan een algehele vermoeidheid die ontstaat in hart, longen en spieren bij langdurige inspanning (lang u.h.v.)

Page 131: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Tweede indeling in uithoudingsvermogen:

15-6

• basisuithoudingsvermogen

• krachtuithoudingsvermogen

• snelheidsuithoudingsvermogen

Page 132: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Derde indeling in uithoudingsvermogen:

15-7

• algemeen uithoudingsvermogen:

basisuithoudingsvermogen

• specifiek uithoudingsvermogen:

het vermogen om weerstand te bieden aan

vermoeidheid bij belastingen die specifiek zijn

voor een bepaalde tak van sport

Page 133: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Trainingsadapatie:

15-8

concreet waarneembare fysieke trainingseffecten in

de volgende systemen:

• het cardiovasculaire systeem

• het respiratoire systeem

• het vasculaire systeem

• de stofwisseling

• het neuromusculaire systeem

Page 134: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Trainingsmethoden van het

uithoudingsvermogen:

15-9

• duurmethode

• intervalmethode

• herhalingsmethode

• wedstrijd- of testmethode

Page 135: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Duurmethode:

15-10

trainingsmethode waarbij de sporter continue

langdurige belastingen ondergaat:

• duurtraining-1: extensieve duurtraining

• duurtraining-2

• duurtraining-3: intensieve duurtraining

Page 136: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Intervalmethode:

15-11

trainingsmethode waarbij trainingsbelasting en herstel

planmatig worden afgewisseld:

• intensieve intervaltraining

• extensieve intervaltraining

Page 137: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Herhalingsmethode:

15-12

trainingsmethode waarbij trainingsintensiteit afgewisseld

wordt met lange pauzes waarin volledig herstel

plaatsvindt

Page 138: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wedstrijd- of testmethode:

15-13

trainingsmethode waarbij de sporter de wedstrijd

simuleert (nabootst)

Page 139: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Variaties op trainingsmethoden voor

uithoudingsvermogen:

15-14

• tempotraining

• fartlektraining

• heuveltraining

Page 140: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Trainen voor gezondheid:

15-15

• gewicht verliezen

• verlaging van de bloeddruk

• verlaging van het cholesterolgehalte

• verandering vetconcentraties in bloed

Page 141: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

16-1

16.2 Wat is kracht?

16.3 Soorten kracht

16.4 Trainingsadaptatie

16.5 Krachttraining

16.6 In de sportpraktijk

Page 142: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kracht:

16-2

de vaardigheid van het neuromusculaire systeem om

uitwendige weerstanden te overwinnen en/of deze

tegen te werken en/of deze vast te houden

Page 143: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kracht; de soorten:

16-3

naar spiercontractie:• statische of isometrische kracht• dynamische kracht:

- dynamisch concentrische kracht- dynamisch excentrische kracht

naar verschijningsvorm:• maximale kracht• explosieve kracht• snelkracht• krachtuithoudingsvermogennaar toepassing:• algemene kracht• specifieke kracht

Page 144: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kracht; indeling naar spiercontractie:

16-4

• dynamisch-concentrische spierkracht:

het overwinnen van uitwendige weerstanden

• dynamisch-excentrische spierkracht:

het tegenwerken of tegenhouden van

uitwendige weerstanden

• statische (isometrische) spierkracht:

het vasthouden van uitwendige weerstanden

Page 145: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kracht; indeling naar verschijningsvorm:

16-5

• maximale kracht:hoogste last die een spier kan overwinnen bij één willekeurige contractie

• explosieve kracht:kracht die een spier eenmalig, zo snel mogelijk kan ontwikkelen

• snelkracht:vermogen om zo snel mogelijk en meerdere keren achter elkaar kracht te leveren

• krachtuithoudingsvermogen:het vermogen om weerstand te bieden aan vermoeidheid bij belastingen met geringe krachtsinspanningen

Page 146: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Kracht; indeling naar toepassing:

16-6

• algemene kracht

kracht van de spieren van het gehele lichaam

• specifieke kracht

kracht van de spieren die gebruikt worden voor

de specifieke sportbeweging en sportbelasting

Page 147: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Krachttraining algemeen:

16-7

• gekoppeld aan techniektraining

• algemene krachttraining bij jeugdigen

• gericht op optimale verhouding kracht en snelheid

• hoe hoger de intensiteit, hoe lager de frequentie

Page 148: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Hypertrofietraining:

16-8

training met een middelmatige tot bijna maximale

spierbelasting die gericht is op een toename van de

omvang van de slow-twitch of de fast-twitch vezels

Page 149: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training maximale kracht:

16-9

training met een hoge intensiteit die gericht is op het

vergroten van de grootst mogelijke kracht die een spier

(eenmalig) kan ontwikkelen

Page 150: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training explosieve kracht:

16-10

training met een combinatie van maximale snelheid en

maximale belasting die gericht is op het vergroten van

de kracht die een spier eenmalig, zo snel mogelijk kan

ontwikkelen

Page 151: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training snelkracht:

16-11

training waarin relatief lichte belastingen gecombineerd

worden met snelle bewegingen gericht op het vermogen

om zo snel mogelijk en meerdere keren achter elkaar

kracht te leveren

Page 152: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training krachtuithoudingsvermogen:

16-12

training gericht op het vermogen om weerstand te

bieden aan (lokale) vermoeidheid bij belastingen met

geringe krachtsinspanningen

Page 153: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

17-1

17.2 Wat is snelheid?

17.3 Soorten snelheid

17.4 Trainingsadaptatie

17.5 Snelheidstraining

17.6 In de sportpraktijk

Page 154: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Snelheid:

17-2

het vermogen van de sporter een motorische actie of

een aantal motorische acties in een zo kort mogelijke

tijd te volbrengen

Page 155: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Snelheid; de soorten:

17-3

• maximale snelheid

• acceleratiesnelheid

• snelheidsuithoudingsvermogen

• reactiesnelheid

• cyclische snelheid

• a-cyclische snelheid

• actiesnelheid

• snelkracht

Page 156: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Algemene snelheidstraining:

17-4

• ook gericht op verbeteren van kracht

• altijd in de specifieke snelheidssituatie

• met hoge trainingsintensiteit

• met lage trainingsomvang

• op jonge leeftijd

Page 157: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training reactiesnelheid:

17-5

training gericht op het vermogen om zo snel mogelijk

op een akoestische, optische en/of tactiele prikkel te

reageren

Page 158: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training acceleratiesnelheid:

17-6

training gericht op het vermogen om in zo kort

mogelijke

tijd een zo hoog mogelijke snelheid te bereiken

Page 159: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training maximale snelheid:

17-7

training gericht op het vermogen om, op basis van

kracht, motorische acties in zo kort mogelijke tijd te

realiseren

Page 160: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Training snelheidsuithoudingsvermogen:

17-8

training gericht op het vermogen om weerstand te

bieden aan vermoeidheid bij belastingen met maximale

bewegingssnelheden

Page 161: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

18-1

18.2 Wat is de beginsituatie?

18.3 Het vaststellen van de beginsituatie

18.4 Mijn lichaam in cijfers

18.5 Het meten van bewegingseigenschappen

18.6 Betrouwbaar testen

18.7 Het belang van evalueren

18.8 Trainingsevaluatie

18.9 In de sportpraktijk

Page 162: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Beginsituatie:

18-2

• is het huidige niveau van de

prestatiebepalende factoren

• is individueel

• verandert steeds door trainingseffect

Page 163: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Beginsituatie bepalen:

18-3

• anamnese

• testen en metingen

• wedstrijdanalyses

• biometingen

Page 164: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Anamnese:

18-4

• algemene gegevens

• sociale anamnese

• gezondheidsanamnese

• sportanamnese

Page 165: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Testen en metingen:

18-5

• laboratoriumtesten

• veldtesten

Page 166: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wedstrijdanalyse:

18-6

het bestuderen van alle factoren die hebben

bijgedragen aan het resultaat dat de sporter tijdens

de wedstrijd heeft behaald

Page 167: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bepalen ideaal lichaamsgewicht:

18-7

• meting vetpercentage

- huidplooimeting

- onderwaterdompeling

- digitale meetmethode

• berekenen BMI

• meting skeletgewicht

Page 168: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bloeddruk:

18-8

spanning van het bloed in de slagaderen;

de kracht waarmee het bloed tegen de wanden van

de bloedvaten drukt

Page 169: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Hartfrequentie:

18-9

aantal slagen van het hart per minuut:

• HF-max. = het maximale aantal hartslagen dat

iemand in een minuut kan krijgen, afhankelijk van

leeftijd en conditie

• HF-rust = het aantal hartslagen per minuut tijdens

rust, afhankelijk van conditie en persoonsgebonden

Page 170: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Anatomische inspectie van lichaamsbouw:

18-10

• stand schouders en schouderbladen

• links-rechts verschillen

• stand van voeten, enkels, knieën, bekken

• vorm van de wervelkolom

Page 171: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Vijf bewegingseigenschappen (conditie):

18-11

• coördinatie

• lenigheid

• uithoudingsvermogen

• kracht

• snelheid

Page 172: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Testen voor coördinatie:

18-12

• testen voor oog-handcoördinatie

• reactie/coördinatietest

• sportspecifieke checklists

Page 173: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Lenigheidstests:

18-13

• sit-and-reach-test

• test ilio psoas

• test M. triceps surae

• test onderrug/hamstrings

Page 174: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Testen uithoudingsvermogen:

18-14

• shuttlerun test

• Coopertest

• Åstrandtest

• Zoladz-test

Page 175: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Krachttesten:

18-15

• push up

• sit up

• vertical jump test

• knijptest met dynamometer

• maximale-krachttest

• herhalingstest

• 3-hinkentest

Page 176: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Snelheidstesten:

18-16

• shuttle sprint 5 x 10m

• 30m. sprint met vliegende start

• 35 m. sprint vanuit staande start

• 50 x plate tapping voor het meten van

ledematen snelheid

Page 177: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Een betrouwbare testafname is:

18-17

• reproduceerbaar

• objectief

• valide

• transparantvoor het meten van ledematen snelheid

Page 178: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Belang van evalueren:

18-18

• controleren van trainingseffecten

• bijstellen van trainingsplanning

• nagaan hoe de training verlopen is

Page 179: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Trainingsevaluatie:

18-19

• afnemen van testen

• bijhouden trainingslogboek

• analyseren van wedstrijden

Page 180: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Gegevens trainingslogboek:

18-20

• HF-rust

• HF tijdens training

• lichaamsgewicht

• aantal trainingsuren of afgelegde trainingsafstand

• soort training, trainingsresultaten en trainingsomstandigheden

• fitheidsgevoel tijdens training

• testresultaten

• medische testen

Page 181: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wedstrijdanalyse:

18-21

het onderzoeken van alle afzonderlijke

prestatiebepalende factoren

Page 182: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

19-1

19.2 De sportcarrière en de meerjarenplanning

19.3 De Basis Trainings Periode (BTP)

19.4 De Opbouw Trainings Periode (OTP)

19.5 De Topprestatie Trainings Periode (TTP)

19.6 Het jaarplan

19.7 Macroplanning

19.8 Meso- en microplanning

19.9 Enkele of dubbele periodisering?

19.10 Periodiseren van spelsporten

Page 183: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Meerjarenplan:

19-2

systematische voorbereiding van de sporter ten behoeve van een toekomstige (top)sportcarrière, onderverdeeld in:• drie periodes:

1 Basis Trainings Periode (BTP)2 Opbouw Trainings Periode (OTP)3 Topprestatie Trainings Periode (TTP)

• met voor elke periode vier doelen:- mentale doelen- technisch-tactische doelen- intellectuele doelen- fysieke doelen

Page 184: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Doelen Basis Trainings Periode:

19-3

• motivatie en plezier in sport (mentaal)

• grove technische beheersing en basistactische

gedrag (technisch-tactisch)

• kennis en inzicht in belangrijke sportzaken

(intellectueel)

• ontwikkelen algemene conditie (fysiek)

Page 185: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Overgang naar OTP als sporter in bezit is van:

19-4

• een grove beheersing van de basistechnieken

• een behoorlijk aëroob uithoudingsvermogen

• een goede motivatie om regelmatig te trainen

• wedstrijdervaring

• kennis van hun prestaties

• een positieve sportervaring

• basiskennis van en inzicht in de sport en de training

Page 186: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Doelen Opbouw Trainings Periode:

19-5

• motivatie, discipline, concentratie,

stressbestendigheid (mentaal)

• ontwikkeling technische en tactische details

(technisch-tactisch)

• uitbreiding kennis en inzicht in training, tactiek

en materiaal (intellectueel)

• ontwikkelen specifieke conditie (fysiek)

Page 187: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Nieuwe trainingsvormen in OTP:

19-6

• trainingen die lactisch uithoudingsvermogen

verbeteren

• krachttrainingen

• wedstrijden als trainingsvorm

Page 188: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Overgang naar TTP als de sporter:

19-7

• tot de betere junioren behoort en vertrouwd is met sportsucces

• een goede algemene en specifieke fysieke basis bezit, waarmee aansluiting bij de top een reële mogelijkheid is

• zich heeft gespecialiseerd binnen de sport• zich een persoonlijke stijl heeft eigen gemaakt die is

afgeleid van de ideale en mechanisch juiste techniek• minimale technische tekorten vertoont• tactisch al aardig geschoold en ervaren is• over trainingsdiscipline en –motivatie beschikt• voldoende wedstrijdervaring heeft waarin hij

aansluiting bij de top heeft gevonden

Page 189: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Hoofddoel Topprestatie Trainings Periode:

19-8

bereiken individueel hoogst mogelijke prestatie, door

realiseren van steeds verder gelegen doelen op

mentaal, technisch-tactisch, intellectueel en fysiek

gebied

Page 190: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Bewaken trainingsplanning:

19-9

• vaststellen van de beginsituatie

• maken van een macro-, meso- en microplan

• controleren en bijsturen van de training

Page 191: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Doelen van een jaarplan:

19-10

• realiseren van zo hoog mogelijke prestaties in dat jaar

• realiseren van tussendoelen, die leiden naar de verder

weggelegen hoofddoelen uit het meerjarenplan

Page 192: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Uitgangspunten bij opzet jaarplan:

19-11

• sporter moet ‘pieken’ op juiste moment

• wedstrijdkalender is uitgangspunt

• drie belangrijke sturingsmechanismen:

- trainingsomvang

- trainingsintensiteit

- rust

Page 193: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Macrocycli:

19-12

• voorbereidingsperiode (VP)

- algemene voorbereidingsperiode (AVP)

- specifieke voorbereidingsperiode (SVP)

• wedstrijdperiode (WP)

• overgangsperiode (OP)

Page 194: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Meso- en microplanning:

19-13

• mesoniveau: weken

• microniveau: dagen

Page 195: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Twee soorten periodisering:

19-14

• enkele periodisering:

trainingsjaar of –seizoen dat uit één

piekmoment bestaat

• dubbele periodisering:

trainingsjaar of –seizoen dat uit twee

piekmomenten bestaat die ver uit elkaar liggen

Page 196: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

20-1

20.2 Lichaamsbeweging en psyche

20.3 Coaching

20.4 Feedback geven

20.5 Concentratie: het richten van aandacht

20.6 Werken met doelen

20.7 Mentale aspecten van geblesseerd zijn

Page 197: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Mentale effecten van lichaamsbeweging:

20-2

• vermindering van milde tot matig ernstige depressies

• afname van het angstniveau

• direct positief effect op de stemming (runners high)

• betere stressbestendigheid

Page 198: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Coaching:

20-3

het doorgeven van ervaringen:

• feedforward

• feedback

Page 199: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Feedback:

20-4

het terugkoppelen van informatie over iemands

gedrag:

• negatief

• positief

Page 200: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Effectief feedback geven:

20-5

• op het juiste moment

• over feitelijk gedrag

• als een ik-boodschap

• op een positieve en respectvolle wijze

• in een niet-bedreigende situatie

• niet teveel in één keer

• niet inslikken

• gevolgen aangeven

Page 201: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Concentratie:

20-6

op één punt gerichte aandacht

Page 202: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Delen van het aandachtsplan:

20-7

• het precompetitie-aandachtsplan

• het competitie-aandachtsplan

Page 203: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Competitie-aandachtsplan;

twee strategieën:

20-8

1 concentreren op interne (sporttechnische)

zaken

2 concentreren op externe zaken

Page 204: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Centeren:

20-9

de aandacht vestigen op het eigen zwaartepunt,

het centrum van het lichaam

Page 205: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Het nastreven van doelen:

20-10

• leidt tot zingeving

• dwingt je na te denken over wat je wilt

• geeft sturing aan activiteiten

• geeft inzicht in jezelf

• stimuleert om door te zetten

• geeft bij het halen ervan zelfvertrouwen

Page 206: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Soorten doelen:

20-11

1 eerste indeling: • prestatiedoelen• resultaatdoelen• doe-je-best-doelen

2 tweede indeling: • technische doelen• tactische doelen• mentale doelen• conditionele doelen

3 derde indeling:• korte-termijndoelen• middellange-termijndoelen• lange-termijndoelen

4 vierde indeling: • individuele doelen• groepsdoelen

Page 207: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Formuleren van doelen:

20-12

• nauwkeurig

• concreet

• realistisch

• uitdagend

Page 208: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Blessures ontstaan vaker:

20-13

• bij minder ‘harde’ persoonlijkheden

• onder invloed van stress

- in dagelijks leven

- tijdens wedstrijden

Page 209: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Geblesseerd zijn leidt tot:

20-14

• verlies van dagelijkse routine

• verlies van aandacht

• hulpeloosheid en afhankelijkheid

• onzekerheid en angst

Page 210: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Mentale training:

20-15

• doelen stellen

• ontspanningstechnieken

• visualiseren

• gedachtecontroletechnieken

• supportgroups

Page 211: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

De inhoud van dit thema:

21-1

21.2 Wedstrijdbegeleiding vóór de wedstrijd

21.3 Wedstrijdbegeleiding tijdens de wedstrijd

21.4 Wedstrijdbegeleiding na de wedstrijd

21.5 Wedstrijdevaluatie

Page 212: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wedstrijdbegeleiding vóór de wedstrijd:

21-2

• individuele benadering

• helpen de juiste spanning te creëren

- te weinig spanning: opzwepende peptalk

- te veel spanning: opbeurende peptalk

- verhinderen storende afleiders

• geen donderspeeches

• geen ‘last-minute’-instructies

• toezien op juiste uitvoering warming up

Page 213: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wedstrijdbegeleiding tijdens de wedstrijd:

21-3

• beperkte invloed

• moeizame communicatie vanwege stress en

vermoeidheid

• veelal non-verbaal

Page 214: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Begeleiding na de wedstrijd:

21-4

• eerst gelegenheid voor verwerken prestatie

• laat cooling down uitvoeren

• snelle nabespreking: globale analyse

• tweede nabespreking: gedetailleerde analyse

• blijf niet lang stilstaan bij verlies

• trek lering uit verlies

Page 215: De inhoud van dit thema: 1-1 1.2Motieven om te sporten 1.3 De trainer-coach 1.4 In de sportpraktijk

Wedstrijdevaluatie:

21-5

• observeren

• analyseren

• interpreteren

• hulpmiddel: evaluatieformulier