5
DE OPBRENGSTDER SUCCESSIEBELASTING IN 1900. De opbrengst; der sueeessiebelasting was, naar bekend is, in 1900 hoog, zelfs hooger dan ooit her geval was. De 1890--1900 : 1890 1891 1892 successiereehten beliepen 1893 1894 1895 in ronde eijfers in de jaren f 1].277.000 1896 f 11.618.000 . 13.667.000 1897 . 11.428.000 - 15.084.000 1898 . 10.869.000 . 11.059.000 1899 . 18.078.000 . 11.959.000 1900 . 15.495.000 . 12.705.000. Ben blik in de 3aarcijfers 1890 vrij normaal was. Zij doet zien, dat de opbrengst in versehilde weinig van die van vorige jaren, toen zij eveneens ruim f 11 millioen bedroeg. Ook in de volgende jareu bleef de opbrengst, gelijk voren- staande cijfers aantoonen, herhaaldelijk op dit peil. In 1895 was eenige stijging waar te nemen, maar in 1899--1900 vindt evenals in de jaren 1891--189~ eene vrij belangrijke vermeer- dering van opbrengst plaats. Laat zieh de oorzaak dier hooge opbrengst in 1900 uit de besehikbare statisLische gegevens nasporenP' Yerschillende oorzaken laten zich denken. Toevallig kunnen eenige zeer belangfijke na]atenschappen in dien tijd zijn open- gevallen. Of wel ~le sterfte kan gestegen zijn, hetzij onder de gansche bevolking, hetzij voornamenlijk alleen onder de meervermogenden. En her is ook ,nogelijk, dat een betrek- kelijk greet aantal nalatenschappen in de zijlinie of door niet- aanverwanten werd gefirfd. Elk dezer omstaudigheden kan iu meerdere of mindere mate invloed hebben doen gelden. De vorige minister van finaneifin, de heer Pierson, seheen to oordeelen naar zi.jne rede in de vergadering der Eerste Kamer

De opbrengst der Successiebelasting in 1900

  • Upload
    lu

  • View
    217

  • Download
    2

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: De opbrengst der Successiebelasting in 1900

DE OPBRENGST DER SUCCESSIEBELASTING IN 1900.

De opbrengst; der sueeessiebelasting was, naar bekend is, in 1900 hoog, zelfs hooger dan ooit her geval was.

De 1890--1900 :

1890 1891 1892

successiereehten beliepen

1893 1894 1895

in ronde eijfers in de jaren

f 1].277.000 1896 f 11.618.000

. 13.667.000 1897 . 11.428.000

- 15.084.000 1898 . 10.869.000

. 11.059.000 1899 . 18.078.000

. 11.959.000 1900 . 15.495.000

. 12.705.000.

Ben blik in de 3aarcijfers 1890 vrij normaal was. Zij

doet zien, dat de opbrengst in versehilde weinig van die van

vorige jaren, toen zij eveneens ruim f 11 millioen bedroeg. Ook in de volgende jareu bleef de opbrengst, gelijk voren- staande cijfers aantoonen, herhaaldelijk op dit peil. In 1895 was eenige stijging waar te nemen, maar in 1899--1900 vindt evenals in de jaren 1891--189~ eene vrij belangrijke vermeer- dering van opbrengst plaats.

Laat zieh de oorzaak dier hooge opbrengst in 1900 uit de besehikbare statisLische gegevens nasporenP'

Yerschillende oorzaken laten zich denken. Toevallig kunnen eenige zeer belangfijke na]atenschappen in dien tijd zijn open- gevallen. Of wel ~le sterfte kan gestegen zijn, hetzij onder de gansche bevolking, hetzij voornamenlijk alleen onder de meervermogenden. En her is ook ,nogelijk, dat een betrek- kelijk greet aantal nalatenschappen in de zijlinie of door niet- aanverwanten werd gefirfd. Elk dezer omstaudigheden kan iu meerdere of mindere mate invloed hebben doen gelden.

De vorige minister van finaneifin, de heer Pierson, seheen to oordeelen naar zi.jne rede in de vergadering der Eerste Kamer

Page 2: De opbrengst der Successiebelasting in 1900

41

der Staten-Generaal van 29 Januari 1901, de oorzaak vooral te zoeken in het openvallen van eenige groote nalatensohappen. Hij noemde de opbrengst wisselvallig, wijl niettelken jare het- zelfde aantal gros bonnets stierven. Die omstandigheid mag invloed hebben gehad, zij was buiten twijfel niet de eenige of voornaamste oorzaak. Aanzienlijke nalatensehappen doen uit den aard der zaak de opbrengst stijgen, maar het versehil met de opbrengst der vorige jaren is te belangrijk, dan clat her uitsluitend of zelfs hoofdzakelijk een gevolg zou zijn van enkele groote posten.

De zuivere saldo's der nalatensehappen, waarover successie- recht is betaald, bedroegen in de jaren

1890 f 248.725.000 1896 f 282.724.000 1891 . 289.294 000 1897 . 224.724.000 1892 . 809.866.000 1898 . 214.457.000 1893 . 229.744.000 1899 . 252.864.000 1894 . 257.976.000 1900 . 295.114.000 1895 ' . 247.816.000

Nederland felt weinig bezitters van vele millioenen, zoodat versehillen van f 80 millioen als tussehen de jaren 1892 en 1893, 1898 en 1900 voorkomen, niet uitsluitend of zelfs voorna- menlijk in her openvallen van eenige groote nalatensehappen in de jaren 1892 en 1900 hunne verklaring vinden.

Vergelijkt men her aantal nalatensehappen, waarvan in de jaren 1890--1900 sueeessiereeht "is betaald, dan ziet men onmiddelijk, dat her aantal in de jaren 1892 en 1900, toen de opbrengst groot was, ook bijzonder hoog was. Her aantal bedroeg in

1890 10.090 1896 8.919 1891 9.784 1897 8.982 1892 11.195 1898 9.154 1898 8.363 1899 9.507 1894 9.977 1900 11.101 1895 9.226

Her gemiddeld zuivere saldo der nalatenscbappen was in 1900 niet hoog.

1890 f 24.650 1896 f 26.100 1891 . 29.720 1897 . 25.910 1892 . 27.670 1898 . 28.420 1898 . 27.471 1899 . 26.540 1894 . 26.857 1900 . 26.580 1895 . 26.860

Page 3: De opbrengst der Successiebelasting in 1900

42

Her jaar 1900 onderscheidt zich dus door eerie zeer hooge tota~lopbrengst, geheven van een groot aantal nalatensohappen, die gemiddeld van een betrekkelijk normaal bedrag z[.jn.

Merkwaardig is, dat de ophrengst hooger is dan in 1892, hoezeer her aantal nalatenschappen en haar gemiddeld bedrag geringer is dan destijds.

En vooral merkwaardig is her ook in 1892 waargenomen felt, dat her aantal nalatenschappen betrekkelijk aanmerkelijk hooger was dan in andere jaren.

Her felt, dat her aantal na]atenschappen, waarvan successie- recht is betaald, hoog was, doer vermoeden, dat de sterfte grooter was dan in vorige jaren.

Inderdaad is dit her geval. Verhouding tusschen he~ aan~al

Gestorven J~'en. perso~e~.

1890 98.246 1891 94.844

1892 97.530

1898 90.372

1894 87.970

1895 90.007 1896 84.291 1897 83.856

1898 85.813 1899 87.819 1900 91.835

Her

~kantal nalatenschappen en her nalatenschappen, aantal overledenen.

10.090 10.82 pCt. 9.7~4 10.26 ,,

11.195 11.47 ,I 8.363 9.25 ,I 9.977 11.34 u 9.226 10.25 ,I 8.919 10.58 u 8.982 I0.71 ,, 9.154 10.66 II 9.507 10.87 ',

11.I01 12.08 ,I

verband tusschen her aantal gestorvenen en dat der ualatenschappen is eohter verre vau sprekend. u met het jaar 1899 is de stijging in her aantal nalatenschappen in 1900 betrekkel~jk veel grooter dan die van her aantal over- ledenen. Ook doen versohillen van ongeveer 20 pot. als tussohen de verhoudingoijfers van de jaren 1893 en 1900 bestaan haast twijfelen of tusschen het, aantal overledenen en dat der nalaten- schappen wel eenig verband is.

Bij her onderzoek behoort men evenwel twee6rlei in aan- merking te nemen.

u dat her sucoessiereoht niet onmiddellijk na her overlijden word~ betaald. Her wordt eerst zes maanden daarna,

Page 4: De opbrengst der Successiebelasting in 1900

4 8

1 Juli 1 .

1 . 1 . 1 . 1 . 1 . 1 . 1 . 1 . 1 .

in enkele gevallen zelfs hog later, gekweten. De belasting- eijfers betreffen dus andere periodes dan de sterfteeijfers. De rechten in dgn kalenderjaar betaald, zijn naar alle waarsehijnlijk- held geheven van nalatenschappen, die in bet laatste semester van her voorafgegaane en her eerste semester van her loopende jaar zijn opengevallen.

Zoo in de wintermaanden eene epidemie vele personen ten grave heeft gesleept, dan zal de invloed, bij de sterfte over twee jaren verdeeld, veet geringer sehijnen dan bij de opbrengst der belastiug, waarbij zij in dgn jaar zieh zou doengevoelen. Eene vergelijking der eijfers van twee jaren zou dientengevolge bij de sterftecijfers nauwelijks eenig verschil behoeven aan te wijzen, terwijl her bij de opbrengst der belastingaanmerkelijk kon zijn.

En dan mag men niet voorbijzien, dat de verhouding tussehen de sterfte van de onvermogenden en beret gestelden, wier ualatensehappen belastingpliehtig zijn, niet al~ijd dezelfde is. Tijdelijke stijging van kindersterf~e b.v. zal in de eijfers der saeeessiebelasting niet merkbaar zijn.

Om dus zoo nauwkeurig mogelijk her verband, dat tussehen de meergenoemde eijfers moeh~ bestaan, n a t e sporen dient men de sterfteeijfers te verdeelen in periodes van 1 Ju l i - -30 ~uni daaraanvolgende en de onvermogenden zooveel mogelijk te elimineeren, door b.v. de sterfte van personen beneden 20 jaar buiten rekening te laten.

Dit is gesehied bij den volgenden staat. Aanta l nala~en- Yerhouding van her

Aant;al schappen~ waarvan aanta l belastinplich~ige personen in her laatste j a a r na la tenschappen tot he~ overleclen, be las t ing is aantal overledenen in

Jaren. be ta~d , de 2 d~ kolom.

1889--30 Jun i1890 49.775 10.090 20,27 ~ 1890--30 - 1891 49.575 9.734 19,63 ~ 1891--30 , 1892 54.315 11.195 20,61 ~ h 1892--30 , 1898 44.457 8.363 18,80 o//o 1893--30 , 1894 50.496 9.977 19,95 ~/o 1894--30 , 1895 47.502 9.226 19,42 ~/o 1895--30 , 1896 44.460 8.919 20,06 ~/o 1896--30 - 1897 46.328 8.982 19,88 ~ 1897--30 , 1898 45.725 9.154 20,01 ~ 1898--30 , 1899 47.088 9.507 20,18 ~/o 1899--30 - 1900 54.725 11.101 20,28 ~/o

Page 5: De opbrengst der Successiebelasting in 1900

44

De hoogere opbrengst der belasting in 1900 is dus voor een groot deel een gevolg van eene stijging der algemeeue sterfte in de periode 1 5uli 1899--80 Juni 1900.

Daidelijk blijkt dit ook uit den volgenden staat, waarin het aantal nalatensehappen~ waarover in de jaren 1890--1900 sueeessiebelasting ~s betaald, is verdeeld in vier groepen.

GRouP I. GRouP II. G~o~P III. G~o~ VI. v a n f 300-- van f 15.000-- van f 100.000-- v a n f 500.000

f 15.000. f 100.000. f 500.000. en daarboven. Verhoudmgs- Vorhoudmgs- Verhou~lgs- Verhoudings-

�9 l~en. Aantal. c~fe~. Aan~. c~ fe r s . Aan~l. c~[ers. A ~ I . c~fe~.

1890 7407 100 2247 100 380 100 56 100 1891 7111 96 2196 97.73 364 95.78 63 112.5 1892 8148 110 2510 111.25 458 120.52 79 141.07 1893 6186 83.51 1787 79.52 335 88.15 55 98.21 1894 7354 99.28 2163 96.26 405 106.58 55 98.21 1895 6684 90.~3 glg4 94.52 360 94.73 58 103.57 1896 6588 88.94 1912 85.09 33g 87.36 57 101.78 1897 6667 90 1935 86.11 322 8r 58 103.57 1898 6744 91.04 2015 89.67 347 91.31 48 85.71 1899 6741 91 g118 98.22 387 101.84 61 108.92 1900 8165 110.23 2405 107.03 455 119.73 76 135.71

Zoowel in 1892 als in 1900 is aauzienlijke nalatensehappen, maar belaugrijke stijging.

er dus niet alleen van de in al de vier groepen een

In deu winter van 1891--1892 heersehte de influenza en ook in dien vau 1899--1900 eisehten de acute ziekten der ademhalingswerktuigen vole offers.

Zou de hypothese gewaagd zijn, dat de hooge opbreugst der sueeessiebelastlng ~n in 1892 ~n in 1900 daarin haar ver- klaring vindt ?

A m s t e r d a m , December 1901. Lu