18
De politieke status van vreemdelingen Marleen Scevenels INLEIDING Ongeveer 1 I 1 Oe van de Belgische bevolking bestaat uit vreemdelingen. Dit vindt o.a. zijn oorsprong in de aktieve immigratiepolitiek die de Belgische overheid gevoerd heeft in het verleden. Zo opende Belgie in 1946 een wervingskantoor in Milaan (Italie), in 1955 in Athene (Grie- kenland), in 1956 in Madrid (Spanje), in 1962 in Casablanca (Marok- ko) en in 1963 in Ankara (Turkije). In 1974 werd een immigratiestop afgekondigd. Vele van deze immigranten, vooral de ouderen, koesteren nog steeds de droom naar hun land terug te keren, doch de facto blijkt dat de meesten zich voorgoed in ons land hebben gevestigd. Hier dringt zich dan ook een actief beleid op waardoor deze migranten zich daadwerke- lijk in onze samenleving kunnen integreren. Een aspect van deze integratie is de politieke integratie. De moeilijk- heid hierbij is dat de politieke status van een individu zeer nauw in verband staat met zijn nationaliteit. In de politieke status van een individu kan men twee niveau' s onder- scheiden. Ten eerste is er de vrijheid die een individu heeft om politiek gerichte akties te voeren. Deze vrijheid kan bet best gemeten worden aan de hand van de constituerende bestanddelen, zoals vrijheid van meningsuiting, opinie, vereniging aan de ene kant, en de mogelijkheid die de overheid heeft om de vrijheden te beperken wanneer bet om politieke akties gaat aan de andere kant. Ten tweede is er bet recht op politieke vertegenwoordiging en de toegang tot openbare ambten. Daar waar in een liberale democratische samenleving bet eerste niveau meestal vrij goed gewaarborgd is, ook t.a. v. vreemdelingen, is dit hele- maal niet bet geval met bet tweede niveau. Het is namelijk door deze rechten dat een individu daadwerkelijk kan deelnemen aan het beleid van een staat. Deze rechten worden zeer zelden aan anderen dan eigen nationalen toegekend. Het internationaal recht beschouwt dit als een materie die tot de staats- soevereiniteit behoort en laat de staten dan ook vrij in de regeling ervan. Op bet vlak van de Europese Gemeenschap heeft men reeds enkele initiatieven genomen om E.G. vreemdelingen deze rechten toe te ken- nen, doch veel meer dan pogingen kan men bet niet noemen, daar uiteindelijk bet ook bier weer aan de staten overgelaten wordt om een regeling uit te werken. Het huidige Belgische recht kent geen politieke rechten toe aan vreem- 483

De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

De politieke status van vreemdelingen

Marleen Scevenels

INLEIDING

Ongeveer 1 I 1 Oe van de Belgische bevolking bestaat uit vreemdelingen. Dit vindt o.a. zijn oorsprong in de aktieve immigratiepolitiek die de Belgische overheid gevoerd heeft in het verleden. Zo opende Belgie in 1946 een wervingskantoor in Milaan (Italie), in 1955 in Athene (Grie­kenland), in 1956 in Madrid (Spanje), in 1962 in Casablanca (Marok­ko) en in 1963 in Ankara (Turkije). In 1974 werd een immigratiestop afgekondigd. Vele van deze immigranten, vooral de ouderen, koesteren nog steeds de droom naar hun land terug te keren, doch de facto blijkt dat de meesten zich voorgoed in ons land hebben gevestigd. Hier dringt zich dan ook een actief beleid op waardoor deze migranten zich daadwerke­lijk in onze samenleving kunnen integreren. Een aspect van deze integratie is de politieke integratie. De moeilijk­heid hierbij is dat de politieke status van een individu zeer nauw in verband staat met zijn nationaliteit. In de politieke status van een individu kan men twee niveau' s onder­scheiden. Ten eerste is er de vrijheid die een individu heeft om politiek gerichte akties te voeren. Deze vrijheid kan bet best gemeten worden aan de hand van de constituerende bestanddelen, zoals vrijheid van meningsuiting, opinie, vereniging aan de ene kant, en de mogelijkheid die de overheid heeft om de vrijheden te beperken wanneer bet om politieke akties gaat aan de andere kant. Ten tweede is er bet recht op politieke vertegenwoordiging en de toegang tot openbare ambten. Daar waar in een liberale democratische samenleving bet eerste niveau meestal vrij goed gewaarborgd is, ook t.a. v. vreemdelingen, is dit hele­maal niet bet geval met bet tweede niveau. Het is namelijk door deze rechten dat een individu daadwerkelijk kan deelnemen aan het beleid van een staat. Deze rechten worden zeer zelden aan anderen dan eigen nationalen toegekend. Het internationaal recht beschouwt dit als een materie die tot de staats­soevereiniteit behoort en laat de staten dan ook vrij in de regeling ervan. Op bet vlak van de Europese Gemeenschap heeft men reeds enkele initiatieven genomen om E.G. vreemdelingen deze rechten toe te ken­nen, doch veel meer dan pogingen kan men bet niet noemen, daar uiteindelijk bet ook bier weer aan de staten overgelaten wordt om een regeling uit te werken. Het huidige Belgische recht kent geen politieke rechten toe aan vreem-

483

Page 2: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

delingen, doch er zijn reeds enkele wetsvoorstellen ingediend om deze situatie te wijzigen.

HOOFDSTUK I: INTERNATIONAAL RECHT

§.1. Vrijheid van politieke activiteiten

Volgens het internationaal recht behoort het tot de nationale soeverei­niteit van een staat om een vreemdeling wiens aanwezigheid hij onge­wenst acht, uit te wijzen (1). Reeds in de 17e eeuw schreef GROTIUS dat elke staat bet recht had, die vreemdelingen uit te wijzen, die een bedreiging vormden voor de politieke orde en betrokken waren in opruiende activiteiten (2). Dit principe werd ook bevestigd in een aantal rechterlijke beslissingen rond de eeuwwisseling (3). Elke staat kan een vreemdeling uitwijzen volgens zijn eigen soeverein vastgelegde criteria. Nochtans mag dit recht niet misbruikt worden. In de "Boffola case" was een Italiaan uit Venezue­la uitgewezen ingevolge de publicatie van een artikel in verband met de lokale autoriteiten en een ander dat aanzette tot het lezen van een bepaald socialistisch tijdschrift. In dit geval vond de arbiter dat Vene­zuela onvoldoende redenen had opgegeven voor de uitwijzing en kenpe Italie 2000 bolivars toe als compensatie (4). Ook in de "Maalcase" vond de arbiter dat de uitwijzing van een Amerikaans burger, die ver­dacht werd van samenzwering tegen de Venezolaanse regering, met onnodige strengheid en onwaardigheid was gebeurd en kende een com­pensatie toe aan de Verenigde Staten (5). In deze zaken werd het recht van een soevereine staat om een vreemdeling wegens politieke aktivitei­ten uit te wijzen, geenszins betwist. Het internationaal recht diende eerder om toe te zien op de wijze waarop de uitwijzing gebeurde en eventueel nate gaan of een compensatie aan de staat, wiens nationali­teit de uitgewezen vreemdeling bezat, moest betaald worden. Heden­daagse schrijvers zijn evenwel verdeeld over bet precieze karakter van dit recht. SIBERT (6) denkt dat de positie van een vreemdeling afhan­kelijk is van een aantal internationaalrechtelijke principes. Enerzijds eisen deze principes van de staat, dat de vreemdeling geniet van toe­gang en verblijf, en zij menslievend handelt en de individuele vrijheid en gelijkheid eerbiedigt. Anderzijds laat bet "droit de conservation"

(1) BROWNLIE T., Principles of international public law, Oxford, 1979, 521; S0RE­NSEN, M. Manual of public international law, London, 1968, 483. (2) GROTIUS, M., De jure belli ac pacis libris Ires, II, XVI. (3) TILLETT zaak, The new Cyneas of Emeric Crice, 1909, 151. De Belgische autoriteiten wezen een Bretoen uit omdat hij de vakbonden verdedigde. (4) BOFFOLO case, 1903, 10, R.I.A.A., 528. (5) MAAL case, 10, R.l.A.A., 730. (6) SIBERT, M., Traite de droit international public, 1951, I, 577.

484

Page 3: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

de staat toe aan die recbten beperkingen te stellen. Zo mag een staat een politiek aktieve vreemdeling uitwijzen. Andere scbrijvers (7) menen dat een vreemdeling geen recbt beeft op toegang en verblijf in een staat en dit enkel op de discretionnaire macbt van de staat berust. Deze discretionnaire macbt is niet totaal vrij. Er is de boger vermelde doctri­ne van bet recbtsmisbruik en bet verbod om door massauitzending mensen bloot te stellen aan genocide of vervolging. Aan deze situatie is niet geraakt door de verdragen ter bescberming van vreemdelingen. Zo bv. de artikelen 1 en 2 van bet Europees Vestigingsverdrag (8) waarin de contractspartijen worden uitgenodigd de toegang en bet ver­blijf van de vreemdelingen te vergemakkelijken. Artikel 3 van voor­meld verdrag geeft een limitatieve opsomming van de uitwijzingsgron­den. Zo is uitwijzing alleen toegelaten wanneer de nationale veiligbeid of openbare orde bedreigd worden. Protocol II (a) geeft de wijze aan waarop bet begrip openbare orde moet gelnterpreteerd worden en be­paalt dat uitzetting toegelaten is om politieke redenen. Ook in de Euro­pese Conventie voor de Rechten van de Mens (9) waarin aan vreemde­lingen bet recbt op vrije meningsuiting (art. 10) en op vreedzame verga­dering (art. 11) wordt toegekend, en bet principe van niet discriminatie wordt vastgelegd (art. 14), bepaalt art. 16 tocb dat deze recbten niet gewaarborgd zijn i. v .m. de beperkingen die de Hoge verdragsluitende partijen zouden opleggen aan de politieke activiteit van vreemdelingen (10). Misscbien komt bier in de nabije toekomst enige verandering in, daar de raadgevende vergadering in 1977 een aanbeveling beeft gedaan aan de Raad van Ministers, om een comite van experten aan te stellen om art. 16 te berzien en de op basis van dat artikel toegelaten restric­ties, uit te sluiten (11). In dit verband kunnen wij ook nog de Conven­tie van Geneve van 28 juli 1951 betreffende bet statuut van vlucbtelin­gen vermelden. Deze Conventie bevat geen enkele bepaling die aan de vlucbtelingen bet recbt toekent om politieke activiteiten uit te oefen­nen. Artikel 2 bepaalt. dat de vlucbteling zicb moet voegen naar de wetten van bet gastland alsook naar de maatregelen die getroffen wor­den om de openbare orde te bandbaven. De genese van dit artikel toont aan dat bet speciaal zo geformuleerd werd, om politieke activi-

(7) BROWNLIE, T., o.c., noot 1, 506; OPPENHEIM, L., International law, A treatise, 1958, 675, nr 6. (8) 13 december 1955, B.S. 24 augustus 1965; RIGAUD, L., "La convention europeenne d'etablissement", R.G.D.I.P., 1957, 42, nr. 3. (9) E.C.R.M., B.S. 19 augustus 1955. (10) VASAK, K., La convention Europeenne des droits de /'homme, Paris, L.G.D., 1963, 68, nr. 127. Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11) "Recommandation 799 relative aux droits et au statut politiques des etrangers", Conseil de l'Europe, Annuaire de Ia Convention Europeenne des droits de l'homme, 1977, Martinus NIJHOFF 1978, 79.

485

Page 4: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

teiten te kunnen verbieden. Dit principe vindt ook indirect steun in art. 15 dat aan de vluchtelingen een recht van vereniging toekent maar enkel voor een niet politiek of niet lucratief ... doel (12). Wanneer wij de huidige stand van zaken beschouwen kunnen we wel besluiten dat zelfs verdragen die de bedoeling hebben de toestand van de vreemdelingen aanzienlijk te verbeteren door deze te beschermen tegen de willekeur van de gaststaat, toch deze gaststaat de vrije hand laat wanneer het er om gaat de politieke activiteiten van de vreemdelin­gen aan banden te leggen.

§ 2. Politieke rechten sensu stricto

Uit het voorgaande blijkt hoe weinig restricties het internationaal recht oplegt aan de willekeur van een staat voor wat de uitwijzing wegens politieke activiteiten betreft. Het zou dus des te verwonderlijker zijn indien het internationaal recht de staten zou verplichten de vreemdelin­gen kiesrecht en het recht op toegang tot de openbare ambten toe te kennen. Ook hier wordt door de meeste hedendaagse schrijvers de soe­vereiniteit van de staat als vertrekpunt genomen, waardoor zij hele­maal niet verplicht zijn de vreemdelingen op dezelfde wijze te behande­len als de eigen ingezetenen, laatst van al op het gebied van de politieke rechten (13). Ook deze situatie is onaangeroerd gebleven in de verschillende docu­menten die in het internationaal recht zijn opgesteld tegen allerhande vormen van discriminatie. De conventies afgesloten in het kader van de I.A.O. kennen geen enkel politiek recht toe aan de personen bedoeld in deze conventies. Uit de voorbereidende werken blijkt dat men hierin geen standpunt heeft wil­len innemen. In 1975 heeft het probleem zich voor het eerst gesteld naar aanleiding van Conventie nr. 143, die de gelijkheid van kansen voorstelt, niet alleen op het gebied van de tewerkstelling maar ook wat betreft de syndicale rechten en de collectieve en individuele vrijheden. Naar aanleiding hiervan was een voor-amendement ingediend om de politieke rechten expliciet uit te sluiten. Dit amendement werd verwor­pen door de Commissie van de Conferentie (14). Dus, meenden ande­ren, moet het maar expliciet vermeld worden dat de politieke rechten er wel onder vallen. Paradoxaal genoeg waren het nu de ~gevaardig­den van de emigratielanden die weigerden deze interpretatie van de

(12) KIMMENICH, 0., "Les droits et les Statuts politiques des etrangers", A. W.R. Bull., 1981, 76. (13) BRIERLY, D., L., The law of nations, 1963, 27; SIBERT, M., o.c., noot 11, 607; WESTLAKE, J. International Law, 1904, I, 211. (14) Conference internationale du travail- 60 e session, 1975, Rapport V(l) sur /es travail­leurs migrants, Point II, § 59, 1213.

486

Page 5: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

"individuele en collectieve vrijheden" aan te nemen en meenden zij dat hier essentieel bedoeld waren : recht op informatie, vrijheid van me­ningsuiting en vrijheid van vereniging. Mogelijk kan hun houding hier verklaard worden uit angst dat een precieze aanduiding over politieke rechten de ratificatie van de Conventie in sommige Ianden zou vertra­gen of zelfs tegenhouden (15). Ten tweede moet Conventie nr. 111 van 1958 nog vermeld worden betreffende de discriminatie in verband met tewerkstelling en beroeps­uitoefening, die niet verbiedt een onderscheid te maken op basis van nationaliteit, zeker niet voor wat betreft de openbare ambten. In het kader van de Verenigde Naties werden als reactie tegen de wreedheden van W .0. II een aantal documenten opgesteld die de fun­damentele mensenrechten moesten vrijwaren. Deze documenten zijn ook zeer terughoudend in hun formulering als het om politieke rechten gaat. Zo zegt art. 21 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (16) dat ieder persoon het recht heeft deel te nemen aan het beleid van de openbare aangelegenheden van "zijn land" ... en ieder­een het recht heeft toegelaten te worden tot openbare bedieningen van "zijn land". Meer expliciet zegt art. 25 van het Verdrag inzake Burger­rechten en Politieke rechten (17) dat deze rechten aileen toekomen aan "burgers" (18) in hun eigen land. In de Conventie ter eliminatie van aile vormen van discriminatie op grond van racisme ( 19) wordt in artikel 5 gezegd dat aile person en gelijk moeten behandeld worden wat betreft participatie in verkiezing­en en toegang tot openbare ambten, doch art. 1- al. 2 van die Conven­tie bepaalt dat dit niet toepasselijk is op de onderscheiden, uitsluitin­gen, restricties of voordelen gemaakt door een staat tussen burgers en niet-burgers (20). Het wordt inderdaad niet als discriminatoir be­schouwd om de uitoefening van politieke rechten aan vreemdelingen te weigeren (21). In de reeds boger vermelde aanbevelingen van de Raad van Europa wordt de Raad van Ministers ook aangespoord om aan een Comite van Experten opdracht te geven, gedetailleerde voorstellen uit

(15) RUZIE, D., Les droits publics et po/itiques du travailleur etranger. Les travailleurs etrangers et le droit international. Colloque de Clermong-Ferrand, Paris, 1979, 333. (16) U.V.R.M., V.N. Algemene Vergadering, B.S. 31 maart 1949. (17) New-York, 19 december 1966. Ratificatie Kamer, 29 mei 1980, Pari. Ann. 1980, 1824. Ratificatie Senaat, 19 maart 1981, Pari. Ann., 1981, 1175. (18) Verenigde Naties, Seminarie over de rechten van de mens van de migrerende werkne­mers, Tunis, 12-14 november 1975, Doc. ST/TAO/HR/50, New-York, 1976 50. (19) CMND 4108. (20) LERNER, M., The U.N. Convention on the elimination of all forms of racial discrimi­nation, 1970, 43. (21) SANTA CRUZ, H., Etudes de mesures discriminatoires dans le domaine des droits politiques, 1962, Doc E/CN 4/sub.213/Rev. I.

487

Page 6: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

te werken in verband met Consultatieve Raden voor Vreemdelingen en de land en aan te sporen de mogelij kheid te onderzoeken om stemrecht te geven aan vreemdelingen (22). Doch sinds 1977 wordt deze aanbeve­ling op elke bijeenkomst van de Raad van Ministers opnieuw onder­zocht om er gevolg aan te geven, zonder nochtans zelfs maar tot een princiepsbeslissing te komen wat de te volgen procedure betreft. Dus ook op dit gebied wordt het volledig aan de staten overgelaten of zij al dan niet politieke rechten toekennen.

HOOFDSTUK II: E.G. RECHT

§ 1. Vrijheid van Politieke activiteit

Wanneer men het Verdrag van Rome (23) onder de loupe neemt ziet men dat dit V erdrag helemaal niet bedoeld is om deze situatie te rege­len. Maar daar het Verdrag aan leden van de Gemeenschap het recht toekent van toegang en verblijf in andere landen van de Gemeenschap om er specifieke economische activiteiten te ontplooien, blijkt dat deze toe gang en dit verblij f kan beperkt worden op grond van redenen van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid (art. 48,3). De inhoud van deze begrippen in acht genomen heeft voor gevolg dat ook hier een uitzetting wegens politieke activiteiten mogelijk is. Gezien het brede en onzekere karakter van deze begrippen, meenden de auteurs dat hier een gevaar school voor de lidstaten om onder het mom van een uitzetting wegens politieke redenen, economische redenen te verbergen. Daarenboven had dit concept in verschillende landen een verschillende inhoud (24). Daarom heeft de Raad op grond van art. 56.2 een Richt­lijn opgesteld om de verschillende interpretaties te coordineren (25), verschillende waarborgen op te leggen tegen de willekeur van de lidsta­ten (26) en het toepassingsgebied van openbare orde in te dijken. Zo bepaalt art. 2(2) dat geen redenen voor economische doeleinden mogen aangehaald worden en art. 3 (1) dat de maatregelen uitsluitend moeten berusten op het persoonlijk gedrag van de betrokkene. Men moest tot 1974 wachten eer de principes werden gei:nterpreteerd. Dit gebeurde in de ,,VANDUYN zaak,, (27). Hier stelde het Hof voor het eerst dat het concept openbare orde moest gezien worden in de context van het gemeenschapsrecht, in plaats van het nationaal recht

(22) o.c., noot 10. (23) Verdrag van Rome, 25 maart 1957, Wet 2 december 1957. (24) Zie: The European Communities, A Glossa of legal terms appearing in the French text of the treaties establishing the European Atomic Energy Community and the European Economic Community and the related documents. 1962. 14. E.C. (25) Richtlijn van 25 februari 1964 (64/221) P.B. 850/64. (26) Art. 6 -art. 8 -art. 9. van de Richtlijn. (27) VANDUYN, Hof van Justitie, zaak 41174. Jur. 1974, 1345.

488

Page 7: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

daar dit de grote uitzondering op bet principe van vrij verkeer is. Nocbtans moest bet concept "openbare orde" geevalueerd worden naar gelang de omstandigbeden, en blijven de lidstaten een zekere be­oordelingsvrijbeid bebouden binnen de grenzen vastgelegd door de Ge­meenscbap. Het Hof legde dan drie zulke grenzen vast: de maatregelen moeten uitsluitend berusten op bet persoonlijk gedrag van betrokkene, bet principe van proportionaliteit (28) en bet principe van gelijke be­bandeling. In deze zaak besliste bet Hof dat aan de drie principes was voldaan en nam bierdoor een vrij brede interpretatie aan, in tegenstel­ling tot de basisgedacbte die wilde dat bet begrip zo strikt mogelijk zou worden ge!nterpreteerd. In andere daaropvolgende zaken werden de mazen van bet net terug toegebaald en legde bet Hof veel strakkere criteria op. In de zaak BONSIGNORE (29) werd bepaald dat bet voor art. 3 van de Ricbtlijn 64/221 nodig was dat de persoon ze/f een bedreiging vorm­de voor de openbare orde en dat bet niet voldoende was dat bij deel uitmaakte van een groep. In de zaak RUTILI (30) werd bet proportio­naliteitsbeginsel verder benadrukt. De bedreiging voor de openbare or­de moest "werkelijk en genoegzaam ernstig zijn". Daarenboven werd de Conventie voor de Recbten van Mens aangebaald, die bepaalt dat redenen van openbare orde enkel toegelaten zijn voor zover nodig in een democratiscbe samenleving (30bis). Tot slot werd bieraan in de zaak BOUCHEREAU (31) nog toegevoegd dat bet een bedreiging moest zijn die een "fundamenteel belang van de samenleving" aantast­te. Door deze regels vast te stellen beeft bet Hof van Justitie veel strakkere criteria opgelegd dan in bet Internationaal recbt. Vooral van belang voor ons is, dat bet Hof in de zaak RUTILI gesteld beeft, dat men enkel maatregelen mag nemen noodzakelijk voor een democratiscbe samenleving. Dit beeft grote implicaties op bet gebied van de politieke activiteit die een vreemdeling kan en mag ontplooien. Wanneer dena­tionale autoriteiten nu een uitzetting overwegen wegens bet feit dat een migrant lid is van een bepaalde organisatie, of omdat bij deelnam aan een betoging of nog we gens bepaalde opinies ... dan zal de toetsing aan de voorbeen bescbreven principes, de gevallen waarin kan uitgezet

(28) FORSTHOFF, E., Lehrbuch des Verwa/tungsrecht, 1966, 68. Volgens dit principe mag een individu niet meer administratieve bemoeiingen ondergaan dan strikt noodzakelijk is voor de administratie om haar doel te bereiken. Dit principe is Duits­land zeer goed bekend. (29) BONSIGNORE, C.A., Hof van Justitie, zaak 64175, Jur. 1975. (30) RUTILI, Hof van Justitie, zaak 36175, Jur. 1975, 1219. (30bis) Zie over verhouding Communautair-recht-E.V.R.M.: LENAERTS, K., Machtsbe­grenzing door de rechter, Doctoraatsthesis, 1982, II, 445, 457-459, 464. (31) BOUCHEREAU, Hof van Justitie, zaak 3017 Jur. 1977, 1999.

489

Page 8: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

worden aanzienlijk verminderen (32). Alhoewel in de voorgaande ge­vallen weinig toepassing is gemaakt van het gelijkheidsprincipe, kan dit bier toch ook een zeer belangrijke rol spelen, daar dit inhoudt dat men geen migrant kan uitzetten wegens politieke activiteiten die aan eigen onderdanen toegelaten zijn, of deze activiteiten beperken, waar men deze bij de nationalen ook niet beperkt (33). Alzo vindt men in het E.G. recht, en vooral wegens de activiteiten van bet Hof van Justitie, een begin voor vrije politieke aktiviteit van E.G. migranten.

§ 2. Politieke rechten sensu stricto

A. Stemrecht voor onderdanen van E.G. lidstaten

a) Rechtstreekse verkiezingen voor bet Europees Parlement

In 1960 was voor het eerst sprake over stemrecht voor onderdanen van E.G. lidstaten in verband met de rechtstreekse verkiezing van bet Eu­ropees Parlement. Het verdrag zelf bevat hierover geen enkele bepa­ling. In de voorstellen die bet Europees Parlement deed tot bet houden van rechtstreekse verkiezingen, die gebundeld werden in een ontwerp­conventie (34), bepaalde art. 11 (2) dat migranten zouden kunnen stemmen in hun land van herkomst, en art. 11 (3) bepaalde dat migran­ten die alzo stemden niet in bet gastland konden stemmen. Dubbele stemming was dus verboden. Men zou hieruit een preferentie kunnen afleiden van het Europees Parlement voor het stemmen in bet land van herkomst; toch werd aan de andere mogelijkheid, nl om in het gast­land te stemmen op zijn minst gedacht. Daarenboven zou art. 12 hun het recht toekennen om in het gastland onder dezelfde voorwaarden als de nationalen op te komen als kandidaat. De Raad weigerde echter dit ontwerp goed te keuren. Bijgevolg werkte bet parlement nieuwe voor­stellen uit in januari 1975 in de vorm van een nieuwe ontwerp-conven­tie (35). Het Comite voor politieke aangelegenheden van bet Parlement was van mening dat bet toekennen van stemrecht aan migranten be­langrijk was voor de volledige democratische grondslag van bet Parle-

(32) COHEN-JONATHAN, G., Lacour des Communautes Europeennes et les droits de l'homme. R.M.C., 1978, 74. Hij zegt op p. 81: "il permet Ia Cour de developper un systeme propre des droits de l'homme et qui l'autorisait eventuellement... a ne pas admettre de maniere rigide une obligation de neutralite politique a Ia charge des etrangers communautaires". (33) EVANS A.c. The political status of aliens in international law, municipal law and european community law. The international and comparative law quaterly, vol. 30, 19~1, 31. (34) lngevoegd in een parlementaire resolutie van 17 mei 1960, Pub/. E.G. 1960, 834. (35) Pub/. E.G., 1975, C 32/15.

490

Page 9: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

ment (36). Nochtans was de Raad van mening dat bet houden van rechtstreekse verkiezingen hierdoor aanzienlijk zou vertraagd worden (37). Om deze reden zag bet Parlement in zijn ontwerp dan ook af van bet toekennen aan E.G. migranten van stemrecht in bet gastland. De ontwerp-conventie werd door de Raad aangenomen. Artikel 7 (1) voor­zag dat bij de eerste rechtstreekse verkiezing de electorale procedure door de nationale wetgeving werd geregeld in de lidstaten. Elke lidstaat was vrij aldan niet stemrecht toe te kennen aan E.G. migranten die op hun grondgebied verbleven. In feite deden aileen bet Verenigd Konink­rijk (38), de lerse Republiek (39) en bet Koninkrijk der Nederlanden (40) dit. Belgit~ heeft nu plannen in deze zin (41). Het zou evenwel aanbevelenswaardig zijn indien bet Europees Parle­ment deze procedure in de verschillende lidstaten zou trachten te har­moniseren, daar in vele Ianden nog geen bereidheid is gevonden om stemrecht aan migranten toe te kennen.

b) Stemrecht voor E.G. migranten op gemeentelijk vlak (42)

Zowel in richtlijnen voor een sociaal actieprogramma van april 1973, (43)(44) als in bet ontwerpverdrag van december 1974 voor migrerende werknemers en hun families, (45) vraagt de Commissie dat stemrecht op lokaal vlak zou worden toegekend. Talloze problemen rezen hier­bij, zo bv. wat de wettelijke basis zou zijn, art. 235 of 236, van bet Verdrag van Rome ... Eveneens in 1974 werd te Parijs een belangrijke conferentie gehouden die leidde tot de oprichting van een werkgroep die zou bestuderen on­der welke omstandigheden aan de onderdanen van de Lidstaten ''speci-

(36) Pattijn Rapport, E.P. Doc., 368/74, 44. (37) Zie hierover het besluit van de voorzitter van de Raad Tomtinson, 15 juni 1977, E.P. Doc., 218, 127. . (38) European Assembly elections Act 1978, Sched. I, Art. 2 (i) (a) (39) European elections, Act 1977, SS 3(1) en (14). (40) Zie "Nationale kieswetten voor rechtstreekse verkiezingen: tekst van wetten aangeno­men door de Parlementen van BelgH!, Luxemburg, ltalH! en Nederland, E.P., 1979, 4. Belgii'! kende hierin geen kiesrecht toe aan vreemdelingen. Wet 16 november 1978, Pori. Hond.,Se­naat, 1978-79, nr. 477/4. (41) Zie het amendement bij het Voorstel van resolutie betreffende de verkiezing van verte­genwoordigers in het Europese Parlement, Pori. stukken, Kamer, 1982-83, stuk 579/2. (42) RIGAUX, F., Aspects juridiques de Ia participation des immigres a Ia vie politique communole dons les pays de Ia C.E.E., Hommes et Migrations, 15 maart 1974, 14, nr. 866. Zie ook : Travaux du Colloque organise par le Centre Chari DE VISSCHER pour le droit international a l'Universite catholique de Louvain du 28 fevrier 1978, sur: "La participation des ressortissonts etrongers oux elections municipoles dons les pays de Ia C.E.E. " (43) Bull. E.G. 11-1972, 39. (44) Bull. E.G. Suppl. 4173. Zie ook antwoord op schriftelijke vraag nr. 532/73 van M. MARRAS. Pub/. E.G. 1974, C 39/9. (45) Bull. E.G., Suppl. 3176.

491

Page 10: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

ale rechten" konden worden toegekend. Deze "speciale rechten" wa­ren het stemrecht en de toegang tot het openbaar ambt op gemeentelijk vlak (46). Tussen de Commissie en de Lidstaten rezen twee belangrijke menings­verschillen : 1 ° - de Commissie wilde deze rechten alleen toekennen aan migranten-werknemers, terwijl de Lidstaten alle E.G. migranten be­doelden, 2° - was de Commissie de mening toegedaan dat deze zaak door de bestaande Europese instellingen kon geregeld worden ; terwijl de Lidstaten een werkgroep ad hoc voorstelde, zodanig dat zij de con­trole zouden behouden over de werkzaamheden. Nog een belangrijk probleem was dat ten minste vijf lidstaten hun grondwet moesten aanpassen alvorens zulke rechten te kunnen toeken­nen. Na onderzoek waren zowel de Commissie als de Raad van mening, dat de toekenning van zulke rechten toch niet kon gebeuren in het kader van de normale wetgevende gemeenschapsprocedure, maar dat de Lid­staten evenwel niet geheel de vrije hand mochten hebben en de Europe­se instellingen in zoverre als mogelijk zouden betrokken worden in de noodzakelijke regelingen (47). Op dit ogenblik echter bevindt de mate­de zich volledig in handen van de Lidstaten. In Belgie is door de heer GLINNE reeds tot viermaal toe een wetsvoor­stel over dit onderwerp ingediend ( 48).

c) Toegang tot openbare ambten

Ook art. 48 van het Verdrag van Rome in verband met het vrij verkeer van werknemers heeft implicaties op het politiek vlak daar art. 48 (4) een grote uitzondering voorziet voor betrekkingen in overheidsdienst, op het principe van niet-discriminatie. Het Hof van Justitie heeft in verschillende arresten het begrip "betrekkingen in overheidsdienst" ge'interpreteerd. Zoals hoger met het begrip "openbare orde" het geval was, kan ook hier, gezien de doelstellingen en de geest van het E.G. het recht niet overgelaten worden aan de Lidstaten om het begrip te defi­nieren. In een arrest van 17 december 1980 werd het begrip "betrekkingen in overheidsdienst'' gedefinieerd als ''betrekkingen die al dan niet recht­streeks deelneming aan de uitoefening van openbaar gezag inhouden en die werkzaamheden omvatten strekkende tot bescherming van de

(46) Bull. E.G., 12-1974, 8. (47) Rapport van de Commissie-eindcommunique van de Europese Gemeenschap te in Parijs van 9 en 10 december 1974, COM (75) 321. zie ook: RUZIE, D., noot 15, 375. (48) De laatste maal gebeurde dit op 5 juli 1979. Par/. stuk., Kamer, B.Z., 1979, nr. 233/1. Dit zelfde voorstel werd op 12 maart 1980 in de Senaat ingediend door Mevr. PETRY, Par/. Stuk., Senaat, 1979-80, nr. 407/1.

492

Page 11: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

algemene belangen van de Staat of andere open bare lie ham en'' ( 49). Artikel 55, 1 van het Verdrag draagt hetzelfde karakter en zegt dat "de bepalingen van Hoofdstuk II niet van toepassing zijn op werkzaamhe­den ter uitoefening van het openbaar gezag in deze Staat, zelfs indien deze slechts voor een bepaalde gelegenheid geschieden" (50). Voor bepaalde beroepen zoals notarissen, griffiers, gerechtsdeurwaar­ders en curatoren is bet vrij duidelijk dat zij onder voormelde bepaling kunnen gerangscbikt worden. Andere beroepen zoals dat van advo­caat, leverde meer problemen op (51). Ook bier kreeg bet Hof van Justitie de kans om de preciese draagwijdte van artikel 55,1 van het Verdrag van Rome vast te leggen, door te bepalen dat slecbts die activi­teiten worden geduld die op zicbzelf een recbtstreekse specifieke deel­neming aan de uitoefening van bet openbaar gezag meebrengen. Acti­viteiten van de advocaat zoals consultaties en recbtsbijstand evenals vertegenwoordiging van partijen en in recbten, ook al zou die tussen­komst verplicbt zijn of bij uitsluiting aan de advocaat opgedragen, vallen bijgevolg niet onder de uitzondering (52). Analoge problemen kende men voor bet mediscb beroep dat nu gere­geld worden door twee richtlijnen van 16 juni 1975 (53), voor genees­beren verbonden aan een ziekenbuis (54) en voor veeartsen (55). Daar waar de Commissie oorspronkelijk heeft afgezien van de moge­lijkbeid om een lijst van uitzonderingen op te stellen die onder de artikelen 48,4 en 55,1 vielen en zij bet wenselijk acbtte geval per geval te behandelen (steeds met de controlemogelijkbeid van het Hof van Justitie), overweegt de Commissie nu tocb om criteria op te stellen.

(49) Arrest van 17 december 1980 inzake de Commissie tegen Belgie, Hof van Justitie, Jur. 1980, 3900. (50) zie hierover: MEG RET, J. Le droit de Ia Communaute economique Europeenne, Pres­ses universitaires de Bruxelles, 1971. (51) LAGUETTE, S., ,Essai d'application de /'art .. 55 du Traite C.E.E. a une profession liberate: Ia profession d'avocat R. T.D.E., 1966, 242. TERRE, F. ,La liberte d'etablissement dans les professions judiciaires et Ia Communaute economique Europeenne,, Clunet, 1967, 265. (52) Hof van Just. 21 juni 1974 in de zaak REYNDERS, 2174 Jur. 19 631, overw. 42-55. Hierdoor ge'inspireerd heeft de Raad een richtlijn uitgevaardigd over vrije vestiging van advocaten. Pub/. E.G. 1977. L'-/17, Richtlijn 77/249: zie Wet 2 december 1982, B.S. 8-1-83, 146-147., R. W., 1982-83, 1485. zie ook: S.E. W. 1981, 415, 323. (53) Pub/. E.G. 1975, Ll67/l, 14. (54) Pub/. E.G. 1975, Cl46/1 (55) Pub/. E.G., 1970, C92/18.

493

Page 12: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

HOOFDSTUK III: BELGISCH RECHT

§ 1. Terugwijzing en uitzetting wegens politieke activiteiten

Het statuut van de vreemdelingen in Belgie wordt beheerst door de wet van 15 december 1980 (56). De artikelen 20 en 21 van deze wet regelen de terugwijzing en de uitzetting. Terugwijzing kan gebeuren wanneer de vreemdeling de openbare orde of de veiligheid van de Staat heeft geschaad; voor uitzetting is het noodzakelijk dat er een "ernstige" schade is toegebracht aan de openbare orde of veiligheid van de Staat (57). In geval van uitzetting zijn verschillende waarborgen voorzien in de wet: het advies van de "Commissie voor advies van vreemdelingen" moet worden ingewonnen ; wanneer de uitzetting op politieke gronden is gebaseerd dient hierover beraadslaagd te worden in de Ministerraad .... De terugwijzing- en uitzettingsbesluiten moeten uitsluitend op het persoonlijk gedrag van de vreemdeling gegrond zijn en deze geniet het recht op vrijheid van meningsuiting, van vreedzame vergadering en van vereniging. Ondanks al deze waarborgen zal het toch vooral afhangn van de inter­pretatie van de begrippen : ''open bare orde'' en ''veiligheid van de Staat", om de concrete bewegingsvrijheid van een vreemdeling te kun­nen evalueren. Wat betreft het begrip "openbare orde", werden tijdens de parlemen­taire voorbereiding herhaalde pogingen ondernomen om dit begrip te specifieren. Geen van deze pogingen mondde echter uit in een coherent geheel, dat de Minister of de Raad van State enig houvast kon bieden bij de toepassing van art. 20 en 21. Volgens het senaatsverslag moet de openbare orde gezien worden "in het Iicht van het strafrecht, en niet subjectief''. Ernstige aanslagen op de openbare orde veronderstellen een zware straf (58). Wat het eerste punt betreft mag men aannemen dat dit ook de zienswijze van de Kamer was, doch niet wat het tweede punt betreft (59). In ieder geval laat de tekst van de wet een ruimere interpretatie toe (60).

(56) B.S., 31 december 1980. (57) Overeenkomstig art. 4 van de Wet van 28 maart 1952 kon de Koning de gevestigde vreemdeling uitzetten wanneer Hij zijn aanwezigheid gevaarlijk of schadelijk achtte voor de openbare orde of de nationale veiligheid, of indien de vreemdeling, zelfs buiten het Rijk, vervolgd of veroordeeld werd wegens misdaden of wanbedrijven die aanleiding konden geven tot uitlevering. (58) Par/. stukken, Senaat, 1980/81, nr. 52112,11. (59) Par/. stuk., Kamer 1977-78, nr. 14417,11. (60) Verhouding openbare orde-strafrecht, zie SWART, A.,; De toe/ating en uitzetting van vreemdelingen, Deventer, Kluwer, 1978, 210. (60) Zie hierover ook: VANHOUTTE, M., ed., De vreemdelingenwet, Kommentaar op de wet v. 15 december 1980, Antwerpen, 1981, DE KOCK, M., DECEUSTER, D., DEJONG­HE, D., en VAN NUFFEL, P., De Nieuwe verblijfsregeling voor vreemdelingen, Antwer­pen, 1982.

494

Page 13: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

In de praktijk blijkt, dat de E.G.-vreemdelingen automatisch uitgewe­zen worden wanneer zij een gevangenisstraf hebben opgelopen van 1 jaar effectief of meer en niet-E.G.-vreemdelingen een gevangenisstraf van 6 maanden effectief of meer. Voor sommige misdrijven, zoals ze­denmisdrijven of misdrijven in verband met drugs, wordt onmiddellijk uitgewezen. Dus steeds zou een strafrechterlijke veroordeling noodza­kelijk zijn, zo ook wanneer men een uitwijzing overweegt op politieke gronden: bvb. het enkele feit van een aanwezigheid bij een betoging kan geen uitwijzing medebrengen, tenzij de vreemdeling zich naar aan­leiding hiervan heeft schuldig gemaakt aan gewelddadigheden en hij hiervoor door de rechter werd veroordeeld. Men moet echter bedenken dat de gehele uitwijzingsprocedure voor buitenstaanders geheim blijft, daar deze K.B.'s en M.B.'s nergens wor­den gepubliceerd. De Minister van Justitie en de Staatsveiligheid be­houden aldus een vrij grote discretionaire macht, doch steeds is er de mogelijkheid voor de vreemdeling om opschorting te vragen of beroep in te stellen tegen de beslissing (61). In principe blijft het dus wei mogelijk om wegens politieke activiteiten uit te wijzen, doch zowel de beer BAETEN als de beer STALPORT, heiden lid van de Commissie van advies voor vreemdelingen die hierin de syndicaten vertegenwoordigen, verklaarden dat bij hun weten geen enkel dergelijk geval bekend was, sinds de nieuwe wet in voege is. Zij expliciteerden zelfs dat vreemdelingen in Belgie een grote politieke vrij­heid genoten. Zo zou van hieruit vrij oppositie kunnen gevoerd worden tegen andere regimes. Wanneer deze acties zich tegen de Belgische Staat zouden richten, is het niet moeilijk om in te zien dat ingegrepen zal worden. Wat het begrip "veiligheid van de staat" betreft, werd tijdens de be­spreking in de Kamercommissie opgemerkt dat slechts zeldzame en specifieke misdrijven zoals spionnage onder dit begrip vallen (62). Aangenomen mag worden dat met dit begrip ook gerefereerd wordt naar handelingen en gedragingen die in het strafwetboek als misdaden en wanbedrijven tegen de veiligheid van de staat bekend staan (63).

§ 2. Politieke rechten senso stricto

a) Kiesrecht

Elke Constitutie, hoe democratisch ook van structuur, behoudt het kiesrecht voor aan haar eigen onderdanen, zich baserend op de over­weging dat bet aileen dezen toekomt te beslissen aangaande de politie-

(61) Art. 64 en 69nWet van 15 december 1980. (62) zie noot 59. (63) Art. 101-136 Strafwetboek.

495

Page 14: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

ke Ieiding. Een vreemdeling kan niet geacbt worden bierover met de­zelfde kennis van zaken en evenmin met de vereiste burgerzin, te oor­delen. Het beginsel dat aileen de Belgiscbe staatsburgers kunnen verko­zen worden steunt op dezelfde gronden (64). Dat vreemdelingen geen politieke recbten bezitten scbijnt nogal duide­lijk voor te vloeien uit de bepalingen van de artikelen 4 en 5 van de Grondwet: volgens art. 4,2e lid, bepalen de Grondwet en de overige wetten op de politieke recbten welke de vereisten zijn waaraan men moet voldoen, benevens de staat van Belg, om die recbten uit te oefe­nen en volgens art. 5 ,2e lid stelt aileen grote naturalisatie de vreemde­ling met de Belg gelijk voor de uitoefening van politieke recbten. In bet bijzonder is ook in de art. 50 en 56 van de Grondwet bepaald dat men niet gekozen kan worden tot lid van de Kamer van Volksverte­genwoordigers of tot lid van de Senaat indien men niet Belg is door geboorte of de grote naturalisatie beeft verkregen en in de art. 47 en 53 van de Grondwet dat de leden van de Kamer van Volksvertegenwoor­digers en de recbtstreeks verkozen senatoren door de burgers (les citoy­ens) gekozen worden. Eveneens is in de provinciekieswet bepaald dat men, om tot provincieraadslid gekozen te worden, moet Belg zijn door geboorte of de grote naturalisatie bebben verkregen (65); en in de gemeentekieswet, dat men om tot gemeenteraadslid gekozen te worden moet Belg zijn, zonder meer (66). Volgens die wetten moet men onder­scbeidelijk, om kiezer te zijn voor de Provincieraad "voldoen aan de vereisten om kiezer te zijn voor de wetgevende kamers" (67) en om kiezer te zijn voor de gemeenteraad, ''Belg zijn of naturalisatie bebben verkregen" (68). Sinds enige tijd is er sprake van aan vreemdelingen actief en misscbien ook passief kiesrecbt te verlenen, tenminste wat gemeenteraadsverkie­zingen betreft (69). Op 4 oktober 1976 kwam deze eis van gemeentelijk stemrecbt voor bet eerst in bet nieuws. In Geel en in Genk werd door een paar bonderd mensen betoogd voor deze eis. Deze acties werden ondersteund door een persconferentie waar de Belgiscbe Liga voor de Recbten van de Mens, de MRAX, de CLOTI en andere verenigingen voor gastarbeiders, pleitten voor stemrecbt voor migranten. Bij de mo-

(64) Het juridisch statuut van de vreemdeling in Belgie, XXIe Rechtscongres Leuven, K.U.L., 1969, S.W.U., 105. (65) Provinciekieswet: art. 23. (66) Gemeentekieswet: art. 65. (67) Provinciekieswet: art. 1. (68) Gemeentekieswet: art. 1. (69) Dit gebeurde in 1976 reeds in Zweden. Zie: Commission on Immigration Research "The First immigration election" Preleminary Report of the participation of immigrants in the 1976 Swedish local and regional elections. Stockholm 1977. Ook in Nederland werd dit recht aan immigranten toegekend.

496

Page 15: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

tivering van die eis werd de aandacht gevestigd op bet feit dat bet aantal gemeenteraadsleden en schepenmandaten wordt bepaald door bet bevolkingsaantal van de gemeente (Belgen en vreemdelingen). In streken zoals bv. Wailonie en Limburg waar zeer veel gastarbeiders wonen, dient dit toch onder ogen genomen te worden. Ook in bepaalde gemeenten van de Brusselse Agglomeratie is bet percentage gastarbei­ders eerder hoog. Het is dan ook niet logisch dat soms bijna een op twee mandaten in de gemeenteraad wordt toegekend aan inwoners die zelf bij de verkiezing niets in de pap te brokken hebben (70). Voor deze eisen zijn sommige politieke partijen niet ongevoelig geble­ven, maar tussen de partijen onderling bestaan er grote meningsver­schillen over de voorwaarden om aan de verkiezingen deel te nemen. Volgens de KP zouden aile buitenlanders gemeentelijk stem- en ver­kiesbaarheidsrecht genieten voor zover zij 5 jaar in Belgie gevestigd zijn en 25 jaar oud zijn (m.a.w. na hun militaire verplichtingen in hun land van herkomst volbracht te hebben) (71). De SP wil deze zelfde rechten toekennen, doch enkel aan de migranten uit EG-landen. Deze migranten moeten sinds 5 jaar in Belgie gevestigd zijn en 18 jaar oud zijn (72). De PSC ijvert ervoor dat aile buitenlan­ders die sinds 5 jaar in Belgie gevestigd zijn, voor de gemeenteraadsver­kiezingen, stemgerechtigd zouden worden. Buitenlanders zouden zich nochtans niet verkiesbaar kunnen steilen (73). Het bureau van de RW heeft hieromtrent ook een standpunt ingenomen dat overeenkomt met dat van de SP (74). Het debat over deze materie is heden ten dage practisch academisch geworden. De vraag kan gesteld worden of de Grondwet al dan niet moet veranderd worden wanneer men vreemdelingen kiesrecht wil toe­kennen voor de gemeenteraadsverkiezingen. Volgens sommigen is een wijziging van art. 4 van de Grondwet noodzakelijk. Volgens anderen geeft art. 108 de mogelijkheid om stemrecht toe te kennen op gemeen­telijk vlak, zonder grondwetsherziening. Omtrent deze problematiek werden volgende initiatieven genomen: op 14 november 1978 dienden de volksvertegenwoordigers GLINNE en LEVAUX eerst afzonderlijk, daarna gezamenlijk een amendement in om art. 4 van de Grondwet ter herziening op te nemen. Dit amendement werd verworpen met 143 stemmen tegen, 24 stemmen voor, en 1 onthouding. Een ander amen-

(70) DE STANDAARD van 5/10176. "Stemrecht" GAZET VAN ANTWERPEN 6/10176: "Stemrecht gevraagd voor gastarbeiders. (71) De laatste maal dat dit voorstel van Dhr. LEV AUX werd ingediend was op 5 april 1979. (72) idem wetsvoorstel dhr. GLINNE-5 juli 1979. Zie ook wetsvoorstel dhr. MANGELSCHOTS -Par/. stuk., Kamer 1979-80, nr. 612/1. (73) zie wetsvoorstel LIENARD -Par/. stuk. Kamer, 1979-80, nr. 608. (74) zie wetsvoorstel FIEVEZ -Pari. stuk. Kamer, 1979/80, nr. 61111 zie ook DE GEEST, B., Standpunten van Politieke partijen, elders in dit nummer.

497

Page 16: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

dement van Mevrouw RIJCKMANS-CORIN over hetzelfde onderwerp werd eveneens verworpen (7 5). Men kan zich afvragen of deze discussie over het al dan niet noodzake­lijk zijn van een grondwetsherziening niet een teken is van politieke onwil van bepaalde groepen, die op deze wijze de kwestie op de lange baan willen schuiven. Temeer, wanneer men bedenkt, dat er in ons land, geen toezicht bestaat op de grondwettelijkheid, die de wil van de wetgever aan banden kan leggen (76). Gezien de huidige economische toestand van ons land en het daarmede gepaard gaande verschijnsel dat de publieke opinie zich tegen de mi­granten keert, is er weinig kans dat deze initiatieven in de toekomst wet zullen worden.

b) Toegang tot openbare ambten

De basisidee vinden wij terug in art. 6,2e lid van de Grondwet "Zij (de Belgen) alleen zijn tot burgerlijke en militaire bedieningen benoem­baar, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld''. Principieel kunnen vreemdelingen dus niet benoemd worden "tot bur­gerlijke en militaire bedieningen". Het is evenwel nooit volledig duide­lijk geweest wat onder die termen verstaan werd. Soms werd er een restrictieve interpretatie aan gegeven, o.a. door Errera (77) die beweer­de dat de ambten in dienst van provincie, gemeente of openbare instel­lingen aan de toepassing van dat artikel dienden te ontsnappen. Ander­zijds bleek Orban (78) geneigd te aanvaarden dat het artikel niet moest worden toegepast op bedieningen van lagere rang zoals die van portier, kamer- of huisbewaarder. Meestal wordt de tekst echter zeer ruim op­gevat, zodat in beginsel alle openbare ambten geacht worden er door te zijn bedoeld (79). (Voor E.G. vreemdelingen-zie boger). Deze ruime interpretatie zou betekenen dat vreemdelingen niet toegela­ten kunnen worden tot een ambt in dienst van gemeenten, provincies of Staat en andere openbare instellingen (80). Wat betreft een ambt in dienst van de gemeente is dit bevestigd door een antwoord van de Minister van Binnenlandse Zaken op een parlementaire vraag van 30 september 1966. De vraag luidde of een vreemdeling tijdelijk kon wor-

(75) Migranten en de Belgische politieke partijen, Dossier Bareel 79-5, L.P. SUETENS, Seminariewerk van Lysen, T., Nys, H., Senaeve, P., De juridische situatie van de vreemde­lingen in Belgie, 1973174, 103. (76) Par/. stuk., Kamer, B.Z. 1979, nr. 233/1. (77) ERRERA; Traite de droit public Beige, PARIS, 1918, § 40. (78) ORBAN; Droit Constitutionel, III, 66. (79) DE MEYER, J., Staatsrecht, 1972 met addend., 1977, 116. (80) Openbare instellingen zoals A.S.L.K., Bankcommissie, Dienst voor Buitenlandse han­del, O.C.M.W., kerkfabriek, Polders en Wateringen.

498

Page 17: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

den aangenomen door een gemeente. Het antwoord was negatief (81). Wat betreft bet deelnemen van vreemdelingen aan publiekrecbterlijke verenigingen is bet antwoord minder zeker. Publiekrecbterlijke vereni­gingen bebben meestal wel een privaatrecbterlijk element in zicb. Vooral voor de zgn. gemengde economiscbe verenigingen (N.M.B.S.­N.I.M.-N.M.K.N.) is dit duidelijk (82). Men kan zicb bier de vraag stellen of een particulier die een kontrakt van bandelsvennootscbap aangaat met de overbeid, met als doel de uitbating van een openbare dienst, een vreemdeling mag zijn? Als reden voor bet basisprincipe, gesteld in art. 6,2e lid van de Grand­wet, wordt meestal vermeld dat de veiligbeid van de Staat en zijn onaf­bankelijkbeid er belang bij bebben dat de openbare ambten slecbts worden toevertrouwd aan eigen burgers die persoonlijk betrokken zijn bij bet goed functioneren van de Staat (83). Onmiddellijk wordt daar ecbter aan toegevoegd dat bet noodzakelijk kan blijken om in sommige omstandigbeden de medewerking van vreemdelingen te vragen. Voor dergelijke gevallen beeft de Grondwet de mogelijkbeid gegeven aan de wetgever om vreemdelingen toegang te verlenen tot Belgiscbe openbare ambten, indien dit nodig is voor bet algemeen belang. Dergelijke uitzonderingen zijn alboewel uiterst zeld­zaam, gemaakt voor ambten van officier bij de Krijgsmacbt (84). Ook nu nog kunnen kracbtens zodanige wetten vreemdelingen worden be­noemd tot boogleraar of tot docent in de rijksuniversiteiten (85) en tot consul of consulair agent (86)(87). De Grondwet bepaalt uitdrukkelijk dat men alleen minister kan zijn indien men Belg is door geboorte of de grote naturalisatie beeft verkre­gen (88). Dit geldt ook voor staatssecretarissen (89). Nog vele andere wetten, decreten of verordeningen vereisen uitdrukkelijk bet bezit van

(81) Revue Communale, 1967, 28. (82) SUETENS, L.P., Administratief recht, Algemeen deel, II, 36. (83) MACAREL, Elements de droit politique, Bruxelles, 1874, 78. (84) Decreet van bet Nationaal Kongres van 11 april 1831. Na 1839 mocbten geen nieuwe benoemingen meer gebeuren. Vreemdelingen zijn niet onderworpen aan de militieplicbt in Belgie. Voor een gedetailleerde uiteenzetting zie VAN EECKE, A.P.R., 1962, Militie, 45. Men kan vreemdelingen volgens art. 6, 2e alinea en art 121 van de Grondwet, bij wet toelaten tot de uitoefening van bet jus militiae. (85) Art. 31 van de organieke wet van 27 september 1835 Wet betreffende de inricbting van bet Hoger Onderwijs in de Rijksuniversiteiten gewijzigd door de wet van 14 december 1960, art. 62. Gecoordineerde wetten op bet middelbaar onderwijs van 31 december 1953, art. 8. Het gelden slecbts uitzonderingen voor bepaalde vakken. In bet lager onderwijs kan geen enkele vreemdeling toegang krijgen. (86) Wet van 31 december 1851 op de consulaten en de consulaire recbtsmacbt. (87) zie noot 11, 108. (88) Grondwet : art. 86. (89) Grondwet: art. 91 bis, lid 4.

499

Page 18: De politieke status van vreemdelingen...Tot hiertoe zou nog geen enkele zaak i.v.m. art. 16 voorwerp geweest zijn van een klacht voor de Commissie van de rechten van de mens. (11)

de Belgische nationaliteit voor de toegang en bedieningen in overheids­dienst, zo bv. voor het beroep van wisselagent (90), van officier van een Belgisch schip (91); voor het beroep van advocaat is deze vereiste zeer recent afgeschaft (92). Andere activiteiten kunnen door vreemdelingen worden uitgeoefend onder voorwaarde van wederkerigheid: leurhandel, architekt, handels­reiziger, ....

ALGEMEEN BESLUIT

Tijden van economische recessie zijn nooit een ideaal klimaat geweest voor vreemdelingen om eisen te stellen. Wij merken trouwens meer en meer hoe de publieke opinie zich tegen hen kant en de schuld van de crisis in hun schoenen schuift. Nochtans zijn zij zelf de grote slachtof.:. fers, maar of nu het toekennen van politieke rechten hun problemen zou oplossen, is zeer de vraag. Toch mag men niet vergeten dat de gemeenten een belangrijke rol spelen bij het bepalen van het plaatselijk woning-en grondbeleid, sociale huisvesting, wijkaanleg, sociale voor­zieningen en gezondheidszorg. Hier zou het verlenen van stemrecht wel een stap in de goede richting zijn. Wanneer men ook openbare ambten, andere dan politieke mandaten, zou toegankelijk maken, blijkt dat dit enkel een theoretische barriere zou zijn die verdwijnt, daar in praktijk vele van deze ambten noch voor Belgen, noch voor vreemdelingen toegankelijk zijn, gezien de ho­ge qualificatiegraad hiervoor vereist. Toch stelt men vooral bij vreem­delingen een lage scholingsgraad en een gebrekkige beroepsopleiding vast. Zoals reeds eerder aangestipt hangen politieke rechten zeer nauw samen met de nationaliteit. Mogelijk zou een oplossing kunnen gebo­den worden door de wet op de naturalisatie en de nationaliteitsverwer­ving te herzien en de hele procedure in te korten, te vergemakkelijken en minder duur te maken. Langs deze weg kunnen dan automatisch politieke rechten verkregen worden (93).

(90) W etboek van Koophandel : art. 71, 1 o

(91) Wet van 2 april 1965. (92) Gerechtelijk wetboek : zie titel Ibis, art. 477bis tot 477 sexier, zie ook noot 52. (93) Zie over deze problematiek: SAEN, E., Hervormde optie en naturalisatiewetgeving als oplossing voor bet migrantenprobleem, ook opgenomen in dit nummer.

500