Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
De reactie van het Veilige Buurten Team op het onderzoeksverslag van Linda Fernandez
Wat er voor ons uitspringt is dat ruim 40% van de bewoners uit de subgebieden zegt niet bekend te zijn met het Veilige Buurten Team (VBT). Dit ondanks uitnodigingen, bijeenkomsten, verslagen, huisbezoeken en informatie op websites en buurtkranten. Dat betekent ook dat 60% het VBT wel kent. Maar daarvan lijkt een aanzienlijk deel wel heel eigen ideeën te hebben over de werkwijze van het VBT. De verbeterpunten die zij noemen gaan in ieder geval hoofdzakelijk over meer controle, meer boetes en strenger aanpakken. Terwijl zowel de oude als de nieuwe VBT werkwijze draaien om het samen zoeken naar andere, betere oplossingen. En niet om het intensiever uitvoeren van de bekende oplossingen (controles en boetes) door de professionals.
BewustwordingDe laatste conclusie c.q. aanbeveling uit het verslag vat het wat ons betreft dan ook goed samen:
“de gedachte heerst dat het VBT verantwoordelijk is voor het oplossen van de problemen voor de bewoners. Gezien het feit dat het doel van het VBT juist is om bewoners zelf deze verantwoordelijkheid te laten nemen, is het belangrijk dat buurtbewoners hier meer bewust van worden gemaakt”.
Bij de ruim 20% respondenten die regelmatig contact heeft met het VBT is dat bewustzijn er inmiddels wel. Uit het onderzoek blijkt gelukkig ook een duidelijk gedragsverschil bij deze groep. Ze zetten zich actiever in voor de buurt en nemen meer (eigen) verantwoordelijkheid. Doorgaan op de ingeslagen weg is daarom onze conclusie. Procentje voor procentje bouwen we de aan de participatiesamenleving.
Veilige Buurten Aanpak Op weg naar een leefbaar Wittevrouwenveld?
Rapportage Auteur: Linda Fernandez Beiro Mosae Forum 10 6201 BZ Maastricht
Datum Juli 2014
2
INHOUDSOPGAVE
Inleiding ................................................................................................................................................................... 3
Achtergrond ............................................................................................................................................................. 3
Onderzoeksvraag ..................................................................................................................................................... 3
Onderzoeksopzet ..................................................................................................................................................... 4
Respons ................................................................................................................................................................... 4
Respondenten .......................................................................................................................................................... 5
Analyse .................................................................................................................................................................... 5
Beleving van de buurt .............................................................................................................................................. 5
Betrokkenheid .......................................................................................................................................................... 6
Veilige Buurten Team ............................................................................................................................................... 7
Leefbaarheid ............................................................................................................................................................ 7
Sociale cohesie en vertrouwen .............................................................................................................................. 10
Participatie in verenigingen en buurtactiviteiten .................................................................................................. 11
Participatie leefbaarheid ........................................................................................................................................ 12
Veiligheidsgevoel ................................................................................................................................................... 13
Perceptie overlast ................................................................................................................................................. 14
Conclusie en beleidsaanbeveling .......................................................................................................................... 16
Literatuurlijst ........................................................................................................................................................ 18
Bijlage 1: Gebiedsbepaling
3
INLEIDING
ACHTERGROND
Centraal in de aanpak van de gemeente Maastricht ter verbetering van de leefbaarheid in de buurten staat de
intensivering van de inbreng van bewoners en het verbeteren van de samenwerking tussen de verschillende
betrokken partijen in de buurt. Binnen deze aanpak vervullen de ‘Veilige Buurten Teams’ (VBT’s) volgens de
Gemeente Maastricht een speerpunt. De Veilige Buurten Teams bestaan uit diverse professionals die samen met
buurtbewoners werken aan de verbetering van de leefbaarheid van de buurt. Elke tien weken organiseert het team
een bijeenkomst waarbij bewoners de prioriteiten bepalen. Vervolgens gaat men samen met de bewoners aan de
slag om deze prioriteiten aan te pakken (Gemeente Maastricht, 2013).
In 2010 werden drie VBT’s in vier buurten ingezet: Wittevrouwenveld, Wyckerpoort, Limmel en Nazareth.
Inmiddels is er ook een vierde VBT actief in de buurt Mariaberg. De nadruk lag in deze beginfase met name op
onderwerpen als veiligheid, actieve bewoners, bekendheid van de VBT’s en vertrouwen. In 2013 zijn deze
doelstellingen voor een deel aangepast. Hoewel de eerdere doelstellingen nog steeds belangrijk zijn is de nadruk
meer verschoven naar het vergroten van het aantal actieve burgers en de verhoging van de efficiëntie van de Veilige
Buurten Aanpak in de buurt. Om de efficiëntie te verhogen is daarom besloten meer te gaan werken op subniveau
(straatniveau) in de buurt. Men gaat er vanuit dat men zich meer betrokken voelt wanneer de verbeterpunten hen
ook daadwerkelijk aangaan en zich in de eigen straat afspeelt. VBT-leden zullen in deze subbuurten de bewoners
persoonlijk benaderen en hen aanspreken op het eigen initiatief (CCV, 2013).
ONDERZOEKSVRAAG
De vraag die de VBT projectgroep zich nu stelt, is of dit werken op subniveau ook daadwerkelijk een effectieve
manier is om de gewenste doelstellingen te bereiken. In 2013 is er door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en
Veiligheid (CCV) in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie al een evaluatie uitgevoerd naar het Veilige
Buurt Team op subniveau in de buurt Limmel. Er is echter slechts gekeken naar één straat in de buurt, waardoor de
respons te laag was om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over het effect. Het doel van dit onderzoek is dan
ook om op grotere schaal te onderzoeken in hoeverre het werken op subniveau een effectieve manier is om
bewoners te activeren en hiermee de leefbaarheid van de buurt te verbeteren. De vraagstelling luidt als volgt:
Hoe is het gesteld met de leefbaarheid in vijf subgebieden in het Wittevrouwenveld, en welke bijdrage heeft het VBT
geleverd aan het verbeteren van deze leefbaarheid?
De hoofdvraag zal beantwoord worden aan de hand van een aantal deelvragen:
- Hoe is het op dit moment gesteld met de leefbaarheid in de vijf subbuurten?
- Is het werken op subniveau een effectieve manier om bewoners te bereiken?
- Zijn bewoners van de subbuurten van mening dat het VBT het afgelopen jaar heeft bijgedragen aan het
verbeteren van de leefbaarheid in de buurt, en zo ja, op welke manier?
- Op welke manier kan de aanpak van de VBT’s in de toekomst nog verbeterd worden?
4
ONDERZOEKSOPZET
In overleg met de opdrachtgever is een vragenlijst ontwikkeld. Deze vragenlijst is in april en mei 2014 uitgezet in vijf
subgebieden in het Wittevrouwenveld waarin het VBT het afgelopen jaar op de een of andere manier actief is
geweest. Deze subbuurten zijn gekozen aan de hand van overleg met Nel Knapen, medewerkster van Trajekt en lid
van het Veilige Buurten Team in het Wittevrouwenveld. De subbuurten bestaan uit de volgende buurten:
Schepenenplein, Voltastraat, Schwartzenbergstraat, Frankenstraat 1 (woonblok Frankenstraat, Van Palantstraat,
Parmastraat en Csaar peterstraat) en Frankenstraat 2 (woonblok Frankenstraat en Tapijnstraat) (Bijlage 1). Binnen
deze buurten is de volledige populatie benaderd. Per huishouden is een persoon aangeschreven van 18 jaar en
ouder. De reden waarom de hele populatie benaderd is, is omdat het onderzoek op kleine schaal is uitgevoerd en
een zo hoog mogelijke respons wenselijk was.
Om de privacy te waarborgen zijn aan de respondenten geen naam- en adresgegevens gevraagd, wel is vastgelegd in
welke subbuurt men woont. De personen die voor dit onderzoek zijn geselecteerd, hebben een brief ontvangen met
daarin een uitnodiging om de vragenlijst in te vullen. Tevens werd er aangekondigd in welke week de vragenlijsten
persoonlijk thuis zouden worden bezorgd. De vragenlijsten werden persoonlijk bij de respondenten afgeleverd. Men
kreeg de keuze om de vragenlijst direct in te vullen en te retourneren, of gebruik te maken van de retour envelop om
de vragenlijst terug te sturen naar de gemeente of af te geven bij het Wijkservicepunt in het Wittevrouwenveld. Bij
personen die meer dan twee keer niet thuis waren, is de vragenlijst in de brievenbus achtergelaten.
De vragen hebben betrekking op de volgende onderwerpen: leefbaarheid, de Veilige Buurten Aanpak, betrokkenheid
en participatie, sociale cohesie, veiligheidsgevoelens en perceptie van fysieke en sociale overlast. De vragen zijn
ontleend aan de evaluatie van het CCV, de buurtprofielen die om de vier jaar door de Gemeente Maastricht wordt
gehouden en de Veiligheidsmonitor. Er is gekozen om gebruik te maken van bestaande vragen uit praktische
overwegingen. De vragenlijst diende in een kort tijdsbestek uitgezet te worden. Met behulp van deze vragen zijn de
meningen, opvattingen en gerapporteerd gedrag van de burger in beeld gebracht, het zijn dus geen objectieve
cijfers.
RESPONS
De vragenlijst is persoonlijk afgeleverd bij 217 huishoudens in de vijf subbuurten in het Wittevrouwenveld. Er is
gekozen om de vragenlijsten persoonlijk langs te brengen, en eventueel op te halen wanneer de bewoners hier
behoefte aan hadden, om zo de respons zo groot mogelijk te houden. In totaal zijn er 77 vragenlijsten geretourneerd.
Dat is een respons van 35,5 procent.
De hoogste responspercentages zijn behaald in de Schwartzenbergstraat, gevolgd door het Schepenenplein,
Frankenstraat 2, Voltastraat en tot slot Frankenstraat 1 (Figuur 1).
5
Figuur 1: Respons per buurt
Subbuurt Aantal verstuurd Absolute respons Respons (%)
Schwartzenbergstraat 25 15 60
Schepenenplein 40 15 37,5
Voltastraat 88 29 33
Frankenstraat 2 39 12 30,8
Frankenstraat 1 25 6 24
Totaal 217 77 35,5
Dit betekent voor de dataset dat van de 77 geretourneerde vragenlijsten de meeste afkomstig zijn uit de Voltastraat.
Hiermee dient rekening te worden gehouden bij het interpreteren van de gemiddelde scores. Daarna volgen het
Schepenenplein, de Schwartzenbergstraat, Frankenstraat 2 en tot slot Frankenstraat 1 (Figuur 2).
Figuur 2: Percentage respondenten per buurt in dataset
Subbuurt Percentage (%)
Voltastraat 37,7
Schepenenplein 19,5
Schwartzenbergstraat 19,5
Frankenstraat 2 15,6
Frankenstraat 1 7,8
Totaal 100
RESPONDENTEN
Er hebben iets meer mannen dan vrouwen de vragenlijsten ingevuld (53,2 tegenover 46,8%). De gemiddelde leeftijd
van de respondent is 56 jaar. De jongste respondent is 18 en de oudste 91. De meeste respondenten wonen al langer
dan 10 jaar in de huidige buurt (53,2%), of tussen de 5 en 9 jaar (31,2%).
ANALYSE
BELEVING VAN DE BUURT
De Veilige Buurten Teams zijn sinds 2013 meer gaan werken op subniveau in de buurt. Op deze manier wordt het
gebied waarin een VBT actief is, meer afgestemd op de leefomgeving van bewoners waardoor men hoopt ook de
betrokkenheid van bewoners bij het oplossen van de problemen in de buurt te verhogen. Het VBT in het
Wittevrouwenveld is het afgelopen jaar in vijf subgebieden het meest actief geweest. Om te kijken op welk niveau de
leefwereld van de bewoners zich vooral afspeelt is aan de bewoners uit deze vijf subbuurten gevraagd wat zij precies
onder hun buurt verstaan.
Het merendeel van de respondenten (bijna 51 procent) geeft aan de hele buurt Wittevrouwenveld als de
eigen buurt te beschouwen. Hierna volgt met 31 procent alle straten waarlangs men zich beweegt tijdens de
dagelijkse activiteiten en 11,3 procent kiest voor het woonblok waarin men woont. Slechts 7 procent van de
respondenten ziet alleen de eigen straat als de eigen buurt (Figuur 3). Doordat het VBT zich meer is gaan richten op
subniveau kunnen zo ook de bewoners die hebben gekozen voor de laatste drie opties meer betrokken worden bij
6
het verbeteren van de leefbaarheid van hun eigen leefomgeving. De verwachting is dat zij minder snel naar
buurtbijeenkomsten zullen gaan over de hele buurt gaan omdat zij zich hier minder mee verbonden voelen.
Figuur 3: Beleving van de buurt
Beleving van de buurt (N=71) Percentage (%)
De hele buurt Wittevrouwenveld 50,7
Alle straten waarlangs u zich beweegt tijdens uw dagelijkse activiteiten
31
Uw woonblok 11,3
Uw straat 7
BETROKKENHEID
Om de mate van betrokkenheid bij de buurt te meten werden de bewoners drie stellingen voorgelegd: ik voel me
betrokken bij mijn buurt, ik ben bereid om te helpen mijn buurt te verbeteren en ik voel me verantwoordelijk voor de
leefbaarheid en veiligheid in mijn buurt. Ook is gevraagd of men van mening is dat de mate van betrokkenheid het
afgelopen jaar is toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen.
Van de respondenten geeft 42,9 procent aan zich betrokken te voelen bij de buurt. Betrokkenheid bij de
buurt wordt gezien als een voorwaarde voor het activeren van bewoners om de eigen buurt te onderhouden. Twee
andere belangrijke vragen zijn of men bereid is om mee te helpen de buurt te verbeteren en of men zich
verantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Men zal alleen actief deelnemen aan
buurtactiviteiten ter verbetering van de leefbaarheid wanneer deze bereidheid en het verantwoordelijkheidsgevoel
er is. Maar liefst 58,7 procent is daadwerkelijk bereid zich actief in te zetten om de buurt te verbeteren. Slechts 14,3
procent van de bewoners geeft aan niet bereid te zijn mee te helpen. Echter, uit de overige resultaten die hierna
volgen blijkt dat niet alle bewoners die aangeven bereid te zijn zich actief in te zetten, dit ook daadwerkelijk doen.
Hier is dus nog ruimte voor verbetering in de toekomst (Figuur 4).
Figuur 4: Betrokkenheid
Betrokkenheid (N=63) Mee eens (%) Mee oneens (%)
Ik voel me betrokken bij mijn buurt 42,9 23,8
Ik ben bereid om te helpen mijn buurt te verbeteren
58,7 14,3
Ik voel me verantwoordelijk voor de leefbaarheid en veiligheid in mijn buurt
54 22,2
Er is ook nog gekeken naar het verschil in de mate van betrokkenheid tussen bewoners die het afgelopen jaar contact
hebben gehad met het VBT en bewoners die dit niet hebben gehad. Van de bewoners die wel contact hebben gehad
met het VBT (N=15) geeft 60 procent aan zich betrokken te voelen bij de buurt. Van de bewoners die geen contact
heeft gehad met het VBT (N=56) geeft 37,5 procent aan zich betrokken te voelen bij de buurt. Het is echter
onduidelijk welke kant deze relatie op gaat. Het kan zijn dat het contact met het VBT ertoe heeft geleid dat men zich
meer betrokken is gaan voelen. Andersom kan het ook zo zijn dat juist de bewoners die al betrokken zijn bij de buurt
contact hebben opgenomen met het VBT.
7
Op de vraag of de betrokkenheid bij de buurt de afgelopen 12 maanden is toegenomen, gelijk gebleven of
afgenomen geeft 5,6 procent aan dat deze is toegenomen, tegenover 15,5 procent die aangeeft dat deze is
afgenomen. De overige 78,9 procent is van mening dat deze mate van betrokkenheid min of meer gelijk is gebleven.
Interessant voor vervolgonderzoek is te achterhalen waardoor deze toegenomen of afgenomen betrokkenheid tot
stand is gekomen.
VEILIGE BUURTEN TEAM
Uit de effectmeting uitgevoerd door de afdeling Onderzoek & Statistiek van de gemeente Maastricht eind 2011
(Meting VBA, O&S Gemeente Maastricht, 2011) en het rapport van het CCV in 2013 bleek dat tweederde van de
respondenten bekend was met het VBT. In dit onderzoek zien we dat dit aantal iets lager uitvalt: 57,7 procent van de
subbuurten is bekend met het VBT. Het is belangrijk om deze bekendheid in de subbuurten te vergroten, zodat
respondenten die bereid zijn actief te zijn ook weten bij wie ze terecht kunnen. Uit gesprekken met respondenten
kwam meerdere malen naar voren dat het VBT vaker langs dient te komen, persoonlijk contact wordt van belang
geacht, en werd de tip gegeven om de leden van het team voor te stellen. Dit zou kunnen door een flyer met foto’s in
de brievenbussen te gooien. Op deze manier wordt het team persoonlijker gemaakt en gemakkelijker toegankelijker.
Figuur 5: Mate van contact met het VBT
Contact VBT (N=45) Percentage (%)
Nooit 64,4
1 keer 13,3
2 tot en met 4 keer 15,6
5 tot en met 9 keer 4,4
10 keer of meer 2,2
Vervolgens is gekeken hoeveel procent van de bewoners die bekend zijn met het VBT in de afgelopen 12 maanden
ook daadwerkelijk contact heeft gehad met het VBT en hoe vaak. Van de respondenten die bekend zijn met het VBT
geeft 64,4 procent aan de afgelopen 12 maanden geen contact te hebben gehad met het VBT. Hierna volgt de groep
die 2 tot en met 4 keer contact heeft gehad (15,6 procent), en de groep die 1 keer contact heeft gehad (13,3
procent). Respondenten die heel actief contact hebben gehad met het VBT zijn sterk in de minderheid, slechts 1
respondent (2,2 procent) heeft 5 keer of vaker contact gehad met het VBT. Deze laatste groep kan worden gezien als
de meest actieve groep bewoners (Figuur 5).
LEEFBAARHEID
Om meer inzicht te krijgen in de leefbaarheid van de buurt is allereerst aan de bewoners gevraagd welk cijfer zij
geven voor de mate waarin het prettig wonen is in de buurt. Daarnaast is aan de mensen gevraagd in hoeverre ze het
eens zijn met de stelling dat ze graag in de buurt willen blijven wonen. Uit de vragenlijst blijkt dat de respondenten
over het algemeen vrij prettig wonen in hun buurt. Het gemiddelde cijfer dat de respondenten aangeven voor de
8
mate waarin ze het prettig wonen vinden in de buurt is een 6,7. Daarnaast is 74 procent van mening graag in de
buurt te willen blijven wonen.
Figuur 6: Leefbaarheid per subbuurt
Subbuurt N Gemiddeld cijfer leefbaarheid Percentage dat graag in de
buurt blijft wonen (%)
Schepenenplein 11 7,6 81,8
Frankenstraat 2 12 6,8 75
Voltastraat 29 6,7 79,3
Schwartzenbergstraat 15 6,5 73,3
Frankenstraat 1 6 5,7 33,3
De respondenten uit de subbuurt Schepenenplein wonen het meest prettig in de buurt. Zij geven gemiddeld een
cijfer van een 7,6. Deze wordt gevolgd door de bewoners uit Frankenstraat 2 (6,8), en de Voltastraat (6,7). Hierna
volgt de Schwartzenbergstraat met een cijfer van 6,5 en tot slot Frankenstraat 1 met een cijfer van 5,7. Hierbij dient
wel opgemerkt te worden dat er slechts zes respondenten uit Frankenstraat 1 hebben deelgenomen aan de
vragenlijst. Het hoogste cijfer dat werd gegeven in deze buurt was een 8 en het laagste cijfer een 3. Ook het
percentage bewoners dat graag in de buurt blijft wonen ligt in de meeste subbuurten hoog. Alleen Frankenstraat 1
valt hier negatiever uit, ook hier dient weer rekening te worden gehouden met het lage aantal respondenten in deze
subbuurt (Figuur 6).
Aan de 44 bewoners die aangaven bekend te zijn met het VBT is ook de vraag voorgelegd in hoeverre zij van mening
zijn dat het VBT het afgelopen jaar een positieve bijdrage heeft geleverd aan de verbetering van de leefbaarheid in
de buurt. Van deze respondenten is 35,6 procent van mening dat het VBT inderdaad een positieve bijdrage heeft
geleverd aan de buurt, 17,8 procent is het hier mee oneens, 36,6 procent geeft aan het niet eens/niet oneens te zijn
en de overige respondenten (10 procent) hebben deze vraag niet ingevuld.
Tot slot is gevraagd welke bijdrage het VBT volgens de bewoners heeft geleverd aan het verbeteren van de
leefbaarheid. In figuur 7 wordt voor elke subbuurt aangegeven wat er volgens de bewoners al bereikt is het
afgelopen jaar, en waar eventueel nog ruimte voor verbetering is.
9
Figuur 7: Bijdrage VBT afgelopen jaar en aandachtspunten voor de toekomst
Subbuurt Bijdrage VBT 2013-2014 Verbeterpunten per subbuurt
Schepenenplein - Lantaarnpalen
- Woningen geschilderd
- Door alle activiteiten van VBT in
WVV rustiger geweest dit jaar.
- Overlast honden
- Overlast buren
- Strengere aanpak overlast door
woningbouw-vereniging
- Minder drugsoverlast
Voltastraat - Controle brommers/scooters
- Minder scooters op stoep
- Minder restafval op straat
- VBT zorgt ervoor dat verbeteringen
onder de aandacht blijven
- Aandacht voor verkeer
(snelheidsremmende maatregelen
en sluiproute vrachtwagens)
- Straatverlichting
- Meer zichtbaar aanwezig
- Onveilige garage (plaatsen van
camera’s)
- Inbraken kelder.
- Hondenoverlast.
- Onveilige verkeersituatie Voltaplein
verbeteren door plaatsen
hondenruggen.
- Bordjes plaatsen om uitgang naar
straat toe vrij te houden.
- Verkeersboetes uitdelen
- Overlast brommers en jeugd
- Straten schoonhouden
- Meer politie op straat
Schwartzenberg - - Groenstrook voor het huis
bijhouden.
- Overlast buren verminderen.
- Drugsdealers aanpakken
- Verlichting op pad tussen
Schwartzenbergstraat en
stadhoudersstraat.
- Hekken op deze doorgang zodat
fietsen en brommen hier
onmogelijk wordt.
- Hele wijk 30 km zone
Frankenstraat 1 - Verlichting in brandgang - Criminaliteit terugdringen
- Meer controle drugsoverlast
- Zwerfvuil aanpakken
Frankenstraat 2 - - Regelmatige controle
- Inzetten op verbeteren normen en
waarden in de buurt.
10
SOCIALE COHESIE EN VERTROUWEN
Leefbaarheid wordt ook bepaald door de mate van sociale cohesie in een buurt. Om te weten hoe het is gesteld met
de sociale cohesie in de vijf subbuurten zijn de bewoners vijf stellingen voorgelegd. Deze stellingen zijn: “de mensen
in mijn buurt gaan op een prettige manier met elkaar om”, “ik woon in een gezellige buurt waar mensen elkaar
helpen en dingen samen doen”, “ik voel me thuis bij de mensen in de buurt”, “ik heb vertrouwen in de mensen in
mijn buurt” en “ik heb veel contacten met de andere buurtbewoners”.
Figuur 8: Sociale cohesie
Sociale cohesie (N=62) Mee eens (%) Mee oneens (%)
De mensen in mijn buurt gaan op een prettige manier met elkaar om.
72,6 8,1
Ik woon in een gezellige buurt waar mensen elkaar helpen en dingen samen doen.
56,5 14,5
Ik voel me thuis bij de mensen in de buurt. 67,7 14,5
Ik heb vertrouwen in de mensen in mijn buurt.
54,8 21
Ik heb veel contacten met de andere buurtbewoners.
61,3 17,7
Met name de stellingen “ik heb veel contacten met de andere buurtbewoners” en “ik heb vertrouwen in de mensen
in mijn buurt vallen op doordat rond de 20 procent van de respondenten aangeeft het hier mee oneens te zijn
(Figuur 8). Contact met buurtbewoners is belangrijk voor de sociale cohesie in de buurt. Deze uitslag hoeft echter
niet meteen als negatief te worden beschouwd. Uit onderzoek is gebleken dat niet de hoeveelheid van contact per sé
van belang is voor het hebben van sociale cohesie. Er zijn veel buurtbewoners die graag een praatje maken maar de
deur niet platlopen bij elkaar. Zolang het contact dat er is positief is en berust op vertrouwen is dit voldoende. Over
het algemeen lijkt het contact positief te zijn, gezien het feit dat ruim 70 procent van de respondenten van mening is
dat de mensen in de buurt op een prettige manier met elkaar om gaan. Ook geeft ruim 67 procent aan zich thuis te
voelen bij de mensen die in de buurt wonen.
Helaas zien we echter dat de mate van vertrouwen in buurtbewoners niet heel hoog is. Van de
respondenten geeft 21 procent aan geen vertrouwen te hebben in de buurtbewoners, tegenover 55 procent
respondenten die aangeven dit vertrouwen wel te hebben (Figuur 8). Vertrouwen in buurtbewoners is van belang bij
het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Wanneer men vertrouwen heeft in buurtbewoners en
er goed contact mee heeft, zal men elkaar ook eerder aanspreken op ongewenste activiteiten. Ook zal dit ten goede
komen aan het veiligheidsgevoel van bewoners.
Een tweede vorm van vertrouwen die belangrijk is, is het vertrouwen van buurtbewoners in professionals.
Echter, het winnen van het vertrouwen van bewoners in achterstandswijken is een moeizaam, en traag proces voor
professionals en het is dan ook niet realistisch om op dit gebied wonderen te verwachten. We kunnen zien dat ook in
de subgebieden in het Wittevrouwenveld het vertrouwen in professionals laag is (Figuur 9). Dit lage vertrouwen komt
vaak voort uit onbekendheid met de professional, of de gedachte dat het geen zin heeft een professional in te
schakelen omdat er toch niets zou gebeuren. Manieren om het vertrouwen van bewoners te winnen is ten eerst door
persoonlijk contact met bewoners te onderhouden, ten tweede dienen professionals kleine problemen aan te
11
pakken met buurtbewoners die ook daadwerkelijk op te lossen zijn (Verwer en Walberg, 2012). Beiden vallen onder
de aanpak van het VBT, en hoewel het vertrouwen nu nog laag is, is het zeker een aanpak die in de toekomst
resultaat kan opleveren.
Figuur 9: Vertrouwen professionals 2014
Vertrouwen Professionals (N=57) Mee eens (%) Mee oneens (%)
De wijkagent 14 36,8
Medewerker Handhaven 12,3 54,4
Medewerker Trajekt 22,8 35.1
Medewerker woningbouwvereniging 17,5 49,1
Er zijn te weinig respondenten die aan hebben gegeven een verandering in de mate van vertrouwen te hebben
aangegeven in het afgelopen jaar om hier conclusies over te trekken. Het merendeel van de respondenten geeft aan
dat het vertrouwen in de professionals in het afgelopen jaar hetzelfde is gebleven.
PARTICIPATIE IN VERENIGINGEN EN ACTIVTEITEN IN DE BUURT
In de huidige participatiesamenleving wordt van bewoners verwacht dat ze zelf actiever worden. Ze dienen meer
vrijwilligerswerk te doen en zelf mantelzorg te verlenen. In deze paragraaf kijken we hoe het gesteld is met deze
mate van participatie in het Wittevrouwenveld. Er wordt eerst in gegaan op de vraag of men actief is in een
vereniging, en of men vrijwilligerswerk en/of mantelzorg verricht. Vervolgens wordt gekeken naar de mate waarin
men actief is bij activiteiten in de buurt, en wordt er ingegaan op de vraag of men nog activiteiten mist in de buurt.
Van de ondervraagde respondenten geeft 22,2 procent aan vrijwilligerswerk te verrichten en 8,3 procent geeft aan
mantelzorg te geven. Deze mantelzorg wordt gegeven aan buren, echtgenotes, ouders en schoonouders. Daarnaast
is 25 procent actief lid van een vereniging. Slechts een klein aantal bewoners is actief in activiteiten in de buurt. De
meesten hiervan zijn actief in de categorie ‘ontmoeting’ gevolgd door de ‘wijk- en buurtvereniging’ en ‘sport en
bewegen’.
Figuur 10: Activiteiten in de buurt
Participatie buurtactiviteiten (N=72) Aantal lid Aantal regelmatig actief
Wijk- en buurtvereniging 2 8
Parochie – of kerkraad - -
Sport en bewegen 4 8
Ontmoeting 4 10
Muziek, toneel, cultuur 1 4
Hobbyclub - 2
Anders : Kienen, mentoren op straat , cursus bemiddeling, tafelvoetbal, reisvereniging “oonder us” en actief bij opbouwen en afbreken Gielkesmerret.
12
Over het algemeen zijn de mensen tevreden over de activiteiten die in de buurt worden aangeboden. Ruim negentig
procent van de mensen geeft aan geen activiteiten te missen in de buurt. De overige buurtbewoners die wel
aangeven iets te missen in de buurt benoemen de volgende activiteiten:
Figuur 11: Activiteiten die gemist worden
Activiteiten die gemist worden
- Box club, thai box club
- Badminton / Tennis
- Bloemschikken
- Meer activiteiten tijdens koningsdag. Bijv. harmonie door de straat
- Hulp aan behoevenden (verborgen armoede)
- Een gezellig terras voor een kop koffie en een praatje
- Een terras/café in het trefcentrum waar men in kan lopen en kan kaarten, biljarten etc.
PARTICIPATIE LEEFBAARHEID
Om te meten hoe actief bewoners zijn bij het verbeteren van de leefbaarheid van de buurt zijn er vier stellingen
voorgelegd. Er is gevraagd of ze het afgelopen jaar actief zijn geweest de leefbaarheid van de buurt te verbeteren, of
ze buurtbewoners aanspreken op ongewenst gedrag, of ze meldingen maken van buurtproblemen en of ze deel
hebben genomen aan buurtbijeenkomsten.
Figuur 12: Participatie bewoners bij de verbeteren leefbaarheid van de buurt
Actieve bewoners (N=58) Mee eens (%) Mee oneens (%)
Ik ben de afgelopen 12 maanden actief geweest om de leefbaarheid en veiligheid in mijn buurt te verbeteren.
24,1 50
Ik spreek buurtbewoners aan op ongewenst gedrag.
34,5 46,6
Ik heb de afgelopen 12 maanden inspraakavonden of bewonersbijeenkomsten bijgewoond.
24,1 70,7
Ik heb de afgelopen 12 maanden melding (en) gedaan voor verbetering van de leefbaarheid in mijn buurt.
25,9 58,6
Hoewel we eerder hebben gezien dat 58,7 procent van de bewoners bereid is zich actief in te zetten voor de
leefbaarheid van de buurt, blijkt uit figuur 12 dat het aantal bewoners dat ook daadwerkelijk actief is hier sterk bij
achterblijft. Ongeveer een kwart van de respondenten geeft aan het afgelopen jaar actief te zijn geweest, een
inspraakavond of bewonersbijeenkomst te hebben bijgewoond en een melding te hebben gedaan. Een groter
percentage bewoners (34,5 procent) geeft ook aan buurtbewoners aan te spreken op ongewenst gedrag.
De verwachting was dat bewoners die het afgelopen jaar contact hebben gehad met het VBT, ook actiever
zijn geweest het afgelopen jaar dan bewoners die geen contact hebben gehad met het VBT. Uit de resultaten blijkt
dat dit inderdaad ook het geval is geweest. In figuur 13 is het verschil te zien in percentage tussen respondenten die
wel en geen contact hebben gehad met het VBT en de mate waarin zij actief zijn geweest bij het verbeteren van de
leefbaarheid in de buurt.
13
Figuur 13: Participatie bewoners bij de verbeteren leefbaarheid van de buurt uitgesplitst naar contact VBT
Actieve bewoners Wel contact VBT (N=15) Mee eens (%)
Geen contact VBT (N=56) Mee eens (%)
Ik ben de afgelopen 12 maanden actief geweest om de leefbaarheid en veiligheid in mijn buurt te verbeteren.
53,3 14,3
Ik spreek buurtbewoners aan op ongewenst gedrag.
53,3 26,8
Ik heb de afgelopen 12 maanden inspraakavonden of bewonersbijeenkomsten bijgewoond.
60 8,9
Ik heb de afgelopen 12 maanden melding (en) gedaan voor verbetering van de leefbaarheid in mijn buurt.
60 14,3
Tot slot is aan de respondenten gevraagd of men van mening is dat de mate waarin ze actief zijn geweest het
afgelopen jaar is toegenomen, gelijk gebleven of afgenomen. Van de 69 respondenten die deze vraag beantwoord
hebben geeft 5,8 procent aan dat de mate waarin ze actief zijn het afgelopen jaar is toegenomen, bij 82,6 procent is
het gelijk gebleven en 11,6 procent geeft aan dat de mate waarin men actief is geweest het afgelopen jaar is
afgenomen.
VEILIGHEIDSGEVOEL
De Veilige Buurten Aanpak heeft als doel om de leefbaarheid en veiligheid in de ´aandachtsbuurten´ van Maastricht
te vergroten. Een belangrijk aspect hiervan is dat mensen zich veilig voelen in de eigen buurt, ook wel subjectieve
veiligheid genoemd. Aan de bewoners is gevraagd welk cijfer zij één jaar geleden zouden hebben gegeven voor de
mate waarin zij zich toen veilig voelde in de buurt, en welk cijfer zij daar op dit moment voor geven. Op dit moment
is het gemiddelde cijfer voor de mate waarin men zich veilig voelt in de buurt een 6,3. Het gemiddelde cijfer dat men
geeft voor de situatie een jaar geleden is een 6,1. Hier is dus een lichte verbetering in terug te zien. In figuur 13 wordt
per subbuurt het gemiddelde cijfer weergegeven dat aangeeft hoe veilig men zich voelt in de eigen buurt zowel op
dit moment als een jaar geleden.
Figuur 13: Veiligheidsgevoelens per subbuurt
Subbuurt N Gemiddeld cijfer jaar geleden Gemiddeld cijfer dit moment
Schepenenplein 15 6,7 7
Frankenstraat 2 12 6,6 6,9
Schwartzenbergstraat 14 6,4 6,4
Voltastraat 27 5.7 5,9
Frankenstraat 1 6 5,2 5,3
Het cijfer voor de mate waarin men zich op dit moment veilig voelt in de buurt is het grootst onder de inwoners van
het Schepenenplein, met een cijfer van een 7. Hierna volgt Frankenstraat 2 (6,9), de Schwartzenbergstraat (6,4), de
Voltastraat (5,9) en Frankenstraat 1 (5,3). Ten opzichte van een jaar geleden zijn de veiligheidsgevoelens het meest
gestegen onder bewoners van het Schepenenplein en Frankenstraat 2. Gevolgd door Voltastraat en Frankenstraat 1.
In de Schwartzenbergstraat zijn de gemiddelde veiligheidsgevoelens gelijk gebleven.
14
PERCEPTIE VAN OVERLAST
Tot slot is er nog gevraagd of mensen het afgelopen jaar en op dit moment vaak last hebben gehad van vervelende
voorvallen in de buurt. Van de 33 personen die deze vragen hebben ingevuld is de perceptie van overlast bij 18
respondenten gelijk gebleven, bij 5 personen toegenomen en bij 10 personen afgenomen. Vanwege het feit dat
slechts 33 respondenten zowel de vraag over een jaar geleden als de vraag over dit moment hebben ingevuld zijn de
aantallen helaas te klein om per buurt na te gaan welke buurtproblemen zijn toe of afgenomen in het afgelopen jaar.
Echter, de meeste respondenten hebben wel ingevuld welke buurtproblemen zij op dit moment ervaren. In
figuur 14 vindt u een overzicht per subbuurt met de top vijf voorvallen waar de buurtbewoners van de vijf
subgebieden op dit moment het vaakst last van hebben.
Figuur 14: Vaakst genoemde buurtproblemen per subbuurt
Subbuurt Buurtproblemen waar men op dit moment VAAK last van heeft
Schepenenplein (N=15) - Hondenpoep (53,3%)
- Restafval (33,3%)
- Drugsoverlast (20%)
- Vernieling (13,3%)
- Overlast jeugd (13,2%)
Voltastraat (N=29) - Restafval (69%)
- Hondenpoep (62,1%)
- Verkeersonveiligheid (51,7%)
- Overlast jongeren (48,3%)
- Drugsoverlast (34,5%)
Schwartzenberg (=15) - Hondenpoep (46,7%)
- Restafval (26,7%)
- Overlast buren (20%)
- Overlast jongeren (20%)
- Drugsoverlast (13,3%)
Frankenstraat 1 (N=6) - Restafval (50%)
- Hondenpoep (50%)
- Overlast jongeren (33,3%)
- Verkeersonveiligheid (33,3%)
- Drugsoverlast (33,3%)
Frankenstraat 2 (N=12) - Restafval (50%)
- Parkeeroverlast (50%)
- Hondenpoep (33,3%)
- Verkeersonveiligheid (33,3%)
- Drugsoverlast (16,7%)
Twee buurtproblemen die het vaakst genoemd worden in alle subbuurten zijn het probleem van restafval en
hondenpoep. In de Voltastraat wordt vervolgens de verkeersonveiligheid genoemd als grootste probleem. Meerdere
respondenten verzochten om hondenruggen te plaatsen bij de parkeervakken, zodat verkeersgebruikers niet dwars
het plein over kunnen rijden. Ook gaf men aan dat verkeersdeelnemers vaak tegen het verkeer in rijden op het plein
om zo niet het hele plein rond te hoeven rijden om de zijstraten in te gaan.
15
Frankenstraat 2 geeft verder aan dat men last heeft van parkeeroverlast. Deze parkeeroverlast is toegenomen ten
opzichte van vorig jaar. Reden hiervoor kan zijn dat de betaalde parkeerzones steeds verder worden opgeschoven,
waardoor de zones waar het parkeren nog gratis is veel overlast ervaren.
16
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
In deze paragraaf zullen we antwoord geven op de hoofd- en deelvraagstellingen. De hoofdvraag luidde als volgt:
Hoe is het gesteld met de leefbaarheid in vijf subgebieden in het Wittevrouwenveld, en welke bijdrage heeft het VBT
het afgelopen jaar geleverd aan het verbeteren van deze leefbaarheid? Deze vraag zal beantwoord worden aan de
hand van een aantal deelvragen.
Hoe is het op dit moment gesteld met de leefbaarheid in de vijf subbuurten?
Ten eerste is er gekeken naar hoe het op dit moment gesteld is met de leefbaarheid in de vijf buurten. Uit de
resultaten blijkt dat de bewoners over het algemeen vrij prettig wonen in hun buurt, met een gemiddeld cijfer van
een 6,7. Daarnaast geeft maar liefst 74 procent aan graag in de buurt te willen blijven wonen. We hebben gezien dat
bewoners uit de subbuurt Schepenenplein aangeven het prettigst te wonen in de buurt, gevolgd door Frankenstraat
2, Voltastraat, Schwartzenbergstraat en ten slot Frankenstraat 1. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden dat
de respons in Frankenstraat 1 laag was, waardoor de percentages ook minder representatief zijn voor de hele
subbuurt.
Is het werken op subniveau een effectieve manier om bewoners te bereiken?
Sinds 2013 is het VBT meer op subniveau gaan werken met de verwachting dat de leefwereld van bewoners meer
aansluit bij de eigen straat/woonblok dan de hele buurt. We hebben gezien dat het merendeel van de respondenten
aangeeft de hele buurt Wittevrouwenveld als de eigen buurt te beschouwen. De andere vijftig procent geeft aan dat
hun leefwereld in een kleiner gebied plaatsvindt namelijk in alle straten waarlangs men zich beweegt tijdens de
dagelijkse activiteiten, het woonblok waarin men woont of de eigen straat. Het werken op subniveau lijkt een goede
zet om ook deze bewoners te bereiken die aangeven niet de hele buurt Wittevrouwenveld als hun buurt te
beschouwen. Door op kleinere schaal te werken kan ook de betrokkenheid van deze bewoners bij de buurt vergroot
worden.
Wel blijkt dat ondanks het feit dat het VBT kleinschaliger is gaan werken in subgebieden er nog steeds veel bewoners
niet bereikt worden door het VBT. Van de respondenten geeft 57,7 procent aan bekend te zijn met het VBT. Er is hier
dus nog een groot aantal respondenten dat nog niet bekend is met het VBT. Het is dan ook belangrijk te blijven
werken aan de bekendheid van het VBT in de subbuurten. Van de bewoners die bekend zijn met het VBT geeft het
merendeel (64,4procent) aan het afgelopen jaar geen contact te hebben gehad met het VBT. Respondenten die heel
actief contact hebben gehad met het VBT zijn sterk in de minderheid, slechts 1 respondent (6,6%) heeft 5 keer of
vaker contact gehad met het VBT (Figuur 5).
Zijn bewoners van de subbuurten van mening dat het VBT het afgelopen jaar heeft bijgedragen aan het verbeteren
van de leefbaarheid in de buurt, en zo ja, op welke manier?
Uit de resultaten blijkt dat van de 44 respondenten die bekend zijn met het VBT, 16 respondenten van mening zijn
dat het VBT het afgelopen jaar een positieve bijdrage heeft geleverd aan de buurt, tegenover 8 respondenten die het
hier mee oneens zijn. De overige respondenten geven het aan hier niet mee eens maar ook niet mee oneens te zijn.
Per subbuurt gaven respondenten die van mening zijn dat het VBT het afgelopen jaar heeft bijgedragen aan het
17
verbeteren van de leefbaarheid van de buurt aan, op welke manier het VBT dan heeft bijgedragen aan deze
verbetering. Punten die genoemd werden zijn: aandacht voor verbeteringen in de buurt, het zorgen voor betere
straatverlichting en aandacht voor verkeersproblemen.
Op welke manier kan de aanpak van de VBT’s in de toekomst nog verbeterd worden?
Hoewel de vraag niet expliciet gesteld was kwamen er vanuit de respondenten ook een aantal suggesties voor het
VBT om de werkwijze in de toekomst te verbeteren. Deze zijn opgesomd in figuur 15. Ten eerste is gebleken dat de
bekendheid van het VBT in de subbuurten nog steeds niet optimaal is. Het is dan ook van belang dat het VBT zich
meer bekend maakt in de buurt. Persoonlijk contact blijkt erg belangrijk te zijn. Vanuit de respondenten kwam de
roep om vaker langs te komen, niet alleen om zichzelf te laten zien maar ook omdat niet alle bewoners even mobiel
zijn. Een tweede verzoek was om teamleden zich te laten voorstellen. Dit kan door middel van een flyer met foto’s
van elk teamlid en de bijbehorende taakbeschrijving van het teamlid. Dit zorgt ervoor dat het team een persoonlijk
gezicht krijgt, en de drempel voor bewoners minder groot is een teamlid aan te spreken.
Een tweede aanbeveling is om nog duidelijker bekend te maken welke mogelijkheden er voor
buurtbewoners zijn om een bijdrage te leveren aan een betere buurt. Uit de vragenlijst is gebleken dat het
merendeel van de buurtbewoners (58,7 procent) wel bereid is mee te helpen, maar dat toch slechts een klein
percentage (24,1 procent) daadwerkelijk actief is geweest het afgelopen jaar. Een van de redenen hiervoor die naar
voren kwam uit de gesprekken is dat bewoners niet goed weten wat ze kunnen toevoegen. De verwachting is dat
wanneer buurtbewoners duidelijk weten welke projecten er lopen, en op welke manier zij iets kunnen bijdragen zij
ook eerder de stap zullen nemen om daadwerkelijk actief te worden.
Ten derde is het belangrijk om de resultaten goed terug te blijven koppelen. Het is belangrijk dat er niet
alleen aangegeven wordt dat er iets niet gedaan kan worden, maar ook waarom dit precies niet gedaan kan worden.
Met duidelijke argumenten, accepteren bewoners eerder dat het niet binnen het bereik van het VBT ligt om
bepaalde problemen aan te pakken. Deze terugkoppeling kan door een briefkaart in de brievenbus te stoppen met
daarop de betreffende conclusie.
Daarnaast kwam meerdere keren de opmerking naar voren dat de handhaving nog te wensen over laat, en
dat hier meer tijd en aandacht aan besteed dient te worden. Deze medewerkers dienen vaker zichtbaar te zijn op
straat, zodat de bewoners het gevoel hebben dat problemen ook echt worden aangepakt. Tot slot kwam uit de
gesprekken vaak naar voren dat de gedachte heerst dat het VBT verantwoordelijk is voor het oplossen van
problemen voor de bewoners. Gezien het feit dat het doel van het VBT juist is om bewoners zelf deze
verantwoordelijkheid te laten nemen, en zelf oplossingen te laten zoeken voor buurtproblemen is het belangrijk dat
buurtbewoners hier meer bewust van worden gemaakt. De verwachting is vooral dat anderen de problemen
oplossen, en wanneer dit niet gebeurt kan men de anderen ook als schuldige aanwijzen. Door de
verantwoordelijkheid bij de bewoners zelf te leggen, zal deze negatieve houding tegenover professionals in de
toekomst kunnen afnemen.
18
Figuur 15: Feedback VBT
Feedback VBT
- Mensen durven vaak niets te ondernemen, hier zou het VBT meer bij kunnen ondersteunen.
- Duidelijker laten weten wat de mogelijkheden zijn om een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid in de buurt.
- Het VBT dient zichzelf meer bekend te maken. Dit houdt in: de leden dienen zich voor te stellen in de subbuurt (zij het door een flyer met foto in de
bus) en vaker langskomen (niet alle respondenten zijn even mobiel).
- De resultaten beter terugkoppelen. Niet alleen aangeven dat iets niet gedaan kan worden, maar ook waarom dit niet kan. Als er een goede reden
achter zit accepteert men het eerder.
- Besprekingen van het VBT meer inhoudelijker maken.
- Meer aandacht besteden aan handhaving, handhaving laat te wensen over.
LITERATUURLIJST
CCV. (2013) Het veilige Buurten Team: Een persoonlijke benadering van bewoners.
Gemeente Maastricht. (2013). Wijkaanpak Maastricht: Uitvoeringsprogramma 2013-2015.
Walberg, A.M. en Verwer, R.J. (2012). Een kwestie van vertrouwen: Werking en versterking van collectieve
weerbaarheid in achterstandsbuurten. Rijksuniversiteit Groningen.
19
Bijlage 1: Gebiedsbepaling
Subgebieden:
Schepenenplein (1-40)
Schwartzenbergstraat (29-45)(2-48)
Voltastraat
Frankenstraat 1 (woonblok): Frankenstraat (30-36), Van Palantstraat (4-10), Parmastraat (31-43) en Csaar
Peterstraat (81A-89B)
Frankenstraat 2 (woonblok): Frankenstraat (41-45)(60-92), Tapijnstraat (51-87)