Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
UNIVERSITEIT GENT
ACADEMIEJAAR 2012-2013
De rol van grassroots-bewegingen tijdens
de Minamata-ziekte
De eerste stappen in de richting van een ecologische staat en
wetgeving
Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, vakgroep Talen en
culturen van Zuid- en Oost-Azië, door Arne Deprez voor het behalen van de academische
graad van Master in de Oosterse talen en culturen.
1
Voorwoord
Vorig jaar schreef ik mijn bachelorproef over de opkomst van protestverenigingen in het
naoorlogse Japan. Ik besloot om dit jaar mijn thesis te schrijven als een vervolg op dit
onderzoek. Waar in mijn bacholorproef de opkomst van massale nationale protestvoeringen
centraal stonden, zullen hier eerder de lokale burgerverenigingen als focus worden genomen.
Naar aanleiding van de ramp op 11 maart 2011 leek het mij interessant om te kijken naar de
rol van lokale burgerverenigingen tijdens ecologische rampen in het naoorlogse Japan. Een
van de grootste ecologische rampen veroorzaakt door industrie in de Japanse geschiedenis
was de Minamata-ziekte. De focus van deze thesis zal dan ook liggen op de gebeurtenissen
rond deze ramp.
2
Dankwoord
Eerst en vooral wil ik Germain Deprez, Fronie Bourgeois en Katrien Destuyver bedanken om
mijn thesis te proofreaden.
Daarnaast wil ik Pieter-Jan Saenen en Thijs Desmet bedanken voor de nodige morele steun
tijdens het schrijven van deze thesis.
Tot slot wil ik mijn promotor Christian Uhl bedanken voor een goede begeleiding en de vele
woorden van wijsheid.
3
Inhoudstafel
1. Inleiding ................................................................................................................................. 4 2. Methodologie ......................................................................................................................... 8
2.1. Dualiteit van sociale systemen in Japanse milieuverenigingen ...................................... 8
2.1.1. Het managementsysteem en het dominantiesysteem ................................................ 9 2.1.2. Samenwerking van de twee systemen en toepassing van de dualiteit .................... 10
2.2. De factoren voor een goede grassroots-beweging ......................................................... 12
2.2.1. Elitaire instabiliteit ................................................................................................. 12 2.2.2. Externe bondgenoten .............................................................................................. 13
3. Burgerverenigingen in naoorlogs Japan............................................................................... 15
3.1. Ideologische achtergrond bij de opkomst van de burger en maatschappelijke factoren
.............................................................................................................................................. 15 3.2. Historische voorlopers van burgergroeperingen en protest in Japan ............................ 19 3.3. Van massaal nationaal protest naar lokale grassroots-bewegingen .............................. 21
3.3.1. Het Anpo-protest als case-study van massaal nationaal protest ............................. 21 3.3.2. De overgang naar een lokale burgervereniging ...................................................... 24
4. Case-study: De Minamata-ziekte ......................................................................................... 27
4.1. Oorzaak en symptomen ................................................................................................. 27 4.2. Verloop van de ramp ..................................................................................................... 30
4.2.1. Begin van de ramp .................................................................................................. 30 4.2.2. De opkomst van de grassroots-beweging ............................................................. 333 4.2.3. Groei van externe steun .......................................................................................... 35 4.2.4. Confrontatie ............................................................................................................ 38 4.2.5. Problemen rond de certificatie van slachtoffers ..................................................... 40
4.3. Analyse van de burgerverenigingen .............................................................................. 41
4.3.1. Oplossingsmethode ................................................................................................. 42 4.3.2. Factoren van een grassroots-beweging ................................................................... 42
5. Invloed van ecologische burgerverenigingen op de ecologische wetgeving in Japan ......... 45
5.1. Vervuilingsparlement van 1970 en andere ecologische wetten .................................... 45 5.2. Inspraak van lokale verenigingen in milieubeleid bedrijven door middel van Milieu- en
Vervuiling Beheersing Overeenkomsten ............................................................................. 49
6. Conclusie.............................................................................................................................. 53 7. Bibliografie .......................................................................................................................... 56 8. Woordenlijst ......................................................................................................................... 61
4
1. Inleiding
Op 6 augustus 2013 werd bekend gemaakt dat de kerncentrale in Ōkuma, Fukushima (
大熊町, 福島県, Ōkuma-machi, Fukushima-ken) in de richting van een nieuwe ramp
afstevent. Er sijpelt namelijk radioactief water in de Stille Oceaan. Na de ramp op 11 maart
2011 werd er 400 ton grondwater in de kerncentrale gepompt om de reactoren af te koelen.
Tepco, het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de kerncentrale, had reeds een ondergrondse
barrière gemaakt om het radioactieve grondwater tegen te houden. Deze barrière is echter
bijna overstroomd en eenmaal dit gebeurt, zal het besmette water aan een alarmerend tempo
de Oceaan insijpelen. Tepco heeft bekend dat er al 20 tot 40 triljoen liter tritium, een
radioactieve stof, in de Stille Oceaan is terecht gekomen. De hulp van de regering is
ondertussen aangevraagd.1
Deze vorm van industriële vervuiling is in het naoorlogse Japan geen onbekende.
Japan kende na de Meiji-restauratie (明治 維新, Meiji ishin) in 1867 een serieuze technische
vooruitgang. Japan onderging namelijk de Industriële Revolutie in tien jaar terwijl in Europa
deze revolutie 300 jaar heeft geduurd. Doordat Japan in een korte tijd een enorme groei
kende, was er een grote druk op het Japanse milieu. Wetten voor natuurbeheer en vervuiling
werden uitgesteld ten voordele van de nationale voorspoed. Rook werd zelfs gezien als het
teken van een groeiende stad.2
Dankzij de focus op de nationale voorspoed was er een achteruitgang van de publieke
gezondheid. Vervuiling in regio’s met een zware industrie werd frequenter en het Japanse
milieu kreeg zware klappen te verduren. Een van de eerste gevallen van vervuiling tijdens
deze periode van opkomst van zware industrie in Japan was de vervuiling door de Ashio
Dōzan (足尾銅山) kopermijn te Ashio in de Tochigi-prefectuur (栃木県, Toshigi-ken). Door
overexploitatie van deze mijn, kwamen er veel schadelijke stoffen vrij die terecht kwamen in
de rivieren rond het mijncomplex (infra).3 Als reactie op deze vervuiling ontstond de eerste
1 http://www.bbc.co.uk/news/world-asia-23578859.
2 Miyamoto, Kenichi (宮本憲一): “日本公害史論序説 (Nihon Kōgai Shiron Josetsu; Een Introductie tot de
Geschiedenis van Japanse Vervuiling) In: 成瀬龍夫博士退職記念論文集 (Naruse Tatsuo Hakushi Taishoku Kinenronbunshū; Een Verzameling van Essays ter Gelegenheid van het Pensioen van Dokter Naruse Tatsuo), Vol. 382, 2010, p. 1. 3 Ibid. pp. 1-2.
5
ecologische protestvorming ooit in Japan. Deze kon echter geen positief resultaat boeken
want deze regio is nog steeds vervuild.4
De bekendste vervuilingen in naoorlogs Japan zijn de zogenaamde ‘Vier Grote
Vervuilingsrampen van Japan’. Deze vervuilingen waren de aanleiding tot de groei van het
ecologisch bewustzijn in Japan (infra). Eerst en vooral was er de itai-itai-ziekte (イタイイタ
イ病, Itaiitai-byō) die in 1912 uitbrak in de Toyama-prefectuur (富山県, Toyama-ken). Deze
ziekte werd veroorzaakt door cadmium die vrijkwam bij de mijnindustrie.5 Daarnaast brak in
1956 de Minamata-ziekte (水俣病, Minamata-byō) uit in Minamata, Kumamoto (水俣市, 熊
本県, Minamata-shi, Kumamoto-ken). (infra). Vervolgens was er de Yokkaichi-astma (四日
市 喘息, Yokkaichi zensoku) die in 1960 uitbrak te Yokkaichi, Mie (四日市, 三重県,
Yokkaichi, Mie-ken). De oorzaak van deze ramp was luchtvervuiling door de uitstoot van
rondliggende fabrieken.6 Tot slot brak in 1964 de Niigata Minamata-ziekte (第二水俣病,
Dainiminamata-byō) uit in Kanose, Niigata (鹿瀬町, 新潟県, Kanose-mura, Niigata-ken) die
dezelfde symptomen vertoonde als de oorspronkelijke Minamata-ziekte (infra). Deze grote
vervuilingsrampen eindigden allemaal met een rechtszaak waarbij de slachtoffers de
verantwoordelijke bedrijven of fabrieken aanklaagden. Bij elke rechtszaak wonnen de
slachtoffers en moesten de bedrijven of fabrieken aan hen een schadevergoeding betalen.
De rechtszaak rond de Minamata-ziekte in Minamata is de rechtszaak waarbij de
schuldige de grootse schadevergoeding ooit moest betalen. Daarnaast was de Minamata-
ziekte de ecologische ramp die de start betekende van een meer uitgesproken ecologisch
bewustzijn in Japan. Om die redenen werd deze ziekte gekozen als casestudy voor dit
onderzoek. De vragen die centraal zullen staan in deze thesis zijn “Wat was de rol van de
grassroots-beweging tijdens het verloop van de Minamata-ziekte en hoe gingen zij te werk?”,
en “Wat waren de gevolgen op het Japans ecologisch beleid?”.
Eerst zullen twee methodologische teksten besproken worden die handelen over
enerzijds methodes om sociale problemen op te lossen en anderzijds de verschillende factoren
die belangrijk zijn voor een succesvolle grassroots-beweging. De teksten die voor dit
hoofdstuk worden gebruikt zijn “The Duality of Social Systems and the Environmental
4 Mason, Robert: “Whither Japan’s Environmental Movement? An Assessment of Problems and Prospects at
the National Level” In: Pacific Affairs, Vol. 72, 1999, pp. 188-189. 5 Mori, Masato: “Environmental Pollution and Bio-Politics: The Epistemological Constitution in Japan’s 1960”
In: Geoforum, Vol. 39, 2008, p. 1468. 6 Ibid.
6
Movement in Japan” door Harutoshi Funabashi en “Political Opportunities and Local
Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” door Paul Almeida en Linda
Brewster Stears. De eerste tekst handelt over het duale systeem van het managementsysteem
en het dominantiesysteem. Door middel van de toepassing van deze systemen kunnen drie
verschillende methodes gebruikt worden om maatschappelijke problemen op te lossen. De
tweede tekst bespreekt de noodzakelijke factoren voor een succesvolle grassroots-
bewegingen zoals externe bondgenoten en elitair onevenwicht. Aan de hand van deze twee
theorieën zal de grassroots-beweging te Minamata geanalyseerd worden.
Vervolgens wordt de opkomst van het civiele bewustzijn in naoorlogs Japan
besproken. Aan de hand van teksten door Simon Avenell en Sasaki Uemura wordt de evolutie
naar de bewuste burger geschetst die ontstond door filosofische steun van onder andere
Tsurumi Shunsuke en factoren zoals bijvoorbeeld nieuwe participatiemogelijkheden, de
nieuwe rol van de vrouw en de rol van de jeugd die in het naoorlogse Japan van belang
waren. Heel belangrijk voor dit onderzoek is de creatie van grassroots-bewegingen. Deze
bewegingen gaven mensen de kans om samen te komen in kleine, informele en vrijwillige
verenigingen om zo dingen te bespreken betreffende het hedendaagse leven of om
onderwerpen te onderzoeken die tijdens de oorlog beschouwd werden als taboe. Verder
worden in dit hoofdstuk de gebeurtenissen rond de hernieuwde versie van het Anpo-verdrag
besproken als aanleiding van de groei naar een lokaal karakter van protestvoering. Het
resultaat van deze massale nationale protestvoering zorgde ervoor dat burgerverenigingen
eerder op een lokaal niveau te werk gingen en in samenwerking met de lokale regering hun
doelen bereikten.
Het volgende hoofdstuk handelt over de Minamata-ziekte. Eerst zal de Minamata-
ziekte en de omliggende situatie historisch overlopen worden. De oorzaak en de symptomen
van de ziekte zullen besproken worden gevolgd door de gebeurtenissen in Minamata tot aan
de rechtszaak tussen de slachtoffers en Chisso, de fabriek die uiteindelijk schuldig werd
verklaard. De bronnen die in dit stuk centraal staan zijn onder andere Minamata: Pollution
and the Struggle for Democracy in Postwar Japan van Timothy George, Pollution Japan:
Historical Chronology van Nobuko Iijima en Toxic Archipelago: A History of Industrial
Disease in Japan van Brett Walker. Vervolgens wordt de werking van de grassroots-
bewegingen geanalyseerd aan de hand van de twee methodologische teksten en wordt
bekeken welke methode werd gehandhaafd en hoe de factoren werden ingevuld.
In het laatste hoofdstuk wordt de invloed van de grote periode van vervuiling in Japan
op het ecologisch beleid onder de loep genomen. Eerst zullen de belangrijkste ecologische
7
wetten, zoals de Basiswet voor Vervuiling Beheersing van 1967, die werden ingevoerd
tijdens de jaren ’60 besproken worden met de nadruk op het Vervuilingsparlement van 1970
waar 14 wetsvoorstellen werden goedgekeurd. De belangrijkste bron voor dit deel is
Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest van Jeffrey Broadbent.
Daarnaast wordt gefocust op Milieu- en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten die de
mogelijkheid creëerden voor een officieus overlegorgaan tussen de lokale burgervereniging,
de lokale regering en een bedrijf. Burgerverenigingen en de regering kregen inspraak bij
nieuwe projecten van bedrijven en konden zo een zware impact op de natuur en de publieke
gezondheid voorkomen. Dit deel is voornamelijk gebaseerd op “The Nature of Voluntary
Agreements in Japan – Functions of Environment and Pollution Control Agreements” van
Rie Tsutsumi.
8
2. Methodologie
De methodologie van deze thesis is gebaseerd op twee artikels die handelen over de
verschillende factoren die belangrijk zijn bij het bestuderen van grassroots-bewegingen
(infra).
Het eerste artikel, “The Duality of Social Systems and the Environmental Movement
in Japan” door Harutoshi Funabashi, handelt over het duale karakter van sociale systemen.
Hij gaat er van uit dat elke maatschappelijke instelling, hetzij een organisatie of een
maatschappij zelf, bestaat uit twee systemen, namelijk het managementsysteem en het
dominantiesysteem.
Het tweede artikel, “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental
Movements: The Case of Minamata” door Paul Almeida en Linda Brewster Stears, focust
zich op de factoren die er voor zorgen dat een grassroots-beweging succesvol is. Door middel
van elitaire instabiliteit en externe bondgenoten kunnen de bewegingen hun doel bereiken.
Verder werd ook een historisch overzicht gemaakt van de gebeurtenissen in Minamata
door het onderzoeken van Pollution Japan: Historical Chronology.
2.1. Dualiteit van sociale systemen in Japanse milieuverenigingen
Elke maatschappelijke instelling, zij het een vereniging of een bedrijf, heeft twee
verschillende systemen, een managementsysteem en een dominantiesysteem. Het
managementsysteem is van toepassing op de samenwerking en geeft de horizontale relaties
binnen een instelling weer, het dominantiesysteem is van toepassing op de dominantie en
geeft de verticale relaties binnen een instelling weer. Deze systemen vormen het geheel van
elk sociaal systeem.7 Dankzij de duale aard van dit systeem is het mogelijk om sociale
problemen op drie verschillende methodes op te lossen.. Een methode gebaseerd op het
management systeem, een methode gebaseerd op het dominantie systeem en een methode
gebaseerd op beide systemen (infra). Door middel van dit artikel zal aangetoond worden
welke methode werd toegepast door de grassroots bewegingen in Minamata.
7 Funabashi, Harutoshi: “The Duality of Social Systems and the Environmental Movements in Japan” In: East
Asian Social Movements: Power, Protest and Change in a Dynamic Region, 2011, pp. 37-38.
9
2.1.1. Het managementsysteem en het dominantiesysteem
Door middel van het managementsysteem worden de verschillende taken binnen een
maatschappelijke instelling uitgevoerd. Deze managementtaken kunnen verschillende dingen
zijn zoals noodzakelijke benodigdheden voorzien voor een goede werking en de noden van
de leden vervullen. Door via het managementsysteem deze noodzakelijke functies van een
sociale instelling uit te voeren, wordt het intern evenwicht behouden en kan er meer efficiënt
gewerkt worden.8
De horizontale relatie tussen leiders en volgers wordt ook gebruikt om het interne
evenwicht te bewaren; de leiders stemmen de doelen en acties van de volgers af op elkaar en
vormen ze zo om tot één geheel binnen de instelling. Een slecht managementsysteem kan in
combinatie met een intern onevenwicht zorgen voor sociale problemen. Om deze problemen
op te lossen, is een aanpassing van het managementsysteem noodzakelijk.9
De maatschappij bestaat onder andere uit een verzameling van verschillende
managementsystemen zoals bijvoorbeeld systemen voor het controleren van NGO’s en voor
het beperken van de afvalberg. Aangezien een maatschappij ook als een sociale instelling
functioneert, is de creatie van een intern evenwicht door middel van goede
managementsystemen hier ook van toepassing.10
Tegenover het managementsysteem staat het dominantiesysteem dat gebaseerd is op
het feit dat de ene sociale groep dominant is over de andere en daar dan ook voordelen uit
haalt. Meestal komen deze twee groepen respectievelijk overeen met leiders en volgers. Dit
systeem bestaat door de politieke wisselwerking tussen de twee verschillende groeperingen
die mogelijk is door de verticale relaties tussen de twee. Indien er zich in het
dominantiesysteem een probleem voordoet, zal de oorzaak liggen bij de graad van
overeenstemming tussen de twee groeperingen omtrent het systeem.11
Er bestaan vier types van politieke relaties volgens deze systementheorie: Loyaliteit,
onderhandeling, confrontatie en onderdrukte uitsluiting. Elk type toont de mate aan van hoe
de twee groepen akkoord gaan met elkaar. Hoe minder ze akkoord gaan, hoe meer kracht er
wordt gebruikt door de dominante groep om de orde te bewaren tussen de twee. Indien een
8 Funabashi, Harutoshi: “The Duality of Social Systems and the Environmental Movements in Japan” In: East
Asian Social Movements: Power, Protest and Change in a Dynamic Region, 2011, p. 39. 9 Ibid. p. 40.
10 Ibid, p. 39.
11 Ibid. p. 40.
10
onderdrukte groep een akkoord wil bereiken over het sociaal systeem met de andere groep,
dan moet de onderdrukte groep zich verplaatsen van de onderdrukte uitsluiting naar de
confrontatie en vervolgens naar de onderhandeling (infra).12
Daarnaast groeien er uit het dominantiesysteem twee sociale zones: De voordeelzone
en de slachtofferzone. De voordeelzone slaat meestal op de dominante groep. De personen uit
deze groep halen hun voordelen uit hun sociale status, wonen in gezonde regio’s en hebben
minder last van criminaliteit en vervuiling. Daartegenover staat de slachtofferzone waar
grotendeels de onderdrukte groep in thuis hoort. De mensen in deze zone ervaren door hun
sociale status nadelen en worden sneller blootgesteld aan vervuiling en ziektes.13
Hoe de voordelen en nadelen worden verdeeld tussen de twee zones is gebaseerd op
vier distributievormen: evenwicht, kleine verschillen, plots onevenwicht en uitbuiting. Bij
evenwicht zullen de voordelen gelijkwaardig worden verdeeld maar bij uitbuiting zal de
voordeelzone eerder hun voordeel verkrijgen door ze van de slachtofferzone af te nemen en
hen zo schade toe te brengen. Hierdoor ontstaat een sterke en elitaire top tegenover een brede
en uitgebuite bodem.14
2.1.2. Samenwerking van de twee systemen en toepassing van de dualiteit
Beide systemen worden in een organisatie of instelling tegelijkertijd toegepast maar
het dominantiesysteem zorgt voor twee voorwaarden waardoor het managementsysteem kan
functioneren. Eerst en vooral worden management functies bepaald door onderhandelingen
tussen de verschillende sociale groeperingen. Dit betekent dat er rekening wordt gehouden
met het dominantiesysteem om managementbeslissingen en –taken uit te voeren. Verder kan
een managementsysteem slechts efficiënt werken als er een sociaal evenwicht is binnen de
instelling.15
Er is echter ook een invloed in de andere richting. Door een succesvol en efficiënt
managementsysteem wordt de positie van de leiders versterkt ten opzichte van de volgers.
Het goede management toont de professionaliteit van de leider aan en heeft een goede
invloed op het respect die de volgers hebben voor de leider. Als het management slecht is,
12
Funabashi, Harutoshi: “The Duality of Social Systems and the Environmental Movements in Japan” In: East Asian Social Movements: Power, Protest and Change in a Dynamic Region, 2011, p. 40. 13
Ibid. p. 41. 14
Ibid. pp. 41-42. 15
Ibid. p. 42.
11
hebben de volgers minder vertrouwen in de leider en stijgt de spanning tussen de twee
groepen.16
Zoals reeds werd vermeld, wordt het duale karakter van deze systemen toegepast op
methodes voor het oplossen van sociale problemen.
Bij de eerste methode wordt er gebruik gemaakt van hervorming in het
managementsysteem. Hierbij komt vanuit het managementniveau zelf het initiatief om iets te
veranderen. Er zijn vier factoren die het mogelijk maken om op het managementniveau een
hervorming door te voeren. Eerst en vooral is het belangrijk om doeltreffende maatregelen op
te stellen voor de hervorming. Daarnaast moet er een samenwerkingsnetwerk komen met de
burgerlijke groepen door ze te overtuigen met voldoende data omtrent de hervorming. Verder
zijn creativiteit, moeite en moraliteit eigenschappen die nodig zijn bij de mensen die aan de
hervorming werken. Ten laatste moet de hervorming een universele aard hebben, mag het
niet te duur zijn of nood hebben aan speciale technologie.17
De tweede methode is van toepassing op het dominantiesysteem waarbij de aanzet tot
hervorming vanuit de onderdrukte groepen komt. Een onderdrukte groep moet hierbij vanuit
onderdrukte uitsluiting overgaan naar confrontatie door middel van bijvoorbeeld een
rechtszaak. Indien het verdict positief is voor de onderdrukte groep, kan naar de
onderhandelingsfase overgegaan worden om zo de hervorming tot stand te brengen.18
Bij
deze methode is het noodzakelijk om een goed uitgedachte strategie te hebben, een efficiënt
functionerende organisatie te vormen en steun te krijgen van externe groeperingen zoals
bijvoorbeeld het stadsbestuur of politieke partijen.19
Indien beide systemen worden gebruikt om een sociaal probleem op te lossen is er
sprake van de derde methode. Hierbij wordt op basis van eisen van de onderdrukte groep een
innovatie uitgewerkt door de leiders van een de voordeelgroep. Samen komen ze dan tot een
hervorming voor zowel het management als het dominantiesysteem. Deze methode is
mogelijk als de eisen duidelijk worden opgesteld, de leider rekening wil houden met deze
eisen en er een open dialoog bestaat tussen de twee groepen.20
16
Funabashi, Harutoshi: “The Duality of Social Systems and the Environmental Movements in Japan” In: East Asian Social Movements: Power, Protest and Change in a Dynamic Region, 2011, pp. 42-43. 17
Ibid. pp. 46-47. 18
Ibid. pp. 50-51. 19
Ibid. p. 52. 20
Ibid. p. 56.
12
De theorie uit dit artikel zal gebruikt worden om te bekijken welke methode van
toepassing was bij de ecologische en sociale problemen in Minamata.
2.2. De factoren voor een goede grassroots-beweging
Indien een grassroots-beweging (infra) op een efficiënte manier te werk wil gaan en
succesvol wil zijn, zijn er bepaalde factoren die noodzakelijk zijn. Deze factoren worden
opgedeeld in elitaire instabiliteit en externe bondgenoten. Verder in deze thesis zal bekeken
worden of er aan deze factoren werd voldaan bij de grassroots-beweging van Minamata en op
welke wijze deze werden ingevuld.
2.2.1. Elitaire instabiliteit
Indien de economische en politieke elite niet samenhangend zijn of indien er geen
intern evenwicht is, kan de grassroots-beweging hier gebruik van maken om hun doelen te
bereiken. Elitaire instabiliteit wordt onderverdeeld in drie verschillende types: Verkiezingen,
interne conflicten bij de regering en symbolische toegevingen van de regering.
Bij verkiezingen, zowel lokaal als nationaal, proberen de te verkiezen politici
stemmen te ronselen door een standpunt in te nemen omtrent bepaalde problemen die actueel
zijn op dat moment. Een politicus kan bijvoorbeeld een standpunt tegen vervuiling van een
bepaald bedrijf innemen om zo veel respect te krijgen van de kiezers. In Japan werden tijdens
de jaren ’60 op deze manier veel politici verkozen die een duidelijke anti-vervuilingsvisie
hadden. Hierdoor werden veel lokale milieuwetten opgesteld die later werden opgenomen in
de nationale wetgeving.21
Interne conflicten bij de regering veroorzaken politieke mogelijkheden voor
grassroots-bewegingen om hun standpunten naar voor te brengen of om voordelen te krijgen
om deze beter uit te werken Zo kan bijvoorbeeld informatie gekregen worden van een intern
persoon die voorstander is van de standpunten van de bewegingen of krijgen de bewegingen
meer inspraak door het oprichten van een milieubureau binnen de regering.22
Wanneer er officiële verklaringen komen van de regering of van milieubureaus dat
een vervuilingprobleem wel degelijk bestaat, krijgen de grassroots-bewegingen een
21
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 39. 22
Ibid.
13
motivatieboost. De bewegingen focussen zich dan opnieuw op hun campagne met
hernieuwde kracht en vechten dan nog harder voor hun standpunt. Zulke verklaringen worden
meestal gegeven tijdens verkiezingen of wanneer er een periode is van langdurig protest.23
2.2.2. Externe bondgenoten
Door externe bondgenoten krijgen de grassroots-bewegingen financiële en logistieke
steun in de vorm van onder andere budget, ideologieën en beleidsvormen. Verder worden ze
ook beter naar buiten toe in beeld gebracht en kunnen ze zo meer mensen aanwerven voor
protestvoeringen of samenkomsten. Externe bondgenoten kunnen opgedeeld worden in twee
verschillende groepen: politieke bondgenoten en de pers.
De term politieke bondgenoten is heel breed, deze term omvat zowel politieke partijen
als studentengroeperingen, intellectuelen of protestbewegingen. De politieke partijen die
grassroots-bewegingen willen ondersteunen, zijn meestal partijen die in de oppositie zitten.
Zo werden in de jaren ’60 en ’70 veel bewegingen gesteund door de Japanse Communistische
Partij (JCP) of de toenmalige Japanse Socialistische Partij (JSP). Dankzij de steun van
studentengroeperingen kregen de grassroots-bewegingen een grotere aanhang tijdens
betogingen en steun van lokale bedrijven of andere bewegingen kon zorgen voor een groter
budget, of voor interne informatie omtrent bijvoorbeeld de manier waarop afvalwater werd
verwerkt.24
De pers kan op drie manieren steun aanbieden. Eerst en vooral krijgen ecologische of
sociale problemen meer aandacht door de persberichten die daarover handelen. Mensen
worden zich meer bewust van deze zaken en vormen vlugger een mening die misschien
overeenkomt met het standpunt van bepaalde bewegingen. Daarnaast kan de pers zelf
berichten schrijven over de bewegingen om zo de burgers meer bekend te maken met de
werking en de standpunten van de verschillende grassroots-bewegingen. Ten laatste kan de
pers die ter plekke verslag uitbrengt van een betoging of een sit-in de aanleiding geven tot
een meer ontwrichtende tactiek. Deze tactieken dramatiseren de gebeurtenissen en vormen ze
zo om naar meer nieuwswaardige evenementen.25
Bij de analyse van de rol van de grassroots-bewegingen in Minamata zullen deze vijf
factoren bekeken worden om na te gaan hoe ze precies werden ingevuld. Wat was de rol van
23
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, pp. 39-40. 24
Ibid. p. 40. 25
Ibid. pp. 40-41.
14
de media, van wie kregen ze steun en in welke vorm werd die gegeven, zijn vragen die onder
andere centraal zullen staan in deze bespreking (infra).
15
3. Burgerverenigingen in naoorlogs Japan
Na de Tweede Wereldoorlog werd in Japan door intellectuelen de focus gelegd op de
rol van de burger in de Japanse democratie. Dankzij de filosofische ondersteuning van deze
intellectuelen en andere maatschappelijke factoren (infra) kregen de Japanse burgers de kans
om hun mening te uiten. In de jaren ’50 en ’60 waren dit eerder massale protesten zoals het
protest tegen de herziening van het Anpo-verdrag (infra), maar tegen de jaren ’70 werden de
nationale massale protestvormingen vervangen door een lokale vorm van protest. De
burgerverenigingen veranderden hun werkwijze van massale protesten naar voorstellen die
werden gegeven aan de instelling waartegen ze een standpunt hadden. Zo groeiden ze uit naar
een burgerverenigingsysteem dat eerder probeerde samen te werken met een instelling om zo
samen tot een oplossing te komen.26
3.1. Ideologische achtergrond bij de opkomst van de burger en maatschappelijke
factoren
De geboorte van de burger (市民, shimin) in Japan wordt meestal gelinkt aan de
protestacties omtrent de hernieuwing van het Anpo-verdrag in 1960 (infra). Intellectuelen
zoals de filosoof Kuno Osamu (久野治) en de politieke wetenschapper Takabatake
Michitoshi (高畠通敏) zagen dit als een spontane ontwikkeling die symbool werd voor
democratie in naoorlogs Japan. Kuno Osamu linkte deze gebeurtenis aan de vorming van een
burgerlijke levenshouding (市民主義の成立, shiminshugi no seiritsu) en Takabatake
Michitoshi sprak van een nieuwe vorm van burgerlijk verzet (市民的抵抗, shiminteki
teikō)27
.
Door het organiseren van duizenden burgers in groepen, waar iedereen even veel te
zeggen had en waar minder werd gefocust op de ideologische achtergrond, werd de basis
gelegd voor een nieuwe vorm van activisme en voor de creatie van een nieuw burgerlijk
besef (市民意識, shimin ishiki).28
Hoewel er geen twijfel is betreffende het belang van de
gebeurtenissen in 1960 op vlak van het groeien naar een burgerlijke maatschappij (市民社会,
26
Avenell, Simon: “Civil Society and the New Civic Movements in Contemporary Japan: Convergence, Collaboration, and Transformation” In: The Journal of Japanese Studies, Vol 35, 2009, p. 249. 27
Avenell, Simon: “From the People to the Citizen: Tsurumi Shunsuke and the Roots of Civic Mythology in Postwar Japan” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008, p. 712. 28
Ibid.
16
shimin shakai), is het wel interessant om de spontaneïteit van de opkomst van het shimin-idee
onder de loep te nemen.
De opkomst van het shimin-ideaal wordt gezien als een mogelijk gevolg van een
project door Japanse intellectuelen om na het verlies van de Tweede Wereldoorlog voor het
Japanse volk een nieuwe eigenwaarde te vinden. Zo probeerden ze het beeld te projecteren
van een innovatieve democratie en een sterke nationale geest. Halverwege de jaren ‘50 begon
de term shimin afstand te nemen van de oorspronkelijke Marxistische betekenis. Burgers
waren niet meer enkel in zichzelf geïnteresseerd29
maar werden, onder invloed van advocaten
van de Massamaatschappij Theorie (大衆社会論, Taishū Shakai Ron) zoals Matsushita
Keiichi (松下圭一), gelinkt aan het concept van de shimin shakai. Voor hem was de shimin
een zelfstandig persoon die het boegbeeld was van vrijheid en gelijkheid.30
Deze gedachte
was ook te merken bij de protestvoering in 1958 tegen de revisie van de Politietaken Wet (警
職法, Keishokuhō). De herziening van deze wet zorgde ervoor dat de macht van de politie
werd vergroot bij het zoeken naar en arresteren van criminelen indien ze vermoedens hadden
van criminele handelingen. Het volk werd aangemoedigd om op te komen tegen deze
herziening als shimin31
.
De oorsprong van deze ontwikkeling is echter vooral te vinden bij de filosoof
Tsurumi Shunsuke (鶴見俊輔, 1922-) die in 1946, samen met zijn zus Tsurumi Kazuko (鶴
見和子, 1918 – 2006) en een groep academici, de Wetenschap van de Gedachte club (思想の
科学研究会, Shisō no Kagaku Kenkyūkai) oprichtte. Deze club nam het “volk” (人々,
hitobito) als middelpunt voor hun werking en richtten zo projecten op rond onder andere
populaire filosofie en het dagelijkse leven.32
De Wetenschap van de Gedachte club zou later optreden als spreekbuis voor de
shimin en de burgergroeperingen, daarnaast zouden vele clubleden ook sterk betrokken zijn
bij het burgerlijk activisme. Zo speelde Tsurumi Shunsuke bijvoorbeeld tijdens de Anpo-
protesten in 1960 een belangrijke rol en hielp hij later ook bij het oprichten van andere
burgergroeperingen zoals Beheiren (ベトナム に 平和 を市民 連合, Betonamu ni Heiwa o
29
Victor Koschmann, Julian: “Avenell’s Citizen” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008, p. 754. 30
Ibid. p. 755. 31
Avenell, Simon: “From the People to the Citizen: Tsurumi Shunsuke and the Roots of Civic Mythology in Postwar Japan” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008, p. 712. 32
Victor Koschmann, Julian: “Avenell’s Citizen” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008, p. 757.
17
Shimin Rengō), een groepering die protest voerde tegen de Japanse participatie aan de oorlog
in Vietnam33
.
Een jaar voor het Anpo-protest probeerde de Wetenschap van de Gedachte club reeds
het “volk” te definiëren aan de hand van een innovatief nationalisme en door de
geloofwaardige gevoeligheid van bewoners van het dagelijks leven (生活者, seikatsusha).
Dit beeld van het “volk” stond tegenover het beeld van dragers van een ontwrichte en
alomvattende democratie. Volgens sommige historici is deze theorie niet correct omdat er
volgens hen niet genoeg bewijzen zijn van enige vorm van communicatie tussen de
Wetenschap van de Gedachte club en burgers vóór het Anpo-protest.34
Onder invloed van de filosofie van Max C. Otto, een Amerikaanse pragmaticus, kreeg
Tsurumi Shunsuke een andere kijk op de levensfilosofie van Japan. Hij wou een filosofie
creëren die verbonden was met het bewustzijn van de gewone mens. Hierdoor zou er meer
waarde gehecht worden aan primitiviteit (原始性, genshisei) en niet aan het cognitief
begrijpen. Dankzij deze filosofie zou de menselijke natuur in zijn totaliteit begrepen worden,
zou individualiteit (個人性, kojinsei) met open armen ontvangen worden, zou het door
empathie een sociale natuur (社会性, shakaisei) hebben gecreëerd en zou het sterk verbonden
zijn met de menselijke natuur (人間性, ningensei)35
.
In deze blauwdruk voor een nieuwe filosofie (新しい哲学の設計図, atarashii
tetsugaku no sekkeizu) is duidelijk de aanleiding tot een volksfilosofie te zien waarbij de
academische waarde van filosofie onderdoet aan de waarde van filosofie voor het volk.36
Naast de creatie van de term shimin zijn er nog vier andere factoren die te
verbinden zijn met de opkomst van protestacties in Japan. Deze vier factoren zijn de angst
voor een nieuwe oorlog, nieuwe manieren om aan participatie te doen sinds de jaren ‘50, een
groei van de inbreng van de vrouw binnen het participatieleven en een belangrijkere rol die
de studenten en de jeugd kregen in groeperingen37
.
33
Avenell, Simon: “From the People to the Citizen: Tsurumi Shunsuke and the Roots of Civic Mythology in Postwar Japan” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008 p. 714. 34
Hein, Laura: “The Art of Persuasion: Audiences and Philosophies” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008, p. 746. 35
Avenell, Simon: “From the People to the Citizen: Tsurumi Shunsuke and the Roots of Civic Mythology in Postwar Japan” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008, p. 720. 36
Ibid. p. 721. 37
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, p. 23.
18
Eerst en vooral is de factor van de angst voor een nieuwe oorlog van groot belang in
de evolutie naar een openlijke burgerlijke participatie. Het Japanse volk was er zich na de
oorlog heel lang van bewust wat voor een rampzalig effect de Tweede Wereldoorlog had op
Japan. Hierdoor werden verschillende groeperingen opgericht waar besproken werd wat de
beste manier was om foute beslissingen, die zouden kunnen leiden tot oorlog, te voorkomen.
Leden van deze groeperingen hadden vaak last van overlevingsschuldgevoel en voelden zich
verantwoordelijk voor de oorlog en de gevolgen daarvan38
. Een voorbeeld van zo een
vereniging is de Yamanami (山並み) of Bergketen groepering die, door middel van brieven
geschreven door studenten die in de oorlog gestorven zijn te bespreken, mensen probeerden
bewust te maken van de afschuwelijke gevolgen van de oorlog39
.
Verder werden er nieuwe manieren ontwikkeld om aan participatie te kunnen doen.
Zo werd in de jaren ‘50 bijvoorbeeld de basis gelegd voor het reeds vermelde politiek
activisme van de grassroots-beweging, een vorm van activisme waarbij mensen samen
kwamen in kleine, informele en vrijwillige verenigingen om zo dingen te bespreken
betreffende het hedendaagse leven of om onderwerpen te onderzoeken die tijdens de oorlog
beschouwd werden als taboe. Deze vorm van samenkomst heeft veel gelijkenissen met de
premoderne idobata kaigi (井戸端会議), gesprekken rond de waterput in het midden van het
dorp waarbij men roddelde of over alledaagse zaken praatte. Door deze groeperingen
kwamen mensen vaker samen en werd het gemakkelijk om in contact te komen met mensen
die dezelfde mening hadden over actuele maatschappelijke onderwerpen40
.
Het grassroots-activisme is ook terug te vinden bij de vrouwengroeperingen zoals bij
Kusa no Mi Kai (草の実会), of de Graszaad groep, een vereniging die is ontstaan uit een
column in de huishoudsectie (家庭, katei) van de Asahi Shinbun (朝日新聞). Kageyama
Saburō (影山三郎) was verantwoordelijk voor deze sectie en wou de trend richting de
bevrijding van vrouwen aantonen door een column te maken speciaal voor vrouwen. De
respons hierop was immens groot en groeide uit tot een vereniging waar vrouwen
maatschappelijke problemen bespraken.41
Voor de oorlog hadden Japanse vrouwen geen stemrecht en werden ze zwaar
onderdrukt doordat de staat veel nadruk legde op de ideologie dat de vrouw enkel een goede
38
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, pp. 24-26. 39
Ibid. pp. 53-64. 40
Ibid. pp. 26-28. 41
ibid. pp. 127-128.
19
echtgenote en een wijze moeder (良妻賢母, ryōsai kenbo) moest zijn.42
Na een vernieuwde
grondwet kregen de Japanse vrouwen eindelijk stemrecht en werd de positie van de vrouw
binnen gezinnen versterkt. In tegenstelling tot vroeger, waar de Japanse vrouw voor de oorlog
niet op ouderschapsverlof kon en mocht gaan, was het toegelaten om als vrouw op verlof te
gaan. Verder kreeg de Japanse vrouw het recht om eigendom te erven zodat ook op dit vlak
vrouwen en mannen als gelijkwaardig werden beschouwd. Als gevolg van deze betere sociale
positie van de Japanse vrouw was het eenvoudiger om een spreekbuis te vormen om zorgen
betreffende de oorlog en de samenleving naar buiten toe te uiten. Vaak werden er kleine
verenigingen opgericht waar men kritiek gaf op de ryōsai kenbo ideologie en waar er verder
werd gediscussieerd over hoe de samenleving efficiënter kon gemaakt worden.43
De laatste factor is de belangrijke rol die studenten en de jeugd aannamen in de
burgerlijk participatie. Zij namen cruciale acties tijdens protesten en rebelleerden openlijk
tegen de regering. Het onderwijs werd na de oorlog gedecentraliseerd waardoor de studenten
een vrijer lessenpakket kregen en leerkrachten niet meer gebonden waren aan vaste
tekstboeken. Ze lieten hun studenten, in de plaats van de lessen te volgen, werken rond lokale
groeperingen om hun zo een betere visie te krijgen op de maatschappij. De Zengakuren (全学
連) of de Studentenfederatie van Volledig Japan trachtten bijvoorbeeld door middel van deze
werkwijze het burgerlijk bewustzijn bij arbeiders in fabrieken en boeren op het platteland te
verhogen.44
3.2. Historische voorlopers van burgergroeperingen en protest in Japan
Reeds voor de geboorte van het burgerconcept in het naoorlogse Japan (supra), waren
er gevallen van protest zoals stakingen en rellen. Alhoewel deze protestvormingen
grotendeels werden tegengehouden door de regering, kende Japan periodes van sociale
onrust. Zo werden er tussen 1590 en 1884 boerenopstanden georganiseerd zoals bijvoorbeeld
de opstand naar aanleiding van de landbouwkundige hervormingen tijdens de Meiji-periode (
明治時代, Meiji jidai, 1868-1912).45
42
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, p. 29. 43
Ibid. pp. 29-30. 44
Ibid. p. 34-35. 45
Mason, Robert: “Whither Japan’s Environmental Movement? An Assessment of Problems and Prospects at the National Level” In: Pacific Affairs, Vol. 72, 1999, p. 188.
20
Herbert Bix (1938-), een Amerikaanse historicus, sprak over vier grote
boerenopstanden in zijn boek Peasant Protest in Japan, 1590-1884 (Yale University Press,
1986). Deze protesten waren meestal een gevolg van dalende rijstprijzen en stijgende
belastingen. De boeren kwamen massaal in opstand tegen de lokale regering en trachtten deze
economische problemen een halt toe te roepen. Op het eerste zicht leek het alsof de
boerenopstanden een lokaal succes waren maar de impact op de economische situatie was
nihil.46
De eerste ecologische protestvorming kwam als reactie op de vervuiling die werd
veroorzaakt in de Ashio kopermijn te Ashio in de Tochigi-prefectuur. Deze mijn kende sinds
de Meiji-periode een enorme productieboom door de modernisering van mijntechnieken.
Hierdoor steeg de productie tussen 1877 en 1887 van 46 ton naar 3018 ton en naar 7624 ton
in 1891.47
Deze stijging zorgde voor de vervuiling van de Watarase-rivier (渡良瀬川,
Watarase-gawa) en de Tone-rivier (利根川, Tone-gawa). De rivieren werden door de
kopervervuiling een blauwachtig wit en de lokale visboeren werden ziek van het eten van de
vissen. Het vissenbestand daalde enorm en tegen 1880 was elke vorm van maritiem leven
dood. Om de zaak nog erger te maken, lieten de bazen van de Ashio Dozan kopermijn alle
bomen langs de rivieren kappen om zo de mijn verder uit te bouwen. Hierdoor verdween de
natuurlijke bescherming tegen overstromingen en traden beide rivieren uit hun bedding. De
velden die overspoeld werden, waren zo vervuild dat niets meer kon groeien. Later onderzoek
van de bodem toonde een hoge concentratie van onder andere zwavelzuur, ammoniak en
ijzer aan. Deze gebeurtenissen lokten veel protest uit bij de lokale bewoners tegen de
kopermijn.48
De regering besloot de lokale protesten en petities aan het parlement te negeren
maar toen de gemoederen te hoog opliepen, moest ze deze protestvoering de kiem smoren.
Momenteel is er nog steeds vervuiling in deze regio.49
Alhoewel de protestvoerders hun strijd hadden verloren, gaven ze wel hoop en
motivatie aan andere slachtoffers van ecologische rampen. Er volgden nog een aantal
46
Goldstone, Jack: “Peasant Protest in Japan, 1590-1884 (Review)” In: Theory and Society, Vol. 16, pp. 771-772. 47
Notehelfer, Fred: “Japan’s First Pollution Incident” In: Journal of Japanese Studies, Vol. 1, 1975, pp. 354-360. 48
Ibid. pp. 361-364. 49
Mori, Masato: “Environmental Pollution and Bio-Politics: The Epistemological Constitution in Japan’s 1960” In: Geoforum, Vol. 39, 2008, p. 1468.
21
protestvoeringen maar deze hadden meestal geen positief resultaat. Pas tegen 1960 begonnen
opstanden een effect te hebben op een nationaal niveau.50
3.3. Van massaal nationaal protest naar lokale grassroots-bewegingen
3.3.1. Het Anpo-protest als casestudy van massaal nationaal protest
Dankzij de filosofische achtergrond en de maatschappelijke factoren (angst voor een
nieuwe wereldoorlog, nieuwe vormen van participatie, nieuwe rol voor de vrouw en de rol
van studenten in verenigingen) kon in het naoorlogs Japan plaats gemaakt worden voor een
sterkere burgervereniging. Eén van de belangrijkste protestvoeringen vond plaats in 1960
toen toenmalige eerste minister Kishi Nobusuke (岸信介, 1898-1987) trachtte een herziene
versie van het Anpo-verdrag (日本国とアメリカ合衆国との間の相互協力及び安全保障
条約, Nippon-koku to Amerika-gasshūkoku to no Aida no Sōgo Kyōryoku oyobi Anzen Hoshō
Jōyaku) goed te keuren door het parlement.51
De eerste versie van het Anpo-verdrag werd ondertekend op 8 september 1951
en bekrachtigd op 15 april 1952 om vanaf 28 april 1952 toegepast te worden. Dit verdrag
handelde vooral over Japanse steun aan Amerika door middel van gebieden af te staan om zo
een militaire aanwezigheid van Amerika in Oost-Azië op te richten. Verder stelde het verdrag
dat Japan geen militaire steun mag bieden aan andere buitenlandse regeringen zonder de
goedkeuring van Amerika. Het verdrag kon niet worden teniet gedaan zonder een akkoord
van beide landen, en tot slot gaf het Amerika het recht om tussen te komen bij interne
storingen.52
Bij de herziening van het Anpo-verdrag, dat werd ondertekend op 19 januari 1960,
werd Japan nog meer gebonden aan Amerika waaronder de voorwaarde om tijdens de Koude
Oorlog Amerikaanse basissen te voorzien van provisies. Verder werden de economische en
internationale relaties tussen Amerika en Japan versterkt. Kishi Nobusuke was ervan
overtuigd dat het ratificeren van het herziene verdrag het hoogtepunt van zijn politieke
carrière zou zijn. Hierdoor zou de militaire controle die Amerika had over Japanse nationale
50
Mason, Robert: “Whither Japan’s Environmental Movement? An Assessment of Problems and Prospects at the National Level” In: Pacific Affairs, Vol. 72, 1999, pp. 188-189. 51
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, pp. 1-9. 52
http://avalon.law.yale.edu/20th_century/japan001.asp.
22
discussies verminderen. Japan zou door het aankopen van Amerikaans militair materiaal en
door het toepassen van de Amerikaanse infrastructuur, geremilitariseerd kunnen worden.53
De leiders van de JSP, Japanse Socialistische Partij, en JCP, Japanse Communistische
Partij konden zich niet vinden in Kishi’s denkwijze en verzetten zich tegen het bekrachtigen
van het vernieuwde verdrag. Dit deden ze door middel van een coalitie genaamd ‘Raad van
het Volk voor het Stoppen van het Herziene Beveiligingsverdrag (安保改定阻止国民会議,
Anpo Kaitei Soshi Kokumin Kaigi) samen te stellen. Deze coalitie zorgde ervoor dat het
parlement tot de lente het niet eens kon worden over de ratificatie van het herziene verdrag.54
Kishi kon dit niet accepteren en op 19 mei 1960 mobiliseerde hij de politie om tijdens
de parlementszitting elk tegenpartijdig parlementslid te arresteren om zo het verdrag te
bekrachtigen. Door deze antidemocratische actie toonde Kishi dat hij ervan overtuigd was dat
enkel verkozen politici de wet mogen bepalen en niet het volk. Deze actie gaf aanleiding tot
het massale protest rond het parlementsgebouw dat een maand zou duren en waar
honderdduizenden Japanners collectief aan zouden deelnemen.55
Als reactie op de onorthodoxe werkwijze van Kishi om de bekrachtiging van het
herziene verdrag door het parlement te krijgen, begonnen steeds meer en meer mensen te
protesteren. De protestvoerders kwamen uit verschillende lagen van de maatschappij zoals
reeds bestaande burgerverenigingen, vrouwenorganisaties, artiesten, studenten en vakbonden.
Vele organisaties spraken zich uit over de regering en waren van mening dat de acties van de
LDP zouden leiden tot een beperking van de democratische vrijheid. Verenigingen zoals de
Federatie van Japanse Vrouwenorganisaties (日本婦人団体連合会, Nihon Fujin Dantai
Rengōkai) eisten het onmiddellijke ontslag van Kishi en zijn kabinet. Ook de grote kranten
veroordeelden de daden en het machtsmisbruik van Kishi die ze beschreven als een vorm van
tirannie en gewelddadigheid tegen de meerderheid. Verder begrepen ze de onwil van Kishi
niet om te zoeken naar een compromis tussen de heersende partij en de verschillende andere
politieke partijen. De rode draad doorheen deze uitingen van protest was de angst voor een
hergeboorte van het vooroorlogs fascisme en voor het verlies van de naoorlogse
democratische voordelen.56
53
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: “Competing Publics: Citizens’ Groups, Mass Media, and the State in the 1960s” In: Positions: East-Asia Cultures Critique, Vol. 10, 2002, pp. 82-85. 54
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, p. 25. 55
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: “Competing Publics: Citizens’ Groups, Mass Media, and the State in the 1960s” In: Positions: East-Asia Cultures Critique, Vol. 10, 2002, p. 83. 56
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, p. 150.
23
15 juni 1960 is de dag die een grote impact had op de Anpo-protesten, tijdens een
confrontatie aan de zuidelijke poort van het parlement tussen de politie en studenten werden
200 studenten gearresteerd, raakten 600 protestvoerders gewond en stierf een studente van
Tōkyō Universiteit (東京 大学, Tōkyō daigaku) genaamd Kanba Michiko (樺美智子, 1937-
1960).57
De studenten waren erin geslaagd om door de zuidelijke poort te breken om zo te
paraderen op het binnenplein van het parlement. De studenten hadden in de namiddag een
reeks toespraken gehouden voor de poorten en tegen de avond probeerden ze de poorten open
te breken. De politie reageerde hierop door ze met een waterkanon tegen te houden. Al snel
begonnen de studenten de politieagenten met stenen te bekogelen en ontstond er een gevecht
tussen beiden. De politie trok zich terug en werd vervangen door de oproerpolitie die met
matrakken op de studenten sloegen. Het dode lichaam van Kanba werd gevonden tussen de
vrachtwagens die werden gebruikt om de ingang tot het parlement te blokkeren58
.
Kanba werd door de studenten herdacht op 18 juni 1960 met een dienst op de campus
gevolgd door een mars naar de poorten van het parlement waar er speeches zouden gegeven
worden. Na deze speeches hielden 7000 studenten, samen met 3000 burgers, een optocht naar
de zuidelijke poort om nog een herdenkingsspeech te houden. De actie op die dag is één van
de grootste protestacties ooit in Japan waar er ongeveer 330,000 mensen aanwezig waren.
Het was een laatste poging om de bekrachtiging van het herziene verdrag tegen te houden,
alvorens om middernacht het verdrag automatisch zou ingevoerd worden zonder een
bekrachtiging van het Hogerhuis. In combinatie met de begrafenis van Kanba zorgde dit voor
een sombere en verslagen sfeer tijdens de acties en omstreeks middernacht verkondigde één
van de studentenleiders van de actie dat het hele protest helemaal voor niets was geweest.59
Deze protestacties lagen aan de grondslag van vele sociale en politieke verenigingen,
zoals Beheiren aan het einde van de jaren ’60 (supra), de residentiële milieuverenigingen (住
民運動, jūmin undō) van de jaren ’70 en de nieuwe sociale verenigingen van de jaren ’80. Bij
deze verenigingen werden telkens de organisatorische structuren en politieke filosofie
overgenomen van de verenigingen tijdens de Anpo-protesten. Ook al leken de stromingen die
ontstonden tijdens de protestacties te verdwijnen in de zomer van 1960, toch bleven ze verder
leven in de ideologieën van nieuwe verenigingen.60
Omdat de protestacties niet vanuit één
gemeenschappelijk front ondersteund waren door de tegenpartijen, was de zetelverdeling in
57
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, p. 37. 58
Ibid. pp. 36-44. 59
Ibid. pp. 52-53. 60
Ibid. p. 54.
24
het parlement na de verkiezingen tijdens de herfst van 1960 niet in grote mate veranderd.
Hierdoor werd twijfel gezaaid over de werkwijze van de burgerverenigingen. De vraag werd
gesteld of de verenigingen niet te veel gericht waren op het nationaal politiek niveau en of het
niet beter zou zijn om eerder de focus te leggen op het regionale of stedelijk niveau.61
3.3.2. De overgang naar een lokale burgervereniging
Sociale wetenschappers hadden veel commentaar op de manier waarop de massale
protestacties werden ondernomen. Volgens hen beschuldigden ze enkel mensen zonder een
alternatief aan te bieden. Hun protestvoering werkte dus eigenlijk eerder destructief dan
constructief en had als enig doel de vernietiging van de instelling. Daarom werd in de jaren
’70 hiervoor plaats gemaakt voor een andere vorm van sociaal activisme. Burgerverenigingen
begonnen te werken volgens het voorsteltype (提案方, teian-gata) waarbij verenigingen
alternatieven voorstelden aan regeringsinstellingen en bedrijven. Als resultaat van deze
werking werd er beter geluisterd naar burgerverenigingen en hadden ze een grotere impact op
het beleid van deze instellingen.62
De meeste van deze verenigingen worden onder de noemer jūmin undō (supra)
geplaatst en hebben volgens Yasumasa Kuroda (安正黒田) een aantal vaste kenmerken. Eerst
en vooral handelen deze verenigingen meestal rond twee soorten problemen, de problemen
veroorzaakt door mensen en de problemen voor mensen. In de eerste categorie worden zaken
geplaatst zoals vervuiling en levensomstandigheden, in de tweede categorie wordt er dan
eerder over vrede en oorlog gesproken.63
Het tweede kenmerk is dat het altijd lokale verenigingen zijn. Ecologische problemen
zijn over het algemeen lokaal en dat lokt dan de creatie uit van een ecologische
burgervereniging. Zo ontstond er in Minamata een ecologische burgervereniging als reactie
op de kwikvergiftiging die daar plaatsvond.64
Alhoewel deze verenigingen eerder een lokaal karakter hebben, is de invloed ervan te
voelen op een nationaal niveau. Als derde kenmerk kan dus gezegd worden dat de
61
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: “Competing Publics: Citizens’ Groups, Mass Media, and the State in the 1960s” In: Positions: East-Asia Cultures Critique, Vol. 10, 2002, p. 96. 62
Avenell, Simon: “Civil Society and the New Civic Movements in Contemporary Japan: Convergence, Collaboration, and Transformation” In: The Journal of Japanese Studies, Vol 35, 2009, p. 249. 63
Kuroda, Yasumasa: “Protest Movements in Japan: A New Politics” In: Asian Survey, Vol. 12, 1972, pp. 947-948. 64
Ibid.
25
burgervereniging een nationaal gebeuren is dat zich verspreidde over Japan.65
Zo werd in
1970 een bibliotheek opgericht, de Jūmin Toshokan (住民図書館) of de Bibliotheek voor
Burgerverenigingen, waarin voorzieningen beschikbaar waren om discussies te organiseren
tussen de verscheidene burgerverenigingen doorheen het land. In 1987 werd zelfs een
nationaal congres georganiseerd waar de meeste verenigingen samenkwamen om nationale
problemen te bespreken.66
Daarnaast werden er ook mini komi (ミニコミ) gebruikt, een soort kleinschalig
magazine waar meer vrijheid van expressie en autonomie mogelijk is dan bij masu komi (マ
スコミ), de grootschalige magazines die eerder een beperking leggen op de vrijheid van
expressie. Daarnaast kwamen ook overkoepelende comités (連絡会, renrakukai) waarin van
elke lokale groepering één lid aanwezig was. Dit zorgde ervoor dat groeperingen van elkaar
te weten kwamen waarmee ze bezig waren en kon men zich onderling makkelijker een
globaal beeld vormen van werking. Zo konden de verschillende verenigingen leren van elkaar
en succesvolle strategieën implementeren in hun werking.67
De vorming van dit type burgerverenigingen wordt ook gezien als de tweede stage in
het groeien naar een democratisch Japan. Dankzij de filosofische achtergrond en de
maatschappelijke factoren (supra) kon de Japanse burger problemen anders bekijken en zo
deelnemen aan burgerverenigingen. Dit vierde kenmerk was ook een gevolg van de
economische groei die Japan kende na de Tweede Wereldoorlog.68
Ondanks het feit dat het leek alsof de burgerverenigingen door voorstelwerking beter
samenwerkten met de regering en bedrijven, leefde er nog steeds een anti-establishment-
attitude onder de groeperingen. De participanten werden ook niet geforceerd om deel te
nemen aan deze verenigingen, ze deden dit uit vrije wil.69
Het zesde kenmerk is dat deze burgerverenigingen geen professionele verenigingen
zijn, ze hebben geen personeel en iedereen wordt gelijkwaardig behandeld. Leeftijd, gender,
niveau van opleiding en inkomen hadden geen invloed op de manier hoe dingen werden
65
Kuroda, Yasumasa: “Protest Movements in Japan: A New Politics” In: Asian Survey, Vol. 12, 1972, p. 949. 66
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: “Competing Publics: Citizens’ Groups, Mass Media, and the State in the 1960s” In: Positions: East-Asia Cultures Critique, Vol. 10, 2002, pp. 94-95. 67
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar Japan, University of Hawai’I Press, 2001, pp. 130-133. 68
Kuroda, Yasumasa: “Protest Movements in Japan: A New Politics” In: Asian Survey, Vol. 12, 1972, p. 949. 69
Ibid. p. 949.
26
besproken en gedaan. Er waren wel officieuze leiders die de vergaderingen leidden maar zij
stonden op gelijke voet met de andere leden.70
Het laatste kenmerk is dat de deelnemers bij deze burgerverenigingen participeren
omdat ze zichzelf willen helpen. Ze willen hun levensomstandigheden op hetzelfde niveau
houden of eventueel verbeteren zodat er geen negatieve effecten zijn.71
Dit staat in contrast
met bijvoorbeeld Amerikaanse burgerverenigingen. Zo zal een Amerikaanse ecologische
vereniging vechten tegen vervuiling omdat ze de natuur willen behouden. Ze zijn niet enkel
tegen het dumpen van giftige stoffen in steden maar ze komen ook op voor het beschermen
van bepaalde natuurgebieden. Japanse ecologische verenigingen focussen zich eerder op
vervuiling die een negatief effect heeft op de mensen en de maatschappij zoals ziektes of de
daling van bepaalde levensmiddelen.72
Deze verenigingen waren heel belangrijk om vier redenen: Ze hadden aandacht voor
veel actuele maatschappelijke problemen waardoor burgers hun zorgen konden uiten. Hun
werking was een combinatie van kritiek en betrokkenheid waardoor ze meer bereikten dan de
massale protestacties, de manier waarop ze netwerken maakten tussen burgerverenigingen die
over hetzelfde onderwerp handelden. Zo zorgden ze ervoor dat het lokale standpunt en de
publieke profilering van de burgervereniging tot een nationaal niveau werd gebracht.73
70
Kuroda, Yasumasa: “Protest Movements in Japan: A New Politics” In: Asian Survey, Vol. 12, 1972, p. 949. 71
Ibid. p. 950. 72
Pierce, John; Lovrich, Nicholas; Matsuoka, Masahiko: “Support for Citizen Participation: A Comparison of American and Japanese Citizens, Activists and Elites” In: The Western Political Quarterly, Vol. 43, 1990, p. 41. 73
Avenell, Simon: “Civil Society and the New Civic Movements in Contemporary Japan: Convergence, Collaboration, and Transformation” In: The Journal of Japanese Studies, Vol 35, 2009, p. 268.
27
4. Casestudy: De Minamata-ziekte
De Minamata-ziekte is één van de vier grote ecologische rampen die in het naoorlogse
Japan hebben plaatsgevonden (supra). Ten gevolge van het afvalwater van een naburig
bedrijf, Chisso Corporation, werden meerdere mensen in Minamata vergiftigd sinds 1932. De
slachtoffers en sympathisanten besloten om te protesteren tegen het bedrijf maar werden
langs alle kanten tegengehouden. Na jaren van protest, sit-ins en rechtszaken werd op 26
september 1968 uiteindelijk de schuld officieel bij Chisso gelegd en klaagden de slachtoffers
Chisso aan. In 1973 werd het verdict van de rechtszaak in het voordeel van de slachtoffers
uitgesproken. Tot op de dag van vandaag werden er 2264 gecertificeerde slachtoffers erkend,
terwijl er vermoedelijk minstens 200,000 slachtoffers waren.
In dit hoofdstuk zullen eerst de oorzaak en de symptomen van de ziekte besproken
worden. Vervolgens worden het verloop van de ziekte en de werking van de grassroots-
bewegingen bestudeerd en zullen de twee sociologische theorieën van Harutoshi Funabashi
en Paul Almeida toegepast worden.
4.1. Oorzaak en symptomen
De Minamata-ziekte brak officieel uit op 1 mei 1956 toen het Gezondheidscentrum
van Minamata aankondigde dat vijftig mensen een vreemde ziekte hadden en dat er reeds elf
dodelijke slachtoffers waren gevallen.74
Dit gebeurde op dezelfde dag waarop Minamata een
driejarenplan om de stad van gezondheid en welvaart te worden, zou inhuldigen.75
In
diezelfde maand werd er nog een commissie opgericht om de ziekte te bestuderen en de
oorzaak ervan te achterhalen.76
De universiteit van Kumamoto startte ook een onderzoek naar
de ziekte en kondigde in januari 1957 aan dat deze veroorzaakt werd door het consumeren
van vissen en schaaldieren die zware metalen bevatten. Deze zware metalen waren hoogst
waarschijnlijk afkomstig waren uit het afvalwater van het bedrijf Chisso (チッソ株式会社,
Chisso kabushiki kaisha).77
Dankzij de innovaties die Chisso bracht in organische chemie werd het één van de
belangrijkste industriële bedrijven van Japan. In de jaren ’50 werkte meer dan een derde van
74
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 134-135. 75
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, p. 45. 76
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 134-135. 77
Ibid. p. 138.
28
de inwoners van Minamata in het bedrijf en bestond het stadsbestuur vooral uit ex-
medewerkers van Chisso.78
Dankzij de succesvolle fabriek steeg de bevolking van Minamata
van 20,000 inwoners in 1921 naar 50,000 in 1956. Chisso zorgde dus voor de groei van
Minamata zelf.79
Door de voordelige relatie die Chisso met de regering en het lokaal bestuur
had, werd er in het begin weinig actie ondernomen tegen Chisso.80
Het zou pas in 1968
officieel bevestigd worden dat de schuld wel degelijk bij Chisso lag.81
Chisso bleef ook
afvalwater lozen in de zee tot 1968.82
Er wordt geschat dat Chisso in totaal tussen de 224 en
600 ton kwik heeft geloosd in de Minamata-baai en de Minamata-rivier.83
Chisso was een bedrijf dat in 1907 werd opgericht in Minamata onder de naam
Nippon Chisso (日本チッソ) en meststoffen produceerde.84
In 1932 begon Chisso
aceetaldehyde te fabriceren, een chemisch product dat wordt gebruikt bij het maken van vinyl
chloride.85
Als bijproduct van deze fabricage kwam er organische methylkwik vrij, een
chemische stof die ongelooflijk giftig is. Deze stof werd via het afvalwater in de Minamata-
baai geloosd en werd opgenomen door de vissen. Door het proces van bio-accumulatie,
waarbij de voedselketen begint bij kleinere vissen en eindigt bij de mens, stijgt telkens de
methylkwik-concentratie. Bio-accumulatie zorgde ervoor dat de concentratie van methylkwik
verhonderdvoudigd werd voor het de mens bereikte.86
Bij het onderzoeken van de modder in
de Minamata-baai vond men een concentratie van 12 tot 2000 ppm (parts per million)
methylkwik en bij vis vond men een concentratie van 27 tot 102 ppm.87
78
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 42. 79
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, p. 18. 80
Kurahashi, Yuko: “Creating a Tapestry of Voices and Silence in Michiko Ishimure’s Kugai Jōdo” In: Journal of Narrative Theory, Vol. 33, 2003, p. 319. 81
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 134-138. 82
Ekino, Shigeo; Susa, Mari; Ninomiya, Tadashi; Imamura, Keiko; Kitamura, Toshinori: “Minamata Disease Revisited: An Update on the Acute and Chronic Manifestations of Methyl Mercury Poisoning” In: Journal of the Neurological Sciences, Vol. 262, 2007, p. 131. 83
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, p. 174. 84
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, p. 40. 85
Takaoka, Shigeru (高岡 滋): “環境汚染による健康影響評価の検討 ―― 水俣病の拡大相似形として
の原発事故 (Kankyō Osen ni yoru Kenkō Eikyō Hyōka no Kentō – Minamata-byō no Kakudai Sōjikei to shite no Genpatsujiko, Een Evaluatie van de Effecten op de Gezondheid door Ecologische Vervuiling - Kernongeval als
een Gelijkaardige Vorm van de Minamata ziekte)” In: 科学 (Kagaku, Wetenschap), Vol. 82, 2012, p. 539. 86
Mahaffey, Kathryn: “Methylmercury: A New Look at the Risks” In: Public Health Reports, Vol. 114, 1999, p. 398. 87
Kurland, Leonard; Faro, Stanley; Siedler, Howard: “Epidemiologic Note: Minamata Disease” In: Public Health Reports (1896-1970), Vol. 76, 1961, p. 671.
29
Om de productie te doen stijgen, werd het afvalwater geloosd in de monding van de
Minamata-rivier (水俣川, Minamata-gawa) waardoor de methylkwik nog verder werd
verspreid in de Shiranui Zee (不知火海, Shiranui-kai). Er kwam nooit een visverbod dus
bleven de visboeren verder vissen en vergiftigde vis eten.88
Methylkwik is een stof die sterk wordt geabsorbeerd door mensen, meer dan 95% van
kwik die we consumeren, wordt opgenomen in ons lichaam. Kwik is ook een stof die niet kan
worden vernietigd, eenmaal in het lichaam raakt het er moeilijk terug uit.89
Organische
methylkwik bindt zich namelijk vast aan de rode bloedcellen en blijft voor een langere tijd in
de bloedsomloop.90
Methylkwikvergiftiging heeft verscheidene symptomen: verlies van gevoel in
ledematen, evenwichtsstoornissen, vernauwing van het zichtveld, spraakstoornissen en
gehoorproblemen. Verder heeft het ook een effect op de zwangerschap. Als een vrouw tijdens
haar zwangerschap vis consumeert waar methylkwik in zat, gaat de methylkwik rechtstreeks
via de navelstreng naar de foetus. Deze stof zorgt er voor dat de ontwikkeling van de
hersenen enorm wordt vertraagd.91
Kinderen die werden geboren met de Minamata-ziekte vertoonden dezelfde
symptomen als bij hersenverlamming. Zij zouden voor de rest van hun leven verzorgd
moeten worden.92
Volgens onderzoek van de Duitse Kommission “Human-Biomonitoring”
(Commissie voor Menselijke Biomonitoring) van het Umweltsbundesamtes (Federaal Bureau
voor Milieu) zijn foetussen vijf tot tien keer meer gevoelig voor methylkwik dan
volwassenen.93
Deze vorm van de ziekte is de acute vorm. Daarnaast is er nog een chronische vorm
waarbij mensen nadat Chisso het lozen van afvalwater had stopgezet nog steeds last hadden
88
Ekino, Shigeo; Susa, Mari; Ninomiya, Tadashi; Imamura, Keiko; Kitamura, Toshinori: “Minamata Disease Revisited: An Update on the Acute and Chronic Manifestations of Methyl Mercury Poisoning” In: Journal of the Neurological Sciences, Vol. 262, 2007, p. 131. 89
Mahaffey, Kathryn: “Methylmercury: A New Look at the Risks” In: Public Health Reports, Vol. 114, 1999, p. 398. 90
Kurland, Leonard; Faro, Stanley; Siedler, Howard: “Epidemiologic Note: Minamata Disease” In: Public Health Reports (1896-1970), Vol. 76, 1961, p. 671. 91
Yorifuji, Takashi; Kashima, Saori; Tsuda, Toshihide; Harada, Masazumi: “What Has Methylmercury in Umbilical Cords Told Us? Minamata Disease” In: Science of the Total Environment, Vol. 408, 2009, p. 272. 92
Ibid. p. 272. 93
Mahaffey, Kathryn: “Methylmercury: A New Look at the Risks” In: Public Health Reports, Vol. 114, 1999, p. 402.
30
van prikkelgevoel in bijvoorbeeld de vingertoppen, tenen en rond de mond. Door deze
gevoelsstoornis hebben ze problemen bij het oprapen en het aanvoelen van voorwerpen.94
De ziekte vernietigde niet alleen de levens van de patiënten, ook de voortzetting van
de familienaam werd hen ontnomen. De vrouwen in de families raakten onvruchtbaar
waardoor de continuatie van de familie verdween. De Minamata-ziekte veroorzaakte dus niet
enkel lichamelijke maar ook emotionele en sociale schade.95
Zo was het bijvoorbeeld
moeilijk voor mannen met een ziek familielid om een vrouw te vinden of om een nieuwe job
te krijgen omdat er eerst werd gedacht dat de ziekte erfelijk was.96
Mensen met deze ziekte
werden dus ook gediscrimineerd door gezonde mensen. Zij vonden dit een vreemde ziekte en
behandelden de slachtoffers als vuil omdat ze bang waren dat de ziekte besmettelijk was.97
De huizen van de slachtoffers werden zelfs door gezondheidsinstellingen volledig ontsmet en
in ziekenhuizen kregen ze ook een aparte sectie zodat ze niet in contact kwamen met andere
patiënten.98
4.2. Verloop van de ramp
4.2.1. Begin van de ramp
Reeds in 1920 kwamen er vanuit de vissersgemeenschap klachten over Chisso.
Volgens hen was het visbestand geslonken sinds de fabriek werd opgericht in Minamata. Hun
klachten gingen dan ook vooral over hoe het afvalwater werd verwerkt en waar het werd
geloosd.99
Ook over landwinning hadden ze klachten waardoor Chisso in 1926
onderhandelingen aanging met de vissersgemeenschap. Chisso betaalde ¥1,500 aan de
94
Ekino, Shigeo; Susa, Mari; Ninomiya, Tadashi; Imamura, Keiko; Kitamura, Toshinori: “Minamata Disease Revisited: An Update on the Acute and Chronic Manifestations of Methyl Mercury Poisoning” In: Journal of the Neurological Sciences, Vol. 262, 2007, pp. 136-138. 95
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, pp. 140-141. 96
Keibo, Oiwa: Rowing the Eternal Sea: The Story of a Minamata Fisherman, Rowman and Littlefield Publishers Inc., 2001, p. 59. 97
Mori, Masato: “Environmental Pollution and Bio-Politics: The Epistemological Constitution in Japan’s 1960” In: Geoforum, Vol. 39, 2008, p. 1476. 98
Gresser, Julian; Fujikura, Koichiro; Morishima, Akira: “The Crucible Of Value Transformation – Excerpts from Environmental Law in Japan” In: Science, Technology, & Human Values, Vol. 7, 1982, p. 64. 99
Kurahashi, Yuko: “Creating a Tapestry of Voices and Silence in Michiko Ishimure’s Kugai Jōdo” In: Journal of Narrative Theory, Vol. 33, 2003, p. 317.
31
vissersgemeenschap als vergoeding met de voorwaarde dat de vissersgemeenschap niet meer
zou klagen.100
In 1943 waren er opnieuw onderhandelingen tussen Chisso en de vissersgemeenschap
omtrent het dalend visbestand. Chisso betaalde hierdoor ¥152,500 uit aan de
vissersgemeenschap om zowel schade uit het verleden als in de toekomst te vergoeden.101
Dit
bleek niet genoeg te zijn aangezien er in 1951 opnieuw onderhandelingen waren. Hierbij
betaalde Chisso ¥500,000 met als voorwaarde dat de vissersgemeenschap niet mocht
protesteren in het geval dat de daling van het visbestand de schuld van Chisso bleek te zijn.102
Dit zou niet de laatste keer zijn dat Chisso zulke voorwaarden opstelde bij het uitbetalen van
een vergoeding (infra).
Tegen 1953 begonnen mensen symptomen te vertonen van de Minamata-ziekte103
,
later zou blijken uit een verslag van de samenkomst van de Kumamoto-prefectuur uit 1973
dat er reeds in 1942 slachtoffers waren van de ziekte.104
Rond deze tijd waren ook de
symptomen te zien bij katten die heel verward rondliepen en na een vreemde “dans” de zee
insprongen. De ziekte werd dan ook al lachend de ‘dansende-katten-ziekte’ genoemd.105
In
totaal waren er 121 katten in Minamata waarvan er tegen 1956 74 zijn gestorven. Dit was een
voorteken dat er iets aan de hand was. 106
Zoals reeds vermeld brak de Minamata-ziekte officieel uit op 1 mei 1956 toen het
Gezondheidscentrum van Minamata aankondigde dat vijftig mensen een vreemde ziekte
hadden en dat er reeds elf dodelijke slachtoffers waren gevallen.107
Op 1 december 1956
waren er 52 gecertificeerde slachtoffers waarvan er 17 waren gestorven.108
De universiteit
van Kumamoto starte een onderwoek naar de ziekte en kondigde in 1959 aan dat de
Minamata-ziekte werd veroorzaakt door methylkwik die via het afvalwater van Chisso in de
Minamata-baai was terecht gekomen.109
Reeds in 1958 dacht de Britse neuroloog Douglas
McAlpine (1890-1981) dat de symptomen van de ziekte leken op de symptomen van het
100
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, p. 70. 101
Ibid. p. 103. 102
Ibid. p. 123. 103
Ibid. p. 126. 104
Ibid. p. 102. 105
Kurahashi, Yuko: “Creating a Tapestry of Voices and Silence in Michiko Ishimure’s Kugai Jōdo” In: Journal of Narrative Theory, Vol. 33, 2003, pp. 322-323. 106
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, p. 146. 107
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, p. 134. 108
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, pp. 49-50. 109
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 43.
32
Hunter-Russel syndroom, een vorm van methylkwikvergiftiging uit de jaren ’40 in Groot-
Brittannië.110
De productie van vinylchloride in Chisso steeg van 180 ton per jaar naar 14,400 ton
per jaar in 1957 en Chisso ontkende de oorzaak te zijn van de Minamata-ziekte. Ze vroeg aan
de universiteit van Kumamoto om het onderzoek met veel omzichtigheid te doen. Naast het
onderzoek van de universiteit deed Chisso in het geheim onderzoek naar het effect van zware
metalen zoals kwik op katten, vissen en schaaldieren. Om toch de inwoners van Minamata te
steunen, doneerde Chisso ¥50,000 aan de slachtoffers.111
Om van deze donaties gebruik te kunnen maken, moest het slachtoffer een
gecertificeerd slachtoffer zijn. Hiervoor moest het slachtoffer door de regering erkend worden
als een slachtoffers van de Minamata-ziekte aan de hand van een strenge procedure. Deze
certificatie zou later door de regering nog strenger gemaakt worden zodat niet iedereen
gebruik kon maken van de vergoeding die Chisso zou betalen.112
Het certificeren van
slachtoffers was niet enkel een medische zaak maar zou ook een politieke en financiële zaak
worden. (supra)113
Na de beschuldiging van de universiteit van Kumamoto verklaarde Chisso dat het
onderzoek slecht werd gedaan. Hierdoor stopte het Ministerie van Internationale Handel en
Industrie (通商産業省, Tsūshō-sangyō-shō), een grote voorstander van industrie, met het
subsidiëren van de universiteit van Kumamoto en ontbonden ze twee onderzoeksgroepen die
ook rond de ziekte werkten.114
Om zelf de impact van het afvalwater te onderzoeken, diende Chisso het afvalwater
toe aan katten om de invloed op hen te analyseren. Toen stelde ze vast dat de katten
symptomen vertoonden die overeen kwamen met die van de katten in Minamata die in de zee
sprongen. Deze tests werden uitgevoerd door dokter Hosokawa Hajime (細川 一, 1901-1970)
die achteraf de managers van Chisso verwittigde. Zij besloten echter het resultaat van deze
tests naast zich neer te leggen.115
110
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, p. 55. 111
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 138-145. 112
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, p. 106. 113
Ibid. p. 112. 114
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 43. 115
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, p. 173.
33
Hieronder is het resultaat van deze tests te zien:
“Experiment I Acetic acid factory wastewater given directly to cats
*Concentration of mercury under 100 ppm
*Cat experiment #400-From July 2, 1959, 20 grams per day added to food and fed to
cat. On October 7, suffered loss of consciousness and convulsions. Minamata disease
confirmed through autopsy and clinical examination.”116
Op 7 oktober 1959 wist Chisso dus dat de oorzaak van de ziekte bij het afvalwater van
het bedrijf lag.117
Toch vroeg Chisso aan de regering om onderzoek te doen naar bommen van
de Tweede Wereldoorlog die nog in het water zouden liggen en volgens Chisso de oorzaak
waren voor de ziekte. Er werd ook aangekondigd dat er een reinigingsfaciliteit in de fabriek
zou worden geïnstalleerd.118
4.2.2. De opkomst van de grassroots-beweging
Rond 1958 werd de eerste grassroots-beweging in Minamata opgericht die
voornamelijk bestond uit lokale vissersfamilies wiens familieleden de ziekte hadden
gekregen. De naam van deze beweging was de GSV (Gemeenschappelijke Steun Vereniging,
水俣病 患者 家庭 互助会, Minamata-byō Kanja Katei Gojokai) en hield samen met de
lokale visboeren protestvoeringen tegen Chisso. Eind 1959 organiseerde GSV een maand
lang een sit-in bij de ingang van Chisso om van hen compensatie af te dwingen. Deze sit-in
werd verstoord door duizend vissers die de fabriek bestormden en materiaal begonnen kapot
te slaan.119
De vissersgemeenschap had namelijk op 1 september 1958 gestemd over een
visembargo en over eisen die ze zouden voorleggen aan Chisso. In deze eisen stond dat er
compensatie moest komen voor de vissers, dat de oorzaak van de ziekte zo snel mogelijk
moest gevonden worden, dat de regering de medische kosten van de slachtoffers moest
betalen, dat er vergoeding voor de slachtoffers en hun familie moest komen, dat de vervuilde
116
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, p. 60. 117
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, p. 173. 118
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 148-152. 119
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 43.
34
stukken van de zee moesten gekuist worden, en dat er economische hulp moest zijn om de
visindustrie terug in orde te brengen. Veel vissers konden door de vervuiling hun goederen
niet meer verkopen op de markt en gingen failliet. Als reactie hierop besloot de
vissersgemeenschap om te protesteren op dezelfde dag waarop GSV een sit-in had
georganiseerd.120
Als reactie op beide protestacties besloot Chisso in onderhandeling te treden met
GSV. Beiden tekenden een contract (見舞金, mimaikin) waarin stond dat Chisso ¥300,000
per jaar zou betalen aan families waar iemand door de ziekte was gestorven en ¥100,000 per
jaar aan levende slachtoffers. Dit alles op voorwaarde dat de slachtoffers, na het aanvaarden
van de compensatie, geen eisen meer mochten opleggen aan Chisso, zelfs indien de fabriek
de oorzaak zouden blijken te zijn.121
Chisso benadrukte dat de mimaikin niet bedoeld was als
compensatie, maar zagen dit als hun manier om hun sympathie te betuigen aan de
slachtoffers.122
Op dit moment wist Chisso dus al dat ze wel degelijk de oorzaak was van de
ziekte en probeerde ze zo haar hachje te redden. GSV accepteerde deze compensatie omdat
ze onder externe druk stond van de lokale regering en omdat ze te weinig middelen bezat om
te blijven vechten tegen Chisso.123
Het Ministerie van Internationale Handel en Industrie en het Ministerie van
Agricultuur en Bosbouw (農林省, Nōrin-shō) bleven acht jaar lang hun twijfels hebben over
de beschuldiging van Chisso. Het Ministerie van Recht (法務省, Hōmu-shō) weigerde zelfs
om Chisso te onderzoeken, ook al wezen de resultaten van het onderzoek door de universiteit
van Kumamoto naar Chisso als zijnde schuldig. Deze “ondersteuning” door drie ministeries
voor Chisso zorgde ervoor dat de mimaikin werd onderhouden en dat zowel de vissers als de
GSV niet durfden op te komen tegen deze situatie.124
Voor de vissersgemeenschap verliep het anders. De vissersgemeenschap eiste op 6
augustus 1959 ¥100,000,000 van Chisso om de schade aan het visbestand en visvangst te
vergoeden. Op dat moment wou Chisso enkel ¥500,000 afstaan en zou ze later antwoorden op
de andere eisen. De vissersgemeenschap accepteerde, maar waarschuwde hen dat indien
120
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, pp. 74-75. 121
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 44. 122
Upham, Frank: “Unplaced Persons and Movements for Place” In: Postwar Japan as History, University of California Press, 1993, p. 340. 123
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 44. 124
Upham, Frank: “Unplaced Persons and Movements for Place” In: Postwar Japan as History, University of California Press, 1993, p. 340.
35
Chisso enkel de helft van ¥100,000,000 zou betalen, de vissersgemeenschap zou blijven
protesteren tot ze de andere helft kregen. Toen de vissersgemeenschap in augustus de fabriek
binnendrong, kreeg ze te horen dat Chisso bereid was om ¥3,000,000 te betalen. De
vissersgemeenschap stelde hierop opnieuw haar eis van ¥100,000,000 stelden. Het
onderhandelen duurde tot het einde van augustus. Uiteindelijk betaalde Chisso ¥20,000,000
aan de vissersgemeenschap en zamelde ze ¥15,000,000 in voor de heropbouw van de
visvangst. Het totaal van deze twee sommen was amper 1.3 % van Chisso’s
bedrijfswaarde.125
4.2.3. Groei van externe steun
In de jaren ’60 kwam er een boom van ecologische burgerverenigingen. Japan was
namelijk het land geworden met de hoogste vervuiling.126
Hierdoor kregen de grassroots-
bewegingen in Minamata er heel wat externe bondgenoten bij. Ook de JCP (Japanse
Communistische Partij) bood steun aan de slachtoffers van de Minamata-ziekte.127
Rond deze
periode kreeg de Minamata-ziekte veel aandacht in de media. Zo begon de schrijfster
Michiko Ishimure (道子石牟礼, 1927-) haar onderzoek in Minamata om later Kugai Jōdo (
久貝 浄土, Paradijs in de Zee van Verdriet) te schrijven. Dit boek schreef ze om de
slachtoffers aan het woord te laten en hen zo de kans te geven om hun ervaring met de ziekte
aan de buitenwereld te tonen.128
In 1961 heerste er bij de visboeren van Minamata opnieuw een gevoel van
bezorgdheid omtrent de ziekte bij dieren en het dalende visbestand. Ze besloten om nog eens
samen te zitten met Chisso en in 1962 kwamen ze tot een overeenkomst. Chisso zou vanaf
dan ¥1,800,000 betalen per jaar tot het zuiveringsstation voor hun afvalwater klaar zou zijn in
1966.129
Chisso installeerde in de jaren ’60 ook een ander soort zuiveringsstation, de
zogenaamde Cyclator. Het afvalwater zou hierdoor gestroomd worden voor het werd geloosd
125
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, pp. 76-81. 126
Mason, Robert: “Whither Japan’s Environmental Movement? An Assessment of Problems and Prospects at the National Level” In: Pacific Affairs, Vol. 72, 1999, p. 188. 127
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 44. 128
Kurahashi, Yuko: “Creating a Tapestry of Voices and Silence in Michiko Ishimure’s Kugai Jōdo” In: Journal of Narrative Theory, Vol. 33, 2003, p. 16. 129
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 164-172.
36
in de Minamata-baai. In werkelijkheid lieten ze echter het afvalwater hier nooit door stromen.
Als publiciteitsstunt dronk de toenmalige bedrijfsleider zelfs een glas van het afvalwater
nadat het uit de Cyclator kwam, wetende dat er nog steeds methylkwik in zat.130
Deze
Cyclator zouden ze ook blijven gebruiken tot 1968 terwijl ze wisten dat het geen effect had
op het afvalwater.131
Door de boom in de aandacht voor ecologie probeerde de GSV in 1962 een
vergadering te regelen met Chisso om te praten over een verhoging van het bedrag dat
slachtoffers en families kregen. De fabriek had op dat moment problemen met de vakbond
(infra) en vroeg om uitstel tot de lente van 1964 tot die problemen opgelost waren.132
Na de
vergadering in 1964 werd het jaarlijks bedrag voor een slachtoffer verhoogd van ¥100,000
naar ¥105,000.133
In 1964 brak de Minamata-ziekte uit in Kanose in de Niigata prefectuur, een
prefectuur ongeveer 1000 kilometer verwijderd van Minamata. De oorzaak van de uitbraak
van deze ziekte lag bij het petrochemisch bedrijf Showa Denko (昭和電工株式会社, Shōwa
Denkō Kabushiki-gaisha) dat aan de Agano-rivier (阿賀野川, Agano-gawa) lag. Dit bedrijf
produceerde ook aceetaldehyde en dumpte het afvalwater in de Agano-rivier waardoor
methylkwik via bio-accumulatie bij de mensen terecht kwam.134
Doordat de fabriek ongeveer 65 kilometer verwijderd was van Kanose, had Showa
Denko niet veel invloed in Kanose. Hierdoor koos het stadsbestuur al snel, tegen de wens van
het Ministerie van Internationale Handel en Industrie in, de kant van de slachtoffers van de
ziekte.135
Door de hulp van dokters die interesse hadden in de ziekte en advocaten die de
slachtoffers wilden verdedigen tegen Showa Denko, kregen de slachtoffers van de Niigata
Minamata-ziekte veel steun van externen. 136
Door deze externe steun besloten de slachtoffers van deze ziekte om in 1967 een
rechtszaak aan te gaan tegen Showa Denko. Dit was de eerste keer dat een burgervereniging
130
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, pp. 173-174. 131
Molony, Barbara: “Minamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan (Review)” In: Bulletin of the History of Medicine, Vol. 77, 2003, pp. 460-461. 132
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 176-178. 133
Ibid. p. 190. 134
Takemori, Kazumasa: “Niigata Minamata Disease and Showa Denko” In: 産業経済研究所紀要, Vol. 22, 2012, p. 53. 135
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 44. 136
Takemori, Kazumasa: “Niigata Minamata Disease and Showa Denko” In: 産業経済研究所紀要, Vol. 22, 2012, p. 57.
37
een rechtszaak aanging tegen een groot bedrijf en deze ontwikkeling wordt gezien als een
keerpunt voor de ecologische burgerverenigingen.137
Ondertussen had het onderzoeksteam
van de universiteit van Kumamoto rond de Minamata-ziekte het resultaat van het volledig
onderzoek uitgegeven onder de naam Minamata-ziekte. In dit resultaat was te zien hoe
precies methylkwik werd gemaakt en hoe het de mens bereikte via vissen en schaaldieren.
Dankzij dit werk was er minder ambiguïteit rond de ziekte en de oorzaak ervan.138
De slachtoffers van de Niigata Minamata-ziekte besloten om tussen 1967 en 1968
naar andere steden te reizen om andere ecologische verenigingen aan te zetten tot het
aanklagen van industriële bedrijven. Ze toonden de kwetsbaarheid aan van de bedrijven en
gaven zo de stimulans aan de ecologische verenigingen om actiever op te komen tegen de
uitbuiting van de natuur en de menselijke gezondheid.139
Zoals reeds vermeld had Chisso een probleem met hun vakbond. In het begin van de
ramp kwam deze vakbond op voor Chisso en beschermde ze, gesteund door de JSP (Japanse
Socialistische Partij), haar werkgever. Maar in 1962 kwam er een discussie tussen de twee en
splitste de vakbond in twee. De oude vakbond koos de kant van de slachtoffers in Minamata
en bracht in 1967 een “Schaamte Verklaring” uit waar ze zich verontschuldigde voor de steun
die ze aan Chisso had gegeven. Ze begon te staken voor de poort van Chisso om zo de fabriek
te overtuigen om een nieuwe onderhandeling met GSV te ondernemen.140
Verder kreeg GSV vanuit verschillende andere hoeken steun, zoals bijvoorbeeld van
studenten. Studenten van de Kumamoto Universiteit kwamen samen in een steungroep en
verhoogden het aantal betogers. De nationale kranten betuigden ook hun steun aan de
slachtoffers door bijvoorbeeld een artikel uit te geven waarin verslag werd gegeven over de
tests die dokter Hosokawa Hajime had uitgevoerd in de jaren ’50.141
Ook op andere vlakken kwam er voorspoed voor de slachtoffers van de Minamata-
ziekte. Niet alleen was er een serieuze stijging in hulpmiddelen, er kwam ook in 1967 een wet
voor het beheren van vervuiling (infra) als reactie op onrust bij de Japanse burgers. Daarnaast
werden ook meer en meer politici met een anti-vervuilingsstandpunt verkozen op zowel
lokaal als nationaal niveau waardoor er meer discussie ontstond binnen de regering. Dankzij
137
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 44. 138
Takemori, Kazumasa: “Niigata Minamata Disease and Showa Denko” In: 産業経済研究所紀要, Vol. 22, 2012, p. 57. 139
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 44. 140
Ibid. p. 45-46. 141
Ibid. p. 46.
38
deze winst in bondgenoten en hulpmiddelen had de GSV een veel grotere impact bij de
onderhandelingen tussen Chisso en de slachtoffers.142
4.2.4. Confrontatie
Zo eiste de GSV in 1968, nadat de Japanse regering officieel de schuld van de
Minamata-ziekte bij Chisso legde, een jaarlijks bedrag van ¥600,000 per slachtoffer en
¥16,000,000 voor de familie van een overleden slachtoffer. Chisso schakelde door deze eisen
de hulp van een tussenpersoon in om de zaak te bespreken maar dit werd niet goedgekeurd
door het prefectuurbestuur. Daarna diende Chisso een aanvraag voor het verkrijgen van een
tussenpersoon in bij het Ministerie van Gezondheid en Welvaart (厚生省, Kōsei-shō). Hierbij
beloofde Chisso dat de tussenpersoon carte blanche had bij het beslissen van de som die de
slachtoffers zouden krijgen.143
Ook de GSV moest akkoord gaan met de vrijheid die de
tussenpersoon. zou verkrijgen144
De commissie die werd samengesteld voor deze regeling
heette de Commissie om Discussies te Regelen bij de Schadevergoeding bij de Minamata-
ziekte (水俣病 補償 処理 委員会, Minamata-byō Hoshō Shori Iinkai).145
Ongeveer 2/3e van GSV ging hier mee akkoord en legde zich neer bij de bedragen die
werden neergeschreven door de tussenpersoon van het Ministerie van Gezondheid en
Welvaart.146
Deze groep werd de bemiddelingsgroep (一任派, Ichinin-ha) genoemd en kreeg
in 1970 de resultaten van deze onderhandeling. Chisso zou een jaarlijks bedrag van ¥180,000
betalen aan de slachtoffers samen met een som van ¥2,000,000 en ¥3,000,000 aan de families
van een overleden slachtoffer.147
De andere leden van GSV splitsten zich af van GSV en werden voornamelijk
opgedeeld in twee andere groepen. De eerste groep was de rechtszaakgroep (訴訟派, Sosho-
ha) en wou Chisso aanklagen. De JCP zou deze groep helpen door middel van inzamelacties
142
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, pp. 46-48. 143
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 252-260. 144
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 49. 145
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, p. 265. 146
Ibid. p. 262. 147
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, pp. 49-50.
39
te organiseren en advocaten te ronselen.148
Op 14 juni 1969 zouden 112 mensen Chisso
aanklagen en meer dan ¥642,000,000 opeisen (infra).
De andere groep was de directe-onderhandelingengroep (自主 交渉 派, Jishu kōshō-
ha). en zij wou zelf zonder tussenpersoon onderhandelingen opstarten met Chisso. Dit deed
ze door middel van niet-traditionele tactieken toe te passen. Zo kocht elk lid van de groep een
aandeel van Chisso om zo de aandeelhoudersvergaderingen te onderbreken. Verder hield ze
ook 18 maanden lang een sit-in bij Chisso. Deze beide zaken kregen veel media-aandacht en
de groep kreeg bijgevolg veel steun van andere mensen die vonden dat de omstandigheden
onmenselijk waren. In 1973 stopte Chisso met tegenwerken en ging ze akkoord met de eisen
die werden gesteld. Ze zou de slachtoffers hetzelfde bedrag geven die de slachtoffers kregen
dankzij de rechtszaak (infra). Verder zou ze ook 65% van de kosten voor het baggeren van de
baai betalen.149
Op 14 juni 1969 klaagden 112 slachtoffers van de Minamata-ziekte Chisso aan.
Wegens de nadruk op ecologie die werd gelegd in Japan op dat moment kreeg Chisso niet
veel tijd en kansen om de rechtszaak de richting uit te laten gaan die zij wou.150
Zelfs dokter
Hajime Hosokawa die experimenten had uitgevoerd op katten voor Chisso kwam getuigen
tegen Chisso.151
Door de sterke steun voor de slachtoffers van de Minamata-ziekte
beschouwde het gerechtshof van Kumamoto op 20 maart 1973 Chisso schuldig en moest
Chisso in totaal ¥930,000,000 betalen aan alle slachtoffers. Tot op heden is dit nog steeds de
grootste som die door een fabriek of bedrijf aan burgers werd betaald.152
Met het einde van deze rechtszaak, werd de laatste van de vier grote
vervuilingsrampen van Japan besloten. Niigata Minamata-ziekte werd besloten in september
1971, Yokkaichi-astma in juli 1972 en de Itai-Itai-ziekte in augustus 1972.153
148
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, pp. 49-50. 149
Ibid. pp. 49-51. 150
Ibid. p. 50. 151
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, p. 292. 152
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, p. 50. 153
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, p. 346.
40
4.2.5. Problemen rond de certificatie van slachtoffers
Zoals reeds vermeld was het niet gemakkelijk om als slachtoffer door de regering
gecertificeerd te worden. In 1959 had het Ministerie voor Gezondheid en Welvaart een
commissie opgesteld waar werd besloten welke slachtoffers geld zouden krijgen van de
mimaikin (infra). Ze richtten de Onderzoekscommissie voor Slachtoffers van de Minamata-
ziekte (水俣病 患者 審査 協議会, Minamata-byō Kanja Shinsa Kyōgikai) op en enkel de
slachtoffers die een aanvraag deden bij deze commissie en gecertificeerd werden, kregen het
jaarlijkse bedrag dat Chisso uitbetaalde aan de slachtoffers.154
In maart 1960 besloot de regering van Kumamoto om de commissie te sluiten omdat
certificatie van meer slachtoffers betekende dat Chisso meer zou moeten betalen en dat de
lokale regering ook meer problemen zou krijgen. Ze certificeerden enkel slachtoffers die alle
typische Hunter-Russel symptomen vertoonden en lieten de andere slachtoffers links
liggen.155
Op 31 maart 1964 kwam er een nieuwe commissie met dezelfde naam maar deze
werd door de gouverneur van Kumamoto zelf geleid. De leden van deze commissie werden
door de wet zelf gekozen en werden dus niet ad hoc opgesteld. In 1969 veranderde deze
commissie naar de Onderzoekscommissie voor het Certificeren van Vervuilingsslachtoffers
uit Kumamoto en Kagoshima (熊本県 鹿児島県 公害 被害者 認定 審査会, Kumamoto-ken-
Kagoshima-ken Kōgai Higaisha Nintei Shinsakai) die werd ondersteund door de Wet voor
Speciale Maatregelen voor Hulp voor Medische Vervuilingsschade. Deze wet stelde dat
slachtoffers van vervuiling een applicatie voor een certificatie moesten indienen bij de
gouverneur. Deze zou dan na advies van de commissie beslissen over de certificatie.
Uiteindelijk bleef de commissie via het oude systeem werken en keek men toch nog naar de
Hunter-Russel symptomen.156
Hier kwam commentaar op in 1971 toen een groep werd opgericht om niet-
gecertificeerde slachtoffers te steunen. Zij vonden dat de Minamata-ziekte moest gedefinieerd
worden aan de hand van de symptomen die in Minamata werden getoond en niet aan de hand
van symptomen van een methylkwikvergiftiging in Groot-Brittannië. In Niigata werden de
slachtoffers wel gecertificeerd op basis van de symptomen die daar werden opgemerkt. Op 1
154
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, pp. 111-112. 155
Ibid. p. 145. 156
Ibid. pp. 205-206.
41
maart 1971 werd een document hierover samengesteld en opgestuurd naar het prefecturaal
bestuur.157
Verder vroegen ze ook resultaten op van het onderzoek naar de kwikconcentratie in
het haar van de niet-gecertificeerde slachtoffers. Zij vermoedden dat er te weinig aandacht
werd besteed aan deze cijfers en wilden het zelf bekijken. Eens ze de resultaten kregen was
het duidelijk dat er inderdaad niet veel aandacht werd besteed aan de concentratie in het haar.
De cijfers varieerden tussen de 14,2 en 100 ppm tegenover het nationaal gemiddelde tussen 5
en 10 ppm.158
Het Ministerie van Gezondheid en Welvaart reageerde hierop door te zeggen dat de
certificatie in Minamata strikter moest zijn dan in Niigata omdat er nooit een volledig
medisch onderzoek in Minamata was gebeurd. Zo konden slachtoffers minder opgespoord
worden door dokters en moesten ze wel aan de hand van de Hunter-Russel symptomen
slachtoffers certificeren. De beslissing omtrent het gestuurde document werd uitgesteld tot
het Vervuilingsdepartement van het Ministerie van Gezondheid en Welvaart een departement
werd van Milieubureau (supra).159
Op 7 augustus verkondigde het Milieubureau dat ze de slachtoffers die in het verleden
geen certificatie hadden gekregen van het Ministerie van Gezondheid en Welvaart opnieuw
gingen onderzoeken. Daarnaast zou het certificatieproces minder strikt worden bij
slachtoffers die duidelijk schaaldieren en vissen hadden gegeten tijdens de periode van
vervuiling. Vanaf dat moment werd ook de rest van de familie onderzocht indien er
slachtoffers waren in een gezin. Deze verandering zou het gemakkelijker maken voor niet-
gecertificeerde slachtoffers om gecertificeerd te worden.160
4.3. Analyse van de burgerverenigingen
Er kan zonder twijfel gezegd worden dat de grassroots-beweging in Minamata succes
heeft gehad. Om dit succes beter te begrijpen, zullen de twee theorieën van Harutoshi
Funabashi en van Paul Almeida en Linda Brewster Stears (supra) toegepast worden. Hieruit
zal kunnen afgeleid worden welke oplossingsmethode werd toegepast en hoe precies de
verschillende noodzakelijke factoren werden ingevuld.
157
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, p. 208. 158
Ibid. pp. 208-209. 159
Ibid. pp. 209-210. 160
Ibid. p. 210.
42
4.3.1. Oplossingsmethode
Volgens de theorie van Harutoshi Funabashi kunnen sociale problemen volgens drie
methodes opgelost worden. De eerste methode is een oplossing door middel van het
managementsysteem aan te passen, de tweede door het dominantiesysteem aan te passen en
de derde door beide aan te passen (supra). Door middel van uitsluiting zal aangetoond
worden welke methode precies werd gebruikt.
Eerst en vooral kwam er vanuit de kant van Chisso amper enige vorm van initiatief
om voor een oplossing te zorgen. Ze ontkenden alles en probeerden de gemoederen te sussen
door middel van donaties te geven aan de slachtoffers. Zelfs tijdens de rechtszaak ontkenden
ze alles en uiteindelijk hebben ze enkel zo een groot bedrag betaald omdat het wettelijk werd
beslist. Hierdoor is het duidelijk dat het geen oplossing is volgens het managementsysteem.
Doordat er geen initiatief was langs het managementsysteem kan het dus ook geen
combinatie van de beide zijn. Dat betekent dat de problemen in Minamata zijn opgelost door
middel van een aanpassing van het dominantiesysteem.
In het begin van de ramp waren de slachtoffers duidelijk in de slachtofferzone en
Chisso in de voordeelzone. De slachtoffers hadden geen invloed op de werking van Chisso en
Chisso werd gesteund door de lokale regering. Door de creatie van de grassroots-beweging
konden de slachtoffers van onderdrukte uitsluiting overgaan naar confrontatie maar de
slagkracht die ze hadden was te zwak. Als resultaat hiervan kregen ze wel compensatie maar
enkel voor een klein bedrag.
Dankzij de opkomst van het belang voor ecologie in de jaren ’60 kreeg de grassroots-
beweging meer aandacht. De steun van externe groeperingen en universiteiten zorgde ervoor
dat de slagkracht enorm steeg. Hierdoor konden ze van confrontatie doorstoten naar
onderhandeling en een rechtszaak aangaan waardoor ze de dominantiesysteem konden
veranderen en zo het probleem rond Minamata konden aanpassen.
4.3.2. Factoren van een grassroots-beweging
De theorie van Paul Almeida en Linda Brewster Stears zegt dat een grassroots-
beweging moet voldoen aan bepaalde factoren om succesvol te zijn. Deze factoren worden
opgedeeld in externe bondgenoten en elitaire instabiliteit. Eerst zullen de externe
bondgenoten bekeken worden en daarna de elitaire instabiliteit.
43
De grassroots-beweging in Minamata had in het begin van de ramp niet veel externe
bondgenoten en dus ook niet veel hulpmiddelen. Toen in Japan in de jaren ’60 de aandacht
voor ecologie belangrijk werd, veranderde dit. Eerst en vooral kregen ze steun van de JCP die
inzamelacties organiseerde voor de grassroots-beweging. Op deze manier hadden ze meer
hulpmiddelen en budget om hun werking te ondersteunen. Daarnaast werden ze ook door de
JCP geholpen tijdens de rechtszaak, de advocaten die de slachtoffers vertegenwoordigden
waren aangesteld door de JCP. Een politieke bondgenoot was er dus.
Ze kregen ook steun van andere sociale bewegingen zoals bijvoorbeeld de grassroots-
beweging van Niigata voor slachtoffers van de Niigata Minamata-ziekte. Zij zetten de GSV
aan tot de confrontatie met Chisso in de rechtbank. Dankzij hen werd de optie geopend om
een industrieel bedrijf te bestrijden door middel van een rechtszaak aan te gaan tegen dat
bedrijf.
De universiteit van Kumamoto was ook een bondgenoot van de slachtoffers in
Minamata. Al sinds het begin van de ramp wisten ze dat de oorzaak van de ziekte bij Chisso
lag en verkondigden ze dat ook redelijk snel. Zelfs zonder subsidies van de regering bleven
ze hun onderzoek verderzetten om duidelijkheid te verkrijgen rond de ziekte. Maar niet enkel
het onderzoeksteam van de universiteit bood steun, ook de studenten hebben een handje
geholpen. Zij kwamen helpen bij sit-ins en opstanden bij Chisso. Dankzij de studenten steeg
het aantal van betogers en kreeg de grassroots-beweging een grotere slagkracht. De media
had hierdoor meer aandacht voor de betogingen en maakte daardoor meer mensen warm om
de grassroots-beweging te steunen.
De media had veel aandacht voor de situatie van de slachtoffers van de Minamata-
ziekte. De nationale kranten kozen in de jaren ’60 de kant van de slachtoffers en brachten
artikels uit over bijvoorbeeld de experimenten die Chisso had gedaan op katten waardoor ze
al lang wisten dat de oorzaak bij hen lag. Daarnaast kwam de ziekte ook via andere
mediakanalen terecht bij mensen. Zo schreef Michiko Ishimure ‘Kugai Jōdo’, een boek
waarin de slachtoffers de kans kregen om het verhaal vanuit hun standpunt te vertellen. De
regisseur Noriaki Tsuchimoto (土本典昭, 1928-2008) maakte een reeks documentaires over
de Minamata-ziekte. De documentaires richtten zich ook op de slachtoffers en toonden hoe de
families omgingen met familieleden die de ziekte hadden. Deze documentaires hielden geen
blad voor de mond en toonden hoe zwaar het leven was voor deze mensen en hoe andere
dorpelingen hen bekeken als minderwaardige personen. De eerste film, Minamata: The
44
Victims and Their World (Minamata: Kanja-an to Sono Sekai, 水俣 患者さんとその世界)
kwam uit in 1971 en toonde zowel beelden uit de afdeling van het ziekenhuis die speciaal
was opgericht voor de slachtoffers van de ziekte, alsook beelden van een revalidatiecentrum.
Op vlak van elitaire instabiliteit zijn er drie belangrijke factoren: Verkiezingen,
interne conflicten bij de regering en symbolische toegevingen van de regering. In de jaren ’60
namen de linkse partijen een ecologisch standpunt in waardoor ze door het Japanse volk meer
stemmen kregen dan vroeger bij verkiezingen. Zo kon op nationaal vlak de JCP meer
afgevaardigden hebben in de regering en zo meer nadruk leggen op ecologie bij wetgevingen.
Ook op lokaal niveau wonnen politici met een ecologisch standpunt. Hierdoor werd er meer
aandacht gegeven aan de situatie in Minamata.
Er waren ook interne conflicten omtrent deze situatie binnen de regering. Het
Ministerie voor Internationale Handel en Industrie steunde Chisso omdat zij een sterke
industrie wilde in Japan. Daartegenover stond het Ministerie voor Gezondheid en Welvaart
die aan de kant van de slachtoffers stond en wilde dat Chisso en andere bedrijven meer
aandacht gaven aan wat er in hun afvalwater zat. Ook werden er lokaal, zoals reeds vermeld,
meer politici met een ecologisch standpunt verkozen waardoor er op het nationaal niveau
meer druk kwam voor aandacht voor ecologie.
Op vlak van symbolische toegevingen van de regering duurde het tot eind de jaren ’60
om een positief resultaat te hebben. In 1967 kwam er een wet voor het beheren van
vervuiling, bedrijven kregen bijvoorbeeld een maximum opgelegd voor de concentratie van
bepaalde stoffen in hun afvalwater. Daarnaast was er ook het befaamde Vervuilingsparlement
in 1970 waar veertien ecologische wetten werden goedgekeurd (infra).
Het is duidelijk dat de grassroots-beweging voldeed aan alle factoren. Bij sommige
factoren duurde het wat langer dan bij de andere maar door het invullen van alle factoren kon
de grassroots-beweging van Minamata succesvol zijn. Ze hebben hun doel bereikt door
gebruik te maken van het dominantiesysteem. Door middel van innovatie te brengen in dit
systeem konden ze ervoor zorgen dat Chisso beboet werd voor het vervuilen van de
Minamata-baai en –rivier en zorgden ze ervoor dat er een strenger beleid kwam op het vlak
van afvalwater van industriële bedrijven. Natuurlijk lag hun succes ook aan de algemene
situatie van Japan in die periode, het was een periode waar veel ecologische rampen
gebeurden waardoor bij het Japanse volk het besef voor ecologie steeg.
45
5. Invloed van ecologische burgerverenigingen op de ecologische wetgeving in Japan
Dankzij de groei van ecologisch besef tijdens de jaren ’60 bij zowel de burgers als de
regering, werden er ook meer aandacht geschonken aan de ecologische wetgeving en werking
in Japan. Zo was er het befaamde Vervuilingsparlement in 1970 waar 14 ecologische wetten
werden goedgekeurd. Daarnaast kwamen er nog andere wetten rond uitstoot van fabrieken en
dergelijke. Verder werden ook de zogenaamde Environment and Pollution Control
Agreements waardoor lokale verenigingen inspraak kregen in het milieubeleid van fabrieken
en bedrijven.
5.1. Vervuilingsparlement van 1970 en andere ecologische wetten
Zoals reeds vermeld was er in de jaren ’60 een groei in ecologisch bewustzijn
waardoor de Japanse burgers eerder politici verkozen met een duidelijk anti-
vervuilingsbeleid. Deze politici zorgden ervoor dat er in zowel lokale als nationale regeringen
meer discussies rond ecologie en vervuiling werden gehouden. De intense industrialisatie
sinds de Meij-periode (supra), waarbij weinig aandacht werd besteed aan de ecologische
gevolgen, werd hierdoor een halt toegeroepen en in het parlement werd er meer aandacht
besteed aan wetten die bijvoorbeeld de uitstoot van fabrieken beperkte.
Het Ministerie van Gezondheid en Welvaart bracht tussen 1961 en 1971 het Wit
Boekje van Vervuiling (公害 白書, Kōgai Hakusho) uit waarin stond wat moest ondernomen
worden om milieuvervuiling tegen te houden. Daarnaast werden de soorten vervuiling (infra)
behandeld en was er een hoofdstuk over de risico’s van gevaarlijke stoffen zoals uitlaatgassen
en kwik. Dit boekje wordt nog steeds jaarlijks uitgegeven ten behoeve van de Japanse
burgers.161
Verder werd door de regering actie ondernomen door middel van de invoering van de
Basiswet voor Vervuiling Beheersing (公害 対策 基本 法, Kōgai Taisaku Kihon Hō) in
1967.162
Deze wet was de eerste anti-vervuilingswet in Japan163
en definieerde zeven vormen
van milieuvervuiling: luchtvervuiling, grondvervuiling, watervervuiling, geluidsvervuiling,
161
Mori, Masato: “Environmental Pollution and Bio-politics: The Epistemological Constitution in Japan’s 1960” In: Geoforum, Vol. 39, 2008, p. 1475. 162
Tsutsumi, Rie: “The Nature of Voluntary Agreements in Japan – Functions of Environment and Pollution Control Agreements” In: Journal of Cleaner Production, Vol. 9, 2001, p. 148. 163
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest, Cambridge University Press, 1998, p. 108.
46
trillingsvervuiling, grondinzinkingen en geurhinder. Daarnaast werd er nadruk gelegd op het
vastleggen van standaarden voor vervuiling.164
Zo werd er een maximum van
stikstofconcentratie in uitstoot gassen vastgelegd op 0,04 ppm.165
Daarnaast probeerde de regering door middel van deze wet milieuvervuiling te
bestrijden en zo de gezondheid van mensen en de natuur te beschermen. Verder omschreef de
wet een aantal nieuwe termen zoals de term kōgai (公害, vervuiling), de term die werd
gebruikt om milieuvervuiling aan te duiden in Japan. De zeven vermelde vormen van
milieuvervuiling werden onder deze term geplaatst zoals is te zien in de volgde zin uit die
wet.166
“Any situation in which human health and the living environment are damaged by air
pollution, water pollution, soil pollution, noise, vibration, ground subsidence, and
offensive odors, which arise over a considerable area as a result of industrial or other
human activities.”167
Deze wet werd op 19 november 1993 vervangen door de Basis Milieuwet, een wet die
de basis vormt voor andere milieuwetten in Japan. In deze wet staan drie basisprincipes voor
het milieubeleid: Het milieu moet door de huidige generatie gewaardeerd worden en
doorgegeven worden aan de volgende generaties, er moet een goed functionerende
maatschappij komen die de menselijke impact op het milieu moet beperken en Japan moet
bijdragen aan het behouden van het globale milieu door samen te werken met andere landen.
Daarnaast bespreekt de wet ook de verantwoordelijkheden van alle personen die een rol
spelen in de maatschappij en stelt de wet dat iedere persoon zich moet inzetten om dit globale
milieu te behouden door de last daarvan gelijk te verdelen onder alle personen en door een
goede samenwerking onder elkaar.168
Verder stelde de regering een lijst op waarin risico’s voor milieuvervuiling in de jaren
’60 werden opgenomen. Daarvoor was er reeds een lijst maar die was volgens de regering
niet volledig genoeg. Zaken zoals afvalwater, uitstoot van fabrieken en bepaalde giftige
164
Mori, Masato: “Environmental Pollution and Bio-Politics: The Epistemological Constitution in Japan’s 1960” In: Geoforum, Vol. 39, 2008, p. 1475. 165
Reed, Steven: “Environmental Politics: Some Reflections Based on the Japanese Case” In: Comparative Politics, Vol. 13, 1981, p. 260. 166
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, p. 217. 167
Ibid. 168
http://www.env.go.jp/en/laws/policy/basic/leaflet2.html.
47
stoffen waren namelijk nog niet opgenomen in deze lijst. Door middel van de aangepaste lijst
wilde de Japanse regering de Japanse bevolking meer bewust maken van welke dingen
gevaarlijk waren voor hun gezondheid en de omgeving.169
In 1970 merkte de LDP op dat de wet die ze hadden ingevoerd in 1967 niet voldeed
aan de publieke vraag naar een ecologisch beleid en dat het eerder een symbolische wet was.
Als reactie daarop richtte de toenmalige premier Satō Eisaku (佐藤 榮作, 1901-1975) in juli
1970 een nieuwe afdeling op, het Hoofdkwartier voor Centrale Anti-vervuilingsmaatregelen.
Door middel van deze afdeling wou hij de Basiswet voor Vervuiling Beheersing verbeteren
en efficiënter maken.170
Ook moest er iets gedaan worden aan dat deel van de wet waarin stond dat het milieu
enkel kon beschermd worden indien dit niet in conflict kwam met de economische groei van
Japan.171
Dit stond in de wet omdat het Ministerie van Internationale Handel en Industrie de
nadruk wou leggen op de economische groei en een sterkere invloed had op het schrijven van
die wet dan het Ministerie van Gezondheid en Welvaart die de nadruk wou leggen op de
publieke gezondheid.172
De afdeling slaagde erin door in de wet de volgende zin te zetten:
“More than economic growth, we must first give priority to the people’s health and
life environment”173
Daarnaast verzekerde Satō aan de bedrijven dat controle van vervuiling niet noodzakelijk zou
zorgen voor een vertraging van de economische groei. Hij vond dat elke persoon een rol had
in het stoppen van vervuiling, ook bedrijven.174
Dankzij de weinige weerstand van de bedrijven kon de LDP sterker opkomen voor het
controleren van de eventuele vervuiling. Vervuiling veroorzaakt door bedrijven bleef bestaan
en daar kwam veel publieke commentaar op. De LDP werd bezorgd voor deze publieke
169
Mori, Masato: “Environmental Pollution and Bio-Politics: The Epistemological Constitution in Japan’s 1960” In: Geoforum, Vol. 39, 2008, p. 1475. 170
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest, Cambridge University Press, 1998, p. 120. 171
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan, Harvard University Press, 2001, p. 207. 172
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest, Cambridge University Press, 1998, p. 120. 173
Ibid. p. 121. 174
Ibid.
48
onrust en probeerde een nationale vereniging tegen vervuiling op te richten.175
Daarnaast
besloot ze om grote veranderingen te ondernemen en werd er een parlementszitting
georganiseerd. Deze zou starten op 24 november 1970 en was pas definitief afgehandeld op
18 december 1970. Veertien wetsvoorstellen werden tijdens deze parlementszitting
goedgekeurd.176
Eerst en vooral werd de Basiswet voor Vervuiling Beheersing herzien en werden de
reeds vooraf gemelde toevoegingen aangepast. Daarnaast werd de wet voor het Straffen van
Vervuilingsmisdaden, waarin stond wat de te volgen procedure was bij het straffen van een
bedrijf of persoon die vervuiling veroorzaakt, goedgekeurd.177
Verder werden er
verschillende wetten goedgekeurd waarvan de volgende de belangrijkste waren: de Wet voor
Financiële Verantwoordelijkheid voor de Vervuiler, de Wet voor het Voorkomen van Water-
en Luchtvervuiling, de Wet voor Natuurparken, de Wet voor het Beheren van Giftige Stoffen
en Landbouwchemicaliën, de Wet voor het Wegwerpen van Afval, de Wet voor het
Voorkomen van Zeevervuiling, de Wet voor het voorkomen van
Landbouwgrondvervuiling.178
Deze wetten werden publiek aangekondigd op 25 december
1970.179
Bij de aankondiging van deze wetten gaf het Kabinet van de premier een verklaring
over de reden van goedkeuring van deze wetten:180
“By making clear the obligation of corporations, the national government and local
government to prevent pollution, as well as by establishing the legislation that will be
the basis for pollution prevention, regulations, we prepare for the general advance of
anti-pollution policy. With this, we intend to protect the health of the citizens and
preserve the life environment.”181
175
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest, Cambridge University Press, 1998, pp. 122-123. 176
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, pp. 303-305. 177
IIbid. p. 305. 178
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest, Cambridge University Press, 1998, p. 123. 179
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979, p. 305. 180
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest, Cambridge University Press, 1998, p. 123. 181
Ibid.
49
Om deze nieuwe wetten te bekrachtigen werd op 1 juli 1971 het Milieubureau
opgericht op.182
De andere taak van dit Bureau was om de toestand van het Japanse milieu in
de gaten te houden en alarm te slaan indien er gevaar dreigde. Hierdoor kreeg Japan ook een
beter imago naar de buitenwereld toe en begon het beeld van het giftig eiland te
verdwijnen.183
Dit Bureau zou in 2001 het Ministerie van Milieu worden.184
Minamata fungeert momenteel als een milieu-modelstad (環境 モデル 都市,
Kankyō Moderu Toshi). Dit ecologische stadsbeleid functioneert volgens vier pilaren. Eerst
en vooral wordt ecologisch verantwoord leven door het stadsbestuur aanbevolen. Daarnaast
wordt de focus gelegd op industriële ontwikkeling met aandacht voor het milieu. Vanuit het
stadsbestuur wordt er aandacht besteed aan milieuvriendelijke stedelijke ontwikkeling in
harmonie met de natuur. De laatste factor is het oprichten van ecologische onderwijscentra
waar de bevolking de kans krijgt om meer informatie te krijgen over ecologisch verantwoord
leven. Dit stadstype wordt sinds 1992 doorheen Japan door de regering gepromoot.185
5.2. Inspraak van lokale verenigingen in milieubeleid bedrijven door middel van Milieu-
en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten
Naast de ecologische wetten die werden goedgekeurd en toegepast in de jaren ’70
werden er ook sinds de late jaren ‘60 Milieu- en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten
(Environment and Pollution Control Agreements) uitgewerkt. Dit zijn overeenkomsten tussen
bedrijven, lokale regeringen en lokale burgerverenigingen. Door middel van deze
overeenkomsten worden er limieten geplaatst die strenger zijn dan de nationale
standaardlimieten, bijvoorbeeld op de uitstoot van schadelijke stoffen van fabrieken. Deze
182
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest, Cambridge University Press, 1998, p. 121. 183
Taira, Koji: “Dialectics of Economic Growth, National Power, and Distributive Struggles” In: Postwar Japan as History, University of California Press, 1993, p. 174. 184
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of Washington Press, 2010, p. 218. 185
Publieke aankondiging (報道発表資料, Hōdō Happyō Shiryō): “「環境モデル都市」の認定について“熊
本県水俣市”- 環境と経済の調和した持続可能な小規模自治体モデル (「Kankyō Moderu Toshi」no Nintei ni tsuite “Kumamoto-ken, Minamata-shi” – Kankyō to Keizai no Chōwa shita Jizokukanōna Shōkiba Jichitai Moderu, De Erkenning van de Milieu-modelstad “Minamata, Kumamoto” – Een Duurzaam Lokaal Kleinschalig Overheidsmodel voor de Harmonie tussen Milieu en Economie) In: http://www.city.minamata.lg.jp, 2008, pp. 1-2.
50
overeenkomsten worden bereikt door onderhandelingen te organiseren tussen de drie
belanggroepen.186
Meestal werden deze overeenkomsten ‘Kōgai Bōshi Kyōtei’ (公害 防止 協定)
genoemd of Overeenkomsten voor het Voorkomen van Vervuiling, maar tegenwoordig
worden sommige ‘Kankyō Hozen Kyōtei’ (環境 保全 協定) of Overeenkomsten voor het
Behouden van het Milieu genoemd. Dit betekent dat de inhoud van de overeenkomsten eerder
handelt over het beschermen van de natuur in plaats van het tegenhouden van vervuiling.187
Deze vormen van overeenkomsten konden heel snel verspreid worden door de lokale
regeringen omdat er meer en meer industriële vervuiling gebeurde in Japan. Dankzij deze
vorm van overeenkomsten konden de lokale regeringen vervuiling beheersen vooraleer er op
nationaal niveau maatregelen werden ingevoerd om deze vervuiling tegen te houden. Dankzij
de communicatie tussen de verschillende lokale ecologische verenigingen werd deze vorm
van overeenkomsten verspreid naar andere steden. Zo kon het aantal overeenkomsten enorm
stijgen tot de 31,074 overeenkomsten die er in 2001 waren tussen bedrijven, lokale
regeringen en lokale burgerverenigingen.188
Omdat deze overeenkomsten niet echt een officieel karakter hebben en gebaseerd zijn
op wederzijds vertrouwen tussen de belanggroepen werd er meestal een strafclausule
toegevoegd. Jaarlijks wordt door de lokale regering een controle uitgeoefend bij het bedrijf
om te bekijken of dit bedrijf zich houdt aan de overeenkomst. Indien dit niet het geval is, kan
het bedrijf gedwongen worden om de werking tijdelijk stop te zetten.189
Deze overeenkomsten hebben een duaal karakter. Enerzijds worden ze gebruikt als
een middel om het beleid rond milieu te beheren, dit betekent dat de voorwaarden van de
overeenkomsten wordt bepaald door de lokale regering en de bedrijven. Anderzijds zorgen
deze overeenkomsten voor de mogelijkheid om conflicten tussen bedrijven en lokale
verenigingen of regeringen op te lossen.190
In totaal hebben de Milieu- en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten acht
verschillende functies. Eerst en vooral werd door deze overeenkomsten reeds iets gedaan aan
industriële problemen terwijl er aan een nationale standaard werd gewerkt. Zo werden deze
186
Tsutsumi, Rie: “The Nature of Voluntary Agreements in Japan – Functions of Environment and Pollution Control Agreements” In: Journal of Cleaner Production, Vol. 9, 2001, p. 146. 187
Ibid. 188
Ibid. pp. 146-147. 189
Ibid. p. 147. 190
Ibid. p. 151.
51
afspraken in de jaren ’60 gebruikt bij zaken waar nog geen effectieve voorschriften voor
bestonden. Limieten voor de concentratie van bepaalde stoffen in uitstoot of afvalwater
werden bijvoorbeeld voor de komst van de Basiswet voor Vervuiling Beheersing op deze
manier geregeld.191
Daarnaast werden er strikte maatstaven voor het beschermen van het lokale milieu
opgesteld. Indien de lokale burgerverenigingen of regering vonden dat de nationale
voorschriften niet strikt genoeg waren voor dat bepaalde gebied, konden zij door middel van
deze afspraken strengere standaarden afspreken met de bedrijven. Dit gebeurde vooral in
gebieden waar er aan veel industrie werd gedaan.192
Verder worden er aan de hand van deze overeenkomsten regels opgesteld voor
mogelijke grote vervuilers zoals elektriciteitscentrales of een staalindustrie. Dankzij strenge
limieten op de uitstoot van zwaveldioxide werden deze grote fabrieken gedwongen om
brandstof te gebruiken met een lagere zwavelconcentratie. De lokale regering had ook de
autoriteit om fabrieken andere en meer ecologische technologie te doen installeren.193
Er worden ook regels opgesteld voor zaken die door hun subjectiviteit, zoals geuren
en kleuren, moeilijk te omschrijven en te behandelen zijn. In de meeste overeenkomsten die
handelden over deze problemen staat dat er op het moment van lokale klachten de lokale
regering het bedrijf zal dwingen om actie te ondernemen. Verder werden er ook afspraken
gemaakt over stoffen waarvan de schade nog niet bewezen was.194
Ze zorgen ook voor voorschriften bij zaken waarover de lokale regering geen
autoriteit heeft zoals bijvoorbeeld over kerncentrales. De lokale regering had niet over alle
zaken autoriteit maar konden dankzij deze afspraken inspecties doen bij de fabrieken om te
kijken of er geen schade werd toegebracht aan het plaatselijke milieu.195
Aan de hand van de Milieu- en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten werd de
administratieve begeleiding bij het voorkomen van vervuiling van bedrijven door de
plaatselijke regering versterkt. De bedrijven gaven jaarlijks verslagen aan de regering waarin
stond welke uitrusting er was, hoe de productie was verlopen en welke technologie werd
toegepast om vervuiling tegen te gaan.196
191
Tsutsumi, Rie: “The Nature of Voluntary Agreements in Japan – Functions of Environment and Pollution Control Agreements” In: Journal of Cleaner Production, Vol. 9, 2001, p. 148. 192
Ibid. p. 149. 193
Ibid. 194
Ibid. 195
Ibid. pp. 149-150. 196
Ibid. p. 150.
52
Zoals reeds vermeld worden deze overeenkomsten ook gebruikt om conflicten tussen
de belanggroepen op te lossen en te zorgen voor onderlinge akkoorden. Bij nieuwe projecten
wordt er een vergadering georganiseerd tussen het bedrijf, de verenigingen en de regering
zodat er geen conflicten zouden ontstaan. Op deze vergaderingen kregen de verenigingen de
kans om hun mening te geven en eventuele problemen die ze hadden, op te lossen in
samenspraak met het bedrijf.197
De laatste functie van de overeenkomsten is dat ze zorgen voor een nabehandeling
van de beoordeling van de impact op het milieu (Environmental Impact Assessment). Deze
beoordelingen worden publiek gemaakt Lokale burgerverenigingen of regeringen krijgen
hierdoor de kans om zelf commentaar te bieden bij de nieuwe projecten.198
Milieu- en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten worden nog steeds gebruikt en
vormen een hulpmiddel bij plaatselijke milieuproblemen die niet worden behandeld door het
nationaal milieubeleid. Dankzij de openbare aard van deze overeenkomsten krijgt de lokale
bevolking inspraak bij het vormen van een plaatselijk milieubeleid. Soms zijn er echter
Milieu- en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten waarbij de lokale burgerverenigingen
geen inspraak krijgen en de overeenkomst enkel tussen het bedrijf en de lokale regering is.
Toch kan er gezegd worden dat deze vorm van lokale samenwerking een verbetering is
tegenover vroeger waar het als burgervereniging moeilijk was om inspraak te krijgen.199
197
Tsutsumi, Rie: “The Nature of Voluntary Agreements in Japan – Functions of Environment and Pollution Control Agreements” In: Journal of Cleaner Production, Vol. 9, 2001, p. 50. 198
Ibid. 199
Ibid. p. 153.
53
6. Conclusie
In het naoorlogse Japan kon de Japanse burger uitgroeien tot een kritisch persoon die
zijn recht tot vrije democratie kon verdedigen. Dankzij de filosofische steun van de groep
“Wetenschap van de Gedachte” en maatschappelijke factoren zoals een nieuwe vorm van
participatie, de nieuwe rol van de vrouw, de ondersteunende rol van studenten en de angst
voor een nieuwe oorlog werd de weg vrijgemaakt naar het shimin-ideaal. Burgerverenigingen
kregen meer draagkracht bij regeringsbeslissingen en kwamen op voor hun mening. Het
protest bij het herziene Anpo-verdrag is het beste voorbeeld van deze evolutie.
Na het Anpo-protest kwam er commentaar op deze vorm van massaal nationaal
protest. Sociale wetenschappers vonden dat deze vorm van protest eerder destructief dan
constructief was en zij suggereerden een andere vorm van sociaal activisme. In de jaren ’70
werkten burgerverenigingen op een lokaal niveau volgens het voorsteltype, een vorm van
activisme waarbij alternatieven werden voorgesteld aan regeringsinstellingen en bedrijven.
Zo ontstond er een samenwerking tussen de verschillende belanggroepen om eventuele
problemen op te lossen.
Toen in 1956 de Minamata-ziekte uitbrak, stond de lokale grassroots-beweging alleen
in haar strijd tegen Chisso maar door de stijging van het aantal industriële vervuilingsrampen
steeg in de jaren ’60 het ecologisch bewustzijn van de Japanse burger en kreeg de GSV steun
van vele externe bondgenoten. De JCP steunde de GSV door inzamelacties te organiseren en
advocaten in te huren tijdens de rechtszaak tegen Chisso. Hierdoor had de GSV meer
hulpmiddelen en budget in haar strijd tegen de fabriek. Na het uitbreken van de Niigata
Minamata-ziekte in 1964 kregen de slachtoffers steun van de grassroots-beweging van
Niigata. Zij zette de GSV aan tot het aanklagen van Chisso. De universiteit van Kumamoto
wist sinds het begin van de ramp dat de schuld bij Chisso lag. Zelfs na het verliezen van
regeringssubsidies bleven de onderzoekers van deze universiteit hun onderzoek verderzetten.
Ook de studenten hielpen de GSV door middel van mee te betogen tijdens sit-ins en andere
protestacties. De laatste bondgenoot was de media die veel aandacht toonde voor de situatie
van de slachtoffers van de Minamata-ziekte. Zo werd het verhaal van de slachtoffers verteld
aan het Japanse volk en kregen de slachtoffers extra steun.
Op nationaal vlak kon de JCP meer afgevaardigden sturen naar de parlementszittingen
waardoor er meer discussie kwam over ecologie en er meer nadruk werd gelegd op ecologie
bij wetgevingen. Ook op lokaal niveau werden politici met een ecologisch standpunt
54
verkozen waardoor opnieuw ecologie belangrijker werd voor het stadsbeleid. Door de interne
conflicten in de regering omtrent de situatie in Minamata werden er, zoals reeds vermeld,
meer discussies gehouden. Zo steunde het Ministerie van Internationale Handel en Industrie
Chisso in tegenstelling tot het Ministerie van Gezondheid en Welvaart die de slachtoffers
steunde. Daarnaast werden door de regering veel symbolische toegevingen gedaan op het
einde van de jaren ’60. Zo werd in 1967 een wet ingevoerd die specifiek handelde over het
beheren van vervuiling. Ook beperkingen op de concentratie van bepaalde chemische stoffen
zoals stikstof en kwik in uitstoot en afvalwater werden door de regering ingevoerd. In 1970
vond de befaamde Vervuilingsparlementszitting plaats waarop veertien ecologische wetten
werden goedgekeurd.
De GSV bereikte haar doel door gebruik te maken van het dominantiesysteem, het
sociale systeem gebaseerd op verticale relaties binnen een sociale instelling. Er kwam
namelijk vanuit het management van Chisso weinig initiatief om de situatie op te lossen. De
slachtoffers konden ontsnappen uit de onderdrukte uitsluiting door de oprichting van de GSV.
Dankzij de opkomst van het ecologisch bewustzijn bij de Japanse burger kreeg de GSV meer
steun en aandacht waardoor ze kon overgaan tot een onderhandeling met Chisso in de vorm
van een rechtszaak. Zo kon de GSV het dominantiesysteem veranderen en het probleem rond
de Minamata-ziekte oplossen. Door innovatie te brengen in dit systeem konden ze ervoor
zorgen dat Chisso beboet werd voor het vervuilen van de Minamata-baai en –rivier en
zorgden ze ervoor dat er een strenger beleid kwam op het vlak van afvalwater van industriële
bedrijven.
Dankzij onder andere de succesvolle werking van de grassroots-beweging bij de
Minamata-ziekte en de groei van het ecologisch bewustzijn van de Japanse burger werd er
meer aandacht gegeven aan ecologie in de Japanse wetgeving. De intense industrialisatie
sinds de Meiji-periode werd zo een halt toegeroepen. Buiten het Wit Boekje van Vervuiling
dat werd uitgebracht door het Ministerie van Gezondheid en Welvaart werden er ook
ecologische wetten ingevoerd. De eerste ecologische wet was de Basiswet voor Vervuiling
Beheersing waarin stond wat moest ondernomen worden om milieuvervuiling tegen te
houden. Hierin werden ook de zeven verschillende vormen van vervuiling gedefinieerd
waardoor de Japanse burger meer bewust was van de ecologische situatie. Zoals reeds
vermeld organiseerde de Japanse regering in 1970 de befaamde Vervuilingsparlementszitting
waarbij veertien ecologische wetten werden ingevoerd die Japan een basis boden voor het
55
beheersen en voorkomen van vervuiling. Voor het behoud van de natuur werden ook wetten
ingevoerd. Momenteel werkt Minamata als een milieu-modelstad die de nadruk legt op vier
pilaren. Deze pilaren zijn ecologisch verantwoord leven, industriële ontwikkeling met
aandacht voor het milieu, milieuvriendelijke stedelijke ontwikkeling in harmonie met de
natuur en ecologische onderwijscentra voor meer informatie omtrent ecologie voor de
bevolking te voorzien.
Naast de verandering in het nationaal ecologisch beleid werden ook lokale
hulpmiddelen ingevoerd om vervuiling te voorkomen. Deze hulpmiddelen zijn bekend als
Milieu- en Vervuiling Beheersing Overeenkomsten en werden ingevoerd tijdens de late jaren
’60. Deze overeenkomsten werden gemaakt tussen bedrijven, lokale regeringen en lokale
burgerverenigingen en zorgden ervoor dat er limieten geplaatst werden die strenger waren
dan de nationale standaardlimieten. Dankzij de communicatie tussen de verschillende
burgerverenigingen kon het concept van deze overeenkomsten snel verspreid worden. Ze
werden gebruikt als middel om het milieubeleid te beheren en om conflicten tussen bedrijven
en lokale verenigingen of regeringen op te lossen. De Milieu- en Vervuiling Beheersing
Overeenkomsten hebben acht verschillende functies: Er werd iets gedaan aan industriële
vervuiling vooraleer er een nationale standaard was, er werden strikte maatstaven voor het
beschermen van het lokale milieu opgesteld, regels werden opgesteld voor mogelijke grote
vervuilers zoals elektriciteitscentrales, voor zaken die door hun subjectiviteit moeilijk te
omschrijven en te behandelen waren werden er regels opgesteld, er kwamen voorschriften bij
zaken waarover de lokale regering geen autoriteit had, de administratieve begeleiding bij het
voorkomen van vervuiling van bedrijven door de plaatselijke regering werd versterkt,
conflicten tussen de belanggroepen werden opgelost, en er werd gezorgd voor een
nabehandeling van de beoordeling van de impact op het milieu.
Het is duidelijk dat de situatie in Minamata zorgde voor een groei van het ecologisch
bewustzijn bij de Japanse burger. Door middel van de grassroots-beweging konden de
slachtoffers opkomen tegen Chisso en zo de nadruk op industrie in het naoorlogse Japan een
stop toe roepen. Door de strijd tussen de slachtoffers en Chisso kon het Japanse beleid
overgaan tot een beleid met een focus op ecologie. De basis voor alle latere ecologische
wetten werd gelegd bij het creëren van de eerste belangrijke veertien ecologische wetten
tussen 1967 en 1970.
56
7. Bibliografie
Artikels en boeken
Almeida, Paul; Brewster Stearns, Linda: “Political Opportunities and Local Grassroots
Environmental Movements: The Case of Minamata” In: Social Problems, Vol. 45, 1998, pp.
37-60.
Avenell, Simon: “Civil Society and the New Civic Movements in Contemporary Japan:
Convergence, Collaboration, and Transformation” In: The Journal of Japanese Studies, Vol
35, 2009, pp. 247-283.
Avenell, Simon: “From the People to the Citizen: Tsurumi Shunsuke and the Roots of Civic
Mythology in Postwar Japan” In: Positions: East Asia Cultures Critique, Vol. 16, 2008, pp.
711-742.
Broadbent, Jeffrey: Environmental Politics in Japan: Networks of Power and Protest,
Cambridge University Press, 1998.
Ekino, Shigeo; Susa, Mari; Ninomiya, Tadashi; Imamura, Keiko; Kitamura, Toshinori:
“Minamata Disease Revisited: An Update on the Acute and Chronic Manifestations of
Methyl Mercury Poisoning” In: Journal of the Neurological Sciences, Vol. 262, 2007, pp.
131-144.
Funabashi, Harutoshi: “The Duality of Social Systems and the Environmental Movements in
Japan” In: East Asian Social Movements: Power, Protest and Change in a Dynamic Region,
2011, pp. 37-61.
George, Timothy: Mimamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan,
Harvard University Press, 2001.
Goldstone, Jack: “Peasant Protest in Japan, 1590-1884 (Review)” In: Theory and Society,
Vol. 16, pp. 771-774.
57
Gresser, Julian; Fujikura, Koichiro; Morishima, Akira: “The Crucible Of Value
Transformation – Excerpts from Environmental Law in Japan” In: Science, Technology, &
Human Values, Vol. 7, 1982, pp. 61-73.
Iijima, Nobuko (ed.): Pollution Japan: Historical Chronology, Asahi Evening News, 1979.
Keibo, Oiwa: Rowing the Eternal Sea: The Story of a Minamata Fisherman, Rowman and
Littlefield Publishers Inc., 2001.
Kurahashi, Yuko: “Creating a Tapestry of Voices and Silence in Michiko Ishimure’s Kugai
Jōdo” In: Journal of Narrative Theory, Vol. 33, 2003, pp. 315-334.
Kurland, Leonard; Faro, Stanley; Siedler, Howard: “Epidemiologic Note: Minamata Disease”
In: Public Health Reports (1896-1970), Vol. 76, 1961, pp. 671-672.
Kuroda, Yasumasa: “Protest Movements in Japan: A New Politics” In: Asian Survey, Vol. 12,
1972, pp. 947-952.
Mahaffey, Kathryn: “Methylmercury: A New Look at the Risks” In: Public Health Reports,
Vol. 114, 1999, pp. 396-399+402-413.
Mason, Robert: “Whither Japan’s Environmental Movement? An Assessment of Problems
and Prospects at the National Level” In: Pacific Affairs, Vol. 72, 1999, pp. 187-207.
Miyamoto, Kenichi (宮本憲一): “日本公害史論序説 (Nihon Kōgai Shiron Josetsu; Een
Introductie tot de Geschiedenis van Japanse Vervuiling) In: 成瀬龍夫博士退職記念論文集
(Naruse Tatsuo Hakushi Taishoku Kinenronbunshū; Een Verzameling van Essays ter
Gelegenheid van het Pensioen van Dokter Naruse Tatsuo), Vol. 382, 2010, pp. 1-26.
Molony, Barbara: “Minamata: Pollution and the Struggle for Democracy in Postwar Japan
(Review)” In: Bulletin of the History of Medicine, Vol. 77, 2003, pp. 460-461.
58
Mori, Masato: “Environmental Pollution and Bio-Politics: The Epistemological Constitution
in Japan’s 1960” In: Geoforum, Vol. 39, 2008, pp. 1466-1479.
Notehelfer, Fred: “Japan’s First Pollution Incident” In: Journal of Japanese Studies, Vol. 1,
1975, pp. 351-383.
Pierce, John; Lovrich, Nicholas; Matsuoka, Masahiko: “Support for Citizen Participation: A
Comparison of American and Japanese Citizens, Activists and Elites” In: The Western
Political Quarterly, Vol. 43, 1990, pp. 39-59.
Publieke aankondiging (報道発表資料, Hōdō Happyō Shiryō): “「環境モデル都市」の認
定について“熊本県水俣市”- 環境と経済の調和した持続可能な小規模自治体モデル (
「Kankyō Moderu Toshi」no Nintei ni tsuite “Kumamoto-ken, Minamata-shi” – Kankyō to
Keizai no Chōwa shita Jizokukanōna Shōkiba Jichitai Moderu, De Erkenning van de Milieu-
modelstad “Minamata, Kumamoto” – Een Duurzaam Lokaal Kleinschalig Overheidsmodel
voor de Harmonie tussen Milieu en Economie) In: http://www.city.minamata.lg.jp, 2008, pp.
1-2.
Reed, Steven: “Environmental Politics: Some Reflections Based on the Japanese Case” In:
Comparative Politics, Vol. 13, 1981, pp. 253-270.
Taira, Koji: “Dialectics of Economic Growth, National Power, and Distributive Struggles” In:
Postwar Japan as History, University of California Press, 1993, pp. 167-186.
Takaoka, Shigeru (高岡 滋): “環境汚染による健康影響評価の検討 ―― 水俣病の拡
大相似形としての原発事故 (Kankyō Osen ni yoru Kenkō Eikyō Hyōka no Kentō –
Minamata-byō no Kakudai Sōjikei to shite no Genpatsujiko; Een Evaluatie van de Effecten
op de Gezondheid door Ecologische Vervuiling - Kernongeval als een Gelijkaardige Vorm
van de Minamata ziekte)” In: 科学 (Kagaku, Wetenschap), Vol. 82, 2012, pp. 539-548.
Takemori, Kazumasa: “Niigata Minamata Disease and Showa Denko” In: 産業経済研究所
紀要, Vol. 22, 2012, pp. 53-80.
59
Tsutsumi, Rie: “The Nature of Voluntary Agreements in Japan – Functions of Environment
and Pollution Control Agreements” In: Journal of Cleaner Production, Vol. 9, 2001, pp. 145-
153.
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: Organizing the Spontaneous: Citizen Protest in Postwar
Japan, University of Hawai’I Press, 2001.
Uemura, Sasaki; Makoto, Wesley: “Competing Publics: Citizens’ Groups, Mass Media, and
the State in the 1960s” In: Positions: East-Asia Cultures Critique, Vol. 10, 2002, pp. 79-110.
Upham, Frank: “Unplaced Persons and Movements for Place” In: Postwar Japan as History,
University of California Press, 1993, pp. 325-346.
Victor Koschmann, Julian: “Avenell’s Citizen” In: Positions: East Asia Cultures Critique,
Vol. 16, 2008, pp. 753-760.
Walker, Brett: Toxic Archipelago: A History of Industrial Disease in Japan, University of
Washington Press, 2010.
Yorifuji, Takashi; Kashima, Saori; Tsuda, Toshihide; Harada, Masazumi: “What Has
Methylmercury in Umbilical Cords Told Us? Minamata Disease” In: Science of the Total
Environment, Vol. 408, 2009, p. 272.
Internetbronnen
http://www.bbc.co.uk/news/world-asia-23578859
http://www.env.go.jp/en/laws/policy/basic/leaflet2.html
60
Mediabronnen (als secundaire bronnen)
Tsuchimoto, Noriaki (土本典昭): Minamata:The Victims and Their World (水俣ー患者さん
とその世界 Minamata-byō – Kanja-san to sono Sekai), Higashi Productions, 1971, 167 min.
Tsuchimoto, Noriaki: The Shiranui Sea (不知火海, Shiranuikai), Seirinsha Productions,
1975,
61
8. Woordenlijst
阿賀野川 Agano-gawa Agano-rivier
安保改定阻止国民会議 Anpo Kaitei Soshi Kokumin Kaigi Raad van het Volk voor het Stoppen
van het Herziene Beveiligingsverdrag
朝日新聞 Asahi Shinbun Asahi Shinbun
足尾銅山 Ashio Dōzan Ashio Kopermijn
新しい哲学の設計図 Atarashii tetsugaku no sekkeizu Blauwdruk voor een nieuwe filosofie
ベトナム に 平和 を市民 連合 Betonamu ni Heiwa o Shimin Rengō Beheiren
チッソ株式会社 Chisso kabushiki kaisha Chisso
第二水俣病 Dainiminamata-byō Niigata Minamata-ziekte
福島県 Fukushima-ken Fukushima-prefectuur
原始性 Genshisei Primitiviteit
人々 Hitobito Volk
法務省 Hōmu-shō Ministerie van Recht
細川 一 Hosokawa Hajime Hosokawa Hajime
一任派 Ichinin-ha Bemiddelingsgroep
井戸端会議 Idobata kaigi Gesprekken rond de waterput
イタイイタイ病 Itaiitai-byō Itai-itai-ziekte
自主 交渉 派 Jishu kōshō-ha Directe-onderhandelingengroep
住民図書館 Jūmin Toshokan Bibliotheek voor Burgerverenigingen
住民運動 Jūmin undō Residentiële milieuverenigingen
影山三郎 Kageyama Saburō Kageyama Saburō
樺美智子 Kanba Michiko Kanba Michiko
環境 保全 協定 Kankyō Hozen Kyōtei Overeenkomsten voor het Behouden van
het Milieu
環境モデル都市 Kankyō Moderu Toshi Milieu-modelstad
鹿瀬町 Kanose-mura Kanose-mura
家庭 Katei Huishouden
警職法 Keishokuhō Politietaken Wet
岸信介 Kishi Nobusuke Kishi Nobusuke
公害 Kōgai Vervuiling
公害 防止 協定 Kōgai Bōshi Kyōtei Overeenkomstem voor het Voorkomen
van Vervuiling
公害 白書 Kōgai Hakusho Wit Boekje van Vervuiling
認定 審査会 Kōgai Higaisha Nintei Shinsakai Certificeren van Vervuilingsslachtoffers
uit Kumamoto en Kagoshima
公害 対策 基本 法 Kōgai Taisaku Kihon Hō Basiswet voor Vervuiling Beheersing
62
個人性 Kojinsei Individualiteit
厚生省 Kōsei-shō Ministerie van Gezondheid en Welvaart
久貝 浄土 Kugai Jōdo Paradijs in de Zee van Verdriet
熊本県 Kumamoto-ken Kumamoto-prefectuur
熊本県 鹿児島県 公害 被害者 Kumamoto-ken-Kagoshima-ken Onderzoekskcommissie voor het
久野治 Kuno Osamu Kuno Osamu
草の実会 Kusa no Mi Kai Graszaad groep
マスコミ Masu komi Masu komi
明治 維新 Meiji ishin Meiji-restauratie
明治時代 Meiji jidai Meiji-periode
道子石牟礼 Michoko Ishimure Michiko Ishimure
三重県 Mie-ken Mie-prefectuur
見舞金 Mimaikin Sympathiegeld
水俣 患者さんとその世界 Minamata: Kanja-an to Sono Sekai Minamata: The Victims and Their World
水俣病 Minamata-byō Minamata-ziekte
水俣病 補償 処理 委員会 Minamata-byō Hoshō Shori Iinkai Commissie om Discussies te
Regelen bij de Schadevergoeding bij
de Minamata-ziekte
水俣病 患者 審査 協議会 Minamata-byō Kanja Shinsa Kyōgikai Onderzoekscommissie voor Slachtoffers
van de Minamata-ziekte
水俣病 患者 家庭 互助会 Minamata-byō Kanja Katei Gojokai Gemeenschappelijke Steun Vereniging
水俣川 Minamata-gawa Minamata-rivier
水俣市 Minamata-shi Minamata
ミニコミ mini komi Mini komi
日本婦人団体連合会 Nihon Fujin Dantai Rengōkai Federatie van Japanse
Vrouwenorganisaties
新潟県 Niigata-ken Niigata-prefectuur
人間性 Ningensei Menselijke natuur
日本チッソ Nippon Chisso Nippon Chisso
日本国とアメリカ合衆国との Nippon-koku to Amerika gasshūkoku Anpo-verdrag
間の相互協力及び安全保障条
約 to no Aida no Sōgo Kyōryoku oyobi
Anzen Hoshō Jōyaku
土本典昭 Noriaki Tsuchimoto Noriaki Tsuchimoto
農林省 Nōrin-shō Ministerie van Agricultuur en Bosbouw
大熊町 Ōkuma-machi Ōkuma
連絡会 Renrakukai Overkoepelende comités
良妻賢母 Ryōsai kenbo Goede echtgenote en een wijze moeder
63
佐藤 榮作 Satō Eisaku Satō Eisaku
生活者 Seikatsusha Bewoners van het dagelijks leven
社会性 Shakaisei Sociale natuur
市民 Shimin Burger
市民意識 Shimin ishiki Burgerlijk besef
市民社会 Shimin shakai Burgerlijke maatschappij
市民主義の成立 Shiminshugi no seiritsu Burgerlijke levenshouding
市民的抵抗 Shiminteki teikō Burgerlijk verzet
不知火海 Shiranui-kai Shiranui Zee
思想の科学研究会 Shisō no Kagaku Kenkyūkai Wetenschap van de Gedachte club
昭和電工株式会社 Shōwa Denkō Kabushiki-gaisha Showa Denko
訴訟派 Sosho-ha Rechtszaakgroep
大衆社会論 Taishū Shakai Ron Massamaatschappij Theorie
高畠通敏 Takabatake Michitoshi Takabatake Michitoshi
提案方 Teian-gata Voorsteltype
東京 大学 Tōkyō daigaku Tōkyō Universiteit
利根川 Tone-gawa Tone-rivier
栃木県 Toshigi-ken Tochigi-prefectuur
富山県 Toyama-ken Toyama-prefectuur
鶴見和子 Tsurumi Kazuko Tsurumi Kazuko
鶴見俊輔 Tsurumi Shunsuke Tsurumi Shunsuke
通商産業省 Tsūshō-sangyō-shō Ministerie van Internationale Handel
en Industrie
渡良瀬川 Watarase-gawa Watarase-rivier
山並み Yamanami Bergketen
安正黒田 Yasumasa Kuroda Yasumasa Kuroda
四日市 Yokkaichi Yokkaichi
四日市 喘息 Yokkaichi zensoku Yokkaichi-astma
全学連 Zengakuren Studentenfederatie van Volledig Japan