146
Haaike Peeters Promotoren: Prof. Dr. Inge Bertels & Prof. Dr. Ir. Arch. Ine Wouters Vrije Universiteit Brussel Faculteit Ingenieurswetenschappen Vakgroep Architectonische Ingenieurswetenschappen Academiejaar 2010-2011 Afstudeerwerk ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Ingenieurswetenschappen: Architectuur DE SCHOOL VAN DE KONINGIN IN WULVERINGEM: EEN RENOVATIESTUDIE

De School Van de Koningin in Wulveringem: een renovatiestudie

  • Upload
    haaikep

  • View
    153

  • Download
    3

Embed Size (px)

DESCRIPTION

De “School van de Koningin” is een uitzonderlijk relict van Wereldoorlog I. Van de gehele site is slechts één gebouw overgebleven, de pouponnière of kinderkribbe, die al jaren staat te verkommeren. Een renovatie / restauratie en herbestemming van het gebouw zijn dan ook dringend gewenst om een verdere achteruitgang te voorkomen. Wanneer men de renovatie grondig wil aanpakken, is een diepgaand vooronderzoek noodzakelijk. Deze meesterproef tracht hier een antwoord op te bieden.Er wordt aangevangen met een situering van het relict binnen de context van het project “2014-2018” en de op handen zijnde UNESCO-erkenning. Een analyse van de geschiedenis van de site en een architectonische analyse van de pouponnière vormen de aanzet tot herkenning van de kwaliteiten van het gebouw. Na dit historische en architectonische onderzoek, volgt een opstelling van het actuele schadebeeld, waarna kan overgegaan worden tot een waardebepaling van het relict. Tot slot wordt een visie op de instandhouding van de pouponnière ontwikkeld, gevolgd door een aantal scenario’s voor de herbestemming (die een vooronderzoek vormen voor de herbestemming tot jeugdinstelling, uitgewerkt in het ontwerpportfolio) en oplossingen voor het onderhoud en herstel van het gebouw.

Citation preview

  • Haaike PeetersPromotoren: Prof. Dr. Inge Bertels & Prof. Dr. Ir. Arch. Ine Wouters

    Vrije Universiteit BrusselFaculteit Ingenieurswetenschappen Vakgroep Architectonische IngenieurswetenschappenAcademiejaar 2010-2011

    Afstudeerwerk ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Ingenieurswetenschappen: Architectuur

    DE SCHOOL VAN DE KONINGIN IN WULVERINGEM:EEN RENOVATIESTUDIE

  • DE SCHOOL VAN DE KONINGIN IN WULVERINGEM:EEN RENOVATIESTUDIE

  • Toegang tot bruikleen

    De auteur geeft de toelating deze eindverhandeling voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiren voor eigen gebruik. Elk ander gebruik valt

    onder de strikte beperkingen van het auteursrecht; in het bijzonder wordt er gewezen op de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van

    resultaten uit deze eindverhandeling.

    Brussel, 2011

  • 89

    11

    12

    12

    12

    14

    15

    15

    16

    17

    19

    20

    20

    20

    21

    22

    22

    23

    24

    26

    26

    26

    30

    40

    40

    48

    52

    53

    56

    Voorwoord

    Abstract

    Inleiding

    0.1. Onderwerp

    0.2. Kadering binnen het project 2014-2018

    0.2.1. Het inventarisatieproject

    0.2.2. De UNESCO-bescherming

    0.3. Doelstelling

    0.4. Methodologie

    0.5. Structuur

    0.6. Algemene identifi catie

    Hoofdstuk 1: Analyse van het scholencomplex te Wulveringem

    1.1. Overzicht van de Eerste Wereldoorlog

    1.1.1. Aanleiding

    1.1.2. Het westelijk front

    1.1.3. Belgi in de Eerste Wereldoorlog

    1.2. Oorlogsrealiteit en onderwijs

    1.2.1. Het onderwijsplan van 1915

    1.2.2. Kinderopvang in het buitenland

    1.2.3. Kinderopvang in Belgi

    1.2.4. Terminologie

    1.3. Ruimtelijke situering van het scholencomplex te Wulveringem

    1.3.1. Op schaal van de omgeving

    1.3.2. Op schaal van de site

    1.4. Architecturale analyse van het scholencomplex te Wulveringem

    1.4.1. Organisatie van de site

    1.4.2. Barakken

    1.4.3. Decoratie

    1.5. Gebruiksgeschiedenis

    1.6. Synthese

    5

    INHOUDSTAFEL

  • 59

    60

    60

    61

    74

    74

    74

    74

    74

    77

    82

    83

    84

    84

    86

    88

    89

    91

    93

    94

    94

    102

    103

    103

    104

    105

    106

    107

    108

    108

    108

    111

    Hoofdstuk 2: Architecturale analyse van de pouponnire

    2.1. Volumewerking

    2.1.1. Hoofdvleugels

    2.1.2. Zijvleugels

    2.2. Indeling

    2.2.1. Functies

    2.2.2. Toegang

    2.3. Materiaalgebruik

    2.3.1. Gevels

    2.3.2. Vloeren

    2.3.3. Dakbedekking

    2.3.4. Schrijnwerk

    2.4. Constructie

    2.4.1. Muuropbouw

    2.4.2. Dakopbouw

    2.4.3. Vloeropbouw

    2.5. Kleurgebruik

    2.6. Synthese

    Hoofdstuk 3: Actueel schadebeeld

    3.1. Exterieur

    3.1.1. Metselwerk

    3.1.2. Schrijnwerk

    3.2. Interieur

    3.2.1. Binnenmuren

    3.2.2. Tegels

    3.2.3. Houten dakstructuur

    3.3. Synthese

    Hoofdstuk 4: Waardebepaling

    4.1. Basis van de waardebepaling

    4.2. Erfgoedwaarde van de site

    4.2.1. Historische waarde

    4.2.2. Sociaal-culturele waarde

    6

  • 111

    112

    112

    112

    113

    115

    117

    118

    118

    118

    120

    120

    120

    121

    121

    121

    121

    122

    123

    123

    124

    124

    124

    126

    127

    128

    129

    131

    137

    138

    142

    4.3. Territoriale en contextuele waarde

    4.4. Andere criteria

    4.4.1. De strikte monumentwaarde

    4.4.2. Functionele draagkracht

    4.5. Waarderingsplattegrond

    4.6. Synthese

    Hoofdstuk 5: Toekomst van de pouponnire

    5.1. Visie op het behoud van de pouponnire

    5.1.1. Argumentatie voor de instandhouding

    5.1.2. Instrumentarium voor de instandhouding

    5.2. SWOT-analyse van de site in functie van de herbestemming

    5.2.1. Sterktes

    5.2.2. Zwaktes

    5.2.3. Kansen

    5.2.4. Bedreigingen

    5.3. Analyse van mogelijke herbestemmingen

    5.3.1. Kinder- of jeugdzorg

    5.3.2. Museum / documentatiecentrum (toerisme)

    5.3.3. Vakantieverblijf (toerisme)

    5.3.4. Privwoning

    5.4. Herbestemming tot jeugdinstelling

    5.5. Richtlijnen voor onderhoud en herstel

    5.5.1. Metselwerk

    5.5.2. Schrijnwerk

    5.5.3. Houten dakstructuur

    5.6. Synthese

    Conclusie

    Afbeeldingenlijst

    Afkortingenlijst

    Bibliografi e

    Bijlagen

    7

  • Gedurende mijn opleiding is mijn interesse meer en meer uitgegaan naar

    de omgang met en renovatie van gebouwen. In deze tijden van duurzame

    architectuur vormt renovatie in mijn ogen een van de belangrijkste aspecten:

    veel oudere gebouwen hebben immers dringend nood aan verbeteringen

    en een renovatie kan in veel gevallen vermijden dat het gehele gebouw

    gesloopt moet worden.

    De School van de Koningin lijkt op het eerste gezicht niet meer dan een

    van de vele boerderijen in de Westhoek en het eerste bezoek aan de site

    was confronterend: het gebouw is sterk verwaarloosd en heeft ingrijpende

    veranderingen ondergaan. Toch is het met wat inlevingsvermogen mogelijk

    zich de grandeur en statigheid voor te stellen, die het gebouw vroeger

    moet gehad hebben. Een herbestemming kan zorgen voor de broodnodige

    herwaardering en ik hoop dan ook met mijn meesterproef een bijdrage

    te leveren aan de op handen zijnde renovatie en aan de kennis van het

    oorlogspatrimonium.

    Deze meesterproef zou nooit tot stand zijn kunnen komen zonder de hulp van

    een aantal personen, die ik hier dan ook wens te vermelden.

    In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn onderzoekspromotoren Inge

    Bertels en Ine Wouters, die mij niet alleen veel hebben bijgeleerd door hun

    begeleiding, advies en feedback, maar mij ook steeds hebben gesteund

    gedurende de gehele periode waarin ik aan de meesterproef gewerkt heb.

    Daarnaast wil ik Jonas Lindekens en Thierry Berlemont bedanken voor

    hun begeleiding tijdens het ontwerpproces, die mij geleerd heeft steeds

    zelfkritisch te blijven en mijzelf tot het uiterste uit te dagen.

    Tevens wil ik de eigenaar, Dirk Gheldof, zijn architect, Eric Maeyaert en de

    mensen van het Agentschap R-O Vlaanderen Team Onroerend Erfgoed,

    Dominique Vieren en Hannelore Decoodt, bedanken. Dankzij hen heb ik de

    mogelijkheid gekregen om een onderzoek rond dit gebouw uit te voeren.

    Wat betreft het onderzoek gaat mijn dank ook uit naar Gustaaf Janssens

    van het Archief van het Koninklijk Paleis, zonder wiens hulp ik nooit zoveel

    nuttige informatie had kunnen terugvinden. Maurits Timperman en Jozef

    Ameeuw wil ik eveneens bedanken voor hun opbouwende kritiek op het

    eerste hoofdstuk en het verschaffen van aanvullende informatie hiervoor.

    Inzicht in mijn ontwerpthema heb ik gekregen dankzij rondleidingen

    door en/of gesprekken met Ralf Bas (De Grubbe, Everberg), Geert Bots

    (De Markt, Mol) en Magda Massoels (De Hutten, Mol). Eric De Corte (De

    Zande, Ruiselede) wil ik in het bijzonder vermelden, omdat hij - naast een

    rondleiding en gesprek - mij de mogelijkheid heeft gegeven om een aantal

    vergaderingen bij te wonen over de bouw van een nieuwe instelling.

    Tenslotte wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor hun steun. In het

    bijzonder dank ik mijn ouders, omdat ze mij gedurende gans mijn studie

    steeds alle kansen geboden hebben, en mijn broer, die als geen ander

    zorgde voor het broodnodige tegengewicht voor de gemoedswisselingen,

    die nu eenmaal gepaard gaan met het schrijven van een meesterproef.

    8

    VOORWOORD

  • Nederlandse versie

    De School van de Koningin is een uitzonderlijk relict van Wereldoorlog I.

    Van de gehele site is slechts n gebouw overgebleven, de pouponnire of

    kinderkribbe, die al jaren staat te verkommeren. Een renovatie / restauratie

    en herbestemming van het gebouw zijn dan ook dringend gewenst om een

    verdere achteruitgang te voorkomen.

    Wanneer men de renovatie grondig wil aanpakken, is een diepgaand

    vooronderzoek noodzakelijk. Deze meesterproef tracht hier een antwoord

    op te bieden.

    Er wordt aangevangen met een situering van het relict binnen de context van

    het project 2014-2018 en de op handen zijnde UNESCO-erkenning. Een

    analyse van de geschiedenis van de site en een architectonische analyse van

    de pouponnire vormen de aanzet tot herkenning van de kwaliteiten van het

    gebouw. Na dit historische en architectonische onderzoek, volgt een opstelling

    van het actuele schadebeeld, waarna kan overgegaan worden tot een

    waardebepaling van het relict. Tot slot wordt een visie op de instandhouding

    van de pouponnire ontwikkeld, gevolgd door een aantal scenarios voor de

    herbestemming (die een vooronderzoek vormen voor de herbestemming tot

    jeugdinstelling, uitgewerkt in het ontwerpportfolio) en oplossingen voor het

    onderhoud en herstel van het gebouw.

    Version franaise

    Lcole de la reine est une relique extraordinaire de la Premire Guerre

    mondiale. Sur lensemble du site ne reste quun seul btiment, la pouponnire,

    qui est en tat de dprir depuis plusieurs annes. Une rnovation /

    restauration et conversion de ldifi ce sont donc urgentes pour viter une

    dtrioration mutuelle de limmeuble.

    Pour une rnovation en profondeur, une tude prliminaire appronfondie est

    ncessaire. Cette mmoire vise fournir une rponse.

    On commence par mettre la relique dans le cadre du projet 2014-2018 et

    la reconnaisse par lUNESCO. Une analyse de lhistoire du site et une analyse

    architecturale de la pouponnire forment les bases pour la reconnaissance

    des qualits de ldifi ce. Suite cette recherche historique et architecturale,

    un inventaire des dgts est tabli, suivi par la valorisation de la relique.

    Enfi n, une vision sur la conservation de la pouponnire est dveloppe,

    suivie par un nombre de scnarios pour la conversion (qui font une tude

    prliminaire pour la conversion en centre pour jeunes dlinquants, prsente

    dans le portfolio) et des solutions pour la maintenance et la rparation de

    ldifi ce.

    English version

    The School of the Queen is an extraordinary relict of World War I. On

    the whole site is just one building remaining, the pouponnire or infant

    nursery, which has been abandoned for years. A renovation / restauration

    and conversion of the building is therefore urgently needed to avoid further

    deterioration.

    To accomplish a thorough renovation, a severe preliminary enquiry is

    necessary. This master thesis aims to provide an answer.

    It starts by placing the relict within the context of the 2014-2018-project

    and the forthcoming UNESCO-recognition. An analysis of the history of the

    site and an architectural analysis of the pouponnire form a profound basis

    for the recognition of the qualities of the building. Following this historical

    and architectural research, a view of the current damage is presented,

    leading to the valuation of the relict. Finally, a vision on the conservation

    of the pouponnire is developed, followed by a number of scenarios for the

    conversion (which is also a preliminary enquiry for the conversion into an

    institute for young offenders, developed in the design portfolio) and solutions

    for the maintenance and repair of the building.

    9

    ABSTRACT

  • INLEIDING

  • 0.2. Kadering binnen het project 2014-2018

    0.2.1. Het inventarisatieproject

    Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van WO I (18 juli

    1914 11 november 1918) is de Vlaamse Overheid2 gestart met een

    herdenkingsproject dat het oorlogserfgoed blijvend moet bewaren voor

    toekomstige generaties en dat Vlaanderen gedurende de periode 2014-

    2018 en erna internationale bekendheid moet geven als regio van het

    vredestoerisme. Hierbij zijn het Agentschap Ruimtelijke ordening en

    Onroerend erfgoed, de afdelingen Onroerend Erfgoedbeleid en Ruimtelijke

    planning van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en

    Onroerend Erfgoed en het VIOE betrokken3.

    Het project omvat twee grote luiken: een evenementenluik, dat enerzijds heel

    Vlaanderen omvat (lokale herdenkingsmonumenten, musea worden hierin

    opgenomen) en anderzijds naar het buitenland toe focust op de landen

    waarvan soldaten aan het IJzer- en Ieperfront vochten. Het tweede luik

    focust op de concrete investeringen, voornamelijk voor de provincie West-

    Vlaanderen, die de herdenking al actief voorbereidt door middel van een

    actieplan. Hiermee wil men het toerisme in de regio versterken en daarbij

    wordt ingezet op vijf strategische projecten: de herinrichting van het In

    Flanders Fields Museum in Ieper, de bouw van een onthaalinfrastructuur voor

    2 Archeonet (09/11/2009), 100 jaar Groote Oorlog moet Westhoek op wereldkaart zetten, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.archeonet.be/?p=9115; Departement Internationaal Vlaanderen (28/05/2010), Herdenking 100 jaar Groote Oorlog (2014-2018), Geraadpleegd op 31/05/2010, http://iv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fi d=500; Dirk Van Mechelen (21/08/2006), Persmededeling Inventaris 1914 2014: Het erfgoed van Wereldoorlog I in kaart gebracht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.dirkvanmechelen.be/2006/inventaris-1914-2014-het-erfgoed-van-wereldoorlog-i-in-kaart-gebracht; Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010), Herdenking 100 jaar Groote Oorlog (2014-2018), Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.heemkunde-vlaanderen.be/?p=2773

    3 BUIJS, J., De geplande VIOE (ontsluitings)initiatieven, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; GOOSSENS, M., Overzicht van realisaties sedert 2002 een stand van zaken, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; VERBOVEN, H., Van trench map tot RUP (1914-2014), Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009

    0.1. Onderwerp

    Met de herdenking van 100 jaar Wereldoorlog I (WO I) in het

    vooruitzicht startte het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE)

    met een inventarisatie van oorlogsrestanten. Een van de hierdoor ontdekte

    erfgoedobjecten is de School van de Koningin in Wulveringem (Veurne).

    Deze school werd opgericht op initiatief van koningin Elisabeth om kinderen

    op een veilige afstand van de frontlinie onderwijs te kunnen geven. Tijdens

    de Eerste Wereldoorlog bestond de school uit twee complexen Marie-

    Jos en Charles-Thodore1 met houten barakken, een kerk en een

    directeurspaviljoen. Op het einde van de oorlog werd hieraan een bakstenen

    gebouw toegevoegd, dat dienst deed als pouponnire of kinderkribbe.

    Deze pouponnire is het enige restant dat vandaag nog overgebleven is.

    Het gebouw werd later getransformeerd en kwam tenslotte, in 1995, leeg

    te staan. Deze evolutie maakt dat dit erfgoed zich vandaag in een erg

    verregaande staat van verval bevindt.

    De bescherming en instandhouding van dit soort relicten is niet evident. Vele

    gebouwen werden sinds WO I immers voor een andere functie gebruikt en

    hieraan ook aangepast. Ook de bouwtechnische problemen die optreden

    (isolatie e.d.) zorgen ervoor dat sloop de eerste reactie lijkt op deze

    gebouwen. Ook de School van de Koningin leek dit lot te zijn beschoren,

    maar een tussenkomst van Onroerend Erfgoed zorgde voor een voorlopige

    bescherming sinds 9 december 2009.

    Men wordt nu geconfronteerd met een functiewijziging en in het ontwerpluik

    van deze thesis wordt dan ook een mogelijke herbestemming uitgewerkt.

    Hiervoor is echter een grondig bouwhistorisch onderzoek van de school en

    haar historische evolutie nodig. Dit onderzoeksluik vormt dan ook het kader

    en vertrekpunt voor het ontwerpproject.

    1 Charles-Thodore (1903-1983) en Marie-Jos (1906-2001) waren de twee jongste kinderen van koning Albert I (1875-1934) en koningin Elisabeth (1876-1965). Hun oudste zoon was de latere koning Leopold III (1901-1983). Het was tijdens WO I niet ongebruikelijk om gebouwen te vernoemen naar de kinderen van het koningspaar; zo kregen bijvoorbeeld in het militair hospitaal LOcan in De Panne drie paviljoenen de namen van de koningskinderen (Zie Bijlage 1: Schets van de inplanting van het hospitaal lOcan in De Panne).

    12

  • omvat 11 ankerplaatsen in de frontstreek en twee lijnrelicten (de IJzer en

    het kanaal Ieperlee).

    In het kader van de inventaris is het VIOE gestart met een aantal

    ontsluitingsinitiatieven: enerzijds heeft men een databank6 opgericht, die

    de inventaris toegankelijk maakt. Anderzijds is men gestart met publicaties,

    aangezien over een groot deel van het archeologisch, bouwkundig en

    landschappelijk erfgoed niets gepubliceerd is. Hierbij richt men zich zowel op

    de wetenschappelijke doelgroep (via het tijdschrift Relicta) als op een breder

    publiek. Het derde ontsluitingsinitiatief tenslotte is een onderzoeksbalans7,

    die een overzicht geeft over welke locaties en welke types erfgoed een

    grondigere inventarisatie en verder onderzoek nodig zijn.

    Een tweede luik van het beleid van de Vlaamse Overheid omvat de

    bescherming van deze oorlogsrestanten. Hierbij werkt men ondermeer via de

    klassieke beschermingsprocedures van monumenten, landschappen, stads-

    of dorpsgezichten en met een lijst van meest problematische relicten. De

    knelpunten bij deze laatste zijn vaak de eigenaars, het bijzonder karakter

    van de relicten en de fi nancile middelen. Ook het bestudeerde project, de

    School van de Koningin te Wulveringem (Veurne), kan hiertoe gerekend

    worden, aangezien men hier snel heeft ingegrepen met een voorlopige

    bescherming om sloop door de nieuwe eigenaar te voorkomen.

    Tegelijk werden ook andere opties bekeken voor de oorlogsrelicten, die

    een grootschaligere bescherming mogelijk zouden maken. Een aantal

    mogelijkheden hierbij bestonden uit een eenmalige decretale bescherming,

    een sectorile bescherming (waarbij gewerkt wordt met clusters8 en themas)

    of een planologische bescherming. Men heeft gekozen voor een planologische

    aanpak, omdat men op die manier de relicten in hun context kan plaatsen

    en kan toewerken naar een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), wat

    toelaat om bijvoorbeeld een slagveld als open ruimte te bestemmen.

    6 Te raadplegen op: http://inventaris.vioe.be

    7 Te raadplegen op: http://www.onderzoeksbalans.be

    8 Een voormalig veldhospitaal met een herdenkingsmonument en een bomkrater in de omgeving kan vb. een cluster vormen en als zodanig beschermd worden.

    de Lyssenthoek in Poperinge (de grootste Britse hospitaalbegraafplaats),

    de uitbreiding van het Memorial Museum Passendale met een museumtuin4,

    de vernieuwing van het IJzertorenmuseum in Diksmuide en tot slot de bouw

    van een bezoekerscentrum aan het sluizencomplex De Ganzenpoot in

    Nieuwpoort.

    Omdat dit een eerder lokaal actieplan is, werden vanuit de Vlaamse Overheid

    een aantal beleidsinitiatieven vastgelegd, die de herdenking op grotere

    schaal aanpakken. Een eerste belangrijk punt hierin was de inventarisatie van

    de oorlogsrelicten. Eerder, tussen 1987 en 1992, werd reeds een inventaris

    van het bouwkundig erfgoed van het arrondissement Ieper gepubliceerd en

    ook de oorlogsmonumenten werden al genventariseerd door de provincie

    West-Vlaanderen. Een systematische aanpak ontbrak echter, waardoor van

    het arrondissement Diksmuide nog geen gegevens ter beschikking waren en

    de bestaande inventarissen niet meer geactualiseerd werden.

    Daarom kreeg het VIOE de opdracht om alle Vlaamse restanten van

    Wereldoorlog I in kaart te brengen onder de noemer Inventaris 1914-

    20145. Hierbij beschouwt men niet enkel het bouwkundig erfgoed, maar ook

    de landschappelijke en archeologische relicten. Tussen 2002 en 2005 werd

    zo door Hannelore Decoodt en Nele Bogaert, medewerkers van Provincie

    West-Vlaanderen, een bouwkundige inventarisatie gemaakt met ongeveer

    1500 relicten verspreid over heel Vlaanderen, maar met de Westhoek als

    zwaartepunt. Hiertoe behoren 530 gedenktekens, 223 begraafplaatsen

    en ereperken (waarvan er al ongeveer 160 defi nitief beschermd zijn),

    360 bunkers en schuilplaatsen en 160 diverse relicten, zoals gaarkeukens,

    barakken, noodwoningen Ook de School van de Koningin behoort tot

    deze laatste categorie diverse relicten. De inventaris van de landschappen

    4 Hiervoor werd een Open Oproep uitgeschreven door de Vlaamse Bouwmeester (Vlaams Bouwmeester (2010), Open Oproepen - Projecten overzicht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.vlaamsbouwmeester.be/renderers/open_oproepen/render_openoproep.aspx?44225a06-f22a-4ad0-83ff-fe3b0ebe3613)

    5 De focus ligt op de oorlogsperiode 1914-1918; de wederopbouwarchitectuur wordt dus niet opnieuw genventariseerd, maar wordt wel mee opgenomen in de voorschriften van het te ontwikkelen Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Ook relicten zoals civiele begraafplaatsen of infrastructuur voor vluchtelingen in Nederland worden niet mee in beschouwing genomen.

    13

  • Mesenboog

    Ieperboog

    Kustverdediging

    Hollandstellung

    IJzerfront

    N

    Zwaartepunt van het RUP [0.1]

    0.2.2. De UNESCO-bescherming10

    Om door de UNESCO als werelderfgoed te worden erkend, moet aan een

    aantal eisen voldaan worden, met als voornaamste de inzet van alle mogelijke

    eigen instrumenten om het erfgoed te beschermen. Zoals in het onderdeel

    Het inventarisatieproject besproken, is (West-)Vlaanderen hier volop

    mee bezig. Een andere voorwaarde is dat het erfgoed een uitzonderlijke,

    universele waarde moet hebben, wat hier het geval is aangezien deze

    plaatsen de materile getuigen vormen van een confl ict zoals de wereld er nog

    nooit n had gezien: een jarenlange oorlog, waarbij miljoenen mensen het

    leven hebben gelaten. In die optiek is het onweerlegbaar een mondiaal confl ict:

    een gigantische ontplooiing van troepen, verzameld van overal ter wereld, op

    een heel beperkte oppervlakte, gedurende een eindeloos aanslepende periode.

    De concentratie van al deze elementen in de Westhoek en het noorden van

    Frankrijk was en is ongezien. Deze elementen hebben er trouwens ook toe

    geleid dat de getuigen van de Eerste Wereldoorlog in West-Vlaanderen en

    Noord-Frankrijk na het beindigen van de oorlog vrij snel geaccepteerd en

    gerecupereerd werden als monumenten voor de vrede.11

    Sinds 2 april 2002 staat het project op de tentatieve lijst van UNESCO.

    In 2008 werd hieraan nog een wijziging doorgevoerd, zodat het dossier

    ook openstaat voor een Franse deelname en nu gekend is onder de naam

    Gedenktekens en monumenten van de Grote Oorlog: de Westhoek en

    aangrenzende regios. Op die manier bekomt men een grensoverschrijdend

    dossier, waarin de Belgische provincie West-Vlaanderen en de Franse

    departementen Nord, Pas de Calais, Somme en Aisne vertegenwoordigd zijn.

    De voorbereiding van dit dossier gebeurt door een Europees interregionaal

    project De Groote Oorlog Herdacht - Mmoire de la Grande Guerre, dat

    10 Departement Internationaal Vlaanderen (28/05/2010); GELEYNS, P., De erkenning als Unesco-werelderfgoed van het WO I-erfgoed in de Westhoek, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010); Interreg IV, De Groote Oorlog herdacht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.interreg-fwvl.eu/nl/projet-detail.php; Martin, J., Herdenking 100 jaar Eerste Wereldoorlog 2014-2018, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://wereldoorlog1418.nl/herdenking-wo1; Unesco, Tentative lists: Lieux de mmoire et monuments de la Grande Guerre: le Westhoek et Rgions voisines, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://whc.unesco.org/en/tentativelists/1710

    11 Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010)

    Het RUP focust op de frontzone in de Westhoek, met het IJzerfront en de

    Ieperboog. De kustverdediging, die door de jaren heen al zeer sterk is

    veranderd, en de Hollandstellung9 (Fig. 0.1) worden buiten beschouwing

    gelaten. Gezien de timing voor het UNESCO-dossier (januari 2013) wil men

    het RUP vastleggen in de periode 2011-2013. Hierdoor moet men werken

    op korte termijn en is het niet haalbaar om het RUP uit te werken voor de

    gehele Westhoek, ook gezien de diversiteit tussen stedelijke gebieden en

    buitengebieden. Daarom opteerde men ervoor op een aantal ankerplaatsen

    en deelgebieden te focussen en de maatregelen tot behoud of versterking

    ervan om te zetten in stedenbouwkundige voorschriften.

    Het derde luik van het beleid tenslotte is het internationale karakter van

    het oorlogserfgoed, waardoor men kan streven naar de erkenning als

    werelderfgoed en mogelijkheden kan ontwikkelen voor de uitwisseling van

    informatie en ervaringen.

    9 De Hollandstellung is een verdedigingsstelling tussen het Zwin en Antwerpen, die door de Duitsers werd opgesteld als beveiliging tegen een eventuele inval vanuit Nederland.

  • 0.3. Doelstelling

    Voor de beschermingsprocedure van Onroerend Erfgoed is een korte

    historische beschrijving opgesteld12, maar een grondigere analyse van het

    gebouw is aangewezen, aangezien er nu werken gepland zijn. Het gebouw

    is immers gedurende jaren verwaarloosd, zodat drastische ingrepen nodig

    zijn. Een grondig onderzoek dringt zich dan ook op, zodat een restauratie

    kan gebeuren met respect voor de oorspronkelijke visie en de bakstenen

    architectuur.

    Het doel van het onderzoek is dan ook in te gaan op het historische kader

    van het gebouw, zowel de architecturale context van het gehele complex

    met het bakstenen gebouw en de houten barakken als de sociale context

    van de organisatie van het onderwijs tijdens de Eerste Wereldoorlog. De

    historische en materiaalkundige analyse van het gebouw en de opmaak van

    het schadebeeld leiden tot een waardebepaling. Op basis hiervan kunnen

    restauratierichtlijnen opgesteld worden en kan gekeken worden naar de

    toekomst van het gebouw.

    0.4. Methodologie

    De belangrijkste bron voor het onderzoek is het gebouw zelf, aangezien

    de opstelling van het schadebeeld niet mogelijk is zonder opmetingen en in

    situ onderzoek. Het schadebeeld van de houten spanten werd hierbij enkel

    gebaseerd op visueel onderzoek, aangezien de eigenaar geen toestemming

    gaf voor houtboringen.

    Als tweede, belangrijke bron is het reeds vermelde dossier van Onroerend

    Erfgoed, opgesteld voor de beschermingsprocedure, een belangrijk

    uitgangspunt voor dit onderzoek.

    Archivalisch en literatuuronderzoek vormden eveneens een omvangrijke bron

    van informatie, met als voornaamste doel het terugvinden van historische

    informatie (fotos, plannen, beschrijvingen) over het gebouw. De meeste

    gegevens waren terug te vinden in het Archief van het Koninklijk Paleis: enkel

    12 Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Beschermingsdossier School van de Koningin te Veurne (Wulveringem), 2009

    een onderdeel vormt van de Interreg IV overeenkomst tussen Frankrijk en

    Belgi. Dit project, waarvoor ongeveer 10 miljoen euro is uitgetrokken voor

    de periode 2009-2012, loopt van september 2008 tot augustus 2012 en

    moet dan overgaan in het herdenkingsproject.

    De belangrijkste doelstelling van het Interreg IV-project is een nauwe

    samenwerking tussen de Vlaamse en Franse partners te ontwikkelen, zodat

    al voor de herdenking 2014-2018 sterke banden bestaan tussen de regios.

    Daarnaast werkt men ook op toeristisch en economisch niveau samen. Op

    vlak van toerisme wil men een gemeenschappelijke evenementenkalender

    (Open Monumentendagen, een colloquium, expositie) en een netwerk van

    belangrijke musea en grote sites ontwikkelen (hiertoe behoren naast een

    paar van de musea van het actieplan van de provincie West-Vlaanderen,

    ook een aantal Franse musea). Tevens wil men de toeristische mogelijkheden

    van de regio uitbouwen (toeristische kaarten, herdenkingscircuits met

    audiogidsen) en promoten op de Britse en de Commonwealth-markt.

    Op economisch vlak wil men de lokale economie ondersteunen door

    jobs te creren in de toeristische sector en op politiek niveau wil men de

    verschillende politieke instanties betrekken bij het project en hen overtuigen

    van het belang ervan.

    Om de bescherming tegen 2014 te behalen, moet het dossier op 31 januari

    2013 worden ingediend bij UNESCO, zodat het Werelderfgoedcomit tegen

    de zomer van 2014 haar oordeel kan uitspreken. Belangrijke deadline voor

    31/01/2013 is de herfst van 2012 wanneer het dossier inhoudelijk moet

    worden nagekeken door het Werelderfgoedcentrum.

    De School van de Koningin vormt binnen het kader van het UNESCO-project

    n van de vele oorlogsrelicten. Wat de specifi eke beschermingsvoorwaarden

    betreft, zal in principe voldaan worden aan de eis dat eigen middelen ingezet

    moeten worden voor de verklaring tot erfgoed. Het beschermingsdossier is

    immers lopende.

    Of het gebouw een uitzonderlijke, universele waarde heeft en bijgevolg

    voldoet aan een tweede belangrijke eis van UNESCO, is een van de zaken

    die in deze meesterproef onderzocht zullen worden.

    15

  • in dit archief werden fotos van het bakstenen gebouw gevonden (twee

    fotos van de noordelijke gevel en twee luchtfotos). Daarnaast besloeg

    de informatie in dit archief voornamelijk de periode voor de bouw van

    de kinderkribbe: verscheidene fotos van de complexen Marie-Jos en

    Charles-Thodore werden teruggevonden, aangevuld met documenten

    over het gezondheidsaspect van het onderwijs (inspectieverslagen

    betreffende de hygine, gezondheidsfi ches van de kinderen, betalingen

    van linnen, eten) en brieven van kinderen aan de koningin. Deze geven

    weliswaar een goed beeld van de situatie in de school, maar geven vrij weinig

    informatie over het architecturaal aspect van de site (zoals bijvoorbeeld de

    bouw van nieuwe barakken, aankoop van bouwmaterialen, betalingen van

    bouwvakkers of aannemers).

    In het Archiefcentrum voor Vrouwengeschiedenis wordt de school genoemd

    in een aantal verslagen van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn,

    daterend uit de periode 1921-1923. Hierdoor kan een beeld gevormd

    worden van het gebruik van de School van de Koningin van vlak na de

    Eerste Wereldoorlog tot aan de verkoop aan de oorspronkelijke eigenares

    van de site.

    Het Stadsarchief Veurne beschikt over een tekst van inspecteur Dochy13

    over onderwijs tijdens de eerste wereldoorlog waarin de Gestichten van

    Wulveringem kort besproken worden.

    Zowel het Documentatiecentrum van het Koninklijk Museum van het Leger en

    de Krijgsgeschiedenis als de dienst Stedelijke Musea Ieper hebben nog een

    aantal fotos van het schoolcomplex ter beschikking, die dateren van voor

    de bouw van de kinderkribbe.

    In andere archieven het Algemeen Rijksarchief, de Stadsarchieven van

    Ieper en Diksmuide, de Rijksarchieven van Kortrijk en Brugge, het Provinciaal

    Archief West-Vlaanderen en Documentatiecentrum Monumenten en

    Landschappen Brussel was geen informatie te vinden. Tevens werd contact

    opgenomen met het Amerikaanse Rode Kruis en met archeoloog Birger

    Stichelbaut, die met behulp van GIS-technologie en luchtfotografi sche

    interpretatie luchtfotos van de periode 1914-1918 in een GIS-platform

    13 DOCHY, B., Onderwijstoestanden te Veurne en Omliggende tijdens de Oorlog 1914-1918, Drukkerij Sansen, Poperinge, 1955

    gentegreerd heeft. Beide instanties hadden echter geen verdere gegevens

    ter beschikking.

    Het literatuuronderzoek omvatte voornamelijk de opzoekingen rond het

    onderwijs tijdens de Eerste Wereldoorlog. Over de school zelf is in de

    literatuur vrij weinig te vinden en de gevonden informatie was steeds

    zeer algemeen. In het kader van de analyse van de gehele site werd ook

    informatie opgezocht over houten barakken, waarbij de tekst van Edith

    Vermeiren, Ann Verdonck en Rob Troubleyn14 de voornaamste bron vormt.

    Daarnaast bezorgde Maurits Timperman, lid van de Koninklijke Commissie

    voor Monumenten en Landschappen, eveneens een aantal interessante

    teksten: een bronuitgave van het Liber Memorialis van de parochie van

    Wulveringem, dat informatie verschaft over het leven in het dorp tijdens

    Wereldoorlog I, de voorpublicatie van een oorlogsdagboek van de eerste

    schoolkolonie in Parijs en Leffort belge en France pendant la guerre (1914-

    1918) van Albert Chatelle, adjunct-conservator van het Museum van de

    Zeemacht in het Louvre.

    Tenslotte vormde de infosessie Erfgoed van de Groote Oorlog de basis

    voor de kadering van het gehele project. Deze werd georganiseerd door het

    VIOE, het Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen en het Departement

    Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.

    0.5. Structuur

    De meesterproef omvat zowel een onderzoeks- als een ontwerpluik en

    deze scriptie weerspiegelt dit. De inleiding kadert dit onderzoek binnen

    de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog. In het eerste hoofdstuk

    wordt de site geanalyseerd. De ruimtelijke situering, op schaal van de

    omgeving en van de site, wordt behandeld en er wordt ingegaan op het

    gehele complex. Hierbij worden de ontstaansreden toegelicht aan de hand

    van de organisatie van de kinderopvang in het buitenland en in Belgi en

    14 VERMEIREN, E. e.a., Archiefonderzoek en handleiding: Omgaan met barakken, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Brussel, 2008

    16

  • wordt de werking van de school uitgelegd. Tenslotte wordt dieper ingegaan

    op het fenomeen en de typologie van de barakken.

    Na de analyse van de gehele site volgt in het tweede hoofdstuk een analyse

    van de pouponnire. Hierin worden de volumewerking en de indeling van

    het gebouw uitgelegd, waarna gefocust wordt op het materiaalgebruik, de

    constructie en het kleurgebruik.

    In hoofdstuk 3 wordt het actuele schadebeeld van het gebouw opgesteld en

    dit zowel voor het exterieur als voor het interieur.

    Hierna kan - in hoofdstuk 4 - de waardebepaling opgesteld worden. Eerst

    wordt uitgelegd wat de basis hiervoor is, waarna aandacht gaat naar de

    erfgoedwaarde, naar de territoriale en contextuele waarde en tot slot naar

    de strikte monumentwaarde en de functionele draagkracht. Het hoofdstuk

    wordt beindigd met de opmaak van een waarderingsplattegrond.

    Het vijfde hoofdstuk focust op de toekomst van de pouponnire: er wordt

    een visie ontwikkeld voor de instandhouding van het gebouw en een SWOT-

    analyse van de site opgesteld. Hierna volgt een analyse van mogelijke

    herbestemmingsfuncties, gevolgd door een korte uitleg over het gekozen

    ontwerp, dat grondig behandeld wordt in het bijgevoegde portfolio. Het

    hoofdstuk eindigt met een aantal richtlijnen voor het onderhoud en herstel,

    waarna de algemene conclusie kan opgemaakt worden.

    0.6. Algemene identifi catie

    - Naam: School van de Koningin

    - Adres: Lobbestraat 2, 8630 Wulveringem (Veurne)

    - Kadaster: Veurne, 10de afdeling, sectie C, 366N

    - Architect: onbekend

    - Originele eigenaar: Nationaal Werk voor Kinderwelzijn

    - Huidige eigenaar: Dirk Gheldof

    - Bescherming: voorlopige bescherming sinds 09/12/2009

    (dossiernummer DW002467)15

    15 Onroerend Erfgoed (2006), Databank, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.erfgoed.net/beschermingen/fi che.php?pv=W&id=003095

    17

  • HOOFDSTUK 1ANALYSE VAN HET SCHOLENCOMPLEX TE WULVERINGEM

  • von Schlieffenplan [1.1]

    verbrak Itali in 1914 zijn verdrag en sloot het een jaar later zelfs aan bij

    de Triple Entente.

    Er ontstond een oorlog op verschillende fronten: enerzijds het westelijke front,

    dat van belang is voor dit onderzoek, en het oostelijke. Anderzijds waren er

    ook veldslagen in de kolonies en tegen het Turkse Rijk. Deze verscheidenheid

    aan fronten en het grote aantal landen dat bij de oorlog betrokken was,

    hebben geleid tot de benaming van wereldoorlog.

    1.1.2. Het westelijke front

    Aangezien Duitsland op twee fronten tegelijk (aan Franse en aan Russische

    zijde) oorlog moest voeren, ontwikkelde de chef van de Duitse Generale

    Staf, Alfred von Schlieffen, een aanvalsplan (Fig. 1.1). Frankrijk had zijn

    grens met Duitsland in de jaren voorafgaand aan de oorlog versterkt en

    daarom wilde von Schlieffen met het Duitse leger door de neutrale landen

    Belgi en Nederland trekken om van daaruit Frankrijk te kunnen aanvallen.

    In dit hoofdstuk wordt de School van de Koningin in Wulveringem geplaatst

    tegenover de gebeurtenissen van WO I. De oorlogssituatie aan het westelijke

    front en in Belgi wordt geschetst, waarna dieper wordt ingegaan op de

    toestand van het onderwijs en de oprichting van kolonies in het buitenland.

    Dit vormde immers de achtergrond waartegen in 1915 het idee voor een

    schoolkolonie te Wulveringem ontstond. Vervolgens volgt een ruimtelijke

    analyse van het gehele scholencomplex, die verduidelijkt waarom de keuze

    van stichtingsplaats op Wulveringem viel. De hierop volgende architecturale

    analyse licht de organisatie van de site toe en gaat in op de gebouwen.

    1.1. Overzicht van de Eerste Wereldoorlog1

    1.1.1. Aanleiding

    De moord op de Oostenrijks-Hongaarse aartshertog en kandidaat-

    troonopvolger Frans-Ferdinand en zijn echtgenote Sophie door de

    revolutionaire Bosnische student Gavrilo Princip vormde de rechtstreekse

    aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. De oorlogsverklaring van Oostenrijk

    aan Servi leidde immers tot een kettingreactie aan oorlogsverklaringen. Dit

    was echter slechts de spreekwoordelijke druppel geweest van een confl ict

    dat er al langer zat aan te komen. Aan het eind van de 19e eeuw was immers

    een strijd om de economische macht in Europa ontstaan: het Duitse keizerrijk

    met zijn groeiende koloniale ambities en zijn sterk uitbreidende vloot vormde

    een bedreiging voor Groot-Brittanni, dat tot dan toe de grootste zeemacht

    was. Ook Frankrijk, dat in 1870 nog de Frans-Duitse oorlog verloor, wilde

    een Duitse economische, politieke en militaire overmacht vermijden. Dit

    leidde in het begin van de 20e eeuw tot de oprichting van twee grote

    allianties: de Triple Alliance met Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Itali

    en de Triple Entente met Frankrijk, Groot-Brittanni en Rusland. Uiteindelijk

    1 BAUWENS, J., De IJzer Het ultieme front, Tweede druk, Davidsfonds Uitgeverij nv., Leuven, 2008; DECOODT, H., Inleiding op de Eerste Wereldoorlog, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; DHAENE, J.S. & GYSEL, A., 365 fotos 1914-1918, Uitgeverij Lannoo nv., Tielt, 2009; The Long, Long Trail (2010), Geraadpleegd op 19/06/2010, http://www.1914-1918.net; TIMPERMAN, M., Liber memorialis van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartparochie van Wulveringem, Voorbereiding bronuitgave, Veurne, 2010; VERMEIREN, E. e.a., 2008

    20

  • Frontlijnen 1914-1918 [1.2]

    De doortocht door Nederland werd echter geschrapt door von Moltke,

    de opvolger van von Schlieffen. Duitsland verwachtte in Belgi niet meer

    dan een symbolische weerstand en stelde dan ook op 2 augustus 1914 zijn

    ultimatum aan Belgi, waarin het een vrije doortocht eiste. Belgi weigerde

    dit echter en op 4 augustus vielen de Duitsers ons land binnen en schonden

    zo de neutraliteit, met als gevolg de deelname van Groot-Brittanni aan de

    oorlog. Door de onverwachte tegenstand mislukte het von Schlieffenplan en

    ontstond een front van aan de Noordzee tot aan de Frans-Zwitserse grens.

    De periode die volgde, werd gekenmerkt door verschillende grote veldslagen:

    de Eerste en Tweede Slag van Ieper in 1914 en 1915, de slagen bij Verdun

    en de Somme in 1916 en de Derde Slag van Ieper en de Mijnenslag van

    Mesen in 1917. De winst bleef echter steeds beperkt tot enkele kilometers.

    In 1918 startte op 8 augustus een groot geallieerd offensief, dat in drie

    fasen (bij Mzires en Philippeville in Frankrijk en aan het front in Belgi)

    leidde tot de bevrijding en de wapenstilstand van 11 november.

    1.1.3. Belgi in de Eerste Wereldoorlog

    Voor Belgi startte de oorlog op 4 augustus 1914 en eindigde op 11 november

    1918. De tijd ertussen kan opgedeeld worden in drie grote periodes: de

    bewegingsoorlog van 4 augustus tot 15 november 1914, de stellingenoorlog

    van december 1914 tot 27 september 1918 en het bevrijdingsoffensief van

    28 september tot 11 november 1918. De bewegingsoorlog startte met de

    inval van de Duitsers en de gevechten aan de forten van Luik en Namen. Het

    Belgische leger trok zich na de verliezen terug in Antwerpen, maar leed ook

    hier een nederlaag.

    De enige natuurlijke hindernis die overbleef in het onbezette Belgi was de

    IJzer in de Westhoek. Het Belgische leger trok zich hier dan ook achter terug

    en verdedigde het 40 km lange IJzerfront van Nieuwpoort tot Boezinge;

    aan het front rond Ieper waren voornamelijk Britse soldaten actief (Fig. 1.2).

  • vervullen, zodat er op enkele uitzonderingen na geen lessen meer

    gegeven werden. In april 1915 probeerde men de lessen te hervatten,

    voornamelijk om de kinderen weg te houden van de straat en van de

    soldaten. Regelmatige bombardementen en evacuaties bemoeilijkten echter

    het onderwijs en bovendien hielden veel ouders hun kinderen thuis, waar ze

    konden helpen in het huishouden of op het veld (deze extra werkkrachten

    waren vaak ook nodig, wanneer bijvoorbeeld de vader of een oudere zoon

    opgeroepen was door het leger). De schoolplicht, die gold vanaf mei 1914,

    was nog onvoldoende ingeburgerd om al een echt effect te hebben.

    Onder invloed van koningin Elisabeth en de Belgische autoriteiten probeerde

    men de kinderen te beschermen. De belangrijkste actiepunten hierbij waren

    het weghalen van de kinderen van het front, het onderwijs en het voorzien

    van goede levensomstandigheden (hygine, voedsel).

    Om alles in goede banen te leiden, werkte minister Poullet, de toenmalige

    minister van Wetenschappen en Kunst, samen met twee inspecteurs (H. Marin

    en B.H. Dochy, respectievelijk van de kantons Ieper en Veurne-Diksmuide)

    en twee arrondissementscommissarissen (Biebuyck en Steyaert uit Ieper en

    Veurne) een onderwijsplan uit. Het voornaamste doel was het hervatten van

    het onderwijs en daarom moest in elke gemeente minstens n school door

    het leger vrijgegeven worden. Waar dit niet kon, probeerde men les te

    geven in kerken of zelfs tenten. Het halfdagstelsel, waarbij de jongens les

    kregen in de voormiddag en de meisjes in de namiddag of omgekeerd,

    werd in bijna alle scholen ingevoerd.

    Naast deze maatregelen werd eveneens gestart met de oprichting

    van schoolkolonies, voornamelijk omdat men in het onbezette Belgi de

    veiligheid van de kinderen niet kon garanderen. Hierbij werd voorrang

    gegeven aan de kinderen uit gemeenten waar de school niet kon worden

    heropend (meestal omdat deze gemeenten dicht bij een gevarenzone of

    vaak gebombardeerde plek lagen) of waarvan de ouders onvoldoende

    bestaansmiddelen hadden.

    Op 29 oktober zette men het gebied tussen de IJzer en de Belgische frontlinie

    onder water, wat de start van de stellingenoorlog inluidde. Gedurende deze

    periode waren grote offensieven aan het IJzerfront moeilijk, maar werden

    aan de Ieperboog wel de Slagen van Ieper en Mesen uitgevochten.

    Het bevrijdingsoffensief aan het Belgische front ving aan met de Slag om

    de Heuvelkam van Vlaanderen, waarbij onder andere Passendale heroverd

    werd. Het leger slaagde erin de Duitsers tot achter de Schelde en het kanaal

    van Terneuzen terug te dringen. Nog voor een volgend offensief kon ingezet

    worden, werd op 11 november 1918 de wapenstilstand ondertekend en

    kwam een einde aan de vier jaar durende wereldoorlog.

    1.2. Oorlogsrealiteit en onderwijs2

    De aspecten van de Eerste Wereldoorlog zijn in de literatuur al zeer

    uitvoerig besproken. Het gaat hierbij natuurlijk in de eerste plaats om alles

    wat rechtstreeks met oorlog te maken heeft (veldslagen, gesneuvelden,

    artillerie). De gevolgen op het dagelijkse leven (de grote stroom

    vluchtelingen, de voedseltekorten) worden meestal vanuit het oogpunt van

    de volwassenen bekeken, terwijl de invloed op het leven van de kinderen

    een vaak vergeten aspect van de oorlogsgeschiedenis is. De hierna volgende

    tekst gaat in op de problematiek van kinderen tijdens de oorlog en hoe men

    hiermee destijds omging.

    1.2.1. Het onderwijsplan van 1915

    Door de terugtrekking van het leger achter de IJzer werden de meeste

    scholen in het onbezette Belgi al snel door soldaten en vluchtelingen

    ingenomen of door het Rode Kruis getransformeerd tot hospitaal. Bovendien

    werden verschillende onderwijzers opgeroepen om hun dienstplicht te

    2 BAUWENS, J., 2008, p. 206-212; DOCHY, B., 1955; GOULARD, C., La protection et lvacuation de lenfance belge du front entre 1914 et 1919 travers les archives de la Reine lisabeth, Mmoire Facults de Philosophie et Lettres, Universit Catholique de Louvain, 2004-2005; RIGO, L., Lenfance belge en exil pendant la Grande Guerre: des enjeux humanitaires aux enjeux politiques, Mmoire Facults de Philosophie et Lettres, Universit Libre de Bruxelles, 2004-2005; TIMPERMAN, M., Oorlogsdagboek van de eerste schoolkolonie te Parijs: mei 1914 juni 1919, Voorpublicatie, Veurne, 2010

    22

  • nog verschillende andere initiatieven. Zo werden ondermeer in Wisques en

    Wizernes twee Belgische weeshuizen opgericht en in de Drme werd een

    centrum opgericht voor 300 kinderen

    Een groot voordeel van de Franse kolonies was dat de leraars en leraressen

    Belgen waren, vaak afkomstig van een religieuze orde. Hierdoor konden de

    kinderen hun moedertaal Nederlands blijven spreken, waardoor ze minder

    vervreemdden van thuis.

    In Zwitserland werd het initiatief genomen door het Comit central de Secours

    aux rfugis belges, dat oorspronkelijk enkel kinderen uit de frontzone

    opving, maar vanaf 1917 ook konvooien uit bezet Belgi aanvaardde.

    Vanaf juni 1917 weigerde Zwitserland nog meer kinderen op te vangen.

    De kinderen die hier terechtkwamen, werden vaak bij een onthaalfamilie

    of in een instituut geplaatst; echte kolonies zoals in Frankrijk, waren er

    niet. Dit betekende ook dat de kinderen in een anderstalige omgeving

    terechtkwamen, wat bij hun terugkeer naar Belgi na vier jaar vaak voor

    problemen zorgde. Hetzelfde deed zich voor met de kinderen die in Groot-

    Brittanni opgevangen werden.

    Nederland was al van de eerste dagen van de oorlog betrokken bij de opvang

    van vluchtelingen en hun kinderen. Hier ging het niet om georganiseerde

    konvooien, maar om een ware toestroom van vluchtelingen, vooral uit het

    bezette Belgi. In Amsterdam werd een Tehuis voor Belgische kinderen

    opgericht, dat de kinderen eerst opving in een vluchtelingenhuis. Gedurende

    een tweetal weken bleven de kinderen in quarantaine en daarna werden

    ze opgevangen door adoptiefamilies of instituten (weeshuizen, hospitalen,

    internaten). Een van de eisen voor de onthaalfamilies was dat ze moesten

    verzekeren alles te doen om de echte ouders van het kind terug te vinden

    en het ook terug te geven aan het einde van de oorlog.

    In Rotterdam ontstonden volledige Belgische scholen, in Sluis werd eveneens

    een school voor jongens opgericht. De organisatie Voor de kinderen in Vrij

    Belgi uit Den Haag ving geen kinderen op, maar hield zich ondermeer

    bezig met het verzamelen van fondsen en kleding voor de kolonies.

    1.2.2. Kinderopvang in het buitenland

    Belgische kinderen werden opgevangen in Frankrijk, Zwitserland, Nederland

    en Groot-Brittani.

    In mei 1915 vertrok een eerste karavaan met 300 kinderen naar Parijs,

    begeleid door opvoedsters, verpleegsters, een aalmoezenier en een chef

    responsable. Omdat dit transport goed verlopen was, kwamen massaal

    aanvragen van ouders binnen, zodat in een paar maanden tijd duizenden

    kinderen in buitenlandse schoolkolonies werden opgevangen. Daarnaast

    ging men de kinderen ook thuis recruteren om ze mee te nemen naar het

    buitenland.

    In Frankrijk werden meer dan 60 kolonies opgericht sinds de zomer van

    1915. De eerste bevonden zich in de omgeving van Parijs en in Normandi

    en vingen voornamelijk de zogenaamde Enfants de lYser op. Meestal

    beschikten de kolonies over gehuurde of geleende gebouwen, zoals

    kastelen, oude scholen, hotels, boerderijen, fabrieken3 Ook de School

    van de Koningin te Wulveringem, die in 1915 in Belgi werd opgericht,

    omvatte twee bestaande boerderijen.

    Laatstgenoemde school was echter niet de enige in haar soort. Zo werd in Le

    Glandier een School van de Koningin opgericht, die voornamelijk kinderen

    uit het bezette Belgi opving. Deze kolonie omvatte meerdere scholen, in St.

    Vallier sur Rhne, Loriol en Chraute-par-Maulon, en werd geopend op 15

    november 1917. Omdat legerkapitein Graux het toezicht had over zowel

    de school in Wulveringem als deze in Le Glandier, was een samenwerking

    tussen beiden mogelijk. Zo werden af en toe uitwisselingen van personeel,

    materiaal georganiseerd.

    In Rouen werden op priv-initiatief twee kastelen gebruikt voor de opvang

    van kinderen. De werking van deze schoolkolonie was gebaseerd op

    deze van de School van de Koningin te Wulveringem. In Bailleul richtte

    gravin van den Steen de Jehay een kolonie voor 200 kinderen op, die een

    vergelijkbare structuur had als deze in Wulveringem. Daarnaast waren er

    3 In de literatuur werd nergens teruggevonden dat er nieuwe gebouwen geplaatst zijn, zoals wel het geval was in Wulveringem.

    23

  • de Staatsmiddelbare school door in de gebouwen van de Nijverheidsschool

    en werden aan de buitenrand van Veurne barakken opgericht voor de

    lagere scholen.5

    In Wulveringem zelf gebruikte men de Gemeenteschool tijdelijk als hospitaal;

    in de Vrije Zustersschool werd wel nog les gegeven, al organiseerde men een

    deel van de lessen in de kerk en in een bijgebouw van de Gemeenteschool,

    omdat in de Zustersschool zelf ook vluchtelingen werden opgevangen. Zowel

    de Gemeenteschool als de Vrije Zusterschool werden vernield in 1918.6 De

    legeroverheid opende een aantal nieuwe scholen, in Booitshoeke, Adinkerke

    en Veurne, waar het onderwijs doorging in barakken of bestaande hoeves.

    Deze volgden echter de organisatie van de andere scholen in het onbezette

    Belgi; de kinderen volgden er onderwijs, maar gingen elke dag terug naar

    huis. Het werd al snel duidelijk dat ondanks de geopende scholen in onbezet

    Belgi, het gevaar voor de kinderen bleef bestaan: de scholen zelf liepen

    kans om gebombardeerd te worden, maar ook de weg van en naar school,

    die de kinderen elke dag moesten afl eggen, was niet zonder gevaar.

    Daarom werd beslist een schoolkolonie achter het front op te richten, waar

    de kinderen konden verblijven. In een snel tempo werden in Wulveringem

    een aantal houten barakken opgericht, die de kindertuin Marie-Jos en

    de school Charles-Thodore vormden. De fi nanciering lag in handen van

    Koningin Elisabeth en het Amerikaanse Rode Kruis7.

    Op 2 september 1915 openden de Scholen offi cieel hun deuren en dit

    oorspronkelijk voor 450 kinderen: 250 in Marie-Jos (dat al op 15

    augustus opende) en 200 in Charles-Thodore (waar vanaf 5 september

    effectief kinderen verbleven). Het hoofd van de school was kapitein Graux,

    die ook verantwoordelijk was voor de Franse schoolkolonie Le Glandier.

    5 GESQUIRE, J., Veurne tijdens de Wereldoorlog 1914-1918: Dagboek (Bijdragen tot de geschiedenis van West-Vlaanderen), Genootschap voor Geschiedenis, Brugge, 1979; VAN DEN BERGHE, F., Geschiedenis van de Latijnsche Schoole en van het Bisschoppelijk College te Veurne, Veurne, 1952

    6 TIMPERMAN, M., Liber memorialis [], 2010

    7 Zie Bijlage 2: Organisatie van het Amerikaanse Rode Kruis in West-Vlaanderen

    Hoeveel kinderen in totaal gered werden, is moeilijk exact te achterhalen.

    Volgens Caroline Goulard4 zou het gaan om ongeveer 25.000 Belgische

    kinderen die in het buitenland werden opgevangen. Daarnaast kon men in

    het gebied achter het front ook ruim 2000 kinderen redden. Voor beide

    cijfers gaat het om kinderen uit heel Belgi, dus zowel het bezette als het

    onbezette deel.

    1.2.3. Kinderopvang in Belgi

    Hoewel de buitenlandse schoolkolonies duizenden kinderen opvingen

    gedurende de oorlog, bleven er nog een heel aantal achter in het vrije Belgi,

    vaak door toedoen van hun ouders. De belangrijkste reden hiervoor was dat

    de ouders geen idee hadden hoe lang hun kinderen naar het buitenland

    zouden vertrekken en waar ze zouden terechtkomen (vreemde mensen, een

    vreemde taal). Bovendien kwam het vrij vaak voor dat ouders het spoor

    van hun kinderen kwijtraakten en dus niet zeker waren of ze hen wel ooit

    nog zouden terugzien. Het thuishouden van de kinderen hield echter een

    groot risico in, aangezien er regelmatig bombardementen plaatsvonden.

    Verschillende kinderen kwamen daardoor om, wat koningin Elisabeth ertoe

    aanzette een oplossing voor deze kinderen in de frontzone te zoeken.

    Volgens het onderwijsplan diende er in elke gemeente n school geopend

    te zijn. Dit onderwijs vond meestal plaats in reeds bestaande (school)

    gebouwen uit de 19e eeuw, al werden hier en daar wel uitbreidingen

    voorzien. Zo werden aan de drie bestaande scholen in De Panne een

    aantal klassen toegevoegd. In Veurne verliep het onderwijs zeer moeilijk,

    omdat de stad de spil vormde tussen het front en de bevoorradingen vanuit

    Frankrijk. De Gemeentelijke Meisjesschool, die de gehele oorlog open

    bleef, moest regelmatig gedurende korte periodes sluiten omwille van de

    bombardementen, terwijl een deel van de gebouwen van de humaniora-

    afdeling van het College door het hospitaal werden ingenomen. Een aantal

    scholen sloten of verhuisden naar andere gebouwen: zo gingen de lessen van

    4 GOULARD, C., 2004-2005

    24

  • Turnles onder leiding van een legeradjudant [1.3]

    Jongens in militaire kleding [1.4]

    Een aspect van de gezondheid van de kinderen waren ook de spel- en

    sporturen (Fig. 1.3), die vastgelegd werden in het uurrooster en gegeven

    werden door een legeradjudant. Dit was niet de enige militaire invloed in

    de school: de leerlingen hadden een vrij strikt rooster met weinig vrije tijd

    en met een sterke nadruk op goede prestaties (zo werd vb. een foto van

    de beste van de klas gedurende een week opgehangen bij fotos van de

    koninklijke familie). Op fotos is eveneens te zien dat de jongens militaire

    uniformen droegen (Fig. 1.4).

    De fi losofi e achter het onderwijs in de School van de Koningin in

    Wulveringem is erg uniek: de manier van lesgeven gericht op een zo groot

    De administratieve en organisatorische leiding lagen in handen van kolonel

    Albert du Roy de Blicquy, Chef van het Militair huis van koning Albert en

    tevens Hoofd van het Departement van de Opperstalmeester, en tot

    februari 1916 mevrouw Destre, een lerares en pedagoge.

    Er werd onderwijs gegeven op negen niveaus, overeenkomend met de

    leeftijd van de leerlingen en met aangepaste leermethodes en didactisch

    materiaal. Het onderwijsmodel was zeer onconventioneel voor zijn tijd.

    Eerst en vooral werd er gewerkt met gemengde klassen, omdat men op

    die manier de lessen beter kon richten op de leeftijd van de kinderen (er

    kwamen zo immers geen klassen voor met vb. meisjes van 8 tot 16 jaar) en

    toch ruimte kon sparen (er moesten immers geen twee barakken, n voor

    meisjes en n voor jongens, voorzien worden). Hiermee vormde de School

    van de Koningin een grote uitzondering, want noch de gemeentescholen in

    het onbezette Belgi, noch de schoolkolonies in het buitenland volgden deze

    manier van werken.

    Een tweede vernieuwing was de aandacht voor praktijklessen, waar de

    kinderen hun kennis konden toepassen. De site in Wulveringem was hiervoor

    zeer geschikt: er waren groentetuinen en er werden op kleine schaal varkens,

    gevogelte en konijnen gekweekt. Hierdoor waren de scholen ook minder

    afhankelijk van bevoorradingen van buitenaf.

    Men besteedde in de school zeer veel aandacht aan hygine, zowel via

    de lessen als door medische inspecties. De kinderen werden regelmatig

    gecontroleerd en er werden individuele medische fi ches8 opgesteld. Nieuwe

    kinderen werden voor zover mogelijk eerst in quarantaine geplaatst

    of op zijn minst onderworpen aan een medisch onderzoek, dat moest

    uitwijzen of het kind besmettelijke ziektes had. Epidemien vormden immers

    een gevaar voor het scholencomplex, waar iedereen voortdurend dicht op

    elkaar leefde. Uit de medische gegevens blijkt echter dat het sterftecijfer

    bij Marie-Jos amper 3,8% bedroeg, in de afdeling Charles-Thodore

    overleed zelfs niemand, wat voor een oorlogsperiode uitzonderlijke cijfers

    zijn.

    8 Deze zijn voor een groot deel bewaard gebleven en te raadplegen in het Archief van het Koninklijk Paleis.

    25

  • Beernem

    Ruiselede

    De Panne

    Nieuwpoort

    Middelkerke

    Alveringem

    Veurne

    Koksijde

    Houthulst

    Vleteren

    Poperinge

    Lo-Reninge

    Oostende Brugge

    Knokke-Heist

    Blankenberge

    De Haan

    Bredene

    Diksmuide

    Staden

    Zonnebeke

    Mesen

    Heuvelland

    Ieper

    Zedelgem

    Jabbeke

    Oudenburg

    Gistel

    Ichtegem

    Kortemark

    Damme

    Oostkamp

    Koekelare

    Ardooie

    Roeselare

    Lichtervelde

    Torhout

    Hooglede

    Wingene

    Meulebeke

    TieltPittem

    Menen

    Wevelgem

    Ledegem

    Wervik

    Moorslede

    Ingelmunster

    Izegem

    Kortrijk

    Kuurne

    Lendelede

    Wielsbeke

    Dentergem

    Oostrozebeke

    Zwevegem

    Waregem

    Deerlijk

    Anzegem

    Spiere-Helkijn

    Avelgem

    Harelbeke

    Langemark-

    Poelkapelle

    Zuienkerke

    N

    Situering van de Westhoek en Veurne in West-Vlaanderen [1.5]

    1.3. Ruimtelijke situering van het scholencomplex in

    Wulveringem

    1.3.1. Op schaal van de omgeving

    De School van de Koningin is gelegen aan de Lobbestraat (vroeger

    Katjeshillestraat) in Wulveringem, een deelgemeente van Veurne (Fig. 1.5)

    en lag gedurende WO I in het onbezette deel van Belgi (Fig. 1.2). De site

    ligt op ruim vijf kilometer van Veurne en op 25 kilometer van Ieper. Tevens

    ligt de grens met Frankrijk op minder dan zeven kilometer afstand.

    mogelijke onderwijskwaliteit en welzijn voor de kinderen was zeker niet

    representatief voor het onderwijs van die tijd. Bovendien heeft de school

    ook een vernieuwende rol gespeeld in de evolutie naar gemengd onderwijs

    in Belgi.

    1.2.4. Terminologie

    Tot slot is het belangrijk even stil te staan bij de gehanteerde terminologie.

    Over het algemeen, wanneer er in de archieven en literatuur gesproken wordt

    over Scholen van de Koningin, bedoelt men daarmee het scholencomplex

    in Wulveringem. Deze benaming wordt echter niet consequent enkel hiervoor

    aangewend. Enerzijds gebruikt men de benaming soms voor alle scholen

    waar koningin Elisabeth bij betrokken was, zodat ook de schoolkolonies in

    het buitenland hiertoe gerekend worden. Anderzijds komt de benaming soms

    voor bij specifi eke instellingen: de schoolkolonie Le Glandier in Frankrijk

    wordt bestempeld als een School van de Koningin en de Villa St. Joseph

    in De Panne wordt in een rapport van inspecteur Hellebuyck beschouwd als

    derde deel van de Scholen van de Koningin, naast de delen Marie-Jos

    en Charles-Thodore. Aangezien de inspecteur echter schrijft dat cole

    St. Joseph: tablie prcdemment La Panne, et transfre provisoirement

    ici9 kan er van uitgegaan worden, dat de leerlingen van deze school

    tijdelijk werden overgebracht naar de scholen in Wulveringem en dat zo

    ook hun school kortstondig een School van de Koningin werd. Dat dit maar

    voorlopig was, wordt bevestigd door andere inspectieverslagen10, waarin

    enkel sprake is van de cole Charles-Thodore en de Jardin Marie-Jos

    en nooit een afdeling St. Joseph wordt vermeld.

    In deze thesis wordt dan ook steeds de school in Wulveringem bedoeld,

    wanneer gesproken wordt over de School van de Koningin. Indien het

    gaat over andere schoolkolonies met deze naam, dan wordt dit specifi ek

    vermeld.

    9 AKP, Albert-Elisabeth nr. 759, Inspectieverslag (Inspecteur Hellebuyck), 16/09/1917

    10 Onder andere in: AKP, Albert-Elisabeth, Ecole de Sa Majest la Reine Wulveringhem - Etat des lieux (Inspecteur Van Hecke), 10/05/1919; AKP, Albert-Elisabeth nr. 757, 2eme Rapport concernant ladaption des organismes Marie-Jos et Charles-Thodore en organismes scholaires & prescolaires; AKP, Albert-Elisabeth nr. 757, Jardin Marie-Jos 3me rapport

    26

  • Poperinge

    AdinkerkeVeurne

    Ieper

    Wulveringem

    Spoorlijn Adinkerke-Poperinge [1.6]

    vluchtweg dienen. Vanaf oktober 1918 stond in het station continu een trein

    klaar voor de eventuele evacuatie van gewonden.

    Daarnaast vormden de Staatsbaan Veurne-Ieper en het waternet

    twee andere belangrijke transportaders. De vandaag verdwenen gracht

    tegenover de school sloot immers aan op de Krommegracht, die op haar

    beurt uitmondde in het Lo-kanaal en zo een verbinding vormde met Veurne.

    Om dezelfde redenen werd in Vinkem in 1917 een veldhospitaal van het

    Rode Kruis opgericht, ter ondersteuning van het hospitaal LOcan in De

    Panne, waar het rond die tijd steeds minder veilig was.

    Na de oorlog groeiden de dorpskernen van zowel Wulveringem en Vinkem,

    wat in 1970 leidde tot een samenvoeging. Sindsdien staan beide dorpen

    bekend onder de naam Beauvoorde, genoemd naar het kasteel in het

    dorpscentrum (Fig. 1.8 - Nr. 3). Het landschap (Fig. 1.9) wordt gekenmerkt

    door een grote aanwezigheid van weiden, akkers en boerderijen (tevens de

    laatste functie van de school).

    Het wegennet is zeer gefragmenteerd uitgebouwd: naar bijna elke

    boerderij loopt wel een weg, maar dit zijn meestal eenvakswegen, die vaak

    ook doodlopen aan de laatste boerderij die ze bedienen. De voormalige

    steenwegen van groot verkeer zijn vandaag tweevaksbanen, de grind-,

    tarmac- of betonwegen zijn tegenwoordig eenvaksbanen (Fig. 1.8). De

    school zelf ligt aan een van de doorlopende wegen van de steenweg naar

    het dorp.

    Het dorp Wulveringem bevond zich gedurende de oorlog op zowat 12 km

    achter het IJzerfront. Na de start van de oorlog kwam een vluchtelingenstroom

    op gang naar het kleine stukje van Belgi dat nog onbezet was en ook in

    Wulveringem kwamen op 1 oktober 1914 een zestigtal vluchtelingen uit

    Mechelen toe, die gedurende twee maanden in het dorp werden opgevangen.

    Hierna werd het onbezette Belgi echter overrompeld door soldaten en

    vluchtelingen uit de frontstreek. De Belgische soldaten namen hun intrek

    in huizen, hoeves, het klooster, de pastorij en de gemeentescholen van

    Wulveringem. De meeste vluchtelingen werden doorgestuurd naar Frankrijk

    via treinen van Wulveringem naar Adinkerke en van Adinkerke naar

    Duinkerke11.

    In 1915 had het Belgische leger immers een spoorlijn12 aangelegd tussen

    Adinkerke en Poperinge (Fig. 1.6), die moest zorgen voor de bevoorrading

    van het front (en hierdoor ook een doelwit vormde voor de Duitsers). Deze

    34 km lange lijn had haltes in Adinkerke, Houtem-Wulveringem, Leisele-

    Izenberge, Beveren-Stavele, Roesbrugge, Proven en Poperinge13. Het station

    van Houtem-Wulveringem stond ook bekend onder de naam Elzentap en

    situeerde zich ten oosten van de dorpskernen (Fig. 1.7). Het speelde een

    belangrijke rol in de aanvoer van munitie door het nabijgelegen depot, dat

    in juli 1918 gedeeltelijk werd vernield door een granaatinslag.14

    Dit station vormde een van de redenen waarom de School van de Koningin

    (Fig. 1.8 - Nr. 4) werd gesitueerd in Wulveringem. De spoorlijn bood immers

    bevoorradingsmogelijkheden, maar kon tevens in uiterste nood als

    11 TIMPERMAN, M., Liber memorialis [], 2010

    12 Kevers, P. (18/05/2010), Belgische spoorlijnen, Geraadpleegd op 26/06/2010, http://users.telenet.be/pk/lijnen.htm

    13 Na de oorlog werd de lijn gebruikt voor personenverkeer (tot 1930) en goederentransport. In 1932 werd de lijn gesplitst in twee trajecten, Adinkerke-Beveren en Roesbrugge-Poperinge, omdat de spoorwegmaatschappij een brug tussen Beveren en Roesbrugge niet meer wilde vernieuwen. In 1941 werd de lijn afgebroken op bevel van de Duitsers. Vandaag zijn hier en daar nog sporen terug te vinden; zo is onder andere het station Houtem-Wulveringem nog bewaard.

    14 DE LAUNOY, J., Oorlogsverpleegsters in bevolen dienst (1914-1918), Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 2000

    27

  • De dorpskernen van Wulveringem en Vinkem [1.7]Rechtsboven de schoolsite (grootte ten tijde van WO I) en linksonder de Elzen Taphoek

    28

  • Gemeentegrens

    Staatsbaan

    Steenweg van groot verkeer

    Grind-, tarmac- of betonweg

    Waterloop

    Dorspkern

    Kerk van Wulveringem

    Kerk van Vinkem

    Kasteel van Beauvoorde

    School van de Koningin

    1234

    LEGENDE

    Ring

    slot

    Krommegracht

    Kromm

    egra

    cht

    Lo-kanaal

    Oerenbeek

    Schaapsvliet

    Vink

    enb

    eek

    Dorp

    sstra

    at

    Kleine merriestraa

    t

    Leis

    ele

    stra

    at

    L

    e

    i

    s

    e

    l

    e

    s

    t

    r

    a

    a

    t

    Ketseweg

    Moerestraat

    Ketse

    weg

    Renin

    ghe e

    rs

    dijkstra

    at

    Kleine merriestraat

    kasteeldreef

    Boonakkerstraat

    Lobbe

    straat

    Mole

    nstraa

    t

    Mole

    ns

    traat Oerenstra

    at

    Lovaartweg

    KerkstraatZom

    erweg

    Priva

    te weg

    Schaapst r aatje

    Alveringem

    straatje

    Grote m

    erriestraat

    Sta

    atsb

    aan V

    eurne

    -IeperBeauvoorde

    Rening

    heer

    sdij k

    stra

    at

    Kwadestraat

    BULSKAMP

    HO

    UTEM

    VEU

    RNE

    OEREN

    ALV

    ERIN

    GEM

    IZENBERGELEISELE

    STEENKERKE

    WULVERINGEM

    VINKEM

    1

    2

    4

    3

    N

    De dorpen Wulveringem en Vinkem [1.8]

    29

  • Luchtfoto van Wulveringem [1.9]Aanduiding van de site (grootte ten tijde van WO I - streepjeslijn) en de dorpskern (stippellijn)

    (Fig. 1.15, Fig. 1.18 & Fig. 1.19) voorzien voor de kinderen van 0 tot 3 jaar.

    Het directeurspaviljoen (Fig. 1.14 & Fig. 1.20) bevond zich in het gedeelte

    Marie-Jos en tussen beide afdelingen stonden een houten kerk (Fig.

    1.14 & Fig. 1.21) met een verblijf voor de aalmoezenier, de groep voor de

    stroomvoorziening en een garage.

    1.3.2. Op schaal van de site

    Tijdens WO I was de site (Fig. 1.10 & Fig. 1.11) ongeveer 11 hectare groot.

    Ze grensde in het noorden aan de Lobbestraat en in het oosten aan de

    Molendreef. Het terrein bestond uit twee aparte eenheden, een gedeelte

    Charles-Thodore (Fig. 1.12) voor kinderen van 8 tot 15 jaar en een

    gedeelte Marie-Jos (Fig. 1.13) voor de 3 tot 8-jarigen.

    Voor de allerkleinsten was oorspronkelijk een plaats voorzien in het gedeelte

    Marie-Jos, maar in 1918 werd tussen beide delen een bakstenen gebouw

    30

  • Luchtfoto van de site, gekeken vanaf het zuiden [1.10]

    Luchtfoto van de site (afdeling Marie-Jos kerk pouponnire), gekeken vanaf het noorden [1.11]

  • Indeling van de site - Kinderkribbe [1.15]Indeling van de site Afdeling Marie-Jos [1.13]

    Indeling van de site Kerk (links) en directeurspaviljoen (rechts) [1.14]Indeling van de site Afdeling Charles-Thodore [1.12]

    32

  • Hoeves waarrond de afdelingen Charles-Thodore (links) en Marie-Jos (rechts) werden opgebouwd [1.16]

    De huidige (stippellijn) en de voormalige (streepjeslijn) site [1.17]1 Pouponnire - 2 Stal - 3 Stal - 4 Loods - 5 Hoeve, destijds deel van Marie-Jos

    N

    1

    2

    3

    4

    5

    Lobbestraat

    Katjeshillestraat

    M

    olendreef

    N

    Legende

    Gebouwen

    Omwallingen

    Erven

    Boomgaarden

    Wegen

    Dreven

    Een militaire stafkaart van 1890 toont duidelijk dat al voor de oorlog twee

    hoeves op het terrein van de School van de Koningin gelegen waren (Fig.

    1.16). Net zoals de meeste hoeves in de omgeving waren deze omwald en

    omringd door erven en boomgaarden. Ze vormden in 1915 de basis voor

    de opbouw van de afdelingen Charles-Thodore en Marie-Jos15.

    De huidige site (Fig. 1.17) is vijf hectare groot en grenst enkel aan de

    noordelijke kant aan een straat; aan de andere zijdes wordt het omsloten

    door velden. Op het terrein, dat toegankelijk is via een dreef (Fig. 1.26),

    staan naast het bakstenen gebouw (Fig. 1.24 & Fig. 1.25) ook nog twee

    stallen en een loods (Fig. 1.27). Deze laatste werd in 1956 toegevoegd en

    in 1991 uitgebreid. Zowel de noordelijk (Fig. 1.28) als de zuidoostelijk (Fig.

    1.29) gelegen stal dateren van rond 1946.

    15 Hier wordt dieper op ingegaan in 1.4.1 Organisatie van de site, p. 40.

    33

  • Zicht op de noordgevel van de pouponnire (1921) [1.18]

    34

  • Zicht op de noord- en westgevel van de pouponnire (1921) [1.19]

    35

  • Slaapzalen Marie-Jos [1.23]Kerk [1.21]

    Speelzaal en konijnenren Charles-Thodore [1.22]Directeurspaviljoen [1.20]

    36

  • Zuidelijke gevel van de pouponnire (2010) [1.24]

    37

  • Zicht op de noordelijke en westelijke gevel (2010) [1.25]

    38

  • Zuidoostelijke stal (2010) [1.29]Loods (2010) [1.27]

    Noordelijke stal (2010) [1.28]Dreef (2010) [1.26]

    39

  • Situering van de hospitalen aan het front [1.31]

    Houten paviljoenen van het hospitaal Cabour in Adinkerke met op de achtergrond het centrale bakstenen gebouw [1.30]

    1.4. Architecturale analyse van het scholencomplex te

    Wulveringem

    1.4.1. Organisatie van de site

    De opbouw van de school met afdelingen aan weerszijden van een centraal

    gebouw, was vergelijkbaar met deze van de militaire hospitalen van WO I

    (Fig. 1.31).

    Zo waren de 22 houten barakken van het Cabour Chirurgical in Adinkerke

    opgebouwd rondom een jachtpaviljoen (Fig. 1.30). Op de plannen van het

    Modelhospitaal van de Medische Dienst in Beveren-aan-de-IJzer16 is te

    zien dat de paviljoenen waarin de gewonden werden opgevangen rondom

    het centrale gedeelte stonden, waarin zich de operatiezaal, de narcosezaal

    en de laboratoria bevonden.

    Het Veldhospitaal van het Rode Kruis in Vinkem (Fig. 1.32) was, net

    zoals de school, opgebouwd uit een bakstenen centraal gebouw (met

    operatiezalen, radiografi e). De houten paviljoenen van het hospitaal

    waren aaneengeschakeld tot twee vleugels aan weerszijden van het

    gebouw.17

    16 Zie Bijlage 3: Plattegrond van het militair hospitaal in Beveren-aan-de-IJzer

    17 EVRARD, E. e.a., Asklepios onder de wapens - 500 jaar militaire geneeskunde in Belgi, Wetenschappelijke vereniging van de militaire Medische dienst, 1991; JANSSENS, P., Belgische veldhospitalen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Brussel (Algemeen Rijksarchief Studies over de Eerste Wereldoorlog 1), 2001

    40

  • Hospitaal in Vinkem [1.32]

    41

  • 12

    2

    3

    Schematische voorstelling van de site [1.34]1 Kerk - 2 Groentetuinen - 3 Verzamelplaats

    Knuppelpaden tussen de barakken [1.33]

    Het centrale gebouw in een dergelijke compositie bevatte vaak de meest

    kritieke functies: bij de hospitalen waren dit de operatiezalen, bij de

    school was dit de opvang van de allerkleinsten (die bij een eventueel

    bombardement niet zelf konden vluchten). Dit is ook de reden waarom

    deze gebouwen uit steviger materiaal vervaardigd werden dan de andere

    constructies op de site.

    Dat de school op vlak van organisatie op de site aanleunt bij de militaire

    hospitalen uit dezelfde periode is niet verbazingwekkend: de gebouwen

    werden immers opgericht onder leiding van de Gnie du Grand Quartier

    Gnral, een afdeling van het leger die zich bezighield met de bouw en het

    onderhoud van constructies.

    De gebouwen op de site waren met elkaar verbonden door middel van

    verhoogde houten knuppelpaden (Fig. 1.33), zodat ook bij winterse

    omstandigheden alle gebouwen gemakkelijk bereikbaar bleven.

    Tussen beide afdelingen liep een weg (Fig. 1.34), die langs de kerk (Fig.

    1.34 - Nr. 1), de twee grootste groentetuinen van de school (Fig. 1.34 - Nr.

    2) en de verzamelplaats (Fig. 1.34 - Nr. 3) liep.

    Beide afdelingen beschikten over water via een aantal grachten die langs

    en op de site liepen. Waar deze exact gesitueerd waren, is niet duidelijk af

    te leiden uit de luchtfotos; enkel twee voorlopige inplantingsplannen van de

    afdeling Marie-Jos tonen een van de grachten (Fig. 1.35 & Fig. 1.36).

    42

  • Voorlopig inplantingsplan voor de afdeling Marie-Jos, dd. 28 juli 1915 [1.35]

    Voorlopig inplantingsplan voor de afdeling Marie-Jos, datum onbekend [1.36]

    43

  • De afdeling Marie-Jos met vermoedelijke invulling van de functies [1.37]1 Ingang - 2 Ziekenafdeling - 3 Klassen - 4 Slaapzalen - 5 Hangar - 6 Ateliers, keuken en slagerij - 7 Speelzalen - 8 Quarantaineafdeling, toiletten, opslagplaatsen - 9 Directeurspaviljoen - 10 Serre en kippenhok

    2

    7

    5

    4

    3

    1

    6 68

    910

    N

    1.4.1.1. Afdeling Marie-Jos

    Van de afdeling Marie-Jos bestaan twee voorlopige inplantingsplannen

    (Fig. 1.35 & Fig. 1.36). Deze dateren van voor de ingebruikname van de

    site, waardoor ze niet volledig zijn. Bovendien verschillen beide plannen

    van elkaar en wordt voor de hoeve Veramme (die vandaag nog steeds

    bestaat) de indeling gegeven van voor de ingebruikname. Het defi nitieve

    inplantingsplan werd niet teruggevonden, zodat op basis van de beschrijving

    in het inspectieverslag van 191918 en historische fotos werd afgeleid welk

    gebouw welke functie kreeg.

    De afdeling voor de kleinsten (Fig. 1.37), met ingang langs de Lobbestraat

    (Fig. 1.37 - Nr. 1 & Fig. 1.38), bevond zich ten oosten van de pouponnire

    en omvatte, naast een groot aantal houten barakken, ook een bakstenen

    hoeve (Fig. 1.37 - Nr. 2), waarin de ziekenafdeling werd ondergebracht19.

    Deze afdeling omvatte naast de ziekenzaal ook een opslagplaats, een

    badkamer, een slaapkamer voor de verpleegster en een kamer voor het

    medisch materiaal.

    Er waren in totaal zes houten klasgebouwen (Fig. 1.37 - Nr. 3), waarin

    telkens aan ongeveer 40 leerlingen les werd gegeven: twee gebouwen voor

    de al iets oudere kinderen, drie voor de kleintjes en een klasgebouw met

    werkplaats.

    De vijf slaapzalen (Fig. 1.37 - Nr. 4), waarvan n met bureau, werden

    ondergebracht in grotere houten barakken, gelegen langs de ingangsweg.

    Deze zalen (Fig. 1.39) omvatten twee kleine slaapkamers voor de oppassers,

    de slaapzaal, een badkamer, een vestiaire en twee wcs.

    Achteraan de site bevonden zich een grote hangar (Fig. 1.37 - Nr. 5) en

    barakken met een kleermakers- en schoenmakersatelier, een keuken, een

    slagerij, een bewaarplaats voor meel en de refters voor de zusters en het

    18 AKP, 10/05/1919

    19 In het inspectieverslag staat immers enkel bij de infi rmeries de aanduiding en briques.

    44

  • Ingang van de afdeling Marie-Jos [1.38]Op de achtergrond rechts twee slaapbarakken (4) en links het directeurspaviljoen (9) en het kippenhok (10)

    Legende

    1 Slaapzaal

    2 Slaapkamers voor oppassers

    3 Badkamer

    4 Vestiaire

    5 Wcs

    1

    2 2

    3 4

    5 5Hypothetische reconstructie van een slaapzaal [1.39]

    personeel (Fig. 1.37 - Nr. 6).

    Aan de oostelijke zijde waren waarschijnlijk de grote speelzaal en de kleine

    speelzaal met refter (Fig. 1.37 - Nr. 7) gelegen.

    In het midden van de afdeling bevonden zich dan vermoedelijk de andere

    functies: een quarantaineafdeling met een slaapzaal en acht cellen, een

    barak om aardappelen te schillen en barakken met toiletten en urinoirs (Fig.

    1.37 - Nr. 8). Deze waren tegenover het directeurspaviljoen (Fig. 1.20 &

    Fig. 1.37 - Nr. 9) gelegen, waarachter volgens het verslag een serre en een

    kippenhok in baksteen (Fig. 1.37 - Nr. 10) stonden. Daarnaast bevonden

    zich op de site ook nog een erf met een varkenshok en een opslagplaats

    voor kolen.

    45

  • De afdeling Charles-Thodore met vermoedelijke invulling van de functies [1.40]1 Ingang - 2 Ziekenafdeling - 3 Opslagplaats voor gesteriliseerde apparatuur - 4 Slaapzalen - 5 Speelzaal - 6 Amerikaanse slaapzaal - 7 Kippenren - 8 Toiletten en opslagplaats voor kolen - 9 Huishoudschool - 10 Klassen en werkplaats - 11 Toiletten - 12 Droogkamer en schrijnwerkerij - 13 Ateliers - 14 Slaapzaal voor soldaten - 15 Opslagplaats en douches

    2

    3

    54

    1

    9

    68

    10

    7

    12

    13

    4

    14

    11 15

    N

    1.4.1.2. Afdeling Charles-Thodore

    Van deze afdeling, die eveneens haar hoofdingang had langs de

    Lobbestraat (Fig. 1.40 - Nr. 1 & Fig. 1.41), werden geen inplantingsplannen

    teruggevonden, zodat de afl eiding van de functies eveneens op basis van

    de historische (lucht)fotos en het inspectieverslag gebeurde.

    Ook hier maakte een voormalige hoeve, die vandaag echter niet meer

    bestaat, deel uit van de afdeling. Aangezien hier verschillende functies in

    bakstenen gebouwen zijn ondergebracht, is het iets minder duidelijk welke

    functie de oude hoeve kreeg. Aangezien de hoeve (Fig. 1.40 - Nr. 2) het

    grootste bakstenen gebouw van de afdeling was, werd hier waarschijnlijk,

    net zoals bij Marie-Jos de ziekenafdeling ondergebracht.

    In de afdeling Charles-Thodore lagen bij de verpleegzaal ook een

    consultatiekamer, een apotheek en een kamer voor de verpleegster. In

    de hoeve bracht men eveneens een refter voor de kinderen en een voor

    het werkpersoneel onder, een keuken en eetzalen voor de religieuze

    verpleegsters en onderwijzers en voor het administratief personeel.

    Het inspectieverslag vermeldt ook een bakstenen opslagplaats (Fig. 1.40

    - Nr. 3), waarin gesteriliseerde apparatuur werd bewaard. Waarschijnlijk

    lag dit bakstenen gebouwtje vlakbij de voormalige hoeve, aangezien zo de

  • Ingang van de afdeling Charles-Thodore [1.41]

    Speelzaal [1.42]

    apparatuur niet ver van de ziekenboeg verwijderd was.

    Er waren vier slaapzalen, waaronder n slaapzaal in twee delen en twee

    gewone slaapzalen (Fig. 1.40 - Nr. 4). Tussen de slaapzalen bevond zich een

    grote speel- en turnzaal (Fig. 1.40 - Nr. 5 & Fig. 1.42). Een van de andere

    twee slaapzalen was een Amerikaanse slaapzaal, al is het onduidelijk welk

    gebouw dit precies was. Vermoedelijk gaat het hier om de grootste barak,

    aangezien dit zich vlakbij de andere slaapzalen bevindt, maar groter is (Fig.

    1.40 - Nr. 6). Bij deze Amerikaanse slaapzaal hoorde ook een verblijfplaats

    voor de dokter.

    Achter de speelzaal waren een kippenren (Fig. 1.40 - Nr. 7), twee barakken

    met toiletten en een opslagplaats voor kolen (Fig. 1.40 - Nr. 8) gelegen.

    De huishoudschool met klas werd ondergebracht in een bestaand bakstenen

    gebouw (Fig. 1.40 - Nr. 9). Daarnaast zijn er nog twee klassen en een

    werkplaats, met een naaikamer voor de zusters (Fig. 1.40 - Nr. 10),

    waarachter zich volgens het verslag twee barakken met toiletten (Fig. 1.40

    - Nr. 11) bevonden.

    In een ander bakstenen gebouw op de site werd de droogkamer

    ondergebracht, met aansluitend een schrijnwerkerij (Fig. 1.40 - Nr. 12).

    Achter dit gebouw waren twee wcs voorzien, een konijnenren en een

    opslagplaats.

    In de meest oostelijk gelegen gebouwen waren waarschijnlijk een waskamer

    en een kleermakersatelier (in bakstenen gebouwen) en een schoenmakers-

    en strijkatelier (in houten gebouwen) ondergebracht (Fig. 1.40 - Nr. 13).

    In deze afdeling was eveneens een slaapzaal voor soldaten (Fig. 1.40 - Nr.

    14) voorzien in een bakstenen gebouw.

    Tenslotte waren er nog de barakken, bestemd voor de opslag van voedsel

    en van dekens, ondergoed en schoenen. Hier werden ook twee kleine

    slaapkamers voor zusters ondergebracht. Op de site bevonden zich ook nog

    aparte douches en lavabos. Al deze functies werden waarschijnlijk in de

    barakken langs de ingangsweg (Fig. 1.40 - Nr. 15) georganiseerd.

    47

  • Barakken van het type Fortem [1.44]

    Refter School van de Koningin te Wulveringem [1.45]

    Structuur van de barak [1.43]

    1.4.2. Barakken

    De barakken op de site waren bijna allemaal gelijkaardig qua structuur (Fig.

    1.43). Onderzoek naar het type barak geeft twee mogelijke benamingen:

    enerzijds was er de barak type Fortem, een Belgische barak (Fig. 1.44).

    Anderzijds had een van de refters van de School van de Koningin dezelfde

    structuur als deze van de kapel van het hospitaal in Beveren-aan-de-IJzer

    (Fig. 1.45 & Fig. 1.46). Deze barakken stonden bekend onder de naam

    barakken van de Section Sanitaire Automobile of S.S.A.-barakken en

    werden gebruikt voor de hospitalen in Beveren-aan-de-IJzer (Fig. 1.47) en

    Adinkerke (Fig. 1.48).

    Aangezien beide types zo sterk op elkaar lijken (van de barak type

    Fortem is er geen vergelijking met het binnenzicht mogelijk), gaat het hier

    waarschijnlijk gewoon om een dubbele benaming.

    48

  • Kapel Beveren-aan-de-IJzer [1.46]

    Houten paviljoen van het hospitaal in Beveren-aan-de-IJzer [1.47]

    Paviljoenen van het hospitaal in Adinkerke [1.48]

    De barakken waren opgebouwd uit houten portieken (Fig. 1.43 & Fig. 1.49),

    die elke 1,5m herhaald werden. Ze waren 6m breed, 25m lang en hadden

    een hoogte van 5m (tot in de nok van de lichtschacht). Een aantal barakken

    op de site hadden licht afwijkende afmetingen, maar hadden wel dezelfde

    (of zeer sterk gelijkende structuur) en waren dus gebaseerd op hetzelfde

    basistype. Deze lichte structuur liet een snelle opbouw van de barakken toe.

    De afwerking van het dak en de vloer gebeurde met respectievelijk

    bitumenkarton en linoleum en de bekleding van de wanden bestond uit

    houten latten, aangebracht volgens een dubbele betimmering: op fotos is

    aan de buitenzijde een verticale beplanking te zien en aan de binnenzijde

    een horizontale (Fig. 1.45 & Fig. 1.50). De toegang bevond zich in de

    kopse gevels; de ramen in de langse gevels werden elke travee herhaald.

    Samen met de verhoogde lichtstraat zorgden de ramen voor vrij goede

    verluchtingsmogelijkheden. Om koude en vochtigheid zoveel mogelijk tegen

    te gaan, verhoogde men de houten vloer van de barak door middel van

    sokkels (Fig. 1.50). Het is op de fotos moeilijk te zien uit welk materiaal de

    sokkels gemaakt waren, maar de meest courant gebruikte materialen waren

    hout of baksteen.

    Naast deze barak kwam in de afdeling Charles-Thodore ook een barak

    voor met een gebogen dak, die dienst deed als speelzaal (Fig. 1.42 & Fig.

    1.51). Het type van deze barak is onduidelijk en het was de enige in zijn

    soort op de site. Ook de tekst over de barakken van Jabbeke20 kon geen

    uitsluitsel geven over het type barak, al blijkt wel dat barakken met een

    boogvorm meestal van Engelse afkomst zijn.

    De kerk van de School van de Koningin (Fig. 1.21) is een uitgebreider

    type van de S.S.A.-barakken, met een dubbel zadeldak. Opvallend is

    de constructie van de kerktoren: men bouwde de houten structuur van de

    toren op een basis van baksteen (Fig. 1.52), maar werkte eerst de spits af

    (Fig. 1.53 & Fig. 1.54) om pas daarna de toren te bekleden met houten

    20 VERMEIREN, E. e.a., Archiefonderzoek en handleiding: Omgaan met barakken, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Brussel, 2008

    49

  • Verticale beplanking van de barak en ophoging op sokkels [1.50]

    Barak met boogvorm [1.51]

    Portieken van de barak (links: uiterste - rechts: interne) [1.49]

    50

  • Basis van de kerk uit baksteen [1.52]

    Opbouw van de kerktoren [1.53]

    Structuur van de toren met afgewerkte spits [1.54]

    Aanbouw aan de kerk [1.55]

    51

  • Slaapzalen van de afdeling Marie-Jos, gelegen langs de ingangsweg [1.56]

    Geschilderde draagstructuur [1.57]

    beplanking. Op fotos uit 1917 is tevens nog te zien dat aan de kerk twee

    kwartcirkelvormige apsidiolen werden toegevoegd.

    1.4.3. Decoratie

    Wat opvalt aan een aantal gebouwen op de site is de decoratie die er op

    werd aangebracht. Op zich was het niet echt uitzonderlijk om een gebouw te

    schilderen en binnenin te versieren, maar in een oorlogssituatie was dit niet

    zo vanzelfsprekend. Het directeurspaviljoen (Fig. 1.20) zag er bijvoorbeeld

    vrij idyllisch uit, met het houten brugje over de gracht, de bloemen aan het