Upload
haaikep
View
153
Download
3
Embed Size (px)
DESCRIPTION
De “School van de Koningin” is een uitzonderlijk relict van Wereldoorlog I. Van de gehele site is slechts één gebouw overgebleven, de pouponnière of kinderkribbe, die al jaren staat te verkommeren. Een renovatie / restauratie en herbestemming van het gebouw zijn dan ook dringend gewenst om een verdere achteruitgang te voorkomen. Wanneer men de renovatie grondig wil aanpakken, is een diepgaand vooronderzoek noodzakelijk. Deze meesterproef tracht hier een antwoord op te bieden.Er wordt aangevangen met een situering van het relict binnen de context van het project “2014-2018” en de op handen zijnde UNESCO-erkenning. Een analyse van de geschiedenis van de site en een architectonische analyse van de pouponnière vormen de aanzet tot herkenning van de kwaliteiten van het gebouw. Na dit historische en architectonische onderzoek, volgt een opstelling van het actuele schadebeeld, waarna kan overgegaan worden tot een waardebepaling van het relict. Tot slot wordt een visie op de instandhouding van de pouponnière ontwikkeld, gevolgd door een aantal scenario’s voor de herbestemming (die een vooronderzoek vormen voor de herbestemming tot jeugdinstelling, uitgewerkt in het ontwerpportfolio) en oplossingen voor het onderhoud en herstel van het gebouw.
Citation preview
Haaike PeetersPromotoren: Prof. Dr. Inge Bertels & Prof. Dr. Ir. Arch. Ine Wouters
Vrije Universiteit BrusselFaculteit Ingenieurswetenschappen Vakgroep Architectonische IngenieurswetenschappenAcademiejaar 2010-2011
Afstudeerwerk ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Ingenieurswetenschappen: Architectuur
DE SCHOOL VAN DE KONINGIN IN WULVERINGEM:EEN RENOVATIESTUDIE
DE SCHOOL VAN DE KONINGIN IN WULVERINGEM:EEN RENOVATIESTUDIE
Toegang tot bruikleen
De auteur geeft de toelating deze eindverhandeling voor consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiren voor eigen gebruik. Elk ander gebruik valt
onder de strikte beperkingen van het auteursrecht; in het bijzonder wordt er gewezen op de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van
resultaten uit deze eindverhandeling.
Brussel, 2011
89
11
12
12
12
14
15
15
16
17
19
20
20
20
21
22
22
23
24
26
26
26
30
40
40
48
52
53
56
Voorwoord
Abstract
Inleiding
0.1. Onderwerp
0.2. Kadering binnen het project 2014-2018
0.2.1. Het inventarisatieproject
0.2.2. De UNESCO-bescherming
0.3. Doelstelling
0.4. Methodologie
0.5. Structuur
0.6. Algemene identifi catie
Hoofdstuk 1: Analyse van het scholencomplex te Wulveringem
1.1. Overzicht van de Eerste Wereldoorlog
1.1.1. Aanleiding
1.1.2. Het westelijk front
1.1.3. Belgi in de Eerste Wereldoorlog
1.2. Oorlogsrealiteit en onderwijs
1.2.1. Het onderwijsplan van 1915
1.2.2. Kinderopvang in het buitenland
1.2.3. Kinderopvang in Belgi
1.2.4. Terminologie
1.3. Ruimtelijke situering van het scholencomplex te Wulveringem
1.3.1. Op schaal van de omgeving
1.3.2. Op schaal van de site
1.4. Architecturale analyse van het scholencomplex te Wulveringem
1.4.1. Organisatie van de site
1.4.2. Barakken
1.4.3. Decoratie
1.5. Gebruiksgeschiedenis
1.6. Synthese
5
INHOUDSTAFEL
59
60
60
61
74
74
74
74
74
77
82
83
84
84
86
88
89
91
93
94
94
102
103
103
104
105
106
107
108
108
108
111
Hoofdstuk 2: Architecturale analyse van de pouponnire
2.1. Volumewerking
2.1.1. Hoofdvleugels
2.1.2. Zijvleugels
2.2. Indeling
2.2.1. Functies
2.2.2. Toegang
2.3. Materiaalgebruik
2.3.1. Gevels
2.3.2. Vloeren
2.3.3. Dakbedekking
2.3.4. Schrijnwerk
2.4. Constructie
2.4.1. Muuropbouw
2.4.2. Dakopbouw
2.4.3. Vloeropbouw
2.5. Kleurgebruik
2.6. Synthese
Hoofdstuk 3: Actueel schadebeeld
3.1. Exterieur
3.1.1. Metselwerk
3.1.2. Schrijnwerk
3.2. Interieur
3.2.1. Binnenmuren
3.2.2. Tegels
3.2.3. Houten dakstructuur
3.3. Synthese
Hoofdstuk 4: Waardebepaling
4.1. Basis van de waardebepaling
4.2. Erfgoedwaarde van de site
4.2.1. Historische waarde
4.2.2. Sociaal-culturele waarde
6
111
112
112
112
113
115
117
118
118
118
120
120
120
121
121
121
121
122
123
123
124
124
124
126
127
128
129
131
137
138
142
4.3. Territoriale en contextuele waarde
4.4. Andere criteria
4.4.1. De strikte monumentwaarde
4.4.2. Functionele draagkracht
4.5. Waarderingsplattegrond
4.6. Synthese
Hoofdstuk 5: Toekomst van de pouponnire
5.1. Visie op het behoud van de pouponnire
5.1.1. Argumentatie voor de instandhouding
5.1.2. Instrumentarium voor de instandhouding
5.2. SWOT-analyse van de site in functie van de herbestemming
5.2.1. Sterktes
5.2.2. Zwaktes
5.2.3. Kansen
5.2.4. Bedreigingen
5.3. Analyse van mogelijke herbestemmingen
5.3.1. Kinder- of jeugdzorg
5.3.2. Museum / documentatiecentrum (toerisme)
5.3.3. Vakantieverblijf (toerisme)
5.3.4. Privwoning
5.4. Herbestemming tot jeugdinstelling
5.5. Richtlijnen voor onderhoud en herstel
5.5.1. Metselwerk
5.5.2. Schrijnwerk
5.5.3. Houten dakstructuur
5.6. Synthese
Conclusie
Afbeeldingenlijst
Afkortingenlijst
Bibliografi e
Bijlagen
7
Gedurende mijn opleiding is mijn interesse meer en meer uitgegaan naar
de omgang met en renovatie van gebouwen. In deze tijden van duurzame
architectuur vormt renovatie in mijn ogen een van de belangrijkste aspecten:
veel oudere gebouwen hebben immers dringend nood aan verbeteringen
en een renovatie kan in veel gevallen vermijden dat het gehele gebouw
gesloopt moet worden.
De School van de Koningin lijkt op het eerste gezicht niet meer dan een
van de vele boerderijen in de Westhoek en het eerste bezoek aan de site
was confronterend: het gebouw is sterk verwaarloosd en heeft ingrijpende
veranderingen ondergaan. Toch is het met wat inlevingsvermogen mogelijk
zich de grandeur en statigheid voor te stellen, die het gebouw vroeger
moet gehad hebben. Een herbestemming kan zorgen voor de broodnodige
herwaardering en ik hoop dan ook met mijn meesterproef een bijdrage
te leveren aan de op handen zijnde renovatie en aan de kennis van het
oorlogspatrimonium.
Deze meesterproef zou nooit tot stand zijn kunnen komen zonder de hulp van
een aantal personen, die ik hier dan ook wens te vermelden.
In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn onderzoekspromotoren Inge
Bertels en Ine Wouters, die mij niet alleen veel hebben bijgeleerd door hun
begeleiding, advies en feedback, maar mij ook steeds hebben gesteund
gedurende de gehele periode waarin ik aan de meesterproef gewerkt heb.
Daarnaast wil ik Jonas Lindekens en Thierry Berlemont bedanken voor
hun begeleiding tijdens het ontwerpproces, die mij geleerd heeft steeds
zelfkritisch te blijven en mijzelf tot het uiterste uit te dagen.
Tevens wil ik de eigenaar, Dirk Gheldof, zijn architect, Eric Maeyaert en de
mensen van het Agentschap R-O Vlaanderen Team Onroerend Erfgoed,
Dominique Vieren en Hannelore Decoodt, bedanken. Dankzij hen heb ik de
mogelijkheid gekregen om een onderzoek rond dit gebouw uit te voeren.
Wat betreft het onderzoek gaat mijn dank ook uit naar Gustaaf Janssens
van het Archief van het Koninklijk Paleis, zonder wiens hulp ik nooit zoveel
nuttige informatie had kunnen terugvinden. Maurits Timperman en Jozef
Ameeuw wil ik eveneens bedanken voor hun opbouwende kritiek op het
eerste hoofdstuk en het verschaffen van aanvullende informatie hiervoor.
Inzicht in mijn ontwerpthema heb ik gekregen dankzij rondleidingen
door en/of gesprekken met Ralf Bas (De Grubbe, Everberg), Geert Bots
(De Markt, Mol) en Magda Massoels (De Hutten, Mol). Eric De Corte (De
Zande, Ruiselede) wil ik in het bijzonder vermelden, omdat hij - naast een
rondleiding en gesprek - mij de mogelijkheid heeft gegeven om een aantal
vergaderingen bij te wonen over de bouw van een nieuwe instelling.
Tenslotte wil ik mijn vrienden en familie bedanken voor hun steun. In het
bijzonder dank ik mijn ouders, omdat ze mij gedurende gans mijn studie
steeds alle kansen geboden hebben, en mijn broer, die als geen ander
zorgde voor het broodnodige tegengewicht voor de gemoedswisselingen,
die nu eenmaal gepaard gaan met het schrijven van een meesterproef.
8
VOORWOORD
Nederlandse versie
De School van de Koningin is een uitzonderlijk relict van Wereldoorlog I.
Van de gehele site is slechts n gebouw overgebleven, de pouponnire of
kinderkribbe, die al jaren staat te verkommeren. Een renovatie / restauratie
en herbestemming van het gebouw zijn dan ook dringend gewenst om een
verdere achteruitgang te voorkomen.
Wanneer men de renovatie grondig wil aanpakken, is een diepgaand
vooronderzoek noodzakelijk. Deze meesterproef tracht hier een antwoord
op te bieden.
Er wordt aangevangen met een situering van het relict binnen de context van
het project 2014-2018 en de op handen zijnde UNESCO-erkenning. Een
analyse van de geschiedenis van de site en een architectonische analyse van
de pouponnire vormen de aanzet tot herkenning van de kwaliteiten van het
gebouw. Na dit historische en architectonische onderzoek, volgt een opstelling
van het actuele schadebeeld, waarna kan overgegaan worden tot een
waardebepaling van het relict. Tot slot wordt een visie op de instandhouding
van de pouponnire ontwikkeld, gevolgd door een aantal scenarios voor de
herbestemming (die een vooronderzoek vormen voor de herbestemming tot
jeugdinstelling, uitgewerkt in het ontwerpportfolio) en oplossingen voor het
onderhoud en herstel van het gebouw.
Version franaise
Lcole de la reine est une relique extraordinaire de la Premire Guerre
mondiale. Sur lensemble du site ne reste quun seul btiment, la pouponnire,
qui est en tat de dprir depuis plusieurs annes. Une rnovation /
restauration et conversion de ldifi ce sont donc urgentes pour viter une
dtrioration mutuelle de limmeuble.
Pour une rnovation en profondeur, une tude prliminaire appronfondie est
ncessaire. Cette mmoire vise fournir une rponse.
On commence par mettre la relique dans le cadre du projet 2014-2018 et
la reconnaisse par lUNESCO. Une analyse de lhistoire du site et une analyse
architecturale de la pouponnire forment les bases pour la reconnaissance
des qualits de ldifi ce. Suite cette recherche historique et architecturale,
un inventaire des dgts est tabli, suivi par la valorisation de la relique.
Enfi n, une vision sur la conservation de la pouponnire est dveloppe,
suivie par un nombre de scnarios pour la conversion (qui font une tude
prliminaire pour la conversion en centre pour jeunes dlinquants, prsente
dans le portfolio) et des solutions pour la maintenance et la rparation de
ldifi ce.
English version
The School of the Queen is an extraordinary relict of World War I. On
the whole site is just one building remaining, the pouponnire or infant
nursery, which has been abandoned for years. A renovation / restauration
and conversion of the building is therefore urgently needed to avoid further
deterioration.
To accomplish a thorough renovation, a severe preliminary enquiry is
necessary. This master thesis aims to provide an answer.
It starts by placing the relict within the context of the 2014-2018-project
and the forthcoming UNESCO-recognition. An analysis of the history of the
site and an architectural analysis of the pouponnire form a profound basis
for the recognition of the qualities of the building. Following this historical
and architectural research, a view of the current damage is presented,
leading to the valuation of the relict. Finally, a vision on the conservation
of the pouponnire is developed, followed by a number of scenarios for the
conversion (which is also a preliminary enquiry for the conversion into an
institute for young offenders, developed in the design portfolio) and solutions
for the maintenance and repair of the building.
9
ABSTRACT
INLEIDING
0.2. Kadering binnen het project 2014-2018
0.2.1. Het inventarisatieproject
Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van WO I (18 juli
1914 11 november 1918) is de Vlaamse Overheid2 gestart met een
herdenkingsproject dat het oorlogserfgoed blijvend moet bewaren voor
toekomstige generaties en dat Vlaanderen gedurende de periode 2014-
2018 en erna internationale bekendheid moet geven als regio van het
vredestoerisme. Hierbij zijn het Agentschap Ruimtelijke ordening en
Onroerend erfgoed, de afdelingen Onroerend Erfgoedbeleid en Ruimtelijke
planning van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en
Onroerend Erfgoed en het VIOE betrokken3.
Het project omvat twee grote luiken: een evenementenluik, dat enerzijds heel
Vlaanderen omvat (lokale herdenkingsmonumenten, musea worden hierin
opgenomen) en anderzijds naar het buitenland toe focust op de landen
waarvan soldaten aan het IJzer- en Ieperfront vochten. Het tweede luik
focust op de concrete investeringen, voornamelijk voor de provincie West-
Vlaanderen, die de herdenking al actief voorbereidt door middel van een
actieplan. Hiermee wil men het toerisme in de regio versterken en daarbij
wordt ingezet op vijf strategische projecten: de herinrichting van het In
Flanders Fields Museum in Ieper, de bouw van een onthaalinfrastructuur voor
2 Archeonet (09/11/2009), 100 jaar Groote Oorlog moet Westhoek op wereldkaart zetten, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.archeonet.be/?p=9115; Departement Internationaal Vlaanderen (28/05/2010), Herdenking 100 jaar Groote Oorlog (2014-2018), Geraadpleegd op 31/05/2010, http://iv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?fi d=500; Dirk Van Mechelen (21/08/2006), Persmededeling Inventaris 1914 2014: Het erfgoed van Wereldoorlog I in kaart gebracht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.dirkvanmechelen.be/2006/inventaris-1914-2014-het-erfgoed-van-wereldoorlog-i-in-kaart-gebracht; Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010), Herdenking 100 jaar Groote Oorlog (2014-2018), Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.heemkunde-vlaanderen.be/?p=2773
3 BUIJS, J., De geplande VIOE (ontsluitings)initiatieven, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; GOOSSENS, M., Overzicht van realisaties sedert 2002 een stand van zaken, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; VERBOVEN, H., Van trench map tot RUP (1914-2014), Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009
0.1. Onderwerp
Met de herdenking van 100 jaar Wereldoorlog I (WO I) in het
vooruitzicht startte het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE)
met een inventarisatie van oorlogsrestanten. Een van de hierdoor ontdekte
erfgoedobjecten is de School van de Koningin in Wulveringem (Veurne).
Deze school werd opgericht op initiatief van koningin Elisabeth om kinderen
op een veilige afstand van de frontlinie onderwijs te kunnen geven. Tijdens
de Eerste Wereldoorlog bestond de school uit twee complexen Marie-
Jos en Charles-Thodore1 met houten barakken, een kerk en een
directeurspaviljoen. Op het einde van de oorlog werd hieraan een bakstenen
gebouw toegevoegd, dat dienst deed als pouponnire of kinderkribbe.
Deze pouponnire is het enige restant dat vandaag nog overgebleven is.
Het gebouw werd later getransformeerd en kwam tenslotte, in 1995, leeg
te staan. Deze evolutie maakt dat dit erfgoed zich vandaag in een erg
verregaande staat van verval bevindt.
De bescherming en instandhouding van dit soort relicten is niet evident. Vele
gebouwen werden sinds WO I immers voor een andere functie gebruikt en
hieraan ook aangepast. Ook de bouwtechnische problemen die optreden
(isolatie e.d.) zorgen ervoor dat sloop de eerste reactie lijkt op deze
gebouwen. Ook de School van de Koningin leek dit lot te zijn beschoren,
maar een tussenkomst van Onroerend Erfgoed zorgde voor een voorlopige
bescherming sinds 9 december 2009.
Men wordt nu geconfronteerd met een functiewijziging en in het ontwerpluik
van deze thesis wordt dan ook een mogelijke herbestemming uitgewerkt.
Hiervoor is echter een grondig bouwhistorisch onderzoek van de school en
haar historische evolutie nodig. Dit onderzoeksluik vormt dan ook het kader
en vertrekpunt voor het ontwerpproject.
1 Charles-Thodore (1903-1983) en Marie-Jos (1906-2001) waren de twee jongste kinderen van koning Albert I (1875-1934) en koningin Elisabeth (1876-1965). Hun oudste zoon was de latere koning Leopold III (1901-1983). Het was tijdens WO I niet ongebruikelijk om gebouwen te vernoemen naar de kinderen van het koningspaar; zo kregen bijvoorbeeld in het militair hospitaal LOcan in De Panne drie paviljoenen de namen van de koningskinderen (Zie Bijlage 1: Schets van de inplanting van het hospitaal lOcan in De Panne).
12
omvat 11 ankerplaatsen in de frontstreek en twee lijnrelicten (de IJzer en
het kanaal Ieperlee).
In het kader van de inventaris is het VIOE gestart met een aantal
ontsluitingsinitiatieven: enerzijds heeft men een databank6 opgericht, die
de inventaris toegankelijk maakt. Anderzijds is men gestart met publicaties,
aangezien over een groot deel van het archeologisch, bouwkundig en
landschappelijk erfgoed niets gepubliceerd is. Hierbij richt men zich zowel op
de wetenschappelijke doelgroep (via het tijdschrift Relicta) als op een breder
publiek. Het derde ontsluitingsinitiatief tenslotte is een onderzoeksbalans7,
die een overzicht geeft over welke locaties en welke types erfgoed een
grondigere inventarisatie en verder onderzoek nodig zijn.
Een tweede luik van het beleid van de Vlaamse Overheid omvat de
bescherming van deze oorlogsrestanten. Hierbij werkt men ondermeer via de
klassieke beschermingsprocedures van monumenten, landschappen, stads-
of dorpsgezichten en met een lijst van meest problematische relicten. De
knelpunten bij deze laatste zijn vaak de eigenaars, het bijzonder karakter
van de relicten en de fi nancile middelen. Ook het bestudeerde project, de
School van de Koningin te Wulveringem (Veurne), kan hiertoe gerekend
worden, aangezien men hier snel heeft ingegrepen met een voorlopige
bescherming om sloop door de nieuwe eigenaar te voorkomen.
Tegelijk werden ook andere opties bekeken voor de oorlogsrelicten, die
een grootschaligere bescherming mogelijk zouden maken. Een aantal
mogelijkheden hierbij bestonden uit een eenmalige decretale bescherming,
een sectorile bescherming (waarbij gewerkt wordt met clusters8 en themas)
of een planologische bescherming. Men heeft gekozen voor een planologische
aanpak, omdat men op die manier de relicten in hun context kan plaatsen
en kan toewerken naar een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), wat
toelaat om bijvoorbeeld een slagveld als open ruimte te bestemmen.
6 Te raadplegen op: http://inventaris.vioe.be
7 Te raadplegen op: http://www.onderzoeksbalans.be
8 Een voormalig veldhospitaal met een herdenkingsmonument en een bomkrater in de omgeving kan vb. een cluster vormen en als zodanig beschermd worden.
de Lyssenthoek in Poperinge (de grootste Britse hospitaalbegraafplaats),
de uitbreiding van het Memorial Museum Passendale met een museumtuin4,
de vernieuwing van het IJzertorenmuseum in Diksmuide en tot slot de bouw
van een bezoekerscentrum aan het sluizencomplex De Ganzenpoot in
Nieuwpoort.
Omdat dit een eerder lokaal actieplan is, werden vanuit de Vlaamse Overheid
een aantal beleidsinitiatieven vastgelegd, die de herdenking op grotere
schaal aanpakken. Een eerste belangrijk punt hierin was de inventarisatie van
de oorlogsrelicten. Eerder, tussen 1987 en 1992, werd reeds een inventaris
van het bouwkundig erfgoed van het arrondissement Ieper gepubliceerd en
ook de oorlogsmonumenten werden al genventariseerd door de provincie
West-Vlaanderen. Een systematische aanpak ontbrak echter, waardoor van
het arrondissement Diksmuide nog geen gegevens ter beschikking waren en
de bestaande inventarissen niet meer geactualiseerd werden.
Daarom kreeg het VIOE de opdracht om alle Vlaamse restanten van
Wereldoorlog I in kaart te brengen onder de noemer Inventaris 1914-
20145. Hierbij beschouwt men niet enkel het bouwkundig erfgoed, maar ook
de landschappelijke en archeologische relicten. Tussen 2002 en 2005 werd
zo door Hannelore Decoodt en Nele Bogaert, medewerkers van Provincie
West-Vlaanderen, een bouwkundige inventarisatie gemaakt met ongeveer
1500 relicten verspreid over heel Vlaanderen, maar met de Westhoek als
zwaartepunt. Hiertoe behoren 530 gedenktekens, 223 begraafplaatsen
en ereperken (waarvan er al ongeveer 160 defi nitief beschermd zijn),
360 bunkers en schuilplaatsen en 160 diverse relicten, zoals gaarkeukens,
barakken, noodwoningen Ook de School van de Koningin behoort tot
deze laatste categorie diverse relicten. De inventaris van de landschappen
4 Hiervoor werd een Open Oproep uitgeschreven door de Vlaamse Bouwmeester (Vlaams Bouwmeester (2010), Open Oproepen - Projecten overzicht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.vlaamsbouwmeester.be/renderers/open_oproepen/render_openoproep.aspx?44225a06-f22a-4ad0-83ff-fe3b0ebe3613)
5 De focus ligt op de oorlogsperiode 1914-1918; de wederopbouwarchitectuur wordt dus niet opnieuw genventariseerd, maar wordt wel mee opgenomen in de voorschriften van het te ontwikkelen Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Ook relicten zoals civiele begraafplaatsen of infrastructuur voor vluchtelingen in Nederland worden niet mee in beschouwing genomen.
13
Mesenboog
Ieperboog
Kustverdediging
Hollandstellung
IJzerfront
N
Zwaartepunt van het RUP [0.1]
0.2.2. De UNESCO-bescherming10
Om door de UNESCO als werelderfgoed te worden erkend, moet aan een
aantal eisen voldaan worden, met als voornaamste de inzet van alle mogelijke
eigen instrumenten om het erfgoed te beschermen. Zoals in het onderdeel
Het inventarisatieproject besproken, is (West-)Vlaanderen hier volop
mee bezig. Een andere voorwaarde is dat het erfgoed een uitzonderlijke,
universele waarde moet hebben, wat hier het geval is aangezien deze
plaatsen de materile getuigen vormen van een confl ict zoals de wereld er nog
nooit n had gezien: een jarenlange oorlog, waarbij miljoenen mensen het
leven hebben gelaten. In die optiek is het onweerlegbaar een mondiaal confl ict:
een gigantische ontplooiing van troepen, verzameld van overal ter wereld, op
een heel beperkte oppervlakte, gedurende een eindeloos aanslepende periode.
De concentratie van al deze elementen in de Westhoek en het noorden van
Frankrijk was en is ongezien. Deze elementen hebben er trouwens ook toe
geleid dat de getuigen van de Eerste Wereldoorlog in West-Vlaanderen en
Noord-Frankrijk na het beindigen van de oorlog vrij snel geaccepteerd en
gerecupereerd werden als monumenten voor de vrede.11
Sinds 2 april 2002 staat het project op de tentatieve lijst van UNESCO.
In 2008 werd hieraan nog een wijziging doorgevoerd, zodat het dossier
ook openstaat voor een Franse deelname en nu gekend is onder de naam
Gedenktekens en monumenten van de Grote Oorlog: de Westhoek en
aangrenzende regios. Op die manier bekomt men een grensoverschrijdend
dossier, waarin de Belgische provincie West-Vlaanderen en de Franse
departementen Nord, Pas de Calais, Somme en Aisne vertegenwoordigd zijn.
De voorbereiding van dit dossier gebeurt door een Europees interregionaal
project De Groote Oorlog Herdacht - Mmoire de la Grande Guerre, dat
10 Departement Internationaal Vlaanderen (28/05/2010); GELEYNS, P., De erkenning als Unesco-werelderfgoed van het WO I-erfgoed in de Westhoek, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010); Interreg IV, De Groote Oorlog herdacht, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.interreg-fwvl.eu/nl/projet-detail.php; Martin, J., Herdenking 100 jaar Eerste Wereldoorlog 2014-2018, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://wereldoorlog1418.nl/herdenking-wo1; Unesco, Tentative lists: Lieux de mmoire et monuments de la Grande Guerre: le Westhoek et Rgions voisines, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://whc.unesco.org/en/tentativelists/1710
11 Heemkunde Vlaanderen (03/03/2010)
Het RUP focust op de frontzone in de Westhoek, met het IJzerfront en de
Ieperboog. De kustverdediging, die door de jaren heen al zeer sterk is
veranderd, en de Hollandstellung9 (Fig. 0.1) worden buiten beschouwing
gelaten. Gezien de timing voor het UNESCO-dossier (januari 2013) wil men
het RUP vastleggen in de periode 2011-2013. Hierdoor moet men werken
op korte termijn en is het niet haalbaar om het RUP uit te werken voor de
gehele Westhoek, ook gezien de diversiteit tussen stedelijke gebieden en
buitengebieden. Daarom opteerde men ervoor op een aantal ankerplaatsen
en deelgebieden te focussen en de maatregelen tot behoud of versterking
ervan om te zetten in stedenbouwkundige voorschriften.
Het derde luik van het beleid tenslotte is het internationale karakter van
het oorlogserfgoed, waardoor men kan streven naar de erkenning als
werelderfgoed en mogelijkheden kan ontwikkelen voor de uitwisseling van
informatie en ervaringen.
9 De Hollandstellung is een verdedigingsstelling tussen het Zwin en Antwerpen, die door de Duitsers werd opgesteld als beveiliging tegen een eventuele inval vanuit Nederland.
0.3. Doelstelling
Voor de beschermingsprocedure van Onroerend Erfgoed is een korte
historische beschrijving opgesteld12, maar een grondigere analyse van het
gebouw is aangewezen, aangezien er nu werken gepland zijn. Het gebouw
is immers gedurende jaren verwaarloosd, zodat drastische ingrepen nodig
zijn. Een grondig onderzoek dringt zich dan ook op, zodat een restauratie
kan gebeuren met respect voor de oorspronkelijke visie en de bakstenen
architectuur.
Het doel van het onderzoek is dan ook in te gaan op het historische kader
van het gebouw, zowel de architecturale context van het gehele complex
met het bakstenen gebouw en de houten barakken als de sociale context
van de organisatie van het onderwijs tijdens de Eerste Wereldoorlog. De
historische en materiaalkundige analyse van het gebouw en de opmaak van
het schadebeeld leiden tot een waardebepaling. Op basis hiervan kunnen
restauratierichtlijnen opgesteld worden en kan gekeken worden naar de
toekomst van het gebouw.
0.4. Methodologie
De belangrijkste bron voor het onderzoek is het gebouw zelf, aangezien
de opstelling van het schadebeeld niet mogelijk is zonder opmetingen en in
situ onderzoek. Het schadebeeld van de houten spanten werd hierbij enkel
gebaseerd op visueel onderzoek, aangezien de eigenaar geen toestemming
gaf voor houtboringen.
Als tweede, belangrijke bron is het reeds vermelde dossier van Onroerend
Erfgoed, opgesteld voor de beschermingsprocedure, een belangrijk
uitgangspunt voor dit onderzoek.
Archivalisch en literatuuronderzoek vormden eveneens een omvangrijke bron
van informatie, met als voornaamste doel het terugvinden van historische
informatie (fotos, plannen, beschrijvingen) over het gebouw. De meeste
gegevens waren terug te vinden in het Archief van het Koninklijk Paleis: enkel
12 Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Beschermingsdossier School van de Koningin te Veurne (Wulveringem), 2009
een onderdeel vormt van de Interreg IV overeenkomst tussen Frankrijk en
Belgi. Dit project, waarvoor ongeveer 10 miljoen euro is uitgetrokken voor
de periode 2009-2012, loopt van september 2008 tot augustus 2012 en
moet dan overgaan in het herdenkingsproject.
De belangrijkste doelstelling van het Interreg IV-project is een nauwe
samenwerking tussen de Vlaamse en Franse partners te ontwikkelen, zodat
al voor de herdenking 2014-2018 sterke banden bestaan tussen de regios.
Daarnaast werkt men ook op toeristisch en economisch niveau samen. Op
vlak van toerisme wil men een gemeenschappelijke evenementenkalender
(Open Monumentendagen, een colloquium, expositie) en een netwerk van
belangrijke musea en grote sites ontwikkelen (hiertoe behoren naast een
paar van de musea van het actieplan van de provincie West-Vlaanderen,
ook een aantal Franse musea). Tevens wil men de toeristische mogelijkheden
van de regio uitbouwen (toeristische kaarten, herdenkingscircuits met
audiogidsen) en promoten op de Britse en de Commonwealth-markt.
Op economisch vlak wil men de lokale economie ondersteunen door
jobs te creren in de toeristische sector en op politiek niveau wil men de
verschillende politieke instanties betrekken bij het project en hen overtuigen
van het belang ervan.
Om de bescherming tegen 2014 te behalen, moet het dossier op 31 januari
2013 worden ingediend bij UNESCO, zodat het Werelderfgoedcomit tegen
de zomer van 2014 haar oordeel kan uitspreken. Belangrijke deadline voor
31/01/2013 is de herfst van 2012 wanneer het dossier inhoudelijk moet
worden nagekeken door het Werelderfgoedcentrum.
De School van de Koningin vormt binnen het kader van het UNESCO-project
n van de vele oorlogsrelicten. Wat de specifi eke beschermingsvoorwaarden
betreft, zal in principe voldaan worden aan de eis dat eigen middelen ingezet
moeten worden voor de verklaring tot erfgoed. Het beschermingsdossier is
immers lopende.
Of het gebouw een uitzonderlijke, universele waarde heeft en bijgevolg
voldoet aan een tweede belangrijke eis van UNESCO, is een van de zaken
die in deze meesterproef onderzocht zullen worden.
15
in dit archief werden fotos van het bakstenen gebouw gevonden (twee
fotos van de noordelijke gevel en twee luchtfotos). Daarnaast besloeg
de informatie in dit archief voornamelijk de periode voor de bouw van
de kinderkribbe: verscheidene fotos van de complexen Marie-Jos en
Charles-Thodore werden teruggevonden, aangevuld met documenten
over het gezondheidsaspect van het onderwijs (inspectieverslagen
betreffende de hygine, gezondheidsfi ches van de kinderen, betalingen
van linnen, eten) en brieven van kinderen aan de koningin. Deze geven
weliswaar een goed beeld van de situatie in de school, maar geven vrij weinig
informatie over het architecturaal aspect van de site (zoals bijvoorbeeld de
bouw van nieuwe barakken, aankoop van bouwmaterialen, betalingen van
bouwvakkers of aannemers).
In het Archiefcentrum voor Vrouwengeschiedenis wordt de school genoemd
in een aantal verslagen van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn,
daterend uit de periode 1921-1923. Hierdoor kan een beeld gevormd
worden van het gebruik van de School van de Koningin van vlak na de
Eerste Wereldoorlog tot aan de verkoop aan de oorspronkelijke eigenares
van de site.
Het Stadsarchief Veurne beschikt over een tekst van inspecteur Dochy13
over onderwijs tijdens de eerste wereldoorlog waarin de Gestichten van
Wulveringem kort besproken worden.
Zowel het Documentatiecentrum van het Koninklijk Museum van het Leger en
de Krijgsgeschiedenis als de dienst Stedelijke Musea Ieper hebben nog een
aantal fotos van het schoolcomplex ter beschikking, die dateren van voor
de bouw van de kinderkribbe.
In andere archieven het Algemeen Rijksarchief, de Stadsarchieven van
Ieper en Diksmuide, de Rijksarchieven van Kortrijk en Brugge, het Provinciaal
Archief West-Vlaanderen en Documentatiecentrum Monumenten en
Landschappen Brussel was geen informatie te vinden. Tevens werd contact
opgenomen met het Amerikaanse Rode Kruis en met archeoloog Birger
Stichelbaut, die met behulp van GIS-technologie en luchtfotografi sche
interpretatie luchtfotos van de periode 1914-1918 in een GIS-platform
13 DOCHY, B., Onderwijstoestanden te Veurne en Omliggende tijdens de Oorlog 1914-1918, Drukkerij Sansen, Poperinge, 1955
gentegreerd heeft. Beide instanties hadden echter geen verdere gegevens
ter beschikking.
Het literatuuronderzoek omvatte voornamelijk de opzoekingen rond het
onderwijs tijdens de Eerste Wereldoorlog. Over de school zelf is in de
literatuur vrij weinig te vinden en de gevonden informatie was steeds
zeer algemeen. In het kader van de analyse van de gehele site werd ook
informatie opgezocht over houten barakken, waarbij de tekst van Edith
Vermeiren, Ann Verdonck en Rob Troubleyn14 de voornaamste bron vormt.
Daarnaast bezorgde Maurits Timperman, lid van de Koninklijke Commissie
voor Monumenten en Landschappen, eveneens een aantal interessante
teksten: een bronuitgave van het Liber Memorialis van de parochie van
Wulveringem, dat informatie verschaft over het leven in het dorp tijdens
Wereldoorlog I, de voorpublicatie van een oorlogsdagboek van de eerste
schoolkolonie in Parijs en Leffort belge en France pendant la guerre (1914-
1918) van Albert Chatelle, adjunct-conservator van het Museum van de
Zeemacht in het Louvre.
Tenslotte vormde de infosessie Erfgoed van de Groote Oorlog de basis
voor de kadering van het gehele project. Deze werd georganiseerd door het
VIOE, het Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen en het Departement
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.
0.5. Structuur
De meesterproef omvat zowel een onderzoeks- als een ontwerpluik en
deze scriptie weerspiegelt dit. De inleiding kadert dit onderzoek binnen
de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog. In het eerste hoofdstuk
wordt de site geanalyseerd. De ruimtelijke situering, op schaal van de
omgeving en van de site, wordt behandeld en er wordt ingegaan op het
gehele complex. Hierbij worden de ontstaansreden toegelicht aan de hand
van de organisatie van de kinderopvang in het buitenland en in Belgi en
14 VERMEIREN, E. e.a., Archiefonderzoek en handleiding: Omgaan met barakken, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Brussel, 2008
16
wordt de werking van de school uitgelegd. Tenslotte wordt dieper ingegaan
op het fenomeen en de typologie van de barakken.
Na de analyse van de gehele site volgt in het tweede hoofdstuk een analyse
van de pouponnire. Hierin worden de volumewerking en de indeling van
het gebouw uitgelegd, waarna gefocust wordt op het materiaalgebruik, de
constructie en het kleurgebruik.
In hoofdstuk 3 wordt het actuele schadebeeld van het gebouw opgesteld en
dit zowel voor het exterieur als voor het interieur.
Hierna kan - in hoofdstuk 4 - de waardebepaling opgesteld worden. Eerst
wordt uitgelegd wat de basis hiervoor is, waarna aandacht gaat naar de
erfgoedwaarde, naar de territoriale en contextuele waarde en tot slot naar
de strikte monumentwaarde en de functionele draagkracht. Het hoofdstuk
wordt beindigd met de opmaak van een waarderingsplattegrond.
Het vijfde hoofdstuk focust op de toekomst van de pouponnire: er wordt
een visie ontwikkeld voor de instandhouding van het gebouw en een SWOT-
analyse van de site opgesteld. Hierna volgt een analyse van mogelijke
herbestemmingsfuncties, gevolgd door een korte uitleg over het gekozen
ontwerp, dat grondig behandeld wordt in het bijgevoegde portfolio. Het
hoofdstuk eindigt met een aantal richtlijnen voor het onderhoud en herstel,
waarna de algemene conclusie kan opgemaakt worden.
0.6. Algemene identifi catie
- Naam: School van de Koningin
- Adres: Lobbestraat 2, 8630 Wulveringem (Veurne)
- Kadaster: Veurne, 10de afdeling, sectie C, 366N
- Architect: onbekend
- Originele eigenaar: Nationaal Werk voor Kinderwelzijn
- Huidige eigenaar: Dirk Gheldof
- Bescherming: voorlopige bescherming sinds 09/12/2009
(dossiernummer DW002467)15
15 Onroerend Erfgoed (2006), Databank, Geraadpleegd op 31/05/2010, http://www.erfgoed.net/beschermingen/fi che.php?pv=W&id=003095
17
HOOFDSTUK 1ANALYSE VAN HET SCHOLENCOMPLEX TE WULVERINGEM
von Schlieffenplan [1.1]
verbrak Itali in 1914 zijn verdrag en sloot het een jaar later zelfs aan bij
de Triple Entente.
Er ontstond een oorlog op verschillende fronten: enerzijds het westelijke front,
dat van belang is voor dit onderzoek, en het oostelijke. Anderzijds waren er
ook veldslagen in de kolonies en tegen het Turkse Rijk. Deze verscheidenheid
aan fronten en het grote aantal landen dat bij de oorlog betrokken was,
hebben geleid tot de benaming van wereldoorlog.
1.1.2. Het westelijke front
Aangezien Duitsland op twee fronten tegelijk (aan Franse en aan Russische
zijde) oorlog moest voeren, ontwikkelde de chef van de Duitse Generale
Staf, Alfred von Schlieffen, een aanvalsplan (Fig. 1.1). Frankrijk had zijn
grens met Duitsland in de jaren voorafgaand aan de oorlog versterkt en
daarom wilde von Schlieffen met het Duitse leger door de neutrale landen
Belgi en Nederland trekken om van daaruit Frankrijk te kunnen aanvallen.
In dit hoofdstuk wordt de School van de Koningin in Wulveringem geplaatst
tegenover de gebeurtenissen van WO I. De oorlogssituatie aan het westelijke
front en in Belgi wordt geschetst, waarna dieper wordt ingegaan op de
toestand van het onderwijs en de oprichting van kolonies in het buitenland.
Dit vormde immers de achtergrond waartegen in 1915 het idee voor een
schoolkolonie te Wulveringem ontstond. Vervolgens volgt een ruimtelijke
analyse van het gehele scholencomplex, die verduidelijkt waarom de keuze
van stichtingsplaats op Wulveringem viel. De hierop volgende architecturale
analyse licht de organisatie van de site toe en gaat in op de gebouwen.
1.1. Overzicht van de Eerste Wereldoorlog1
1.1.1. Aanleiding
De moord op de Oostenrijks-Hongaarse aartshertog en kandidaat-
troonopvolger Frans-Ferdinand en zijn echtgenote Sophie door de
revolutionaire Bosnische student Gavrilo Princip vormde de rechtstreekse
aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. De oorlogsverklaring van Oostenrijk
aan Servi leidde immers tot een kettingreactie aan oorlogsverklaringen. Dit
was echter slechts de spreekwoordelijke druppel geweest van een confl ict
dat er al langer zat aan te komen. Aan het eind van de 19e eeuw was immers
een strijd om de economische macht in Europa ontstaan: het Duitse keizerrijk
met zijn groeiende koloniale ambities en zijn sterk uitbreidende vloot vormde
een bedreiging voor Groot-Brittanni, dat tot dan toe de grootste zeemacht
was. Ook Frankrijk, dat in 1870 nog de Frans-Duitse oorlog verloor, wilde
een Duitse economische, politieke en militaire overmacht vermijden. Dit
leidde in het begin van de 20e eeuw tot de oprichting van twee grote
allianties: de Triple Alliance met Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Itali
en de Triple Entente met Frankrijk, Groot-Brittanni en Rusland. Uiteindelijk
1 BAUWENS, J., De IJzer Het ultieme front, Tweede druk, Davidsfonds Uitgeverij nv., Leuven, 2008; DECOODT, H., Inleiding op de Eerste Wereldoorlog, Interne infosessie: Erfgoed van de Groote Oorlog, Brussel, 04/12/2009; DHAENE, J.S. & GYSEL, A., 365 fotos 1914-1918, Uitgeverij Lannoo nv., Tielt, 2009; The Long, Long Trail (2010), Geraadpleegd op 19/06/2010, http://www.1914-1918.net; TIMPERMAN, M., Liber memorialis van de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartparochie van Wulveringem, Voorbereiding bronuitgave, Veurne, 2010; VERMEIREN, E. e.a., 2008
20
Frontlijnen 1914-1918 [1.2]
De doortocht door Nederland werd echter geschrapt door von Moltke,
de opvolger van von Schlieffen. Duitsland verwachtte in Belgi niet meer
dan een symbolische weerstand en stelde dan ook op 2 augustus 1914 zijn
ultimatum aan Belgi, waarin het een vrije doortocht eiste. Belgi weigerde
dit echter en op 4 augustus vielen de Duitsers ons land binnen en schonden
zo de neutraliteit, met als gevolg de deelname van Groot-Brittanni aan de
oorlog. Door de onverwachte tegenstand mislukte het von Schlieffenplan en
ontstond een front van aan de Noordzee tot aan de Frans-Zwitserse grens.
De periode die volgde, werd gekenmerkt door verschillende grote veldslagen:
de Eerste en Tweede Slag van Ieper in 1914 en 1915, de slagen bij Verdun
en de Somme in 1916 en de Derde Slag van Ieper en de Mijnenslag van
Mesen in 1917. De winst bleef echter steeds beperkt tot enkele kilometers.
In 1918 startte op 8 augustus een groot geallieerd offensief, dat in drie
fasen (bij Mzires en Philippeville in Frankrijk en aan het front in Belgi)
leidde tot de bevrijding en de wapenstilstand van 11 november.
1.1.3. Belgi in de Eerste Wereldoorlog
Voor Belgi startte de oorlog op 4 augustus 1914 en eindigde op 11 november
1918. De tijd ertussen kan opgedeeld worden in drie grote periodes: de
bewegingsoorlog van 4 augustus tot 15 november 1914, de stellingenoorlog
van december 1914 tot 27 september 1918 en het bevrijdingsoffensief van
28 september tot 11 november 1918. De bewegingsoorlog startte met de
inval van de Duitsers en de gevechten aan de forten van Luik en Namen. Het
Belgische leger trok zich na de verliezen terug in Antwerpen, maar leed ook
hier een nederlaag.
De enige natuurlijke hindernis die overbleef in het onbezette Belgi was de
IJzer in de Westhoek. Het Belgische leger trok zich hier dan ook achter terug
en verdedigde het 40 km lange IJzerfront van Nieuwpoort tot Boezinge;
aan het front rond Ieper waren voornamelijk Britse soldaten actief (Fig. 1.2).
vervullen, zodat er op enkele uitzonderingen na geen lessen meer
gegeven werden. In april 1915 probeerde men de lessen te hervatten,
voornamelijk om de kinderen weg te houden van de straat en van de
soldaten. Regelmatige bombardementen en evacuaties bemoeilijkten echter
het onderwijs en bovendien hielden veel ouders hun kinderen thuis, waar ze
konden helpen in het huishouden of op het veld (deze extra werkkrachten
waren vaak ook nodig, wanneer bijvoorbeeld de vader of een oudere zoon
opgeroepen was door het leger). De schoolplicht, die gold vanaf mei 1914,
was nog onvoldoende ingeburgerd om al een echt effect te hebben.
Onder invloed van koningin Elisabeth en de Belgische autoriteiten probeerde
men de kinderen te beschermen. De belangrijkste actiepunten hierbij waren
het weghalen van de kinderen van het front, het onderwijs en het voorzien
van goede levensomstandigheden (hygine, voedsel).
Om alles in goede banen te leiden, werkte minister Poullet, de toenmalige
minister van Wetenschappen en Kunst, samen met twee inspecteurs (H. Marin
en B.H. Dochy, respectievelijk van de kantons Ieper en Veurne-Diksmuide)
en twee arrondissementscommissarissen (Biebuyck en Steyaert uit Ieper en
Veurne) een onderwijsplan uit. Het voornaamste doel was het hervatten van
het onderwijs en daarom moest in elke gemeente minstens n school door
het leger vrijgegeven worden. Waar dit niet kon, probeerde men les te
geven in kerken of zelfs tenten. Het halfdagstelsel, waarbij de jongens les
kregen in de voormiddag en de meisjes in de namiddag of omgekeerd,
werd in bijna alle scholen ingevoerd.
Naast deze maatregelen werd eveneens gestart met de oprichting
van schoolkolonies, voornamelijk omdat men in het onbezette Belgi de
veiligheid van de kinderen niet kon garanderen. Hierbij werd voorrang
gegeven aan de kinderen uit gemeenten waar de school niet kon worden
heropend (meestal omdat deze gemeenten dicht bij een gevarenzone of
vaak gebombardeerde plek lagen) of waarvan de ouders onvoldoende
bestaansmiddelen hadden.
Op 29 oktober zette men het gebied tussen de IJzer en de Belgische frontlinie
onder water, wat de start van de stellingenoorlog inluidde. Gedurende deze
periode waren grote offensieven aan het IJzerfront moeilijk, maar werden
aan de Ieperboog wel de Slagen van Ieper en Mesen uitgevochten.
Het bevrijdingsoffensief aan het Belgische front ving aan met de Slag om
de Heuvelkam van Vlaanderen, waarbij onder andere Passendale heroverd
werd. Het leger slaagde erin de Duitsers tot achter de Schelde en het kanaal
van Terneuzen terug te dringen. Nog voor een volgend offensief kon ingezet
worden, werd op 11 november 1918 de wapenstilstand ondertekend en
kwam een einde aan de vier jaar durende wereldoorlog.
1.2. Oorlogsrealiteit en onderwijs2
De aspecten van de Eerste Wereldoorlog zijn in de literatuur al zeer
uitvoerig besproken. Het gaat hierbij natuurlijk in de eerste plaats om alles
wat rechtstreeks met oorlog te maken heeft (veldslagen, gesneuvelden,
artillerie). De gevolgen op het dagelijkse leven (de grote stroom
vluchtelingen, de voedseltekorten) worden meestal vanuit het oogpunt van
de volwassenen bekeken, terwijl de invloed op het leven van de kinderen
een vaak vergeten aspect van de oorlogsgeschiedenis is. De hierna volgende
tekst gaat in op de problematiek van kinderen tijdens de oorlog en hoe men
hiermee destijds omging.
1.2.1. Het onderwijsplan van 1915
Door de terugtrekking van het leger achter de IJzer werden de meeste
scholen in het onbezette Belgi al snel door soldaten en vluchtelingen
ingenomen of door het Rode Kruis getransformeerd tot hospitaal. Bovendien
werden verschillende onderwijzers opgeroepen om hun dienstplicht te
2 BAUWENS, J., 2008, p. 206-212; DOCHY, B., 1955; GOULARD, C., La protection et lvacuation de lenfance belge du front entre 1914 et 1919 travers les archives de la Reine lisabeth, Mmoire Facults de Philosophie et Lettres, Universit Catholique de Louvain, 2004-2005; RIGO, L., Lenfance belge en exil pendant la Grande Guerre: des enjeux humanitaires aux enjeux politiques, Mmoire Facults de Philosophie et Lettres, Universit Libre de Bruxelles, 2004-2005; TIMPERMAN, M., Oorlogsdagboek van de eerste schoolkolonie te Parijs: mei 1914 juni 1919, Voorpublicatie, Veurne, 2010
22
nog verschillende andere initiatieven. Zo werden ondermeer in Wisques en
Wizernes twee Belgische weeshuizen opgericht en in de Drme werd een
centrum opgericht voor 300 kinderen
Een groot voordeel van de Franse kolonies was dat de leraars en leraressen
Belgen waren, vaak afkomstig van een religieuze orde. Hierdoor konden de
kinderen hun moedertaal Nederlands blijven spreken, waardoor ze minder
vervreemdden van thuis.
In Zwitserland werd het initiatief genomen door het Comit central de Secours
aux rfugis belges, dat oorspronkelijk enkel kinderen uit de frontzone
opving, maar vanaf 1917 ook konvooien uit bezet Belgi aanvaardde.
Vanaf juni 1917 weigerde Zwitserland nog meer kinderen op te vangen.
De kinderen die hier terechtkwamen, werden vaak bij een onthaalfamilie
of in een instituut geplaatst; echte kolonies zoals in Frankrijk, waren er
niet. Dit betekende ook dat de kinderen in een anderstalige omgeving
terechtkwamen, wat bij hun terugkeer naar Belgi na vier jaar vaak voor
problemen zorgde. Hetzelfde deed zich voor met de kinderen die in Groot-
Brittanni opgevangen werden.
Nederland was al van de eerste dagen van de oorlog betrokken bij de opvang
van vluchtelingen en hun kinderen. Hier ging het niet om georganiseerde
konvooien, maar om een ware toestroom van vluchtelingen, vooral uit het
bezette Belgi. In Amsterdam werd een Tehuis voor Belgische kinderen
opgericht, dat de kinderen eerst opving in een vluchtelingenhuis. Gedurende
een tweetal weken bleven de kinderen in quarantaine en daarna werden
ze opgevangen door adoptiefamilies of instituten (weeshuizen, hospitalen,
internaten). Een van de eisen voor de onthaalfamilies was dat ze moesten
verzekeren alles te doen om de echte ouders van het kind terug te vinden
en het ook terug te geven aan het einde van de oorlog.
In Rotterdam ontstonden volledige Belgische scholen, in Sluis werd eveneens
een school voor jongens opgericht. De organisatie Voor de kinderen in Vrij
Belgi uit Den Haag ving geen kinderen op, maar hield zich ondermeer
bezig met het verzamelen van fondsen en kleding voor de kolonies.
1.2.2. Kinderopvang in het buitenland
Belgische kinderen werden opgevangen in Frankrijk, Zwitserland, Nederland
en Groot-Brittani.
In mei 1915 vertrok een eerste karavaan met 300 kinderen naar Parijs,
begeleid door opvoedsters, verpleegsters, een aalmoezenier en een chef
responsable. Omdat dit transport goed verlopen was, kwamen massaal
aanvragen van ouders binnen, zodat in een paar maanden tijd duizenden
kinderen in buitenlandse schoolkolonies werden opgevangen. Daarnaast
ging men de kinderen ook thuis recruteren om ze mee te nemen naar het
buitenland.
In Frankrijk werden meer dan 60 kolonies opgericht sinds de zomer van
1915. De eerste bevonden zich in de omgeving van Parijs en in Normandi
en vingen voornamelijk de zogenaamde Enfants de lYser op. Meestal
beschikten de kolonies over gehuurde of geleende gebouwen, zoals
kastelen, oude scholen, hotels, boerderijen, fabrieken3 Ook de School
van de Koningin te Wulveringem, die in 1915 in Belgi werd opgericht,
omvatte twee bestaande boerderijen.
Laatstgenoemde school was echter niet de enige in haar soort. Zo werd in Le
Glandier een School van de Koningin opgericht, die voornamelijk kinderen
uit het bezette Belgi opving. Deze kolonie omvatte meerdere scholen, in St.
Vallier sur Rhne, Loriol en Chraute-par-Maulon, en werd geopend op 15
november 1917. Omdat legerkapitein Graux het toezicht had over zowel
de school in Wulveringem als deze in Le Glandier, was een samenwerking
tussen beiden mogelijk. Zo werden af en toe uitwisselingen van personeel,
materiaal georganiseerd.
In Rouen werden op priv-initiatief twee kastelen gebruikt voor de opvang
van kinderen. De werking van deze schoolkolonie was gebaseerd op
deze van de School van de Koningin te Wulveringem. In Bailleul richtte
gravin van den Steen de Jehay een kolonie voor 200 kinderen op, die een
vergelijkbare structuur had als deze in Wulveringem. Daarnaast waren er
3 In de literatuur werd nergens teruggevonden dat er nieuwe gebouwen geplaatst zijn, zoals wel het geval was in Wulveringem.
23
de Staatsmiddelbare school door in de gebouwen van de Nijverheidsschool
en werden aan de buitenrand van Veurne barakken opgericht voor de
lagere scholen.5
In Wulveringem zelf gebruikte men de Gemeenteschool tijdelijk als hospitaal;
in de Vrije Zustersschool werd wel nog les gegeven, al organiseerde men een
deel van de lessen in de kerk en in een bijgebouw van de Gemeenteschool,
omdat in de Zustersschool zelf ook vluchtelingen werden opgevangen. Zowel
de Gemeenteschool als de Vrije Zusterschool werden vernield in 1918.6 De
legeroverheid opende een aantal nieuwe scholen, in Booitshoeke, Adinkerke
en Veurne, waar het onderwijs doorging in barakken of bestaande hoeves.
Deze volgden echter de organisatie van de andere scholen in het onbezette
Belgi; de kinderen volgden er onderwijs, maar gingen elke dag terug naar
huis. Het werd al snel duidelijk dat ondanks de geopende scholen in onbezet
Belgi, het gevaar voor de kinderen bleef bestaan: de scholen zelf liepen
kans om gebombardeerd te worden, maar ook de weg van en naar school,
die de kinderen elke dag moesten afl eggen, was niet zonder gevaar.
Daarom werd beslist een schoolkolonie achter het front op te richten, waar
de kinderen konden verblijven. In een snel tempo werden in Wulveringem
een aantal houten barakken opgericht, die de kindertuin Marie-Jos en
de school Charles-Thodore vormden. De fi nanciering lag in handen van
Koningin Elisabeth en het Amerikaanse Rode Kruis7.
Op 2 september 1915 openden de Scholen offi cieel hun deuren en dit
oorspronkelijk voor 450 kinderen: 250 in Marie-Jos (dat al op 15
augustus opende) en 200 in Charles-Thodore (waar vanaf 5 september
effectief kinderen verbleven). Het hoofd van de school was kapitein Graux,
die ook verantwoordelijk was voor de Franse schoolkolonie Le Glandier.
5 GESQUIRE, J., Veurne tijdens de Wereldoorlog 1914-1918: Dagboek (Bijdragen tot de geschiedenis van West-Vlaanderen), Genootschap voor Geschiedenis, Brugge, 1979; VAN DEN BERGHE, F., Geschiedenis van de Latijnsche Schoole en van het Bisschoppelijk College te Veurne, Veurne, 1952
6 TIMPERMAN, M., Liber memorialis [], 2010
7 Zie Bijlage 2: Organisatie van het Amerikaanse Rode Kruis in West-Vlaanderen
Hoeveel kinderen in totaal gered werden, is moeilijk exact te achterhalen.
Volgens Caroline Goulard4 zou het gaan om ongeveer 25.000 Belgische
kinderen die in het buitenland werden opgevangen. Daarnaast kon men in
het gebied achter het front ook ruim 2000 kinderen redden. Voor beide
cijfers gaat het om kinderen uit heel Belgi, dus zowel het bezette als het
onbezette deel.
1.2.3. Kinderopvang in Belgi
Hoewel de buitenlandse schoolkolonies duizenden kinderen opvingen
gedurende de oorlog, bleven er nog een heel aantal achter in het vrije Belgi,
vaak door toedoen van hun ouders. De belangrijkste reden hiervoor was dat
de ouders geen idee hadden hoe lang hun kinderen naar het buitenland
zouden vertrekken en waar ze zouden terechtkomen (vreemde mensen, een
vreemde taal). Bovendien kwam het vrij vaak voor dat ouders het spoor
van hun kinderen kwijtraakten en dus niet zeker waren of ze hen wel ooit
nog zouden terugzien. Het thuishouden van de kinderen hield echter een
groot risico in, aangezien er regelmatig bombardementen plaatsvonden.
Verschillende kinderen kwamen daardoor om, wat koningin Elisabeth ertoe
aanzette een oplossing voor deze kinderen in de frontzone te zoeken.
Volgens het onderwijsplan diende er in elke gemeente n school geopend
te zijn. Dit onderwijs vond meestal plaats in reeds bestaande (school)
gebouwen uit de 19e eeuw, al werden hier en daar wel uitbreidingen
voorzien. Zo werden aan de drie bestaande scholen in De Panne een
aantal klassen toegevoegd. In Veurne verliep het onderwijs zeer moeilijk,
omdat de stad de spil vormde tussen het front en de bevoorradingen vanuit
Frankrijk. De Gemeentelijke Meisjesschool, die de gehele oorlog open
bleef, moest regelmatig gedurende korte periodes sluiten omwille van de
bombardementen, terwijl een deel van de gebouwen van de humaniora-
afdeling van het College door het hospitaal werden ingenomen. Een aantal
scholen sloten of verhuisden naar andere gebouwen: zo gingen de lessen van
4 GOULARD, C., 2004-2005
24
Turnles onder leiding van een legeradjudant [1.3]
Jongens in militaire kleding [1.4]
Een aspect van de gezondheid van de kinderen waren ook de spel- en
sporturen (Fig. 1.3), die vastgelegd werden in het uurrooster en gegeven
werden door een legeradjudant. Dit was niet de enige militaire invloed in
de school: de leerlingen hadden een vrij strikt rooster met weinig vrije tijd
en met een sterke nadruk op goede prestaties (zo werd vb. een foto van
de beste van de klas gedurende een week opgehangen bij fotos van de
koninklijke familie). Op fotos is eveneens te zien dat de jongens militaire
uniformen droegen (Fig. 1.4).
De fi losofi e achter het onderwijs in de School van de Koningin in
Wulveringem is erg uniek: de manier van lesgeven gericht op een zo groot
De administratieve en organisatorische leiding lagen in handen van kolonel
Albert du Roy de Blicquy, Chef van het Militair huis van koning Albert en
tevens Hoofd van het Departement van de Opperstalmeester, en tot
februari 1916 mevrouw Destre, een lerares en pedagoge.
Er werd onderwijs gegeven op negen niveaus, overeenkomend met de
leeftijd van de leerlingen en met aangepaste leermethodes en didactisch
materiaal. Het onderwijsmodel was zeer onconventioneel voor zijn tijd.
Eerst en vooral werd er gewerkt met gemengde klassen, omdat men op
die manier de lessen beter kon richten op de leeftijd van de kinderen (er
kwamen zo immers geen klassen voor met vb. meisjes van 8 tot 16 jaar) en
toch ruimte kon sparen (er moesten immers geen twee barakken, n voor
meisjes en n voor jongens, voorzien worden). Hiermee vormde de School
van de Koningin een grote uitzondering, want noch de gemeentescholen in
het onbezette Belgi, noch de schoolkolonies in het buitenland volgden deze
manier van werken.
Een tweede vernieuwing was de aandacht voor praktijklessen, waar de
kinderen hun kennis konden toepassen. De site in Wulveringem was hiervoor
zeer geschikt: er waren groentetuinen en er werden op kleine schaal varkens,
gevogelte en konijnen gekweekt. Hierdoor waren de scholen ook minder
afhankelijk van bevoorradingen van buitenaf.
Men besteedde in de school zeer veel aandacht aan hygine, zowel via
de lessen als door medische inspecties. De kinderen werden regelmatig
gecontroleerd en er werden individuele medische fi ches8 opgesteld. Nieuwe
kinderen werden voor zover mogelijk eerst in quarantaine geplaatst
of op zijn minst onderworpen aan een medisch onderzoek, dat moest
uitwijzen of het kind besmettelijke ziektes had. Epidemien vormden immers
een gevaar voor het scholencomplex, waar iedereen voortdurend dicht op
elkaar leefde. Uit de medische gegevens blijkt echter dat het sterftecijfer
bij Marie-Jos amper 3,8% bedroeg, in de afdeling Charles-Thodore
overleed zelfs niemand, wat voor een oorlogsperiode uitzonderlijke cijfers
zijn.
8 Deze zijn voor een groot deel bewaard gebleven en te raadplegen in het Archief van het Koninklijk Paleis.
25
Beernem
Ruiselede
De Panne
Nieuwpoort
Middelkerke
Alveringem
Veurne
Koksijde
Houthulst
Vleteren
Poperinge
Lo-Reninge
Oostende Brugge
Knokke-Heist
Blankenberge
De Haan
Bredene
Diksmuide
Staden
Zonnebeke
Mesen
Heuvelland
Ieper
Zedelgem
Jabbeke
Oudenburg
Gistel
Ichtegem
Kortemark
Damme
Oostkamp
Koekelare
Ardooie
Roeselare
Lichtervelde
Torhout
Hooglede
Wingene
Meulebeke
TieltPittem
Menen
Wevelgem
Ledegem
Wervik
Moorslede
Ingelmunster
Izegem
Kortrijk
Kuurne
Lendelede
Wielsbeke
Dentergem
Oostrozebeke
Zwevegem
Waregem
Deerlijk
Anzegem
Spiere-Helkijn
Avelgem
Harelbeke
Langemark-
Poelkapelle
Zuienkerke
N
Situering van de Westhoek en Veurne in West-Vlaanderen [1.5]
1.3. Ruimtelijke situering van het scholencomplex in
Wulveringem
1.3.1. Op schaal van de omgeving
De School van de Koningin is gelegen aan de Lobbestraat (vroeger
Katjeshillestraat) in Wulveringem, een deelgemeente van Veurne (Fig. 1.5)
en lag gedurende WO I in het onbezette deel van Belgi (Fig. 1.2). De site
ligt op ruim vijf kilometer van Veurne en op 25 kilometer van Ieper. Tevens
ligt de grens met Frankrijk op minder dan zeven kilometer afstand.
mogelijke onderwijskwaliteit en welzijn voor de kinderen was zeker niet
representatief voor het onderwijs van die tijd. Bovendien heeft de school
ook een vernieuwende rol gespeeld in de evolutie naar gemengd onderwijs
in Belgi.
1.2.4. Terminologie
Tot slot is het belangrijk even stil te staan bij de gehanteerde terminologie.
Over het algemeen, wanneer er in de archieven en literatuur gesproken wordt
over Scholen van de Koningin, bedoelt men daarmee het scholencomplex
in Wulveringem. Deze benaming wordt echter niet consequent enkel hiervoor
aangewend. Enerzijds gebruikt men de benaming soms voor alle scholen
waar koningin Elisabeth bij betrokken was, zodat ook de schoolkolonies in
het buitenland hiertoe gerekend worden. Anderzijds komt de benaming soms
voor bij specifi eke instellingen: de schoolkolonie Le Glandier in Frankrijk
wordt bestempeld als een School van de Koningin en de Villa St. Joseph
in De Panne wordt in een rapport van inspecteur Hellebuyck beschouwd als
derde deel van de Scholen van de Koningin, naast de delen Marie-Jos
en Charles-Thodore. Aangezien de inspecteur echter schrijft dat cole
St. Joseph: tablie prcdemment La Panne, et transfre provisoirement
ici9 kan er van uitgegaan worden, dat de leerlingen van deze school
tijdelijk werden overgebracht naar de scholen in Wulveringem en dat zo
ook hun school kortstondig een School van de Koningin werd. Dat dit maar
voorlopig was, wordt bevestigd door andere inspectieverslagen10, waarin
enkel sprake is van de cole Charles-Thodore en de Jardin Marie-Jos
en nooit een afdeling St. Joseph wordt vermeld.
In deze thesis wordt dan ook steeds de school in Wulveringem bedoeld,
wanneer gesproken wordt over de School van de Koningin. Indien het
gaat over andere schoolkolonies met deze naam, dan wordt dit specifi ek
vermeld.
9 AKP, Albert-Elisabeth nr. 759, Inspectieverslag (Inspecteur Hellebuyck), 16/09/1917
10 Onder andere in: AKP, Albert-Elisabeth, Ecole de Sa Majest la Reine Wulveringhem - Etat des lieux (Inspecteur Van Hecke), 10/05/1919; AKP, Albert-Elisabeth nr. 757, 2eme Rapport concernant ladaption des organismes Marie-Jos et Charles-Thodore en organismes scholaires & prescolaires; AKP, Albert-Elisabeth nr. 757, Jardin Marie-Jos 3me rapport
26
Poperinge
AdinkerkeVeurne
Ieper
Wulveringem
Spoorlijn Adinkerke-Poperinge [1.6]
vluchtweg dienen. Vanaf oktober 1918 stond in het station continu een trein
klaar voor de eventuele evacuatie van gewonden.
Daarnaast vormden de Staatsbaan Veurne-Ieper en het waternet
twee andere belangrijke transportaders. De vandaag verdwenen gracht
tegenover de school sloot immers aan op de Krommegracht, die op haar
beurt uitmondde in het Lo-kanaal en zo een verbinding vormde met Veurne.
Om dezelfde redenen werd in Vinkem in 1917 een veldhospitaal van het
Rode Kruis opgericht, ter ondersteuning van het hospitaal LOcan in De
Panne, waar het rond die tijd steeds minder veilig was.
Na de oorlog groeiden de dorpskernen van zowel Wulveringem en Vinkem,
wat in 1970 leidde tot een samenvoeging. Sindsdien staan beide dorpen
bekend onder de naam Beauvoorde, genoemd naar het kasteel in het
dorpscentrum (Fig. 1.8 - Nr. 3). Het landschap (Fig. 1.9) wordt gekenmerkt
door een grote aanwezigheid van weiden, akkers en boerderijen (tevens de
laatste functie van de school).
Het wegennet is zeer gefragmenteerd uitgebouwd: naar bijna elke
boerderij loopt wel een weg, maar dit zijn meestal eenvakswegen, die vaak
ook doodlopen aan de laatste boerderij die ze bedienen. De voormalige
steenwegen van groot verkeer zijn vandaag tweevaksbanen, de grind-,
tarmac- of betonwegen zijn tegenwoordig eenvaksbanen (Fig. 1.8). De
school zelf ligt aan een van de doorlopende wegen van de steenweg naar
het dorp.
Het dorp Wulveringem bevond zich gedurende de oorlog op zowat 12 km
achter het IJzerfront. Na de start van de oorlog kwam een vluchtelingenstroom
op gang naar het kleine stukje van Belgi dat nog onbezet was en ook in
Wulveringem kwamen op 1 oktober 1914 een zestigtal vluchtelingen uit
Mechelen toe, die gedurende twee maanden in het dorp werden opgevangen.
Hierna werd het onbezette Belgi echter overrompeld door soldaten en
vluchtelingen uit de frontstreek. De Belgische soldaten namen hun intrek
in huizen, hoeves, het klooster, de pastorij en de gemeentescholen van
Wulveringem. De meeste vluchtelingen werden doorgestuurd naar Frankrijk
via treinen van Wulveringem naar Adinkerke en van Adinkerke naar
Duinkerke11.
In 1915 had het Belgische leger immers een spoorlijn12 aangelegd tussen
Adinkerke en Poperinge (Fig. 1.6), die moest zorgen voor de bevoorrading
van het front (en hierdoor ook een doelwit vormde voor de Duitsers). Deze
34 km lange lijn had haltes in Adinkerke, Houtem-Wulveringem, Leisele-
Izenberge, Beveren-Stavele, Roesbrugge, Proven en Poperinge13. Het station
van Houtem-Wulveringem stond ook bekend onder de naam Elzentap en
situeerde zich ten oosten van de dorpskernen (Fig. 1.7). Het speelde een
belangrijke rol in de aanvoer van munitie door het nabijgelegen depot, dat
in juli 1918 gedeeltelijk werd vernield door een granaatinslag.14
Dit station vormde een van de redenen waarom de School van de Koningin
(Fig. 1.8 - Nr. 4) werd gesitueerd in Wulveringem. De spoorlijn bood immers
bevoorradingsmogelijkheden, maar kon tevens in uiterste nood als
11 TIMPERMAN, M., Liber memorialis [], 2010
12 Kevers, P. (18/05/2010), Belgische spoorlijnen, Geraadpleegd op 26/06/2010, http://users.telenet.be/pk/lijnen.htm
13 Na de oorlog werd de lijn gebruikt voor personenverkeer (tot 1930) en goederentransport. In 1932 werd de lijn gesplitst in twee trajecten, Adinkerke-Beveren en Roesbrugge-Poperinge, omdat de spoorwegmaatschappij een brug tussen Beveren en Roesbrugge niet meer wilde vernieuwen. In 1941 werd de lijn afgebroken op bevel van de Duitsers. Vandaag zijn hier en daar nog sporen terug te vinden; zo is onder andere het station Houtem-Wulveringem nog bewaard.
14 DE LAUNOY, J., Oorlogsverpleegsters in bevolen dienst (1914-1918), Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent, 2000
27
De dorpskernen van Wulveringem en Vinkem [1.7]Rechtsboven de schoolsite (grootte ten tijde van WO I) en linksonder de Elzen Taphoek
28
Gemeentegrens
Staatsbaan
Steenweg van groot verkeer
Grind-, tarmac- of betonweg
Waterloop
Dorspkern
Kerk van Wulveringem
Kerk van Vinkem
Kasteel van Beauvoorde
School van de Koningin
1234
LEGENDE
Ring
slot
Krommegracht
Kromm
egra
cht
Lo-kanaal
Oerenbeek
Schaapsvliet
Vink
enb
eek
Dorp
sstra
at
Kleine merriestraa
t
Leis
ele
stra
at
L
e
i
s
e
l
e
s
t
r
a
a
t
Ketseweg
Moerestraat
Ketse
weg
Renin
ghe e
rs
dijkstra
at
Kleine merriestraat
kasteeldreef
Boonakkerstraat
Lobbe
straat
Mole
nstraa
t
Mole
ns
traat Oerenstra
at
Lovaartweg
KerkstraatZom
erweg
Priva
te weg
Schaapst r aatje
Alveringem
straatje
Grote m
erriestraat
Sta
atsb
aan V
eurne
-IeperBeauvoorde
Rening
heer
sdij k
stra
at
Kwadestraat
BULSKAMP
HO
UTEM
VEU
RNE
OEREN
ALV
ERIN
GEM
IZENBERGELEISELE
STEENKERKE
WULVERINGEM
VINKEM
1
2
4
3
N
De dorpen Wulveringem en Vinkem [1.8]
29
Luchtfoto van Wulveringem [1.9]Aanduiding van de site (grootte ten tijde van WO I - streepjeslijn) en de dorpskern (stippellijn)
(Fig. 1.15, Fig. 1.18 & Fig. 1.19) voorzien voor de kinderen van 0 tot 3 jaar.
Het directeurspaviljoen (Fig. 1.14 & Fig. 1.20) bevond zich in het gedeelte
Marie-Jos en tussen beide afdelingen stonden een houten kerk (Fig.
1.14 & Fig. 1.21) met een verblijf voor de aalmoezenier, de groep voor de
stroomvoorziening en een garage.
1.3.2. Op schaal van de site
Tijdens WO I was de site (Fig. 1.10 & Fig. 1.11) ongeveer 11 hectare groot.
Ze grensde in het noorden aan de Lobbestraat en in het oosten aan de
Molendreef. Het terrein bestond uit twee aparte eenheden, een gedeelte
Charles-Thodore (Fig. 1.12) voor kinderen van 8 tot 15 jaar en een
gedeelte Marie-Jos (Fig. 1.13) voor de 3 tot 8-jarigen.
Voor de allerkleinsten was oorspronkelijk een plaats voorzien in het gedeelte
Marie-Jos, maar in 1918 werd tussen beide delen een bakstenen gebouw
30
Luchtfoto van de site, gekeken vanaf het zuiden [1.10]
Luchtfoto van de site (afdeling Marie-Jos kerk pouponnire), gekeken vanaf het noorden [1.11]
Indeling van de site - Kinderkribbe [1.15]Indeling van de site Afdeling Marie-Jos [1.13]
Indeling van de site Kerk (links) en directeurspaviljoen (rechts) [1.14]Indeling van de site Afdeling Charles-Thodore [1.12]
32
Hoeves waarrond de afdelingen Charles-Thodore (links) en Marie-Jos (rechts) werden opgebouwd [1.16]
De huidige (stippellijn) en de voormalige (streepjeslijn) site [1.17]1 Pouponnire - 2 Stal - 3 Stal - 4 Loods - 5 Hoeve, destijds deel van Marie-Jos
N
1
2
3
4
5
Lobbestraat
Katjeshillestraat
M
olendreef
N
Legende
Gebouwen
Omwallingen
Erven
Boomgaarden
Wegen
Dreven
Een militaire stafkaart van 1890 toont duidelijk dat al voor de oorlog twee
hoeves op het terrein van de School van de Koningin gelegen waren (Fig.
1.16). Net zoals de meeste hoeves in de omgeving waren deze omwald en
omringd door erven en boomgaarden. Ze vormden in 1915 de basis voor
de opbouw van de afdelingen Charles-Thodore en Marie-Jos15.
De huidige site (Fig. 1.17) is vijf hectare groot en grenst enkel aan de
noordelijke kant aan een straat; aan de andere zijdes wordt het omsloten
door velden. Op het terrein, dat toegankelijk is via een dreef (Fig. 1.26),
staan naast het bakstenen gebouw (Fig. 1.24 & Fig. 1.25) ook nog twee
stallen en een loods (Fig. 1.27). Deze laatste werd in 1956 toegevoegd en
in 1991 uitgebreid. Zowel de noordelijk (Fig. 1.28) als de zuidoostelijk (Fig.
1.29) gelegen stal dateren van rond 1946.
15 Hier wordt dieper op ingegaan in 1.4.1 Organisatie van de site, p. 40.
33
Zicht op de noordgevel van de pouponnire (1921) [1.18]
34
Zicht op de noord- en westgevel van de pouponnire (1921) [1.19]
35
Slaapzalen Marie-Jos [1.23]Kerk [1.21]
Speelzaal en konijnenren Charles-Thodore [1.22]Directeurspaviljoen [1.20]
36
Zuidelijke gevel van de pouponnire (2010) [1.24]
37
Zicht op de noordelijke en westelijke gevel (2010) [1.25]
38
Zuidoostelijke stal (2010) [1.29]Loods (2010) [1.27]
Noordelijke stal (2010) [1.28]Dreef (2010) [1.26]
39
Situering van de hospitalen aan het front [1.31]
Houten paviljoenen van het hospitaal Cabour in Adinkerke met op de achtergrond het centrale bakstenen gebouw [1.30]
1.4. Architecturale analyse van het scholencomplex te
Wulveringem
1.4.1. Organisatie van de site
De opbouw van de school met afdelingen aan weerszijden van een centraal
gebouw, was vergelijkbaar met deze van de militaire hospitalen van WO I
(Fig. 1.31).
Zo waren de 22 houten barakken van het Cabour Chirurgical in Adinkerke
opgebouwd rondom een jachtpaviljoen (Fig. 1.30). Op de plannen van het
Modelhospitaal van de Medische Dienst in Beveren-aan-de-IJzer16 is te
zien dat de paviljoenen waarin de gewonden werden opgevangen rondom
het centrale gedeelte stonden, waarin zich de operatiezaal, de narcosezaal
en de laboratoria bevonden.
Het Veldhospitaal van het Rode Kruis in Vinkem (Fig. 1.32) was, net
zoals de school, opgebouwd uit een bakstenen centraal gebouw (met
operatiezalen, radiografi e). De houten paviljoenen van het hospitaal
waren aaneengeschakeld tot twee vleugels aan weerszijden van het
gebouw.17
16 Zie Bijlage 3: Plattegrond van het militair hospitaal in Beveren-aan-de-IJzer
17 EVRARD, E. e.a., Asklepios onder de wapens - 500 jaar militaire geneeskunde in Belgi, Wetenschappelijke vereniging van de militaire Medische dienst, 1991; JANSSENS, P., Belgische veldhospitalen tijdens de Eerste Wereldoorlog, Brussel (Algemeen Rijksarchief Studies over de Eerste Wereldoorlog 1), 2001
40
Hospitaal in Vinkem [1.32]
41
12
2
3
Schematische voorstelling van de site [1.34]1 Kerk - 2 Groentetuinen - 3 Verzamelplaats
Knuppelpaden tussen de barakken [1.33]
Het centrale gebouw in een dergelijke compositie bevatte vaak de meest
kritieke functies: bij de hospitalen waren dit de operatiezalen, bij de
school was dit de opvang van de allerkleinsten (die bij een eventueel
bombardement niet zelf konden vluchten). Dit is ook de reden waarom
deze gebouwen uit steviger materiaal vervaardigd werden dan de andere
constructies op de site.
Dat de school op vlak van organisatie op de site aanleunt bij de militaire
hospitalen uit dezelfde periode is niet verbazingwekkend: de gebouwen
werden immers opgericht onder leiding van de Gnie du Grand Quartier
Gnral, een afdeling van het leger die zich bezighield met de bouw en het
onderhoud van constructies.
De gebouwen op de site waren met elkaar verbonden door middel van
verhoogde houten knuppelpaden (Fig. 1.33), zodat ook bij winterse
omstandigheden alle gebouwen gemakkelijk bereikbaar bleven.
Tussen beide afdelingen liep een weg (Fig. 1.34), die langs de kerk (Fig.
1.34 - Nr. 1), de twee grootste groentetuinen van de school (Fig. 1.34 - Nr.
2) en de verzamelplaats (Fig. 1.34 - Nr. 3) liep.
Beide afdelingen beschikten over water via een aantal grachten die langs
en op de site liepen. Waar deze exact gesitueerd waren, is niet duidelijk af
te leiden uit de luchtfotos; enkel twee voorlopige inplantingsplannen van de
afdeling Marie-Jos tonen een van de grachten (Fig. 1.35 & Fig. 1.36).
42
Voorlopig inplantingsplan voor de afdeling Marie-Jos, dd. 28 juli 1915 [1.35]
Voorlopig inplantingsplan voor de afdeling Marie-Jos, datum onbekend [1.36]
43
De afdeling Marie-Jos met vermoedelijke invulling van de functies [1.37]1 Ingang - 2 Ziekenafdeling - 3 Klassen - 4 Slaapzalen - 5 Hangar - 6 Ateliers, keuken en slagerij - 7 Speelzalen - 8 Quarantaineafdeling, toiletten, opslagplaatsen - 9 Directeurspaviljoen - 10 Serre en kippenhok
2
7
5
4
3
1
6 68
910
N
1.4.1.1. Afdeling Marie-Jos
Van de afdeling Marie-Jos bestaan twee voorlopige inplantingsplannen
(Fig. 1.35 & Fig. 1.36). Deze dateren van voor de ingebruikname van de
site, waardoor ze niet volledig zijn. Bovendien verschillen beide plannen
van elkaar en wordt voor de hoeve Veramme (die vandaag nog steeds
bestaat) de indeling gegeven van voor de ingebruikname. Het defi nitieve
inplantingsplan werd niet teruggevonden, zodat op basis van de beschrijving
in het inspectieverslag van 191918 en historische fotos werd afgeleid welk
gebouw welke functie kreeg.
De afdeling voor de kleinsten (Fig. 1.37), met ingang langs de Lobbestraat
(Fig. 1.37 - Nr. 1 & Fig. 1.38), bevond zich ten oosten van de pouponnire
en omvatte, naast een groot aantal houten barakken, ook een bakstenen
hoeve (Fig. 1.37 - Nr. 2), waarin de ziekenafdeling werd ondergebracht19.
Deze afdeling omvatte naast de ziekenzaal ook een opslagplaats, een
badkamer, een slaapkamer voor de verpleegster en een kamer voor het
medisch materiaal.
Er waren in totaal zes houten klasgebouwen (Fig. 1.37 - Nr. 3), waarin
telkens aan ongeveer 40 leerlingen les werd gegeven: twee gebouwen voor
de al iets oudere kinderen, drie voor de kleintjes en een klasgebouw met
werkplaats.
De vijf slaapzalen (Fig. 1.37 - Nr. 4), waarvan n met bureau, werden
ondergebracht in grotere houten barakken, gelegen langs de ingangsweg.
Deze zalen (Fig. 1.39) omvatten twee kleine slaapkamers voor de oppassers,
de slaapzaal, een badkamer, een vestiaire en twee wcs.
Achteraan de site bevonden zich een grote hangar (Fig. 1.37 - Nr. 5) en
barakken met een kleermakers- en schoenmakersatelier, een keuken, een
slagerij, een bewaarplaats voor meel en de refters voor de zusters en het
18 AKP, 10/05/1919
19 In het inspectieverslag staat immers enkel bij de infi rmeries de aanduiding en briques.
44
Ingang van de afdeling Marie-Jos [1.38]Op de achtergrond rechts twee slaapbarakken (4) en links het directeurspaviljoen (9) en het kippenhok (10)
Legende
1 Slaapzaal
2 Slaapkamers voor oppassers
3 Badkamer
4 Vestiaire
5 Wcs
1
2 2
3 4
5 5Hypothetische reconstructie van een slaapzaal [1.39]
personeel (Fig. 1.37 - Nr. 6).
Aan de oostelijke zijde waren waarschijnlijk de grote speelzaal en de kleine
speelzaal met refter (Fig. 1.37 - Nr. 7) gelegen.
In het midden van de afdeling bevonden zich dan vermoedelijk de andere
functies: een quarantaineafdeling met een slaapzaal en acht cellen, een
barak om aardappelen te schillen en barakken met toiletten en urinoirs (Fig.
1.37 - Nr. 8). Deze waren tegenover het directeurspaviljoen (Fig. 1.20 &
Fig. 1.37 - Nr. 9) gelegen, waarachter volgens het verslag een serre en een
kippenhok in baksteen (Fig. 1.37 - Nr. 10) stonden. Daarnaast bevonden
zich op de site ook nog een erf met een varkenshok en een opslagplaats
voor kolen.
45
De afdeling Charles-Thodore met vermoedelijke invulling van de functies [1.40]1 Ingang - 2 Ziekenafdeling - 3 Opslagplaats voor gesteriliseerde apparatuur - 4 Slaapzalen - 5 Speelzaal - 6 Amerikaanse slaapzaal - 7 Kippenren - 8 Toiletten en opslagplaats voor kolen - 9 Huishoudschool - 10 Klassen en werkplaats - 11 Toiletten - 12 Droogkamer en schrijnwerkerij - 13 Ateliers - 14 Slaapzaal voor soldaten - 15 Opslagplaats en douches
2
3
54
1
9
68
10
7
12
13
4
14
11 15
N
1.4.1.2. Afdeling Charles-Thodore
Van deze afdeling, die eveneens haar hoofdingang had langs de
Lobbestraat (Fig. 1.40 - Nr. 1 & Fig. 1.41), werden geen inplantingsplannen
teruggevonden, zodat de afl eiding van de functies eveneens op basis van
de historische (lucht)fotos en het inspectieverslag gebeurde.
Ook hier maakte een voormalige hoeve, die vandaag echter niet meer
bestaat, deel uit van de afdeling. Aangezien hier verschillende functies in
bakstenen gebouwen zijn ondergebracht, is het iets minder duidelijk welke
functie de oude hoeve kreeg. Aangezien de hoeve (Fig. 1.40 - Nr. 2) het
grootste bakstenen gebouw van de afdeling was, werd hier waarschijnlijk,
net zoals bij Marie-Jos de ziekenafdeling ondergebracht.
In de afdeling Charles-Thodore lagen bij de verpleegzaal ook een
consultatiekamer, een apotheek en een kamer voor de verpleegster. In
de hoeve bracht men eveneens een refter voor de kinderen en een voor
het werkpersoneel onder, een keuken en eetzalen voor de religieuze
verpleegsters en onderwijzers en voor het administratief personeel.
Het inspectieverslag vermeldt ook een bakstenen opslagplaats (Fig. 1.40
- Nr. 3), waarin gesteriliseerde apparatuur werd bewaard. Waarschijnlijk
lag dit bakstenen gebouwtje vlakbij de voormalige hoeve, aangezien zo de
Ingang van de afdeling Charles-Thodore [1.41]
Speelzaal [1.42]
apparatuur niet ver van de ziekenboeg verwijderd was.
Er waren vier slaapzalen, waaronder n slaapzaal in twee delen en twee
gewone slaapzalen (Fig. 1.40 - Nr. 4). Tussen de slaapzalen bevond zich een
grote speel- en turnzaal (Fig. 1.40 - Nr. 5 & Fig. 1.42). Een van de andere
twee slaapzalen was een Amerikaanse slaapzaal, al is het onduidelijk welk
gebouw dit precies was. Vermoedelijk gaat het hier om de grootste barak,
aangezien dit zich vlakbij de andere slaapzalen bevindt, maar groter is (Fig.
1.40 - Nr. 6). Bij deze Amerikaanse slaapzaal hoorde ook een verblijfplaats
voor de dokter.
Achter de speelzaal waren een kippenren (Fig. 1.40 - Nr. 7), twee barakken
met toiletten en een opslagplaats voor kolen (Fig. 1.40 - Nr. 8) gelegen.
De huishoudschool met klas werd ondergebracht in een bestaand bakstenen
gebouw (Fig. 1.40 - Nr. 9). Daarnaast zijn er nog twee klassen en een
werkplaats, met een naaikamer voor de zusters (Fig. 1.40 - Nr. 10),
waarachter zich volgens het verslag twee barakken met toiletten (Fig. 1.40
- Nr. 11) bevonden.
In een ander bakstenen gebouw op de site werd de droogkamer
ondergebracht, met aansluitend een schrijnwerkerij (Fig. 1.40 - Nr. 12).
Achter dit gebouw waren twee wcs voorzien, een konijnenren en een
opslagplaats.
In de meest oostelijk gelegen gebouwen waren waarschijnlijk een waskamer
en een kleermakersatelier (in bakstenen gebouwen) en een schoenmakers-
en strijkatelier (in houten gebouwen) ondergebracht (Fig. 1.40 - Nr. 13).
In deze afdeling was eveneens een slaapzaal voor soldaten (Fig. 1.40 - Nr.
14) voorzien in een bakstenen gebouw.
Tenslotte waren er nog de barakken, bestemd voor de opslag van voedsel
en van dekens, ondergoed en schoenen. Hier werden ook twee kleine
slaapkamers voor zusters ondergebracht. Op de site bevonden zich ook nog
aparte douches en lavabos. Al deze functies werden waarschijnlijk in de
barakken langs de ingangsweg (Fig. 1.40 - Nr. 15) georganiseerd.
47
Barakken van het type Fortem [1.44]
Refter School van de Koningin te Wulveringem [1.45]
Structuur van de barak [1.43]
1.4.2. Barakken
De barakken op de site waren bijna allemaal gelijkaardig qua structuur (Fig.
1.43). Onderzoek naar het type barak geeft twee mogelijke benamingen:
enerzijds was er de barak type Fortem, een Belgische barak (Fig. 1.44).
Anderzijds had een van de refters van de School van de Koningin dezelfde
structuur als deze van de kapel van het hospitaal in Beveren-aan-de-IJzer
(Fig. 1.45 & Fig. 1.46). Deze barakken stonden bekend onder de naam
barakken van de Section Sanitaire Automobile of S.S.A.-barakken en
werden gebruikt voor de hospitalen in Beveren-aan-de-IJzer (Fig. 1.47) en
Adinkerke (Fig. 1.48).
Aangezien beide types zo sterk op elkaar lijken (van de barak type
Fortem is er geen vergelijking met het binnenzicht mogelijk), gaat het hier
waarschijnlijk gewoon om een dubbele benaming.
48
Kapel Beveren-aan-de-IJzer [1.46]
Houten paviljoen van het hospitaal in Beveren-aan-de-IJzer [1.47]
Paviljoenen van het hospitaal in Adinkerke [1.48]
De barakken waren opgebouwd uit houten portieken (Fig. 1.43 & Fig. 1.49),
die elke 1,5m herhaald werden. Ze waren 6m breed, 25m lang en hadden
een hoogte van 5m (tot in de nok van de lichtschacht). Een aantal barakken
op de site hadden licht afwijkende afmetingen, maar hadden wel dezelfde
(of zeer sterk gelijkende structuur) en waren dus gebaseerd op hetzelfde
basistype. Deze lichte structuur liet een snelle opbouw van de barakken toe.
De afwerking van het dak en de vloer gebeurde met respectievelijk
bitumenkarton en linoleum en de bekleding van de wanden bestond uit
houten latten, aangebracht volgens een dubbele betimmering: op fotos is
aan de buitenzijde een verticale beplanking te zien en aan de binnenzijde
een horizontale (Fig. 1.45 & Fig. 1.50). De toegang bevond zich in de
kopse gevels; de ramen in de langse gevels werden elke travee herhaald.
Samen met de verhoogde lichtstraat zorgden de ramen voor vrij goede
verluchtingsmogelijkheden. Om koude en vochtigheid zoveel mogelijk tegen
te gaan, verhoogde men de houten vloer van de barak door middel van
sokkels (Fig. 1.50). Het is op de fotos moeilijk te zien uit welk materiaal de
sokkels gemaakt waren, maar de meest courant gebruikte materialen waren
hout of baksteen.
Naast deze barak kwam in de afdeling Charles-Thodore ook een barak
voor met een gebogen dak, die dienst deed als speelzaal (Fig. 1.42 & Fig.
1.51). Het type van deze barak is onduidelijk en het was de enige in zijn
soort op de site. Ook de tekst over de barakken van Jabbeke20 kon geen
uitsluitsel geven over het type barak, al blijkt wel dat barakken met een
boogvorm meestal van Engelse afkomst zijn.
De kerk van de School van de Koningin (Fig. 1.21) is een uitgebreider
type van de S.S.A.-barakken, met een dubbel zadeldak. Opvallend is
de constructie van de kerktoren: men bouwde de houten structuur van de
toren op een basis van baksteen (Fig. 1.52), maar werkte eerst de spits af
(Fig. 1.53 & Fig. 1.54) om pas daarna de toren te bekleden met houten
20 VERMEIREN, E. e.a., Archiefonderzoek en handleiding: Omgaan met barakken, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Brussel, 2008
49
Verticale beplanking van de barak en ophoging op sokkels [1.50]
Barak met boogvorm [1.51]
Portieken van de barak (links: uiterste - rechts: interne) [1.49]
50
Basis van de kerk uit baksteen [1.52]
Opbouw van de kerktoren [1.53]
Structuur van de toren met afgewerkte spits [1.54]
Aanbouw aan de kerk [1.55]
51
Slaapzalen van de afdeling Marie-Jos, gelegen langs de ingangsweg [1.56]
Geschilderde draagstructuur [1.57]
beplanking. Op fotos uit 1917 is tevens nog te zien dat aan de kerk twee
kwartcirkelvormige apsidiolen werden toegevoegd.
1.4.3. Decoratie
Wat opvalt aan een aantal gebouwen op de site is de decoratie die er op
werd aangebracht. Op zich was het niet echt uitzonderlijk om een gebouw te
schilderen en binnenin te versieren, maar in een oorlogssituatie was dit niet
zo vanzelfsprekend. Het directeurspaviljoen (Fig. 1.20) zag er bijvoorbeeld
vrij idyllisch uit, met het houten brugje over de gracht, de bloemen aan het