185
1 Doseringsadviezen bij dialyse De doseringsadviezen in dit document zijn opgesteld door de KNMP. De adviezen zijn gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en registratiedossiers en zijn beoordeeld door de multidisciplinaire Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie en dialyse. Ze zijn ook te raadplegen via de KNMP Kennisbank, het Informatorium Medicamentorum en de medicatiebewaking in de arts- en apotheekinformatiesystemen. Dit document kan worden doorzocht met de functie ‘Ctrl + F’. De geneesmiddelen zijn in alfabetische volgorde opgenomen. Per geneesmiddel wordt een advies voor hemodialyse en voor peritoneaaldialyse gegeven. Achter de titel van het advies staat, rechts uitgelijnd, een nummer. Door op dit nummer te klikken, wordt de bijbehorende Risicoanalyse geopend. In de Risicoanalyse wordt de gebruikte literatuur beschreven, alsook de argumenten die hebben meegespeeld bij de totstandkoming van het advies. Voor een overzicht van de beoordeelde geneesmiddelen zie onderaan dit document. Bij de beoordeling zijn numerieke codes toegekend aan de literatuurreferenties. Deze geven een indicatie voor de kwaliteit van bewijs van een studie. De codes worden toegelicht in het document ‘Bewijskracht’. Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie en dialyse Dr. C.F.M. Franssen, internist-nefroloog, UMC Groningen, Groningen Prof. dr. T. van Gelder, internist-nefroloog, klinisch farmacoloog, Erasmus MC, Rotterdam Drs. A.K. Grossklaus, openbaar apotheker, Apotheek Hoogland, Sliedrecht Mevr. drs. C.H.M. Kerskes, ziekenhuisapotheker, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven Mevr. drs. M.J. Krol- van Straaten, internist-nefroloog, HagaZiekenhuis, Den Haag Mevr. dr. M. A. van Leeuwen-Artz, internist-nefroloog, Amphia Ziekenhuis, Breda Prof. dr. R.J. van Marum, klinisch geriater, klinisch farmacoloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch Prof. dr. C. Neef, ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog, AZM, Maastricht Prof. dr. D.J. Touw, ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog/toxicoloog ERT, UMC, Groningen

Doseringsadviezen bij dialyse - KNMP.nl …...ureum- en creatinineconcentraties, gevolgd door nierfalen. Bij een vrouw die hemodialyse onderging en bij wie neurologische klachten optraden

  • Upload
    others

  • View
    19

  • Download
    1

Embed Size (px)

Citation preview

1

Doseringsadviezen bij dialyse

De doseringsadviezen in dit document zijn opgesteld door de KNMP. De adviezen zijn gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en registratiedossiers en zijn beoordeeld door de multidisciplinaire Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie en dialyse. Ze zijn ook te raadplegen via de KNMP Kennisbank, het Informatorium Medicamentorum en de medicatiebewaking in de arts- en apotheekinformatiesystemen.

Dit document kan worden doorzocht met de functie ‘Ctrl + F’.

De geneesmiddelen zijn in alfabetische volgorde opgenomen. Per geneesmiddel wordt een advies voor hemodialyse en voor peritoneaaldialyse gegeven. Achter de titel van het advies staat, rechts uitgelijnd, een nummer. Door op dit nummer te klikken, wordt de bijbehorende Risicoanalyse geopend. In de Risicoanalyse wordt de gebruikte literatuur beschreven, alsook de argumenten die hebben meegespeeld bij de totstandkoming van het advies.

Voor een overzicht van de beoordeelde geneesmiddelen zie onderaan dit document.

Bij de beoordeling zijn numerieke codes toegekend aan de literatuurreferenties. Deze geven een indicatie voor de kwaliteit van bewijs van een studie. De codes worden toegelicht in het document ‘Bewijskracht’.

Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie en dialyse

• Dr. C.F.M. Franssen, internist-nefroloog, UMC Groningen, Groningen• Prof. dr. T. van Gelder, internist-nefroloog, klinisch farmacoloog, Erasmus MC,

Rotterdam• Drs. A.K. Grossklaus, openbaar apotheker, Apotheek Hoogland, Sliedrecht• Mevr. drs. C.H.M. Kerskes, ziekenhuisapotheker, Catharina Ziekenhuis, Eindhoven• Mevr. drs. M.J. Krol- van Straaten, internist-nefroloog, HagaZiekenhuis, Den Haag• Mevr. dr. M. A. van Leeuwen-Artz, internist-nefroloog, Amphia Ziekenhuis, Breda• Prof. dr. R.J. van Marum, klinisch geriater, klinisch farmacoloog, Jeroen Bosch

Ziekenhuis, Den Bosch• Prof. dr. C. Neef, ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog, AZM, Maastricht• Prof. dr. D.J. Touw, ziekenhuisapotheker, klinisch farmacoloog/toxicoloog ERT, UMC,

Groningen

2

Doseringsadviezen bij dialyse

Hemodialyse: acamprosaat 6753

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van acamprosaat verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of acamprosaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Bij gevallen van acute overdosering met acamprosaat alleen werden in het algemeen geen symptomen gemeld. Diarree was het enige symptoom dat aan een overdosis acamprosaat kon worden toegeschreven.

Literatuur:

1. SPC Campral.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: acamprosaat 6754

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van acamprosaat verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of acamprosaat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Bij gevallen van acute overdosering met acamprosaat alleen werden in het algemeen geen symptomen gemeld. Diarree was het enige symptoom dat aan een overdosis acamprosaat kon worden toegeschreven.

Literatuur:

1. SPC Campral.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: acebutolol 6442

Bij verminderde nierfunctie cumuleert de actieve metaboliet diacetolol. Deze metaboliet heeft een betablokkerend effect. Acebutolol en de actieve metaboliet worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse 1. 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval, op dialysedagen

laatste dosis toedienen na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen, hypoglykemie.

3

Literatuur:

1. SPC Acebutolol. 2. Roux A ea. Pharmacokinetics of acebutolol in patients with all grades of renal failure.

Eur J Clin Pharmacol 1980;17:339-48.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: acebutolol 6443

Bij verminderde nierfunctie cumuleert de actieve metaboliet diacetolol. Deze metaboliet heeft een betablokkerend effect. Het is onbekend of acebutolol en de actieve metaboliet worden verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen, hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Acebutolol TEVA.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: acenocoumarol 6871

Bij hemodialyse is geen actie nodig. De dosering van acenocoumarol wordt bepaald door de trombosedienst op basis van de INR; dit is bij dialysepatiënten niet anders. Acenocoumarol wordt niet verwijderd door hemodialyse.

Patiënten met een verminderde nierfunctie hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie. Patiënten met een verminderde nierfunctie die zijn ingesteld op een cumarine hebben vaker een INR buiten het streefgebied; frequentere controle van de INR kan nodig zijn.

Literatuur:

1. SPC acenocoumarol. 2. Nochaiwong S ea. Efficacy and safety of warfarin in dialysis patients with atrial

fibrillation: a systematic review and meta-analysis. Open Heart 2016;3:e000441. 3. Gompou A ea. INR deviations in hemodialyzed patients under low dose oral

anticoagulant therapy. Int J Artif Organs 2009;32:752-5. 4. Shah M ea. Warfarin use and the risk for stroke and bleeding in patients with atrial

fibrillation undergoing dialysis. Circulation 2014;129:1196-203. 5. Limdi NA ea. Kidney function influences warfarin responsiveness and hemorrhagic

complications. J Am Soc Nephrol 2009; 20:912-21.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: acenocoumarol 6872

Bij peritoneale dialyse is geen actie nodig. De dosering van acenocoumarol wordt bepaald door de trombosedienst op basis van de INR; dit is bij dialysepatiënten niet anders. Acenocoumarol wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

4

Patiënten met een verminderde nierfunctie hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie. Patiënten met een verminderde nierfunctie die zijn ingesteld op een cumarine hebben vaker een INR buiten het streefgebied; frequentere controle van de INR kan nodig zijn.

Literatuur:

1. SPC acenocoumarol. 2. Nochaiwong S ea. Efficacy and safety of warfarin in dialysis patients with atrial

fibrillation: a systematic review and meta-analysis. Open Heart 2016;3:e000441. 3. Shah M ea. Warfarin use and the risk for stroke and bleeding in patients with atrial

fibrillation undergoing dialysis. Circulation 2014;129:1196-203. 4. Limdi NA ea. Kidney function influences warfarin responsiveness and hemorrhagic

complications. J Am Soc Nephrol 2009; 20:912-21.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: acetazolamide 6629

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van acetazolamide optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Acetazolamide wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie o gebruik vermijden

Als dit niet kan 62,5-125 mg per dag

Klinische gevolgen: Een studie toonde aan dat acetazolamide bij hemodialysepatiënten in sterkere mate metabole acidose veroorzaakt dan bij patiënten met normale nierfunctie. De concentratie van serumfosfor, alkalinefosfatase en parathyroïdhormoon is verhoogd bij hemodialyse, serum calcium is afgenomen. Waarschijnlijk komt dit door interactie met het extrarenale buffersysteem. Verder is beenmergdepressie (leukopenie, aplastische anemie, trombocytopenie, agranulocytose) gemeld.

Literatuur:

1. SPC Diamox. 2. Schwenk MH ea. Acetazolamide toxicity and pharmacokinetics in patients receiving

hemodialysis. Pharmacotherapy 1995;15:522-7. 3. Vaziri ND ea. Hemodialyzability of acetazolamide. South Med J 1980;73:422-3 4. Roy LF ea. Acetazolamide in hemodialysis patients: a rational use after ocular

surgery. Am J Kidney Dis 1992;20:650-2 5. De Marchi S ea. Severe metabolic acidosis and disturbances of calcium metabolism

induced by acetazolamide in patients on haemodialysis. Clin Sci (Lond) 1990;78:295-302.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: acetazolamide 6630

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van acetazolamide optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Acetazolamide wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

5

gebruik vermijden Als dit niet kan

o 62,5-125 mg per dag

Klinische gevolgen: Acetazolamide wordt niet gemetaboliseerd en in onveranderde vorm uitgescheiden met de urine. Het remt het enzym koolzuuranhydrase. In de nieren leidt dit tot remming van de terugresorptie van waterstofcarbonaat en toename van de excretie van natrium en kalium in de proximale tubulus en daarmee tot diurese. De urine wordt alkalisch en er kan een metabole acidose ontstaan.

Bijwerkingen van acetazolamide zijn onder andere metabole acidose bij langdurig gebruik of bij gebruik in hoge dosering. Beenmergdepressie (leukopenie, aplastische anemie, trombocytopenie, agranulocytose) is gemeld.

Literatuur:

1. Yue CS ea. Population pharmacokinetic and pharmacodynamic modeling of acetazolamide in peritoneal dialysis patients and healthy volunteers. J Pharm Pharm Sci 2013;16:89-98.

2. Schwenk MH ea. The pharmacokinetics of acetazolamide during CAPD. Adv Perit Dial 1994;10:44-6.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: aciclovir oraal 6911

Bij patiënten met verminderde nierfunctie kan het risico op neurologische bijwerkingen toenemen. Bij creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd van aciclovir verlengd en zijn neurologische bijwerkingen gemeld. Aciclovir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o behandeling en preventie van herpes simplex infectie

1. 200 mg 2x per dag; op dialysedagen een van de doses toedienen na dialyse

o herpes zoster 1. 800 mg 2x per dag, op dialysedagen een van de doses toedienen na

dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o preventie herpes simplex-infectie bij immuungecompromitteerde patiënten 1. 800 mg 3x per dag

o herpes zoster 1. 800 mg 3x per dag

Klinische gevolgen: Risico op neurologische reacties, waaronder hallucinaties, convulsies en coma. Stijging van ureum- en creatinineconcentraties, gevolgd door nierfalen. Bij een vrouw die hemodialyse onderging en bij wie neurologische klachten optraden 2 dagen na start aciclovir 800 mg 5x per dag werd ongeveer 45% van de totale hoeveelheid aciclovir verwijderd door een hemodialysesessie van 3 uur. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

6

1. SPC Zovirax. 2. Leikin JB ea. Hemodialysis removal of acyclovir. Vet Hum Toxicol 1995;37:233-4. 3. Almond MK ea. Avoiding acyclovir neurotoxicity in patients with chronic renal failure

undergoing haemodialysis. Nephron 1995;69:428-32. 4. Krasny HC ea. Influence of hemodialysis on acyclovir pharmacokinetics in patients

with chronic renal failure. Am J Med 1982;73:202-4. 5. Laskin OL ea. Acyclovir kinetics in end-stage renal disease. Clin Pharmacol Ther

1982;31:594-601. 6. Helldén A ea. High serum concentrations of the acyclovir main metabolite 9-

carboxymethoxymethylguanine in renal failure patients with acyclovir-related neuropsychiatric side effects: an observational study. Nephrol Dial Transplant 2003;18:1135-41.

7. Khajehdehi P ea. Removal of acyclovir during continuous veno-venous hemodialysis and hemodiafiltration with high-efficiency membranes. Clin Nephrol 2000;54:351-5.

8. Boulieu R ea. Pharmacokinetics of acyclovir in patients undergoing continuous venovenous hemodialysis. Ther Drug Monit 1997;19:701-4.

9. Hsu CC ea. Emergent hemodialysis for acyclovir toxicity. Am J Emerg Med 2005;23:899-900.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialysedialys: aciclovir oraal 6914

Bij patiënten met verminderde nierfunctie kan het risico op neurologische bijwerkingen toenemen. Bij creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd van aciclovir verlengd en zijn neurologische bijwerkingen gemeld. Aciclovir wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

behandeling en preventie van herpes simplex infectie o 200 mg 2x per dag

herpes zoster o 800 mg 2x per dag

Klinische gevolgen: Risico op neurologische reacties, waaronder hallucinaties, convulsies en coma. Stijging van ureum- en creatinineconcentraties, gevolgd door nierfalen. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Zovirax. 2. Stathoulopoulou F ea. Clinical pharmacokinetics of oral acyclovir in patients on

continuous ambulatory peritoneal dialysis. Nephron 1996;74:337-41. 3. Davenport A ea. Neurotoxicity of acyclovir in patients with end-stage renal failure

treated with continuous ambulatory peritoneal dialysis. Am J Kidney Dis 1992;20:647-9.`

4. Shah GM ea. Acyclovir pharmacokinetics in a patient on continuous ambulatory peritoneal dialysis. Am J Kidney Dis 1986 ;7:507-10.

5. Boelaert J ea. Multiple dose pharmacokinetics of intravenous acyclovir in patients on continuous ambulatory peritoneal dialysis. J Antimicrob Chemother;20:69-76.

6. Seth SK ea. Pharmacokinetics in a patient on continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Pharm 1985;4:320-2.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

7

Hemodialyse: aciclovir parenteraal 6913

Bij patiënten met verminderde nierfunctie kan het risico op neurologische bijwerkingen toenemen. Bij creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd van aciclovir verlengd en zijn neurologische bijwerkingen gemeld. Aciclovir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o 50% van de normale dosis elke 24 uur op geleide van de spiegel, op

dialysedagen toedienen na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. pas voorzichtigheidshalve de dosering aan: normale dosis elke 24 uur, op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Risico op neurologische reacties, waaronder hallucinaties, convulsies en coma. Stijging van ureum- en creatinineconcentraties, gevolgd door nierfalen. Bij een vrouw die hemodialyse onderging en bij wie neurologische klachten optraden 2 dagen na start aciclovir 800 mg 5x per dag werd ongeveer 45% van de totale hoeveelheid aciclovir verwijderd door een hemodialysesessie van 3 uur. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Zovirax. 2. Leikin JB ea. Hemodialysis removal of acyclovir. Vet Hum Toxicol 1995;37:233-4. 3. Almond MK ea. Avoiding acyclovir neurotoxicity in patients with chronic renal failure

undergoing haemodialysis. Nephron 1995;69:428-32. 4. Krasny HC ea. Influence of hemodialysis on acyclovir pharmacokinetics in patients

with chronic renal failure. Am J Med 1982;73:202-4. 5. Laskin OL ea. Acyclovir kinetics in end-stage renal disease. Clin Pharmacol Ther

1982;31:594-601. 6. Helldén A ea. High serum concentrations of the acyclovir main metabolite 9-

carboxymethoxymethylguanine in renal failure patients with acyclovir-related neuropsychiatric side effects: an observational study. Nephrol Dial Transplant 2003;18:1135-41.

7. Khajehdehi P ea. Removal of acyclovir during continuous veno-venous hemodialysis and hemodiafiltration with high-efficiency membranes. Clin Nephrol 2000;54:351-5.

8. Boulieu R ea. Pharmacokinetics of acyclovir in patients undergoing continuous venovenous hemodialysis. Ther Drug Monit 1997;19:701-4.

9. Hsu CC ea. Emergent hemodialysis for acyclovir toxicity. Am J Emerg Med 2005;23:899-900.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: aciclovir parenteraal 6915

Bij patiënten met verminderde nierfunctie kan het risico op neurologische bijwerkingen toenemen. Bij creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd van aciclovir verlengd en zijn neurologische bijwerkingen gemeld. Aciclovir wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

50% van de normale dosis elke 24 uur, op geleide van de spiegel

8

Klinische gevolgen: Risico op neurologische reacties, waaronder hallucinaties, convulsies en coma. Stijging van ureum- en creatinineconcentraties, gevolgd door nierfalen. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Zovirax. 2. Stathoulopoulou F ea. Clinical pharmacokinetics of oral acyclovir in patients on

continuous ambulatory peritoneal dialysis. Nephron 1996;74:337-41. 3. Davenport A ea. Neurotoxicity of acyclovir in patients with end-stage renal failure

treated with continuous ambulatory peritoneal dialysis. Am J Kidney Dis 1992;20:647-9.`

4. Shah GM ea. Acyclovir pharmacokinetics in a patient on continuous ambulatory peritoneal dialysis. Am J Kidney Dis 1986 ;7:507-10.

5. Boelaert J ea. Multiple dose pharmacokinetics of intravenous acyclovir in patients on continuous ambulatory peritoneal dialysis. J Antimicrob Chemother;20:69-76.

6. Seth SK ea. Pharmacokinetics in a patient on continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Pharm 1985;4:320-2.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: acipimox 6509

Acipimox wordt grotendeels onveranderd uitgescheiden met de urine. Acipimox wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In een studie bleek dat door 5 uur hemodialyse de acipimoxspiegel daalde met ongeveer 70%. Door perifere vasodilatatie kunnen blozen, warmtegevoel en hoofdpijn optreden.

Literatuur:

1. SPC Olbetam. 2. Bonadonna A ea. A pilot study of the pharmacokinetics and triglyceride lowering

activity of acipimox in dialyzed uremic patients. Int J Clin Pharmacol Ther Toxicol 1985;23:112-4.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: acipimox 6510

Acipimox wordt grotendeels onveranderd uitgescheiden met de urine. Het is onbekend of acipimox wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Door perifere vasodilatatie kunnen blozen, warmtegevoel en hoofdpijn optreden.

9

Literatuur:

1. SPC Olbetam.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: acrivastine 6580

Acrivastine wordt voornamelijk met de urine uitgescheiden. Het is onbekend of acrivastine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege onvoldoende gegevens

Klinische gevolgen: Sedatie.

Literatuur:

1. SPC Semprex.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: acrivastine 6581

Acrivastine wordt voornamelijk met de urine uitgescheiden. Het is onbekend of acrivastine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege ontbreken gegevens

Klinische gevolgen: Sedatie.

Literatuur:

1. SPC Semprex.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: adefovir 6588

Bij verminderde nierfunctie nemen renale en orale klaring van adefovir af, Cmax en AUC nemen toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Adefovir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege tegenstrijdige gegevens

Klinische gevolgen: In een studie daalde de adefovirspiegel door hemodialyse met 70-90%. Volgens de SPC wordt tijdens 4 uur hemodialyse 35% verwijderd. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

10

1. SPC Hepsera. 2. Shiffman ML ea. Efficacy and pharmacokinetics of adefovir dipivoxil liquid suspension

in patients with chronic hepatitis B and renal impairment. J Clin Pharmacol 2011;51:1293-301.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: adefovir 6589

Bij verminderde nierfunctie nemen renale en orale klaring van adefovir af, Cmax en AUC nemen toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of adevofir wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Hepsera.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: aldesleukine 6677

Aldesleukine wordt grotendeels in de nieren gemetaboliseerd en met de urine uitgescheiden. Het is aannemelijk dat een verminderde nierfunctie de kinetiek van aldesleukine beïnvloedt. Het is onbekend of aldesleukine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van aldesleukine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: De bijwerkingen van aldesleukine zijn dosisafhankelijk en kunnen bij verminderde nierfunctie in versterkte mate worden ervaren. Veel voorkomende bijwerkingen zijn misselijkheid, braken, diarree, anorexie, dyspneu, hoesten, anemie, trombocytopenie, slaperigheid, duizeligheid, hypotensie, tachycardie, pijn op de borst, angina pectoris, oligurie, jeuk en erytheem.

Aldesleukine wordt grotendeels in de nieren gemetaboliseerd tot aminozuren en met de urine uitgescheiden. Biologisch actief aldesleukine komt niet in de urine terecht. Een 2e eliminatieronde is de IL-2 receptorgemedieerde opname, die na herhaalde toediening wordt geïnduceerd.

Literatuur:

1. SPC Proleukin.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: aldesleukine 6678

11

Aldesleukine wordt grotendeels in de nieren gemetaboliseerd en met de urine uitgescheiden. Het is aannemelijk dat een verminderde nierfunctie de kinetiek van aldesleukine beïnvloedt. Het is onbekend of aldesleukine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van aldesleukine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: De bijwerkingen van aldesleukine zijn dosisafhankelijk en kunnen bij verminderde nierfunctie in versterkte mate worden ervaren. Veel voorkomende bijwerkingen zijn misselijkheid, braken, diarree, anorexie, dyspneu, hoesten, anemie, trombocytopenie, slaperigheid, duizeligheid, hypotensie, tachycardie, pijn op de borst, angina pectoris, oligurie, jeuk en erytheem.

Aldesleukine wordt grotendeels in de nieren gemetaboliseerd tot aminozuren en met de urine uitgescheiden. Biologisch actief aldesleukine komt niet in de urine terecht. Een 2e eliminatieronde is de IL-2 receptorgemedieerde opname, die na herhaalde toediening wordt geïnduceerd.

Literatuur:

1. SPC Proleukin.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: alendroninezuur 6572

Bij verminderde nierfunctie kan de uitscheiding van alendroninezuur verminderd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of alendroninezuur wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen, zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. Een orale overdosis kan hypocalciëmie, hypofosfatemie en bijwerkingen op het bovenste deel van het maagdarmkanaal tot gevolg hebben, zoals opgezette buik, zuurbranden, oesofagitis, gastritis of een ulcus.

Overige opmerkingen: In een studie met HD- patiënten die 40 mg alendroninezuur per week gedurende 6 weken kregen, was de botmineraaldichtheid na 6 maanden stabiel gebleven. Alendroninezuur wordt met de urine uitgescheiden. Bij dieren is aangetoond dat bij een verminderde nierfunctie de uitscheiding van alendroninezuur vermindert.

Literatuur:

1. SPC Fosamax. 2. Wetmore JB ea. Effects of short-term alendronate on bone mineral density in

haemodialysis patients. Nephrology (Carlton) 2005;10:393-9.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

12

Peritoneaaldialyse: alendroninezuur 6573

Bij verminderde nierfunctie kan de uitscheiding van alendroninezuur verminderd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of alendroninezuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen, zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. Een orale overdosis kan hypocalciëmie, hypofosfatemie en bijwerkingen op het bovenste deel van het maagdarmkanaal tot gevolg hebben, zoals opgezette buik, zuurbranden, oesofagitis, gastritis of een ulcus.

Overige opmerkingen: Alendroninezuur wordt voor ongeveer 50% met de urine uitgescheiden. Bij dieren is aangetoond dat bij een verminderde nierfunctie de uitscheiding van alendroninezuur vermindert.

Literatuur:

1. SPC Fosamax.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: allopurinol 6604

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van allopurinol en van de actieve metaboliet oxipurinol. Hierdoor neemt het risico op toxiciteit toe. Allopurinol wordt verwijderd door hemodialyse.

Ter verlaging van de urinezuurconcentratie bij hyperurikemie o intermitterende hemodialyse

1. aanvankelijk 100 mg per dag, zo nodig elke 2-5 weken geleidelijk verhogen tot het serumurinezuur onder de streefwaarde is, zo nodig tot boven 300 mg per dag, max. 900 mg per dag, op dialysedagen na de dialyse

o continue venoveneuze hemo(dia)filtratie 1. aanvankelijk 100 mg per dag, zo nodig elke 2-5 weken geleidelijk

verhogen tot het serumurinezuur onder de streefwaarde is, zo nodig tot boven 300 mg per dag, max. 900 mg per dag

De dosering boven 300 mg per dag dient op voorschrift van de specialist plaats te vinden

Klinische gevolgen: In twee studies daalde de spiegel van oxipurinol met ongeveer 50% door 4-8 uur hemodialyse. Mogelijk neemt het risico op overgevoeligheidsreacties, zoals ernstige huidreacties, toe. Trombocytopenie, agranulocytose en aplastische anemie zijn gemeld. Symptomen van overdosering zijn misselijkheid, braken, diarree en duizeligheid.

Literatuur:

13

1. SPC Zyloric. 2. Elion GB ea. Studies with allopurinol in patients with impaired renal function. Adv Exp

Med Biol 1980;122A:263-7. 3. Hayes CP ea. The use of allopurinol (HPP) to control hyperuricemia in patients on

chronic intermittend hemodialysis. Trans Am Soc Artif Intern Organs 1965;11:247-54. 4. Day RO ea. Successful use of allopurinol in a patient on dialysis. BMJ Case Rep

2012;2012. pii: bcr0220125814.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: allopurinol 6605

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van allopurinol en van de actieve metaboliet oxipurinol. Hierdoor neemt het risico op toxiciteit toe. Het is onbekend of allopurinol wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Ter verlaging van de urinezuurconcentratie bij hyperurikemie 1. aanvankelijk 100 mg per dag, zo nodig elke 2-5 weken geleidelijk verhogen tot

het serumurinezuur onder de streefwaarde is, zo nodig tot boven 300 mg per dag, max. 900 mg per dag

De dosering boven 300 mg per dag dient op voorschrift van de specialist plaats te vinden.

Klinische gevolgen: Mogelijk neemt het risico op overgevoeligheidsreacties, zoals ernstige huidreacties, toe. Trombocytopenie, agranulocytose en aplastische anemie zijn gemeld. Symptomen van overdosering zijn misselijkheid, braken, diarree en duizeligheid.

Literatuur:

1. SPC Zyloric.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: aluminiumzouten 6826

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van aluminium af, waardoor cumulatie kan optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Aluminium wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Door cumulatie van aluminium kan encefalophatie optreden.

Literatuur:

1. SPC Antagel, Maalox. 2. Graf H ea. Aluminum removal by hemodialysis. Kidney Int 1981;19:587-92. 3. Cumming AD ea. Acute aluminium intoxication in patients on continuous ambulatory

peritoneal dialysis. Lancet 1982;1:103-4.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

14

Peritoneaaldialyse: aluminiumzouten 6828

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van aluminium af, waardoor cumulatie kan optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of aluminium wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden, vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Door cumulatie van aluminium kan encefalophatie optreden.

Literatuur:

1. SPC Antagel, Maalox. 2. Cumming AD ea. Acute aluminium intoxication in patients on continuous ambulatory

peritoneal dialysis. Lancet 1982;1:103-4.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: amantadine 6687

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van amantadine af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Amantadine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue hemodialyse/hemo(dia)filtratie o Ziekte van Parkinson

1. oplaaddosis 100 mg, vervolgens onderhoudsdosering 100 mg 1x per 7 dagen

o Influenza A 1. oplaaddosis 200 mg, vervolgens onderhoudsdosering 100 mg 1x per 7

dagen

Klinische gevolgen: Centrale effecten: duizeligheid, slapeloosheid, nervositeit, angst, concentratiestoornis, agitatie, stemmingsverandering, depressie, ataxie, verwardheid, hoofdpijn, vermoeidheid, spraakstoornissen, hallucinaties, nachtmerries, visusstoornissen; zelden psychose, tremor, dyskinesie en convulsies.

Literatuur:

1. SPC Symmetrel. 2. Soung LS ea. Amantadine hydrochloride pharmacokinetics in hemodialysis patients.

Ann Intern Med 1980;93:46-9. 3. Horadam VW ea. Pharmacokinetics of amantadine hydrochloride in subjects with

normal and impaired renal function. Ann Intern Med 1981;94:454-8. 4. Ing TS ea. Removal of amantadine hydrochloride by dialysis in patients with renal

insufficiency. Can Med Assoc J 1976;115:515.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: amantadine 6688

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van amantadine af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of amantadine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

15

Ziekte van Parkinson 1. oplaaddosis 100 mg, vervolgens onderhoudsdosering 100 mg 1x per 7 dagen

Influenza A 1. oplaaddosis 200 mg, vervolgens onderhoudsdosering 100 mg 1x per 7 dagen

Klinische gevolgen: Centrale effecten: duizeligheid, slapeloosheid, nervositeit, angst, concentratiestoornis, agitatie, stemmingsverandering, depressie, ataxie, verwardheid, hoofdpijn, vermoeidheid, spraakstoornissen, hallucinaties, nachtmerries, visusstoornissen; zelden psychose, tremor, dyskinesie en convulsies.

Literatuur:

1. SPC Symmetrel. 2. Ing TS ea. Removal of amantadine hydrochloride by dialysis in patients with renal

insufficiency. Can Med Assoc J 1976;115:515.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: amfotericine B parenteraal 6901

Amfotericine B is nefrotoxisch. Amfotericine B wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisbeperkende bijwerking is nierfunctiestoornis die bij conventioneel amfotericine B bij vrijwel alle patiënten in meer of mindere mate optreedt, met stijging van serumcreatinineconcentratie, azotemie, hypomagnesiemie, hypokaliëmie, hyposthenurie, renale tubulaire acidose en nefrocalcinose, en soms met acuut nierfalen, anurie en oligurie. Nierfunctiestoornis is meestal voorbijgaand na staken van de behandeling, irreversibele nierbeschadiging kan optreden bij een cumulatieve dosis hoger dan 5 g.

Overige opmerkingen: Liposomaal en colloidaal amfotericine B en amfotericine B lipidencomplex zijn minder nefrotoxisch.

Literatuur:

1. SPC Fungizone ad perfusionem. 2. Muther RS ea. Peritoneal clearance of amphotericin B and 5-fluorocytosine. West J

Med 1980;133:157-60.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: amfotericine b parenteraal 6900

Amfotericine B is nefrotoxisch. Amfotericine B wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisbeperkende bijwerking is nierfunctiestoornis die bij conventioneel amfotericine B bij vrijwel alle patiënten in meer of mindere mate optreedt, met stijging van

16

serumcreatinineconcentratie, azotemie, hypomagnesiemie, hypokaliëmie, hyposthenurie, renale tubulaire acidose en nefrocalcinose, en soms met acuut nierfalen, anurie en oligurie. Nierfunctiestoornis is meestal voorbijgaand na staken van de behandeling, irreversibele nierbeschadiging kan optreden bij een cumulatieve dosis hoger dan 5 g.

Overige opmerkingen: Liposomaal en colloidaal amfotericine B en amfotericine B lipidencomplex zijn minder nefrotoxisch.

Literatuur:

1. SPC Fungizone ad perfusionem. 2. Gussak HM ea. Administration and clearance of amphotericin B during high-efficiency

or high-efficiency/high-flux dialysis. Am J Kidney Dis 2001;37:E45. 3. Block ER ea. Flucytosine and amphotericin B: hemodialysis effects on the plasma

concentration and clearance. Studies in man. Ann Intern Med 1974;80:613-7. 4. Feldman HA ea. Amphotericin B therapy in an anephric patient. Antimicrob Agents

Chemother 1973;4:302-5.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: amifampridine 6745

Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van amifampridine bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Op basis van het kinetisch profiel is te verwachten dat de blootstelling aan amifampridine toeneemt bij verminderde nierfunctie. Het is onbekend of amifampridine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue hemodialyse / venoveneuze/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden wegens ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: De ernst en frequentie van de bijwerkingen zijn veelal dosisafhankelijk. Het vaakst zijn gemeld perifere en periorale paresthesieën, buikpijn, misselijkheid en diarree. Amifampridine wordt voor ten minste 93% uitgescheiden met de urine, 19% onveranderd, 74-81,7% als metaboliet, waarvan de inactieve 3-N-geacetyleerde metaboliet de belangrijkste is.

Literatuur:

1. SPC Firdapse.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: amifampridine 6746

Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van amifampridine bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Op basis van het kinetisch profiel is te verwachten dat de blootstelling aan amifampridine toeneemt bij verminderde nierfunctie. Het is onbekend of amifampridine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden wegens ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: De ernst en frequentie van de bijwerkingen zijn veelal dosisafhankelijk. Het vaakst zijn

17

gemeld perifere en periorale paresthesieën, buikpijn, misselijkheid en diarree. Amifampridine wordt voor ten minste 93% uitgescheiden met de urine, 19% onveranderd, 74-81,7% als metaboliet, waarvan de inactieve 3-N-geacetyleerde metaboliet de belangrijkste is.

Literatuur:

1. SPC Firdapse.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: amikacine 6144

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van amikacine verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van amikacine.

intermitterende dialyse 1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de

spiegel Op dialysedagen: bij toedienen voor dialyse normale dosis; bij toedienen na de dialyse de helft tot een derde van de dosis.

continue dialyse 1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de

spiegel

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit; deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat het desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen.

Overige opmerkingen: Het is nog onduidelijk of toediening voor of na dialyse de voorkeur heeft. Toediening voor dialyse zou dezelfde maximumconcentratie geven maar een lagere AUC. In theorie blijft de effectiviteit dan gelijk, die hangt samen met de maximumconcentratie, terwijl het risico op toxiciteit vermindert door de verlaagde AUC.

Literatuur:

1. SPC amikacine. 2. Madhavan T ea. Effect of renal failure and dialysis on the serum concentration of the

aminoglycoside amikacin. Antimicrob Agents Chemother 1976;10:464-6. 3. Regeur L et al. Pharmacokinetics of amikacin during hemodialysis and peritoneal

dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1977;11:214-8. 4. Armstrong DK ea. Hemodialysis of amikacin in critically ill patients. Crit Care Med

1988;16:517-20. 5. Kihara M ea. Pharmacokinetics of single-dose intravenous amikacin in critically ill

patients undergoing slow hemodialysis. Intensive Care Med 1995;21:348-51.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: amikacine 6145

18

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van amikacine verlengd. Peritoneale dialyse vergroot de klaring van amikacine.

1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit; deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat het desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen.

Literatuur:

1. SPC amikacine. 2. Madhavan T ea. Effect of renal failure and dialysis on the serum concentration of the

aminoglycoside amikacin. Antimicrob Agents Chemother 1976;10:464-6. 3. Regeur L ea. Pharmacokinetics of amikacin during hemodialysis and peritoneal

dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1977;11:214-8 4. Smeltzer BD ea. Amikacin pharmacokinetics during continuous ambulatory peritoneal

dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1988;32:236-40.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: amiloride 6427

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliëmie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Bovendien nemen halfwaardetijd en AUC van amiloride toe. Het is onbekend of amiloride wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieën van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock. Als normaal bereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Amiloride Comp.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: amiloride 6428

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliëmie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Bovendien nemen halfwaardetijd en AUC van amiloride toe. Het is onbekend of amiloride wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

19

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieën van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock. Als normaal bereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Amiloride Comp.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: amoxicilline + clavulaanzuur 6130

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van clavulaanzuur verlengd. Ook de halfwaardetijd van amoxicilline is verlengd, maar dit is gezien de therapeutische breedte van amoxicilline klinisch niet relevant. Hemodialyse vergroot de klaring van amoxicilline en clavulaanzuur.

intermitterende dialyse o oraal

1. amoxicilline/clavulaanzuur 875/125 mg 2 x per dag o parenteraal

2. doseerfrequentie clavulaanzuur verminderen tot elke 12 uur en amoxicilline in de standaarddosering handhaven

continue dialyse 1. aanpassen van de dosering is niet nodig

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van clavulaanzuur zijn onder andere stijging van leverenzymwaarden en zelden leverbeschadiging, waaronder cholestatische icterus en hepatitis. Leverfunctiestoornis kan optreden tijdens of kort na de behandeling, soms tot 11 weken na aanvang; het risico neemt toe bij een behandelingsduur langer dan 2 weken. Het risico op leverbeschadiging is hoger bij mannen dan bij vrouwen en is het hoogst bij ouderen die meerdere keren met clavulaanzuur worden behandeld. Zelden zijn opgetreden trombocytose, interstitiële nefritis, vasculitis en convulsies.

Literatuur:

1. SPC Augmentin. 2. Davies BE ea. Pharmacokinetics of amoxycillin and clavulanic acid in haemodialysis

patients following intravenous administration of Augmentin. Br J Clin Pharmacol 1988;26:385-90.

3. Horber FF ea. Differential effect of impaired renal function on the kinetics of clavulanic acid and amoxicillin. Antimicrob Agents Chemother 1986;29:614-9.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: amoxicilline oraal 6128

Hemodialyse vergroot de klaring van amoxicilline.

20

intermitterende dialyse 1. 500-1000 mg 2x per dag, de tweede gift na de dialyse

Klinische gevolgen: In één studie nam de halfwaardetijd van amoxicilline tijdens dialyse af van 7 naar 3,5 uur. In een andere studie nam de halfwaardetijd af van 12,6 naar 2,4 uur (vergeleken met halfwaardetijd 1,95 uur bij normale nierfunctie).

Literatuur:

1. Simonian S ea. Proceedings: Netherlands Society for Microbiology meeting at Utrecht on 2 May 1973. The pharmacokinetics of the new penicillins: amoxycillin and flucloxacillin, in patients with terminal renal failure undergoing haemodialysis. Antonie Van Leeuwenhoek 1973;39:655.

2. Horber FF ea. Differential effect of impaired renal function on the kinetics of clavulanic acid and amoxicillin. Antimicrob Agents Chemother 1986;29:614-9.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: amoxicilline oraal 6129

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van amoxicilline verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van amoxicilline.

orale toediening 1. 500-1000 mg 2x per dag

parenterale toediening 1. 1000 mg 2x per dag

Klinische gevolgen: Bij behandeling met hoge parenterale doses treedt zelden neurotoxiciteit (bijvoorbeeld convulsies) op. Pas vanaf doseringen amoxicilline 4 g of meer per dag gedurende 10 dagen of langer kan het risico op bijwerkingen verhoogd zijn.

Literatuur:

1. Chelvan P ea. Pharmacokinetics of parenteral amoxycillin, biliary excretion and effect of renal failure. J Antimicrob Chemother 1979;5:232-3.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: amoxicilline parenteraal 6127

Hemodialyse vergroot de klaring van amoxicilline.

intermitterende dialyse 1. 1000 mg 2x per dag, de tweede gift na de dialyse

continue dialyse o bij gebruik amoxicilline 4 g of meer per dag gedurende LANGER dan 10

dagen 1. na 10 dagen gebruik normale keerdosis met een interval van 12 uur

tussen 2 doses

Klinische gevolgen: Bij behandeling met hoge parenterale doses treedt zelden neurotoxiciteit (bijvoorbeeld

21

convulsies) op. Pas vanaf doseringen amoxicilline 4 g of meer per dag gedurende 10 dagen of langer kan het risico op bijwerkingen verhoogd zijn.

Literatuur:

1. Davies BE ea. Pharmacokinetics of amoxycillin and clavulanic acid in haemodialysis patients following intravenous administration of Augmentin. Br J Clin Pharmacol 1988;26:385-90.

2. Francke EL, ea. Kinetics of intravenous amoxicillin in patients on long-term dialysis. Clin Pharmacol Ther 1979;26:31-5.

3. Humbert G ea. Pharmacokinetics of amoxicillin: Dosage nomogram for patients with impaired renal function. Antimicrob Agents Chemother 1979;15:28-33.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: amoxicilline + clavulaanzuur 6135

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van clavulaanzuur verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Ook de halfwaardetijd van amoxicilline is verlengd, maar dit is gezien de therapeutische breedte van amoxicilline klinisch niet relevant. Peritoneale dialyse vergroot de klaring van clavulaanzuur, maar heeft geen effect op de klaring van amoxicilline. .

oraal 1. amoxicilline/clavulaanzuur 875/125 mg 2x per dag

parenteraal 1. amoxicilline/clavulaanzuur 1000/200 mg 2x per dag

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van clavulaanzuur zijn onder andere stijging van leverenzymwaarden en zelden leverbeschadiging, waaronder cholestatische icterus en hepatitis. Leverfunctiestoornis kan optreden tijdens of kort na de behandeling, soms tot 11 weken na aanvang; het risico neemt toe bij een behandelingsduur langer dan 2 weken. Het risico op leverbeschadiging is hoger bij mannen dan bij vrouwen en is het hoogst bij ouderen die meerdere keren met clavulaanzuur worden behandeld. Zelden zijn opgetreden trombocytose, interstitiële nefritis, vasculitis en convulsies.

Literatuur: 1. Chelvan P, Hamilton-Miller JM, Brumfitt W. Pharmacokinetics of parenteral amoxycillin, biliary excretion and effect of renal failure. J Antimicrob Chemother 1979;5:232-3. 2. Jones RH ea. Concentrations of amoxycillin in serum and dialysate of uraemic patients undergoing peritoneal dialysis. Journal of Infection 1979;1:235-42. 3. Watson ID ea. Pharmacokinetics of clavulanic acid-potentiated ticarcillin in renal failure. Ther Drug Monit 1987;9:139-47. Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: anakinra 6496

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van anakinra af. Anakinra wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

22

Klinische gevolgen: In een studie nam de klaring van anakinra af met 75% bij hemodialysepatiënten na 1-malig 100 mg anakinra subcutaan. Gegevens over de klinische gevolgen van deze afname ontbreken.

Literatuur:

1. SPC Kineret. 2. Yang BB ea. Pharmacokinetics of anakinra in subjects with different levels of renal

function. Clin Pharmacol Ther 2003;74:85-94.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: anakinra 6497

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van anakinra af. Anakinra wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In een studie nam de klaring van anakinra af met 75% bij patiënten met eindstadium nierfalen na 1-malig 100 mg anakinra subcutaan. Gegevens over de klinische gevolgen van deze afname ontbreken. Uit deze studie bleek ook dat peritoneale dialyse ongeveer 2% van de anakinradosis verwijdert.

Literatuur:

1. SPC Kineret. 2. Yang BB ea. Pharmacokinetics of anakinra in subjects with different levels of renal

function. Clin Pharmacol Ther 2003;74:85-94.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: apixaban 6695

Bij patiënten met verminderde nierfunctie is de AUC van apixaban hoger ten opzichte van die bij patiënten met een normale nierfunctie. Hierdoor neemt het risico op bloedingen mogelijk toe. Apixaban wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden wegens gebrek aan gegevens

Klinische gevolgen: Vier uur hemodialyse verlaagt de AUC met 14% en Cmax met 13%, de halfwaardetijd blijft onveranderd. Patiënten met verminderde nierfunctie hebben a priori een hoger risico op zowel bloedingen als trombose, waarschijnlijk gerelateerd aan abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Eliquis. 2. Wang X ea. Pharmacokinetics, pharmacodynamics, and safety of apixaban in

subjects with end-stage renal disease on hemodialysis. J Clin Pharmacol 2016;56:628-36.

23

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: apixaban 6696

Bij patiënten met verminderde nierfunctie is de AUC van apixaban hoger ten opzichte van die bij patiënten met een normale nierfunctie. Hierdoor neemt het risico op bloedingen mogelijk toe. Het is onbekend of apixaban wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden wegens gebrek aan gegevens

Klinische gevolgen: Patiënten met verminderde nierfunctie hebben a priori een hoger risico op zowel bloedingen als trombose, waarschijnlijk gerelateerd aan abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Eliquis.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: arseentrioxide 6882

Bij patiënten met verminderde nierfunctie kan de plasmaklaring van arseentrioxide afnemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Arseentrioxide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van arseentrioxide opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: In enkele studies bleek een hemodialysesessie van ongeveer 3 uur zo’n 40% van de toegediende dosis arseentrioxide te verwijderen. Symptomen van overdosering zijn convulsies, spierzwakte en verwardheid. Driewaardig arsenicum wordt in de lever geoxideerd naar vijfwaardig arsenicum en vervolgens via oxidatieve methylering omgezet in de minder cytotoxische metabolieten monomethylarsonisch zuur (MMA) en dimethylarseenzuur (DMA). Wordt voornamelijk met de urine uitgescheiden, voor ong. 15% onveranderd en verder als MMA en DMA.

Literatuur:

1. SPC Trisenox. 2. Firkin F ea. Dose-adjusted arsenic trioxide for acute promyelocytic leukaemia in

chronic renal failure. Eur J Haematol 2015;95:331-5. 3. Perreault S ea. Use of arsenic trioxide in a hemodialysis-dependent patient with

relapsed acute promyelocytic leukemia. J Oncol Pharm Pract 2016;22:646-51. 4. Yamamoto Y ea. Arsenic trioxide in a hemodialytic patient with acute promyelocytic

leukemia. Acta Haematol 2009;122:52-3. 5. Au WY ea. Feasibility of oral arsenic trioxide treatment for acute promyelocytic

leukemia during hemodialysis. Ann Hematol 2013;92:417-8.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: arseentrioxide 6883

24

Bij patiënten met verminderde nierfunctie kan de plasmaklaring van arseentrioxide afnemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Arseentrioxide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van arseentrioxide opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Symptomen van overdosering zijn convulsies, spierzwakte en verwardheid. Driewaardig arsenicum wordt in de lever geoxideerd naar vijfwaardig arsenicum en vervolgens via oxidatieve methylering omgezet in de minder cytotoxische metabolieten monomethylarsonisch zuur (MMA) en dimethylarseenzuur (DMA). Wordt voornamelijk met de urine uitgescheiden, voor ong. 15% onveranderd en verder als MMA en DMA.

Literatuur:

1. SPC Trisenox. 2. Au WY ea. Successful treatment of relapsed acute promyelocytic leukemia in a

patient receiving continuous ambulatory peritoneal dialysis with oral arsenic trioxide. Arch Intern Med 2005;165:1067-8.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: atenolol 6444

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van atenolol vertraagd, waardoor plasmaconcentratie en halfwaardetijd toenemen. Atenolol wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse 1. 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval; op dialysedagen

dosis na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen en hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Atenolol. 2. Campese VM ea. Pharmacokinetics of atenolol in patients treated with chronic

hemodialysis or peritoneal dialysis. J Clin Pharmacol 1985;25:393-5. 3. Flouvat B ea. Pharmacokinetics of atenolol in patients with terminal renal failure and

influence of haemodialysis. Br J Clin Pharmacol 1980;9:379-85. 4. Kirch W ea. Pharmacokinetics of atenolol in relation to renal function. Eur J Clin

Pharmacol 1981;19:65-71.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: atenolol 6445

25

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van atenolol vertraagd, waardoor plasmaconcentratie en halfwaardetijd toenemen. Atenolol wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen en hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Atenolol PCH. 2. Campese VM ea. Pharmacokinetics of atenolol in patients treated with chronic

hemodialysis or peritoneal dialysis. J Clin Pharmacol 1985;25:393-5. 3. Salahudeen AK ea. Atenolol pharmacokinetics in patients on continuous ambulatory

peritoneal dialysis. Br J Clin Pharmacol 1984;18:457-60.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: aurothiobarnsteenzuur 6498

Bij verminderde nierfunctie treedt waarschijnlijk cumulatie van goud in de nieren op. Het is onbekend of aurothiobarnsteenzuur wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hematurie en proteïnurie, bloedbeeldafwijkingen, koorts, diarree, braken en huidafwijkingen.

Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van aurothiobarnsteenzuur bij patiënten met verminderde nierfunctie. Aurothiobarnsteenzuur wordt voornamelijk (60-90%) met de urine uitgescheiden. De fabrikant adviseert uit oogpunt van veiligheid het middel niet te gebruiken bij creatinineklaring kleiner dan 50 ml/min.

Literatuur:

1. SPC Tauredon.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: aurothiobarnsteenzuur 6499

Bij verminderde nierfunctie treedt waarschijnlijk cumulatie van goud in de nieren op. Het is onbekend of aurothiobarnsteenzuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bij een man (67) verwijderde 72 uur peritoneale dialyse 16 mg aurothiobarnsteenzuur. De fabrikant adviseert uit oogpunt van veiligheid het middel niet te gebruiken bij creatinineklaring kleiner dan 50 ml/min. Hematurie en proteïnurie, bloedbeeldafwijkingen, koorts, diarree, braken en huidafwijkingen.

26

Literatuur:

1. SPC Tauredon. 2. Combs RJ ea. Gold toxicity and peritoneal dialysis. Arthritis Rheum 1976;19:936-8.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: azacitidine 6657

Azacitidine wordt voor 50-85% uitgescheiden met de urine. Het is aannemelijk dat een verminderde nierfunctie de klaring van azacitidine beïnvloedt. Het is niet bekend of azacitidine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1.een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van azacitidine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere (febriele) neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie, beenmergfalen, pancytopenie en neutropenische sepsis.

Literatuur:

1. SPC Vidaza. 2. Ham JC ea. A hemodialysis patient with higher-risk myelodysplastic syndrome treated

with standard-dose azacitidine. Leuk Lymphoma 2012;53:2521-2.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: azacitidine 6658

Azacitidine wordt voor 50-85% uitgescheiden met de urine. Het is aannemelijk dat een verminderde nierfunctie de klaring van azacitidine beïnvloedt. Het is niet bekend of azacitidine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1.een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van azacitidine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere (febriele) neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie, beenmergfalen, pancytopenie en neutropenische sepsis.

Literatuur:

1. SPC Vidaza.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: baclofen oraal 6723

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van baclofen af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Baclofen wordt in therapeutische doseringen niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse / hemo(dia)filtratie

27

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Kenmerkende symptomen van overdosering zijn onder andere depressie van het centraal zenuwstelsel, ademhalingsdepressie, convulsies, myoklonie, spierzwakte en hypotonie en hyporeflexie.

Literatuur:

1. SPC Lioresal.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: baclofen oraal 6724

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van baclofen af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of baclofen wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Kenmerkende symptomen van overdosering zijn onder andere depressie van het centraal zenuwstelsel, ademhalingsdepressie, convulsies, myoklonie, spierzwakte en hypotonie en hyporeflexie.

Literatuur:

1. SPC Lioresal.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: barnidipine 6488

Bij verminderde nierfunctie stijgt de barnidipinespiegel. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of barnidipine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Volgens de fabrikant van barnidipine is de barnidipinespiegel bij patiënten die dialyse behoeven ruim 3x hoger dan bij gezonde vrijwilligers. Er zijn onvoldoende gegevens bekend over de gevolgen hiervan. De belangrijkste symptomen na overdosering van calciumantagonisten zijn onder andere hypotensie, negatieve inotropie, depressie van prikkelvorming in de atrioventriculaire knoop en cardiale geleidingsstoornissen leidend tot sinusbradycardie, atrioventriculair block en asystolie.

Literatuur:

1. SPC Cyress.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

28

Peritoneaaldialyse: barnidipine 6489

Bij verminderde nierfunctie stijgt de barnidipinespiegel. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of barnidipine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Volgens de fabrikant van barnidipine is de barnidipinespiegel bij patiënten die dialyse behoeven ruim 3x hoger dan bij gezonde vrijwilligers. Er zijn onvoldoende gegevens bekend over de gevolgen hiervan. De belangrijkste symptomen na overdosering van calciumantagonisten zijn onder andere hypotensie, negatieve inotropie, depressie van prikkelvorming in de atrioventriculaire knoop en cardiale geleidingsstoornissen leidend tot sinusbradycardie, atrioventriculair block en asystolie.

Literatuur:

1. SPC Cyress.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: benazepril 6600

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet benazeprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt benazepril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Benazepril wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. aanvangsdosering 2.5 mg 1x per dag 2. vervolgens doseren op geleide van het klinische effect

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Cibacen 12 februari 1991.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: benazepril 6601

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet benazeprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt benazepril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is niet bekend of benazepril wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering 2.5 mg 1x per dag 2. vervolgens doseren op geleide van het klinische effect

29

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Cibacen 12 februari 1991.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: benzbromaron 6606

Bij verminderde nierfunctie bestaat er risico op optreden van uraatnefrolithiasis of uraatnefropathie. Verder kan de werking van benzbromaron verminderd zijn. Het is onbekend of benzbromaron wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Door de relatief krachtige werking van benzbromaron in combinatie met verminderde nierperfusie kan in de voorurine een hoge concentratie urinezuur ontstaan die kan uitkristalliseren, waardoor uraatnefrolithiasis of uraatnefropathie kan optreden. Benzbromaron heeft een uricosurische werking, de urinezuurconcentratie in het bloed daalt door remming van de terugresorptie van urinezuur in de proximale niertubuli. Om dit effect te bereiken, is voldoende nierfunctie nodig.

Literatuur:

1. SPC Desuric.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: benzbromaron 6607

Bij verminderde nierfunctie bestaat er risico op optreden van uraatnefrolithiasis of uraatnefropathie. Verder kan de werking van benzbromaron verminderd zijn. Het is onbekend of benzbromaron wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Door de relatief krachtige werking van benzbromaron in combinatie met verminderde nierperfusie kan in de voorurine een hoge concentratie urinezuur ontstaan die kan uitkristalliseren, waardoor uraatnefrolithiasis of uraatnefropathie kan optreden. Benzbromaron heeft een uricosurische werking, de urinezuurconcentratie in het bloed daalt door remming van de terugresorptie van urinezuur in de proximale niertubuli. Om dit effect te bereiken, is voldoende nierfunctie nodig.

Literatuur:

30

1. SPC Desuric.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: benzylpenicilline 6140

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van benzylpenicilline verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van benzylpenicilline.

intermitterende dialyse/continue dialyse o endocarditis

1. 6 miljoen eenheden per 24 uur als continue infusie o overige indicaties

1. 3 miljoen eenheden per 24 uur als continue infusie

Klinische gevolgen: Bijwerkingen onder andere bij hoge doses benzylpenicilline neurotoxiciteit, bijvoorbeeld convulsies. Als de spiegel niet hoog genoeg is, is de antibacteriële werking mogelijk niet voldoende.

Literatuur:

1. SPC benzylpenicillinenatrium. 2. Bryan CS ea. "Comparably massive" penicillin G therapy in renal failure. Ann Intern

Med 1975;82:189-95.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: benzylpenicilline 6141

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van benzylpenicilline verlengd. Het effect van peritoneale dialyse op de klaring van benzylpenicilline is onbekend.

de dosering is afhankelijk van de indicatie, een algemeen advies wordt niet gegeven 1. per patiënt moet een afweging worden gemaakt tussen het beoogde effect,

het risico op bijwerkingen bij overdosering, en therapiefalen bij onderdosering

Klinische gevolgen: Bijwerkingen onder andere bij hoge doses benzylpenicilline neurotoxiciteit, bijvoorbeeld convulsies. Als de spiegel niet hoog genoeg is, is de antibacteriële werking mogelijk niet voldoende.

Literatuur:

1. SPC benzylpenicillinenatrium.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: bezafibraat 6511

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van bezafibraat optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen, zoals myositis en rabdomyolyse, verhoogd. Bezafibraat wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden wegens risico op rabdomyolyse en ernstige toxiciteit

31

Klinische gevolgen: Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van bezafibraat bij dialysepatiënten. Vanwege de hoge eiwitbinding is te verwachten dat bezafibraat niet wordt verwijderd door hemodialyse.

Literatuur:

1. SPC Bezalip. 2. Takeda K ea. Blood monitoring of bezafibrate in a chronic hemodialysis patient.

Nephron 1997;76:487-8.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: bezafibraat 6512

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van bezafibraat optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of bezafibraat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden wegens gebrek aan gegevens en risico op rabdomyolyse en ernstige toxiciteit

Klinische gevolgen: Het risico op myositis en rabdomyolyse is verhoogd.

Literatuur:

1. SPC Bezalip.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: bisoprolol 6446

Bij verminderde nierfunctie neemt de uitscheiding van bisoprolol in geringe mate af. Omdat bisoprolol voor ongeveer 50% via de lever wordt omgezet in inactieve metabolieten, is de invloed van verminderde nierfunctie op de uitscheiding van bisoprolol niet erg groot. Het is niet bekend of bisoprolol wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. start met 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval 2. vervolgens dosering aanpassen op geleide van hartfrequentie en klinische

verschijnselen

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen en hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Emcor Deco.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: bisoprolol 6447

32

Bij verminderde nierfunctie neemt de uitscheiding van bisoprolol in geringe mate af. Omdat bisoprolol voor ongeveer 50% via de lever wordt omgezet in inactieve metabolieten, is de invloed van verminderde nierfunctie op de uitscheiding van bisoprolol niet erg groot. Het is onbekend of bisoprolol wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. start met 50% van normale keerdosis bij gelijkblijvend interval 2. vervolgens dosering aanpassen op geleide van hartfrequentie en klinische

verschijnselen

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen en hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Emcor Deco.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: bivalirudine 6582

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van bivalirudine verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Bivalirudine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bloedingen.

Literatuur:

1. SPC Angiox.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: bivalirudine 6583

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van bivalirudine verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of bivalirudine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bloedingen.

Literatuur:

1. SPC Angiox.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: bleomycine 6673

33

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van bleomycine af. Hierdoor is het risico op toxiciteit verhoogd. Bleomycine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 50% van de keerdosis bij gelijkblijvend schema

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerking is interstitiële pneumonie die optreedt bij ongeveer 10% van de patiënten en die kan overgaan in irreversibele longfibrose. Het risico op pulmonale toxiciteit neemt toe met de cumulatieve dosis. De meest voorkomende bijwerkingen zijn (incidentie tot 50%) aantasting van huid en slijmvliezen. Flagellaatpigmentatie met lineaire hyperpigmentatie en jeuk (incidentie 8-38%) is dosisgerelateerd.

Literatuur:

1. SPC Bleomycine PCH. 2. Crooke ST ea. Bleomycin serum pharmacokinetics as determined by a

radioimmunoassay and a microbiologic assay in a patient with compromised renal function. Cancer 1977;39:1430-4.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: bleomycine 6674

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van bleomycine af. Hierdoor is het risico op toxiciteit verhoogd. Bleomycine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

50% van de keerdosis bij gelijkblijvend schema

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerking is interstitiële pneumonie die optreedt bij ongeveer 10% van de patiënten en die kan overgaan in irreversibele longfibrose. Het risico op pulmonale toxiciteit neemt toe met de cumulatieve dosis. De meest voorkomende bijwerkingen zijn (incidentie tot 50%) aantasting van huid en slijmvliezen. Flagellaatpigmentatie met lineaire hyperpigmentatie en jeuk (incidentie 8-38%) is dosisgerelateerd.

Literatuur:

1. SPC Bleomycine PCH.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: bumetanide 6482

Bij verminderde nierfunctie moet bumetanide vaak hoger worden gedoseerd om een voldoende diuretisch effect te verkrijgen. Het is onbekend of bumetanide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. doseer op geleide van het effect tot max. 10 mg per dag

Literatuur:

34

1. SPC Burinex

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: bumetanide 6483

Bij verminderde nierfunctie moet bumetanide vaak hoger worden gedoseerd om een voldoende diuretisch effect te verkrijgen. Het is onbekend of bumetanide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. doseer op geleide van het effect tot max. 10 mg per dag

Literatuur:

1. SPC Burinex.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: capecitabine 6907

Bij verminderde nierfunctie is een toename van bijwerkingen waargenomen, waarschijnlijk als gevolg van toename van de AUC van de metaboliet 5-DFUR. Het is onbekend of capecitabine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisbeperkende bijwerkingen zijn diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, abdominale pijn, hand-foot-syndroom in verschillende gradaties.

Literatuur:

1. SPC Xeloda.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: capecitabine 6908

Bij verminderde nierfunctie is een toename van bijwerkingen waargenomen, waarschijnlijk als gevolg van toename van de AUC van de metaboliet 5-DFUR. Het is onbekend of capecitabine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisbeperkende bijwerkingen zijn diarree, misselijkheid, braken, stomatitis, abdominale pijn, hand-foot-syndroom in verschillende gradaties.

Literatuur:

1. SPC Xeloda.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

35

Hemodialyse: captopril 6602

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van captopril optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt captopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Captopril wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. aanvangsdosering 6,25 mg per dag, vervolgens op geleide van klinisch effect

doseren; op dialysedagen toedienen na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. aanvangsdosering 6,25 mg per dag, vervolgens op geleide van klinisch effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Captopril Mylan. 2. Duchin KL ea. Elimination kinetics of captopril in patients with renal failure. Kidney

International 1984;25:942-7. 3. Drummer OH ea. The pharmacokinetics of captopril and captopril disulfide conjugates

in uraemic patients on maintenance dialysis: comparison with patients with normal renal function. Eur J Clin Pharmacol 1987;32:267-71.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: captopril 6603

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van captopril optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt captopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is niet bekend of captopril wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering 6,25 mg, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Mylan. 2. Fujimura A, ea. Pharmacokinetics and pharmacodynamics of captopril in patients

undergoing continuous ambulatory peritoneal dialysis. Nephron 1986;44:324-8.

36

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: carbamazepine 6519

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de metaboliet. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Carbamazepine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o Epilepsie

1. doseer op geleide van spiegelbepaling o Overige indicaties

1. doseer op geleide van klinisch effect en bijwerkingen

Klinische gevolgen: De metaboliet is hydrofieler dan de moederverbinding en kan mogelijk cumuleren bij verminderde nierfunctie. De therapeutische plasmaconcentratie bij epilepsie en bipolaire stoornis van totaal carbamazepine resp. de vrije concentratie is 4-10 mg/l resp. 1-2.5 mg/l. Carbamazepine induceert zijn eigen metabolisme (auto-inductie); na ong. 3 weken is dit maximaal.

Literatuur:

1. SPC Tegretol. 2. Lee CS ea. Hemodialysis clearance and total body elimination of carbamazepine

during chronic hemodialysis. Clin Toxicol 1980;17:429-38.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: carbamazepine 6520

Bij verminderde nierfunctie zou mogelijk cumulatie kunnen optreden van de metaboliet. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of carbamazepine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Epilepsie 1. doseer op geleide van spiegelbepaling

Overige indicaties 1. doseer op geleide van klinisch effect en bijwerkingen

Klinische gevolgen: De therapeutische plasmaconcentratie bij epilepsie en bipolaire stoornis van totaal carbamazepine resp. de vrije concentratie is 4-10 mg/l resp. 1-2.5 mg/l. Carbamazepine induceert zijn eigen metabolisme (auto-inductie); na ong. 3 weken is dit maximaal.

Literatuur:

1. SPC Tegretol.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: carboplatine 6903

Bij verminderde nierfunctie is de renale klaring van carboplatine verminderd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Carboplatine wordt verwijderd door hemodialyse.

37

intermitterende hemodialyse 1. bereken de dosis op basis van de gewenste AUC met behulp van de Calvert-

formule: dosis in mg = gewenste AUC x (GFR + 25) Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak over het tijdstip van toediening ten opzichte van het tijdstip van hemodialyse te kunnen doen.

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van carboplatine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: De dosisbeperkende bijwerking is beenmergdepressie (vooral trombocytopenie), deze is doorgaans reversibel. Anemie treedt regelmatig op en is cumulatief.

Literatuur:

1. SPC Carbosin. 2. Hiraike M ea. Pharmacokinetics of carboplatin in a hemodialysis patient with small-

cell lung cancer. Cancer Chemother Pharmacol 2012;69:845-8. 3. Oguri T ea. Pharmacokinetic analysis of carboplatin in patients with cancer who are

undergoing hemodialysis. Cancer Chemother Pharmacol 2010;66:813-7. 4. Kodama J ea. Pharmacokinetics of combination chemotherapy with paclitaxel and

carboplatin in a patient with advanced epithelial ovarian cancer undergoing hemodialysis. Oncol Lett 2010;1:511-513.

5. Takezawa K ea. Pharmacokinetic analysis of carboplatin and etoposide in a small cell lung cancer patient undergoing hemodialysis. J Thorac Oncol 2008;3:1073-5.

6. Inoue A ea. Pharmacokinetic analysis of combination chemotherapy with carboplatin and etoposide in small-cell lung cancer patients undergoing hemodialysis. Ann Oncol 2004;15:51-4.

7. Suzuki S ea. Pharmacokinetics of carboplatin and etoposide in a haemodialysis patient with Merkel-cell carcinoma. Nephrol Dial Transplant 1997;12:137-40.

8. Yanagawa H ea. Carboplatin-based chemotherapy in patients undergoing hemodialysis. Anticancer Res 1996;16:533-5.

9. El-Yazigi A ea. Pharmacokinetics of carboplatin in a patient with cervical cancer with ureteric obstruction before, during, and after hemodialysis. J Clin Pharmacol 1995;35:1003-7.

10. Motzer RJ ea. Carboplatin-based chemotherapy with pharmacokinetic analysis for patients with hemodialysis-dependent renal insufficiency. Cancer Chemother Pharmacol 1990;27:234-8.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: carboplatine 6904

Bij verminderde nierfunctie is de renale klaring van carboplatine verminderd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Carboplatine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. bereken de dosis op basis van de gewenste AUC met behulp van de Calvert-formule: dosis in mg = gewenste AUC x (GFR + 25)

Klinische gevolgen: De dosisbeperkende bijwerking is beenmergdepressie (vooral trombocytopenie), deze is doorgaans reversibel. Anemie treedt regelmatig op en is cumulatief.

Literatuur:

38

1. SPC Carbosin. 2. Heijns JB ea. Continuous ambulatory peritoneal dialysis: pharmacokinetics and

clinical outcome of paclitaxel and carboplatin treatment. Cancer Chemother Pharmacol 2008;62:841-7.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: cefalexine 6193

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefalexine verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van cefalexine.

intermitterende hemodialyse 1. normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2 doses, op

dialysedagen toedienen na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. normale keerdosis met een interval van 12 uur tussen 2 doses

Bij het advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: In een studie verminderde hemodialyse de halfwaardetijd van 10 uur naar 5,5 uur. In een andere studie verlaagde hemodialyse spiegels tot de helft of een derde van de aanvankelijke piekspiegels. Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen.

Literatuur:

1. SPC Keforal. 2. Davies JA ea. Clinical pharmacology of cephalexin administered by intravenous

injection. J Clin Pathol 1972;25:518-20. 3. Kabins SA ea. Cephalexin therapy as related to renal function. Am J Med Sci

1970;259:133-42. 4. Reisberg BE ea. Cephalexin: absorption and excretion as related to renal function

and hemodialysis. Infect Immun 1971;3:540-3.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: cefalexine 6194

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefalexine verlengd. Het effect van peritoneale dialyse op de klaring van cefalexine is onbekend.

1. normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2 doses

Bij het advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen.

Literatuur:

39

1. Bunke CM ea. Cefazolin and cephalexin kinetics in continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Pharmacol Ther 1983;33:66-72.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: cefalotine 6195

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefalotine verlengd. Het effect van hemodialyse op de klaring van cefalotine is onbekend.

intermitterende hemodialyse 1. 0.5 g elke 8-12 uur

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. 1 g elke 6 uur

Bij het advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Literatuur:

1. SPC Keflin. 2. Craig WA ea. Pharmacology of cefazolin and other cephalosporins in patients with

renal insufficiency. J Infect Dis 1973;128:Suppl:S347-5.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: cefalotine 6196

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefalotine verlengd. Peritoneale dialyse vergroot de klaring van cefalotine.

1. 0.5 g elke 8-12 uur

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Literatuur:

1. SPC Keflin. 2. Perkins RL ea. Cephalothin and cephaloridine: comparative pharmacodynamics in

chronic uremia. Am J Med Sci 1969;257:116-24.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: cefamandol 6339

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefamandol verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van cefamandol.

40

intermitterende hemodialyse 1. oplaaddosis 1 g, gevolgd door 0.5 g elke 12 uur, vervolgens doseren op

geleide van de spiegel; op dialysedagen toedienen na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. oplaaddosis 1 g, gevolgd door 0.5 g elke 12 uur, vervolgens doseren op geleide van de spiegel

Bij dit advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Literatuur:

1. SPC Mandol. 2. Gambertoglio JG ea. Cefamandole kinetics in uremic patients undergoing

hemodialysis. Clin Pharmacol Ther 1979;26:592-9. 3. Appel GB ea. Pharmacokinetics of cefamandole in the presence of renal failure in

patients undergoing hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 1976;10:623-5. 4. Brogard JM ea. Cefamandole pharmacokinetics and dosage adjustments in relation

to renal function. J Clin Pharmacol 1979;19:366-77. 5. Ahern MJ ea. Pharmacokinetics of cefamandole in patients undergoing hemodialysis

and peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1976;10:457-61. 6. Czerwinski AW ea. Pharmacokinetics of cefamandole in patients with renal

impairment. Antimicrob Agents Chemother 1979;15:161-4. 7. Meyers BR ea. Pharmacokinetics of cefamandole in patients with renal failure.

Antimicrob Agents Chemother 1977;11:248-50.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: cefamandol 6340

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefamandol verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van cefamandol.

1. oplaaddosis 1 g, gevolgd door 0.5 g elke 12 uur, vervolgens doseren op geleide van de spiegel

Bij dit advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Uit drie studies is gebleken dat cefamandol vrijwel niet door peritoneale dialyse wordt verwijderd. Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Literatuur:

1. SPC Mandol.

41

2. Bliss M ea. Disposition kinetics of cefamandole during continuous ambulatory peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1986;29:649-53.

3. Ahern MJ ea. Pharmacokinetics of cefamandole in patients undergoing hemodialysis and peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1976;10:457-61.

4. Meyers BR ea. Pharmacokinetics of cefamandole in patients with renal failure. Antimicrob Agents Chemother 1977;11:248-50.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: cefazoline 6341

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefazoline verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van cefazoline.

intermitterende hemodialyse 1. 20 mg/kg, max. 2 g, alleen op dialysedagen toedienen, na afloop van de

dialysesessie continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. 1 g 1x per dag

Bij peri-operatieve profylaxe gedurende 24 uur is aanpassen van de dosering niet nodig. Bij het advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Literatuur:

1. SPC Kefzol. 2. Craig WA ea. Pharmacology of cefazoline and other cephalosporins in patients with

renal insufficiency. J Infect Dis 1973;128:Suppl:S347-5. 3. Kuypers D ea. Cefazolin serum concentrations with fixed intravenous dosing in

patients on chronic hemodialysis treatment. Nephrol Dial Transplant 1999;14:2050-1. 4. Fogel MA ea. Cefazolin in chronic hemodialysis patients: a safe, effective alternative

to vancomycin. Am J Kidney Dis 1998;32:401-9. 5. Brogard JM ea. Pharmacokinetics of cefazolin in patients with renal failure; special

reference to hemodialysis. J Clin Pharmacol 1977;17:225-30. 6. Madhavan T ea. Effects of renal failure and dialysis on cefazolin pharmacokinetics.

Antimicrob Agents Chemother 1975;8:63-6. 7. Czerwinski AW ea. Cefazolin plasma concentrations and urinary excretion in patients

with renal impairment. J Clin Pharmacol 1974;14:560-6.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: cefazoline 6342

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cefazoline verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van cefazoline.

1. 0.5 g 1x per dag Bij peri-operatieve profylaxe gedurende 24 uur is aanpassen van de dosering niet

42

nodig. Bij het advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Uit twee studies bleek dat peritoneale dialyse slechts ongeveer 20% van de toegediende cefalozinedosis verwijdert. Daarom is bij dialyse geen aanpassing van de dosering nodig. Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Literatuur:

1. SPC Kefzol. 2. Bunke CM ea. Cefazolin and cephalexin kinetics in continuous ambulatory peritoneal

dialysis. Clin Pharmacol Ther 1983;33:66-72. 3. Manley HJ ea. Pharmacokinetics of intermittent intravenous cefazolin and tobramycin

in patients treated with automated peritoneal dialysis. J Am Soc Nephrol 2000;11:1310-6.

4. Madhavan T ea. Effects of renal failure and dialysis on cefazolin pharmacokinetics. Antimicrob Agents Chemother 1975;8:63-6.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: ceftaroline 6811

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van ceftaroline toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Ceftaroline wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. 200 mg elke 12 uur, op dialysedagen toedienen na de dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. 300 mg elke 12 uur

Bij het advies is geen rekening gehouden met de verwekker.

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden. De tijd boven de MIC is bepalend voor het effect.

Literatuur:

1. SPC Zinforo. 2. Riccobene T ea. A series of pharmacokinetic studies of ceftaroline fosamil in select

populations: normal subjects, healthy elderly subjects, and subjects with renal impairment or end-stage renal disease requiring hemodialysis. J Clin Pharmacol 2014;54:742-52.

3. Sunzel M ea. An open-label, non-randomised, phase 1, single-dose study to assess the pharmacokinetics of ceftaroline in patients with end-stage renal disease requiring intermittent haemodialysis. Int J Antimicrob Agents 2015;46:682-8.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

43

Peritoneaaldialyse: ceftaroline 6813

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van ceftaroline toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of ceftaroline wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden, vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden. De tijd boven de MIC is bepalend voor het effect.

Literatuur:

1. SPC Zinforo.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: ceftazidim 5753

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ceftazidim verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van ceftazidim.

Intermitterende hemodialyse 1. 1 g per dag, op dialysedagen na de dialyse toedienen

Continue hemodialyse 1. 1-3 gram per dag in 2 doses

Bij het advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: In een studie met 5 patiënten die hemodialyse ondergingen werd de halfwaardetijd van ceftazidim verkort van 25,27 uur naar 2,8 uur. Bij 5 personen met normale nierfunctie was de halfwaardetijd van ceftazidim 1,57 uur. Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Literatuur:

1. SPC Fortum. 2. Mariat C ea. Continuous infusion of ceftazidime in critically ill patients undergoing

continuous venovenous haemodiafiltration: pharmacokinetic evaluation and dose recommendation. Crit Care 2006;10(1):R26.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Peritoneaaldialyse: ceftazidim 5754

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ceftazidim verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van ceftazidim.

44

1. 500-1000 mg per dag in 1 dosis of als continue infusie

Klinische gevolgen: Uit twee studies bleek dat peritoneale dialyse ongeveer 16% van de gegeven dosering verwijdert. Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen. Bij zeer hoge doses kunnen convulsies optreden.

Bij de totstandkoming van het advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker. Voor de behandeling van peritonitis via intraperitoneale toediening zijn aparte protocollen beschikbaar.

Literatuur:

1. SPC Fortum. 2. Demotes-Mainard et al. Pharmacokinetics of intravenous and intraperitoneal

ceftazidime in chronic ambulatory peritoneal dialysis. J Clin Pharmacol 1993;33:475-9.

3. Tourkantonis A ea. Pharmacokinetics of ceftazidime in patients undergoing peritoneal dialysis. J Antimicrob Chemother 1983;12 Suppl A:263-7

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Hemodialyse: cefuroxim parenteraal 6199

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van parenteraal toegediende cefuroxim verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van cefuroxim.

intermitterende hemodialyse 1. 750 mg 2x per dag, op dialysedagen tweede dosis na dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. 750-1500 mg 2x per dag

Bij dit advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen.

Literatuur:

1. SPC Zinnat. 2. Gower PE ea. The effect of Renal Failure and Dialysis on the Pharmacokinetics of

Cefuroxime. Proc R Soc Med 1977;70(Suppl 9):151-7. 3. Kosmidis J ea. Cefuroxime in renal insufficiency: therapeutic results in various

infections and pharmacokinetics including the effects of dialysis. Proc R Soc Med 1977;70(Suppl 9):139-43.

4. Weiss LG ea. Pharmacokinetics of intravenous cefuroxime during intermittent and continuous arteriovenous hemofiltration. Clin Nephrol 1988;30:282-6.

45

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: cefuroxim, parenteraal 6200

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van parenteraal toegediende cefuroxim verlengd. Peritoneale dialyse vergroot de klaring van cefuroxim.

1. 750 mg 2x per dag

Bij dit advies is geen rekening gehouden met de gevoeligheid van de verwekker.

Klinische gevolgen: Nefrotoxische verschijnselen (nierfunctiestoornis, tubulusnecrose, interstitiële nefritis) komen vooral voor bij hoge doseringen, bij reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij gelijktijdige behandeling met andere nefrotoxische stoffen.

Literatuur:

1. Gower PE ea. The effect of Renal Failure and Dialysis on the Pharmacokinetics of Cefuroxime. Proc R Soc Med 1977;70(Suppl 9):151-7.

2. Kosmidis J ea. Cefuroxime in renal insufficiency: therapeutic results in various infections and pharmacokinetics including the effects of dialysis. Proc R Soc Med 1977;70(Suppl 9):139-43.

3. La Greca G ea. Pharmacokinetics of intravenous and intraperitoneal cefuroxime during peritoneal dialysis. Int J Clin Pharmacol Ther Toxicol 1982;20:92-4.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: cetirizine/levo/hydrox 6518

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cetirizine verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Levocetirizine is de werkzame R-enantiomeer van cetirizine; hydroxyzine wordt volledig gemetaboliseerd en omgezet in de actieve metaboliet cetirizine. Het is onbekend of cetirizine, levocetirizine of hydroxyzine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

CETIRIZINE o 25% van de normale keerdosis

LEVOCETIRIZINE o 25% van de normale keerdosis OF 5 mg elke 3 dagen

HYDROXYZINE o 12.5 mg 2x per dag

Klinische gevolgen: Depressie van het centraal zenuwstelsel.

Literatuur:

1. SPC Zyrtec, SPC Xyzal, SPC Hydroxyzine.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: cetirizine/levoceti/hydroxyzi 6517

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van cetirizine verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Levocetirizine is de werkzame R-enantiomeer van cetirizine;

46

hydroxyzine wordt volledig gemetaboliseerd en omgezet in de actieve metaboliet cetirizine. Cetirizine, levocetirizine en hydroxyzine worden niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o CETIRIZINE

25% van de normale keerdosis o LEVOCETIRIZINE

25% van de normale keerdosis OF 5 mg elke 3 dagen o HYDROXYZINE

12.5 mg 2x per dag

Klinische gevolgen: In een studie bleek dat hemodialyse slechts 9,4 % van de toegediende dosis verwijderde. Depressie van het centraal zenuwstelsel

Literatuur:

1. SPC Zyrtec, SPC Xyzal, SPC Hydroxyzine. 2. Awni WM ea. Effect of haemodialysis on the pharmacokinetics of cetirizine. Eur J

Pharmacol 1990;38:67-9

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: chloralhydraat 6721

Bij verminderde nierfunctie is het risico op bijwerkingen verhoogd. De actieve metaboliet trichloorethanol wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Er zijn 2 casus met intoxicatie chloralhydraat waarbij hemodialyse effectief was. Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van chloralhydraat bij patiënten met een verminderde nierfunctie. De actieve metaboliet trichloorethanol wordt met de urine uitgescheiden en heeft toxische eigenschappen. Bij overdosering treden onder andere op hartfunctiestoornissen, hypotensie, ademhalingsdepressie en coma. Chronisch gebruik van hoge doses kan leiden tot onder andere beschadiging van de nieren.

Literatuur:

1. Buur ea. Pharmacokinetics of chloral hydrate poisoning treated with hemodialysis and hemoperfusion. Acta Med Scand 1988;223:269-74.

2. Stalker NE ea. Acute massive chloral hydrate intoxication treated with hemodialysis: a clinical pharmacokinetic analysis. J Clin Pharmacol 1978 Feb-Mar;18:136-42.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: chloralhydraat 6722

Bij verminderde nierfunctie is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of chloralhydraat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege ontbreken van gegevens

47

Klinische gevolgen: Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van chloralhydraat bij patiënten met een verminderde nierfunctie. De actieve metaboliet trichloorethanol wordt met de urine uitgescheiden en heeft toxische eigenschappen. Bij overdosering treden onder andere op hartfunctiestoornissen, hypotensie, ademhalingsdepressie en coma. Chronisch gebruik van hoge doses kan leiden tot onder andere beschadiging van de nieren. Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: chloroquine 6507

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van chloroquine verlengd. Chloroquine kan, met name bij langdurig gebruik, ernstige bijwerkingen veroorzaken. Chloroquine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Verschijnselen van overdosering zijn convulsies, coma, ventriculaire ritmestoornissen, hypotensie, hartstilstand, respiratoire insufficiëntie, ademstilstand en soms ernstige hypokaliëmie. Aanvankelijk kunnen hoofdpijn, slaperigheid, visusstoornissen, misselijkheid en braken voorkomen. In een studie (n=4) was de dialyseklaring 14.5% van de totale lichaamsklaring.

Literatuur:

1. SPC Chloroquine. 2. Akintonwa A ea. Hemodialysis clearance of chloroquine in uremic patients. Ther Drug

Monit 1986;8:285-7.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: chloroquine 6508

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van chloroquine verlengd. Chloroquine kan, met name bij langdurig gebruik, ernstige bijwerkingen veroorzaken. Het is onbekend of chloroquine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Verschijnselen van overdosering zijn convulsies, coma, ventriculaire ritmestoornissen, hypotensie, hartstilstand, respiratoire insufficiëntie, ademstilstand en soms ernstige hypokaliëmie. Aanvankelijk kunnen hoofdpijn, slaperigheid, visusstoornissen, misselijkheid en braken voorkomen.

Literatuur:

1. SPC Chloroquine.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

48

Hemodialyse: cimetidine 6434

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van cimetidine vertraagd. Hierdoor stijgt de spiegel en neemt de halfwaardetijd toe. Cimetidine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In twee studies bleek hemodialyse slechts 8-14% van de cimetidinedosering te verwijderen. Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerd en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie.

Literatuur:

1. Bjaeldager PAL ea. Elimination of oral cimetidine in chronic renal failure and during haemodialysis. Br J Clin Pharmacol 1980;9:585-92.

2. Pizzella KM ea. Removal of cimetidine by peritoneal dialysis, hemodialysis, and charcoal hemoperfusion. Ther Drug Monit 1980;2:273-81.

3. Vaziri ND ea. Hemodialysis clearance of cimetidine. Arch Intern Med 1978;138:1685-6.

4. Jones RH, ea. Therapeutic effect of cimetidine in patients undergoing haemodialysis. Br Med J 1979;1:650-2.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: cimetidine 6435

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van cimetidine vertraagd. Hierdoor stijgt de spiegel en neemt de halfwaardetijd toe. Cimetidine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In twee studies verwijderde peritoneale dialyse ongeveer 2% van de gegeven cimetidinedosering. Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerd en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie.

Literatuur:

1. SPC Cimetidine TEVA. 2. Kogan FJ ea. Cimetidine disposition in patients undergoing continuous ambulatory

peritoneal dialysis. J Clin Pharmacol 1983;23:252-6. 3. Pizzella KM ea. Removal of cimetidine by peritoneal dialysis, hemodialysis, and

charcoal hemoperfusion. Ther Drug Monit 1980;2:273-81.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: ciprofibraat 6515

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van ciprofibraat optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Ciprofibraat wordt niet verwijderd door hemodialyse.

49

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Het risico op myositis en rabdomyolyse is verhoogd bij hogere doses.

Literatuur:

1. SPC Modalim. 2. Ferry N ea. The influence of renal insufficiency and haemodialysis on the kinetics of

ciprofibrate. Br J Clin Pharmacol 1989;28:675-81.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: ciprofibraat 6516

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van ciprofibraat optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of ciprofibraat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Het risico op myositis en rabdomyolyse is verhoogd bij hogere doses.

Literatuur:

1. SPC Modalim.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: ciprofloxacine 6356

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van ciprofloxacine toe en neemt de renale klaring af. Hemodialyse heeft geen effect op de klaring van ciprofloxacine.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o orale toediening

1. geef de normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2 doses o intraveneuze toediening

1. geef aanvankelijk de normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2 doses; vervolgens eventueel doseren op geleide van de ciprofloxacinespiegel Er zijn aanwijzingen dat met de geadviseerde intraveneuze dosering niet altijd de doelstelling AUC:MIC wordt bereikt. Spiegelbepaling kan daarom zinvol zijn.

Klinische gevolgen: Uit studies blijkt dat hemodialyse ongeveer 20% van de ciprofloxacinedosis verwijdert. Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

50

Literatuur:

1. Spooner AM ea. An evaluation of ciprofloxacin pharmacokinetics in critically ill patients undergoing continuous veno-venous haemodiafiltration. BMC Clin Pharmacol. 2011;11:11.

2. Wallis SC ea. Pharmacokinetics of ciprofloxacin in ICU patients on continuous veno-venous haemodiafiltration. Intensive Care Med 2001;27:665-72.

3. Davies SP ea. Pharmacokinetics of ciprofloxacin and vancomycin in patients with acute renal failure treated by continuous haemodialysis. Nephrol Dial Transplant 1992;7:848-54.

4. Samsom JP. Influence of haemodialysis on the pharmacokinetics of ciprofloxacin. Pharm Weekbl Sci 1987;9 Suppl:S23-5.

5. Singlas E ea. Pharmacokinetics of ciprofloxacin tablets in renal failure; influence of haemodialysis. Eur J Clin Pharmacol. 1987;31:589-93.

6. Boelaert J ea. The pharmacokinetics of ciprofloxacin in patients with impaired renal function. J Antimicrob Chemother 1985;16:87-93.

7. Haeseker M ea. The ciprofloxacin target AUC:MIC ratio is not reached in hospitalized patients with the recommended dosing regimens. Br J Clin Pharmacol 2012:75:180-5.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: ciprofloxacine 6357

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van ciprofloxacine toe en neemt de renale klaring af. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de ciprofloxacineklaring.

orale toediening 1. geef de normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2 doses

intraveneuze toediening 1. geef aanvankelijk de normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2

doses; vervolgens eventueel doseren op geleide van de ciprofloxacinespiegel Er zijn aanwijzingen dat met de geadviseerde intraveneuze dosering niet altijd de doelstelling AUC:MIC wordt bereikt. Spiegelbepaling kan daarom zinvol zijn.

Klinische gevolgen: Uit drie studies blijkt dat peritoneale dialyse gemiddeld slechts ongeveer 1% van de ciprofloxacinedosis verwijdert. Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

Literatuur:

1. SPC Ciproxin. 2. Fleming LW ea. Ciprofloxacin in plasma and peritoneal dialysate after oral therapy in

patients on continuous ambulatory peritoneal dialysis. J Antimicrob Chemother 1987;19:493-503.

3. Shalit I ea. Pharmacokinetics of single-dose oral ciprofloxacin in patients undergoing chronic ambulatory peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1986;30:152-6.

4. Yeung SM ea. Pharmacokinetics of oral ciprofloxacin in continuous cycling peritoneal dialysis. Perit Dial Int 2004;24:447-53.

51

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: cisplatine 6755

Cisplatine is nefrotoxisch. Cisplatine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. overweeg de dosering te verlagen met 50%; vervolgens doseren op geleide

van effect en bijwerkingen Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak over het tijdstip van toediening ten opzichte van het tijdstip van hemodialyse te kunnen doen.

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. overweeg de dosering te verlagen met 50%; vervolgens doseren op geleide

van effect en bijwerkingen

Klinische gevolgen: Nefrotoxiciteit kan ook bij dialysepatienten een probleem vormen, zoals bij patiënten met acuut nierfalen bij patiënten met restfunctie.

Literatuur:

1. SPC Platosin. 2. Hirakawa H ea. Chemotherapy for primary mediastinal yolk sac tumor in a patient

undergoing chronic hemodialysis: a case report. J Med Case Rep 2017;11:43. 3. Ezaki T ea. A case of gemcitabine and cisplatin chemotherapy in a patient with

metastatic urothelial carcinoma receiving hemodialysis. Clin Genitourin Cancer 2016;14:e413-6.

4. Murakami K ea. A case of small-cell esophageal cancer with chronic renal failure undergoing hemodialysis safely treated with cisplatin and etoposide. Esophagus 2011;8:209-215.

5. Matsumoto K. Pharmacokinetics of cisplatin and methotrexate after M-VAC chemotherapy for advanced urothelial cancer in hemodialysis patients. Int J Urol 2008;15:949-50.

6. Zahra MA ea. Concurrent weekly cisplatin chemotherapy and radiotherapy in a haemodialysis patient with locally advanced cervix cancer. Clin Oncol (R Coll Radiol) 2008;20:6-11.

7. Watanabe R ea. Feasibility of combination chemotherapy with cisplatin and etoposide for haemodialysis patients with lung cancer. Br J Cancer 2003;88:25-30.

8. Gorodetsky R ea. Plasma platinum elimination in a hemodialysis patient treated with cisplatin. Ther Drug Monit 1995;17:203-6.

9. Sturn W ea. Pharmacokinetics of cisplatin in long-term hemodialysis treatment. Dtsch Med Wochenschr 1989;114:337-9.

10. Gouyette A ea. Kinetics of cisplatin in an anuric patient undergoing hemofiltration dialysis. Cancer Treat Rep 1981;65:665-8.

11. Tomita M ea. Pharmacokinetics of paclitaxel and cisplatin in a hemodialysis patient with recurrent ovarian cancer. Anticancer Drugs 2001;12:485-7.

12. Janus N ea. Proposal for dosage adjustment and timing of chemotherapy in hemodialyzed patients. Ann Oncol 2010;21:1395-403.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: cisplatine 6756

Cisplatine is nefrotoxisch. Het is onbekend of cisplatine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

52

1. overweeg de dosering te verlagen met 67%; vervolgens doseren op geleide van effect en bijwerkingen

Klinische gevolgen: Nefrotoxiciteit kan ook bij dialysepatienten een probleem vormen, zoals bij patiënten met acuut nierfalen bij patiënten met restfunctie.

Literatuur:

1. SPC Platosin. 2. Eads JR ea. A pharmacokinetic analysis of cisplatin and 5-fluorouracil in a patient

with esophageal cancer on peritoneal dialysis. Cancer Chemother Pharmacol 2016;77:333-8.

3. Lee CW ea. Administration of cisplatin and etoposide during chronic ambulatory peritoneal dialysis. Clin Oncol (R Coll Radiol) 2005;17:667.

4. Lazarev I ea. Successful treatment of mediastinal seminoma in a hemodialysis patient. Onkologie2012;35:275-8.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: claritromycine 6375

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van claritromycine en de actieve metaboliet toe. Het effect van hemodialyse op de klaring van claritromycine is onbekend.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. 250 mg 2x per dag of 500 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen en komen vaker voor bij kinderen dan bij volwassenen, en vooral bij gebruik van hoge doses. Verder zijn gemeld, vooral bij hoge doses, reversibel gehoorverlies, hypoglykemie (soms bij combinatie met bloedglucoseverlagende middelen), pancreatitis, convulsies, leukopenie, trombocytopenie, verlenging van het QTc-interval, ventriculaire tachycardie, torsade de pointes en syndroom van Stevens- Johnson.

Literatuur:

1. SPC Klacid.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: claritromycine 6376

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van claritromycine en de actieve metaboliet toe. Het effect van peritoneale dialyse op de klaring van claritromycine is onbekend.

1. 250 mg 2x per dag of 500 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen en komen vaker voor bij kinderen dan bij volwassenen, en vooral bij gebruik van hoge doses. Verder zijn gemeld, vooral bij hoge doses, reversibel gehoorverlies, hypoglykemie (soms bij combinatie met bloedglucoseverlagende middelen), pancreatitis, convulsies, leukopenie,

53

trombocytopenie, verlenging van het QTc-interval, ventriculaire tachycardie, torsade de pointes en syndroom van Stevens- Johnson.

Literatuur:

1. SPC Klacid.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: clodroninezuur 6574

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van clodroninezuur verminderd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Clodroninezuur wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. standaarddosis verlagen met 50%

Klinische gevolgen: In 2 studies verwijderde 4 uur hemodialyse 35-53% van de clodroninezuurdosis. Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen, zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. Overdosering van clodroninezuur is tot nu toe niet bekend. Bij acute overdosis kunnen misselijkheid en braken worden verwacht.

Literatuur:

1. SPC Bonefos. 2. Beigel AE ea. Removal of clodronate by haemodialysis in end-stage renal disease

patients. Nephrol Dial Transplant 1995;10:2266-8. 3. Ala-Houhala I ea. Pharmacokinetics of clodronate in haemodialysis patients. Nephrol

Dial Transplant 1999;14:699-705.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: clodroninezuur 6575

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van clodroninezuur verminderd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Clodroninezuur wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. standaarddosis verlagen met 50%

Klinische gevolgen: In een studie bleek peritoneale dialyse slechts 7% van de clodroninezuurdosis te verwijderen. Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen, zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. Overdosering van clodroninezuur is tot nu toe niet bekend. Bij acute overdosis kunnen misselijkheid en braken worden verwacht.

Literatuur:

1. SPC Bonefos. 2. Saha HH ea. Pharmacokinetics of clodronate in peritoneal dialysis patients. Perit Dial

Int 1998;18:204-9.

54

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: clofarabine 6659

Er zijn aanwijzingen dat clofarabine kan cumuleren bij verminderde nierfunctie. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of clofarabine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van clofarabine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Mogelijke symptomen van overdosering zijn misselijkheid, braken, diarree en ernstige beenmergdepressie.

Literatuur:

1. SPC Evoltra. 2. Steinherz PG ea. Effect of hemodialysis on the plasma levels of clofarabine. Pediatr

Blood Cancer 2010;55:196-8.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: clofarabine 6660

Er zijn aanwijzingen dat clofarabine kan cumuleren bij verminderde nierfunctie. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of clofarabine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van clofarabine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Mogelijke symptomen van overdosering zijn misselijkheid, braken, diarree en ernstige beenmergdepressie.

Literatuur:

1. SPC Evoltra.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: colchicine 6608

Bij verminderde nierfunctie kan het risico op toxiciteit verhoogd zijn. Colchicine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie o Acute jichtaanval

1. standaard kuurdosering, echter kuur niet vaker herhalen dan 1x per 2 weken

o Profylaxe van jichtaanval / mediterrane koorts 1. start met 0.5 mg per dag 2. eventueel dosering verhogen tot 1 mg per dag op geleide van de

bijwerkingen

55

Klinische gevolgen: Eerste tekenen van toxiciteit zijn een branderig gevoel in de keel, misselijkheid, buikkrampen en diarree. Colchicine dient in dit geval direct te worden gestaakt.

Meer dan 80% wordt in onveranderde vorm en als metaboliet met de feces uitgescheiden, 10-20% wordt met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC Colchicine. 2. Wason S ea. Single-dose, open-label study of the differences in pharmacokinetics of

colchicine in subjects with renal impairment, including end-stage renal disease. Clin Drug Investig 2014;34:845-55.

3. Ben-Chetrit ea. Colchicine clearance by high-flux polysulfone dialyzers. Arthritis Rheum 1998;41:749-50.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: colchicine 6609

Bij verminderde nierfunctie kan het risico op toxiciteit verhoogd zijn. Het is onbekend of colchicine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Acute jichtaanval 1. standaard kuurdosering, echter kuur niet vaker herhalen dan 1x per 2 weken

Profylaxe van jichtaanval / mediterrane koorts 1. start met 0.5 mg per dag 2. eventueel dosering verhogen tot 1 mg per dag op geleide van de bijwerkingen

Klinische gevolgen: Eerste tekenen van toxiciteit zijn een branderig gevoel in de keel, misselijkheid, buikkrampen en diarree. Colchicine dient in dit geval direct te worden gestaakt.

Meer dan 80% wordt in onveranderde vorm en als metaboliet met de feces uitgescheiden, 10-20% wordt met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC Colchicine.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: colistine 5745

Bij patiënten met een verminderde nierfunctie kan de klaring van colistine afnemen. Hemodialyse vergroot de klaring van colistine.

Intermitterende hemodialyse 1. oplaaddosis 9 milj. IE, vervolgens 2-4 milj. IE per dag in 1-2 doses

Continue hemodialyse 1. oplaaddosis 9 milj. IE, vervolgens 2-4 milj. IE per dag in 1-2 doses

Deze adviezen zijn gebaseerd op zeer beperkte studiedata.

56

Klinische gevolgen: Colistinepentanatriummesilaat zelf is weinig werkzaam: in vivo wordt het gehydrolyseerd tot colistine. Het wordt voornamelijk in onveranderde vorm uitgescheiden met de urine. Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de uitscheiding van colistinepentanatriummesilaat af. Hierdoor kan een grotere hoeveelheid naar colistine worden omgezet. Symptomen van overdosering zijn apneu, spierzwakte, vertigo, voorbijgaande paresthesie van het gezicht, onduidelijke spraak, vasomotorische instabiliteit, visusstoornissen, verwardheid, psychose en nierinsufficiëntie.

Literatuur:

1. SPC Tadim. 2. Garonzik SM ea. Population pharmacokinetics of colistin methanesulfonate and

formed colistin in critically ill patients from a multicenter study provide dosing suggestions for various categories of patients. Antimicrob Agents Chemother 2011;55:3284-94.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Peritoneaaldialyse: colistine 5746

Bij verminderde nierfunctie kan de klaring van colistine afnemen. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van colistine.

1. oplaaddosis 9 milj. IE, vervolgens 2-4 milj. IE per dag in 1-2 doses

Klinische gevolgen: Colistinepentanatriummesilaat zelf is weinig werkzaam: in vivo wordt het gehydrolyseerd tot colistine. Het wordt voornamelijk in onveranderde vorm uitgescheiden met de urine. Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de uitscheiding van colistinepentanatriummesilaat af. Hierdoor kan een grotere hoeveelheid naar colistine worden omgezet. Symptomen van overdosering zijn apneu, spierzwakte, vertigo, voorbijgaande paresthesie van het gezicht, onduidelijke spraak, vasomotorische instabiliteit, visusstoornissen, verwardheid, psychose en nierinsufficiëntie.

Literatuur:

1. SPC colistine 2. Koomanachai P et al. Pharmacokinetics of colistin methanesulfonate and formed

colistin in end-stage renal disease patients receiving continuous ambulatory peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 2014;58:440-6.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Hemodialyse: cotrimoxazol 5751

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van trimethoprim, sulfamethoxazol en de N-acetylmetaboliet van sulfamethoxazol af. Hemodialyse vergroot de klaring van deze stoffen.

Intermitterende hemodialyse 1. 160 mg trimethoprim + 800 mg sulfamethoxazol 1x per dag, op dialysedagen

toedienen na de dialyse 2. monitor de N4-acetylmetaboliet

Continue hemodialyse o Pneumocystis-pneumonie

57

1. 320 mg trimethoprim + 1600 mg sulfamethoxazol 3x per dag gedurende de eerste 72 uur, vervolgens 320 mg trimethoprim + 1600 mg sulfamethoxazol 2x per dag; vanaf dag 4 doseren op geleide van spiegels

2. monitor de N4-acetylmetaboliet o Overige indicaties

1. 320 mg trimethoprim + 1600 mg sulfamethoxazol 3x per dag gedurende de eerste 48 uur, vervolgens 320 mg trimethoprim + 1600 mg sulfamethoxazol 1x per dag; vanaf dag 4 doseren op geleide van spiegels

2. monitor de N4-acetylmetaboliet

Klinische gevolgen: In een studie met 16 patiënten verwijderde hemodialyse 44% van de trimethoprim- en 57% van de sulfamethoxazoldosering. Bij 2 patiënten gaf continue venoveneuze hemodiafiltratie een hogere klaring van sulfamethoxazol dan bij een normale nierfunctie, terwijl de klaring van trimethoprim in de normale range lag. Bijwerkingen van sulfonamiden zijn onder andere kristalurie, nierstenen, nierkoliek, nefritis, hematurie, albuminurie, oligurie en anurie, als gevolgd van vorming van kirstallen van slecht oplosbare sulfonamiden. Dit kan worden verminderd door voldoende diurese en alkalisering van de urine. zelden zijn afwijkingen in het bloedbeeld opgetreden. De N4-acetylmetaboliet heeft geen antimicrobiële activiteit, maar veroorzaakt wel dezelfde bijwerkingen als de sulfonamiden. Bijwerkingen van trimethoprim zijn onder andere bij langdurig gebruik of gebruik van hoge doses verminderde hematopoese door interferentie met het metabolisme van foliumzuur. Mogelijke stijging van de serumcreatinineconcentratie, veelal reversibel na staken. Bij dosering van 20 mg/kg lichaamsgewicht per dag kan geleidelijk hyperkaliëmie ontstaan. Als de spiegel niet hoog genoeg is, is de antibacteriële werking mogelijk niet voldoende.

Literatuur:

1. SPC Cotrimoxazol. 2. Curkovic I ea. Trimethoprim/Sulfamethoxazole pharmacokinetics in two patients

undergoing continuous venovenous hemodiafiltration. Ann Pharmacother 2010;44:1669-72.

3. Nissenson AR ea. Pharmacokinetics of intravenous trimethoprim-sulfamethoxazole during hemodialysis. Am J Nephrol 1987;7:270-4.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Peritoneaaldialyse: cotrimoxazol 5752

Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de halfwaardetijd van trimethoprim en sulfamethoxazol toe. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van cotrimoxazol.

1. 160 mg trimethoprim + 800 mg sulfamethoxazol 1x per dag 2. bij behandeling langer dan 1 week monitor de N4-acetylmetaboliet

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van sulfonamiden zijn onder andere kristalurie, nierstenen, nierkoliek, nefritis, hematurie, albuminurie, oligurie en anurie, als gevolg van vorming van kristallen van slecht oplosbare sulfonamiden. Dit kan worden verminderd door voldoende diurese en alkalisering van de urine. Zelden zijn afwijkingen in het bloedbeeld opgetreden. De N4-acetylmetaboliet heeft geen antimicrobiële activiteit, maar veroorzaakt wel dezelfde bijwerkingen als de sulfonamiden.

58

Bijwerkingen van trimethoprim zijn onder andere bij langdurig gebruik of gebruik van hoge doses verminderde hematopoëse door interferentie met het metabolisme van foliumzuur. Mogelijke stijging van de serumcreatinineconcentratie, veelal reversibel na staken. Bij dosering van 20 mg/kg lichaamsgewicht per dag kan geleidelijk hyperkaliëmie ontstaan. Als de spiegel niet hoog genoeg is, is de antibacteriële werking mogelijk niet voldoende.

Literatuur:

1. Singlas E ea. Pharmacokinetics of sulfamethoxazole--trimethoprim combination during chronic peritoneal dialysis: effect of peritonitis. Eur J Clin Pharmacol 1982;21:409-15.

2. Walker SE ea. Trimethoprim- sulfamethoxazole pharmacokinetics during continuous ambulatory peritoneal dialysis (CAPD). Perit Dial Int 1989;9:51-5.

3. Halstenson CE ea. Trimethoprim-sulfamethoxazole pharmacokinetics during continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Nephrol 1984;22:239-43.

4. Svirbely JE ea. Co-trimoxazole (sulphamethoxazole plus trimethoprim) peritoneal barrier transfer pharmacokinetics. Clin Pharmacokinet. 1989;16:317-25.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Hemodialyse: dabigatran 6697

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van dabigatran toe. Hierdoor is het risico op bloedingen verhoogd. Dabigatran wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In twee studies verwijderde 4 uur HD ongeveer 60% van de toegediende dabigatrandosis. Bloedingen. Er zijn meldingen van fatale bloedingen, waarbij het vooral Japanse ouderen met ernstig verminderde nierfunctie betrof. Patiënten met een verminderde nierfunctie hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Pradaxa. 2. Bouchard J ea. Comparison of intermittent and continuous extracorporeal treatments

for the enhanced elimination of dabigatran. Clin Toxicol (Phila) 2015;53:156-63. 3. Wilson JA ea. An evaluation of oral dabigatran etexilate pharmacokinetics and

pharmacodynamics in hemodialysis. J Clin Pharmacol 2014;54:901-9. 4. Khadzhynov D ea. Effective elimination of dabigatran by haemodialysis. A phase I

single-centre study in patients with end-stage renal disease. Thromb Haemost 2013;109:596-605.

5. Stangier J ea. Influence of renal impairment on the pharmacokinetics and pharmacodynamics of oral dabigatran etexilate: an open-label, parallel-group, single- centre study. Clin Pharmacokinet 2010;49:259-68.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: dabigatran 6698

59

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van dabigatran toe. Hierdoor is het risico op bloedingen verhoogd. Het is onbekend of dabigatran wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bloedingen. Er zijn meldingen van fatale bloedingen, waarbij het vooral Japanse ouderen met ernstig verminderde nierfunctie betrof. Patiënten met een verminderde nierfunctie hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Pradaxa.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: dapagliflozine 6462

Bij verminderde nierfunctie neemt de systemische blootstelling aan dapagliflozine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Bovendien is bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min dapagliflozine onvoldoende tot niet werkzaam. Het is onbekend of dapagliflozine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Toename van bijwerkingen, zoals toename in creatinine-, fosfor- en parathyroïdhormoonconcentraties en hypotensie, is gemeld bij patiënten met creatinineklaring 30-60 ml/min. De systemische blootstelling aan dapagliflozine bij creatinineklaring 30-60 ml/min is 60% hoger en bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min 87% hoger ten opzichte van patiënten met normale nierfunctie. Therapiefalen: dapagliflozine vermindert de renale glucoseterugresorptie, wat leidt tot uitscheiding van glucose met de urine.

Literatuur:

1. SPC Forxiga.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: dapagliflozine 6463

Bij verminderde nierfunctie neemt de systemische blootstelling aan dapagliflozine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Bovendien is bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min dapagliflozine onvoldoende tot niet werkzaam. Het is onbekend of dapagliflozine door peritoneale dialyse wordt verwijderd.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Toename van bijwerkingen, zoals toename in creatinine-, fosfor- en

60

parathyroïdhormoonconcentraties en hypotensie, is gemeld bij patiënten met creatinineklaring 30-60 ml/min. De systemische blootstelling aan dapagliflozine bij creatinineklaring 30-60 ml/min is 60% hoger en bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min 87% hoger ten opzichte van patiënten met normale nierfunctie. Therapiefalen: dapagliflozine vermindert de renale glucoseterugresorptie, wat leidt tot uitscheiding van glucose met de urine.

Literatuur:

1. SPC Forxiga.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: daptomycine 6430

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van daptomycine toe. Daptomycine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. normale dosis elke 48 uur, op dialysedagen toedienen na dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. normale dosis elke 48 uur

Klinische gevolgen: In studies werd 8-40 % van de dosering verwijderd door hemodialyse en was de halfwaardetijd ongeveer 3,5-5 maal korter tijdens hemodialyse. Bijwerkingen zijn onder andere misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, koorts, hoofdpijn, slapeloosheid, duizeligheid, huiduitslag, jeuk, afwijking van de leverenzymwaarden, stijging van de CK-waarden, schimmelinfecties, urineweginfecties, hypertensie, hypotensie, nierfunctiestoornis, anemie, dyspneu en pijn in de ledematen.

Literatuur:

1. SPC Cubicin. 2. Khadzhynov D ea. Plasma pharmacokinetics of daptomycin in critically ill patients

with renal failure and undergoing CVVHD. Int J Clin Pharmacol Ther 2011;49:656-65. 3. Kielstein JT ea. Dosing of daptomycin in intensive care unit patients with acute kidney

injury undergoing extended dialysis--a pharmacokinetic study. Nephrol Dial Transplant 2010;25:1537-41.

4. Salama NN ea. Single-dose daptomycin pharmacokinetics in chronic haemodialysis patients. Nephrol Dial Transplant 2010;25:1279-84.

5. Patel N ea. Use of pharmacokinetic and pharmacodynamic principles to determine optimal administration of daptomycin in patients receiving standardized thrice-weekly hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 2011;55:1677-83.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: daptomycine 6431

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van daptomycine toe. Het is niet bekend of daptomycine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. normale dosis elke 48 uur

61

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, koorts, hoofdpijn, slapeloosheid, duizeligheid, huiduitslag, jeuk, afwijking van de leverenzymwaarden, stijging van de CK-waarden, schimmelinfecties, urineweginfecties, hypertensie, hypotensie, nierfunctiestoornis, anemie, dyspneu en pijn in de ledematen.

Literatuur:

1. SPC Cubicin. 2. Cardone KE ea. Pharmacokinetics and pharmacodynamics of intravenous

daptomycin during continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin J Am Soc Nephrol 2011;6:1081-8.

3. Goedecke VA ea. Pharmacokinetics and dialysate levels of daptomycin given intravenously in a peritoneal dialysis patient. Scand J Infect Dis 2009;41:155-7.

4. Chaves RL ea. Clinical and pharmacokinetic considerations for the use of daptomycin in patients with Staphylococcus aureus bacteraemia and severe renal impairment. J Antimicrob Chemother 2014;69:200-10.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: dexrazoxaan 6675

Bij verminderde nierfunctie kan de klaring van dexrazoxaan en de actieve metabolieten verminderd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of dexrazoxaan wordt verwijderd door hemodialyse. Op basis van het kinetische profiel wordt verwacht dat dexrazoxaan wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van dexrazoxaan opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: De plasma-eiwitbinding is ong. 2%. Het verdelingsvolume is 0.13-1.3 l/kg lich.gewicht. De meeste bijwerkingen die optreden tijdens de behandeling met dexrazoxaan, zijn te wijten aan de oncolytica die worden gegeven. Hematologische effecten kunnen optreden, vooral neutropenie die ernstig kan zijn en gepaard kan gaan met trombocytopenie, anemie en beenmergaplasie. Het is niet duidelijk in hoeverre dexrazoxaan hieraan bijdraagt.

Literatuur:

1. SPC Cardioxane.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: dexrazoxaan 6676

Bij verminderde nierfunctie kan de klaring van dexrazoxaan en de actieve metabolieten verminderd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of dexrazoxaan wordt verwijderd door peritoneale dialyse. Op basis van het kinetische profiel wordt verwacht dat dexrazoxaan wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van dexrazoxaan opweegt tegen de risico’s

62

Klinische gevolgen: De plasma-eiwitbinding is ong. 2%. Het verdelingsvolume is 0.13-1.3 l/kg lich.gewicht. De meeste bijwerkingen die optreden tijdens de behandeling met dexrazoxaan, zijn te wijten aan de oncolytica die worden gegeven. Hematologische effecten kunnen optreden, vooral neutropenie die ernstig kan zijn en gepaard kan gaan met trombocytopenie, anemie en beenmergaplasie. Het is niet duidelijk in hoeverre dexrazoxaan hieraan bijdraagt.

Literatuur:

1. SPC Cardioxane.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: didanosine 6635

Bij patiënten met verminderde nierfunctie wordt geadviseerd de dosering van didanosine veiligheidshalve aan te passen. Didanosine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse, o lichaamsgewicht 60 kg of hoger

100 mg per dag, op dialysedagen toedienen na de dialyse o lichaamsgewicht lager dan 60 kg

75 mg per dag, op dialysedagen toedienen na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o lichaamsgewicht 60 kg of hoger 150 mg per dag

o lichaamsgewicht lager dan 60 kg 100 mg per dag

Klinische gevolgen: Uit twee studies bleek dat 3-4 uur hemodialyse ong. 20-30% van de hoeveelheid didanosine verwijdert. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Videx. 2. Knupp CA ea. Disposition of didanosine in HIV-seropositive patients with normal

renal function or chronic renal failure: influence of hemodialysis and continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Pharmacol Ther 1996;60:535-42.

3. Singlas E ea. Didanosine pharmacokinetics in patients with normal and impaired renal function: influence of hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 1992;36:1519-24.

4. Richtlijn Nederlandse Vereniging voor HIV Behandelaren, http://richtlijnhiv.nvhb.nl/index.php/9.6._Doseringen_bij_gestoorde_lever-_en_nierfunctie, geraadpleegd juni 2017.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: didanosine 6636

Bij patiënten met verminderde nierfunctie wordt geadviseerd de dosering van didanosine veiligheidshalve aan te passen. Didanosine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

63

lichaamsgewicht 60 kg of hoger o 100 mg per dag

lichaamsgewicht lager dan 60 kg o 75 mg per dag

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Videx. 2. Knupp CA ea. Disposition of didanosine in HIV-seropositive patients with normal

renal function or chronic renal failure: influence of hemodialysis and continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Pharmacol Ther 1996;60:535-42.

3. Richtlijn Nederlandse Vereniging voor HIV Behandelaren, http://richtlijnhiv.nvhb.nl/index.php/9.6._Doseringen_bij_gestoorde_lever-_en_nierfunctie, geraadpleegd juni 2017

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: digoxine 6703

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale excretie van digoxine af, waardoor de digoxinespiegel kan stijgen tot toxische waarden. Digoxine wordt niet verwijderd door intermitterende hemodialyse. Digoxine wordt beperkt verwijderd door continue venoveneuze hemofiltratie.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. initiële onderhoudsdosering na opladen 0,0625 mg per dag, vervolgens

dosering aanpassen op geleide van spiegels en/of het klinisch beeld 2. vermijd hypokaliëmie, pas zo nodig dialysevoorschrift aan

Klinische gevolgen: De therapeutische serumconcentratie van digoxine ligt idealiter tussen 0.8 mcg/l en 2.0 mcg/l. Bij serumconcentratie hoger dan 3.0 mcg/l neemt het risico op bijwerkingen van digoxine snel toe. Verschijnselen hiervan zijn gastro-intestinale klachten (misselijkheid, anorexie, braken), stoornissen van het centraal zenuwstelsel (verwarring, hallucinaties, duizeligheid, veranderingen in kleuren zien, wazig zien) en hartritmestoornissen.

Literatuur:

1. SPC Lanoxin. 2. Kholodov LE ea. Effect of hemodialysis on digoxin pharmacokinetics in heart failure in

patients with chronic kidney failure. Kardiologiia 1984;24:94-7. 3. Ackerman GL ea. Peritoneal dialysis and hemodialysis of tritiated digoxin. Ann Intern

Med 1967;67:718-23. 4. Benken ST ea. Management of digoxin therapy using pharmacokinetics in a patient

undergoing continuous venovenous hemofiltration. Am J Health Syst Pharm 2013;70:2105-9.

5. Van der Vijgh WJ ea. Pharmacokinetic aspects of digoxin in patients with terminal renal failure. II. On hemodialysis. Int J Clin Pharmacol Biopharm. 1977;15:255-9.

6. Lisalo E ea. Elimination of digoxin during maintenance haemodialysis. Ann Clin Res 1974;6:203-6.

64

7. Finkelstein FO ea. Pharmacokinetics of digoxin and digitoxin in patients undergoing hemodialysis. Am J Med 1975;58:525-31.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: digoxine 6704

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale excretie van digoxine af, waardoor de digoxinespiegel kan stijgen tot toxische waarden. Digoxine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. initiële onderhoudsdosering na opladen 0,0625 mg per dag, vervolgens dosering aanpassen op geleide van spiegels en/of het klinisch beeld

2. vermijd hypokaliëmie, pas zo nodig dialysevoorschrift aan

Klinische gevolgen: De therapeutische serumconcentratie van digoxine ligt idealiter tussen 0.8 mcg/l en 2.0 mcg/l. Bij serumconcentratie hoger dan 3.0 mcg/l neemt het risico op bijwerkingen van digoxine snel toe. Verschijnselen hiervan zijn gastro-intestinale klachten (misselijkheid, anorexie, braken), stoornissen van het centraal zenuwstelsel (verwarring, hallucinaties, duizeligheid, veranderingen in kleuren zien, wazig zien) en hartritmestoornissen.

Literatuur:

1. SPC Lanoxin. 2. De Paepe M ea. Pharmacokinetics of digoxin in C.A.P.D. Clin Exp Dial Apheresis

1982;6:65-73. 3. Pancorbo S ea. Digoxin pharmacokinetics in continuous peritoneal dialysis. Ann

Intern Med 1980;93:639. 4. Ackerman GL ea. Peritoneal dialysis and hemodialysis of tritiated digoxin. Ann Intern

Med 1967;67:718-23.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: emtricitabine 6637

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Emtricitabine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o 200 mg 2x per week, op dialysedagen toedienen na de dialyse, onder controle

van emtricitabinespiegel continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o 200 mg 2x per week, onder controle van emtricitabinespiegel

Dit advies is gebaseerd op kinetische data en niet op klinische uitkomstmaten

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Emtriva.

65

2. Richtlijn Nederlandse Vereniging voor HIV Behandelaren, http://richtlijnhiv.nvhb.nl/index.php/9.6._Doseringen_bij_gestoorde_lever-_en_nierfunctie, geraadpleegd juni 2017.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: emtricitabine 6638

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of emtricitabine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

200 mg 2x per week, onder controle van emtricitabinespiegel Dit advies is gebaseerd op kinetische data en niet op klinische uitkomstmaten.

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Emtriva. 2. Richtlijn Nederlandse Vereniging voor HIV Behandelaren,

http://richtlijnhiv.nvhb.nl/index.php/9.6._Doseringen_bij_gestoorde_lever-_en_nierfunctie, geraadpleegd juni 2017.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: emtricitabine+tenofoviralafenamide+overig 6910

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tenofovir, emtricitabine, elvitegravir, cobicistat, darunavir en rilpivirine worden verwijderd door peritoneale dialyse.

1. vermijd gebruik van de vaste combinatie Het doseringsinterval van emtricitabine moet worden aangepast. De vaste combinaties van emtricitabine met tenofoviralafenamide, cobicistat, darunavir, elvitegravir of rilpivirine zijn hiervoor niet geschikt.

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Descovy, Genvoya, Odefsey, Symtuza,

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: emtricitabine+tenofoviralafenamide+overig 6909

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Emtricitabine en tenofovir worden verwijderd door hemodialyse. Het

66

is onbekend of elvitegravir, cobicistat, darunavir en rilpivirine door hemodialyse worden verwijderd.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. vermijd gebruik van de vaste combinatie

Het doseringsinterval van emtricitabine moet worden aangepast. De vaste combinaties van emtricitabine met tenofoviralafenamide, cobicistat, darunavir, elvitegravir of rilpivirine zijn hiervoor niet geschikt.

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Descovy, Genvoya, Odefsey, Symtuza,

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: emtricitabine+tenofovirdisoproxil 6650

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van zowel tenofovir als emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of emtricitabine of tenofovir wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden Het doseringsinterval van emtricitabine en tenofovirdisoproxil moet worden aangepast. De vaste combinatie van emtricitabine met tenofovirdisoproxil is hiervoor niet geschikt.

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Truvada. 2. Aleman J ea. Tenofovir disoproxil treatment for a HIV-hepatitis B virus coinfected

patient undergoing peritoneal dialysis: which dose do we need? AIDS 2015;29:1579-80.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: emtricitabine+tenofovirdisoproxil+ov 6652

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van zowel tenofovir als emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of cobicistat, efavirenz, elvitegravir, emtricitabine, rilpivirine en tenofovir worden verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik van de vaste combinatie vermijden Het doseringsinterval van emtricitabine en tenofovirdisoproxil moet worden aangepast. De vaste combinaties van emtricitabine met tenofovirdisoproxil en cobicistat, elvitegravir, efavirenz of rilpivirine zijn hiervoor niet geschikt.

67

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Truvada, Atripla, Emtriva, Genvoya, Eviplera. 1.Aleman J ea. Tenofovir disoproxil treatment for a HIV-hepatitis B virus coinfected patient undergoing peritoneal dialysis: which dose do we need? AIDS 2015;29:1579-80.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: emtricitabine+tenofovirdisoproxil+overig 6651

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van zowel tenofovir als emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Emtricitabine wordt verwijderd door hemodialyse. Tenofovir wordt niet verwijderd door hemodialyse. Het is onbekend of cobicistat, efavirenz, elvitegravir en rilpivirine worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse/continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik van de vaste combinatie vermijden

Het doseringsinterval van emtricitabine en tenofovirdisoproxil moet worden aangepast. De vaste combinaties van emtricitabine met tenofovirdisoproxil en cobicistat, elvitegravir, efavirenz of rilpivirine zijn hiervoor niet geschikt.

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Truvada, Atripla, Emtriva, Genvoya, Eviplera. 2. Izzedine H ea. Pharmacokinetics of tenofovir in haemodialysis. Nephrol Dial

Transplant 2003;18:1931-3. 3. Kearney BP ea. Pharmacokinetics and dosing recommendations of tenofovir

disoproxil fumarate in hepatic or renal impairment. Clin Pharmacokinet 2006;45:1115-24.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: emtricitabine+tenofovirdisoproxil 6649

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van zowel tenofovir als emtricitabine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Emtricitabine wordt verwijderd door hemodialyse. Tenofovir wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse/continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Het doseringsinterval van emtricitabine en tenofovirdisoproxil moet worden aangepast. De vaste combinatie van emtricitabine met tenofovirdisoproxil is hiervoor niet geschikt.

68

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Truvada. 2. Izzedine H ea. Pharmacokinetics of tenofovir in haemodialysis. Nephrol Dial

Transplant 2003;18:1931-3. 3. Kearney BP ea. Pharmacokinetics and dosing recommendations of tenofovir

disoproxil fumarate in hepatic or renal impairment. Clin Pharmacokinet 2006;45:1115-24.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: enalapril 6612

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet enalaprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt enalapril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Enalapril en zijn actieve metaboliet enaprilaat worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. aanvangsdosering max. 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het

klinische effect doseren; op dialysedagen toedienen na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. aanvangsdosering max. 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Renitec. 2. Lowenthal DT ea. The effect of renal function on enalapril kinetics. Clin Pharmacol

Ther 1985;38:661-6. 3. Kelly JG ea. Pharmacokinetics of lisinopril, enalapril and enalaprilat in renal failure:

effects of haemodialysis. Br J Clin Pharmac 1988;26:781-6.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: enalapril 6613

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet enalaprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt enalapril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde

69

dosering. Het is onbekend of enalapril en zijn actieve metaboliet enaprilaat worden verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering max. 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Renitec.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: entecavir 6590

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van entecavir af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Entecavir wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie o chronische hepatitis B met leverdecompensatie

1. 0,5 mg elke 72 uur o chronische hepatitis B met levercompensatie:

nucleoside-naïeve patiënten 1. 0,5 mg elke 5-7 dagen

lamivudine-refractaire patiënten 1. 0,5 mg elke 72 uur

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid, misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, slapeloosheid, slaperigheid en stijging van ALAT-waarden.

Literatuur:

1. SPC Baraclude.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: entecavir 6591

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van entecavir af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Entecavir wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

chronische hepatitis B met leverdecompensatie o 0,5 mg elke 72 uur

chronische hepatitis B met levercompensatie: o nucleoside-naïeve patiënten

0,5 mg elke 5-7 dagen o lamivudine-refractaire patiënten

70

0,5 mg elke 72 uur

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid, misselijkheid, braken, diarree, dyspepsie, slapeloosheid, slaperigheid en stijging van ALAT-waarden.

Literatuur:

1. SPC Baraclude.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: eplerenon 6476

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliëmie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Bij ernstig verminderde nierfunctie kunnen de AUC en Cmax van eplerenon toenemen. Eplerenon wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. controleer regelmatig de kaliumspiegel, de eerste keer binnen 1 week

Controlemomenten zijn verder na 2 weken, 3 maanden en 6 maanden en daarna elk jaar.

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieën van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock. Als normaalbereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Inspra. 2. Ravis WR ea. Pharmacokinetics of eplerenone after single and multiple dosing in

subjects with and without renal impairment. J Clin Pharmacol 2005;45:810-21. 3. Walsh M ea. The safety of eplerenone in hemodialysis patients: a noninferiority

randomized controlled trial. Clin J Am Soc Nephrol 2015;10:1602-8.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: eplerenon 6477

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliëmie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Bij ernstig verminderde nierfunctie kunnen de AUC en Cmax van eplerenon toenemen. Het is onbekend of eplerenon wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. controleer regelmatig de kaliumspiegel, de eerste keer binnen 1 week Controlemomenten zijn verder na 2 weken, 3 maanden en 6 maanden en daarna elk jaar.

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieën van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock.

71

Als normaalbereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Inspra.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: eptifibatide 6807

Bij een verminderde nierfunctie neemt de klaring van eptifibatide af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Eptifibatide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bloedingen. Patiënten met verminderde nierfunctie hebben a priori een hoger risico op zowel bloedingen als trombose, waarschijnlijk gerelateerd aan abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Integrilin. 2. Hudson JQ ea. Assessment of eptifibatide clearance by hemodialysis using an in vitro

system. Blood Purif 2010;30:266-71.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: eptifibatide 6808

Bij een verminderde nierfunctie neemt de klaring van eptifibatide af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of eptifibatide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bloedingen. Patiënten met verminderde nierfunctie hebben a priori een hoger risico op zowel bloedingen als trombose, waarschijnlijk gerelateerd aan abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Integrilin.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: ertapenem 6452

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van ertapenem toe. Ertapenem wordt verwijderd door hemodialyse.

72

intermitterende hemodialyse o alleen toedienen op dialysedagen: 1 g na elke dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 500 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere diarree, misselijkheid, braken, hoofdpijn, (trombo)flebitis, huiduitslag, jeuk en stijging van leverenzymwaarden. Bij hemodialysepatiënten is een verhoogd risico op neurotoxiciteit beschreven in de literatuur. Zo zijn insulten, hallucinaties en verminderde cognitie gemeld.

Literatuur:

1. SPC Invanz. 2. Burkhardt O ea. Pharmacokinetics of ertapenem in critically ill patients with acute

renal failure undergoing extended daily dialysis. Nephrol Dial Transplant 2009;24:267-71.

3. Mistry GC ea. Pharmacokinetics of ertapenem in patients with varying degrees of renal insufficiency and in patients on hemodialysis. J Clin Pharmacol 2006;46:1128-38.

4. Bosma MS ea. Farmacokinetiek van ertapenem in een doseerregime van driemaal per week bij chronische hemodialysepatiënten. PW Wetenschappelijk Platform 2013;7:a1306.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: ertapenem 6453

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van ertapenem toe. Het is onbekend of ertapenem wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden wegens gebrek aan gegevens

Klinische gevolgen: Er is een casus van overlijden door insulten die optraden 16 uur na toedienen van ertapenem bij een man die continue peritoneale dialyse onderging. Bijwerkingen zijn onder andere diarree, misselijkheid, braken, hoofdpijn, (trombo)flebitis, huiduitslag, jeuk en stijging van leverenzymwaarden.

Literatuur:

1. SPC Invanz. 2. Cardone KE ea. Ertapenem pharmacokinetics and pharmacodynamics during

continuous ambulatory peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 2012;56:725-30.

3. Seto AH ea. Ertapenem- associated seizures in a peritoneal dialysis patiënt. Ann Pharmacother 2005;39:352-6.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: ethambutol 6584

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ethambutol verlengd. Ethambutol wordt niet verwijderd door hemodialyse.

73

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. start met 25% van de standaarddosering 2. vervolgens dosering aanpassen op geleide van de spiegel

Dit advies is gebaseerd op interpretatie (geen gegevens).

Klinische gevolgen: Neuritis optica kan optreden, vooral bij dagdoses vanaf 25 mg/kg lich.gewicht (dosisafhankelijke toxiciteit), bij langdurig gebruik, bij nierfunctiestoornis, bij ouderen of bij diabetes patiënten met retinopathie. De symptomen zijn verminderde gezichtsscherpte, gestoorde kleurenzin (vooral rood-groen) en gedeeltelijke uitval van het gezichtsveld. Deze verschijnselen zijn bij direct staken van de therapie doorgaans reversibel; bij niet tijdig staken kan blindheid het gevolg zijn.

Literatuur:

1. Malone RS ea. The effect of hemodialysis on isoniazid, rifampin, pyrazinamide, and ethambutol. Am J Respir Crit Care Med 1999;159:1580-4.

2. Lee CS ea. Clearance calculations in hemodialysis: application to blood, plasma, and dialysate measurements for ethambutol. J Pharmacokinet Biopharm 1980;8:69-81.

3. Dume T ea. [Pharmacokinetics of ethambutol in healthy individuals and in patients with terminal renal failure]. Dtsch Med Wochenschr. 1971;96:1430-4.

4. Strunk AK ea. Single- and multiple-dose pharmacokinetics of ethambutol and rifampicin in a tuberculosis patient with acute respiratory distress syndrome undergoing extended daily dialysis and ECMO treatment. Int J Infect Dis 2016;42:1-3.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: ethambutol 6585

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ethambutol verlengd. Ethambutol wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. start met 25% van de standaarddosering 2. vervolgens dosering aanpassen op geleide van de spiegel

Dit advies is gebaseerd op interpretatie (geen gegevens).

Klinische gevolgen: Neuritis optica kan optreden, vooral bij dagdoses vanaf 25 mg/kg lich.gewicht (dosisafhankelijke toxiciteit), bij langdurig gebruik, bij nierfunctiestoornis, bij ouderen of bij diabetes patiënten met retinopathie. De symptomen zijn verminderde gezichtsscherpte, gestoorde kleurenzin (vooral rood-groen) en gedeeltelijke uitval van het gezichtsveld. Deze verschijnselen zijn bij direct staken van de therapie doorgaans reversibel; bij niet tijdig staken kan blindheid het gevolg zijn.

Literatuur:

1. Dume T ea. [Pharmacokinetics of ethambutol in healthy individuals and in patients with terminal renal failure]. Dtsch Med Wochenschr. 1971;96:1430-4.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: etoposide 6683

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van etoposide af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Etoposide wordt niet verwijderd door hemodialyse.

74

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. startdosis verlagen naar 50% van de normale dosis, vervolgens doseren op

geleide van klinisch effect en tolerantie door de patiënt

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisgerelateerde bijwerkingen zijn beenmergdepressie (vooral leukopenie), maagdarmstoornissen en stomatitis.

Literatuur:

1. SPC Vepesid. 2. Watanabe R ea. Feasibility of combination chemotherapy with cisplatin and etoposide

for haemodialysis patients with lung cancer. Br J Cancer 2003;88:25-30. 3. Murakami K ea. A case of small-cell esophageal cancer with chronic renal failure

undergoing hemodialysis safely treated with cisplatin and etoposide. Esophagus 2011;8:209-215.

4. Takezawa K ea. Pharmacokinetic analysis of carboplatin and etoposide in a small cell lung cancer patient undergoing hemodialysis. J Thorac Oncol 2008;3:1073-5.

5. Suzuki S ea. Pharmacokinetics of carboplatin and etoposide in a haemodialysis patient with Merkel-cell carcinoma. Nephrol Dial Transplant 1997;12:137-40.

6. Holthuis JJ ea. Pharmacokinetic evaluation of increasing dosages of etoposide in a chronic hemodialysis patient. Cancer Treat Rep 1985;69:1279-82.

7. Sauer H, Füger K, Blumenstein M. Modulation of cytotoxicity of cytostatic drugs by hemodialysis in vitro and in vivo. Cancer Treat Rev 1990;17:293-300.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: etoposide 6684

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van etoposide af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of etoposide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. startdosis verlagen naar 50% van de normale dosis, vervolgens doseren op geleide van klinisch effect en tolerantie door de patiënt

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisgerelateerde bijwerkingen zijn beenmergdepressie (vooral leukopenie), maagdarmstoornissen en stomatitis.

Literatuur:

1. SPC Vepesid. 2. Tanizawa K ea. Successful chemotherapy for small-cell lung cancer in an elderly

patient undergoing continuous ambulatory peritoneal dialysis. Intern Med 2010;49:1179-83.

3. Lee CW ea. Administration of cisplatin and etoposide during chronic ambulatory peritoneal dialysis. Clin Oncol (R Coll Radiol) 2005;17:667.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: exenatide 6464

75

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van exenatide toe en de klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of exenatide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Symptomen van een overdosis zijn onder andere ernstige misselijkheid, braken en snel dalende bloedglucoseconcentratie.

Overige opmerkingen: Uit een studie bleek dat bij patiënten op hemodialyse de exenatideklaring 84% lager was dan bij normale nierfunctie. Exenatide is geregistreerd bij diabetes mellitus type-2, in combinatie met metformine en/of een sulfonylureumderivaat.

Literatuur:

1. SPC Byetta. 2. Linnebjerg H ea. Effect of renal impairment on the pharmacokinetics of exenatide. Br

J Clin Pharmacol 2007;64:317-27. 3. Scientific discussion Byetta, EMA 2006.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: exenatide 6465

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van exenatide toe en de klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of exenatide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Symptomen van een overdosis zijn onder andere ernstige misselijkheid, braken en snel dalende bloedglucoseconcentratie.

Overige opmerkingen: Exenatide is geregistreerd bij diabetes mellitus type-2, in combinatie met metformine en/of een sulfonylureumderivaat.

Literatuur:

SPC Byetta.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: famciclovir 6592

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van penciclovir (de actieve metaboliet van famciclovir) verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Famciclovir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse

76

o herpes zoster, herpes zoster ophtalmicus 1. 250 mg na elke dialyse gedurende 7 dagen, bij

immuungecompromitteerde patiënten gedurende 10 dagen o herpes genitalis, bij eerste infectie

1. 250 mg na elke dialyse gedurende 5 dagen, o herpes genitalis, bij recidiverende infectie

1. 125 mg na elke dialyse gedurende 5 dagen, bij immuungecompromitteerde patiënten 250 mg na elke dialyse gedurende 7 dagen

o herpes genitalis, bij preventie van recidiverende infecties 1. 125 mg na elke dialyse, bij immunogecompromitteerde patiënten 250

mg na elke dialyse continue hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Uit een studie blijkt dat een hemodialysesessie van 4 uur de plasmaconcentratie van famociclovir met 75% verlaagt. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Famciclovir.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: famciclovir 6593

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van penciclovir (de actieve metaboliet van famciclovir) verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of famciclovir wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Famciclovir.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: famotidine 6436

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van famotidine vertraagd. Famotidine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In een studie bleek dialyse, afhankelijk van de methode, slechts 6-16% van de

77

famotidinedosis te verwijderen. Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerd en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie.

Literatuur:

1. SPC Famotidine Apotex. 2. Gladziwa U ea. Pharmacokinetics and dynamics of famotidine in patients with renal

failure. Br J Clin Pharmacol 1988;26:315-21. 3. Inotsume N ea. Removal of famotidine by haemodialysis in elderly anuric patients.

Eur J Clin Pharmacol 1990;38:313-4.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: famotidine 6437

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van famotidine vertraagd. Famotidine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In een studie verwijderde peritoneale dialyse slechts 4,5% van de famotidinedosis. Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerd en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie.

Literatuur:

1. SPC Famotidine Apotex. 2. Gladziwa U ea. Pharmacokinetics and dynamics of famotidine in patients with renal

failure. Br J Clin Pharmacol 1988;26:315-21.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: fampridine 6747

Bij verminderde nierfunctie kan de fampridinespiegel stijgen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of fampridine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse / continue dialyse/venoveneuze hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Toxische verschijnselen kunnen optreden bij orale doseringen hoger dan 1-1.5 mg/kg lich.gewicht per dag. Gemeld zijn rusteloosheid, verwardheid, tremor, diaforese, misselijkheid, convulsies, gegeneraliseerde tonisch- klonische aanvallen, status epilepticus, choreatische bewegingen, amnesie, tachycardie, bradycardie, aritmie, geleidingsstoornissen en (maligne) hypertensie.

Literatuur:

1. SPC Fampyra.

78

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: fampridine 6748

Bij verminderde nierfunctie kan de fampridinespiegel stijgen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of fampridine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Toxische verschijnselen kunnen optreden bij orale doseringen hoger dan 1-1.5 mg/kg lich.gewicht per dag. Gemeld zijn rusteloosheid, verwardheid, tremor, diaforese, misselijkheid, convulsies, gegeneraliseerde tonisch- klonische aanvallen, status epilepticus, choreatische bewegingen, amnesie, tachycardie, bradycardie, aritmie, geleidingsstoornissen en (maligne) hypertensie.

Literatuur:

1. SPC Fampyra.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: felbamaat 6542

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van felbamaat toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of felbamaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, anorexie, gewichtsverlies, slaperigheid, slapeloosheid, vermoeidheid, hoofdpijn, duizeligheid, dubbelzien, abnormaal zien en ataxie.

Literatuur:

1. SPC Taloxa.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: felbamaat 6543

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van felbamaat toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of felbamaat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, anorexie, gewichtsverlies, slaperigheid, slapeloosheid, vermoeidheid, hoofdpijn, duizeligheid, dubbelzien, abnormaal zien en ataxie.

79

Literatuur:

1. SPC Taloxa.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: fenprocoumon 6873

Bij hemodialyse is geen actie nodig. De dosering van fenprocoumon wordt bepaald door de trombosedienst op basis van de INR; dit is bij dialysepatiënten niet anders. Fenprocoumon wordt niet verwijderd door hemodialyse.

Patiënten met een verminderde nierfunctie hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie. Patiënten met een verminderde nierfunctie die zijn ingesteld op een cumarine hebben vaker een INR buiten het streefgebied; frequentere controle van de INR kan nodig zijn.

Literatuur:

1. SPC Marcoumar. 2. Held ea. Peculiarities in the treatment of dialysis patients using phenprocoumon

(Marcumar). Verh Dtsch Ges Inn Med 1975;81:1013-5.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: fenprocoumon 6874

Bij peritoneale dialyse is geen actie nodig. De dosering van fenprocoumon wordt bepaald door de trombosedienst op basis van de INR; dit is bij dialysepatiënten niet anders. Fenprocoumon wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

Patiënten met een verminderde nierfunctie hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie. Patiënten met een verminderde nierfunctie die zijn ingesteld op een cumarine hebben vaker een INR buiten het streefgebied; frequentere controle van de INR kan nodig zijn.

Literatuur:

1. SPC Marcoumar.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: fenytoine 6544

Bij verminderde nierfunctie kan de plasma-eiwitbinding afnemen, waardoor de vrije concentratie fenytoïne toeneemt zonder dat de totale concentratie toeneemt; de vrije concentratie is verantwoordelijk voor het effect en de bijwerkingen. Hierdoor kunnen bij een normale totale concentratie toch intoxicatieverschijnselen optreden. Fenytoïne wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. doseer op geleide van de vrije concentratie fenytoïne

Klinische gevolgen: Bij 2 patiënten verwijderde continue venoveneuze hemofiltratie 31-39% van de fenytoïnedosis. De therapeutische fenytoïnespiegel ligt idealiter tussen 10-20 mg/l (totale

80

fractie) of 1-2 mg/l (vrije fractie). Fenytoïnespiegels boven de 25 mg/l kunnen toxische verschijnselen veroorzaken, zoals nystagmus, ataxie en spraakstoornissen. Bij nog hogere spiegels kunnen slaperigheid, lethargie en coma optreden.

Literatuur:

1. SPC Diphantoïne-Z. 2. Oltrogge KM ea. Phenytoin removal by continuous venovenous hemofiltration. Ann

Pharmacother 2013;47:1218-22. 3. Martin E ea. Removal of phenytoin by hemodialysis in uremic patients. JAMA

1977;238:1750-3. 4. Lau AH ea. Effect of continuous hemofiltration on phenytoin elimination. Ther Drug

Monit 1994;16:53-7. 5. Bezzaoucha S ea. Hemodialysis effects on phenytoin pharmacokinetics. Eur J Clin

Pharmacol 2014;70:499-500.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: fenytoine 6545

Bij verminderde nierfunctie kan de plasma-eiwitbinding afnemen, waardoor de vrije concentratie fenytoïne toeneemt zonder dat de totale concentratie toeneemt; de vrije concentratie is verantwoordelijk voor het effect en de bijwerkingen. Hierdoor kunnen bij een normale totale concentratie toch intoxicatieverschijnselen optreden. Het is onbekend of fenytoïne wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. doseer op geleide van de vrije concentratie fenytoïne

Klinische gevolgen: De therapeutische fenytoïnespiegel ligt idealiter tussen 10-20 mg/l (totale fractie) of 1-2 mg/l (vrije fractie). Fenytoïnespiegels boven de 25 mg/l kunnen toxische verschijnselen veroorzaken, zoals nystagmus, ataxie en spraakstoornissen. Bij nog hogere spiegels kunnen slaperigheid, lethargie en coma optreden.

Literatuur:

1. SPC Diphantoïne-Z.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: fesoterodine 6729

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en Cmax van de actieve metaboliet 5-hydroxymethyltolterodine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of fesoterodine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Bij patiënten met creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min nam in vergelijking met gezonde proefpersonen de AUC van de actieve metaboliet 5-hydroxymethyltolterodine toe met factor 2.3 en de Cmax met factor 2.0. Dosisafhankelijke bijwerkingen als gevolg van het farmacologische effect op de

81

muscarinereceptoren zijn onder andere droge mond, urineretentie, obstipatie, wazig zien en verwardheid (vooral bij ouderen).

Literatuur:

1. SPC Toviaz.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: fesoterodine 6730

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en Cmax van de actieve metaboliet 5-hydroxymethyltolterodine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of fesoterodine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Bij patiënten met creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min nam in vergelijking met gezonde proefpersonen de AUC van de actieve metaboliet 5-hydroxymethyltolterodine toe met factor 2.3 en de Cmax met factor 2.0. Dosisafhankelijke bijwerkingen als gevolg van het farmacologische effect op de muscarinereceptoren zijn onder andere droge mond, urineretentie, obstipatie, wazig zien en verwardheid (vooral bij ouderen).

Literatuur:

1. SPC Toviaz.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: fexofenadine 6513

Bij verminderde nierfunctie kunnen Cmax en halfwaardetijd van fexofenadine toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Fexofenadine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van het centraal zenuwstelsel, hoofdpijn, sufheid, en duizeligheid kunnen optreden.

Literatuur:

1. SPC Telfast. 2. Ishiguro M ea. Effect of terfenadine on uremic itching in dialysis patients. Journal of

Japanese Society for Dialysis Therapy 2010;25:1329-1336.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: fexofenadine 6514

82

Bij verminderde nierfunctie kunnen Cmax en halfwaardetijd van fexofenadine toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of fexofenadine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van het centraal zenuwstelsel, hoofdpijn, sufheid, en duizeligheid kunnen optreden.

Literatuur:

1. SPC Telfast. 2. Ishiguro M ea. Effect of terfenadine on uremic itching in dialysis patients. Journal of

Japanese Society for Dialysis Therapy 2010;25:1329-1336.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: flucloxacilline parent 6143

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van flucloxacilline en de actieve hydroxymethylmetaboliet verlengd. Het effect van peritoneale dialyse op de klaring van flucloxacilline is onbekend.

endocarditis 1. max. 6 g per 24 uur als continue infusie

overige indicaties 1. 1 g elke 8-12 uur als continue infusie

Klinische gevolgen: Bijwerkingen: onder andere bij hoge intraveneuze doses neurotoxiciteit, bijvoorbeeld convulsies. Flucloxacilline wordt grotendeels uitgescheiden met de urine; ong. 55% van de oraal toegediende dosis in onveranderde vorm, ong. 10% als 5-hydroxymethylflucloxacilline en ong. 5% als inactieve metabolieten.

Literatuur:

1. SPC Floxapen.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: flucloxacilline parenteraal 6142

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van flucloxacilline en de actieve hydroxymethylmetaboliet verlengd. Hemodialyse heeft geen effect op de klaring van flucloxacilline.

intermitterende dialyse/continue dialyse o endocarditis

1. max. 6 g per 24 uur als continue infusie o overige indicaties

1. 1 g elke 8-12 uur als continue infusie

83

Klinische gevolgen: Bijwerkingen: onder andere bij hoge intraveneuze doses neurotoxiciteit, bijvoorbeeld convulsies. De plasma-eiwitbinding bedraagt ong. 95%. Uit twee studies blijkt dat hemodialyse geen invloed heeft op de klaring van flucloxacilline. Ook continue veno-veneuze hemofiltratie heeft hierop beperkt invloed, volgens twee andere studies. Flucloxacilline wordt grotendeels uitgescheiden met de urine; ong. 55% van de oraal toegediende dosis in onveranderde vorm, ong. 10% als 5-hydroxymethylflucloxacilline en ong. 5% als inactieve metabolieten

Literatuur:

1. SPC Floxapen. 2. Nauta EH ea. Pharmacokinetics of flucloxacillin and cloxacillin in healthy subjects and

patients on chronic intermittent haemodialysis. Br J Clin Pharmacol 1975;2:111-21. 3. Oe PL ea. Pharmacokinetics of the new penicillins. Amoxycillin and flucloxacillin in

patients with terminal renal failure undergoing haemodialysis. Chemotherapy 1973;19:279-88.

4. Bouman CS ea. Discrepancies between observed and predicted continuous venovenous hemofiltration removal of antimicrobial agents in critically ill patients and the effects on dosing. Intensive Care Med 2006;32:2013-9.

5. Meyer B ea. How to calculate clearance of highly protein-bound drugs during continuous venovenous hemofiltration demonstrated with flucloxacillin. Kidney Blood Press Res 2003;26:135-40.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: fluconazol 6829

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van fluconazol verlengd. Hierdoor neemt het risico op bijwerkingen toe. Fluconazol wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. normale dosis, alleen toedienen op dialysedagen, na de dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. op dag 1 gebruikelijke aanvangsdosis, vervolgens vanaf dag 2 dosering

verlagen tot 50% van de gebruikelijke dosering, op geleide van spiegels

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere hoofdpijn, huiduitslag, misselijkheid, braken, buikpijn en diarree. Alopecia treedt vooral op bij een behandelingsduur langer dan 2 maanden en bij dagdoses hoger dan 400 mg; het is wel reversibel na staken of na sterke dosisverlaging.

Literatuur:

1. SPC Diflucan. 2. Patel K ea. Population pharmacokinetics of fluconazole in critically ill patients

receiving continuous venovenous hemodiafiltration: using Monte Carlo simulations to predict doses for specified pharmacodynamic targets. Antimicrob Agents Chemother 2011;55:5868-73.

3. Bergner R ea. Fluconazole dosing in continuous veno-venous haemofiltration (CVVHF): need for a high daily dose of 800 mg. Nephrol Dial Transplant 2006;21:1019-23.

84

4. Yagasaki K ea. Pharmacokinetics and the most suitable dosing regimen of fluconazole in critically ill patients receiving continuous hemodiafiltration. Intensive Care Med 2003;29:1844-8.

5. Muhl E ea. Influence of continuous veno-venous haemodiafiltration and continuous veno-venous haemofiltration on the pharmacokinetics of fluconazole. Eur J Clin Pharmacol 2000;56:671-8.

6. Valtonen M ea. Effect of continuous venovenous haemofiltration and haemodiafiltration on the elimination of fluconazole in patients with acute renal failure. J Antimicrob Chemother 1997;40:695-700.

7. Berl T ea. Pharmacokinetics of fluconazole in renal failure. J Am Soc Nephrol 1995;6:242-7.

8. Oono S ea. The pharmacokinetics of fluconazole during haemodialysis in uraemic patients. Eur J Clin Pharmacol 1992;42:667-9.

9. Toon S ea. An assessment of the effects of impaired renal function and haemodialysis on the pharmacokinetics of fluconazole. Br J Clin Pharmacol 1990;29:221-6.

10. Wolter K ea. Elimination of fluconazole during continuous veno-venous haemodialysis (CVVHD) in a single patient. Eur J Clin Pharmacol 1994;47:291-2.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: fluconazol 6832

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van fluconazol verlengd. Hierdoor neemt het risico op bijwerkingen toe. Fluconazol wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. op dag 1 gebruikelijke aanvangsdosis, vervolgens vanaf dag 2 dosering verlagen tot 50% van de gebruikelijke dosering

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere hoofdpijn, huiduitslag, misselijkheid, braken, buikpijn en diarree. Alopecia treedt vooral op bij een behandelingsduur langer dan 2 maanden en bij dagdoses hoger dan 400 mg; het is wel reversibel na staken of na sterke dosisverlaging.

Literatuur:

1. SPC Diflucan. 2. Debruyne D ea. Pharmacokinetics of fluconazole in patients undergoing continuous

ambulatory peritoneal dialysis. Clin Pharmacokinet 1990;18:491-8.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: flucytosine 6836

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van flucytosine optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Flucytosine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. bij start interval verlengen naar 1x per 24 uur, vervolgens doseren op geleide

van de spiegel, op dialysedagen toedienen na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. bij start interval verlengen naar 24 uur, vervolgens doseren op geleide van de spiegel

85

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke beenmergdepressie (anemie, leukopenie, trombocytopenie), vooral bij plasmaconcentratie hoger dan 100 mg/l. Bij immuungecompromitteerde patiënten is irreversibele en fataal aflopende beenmergtoxiciteit mogelijk.

Literatuur:

1. SPC Ancotil. 2. Block ER ea. Flucytosine and amphotericin B: hemodialysis effects on the plasma

concentration and clearance. Studies in man. Ann Intern Med 1974;80:613-7. 3. Drouhet E ea. 5-Fluorocytosine in the treatment of candidiasis with acute renal

insufficiency: its kinetics during haemodialysis and peritoneal dialysis. Biomedicine 1973;19:408-14.

4. Ittel TH ea. 5-Fluorocytosine kinetics in patients with acute renal failure undergoing continuous hemofiltration. Chemotherapy 1987;33:77-84.

5. Cutler RE ea. Flucytosine kinetics in subjects with normal and impaired renal function. Clin Pharmacol Ther 1978;24: 333-42.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: flucytosine 6837

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie van flucytosine optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Flucytosine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. bij start interval verlengen naar 24 uur, vervolgens doseren op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke beenmergdepressie (anemie, leukopenie, trombocytopenie), vooral bij plasmaconcentratie hoger dan 100 mg/l. Bij immuungecompromitteerde patiënten is irreversibele en fataal aflopende beenmergtoxiciteit mogelijk.

Literatuur:

1. SPC Ancotil. 2. Muther RS ea. Peritoneal clearance of amphotericin B and 5-fluorocytosine. West J

Med 1980;133:157-60. 3. Drouhet E ea. 5-Fluorocytosine in the treatment of candidiasis with acute renal

insufficiency: its kinetics during haemodialysis and peritoneal dialysis. Biomedicine 1973;19:408-14.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: fludarabine 6661

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van de actieve metaboliet toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Fludarabine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van fludarabine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen zijn onder andere beenmergdepressie (die ernstig kan verlopen), misselijkheid (vooral bij orale toediening) en stomatitis.

86

Literatuur:

1. SPC Fludara. 2. Kielstein JT ea. Dialysate concentration and pharmacokinetics of 2F-Ara-A in a

patient with acute renal failure. Eur J Haematol 2005;74:533-4. 3. Horwitz ME ea. Fludarabine-based nonmyeloablative stem cell transplantation for

sickle cell disease with and without renal failure: clinical outcome and pharmacokinetics. Biol Blood Marrow Transplant 2007;13:1422-6.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: fludarabine 6662

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van de actieve metaboliet toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of fludarabine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van fludarabine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen zijn onder andere beenmergdepressie (die ernstig kan verlopen), misselijkheid (vooral bij orale toediening) en stomatitis.

Literatuur:

1. SPC Fludara.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: fluorouracil 6655

Bij hemodialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van fluorouracil niet nodig.

Fluorouracil wordt voor minder dan 10% onveranderd met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC 5-Fluorouracil. 2. Rengelshausen J ea. Pharmacokinetics of 5-fluorouracil and its catabolites

determined by 19F nuclear magnetic resonance spectroscopy for a patient on chronic hemodialysis. Am J Kidney Dis 2002;39:E10.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: fluorouracil 6656

Bij peritoneale dialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van fluorouracil niet nodig.

Fluorouracil wordt voor minder dan 10% onveranderd met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC 5-Fluorouracil.

87

2. Eads JR ea. A pharmacokinetic analysis of cisplatin and 5-fluorouracil in a patient with esophageal cancer on peritoneal dialysis. Cancer Chemother Pharmacol 2016;77:333-8.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: foscarnet 6594

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van foscarnet verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Foscarnet wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Uit een studie blijkt dat 2,5-2,8 uur hemodialyse ongeveer 38% van de foscarnetdosering verwijdert. Een andere studie laat zien dat na 3 uur HD de plasmaspiegel van foscarnet met ongeveer 50% is gedaald. Dosisafhankelijke, soms symptomatische, hypocalciëmie kan voorkomen, alsmede hypo- of hyperfosfatemie, hypomagnesiëmie, hypokaliëmie, hyponatriëmie, oedeem en metabole acidose. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Foscavir. 2. Aweeka FT ea. Effect of renal disease and hemodialysis on foscarnet

pharmacokinetics and dosing recommendations. J Acquir Immune Defic Syndr Hum Retrovirol 1999;20:350-7.

3. MacGregor RR ea. Successful foscarnet therapy for cytomegalovirus retinitis in an AIDS patient undergoing hemodialysis: rationale for empiric dosing and plasma level monitoring. J Infect Dis 1991;164:785-7.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: foscarnet 6595

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van foscarnet verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Foscarnet wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke, soms symptomatische, hypocalciëmie kan voorkomen, alsmede hypo- of hyperfosfatemie, hypomagnesiëmie, hypokaliëmie, hyponatriëmie, oedeem en metabole acidose. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Foscavir. 2. Alexander AC ea. Disposition of foscarnet during peritoneal dialysis. Ann

Pharmacother 1996;30:1106-9.

88

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: furosemide 6486

Bij verminderde nierfunctie moet furosemide vaak hoger worden gedoseerd om een voldoende diuretisch effect te verkrijgen. Het is onbekend of furosemide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. doseer op geleide van effect

bij onvoldoende effect van dosisverhoging 1. vervang eventueel furosemide oraal door bumetanide.

De biologische beschikbaarheid van oraal furosemide is variabel, waardoor het effect onvoorspelbaar is; dit geldt niet voor bumetanide

Literatuur:

1. SPC Lasix.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: furosemide 6487

Bij verminderde nierfunctie moet furosemide vaak hoger worden gedoseerd om een voldoende diuretisch effect te verkrijgen. Furosemide wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. verhoog dosering op geleide van effect o bij onvoldoende effect van dosisverhoging

1. vervang eventueel furosemide oraal door bumetanide De biologische beschikbaarheid van oraal furosemide is variabel, waardoor het effect onvoorspelbaar is; dit geldt niet voor bumetanide.

Literatuur:

1. SPC Lasix.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: gabapentine 6586

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van gabapentine toe en nemen plasmaklaring en renale klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Gabapentine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o restfunctie nieren (urineproductie > 0,5 l/dag) WEL aanwezig

1. startdosis 300-400 mg 2. vervolgens 150-300 mg per dag, onder controle van de

gabapentinespiegel 3. op dialysedagen een extra dosis van 200-300 mg na elke dialyse

o restfunctie nieren (urineproductie < 0,5 l/dag) NIET aanwezig 1. startdosis 300-400 mg 2. vervolgens op dialysedagen 200-300 mg na elke dialyse, onder

controle van de gabapentinespiegel

89

3. op niet-dialysedagen gabapentine niet gebruiken continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. 150-600 mg per dag, onder controle van de gabapentinespiegel

De dosering van 150 mg per dag dient te worden ingenomen als 300 mg elke 2 dagen; een handelsproduct met 150 mg per eenheid is niet beschikbaar

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere slaperigheid, duizeligheid, ataxie, moeheid en koorts. Uit enkele studies blijkt dat tijdens de dialyse de halfwaardetijd van gabapentine de halfwaardetijd bij normale nierfunctie benadert. De keuze voor een 0,5 l/dag urineproductie is arbitrair. Deze grens is om praktische redenen gekozen.

Literatuur:

1. SPC Neurontin. 2. Lal R ea. Clinical pharmacokinetics of gabapentin after administration of gabapentin

enacarbil extended-release tablets in patients with varying degrees of renal function using data from an open-label, single-dose pharmacokinetic study. Clin Ther 2012;34:201-13.

3. Wong MO ea. Disposition of gabapentin in anuric subjects on hemodialysis. J Clin Pharmacol 1995;35:622-6.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: gabapentine 6587

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van gabapentine toe en nemen plasmaklaring en renale klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of gabapentine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere slaperigheid, duizeligheid, ataxie, moeheid en koorts.

Literatuur:

1. SPC Neurontin.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: ganciclovir 6596

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ganciclovir verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Ganciclovir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o inductiebehandeling

1e gift standaarddosis, vervolgens 1,25 mg/kg lich. gewicht toedienen na afloop van elke dialysesessie, op geleide van de spiegel

o onderhoudsbehandeling 0,625 mg/kg lich. gewicht toedienen na afloop van elke dialysesessie,

op geleide van de spiegel

90

continue hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o inductiebehandeling

1e gift standaarddosis, vervolgens 2,5 mg/kg lich. gewicht elke 24 uur, op geleide van de spiegel

o onderhoudsbehandeling 1,25 mg/kg lich. gewicht elke 24 uur, op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Uit enkele studies is gebleken dat een hemodialysesessie van vier uur ongeveer de helft van de in het lichaam aanwezige hoeveelheid ganciclovir verwijdert. Uit studies naar het effect van continue venoveneuze hemodialyse, blijkt dat deze eliminatiemethode tot ongeveer 90% van de hoeveelheid ganciclovir uit het lichaam kan verwijderen. Myelosuppressie is een dosisbeperkende bijwerking; trombocytopenie komt bij 5-20% van de patiënten voor; neutropenie komt voor bij 15-40% van de patiënten en kan optreden na ong. 10 dagen, in het bijzonder bij doseringen hoger dan 15 mg/kg lich. gewicht per dag. Bij neutropenie normaliseert het aantal cellen gewoonlijk binnen 2-5 dagen na staken van het geneesmiddel of verminderen van de dosis. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben. Spiegelbepaling is mogelijk; het UMC Groningen voert deze bepaling uit (www.bepalingenwijzer.umcg.nl).

Literatuur:

1. SPC Cymevene. 2. McGloughlin S ea. Ganciclovir pharmacokinetics and suggested dosing in continuous

venovenous haemodiafiltration. Int J Antimicrob Agents 2011;37:90-2. 3. Czock ea. Pharmacokinetics of valganciclovir and ganciclovir in renal impairment.

Clin Pharmacol Ther 2002;72:142-50. 4. Czock D ea. New AUC-based method to estimate drug fraction removed by

hemodialysis. Kidney Blood Press Res 2004;27:172-6. 5. Pescovitz MD ea. Oral ganciclovir dosing in transplant recipients and dialysis patients

based on renal function. Transplantation 1998;66:1104-7. 6. Gando S ea. Pharmacokinetics and clearance of ganciclovir during continuous

hemodiafiltration. Crit Care Med 1998;26:184-7. 7. Combarnous F ea. Pharmacokinetics of ganciclovir in a patient undergoing chronic

haemodialysis. Eur J Clin Pharmacol 1994;46:379-81. 8. Boulieu R ea. Pharmacokinetics of ganciclovir in heart transplant patients undergoing

continuous venovenous hemodialysis. Ther Drug Monit 1993;15:105-7. 9. Swan SK ea. Pharmacokinetics of ganciclovir in a patient undergoing hemodialysis.

Am J Kidney Dis 1991;17:69-72. 10. Lake KD ea. Ganciclovir pharmacokinetics during renal impairment. Antimicrob

Agents Chemother 1988;32:1899-900. 11. Sommadossi JP ea. Clinical pharmacokinetics of ganciclovir in patients with normal

and impaired renal function. Rev Infect Dis 1988;10 Suppl3:S507-14.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: ganciclovir 6597

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ganciclovir verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of ganciclovir wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

91

Klinische gevolgen: Myelosuppressie is een dosisbeperkende bijwerking; trombocytopenie komt bij 5-20% van de patiënten voor; neutropenie komt voor bij 15-40% van de patiënten en kan optreden na ong. 10 dagen, in het bijzonder bij doseringen hoger dan 15 mg/kg lich. gewicht per dag. Bij neutropenie normaliseert het aantal cellen gewoonlijk binnen 2-5 dagen na staken van het geneesmiddel of verminderen van de dosis. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Cymevene.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: gentamicine parenteraal 6147

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van gentamicine verlengd. Peritoneale dialyse vergroot de klaring van gentamicine.

1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit; deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat het desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen. De opname van gentamicine in de renale tubuli en het middenoor is al bij relatief lage concentraties verzadigbaar, zodat hogere concentraties niet leiden tot een hoger risico op toxiciteit.

Literatuur:

1. Hamann SR ea. Evaluation of gentamicin pharmacokinetics during peritoneal dialysis. Ther Drug Monit 1982;4:297-300.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: gentamicine parenteraal 6146

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van gentamicine verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van gentamicine.

intermitterende dialyse 1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de

spiegel Op dialysedagen: bij toedienen voor dialyse normale dosis; bij toedienen na de dialyse de helft tot een derde van de dosis.

continue dialyse 1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de

spiegel

92

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit; deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat het desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen. De opname van gentamicine in de renale tubuli en het middenoor is al bij relatief lage concentraties verzadigbaar, zodat hogere concentraties niet leiden tot een hoger risico op toxiciteit.

Overige opmerkingen: Het is nog onduidelijk of toediening voor of na dialyse de voorkeur heeft. Toediening voor dialyse zou dezelfde maximumconcentratie geven maar een lagere AUC. In theorie blijft de effectiviteit dan gelijk, die hangt samen met de maximumconcentratie, terwijl het risico op toxiciteit vermindert door de verlaagde AUC.

Literatuur:

1. Danish M ea. Pharmacokinetics of gentamicin and kanamycin during hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 1974;6:841-7.

2. Gingell JC ea. Dose of gentamicin in patients with normal renal function and renal impairment. Br Med J 1968;2:19-22.

3. Curtis JR ea. Parenteral administration of gentamicin in renal failure: patients undergoing intermittent haemodialysis. Br Med J 1967;2:537-9.

4. Manley HJ ea. Gentamicin pharmacokinetics during slow daily home hemodialysis. Kidney Int 2003;63:1072-8.

5. Matzke GR ea. Hemodialysis elimination rates and clearance of gentamicin and tobramycin. Antimicrob Agents Chemother 1984;25:128-30.

6. Lockwood WR ea. Tobramycin and gentamicin concentrations in the serum of normal and anephric patients. Antimicrob Agents Chemother 1973;3:125-9.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: glibenclamide 6458

Bij verminderde nierfunctie neemt het risico op hypoglykemie toe. Glibenclamide wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Glibenclamide. 2. Pearson JG ea. Pharmacokinetic disposition of14C-glyburide in patients with varying

renal function. Clin Pharmacol Ther 1986;39:318-24. 3. Brier ME ea. Pharmacokinetics of oral glyburide in subjects with non-insulin-

dependent diabetes mellitus and renal failure. Am J Kidney Diseases 1997;29:907-11.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

93

Peritoneaaldialyse: glibenclamide 6459

Bij verminderde nierfunctie neemt het risico op hypoglykemie toe. Het is onbekend of glibenclamide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Glibenclamide.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: glimepiride 6460

Bij verminderde nierfunctie neemt het risico op hypoglykemie toe. Het is onbekend of glimepiride wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Amaryl.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: glimepiride 6461

Bij verminderde nierfunctie neemt het risico op hypoglykemie toe. Het is onbekend of glimepiride wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Amaryl.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: glycopyrronium oraal 6743

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van glycopyrronium toe. Hierdoor is het risico op anticholinerge bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of glycopyrronium wordt verwijderd door hemodialyse.

94

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege ontbreken gegevens

Klinische gevolgen: Anticholinerge bijwerkingen: onder andere droge mond, urineretentie, gastro-enteritis en dyspepsie. Glycopyrronium wordt voor ong. 85% met de urine uitgescheiden, waarvan ong. 23% in onveranderde vorm, en voor ong. 5% via de gal. Na toediening per inhalatie neemt bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min de AUC van glycopyrronium toe met factor 2.2.

Literatuur:

1. SPC Sialanar.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: glycopyrronium oraal 6744

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van glycopyrronium toe. Hierdoor is het risico op anticholinerge bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of glycopyrronium wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege ontbreken gegevens

Klinische gevolgen: Anticholinerge bijwerkingen: onder andere droge mond, urineretentie, gastro-enteritis en dyspepsie. Glycopyrronium wordt voor ong. 85% met de urine uitgescheiden, waarvan ong. 23% in onveranderde vorm, en voor ong. 5% via de gal. Na toediening per inhalatie neemt bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min de AUC van glycopyrronium toe met factor 2.2.

Literatuur:

1. SPC Sialanar.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: hydroxycarbamide 6679

Bij verminderde nierfunctie nemen de AUC en de halfwaardetijd van hydroxycarbamide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of hydroxycarbamide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van hydroxycarbamide opweegt tegen de risico’s Als hydroxycarbamide toch wordt gegeven

1. overweeg aanvankelijk 50% van de normale dosering, vervolgens doseren op geleide van effect en bijwerkingen; op dialysedagen toedienen na dialyse

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisbeperkende bijwerking is beenmergdepressie (vooral leukopenie,

95

minder vaak anemie en trombocytopenie); deze is wel reversibel na staken van de behandeling.

Literatuur:

1. SPC Hydrea.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: hydroxycarbamide 6680

Bij verminderde nierfunctie nemen de AUC en de halfwaardetijd van hydroxycarbamide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of hydroxycarbamide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van hydroxycarbamide opweegt tegen de risico’s Als hydroxycarbamide toch wordt gegeven

1. overweeg aanvankelijk 50% van de normale dosering, vervolgens doseren op geleide van effect en bijwerkingen

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisbeperkende bijwerking is beenmergdepressie (vooral leukopenie, minder vaak anemie en trombocytopenie); deze is wel reversibel na staken van de behandeling.

Literatuur:

1. SPC Hydrea.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: hydroxychloroquine 6500

Het is niet duidelijk of bij verminderde nierfunctie het risico op bijwerkingen van hydroxychloroquine is verhoogd. Het is onbekend of hydroxychloroquine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerd: retina-veranderingen. Verschijnselen van overdosering zijn hoofdpijn, visusstoornissen, cardiovasculaire collaps, convulsies, hypokaliëmie, hartritme- en geleidingsstoornissen, gevolgd door ademhalings- en hartstilstand.

Literatuur:

1. SPC Plaquenil.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: hydroxychloroquine 6501

96

Het is niet duidelijk of bij verminderde nierfunctie het risico op bijwerkingen van hydroxychloroquine is verhoogd. Het is onbekend of hydroxychloroquine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerd: retina-veranderingen. Verschijnselen van overdosering zijn hoofdpijn, visusstoornissen, cardiovasculaire collaps, convulsies, hypokaliëmie, hartritme- en geleidingsstoornissen, gevolgd door ademhalings- en hartstilstand.

Literatuur:

1. SPC Plaquenil.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: ibandroninezuur 6576

Bij verminderde nierfunctie is verminderde uitscheiding van ibandroninezuur waargenomen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Ibandroninezuur wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o bij preventie van botcomplicaties bij mammacarcinoom met botmetastasen

50 mg 1x per week o bij behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen

gebruik vermijden vanwege de beperkte klinische gegevens

Klinische gevolgen: In een studie verwijderde 4 uur hemodialyse ongeveer 36% van de ibandroninezuurdosis. Er zijn geen gevallen van overdosering gemeld. Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling.

Literatuur:

1. SPC Bonviva, SPC Bondronat. 2. Bergner R ea. Elimination of intravenously administered ibandronate in patients on

haemodialysis: a monocentre open study. Nephrol Dial Transplant 2002;17:1281-5.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: ibandroninezuur 6577

Bij verminderde nierfunctie is verminderde uitscheiding van ibandroninezuur waargenomen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of ibandroninezuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

bij preventie van botcomplicaties bij mammacarcinoom met botmetastasen o 50 mg 1x per week

bij behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen o gebruik vermijden vanwege de beperkte klinische gegevens

97

Bij verminderde nierfunctie is verminderde uitscheiding van ibandroninezuur waargenomen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of ibandroninezuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Klinische gevolgen: Er zijn geen gevallen van overdosering gemeld. Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling.

Literatuur:

1. SPC Bonviva, SPC Bondronat.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: ifosfamide 6653

Ifosfamide wordt hoofdzakelijk uitgescheiden met de urine, waarvan 14-34% in onveranderde vorm. Het is aannemelijk dat een verminderde nierfunctie de klaring van ifosfamide beïnvloedt. Ifosfamide en de actieve metabolieten worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1.een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van ifosfamide opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: In vitro was extractieratio van hemodialyse 86,7%. Bij een kindje van 20 maanden daalde de ifosfamidespiegel met 86,9% door 3,5 uur hemodialyse. Dosisgerelateerde bijwerkingen: onder andere bloedbeeldafwijkingen, zoals leukopenie. Bij 1-10% van de patiënten treedt hemorragische cystitis op. Hemorragische cystitis wordt veroorzaakt door een hoge concentratie van de toxische metaboliet acroleïne in de blaas.

Literatuur:

1. SPC Holoxan. 2. Carlson L ea. Toxicity pharmacokinetics, and in vitro hemodialysis clearance of

ifosfamide and metabolites in an anephric pediatric patient with Wilms' tumor. Cancer Chemother Pharmacol 1998;41:140-6.

3. Cartier JC ea. Hemodialysis as a treatment of ifosfamide intoxication. Hemodial Int 2013;17:327.

4. Fiedler R ea. Haemoperfusion combined with haemodialysis in ifosfamide intoxication. Nephrol Dial Transplant 2001;16:1088-9.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: ifosfamide 6654

Ifosfamide wordt hoofdzakelijk uitgescheiden met de urine, waarvan 14-34% in onveranderde vorm. Het is aannemelijk dat een verminderde nierfunctie de klaring van ifosfamide beïnvloedt. Het is onbkend of Ifosfamide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1.een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van ifosfamide opweegt tegen de risico’s

98

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen: onder andere bloedbeeldafwijkingen, zoals leukopenie. Bij 1-10% van de patiënten treedt hemorragische cystitis op. Hemorragische cystitis wordt veroorzaakt door een hoge concentratie van de toxische metaboliet acroleïne in de blaas.

Literatuur:

1. SPC Holoxan.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: imipenem + cilastatine 6892

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van imipenem + cilastatine verlengd en neemt de AUC toe. Imipenem + cilastatine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. 500 mg elke 12 uur, max. 1000 mg per dag, op dialysedagen 1 dosis na de

dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. 500 mg elke 12 uur, max. 1000 mg per dag

Klinische gevolgen: Onder ander centrale bijwerkingen, zoals myoklonische activiteit, verwardheid en insulten. In het bijzonder zijn convulsies opgetreden vooral bij ouderen, nierfunctiestoornis (dosis van 500 mg bij creatinineklaring 6-20 ml/min) en bestaande neurologische aandoeningen.

Literatuur:

1. SPC Tienam. 2. Fish DN ea. Pharmacokinetics and pharmacodynamics of imipenem during

continuous renal replacement therapy in critically ill patients. Antimicrob Agents Chemother 2005;49:2421-8. Hashimoto S ea. Pharmacokinetics of imipenem and cilastatin during continuous venovenous hemodialysis in patients who are critically ill. ASAIO J 1997;43:84-8.

3. Kihara M ea. Pharmacokinetic profiles of intravenous imipenem/cilastatin during slow hemodialysis in critically ill patients. Clin Nephrol 1994;42:193-7.

4. Konishi K ea. Removal of imipenem and cilastatin by hemodialysis in patients with end-stage renal failure. Antimicrob Agents Chemother 1991;35:1616-20.

5. Gibson TP ea. Imipenem/cilastatin: pharmacokinetic profile in renal insufficiency. Am J Med 1985;78(6A):54-61.

6. Berman ea. Multiple-dose study of imipenem/cilastatin in patients with end-stage renal disease undergoing long-term hemodialysis. Am J Med. 1985;78(6A):113-6.

7. Verpooten GA ea. The pharmacokinetics of imipenem (thienamycin- formamidine) and the renal dehydropeptidase inhibitor cilastatin sodium in normal subjects and patients with renal failure. Br J Clin Pharmacol 1984;18:183-93.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: imipenem + cilastatine 6893

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van imipenem + cilastatine verlengd en neemt de AUC toe. Imipenem + cilastatine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. 500 mg elke 12 uur, max. 1000 mg per dag

99

Klinische gevolgen: Onder ander centrale bijwerkingen, zoals myoklonische activiteit, verwardheid en insulten. In het bijzonder zijn convulsies opgetreden vooral bij ouderen, nierfunctiestoornis (dosis van 500 mg bij creatinineklaring 6-20 ml/min) en bestaande neurologische aandoeningen.

Literatuur:

1. SPC Tienam. 2. Chan CY ea. Pharmacokinetics of parenteral imipenem/cilastatin in patients on

continuous ambulatory peritoneal dialysis. J Antimicrob Chemother 1991;27:225-32. 3. Somani P ea. Pharmacokinetics of imipenem-cilastatin in patients with renal

insufficiency undergoing continuous ambulatory peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1988;32:530-4.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: indinavir 6641

Indinavir wordt gewoonlijk voor minder dan 20% met de urine uitgescheiden. Bij verminderde nierfunctie vormt dit geen risico. Indien indinavir wordt gecombineerd met ritonavir, neemt het aandeel renale klaring in de totale indinavirklaring toe naar ong. 50%. In dit geval is bij verminderde nierfunctie het risico op renale bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of indinavir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o indinavir ZONDER ritonavir

1. aanpassing van de dosering niet nodig. o indinavir MET ritonavir

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Optreden van nierstenen is dosisafhankelijk.

Literatuur:

1. SPC Crixivan. 2. Izzedine H ea. Indinavir pharmacokinetics in haemodialysis. Nephrol Dial Transplant

2000;15:1102-3. 3. Guardiola JM ea. Indinavir pharmacokinetics in haemodialysis-dependent end- stage

renal failure. AIDS 1998;12:1395.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: indinavir 6642

Indinavir wordt gewoonlijk voor minder dan 20% met de urine uitgescheiden. Bij verminderde nierfunctie vormt dit geen risico. Indien indinavir wordt gecombineerd met ritonavir, neemt het aandeel renale klaring in de totale indinavirklaring toe naar ong. 50%. In dit geval is bij verminderde nierfunctie het risico op renale bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of indinavir wordt verwijderd door hemodialyse.

indinavir ZONDER ritonavir 1. aanpassing van de dosering niet nodig.

indinavir MET ritonavir 1. gebruik vermijden

100

Klinische gevolgen: Optreden van nierstenen is dosisafhankelijk.

Literatuur:

1. SPC Crixivan.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: itraconazol intraveneus 6923

Bij hemodialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van itraconazol niet nodig. Itraconazol en de actieve metaboliet OH-itraconazol worden niet verwijderd door hemodialyse. Bij verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van de hulpstof hydroxypropylbetadex af. Hydroxypropylbetadex wordt verwijderd door hemodialyse.

Itraconazol is slecht oplosbaar en wordt daarom intraveneus toegediend in een formulering met de hulpstof hydroxypropylbetadex. Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van hydroxypropylbetadex af, waardoor cumulatie kan optreden. Afname van de nierfunctie is waargenomen.

Literatuur:

1. SPC Trisporal. 2. Mohr JF ea. Pharmacokinetics of intravenous itraconazole in stable hemodialysis

patients. Antimicrob Agents Chemother 2004;48:3151-3. 3. Coronel B ea. Itraconazole concentrations during continuous haemodiafiltration. 4. J Antimicrob Chemother 1994;34:448-9. 5. Boelaert J ea . Itraconazole pharmacokinetics in patients with renal dysfunction.

Antimicrob Agents Chemother 1988;32:1595-7.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: itraconazol iv 6924

Bij peritoneale dialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van itraconazol niet nodig. Itraconazol wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse. Bij verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van de hulpstof hydroxypropylbetadex af. Het is onbekend of hydroxypropylbetadex wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Itraconazol is slecht oplosbaar en wordt daarom intraveneus toegediend in een formulering met de hulpstof hydroxypropylbetadex. Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van hydroxypropylbetadex af, waardoor cumulatie kan optreden. Afname van de nierfunctie is waargenomen.

Literatuur:

1. SPC Trisporal. 2. Boelaert J ea . Itraconazole pharmacokinetics in patients with renal dysfunction.

Antimicrob Agents Chemother 1988;32:1595-7.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: kanamycine 6164

101

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van kanamycine verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van kanamycine.

intermitterende dialyse 1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de

spiegel Op dialysedagen: bij toedienen voor dialyse normale dosis; bij toedienen na de dialyse de helft tot een derde van de dosis.

continue dialyse 1. interval verlengen op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: In een studie bij 6 patiënten verminderde hemodialyse 50-60% van de kanamycinedosering, in een studie bij 7 patiënten was de serumconcentratie kanamycine na dialyse met 55,4% afgenomen. De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit: deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat he desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen.

Overige opmerkingen: Het is nog onduidelijk of toediening voor of na dialyse de voorkeur heeft. Toediening voor dialyse zou dezelfde maximumconcentratie geven maar een lagere AUC. In theorie blijft de effectiviteit dan gelijk, die hangt samen met de maximumconcentratie, terwijl het risico op toxiciteit vermindert door de verlaagde AUC.

Literatuur:

1. Danish M et al. Pharmacokinetics of gentamicin and kanamycin during hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 1974;6:841-7.

2. Ory EM ea. Kanamycin in the treatment of patients with diminished kidney function. Ann N Y Acad Sci 1966;132:933-40.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: kanamycine 6165

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van kanamycine verlengd. Peritoneale dialyse vergroot de klaring van kanamycine.

1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Uit twee studies blijkt dat peritoneale dialyse 32-42% van de kanamycinedosering verwijdert bij patiënten die 22-48 uur dialyse ondergingen. De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit; deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat het desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen.

Literatuur:

102

1. Atkins RC ea. Peritoneal transfer of kanamycin and its use in peritoneal dialysis. Kidney Int 1973;3:391-6.

2. Greenberg PA ea. Removal and absorption of antibiotics in patients with renal failure undergoing peritoneal dialysis. Tetracycline, chloramphenicol, kanamycin, and colistimethate. Ann Intern Med 1967;66:465-70.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: lacosamide 6546

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van lacosamide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Lacosamide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. onderhoudsdosering max. 250 mg per dag, op dialysedagen aanvullende

dosis van max. 50% van de keerdosis na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. onderhoudsdosering max. 250 mg per dag

Klinische gevolgen: Uit een studie bleek dat een hemodialysesessie van 4 uur ongeveer 50% van de lacosamidedosis uit het lichaam verwijderde.

Literatuur:

1. SPC Vimpat. 2. Cawello W ea. Impact of impaired renal function on the pharmacokinetics of the

antiepileptic drug lacosamide. Clin Pharmacokinet 2013;52:897-906.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: lacosamide 6547

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van lacosamide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of lacosamide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bij een dosering tot 1200 mg per dag zijn duizeligheid en misselijkheid gemeld. Bij een dosering van 1200 mg is coma gemeld, die zonder restverschijnselen herstelde.

Literatuur:

1. SPC Vimpat.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: lamivudine 6643

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en Cmax van lamivudine toe en de klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Lamivudine wordt verwijderd door hemodialyse. Bij intermitterende hemodialyse is dit niet klinisch relevant vanwege het rebound effect.

103

Epivir® (HIV-infectie) o intermitterende hemodialyse, continue venoveneuze

hemodialyse/hemo(dia)filtratie startdosis 50-150 mg, vervolgens 25-50 mg 1x per dag, op geleide van

de spiegel Zeffix® (Chronische hepatitis B)

o intermitterende hemodialyse, continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

startdosis 35 mg, vervolgens 10-15 mg 1x per dag, op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Epivir, Zeffix. 2. Bohjanen PR ea. Steady-state pharmacokinetics of lamivudine in human

immunodeficiency virus-infected patients with end-stage renal disease receiving chronic dialysis. Antimicrob Agents Chemother 2002;46:2387-92.

3. Izzedine H ea. Dosage of lamivudine in a haemodialysis patient. Nephron 2000;86:553.

4. Johnson MA ea. Single dose pharmacokinetics of lamivudine in subjects with impaired renal function and the effect of haemodialysis. Br J Clin Pharmacol 1998;46:21-7.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: lamivudine 6644

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en Cmax van lamivudine toe en de klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Lamivudine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

Epivir® (HIV-infectie) o startdosis 50-150 mg, vervolgens 25-50 mg 1x per dag, op geleide van de

spiegel Zeffix® (Chronische hepatitis B)

o startdosis 35 mg, vervolgens 10-15 mg 1x per dag, op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Bij 2 patiënten verwijderde CAPD in 24 uur 16% van de lamivudinedosis. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Epivir, Zeffix. 2. Asari A ea. Pharmacokinetics of lamivudine in subjects receiving peritoneal dialysis in

end-stage renal failure. Br J Clin Pharmacol 2007;64:738-44.

104

3. Bohjanen PR ea. Steady-state pharmacokinetics of lamivudine in human immunodeficiency virus-infected patients with end-stage renal disease receiving chronic dialysis. Antimicrob Agents Chemother 2002;46:2387-92.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: lenalidomide 6681

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van lenalidomide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Lenalidomide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o multiple myeloom/mantelcellymfoom

5 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse o myelodysplastisch syndroom

2.5 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o multiple myeloom/mantelcellymfoom 15 mg om de dag OF 7.5 mg 1x per dag

o myelodysplastisch syndroom 2.5 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: In een studie bleek 4 uur hemodialyse ongeveer 30% van de hoeveelheid lenalomide uit het lichaam te verwijderen. De dosisbeperkende toxiciteit was in onderzoeken bij patiënten met verminderde nierfunctie hoofdzakelijk hematologisch (neutropenie, trombocytopenie, anemie).

Kinetiek: Lenalidomide wordt voornamelijk onveranderd uitgescheiden met de urine. Het aandeel van renale excretie in de totale klaring bedroeg bij personen met een normale nierfunctie 65-85%.

Literatuur:

1. SPC Revlimid. 2. Dao K ea. Pharmacokinetics of lenalidomide during high cut-off dialysis in a patient

with multiple myeloma and renal failure. Cancer Chemother Pharmacol 2017;79:215-218.

3. Kobayashi T ea. Therapeutic drug monitoring enables safe and effective lenalidomide therapy in patients with multiple myeloma on hemodialysis. Ann Hematol 2016;95:2087-2088.

4. Chen N ea. Pharmacokinetics of lenalidomide in subjects with various degrees of renal impairment and in subjects on hemodialysis. J Clin Pharmacol 2007;47:1466-75.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: lenalidomide 6682

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van lenalidomide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of lenalidomide wordt verwijderd door peritoneale dialyse

105

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van lenalidomide opweegt tegen de risico’s Als lenalidomide toch wordt gegeven

o multiple myeloom/mantelcellymfoom 5 mg 1x per dag

o myelodysplastisch syndroom 2.5 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: In vergelijkende onderzoeken met verschillende doseringen zijn enkele patiënten blootgesteld aan max. 50 mg. De dosisbeperkende toxiciteit was in deze onderzoeken hoofdzakelijk hematologisch (neutropenie, trombocytopenie, anemie).

Kinetiek: Lenalidomide wordt voornamelijk onveranderd uitgescheiden met de urine. Het aandeel van renale excretie in de totale klaring bedroeg bij personen met een normale nierfunctie 65-85%.

Literatuur:

1. SPC Revlimid.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: levetiracetam 6548

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van levetiracetam af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Levetiracetam wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o oplaaddosis 750 mg, vervolgens 500-1000 mg 1x per dag, op dialysedagen

aanvullende dosis van 250-500 mg na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o 1000 mg 2x per dag

Klinische gevolgen: Door 4 uur intermitterende hemodialyse daalt de levetiracetamspiegel met ong. 50%. Uit twee studies blijkt dat bij continue venoveneuze hemofiltratie de klaring van levetiracetam de klaring bij normale nierfunctie benadert. Dosisgerelateerde bijwerkingen bij verminderde nierfunctie zijn onder andere slaperigheid, asthenie, hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, amnesie, ataxie, depressie, abnormaal gedrag, verwardheid, geïrriteerdheid, emotionele labiliteit, agressie, nervositeit, hallucinatie en dubbelzien.

Literatuur:

1. SPC Keppra. 2. Nei SD. Levetiracetam pharmacokinetics in a patient receiving continuous

venovenous hemofiltration and venoarterial extracorporeal membrane oxygenation. Pharmacotherapy 2015;35:e127-30.

3. New AM. Levetiracetam pharmacokinetics during continuous venovenous hemofiltration and acute liver dysfunction. Neurocrit Care 2016;25:141-4.

106

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: levetiracetam 6549

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van levetiracetam af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of levetiracetam wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen zijn onder andere slaperigheid, asthenie, hoofdpijn, duizeligheid, slapeloosheid, amnesie, ataxie, depressie, abnormaal gedrag, verwardheid, geïrriteerdheid, emotionele labiliteit, agressie, nervositeit, hallucinatie en dubbelzien.

Literatuur:

1. SPC Keppra.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: levofloxacine inhal 6354

Bij peritoneale dialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van levofloxacine per inhalatie niet nodig vanwege het lokaal effect dat wordt beoogd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van levofloxacine.

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van levofloxacine verlengd; dit is gezien na orale en parenterale toediening. De systemische blootstelling van levofloxacine na inhalatie is ong. 50% lager dan na systemische toediening van vergelijkbare doses.

Literatuur:

1. SPC Quinsair.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: levofloxacine inhalatie 6353

Bij hemodialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van levofloxacine per inhalatie niet nodig vanwege het lokaal effect dat wordt beoogd. Hemodialyse heeft geen effect op de klaring van levofloxacine.

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van levofloxacine verlengd; dit is gezien na orale en parenterale toediening. De systemische blootstelling van levofloxacine na inhalatie is ong. 50% lager dan na systemische toediening van vergelijkbare doses.

Literatuur:

1. SPC Quinsair.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: levofloxacine oraal/parenteraal 6352

107

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van levofloxacine verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van levofloxacine.

1. normale startdosis, vervolgens 25% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend doseringsinterval

Klinische gevolgen: Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

Overige opmerkingen: Levofloxacine is de l-isomeer van ofloxacine.

Literatuur:

1. SPC Tavanic.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: levofloxacine oraal/parenteraal. 6351

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van levofloxacine verlengd. Hemodialyse heeft geen effect op de klaring van levofloxacine.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. normale startdosis, vervolgens 25% van de normale keerdosis bij

gelijkblijvend doseringsinterval

Klinische gevolgen: Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

Overige opmerkingen: Levofloxacine is de l-isomeer van ofloxacine.

Literatuur:

1. SPC Tavanic. 2. Tsuruoka S ea. Pharmacokinetics of multiple-dose levofloxacin in hemodialysis

patients. Am J Kidney Dis 2011;58:498-9. 3. Czock D ea. Pharmacokinetics of moxifloxacin and levofloxacin in intensive care unit

patients who have acute renal failure and undergo extended daily dialysis. Clin J Am Soc Nephrol 2006;1:1263-8.

4. Guenter SG ea. Pharmacokinetics of levofloxacin during continuous venovenous hemodiafiltration and continuous venovenous hemofiltration in critically ill patients. Pharmacotherapy 2002;22:175-83.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

108

Hemodialyse: lisinopril 6614

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van lisinipril. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt lisinopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Lisinopril wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. aanvangsdosering max. 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het

klinische effect doseren; op dialysedagen toedienen na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. aanvangsdosering max. 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Zestril. 2. Kelly JG ea. Pharmacokinetics of lisinopril, enalapril and enalaprilat in renal failure:

effects of haemodialysis. Br J Clin Pharmac 1988;26:781-6.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: lisinopril 6615

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van lisinipril. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt lisinopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is onbekend of lisinopril wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering max. 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Zestril.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

109

Hemodialyse: lithiumzouten 6869

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van lithium af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Lithium wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. normale dosis, alleen op dialysedagen, toedienen na de dialyse 2. pas de dosering aan op geleide van de dalspiegel Na bereiken van een

stabiele lithiumspiegel: controleer de lithiumdalspiegel elke 3-6 maanden continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. pas de dosering aan op geleide van de dalspiegel

Klinische gevolgen: Symptomen van een te hoge lithiumspiegel zijn onder andere braken, diarree, dronkemansspraak en -gang, spierschokken en spierzwakte, slaperigheid en sufheid. Langdurige hoge spiegels kunnen een irreversibel schadelijk effect op de nieren hebben. Chronische intoxicatie kan optreden bij personen die chronisch worden behandeld met lithium, door verhoging van de dosering of door een verminderde klaring. Hierbij heeft zich al een evenwicht gevormd tussen de hoeveelheid lithium in het bloed en in de organen en er is een mate van correlatie tussen de serumlithiumconcentratie en de klinische symptomen. Het verdwijnen van lithium uit de organen duurt lang, waardoor de eliminatiehalfwaardetijd kan oplopen tot ong. 60 uur.

Overige opmerkingen: Risicofactoren zijn hogere leeftijd, hartfalen, wijziging water /Na-inname en gebruik van diuretica.

Literatuur:

1. SPC Camcolit, Priadel. 2. Bjarnason NH ea. Optimizing lithium dosing in hemodialysis. Ther Drug Monit

2006;28:262-6. 3. Jaeger A ea. Toxicokinetics of lithium intoxication treated by hemodialysis. J Toxicol

Clin Toxicol 1985-1986;23:501-17. 4. Port FK ea. Lithium therapy during maintenance hemodialysis. Psychosomatics

1979;20:130-2.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: lithiumzouten 6870

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van lithium af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Lithium wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. pas de dosering aan op geleide van de dalspiegel

Klinische gevolgen: Symptomen van een te hoge lithiumspiegel zijn onder andere braken, diarree, dronkemansspraak en -gang, spierschokken en spierzwakte, slaperigheid en sufheid. Langdurige hoge spiegels kunnen een irreversibel schadelijk effect op de nieren hebben. Chronische intoxicatie kan optreden bij personen die chronisch worden behandeld met lithium, door verhoging van de dosering of door een verminderde klaring. Hierbij heeft zich al een evenwicht gevormd tussen de hoeveelheid lithium in het bloed en in de organen en er is een mate van correlatie tussen de serumlithiumconcentratie en de klinische symptomen. Het

110

verdwijnen van lithium uit de organen duurt lang, waardoor de eliminatiehalfwaardetijd kan oplopen tot ong. 60 uur.

Overige opmerkingen: Risicofactoren zijn hogere leeftijd, hartfalen, wijziging water /Na-inname en gebruik van diuretica.

Literatuur:

1. SPC Camcolit, Priadel. 2. Wilson JH ea. Peritoneal dialysis for lithium poisoning. Br Med J 1971;26;2:749-50.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: memantine 6822

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van memantine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of memantine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Hallucinaties, verwardheid, duizeligheid, hoofdpijn en vermoeidheid.

Literatuur:

1. SPC Ebixa.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: memantine 6823

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van memantine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of memantine wordt verwijderd door hemodialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Hallucinaties, verwardheid, duizeligheid, hoofdpijn en vermoeidheid.

Literatuur:

1. SPC Ebixa.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: meropenem 5749

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van meropenem toe. Hemodialyse vergroot de klaring van meropenem.

Intermitterende hemodialyse 1. 1-2 g per 24 uur in 1-2 doses, op dialysedagen toedienen na de dialyse

Continue hemodialyse

111

1. 2-4 g per 24 uur in 2-3 doses

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen, hoofdpijn, paresthesie, orale en vaginale candidiasis, reversibele trombocytose, eosinofilie, trombocytopenie en neutropenie, reversibele stijging van leverfunctiewaarden.

Literatuur:

1. SPC Meronem. 2. Chimata M ea. Pharmacokinetics of meropenem in patients with various degrees of

renal function, including patients with end-stage renal disease. Antimicrob Agents Chemother 1993;37:229-33.

3. Thalhammer F ea. Single-dose pharmacokinetics of meropenem during continuous venovenous hemofiltration. Antimicrob Agents Chemother 1998;42:2417-20.

4. Ververs TF ea. Pharmacokinetics and dosing regimen of meropenem in critically ill patients receiving continuous venovenous hemofiltration. Crit Care Med 2000;28:3412-6.

5. Krueger WA ea. Correlation of meropenem plasma levels with pharmacodynamic requirements in critically ill patients receiving continuous veno-venous hemofiltration. Chemotherapy 2003;49:280-6.

6. Krueger WA ea. Pharmacokinetics of meropenem in critically ill patients with acute renal failure treated by continuous hemodiafiltration. Antimicrob Agents Chemother 1998;42:2421-4.

7. Giles LJ ea. Pharmacokinetics of meropenem in intensive care unit patients receiving continuous veno-venous hemofiltration or hemodiafiltration. Crit Care Med 2000;28:632-7.

8. Robatel C ea. Pharmacokinetics and dosage adaptation of meropenem during continuous venovenous hemodiafiltration in critically ill patients. J Clin Pharmacol 2003;43:1329-40.

9. Valtonen M ea. Elimination of meropenem during continuous veno-venous haemofiltration and haemodiafiltration in patients with acute renal failure. J Antimicrob Chemother 2000;45:701-4.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Peritoneaaldialyse: meropenem 5750

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van meropenem toe. Er zijn geen studies gedaan naar de farmacokinetiek van meropenem bij peritoneale dialyse.

1. 1-2 g per 24 uur in 1-2 doses

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen, hoofdpijn, paresthesie, orale en vaginale candidiasis, reversibele trombocytose, eosinofilie, trombocytopenie en neutropenie, reversibele stijging van leverfunctiewaarden.

Literatuur:

1. SPC Meronem. 2. Vlaar PJ ea. Intraperitoneal compared with intravenous meropenem for peritoneal

dialysis-related peritonitis. Perit Dial Int 2013;33:708-9.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

112

Hemodialyse: metformine 6466

Bij patiënten met een verminderde nierfunctie kan cumulatie van metformine optreden. Hierdoor is het risico op lactaatacidose verhoogd. Metformine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In zeldzame gevallen lactaatacidose. De gerapporteerde gevallen van lactaatacidose bij patiënten die met metformine werden behandeld, zijn primair vastgesteld bij diabetespatiënten met significant nierfalen, hoewel ook andere risicofactoren een rol kunnen spelen. Uit enkele studies blijkt dat hemodialyse zinvol is bij patiënten met significant nierfalen die metformine gebruiken en lactaatacidose ontwikkelen.

Literatuur:

1. SPC Metformine. 2. Nguyen HL ea. Metformin intoxication requiring dialysis. Hemodial Int 2011;15 Suppl

1:S68-71. 3. Keller G ea. Management of metformin-associated lactic acidosis by continuous renal

replacement therapy. PLoS One 2011;6:e23200. 4. Pallavi R ea. Prolonged hemodialysis: an antidote for metformin- associated lactic

acidosis. Am J Ther 2016 23:e606-8. 5. Mujtaba M ea. Toxicokinetics of metformin-associated lactic acidosis with continuous

renal replacement therapy. Eur J Drug Metab Pharmacokinet 2012;37:249-53.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: metformine 6467

Bij patiënten met een verminderde nierfunctie kan cumulatie van metformine optreden. Hierdoor is het risico op lactaatacidose verhoogd. Het is niet bekend of metformine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In zeldzame gevallen lactaatacidose. De gerapporteerde gevallen van lactaatacidose bij patiënten die met metformine werden behandeld, zijn primair vastgesteld bij diabetespatiënten met significant nierfalen, hoewel ook andere risicofactoren een rol kunnen spelen.

Literatuur:

1. SPC Metformine. 2. Al-Hwiesh AK ea. Metformin in peritoneal dialysis: a pilot experience. Perit Dial Int

2014;34:368-75.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: methenamine 6456

113

Bij verminderde nierfunctie kan methenamine mogelijk uitkristalliseren in de nieren. Aanpassen van de dosering is geen optie, omdat dan mogelijk onvoldoende bactericide concentratie in de urine wordt bereikt. Het is onbekend of methenamine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Methenamine kan mogelijk uitkristalliseren in de nieren. Hoge doses (8 g per dag of meer) kunnen een acute ontsteking van de urinewegen veroorzaken. Bij verlagen van de dosering wordt mogelijk onvoldoende bactericide concentratie in de urine bereikt, met als gevolg therapeutisch falen.

Literatuur:

1. SPC Xcyst.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: methenamine 6457

Bij verminderde nierfunctie kan methenamine mogelijk uitkristalliseren in de nieren. Aanpassen van de dosering is geen optie, omdat dan mogelijk onvoldoende bactericide concentratie in de urine wordt bereikt. Het is onbekend of methenamine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Methenamine kan mogelijk uitkristalliseren in de nieren. Hoge doses (8 g per dag of meer) kunnen een acute ontsteking van de urinewegen veroorzaken. Bij verlagen van de dosering wordt mogelijk onvoldoende bactericide concentratie in de urine bereikt, met als gevolg therapeutisch falen.

Literatuur:

1. SPC Xcyst.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: methotrexaat 6502

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van methotrexaat af, waardoor het risico op toxiciteit toeneemt. Tijdens het gebruik van methotrexaat kan de nierfunctie afnemen. Methotrexaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: De eerste tekenen van toxiciteit zijn vaak aantasting van het slijmvlies van mond en maagdarmkanaal (bloedingen, ulcera, gingivitis, glossitis, stomatitis, braken en diarree) en andere slijmvliesontstekingen. Dosisafhankelijke bijwerkingen van methotrexaat zijn onder andere nefrotoxiciteit (nierinsufficiëntie), pneumonitis (soms fatale pulmonale insufficiëntie),

114

neurologische effecten (hoofdpijn, sufheid, troebel zicht, afasie, hemiparese, parese en convulsies), leuko-ncefalopathie, ernstige pancytopenie. Methotrexaat verdwijnt langzaam uit het bloed, maar cumuleert in de bloedcel.

Literatuur:

1. SPC Metoject. 2. Murashima M ea. Methotrexate clearance by high-flux hemodialysis and peritoneal

dialysis: a case report. Am J Kidney Dis 2009;53:871-4. 3. Wall SM ea. Effective clearance of methotrexate using high-flux hemodialysis

membranes. Am J Kidney Dis 1996;28:846-54. 4. Thomson AH ea. Methotrexate removal during haemodialysis in a patient with

advanced laryngeal carcinoma. Cancer Chemother Pharmacol 1996;38:566-70.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: methotrexaat 6503

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van methotrexaat af, waardoor het risico op toxiciteit toeneemt. Tijdens het gebruik van methotrexaat kan de nierfunctie afnemen. Methotrexaat wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: De eerste tekenen van toxiciteit zijn vaak aantasting van het slijmvlies van mond en maagdarmkanaal (bloedingen, ulcera, gingivitis, glossitis, stomatitis, braken en diarree) en andere slijmvliesontstekingen. Dosisafhankelijke bijwerkingen van methotrexaat zijn onder andere nefrotoxiciteit (nierinsufficiëntie), pneumonitis (soms fatale pulmonale insufficiëntie), neurologische effecten (hoofdpijn, sufheid, troebel zicht, afasie, hemiparese, parese en convulsies), leuko-encefalopathie, ernstige pancytopenie. Methotrexaat verdwijnt langzaam uit het bloed, maar cumuleert in de bloedcel.

Literatuur:

1. Murashima M ea. Methotrexate clearance by high-flux hemodialysis and peritoneal dialysis: a case report. Am J Kidney Dis 2009;53:871-4.

2. SPC Metoject.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: methylnaltrexon 6701

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van methylnaltrexon af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of methylnaltrexon wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van methylnaltrexon opweegt tegen de risico’s

115

Klinische gevolgen: In klinisch onderzoek zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd. In een studie met gezonde vrijwilligers die een intraveneuze bolusinjectie van 0.64 mg/kg kregen, werd hypotensie waargenomen.

Bijwerkingen: buikpijn, misselijkheid, flatulentie en diarree. Meestal zijn deze bijwerkingen licht tot matig van aard. Bij optreden van ernstige of aanhoudende diarree dient de therapie te worden gestaakt.

Literatuur:

1. SPC Relistor.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: methylnaltrexon 6702

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van methylnaltrexon af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of methylnaltrexon wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van methylnaltrexon opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: In klinisch onderzoek zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd. In een studie met gezonde vrijwilligers die een intraveneuze bolusinjectie van 0.64 mg/kg kregen, werd hypotensie waargenomen.

Bijwerkingen: buikpijn, misselijkheid, flatulentie en diarree. Meestal zijn deze bijwerkingen licht tot matig van aard. Bij optreden van ernstige of aanhoudende diarree dient de therapie te worden gestaakt.

Literatuur:

1. SPC Relistor.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: metoclopramide 6713

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van metoclopramide verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Metoclopramide wordt verwijderd door hemodialyse. Bij intermitterende hemodialyse is dit niet klinisch relevant vanwege het rebound effect.

Intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse / hemo(dia)filtratie o 25% van de normale dosering

Klinische gevolgen: Extrapiramidale bijwerkingen kunnen optreden, vooral bij hoge doseringen.

Literatuur:

1. SPC Primperan.

116

2. Wright MR ea. Effect of haemodialysis on metoclopramide kinetics in patients with severe renal failure. Br J Clin Pharmacol 1988;26(4):474-7.

3. Lehmann CR ea. Metoclopramide kinetics in patients with impaired renal function and clearance by hemodialysis. Clin Pharmacol Ther 1985;37:284-9.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: metoclopramide 6714

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van metoclopramide verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Metoclopramide wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

25% van de normale dosering

Klinische gevolgen: Extrapiramidale bijwerkingen kunnen optreden, vooral bij hoge doseringen.

Literatuur:

1. SPC Primperan. 2. Berardi RR ea. Metoclopramide removal during continuous ambulatory peritoneal

dialysis. Drug Intell Clin Pharm 1986;20:154-5.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: midazolam 6490

Bij patiënten die hemodialyse ondergaan is aanpassen van de initiële dosering van midazolam niet nodig. Midazolam wordt altijd gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen; dit is bij dialyse niet anders. Midazolam wordt niet verwijderd door hemodialyse.

Bij patiënten met een verminderde nierfunctie cumuleert de farmacologisch actieve metaboliet hydroxymethylmidazolamglucuronid, waardoor een lagere dosering nodig kan zijn. Na staken van midazolam bij beademde dialysepatiënten kan het langer duren alvorens de patiënt uit sedatie komt vanwege cumulatie.

Literatuur:

1. SPC Dormicum. 2. Tsubo T ea. Ketamine and midazolam kinetics during continuous hemodiafiltration in

patients with multiple organ dysfunction syndrome. Intensive Care Med 2001;27:1087-90.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: midazolam 6491

Bij patiënten die peritoneale dialyse ondergaan is aanpassen van de initiële dosering van midazolam niet nodig. Midazolam wordt altijd gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen; dit is bij dialyse niet anders. Het is onbekend of midazolam wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

117

Bij patiënten met een verminderde nierfunctie cumuleert de farmacologisch actieve metaboliet hydroxymethylmidazolamglucuronid, waardoor een lagere dosering nodig kan zijn. Na staken van midazolam bij beademde dialysepatiënten kan het langer duren alvorens de patiënt uit sedatie komt vanwege cumulatie.

Literatuur:

1. SPC Dormicum.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: miglustat 6824

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van miglustat af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of miglustat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen: gastro-intestinale bijwerkingen, tremor.

Literatuur:

1. SPC Zavesca.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: miglustat 6825

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van miglustat af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of miglustat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen: gastro-intestinale bijwerkingen, tremor.

Literatuur:

1. SPC Zavesca.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: milrinon 6705

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van milrinon verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Milrinon wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. normale oplaaddosis 2. onderhoudsdosering verlagen tot 0.20-0.23 µg/kg/min, op dialysedagen

toedienen na de dialyse

118

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. normale oplaaddosis 2. onderhoudsdosering verlagen tot 0.20-0.23 µg/kg/min

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke bijwerkingen zijn hypotensie en hartritmestoornissen.

Literatuur:

1. SPC Corotrope. 2. Cox ZL ea. Elevation of plasma milrinone concentrations in stage D heart failure

associated with renal dysfunction. J Cardiovasc Pharmacol Ther 2013;18:433-8. 3. Taniguchi T ea. Pharmacokinetics of milrinone in patients with congestive heart

failure during continuous venovenous hemofiltration. Intensive Care Med 2000;26:1089-93.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: milrinon 6706

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van milrinon verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of milrinon wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke bijwerkingen zijn hypotensie en hartritmestoornissen.

Literatuur:

1. SPC Corotrope.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: morfine 6492

Bij patiënten die hemodialyse ondergaan is aanpassen van de initiële dosering van morfine niet nodig. Morfine wordt altijd gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen; dit is bij dialyse niet anders. Morfine wordt verwijderd door hemodialyse.

Bij patiënten met verminderde nierfunctie cumuleert de actieve metaboliet morfine-6-glucuronide, waardoor een lagere dosering nodig kan zijn. Dit is vooral van belang bij toediening van hoge doses en/of toediening gedurende langere tijd. .

Literatuur:

1. SPC MS Contin. 2. Jamal JA ea. Removal of morphine with the new high-efficiency and high-flux

membranes during haemofiltration and haemodiafiltration. Nephrol Dial Transplant 1998;13:1535-7.

3. Bastani B ea. Removal of morphine but not fentanyl during haemodialysis. Nephrol Dial Transplant 1997;12:2802-4.

119

4. Bion JF, Logan BK, Newman PM, Brodie MJ, Oliver JS, Aitchison TC, Ledingham IM. Sedation in intensive care: morphine and renal function. Intensive Care Med 1986;12:359-65.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: morfine 6493

Bij patiënten die peritoneale dialyse ondergaan is aanpassen van de initiële dosering van morfine niet nodig. Morfine wordt altijd gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen; dit is bij dialyse niet anders. Morfine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

Bij patiënten met verminderde nierfunctie cumuleert de actieve metaboliet morfine-6-glucuronide, waardoor een lagere dosering nodig kan zijn. Dit is vooral van belang bij toediening van hoge doses en/of toediening gedurende langere tijd.

Literatuur:

1. SPC MS Contin. 2. Pauli-Magnus C ea. Pharmacokinetics of morphine and its glucuronides following

intravenous administration of morphine in patients undergoing continuous ambulatory peritoneal dialysis. Nephrol Dial Transplant 1999;14:903-9.

3. Osborne R ea. The pharmacokinetics of morphine and morphine glucuronides in kidney failure. Clin Pharmacol Ther 1993;54:158-67.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: natriumfosfaat oraal 6890

Bij verminderde nierfunctie kan bij oraal gebruik van natriumfosfaat hypocalciëmie en hyperfosfatemie optreden. Het is onbekend of natriumfosfaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypocalciëmie en hyperfosfatemie. Acute fosfaatnefropathie.

Literatuur:

1. SPC Phosphoral.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: natriumfosfaat oraal 6891

Bij verminderde nierfunctie kan bij oraal gebruik van natriumfosfaat hypocalciëmie en hyperfosfatemie optreden. Het is onbekend of natriumfosfaat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

120

Klinische gevolgen: Hypocalciëmie en hyperfosfatemie. Acute fosfaatnefropathie.

Literatuur:

1. SPC Phosphoral.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: nitrofurantoine 6454

Bij verminderde nierfunctie kan nitrofurantoïne cumuleren in bloed en weefsel, waardoor ernstige neuropathie kan optreden. Bovendien wordt met een normale therapeutische dosering geen bactericide concentratie in de urine bereikt. Het is onbekend of nitrofurantoïne wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Door cumulatie in bloed en weefsel kan perifere neuropathie optreden. Paresthesieën (met tintelingen of een doof gevoel) en zwakte zijn gemeld, meestal enkele dagen na start van de behandeling. Soms leidt dit tot perifere polyneuropathie, meestal binnen 2 maanden. Het kan irreversibel zijn en zelfs fataal aflopen. Nitrofurantoïne wordt geconcentreerd in de urine, waardoor daar bactericide concentraties ontstaan. Bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min wordt geen bactericide concentratie in urine bereikt, met als gevolg therapeutisch falen.

Literatuur:

1. SPC Furabid.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: nitrofurantoine 6455

Bij verminderde nierfunctie kan nitrofurantoïne cumuleren in bloed en weefsel, waardoor ernstige neuropathie kan optreden. Bovendien wordt met een normale therapeutische dosering geen bactericide concentratie in de urine bereikt. Het is onbekend of nitrofurantoïne wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Door cumulatie in bloed en weefsel kan perifere neuropathie optreden. Paresthesieën (met tintelingen of een doof gevoel) en zwakte zijn gemeld, meestal enkele dagen na start van de behandeling. Soms leidt dit tot perifere polyneuropathie, meestal binnen 2 maanden. Het kan irreversibel zijn en zelfs fataal aflopen. Nitrofurantoïne wordt geconcentreerd in de urine, waardoor daar bactericide concentraties ontstaan. Bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min wordt geen bactericide concentratie in urine bereikt, met als gevolg therapeutisch falen.

Literatuur:

121

1. SPC Furabid.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: nizatidine 6440

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van nizatidine vertraagd. Hierdoor stijgt de spiegel en neemt de halfwaardetijd toe. Nizatidine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In een studie werd slechts 10% van de nizatidinedosis verwijderd door hemodialyse. Aplastische anemie is gemeld bij een patiënt die hemodialyse onderging en nizatidine kreeg. Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerde bijwerkingen van H2-antagonisten en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie. Voor nizatidine is dit vooralsnog theoretisch.

Literatuur:

1. SPC Axid. 2. Aronoff GR ea. Nizatidine disposition in subjects with normal and impaired renal

function. Clin Pharmacol Ther 1988;43:688-95. 3. Nakano T ea. Aplastic anemia associated with initiation of nizatidine therapy in a

hemodialysis patient. Clin Exp Nephrol 2004;8:160-2.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: nizatidine 6441

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van nizatidine vertraagd. Hierdoor stijgt de spiegel en neemt de halfwaardetijd toe. Het is onbekend of nizatidine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerde bijwerkingen van H2-antagonisten en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie. Voor nizatidine is dit vooralsnog theoretisch.

Literatuur:

1. SPC Axid.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: norfloxacine 6358

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van norfloxacine verlengd. Hemodialyse heeft geen invloed op de klaring van norfloxacine.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

122

1. geef de normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2 doses

Klinische gevolgen: Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

Literatuur:

1. SPC norfloxacine. 2. Fillastre JP ea. Pharmacokinetics of norfloxacin in renal failure. J Antimicrob

Chemother 1984;14:439. 3. Shimada J ea. Human and animal studies on the pharmacokinetics of norfloxacin in

renal failure. Jpn J Antibiot 1986;39:2643-50.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: norfloxacine 6359

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van norfloxacine verlengd. Het effect van peritoneale dialyse op de klaring van norfloxacine is onbekend.

1. geef de normale keerdosis met een interval van 24 uur tussen 2 doses

Klinische gevolgen: Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

Literatuur:

1. SPC Norfloxacine.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: NSAID's 6201

Het risico op een maagdarmbloeding neemt bij dialyse extra toe door NSAID-gebruik. Bovendien kan een nog aanwezige restfunctie van de nieren (acuut) uitvallen door NSAID-gebruik. Hemodialyse heeft bij de meeste NSAID’s geen effect op de klaring.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o restfunctie nieren (urineproductie) WEL aanwezig

1. gebruik vermijden om restfunctie nieren te sparen o restfunctie nieren (urineproductie) NIET aanwezig

1. gebruik vermijden is niet nodig

Klinische gevolgen: Patiënten die dialyse ondergaan hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie. Het bloedingsrisico kan extra worden verhoogd door gebruik van een LMWH aan het begin van de hemodialyse om stolling in de

123

extracorporale circulatie te voorkomen. NSAID’s verstoren het compensatiemechanisme van verhoogde prostaglandinesynthese dat bij verminderde nierperfusie een te sterke daling van de nierperfusie voorkomt. Verminderde nierperfusie kan zorgen voor (acute) uitval van een eventueel nog aanwezige restfunctie van de nieren.

Literatuur

1. Grubb NG ea. Stereoselective pharmacokinetics of ketoprofen and ketoprofen glucuronide in end-stage renal disease: evidence for a ‘futile cycle’ of elimination. Br J Clin Pharmacol 1999;48:494-500

2. Agrawal NG ea. Pharmacokinetics of etoricoxib in patients with renal impairment. J Clin Pharmacol 2004;44:48-58.

3. Ochs HR ea. Ibuprofen kinetics in patients with renal insufficiency who are receiving maintenance hemodialysis. Arthritis and Rheumatism 1985;28:1430-4.

4. Senekjian HO ea. Absorption and disposition of ibuprofen in hemodialyzed uremic patients. Eur J Rheumatol Inflamm 1983;6:155-62.

5. Skoutakis VA ea. Dialyzability and pharmacokinetics of indomethacin in adult patients with end-stage renal disease. Drug Intell Clin Pharm 1986;20:956-60.

6. Türck D ea. Pharmacokinetics of meloxicam in patients with end-stage renal failure on haemodialysis: a comparison with healthy volunteers. Eur J Clin Pharmacol 1996;51:309-13.

7. Brier ME ea. Population pharmacokinetics of the active metabolite of nabumetone in renal dysfunction. Clin Pharmacol Ther 1995;57:622-7.

8. Weber SS, Troutman WG, Trujeque L. Effect of hemodialysis on plasma naproxen concentration. Am J Hosp Pharm 1979;36:1567-9.

9. SPC Celebrex, Orudis, Voltaren K, Arcoxia, Butazolidin, Advil, Indometacine TEVA, Movicox, Novalgin, Mebutan, Aleve, Dynastat, Piroxicam, Saridon, Surgam.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: NSAID's 6202

Het risico op een maagdarmbloeding neemt bij dialyse extra toe door NSAID-gebruik. Bovendien kan een nog aanwezige restfunctie van de nieren (acuut) uitvallen door NSAID-gebruik. Het effect van peritoneale dialyse op de klaring van NSAID's is onbekend.

restfunctie nieren (urineproductie) WEL aanwezig 1. gebruik vermijden om restfunctie nieren te sparen

restfunctie nieren (urineproductie) NIET aanwezig 1. gebruik vermijden is niet nodig

Klinische gevolgen: Patiënten die dialyse ondergaan hebben een hoger bloedingsrisico, waarschijnlijk gerelateerd aan een abnormale plaatjesfunctie. NSAID’s verstoren het compensatiemechanisme van verhoogde prostaglandinesynthese dat bij verminderde nierperfusie een te sterke daling van de nierperfusie voorkomt. Verminderde nierperfusie kan zorgen voor (acute) uitval van een eventueel nog aanwezige restfunctie van de nieren.

Literatuur:

1. SPC Celebrex, Orudis, Voltaren K, Arcoxia, Butazolidin, Advil, Indometacine TEVA, Movicox, Novalgin, Mebutan, Aleve, Dynastat, Piroxicam, Saridon, Surgam.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

124

Hemodialyse: ofloxacine 6373

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ofloxacine verlengd. Hemodialyse heeft geen effect op de klaring van ofloxacine.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. startdosis 200 mg, vervolgens 100 mg 1x elke 24 uur of 200 mg elke 48 uur

Bij eenmalige toediening bij gonorroe is aanpassen van de dosering niet nodig.

Klinische gevolgen: Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

Literatuur:

1. SPC Ofloxacine PCH. 2. Kampf D ea. Multiple dose kinetics of ofloxacin and ofloxacin metabolites in

haemodialysis patients. Eur J Clin Pharmacol 1992;42:95-9. 3. Fillastre JP ea. Ofloxacin pharmacokinetics in renal failure. Antimicrob Agents

Chemother 1987;31:156-60. 4. Dörfler A ea. Pharmacokinetics of ofloxacin in patients on haemodialysis treatment.

Drugs 1987;34 Suppl 1:62-70.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: ofloxacine 6374

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van ofloxacine verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van ofloxacine.

1. startdosis 200 mg, vervolgens 100 mg elke 24 uur of 200 mg elke 48 uur Bij eenmalige toediening bij gonorroe is aanpassen van de dosering niet nodig.

Klinische gevolgen: Neurologische bijwerkingen van chinolonen zijn hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, paresthesieën, perifere neuropathie, perifere sensorische stoornissen, visusstoornissen en verwardheid. Deze klachten zijn gewoonlijk reversibel en dosisafhankelijk. In zeldzame gevallen zijn convulsies gemeld, vooral bij patiënten met epilepsie of cerebrovasculaire insufficiëntie in de anamnese.

Literatuur:

1. SPC Ofloxacine PCH. 2. McMullin CM ea. The pharmacokinetics of once-daily oral 400 mg ofloxacin in

patients with peritonitis complicating continuous ambulatory peritoneal dialysis. J Antimicrob Chemother 1997;39:829-31.

3. Passlick J ea. Single- and multiple-dose kinetics of ofloxacin in patients on continuous ambulatory peritoneal dialysis (CAPD). Perit Dial Int 1989;9:267-72.

4. Flor S ea. Pharmacokinetics of ofloxacin in healthy subjects and patients with varying degrees of renal impairment. Int J Clin Pharmacol Res 1991;11:115-21.

125

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: olmesartan 6624

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van olmesartan toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Olmesartan wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. max. 20 mg per dag

Klinische gevolgen: Het belangrijkste probleem bij overdosering is hypotensie.

Literatuur:

1. SPC Olmetec.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: olmesartan 6625

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van olmesartan toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of olmesartan wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. max. 20 mg per dag

Klinische gevolgen: Het belangrijkste probleem bij overdosering is hypotensie.

Literatuur:

1. SPC Olmetec.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: orlistat 6736

Gebruik van orlistat heeft in zeldzame gevallen geleid tot hyperoxalurie en oxalaatnefropathie. Het is onbekend of orlistat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Oxalaatnefropathie is gemeld.

Literatuur:

1. SPC Xenical.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: orlistat 6737

126

Gebruik van orlistat heeft in zeldzame gevallen geleid tot hyperoxalurie en oxalaatnefropathie. Het is onbekend of orlistat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Oxalaatnefropathie is gemeld.

Literatuur:

1. SPC Xenical.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: oseltamivir 6647

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en Cmax van oseltamivircarboxylaat (actieve metaboliet van oseltamivir) toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Oseltamivircarboxylaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o behandeling van influenza

1e dosis van 30 mg zo snel mogelijk na de eerste verschijnselen, vervolgens 30 mg na elke dialysesessie

o preventie van influenza 1e dosis van 30 mg zo snel mogelijk na de eerste verschijnselen,

vervolgens 30 mg na elke 2e dialysesessie continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o behandeling van influenza 30 mg 1x per dag

o preventie van influenza 30 mg 1x per 2 dagen

Literatuur:

1. SPC Tamiflu. 2. Dolley-Hitze T ea. Oseltamivir dose adjustment in an H1N1 patient requiring

haemodialysis. Intensive Care Med 2010;36:1618-9. 3. Ariano RE ea. Enteric absorption and pharmacokinetics of oseltamivir in critically ill

patients with pandemic (H1N1) influenza. CMAJ 2010;182:357-63. 4. Robson R ea. The pharmacokinetics and tolerability of oseltamivir suspension in

patients on haemodialysis and continuous ambulatory peritoneal dialysis. Nephrol Dial Transplant 2006;21:2556-62.

5. Lemaitre F ea. Oseltamivir carboxylate accumulation in a patient treated by haemodiafiltration and extracorporeal membrane oxygenation. Intensive Care Med 2010;36:1273-4.

6. Eyler RF ea. Critically ill patients receiving continuous venovenous hemodialysis (CVVHD). Presented at the 50th Annual Interscience Conference on Antimicrobial Agents and Chemotheray in Boston, MA; Sept 12-15, 2010. ICAAC Abstract #A1-1999.

7. Taylor WR ea. Oseltamivir is adequately absorbed following nasogastric administration to adult patients with severe H5N1 influenza. PLoS One. 2008;3:e3410.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

127

Peritoneaaldialyse: oseltamivir 6648

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en Cmax van oseltamivircarboxylaat (actieve metaboliet van oseltamivir) toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Oseltamivircarboxylaat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

behandeling van influenza o eenmalig 30 mg

preventie van influenza o 30 mg 1x per week

Literatuur:

1. SPC Tamiflu. 2. Robson R ea. The pharmacokinetics and tolerability of oseltamivir suspension in

patients on haemodialysis and continuous ambulatory peritoneal dialysis. Nephrol Dial Transplant 2006;21:2556-62.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: oxaliplatine 6685

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van ongebonden platina toe en de klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen mogelijk verhoogd. Oxaliplatine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o 50% van normale dosering, dosering aanpassen op geleide van effectiviteit en

bijwerkingen; toedienen op een dialysedag voor de dialyse

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerkingen van oxaliplatine zijn neurotoxiciteit, beenmergdepressie, maagdarmstoornissen en stomatitis.

Literatuur:

1. SPC Eloxatin. 2. Horimatsu T ea. Pharmacokinetics of oxaliplatin in a hemodialytic patient treated with

modified FOLFOX-6 plus bevacizumab therapy. Cancer Chemother Pharmacol 2011;68:263-6.

3. Balzer MS ea. Oxaliplatin pharmacokinetics on hemodialysis in a patient with diffuse large B cell lymphoma. Ann Hematol 2016;95:649-50.

4. Kobayashi M ea. Successful Treatment with Modified FOLFOX6 and Panitumumab in a Cecal Cancer Patient Undergoing Hemodialysis. Intern Med 2016;55:127-30.

5. Gori S ea. Pharmacokinetics of oxaliplatin in a hemodialyzed patient: chemotherapy dose adjustment and timing of dialysis. Clin Colorectal Cancer 2014;13:260-3.

6. Watayo Y ea. Drug monitoring during FOLFOX6 therapy in a rectal cancer patient on chronic hemodialysis. Jpn J Clin Oncol 2010;40:360-4.

7. Katsumata K ea. Oxaliplatin for metastatic colon cancer in a patient with renal failure. Clin Med Oncol 2008;2:97-101.

8. Ohnishi T ea. FOLFOX 4 in a patient with metastatic colorectal cancer on hemodialysis due to chronic renal failure. Gan To Kagaku Ryoho 2007;34:1299-302.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

128

Peritoneaaldialyse: oxaliplatine 6686

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van ongebonden platina toe en de klaring af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen mogelijk verhoogd. Het is onbekend of oxaliplatine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van oxaliplatine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerkingen van oxaliplatine zijn neurotoxiciteit, beenmergdepressie, maagdarmstoornissen en stomatitis.

Literatuur:

1. SPC Eloxatin.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: oxcarbazepine 6550

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van de farmacologisch actieve monohydroxycarbazepinemetaboliet toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of oxcarbazepine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. aanvangsdosering halveren, vervolgens dosering op geleide van de spiegel

langzaam verhogen tot beoogd klinisch effect

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere vermoeidheid, duizeligheid, hoofdpijn, slaperigheid, dubbelzien, misselijkheid en braken. Hyponatriëmie kan voorkomen als gevolg van een ADH-achtige werking. Het komt voor bij 10-25% van de patiënten. Het verloopt meestal symptoomloos, maar kan in zeldzame gevallen gepaard gaan met braken, hoofdpijn, verwardheid, neurologische stoornissen en lethargie.

Literatuur:

1. SPC Trileptal.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: oxcarbazepine 6551

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van de farmacologisch actieve monohydroxycarbazepinemetaboliet toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of oxcarbazepine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering halveren, vervolgens dosering op geleide van de spiegel langzaam verhogen tot beoogd klinisch effect

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere vermoeidheid, duizeligheid, hoofdpijn, slaperigheid, dubbelzien, misselijkheid en braken. Hyponatriëmie kan voorkomen als gevolg van een ADH-achtige werking. Het komt voor bij 10-25% van de patiënten. Het verloopt meestal

129

symptoomloos, maar kan in zeldzame gevallen gepaard gaan met braken, hoofdpijn, verwardheid, neurologische stoornissen en lethargie.

Literatuur:

1. SPC Trileptal.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: pemetrexed 6669

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van pemetrexed af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of pemetrexed wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van pemetrexed opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere anemie, leukopenie, neutropenie, stomatitis, faryngitis, diarree en trombocytopenie. Pemetrexed wordt grotendeels onveranderd (70-90% van de toegediende dosis) met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC Alimta. 2. Brandes JC ea. Alteration of pemetrexed excretion in the presence of acute renal

failure and effusions: presentation of a case and review of the literature. Cancer Invest 2006;24:283-7.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: pemetrexed 6670

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van pemetrexed af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of pemetrexed wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van pemetrexed opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere anemie, leukopenie, neutropenie, stomatitis, faryngitis, diarree en trombocytopenie. Pemetrexed wordt grotendeels onveranderd (70-90% van de toegediende dosis) met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC Alimta.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

130

Hemodialyse: penicillamine 6867

Penicillamine is nefrotoxisch. Penicillamine en de inactieve metabolieten penicillamine disulfide en penicillamine- cysteïne disulfide worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bij gebruik van penicillamine is sporadisch nierbeschadiging gemeld, zich uitend als eiwitverlies in de urine met progressie tot een nefrotisch syndroom. Bij cystinurie wordt gedoseerd op geleide van cystine-uitscheiding in urine, bij ziekte van Wilson op geleide kopergehalte in urine.

Literatuur:

1. Matthey F ea. The use of D-penicillamine in patients with rheumatoid arthritis undergoing hemodialysis. Clin Nephrol 1986;25:268-7.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: penicillamine 6868

Penicillamine is nefrotoxisch. Het is onbekend of penicillamine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bij gebruik van penicillamine is sporadisch nierbeschadiging gemeld, zich uitend als eiwitverlies in de urine met progressie tot een nefrotisch syndroom. Bij cystinurie wordt gedoseerd op geleide van cystine-uitscheiding in urine, bij ziekte van Wilson op geleide kopergehalte in urine. Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: pentoxifylline 6711

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van pentoxifylline en een aantal actieve metabolieten vertraagd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Pentoxifylline wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o 400 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na de dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 400 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke bijwerkingen zijn onder andere misselijkheid, braken, duizeligheid en hoofdpijn.

Literatuur:

1. SPC Trental.

131

2. Silver MR, Kroboth PD. Pentoxifylline in end-stage renal disease. Drug Intell Clin Pharm 1987;21:976-8.

3. St. Peter W ea. Pharmacokinetics of pentoxifylline and metabolites in subjects with normal and severly impaired renal function and on hemodialysis. Pharmacotherapy 1993;13;284.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: pentoxifylline 6712

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van pentoxifylline en een aantal actieve metabolieten vertraagd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of pentoxifylline wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

400 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke bijwerkingen zijn onder andere misselijkheid, braken, duizeligheid en hoofdpijn.

Literatuur:

1. SPC Trental.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: pergolide 6689

Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van pergolide bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Pergolide wordt vrijwel volledig gemetaboliseerd tot ten minste 10 metabolieten. Het wordt in de vorm van metabolieten voornamelijk met de urine (55%) uitgescheiden. Het is niet bekend of de metabolieten farmacologisch actief zijn. Het is onbekend of pergolide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Symptomen van overdosering kunnen zijn misselijkheid, braken, convulsies, hypotensie en stimulering van het centraal zenuwstelsel.

Literatuur:

SPC Pergolide.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: pergolide 6690

Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van pergolide bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Pergolide wordt vrijwel volledig gemetaboliseerd tot ten minste 10 metabolieten. Het wordt in de vorm van metabolieten voornamelijk met de urine (55%) uitgescheiden. Het is niet bekend of de metabolieten farmacologisch actief zijn. Het is onbekend of pergolide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

132

Klinische gevolgen: Symptomen van overdosering kunnen zijn misselijkheid, braken, convulsies, hypotensie en stimulering van het centraal zenuwstelsel.

Literatuur:

SPC Pergolide.

eoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: perindopril 6633

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet perindoprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt perindopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Perindopril en de actieve metaboliet perindoprilaat worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse o perindopril erbumine

aanvangsdosering 2 mg na elke dialysesessie, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

o perindopril arginine/tosilaat aanvangsdosering 2,5 mg na elke dialysesessie, vervolgens op

geleide van het klinische effect doseren continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o perindopril erbumine aanvangsdosering 2 mg elke 2 dagen, vervolgens op geleide van het

klinische effect doseren o perindopril arginine/tosilaat

aanvangsdosering 2,5 mg elke 2 dagen, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Coversyl. 2. Yamada S ea. Elimination kinetics of quinaprilat and perindoprilat in hypertensive

patients with renal failure on haemodialysis. Biol Pharm Bull 2003;26:872-5. 3. Guérin A ea. The effect of haemodialysis on the pharmacokinetics of perindoprilat

after long-term perindopril. Eur J Clin Pharmacol 1993;44(2):183-7. 4. Verpooten GA ea. Single dose pharmacokinetics of perindopril and its metabolites in

hypertensive patients with various degrees of renal insufficiency. Br J Clin Pharmacol 1991;32:187-92.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

133

Peritoneaaldialyse: perindopril 6634

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet perindoprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt perindopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is onbekend of perindopril en de actieve metaboliet perindoprilaat worden verwijderd door peritoneale dialyse.

perindopril erbumine 1. aanvangsdosering 2 mg, vervolgens op geleide van het klinische effect

doseren perindopril arginine/tosilaat

1. aanvangsdosering 2,5 mg, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Coversyl.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: piperacilline/tazobactam 5748

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van piperacilline en tazobactam verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van tazobactam en piperacilline.

1. piperacilline/tazobactam 4 g/500 mg elke 12 uur

Klinische gevolgen: Bij hoge parenterale doses kan onder andere neurotoxiciteit optreden (bijvoorbeeld convulsies). Als de spiegel niet hoog genoeg is, is de antibacteriële werking mogelijk niet voldoende.

Literatuur:

1. SPC Tazocin. 2. Johnson CA ea. Single-dose pharmacokinetics of piperacillin and tazobactam in

patients with renal disease. Clin Pharmacol Ther 1992 Jan;51(1):32-41. 3. Manley HJ ea. Intermittent intravenous piperacillin pharmacokinetics in automated

peritoneal dialysis patients. Perit Dial Int 2000;20(6):686-93. 4. Debruyne D ea. Pharmacokinetics of piperacillin in patients on peritoneal dialysis with

and without peritonitis. J Pharm Sci 1990;79(2):99-102.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Hemodialyse: piperacilline/tazobactam 5747

134

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van piperacilline en tazobactam verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van piperacilline en tazobactam.

Intermitterende hemodialyse 1. piperacilline/tazobactam 4 g/0.5 g elke 12 uur, na elke dialyse een extra dosis

van 2 g/0.25 g Continue hemodialyse: aanpassen van de dosering is niet nodig

Klinische gevolgen: Hemodialyse verwijdert in 4 uur tijd 30-50% van de dosis. Bij hoge parenterale doses kan onder andere neurotoxiciteit optreden (bijvoorbeeld convulsies). Als de spiegel niet hoog genoeg is, is de antibacteriële werking mogelijk niet voldoende.

Literatuur:

1. SPC Tazocin. 2. Valtonen M ea. Elimination of the piperacillin/tazobactam combination during

continuous venovenous haemofiltration and haemodiafiltration in patients with acute renal failure. J Antimicrob Chemother 2001 Dec;48(6):881-5.

3. De Schepper ea. Comparative pharmacokinetics of piperacillin in normals and in patients with renal failure. J Antimicrob Chemother. 1982 Feb;9 Suppl B:49-57.

4. Giron JA ea. Pharmacokinetics of piperacillin in patients with moderate renal failure and in patients undergoing hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 1981;19(2):279-83.

5. Mueller SC ea. Pharmacokinetics of piperacillin-tazobactam in anuric intensive care patients during continuous venovenous hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 2002;46(5):1557-60.

6. Oh KH, ea. Pharmacokinetics of intravenous piperacillin administration in patients undergoing on-line hemodiafiltration. Antimicrob Agents Chemother 2009;53(8):3266-8.

7. Johnson CA ea. Single-dose pharmacokinetics of piperacillin and tazobactam in patients with renal disease. Clin Pharmacol Ther 1992;51(1):32-41.

Beoordelingsdatum 16-02-2016

Hemodialyse: piracetam 6738

Bij verminderde nierfunctie kan de klaring van piracetam afnemen, hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Piracetam wordt in onveranderde vorm voornamelijk uitgescheiden met de urine. Piracetam wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen die onder andere kunnen optreden, zijn gewichtstoename, nervositeit, hyperkinesie, slaperigheid, depressie en asthenie.

Literatuur:

1. SPC Nootropil.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

135

Peritoneaaldialyse: piracetam 6739

Bij verminderde nierfunctie kan de klaring van piracetam afnemen, hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Piracetam wordt in onveranderde vorm voornamelijk uitgescheiden met de urine. Het is onbekend of piracetam wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen die onder andere kunnen optreden, zijn gewichtstoename, nervositeit, hyperkinesie, slaperigheid, depressie en asthenie.

Literatuur:

1. SPC Nootropil.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: pramipexol 6691

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van pramipexol verlengd. Hierdoor is bij toepassing van de hogere doseringen die worden gebruikt bij de ziekte van Parkinson het risico op bijwerkingen verhoogd. Pramipexol wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie o Restless legs

1. pramipexol wordt gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen o Ziekte van Parkinson

1. aanvangsdosering 0.125 mg (= 0.088 mg base) 1x per dag, vervolgens doseren op geleide van effect en bijwerkingen; max. 1.5 mg (= 1.1 mg base) per dag

Klinische gevolgen: Bij overdosering kunnen optreden misselijkheid, braken, hyperkinesie, hallucinaties, agitatie en hypotensie.

Literatuur:

1. SPC Sifrol.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: pramipexol 6692

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van pramipexol verlengd. Hierdoor is bij toepassing van de hogere doseringen die worden gebruikt bij de ziekte van Parkinson het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of pramipexol wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Restless legs 1. pramipexol wordt gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen

Ziekte van Parkinson 1. aanvangsdosering 0.125 mg (= 0.088 mg base) 1x per dag, vervolgens

doseren op geleide van effect en bijwerkingen; max. 1.5 mg (= 1.1 mg base) per dag

136

Klinische gevolgen: Bij overdosering kunnen optreden misselijkheid, braken, hyperkinesie, hallucinaties, agitatie en hypotensie.

Literatuur:

1. SPC Sifrol.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: pregabaline 6552

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van pregabaline toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Pregabaline wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. startdosering 25 mg per dag, vervolgens op geleide van klinisch effect

verhogen tot max. 100 mg per dag, op dialysedagen een aanvullende keerdosis na dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. startdosering 25 mg, vervolgens op geleide van klinisch effect verhogen tot

max. 100 mg per dag

Klinische gevolgen: In een studie werd ongeveer 50-60% van de toegediende pregabalinedosis verwijderd door een hemodialysesessie van 4 uur. Bijwerkingen zijn onder andere slaperigheid, duizeligheid, toegenomen eetlust, euforie, verwardheid, irritatie, verminderd libido, ataxie, coördinatie-, concentratie-, geheugen- en spraakstoornissen, tremor, paresthesie, wazig zien, dubbelzien, droge mond, obstipatie, braken, flatulentie, erectiestoornissen, vermoeidheid, perifeer oedeem en gewichtstoename.

Literatuur:

1. SPC Lyrica. 2. Randinitis EJ ea. Pharmacokinetics of pregabalin in subjects with various degrees of

renal function. J Clin Pharmacol 2003;43:277-83.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: pregabaline 6553

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van pregabaline toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of pregabaline wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere slaperigheid, duizeligheid, toegenomen eetlust, euforie, verwardheid, irritatie, verminderd libido, ataxie, coördinatie-, concentratie-, geheugen- en spraakstoornissen, tremor, paresthesie, wazig zien, dubbelzien, droge mond, obstipatie, braken, flatulentie, erectiestoornissen, vermoeidheid, perifeer oedeem en gewichtstoename.

Literatuur:

137

1. SPC Lyrica.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: probenecide 6610

Bij afwezigheid van nierfunctie heeft probenecide geen uricosurisch effect. Bij gebruik bij jicht kan therapiefalen het gevolg zijn. Gezien de hoge eiwitbinding is niet te verwachten dat probenicide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Bij afwezigheid van nierfunctie heeft probenecide geen uricosurisch effect. Bij gebruik bij jicht kan therapiefalen het gevolg zijn. Gezien de hoge eiwitbinding is niet te verwachten dat probenicide wordt verwijderd door hemodialyse.

Klinische gevolgen: Probenecide heeft een uricosurische werking, de urinezuurconcentratie in het bloed daalt door remming van de terugresorptie van urinezuur in de proximale niertubuli. Om dit effect te bereiken, is voldoende nierfunctie nodig. Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: probenecide 6611

Bij afwezigheid van nierfunctie heeft probenecide geen uricosurisch effect. Bij gebruik bij jicht kan therapiefalen het gevolg zijn. Het is onbekend of probenecide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Probenecide heeft een uricosurische werking, de urinezuurconcentratie in het bloed daalt door remming van de terugresorptie van urinezuur in de proximale niertubuli. Om dit effect te bereiken, is voldoende nierfunctie nodig. Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: prucalopride 6715

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van prucalopride toe en is de halfwaardetijd verlengd. Het is onbekend of prucalopride wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo (dia)filtratie 1. gebruik vermijden wegens gebrek aan gegevens.

Klinische gevolgen: Niet bekend. In een studie met vrijwilligers die 1-malig prucalopride 2 mg kregen was het bijwerkingenprofiel bij verminderde nierfunctie vergelijkbaar met dat bij normale nierfunctie. Prucalopride wordt voor het grootste deel in onveranderde vorm uitgescheiden, ong. 60 % met de urine en ten minste 6% met de feces.

Literatuur:

138

1. SPC Resolor.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: prucalopride 6716

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van prucalopride toe en is de halfwaardetijd verlengd. Het is onbekend of prucalopride wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden wegens gebrek aan gegevens.

Klinische gevolgen: Niet bekend. In een studie met vrijwilligers die 1-malig prucalopride 2 mg kregen was het bijwerkingenprofiel bij verminderde nierfunctie vergelijkbaar met dat bij normale nierfunctie. Prucalopride wordt voor het grootste deel in onveranderde vorm uitgescheiden, ong. 60 % met de urine en ten minste 6% met de feces.

Literatuur:

1. SPC Resolor.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: quinapril 6616

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet quinaprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt quinapril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Quinapril en zijn actieve metaboliet quinaprilaat worden niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. aanvangsdosering 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische

effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Acupril. 2. Yamada S ea. Elimination kinetics of quinaprilat and perindoprilat in hypertensive

patients with renal failure on haemodialysis. Biol Pharm Bull 2003;26:872-5. 3. Tsuruoka S ea. Clearance of imidapril, an Angiotensin-converting enzyme inhibitor,

during hemodialysis in hypertensive renal failure patients: comparison with quinapril and enalapril. J Clin Pharmacol 2007;47:259-63.

4. Blum RA ea. Pharmacokinetics of quinapril and its active metabolite, quinaprilat, in patients on chronic hemodialysis. J Clin Pharmacol 1990;30:938-42.

139

5. Wolter K ea. Pharmacokinetics and pharmacodynamics of quinaprilat after low dose quinapril in patients with terminal renal failure. Eur J Clin Pharmacol 1993;44 Suppl 1:S53-6.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: quinapril 6617

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet quinaprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt quinapril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Quinapril en zijn actieve metaboliet quinaprilaat worden niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering 2,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Acupril. 2. Wolter K ea. Pharmacokinetics and pharmacodynamics of quinaprilat after low dose

quinapril in patients with terminal renal failure. Eur J Clin Pharmacol 1993;44 Suppl 1:S53-6.

3. Swartz RD ea. Pharmacokinetics of quinapril and its active metabolite quinaprilat during continuous ambulatory peritoneal dialysis. J Clin Pharmacol 1990;30:1136-41.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: raloxifeen 6631

Bij hemodialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van raloxifeen niet nodig.

Raloxifeen wordt voor minder dan 6% uitgescheiden met de urine. Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: raloxifeen 6632

Bij peritoneale dialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van raloxifeen niet nodig.

Raloxifeen wordt voor minder dan 6% uitgescheiden met de urine. Beoordelingsdatum 24-10-2017

140

Hemodialyse: ramipril 6618

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet ramiprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt ramipril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Ramipril en zijn actieve metaboliet ramiprilaat worden niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. aanvangsdosering 1,25 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische

effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Ramipril. 2. Fillastre JP ea. Kinetics, safety, and efficacy of ramipril after long-term administration

in hemodialyzed patients. J Cardiovasc Pharmacol 1996;27:269-74.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: ramipril 6619

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet ramiprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt ramipril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is onbekend of ramipril en zijn actieve metaboliet ramiprilaat worden verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering 1,25 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Ramipril.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: ranitidine 6438

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van ranitidine vertraagd. Hierdoor stijgt de spiegel en neemt de halfwaardetijd toe. Ranitidine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

141

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Als dit niet kan 1. overweeg ranitidine 150 mg 1 x per dag

Klinische gevolgen: Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerd en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie.

Literatuur:

1. SPC Zantac. 2. Tsuruoka S ea. Ranitidine clearance during hemodialysis with high- flux membrane:

comparison of polysulfone and cellulose acetate hemodialyzers. Eur J Clin Pharmacol 2000;56:581-3.

3. Comstock TJ ea. Ranitidine accumulation in patients undergoing chronic hemodialysis. J Clin Pharmacol 1988;28:1081-5.

4. Garg DC ea. Pharmacokinetics of ranitidine after intravenous administration in hemodialysis patients. Pharmacology 1985;31:189-93.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: ranitidine 6439

Bij verminderde nierfunctie is de uitscheiding van ranitidine vertraagd. Hierdoor stijgt de spiegel en neemt de halfwaardetijd toe. Ranitidine wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden Als dit niet kan

1. overweeg ranitidine 150 mg 1 x per dag

Klinische gevolgen: Psychische en psychomotorische bijwerkingen, zoals verwardheid, slaapstoornissen, onrust, sufheid en hallucinaties, zijn dosisgerelateerd en komen vaker voor bij patiënten met verminderde nierfunctie.

Literatuur:

1. SPC Zantac. 2. Sica DA ea. Ranitidine pharmacokinetics in continuous ambulatory peritoneal

dialysis. Eur J Clin Pharmacol 1987;32:587-91.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: repaglinide 6468

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van repaglinide toe bij meermalige toediening. Hierdoor neemt het risico op hypoglykemie toe. Repaglinide wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

142

1. startdosis halveren 2. vervolgens op geleide van het effect in kleine stappen verhogen

Klinische gevolgen: Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC NovoNorm. 2. Marbury TC ea. Pharmacokinetics of repaglinide in subjects with renal impairment.

Clin Pharmacol Ther 2000;67:7-15.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: repaglinide 6469

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van repaglinide toe bij meermalige toediening. Hierdoor neemt het risico op hypoglykemie toe. Het is onbekend of repaglinide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. startdosis halveren 2. vervolgens op geleide van het effect in kleine stappen verhogen

Klinische gevolgen: Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC NovoNorm.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: retigabine 6560

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van retigabine en de actieve N-acetylmetaboliet (NAMR) toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Retigabine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse 1. startdosering 150 mg per dag in 3 doses, dosering verhogen met stappen van

50 mg per week; onderhoudsdosering max. 600 mg per dag in 3 doses, op dialysedagen extra dosis na dialyse

bij doorbraakaanval na dialyse 1. overweeg extra dosis aan begin volgende dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. startdosering 150 mg per dag in 3 doses, dosering verhogen met stappen van

50 mg per week; onderhoudsdosering max. 600 mg per dag

Klinische gevolgen: In een studie nam door hemodialyse de plasmaconcentratie van retigabine en zijn actieve N-acetylmetaboliet met ongeveer 50% af. Symptomen van overdosering zijn agitatie, agressief gedrag en prikkelbaarheid.

Literatuur:

143

1. SPC Trobalt. 2. Tompson DJ ea. Effect of hemodialysis on pharmacokinetics of ezogabine/retigabine

and its N-acetyl metabolite in patients with end stage renal disease. Curr Clin Pharmacol 2014;9:319-25.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: retigabine 6561

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van retigabine en de actieve N-acetylmetaboliet (NAMR) toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of retigabine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Symptomen van overdosering zijn agitatie, agressief gedrag en prikkelbaarheid.

Literatuur:

1. SPC Trobalt.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: ribavirine 6888

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van ribavirine af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Ribavirine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Als dit niet kan 1. eerste dag normale dosering, gevolgd door 200 mg/dag; onder

intensieve controle van het Hb-gehalte en de ribavirinespiegel Deze dosisaanpassing is gebaseerd op kinetische data en niet op klinische uitkomstmaten.

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen, onder andere anemie (ijzeronafhankelijk).

Literatuur:

1. SPC Copegus. 2. Kramer TH ea. Hemodialysis clearance of intravenously administered ribavirin.

Antimicrob Agents Chemother 1990;34:489-90. 3. Gupta S, Kantesaria B, Glue P: Pharmacokinetics, safety, and tolerability of ribavirin

in hemodialysis-dependent patients. Eur J Clin Pharmacol 2012;68:415-418.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: ribavirine 6889

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van ribavirine af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of ribavirine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

144

1. gebruik vermijden Als dit niet kan

1. eerste dag normale dosering, gevolgd door 200 mg/dag; onder intensieve controle van het Hb-gehalte en de ribavirinespiegel Deze dosisaanpassing is gebaseerd op kinetische data en niet op klinische uitkomstmaten.

Klinische gevolgen: Dosisgerelateerde bijwerkingen, onder andere anemie (ijzeronafhankelijk).

Literatuur:

1. SPC Copegus.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: risedroninezuur 6578

Bij verminderde nierfunctie kan de renale klaring van risedroninezuur verminderd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of risedroninezuur wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Maagdarmstoornissen zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. Bij substantiële overdosering kan een daling van de serumcalciumspiegel worden verwacht en zouden symptomen van hypocalciëmie kunnen optreden.

Literatuur:

1. SPC Actonel.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: risedroninezuur 6579

Bij verminderde nierfunctie kan de renale klaring van risedroninezuur verminderd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of risedroninezuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Maagdarmstoornissen zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. Bij substantiële overdosering kan een daling van de serumcalciumspiegel worden verwacht en zouden symptomen van hypocalciëmie kunnen optreden.

Literatuur:

1. SPC Actonel.

145

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: rivaroxaban 6699

Bij verminderde nierfunctie kan de AUC van rivaroxaban toenemen. Hierdoor is het risico op bloedingen verhoogd. Rivaroxaban wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke effecten van rivaroxaban zijn remming van factor Xa-activiteit en beïnvloeding van de protrombinetijd. Patiënten met verminderde nierfunctie hebben a priori een hoger risico op zowel bloedingen als trombose, waarschijnlijk gerelateerd aan abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Xarelto. 2. Dias C ea. Pharmacokinetics, pharmacodynamics, and safety of single-dose

rivaroxaban in chronic hemodialysis. Am J Nephrol 2016;43:229-36. 3. De Vriese AS ea. Dose-finding study of rivaroxaban in hemodialysis patients. Am J

Kidney Dis 2015;66:91-8.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: rivaroxaban 6700

Bij verminderde nierfunctie kan de AUC van rivaroxaban toenemen. Hierdoor is het risico op bloedingen verhoogd. Het is onbekend of rivaroxaban wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijke effecten van rivaroxaban zijn remming van factor Xa-activiteit en beïnvloeding van de protrombinetijd. Patiënten met verminderde nierfunctie hebben a priori een hoger risico op zowel bloedingen als trombose, waarschijnlijk gerelateerd aan abnormale plaatjesfunctie.

Literatuur:

1. SPC Xarelto.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: rosuvastatine 6450

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van rosuvastatine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Rosuvastatine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 5 mg 1x per dag, zo nodig verhogen tot max.10 mg per dag

Klinische gevolgen: Vanwege de hoge eiwitbinding wordt rosuvastatine waarschijnlijk nauwelijks verwijderd door

146

hemodialyse. Myopathie, inclusief myositis, en rabdomyolyse zijn zelden gemeld, vooral bij een dagdosering hoger dan 20 mg en bij predisponerende factoren, zoals matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30-60 ml/min).

Literatuur:

1. SPC Crestor. 2. Birmingham BK ea. Pharmacokinetic and pharmacodynamic profile of rosuvastatin in

patients with end-stage renal disease on chronic haemodialysis. Clin Drug Investig 2013;33:233-41.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: rosuvastatine 6451

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van rosuvastatine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of rosuvastatine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

5 mg 1x per dag; zo nodig max. 10 mg per dag

Klinische gevolgen: Myopathie, inclusief myositis, en rabdomyolyse zijn zelden gemeld, vooral bij een dagdosering hoger dan 20 mg en bij predisponerende factoren, zoals matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30-60 ml/min).

Literatuur:

1. SPC Crestor. 2. Bologa R ea. Pharmacokinetics of rosuvastatin in patients with end-stage kidney

disease undergoing peritoneal dialysis. Clin Nephrol. 2009 Dec;72:437-41.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: saxagliptine 6470

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van saxagliptine en de actieve metaboliet toe. Hierdoor is het risico op hypoglykemie verhoogd. Saxagliptine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o 2.5 mg 1x per dag; op dialysedagen dosis toedienen na dialyse

Klinische gevolgen: Uit een studie blijkt dat een hemodialysesessie van 4 uur 23% van de saxagliptinedosering verwijdert. Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Onglyza. 2. Boulton DW ea. Influence of renal or hepatic impairment on the pharmacokinetics of

saxagliptin. Clin Pharmacokinet 2011;50:253-65.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

147

Peritoneaaldialyse: saxagliptine 6471

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van saxagliptine en de actieve metaboliet toe. Hierdoor is het risico op hypoglykemie verhoogd. Het is onbekend of saxagliptine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

2.5 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: Hypoglykemie.

Literatuur:

1. SPC Onglyza.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: sildenafil 6886

Bij hemodialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van sildenafil niet nodig. Sildenafil wordt niet verwijderd door hemodialyse.

Bij ernstig verminderde nierfunctie neemt de AUC van sildenafil en de actieve metaboliet toe. Sildenafil wordt echter altijd gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen; dit is bij dialyse niet anders.

Literatuur:

1. SPC's Viagra, Revatio. 2. Grossman EB ea. The pharmacokinetics and hemodynamics of sildenafil citrate in

male hemodialysis patients. Kidney Int 2004;66:367-74.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: sildenafil 6887

Bij peritoneale dialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van sildenafil niet nodig. Het is onbekend of sildenafil wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Bij ernstig verminderde nierfunctie neemt de AUC van sildenafil en de actieve metaboliet toe. Sildenafil wordt echter altijd gedoseerd op geleide van effect en bijwerkingen; dit is bij dialyse niet anders.

Literatuur:

1. SPC's Revatio, Viagra

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: silodosine 6727

Bij verminderde nierfunctie neemt de blootstelling aan (ongebonden) silodosine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of silodosine wordt verwijderd door hemodialyse.

148

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Orthostatische hypotensie.

Literatuur:

1. SPC Silodyx.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: silodosine 6728

Bij verminderde nierfunctie neemt de blootstelling aan (ongebonden) silodosine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of silodosine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Orthostatische hypotensie.

Literatuur:

1. SPC Silodyx.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: sitagliptine 6472

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van sitagliptine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Sitagliptine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In een studie verwijderde 3-4 uur hemodialyse slechts 13,5% van de toegediende dosis sitagliptine. Bijwerkingen van sitagliptine zijn onder andere hypoglykemie, obstipatie, duizeligheid en geringe afname in aantal witte bloedcellen.

Literatuur:

1. SPC Januvia. 2. Bergman AJ ea. Effect of renal insufficiency on the pharmacokinetics of sitagliptin, a

dipeptidyl peptidase-4 inhibitor. Diabetes Care 2007;30:1862-4.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: sitagliptine 6473

149

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van sitagliptine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of sitagliptine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van sitagliptine zijn onder andere hypoglykemie, obstipatie, duizeligheid en geringe afname in aantal witte bloedcellen.

Literatuur:

1. SPC Januvia.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: solifenacine 6731

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van solifenacine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of solifenacine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijk bijwerkingen als gevolg van het farmacologische effect zijn onder andere droge mond, obstipatie, wazig zien, droge keel, droge ogen, droge neusslijmvliezen, droge huid, mictiestoornis en urineretentie.

Literatuur:

1. SPC Vesicare.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: solifenacine 6732

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van solifenacine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of solifenacine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijk bijwerkingen als gevolg van het farmacologische effect zijn onder andere droge mond, obstipatie, wazig zien, droge keel, droge ogen, droge neusslijmvliezen, droge huid, mictiestoornis en urineretentie.

Literatuur:

1. SPC Vesicare.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

150

Hemodialyse: sotalol 6448

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale eliminatie van sotalol af. Hierdoor is de halfwaardetijd verlengd en stijgt de plasmaspiegel. Sotalol wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende dialyse 1. max. 80 mg per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. max. 80 mg per dag

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen, hypoglykemie, verlenging van het QTc-interval, torsade de pointes en ventriculaire tachycardie.

Literatuur:

1. SPC Sotalol Focus Farma. 2. Van Uum SH ea. Successful haemodialysis in sotalol- induced torsade de pointes in

a patient with progressive renal failure. Nephrol Dial Transplant 1997;12:331-3. 3. Blair AD ea. Sotalol kinetics in renal insufficiency. Clin Pharmacol Ther 1981;29:457-

63. 4. Tjandramaga TB ea. The effect of end-stage renal failure and haemodialysis on the

elimination kinetics of sotalol. Br J Clin Pharmacol 1976;3:259-65.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: sotalol 6449

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale eliminatie van sotalol af. Hierdoor is de halfwaardetijd verlengd en stijgt de plasmaspiegel. Het is onbekend of sotalol wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Hypotensie, bradycardie, AV-block, verbreed QRS-complex, bronchospasmen, hypoglykemie, verlenging van het QTc-interval, torsade de pointes en ventriculaire tachycardie.

Literatuur:

1. SPC Sotalol Focus Farma. 2. Tang S ea. Torsade de pointes in a CAPD patient-- successful treatment with

intermittent peritoneal dialysis. Perit Dial Int 1997;17:207-8.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: spironolacton 6478

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliëmie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Het is onbekend of spironolacton wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

151

1. controleer regelmatig de kaliumspiegel, de eerste keer binnen 1 week Controlemomenten zijn verder na 2 weken, 3 maanden en 6 maanden en daarna elk jaar.

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieen van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock. Als normaalbereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Spironolacton. 2. Saudan P ea. Safety of low-dose spironolactone administration in chronic

haemodialysis patients. Nephrol Dial Transplant 2003;18:2359-63. 3. Hussain S ea. Is spironolactone safe for dialysis patients? Nephrol Dial Transplant

2003;18:2364-8. 4. NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement (eerste herziening). Huisarts Wet

2012;55:14-28.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: spironolacton 6479

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliëmie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Het is onbekend of spironolacton wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. controleer regelmatig de kaliumspiegel, de eerste keer binnen 1 week Controlemomenten zijn verder na 2 weken, 3 maanden en 6 maanden en daarna elk jaar.

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieen van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock. Als normaalbereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Spironolacton. 2. NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement (eerste herziening). Huisarts Wet

2012;55:14-28.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: stavudine 6645

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van stavudine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Stavudine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse, continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

152

o lichaamsgewicht 60 kg of hoger 20 mg 1x per dag, op geleide van de spiegel; bij intermitterende

dialyse op dialysedagen toedienen na de dialyse o lichaamsgewicht lager dan 60 kg

15 mg 1x per dag, op geleide van de spiegel; bij intermitterende dialyse op dialysedagen toedienen na de dialyse

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Perifere neuropathie is dosisafhankelijk. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Zerit. 2. Grasela DM a. Pharmacokinetics of single-dose oral stavudine in subjects with renal

impairment and in subjects requiring hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 2000;44:2149-53. 1.Taburet AM ea. Antiretroviral drug removal by haemodialysis. AIDS 2000 5;14:902-3.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: stavudine 6646

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van stavudine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of stavudine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Perifere neuropathie is dosisafhankelijk. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Zerit.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: stiripentol 6562

Gegevens over gebruik van stiripentol bij patiënten met verminderde nierfunctie ontbreken. Het is onbekend of stiripentol wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Niet bekend. Stiripentol wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever. Ongeveer 73% wordt in de vorm van metabolieten uitgescheiden met de urine. Het is niet bekend of de klaring van de metabolieten wordt beïnvloed door de nierfunctie en/of hemodialyse.

Literatuur:

153

1. SPC Diacomit.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: stiripentol 6563

Gegevens over gebruik van stiripentol bij patiënten met verminderde nierfunctie ontbreken. Het is onbekend of stiripentol wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Niet bekend. Stiripentol wordt uitgebreid gemetaboliseerd in de lever. Ongeveer 73% wordt in de vorm van metabolieten uitgescheiden met de urine. Het is niet bekend of de klaring van de metabolieten wordt beïnvloed door de nierfunctie en/of peritoneale dialyse.

Literatuur:

1. SPC Diacomit.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: strontiumranelaat 6896

Bij verminderde nierfunctie kan de klaring van strontium afnemen. De klinische gevolgen hiervan zijn niet duidelijk. Het is niet bekend of strontiumranelaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden wegens ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: In fase III studies is bij patiënten met creatinineklaring 30-70 ml/min afname van de strontiumklaring met 30% waargenomen. In klinische studies werden na overdoseringen tot 4 g strontiumranelaat per dag gedurende maximaal 147 dagen geen klinisch relevante voorvallen waargenomen.

Literatuur:

1. SPC Protelos.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: strontiumranelaat 6897

Bij verminderde nierfunctie kan de klaring van strontium afnemen. De klinische gevolgen hiervan zijn niet duidelijk. Het is niet bekend of strontiumranelaat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden wegens ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: In fase III studies is bij patiënten met creatinineklaring 30-70 ml/min afname van de strontiumklaring met 30% waargenomen.

154

In klinische studies werden na overdoseringen tot 4 g strontiumranelaat per dag gedurende maximaal 147 dagen geen klinisch relevante voorvallen waargenomen.

Literatuur:

1. SPC Protelos.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: sucralfaat 6819

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van aluminium af, waardoor cumulatie kan optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of sucralfaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Door cumulatie van aluminium kan encefalophatie optreden. 1 g sucralfaat bevat ong. 190 mg aluminium.

Literatuur:

1. SPC Sucralfaat Teva.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: sucralfaat 6821

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van aluminium af, waardoor cumulatie kan optreden. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of sucralfaat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Door cumulatie van aluminium kan encefalophatie optreden. 1 g sucralfaat bevat ong. 190 mg aluminium.

Literatuur:

1. SPC Sucralfaat Teva.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: sulfadiazine 6372

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale uitscheiding van sulfadiazine en de N-acetylmetaboliet af. Het effect van hemodialyse op de klaring van sulfadiazine is onbekend.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval

155

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van sulfonamiden zijn onder andere kristalurie, nierstenen, nierkoliek, nefritis, hematurie, albuminurie, oligurie en anurie; als gevolg van vorming van kristallen van slecht oplosbare sulfonamiden. Zelden zijn afwijkingen in het bloedbeeld opgetreden. De N4-acetylmetabolieten hebben geen antimicrobiële activiteit maar veroorzaken wel dezelfde bijwerkingen als de sulfonamiden. Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: sulfadiazine 6410

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale uitscheiding van sulfadiazine en de N-acetylmetaboliet af. Het effect van peritoneale dialyse op de klaring van sulfadiazine is onbekend.

1. 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van sulfonamiden zijn onder andere kristalurie, nierstenen, nierkoliek, nefritis, hematurie, albuminurie, oligurie en anurie; als gevolg van vorming van kristallen van slecht oplosbare sulfonamiden. Zelden zijn afwijkingen in het bloedbeeld opgetreden. De N4-acetylmetabolieten hebben geen antimicrobiële activiteit maar veroorzaken wel dezelfde bijwerkingen als de sulfonamiden. Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: sulfametrol+trimethoprim 6414

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van trimethoprim af. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van trimethoprim en sulfametrol.

1. overweeg vervangen door cotrimoxazol NB: de dosering cotrimoxazol moet worden aangepast bij peritoneale dialyse, zie B-code 5752.

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van trimethoprim: bij langdurig gebruik of gebruik van hoge doses: verminderde hematopoëse door interferentie met het metabolisme van foliumzuur. Mogelijk stijging van de serumcreatineconcentratie, veelal reversibel na staken. Bij dosering van 20 mg/kg lich.gewicht per dag kan geleidelijk hyperkaliëmie ontstaan. Bijwerkingen van sulfonamiden: onder andere door vorming van kristallen van slecht oplosbare sulfonamiden: kristalurie, nierstenen, nierkoliek, nefritis, hematurie, albuminurie, oligurie en anurie. Zelden zijn afwijkingen in het bloedbeeld opgetreden.

Literatuur:

1. SPC Rokiprim. 2. Walker SE ea. Trimethoprim-sulfamethoxazole pharmacokinetics during continuous

ambulatory peritoneal dialysis (CAPD). Perit Dial Int 1989;9:51-5.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: sulfametrol+trimethoprim 6413

156

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van trimethoprim af. Hemodialyse vergroot de klaring van sulfametrol en trimethoprim.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. overweeg vervangen door cotrimoxazol

NB: de dosering cotrimoxazol moet worden aangepast bij hemodialyse, zie B-code 5751.

Klinische gevolgen: Bijwerkingen van trimethoprim: bij langdurig gebruik of gebruik van hoge doses: verminderde hematopoëse door interferentie met het metabolisme van foliumzuur. Mogelijk stijging van de serumcreatineconcentratie, veelal reversibel na staken. Bij dosering van 20 mg/kg lich.gewicht per dag kan geleidelijk hyperkaliëmie ontstaan. Bijwerkingen van sulfonamiden: onder andere door vorming van kristallen van slecht oplosbare sulfonamiden: kristalurie, nierstenen, nierkoliek, nefritis, hematurie, albuminurie, oligurie en anurie. Zelden zijn afwijkingen in het bloedbeeld opgetreden.

Literatuur:

1. SPC Rokiprim. 2. Schmidt von P ea. Pharmakokinetik von trimethoprim und sulfametrol bei patiënten

mit terminaler niereninsuffizienz und hämodialysebehandlung. Wien Med Wochenschr 1980;130:171-3

3. Nissenson AR ea. Pharmacokinetics of intravenous trimethoprim-sulfamethoxazole during hemodialysis. Am J Nephrol 1987;7:270-4.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: tadalafil 6884

Bij verminderde nierfunctie kan de AUC van tadalafil toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Tadalafil wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o erectiestoornis

1. max. 5 mg elke 72 uur o pulmonale arteriële hypertensie / benigne prostaathyperplasie

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Tadalafil wordt voornamelijk gemetaboliseerd tot een vrijwel inactieve metaboliet. Het wordt in de vorm van metabolieten voornamelijk met de feces uitgescheiden (ong. 61%) en gedeeltelijk met de urine (ong. 36%).

Literatuur:

1. SPC's Cialis, Adcirca. 2. Forgue ST ea. Effects of gender, age, diabetes mellitus and renal and hepatic

impairment on tadalafil pharmacokinetics. Br J Clin Pharmacol 2007;63:24-35.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: tadalafil 6885

157

Bij verminderde nierfunctie kan de AUC van tadalafil toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tadalafil wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Tadalafil wordt voornamelijk gemetaboliseerd tot een vrijwel inactieve metaboliet. Het wordt in de vorm van metabolieten voornamelijk met de feces uitgescheiden (ong. 61%) en gedeeltelijk met de urine (ong. 36%).

Literatuur:

1. SPC's Cialis, Adcirca.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: telbivudine 6814

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van telbivudine af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Telbivudine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. 120 mg elke 24 uur, op dialysedagen toedienen na dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 200 mg elke 24 uur (drank) OF 600 mg elke 72 uur (tablet)

Dit advies is geëxtrapoleerd uit het advies bij creatinineklaring 10-30 ml/min.

Klinische gevolgen: Een maximaal verdraagbare dosering is niet vastgesteld. Geteste doseringen tot 1800 mg per dag werden goed verdragen. Bijwerkingen zijn onder andere hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, hoesten, huiduitslag, buikpijn, misselijkheid, diarree, stijging van amylase en lipase in het bloed, van CK-waarden en van ALAT.

Literatuur:

1. SPC Sebivo. 2. Zhou XJ ea. Pharmacokinetics of telbivudine in subjects with various degrees of renal

impairment. Antimicrob Agents Chemother 2007;51:4231-5.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: telbivudine 6816

Bij verminderde nierfunctie neemt de renale klaring van telbivudine af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of telbivudine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Een maximaal verdraagbare dosering is niet vastgesteld. Geteste doseringen tot 1800 mg per dag werden goed verdragen. Bijwerkingen zijn onder andere hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, hoesten, huiduitslag, buikpijn, misselijkheid, diarree, stijging van amylase en lipase in het bloed, van CK-waarden en van ALAT.

158

Literatuur:

1. SPC Sebivo.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: tenofovirdisoproxil 6639

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van tenofovir toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Tenofovir wordt verwijderd door hemodialyse. Bij intermitterende hemodialyse is dit niet klinisch relevant vanwege het rebound effect.

intermitterende hemodialyse o 16,5 mg na elke dialysesessie, onder controle van de tenofovirspiegel

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 33 mg 1x per dag, onder controle van de tenofovirspiegel

Bovenstaand advies is gebaseerd op kinetische data en niet op klinische uitkomstmaten.

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Ictady. 2. Izzedine H ea. Pharmacokinetics of tenofovir in haemodialysis. Nephrol Dial

Transplant 2003;18:1931-3. 3. Kearney BP ea. Pharmacokinetics and dosing recommendations of tenofovir

disoproxil fumarate in hepatic or renal impairment. Clin Pharmacokinet 2006;45:1115-24.

4. Richtlijn Nederlandse Vereniging voor HIV Behandelaren, http://richtlijnhiv.nvhb.nl/index.php/9.6._Doseringen_bij_gestoorde_lever-_en_nierfunctie, geraadpleegd juni 2017.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: tenofovirdisoproxil 6640

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van tenofovir toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tenofovir wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruikt vermijden

Klinische gevolgen: Risico op toxiciteit neemt toe. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Ictady.

159

2. Aleman J ea. Tenofovir disoproxil treatment for a HIV-hepatitis B virus coinfected patient undergoing peritoneal dialysis: which dose do we need? AIDS 2015;29:1579-80.

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: teriparatide 6894

Patiënten met ernstig verminderde nierfunctie hebben vaak hyperparathyreoïdie; gebruik van teriparatide is dan niet zinvol. Het is niet bekend of teriparatide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege ontbreken gegevens

Klinische gevolgen: Volgens de Amerikaanse productinformatie nam bij 5 patiënten met creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min de AUC toe met 73% en de halfwaardetijd met 77%; de Cmax nam niet toe.

Literatuur:

1. SPC Forsteo.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: teriparatide 6895

Patiënten met ernstig verminderde nierfunctie hebben vaak hyperparathyreoïdie; gebruik van teriparatide is dan niet zinvol. Het is niet bekend of teriparatide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege ontbreken gegevens

Klinische gevolgen: Volgens de Amerikaanse productinformatie nam bij 5 patiënten met creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min de AUC toe met 73% en de halfwaardetijd met 77%; de Cmax nam niet toe.

Literatuur:

1. SPC Forsteo.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: tetracycline 6415

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van tetracycline verlengd. Er zijn geen gegevens bekend over een adequate dosering. Hemodialyse heeft geen effect op de klaring van tetracycline.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Na overdosering kunnen optreden leverbeschadiging met braken, koorts, icterus,

160

hematomen, melaena, azotemie, stijging van transaminasewaarden en een verlengde protrombinetijd.

Bij 3 patiënten die tetracycline intraveneus kregen daalde de tetracyclinespiegel met 14-27% door hemodialyse.

Literatuur:

1. SPC Tetracycline PCH. 2. Phillips ME ea. Tetracycline poisoning in renal failure. Br Med J 1974;2:149-51.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: tetracycline 6416

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van tetracycline verlengd. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van tetracycline.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Na overdosering kunnen optreden leverbeschadiging met braken, koorts, icterus, hematomen, melaena, azotemie, stijging van transaminasewaarden en een verlengde protrombinetijd.

Bij drie patiënten die intraveneus tetracycline kregen werd minder dan 7% van de dosis teruggevonden.in het dialysaat.

Literatuur:

1. SPC Tetracycline PCH. 2. Greenberg PA ea. Removal and absorption of antibiotics in patients with renal failure

undergoing peritoneal dialysis. Tetracycline, chloramphenicol, kanamycin, and colistimethate. Ann Intern Med 1967;66:465-70.

3. Ruedy J. The effects of peritoneal dialysis on the physiological disposition of oxacillin, ampicillin and tetracycline in patients with renal disease. Can Med Assoc J 1966;94:257-61.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: thiaziden 6484

Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min) is het effect van thiaziden in het algemeen onvoldoende. Het is onbekend of thiaziden worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Thiaziden hebben bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min een verminderd effect. Bij dialysepatiënten zonder restfunctie van de nieren is niet te verwachten dat thiaziden effect sorteren: hiervoor is nodig dat thiaziden in de tubulusvloeistof worden uitgescheiden. Onduidelijk is of thiaziden bij dialysepatiënten met restdiurese nog wel enig effect hebben. Hierover zijn geen data bekend.

161

Literatuur:

1. Acchiardo SR ea. Clinical efficacy, safety, and pharmacokinetics of indapamide in renal impairment. Am Heart J 1983;106):237-44.

2. SPC Chloortalidon Accord, Dyta-Urese, Hydrochloorthiazide PCH, Fludex.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: thiaziden 6485

Bij verminderde nierfunctie (creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min) is het effect van thiaziden in het algemeen onvoldoende. Het is onbekend of thiaziden worden verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Thiaziden hebben bij creatinineklaring kleiner dan 30 ml/min een verminderd effect. Bij dialysepatiënten zonder restfunctie van de nieren is niet te verwachten dat thiaziden effect sorteren: hiervoor is nodig dat thiaziden in de tubulusvloeistof worden uitgescheiden. Onduidelijk is of thiaziden bij dialysepatiënten met restdiurese nog wel enig effect hebben. Hierover zijn geen data bekend.

Literatuur:

1. SPC Chloortalidon Accord, Dyta-Urese, Hydrochloorthiazide PCH, Fludex.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: tiapride 6749

Bij verminderde nierfunctie kunnen plasmaconcentratie en halfwaardetijd van tiapride toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Tiapride wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 25% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval

Klinische gevolgen: Verschijnselen van overdosering kunnen zijn sufheid, sedatie, coma, hypotensie en extrapyramidale symptomen.

Literatuur:

1. SPC Tiapridal.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: tiapride 6750

Bij verminderde nierfunctie kunnen plasmaconcentratie en halfwaardetijd van tiapride toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tiapride wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

25% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval

162

Klinische gevolgen: Verschijnselen van overdosering kunnen zijn sufheid, sedatie, coma, hypotensie en extrapyramidale symptomen.

Literatuur:

1. SPC Tiapridal.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: tirofiban 6809

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van tirofiban af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Tirofiban wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bloedingen en trombocytopenie.

Literatuur:

1. SPC Aggrastat.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: tirofiban 6810

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van tirofiban af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is niet bekend of tirofiban wordt verwijderd door hemodialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bloedingen en trombocytopenie.

Literatuur:

1. SPC Aggrastat.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: tizanidine 6725

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van tizanidine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tizanidine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. aanvangsdosering 2 mg 1x per dag 2. dosering geleidelijk verhogen op basis van het effect en de bijwerkingen: eerst

keerdosis verhogen, daarna zo nodig de frequentie

163

Klinische gevolgen: Bij overdosering treden onder andere op braken, hypotensie, duizeligheid, ademhalingsstoornis en coma.

Literatuur:

1. SPC Sirdalud.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: tizanidine 6726

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van tizanidine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tizanidine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering 2 mg 1x per dag 2. dosering geleidelijk verhogen op basis van het effect en de bijwerkingen: eerst

keerdosis verhogen, daarna zo nodig de frequentie

Klinische gevolgen: Bij overdosering treden onder andere op braken, hypotensie, duizeligheid, ademhalingsstoornis en coma.

Literatuur:

1. SPC Sirdalud.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: tobramycine parenteraal 6167

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van tobramycine verlengd. Peritoneale dialyse vergroot de klaring van tobramycine.

1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit; deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat het desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen. De opname van tobramycine in de renale tubuli en het middenoor is al bij relatief lage concentraties verzadigbaar, zodat hogere concentraties niet leiden tot een hoger risico op toxiciteit.

Literatuur:

1. Manley HJ ea. Pharmacokinetics of intermittent intravenous cefazolin and tobramycin in patients treated with automated peritoneal dialysis. J Am Soc Nephrol 2000;11:1310-6.

2. Walshe JJ ea. Crossover pharmacokinetic analysis comparing intravenous and intraperitoneal administration of tobramycin. J Infect Dis 1986;153:796-9.

164

3. Bunke CM ea. Tobramycin kinetics during continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Pharmacol Ther 1983;34:110-6.

4. Malacoff RF ea. Effect of peritoneal dialysis on serum levels of tobramycin and clindamycin. Antimicrob Agents Chemother 1975;8:574-80.

5. Jaffe G ea. Pharmacokinetics of tobramycin in patients with stable renal impairment, patients undergoing peritoneal dialysis, and patients on chronic hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 1974;5:611-6.

6. Weinstein AJ ea. Tobramycin concentrations during peritoneal dialysis. Antimicrob Agents Chemother 1973;4:432-4.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: tobramycine parenteraal 6166

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van tobramycine verlengd. Hemodialyse vergroot de klaring van tobramycine.

intermitterende dialyse 1. normale aanvangsdosis, vervolgens interval verlengen op geleide van de

spiegel Op dialysedagen: bij toedienen voor dialyse normale dosis; bij toedienen na de dialyse de helft tot een derde van de dosis.

continue dialyse 1. interval verlengen op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: In studies verwijderde dialyse, afhankelijk van de duur, ongeveer 50-70% van de toegediende dosis. De belangrijkste bijwerkingen van aminoglycosiden zijn nefrotoxiciteit en ototoxiciteit; deze hangen niet zozeer samen met de absolute hoogte van de plasmaconcentratie die maximaal wordt bereikt, maar vooral met de duur dat het desbetreffende orgaan aan het aminoglycoside is blootgesteld, de cumulatieve dosis, de gesteldheid van de patiënt (leeftijd, hydratiestatus, hypotensie) en gelijktijdige toediening van andere nefro- of ototoxische middelen. De opname van tobramycine in de renale tubuli en het middenoor is al bij relatief lage concentraties verzadigbaar, zodat hogere concentraties niet leiden tot een hoger risico op toxiciteit.

Overige opmerkingen: Het is nog onduidelijk of toediening voor of na dialyse de voorkeur heeft. Toediening voor dialyse zou dezelfde maximumconcentratie geven maar een lagere AUC. In theorie blijft de effectiviteit dan gelijk, die hangt samen met de maximumconcentratie, terwijl het risico op toxiciteit vermindert door de verlaagde AUC.

Literatuur:

1. Kamel Mohamed OH ea. Administration of tobramycin in the beginning of the hemodialysis session: a novel intradialytic dosing regimen. Clin J Am Soc Nephrol 2007;2:694-9.

2. Matzke GR ea. Hemodialysis elimination rates and clearance of gentamicin and tobramycin. Antimicrob Agents Chemother 1984;25:128-30.

3. Péchère JC ea. Pharmacokinetics of intravenously administered tobramycin in normal volunteers and in renal- impaired and hemodialyzed patients. J Infect Dis 1976;134 Suppl:S118-24.

165

4. Jaffe G ea. Pharmacokinetics of tobramycin in patients with stable renal impairment, patients undergoing peritoneal dialysis, and patients on chronic hemodialysis. Antimicrob Agents Chemother 1974;5:611-6.

5. Lockwood WR ea. Tobramycin and gentamicin concentrations in the serum of normal and anephric patients. Antimicrob Agents Chemother 1973;3:125-9.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: tolterodine 6733

Bij ernstig verminderde nierfunctie kan de AUC van tolterodine en de farmacologisch actieve 5-hydroxymethylmetaboliet toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tolterodine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijk bijwerkingen als gevolg van het farmacologische effect zijn onder andere droge mond, droge ogen, abnormale accommodatie, visusstoornissen, droge huid, obstipatie, urineretentie, tachycardie en hartkloppingen. Verlenging van het QTc-interval is gemeld bij hoge doseringen.

Literatuur:

1. SPC Detrusitol.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: tolterodine 6734

Bij ernstig verminderde nierfunctie kan de AUC van tolterodine en de farmacologisch actieve 5-hydroxymethylmetaboliet toenemen. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tolterodine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden vanwege het ontbreken van gegevens

Klinische gevolgen: Dosisafhankelijk bijwerkingen als gevolg van het farmacologische effect zijn onder andere droge mond, droge ogen, abnormale accommodatie, visusstoornissen, droge huid, obstipatie, urineretentie, tachycardie en hartkloppingen. Verlenging van het QTc-interval is gemeld bij hoge doseringen.

Literatuur:

1. SPC Detrusitol.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: topiramaat 6564

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van topiramaat toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Topiramaat wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse

166

o 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval; dit geldt voor zowel het titratieschema als de onderhoudsdosering. Op dialysedagen zowel voor als na de dialyse een kwart van de dagdosis als aanvulling op de normale dosis geven.

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval; dit geldt voor zowel

het titratieschema als de onderhoudsdosering

Klinische gevolgen: In een studie met 6 patiënten daalde de topiramaatspiegel met 50% tijdens 3 uur hemodialyse. Bijwerkingen zijn onder andere duizeligheid, vermoeidheid, slaperigheid, nervositeit, verwardheid, geheugenstoornissen, psychomotorische vertraging, anorexie, ataxie, dubbelzien, abnormaal zicht, paresthesie en moeilijk op woorden kunnen komen.

Literatuur:

1. Manitpisitkul P ea. Pharmacokinetics of topiramate in patients with renal impairment, end-stage renal disease undergoing hemodialysis, or hepatic impairment. Epilepsy Res 2014;108:891-901.

2. SPC Topamax.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: topiramaat 6565

Bij verminderde nierfunctie nemen halfwaardetijd en AUC van topiramaat toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of topiramaat wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere duizeligheid, vermoeidheid, slaperigheid, nervositeit, verwardheid, geheugenstoornissen, psychomotorische vertraging, anorexie, ataxie, dubbelzien, abnormaal zicht, paresthesie en moeilijk op woorden kunnen komen.

Literatuur:

1. SPC Topamax.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: topotecan 6905

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van topotecan af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Topotecan wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse / hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van topotecan opweegt tegen de risico’s

167

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisbeperkende bijwerking is reversibele beenmergdepressie (neutropenie, trombocytopenie, anemie, leukopenie).

Literatuur:

1. SPC Hycamtin infusiepoeder. 2. Herrington JD ea. Effect of hemodialysis on topotecan disposition in a patient with

severe renal dysfunction. Cancer Chemother Pharmacol 2001;47:89-93.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: topotecan 6906

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van topotecan af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is niet bekend of topotecan wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van topotecan opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: De belangrijkste dosisbeperkende bijwerking is reversibele beenmergdepressie (neutropenie, trombocytopenie, anemie, leukopenie).

Literatuur:

1. SPC Hycamtin infusiepoeder.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: tramadol 6494

Tramadol wordt gedeeltelijk gemetaboliseerd en uitgescheiden met de urine. Bij verminderde nierfunctie kan theoretisch de halfwaardetijd van tramadol zijn verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Tramadol wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. startdosering 50 mg 2x per dag, dosering aanpassen op geleide van effect en

bijwerkingen

Klinische gevolgen: Symptomen van overdosering zijn onder andere depressie van het centraal zenuwstelsel met bewustzijnsdaling tot coma, ademhalingsdepressie of een onregelmatig ademhalingspatroon, bradycardie, hypotensie, hypothermie, hyporeflexie, miosis, urineretentie, misselijkheid, braken, obstipatie, verwardheid, spierspasmen en convulsies.

Literatuur:

1. SPC Tramal. 2. Izzedine H ea. Pharmacokinetics of tramadol in a hemodialysis patient. Nephron

2002;92:755-6.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

168

Peritoneaaldialyse: tramadol 6495

Tramadol wordt gedeeltelijk gemetaboliseerd en uitgescheiden met de urine. Bij verminderde nierfunctie kan theoretisch de halfwaardetijd van tramadol zijn verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tramadol wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. startdosering 50 mg 2x per dag, dosering aanpassen op geleide van effect en bijwerkingen

Klinische gevolgen: Symptomen van overdosering zijn onder andere depressie van het centraal zenuwstelsel met bewustzijnsdaling tot coma, ademhalingsdepressie of een onregelmatig ademhalingspatroon, bradycardie, hypotensie, hypothermie, hyporeflexie, miosis, urineretentie, misselijkheid, braken, obstipatie, verwardheid, spierspasmen en convulsies.

Literatuur:

1. SPC Tramal.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: trandolapril 6620

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet trandolaprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt trandolapril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is niet bekend of trandolapril en zijn actieve metaboliet trandolaprilaat worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

De dosering van trandolapril moet worden aangepast. De vaste combinatie met verapamil is hiervoor niet geschikt.

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1.SPC Tarka.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: trandolapril 6621

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet trandolaprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt trandolapril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is onbekend of trandolapril en zijn actieve metaboliet trandolaprilaat worden verwijderd door peritoneale dialyse.

169

1. gebruik vermijden De dosering van trandolapril moet worden aangepast. De vaste combinatie met verapamil is hiervoor niet geschikt.

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1.SPC Tarka.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: tranexaminezuur 6707

Bij verminderde nierfunctie kan de halfwaardetijd van tranexaminezuur verlengd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tranexaminezuur wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie o oraal

7.5 mg/kg lich.gewicht elke 24 uur o intraveneus

5 mg/kg lich.gewicht elke 24 uur

Klinische gevolgen: Mogelijke symptomen van overdosering zijn misselijkheid, diarree, duizeligheid, hoofdpijn, hypotensie en myopathie.

Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van tranexaminezuur bij patiënten met een verminderde nierfunctie (creatinineklaring groter dan 10 ml/min). Bij patiënten met creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd verlengd. Tranexaminezuur wordt onveranderd met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC Cyclokapron.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: tranexaminezuur 6708

Bij verminderde nierfunctie kan de halfwaardetijd van tranexaminezuur verlengd zijn. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of tranexaminezuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

oraal o 7.5 mg/kg lich.gewicht elke 24 uur

intraveneus o 5 mg/kg lich.gewicht elke 24 uur

170

Klinische gevolgen: Mogelijke symptomen van overdosering zijn misselijkheid, diarree, duizeligheid, hoofdpijn, hypotensie en myopathie.

Er zijn geen studies gedaan naar het gebruik van tranexaminezuur bij patiënten met een verminderde nierfunctie (creatinineklaring groter dan 10 ml/min). Bij patiënten met creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd verlengd. Tranexaminezuur wordt onveranderd met de urine uitgescheiden.

Literatuur:

1. SPC Cyclokapron.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: tretinoine oraal 6709

Bij verminderde nierfunctie moet de dosering van tretinoïne oraal worden aangepast. Tretinoïne wordt voor ong. 60% met de urine uitgescheiden. Het is onbekend of tretinoïne wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. pas voorzichtigheidshalve de dosering aan: 25 mg/m2 lich.oppervlak per dag

in 2 doses

Klinische gevolgen: Er zijn twee casus waarin een dosering van 20-35 mg/m2 per dag leidde tot remissie en geen ernstige bijwerkingen gaf.

Literatuur:

1. SPC Vesanoid. 2. Takitani K ea. Pharmacokinetics of all-trans retinoic acid in acute promyelocytic

leukemia patients on dialysis. Am J Hematol 2003;74:147-8.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: tretinoine oraal 6710

Bij verminderde nierfunctie moet de dosering van tretinoïne oraal worden aangepast. Tretinoïne wordt voor ong. 60% met de urine uitgescheiden. Het is onbekend of tretinoïne wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. pas voorzichtigheidshalve de dosering aan: 25 mg/m2 lich.oppervlak per dag in 2 doses

Literatuur:

1. SPC Vesanoid.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: triamtereen 6480

171

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliemie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Bovendien nemen halfwaardetijd en AUC van triamtereen toe. Triamtereen wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieën van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock. Als normaal bereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Triamtereen. 2. Grebian B ea. Zur Pharmakokinetik von triamteren und seinen wirksamen Metaboliten

bei eingeschränkter Nierenfunktion. Arzneim Forsch/Drug Res 1978;28:1420-25

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: triamtereen 6481

Bij verminderde nierfunctie kan hyperkaliemie ontstaan. Kaliumspaarders kunnen dit risico verhogen. Bovendien nemen halfwaardetijd en AUC van triamtereen toe. Het is onbekend of triamtereen wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Symptomen van hyperkaliëmie zijn paresthesieën van de ledematen, lusteloosheid, verwardheid, zwakte, verlamming, hypotensie, hartaritmieën (vaak het eerste klinische symptoom) en hartblock. Als normaal bereik van kalium in serum wordt opgegeven 3.5-5.0 mmol/l. Er is sprake van klinisch belangrijke hyperkaliëmie bij een concentratie hoger dan 6 mmol/l; waarden hoger dan 7-9 mmol/l zijn meestal letaal.

Literatuur:

1. SPC Triamtereen.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: trimethoprim 6411

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van trimethoprim af. Hemodialyse vergroot de klaring van trimethoprim.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Mogelijk stijging van het serumcreatinine, veelal reversibel na staken. Bij langdurig gebruik of

172

gebruik van hoge doses verminderde hematopoëse door interferentie met het metabolisme van foliumzuur. Bij doses van 20 mg/kg lich.gewicht per dag kan geleidelijk hyperkaliëmie ontstaan.

Literatuur:

1. SPC Trimethoprim PCH. 2. Curkovic I ea. Trimethoprim/Sulfamethoxazole pharmacokinetics in two patients

undergoing continuous venovenous hemodiafiltration. Ann Pharmacother 2010;44:1669-72.

3. Nissenson AR ea. Pharmacokinetics of intravenous trimethoprim-sulfamethoxazole during hemodialysis. Am J Nephrol 1987;7:270-4.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Peritoneaaldialyse: trimethoprim 6412

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van trimethoprim af. Peritoneale dialyse heeft geen effect op de klaring van trimethoprim.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Mogelijk stijging van het serumcreatinine, veelal reversibel na staken. Bij langdurig gebruik of gebruik van hoge doses verminderde hematopoëse door interferentie met het metabolisme van foliumzuur. Bij doses van 20 mg/kg lich.gewicht per dag kan geleidelijk hyperkaliëmie ontstaan.

Literatuur:

1. SPC Trimethoprim PCH. 2. Walker SE ea. Trimethoprim-sulfamethoxazole pharmacokinetics during continuous

ambulatory peritoneal dialysis (CAPD). Perit Dial Int 1989;9:51-5. 3. Svirbely JE ea. Co-trimoxazole (sulphamethoxazole plus trimethoprim) peritoneal

barrier transfer pharmacokinetics. Clin Pharmacokinet 1989;16:317-25. 4. Halstenson CE ea. Trimethoprim-sulfamethoxazole pharmacokinetics during

continuous ambulatory peritoneal dialysis. Clin Nephrol 1984;22:239-43. 5. Singlas E ea. Pharmacokinetics of sulfamethoxazole--trimethoprim combination

during chronic peritoneal dialysis: effect of peritonitis. Eur J Clin Pharmacol 1982;21:409-15.

Beoordelingsdatum 05-07-2016

Hemodialyse: valaciclovir 6598

Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt het risico op neurologische bijwerkingen toe. Valaciclovir is een pro-drug van aciclovir. Bij creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd van aciclovir verlengd en zijn neurologische bijwerkingen gemeld. Valaciclovir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o Behandeling van herpes simplex-infectie (excl. herpes labialis)

500 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse; immuungecompromitteerde patiënten 1000 mg 1x per dag

o Behandeling van herpes labialis

173

500 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse o Profylaxe van recidiverende herpes genitalis

250 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse; immuungecompromitteerde patiënten 500 mg 1x per dag

o Herpes zoster 500 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse

o Profylaxe van cytomegalo-virusinfectie na orgaantransplantatie 1500 mg 1x per dag, op dialysedagen toedienen na dialyse

continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Mogelijk alternatief: aciclovir intraveneus.

Klinische gevolgen: Uit enkele case-reports bleek dat (high-flux)hemodialyse de aciclovirspiegel na toediening van valaciclovir met ongeveer 80% verlaagt. Valaciclovir is de L-valine-ester (prodrug) van aciclovir. Het wordt omgezet in aciclovir. Risico op neurologische reacties, waaronder verwardheid en hallucinaties. Bij gebruik van hoge doses (8 g per dag) in klinische studies bij immuungecompromitteerde patiënten zijn nierinsufficiëntie, micro- angiopathische hemolytische anemie en trombocytopenie gemeld. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Zelitrex. 2. Kambhampati G ea. Valacyclovir neurotoxicity can be effectively managed by

hemodialysis. Eur J Neurol 2011;18:e33. 3. Linssen-Schuurmans CD ea. Neurotoxicity caused by valacyclovir in a patient on

hemodialysis. Ther Drug Monit 1998;20:385-6.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Peritoneaaldialyse: valaciclovir 6599

Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt het risico op neurologische bijwerkingen toe. Valaciclovir is een pro-drug van aciclovir. Bij creatinineklaring kleiner dan 10 ml/min is de halfwaardetijd van aciclovir verlengd en zijn neurologische bijwerkingen gemeld. Aciclovir wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse.

Behandeling van herpes simplex-infectie (excl. herpes labialis) o 500 mg 1x per dag; immuungecompromitteerde patiënten 1000 mg 1x per dag

Behandeling van herpes labialis o 500 mg 1x per dag

Profylaxe van recidiverende herpes genitalis o 250 mg 1x per dag; immuungecompromitteerde patiënten 500 mg 1x per dag

Herpes zoster o 500 mg 1x per dag

Profylaxe van cytomegalo-virusinfectie na orgaantransplantatie o 1500 mg 1x per dag

Klinische gevolgen: Risico op neurologische reacties, waaronder verwardheid en hallucinaties. Bij gebruik van hoge doses (8 g per dag) in klinische studies bij immuungecompromitteerde patiënten zijn nierinsufficiëntie, micro- angiopathische hemolytische anemie en

174

trombocytopenie gemeld. Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben.

Literatuur:

1. SPC Zelitrex. 2. Izzedine H ea. Neurotoxicity of valacyclovir in peritoneal dialysis: a pharmacokinetic

study. Am J Nephrol 2001;21:162-4. 3. Stathoulopoulou F ea. Evaluation of valaciclovir dosage reduction in continuous

ambulatory peritoneal dialysis patients. Nephron 2002;91:164-6.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: valganciclovir 6627

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van valganciclovir verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Valganciclovir is een prodrug van ganciclovir. De actieve metaboliet ganciclovir wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o inductiebehandeling

200 mg na elke dialyse, eerste gift normale dosis o onderhoudsbehandeling

100 mg na elke dialyse continue hemodialyse / continue venoveneuze hemo(dia)filtratie

o gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In twee studies bleek 4 uur hemodialyse ongeveer 50% van ganciclovir uit het lichaam te verwijderen. Myelosuppressie is de dosisbeperkende bijwerking; trombocytopenie komt bij 5- 20% van de patiënten voor, neutropenie komt bij 15-40% van de patiënten voor en kan optreden na ong. 10 dagen, in het bijzonder bij doseringen hoger dan 15 mg/kg lich.gewicht per dag. Bij neutropenie normaliseert het aantal cellen gewoonlijk binnen 2-5 dagen na staken van het geneesmiddel of verminderen van de dosis. Bij overdosering zijn neutropenie en hematurie gemeld.

Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben. Vanuit de praktijk komen aanwijzingen dat met de geadviseerde doseringen vooral bij therapeutische toepassingen niet altijd een voldoende hoge ganciclovirspiegel wordt bereikt. Spiegelbepaling is mogelijk; het UMC Groningen voert deze bepaling uit (www.bepalingenwijzer.umcg.nl).

Literatuur:

1. SPC Valcyte. 2. Czock ea. Pharmacokinetics of valganciclovir and ganciclovir in renal impairment. 3. Clin Pharmacol Ther 2002;72:142-50. 4. Czock D ea. New AUC-based method to estimate drug fraction removed by 5. hemodialysis. Kidney Blood Press Res 2004;27:172-6.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

175

Peritoneaaldialyse: valganciclovir 6628

Bij verminderde nierfunctie is de halfwaardetijd van valganciclovir verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Valganciclovir is een prodrug van ganciclovir. Het is onbekend of de actieve metaboliet ganciclovir wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Myelosuppressie is de dosisbeperkende bijwerking; trombocytopenie komt bij 5- 20% van de patiënten voor, neutropenie komt bij 15-40% van de patiënten voor en kan optreden na ong. 10 dagen, in het bijzonder bij doseringen hoger dan 15 mg/kg lich.gewicht per dag. Bij neutropenie normaliseert het aantal cellen gewoonlijk binnen 2-5 dagen na staken van het geneesmiddel of verminderen van de dosis. Bij overdosering zijn neutropenie en hematurie gemeld.

Aanpassen van de dosering beïnvloedt de dalspiegel. Als de dalspiegel niet voldoende hoog is, is de antivirale werking mogelijk niet voldoende; dit kan resistentie tot gevolg hebben. Vanuit de praktijk komen aanwijzingen dat met de geadviseerde doseringen vooral bij therapeutische toepassingen niet altijd een voldoende hoge ganciclovirspiegel wordt bereikt. Spiegelbepaling is mogelijk; het UMC Groningen voert deze bepaling uit (www.bepalingenwijzer.umcg.nl).

Literatuur:

1. SPC Valcyte.

Beoordelingsdatum 26-09-2017

Hemodialyse: valproinezuur 6566

Bij verminderde nierfunctie kan de plasma-eiwitbinding afnemen, waardoor de vrije fractie valproïnezuur kan toenemen. De klinische relevantie hiervan is niet duidelijk. Valproïnezuur wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. op dialysedagen één van de keerdosis toedienen na dialyse; verder doseer op

geleide van effect en bijwerkingen en op geleide van de spiegel continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. doseer op geleide van effect en bijwerkingen en op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Na ernstige overdosering zijn coma met hypotonie van de spieren, hyporeflexie, miosis, metabole acidose en gestoorde ademhaling gemeld. Zeer hoge plasmaconcentratie kan leiden tot convulsies en kan fataal aflopen. In een casus bleek hemodialyse met een high-fluxfilter of hemodiafiltratie de klaring van valproïnezuur significant te verhogen. Bij patiënten met verminderde nierfunctie kan de vrije fractie valproïnezuur verhoogd zijn door een lagere hoeveelheid serumeiwit.

Literatuur:

1. SPC Depakine chrono.

176

2. Marbury ea. Hemodialysis of valproic acid in uremic patients. Dial Transplant 1980;9:961-964.

3. Gubensek J ea. Hemodiafiltration and high-flux hemodialysis significantly reduce serum valproate levels inducing epileptic seizures: case report. Blood Purif 2008;26:379-80.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: valproinezuur 6567

Bij verminderde nierfunctie kan de plasma-eiwitbinding afnemen, waardoor de vrije fractie valproïnezuur kan toenemen. De klinische relevantie hiervan is niet duidelijk. Het is niet bekend of valproïnezuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. doseer op geleide van effect en bijwerkingen en op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Na ernstige overdosering zijn coma met hypotonie van de spieren, hyporeflexie, miosis, metabole acidose en gestoorde ademhaling gemeld. Zeer hoge plasmaconcentratie kan leiden tot convulsies en kan fataal aflopen.

Literatuur:

1. SPC Depakine chrono.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: varenicline 6740

Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de blootstelling aan varenicline toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Varenicline wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Niet duidelijk. In klinisch onderzoek zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd.

Literatuur:

1. SPC Champix.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: varenicline 6741

Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de blootstelling aan varenicline toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of varenicline wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Niet duidelijk. In klinisch onderzoek zijn geen gevallen van overdosering gerapporteerd.

177

Literatuur:

1. SPC Champix.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Hemodialyse: venlafaxine 6751

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van venlafaxine en de O-desmethylmetaboliet af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Venlafaxine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Als dit niet kan 1. doseren op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: In een studie bleek een hemodialysesessie van 4 uur minder dan 5% van de toegediende venlafaxinedosis te verwijderen. Bij overdosering zijn de meest voorkomende symptomen slaperigheid, opwinding, onrust, maagdarmstoornissen, tremor, hypertensie, hypotensie, tachycardie, bradycardie, ECG-veranderingen, vertigo, convulsies en coma. Gevallen met fatale afloop zijn gemeld, in het bijzonder in combinatie met alcohol en/of andere geneesmiddelen.

Literatuur:

1. SPC Efexor. 2. Troy SM, Schultz RW, Parker VD, Chiang ST, Blum RA. The effect of renal disease

on the disposition of venlafaxine. Clin Pharmacol Ther 1994;56:14-21.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

Peritoneaaldialyse: venlafaxine 6752

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van venlafaxine en de O-desmethylmetaboliet af en is de halfwaardetijd verlengd. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of venlafaxine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden Als dit niet kan

1. doseren op geleide van de spiegel

Klinische gevolgen: Bij overdosering zijn de meest voorkomende symptomen slaperigheid, opwinding, onrust, maagdarmstoornissen, tremor, hypertensie, hypotensie, tachycardie, bradycardie, ECG-veranderingen, vertigo, convulsies en coma. Gevallen met fatale afloop zijn gemeld, in het bijzonder in combinatie met alcohol en/of andere geneesmiddelen.

Literatuur:

1. SPC Efexor.

Beoordelingsdatum 28-11-2017

178

Hemodialyse: vigabatrine 6568

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van vigabatrine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vigabatrine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o 25-50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval, op dialysedagen

één van de giften toedienen na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o 25-50% van de normale keerdosering bij gelijkblijvend interval

Klinische gevolgen: Bij een patiënt daalde de vigabatrinespiegel na twee hemodialysesessies van 4 uur met ong. 60%. Bijwerkingen zijn onder andere opwinding, agressie, nervositeit, prikkelbaarheid, depressieve verschijnselen, verwardheid en paranoïde reacties. Deze psychiatrische bijwerkingen zijn reversibel na dosisreductie.

Literatuur:

1. SPC Sabril. 2. Bachmann D ea. Vigabatrin dosing during haemodialysis. Seizure 1996;5:239-42.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: vigabatrine 6569

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van vigabatrine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of vigabatrine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere opwinding, agressie, nervositeit, prikkelbaarheid, depressieve verschijnselen, verwardheid en paranoïde reacties. Deze psychiatrische bijwerkingen zijn reversibel na dosisreductie.

Literatuur:

1. SPC Sabril.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Hemodialyse: vildagliptine 6474

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van vildagliptine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vildagliptine wordt niet verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: In een studie verwijderde 3-4 uur hemodialyse slechts 3% van de dosis. Bij creatinineklaring kleiner dan 50 ml/min kan de AUC van vildagliptine verdubbelen.

179

Literatuur:

1. SPC Galvus.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Peritoneaaldialyse: vildagliptine 6475

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van vildagliptine toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of vildagliptine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bij creatinineklaring kleiner dan 50 ml/min kan de AUC van vildagliptine verdubbelen.

Literatuur:

1. SPC Galvus.

Beoordelingsdatum 08-11-2016

Hemodialyse: vinflunine 6671

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van vinflunine af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of vinflunine wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd

effect van vinflunine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Het belangrijkste toxische effect bij overdosering is beenmergdepressie met risico op ernstige infectie.

Literatuur:

1. SPC Javlor

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Peritoneaaldialyse: vinflunine 6672

Bij verminderde nierfunctie neemt de klaring van vinflunine af. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of vinflunine wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. een algemeen advies kan niet worden gegeven; overweeg of het beoogd effect van vinflunine opweegt tegen de risico’s

Klinische gevolgen: Het belangrijkste toxische effect bij overdosering is beenmergdepressie met risico op ernstige infectie.

180

Literatuur:

1. SPC Javlor

Beoordelingsdatum 24-10-2017

Hemodialyse: voriconazol intraveneus 6925

Bij hemodialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van voriconazol niet nodig. Voriconazol wordt niet verwijderd door hemodialyse. Bij verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van de hulpstof sulfobutyletherbetacyclodextrine (SBECD) af. SBECD wordt verwijderd door hemodialyse.

Voriconazol is slecht oplosbaar en wordt daarom intraveneus toegediend in een formulering met de hulpstof SBECD. Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van SBECD af, waardoor cumulatie kan optreden.

Literatuur:

1. SPC Vfend. 2. Hafner V ea. Pharmacokinetics of sulfobutylether-beta-cyclodextrin and voriconazole

in patients with end-stage renal failure during treatment with two hemodialysis systems and hemodiafiltration. Antimicrob Agents Chemother 2010;54:2596-602.

3. Fuhrmann V ea. Pharmacokinetics of voriconazole during continuous venovenous haemodiafiltration. J Antimicrob Chemother 2007;60:1085-90.

4. Robatel C ea. Disposition of voriconazole during continuous veno-venous haemodiafiltration (CVVHDF) in a single patient. J Antimicrob Chemother 2004;54:269-70.

5. Luke DR ea. Pharmacokinetics of sulfobutylether-β-cyclodextrin (SBECD) in subjects on hemodialysis. Nephrol Dial Transplant 2012;27:1207-12.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Peritoneaaldialyse: voriconazol intraveneus 6926

Bij peritoneale dialyse is aanpassen van de dosis of het doseerinterval van voriconazol niet nodig. Voriconazol wordt niet verwijderd door peritoneale dialyse. Bij verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van de hulpstof sulfobutyletherbetacyclodextrine (SBECD) af. Het is niet bekend of SBECD wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

Voriconazol is slecht oplosbaar en wordt daarom intraveneus toegediend in een formulering met de hulpstof SBECD. Bij patiënten met verminderde nierfunctie neemt de eliminatie van SBECD af, waardoor cumulatie kan optreden.

Literatuur:

1. SPC Vfend. 2. Peng LW ea. Pharmacokinetics of single, oral-dose voriconazole in peritoneal dialysis

patients. Am J Kidney Dis 2005;45:162-6.

Beoordelingsdatum 16-01-2018

Hemodialyse: zofenopril 6622

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet zofenoprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect

181

op de nierfunctie wordt zofenopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is onbekend of zofenopril en zijn actieve metaboliet zofenoprilaat worden verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse 1. aanvangsdosering max. 7,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het

klinische effect doseren; op dialysedagen toedienen na dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

1. aanvangsdosering max. 7,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Zofil.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: zofenopril 6623

Bij verminderde nierfunctie kan cumulatie optreden van de actieve metaboliet zofenoprilaat. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Vanwege een mogelijk beschermend effect op de nierfunctie wordt zofenopril wel gedoseerd tot de hoogst mogelijk getolereerde dosering. Het is onbekend of zofenopril en zijn actieve metaboliet zofenoprilaat worden verwijderd door peritoneale dialyse.

1. aanvangsdosering max. 7,5 mg per dag, vervolgens op geleide van het klinische effect doseren

Klinische gevolgen: ACE-remmers verlagen de intraglomerulaire filtratiedruk en verminderen proteïnurie. Hierdoor hebben ze waarschijnlijk op de lange termijn een beschermend effect op de nierfunctie. Om deze reden wordt in de tweede lijn bij verminderde nierfunctie vaak de hoogst mogelijk getolereerde dosering gegeven. Bij start van een ACE-remmer kan de serumcreatinineconcentratie stijgen als gevolg van afname van de intraglomerulaire filtratiedruk.

Literatuur:

1. SPC Zofil.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: zoledroninezuur 6898

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van zoledroninezuur toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is niet bekend of zoledroninezuur wordt verwijderd door hemodialyse.

182

intermitterende hemodialyse / continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie 1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. De klinische ervaring met acute overdosering is beperkt. Afwijkingen van serumelektrolyten (waaronder calcium, fosfor en magnesium) zijn waargenomen.

Literatuur:

1. SPC Zometa.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Peritoneaaldialyse: zoledroninezuur 6899

Bij verminderde nierfunctie neemt de AUC van zoledroninezuur toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is niet bekend of zoledroninezuur wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere maagdarmstoornissen zoals misselijkheid, diarree, buikpijn, flatulentie en krampen, vooral bij hoge doses en aan het begin van de behandeling. De klinische ervaring met acute overdosering is beperkt. Afwijkingen van serumelektrolyten (waaronder calcium, fosfor en magnesium) zijn waargenomen.

Literatuur:

1. SPC Zometa.

Beoordelingsdatum 09-05-2017

Hemodialyse: zonisamide 6570

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van zonisamide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Zonisamide wordt verwijderd door hemodialyse.

intermitterende hemodialyse o 50% van normale keerdosis bij gelijkblijvend interval, op dialysedagen één

van de giften toedienen na dialyse bij optreden epileptische aanvallen na de dialyse

overweeg een aanvullende dosis na de dialyse continue venoveneuze hemodialyse/hemo(dia)filtratie

o 50% van de normale keerdosis bij gelijkblijvend interval

Klinische gevolgen: In een studie daalde de zonisamidespiegel met 52% door 4,5 uur hemodialyse. Bijwerkingen zijn onder andere opwinding, agressie, nervositeit, prikkelbaarheid, depressieve verschijnselen, verwardheid en paranoïde reacties. Deze psychiatrische bijwerkingen zijn reversibel na dosisreductie.

Literatuur:

183

1. SPC Zonegran. 2. Ijiri Y ea. Dialyzability of the antiepileptic drug zonisamide in patients undergoing

hemodialysis. Epilepsia 2004;45:924-7.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

Peritoneaaldialyse: zonisamide 6571

Bij verminderde nierfunctie nemen AUC en halfwaardetijd van zonisamide toe. Hierdoor is het risico op bijwerkingen verhoogd. Het is onbekend of zonisamide wordt verwijderd door peritoneale dialyse.

1. gebruik vermijden

Klinische gevolgen: Bijwerkingen zijn onder andere opwinding, agressie, nervositeit, prikkelbaarheid, depressieve verschijnselen, verwardheid en paranoïde reacties. Deze psychiatrische bijwerkingen zijn reversibel na dosisreductie.

Literatuur:

1. SPC Zonegran.

Beoordelingsdatum 24-01-2017

184

Overzicht beoordeelde geneesmiddelen Acamprosaat

Acebutolol

Acenocoumarol

Acetazolamide

Aciclovir oral

Aciclovir parenteral

Acipimox

Acrivastatine

Adefovir

Aldesleukine

Alendroninezuur

Allopurinol

Aluminiumzouten

Amantadine

Amfotericine B parenteral

Amifampridine

Amikacine

Amiloride

Amoxiclline + clavulaanzuur

Amoxicilline oral

Amoxicillline parenteral

Anakinra

Apixaban

Arseentrioxide

Atenolol

Aurothiobarnsteenzuur

Azacitidine

Baclofen

Barnidipine

Benazepril

Benzobromaron

Benzylpenicilline

Bezafibraat

Bisoprolol

Bivalirudine

Bleomycine

Bumetanide

Capecitabine

Captopril

Carbamazepine

Carboplatine

Cefalexine

Cefalotine

Cefamandol

Cefazoline

Ceftaroline

Ceftazidim

Cefuroxim

Cetirizine/levocetirizine/hyd

roxyzine

Chloralhydraat

Chloroquine

Cimetidine

Ciprofibraat

Ciprofloxacine

Cisplatine

Claritromycine

Clofarabine

Colchicine

Colistine

Cotrimoxazol

Dabigatran

Dapagliflozine

Daptomycine

Dexrazoxaan

Didanosine

Digoxine

Emtricitabine

Emtricitabine/tenofovirdiso

proxil

Emtricitabine/tenofovirdiso

proxil + overig

Emtricitabine/tenofoviralafe

namide + overig

Enalapril

Entecavir

Eplerenon

Eptifibatide

Ertapenem

Ethambutol

Etoposide

Exenatide

Famciclovir

Famotidine

Fampridine

Felbamaat

Fenprocoumon

Fenytoine

Fesoterodine

Fexofenadine

Flucloxacilline parenteral

Fluconazol

Flucytosine

Fludarabine

Fluorouracil

Foscarnet

Furosemide

Gabapentine

Ganciclovir

Gentamicine parenteral

Glibenclamide

Glimepiride

Glycopyrronium oral

Hydroxycarbamide

Hydroxychloroquine

Ibandroninezuur

Ifosfamide

Imipenem + cilastatine

Indinavir

Itraconazol intravenous

Kanamycine

Lacosamide

Lamivudine

Lenalidomide

Levetiracetam

Levofloxacine inhalatie

Levofloxacine

oraal/parenteral

Lisinopril

Lithiumzouten

Memantine

Meropenem

Metformine

Methenamine

Methotrexaat

Methylnaltrexon

Metoclopramide

Midazolam

Miglustat

Milrinon

Morfine

Natriumfosfaat oral

Nitrofurantoine

Nizatidine

Norfloxacine

NSAID's

Ofloxacine

Olmesartan

185

Orlistat

Oseltamivir

Oxaliplatine

Oxcarbazepine

Pemetrexed

Penicillamine

Pentoxifylline

Pergolide

Perindopril

Piperacilline/tazobactam

Piracetam

Pramipexol

Pregabaline

Probenecide

Prucalopride

Quinapril

Raloxifeen

Ramipril

Ranitidine

Repaglinide

Retigabine

Ribavirine

Risedroninezuur

Rivaroxaban

Rosuvastatine

Saxagliptine

Sildenafil

Silodosine

Sitagliptine

Solifenacine

Sotalol

Spironolacton

Stavudine

Stiripentol

Strontiumranelaat

Sucralfaat

Sulfadiazine

Sulfametrol/trimethoprim

Tadalafil

Telbivudine

Tenofovirdisoproxil

Teriparatide

Tetracycline

Thiaziden

Tiapride

Tirofiban

Tizanidine

Tobramycine parenteral

Tolterodine

Topiramaat

Topotecan

Tramadol

Trandolapril

Tranexaminezuur

Tretinoine oral

Triamtereen

Trimethoprim

Valaciclovir

Valganciclovir

Valproinezuur

Varenicline

Venlafaxine

Vigabatrine

Vildagliptine

Vinflunine

Voriconazol intraveneus

Zofenopril

Zoledroninezuur

Zonisamide