Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
Jullie antwoorden centraal
Themanummer 1-meting 2648 leden vulden in oktober de vragenlijst in! Jullie gaven allemaal
ongeveer 10 minuten van je (kostbare) tijd en veel informatie.
Waarvoor we jullie hartelijk willen bedanken namens de stuurgroep én
namens de werkorganisatie van CNV Onderwijs.
In dit nummer van onze nieuwsbrief vind je de uitkomsten van het
onderzoek. Ook op andere plekken is of komt er aandacht voor deze
uitkomsten. Zo stond in het Schooljournaal 18 en in het Algemeen
Dagblad van 27 november een artikel. Op de site staat het volledige
onderzoeksrapport. In januari 2014 zal ZorgPrimair helemaal in het
teken van passend onderwijs staan.
In dit nummer vind je achtereenvolgens: een artikel over PO; een
artikel over VO; een artikel over MBO; een artikel over AB-ers en een
artikel over medezeggenschapsorganen. In alle artikelen staat naast de
resultaten ook een (succes)verhaal van één van onze leden centraal.
10 minuten aandacht voor 7 stappen
Stap voor stap naar passend onderwijs Bron: CNVO.nl (2013); Katalin de Kleuver, stuurgroep Passend
Onderwijs
Op weg naar passend onderwijs zijn we allemaal! Op verschillende
scholen gloort licht aan de horizon op andere scholen vertroebelen
wolken nog steeds het beeld. Al met al meldden (relatief) meer
mensen hun succeservaringen met passend onderwijs in de enquête.
We leggen de resultaten naast onze meetlat, het zeven-puntenplan:
1. Voldoende training op vaardigheden in de praktijk
Bijna ieder personeelslid heeft scholing gevolgd, individueel dan wel in
teamverband. Onderwijsondersteunend personeel wordt hier niet bij
betrokken. Waarom, dat weten ze zelf vaak niet. Ondanks deze
training voelen leerkrachten zich vaak onvoldoende toegerust. Volgt
men wel de juiste scholing?
2. Voldoende ondersteuning op de werkvloer
Bijna de helft van de leerkrachten in het PO zegt onvoldoende
ondersteuning te krijgen om de leerlingen te kunnen begeleiden. In het
VO en MBO is dit circa een derde. De leerkrachten die wel voldoende
worden ondersteund, krijgen deze steun
meestal in de vorm van beschikbare expertise
binnen de school. Dit is vaker binnen het VO
en MBO het geval dan binnen het PO.
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
Eigen wijs, wijzer, wijst
IN DIT NUMMER
DE VERENIGING
Verslag van de AV
O-factor
DE 1-METING
Uitdagende kansen voor
leerkrachten PO?
Grote verschillen in VO
MBO zet kleine stapjes
Hoe kan de expertise van AB-
ers benut worden?
Medezeggenschap:
betrokkenheid en draagvlak
BELEID/POLITIEK
Verslag Conferentie ECPO
DE WERKVLOER
Inspelen op passend onderwijs
Onduidelijkheid over rol
directeuren
UIT DE MEDIA
Het wordt pas wat als nú…
Hoe bereiden leraren zich voor
op passend onderwijs?
AGENDA
Conferentie masterplan
dyscalculie MBO
De kracht van het
oplossingsgericht werken
LEES VERDER
Halfmaandelijks overzicht
2
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
MBO22%
34%18%
26%
VO25%
35%
14%
26%
PO29%
45%
3%
24%
Kan leerkracht zowel differentiatie als individuele hulp bieden?
Ja
Nee, alleen één van beiden, het andere schiet er dan bij in
Nee, geen van beiden
Weet ik (nog) niet
Vervolg
10 minuten aandacht voor 7 stappen 3. Personeel en medezeggenschapsorganen worden erbij betrokken
Kijkend naar de beleving van leerkrachten als het gaat om betrokkenheid bij de invoering van passend
onderwijs, voelen veel leerkrachten zich (enigszins) niet betrokken, met name in het VO en MBO (ca. 50%).
4. Maximale focus op het primaire proces
Dit lijkt langzamerhand wat door te dringen. Samenwerkingsverbanden en leidinggevenden doen hun best de
teams te informeren. Echter, de betrokkenheid op de werkvloer blijft laag. Hoe dichter bij het primaire
proces, hoe lager!
5. Leraren beschikken over voldoende basis- en complexe
vaardigheden
Over hun eigen vaardigheden zijn leraren gemengd positief: zowel
differentiëren als individuele hulp is voor ongeveer een kwart goed te
doen. Ten opzichte van de 0-meting geven iets meer leraren aan dat
zij gedragsproblemen/-stoornissen in de klas kunnen opvangen.
6. Elke leraar kan zelf vormgeven aan de basisondersteuning
Op veel scholen staat nog onvoldoende vast wat de
basisondersteuning inhoudt (dit wordt o.a. in het SOP vastgelegd).
Ook bij leraren is dit nog (deels) onbekend. Het lijkt nog wat te vroeg
om hier volmondig ja of nee op te kunnen zeggen. Wel worden
kinderen met gedragsproblemen en gedragsstoornissen, leerproblemen en leerstoornissen door leraren in
alle sectoren vooral met behulp van de interne zorgstructuur begeleid (meer dan de helft) en door circa 1 op
de 5 leraren zelfstandig. 30% van de leraren geeft aan dat dit niet onder de expertise van de school valt.
7. Voldoende tijd, ruimte en mogelijkheden om het onderwijs professioneel vorm te geven
Tijd is nog steeds de grootste belemmerende factor volgens de meerderheid van alle respondenten.
Kortom: We herkennen Code Oranje van de ECPO: Gas geven met passend onderwijs!
Het hele onderzoek kun je lezen op cvno.nl/passendonderwijs
DE WERKVLOER AAN
HET WOORD
VERDEROP IN DEZE NIEUWSBRIEF: Wie meldt in een volgende
nieuwsbrief iets over zijn of haar
ervaringen met passend
onderwijs? Mail je bijdrage naar:
Stuurgroep Passend Onderwijs:
Kerstin de Beer
AnneMarie Bruurmijn
Frank Bulthuis
Han Kooreman
Katalin de Kleuver (eindredactie)
Stap voor stap naar
passend onderwijs…
Voer jij ook een 10-
minutengesprek op
school met je collega?
3
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
De Vereniging
Verslag 26e Algemene Vergadering
Bron: cnvo.nl (27-11-2013)
De opening door Marieke van den Bosch staat in het teken van verbinding en samenwerking zoeken want
samen sta je sterk. Die verbinding heeft CNV Onderwijs ook gevonden door een Nationaal Onderwijsakkoord
te sluiten. Jan Veringa is directeur wetgeving en juridische zaken van OCW en hij legt uit hoe de ambities uit
het akkoord werkelijkheid kunnen worden. Hij citeert: ‟vernieuwing in het onderwijs moet vanuit het
onderwijs zelf komen‟, uit De nieuwe lijnen voor het onderwijs van morgen, uit 1968. Doelstellingen van de
Mammoetwet uit die tijd gelden nog steeds, het streven naar talentontwikkeling voor ieder kind.
Bewondering voor de verantwoordelijkheid die CNV Onderwijs heeft genomen. Het gaat om meer dan geld,
want het zijn stappen naar beter onderwijs.
Voorzitter Helen van den Berg blikt daarna terug op het tot stand komen van het onderwijsakkoord. Een
lange campagne om na jaren weer salarisverhoging voor onderwijspersoneel te realiseren heeft tot resultaat
geleid. Andere ambities uit het onderwijsakkoord komen terug in de arbeidsvoorwaardennota 2014.
Herkenbare speerpunten zijn meer waardering, meer werkgelegenheid en minder werkdruk. De
arbeidsvoorwaardennota wordt aangenomen. Vanuit de stuurgroep onderwijsondersteunend personeel (OOP)
wordt speciaal aandacht gevraagd voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor het OOP. De sector Hoger
Onderwijs benadrukt dat niet alleen professionalisering aandacht moet hebben, maar juist professionele
ruimte. De vergadering roept het bestuur op om zich in te spannen de eisen voor het inschrijven in het
lerarenregister aan te passen ten gunste van leraren die een arbeidsovereenkomst hebben van minder dan
0,2 fte, zoals invallers.
1-meting Passend Onderwijs
De stuurgroep Passend Onderwijs bood met de volgende woorden het onderzoeksrapport officieel aan Helen
van den Berg aan:
De afgelopen maanden heeft de stuurgroep in nauwe samenwerking met de
werkorganisatie en het onderzoeksbureau voor de tweede keer een breed onderzoek
uitgezet onder alle leden van CNV Onderwijs. Het resultaat van deze samenwerking willen
we vandaag officieel presenteren en overhandigen. De tijd laat het niet toe een volledig
verslag te doen van de onderzoeksresultaten, dan zaten we hier tot vanavond laat, maar
het past ook niet bij onze opzet. Daarom aandacht voor de opvallendste uitkomsten.
Het algemene beeld is dat leraren zichzelf en de school het laagst becijferen en directeuren
het hoogst op een schaal van 1-10 voor het in staat zijn tot het geven van passend
onderwijs. Gemiddeld kwamen we uit op vieren, vijven en zessen. Dit zijn wel hele magere cijfers voor
passend onderwijs. Een goede leraar nodigt in zo‟n situatie altijd de ouders uit of gaat het gesprek aan met
de leerling, het bekende tien-minutengesprek. In dit “tien-minutengesprek”, dat natuurlijk korter duurt,
tijdens de AV willen we dan aandacht voor onder andere de volgende punten die opvallen:
- Zes op de tien leraren (PO) vindt het helder waar voor zichzelf de grens lift tussen lichte en zware
ondersteuning. Binnen VO en MBO is dit aantal lager: vijf op de tien. Hoe deze zware ondersteuning
plaatsvindt is in ruim 60% van de gevallen nog onduidelijk. De taak voor het vormgeven hiervan ligt
bij de samenwerkingsverbanden.
- Een kwart van de leraren verwacht per 1 augustus 2014 differentiatie én individuele hulp te kunnen
bieden. De meesten verwachtten slechts aan één van beide toe te komen. Vanuit het 7-puntenplan
vroegen we aandacht voor professionalisering op maat zodat de leraar complexe vaardigheden zou
beheersen, hier ligt nog een duidelijke behoefte. Leraren binnen PO en VO hebben meestal als team
scholing gevolgd (89%/61%) en in mindere mate individuele scholing (64%/39%), meestal ging deze
scholing over HGW, OGW en in het VO ook klassemagement.
- We zien gelukkig een toename in het aantal scholen waar het SOP besproken is, maar dit is maar een
kleine toename. Nog steeds heeft ruim 2/3 van de scholen het School Ondersteuning Profiel nog niet
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
besproken. Vooral onder leraren is nog veel onduidelijkheid, directeuren geven vaker aan dat ze het
plan besproken hebben in het team.
- Als grootste belemmering geldt (nog steeds) de werkdruk. Leraren, maar ook schoolleiders en IB-ers
geven massaal aan dat de veelheid aan taken hen belemmert in het vormgeven van goed passend
onderwijs aan alle kinderen.
We willen dit tien-minutengesprek natuurlijk positief afsluiten. Gelukkig zien we ditmaal meer
succeservaringen vanuit alle doelgroepen. Laten we ondanks alle zorgen niet vergeten dat alle stapjes
vooruit in de goede richting gaan. De komende maanden zullen we deze successen presenteren in ZP, SJ en
EW. Zo kunnen ze andere scholen uitdagen en stimuleren om zelf weer verder te ontwikkelen.
De komende periode zouden wij als stuurgroep graag meer van dit soort „tien-minuten-gesprekken‟ voeren,
maar dan wel in dialoogvorm. We willen het gesprek aangaan met
betrokkenen, met sectorraden binnen de vakbond met mensen uit het
veld en met externen. Maar vooral willen we iedereen oproepen een
tienminutengesprek over passend onderwijs op de agenda te zetten voor
de komende periode.
Om hiermee een begin te maken willen we graag het rapport officieel
overhandigen aan onze voorzitter Helen van de Berg. Het rapport wordt
in de pauze als Sinterklaascadeau aan voorzitters van de stuurgroepen en
sectorraden aangeboden met de uitnodiging voor een 10 minuten gesprek.
Voor overige belangstellenden ligt er een exemplaar bij de inschrijfbalie dat je zo op kunt halen. Ook staat de
digitale versie vanaf vandaag op de site.
Helen van den Berg bedankte de stuurgroep hartelijk en bood vervolgens Mr. Jan
Veringa van OC&W ook een exemplaar aan waarvan hij later toezegde deze binnen het
ministerie bij de juiste mensen onder ogen te brengen.
O-factor
5 april organiseert CNV Onderwijs op 1 dag in 12 provincies het evenement de O-
factor. Diverse workshops staan in het teken van de talentontwikkeling zowel
onderwijspersoneel en leerlingen. De naam O-factor is niet zomaar gekozen:
onderwijsinhoud, ontmoetingen, ontspanning en ontdekkingen zijn de woorden die
kenmerkend zijn voor de inhoud van het evenement.
Slotrede
Voorzitter Helen van den Berg sluit de algemene vergadering af met een rede waarin zij de stijl van CNV
Onderwijs benadrukt, die van de dialoog. Tegen de tijdsgeest in, maar met resultaten . Zij somt resultaten
op die CNV Onderwijs internationaal, nationaal, op schoolniveau en individueel heeft bereikt. Lees hier de
slotrede.
Naar begin
O-factor
Bron: cnvo.nl (november 2013)
Met een knipoog naar X-factor zijn wij natuurlijk allemaal mensen met een hoge Onderwijs-Factor. Op 5 april
2014 wordt een landelijk event in 12 provincies georganiseerd rondom dit thema. Vanaf 1 januari kun je je
inschrijven, tot die tijd kun je je aanmelden als vrijwilliger in de organisatie of zorgen dat jij en je collega‟s
deze zaterdag vrijhouden in hun agenda. Meer info kun je vinden op www.cnvo.nl/o-factor of op de
facebookpagina: www.facebook.nl/cnvonderwijs.
Naar begin
5
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
1-meting:
Stap voor stap naar passend onderwijs.
10 minuten aandacht voor 7 stappen.
De vijf artikelen die nu volgen zijn geschreven door leden van de stuurgroep passend onderwijs en
gebaseerd op het onderzoek „Stap voor stap naar passend onderwijs. 10 minuten aandacht voor 7 stappen.‟
Daarnaast zijn deelnemers aan dit onderzoek gevraagd om hun verhaal over passend onderwijs te vertellen.
Vijf van deze verhalen zijn verwerkt. Met dank aan: Martijn van den Aarssen, Will Verbruggen, Jeroen Kalter,
Kees Corbet en Inge Korfker voor de prettige samenwerking en de openheid waarmee zij hun verhaal wilden
delen.
Wil jij ook je verhaal delen? Mail dan naar [email protected]
Uitdagende kansen voor leerkrachten PO?
Bron: AnneMarie Bruurmijn, Stuurgroep Passend Onderwijs (26-11-2013)
In het PO zijn leerkrachten, IB-ers, directies en onderwijsondersteuners bevraagd. Wat opvalt is dat de
bekendheid met de gevolgen van de invoering van passend onderwijs afneemt naarmate men meer op de
werkvloer belandt. Het merendeel van de schoolleiders is (gedeeltelijk) bekend met de gevolgen van de
wetgeving rondom passend onderwijs. Slechts een kleine groep schoolleiders heeft nog vragen, waarvan de
financiering, praktische invulling in de klas en gevolgen voor de werkdruk de grootste vraagpunten zijn.
IB-ers verwachten een grotere rol te krijgen in het coachen van collega‟s.
Er blijkt vooral nog onduidelijkheid te zijn hoe in het nieuwe samenwerkingsverband zware ondersteuning
aan leerlingen geboden gaat worden en hoeveel extra „zorgleerlingen‟ er in de klas mogen komen. Daarom
verwachten de meeste leerkrachten dat het niet haalbaar is om zowel differentiatie als individuele hulp te
kunnen gaan bieden. Het merendeel van de onderwijsondersteuners heeft geen duidelijk beeld van hun
toekomstige rol binnen het passend onderwijs.
Het opstellen van een SOP is op de meeste scholen inmiddels gebeurd, maar het merendeel van de scholen
heeft het toekomstige SOP echter nog niet besproken binnen het team. Er moeten vaak nog afspraken
gemaakt worden rondom de zorgplicht en het aannamebeleid binnen het samenwerkingsverband.
Ondanks dat het merendeel van de IB‟ers
inmiddels scholing gevolgd heeft (werken
met ontwikkelingsperspectieven,
handelings- of opbrengstgericht werken)
kunnen de meeste IB‟ers in het PO
slechts gedeeltelijk ondersteuning bieden
aan collega‟s met hulpvragen. Waar
IB‟ers vanaf 1 augustus 2014 terecht
kunnen met hulpvragen is in de meeste
gevallen nog onbekend of niet
uitgewerkt. Weinig „zorgleerlingen‟
worden binnen de school zelfstandig door
de leerkracht begeleid. In plaats daarvan
gebeurt dit meestal via de zorgstructuur
of met hulp van externen. De financiële
middelen die door de overheid zijn
Kinderen met… Worden in PO begeleid m.b.v.:
Gedragsproblemen/-stoornissen 1. Zorgstructuur (57%) 2. Zelfstandig (24%)
Leerproblemen/-stoornissen 1. Zorgstructuur (69%) 2. Zelfstandig (23%)
Lichamelijke handicap 1. Zitten niet bij ons op school (47%)
2. Zorgstructuur (21%)
IQ < 80 1. Zorgstructuur (54%) 2. Zelfstandig (18%)
Visuele beperkingen 1. Zitten niet bij ons op school (59%)
2. Externen (16%)
Auditieve beperkingen 1. Zitten niet bij ons op school (46%)
2. Externen (22%)
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
ingesteld (zoals de prestatiebox), zijn vooral ingezet om in te spelen op professionaliseringsbehoeften van
alle betrokkenen. De „functiemix‟ is nauwelijks benut als vliegwiel voor passend onderwijs.
Professionele groei
Van leerlingen met gedrags- en leerproblemen is de meeste kennis in huis. Zo ook bij Martijn van den
Aarssen, leerkracht groep 7b/8a van Basisschool Het Kompas in het Zeeuwse Oost-Souburg. Na een jaar of 8
voor de klas te hebben gestaan, wilde hij wel eens beginnen aan een stukje zelfontwikkeling. Martijn merkte
op dat zijn flexibiliteit verdween en wilde graag eens wat nieuwe inzichten verkrijgen. Het werd voor hem de
opleiding Master SEN gedragsspecialist.
Martijn blikt terug: “Ik moest me verdiepen in de zorgplicht en passend onderwijs. Ik
had er wel van gehoord, maar de startdatum lag ergens in een passief stuk van mijn
geheugen. We hadden ook wel een studiedag schoolondersteuningsprofielen gevolgd,
maar draagvlak creëren, effectieve plannen maken en voorbereiden kwamen niet aan
de orde. Jammer, want naarmate ik meer theorie las, werd ik steeds enthousiaster
over passend onderwijs.”
Het betrekken of informeren van de werkvloer rondom de invulling van passend onderwijs door de
samenwerkingsverbanden, laat hier en daar nog te wensen over. Veel leerkrachten voelen zich dan ook
(enigszins) niet betrokken bij de invoering van passend onderwijs, zo bleek uit de 1-meting. “Men voldoet
niet met het doormailen van een publicatie of nieuwsbrief, of het opstellen van een ondersteuningsprofiel en
het later niet activeren. We spreken over een groot verandertraject! Daarin moet gekeken worden naar de
verandercapaciteit van mensen, er moet draagvlak gecreëerd worden, er moet een implementatiecyclus
worden gevolgd”, merkt Martijn op.
Onvoldoende tijd (werkdruk) en te weinig mankracht is in vrijwel alle gevallen de grootste belemmering voor
de invulling van passend onderwijs op scholen. Martijn vindt het jammer te moeten ervaren dat
medewerkers in het onderwijs niet beter voorbereid worden op deze grote verandering. “De overheid is niet
laat: er wordt al decennia over een geschikte vorm van passend onderwijs gepraat. Naar mijn idee hadden
besturen en directies dit beter op kunnen pakken”, concludeert hij.
Scholen zijn duidelijk nog niet helemaal klaar voor passend onderwijs: alle rollen scoren gemiddeld rond de
4, 5 of 6 op een schaal van 1 (totaal niet) t/m 10 (helemaal klaar). Martijn lijkt wel klaar om een nieuwe stap
vooruit te zetten en besluit enthousiast: “Gelukkig heb ik mijn flexibiliteit hervonden en kunnen er naast de
rapportavonden, voortgangsgesprekken, vergaderingen, ouderavonden en voorbereidingswerk wel wat
activiteiten en bijeenkomsten bij….”
Naar begin
Grote verschillen in het VO
Bron: Katalin de Kleuver, Stuurgroep Passend Onderwijs (26-11-2013)
Bijna 500 mensen uit het voortgezet onderwijs deden mee aan de 1-meting. Dit is meer dan de vorige keer
en geeft ook aan dat passend onderwijs meer is gaan leven in het afgelopen jaar. Bijna 80% van de
zorgcoördinatoren weet wat van hen verwacht wordt vanaf 1 augustus 2014.
Er zijn stappen gezet: zo geeft nu nog maar 22% van de schoolleiders aan geen SOP te hebben, vorig jaar
was dat bijna de helft. Schoolleiders in VO zijn goed op de hoogte van de beschikbare (financiële) middelen
per 1 augustus 2014, maar liefst 78% weet hier (deels) van. Wel opvallend dat de zorg-coördinatoren
hiervan veelal nog niet op de hoogte zijn, maar 40% weet er voldoende vanaf. Enige nuancering is hier wel
aan te brengen: 75% van de schoolleiders zou wel graag meer willen weten over de financiering.
7
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
Kijkend naar het schoolbeleid zien we dat er sinds de 0-meting vooral gewerkt is aan een duidelijke
profilering van de schoolkwaliteiten (59%) en aan de scholing van het personeel (56%). Dit lazen we ook
terug in een aantal succeservaringen. Via de 1-meting kwamen wij in contact met Will Verbruggen,
eindverantwoordelijk schoolleider bij de Limburgse scholengemeenschap Sint Ursula en lid van het dagelijks
bestuur van het samenwerkingsverband VO. Hij is met recht trots op de stappen die gezet zijn om passend
onderwijs te realiseren. Het Schoolondersteuningsprofiel is klaar, het team wordt regelmatig geïnformeerd
over passend onderwijs en in het samenwerkingsverband wordt gewerkt met werkgroepen waarin
werknemers van de diverse scholen plaatsnemen. Will draagt er zorg voor dat wat in de werkgroepen
besproken wordt op bijvoorbeeld het gebied van budgettoewijzing, professionalisering en dergelijke door
deze werknemers wordt teruggekoppeld aan de collega‟s.
Deze terugkoppeling naar het team is positief. Daar waar 19% van de schoolleiders het team nog niet heeft
geïnformeerd past dit voorbeeld bij de meerderheid (74%) die het team over het SOP heeft geïnformeerd en
de 67% die het team over de ontwikkelingen in het samenwerkingsverband heeft geïnformeerd. De
antwoorden van zorgcoördinatoren bevestigen dat ze goed geïnformeerd zijn, maar het merendeel van de
docenten heeft nog vragen. Bijna de helft van de zorgcoördinatoren weet wat het standpunt t.o.v. lichte en
zware ondersteuning is en 53% van de docenten weet wat er van hen verwacht wordt met de ingang van
passend onderwijs. Dat is een groot verschil vergeleken met de 78% leidinggevenden. Ondanks de
informatie die het merendeel van de directeuren nu gegeven heeft, voelt bijna de helft van de docenten zich
niet of nauwelijks betrokken (zie figuur in artikel MBO).
Praktijk in en om de klas
Van de leraren geeft 1/3 aan onvoldoende ondersteund te worden. De overige leraren worden vooral
ondersteund met behulp van expertise binnen de school. Het is opvallend dat scholing in het VO vooral in
teamverband georganiseerd is, zelden volgt iemand individuele scholing. Leraren geven zichzelf een 4,6 en
de school een 4,5, dat is lager dan hun collega´s in PO. Binnen het VO kan ruim de helft van de
zorgcoördinatoren voldoende ondersteuning bieden aan leraren en kan 43% dit gedeeltelijk. Ze geven
zichzelf een 5,7 en de school een 4,9. Al met al blijft er een groot verschil tussen de man/vrouw in de klas en
de leidinggevende: deze laatste geeft zichzelf ruim een punt meer (5,7) en beoordeelt ook de school bijna
een punt hoger (5,4).
De ideale voorbereiding
Will is enthousiast over wat hij noemt ´de ideale voorbereiding op Passend
Onderwijs voor onze docenten en medewerkers´. Hij schrijft: ´Wij zijn ruim vijf
jaar geleden gestart door samen met een REC-4-school leerlingen uit het speciaal
onderwijs die daarvoor redelijkerwijze in aanmerking komen, in twee jaar te laten
schakelen van speciaal naar regulier onderwijs in de zogenaamde
syntheseklassen (link naar nieuwsfilmpje over deze syntheseklassen, vanaf
10.00 minuten). Met een extra steuntje in de rug laten we leerlingen met een
autistisch spectrum in kleinere klassen op het grensvlak van wat wettelijk mag
en kan schakelen naar reguliere onderwijs .´ Voor deze syntheseklassen is er
een schakelcoach die de mentor, de leerlingen en de leraren ondersteunt.
Daarnaast volgen de betrokken leraren scholing om met de doelgroep om te
leren gaan. De bedoeling is dat na een schakelperiode de leerlingen in
toenemende mate zelfstandig kunnen functioneren in het reguliere onderwijs.
Een prachtig voorbeeld van scholing in de praktijk; door deze leerlingen nu al
op te vangen, kunnen leraren immers ervaring opdoen die geen enkele cursus
kan bieden!
Naar begin
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
41%
34%
21%
10%
11%
12%
11%
5%
21%
26%
22%
19%
7%
8%
8%
4%
3%
46%
13%
9%
3%
9%
3%
1%
0%
4%
67%
Geïnformeerd door de directie/intern begeleider
Studiedag(en) van de stichting/het bestuur
Schriftelijke/digitale informatie van de stichting/bestuur
Zelf actie ondernomen om betrokken te worden
Studiedag(en) van het samenwerkingsverband
Schriftelijke/digitale informatie van het samenwerkingsverband
Betrokken bij het opstellen van het school ondersteuningsprofiel
Betrokken bij het vormgeven van het beleid
Leerkracht is hierbij niet betrokken door school/bestuur/samenwerkingsverband
Op welke manieren zijn leerkrachten betrokken bij de invoering?
PO
VO
MBO
MBO zet kleine stapjes
Bron: Katalin de Kleuver, stuurgroep Passend Onderwijs (26-11-2013)
Vanuit het MBO kregen we 120 reacties, waarvan de grootste groep (91) docent is. Dat maakt het niet
eenvoudig om grote uitspraken te doen over de kwaliteit van passend onderwijs in het MBO. In het MBO is
nog behoefte aan duidelijkheid over de invulling op bestuurlijk en praktisch niveau. Eén van de leden, Kees
Corbet, meldde hierover zijn zorgen. Docenten in het MBO geven zichzelf en de school een 4,2.
Zorgcoördinatoren of medewerkers studie en handicap becijferen zichzelf hoger, met een 6,5. Waar komen
deze cijfers vandaan?
Wat houdt passend onderwijs in?
Sommige respondenten uit het MBO hoorden zeer recent voor het eerst dat zij iets met passend onderwijs
moesten doen. Van de docenten is 40% (deels) op de hoogte van wat na 1 augustus 2014 van hen verwacht
wordt en datzelfde percentage weet waar voor het team de grens ligt tussen lichte en zware ondersteuning.
Bij 13% is inmiddels wel een standpunt bepaald over de grenzen van passend onderwijs, maar de grootste
groep docenten weet het niet. Het merendeel heeft ook nog geen scholing gevolgd om passend onderwijs te
kunnen realiseren.
Door deze (on)bekendheid met passend onderwijs is het niet vreemd dat slechts 33% van de docenten zich
betrokken voelt bij passend onderwijs (zie ook figuur). Dit geldt ook voor het ondersteunend personeel in het
MBO, 1 op de 6 is voldoende op de hoogte van de ontwikkelingen op dit gebied. Zorgcoördinatoren en
Medewerkers studie en handicap zijn wel beter op de hoogte, maar ook zij vinden dat de organisatie er
minder klaar voor is, zo bleek uit de 5,7 die zij gemiddeld gaven.
Een beleidsmedewerker én ouder maakt zich zorgen
Kees Corbet zijn ervaring illustreert helaas deze onderzoeksgegevens. Hij is werkzaam als
beleidsmedewerker op een MBO en daarnaast ouder van een rugzakleerling in het MBO (Niveau 3). Zijn
dochter heeft een rugzak (LGF) en heeft daarmee niet alleen recht op extra ondersteuning maar brengt ook
geld mee. Dit bleek echter onbekend binnen de school. De zorgcoördinator is wel actief betrokken, maar
Kees Corbet merkt dat dit bij docenten veel minder is.
9
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
Over de begeleidingsmogelijkheden maakt Kees Corbet zich echt zorgen. Als vader van én als collega. Hij
schrijft dat: “met de invoering van een dyscalculie/ERWD-versie van het rekenexamen men in zijn
organisatie niet staat te trappelen om studenten extra te begeleiden.” Ook dit lijkt bij meerdere MBO‟s te
gelden: één derde van de docenten zegt dat ze onvoldoende ondersteuning krijgen om begeleiding vorm te
geven en nog eens één derde weet het niet. Toch is er gelukkig (!) voor de overige 27% wel voldoende
expertise binnen de organisatie aanwezig.
Kleine stapjes
Kijkend naar deze kant van de medaille is er heel veel werk aan de winkel in het MBO. Maar gelukkig zit er
ook een keerzijde. Op bestuurlijk vlak lijkt er wel beweging te zijn: de helft van de vijftien zorgcoördinatoren
zegt een standpunt omtrent de zorgplicht te hebben. Dit lijkt nog niet bij alle docenten bekend, aangezien
33% aangaf dat er een standpunt bepaald is. De kwaliteit van de docenten komt globaal overeen met de
overige 2 sectoren: 22% kan zowel individuele hulp als differentiatie bieden.
Binnen het MBO valt op dat „werkdruk‟ minder vaak als belemmering wordt genoemd maar de politieke
ontwikkelingen werken vaker verwarrend en belemmerend. De hoogste tijd om binnen het MBO duidelijkheid
te verschaffen en/of te vragen. Een tien-minutengesprek met je collega‟s of met je leidinggevende zal al heel
veel vragen ophelderen!
Naar begin
Hoe kan de expertise van de Ambulant begeleiders benut worden?
Bron: AnneMarie Bruurmijn, Stuurgroep Passend Onderwijs (26-11-2013)
De toekomst voor ambulant begeleiders is vaak nog onbekend. De grootste groep (38%) ziet de toekomst
van de AB-dienst als expertisecentrum voor het samenwerkingsverband, een kleine groep (9%) denkt dat de
dienst in de huidige vorm zal blijven bestaan, maar in de meeste gevallen (81%) is het nog niet bekend hoe
de expertise van de ambulant begeleiders zal worden ingezet. Volgens ambulant begeleiders richt het
samenwerkingsverband zich echter meestal alleen op de bestuurlijke inrichting en in slechts een kwart van
de gevallen ook op het behoud van de expertise van de AB-dienst. Een minderheid van de ambulant
begeleiders (19%) voelt zich dan ook voldoende betrokken bij de invoering en gevolgen van passend
onderwijs en veel ambulant begeleiders vinden de houding van de samenwerkingsverbanden afwachtend.
De meeste AB-diensten (72%) hebben geen personeel ondergebracht bij een samenwerkingsverband; dit
terwijl dat vaak wel de bedoeling was (voor 52%). Ruim een kwart zegt dat dit wel is gebeurd. Het personeel
is dan meestal als gedetacheerde of ambulant begeleider ondergebracht.
Inspirerend
Een inspirerend initiatief, dat zij graag wil delen, is toegestuurd door Inge Korfker. Inge werkt op dit
moment als kennismakelaar, in dienst van PCPO De Vier Windstreken, één van de besturen in het
samenwerkingsverband WSNS3304 te Gouda. In het kort vertelt zij hier wat haar werk als kennismakelaar
inhoudt.
“Binnen het bestuur werd geconstateerd dat de scholen veel van elkaar kunnen leren, maar dat dit vaak niet
van de grond komt, omdat vraag en aanbod niet bij elkaar bekend zijn. Ik ben toen aangesteld als
kennismakelaar. Ongeveer 6 à 7 keer per jaar organiseer ik een kenniscafé van 16.00 – 17.15 uur. Door mijn
werk als (preventief) ambulant begeleider, ben ik goed op de hoogte van de vragen die leven op de
werkvloer. Daarnaast heb ik nauw contact met het bovenschools management over de inhoud van de
bijeenkomsten”, vertelt Inge. “Voor de middagen zoek ik meestal twee sprekers, die vertellen over een
bepaalde aanpak, een interessante methode of bijvoorbeeld een didactisch onderwerp. Alle sprekers zijn
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
6.1
5.3
Ambulant begeleider Ambulante dienst
Klaar voor passend onderwijs?
afkomstig uit ons eigen bestuur. Onderwijsmensen zijn gewend om voor een groep te staan, dus kan ik als
kennismakelaar putten uit een grote bron van potentiële sprekers“, vervolgt Inge enthousiast.
Wat zijn de sterke punten van deze aanpak?
“Omdat het mensen uit de eigen omgeving zijn, is de situatie herkenbaar en lijkt een aanpak eerder
haalbaar. Dat spreekt enorm aan. Ook de tijd is een groot voordeel: één middag na schooltijd is voor
iedereen een goed haalbare tijdsinvestering. Tijdens het kenniscafé is veel ruimte om met elkaar te
overleggen, tussen de sprekers door aan de hand van een gerichte vraag of opdracht en aan het eind tijdens
een vragenronde en discussie. De sfeer is open en ongedwongen en men is er echt op uit om te leren van
elkaar. Onderwerpen die aan de orde zijn geweest zijn bijvoorbeeld: de aanpak van pesten met een
steungroep, kids‟ skills, omgaan met onveilig gedrag (voor directies) en het werken met combinatiegroepen
(wegens succes herhaald).”
Bevlogen gaat Inge verder: “Als ambulant begeleider wijs ik de leerkrachten die ik coach soms op
kenniscafés die aansluiten bij hun hulpvraag en het werkt goed om na een kenniscafé met leerkrachten door
te praten over het hanteren van een bepaalde aanpak voor hun specifieke zorgleerling. Ambulant begeleiders
hebben zelf natuurlijk ook veel kennis, die ze zouden kunnen delen binnen dit concept.”
Volgens de meeste respondenten (64%) is er door de samenwerkingsverbanden niets gedaan om de
geschetste gevolgen uit de 0-meting te voorkomen (o.a. meer
thuiszitters, behoefte aan ondersteuning leraren, verlies van expertise).
De grootste belemmeringen voor het veranderingsproces zijn volgens de
ambulant begeleiders onduidelijkheid vanuit het samenwerkingsverband
(71%), de afwachtende houding of onwetendheid van scholen (60%) of
dat het samenwerkingsverband te terughoudend is met het maken van
beleid (50%). De cijfers die Ambulant begeleiders zichzelf en de dienst
geven illustreren dit nog eens: zichzelf geven ze net een voldoende, de
dienst een onvoldoende.
Ook Inge weet nog niet hoe haar expertise in de toekomst zal worden
ingezet. “Er wordt over gedacht welke plek de kennismakelaar in het nieuwe samenwerkingsverband PO
Midden Holland kan krijgen.”
Inge besluit: “Onder de leerkrachten heerst bezorgdheid over de komst van passend onderwijs. Ze willen er
„klaar‟ voor zijn, maar weten niet goed hoe ze zich kunnen voorbereiden. Kenniscafés zijn een goedkope en
effectieve oplossing om de kennis en vaardigheden van de leerkrachten te vergroten.”
Naar begin
Medezeggenschap: betrokkenheid en draagvlak
Bron: AnneMarie Bruurmijn, Stuurgroep Passend Onderwijs (26-11-2013)
Aan de 1-meting deden 314 leden van een medezeggenschapsorgaan mee. Bijna 90% van hen is MR-lid
(zowel binnen het PO als het VO). Ook is een substantiële groep lid van de GMR. (PO: 36%, VO: 22%).
Veel medezeggenschapsleden weten nog niet (precies) wat hun rol is als (G)MR/OPR/OR-lid rondom de
invoering van passend onderwijs. Dit geldt zowel voor het PO (ruim de helft) als het VO (ruim een derde).
De medezeggenschapsorganen zijn vaak wel geïnformeerd over de invoeringsstappen van passend onderwijs
binnen het samenwerkingsverband (PO: 69%, VO: 83%), maar bij het beleid rondom de positie van ouders
en hoe de ondersteuningsmiddelen worden ingezet binnen de school zijn zij echter minder vaak betrokken.
Dit maakt dat in een minderheid van de gevallen de ontvangen informatie voor de leden van de MR/OR
voldoende is om een onderbouwd advies te geven t.a.v. het SOP, dit geldt met name voor het PO.
11
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
25%
20%
15%
10%
7%
28%
27%
41%
35%
26%
11%
9%
28%
7%
Ja, dat heeft een collega/bestuur/directie verteld
Ja, door informatie hierover te zoeken
Ja, door informatie op cnvo.nl
Ja, door scholing via de vakbond
Ja, door scholing via een andere instelling
Min of meer
Nee
Bekend met rol rondom invoering passend onderwijs?
PO
VO
Medezeggenschapsleden zijn gemiddeld zeker nog niet klaar voor passend onderwijs, zij geven zichzelf en de
(G)MR/OR/OPR gemiddeld nog geen 5. Gebrek aan kennis en tijd zijn de voornaamste belemmeringen voor
(G)MR/OPR-leden om hun taak vorm te geven.
Waar liggen nu de kansen?
Uit het onderzoek blijkt dat de (G)MR/OR voornamelijk door de directie over de inrichting van passend
onderwijs geïnformeerd wordt (PO: 71%, VO: 67%) en hierbij in de meeste gevallen geen actieve rol speelt.
Een medezeggenschapsorgaan kan natuurlijk wel van zich laten horen en initiatief nemen.
Een positieve ervaring omtrent actief meedenken en -doen wordt gedeeld door Jeroen Kalter, voorzitter van
de deelraad van de Daaf Gelukschool, bij het tot stand komen van een SOP en een OPR. “We zijn ook wel
trots op het werk dat we doen. Op school, maar ook in de deelraden.”
Jeroen beschrijft: “Bij ons op school hebben we een bijzondere situatie. Wij zijn een school die uit twee
scholen bestaat. Eén deel is VSO-rec4 en één deel is VMBO-K/T-LWOO. Doordat we twee aparte scholen zijn
die gezamenlijk optrekken (zelfs onder aparte BRIN-nummers) is een samenwerking tussen de twee
deelraden een noodzaak. In de medezeggenschap is er een verdeling waar we op de werkvloer gelukkig niet
teveel hinder van ondervinden. Afgelopen schooljaar hebben we met onze schoolleiding de nieuwe
medezeggenschapsstructuur opgebouwd en die vullen we nu verder in. Passend onderwijs is voor onze
school de basis. Al onze leerlingen behoeven ondersteuning. Didactisch, sociaal emotioneel en soms zelfs
medisch.”
Terugblikkend: “Afgelopen jaar heeft de schoolleiding een ondersteuningsprofiel geschreven voor de VSO-tak
(vestiging Gunningschool) en de LWOO-tak (Daaf Gelukschool). Toen er eenmaal een concept lag zijn de
twee deelraden gevraagd om er op te reageren. We bleken nogal veel vragen te hebben en behoorlijk wat
kritische opmerkingen. Vervolgens heeft de schoolleiding ons gevraagd om gezamenlijk de tekst te
herschrijven. De twee voorzitters hebben dit gedaan en in een open gesprek met de schoolleiding ligt er nu
een SOP dat door de organisatie gedragen wordt en als uitgangspunt kan dienen voor ons didactische en
pedagogische handelen. Aanleverende scholen, ouders en toekomstige leerlingen kunnen lezen wat wij te
bieden hebben.”
Jeroen heeft nog meer positiefs te melden: “Daarnaast hebben mijn collega-voorzitter en ik ons met nog zo'n
dertig collega MR-leden bezig gehouden met de opzet van een OPR en een reglement voor die OPR van het
samenwerkingsverband VO zuid Kennemerland. Wat mijn opviel bij onze collega‟s was dat vrijwel iedereen
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
die hier aan deelnam in staat was verder te kijken dan het eigen schoolbelang en graag iets wilde neerzetten
dat recht doet aan de wens om alle leerlingen te voorzien van passend onderwijs.” Er is bovendien gewerkt
aan draagvlak en betrokkenheid: “Daardoor is er een OPR gekomen met een eerlijke verdeling over de
onderwijscategorieën (VSO/PRO, VMBO en HAVO/VWO). Voor iedere achterban is gewaarborgd dat ze zicht
terug kunnen vinden in de OPR. Iedere genoemde categorie krijgt 4 van de 12 zetels in de OPR.”
Optimistisch besluit Jeroen: “Hopelijk zal de toekomst uitwijzen dat het ons gelukt is om iedere leerling de
passende ondersteuning te laten krijgen. Zowel binnen het samenwerkingsverband als binnen de Daaf
Gelukschool en de vestiging Gunning op de Daaf Gelukschool.”
Naar begin
Beleid/Politiek
ECPO houdt op te bestaan, maar de invoering van passend onderwijs
moet verder!
Bron: Frank Bulthuis, secretaris stuurgroep Passend Onderwijs (25-11-2013)
Maandag 25 november presenteerde de Evaluatie Commissie Passend Onderwijs de Routeplanner Passend
Onderwijs. Het is een evaluatie plan én een nulmeting in één. De commissie draagt de evaluatie rol over aan
het nationaal regieorgaan voor onderwijsonderzoek (NRO). Dat orgaan krijgt er een flinke kluif aan.
Onderzoek in een gevarieerd veld dat, zo typeert ECPO dat, verschillende wegen bewandelt naar het
educatieve Rome. Toekomstige onderzoekers worden tegelijkertijd geconfronteerd met het gegeven dat „niet
ieders educatieve Rome op dezelfde plaats ligt‟.
De slotconferentie bood de gelegenheid om kennis te nemen van de laatste onderzoeken die bedoeld waren
om een soort startpunt te bepalen. Onderzoek naar de positie van leraren en ouders, onderzoek rond
ontwikkelingsperspectieven, zorgtoewijzing en de vorming van samenwerkingsverbanden.
Bij de aanbieding van Routeplanner gaf de ECPO een duidelijk signaal af: baseer je bij de verdere
gesprekken op school, in de besturen en de samenwerkingsverbanden maar zeker ook met ouders op de
feiten. Niets is verlammender als je te laten reageren door angst. Een heldere factsheet komt daarbij goed
van pas.
Er werden in de presentaties mooie metaforen neergezet, maar de metafoor met de duidelijkste boodschap
was die van het verkeerslicht: code oranje.
Jan Gispen (voorzitter ECPO) zei daarover: „je zou kunnen remmen, maar in deze fase van voorbereiding ook
kunnen besluiten om gas te geven. De invoering van Passend Onderwijs heeft een zet nodig. Ministerie van
Onderwijs, organisaties van ouders, leraren, schoolleiders en schoolbesturen moeten de handen ineen slaan
om Passend Onderwijs zonder kleerscheuren over het kruispunt van 2014 te loodsen.‟
Hij vervolgde met: „ Het wordt nu de hoogste tijd voor meer aandacht voor de inhoud: elke leerling het beste
onderwijs of de beste onderwijsplek aanbieden‟.
Bij dit laatste advies van de ECPO aan de staatssecretaris sluit de stuurgroep Passend Onderwijs zich graag
aan: de betrokken organisaties moeten zo snel mogelijk met elkaar in gesprek, intensief ondersteund door
het ministerie, over de inhoud van passend onderwijs. Met het uitbrengen van dit themanummer, dat
gebaseerd is de praktijk van dit moment, en de oproep voor 10 minuten gesprekken voor het eind van 2013,
geeft CNV Onderwijs direct gevolg aan dat advies.
Naar begin
13
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
De Werkvloer
Inspelen op Passend Onderwijs: Lancering M-kaarten
Bron: nationaleonderwijsgids.nl (26-11-2013)
Bij Onderwijscentrum De Twijn in Zwolle vond woensdag de lancering plaats van leskaarten voor scholieren
die een chronische ziekte of een lichamelijke beperking hebben. Dat meldt Weblogzwolle.nl.
Doel van de M-kaarten (Motoriekkaarten) is om het voor deze groep leerlingen mogelijk te maken om op hun
eigen niveau mee te doen aan de gymlessen op school.
De M-kaarten zijn het resultaat van een samenwerking tussen Onderwijscentrum De Twijn en Bewegen
Samen Regelen. Met deze kaarten spelen beide organisaties alvast in op de invoering van de Wet passend
onderwijs per 1 augustus 2014
Naar begin
Onduidelijkheid over rol directeuren
Bron: AVS.nl (22-11-2013)
Bij veel schooldirecteuren heerst onduidelijkheid over hun rol bij de invoering van passend onderwijs.
Dat blijkt uit een enquête van de AVS. In totaal hebben meer dan 1.100 directeuren de vragenlijst ingevuld.
Slechts 17 procent van de directeuren weet wat er moet gebeuren voor het succesvol invoeren van passend
onderwijs. Voor bijna de helft van de directeuren geldt dat zij vrijwel geen duidelijkheid hebben over de
procedures die gevolgd moeten worden bij passend onderwijs.
De directeuren zullen, samen met het lerarenteam, een beeld moeten hebben van de vaardigheden die nodig
zijn voor passend onderwijs. Hoewel de directeuren een redelijk goed beeld hebben van de huidige
competenties binnen het team, is het slechts bij 19 procent duidelijk hoe ze met hun team naar de gewenste
situatie moeten komen om passend onderwijs te laten slagen.
Lees meer.
Naar begin
Uit de Media
Het wordt pas wat als nú de schouders eronder gaan
Bron: Algemeen Dagblad (27-11-2013)
Scholen laks met passend onderwijs
Op veel basisscholen moet het kwartje nog vallen, maar volgend jaar moeten zij passend onderwijs
aanbieden. Dus ook onderwijs op maat aan kinderen met een rugzakje. En daar moet je je als school wel op
voorbereiden. Dat gebeurt nog te weinig en de tijd dringt…
Zo begint het artikel dat afgelopen woensdag verscheen in het Algemeen Dagblad. Renske Baars had een
interview met Joany Krijt (Dagelijks bestuur CNVO, betrokken bij Passend Onderwijs) Katalin de Kleuver
(stuurgroep Passend Onderwijs).
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
In het artikel worden enkele gegevens uit de 1-meting aangehaald en daarnaast ook een praktijkvoorbeeld
gegeven. Op de Schakel houden ze het liefst alle kinderen binnen de school om kindnabij onderwijs te
kunnen bieden. Daarbij kijken ze als team wel naar de mogelijkheden van de leraar en de klas.
Joany Krijt pleit voor een krachtleraar op elke school, die het absolute aanspreekpunt is voor passend
onderwijs. De overheid moet hier dan wel geld voor vrij maken Tot slot spreekt Joany Krijt haar zorg uit: „Als
scholen weinig doen en niet weten waar de grenzen van de school liggen, dan worden de leerlingen daar
uiteindelijk de dupe van.‟
Het hele artikel is bij verschijnen van deze nieuwsbrief allen op papier te lezen, in de krant van woensdag.
Naar begin
Hoe bereiden leraren zich voor op Passend Onderwijs?
Bron: Intermediair.nl (25-11-2013)
In een artikel over de leraren en passend onderwijs wordt Ria Portman, begeleider van een pionier
(voorloper) uit het PO geïnterviewd. Zij geeft aan dat de leraar de grootste succesfactor is, maar ook dat het
allemaal wel meevalt.
‘Het beeld is dat leraren straks veel probleemleerlingen in de klas krijgen met gedragsproblemen of
met lichamelijke of psychische handicaps. Nu zien ze dat het meevalt. Er verandert niet zoveel.’
In het artikel geeft zij haar visie op zorgplicht, beleid en het tijdgebrek (werkdruk). Het artikel sluit af met
een overzichtelijk tijdpad.
Om het hele artikel te lezen, volg deze link.
Naar begin
Agenda
Conferentie Masterplan Dyscalculie – mbo
Bron: kpcgroep.nl (25-11-2013)
In opdracht van het ministerie van OCW ontwikkelt KPC Groep samen met de Steunpunten taal en rekenen
vo en mbo het Masterplan Dyscalculie. Het Masterplan Dyscalculie biedt scholen en onderwijsinstellingen (po,
vo, (v)so en mbo) handreikingen om ernstige rekenproblemen en dyscalculie bij leerlingen en studenten te
signaleren, diagnosticeren en hen daarna te kunnen doorverwijzen. Daarnaast biedt het Masterplan scholen
handreikingen om leerlingen en studenten met dyscalculie op een geïntegreerde manier zó te ondersteunen
dat zij onderwijs op hun eigen niveau kunnen volgen.
3 conferenties
De steunpunten taal en rekeningen en KPC Groep organiseren in december 3 conferenties voor de
verschillende onderwijssectoren.
Waar en wanneer
maandag 9 december conferentie voor vo, vso en praktijkonderwijs.
woensdag 11 december conferentie voor po en so.
donderdag 12 december conferentie voor mbo.
15
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
De conferentie vindt plaats in het Postillion Hotel in Bunnik. De conferentie duurt van 10.00 tot 16.00 uur.
Meld u aan voor de conferentie voor het mbo.
Naar begin
De kracht van het oplossingsgericht werken.
Bron: lecso.nl (14-11-2013)
In samenwerking met de Mytylschool Tilburg is er op 12 maart 2014 een studiedag over de kracht van het
oplossingsgericht werken. De oplossingsgerichte benadering sluit nauw aan bij de opdracht van passend
onderwijs. Sprekers zijn o.a De Finse psychiater Ben Furman (de auteur van Kids' Skills), Caroline Beumer
(de auteur van Mission Possible), Tischa Neve en Dick J. van Dijk
Meer info en aanmelden kan bij Marja van Esch (contactpersoon Mytylschool Tilburg) [email protected] en
op www.liketolearn.info. Via deze link vindt u de link om het volledige programma downloaden.
Naar begin
16
NIEUWSBRIEF CNV ONDERWIJS PASSEND ONDERWIJS NUMMER 20 28 NOVEMBER 2013
Lees verder
Halfmaandelijks overzicht toegankelijk via MijnCNVO (herhaling)
Deze nieuwsbrief wordt samengesteld op basis van een halfmaandelijks overzicht dat op verzoek van de
Stuurgroep Passend Onderwijs wordt samengesteld. Niet alle berichten kunnen geplaatst worden. Voor
geïnteresseerden zijn de overzichten toegankelijk via „MijnCNVO‟. Als je onder „Vul je gegevens aan‟ ook het
vinkje bij „passend onderwijs‟ aan hebt staan, dan krijg je onder „Verenigingsnieuws‟ toegang tot de
betreffende overzichten.
Naar begin