Upload
others
View
5
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Registratie
van aangeboren
afwijkingen
EUROCAT PROVINCIE ANTWERPEN
Rapport 1989 – 2015
Najaar 2018
Registratievan aangeborenafwijkingenEUROCAT Provincie AntwerpenRapport 1989 – 2015
Najaar 2018
PIHDr. V. NelenDhr. G. ThysMevr. E. Den HondMevr. M. CoenenMevr. A. HermansMevr. V. JacobsMevr. E. Van de Mieroop
UAProf. dr. Y. JacquemynProf. dr. T. Mulder Dr. J. van den Ende
Dit jaarrapport is een uitgave van de deputatie van de provincie Antwerpen.
Cathy Berx, gouverneur-voorzitter Luk Lemmens
Ludwig Caluwé
Inga Verhaert
Jan De Haes
Peter Bellens
Rik Röttger
Danny Toelen, provinciegriffier
Verantwoordelijke uitgever:
Vera Nelen, directeur APB PIH Kronenburgstraat 45, 2000 Antwerpen
EUROCAT-REGISTRATIE VAN AANGEBOREN AFWIJKINGEN RESULTATEN 1989-2015 ................................................................................................................... 3
A. Inleiding ............................................................................................................................................. 3
B. Doelstelling ........................................................................................................................................ 3
C. Wat wordt geregistreerd? ................................................................................................................ 4
D. Medewerkers ..................................................................................................................................... 4
E. Bescherming persoonlijke levenssfeer .......................................................................................... 4
F. Resultaten .......................................................................................................................................... 4 1. Aantal geregistreerde kinderen ........................................................................................................5 2. Toestand bij de geboorte .................................................................................................................7 3. Meerlingzwangerschappen ..............................................................................................................8 4. Tijdstip van ontdekking van de aangeboren afwijking .....................................................................9 5. Geregistreerde afwijkingen per orgaanstelsel ................................................................................10 6. Evoluties over de laatste 19 registratiejaren ..................................................................................14 7. Geslachtsverdeling .........................................................................................................................21 8. Leeftijd van de moeder ...................................................................................................................21 9. Geboortegewicht en zwangerschapsduur ......................................................................................23 10. Overleven van de kinderen na de leeftijd van 1 week .................................................................24 11. Wijze van tot stand komen van de zwangerschap .......................................................................25
G. Besluit .............................................................................................................................................. 26
H. Referenties ...................................................................................................................................... 26
VRAGEN AAN HET EUROCAT-REGISTER ............................................................ 27
ANALYSE VAN CLUSTERS ..................................................................................... 28
1. Cluster van heupdislocatie en/of heupdysplasie .................................................................... 28
2. Cluster van duodenale atresie of stenose ............................................................................... 31
3. Cluster van congenitaal cataract .............................................................................................. 34
SELECTIE VAN PUBLICATIES MET INBRENG VAN EUROCAT ANTWERPEN .. 36
Estimating Global Burden of Disease due to congenital anomaly: an analysis of European data ............................................................................................................................................................... 36
Gastroschisis in Europa – a case-malformed-control study of medication and maternal illness during pregnancy as risk factors ....................................................................................................... 37
Beta-blocker use in pregnancy and risk of specific congenital anomalies: a European case-malformed control study. ................................................................................................................... 38
PROJECTEN WAARAAN EUROCAT ANTWERPEN DEELNEEMT ....................... 39
EUROlinkCAT, een korte voorstelling… ........................................................................................... 39
1
AFKORTINGENLIJST............................................................................................... 40
DANKWOORD .......................................................................................................... 41
BIJLAGE 1: REGISTRATIEFORMULIER ................................................................. 42
BIJLAGE 2: CODERING EUROCAT SUBGROEPEN VAN AANGEBOREN AFWIJKINGEN ......................................................................................................... 44
2
EUROCAT-registratie van aangeboren afwijkingen
resultaten 1989-2015
A. Inleiding
In juni 1989 werd in de provincie Antwerpen gestart met de registratie van aangeboren afwijkingen bij
kinderen, volgens het EUROCAT registratiesysteem (European Surveillance of Congenital Anomalies).
EUROCAT is een Europees samenwerkingsverband waarbij verscheidene regionale registers
gegevens verzamelen over aangeboren afwijkingen. Het centrale EUROCAT-register ontvangt jaarlijks
de gecodeerde data van de deelnemende registers en bundelt deze zodat een internationaal
registratienetwerk van aangeboren afwijkingen tot stand komt. Het centrale EUROCAT-register is vanaf
1/1/2015 gevestigd in het DG Joint Research Centre (JRC) van het Institute for Health and Consumer
Protection in Ispra (Italië).
Het Antwerpse EUROCAT-register wordt uitgewerkt door het Provinciaal Instituut voor Hygiëne in
samenwerking met de Universiteit Antwerpen, diensten neonatologie, pediatrie, genetica en
gynaecologie. Sinds 1 januari 1997 bestrijkt het register het ganse grondgebied van de provincie.
Dit rapport bevat de resultaten van het Antwerpse EUROCAT-register. Soms worden gegevens van het
volledige EUROCAT-registratienetwerk en lokale EUROCAT-registers vermeld. Bij verwijzingen naar
data van lokale registers, wordt het betreffende EUROCAT-register gespecifieerd.
B. Doelstelling
Het doel van de registratie is een opvolging van aangeboren afwijkingen in de provincie Antwerpen.
Door gebruik te maken van het EUROCAT-register wordt het mogelijk om het effect van risicofactoren
op de foetus te evalueren, vb. het effect van medicatiegebruik tijdens de zwangerschap, het effect van
milieufactoren. Door het vergelijken van gegevens uit verschillende centra kunnen alarmsignalen, zoals
een plotse toename van een bepaalde afwijking, sneller geïnterpreteerd worden. Al deze inspanningen
om de mechanismen van het ontstaan van aangeboren afwijkingen beter te begrijpen, kunnen
vervolgens leiden tot preventie van deze aandoeningen.
3
C. Wat wordt geregistreerd?
Elke congenitale afwijking:
- bij een zwangerschapsonderbreking omwille van een afwijking;
- bij foetussen geboren na 20 weken zwangerschap;
- bij pasgeborenen, hetzij levend, hetzij doodgeboren;
- bij kinderen tot 1 jaar oud.
Er worden alleen kinderen opgenomen waarvan de moeder op het moment van de geboorte woonde in
de provincie Antwerpen.
D. Medewerkers
Voor deze registratie doen wij een beroep op de medewerking van kinderartsen, gynaecologen,
huisartsen en verpleegkundigen in materniteiten, pediatrische en neonatologische afdelingen, van Kind
en Gezin en op het Centrum Antwerpen Bevolkingsonderzoek Aangeboren Aandoeningen (CBAA). Aan
de hand van hun gegevens wordt een registratieformulier ingevuld (zie bijlage).
De gegevens worden 1 keer per jaar, gecodeerd doorgestuurd naar het centrale EUROCAT-register
voor statistische analyse.
Voor het verzamelen van gegevens over het aantal geboorten in de regio worden de gemeentebesturen
en het studiecentrum voor perinatale epidemiologie (SPE) jaarlijks gecontacteerd: deze gegevens zijn
nodig voor de interpretatie van het studiemateriaal.
In Antwerpen wordt een jaarlijkse analyse van de gegevens doorgevoerd.
E. Bescherming persoonlijke levenssfeer
Het register werd aangemeld bij de Commissie Bescherming Persoonlijke Levenssfeer onder nummer
00036523. Een folder licht de doelstellingen van het register en de rechten van de geregistreerden toe.
Naar aanleiding van de invoering de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVD) op 25 mei
2018 werd de Eurocat databank opgenomen in het register van databanken binnen het PIH.
F. Resultaten
Het huidige rapport bevat de resultaten van de EUROCAT-registratie in de provincie Antwerpen die
werden verzameld vanaf de start in 1989 tot en met 2015.
4
1. Aantal geregistreerde kinderen
Over de ganse registratieperiode van 1989 tot en met 2015 werden op 425.342 geboorten 11.784
kinderen geregistreerd met een aangeboren afwijking, dit is 2,77 %.
Metabole aandoeningen, congenitale tumoren en een aantal andere afwijkingen worden niet door alle
EUROCAT-registers geregistreerd. Zonder deze aandoeningen telt het Antwerpse register 11.034
kinderen met een aangeboren afwijking, dit is 2,59 %.
De EUROCAT-data voor alle aangesloten registers zijn beschikbaar op de website www.eurocat‐
network.eu. Het EUROCAT-gemiddelde van alle registers over de periode 1990-2015 bedraagt 2,60 %
voor een vergelijkbare groep aangeboren afwijkingen. In onze buurregisters van Henegouwen en
Noord-Nederland bedroegen de cijfers respectievelijk 2,49 % en 2,72 %. Het Antwerpse cijfer is gelijk
aan het EUROCAT-gemiddelde en het ligt lager dan het Noord-Nederlandse gemiddelde.
Het studiecentrum voor perinatale epidemiologie (SPE) registreerde voor de provincie Antwerpen van
1990-2008 gemiddeld 1,56 % aangeboren afwijkingen. Sinds 2009 worden alleen majeure aangeboren
afwijkingen geregistreerd. Deze kwamen voor in 0,96 % van de geboorten. Het SPE is een hospital-
based register dat alle kinderen met een geboortegewicht boven de 500 g registreert in materniteiten
en neonatale diensten.
Aanwezigheid van een aangeboren afwijking is slechts één item op de SPE-vragenlijst. EUROCAT is
aanvullend en vraagt van de kinderen met een afwijking, bijkomende gegevens op in verband met
diagnose, blootstelling, erfelijke achtergrond, ... .
5
1.1. Geregistreerde kinderen per geboortejaar
Figuur 1 : % kinderen geregistreerd met een afwijking, per jaar
De gemiddelde prevalentie van aangeboren afwijkingen vertoont schommelingen zonder duidelijk
dalende of stijgende trend.
0,00
0,50
1,00
1,50
2,00
2,50
3,00
3,50
4,00
6
2. Toestand bij de geboorte
Een algemene opmerking bij de bespreking van de meldingen: soms ontbreken er gegevens bij de
meldingen bv. het geslacht van een doodgeboren kind ontbreekt. Bij de analyse gaan we ervan uit dat
de ontbrekende gegevens zich verdelen zoals de geregistreerde gegevens. Daarom worden de
percentages meestal berekend op de geregistreerde gegevens. Hierdoor is de som van de meldingen
niet altijd gelijk aan het totaal aantal kinderen in het register.
Tabel 1 : Aantal en % kinderen geregistreerd met een afwijking, per geboortetype
(registratiejaren 1989-2015)
Geboortetype
Aantal geregistreerde kinderen %
Levend geboren 10.414 88,4
Dood geboren 205 1,7
Geïnduceerde abortus 1.165 9,9
Totaal 11.784 100
Het SPE telde in de provincie Antwerpen 0,46 % doodgeborenen in de periode 1990-2015. Kinderen
met een geboortegewicht lager dan 500 g worden in het SPE-register niet opgenomen. Dit verklaart
enerzijds het hoger percentage doodgeboorten in het Antwerpse EUROCAT-register aangezien het
geboortegewicht van doodgeboren kinderen vaak minder dan 500 g bedraagt. Anderzijds verhoogt een
ernstige aangeboren afwijking het risico op doodgeboorte.
Tabel 2 : Aantal kinderen geregistreerd met een afwijking per 10.000 geboorten, per geboortetype.
Antwerpen (registratiejaren 1989-2015) in vergelijking met andere EUROCAT-registers (1990-2015)
Geboortetype
Antwerpen
/10.000
EUROCAT
totaal
/10.000
Noord-Nederland
/10.000
Henegouwen
/10.000
Levend geboren 228,5 212,7 242,8 204,3
Dood geboren 4,4 5,2 6,1 4,5
Geïnduceerde abortus 26,5 41,7 23,6 40,5
De prevalentie van levendgeborenen met een aangeboren afwijking in Antwerpen blijft hoger dan het
EUROCAT-gemiddelde en het in register in Groningen maar lager dan het register in Noord-Nederland.
7
Afwijkingen bij doodgeborenen zijn vergelijkbaar met EUROCAT en Henegouwen. Het cijfer is lager dan
in Noord-Nederland.
De gemiddelde prevalentie van zwangerschappen die worden beëindigd omwille van een aangeboren
afwijking is lager dan die in het globale EUROCAT-register en het Henegouwse register. Ze is hoger
dan het Noord-Nederlandse cijfer.
3. Meerlingzwangerschappen
Het aantal meerlingen dat geboren werd in de provincie Antwerpen bedroeg volgens de gegevens van
het SPE 3,54 % in de periode van 1993-2015. Onder kinderen met een aangeboren afwijking telt men
meer meerlingen omdat meerlingen een groter risico hebben op afwijkingen.
Tabel 3 : Aantal en % kinderen geregistreerd met een afwijking, per geboorte-aantal bij de verlossing
(registratiejaren 1989-2015)
Kinderen/verlossing
Aantal geregistreerde kinderen %
Eénlingen 11073 94,7
Tweelingen 593 5,1
Drielingen 25 0,2
Totaal 11691 100
8
4. Tijdstip van ontdekking van de aangeboren afwijking
81 % van de geregistreerde afwijkingen worden ontdekt voor of tijdens de eerste dagen na de geboorte.
De overige 19 % van de afwijkingen worden opgemerkt nadat de moeder de materniteit heeft verlaten,
vanaf de tweede levensweek tot de leeftijd van 1 jaar.
Figuur 2 : % kinderen geregistreerd met een afwijking, per moment van ontdekking
(registratiejaren 1989-2015)
34%
36%
11%
7%
12%0%
prenataal
bij geboorte
< 1 week
1 week - 4 weken
4 weken - 1 jaar
post mortem
9
5. Geregistreerde afwijkingen per orgaanstelsel
In tabel 4 worden de afwijkingen voorgesteld per orgaanstelsel en per geboortetype. Indien bij een kind
meerdere afwijkingen in verschillende orgaanstelsels voorkomen, worden deze afwijkingen geteld bij elk
orgaanstelsel.
Tabel 4 : Aantal kinderen geregistreerd met een afwijking per 10.000 geboorten, per aangetast orgaan
of orgaanstelsel en per geboortetype (registratiejaren 1989-2015)
Anomalie Subgroepen * Geboortetype Totaal / 10.000
Levend Dood Inductie Totaal
Alle subgroepen 9718 189 1127 11034 259,41 Zenuwstelsel 825 58 339 1222 28,73 Neurale buisdefecten 112 30 213 355 8,35 Anencephalie 6 14 100 120 2,82 Encephalocoele 9 1 21 31 0,73 Spina Bifida 97 15 92 204 4,80 Hydrocephalie 170 8 62 240 5,64 Microcephalie 145 4 13 162 3,81 Arhinencephalie / holoprosencephalie 15 2 22 39 0,92 Oog 257 9 10 276 6,49 Anophthalmos / microphthalmos 46 4 4 54 1,27 Anophthalmos 10 2 1 13 0,31 Cataract 66 0 0 66 1,55 Glaucoom 15 0 0 15 0,35 Oor, gezicht, nek 158 6 17 181 4,26 Anotia 16 0 1 17 0,40 Hart 2459 40 185 2684 63,10 Ernstige hartafwijkingen (>2000) 525 12 91 628 21,13 Common truncus 27 0 3 30 0,71 Dubbele uitstroom rechter ventrikel (>2000) 15 2 10 27 0,91 Transpositie grote vaten 148 5 16 169 3,97 Monoventrikel 23 1 10 34 0,80 Ventrikel septum defect 1106 11 50 1167 27,44 Atrium septum defect 468 3 10 481 11,31 Atrioventrikulair septum defect 83 4 28 115 2,70 Tetralogie van Fallot 140 4 21 165 3,88 Tricuspidalis atresie/stenose 52 0 4 56 1,32 Ebstein's anomalie 12 2 2 16 0,38 Pulmonalis klep stenose 178 1 4 183 4,30 Pulmonalis klep atresie 23 1 4 28 0,66 Aortaklep atresie/stenose (>2000) 28 0 2 30 1,01
10
Anomalie Subgroepen * Geboortetype Totaal / 10.000
Levend Dood Inductie Totaal
Mitralis klep afwijkingen 74 1 5 80 1,88 Hypoplastisch linker hart 70 0 23 93 2,19 Hypoplastisch rechter hart (>2000) 15 0 4 19 0,64 Coarctatio aortae 160 4 7 171 4,02 Aorta atresie/ onderbroken aorta boog 12 0 2 14 0,33 Totaal abnormale pulmonale veneuze retour 24 0 1 25 0,59 PDA als enige hartafw indien zwduur ≥37 weken 85 0 0 85 2,00 Respiratoir stelsel 99 1 16 116 2,73 Choanale atresie 43 0 0 43 1,01 Cystische adenomateuze malfor. van de longen
(>2000) 22 1 6 29 0,98 Oro-faciale clefts 674 4 32 710 16,69 Gespleten lip met of zonder verhemeltespleet 440 2 26 468 11,00 Gespleten verhemelte 234 2 6 242 5,69 Spijsverteringsstelsel (zonder pylorusstenose) 798 15 67 880 20,69 Oesophagus atresie met of zonder tracheo-
oesophagale fistel 82 2 5 89 2,09 Duodenale atresie of stenose 50 4 3 57 1,34 Atresie of stenose van andere delen dunne darm 31 0 0 31 0,73 Ano-rectale atresie/stenose 128 1 18 147 3,46 Ziekte van Hirschsprung 106 0 0 106 2,49 Atresie van de galwegen 14 0 0 14 0,33 Pancreas annulare 15 0 0 15 0,35 Hernia diaphragmatica 82 4 18 104 2,45 Buikwanddefecten 91 12 61 164 3,86 Gastroschisis 37 2 15 54 1,27 Omphalocoele 52 8 45 105 2,47 Urinair stelsel 1419 23 136 1578 37,10 Bilaterale renale agenesis en/of Potter syndroom 16 8 43 67 1,58 Renale dysplasie 93 3 19 115 2,70 Hydronephrose 389 3 10 402 9,45 Blaas extrophie en/of epispadias 22 0 4 26 0,61 Posterior urethrakleppen en/of Prune Belly
syndroom 85 2 16 103 2,42 Genitaal stelsel 922 3 20 945 22,22 Hypospadias 759 0 3 762 17,91 Indeterminate sex 26 0 5 31 0,73
11
Anomalie Subgroepen * Geboortetype Totaal / 10.000
Levend Dood Inductie Totaal
Ledematen 2077 39 142 2258 53,09 Reductie ledematen 185 5 22 212 4,98 Klompvoet 467 9 38 514 12,08 Heupluxatie en/of dysplasie 443 3 8 454 10,67 Polydactylie 588 3 19 610 14,34 Syndactylie 224 1 17 242 5,69 Andere afwijkingen Skelet dysplasie (>2000) 51 3 23 77 2,59 Craniosynostose 186 5 18 209 4,91 Constriction bands/ amnion bands 18 0 6 24 0,56 Situs inversus 24 0 11 35 0,82 Siamese tweeling 0 0 4 4 0,09 Huidafwijkingen 251 9 30 290 6,82 VATER/VACTERL 29 0 1 30 0,71 Vascular disruption anomalies (>2000) 158 4 27 189 6,36 Lateral anomalies (>2000) 37 0 14 51 1,72 Teratogene syndromen met afwijkingen (>2000) 80 0 14 94 3,16 Foetaal alcohol syndroom 4 0 0 4 0,13 Valproïne syndroom (>2000) 1 0 0 1 0,03 Maternele infecties met afwijkingen tot gevolg 79 1 14 94 2,21 Genetische syndromen en microdeleties 325 6 54 385 9,05 Chromosomale afwijkingen 667 48 544 1259 29,60 Down syndroom (trisomie 21) 329 11 271 611 14,36 Patau syndroom (trisomie 13) 22 2 26 50 1,18 Edward syndroom (trisomie 18) 37 21 105 163 3,83 Turner syndroom 21 3 59 83 1,95 Klinefelter syndroom 17 0 5 22 0,52 Metabole afwijkingen 498 2 19 519 12,20
* Een overzicht van de criteria om afwijkingen in subgroepen in te delen is opgenomen in bijlage 2.
Afwijkingen van het cardiovasculair stelsel komen in onze regio het meest voor, gevolgd door
afwijkingen van de ledematen.
12
Bij het vergelijken van de prevalentie van aangeboren afwijkingen in Antwerpen met de gemiddelde
prevalentie voor alle EUROCAT-registers samen (= Europees gemiddelde) in de periode 1990-2015
kunnen een aantal verschillen worden vastgesteld (per orgaanstelsel):
Afwijkingen van het zenuwstelsel in het algemeen en microcephalie komen in Antwerpen meer
voor dan gemiddeld in Europa (28,73/10.000 versus 25,63/10.000), uitgezonderd de neurale buis
defecten (8,35/10.000 versus 10,32/10.000).
Oogafwijkingen in het algemeen worden meer geregistreerd in Antwerpen (6,49/10.000 versus
4,92/10.000).
Hartafwijkingen komen in Antwerpen minder voor dan in Europa. Dit geldt zowel voor het totaal
aantal congenitale hartafwijkingen (63,10/10.000 versus 77,01/10.000) als voor specifieke
afwijkingen zoals septumdefecten en PDA.
De prevalentie van gespleten lip met of zonder gespleten verhemelte ligt in Antwerpen hoger
(11,00/10.000 versus 9,06/10.000).
De ziekte van Hirschsprung komt in het Antwerpse register meer voor (2,49/10.000 versus
1,29/10.000).
Buikwanddefecten (3,86/10.000 versus 6,10/10.000) zoals gastroschisis kennen in Antwerpen een
lagere prevalentie in vergelijking met het Europese gemiddelde.
In de groep van het urinair stelsel komen posterior urethrakleppen en/of Prune Belly syndroom
meer voor in Antwerpen (2,42/10.000 versus 1,11/10.000) maar hydronefrose komt minder voor
(9,45/10.000 versus 12,35/10.000).
Afwijkingen van de ledematen (53,09/10.000 versus 47,30/10.000) komen meer voor in Antwerpen
dan gemiddeld in Europa, meer specifiek betreft het polydactylie (14,34/10.000 versus 9,45/10.000).
Craniosynostose komt meer voor in Antwerpen in vergelijking met het Europese gemiddelde (4,91/
10.000 versus 2,36/10.000).
Het voorkomen van huidafwijkingen is hoger in Antwerpen, alsook het cijfer voor genetische
syndromen en microdeleties, voor maternale infecties met afwijkingen tot gevolg en teratogene
syndromen met afwijkingen.
De registratie van het totaal aantal chromosoomafwijkingen is in Antwerpen lager dan het
Europees gemiddelde (29,60/10.000 versus 38,79/10.000). Dit geldt ook voor het syndroom van
Down (14,36/10.000 versus 21,64/10.000).
Een volledige vergelijking van de Antwerpse data met het Europees gemiddelde of met elk ander
EUROCAT-register kan gemaakt worden op basis van tabellen die beschikbaar zijn op de EUROCAT-
website: www.eurocat-network.eu.
13
6. Evoluties over de laatste 19 registratiejaren
In de periode van 1997 tot en met 2015 bestreek het Antwerpse EUROCAT-register het ganse
grondgebied van de provincie Antwerpen. De evoluties van een aantal specifieke afwijkingen over deze
periode van 18 jaar worden samen met de evolutie van het totaal aantal geboorten in onderstaande
grafieken weergegeven.
Figuur 3 : Geboorten in de provincie Antwerpen per jaar (1997-2015)
Figuur 4 : Evolutie van neurale buisdefecten van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
15000
16000
17000
18000
19000
20000
21000
22000
geboorten in Antwerpen
0
2
4
6
8
10
12
14
16
neurale buis defecten anencephalie spina bifida
14
Figuur 5 : Evolutie van cardiale afwijkingen van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
VSD: ventrikel septumdefect; TGA: transpositie van de grote arteriën, ASD: atrium septumdefect.
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
VSD TGA ASD
15
Figuur 6 : Evolutie van gespleten lip en verhemelte van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
0
5
10
15
20
25
lip met/zonder verhemelte verhemelte alleen
16
Figuur 7 : Evolutie van afwijkingen van het spijsverteringsstelsel van 1997-2015,
aantallen per 10.000 geboorten
Figuur 8 : Evolutie van hernia diaphragmatica en omphalocoele van 1997-2015,
aantallen per 10.000 geboorten
0
1
2
3
4
5
6
7
8
oesophagus atresie/stenose ano‐rectale atresie/stenose ziekte van Hirschsprung
0
1
2
3
4
5
6
hernia diafragmatica omphalocoele
17
Figuur 9 : Evolutie van urinaire afwijkingen van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
Figuur 10 : Evolutie van genitale afwijkingen van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
0
2
4
68
10
12
14
1618
20
bilaterale renale agenese en/of Potter syndroom
renale dysplasie
hydronephrose
0
5
10
15
20
25
30
35
genitale afwijkingen hypospadias
18
Figuur 11 : Evolutie van lidmaatafwijkingen van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
Figuur 12 : Evolutie van chromosoomafwijkingen van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
0
5
10
15
20
25
reductie ledematen polydactylie
0
10
20
30
40
50
60
chromosoomafwijkingen trisomie 21
19
Figuur 13 : Evolutie van metabole afwijkingen van 1997-2015, aantallen per 10.000 geboorten
De meeste afwijkingen vertonen schommelingen over de jaren. Trends en clusters worden jaarlijks
opgevolgd, ook op Europees niveau.
Voor het Antwerpse register daalde het voorkomen van neurale buisdefecten, spina bifida, gespleten lip
met of zonder verhemeltespleet en transpositie van de grote vaten over de afgelopen 10 jaar.
Voor microcephalie, hartafwijkingen in het algemeen, ventrikel septum defect, hydronephrose, posterior
urethrakleppen en/of Prune Belly syndroom, teratogene syndromen met afwijkingen, genetische
syndromen en microdeleties, chromosomale afwijkingen in het algemeen, Down syndroom en
maternale infecties met afwijkingen tot gevolg werd een stijgende trend waargenomen over de
afgelopen 10 jaar.
In de periode 2011-2015 werden in het Antwerpse register clusters gevonden van congenitaal cataract,
duodenum atresie/stenose, congenitale huidafwijkingen en heupluxatie en/of dysplasie. Deze worden
verderop in het rapport in detail besproken.
0
5
10
15
20
25
metabole afwijkingen
20
7. Geslachtsverdeling
Figuur 14 : % kinderen geregistreerd met een afwijking, per geslacht (registratiejaren 1989-2015)
Er werden aan het register meer jongens gemeld dan meisjes. Zoals bekend komen er meer afwijkingen
voor bij jongens. Bij 5 kinderen was het geslacht niet te bepalen. Bij 2 % is het geslacht niet ingevuld op
het registratieformulier.
8. Leeftijd van de moeder
De gemiddelde leeftijd van de moeders op het moment van de bevalling is 29 jaar. Binnen het register
merken we een toename van de maternale leeftijd over de tijd. Deze trend wordt ook bij de geboorten
in Vlaanderen vastgesteld.
De leeftijd van de moeder vertoont een spreiding van 13 tot en met 51 jaar.
14,9 % van de moeders was 35 jaar of ouder bij de geboorte van het geregistreerde kind.
58%
40%
2%
jongens
meisjes
onbekend
21
Figuur 15 : Gemiddelde leeftijd (totaal, primipare en multipare) per geboortejaar
(registratiejaren 1989-2015)
Figuur 16 : Leeftijdsverdeling van de moeders van de geregistreerde kinderen, aantal moeders per
leeftijd (registratiejaren 1989-2015)
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
<15 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 >45
22
9. Geboortegewicht en zwangerschapsduur
Figuur 17 : % kinderen geregistreerd met een afwijking, in relatie tot het geboortegewicht, voor
éénlingen en tweelingen (registratiejaren 1989-2015)
Tabel 5 : Aantal en % kinderen geregistreerd met een afwijking, in relatie tot de zwangerschapsduur
(registratiejaren 1989-2015)
Zwangerschapsduur
Aantal geregistreerde kinderen %
< 20 721 6,5
20-32 1.051 9,4
33-36 1.215 10,9
37 8.170 73,2
Totaal 11.157 100
Volgens de gegevens van het SPE van 1990-2015, die alle geboorten met geboortegewicht van 500 g
of meer bevatten, werden in de provincie Antwerpen 93,2 % van de kinderen na 36 weken geboren.
0,00
2,00
4,00
6,00
8,00
10,00
12,00
14,00
16,00
18,00éénlingen
tweelingen
23
In vergelijking hiermee bevat het EUROCAT-register meer kinderen die geboren werden met een
zwangerschapsduur van minder dan 37 weken en met een laag geboortegewicht. Dit komt omdat het
register gegevens bevat over zwangerschappen die werden onderbroken en omdat er relatief meer
meerlingen voorkomen in het register. Beide dragen bij tot een kortere zwangerschapsduur en lager
geboortegewicht. Verder worden kinderen met een congenitale afwijking vaker te vroeg geboren en
hebben ze vaker een laag geboortegewicht voor hun zwangerschapsduur.
10. Overleven van de kinderen na de leeftijd van 1 week
Tabel 6 : Aantal en % kinderen geregistreerd met een afwijking, in relatie tot overleving na 1 week
(registratiejaren 1989-2015)
Overleven na 1 week
Aantal geregistreerde
kinderen
%
ja 9.692 82,2
neen 1.650 14,0
onbekend 442 3,8
Totaal 11.784 100,0
In het Antwerpse register werden 1.650 kinderen (14,0 %) geregistreerd die de leeftijd van 1 week niet
overleefd hebben.
24
11. Wijze van tot stand komen van de zwangerschap
Tabel 7 : Aantal en % toepassing van medische assistentie bij het tot stand komen van de
zwangerschap, bij de kinderen geregistreerd met een afwijking (registratiejaren 1989-2015)
Wijze van bevruchting
Aantal geregistreerde kinderen %
Geen medische assistentie 3.781 32,1
Medische assistentie 463 3,9
Geen gegevens 7.540 64,0
Totaal 11.784 100,0
Bij 3,9 % van de kinderen in het EUROCAT-register kwam de zwangerschap tot stand met medische
assistentie. In Vlaanderen is de medisch begeleide bevruchting geëvolueerd van 2,1 % naar 7,0 %
(SPE, periode 1991-2015).
25
G. Besluit
1. In de periode 1989-2015 registreerde EUROCAT Antwerpen 11.784 kinderen met een aangeboren
afwijking. De prevalentie van aangeboren afwijkingen in de provincie Antwerpen over deze periode is
gemiddeld 2,77 per 100 geboorten.
2. De totale prevalentie van aangeboren afwijkingen vertoont in Antwerpen over de jaren
schommelingen zonder een duidelijk stijgende of dalende trend.
3. De gemiddelde frequentie van aangeboren afwijkingen in Antwerpen is gelijk aan het Europese
EUROCAT gemiddelde. Een aantal afwijkingen worden in Antwerpen frequenter geregistreerd dan in
het globale EUROCAT-register. We merken bijvoorbeeld een hogere prevalentie van afwijkingen van
het zenuwstelsel, het oog, gespleten lip en de ledematen. Afwijkingen van de chromosomen, het hart
en de buikwand werden minder geregistreerd dan gemiddeld in EUROCAT.
H. Referenties
1. SPE, vzw Studiecentrum voor perinatale epidemiologie. Perinatale activiteiten in Vlaanderen.
2. EUROCAT, European surveillance of congenital anomalies (www.eurocat-network.eu;
www.euromedicat.eu)
26
Vragen aan het EUROCAT-register
Regelmatig wordt het EUROCAT-register gevraagd gegevens ter beschikking te stellen of een bijdrage
te leveren voor tijdschriften, studiedagen, … De gegevens worden gebruikt voor studies, nationaal en
internationaal, of voor rapportering in publicaties van onze medewerkers.
Tabel 8 : Overzicht van het gebruik van gegevens in 2015‐2016
Aanvraag Aanvrager Doel
12/02/2015 Central Registry data delivery
12/02/2015 EuroMediCat data delivery
19/02/2015 UGent gegevens NTD
4/03/2015 UZA gegevens NTD 2005‐2013
27/03/2015 Studie 3xG gegevens 2003‐2012
23/04/2015 Kind en Gezin gegevens 2012
24/05/2015 UA gegevens NTD
30/06/2015 EuroMedicat hierachical models in the analysis of medication use during pregnancy and CA
30/06/2015 EuroMedicat Me‐D‐Links: outcome following metformin exposure in pregnancy
12/10/2015 EuroMediCat data delivery
12/10/2015 Central Registry data delivery
14/12/2015 EuroMedicat thyroid disease and the drugs used to treat it in pregnancy and CA
14/12/2015 EuroMedicat use of beta‐blockers and risk of CA in offspring
14/12/2015 EuroMedicat exposure to sex hormones in early pregnancy and CA
18/12/2015 Central Registry epidemiology of congenital heart disease in Europe: a register‐based study
8/04/2016 Central Registry biobanking questionnaire
12/04/2016 Kind en Gezin gegevens 2013
19/04/2016 Central Registry microcephaly questionnaire
24/06/2016 UZ Gent gegevens 1997‐2014: nierafwijkingen
24/07/2016 Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
aanvraag cijfers congenitaal rubella syndroom 2014‐2015
8/08/2016 Central Registry registry description
22/09/2016 Central Registry Individual Patient Data meta‐analysis on maternal depression, antidepressant use, and adverse pregnancy outcomes
14/10/2016 EuroMediCat data delivery
14/10/2016 Central Registry data delivery
27
Analyse van clusters
1. Cluster van heupdislocatie en/of heupdysplasie
Preliminair onderzoek, 2018
In 2013-14 werd een cluster van heupdislocatie en/of heupdysplasie gedetecteerd. De gedetecteerde
cluster bestond uit 93 kinderen op basis van datum van conceptie tussen 12/05/2013 en 11/11/2014,
geboren tussen 26/01/2014 en 20/08/2015. Het verwachte aantal voor die periode was 63,36/10.000
(p=0,046).
Beschrijving
De prevalentie van deze afwijking in de provincie Antwerpen bedroeg 11,27/10.000 geboorten
gedurende de periode 1997-2015. In de periode vóór 2013 schommelde de prevalentie in het Antwerpse
EUROCAT-register tussen de 5 en 10 per 10.000 geboorten; in 2013 was de Antwerpse prevalentie
23,2/10.000 geboorten; in 2014 bedroeg ze 25,44/10.000 geboorten; in 2015 bedroeg ze 32,10/10.000
geboorten (figuur 18).
De prevalentie in de provincie Henegouwen was 5,25/10.000 geboorten in de periode 1997-2015. In
2013, 2014 en 2015 bedroeg de prevalentie in Henegouwen respectievelijk 5,45, 1,87 en 0,98 per
10.000 geboorten.
De achtergrond prevalentie voor het hele EUROCAT-register bedroeg 9,78/10.000 geboorten in de
periode 1997-2015; en voor de laatste 3 jaar waren de cijfers als volgt: 15,23/10.000 geboorten in 2013;
12,77/10.000 geboorten in 2014 en 9,85/10.000 geboorten in 2015.
Figuur 18 : Prevalentie van heupdislocatie en/of heupdysplasie per 10.000 geboorten in de periode
1997-2015 in de provincie Antwerpen
0
5
10
15
20
25
30
35
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Hip dislocation and/or dysplasia
28
Tabel 9 : Informatie over de kinderen met heupdislocatie en/of heupdysplasie in 2018 uit het Antwerpse register
Onderwerp Informatie
Diagnose Heupdislocatie en/of heupdysplasie werd bevestigd bij alle kinderen.
Dubbele meldingen Geen.
Woonplaats Alle moeders wonen in de provincie Antwerpen.
Ziekenhuis 63 kinderen werden in hetzelfde ziekenhuis geboren. De andere kinderen
werden in verschillende ziekenhuizen geboren.
Regio De kinderen woonden verspreid over de regio
Bijkomende
informatie over de
cases
Bij 81 kinderen ging het om een geïsoleerde afwijking.
7 kinderen hadden een voetafwijking (o.a. klompvoet).
1 kind had ook een spina bifida aperta
2 kinderen hadden een hartafwijking.
1 kind had meerdere afwijkingen.
1 kind had het Dandy Walker syndroom.
Alle kinderen werden levend geboren.
Andere clusters De periode van de cluster van heupdislocatie/heupdysplasie overlapt met de
cluster van congenitaal cataract en cluster van duodenale atresie.
Geslacht 16 jongens en 77 meisjes
Tijdstrend De prevalentie van heupdislocatie en heupdysplasie daalde tussen 2003 en
2009 en steeg vanaf 2010 terug lichtjes. Er was een sterke stijging vanaf 2013.
Verandering in diagnostiek en rapportering
Recente veranderingen in de diagnose of rapportering van heupdislocatie of heupdysplasie zijn gekend
in één ziekenhuis. In dit ziekenhuis werden 63 van 93 gevallen gerapporteerd.
Onderzoek naar andere etiologische factoren
Uit tabel 9 blijkt dat heupdysplasie meer frequent voorkomt bij meisjes dan bij jongens. Dit is in
overeenstemming met de internationale literatuur, en dus een gekende risicofactor.
In de cluster werd verder gekeken naar andere factoren, zoals ziekte voor en tijdens de zwangerschap,
medicatiegebruik, geassisteerde bevruchting, beroep, consanguïniteit, familiale geschiedenis, leeftijd
van de moeder en regionale spreiding. Dit onderzoek identificeerde geen blootstellingen die een
verklaring kunnen bieden voor de cluster of leidde niet tot een gemeenschappelijke oorzaak.
Besluit
Dit preliminaire onderzoek illustreert dat de cluster van heupdysplasie in 2013 waarschijnlijk te wijten is
aan een methodologische factor, namelijk een gewijzigde diagnostiek in één specifiek ziekenhuis. Deze
trend werd opgepikt in 2013, en gerapporteerd in het jaarrapport van 2016. De trend zet zich door in de
29
cijfers van 2014 en 2015. Er werd geen andere gemeenschappelijke oorzaak voor de cluster van
heupdislocatie of heupdysplasie geïdentificeerd.
De gewijzigde registratie zal in de toekomst verder worden opgevolgd via het EUROCAT-register.
Boodschappen i.v.m. preventie zijn momenteel niet aangewezen.
30
2. Cluster van duodenale atresie of stenose
Preliminair onderzoek, 2018
De gedetecteerde cluster van duodenale atresie of stenose bestond uit 11 kinderen op basis van datum
van conceptie tussen 01/01/2013 en 23/06/2014 en geboren tussen 18/06/2013 en 23/03/2015. Het
verwachte aantal voor deze periode was 4,52 (p=0,042).
Beschrijving
De prevalentie van duodenale atresie of stenose in de provincie Antwerpen gedurende de periode 1997-
2015 bedroeg 1,38/10.000 geboorten. In 2013 was de Antwerpse prevalentie 1,45 per 10.000
geboorten; in 2014 bedroeg ze 3,37/10.000 geboorten en in 2015 bedroeg ze 3,06/10.000 geboorten
(figuur 19).
De prevalentie in de provincie Henegouwen was 0,94/10.000 geboorten in de periode 1997-2015. In
Henegouwen bedroeg de prevalentie 0,78/10.000 geboorten in 2013, 0,93/10.000 geboorten in 2014
en 1,96/10.000 geboorten in 2015.
De achtergrond prevalentie voor het hele EUROCAT-register bedroeg 1,35/10.000 geboorten in de
periode 1997-2015; 1,42/10.000 geboorten in 2013, 1,37/10.000 geboorten in 2014 en 1,44/10.000
geboorten in 2015.
Figuur 19 : Prevalentie van duodenale atresie of stenose per 10.000 geboorten in de periode 1997-2015
in de provincie Antwerpen
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Duodenal atresia or stenosis
31
Tabel 10 : Informatie over de kinderen met duodenale atresie of stenose in 2018 uit het Antwerpse register
Onderwerp Informatie
Diagnose Duodenale atresie of stenose werd bevestigd bij alle kinderen.
Dubbele meldingen Geen.
Woonplaats Alle moeders wonen in de provincie Antwerpen.
Ziekenhuis De kinderen werden in verschillende ziekenhuizen geboren.
Regio 7 van de 11 kinderen wonen in de stad Antwerpen.
Bijkomende
informatie over de
cases
Bij 4 kinderen ging het om een geïsoleerde afwijking.
1 kind had een hartafwijking, 3 kinderen hadden een darmafwijking.
3 kinderen hadden multiple afwijkingen.
8 kinderen werden levend geboren.
Andere clusters De periode van de cluster van duodenale atresie overlapt met de cluster van
congenitaal cataract en cluster van heupdislocatie/heupdysplasie.
Geslacht 7 jongens en 4 meisjes
Tijdstrend De prevalentie van duodenale atresie of stenose schommelde over de laatste
15 jaren, maar lijkt licht te stijgen de laatste jaren.
Verandering in diagnostiek en rapportering
Veranderingen in de diagnose of rapportering van duodenale atresie of stenose zijn ons niet bekend.
Onderzoek naar andere etiologische factoren
De geografische verdeling van de kinderen met duodenale atresie of stenose laat zien dat 7 van de 11
moeders die bevallen van een kindje met duodenale atresie of stenose in de stad Antwerpen wonen
(tabel 10). Ongeveer één derde van het aantal moeders dat bevalt in de provincie Antwerpen woont in
de stad Antwerpen. Om na te gaan of het hier om een geografische cluster gaat, zal deze trend in de
toekomst verder worden opgevolgd.
In de cluster werd gekeken naar andere factoren, zoals ziekte voor en tijdens de zwangerschap (3
moeders hadden hypothyroïdie en 1 moeder hyperthyroïdie), medicatiegebruik, geassisteerde
bevruchting, beroep, consanguïniteit, familiale geschiedenis, leeftijd van de moeder en regionale
spreiding. Dit onderzoek identificeerde geen blootstellingen die een verklaring kunnen bieden voor de
cluster of leidde niet tot een gemeenschappelijke oorzaak.
Besluit
De cluster van duodenale atresie of stenose werd opgepikt in het jaarrapport van 2016, en wordt in het
huidige rapport bevestigd. Toch zien we een stabilisatie. De trend kan niet verklaard worden. Er dient
in de toekomst nog steeds extra aandacht te zijn voor het aantal cases in de stad Antwerpen, aangezien
32
7 van de 11 gevallen voorkwamen in deze gemeente, terwijl men op basis van het aantal bevallingen
ongeveer één derde verwacht.
De blootstellingsgegevens bieden geen indicatie voor verder etiologisch onderzoek. Boodschappen
i.v.m. preventie zijn dan ook momenteel niet aangewezen.
Verdere opvolging van deze cluster wordt aangeraden om te kijken of de frequenties opnieuw
normaliseren.
33
3. Cluster van congenitaal cataract
Preliminair onderzoek, 2018
De gedetecteerde cluster van congenitaal cataract bestond uit 7 kinderen op basis van datum van
conceptie tussen 17/11/2012 en 15/05/2013, geboren tussen 17/08/2013 en 18/12/2013. Het verwachte
aantal voor deze periode was 1,51 (p=0,043).
Beschrijving
De prevalentie van congenitaal cataract in de provincie Antwerpen gedurende de periode 1997-2015
bedroeg 1,44/10.000 geboorten. In 2013 was de Antwerpse prevalentie 3,38/10.000 geboorten; in 2014
was ze 0,96/10.000 geboorten en in 2015 bedroeg ze 2,04/10.000 geboorten (figuur 20).
De prevalentie in de provincie Henegouwen was 0,81/10.000 geboorten in de periode 1997-2015, in
2013 waren er geen cases in Henegouwen, 0,93/10.000 geboorten in 2014 en 3,92/10.000 geboorten
in 2015.
De achtergrond prevalentie voor het hele EUROCAT-register bedroeg 1,27/10.000 geboorten in de
periode 1997-2015; 1,29/10.000 geboorten in 2013, 1,20/10.000 geboorten in 2014 en 1,09/10.000
geboorten in 2015.
De prevalentie van congenitaal cataract over de voorbije 18 jaar vertoont vrij grote schommelingen,
bijvoorbeeld in 2004 werd een hoge prevalentie geobserveerd (niet bevestigd als cluster). De hoge
prevalentie van congenitaal cataract in 2013 lijkt zich niet voort te zetten: in 2014 lag de prevalentie
onder het gemiddelde van de periode 1997-2015; in 2014 was er terug een lichte stijging. Het is
belangrijk om de tijdstrends in de toekomst te blijven opvolgen.
Figuur 20 : Prevalentie van congenitaal cataract per 10.000 geboorten in de periode 1997-2015 in de
provincie Antwerpen
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Congenital cataract
34
Tabel 11 : Informatie over de kinderen met congenitaal cataract in 2018 uit het Antwerpse register
Onderwerp Informatie
Diagnose Congenitaal cataract werd bevestigd bij alle kinderen.
Dubbele meldingen Geen.
Woonplaats Alle moeders wonen in de provincie Antwerpen.
Ziekenhuis Drie kinderen werden in hetzelfde (grote) ziekenhuis geboren; de overige
kinderen werden in verschillende ziekenhuizen geboren.
Regio De kinderen woonden verspreid over de regio
Bijkomende
informatie over de
cases
Bij 5 kinderen ging het om een geïsoleerde afwijking. Bij twee kinderen kwam
fasciale dysmorfie voor. Eén kind heeft een vader met syndroom van
Klinefelter.
Alle kinderen werden levend geboren.
Andere clusters De periode van de cluster van congenitaal cataract overlapt met de cluster van
duodenale atresie en cluster van heupdislocatie/heupdysplasie.
Geslacht 4 jongens en 3 meisjes
Tijdstrend De prevalentie van congenitaal cataract schommelde sterk over de laatste 17
jaar met een piek in 2004 en in 2013.
Verandering in diagnostiek en rapportering
Veranderingen in de diagnose of rapportering van duodenale atresie of stenose zijn ons niet bekend.
Onderzoek naar andere etiologische factoren
In de cluster werd gekeken naar andere factoren, zoals ziekte voor en tijdens de zwangerschap,
medicatiegebruik, geassisteerde bevruchting, beroep, consanguïniteit, familiale geschiedenis, leeftijd
van de moeder en regionale spreiding. Dit onderzoek identificeerde geen blootstellingen die een
verklaring kunnen bieden voor de cluster of leidde niet tot een gemeenschappelijke oorzaak (tabel 11).
Besluit
De cluster van congenitaal cataract is grotendeels toe te schrijven aan de piek in 2013, en werd reeds
gerapporteerd in het jaarrapport van 2016. De trend kan niet verklaard worden, maar is mogelijk toe te
schrijven aan normale variatie aangezien de schommelingen in de prevalentie van congenitaal cataract
doorheen de jaren vrij groot is. In 2014 en 2015 worden geen abnormale hoge waarden gerapporteerd.
Dit preliminaire onderzoek leidt niet tot een gemeenschappelijke oorzaak voor congenitale cataract. De
blootstellingsgegevens bieden geen indicatie voor verder etiologisch onderzoek. Boodschappen i.v.m.
preventie zijn dan ook momenteel niet aangewezen.
35
Selectie van publicaties met inbreng van EUROCAT Antwerpen
Estimating Global Burden of Disease due to congenital anomaly: an analysis of
European data
Boyle B, Addor M, Arriola L, Barisic I, Bianchi F, Csaky-Szunyogh M, de Walle HEK, Dias CM, Draper
E, Gatt M, Garne E, Haeusler M, Källen K, Latos-Bielenska A, McDonnell B, Mullaney C, Nelen V,
Neville AJ, O’Mahony M, Queisser-Wahrendorf A, Randrianaivo H, Rankin J, Rissmann A, Ritvanen A,
Rounding C, Tucker D, Verellen-Dumoulin C, Wellesley D, Wreyford B, Zymak-Zakutnia N, Dolk H.
Arch Dis Child Fetal Neonatal 2018; 103:F22-F28. DOI:10.1136/archdischild-2016-311845.
Achtergrond
De WHO publiceert jaarlijks gegevens over de ‘Global Burden of Disease (GBD)’ op basis van
wereldwijde mortaliteitscijfers. Volgens de WHO is 17 % tot 42 % van de kindersterfte te wijten aan
aangeboren afwijkingen, en blijkt dat het aantal verloren levensjaren (YLL, years of life lost) ten gevolge
van congenitale afwijkingen wereldwijd daalt. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat de
inschattingen van de WHO enkel zijn gebaseerd op overlijdens van levend geborenen.
Methode & resultaten
EUROCAT verzamelt gegevens over aangeboren afwijkingen, zowel van levend geboren kinderen (met
mortaliteitsdata tot de leeftijd van 1 jaar), doodgeboorten en zwangerschapsbeëindigingen (TOPFA).
Data van 19 registers uit 11 landen voor de periode 2005 tot 2009 werden geanalyseerd. De gemiddelde
kindersterfte ten gevolge van congenitale afwijkingen bedroeg 1,1 per 1.000 geboorten. In landen waar
zwangerschapsbeëindiging illegaal is, lagen de cijfers duidelijk hoger (3,0/1.000 in Malta en 2,1/1.000
in Ierland). De prevalentie van doodgeboorten ten gevolge van congenitale afwijkingen bedroeg
0,6/1.000 geboorten; TOPFA prevalentie was 4,6/1.000 geboorten, dit is drie maal zoveel dan
overlijdens en doodgeboorten samen.
Besluit
Door doodgeboorten en TOPFA niet mee te tellen in de berekeningen van de ‘Global Burden of
Disease’, wordt het aantal verloren levensjaren ten gevolge van congenitale afwijkingen door de WHO
onderschat. Hierdoor worden inspanningen op gebied van primaire, secundaire en tertiaire preventie
gemaskeerd.
WAT KAN DEZE STUDIE BIJDRAGEN?
• Bij de ‘Global Burden of Disease’ analyse van het aantal verloren levensjaren door congenitale afwijkingen is het belangrijk om niet alleen rekening te houden met de sterfte van levend geboren kinderen, maar ook met doodgeboorten en zwangerschapsbeëindigingen.
• Een volledige EUROCAT-registratie is belangrijk om trends in primaire, secundaire en tertiaire preventie correct en accuraat op te volgen.
36
Gastroschisis in Europa – a case-malformed-control study of medication and
maternal illness during pregnancy as risk factors
Given JE, Loane M, Garne E, Nelen V, Barisic I, Randrianaivo H, Khoshnood B, Wiesel A, Rissmann A,
Lynch C, Neville AJ, Pierini A, Bakker M, Klungsoyr K, Latos-Bielenska A, Cavero-Carbonell C, Addor
M, Zymak-Zakutnia N, Tucker D, Dolk H.
Paediatr Perinat Epidemiol 2017;31:549-59. DOI:10.1111/ppe.12401.
Achtergrond
Gastroschisis, een congenitale afwijking van het abdomen, wordt in de literatuur in verband gebracht
met jonge leeftijd van de moeder, en neemt toe doorheen de jaren.
Methode & resultaten
Op basis van gegevens van 18 EUROCAT-registers voor de periode 1995-2012 werd een case-
malformed control studie uitgevoerd om risicofactoren voor gastroschisis te identificeren. 1577
gastroschisis cases (waaronder 4 % doodgeboorten en 11 % zwangerschapsafbrekingen) werden
vergeleken met 153.357 controles.
Volgende factoren werden opgepikt als signalen voor een verhoogd risico op gastroschisis:
- depressie bij de moeder (odds ratio: 2,52 (95 %BI: 1,45-4,39);
- gebruik van antidepressiva (odds ratio: 2,03 (95 %BI: 1,22-3,38);
- postnatale depressie/psychosis bij een vorige zwangerschap (odds ratio: 8,32 (95 %BI: 2,56-27,01);
- sexueel overdraagbare infecties (odds ratio: 2,85 (95 %BI: 1,13-7,24);
- gebruik van antivirale middelen (odds ratio: 5,31 (95 %BI: 1,63-17,33);
- gebruik van orale contraceptie tijdens de vroege periode van de zwangerschap (odds ratio: 2,71
(95 %BI: 1,13-4,18).
Besluit
Alhoewel het moeilijk is om effecten van medicatie en de onderliggende oorzaken van elkaar te
onderscheiden, werd een aantal risicofactoren voor gastroschisis geïndentificeerd die preventie
mogelijk maken. Deze factoren zijn mogelijk belangrijker bij jonge moeders.
WAT KAN DEZE STUDIE BIJDRAGEN?
• De mentale gezondheid van de moeder en geassocieerd medicatiegebruik tijdens de zwangerschap zijn belangrijke aandachtspunten in de preventie van aangeboren afwijkingen.
37
Beta-blocker use in pregnancy and risk of specific congenital anomalies: a
European case-malformed control study.
Bergman JHE, Lutke LR, Gans ROB, Addor M, Barisic I, Cavero-Carbonell C, Garne E, Gatt M, Klungsoyr K,
Lelong N, Lynch C, Mokoroa O, Nelen V, Neville AJ, Pierini A, Randrianaivo H, Rissmann A, Tucker D, Wiesel
A, Dolk H, Loane M, Bakker MK.
Drug Saf 2018; 41:415-27. DOI:10.1007/s40264-017-0627-x
Achtergrond
De prevalentie van hypertensie tijdens de zwangerschap neemt toe. Beta-blockers worden frequent
voorgeschreven tijdens de zwangerschap.
Het doel van deze studie was om te onderzoeken of het gebruik van beta-blockers in het eerste trimester van
de zwangerschap geassocieerd is met een verhoogd risico op specifieke aangeboren afwijkingen bij de baby.
Methode & resultaten
Data van 17 EUROCAT-registers voor de periode 1995 tot 2013 werden gepoold en leverden een database
op met 117.122 records. Er werd een case-malformed control studie uitgevoerd, waarbij enerzijds associaties
uit de literatuur werden getest, en anderzijds exploratieve analyses werden uitgevoerd om nieuwe hypothesen
te genereren.
Eerdere rapporten in de literatuur maken melding van een verhoogd risico op congenitale hartdefecten,
gespleten lip, neurale buisdefecten en hypospadias bij het gebruik van beta-blockers tijdens het eerste
trimester van de zwangerschap. Deze bevindingen werden niet bevestigd in de EUROCAT-database. Er werd
wel een verhoogd risico vastgesteld op multi-cystische renale dysplasie bij een gecombineerd gebruik van
alfa- en beta-blockers (odds ratio: 3,8 (95 %BI: 1,3-11,0)).
Besluit
Gebruik van beta-blockers in het eerste trimester van de zwangerschap was niet geassocieerd met een
verhoogd risico op aangeboren afwijkingen, maar het gecombineerd gebruik van alfa- en beta-blockers werd
in verband gebracht met het voorkomen van renale dysplasie. Verder epidemiologisch onderzoek is nodig
om deze hypothese te bevestigen of te ontkennen.
WAT KAN DEZE STUDIE BIJDRAGEN?
• Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat er indicaties zijn voor een link tussen het gecombineerd gebruik van alfa- en beta-blockers tijdens het eerste trimester van de zwangerschap en het risico op aangeboren renale afwijkingen.
• Het individueel risico voor een zwangere vrouw is klein, en dient te worden afgewogen tegen de voordelen van het gebruik van antihypertensiva tijdens de zwangerschap.
38
Projecten waaraan EUROCAT Antwerpen deelneemt
EUROlinkCAT, een korte voorstelling…
Wat is EUROlinkCAT?
EUROCAT Antwerpen neemt deel aan het Horizon 2020 project ‘EUROlinkCAT’. Het doel van dit project is
om meer inzicht te verwerven in de overleving, gezondheid, risicofactoren en prognose van kinderen met
aangeboren afwijkingen. Meer specifiek neemt het PIH deel aan Werkpakket 3 van EUROlinkCAT, ‘Mortality
associated with Congenital Anomalies’. Alle info over EUROlinkCAT is te vinden op: www.eurolinkcat.eu.
Hoe gebeurt het onderzoek?
Gecodeerde gegevens uit het Antwerpse EUROCAT‐register (periode 1995‐2014) worden gekoppeld aan het
overlijdensregister van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid (overlijdens tot de leeftijd van 10 jaar).
Voor deze koppeling werd een dossier ingediend bij de ethische commissie van UA/UZA en bij het Sectoraal
Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid van de Commissie voor de Bescherming van de
Persoonlijke Levenssfeer.
De gekoppelde databank wordt beheerd en bewaard bij het PIH. Binnen EUROlinkCAT wordt een centraal
programma ontwikkeld om de overleving per register op een gestandaardiseerde manier te berekenen, en
de risicofactoren voor overlijden te identificeren. Op deze manier worden binnen ieder register uniforme
tabellen gegenereerd die centraal geïnterpreteerd kunnen worden.
Wat is de meerwaarde?
Het doel van de studie is om de overleving van kinderen met aangeboren afwijkingen tot de leeftijd van 10
jaar in kaart te brengen en deze binnen Europa te vergelijken, de impact van prenatale diagnose op de
overleving te bestuderen en risicofactoren voor overlijden te identificeren. Deze kennis kan gebruikt worden
om de overlevingskansen van kinderen met aangeboren afwijkingen in de toekomst te verbeteren.
Wat is de timing?
Het project startte in 2017. Omwille van de gewijzigde GDPR is er vertraging bij het aanvraag van de
machtiging door het Sectoraal Comité, maar als alles goed gaat, worden de databank aangemaakt in 2018,
en de analyses uitgevoerd in 2019. Het project eindigt in 2020.
Naast de mortaliteit wordt in EUROlinkCAT ook morbiditeit bestudeerd, en wordt er een forum gecreëerd
om de resultaten van het onderzoek te communiceren naar de ouders van kinderen met aangeboren
afwijkingen.
39
Afkortingenlijst
APB Autonoom Provinciebedrijf ASD Atrial Septal Defects AVSD Atrioventricular Septal Defects BI Betrouwbaarheidsinterval BPA British Paediatric Association CA Congenital Anomalies CHD Congenital Heart Defects CRS Congenitaal Rubella Syndroom DNA Deoxyribonucleic acid EUROCAT European Surveillance of Congenital Anomalies
EUROmediCAT EUROCAT-deelstudie naar de relatie aangeboren afwijkingen en medicatiegebruik
GA Gestational Age HRH Hypoplasia Right Heart ICD International Classification of Diseases ISUOG International Society of Ultrasound in Obstetrics and Gynecology JRC Joint Research Centre Logo Lokaal Gezondheidsoverleg MRI Magnetic resonance imaging NIPT non-invasive prenatal testing NTD Neural Tube Defects PDA Patent Ductus Ateriosus PCMA Provinciaal centrum voor opsporing van metabole ziekten PIH Provinciaal Instituut voor Hygiëne SD Standaard deviatie SPE Studiecentrum voor Perinatale Epidemiologie SSRI Selective serotonin reuptake inhibitors TGA Transposition of the Great Arteries UA Universiteit Antwerpen UGent Universiteit Gent UZA Universitair Ziekenhuis Antwerpen UZ Gent Universitair Ziekenhuis Gent
VACTERL Vertebral defects, anal atresia, cardiac, trachea-oesophageal, renal and limb abnormalities
VATER Vertebral anomalies, anal atresia, trachea-oesophageal fistulas, radial ray hypoplasia, polydactyly and renal agenesis
VSD Ventricular Septal Defects
40
DANKWOORD
EUROCAT Antwerpen dankt alle melders en medewerkers voor hun bijdrage aan het
register.
41
Bijlage 1: Registratieformulier
42
43
Bijlage 2: Codering EUROCAT subgroepen van aangeboren afwijkingen
EUROCAT Subgroups ICD10‐BPA ICD9‐BPA Comments Excluded minor anomalies post‐2005
Excluded minor anomalies pre‐2005
All anomalies * Q‐chapter, D215, D821,
D1810^, P350,
P351, P371
74, 75, 27910, 2281
^,
76076, 76280, 7710, 7711, 77121
Exclude all minor anomalies as specified in Guide 1.4, section 3.2
Exclude all minor anomalies as specified in Guide 1.2 (ICD9 and ICD10)
Nervous system Q00, Q01, Q02, Q03, Q04, Q05, Q06, Q07
740, 741,742
Q0461, Q0782
Neural Tube Defects Q00, Q01, Q05
740, 741, 7420
Anencephalus and similar
Q00 740
Encephalocele Q01 7420 Exclude if associated with anencephalus subgroup
Spina Bifida Q05 741 Exclude if associated with anencephalus or encephalocele subgroups
Hydrocephalus Q03 7423 Exclude hydranencephaly 74232. Exclude association with NTD subgroup
Severe microcephaly Q02 7421 Exclude association with NTD subgroup
Arhinencephaly / holoprosencephaly
Q041, Q042 74226
Eye Q10‐Q15 743 Q101‐Q103, Q105, Q135
74365
Anophthalmos / microphthalmos
Q110, Q111, Q112
7430, 7431
Anophthalmos Q110, Q111 7430
Congenital cataract Q120 74332
Congenital glaucoma Q150 74320
Ear, face and neck Q16, Q17, Q18
744 Q170‐Q175, Q179, Q180‐ Q182, Q184‐ Q187, Q1880, Q189
74411, 74412, 7443, 74491
Anotia Q160 74401
44
EUROCAT Subgroups ICD10‐BPA ICD9‐BPA Comments Excluded minor anomalies post‐2005
Excluded minor anomalies pre‐2005
Congenital Heart Defects
Q20‐Q26 745, 746, 7470‐7474
Exclude PDA with GA <37 weeks Exclude peripheral pulmonary artery stenosis with GA < 37 weeks
Q2111, Q250 if GA <37 weeks, Q2541, Q256 if GA<37 weeks, Q261
Q250, 7470 if GA <37 weeks **
Severe CHD Q200, Q201, Q203, Q204, Q212, Q213, Q220, Q224, Q225, Q226, Q230, Q232, Q233, Q234, Q251, Q252, Q262
74500, 74510, 7452, 7453, 7456, 7461, 7462, 74600, 7463, 7465, 7466, 7467, 7471, 74720, 74742
ICD9‐BPA has no code for HRH and double outlet right ventricle
Common arterial truncus
Q200 74500
Double outlet right ventricle
Q201 No code
Transposition of great vessels
Q203 74510
Single ventricle Q204 7453
VSD Q210 7454
ASD Q211 7455 Q2111
AVSD Q212 7456
Tetralogy of Fallot Q213 7452
Triscuspid atresia and stenosis
Q224 7461
Ebstein’s anomaly Q225 7462
Pulmonary valve stenosis
Q221 74601
Pulmonary valve atresia
Q220 74600
Aortic valve atresia/stenosis
Q230 7463 ICD9‐BPA has no code for atresia
Mitral valve anomalies
Q232, Q233 7465, 7466
Hypoplastic left heart
Q234 7467
Hypoplastic right heart
Q226 No code
Coarctation of aorta Q251 7471
Aortic atresia / interrupted aortic arch
Q252 74720
Total anomalous pulm venous return
Q262 74742
PDA as only CHD in term infants (GA +37 weeks)
Q250 7470 Livebirths only
Respiratory Q300, Q32‐ Q34
7480, 7484, 74850, 74852, 74858, 7486, 7488
Exclude Q336 Q320, Q331 Q309, 74819
Choanal atresia Q300 7480
Cystic adenomatous malf of lung
Q3380 No code
45
EUROCAT Subgroups ICD10‐BPA ICD9‐BPA Comments Excluded minor anomalies post‐2005
Excluded minor anomalies pre‐2005
Oro‐facial clefts Q35‐Q37 7490, 7491, 7492 Exclude association with holoprosencephaly or anencephaly subgroups
Cleft lip with or without cleft palate
Q36, Q37 7491, 7492 Exclude association with holoprosencephaly or anencephaly subgroups
Cleft palate Q35 7490 Exclude association with cleft lip subgroup. Exclude association with holoprosencephaly or anencephaly subgroups
Digestive system Q38‐Q45, Q790
750, 751, 7566 Exclude Q381, Q382, Q3850, Q400, Q401, Q4021, Q430, Q4320, Q4381, Q4382
Q381, Q401, 7500, 7506
Oesophageal atresia with or without trachea‐ oesophageal fistula
Q390‐Q391 75030‐75031
Duodenal atresia or stenosis
Q410 75110 Exclude if also annular pancreas subgroup
Atresia or stenosis of other parts of small intestine
Q411‐Q418 75111‐75112
Ano‐rectal atresia and stenosis
Q420‐Q423 75121‐75124
Hirschsprung’s disease
Q431 75130‐75133
Atresia of bile ducts Q442 75165
Annular pancreas Q451 75172
Diaphragmatic hernia
Q790 75661
Abdominal wall defects
Q792, Q793, Q795
75671, 75670, 75679
Gastroschisis Q793 75671
Omphalocele Q792 75670
Urinary Q60‐Q64, Q794
75261, 753, 75672
Q610, Q627, Q633
Bilateral renal agenesis including Potter syndrome
Q601, Q606 75300 Exclude unilateral
Multicystic renal dysplasia
Q6140, Q6141
75316
Congenital hydronephrosis
Q620 75320
Bladder exstrophy and / or epispadia
Q640, Q641 75261, 7535
Posterior urethral valve and / or prune belly
Q6420, Q794 75360, 75672
46
EUROCAT Subgroups ICD10‐BPA ICD9‐BPA Comments Excluded minor anomalies post‐2005
Excluded minor anomalies pre‐2005
Genital Q50‐Q52, Q54‐Q56
7520‐7524, 75260, 75262, 7527‐7529
Q523, Q525, Q527, Q5520, Q5521
Q540, 75260#
Hypospadias Q54 75260 Q540, 75260
Indeterminate sex Q56 7527
Limb Q65‐Q74 7543‐7548, 755 Q653‐Q656, Q662‐Q669, Q670‐Q678, Q680, Q6810, Q6821, Q683‐ Q685, Q7400
75432, 75452, 75460, 75473, 75481, 75560
Limb reduction defects
Q71‐Q73 7552‐7554
Club foot – talipes equinovarus
Q660 75450
Hip dislocation and / or dyspasia
Q650‐Q652, Q6580, Q6581
75430
Polydactyly Q69 7550
Syndactyly Q70 7551
Other anomalies / syndromes
Skeletal dysplasias Q7402, Q77, Q7800, Q782‐Q788,
No code
Craniosynostosis Q750 75600
Congenital constriction bands / amniotic band
Q7980 76280
Situs inversus Q893 7593
Conjoined twins Q894 7594
Congenital skin disorders
Q80‐Q82 7571, 7573 Q825, Q8280 Q825, Q8280, Q8281, 75731, 75738
VATER/VACTERL Q8726 759895
Vascular disruption anomalies
Q0435, Q411, Q412, Q418, Q710, Q712, Q713, Q720, Q722, Q723, Q730, Q793, Q795, Q7980, Q7982, Q8706
No code
Laterality anomalies Q206, Q240, Q3381, Q890, Q893
No code
Teratogenic syndromes with malformations
Q86, P350, P351, P371
No code
Fetal alcohol syndrome
Q860 76076
Valproate syndrome Q8680 No code
Maternal infections resulting in malformations
P350, P351, P371
7710, 7711, 77121
47
EUROCAT Subgroups ICD10‐BPA ICD9‐BPA Comments Excluded minor anomalies post‐2005
Excluded minor anomalies pre‐2005
Genetic syndromes + microdeletions
Q4471, Q6190, Q7484, Q751, Q754, Q7581, Q87, Q936, D821
75581, 75601, 75604, 7598, 27910
Exclude Associations and sequences Exclude Q8703, Q8704, Q8706, Q8708, Q8724, Q8726 Exclude 759801, 759844, 759895
Chromosomal Q90‐Q92, Q93 , Q96‐ Q99
7580‐7583, 7585‐ 7589
Exclude microdeletions Q936
Down syndrome Q90 7580
Patau syndrome / trisomy 13
Q914‐Q917 7581
Edwards syndrome / trisomy 18
Q910‐Q913 7582
Turner syndrome Q96 75860, 75861, 75862, 75869
Klinefelter syndrome
Q980‐Q984 7587
* All Anomalies = ALL cases of congenital anomaly, excluding cases with only minor anomalies as defined in Section 3.2 in Guide 1.4 for cases born post‐2005. Cases with more than one anomaly are only counted once in the “All Anomalies” subgroup. ^ ICD10 code D1810 (ICD 9 code 2281) is the code for cystic hygroma ** The additional PDA exclusion (<2500 grams) listed in Guide 1.2 is not applied # The ICD9 code for hypospadias did not differentiate between the different types of hypospadias therefore minor cases of hypospadias (glandular l) are excluded at local registry level
Versie: 08‐08‐2016
48
PIHdepartement LeefmilieuKronenburgstraat 45 | 2000 [email protected]