Upload
others
View
5
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
1
Factoren die van invloed zijn op de blijfkans van
eerstejaarsstudenten noordoost Nederland.
Werkgroep Aansluitingsmonitor noordoost Nederland.
Definitief. 19 Juni 2012.
Groningen/Zwolle
Juni 2012
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
2
Inhoud
1 Inleiding ............................................................................................................................. 3
2 Vergelijking responsgroep en populatie ............................................................................ 3
3 Analyse voor totaal ............................................................................................................ 5
5 Analyse Gedrag & Maatschappij ..................................................................................... 13
6 Analyse gezondheidszorg ................................................................................................ 16
7 Analyse Techniek ............................................................................................................. 19
8 Analyses Onderwijs ......................................................................................................... 22
9 Analyses landbouw en Veeteelt ....................................................................................... 25
10 Analyses Kunst ............................................................................................................. 27
10 Conclusies en discussie ................................................................................................ 29
10.1 Conclusies .................................................................................................................... 29
10.2 Discussie ....................................................................................................................... 31
10.3 Praktische implicaties ................................................................................................... 32
Bijlage 1. Uitkomsten logistische regressieanalyses .......................................................... 34
Bijlage 2. Definities van variabelen .................................................................................... 40
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
3
1 Inleiding
In deze rapportage worden de studie-uitval gegevens van eerstejaarsstudenten gekoppeld aan
de uitkomsten van de Aansluitingsmonitor 2010 – 2011. Daarmee komen factoren in beeld die
van invloed zijn op de studie-uitval bij opleidingen. De analyses zijn voor het totaal en per
onderwijssector uitgevoerd en gepresenteerd in dit rapport.
2 Vergelijking responsgroep en populatie
Van de 5592 respondenten konden de uitvalgegevens gekoppeld worden aan de sector. In de
volgende analyses is dit aantal ingeperkt tot een groep van 4699 respondenten. Deze groep
staat in cursusjaar 2010/2011 ingeschreven als voltijds/duaal student, heeft in 2009 of 2010
een diploma van de vooropleiding behaald, en heeft een studieduurverkorting van maximaal
een jaar.
Tabel 1: Uitval responsgroep en onderzoekspopulatie van eerstejaarsstudenten
* De bruto-respons is gebruikt voor deze tabel. Voor de analyses op sector-niveau is de netto-respons gebruikt.
1 Dit is 103 meer dan de onderzoekspopulatie van de Aansluitingsmonitor.
Steekproef december 2010* Onderzoekspopulatie (vastgesteld op 1
december 2010)
Uitval per 1/9 2011 Totaal Uitval per 1/9/2011 Totaal
economie N 478 1727 3356 8541
% 27,7% 100,0% 39,3% 100,0%
gedr & m'ij N 301 1204 1081 3204
% 25,0% 100,0% 25,2% 100,0%
gezzorg N 144 778 627 2086
% 18,5% 100,0% 30,1% 100,0%
techniek N 223 919 1353 3982
% 24,3% 100,0% 34,0% 100,0%
onderwijs N 235 702 1110 2692
% 33,5% 100,0% 42,2% 100,0%
landbouw & veeteelt N 26 125 300 896
% 20,8% 100,0% 33,5% 100,0%
kunst N 18 118 62 284
% 15,3% 100,0% 21,8% 100,0%
totaal
N 1424 5574 8442 228681
% 25,6% 100,0% 34,7% 100,0%
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
4
Gemiddeld viel 25.6% van de respondenten uit aan het einde van het studiejaar 2010/2011.
Uitval is daarbij gedefinieerd als aan het eind van eerste studiejaar niet meer aanwezig op de
opleiding.2 Boven dit gemiddelde zitten opleidingen in de sectoren Economie en Onderwijs,
met achtereenvolgens 27.7%, en 33.5% uitvallers. Respondenten in de sectoren
Gezondheidszorg en Kunst vallen minder vaak uit dan gemiddeld, met 18.5% en 15.3%
uitvallers. Van de totale onderzoekspopulatie viel gemiddeld 34,7% uit, met ook hier de
minste uitval bij de sectoren gezondheidszorg en kunst (respectievelijk 30,1% en 21,8%) en
de meeste uitval in economie en onderwijs (39,3% en 42,2%). Hoewel studenten die uitvallen
minder hebben meegedaan aan het aansluitingsonderzoek, menen we dat de verbanden tussen
kenmerken van de aansluiting en uitval die in de volgende paragrafen zijn onderzocht
representatief voor de populatie. Wel is het mogelijk dat in een meer representatieve
steekproef of in de populatie sommige verbanden iets hoger of lager zijn. De aantallen
respondenten waren groot genoeg om voor de totale responsgroep en bijna alle sectoren na te
gaan welke factoren bijdragen aan het verklaren van uitval.
In de volgende paragrafen zijn uitvallers en blijvers voor het geheel en voor de sectoren
vergeleken op aansluitingskenmerken en is voor vijf sectoren (Landbouw & Veeteelt en
Kunst niet) nagegaan uit welke factoren die in de aansluitingsmonitor zijn gemeten de uitval
is te verklaren.
2 Omdat in de gegevens van instellingen niet altijd het onderscheid tussen switchers en echte uitvallers kon
worden gemaakt zijn beide groepen als één groep geanalyseerd.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
5
3 Analyse voor totaal
Nagegaan is welke factoren invloed hebben op uitval. Allereerst is nagegaan of uitvallers en
niet-uitvallers (blijvers) verschillen in percentages of gemiddelde scores op potentieel
belangrijke factoren zien (Tabel 2). De factoren zijn gordend naar a. achtergrondkenmerken
van studenten, b. individuele kenmerken die op het moment van instroom al vast staan, en c.
proceskenmerken. De factoren onder punt a en b zijn in het model van de Eindrapportage
Aansluitingsmonitor 2010/2011 (p.8) presage-factoren genoemd. De procesfactoren onder
punt c hebben betrekking op studeergedrag, verwachtingen, percepties en attitudes van
studenten tijdens hun eerste maanden van het hbo. De uitval aan het eind van het eerste jaar is
één van de productfactoren die we in ons onderzoeksmodel voor aansluiting onderscheiden.
De definities van de factoren genoemd onder b. individuele kenmerken die op het moment
van instroom al vast staan en c. proceskenmerken zijn opgenomen in Bijlage 2 van dit verslag.
Het rijtje factoren uit het onderzoeksmodel aansluiting is aangevuld met de factor
studieduurverkorting, omdat deze in de voorbereidende analyses verschillen lieten zien tussen
groepen studenten.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
6
Tabel 2: Gemiddelden en percentages voor uitvallers en blijvers. Totaal
Uitgevallen per 1 september 2011 (N=1045)
3
Gebleven na 1 september 2011 (n=2995)
1
`a. A
chte
rgro
ndke
nm
erk
en v
an s
tude
nte
n
HG 23,9% 76,1%
Stenden-Emmen 26,8% 73,2%
VHL 25,2% 74,8%
NHL 23,7% 76,3%
Stenden-Leeuwarden 24,9% 75,1%
CHW 26,5% 73,5%
Saxion-Dev 29,0% 71,0%
Saxion-Ens 29,4% 70,6%
Man * 29,4% 70,6%
Vrouw * 23,8% 76,2%
Leeftijd op 1 dec 2010 19,62 19,61
Havisten* 27,9% 72,1%
Vwo’ers* 16,6% 83,4%
Mbo’ers 26,1% 73,9%
Studenten met een andere vooropleiding 20,7% 79,3%
Geen studieduurverkorting * 26,7% 73,3%
Half jaar studieduurverkorting 25,4% 74,6%
Half jaar – jaar studieduurverkorting * 16,1% 83,9%
b. In
div
idue
le k
enm
erk
en
die
op m
om
ent va
n
instr
oo
m a
l vast sta
an
Voorbereiding samenwerken 2,86 2,92
Voorbereiding zelfstandig werken * 2,56 2,63
Voorbereiding rekenvaardigheden 2,56 2,63
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding 2,63 2,66
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo* 2,96 3,05
Intrinsiek keuzemotief * 4,20 4,32
Extrinsiek keuzemotief 3,31 3,26
c. P
roceskenm
erk
en
zelfstudie (uren/week) * 13,18 14,10
contacturen (uren/week) 16,42 16,61
Uitkomen verwachtingen * 1,96 2,03
Tevredenheid aansluiting * 2,80 2,86
Sociale integratie * 3,14 3,21
Academische integratie * 2,80 2,98
Vasthoudendheid* 2,80 3,35
Intentie om te blijven * 20,6% 79,4%
Intentie om te vertrekken * 52,4%
47,6%
* Significant verschil p < .001. Vetgedrukt = factoren waarop uitvallers en blijvers verschillen. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden
3 De N voor de steekproef die hier is gerapporteerd is gebaseerd op het laagste aantal respondenten dat voor een
factor is genoemd en is iets lager dan het aantal genoemd in Tabel 1.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
7
In tabel 2 zien we een groot aantal significante verschillen tussen uitvallers en blijvers. Van
de mannen valt 29.4% uit, dat ruim 5% meer dan de 23.8% bij vrouwen. Vwo’ers blijven
vaker dan studenten met een andere vooropleiding, namelijk 83.4% tegen 74.1% gemiddeld.
Van de havisten valt 27.9% uit, dat is vaker dan gemiddeld. Studenten die zonder
studieduurverkorting instromen vallen gemiddeld vaker uit dan studenten met een half tot
maximaal een jaar studieduurverkorting. Studenten die blijven zijn iets beter voorbereid op
het hbo wat betreft zelfstandig werken, zijn meer tevreden met de voorlichting vanuit het hbo,
en zijn meer intrinsiek gemotiveerd. Verder is uit de tabel af te lezen dat studenten die zijn
gebleven ruim een uur meer tijd besteden aan zelfstudie dan degenen die zijn vertrokken.
Blijvers zien ook hun verwachtingen meer uitkomen, zijn meer tevreden over de aansluiting,
zijn beter sociaal en academisch geïntegreerd, en bovendien meer vasthoudend.
Tot slot toont de tabel dat van de studenten die in december 2010 de intentie hadden
om te blijven (voldoende tevreden waren over hun studiekeuze) 79.4% is gebleven en 20.6%
is uitgevallen. Van degenen die in december de intentie hadden om een andere opleiding en/of
instelling te kiezen (niet tevreden waren over hun studiekeuze) is na het eerste jaar 52.4% is
uitgevallen en 47.6% gebleven. Dit laatste gegeven is in de volgende tabel apart uitvergroot
(Tabel 3).
Tabel 3: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerstejaar (september 2011). Totaal Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 408 (52,4%) 370 (47,6%) 778
Intentie om te blijven (december 2010) 802 (20,6%) 3098 (79,4%) 3900
Totaal 1210 (25.9%) 3468 (74.1%) 4678
Op basis van de gegevens uit Tabel 3 kan worden berekend dat de kans van degenen die in
december van het eerste jaar overwegen te vertrekken 4.264 zo groot is als die van hun mede-
studenten die dit niet overwegen.4
Voor het verklaren van uitval uit en voor het uitdrukken van de kans op uitval (of
blijven5) voor meer factoren tegelijk is de analyse van kruistabellen zoals hierboven een
4 De kans of ‘odds’ op uitval van studenten die overwegen te vertrekken = 408/370 ofwel 1.10. De kans op uitval
van degenen die dit niet overwegen = 802/3098 ofwel 0.258. De uitkomst van 1.10/0.258 = 4.264 geeft de
relatieve kans op uitval van twijfelaars weer. De omgekeerde deling 0.23/1.02 = 0.225 geeft aan dat de relatieve
kans op uitval van studenten die niet twijfelen 4.434 maal zo klein is. Deze relatieve kansen worden in
regressieanalyse aangeduid met het getal Exp(B). (zie voor vervolg de voetnoot bij de bijlage)
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
8
ontoereikend middel. Regressieanalyses die voor dit verslag zijn uitgevoerd lenen zich
daarvoor beter. In Bijlage 1 zijn de uitkomsten van de regressieanalyse voor het totaal en voor
vijf de sectoren (niet voor Landbouw & Veeteelt en Kunst) opgenomen.
Welke van deze factoren hebben de grootste invloed op studie-uitval of blijven? Hieronder is
het resultaat van de regressieanalyse samengevat (Tabel 4; volledig resultaat van de analyse in
bijlage A). In deze tabel zijn ook de effecten doorgerekend voor de variabelen waarop
‘uitvallers’ en blijvers’ significante verschillen (zie tabel 2) lieten zien.
Tabel 4: Overzichtstabel invloed van variabelen op kans om te blijven. Totaal Factor waarde blijfkans(%)
t.o.v. referentie
1
aandeel in populatie / gemiddelde
st. dev. schaal
Populatiekenmerken om rekening mee te houden
sexe vrouw 4% 61% nominaal
vooropleiding vwo 9% 10% nominaal
leeftijd
studieduurverkorting ja, 1 jaar 10% 7% nominaal
direct beïnvloedbare factoren
voorbereiding zelfstandig werken 1% 2,9 0,6 1 tot 4 (1)
voorbereiding rekenvaardigheden 2% 2,6 0,8 1 tot 4 (1)
voorlichting door hbo -3% 3,0 0,4 1 tot 4 (1)
intrinsieke motivatie 1% 4,3 0,5 1 tot 5 (1)
extrinsieke motivatie -1% 3,3 0,7 1 tot 5 (1)
tevredenheid aansluiting -2% 2,8 0,5 1 tot 4 (1)
academische integratie 5% 2,9 0,5 1 tot 4 (1)
vasthoudendheid 10% 3,2 0,8 1 tot 4 (1)
intentie om te blijven nee -18% 17% nominaal 1 Aantal %-punten afname/toename van de blijfkans ten opzichte van de referentiegroep (= ‘mannelijke havisten
van HG, zonder studieduurverkorting ,die na drie maanden de intentie hebben om te blijven’) bij stijging van 1
schaalpunt. In de tabel komt zelfstudie-uren niet voor, hoewel significant in Tabel A bij de bijlage, omdat het
effect op uitval slechts 0.2% is per uur meer.
Tabel 4 geeft aan wat de toename van de kans op blijven (=niet uitvallen) is, indien de waarde
van een factor een schaalpunt hoger is. De tabel laat, bijvoorbeeld zien dat de kans op blijven
met 9%-punt toeneemt bij de vwo-instroom. Eén jaar studieduurverkorting levert een
5 Gekozen is om in dit type tabel de ‘blijfkans’ centraal te stellen. In veel gevallen leiden hogere waarden op de
factoren (linker kolom) tot een hogere blijfkans (genoemd in de kolom blijfkans (%) t.o.v. referentie). Equivalent
hieraan is, afgezien van een verschil in connotatie, dat lagere waarden op deze factoren leiden tot meer uitval of
een hogere uitvalkans. In de tekst wordt wisselend over uitval(len), uitvalkans, blijven of blijfkans gesproken.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
9
blijfkans op die 10%-punt hoger is dan de referentie-uitkomst. Studenten die in december
aangeven niet vasthoudend te zijn hebben 18%-punt minder kans te blijven. Een betere
voorlichting vanuit het hbo met één punt doet de kans op blijven dalen met 3%-punt. Wanneer
de tevredenheid over de mate van academische integratie stijgt met één punt, dan neemt de
kans op blijven toe met 5%-punt. Tot slot laat toename van de vasthoudendheid met één punt
de blijfkans met 10%-punt stijgen.
Bij deze samenvattende tabel kan worden opgemerkt dat de analyse uitgebreid zou
kunnen worden met zgn. interactie-effecten, dat zijn effecten van een derde variabele op de
relatie tussen een onafhankelijke en een afhankelijke variabele. De relatie tussen geslacht en
uitval kan bijvoorbeeld per sector verschillen. De toevoeging van de interactievariabele
geslacht * sector leidt inderdaad tot een iets ander het regressiemodel, met een iets hogere
Nagelkerke R2 van 0.241 (versus 0.210 in bijlage A). Maar het aantal correct voorspelde
uitvallers neemt niet toe. De veranderingen in het model zijn terug te vinden in een significant
interactie-effect van onderwijs*sexe. Blijkbaar vallen mannen in deze sector relatief in
vergelijking met andere sectoren vaker uit dan vrouwen. Hoewel interactie-effecten er dus wel
toe kunnen doen, wordt hierop in dit rapport vanwege het technische karakter van de
uitbreiding niet verder ingegaan.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
10
4 Analyses voor Economie
De analyses uit de voorgaande paragraaf zijn herhaald per sector. Tabel 5 geeft de
gemiddelden voor uitvallers en blijvers voor de sector Economie.
Tabel 5: Gemiddelden / percentages voor uitvallers en blijvers. Economie.
Uitvallers (N=376) Blijvers (n=927)
a.
Achte
rgro
ndkenm
erk
en v
an s
tudente
n
Man 30,4% 69,6%
Vrouw 25,8% 74,2%
Leeftijd op 1 dec 2010 19,50 19,45
Havisten * 31,0% 69,0%
Vwo’ers* 14,6% 85,4%
Mbo’ers * 28,3% 71,7%
Studenten met een andere vooropleiding 15,7% 84,3%
Geen studieduurverkorting 28,6% 71,4%
Half jaar studieduurverkorting 33,3% 66,7%
Half jaar – jaar studieduurverkorting * 13,2% 86,8%
b.
Indiv
iduele
kenm
erk
en d
ie o
p
mo
me
nt van in
str
oom
al vast
sta
an
Voorbereiding samenwerken 2,54 2,58
Voorbereiding zelfstandig werken 2,82 2,89
Voorbereiding rekenvaardigheden 2,64 2,73
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding 2,61 2,65
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo 2,92 2,98
Intrinsiek keuzemotief * 4,20 4,29
Extrinsiek keuzemotief 3,53 3,50
c. P
roceskenm
erk
en
zelfstudie (uren/week) * 12,63 13,99
contacturen (uren/week) 14,96 15,37
Uitkomen verwachtingen * 1,97 2,02
Tevredenheid aansluiting 2,78 2,84
Sociale integratie * 3,06 3,17
Academische integratie * 2,79 2,93
Vasthoudendheid* 2,75 3,27
Intentie om te blijven * 21,7% 78,3%
Intentie om te vertrekken * 52,8% 47,2%
* Significant verschil p < .05. Vetgedrukt = factoren waarop studenten die zijn uitgevallen verschillen van degenen die zijn gebleven. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
11
Tabel 5 laat zien dat havisten en mbo’ers significant vaker uitvallen dan vwo’ers.
Verder hebben blijvers een significant hogere score op intrinsiek keuzemotief, en besteden zij
meer tijd aan zelfstudie. Ook zien blijvers hun verwachtingen iets vaker uitkomen, hebben een
hogere mate van sociale en academische integratie en zijn meer vasthoudend. De één na
laatste regel van de tabel dat van de studenten die in december 2010 de intentie hadden om te
blijven (voldoende tevreden waren over hun studiekeuze) 78.1% is gebleven en 21.9% is
uitgevallen. Van degenen die in december de intentie hadden om een andere opleiding en/of
instelling te kiezen (niet tevreden waren over hun studiekeuze) is na het eerste jaar 53.1% is
uitgevallen en 46.9% gebleven. Dit laatste gegeven is in de volgende tabel apart uitvergroot
(Tabel 6).
Tabel 6: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerste jaar (september 2011). Economie
Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 160 (52,8%) 143 (47,2) 303
Intentie om te blijven (december 2010) 262 (21.7%) 945 (78,3%) 1207
Totaal 422 (27.9%) 1088 (72.1%) 1510
Uit de tabel kan worden berekend dat de kans van twijfelaars op uitval 4x keer zo groot is als
die van degenen die in december 2010 zeker waren van hun keuze.6
Vervolgens is voor Economie een regressieanalyse uitgevoerd (Bijlage B). De resultaten van
deze analyse zijn hieronder samengevat (Tabel 7). In deze tabel zijn de effecten ook
doorgerekend voor de variabelen waarop ‘uitvallers’ en blijvers’ significant verschillen (zie
tabel 6).
6 Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 160/143 = 1.12. Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 262/945 =
0.28. De kans van twijfelaars op uitval is dan 1.12/0.28 = 4.0 zo groot als die van de niet-twijfelaars.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
12
Tabel 7: Overzichtstabel invloed van variabelen op kans om te blijven. Economie Totaal Factor waarde blijfkans(%)
t.o.v. referentie
1
aandeel in populatie / gemiddelde
st. dev. schaal
Populatiekenmerken om rekening mee te houden
sexe
vooropleiding vwo 19% 10% nominaal
mbo 9% 30% nominaal
anders 18% 4% nominaal
leeftijd -4% 19,5 2,0 jaar (1)
studieduurverkorting ja, 1 jaar 21% 5% nominaal
direct beïnvloedbare factoren
voorlichting door hbo -10% 3,0 0,4 1 tot 4 (1)
intrinsieke motivatie -2% 4,3 0,5 1 tot 5 (1)
sociale integratie 5% 3,1 0,5 1 tot 4 (1)
academische integratie 3% 2,9 0,5 1 tot 4 (1)
vasthoudendheid 12% 3,1 0,8 1 tot 4 (1)
intentie om te blijven nee -27% 20% nominaal 1 Aantal %-punten afname/toename van de blijfkans ten opzichte van de referentiegroep (= ‘mannelijke havisten
van HG, zonder studieduurverkorting en die na drie maanden de intentie hebben om te blijven’) bij stijging van 1
schaalpunt. In de tabel komt zelfstudie-uren niet voor, hoewel significant in Tabel A bij de bijlage, omdat het
effect op uitval slechts 0.2% is per uur meer.
Tabel 7 geeft aan wat de toename van de kans op blijven (=niet uitvallen) is, indien de waarde
van een factor een schaalpunt hoger is. De tabel laat, bijvoorbeeld zien dat de kans op blijven
met 19%-punt toeneemt bij studenten met een vwo-vooropleiding, met 9%-punt met een mbo-
vooropleiding en 18%-punt indien men een andere vooropleiding (ook anders dan havo) heeft.
Een hogere instroomleeftijd doet de blijfkans met 4%-punt per jaar zakken.
Studieduurverkorting levert een verhoging van de blijfkans met 21%-punt op. Bij een betere
voorlichting door de hbo-opleiding daalt de blijfkans met 10%-punt. Een betere sociale
integratie levert een 5%-punt hogere blijfkans op. Hogere vasthoudendheid levert een stijging
van de blijfkans met 12%-punt op. Geen intentie om te blijven doet de blijfkans met 27%-
punt dalen.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
13
5 Analyse Gedrag & Maatschappij
Tabel 8 geeft de gemiddelden voor uitvallers en blijvers voor Gedrag & Maatschappij.
Tabel 8: Gemiddelden voor uitvallers en blijvers. Gedrag & Maatschappij
Uitvallers (N=200) Blijvers (n=629)
a.
Achte
rgro
nd
ke
nm
erk
en
va
n s
tude
nte
n
Man * 31,4% 68,6%
Vrouw * 23,8% 76,2%
Leeftijd op 1 dec 2010 * 19,73 19,93
Havodum 27,6% 72,4%
Vwodum 16,3% 83,7%
Mbodum 22,2% 77,8%
Overigdum 37,5% 62,5%
Geen studieduurverkorting * 26,4% 73,6%
Max halfjaar_studieduurverkorting 21,4% 78,6%
Half_tot_jaar_studieduurverkorting* 17,5% 82,5%
b.
Indiv
idu
ele
ke
nm
erk
en
die
op
mo
men
t va
n in
str
oom
al
va
st sta
an
Voorbereiding samenwerken 2,69 2,73
Voorbereiding zelfst werken 2,95 2,98
Voorbereiding rekenva 2,38 2,28
Tevredenheid voorlichting vooropleiding 2,61 2,67
Tevredenheid voorlichting hbo * 2,93 3,05
Intrinsiek keuzemotief * 4,25 4,39
Extrinsiek keuzemotief 3,18 3,18
c.
Pro
ce
ske
nm
erk
en
zelfstudie (gemiddeld aantal uren/week) * 12,98 14,00
contacturen (gemiddeld aantal uren/week) 15,06 15,16
Uitkomen verwachtingen * 1,97 2,02
Tevredenheid aansluiting 2,86 2,87
Sociale integratie 3,20 3,23
Academische integratie * 2,76 2,91
Vasthoudendheid * 2,68 3,32
Blijfintentie * 20,1% 79,9%
Vertrekintentie * 48,5% 51,5%
* Significant verschil p < .05. Vetgedrukt = factoren waarop studenten die zijn uitgevallen verschillen van degenen die zijn gebleven. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
14
Er zijn geen significante verschillen tussen uitvallers en blijvers naar vooropleiding.
De tabel wel laat zien dat vrouwen, studenten met een half tot een jaar studieduurverkorting,
studenten die meer tevreden zij over de voorlichting vanuit het hbo, en meer intrinsiek
gemotiveerde studenten vaker blijven. Bovendien besteden blijvers gemiddeld meer tijd aan
zelfstudie, zien ze hun verwachtingen vaker uitkomen, zijn beter academische geïntegreerd en
meer vasthoudend. De één na laatste regel van de tabel laat zien dat van de studenten die in
december 2010 de intentie hadden om te blijven (voldoende tevreden waren over hun
studiekeuze) 79.9% is gebleven en 20.1% is uitgevallen. Van degenen die in december de
intentie hadden om een andere opleiding en/of instelling te kiezen (niet tevreden waren over
hun studiekeuze) is na het eerste jaar 48.5% is uitgevallen en 51.5% gebleven. Dit laatste
gegeven is in de volgende tabel apart uitvergroot (Tabel 9).
Tabel 9: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerstejaar (september 2011). Gedrag & Maatschappij
Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 79 (48,5% 84 (51,5%) 163
Intentie om te blijven (december 2010) 163 (20,1% 649 (79,9%) 812
Totaal 242 (24.8%) 733 (75.2%) 975
Uit de tabel kan worden berekend dat de kans van twijfelaars op uitval bijna 4x keer zo groot
is als die van degenen die in december 2010 zeker waren van hun keuze.7
Vervolgens is voor Gedrag & Maatschappij een regressieanalyse uitgevoerd (Bijlage C). De
resultaten van deze analyse zijn hieronder samengevat (Tabel 10). ). In deze tabel zijn de
effecten ook doorgerekend voor de variabelen waarop ‘uitvallers’ en blijvers’ significant
verschillen (zie tabel 8).
7 Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 79/84 = 0.94. Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 163/649 =
0.24. De kans van twijfelaars op uitval is dan 0.94/0.25 = 3.76 zo groot als die van de niet-twijfelaars.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
15
Tabel 10: Overzichtstabel invloed van variabelen op kans om te blijven. Totaal G&M Factor waarde blijfkans(%)
t.o.v. referentie
1
aandeel in populatie / gemiddelde
st. dev. schaal
Populatiekenmerken om rekening mee te houden
sexe vrouw 3% 83% nominaal
direct beïnvloedbare factoren
voorlichting door hbo 1% 3,0 0,4 1 tot 4 (1)
intrinsieke motivatie 3% 4,4 0,5 1 tot 5 (1)
uitkomen verwachtingen -10% 2,0 0,3 1 tot 4 (1)
academische integratie 4% 2,9 0,5 1 tot 4 (1)
vasthoudendheid 8% 3,2 0,8 1 tot 4 (1)
intentie om te blijven nee -6% 17% nominaal 1 Aantal %-punten afname/toename van de blijfkans ten opzichte van de referentiegroep (= ‘mannelijke havisten
van HG, zonder studieduurverkorting, die na drie maanden de intentie hebben om te blijven’) bij stijging van 1
schaalpunt
Tabel 10 geeft aan wat de toename van de kans op blijven (=niet uitvallen) is, indien de
waarde van een factor een schaalpunt hoger is. De tabel laat, bijvoorbeeld zien dat de kans op
blijven met 3%-punt toeneemt bij vrouwen (t.o.v. de referentiegroep mannen). Het beter
uitkomen van verwachtingen leidt tot een daling van de blijfkans van 10%-punt. Een betere
academische integratie (+4%-punt) en vasthoudendheid (+8%-punt) verhogen de blijfkans.
Geen intentie om te blijven verlaagt de blijfkans met 6%-punt.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
16
6 Analyse gezondheidszorg
Tabel 11 geeft de gemiddelden voor uitvallers en blijvers voor sector gezondheidszorg.
Tabel 11: Gemiddelden voor uitvallers en blijvers. Gezondheidszorg
Uitvallers (N=96) Blijvers (n=461)
a.
Achte
rgro
nd
ke
nm
erk
en
va
n s
tude
nte
n
Man * 32,3% 67,7%
Vrouw * 16,0% 84,0%
Leeftijd op 1 dec 2010 19,28 19,32
Havodum 18,0% 82,0%
Vwodum 21,6% 78,4%
Mbodum 20,6% 79,4%
Overigdum 6,1% 93,9%
Geen studieduurverkorting 18,8% 81,2%
Max halfjaar_studieduurverkorting ,0% 100,0%
Half_tot_jaar_studieduurverkorting 12,5% 87,5%
b.
Indiv
idu
ele
ke
nm
erk
en
die
op
mo
men
t va
n in
str
oom
al
va
st sta
an
Voorbereiding samenwerken 2,66 2,63
Voorbereiding zelfstandig werken 2,93 2,98
Voorbereiding rekenvaardigheden 2,63 2,68
Tevredenheid voorlichting vooropleiding 2,65 2,65
Tevredenheid voorlichting hbo 3,06 3,09
Intrinsiek keuzemotief 4,29 4,35
Extrinsiek keuzemotief 3,03 3,00
c.
Pro
ce
ske
nm
erk
en
zelfstudie (gemiddeld aantal uren/week) 13,21 13,68
contacturen (gemiddeld aantal uren/week) 17,23 17,56
Uitkomen verwachtingen 1,98 2,03
Tevredenheid aansluiting 2,81 2,85
Sociale integratie 3,19 3,22
Academische integratie * 2,88 3,02
Vasthoudendheid * 2,88 3,39
Blijfintentie * 15,1% 84,9%
Vertrekintentie * 42,5% 57,5%
* Significant verschil p < .05. Vetgedrukt = factoren waarop studenten die zijn uitgevallen verschillen van degenen die zijn gebleven. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
17
Uit de tabel blijkt dat vrouwen significant minder vaak uitvallen en vaker blijven. Er
zijn geen verschillen naar vooropleiding, maar wel naar mate van academische integratie en
vasthoudendheid. Blijvers hebben een hogere score op deze twee laatste twee variabelen dan
uitvallers. De één na laatste regel van de tabel dat van de studenten die in december 2010 de
intentie hadden om te blijven (voldoende tevreden waren over hun studiekeuze) 84.9% is
gebleven en 15.1% is uitgevallen. Van degenen die in december de intentie hadden om een
andere opleiding en/of instelling te kiezen (niet tevreden waren over hun studiekeuze) is na
het eerste jaar 42.5% is uitgevallen en 57.5% gebleven. Dit gegeven is in de volgende tabel
apart uitvergroot (Tabel 12).
Tabel 12: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerstejaar (september 2011). Gezondheidszorg
Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 34 (42.5%) 46 (57.5%) 80
Intentie om te blijven (december 2010) 85 (15.1%) 479 (84.9%) 564
Totaal 119 (18.5%) 525 (81.5%) 644
Uit de tabel kan worden berekend dat de kans van twijfelaars op uitval ruim 4x keer zo groot
is als die van degenen die in december 2010 zeker waren van hun keuze.8
Vervolgens is voor Gezondheidszorg een regressieanalyse uitgevoerd (Bijlage D). De
resultaten van deze analyse zijn hieronder samengevat (Tabel 13). In deze tabel zijn de
effecten ook doorgerekend voor de variabelen waarop ‘uitvallers’ en blijvers’ significant
verschillen (zie tabel 11).
8 Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 34/46 = 0.723. Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 85/479 =
0.177. De kans van twijfelaars op uitval is dan 0.723/0.177 = 4.08 zo groot als die van de niet-twijfelaars.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
18
Tabel 13: Overzichtstabel invloed van variabelen op kans om te blijven. Totaal
Gezondheidszorg Factor waarde blijfkans(%)
t.o.v. referentie
1
aandeel in populatie / gemiddelde
st. dev. schaal
Populatiekenmerken om rekening mee te houden
sexe vrouw 19% 85% nominaal
direct beïnvloedbare factoren
academische integratie 13% 3,0 0,4 1 tot 4 (1)
vasthoudendheid 23% 3,3 0,8 1 tot 4 (1)
intentie om te blijven nee -18% 13% nominaal
1 Aantal %-punten afname/toename van de blijfkans ten opzichte van de referentiegroep (= ‘mannelijke havisten
van HG, zonder studieduurverkorting, die na drie maanden de intentie hebben om te blijven’) bij stijging van 1
schaalpunt
Tabel 13 geeft aan wat de toename van de kans op blijven (=niet uitvallen) is, indien de
waarde van een factor een schaalpunt hoger is. De tabel laat, bijvoorbeeld, zien dat de kans op
blijven met 19%-punt toeneemt bij de vrouwen. Een betere academische integratie levert een
verhoging van de blijfkans op met 13%-punt. Een betere vasthoudendheid verhoogt de
blijfkans met 23%-punt. Geen intentie om te blijven verlaagt de blijfkans met 18%-punt.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
19
7 Analyse Techniek
Tabel 14 geeft de gemiddelden voor uitvallers en blijvers voor sector techniek.
Tabel 14: Gemiddelden voor uitvallers en blijvers. Techniek
Uitvallers (N=172) Blijvers (n=513)
a.
Achte
rgro
nd
ke
nm
erk
en
va
n s
tude
nte
n
Man 25,7% 74,3%
Vrouw 22,4% 77,6%
Leeftijd op 1 dec 2010 19,88 19,79
Havodum 26,9% 73,1%
Vwodum * 16,5% 83,5%
Mbodum 26,1% 73,9%
Overigdum 20,0% 80,0%
Geen studieduurverkorting 26,0% 74,0%
Max halfjaar_studieduurverkorting 19,7% 80,3%
Half_tot_jaar_studieduurverkorting 21,7% 78,3%
b.
Indiv
idu
ele
ke
nm
erk
en
die
op
mo
men
t va
n in
str
oom
al
va
st sta
an
Voorbereiding samenwerken 2,71 2,65
Voorbereiding zelfstandig werken 2,75 2,81
Voorbereiding rekenvaardigheden 2,72 2,82
Tevredenheid voorlichting vooropleiding 2,68 2,65
Tevredenheid voorlichting hbo * 2,97 3,08
Intrinsiek keuzemotief * 4,17 4,27
Extrinsiek keuzemotief 3,34 3,31
c.
Pro
ce
ske
nm
erk
en
zelfstudie (gemiddeld aantal uren/week) 13,53 14,44
contacturen (gemiddeld aantal uren/week) 18,67 18,43
Uitkomen verwachtingen * 1,96 2,05
Tevredenheid aansluiting * 2,76 2,84
Sociale integratie * 3,11 3,18
Academische integratie * 2,83 3,05
Vasthoudendheid * 2,83 3,38
Blijfintentie * 20,5% 79,5%
Vertrekintentie * 53,2% 46,8%
* Significant verschil p < .05. Vetgedrukt = factoren waarop studenten die zijn uitgevallen verschillen van degenen die zijn gebleven. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
20
De tabel laat zien dat blijvers significant vaker vwo als vooropleiding hebben. Blijvers
zijn vaker tevreden over de voorlichting die ze ontvingen uit het hbo en zijn meer intrinsiek
gemotiveerd. Verder zien blijvers hun verwachtingen vaker uitkomen, zijn meer tevreden over
de aansluiting, zijn zowel meer sociaal als academisch geïntegreerd en bovendien
vasthoudender dan uitvallers. De één na laatste regel van de tabel laat zien dat van de
studenten die in december 2010 de intentie hadden om te blijven (voldoende tevreden waren
over hun studiekeuze) 76.4% is gebleven en 23.4% is uitgevallen. Van degenen die in
december de intentie hadden om een andere opleiding en/of instelling te kiezen (niet tevreden
waren over hun studiekeuze) is na het eerste jaar 70.4% is uitgevallen en 29.6% gebleven. Dit
gegeven is in de volgende tabel apart uitvergroot (Tabel 15).
Tabel 15: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerstejaar (september 2011). Techniek
Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 59 (53.2% 52 (47.8%) 111
Intentie om te blijven (december 2010) 138 (20.5%) 536 (79.5%) 674
Totaal 197 (25.1%) 588 (74.9%) 785
Uit de tabel kan worden berekend dat de kans van twijfelaars op uitval ruim 4x keer zo groot
is als die van degenen die in december 2010 zeker waren van hun keuze.9
Vervolgens is voor Techniek een regressieanalyse uitgevoerd (Bijlage E). De resultaten van
deze analyse zijn hieronder samengevat (Tabel 16). ). In deze tabel zijn de effecten ook
doorgerekend voor de variabelen waarop ‘uitvallers’ en blijvers’ significant verschillen (zie
tabel 12).
9 Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 59/52 =1.13. Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 138/536 =
0.26. De kans van twijfelaars op uitval is dan 1.13/0.26 = 4.346 zo groot als die van de niet-twijfelaars.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
21
Tabel 16: Overzichtstabel invloed van variabelen op kans om te blijven. Totaal Techniek Factor waarde blijfkans(%)
t.o.v. referentie
aandeel in populatie / gemiddelde
st. dev. schaal
Populatiekenmerken om rekening mee te houden
-
direct beïnvloedbare factoren
voorlichting door hbo 2% 3,1 0,4 1 tot 4 (1)
intrinsieke motivatie 4% 4,2 0,5 1 tot 5 (1)
uitkomen verwachtingen 2% 2,0 0,3 1 tot 4 (1)
tevredenheid aansluiting -3% 2,8 0,5 1 tot 4 (1)
sociale integratie -2% 3,2 0,5 1 tot 4 (1)
academische integratie 9% 3,0 0,5 1 tot 4 (1)
vasthoudendheid 10% 3,2 0,8 1 tot 4 (1)
intentie om te blijven nee -19% 14% nominaal
1 Aantal %-punten afname/toename van de blijfkans ten opzichte van de referentiegroep (= ‘mannelijke
havisten van HG, zonder studieduurverkorting, die na drie maanden de intentie hebben om te blijven’) bij
stijging van 1 schaalpunt
Tabel 16 geeft aan wat de toename van de kans op blijven (=niet uitvallen) is, indien de
waarde van een factor een schaalpunt hoger is. De tabel laat, bijvoorbeeld zien dat de kans op
blijven met 10%-punt toeneemt bij een hogere vasthoudendheid met 1 schaalpunt. Een betere
academische integratie levert een verhoging van de blijfkans op met 9%-punt. Geen intentie
om te blijven doet de blijfkans dalen met 19%-punt. De overige invloeden zijn beperkt tot
enkele procentpunten positief of negatief.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
22
8 Analyses Onderwijs
Tabel 17 geeft de gemiddelden voor uitvallers en blijvers voor sector Onderwijs.
Tabel 17: Gemiddelden voor uitvallers en blijvers. Onderwijs
Uitvallers (N=172) Blijvers (n=357)
a.
Achte
rgro
nd
ke
nm
erk
en
va
n s
tude
nte
n
Man 36,6% 63,4%
Vrouw 30,9% 69,1%
Leeftijd op 1 dec 2010 19,68 19,59
Havodum 33,7% 66,3%
Vwodum 17,0% 83,0%
Mbodum 34,2% 65,8%
Overigdum 38,9% 61,1%
Geen studieduurverkorting 33,9% 66,1%
Half jaar studieduurverkorting 25,0% 75,0%
Half jaar – jaar studieduurverkorting 8,7% 91,3%
b.
Indiv
idu
ele
ke
nm
erk
en
die
op
mo
me
nt va
n instr
oom
al va
st
sta
an
Voorbereiding samenwerken 2,65 2,70
Voorbereiding zelfstandig werken 2,91 2,97
Voorbereiding rekenvaardigheden 2,41 2,62
Tevredenheid voorlichting vooropleiding 2,64 2,73
Tevredenheid voorlichting hbo_ 3,04 3,18
Intrinsiek keuzemotief 4,14 4,29
Extrinsiek keuzemotief 3,15 3,12
c.
Pro
ce
ske
nm
erk
en
Zelfstudie (uren/week) 13,94 13,87
Contacturen (uren/week) 18,31 18,29
Uitkomen verwachtingen 1,94 2,05
Tevredenheid aansluiting 2,83 2,94
Sociale integratie 3,26 3,31
Academische integratie * 2,84 3,05
Vasthoudendheid* 2,99 3,53
Intentie om te blijven * 26,9% 73,1%
Intentie om te vertrekken * 63,0% 37,0%
* Significant verschil p < .05. Vetgedrukt = factoren waarop studenten die zijn uitgevallen verschillen van degenen die zijn gebleven. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
23
Uit tabel 17 blijkt dat vwo’ers relatief vaker blijver zijn dan studenten met een andere
vooropleiding. Blijvers zijn bovendien significant meer academisch geïntegreerd en
vasthoudender dan uitvallers. De één na laatste regel van de tabel dat van de studenten die in
december 2010 de intentie hadden om te blijven (voldoende tevreden waren over hun
studiekeuze) 73.1% is gebleven en 26.9% is uitgevallen. Van degenen die in december de
intentie hadden om een andere opleiding en/of instelling te kiezen (niet tevreden waren over
hun studiekeuze) is na het eerste jaar 63.0% is uitgevallen en 37.0% gebleven. Dit gegeven is
in de volgende tabel apart uitvergroot (Tabel 18).
Tabel 18: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerstejaar (september 2011). Onderwijs
Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 58 (63.0% 34 (37.0%) 92
Intentie om te blijven (december 2010) 136 (26.9% 369 (73.1%) 505
Totaal 194 (32.5%) 403 (67.5%) 597
Uit de tabel kan worden berekend dat de kans van twijfelaars op uitval ruim 4.5x keer zo
groot is als die van degenen die in december 2010 zeker waren van hun keuze.10
Vervolgens is voor Onderwijs een regressieanalyse uitgevoerd (Bijlage F). De resultaten van
deze analyse zijn hieronder samengevat (Tabel 19). In deze tabel zijn de effecten ook
doorgerekend voor de variabelen waarop ‘uitvallers’ en blijvers’ significant verschillen (zie
tabel 17).
10
Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 58/34 = 1.71. Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 136/369 =
0.37. De kans van twijfelaars op uitval is dan 1.71/0.37 = 4.621 zo groot als die van de niet-twijfelaars.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
24
Tabel 19: Overzichtstabel invloed van variabelen op kans om te blijven. Totaal Onderwijs Factor waarde blijfkans(%)
t.o.v. referentie
aandeel in populatie / gemiddelde
st. dev. schaal
Populatiekenmerken om rekening mee te houden
vooropleiding mbo -16% 31% nominaal
direct beïnvloedbare factoren
voorbereiding rekenvaardigheden 6% 2,6 0,8 1 tot 4 (1)
voorlichting door hbo -2% 3,1 0,4 1 tot 4 (1)
intrinsieke motivatie -3% 4,2 0,5 1 tot 5 (1)
uitkomen verwachtingen 7% 2,0 0,3 1 tot 4 (1)
tevredenheid aansluiting -5% 2,9 0,5 1 tot 4 (1)
academische integratie 10% 3,0 0,5 1 tot 4 (1)
vasthoudendheid 12% 3,4 0,7 1 tot 4 (1)
intentie om te blijven nee -16% 16% nominaal
1 Aantal %-punten afname/toename van de blijfkans ten opzichte van de referentiegroep (= ‘mannelijke havisten
van HG, zonder studieduurverkorting, die na drie maanden de intentie hebben om te blijven’) bij stijging van 1
schaalpunt
Tabel 19 geeft aan wat de toename van de kans op blijven (=niet uitvallen) is, indien de
waarde van een factor een schaalpunt hoger is. De tabel laat, bijvoorbeeld zien dat de kans op
blijven met 16%-punt afneemt bij de mbo-instroom. Betere rekenvaardigheden levert een
hogere blijfkans op met 6%-punt. Het beter uitkomen van verwachtingen verhoogt de
blijfkans met 7%-punt. Een hogere tevredenheid over de aansluiting verlaagt de blijfkans met
5%-punt. Betere academische integratie (+10%-punt) en vasthoudendheid (+12%-punt)
verhogen de blijfkans. Geen intentie om te blijven verlaagt de blijfkans met 16%-punt.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
25
9 Analyses landbouw en Veeteelt
Tabel 20 geeft de gemiddelden voor uitvallers en blijvers voor de sector.
Tabel 20: Gemiddelden voor uitvallers en blijvers. Landbouw en Veeteelt
Uitvallers (N=20) Blijvers (n=67)
a.
Achte
rgro
nd
ke
nm
erk
en
va
n s
tude
nte
n
Man 23,1% 76,9%
Vrouw 26,6% 73,4%
Leeftijd op 1 dec 2010 19,51 19,41
Havodum 26,8% 73,2%
Vwodum 7,1% 92,9%
Mbodum 27,6% 72,4%
Overigdum 50,0% 50,0%
Geenstudieduurverk 23,8% 76,3%
Maxhalfjaar_studieduurverk * 55,6% 44,4%
Half_tot_jaar_studieduurverk 14,3% 85,7%
b.
Indiv
idu
ele
ke
nm
erk
en
die
op
mo
men
t va
n in
str
oom
al
va
st sta
an
Voorbereiding samenwerken * 2,39 2,49
Voorbereiding zelfstandig werken * 2,53 2,96
Voorbereiding rekenvaardigheden * 2,58 2,88
Tevredenheid voorlichting vooropleiding 2,59 2,60
Tevredenheid voorlichting hbo_ 2,79 2,91
Intrinsiek keuzemotief 4,17 4,24
Extrinsiek keuzemotief 3,11 2,96
c.
Pro
ce
ske
nm
erk
en
zelfstudie (gemiddeld aantal uren/week) 14,00 13,33
contacturen (gemiddeld aantal uren/week) 17,58 18,88
Uitkomen verwachtingen * 1,98 2,14
Tevredenheid aansluiting * 2,61 2,82
Sociale integratie 3,09 3,14
Academische integratie * 2,48 3,02
Vasthoudendheid * 2,83 3,46
Blijfintentie * 14,6% 85,4%
Vertrekintentie * 66,7% 33,3%
* Significant verschil p < .05. Vetgedrukt = factoren waarop studenten die zijn uitgevallen verschillen van degenen die zijn gebleven. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
26
De tabel toont dat studenten met maximaal een half jaar studieduurverkorting relatief vaak
uitvallen. Het verschil is significant, maar gezien het geringe aantal studenten in deze
categorie (waarin 5 van de 9 uitvallen) is voorzichtigheid bij interpretatie van dit resultaat
geboden. Ook laat de tabel zien dat blijvers significant vaker hun verwachtingen zien
uitkomen, meer tevreden zijn over de aansluiting, meer academisch geïntegreerd en
vasthoudend zijn. De één na laatste regel van de tabel dat van de studenten die in december
2010 de intentie hadden om te blijven (voldoende tevreden waren over hun studiekeuze)
88.6% is gebleven en 11.4% is uitgevallen. Van degenen die in december de intentie hadden
om een andere opleiding en/of instelling te kiezen (niet tevreden waren over hun studiekeuze)
is na het eerste jaar 50.0% is uitgevallen en 50.0% gebleven. Dit gegeven is in de volgende
tabel apart uitvergroot (Tabel 21).
Tabel 21: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerstejaar (september 2011). Landbouw & Veeteelt
Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 14 (66.7% 7 (33.3%) 21
Intentie om te blijven (december 2010) 12 (14.6%) 70 (85.4%) 82
Totaal 26 (25.2%) 77 (74.8%) 103
Uit de tabel kan worden berekend dat de kans van twijfelaars op uitval bijna 12x keer zo groot
is als die van degenen die in december 2010 zeker waren van hun keuze.11
Voor Landbouw en veeteelt is geen verdere analyse uitgevoerd vanwege het te lage aantal
respondenten.
11
Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 14/7 = 2.0. Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 12/70 =
0.171. De kans van twijfelaars op uitval is dan 2.0/0.171 = 11.69 zo groot als die van de niet-twijfelaars.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
27
10 Analyses Kunst
Tabel 22 geeft de gemiddelden voor uitvallers en blijvers voor sector Onderwijs.
Tabel 22: Gemiddelden voor uitvallers en blijvers. Kunst
Uitvallers (N=7) Blijvers (n=50)
a.
Achte
rgro
nd
ke
nm
erk
en
va
n s
tude
nte
n Man 18,2% 81,8%
Vrouw 15,1% 84,9%
Leeftijd op 1 dec 2010 19,90 19,98
Havodum 16,7% 83,3%
Vwodum 13,3% 86,7%
Mbodum 18,2% 81,8%
Overigdum ,0% 100,0%
Geen studieduurverkorting 15,6% 84,4%
Maxhalfjaar_studieduurverkorting ,0% ,0%
Half_tot_jaar_studieduurverkorting ,0% ,0%
b.
Indiv
idu
ele
ke
nm
erk
en
die
op
mo
men
t va
n in
str
oom
al
va
st sta
an
Voorbereiding samenwerken 2,78 3,03
Voorbereiding zelfstandig werken 2,93 3,21
Voorbereiding rekenvaardigheden 2,21 2,37
Tevredenheid voorlichting vooropleiding 2,75 2,72
Tevredenheid voorlichting hbo_ 3,31 3,17
Intrinsiek keuzemotief 4,43 4,45
Extrinsiek keuzemotief 3,25 2,75
c.
Pro
ce
ske
nm
erk
en
Zelfstudie (gemiddeld aantal uren/week) 17,50 20,25
Contacturen (gemiddeld aantal uren/week) 17,80 16,74
Uitkomen verwachtingen 2,00 2,05
Tevredenheid aansluiting 2,99 3,07
Sociale integratie 3,22 3,49
Academische integratie * 2,60 3,22
Vasthoudendheid * 2,67 3,42
Blijfintentie * 10,7% 89,3%
Vertrekintentie * 57,1% 42,9%
* Significant verschil p < .05. Vetgedrukt = factoren waarop studenten die zijn uitgevallen verschillen van degenen die zijn gebleven. De kenmerken geslacht (m/v), vooropleiding, studieduurverkorting en intentie om te blijven/vertrekken zijn weergegeven in percentages. De overige kenmerken zijn weergegeven in gemiddelden
Blijver zijn meer academisch geïntegreerd en vasthoudender. De één na laatste regel van de
tabel dat van de studenten die in december 2010 de intentie hadden om te blijven (voldoende
tevreden waren over hun studiekeuze) 88,6% is gebleven en 11.4% is uitgevallen. Van
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
28
degenen die in december de intentie hadden om een andere opleiding en/of instelling te kiezen
(niet tevreden waren over hun studiekeuze) is na het eerste jaar 50.0% is uitgevallen en 50.0%
gebleven. Dit gegeven is in de volgende tabel apart uitvergroot (Tabel 23).
Tabel 23: Intentie om te blijven of vertrekken (december 2010) en uitval aan het eind van het
eerstejaar (september 2011). Kunst
Uitgevallen (september
2011)
Gebleven (september
2011)
Totaal
Intentie om te vertrekken (december 2010) 4 (57.1% 3 (42.9%) 7
Intentie om te blijven (december 2010) 6 (10.7%) 50 (89.3%) 56
Totaal 10 (15.9%) 53 (84.1%) 63
Uit de tabel kan worden berekend dat de kans van twijfelaars op uitval ruim 11x keer zo groot
is als die van degenen die in december 2010 zeker waren van hun keuze.12
Voor Kunst is geen verdere analyse uitgevoerd vanwege het te lage aantal respondenten.
12
Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 4/3 = 1.33. Kans of ‘odds’ op uitval van twijfelaars = 6/50 = 0.12.
De kans van twijfelaars op uitval is dan 1.33/0.12 = 1.08 zo groot als die van de niet-twijfelaars.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
29
10 Conclusies en discussie
10.1 Conclusies
In dit verslag is gerapporteerd over factoren die ‘uitval’ verklaren voor een steekproef van
eerstejaarsstudenten van zes hogescholen. Allereerst zijn de gemiddelden en percentages van
uitvallers en blijvers vergeleken. Vervolgens zijn regressieanalyses uitgevoerd voor het totaal
en vijf sectoren (zie resultaten in de Bijlage, tabellen A tot en met F). Tot slot zijn de
resultaten voor het totaal en per sector gecombineerd in samenvattende tabellen (tabellen 4, 7,
10, 13, 16 en 19). De onderstaande kruisjestabel is gebaseerd op deze samenvattende tabellen
en geeft per sector de factoren die invloed hebben op de blijfkans van studenten in het eerste
jaar (Tabel 24).
Tabel 24: Factoren die relevant zijn voor het verklaren van de blijfkans Totaal Economie G&M Gezond-
heidszorg
Techniek Onderwijs
Populatiekenmerken
Geslacht (vrouw) X X X
Leeftijd (X)
Vooropleiding vwo X X
Vooropleiding mbo X (X)
Vooropleiding anders X
Studieduurverkorting ( ½ - 1 jaar) X X
Direct beïnvloedbare factoren
Voorbereiding zelfstandig werken X
Voorbereiding rekenvaardigheden X X
Tevredenheid over de voorlichting vanuit de hbo-
opleiding
(X) (X) X X (X)
Intrinsieke keuzemotivatie X (X) X X (X)
Extrinsieke keuzemotivatie (X)
Uitkomen verwachtingen (X) X X
Tevredenheid aansluiting (X) (X) (X)
Sociale integratie X (X)
Academische integratie X X X X X X
Vasthoudendheid X X X X X X
Intentie om te blijven (nee) 13
(X) (X) (X) (X) (X) (X)
X = factoren met een positieve invloed op de blijfkans
(X) = factoren met een negatieve invloed op de blijfkans
13
De dubbele ontkenning (nee en X tussen haakjes) staat misschien wat vreemd maar is wel consistent met de
bedoeling van de tabel. Formeel staat hier dat de blijfkans zal afnemen voor studenten die de intentie hebben om
te vertrekken. Of: de blijfkans zal toenemen voor studenten die de intentie hebben om te blijven.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
30
De tabel overziend, en gebaseerd op het percentage toename van de blijfkans in de
overzichtstabellen, komen als belangrijkste factoren die van invloed zijn op de blijfkans van
eerstejaarsstudenten naar voren:
Academische integratie
Vasthoudendheid
Intentie om te blijven.
Studenten met een geringe mate van academische integratie hebben meer kans op uitval.
Minder vasthoudende studenten, die nog niet een duidelijk doel hebben aan het begin van het
eerste jaar, hebben ook een grotere kans op uitval. Datzelfde geldt voor studenten die drie
maanden na de start van het eerste jaar al een andere opleiding en/of instelling overwegen.
Deze drie factoren hangen met elkaar samen (correlaties van .30 tot .60), maar hebben elk
onafhankelijk van de andere twee factoren invloed op de uitval van studenten. De
belangrijkste van deze drie factoren is de intentie om te blijven. Uit de voorgaande paragrafen
blijkt dat studenten die niet de intentie om te blijven voor de vijf grote sectoren (economie,
gedrag en maatschappij, gezondheidszorg, techniek en onderwijs) ongeveer een vier maal
grotere kans hebben op uitval. Voor de sectoren kunst en veeteelt &landbouw is deze kans
zelfs meer dan 10x zo groot.
Twee factoren die naast deze drie bij vier sectoren (alleen niet bij gezondheidszorg)
een rol spelen zijn:
De tevredenheid van studenten met de voorlichting van het hbo, en
De intrinsieke keuzemotivatie.
Opvallend is dat de invloed van deze twee factoren negatief is bij economie en onderwijs. Een
grotere tevredenheid met de voorlichting vanuit het hbo en een grote intrinsieke
keuzemotivatie leiden tot een grotere kans op uitval. Het eerste betekent dat studenten op het
verkeerde been gezet kunnen zijn door de voorlichting: ze zijn hierover wel tevreden, maar
het leidt wel tot een minder grote blijfkans. Het tweede kan betekenen dat intrinsiek
gemotiveerde studenten in de sectoren economie en onderwijs minder goed aarden. Bij gedrag
& maatschappij en techniek hebben deze factoren wel een positief effect op de kans om te
blijven.
Per sector zijn er soms invloeden van specifieke factoren te zien. Bijvoorbeeld bij
economie, waar jongere studenten, vwo’ers en mbo’ers, studenten met een
studieduurverkorting van een half tot een jaar, en studenten met een hogere score op sociale
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
31
integratie een grotere kans hebben op blijven. Bij gedrag en maatschappij en gezondheidszorg
hebben vrouwen een grote kans op blijven. Bij gedrag en maatschappij, techniek en onderwijs
is het niet uitkomen van verwachtingen negatief van invloed op de blijfkans. Voorts zijn bij
techniek de tevredenheid over de aansluiting en de mate van sociale integratie van invloed op
de blijfkans van studenten. Tot slot valt voor onderwijs op dat mbo’ers en studenten die
minder tevreden zijn over hun voorbereiding in rekenvaardigheden een grotere kans op uitval
hebben.
10.2 Discussie
Dit onderzoek kende beperkingen wat betreft de representativiteit en het grote aantal
variabelen. In hoofdstuk 2 is de steekproef vergeleken met de populatie, en daaruit bleek dat
de steekproef procentueel minder uitvallers telt dan de populatie. Het gevolg daarvan kan zijn
dat enkele factoren die nu net niet significant waren, bij een evenredige vertegenwoordiging
van uitvallers wel als significant naar voren waren gekomen.
De keuze voor deze variabelen is gebaseerd op ons theoretische model.14
Niet alle
mogelijke factoren zijn onderzocht en niet alle resultaten, bijvoorbeeld de negatieve invloed
van intrinsieke motivatie op de blijfkans, zijn te verklaren binnen dit model.
Persoonlijkheidskenmerken, financiële factoren, intrinsieke motivatie (niet vóór maar tijdens
de opleiding), leerstijlen van studenten, kenmerken van docenten en opleiding kunnen
bijdragen aan het beter verklaren van studiesucces.15
Ook een verdere verfijning van de
begrippen contacturen en zelfstudie-uren, sociale en academische integratie zou wellicht
kunnen leiden tot scherpere en volledige verklaringen voor uitval (voetnoot 9). Echter, dat zou
betekenen dat studenten wordt gevraagd meer vragen te beantwoorden, en dat staat op
gespannen voet met het bereiken van een goede respons.
De functies van de propedeuse zijn volgens de WHW (art.7) selecteren, oriënteren en
verwijzen. Het is dus goed recht van studenten om te twijfelen over hun keuze. Het is ook de
taak van opleidingen en instellingen om studenten te helpen en te adviseren over hun keuze.
Tegelijk kan worden opgemerkt dat inherent aan het systeem is dat twijfels, wanneer uitval
het gevolg is, kunnen leiden tot grote financiële consequenties voor zowel instelling en
opleidingen als voor individuele studenten. Anders organiseren van twijfels en eerder
14
Werkgroep Aansluitingsmonitor Regio noordoost Nederland. Eindrapportage Aansluitingsmonitor 2010/2011.
Verantwoording en aanvullende analyses, p.8. 15
zie bijvoorbeeld Severiens, S., e.a. , 2011. Studiesucces in de bachelor. MOCW/Risbo/RuG. Te downloaden
via http://www.rijksoverheid.nl.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
32
afronden van het keuzeproces, vóór of vroeg in het eerste jaar, is wellicht een mogelijkheid
om deze nadelige gevolgen te vermijden.
10.3 Praktische implicaties
In de rapportage is steeds gekeken naar drie groepen factoren: achtergrond- of
populatiekenmerken, individuele kenmerken van studenten bij instroom en proceskenmerken.
Uit de analyses komen proceskenmerken, zoals de mate van academische integratie,
vasthoudendheid van studenten en de intentie om te blijven, naar voren als factoren waar
zowel instellingen als geheel als opleidingen op zouden kunnen sturen teneinde de uitval in
het eerste jaar terug te dringen dan wel de blijfkans te vergroten. Opvallend is dat contacturen
geen invloed hebben op de blijfkans van eerstejaarsstudenten. Bovendien hebben zelfstudie-
uren, hoewel uitvallers en blijvers hierop soms verschillen, slechts een verwaarloosbaar effect
op uitval. Omdat instellingen en opleidingen echter van elkaar verschillen zou verwacht
mogen worden dat contacturen wel enig effect te zien geeft. Met het oog op evalueren van het
effect van tijdsbesteding via contacturen en zelfstudie is het wellicht wenselijk om het
onderzoeksinstrument van de aansluitingsmonitor te verfijnen.
Instellingen en opleidingen kunnen met het oog op terugdringen van de uitval kijken
naar de kenmerken van studenten die relatief kort voor of op het moment van instroom kunnen
worden vastgesteld en die tijdens de laatste jaren voortgezet onderwijs zijn gevormd. De
belangrijkste daarvan zijn in dit verslag de tevredenheid over de voorlichting vanuit de eigen
instelling/opleiding en de intrinsieke motivatie van studenten. De in de sectoren onderwijs en
economie aangetoonde negatieve invloed van tevredenheid met de voorlichting op uitval
betekent dat studenten kennelijk niet altijd de juiste informatie krijgen voor het vormen van
een goed beeld van de opleiding. De kwaliteit van de voorlichting op zich kan goed zijn. Maar
als er een ander beeld wordt geschetst over docenten, studenten en inhoud van de opleiding en
het beeld van het beroep niet past bij de ervaringen met de opleiding, dan kan dat een
averechts effect op de uitval. Een indicatie voor dit averechtse effect is dat voor drie sectoren
(gedrag en maatschappij, techniek en onderwijs) het niet uitkomen van verwachtingen een
negatief effect heeft op de blijfkans van studenten. Wanneer met de inhouden en de manier
van werken in het eerste jaar voldoende wordt ingespeeld op de intrinsieke motivatie (en
behoeften) van studenten, dan zou de blijfkans groter kunnen zijn.
Ook kenmerken van de populatie blijken van invloed te zijn op de blijfkans. De
invloed van geslacht (vrouwen > mannen), leeftijd (jonger studenten meer blijfkans) en
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
33
vooropleiding in het eerste jaar (vwo’ers > andere vooropleiding) op de blijfkans betekent dat
het van belang is en blijft dat instellingen en opleidingen rekening houden met de
samenstelling van de instroom. Binnen hogescholen kunnen sectoren, en daarbinnen
opleidingen, van elkaar verschillen. Bij de sector economie vormen jonge studenten en
havisten elkaar overlappende doelgroepen die extra aandacht vragen. Mannen vormen in de
sectoren gedrag en maatschappij en gezondheidszorg een minderheid die relatief vaak
uitvallen en extra aandacht vragen.
Deze rapportage vormt een leidraad voor instellingen en opleidingen om het
rendementsbeleid voor wat betreft het eerste jaar in te kleuren. Hogescholen en sectoren
hebben duidelijk drie tot vijf gemeenschappelijke factoren, zoals in 10.1 is aangegeven.
Daarnaast zijn er duidelijke of graduele verschillen tussen sectoren. De werkgroep pleit er dan
ook voor het rendement per sector te benaderen. De respons van de aansluitingsmonitor
2010—2011 was per opleiding onvoldoende om regressieanalyses uit te voeren en
overzichten van relevante factoren te leveren. Opleidingen zouden dat gemis kunnen
compenseren door de rapportages per sector in dit rapport en het betreffende hogeschool
rapport. Bovendien kunnen opleidingen gebruik maken van de maatwerkrapportages van
voorjaar 2011. In die rapportages kunnen opleidingen terugvinden op welke relevante
variabelen zij relatief lage waarden. Dat biedt weliswaar geen 100%-garantie voor aanpakken
van de juiste variabelen, maar wel goede aanknopingspunten voor evidence-based
uitvalbeleid.
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
34
Bijlage 1. Uitkomsten logistische regressieanalyses
A. Totaal.
Afh. Varabele:
Onafh. Variabelen:
Blijven 1 = nee; 2 = ja
Sig. Exp(B)
Hbosectorindeling * ,000
Gedr & m'ij * ,042 1,312
Gezzorg * ,008 1,525
Techniek ,829 1,029
Onderwijs * ,003 ,659
Landbouw & veeteelt ,807 ,924
Kunst ,401 1,523
Geslacht (referentie = mannen) * ,018 1,265
Leeftijd ,493 ,982
Vooropleiding (referentie = havisten ) * ,002
Vwo’ers (1) * ,000 1,946
Mbo’ers (2) ,555 ,919
Overigen (3) ,671 ,885
Studieduurverkorting * ,006
Geen studieduurverkorting (1) ,849 ,958
Studieduurverkorting van max. ½ jaar (2) * ,002 1,949
Voorbereiding samenwerken ,714 ,973
Voorbereiding zelfstandig werken ,588 1,046
Voorbereiding rekenva ardigheden * ,007 1,180
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding ,205 ,854
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo * ,690 1,031
Intrinsiek keuzemotief ,672 1,041
Extrinsiek keuzemotief ,637 ,969
Contacturen ,290 ,994
Zelfstudieuren * ,026 1,012
Uitkomen verwachtingen ,741 ,947
Tevredenheid aansluiting ,317 ,895
Sociale integratie ,877 1,016
Academische integratie * ,001 1,416
Vasthoudendheid * ,000 2,155
Intentie om te blijven * ,000 2,258
(Constant) ,000 ,067
Hosmer and Lemeshow Test n.s.
% Correct voorspelde twijfel/uitval 27,6 (240/870)
Nagelkerke R2 ,209
Economie studenten, Mannen, havo, geen studieduurverkorting zijn referenties andere categorieën zijn vergeleken. Met listwise deletion. N = 3426. * sig < .05
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
35
B. Economie
Afh. Varabele:
Onafh. Variabelen:
Blijven
1 = nee; 2 = ja
Sig. Exp(B)
Geslacht (referentie = mannen) ,233 1,199
Leeftijd * ,004 ,823
Vooropleiding (referentie = havisten ) * ,001
Vwo’ers (1) * ,000 3,319
Mbo’ers (2) * ,040 1,677
Overigen (3) ,081 2,808
Studieduurverkorting * ,017
Geen studieduurverkorting (1) ,091 ,464
Studieduurverkorting van max. ½ jaar (2) * ,029 3,373
Voorbereiding samenwerken ,893 ,984
Voorbereiding zelfstandig werken ,679 ,943
Voorbereiding rekenvaardigheden ,090 1,211
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding ,097 ,702
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo ,981 1,003
Intrinsiek keuzemotief ,786 ,959
Extrinsiek keuzemotief ,909 ,987
Contacturen ,393 ,990
Zelfstudieuren * ,012 1,023
Uitkomen verwachtingen ,693 ,895
Tevredenheid aansluiting ,975 ,994
Sociale integratie ,079 1,343
Academische integratie ,742 1,060
Vasthoudendheid * ,000 1,914
Intentie om te blijven * ,000 2,834
Constant ,350 4,417
Hosmer and Lemeshow Test sig
% Correct voorspelde twijfel/uitval 43,0 (40/93)
Nagelkerke R2 ,256
Mannen, havo, geen studieduurverkorting zijn referenties waarmee wel vermelde categorieën zijn vergeleken. Met listwise deletion. N = 1115. * sig < .05
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
36
C. Gedrag en Maatschappij
Afh. Varabele:
Onafh. Variabelen:
Blijven
1 = nee; 2 = ja
Sig. Exp(B)
Geslacht (referentie = mannen) ,352 1,287
Leeftijd ,501 1,035
Vooropleiding (referentie = havisten ) ,440
Vwo’ers (1) ,845 1,110
Mbo’ers (2) ,422 ,759
Overigen (3) ,115 ,351
Studieduurverkorting ,685
Geen studieduurverkorting (1) ,877 ,915
Studieduurverkorting van max. ½ jaar (2) ,419 1,330
Voorbereiding samenwerken ,633 ,914
Voorbereiding zelfstandig werken ,866 1,034
Voorbereiding rekenvaardigheden ,828 1,031
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding ,666 1,141
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo ,942 ,987
Intrinsiek keuzemotief ,637 1,109
Extrinsiek keuzemotief ,762 ,954
Contacturen ,646 1,007
Zelfstudieuren ,960 ,999
Uitkomen verwachtingen ,102 ,532
Tevredenheid aansluiting ,403 ,802
Sociale integratie ,626 1,126
Academische integratie ,212 1,370
Vasthoudendheid * ,000 2,720
Intentie om te blijven ,148 1,488
Constant ,093 ,053
Hosmer and Lemeshow Test n.s.
% Correct voorspelde twijfel/uitval 43,0 (36/151)
Nagelkerke R2 ,206
Mannen, havo, geen studieduurverkorting zijn referenties waarmee wel vermelde categorieën zijn vergeleken. Met listwise deletion. N = 670. * sig < .05
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
37
D. Gezondheidszorg.
Afh. Varabele:
Onafh. Variabelen:
Blijven
1 = nee; 2 = ja
Sig. Exp(B)
Geslacht (referentie = mannen) * ,049 2,032
Leeftijd ,772 1,041
Vooropleiding (referentie = havisten ) ,961
Vwo’ers (1) ,902 1,059
Mbo’ers (2) ,656 ,775
Overigen (3) ,991 1,010
studieduurverkorting ,604
Geen studieduurverkorting (1) 1,000 1,404E+08
Studieduurverkorting van max. ½ jaar (2) ,316 2,414
Voorbereiding samenwerken ,616 ,876
Voorbereiding zelfstandig werken ,920 ,972
Voorbereiding rekenvaardigheden ,982 ,996
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding ,341 ,675
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo ,623 1,137
Intrinsiek keuzemotief ,968 1,012
Extrinsiek keuzemotief ,441 ,854
Contacturen ,609 1,012
Zelfstudieuren ,868 ,997
Uitkomen verwachtingen ,494 ,687
Tevredenheid aansluiting ,721 1,142
Sociale integratie ,098 ,580
Academische integratie ,250 1,558
Vasthoudendheid * ,000 2,551
Intentie om te blijven ,037 2,376
Constant ,747 ,373
Hosmer and Lemeshow Test n.s.
% Correct voorspelde twijfel/uitval 12,8 (10/78)
Nagelkerke R2 ,181
Mannen, havo, geen studieduurverkorting zijn referenties waarmee wel vermelde categorieën zijn vergeleken. Met listwise deletion. N = 482. * sig < .05
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
38
E. Techniek.
Afh. Varabele:
Onafh. Variabelen:
Blijven
1 = nee; 2 = ja
Sig. Exp(B)
Geslacht (referentie = mannen) ,901 1,034
Leeftijd ,360 1,049
Vooropleiding (referentie = havisten ) ,277
Vwo’ers (1) ,123 1,936
Mbo’ers (2) ,563 ,803
Overigen (3) ,374 ,600
studieduurverkorting ,539
Geen studieduurverkorting (1) ,283 1,547
Studieduurverkorting van max. ½ jaar (2) ,571 1,290
Voorbereiding samenwerken ,141 ,773
Voorbereiding zelfstandig werken * ,054 1,444
Voorbereiding rekenvaardigheden * ,036 1,411
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding ,474 1,239
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo ,546 ,894
Intrinsiek keuzemotief ,585 1,136
Extrinsiek keuzemotief ,999 1,000
Contacturen ,095 ,980
Zelfstudieuren ,247 1,015
Uitkomen verwachtingen ,724 1,150
Tevredenheid aansluiting ,415 ,800
Sociale integratie ,622 ,877
Academische integratie * ,020 1,832
Vasthoudendheid * ,000 1,875
Intentie om te blijven * ,001 2,623
Constant ,001 ,003
Hosmer and Lemeshow Test n.s.
% Correct voorspelde twijfel/uitval 27,6 (43/156)
Nagelkerke R2 ,227
Mannen, havo, geen studieduurverkorting zijn referenties waarmee wel vermelde categorieën zijn vergeleken. Met listwise deletion. N = 598. * sig < .05
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
39
F. Onderwijs.
Afh. Varabele:
Onafh. Variabelen:
Blijven
1 = nee; 2 = ja
Sig. Exp(B)
Geslacht (referentie = mannen) ,302 1,321
Leeftijd ,737 ,983
Vooropleiding (referentie = havisten ) ,068
Vwo’ers (1) ,196 2,108
Mbo’ers (2) * ,045 ,479
Overigen (3) ,242 ,313
Studieduurverkorting ,952
Geen studieduurverkorting (1) ,755 1,209
Studieduurverkorting van max. ½ jaar (2) ,998 1,046E+09
Voorbereiding samenwerken ,273 1,281
Voorbereiding zelfstandig werken ,851 1,046
Voorbereiding rekenvaardigheden * ,021 1,414
Tevredenheid voorlichting vanuit de vooropleiding ,806 ,918
Tevredenheid voorlichting vanuit het hbo ,151 1,379
Intrinsiek keuzemotief ,711 ,901
Extrinsiek keuzemotief ,947 ,988
Contacturen ,679 1,006
Zelfstudieuren ,712 1,006
Uitkomen verwachtingen ,290 1,668
Tevredenheid aansluiting ,303 ,702
Sociale integratie ,159 ,654
Academische integratie * ,014 2,145
Vasthoudendheid * 1,895E-08 2,828
Intentie om te blijven * ,046 2,036
(Constant) ,004 ,003
Hosmer and Lemeshow Test n.s.
% Correct voorspelde twijfel/uitval 36,6 (52/142)
Nagelkerke R2 ,300
Mannen, havo, geen studieduurverkorting zijn referenties waarmee wel vermelde categorieën zijn vergeleken. Met listwise deletion. N = 448. * sig < .05
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
40
Bijlage 2. Definities van variabelen Naam variabele: Definitie gebaseerd één aspect of somscores van aspecten:
Voorbereiding rekenvaardigheden
1 = laag; 5 = hoog
Tevredenheid voorbereiding in rekenvaardigheden
Voorbereiding Samenwerken
1 = laag; 5 = hoog
Werken in groepen
Werken aan grote opdrachten/projecten
Werken aan beroepsgerichte opdrachten (Nieuw Item)
Voorbereiding Zelfstandig werken
1 = laag; 5 = hoog
Studievaardigheden (studie-/tijdplanning maken)
Zelfstandig (leren) werken
Schriftelijke vaardigheden (schrijven van een verslag)
Tevredenheid voorlichting
vooropleiding
1 = laag; 4 = hoog
Over de inhoud van je huidige opleiding
De studiekeuzebegeleiding als geheel door mijn vooropleiding
Over het niveau/de moeilijkheidsgraad van de opleiding
Over de toelatingseisen voor deze opleiding
Tevredenheid voorlichting
hogeschool
1 = laag; 4 = hoog
Over de docenten van de opleiding
Over het type studenten op deze opleiding
Over de inhoud van je huidige opleiding
Over het beroep dat met deze opleiding kan worden uitgeoefend
Intrinsieke Keuzemotivatie
1 = laag; 5 = hoog
Mijn kans op inhoudelijk interesant werk vergroten met deze opleiding.
Leren over onderwerpen die me interesseren.
Met deze opleiding het beroep kunnen uitoefenen dat ik leuk vind.
Mezelf breed kunnen ontwikkelen met deze opleiding.
Extrinsieke Keuzemotivatie
1 = laag; 5 = hoog
Deze opleiding volgen om later leiding te kunnen geven.
In elk geval een hbo-diploma halen; het beroep waarvoor ik word
opgeleid is wat minder van belang.
Met deze opleiding een goed betaalde baan kunnen krijgen.
Uitkomen verwachtingen
1 = laag; 3 = hoog
De studiebegeleiding bij de opleiding
De docenten van de opleiding
Het beroep dat met deze opleiding kan worden uitgeoefend
Extra activiteiten die de opleiding/medestudenten organiseren buiten
het programma
Het type studenten op deze opleiding
De motivatie die iemand moet hebben voor deze opleiding
De mogelijkheid van vrijstellingen/versneld studeren
De inhoud van je huidige opleiding
Het niveau/de moeilijkheidsgraad van de opleiding
De hoeveelheid tijd die nodig is voor je opleiding
Analyse uitval voor zes hogescholen uit de Aansluitingsmonitor. Cohort 2010-2011
41
Tevredenheid aansluiting
1 = laag; 4 = hoog
Reflectie op eigen leerproces
Maken van een probleemanalyse
Communicatieve vaardigheden
Werken aan grote opdrachten/projecten
Logboek of portfolio bijhouden
Studievaardigheden (studie-/tijdplanning maken)
Werken aan beroepsgerichte opdrachten
Werken in groepen
Schriftelijke vaardigheden (schrijven van een verslag)
Zelfstandig werken
Sociale integratie
1 = laag; 4 = hoog
Nieuwe vrienden maken op deze opleiding gaat gemakkelijk
Ik heb al goede (nieuwe) contacten met één of enkele medestudenten
Het type studenten dat ik op deze opleiding tegenkom ligt mij goed
De samenwerking met medestudenten aan gezamenlijke opdrachten
verloopt goed
Academische integratie
1 = laag; 4 = hoog
De studiebegeleiding door mijn opleiding
Het contact met de docenten van mijn opleiding
De manier van werken in de eerste maanden van het hbo
Vasthoudendheid
1 = laag; 4 = hoog
Na het eerste jaar van deze opleiding sluit ik niet uit dat ik ga switchen.
Ik wil dit studiejaar wat rondkijken in het hbo, daarna zie ik wel wat ik
verder ga doen.
Ik ben er zeker van dat ik de juiste opleiding heb gekozen.
Intentie om te blijven
1 = nee; 2 = ja
Zou je achteraf gezien de door jou gekozen opleiding opnieuw kiezen?
Intentie om te vertrekken = Tegenhanger van intentie om te blijven
Uitval
0 = vertrokken na eerste jaar
1 = gebleven na eerste jaar
Uitvallers zijn studenten die na het eerste jaar verdwenen zijn uit de
opleiding. Hieronder vallen de studiestakers, die geheel zijn gestopt
met studeren, en de switchers, die naar een andere opleiding en/of
instelling zijn overgegaan tijdens of aan het eind van het eerste jaar.