48
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007–2008 Eerste Examenperiode EEN PSYCHOANALYTISCHE DUIDING VAN HET IDENTIFICATIEPROCES VAN DE TOESCHOUWER MET EEN PERSONAGE UIT DE FILM DOGVILLE VAN VON TRIER Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Psychologie, Optie klinische psychologie door Frauke Herregods Promotor: Prof. F. Geerardyn

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007–2008

Eerste Examenperiode

EEN PSYCHOANALYTISCHE DUIDING VAN HET

IDENTIFICATIEPROCES VAN DE TOESCHOUWER MET EEN

PERSONAGE UIT DE FILM DOGVILLE VAN VON TRIER

Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Psychologie,

Optie klinische psychologie door Frauke Herregods

Promotor: Prof. F. Geerardyn

Page 2: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Ondergetekende, Frauke Herregods geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie

door derden.

Page 3: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

VOORWOORD

Het schrijven van een scriptie vergt veel inspanningen en gaat gepaard met pieken en

dalen. Daarom wil ik heel graag een aantal mensen bedanken voor hun meedenken,

hun tijd en hun steun.

Heel graag wil ik mijn promotor, Professor Geerardyn, bedanken. Hij was een

stuwende kracht en een stimulans voor het hard werken aan de scriptie. Door de

nuttige tips en de uiteenzettingen in het veld van de psychoanalyse kreeg ik bij elke

bijeenkomst nieuwe prikkels om terug voor mijn scriptie te werken.

Ook wil ik Katrien Vuylsteke Vanfleteren bedanken. Door haar expertise in het

thema van het theater en de psychoanalyse kreeg ik enorm veel nuttige tips en steun.

Bedankt voor het becommentariëren en het sturen van mijn ideeën. Bedankt voor de

vele uren tijd, je geduld en geloof in mij.

Bedankt aan Cathy De Raes voor het nalezen van het grootste deel van mijn scriptie

op taalkundig vlak.

Ook wil ik mijn ouders bedanken voor het steeds opnieuw nalezen, het luisteren naar

mijn bedenkingen en ideeën die zich vormden tijdens het schrijven van mijn scriptie.

Page 4: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

ABSTRACT

Hoe stuurt Von Trier het identificatieproces van de toeschouwer met een personage in

de film Dogville? Om deze vraag onderbouwd te kunnen beantwoorden beroepen we

ons op de theorieën van Aristoteles, Freud, Stanislavski en Brecht. Aristoteles zegt

dat het noodzakelijk is dat de toeschouwer zich identificeert met het geënsceneerde.

Hij benoemt een aantal voorwaarden op vlak van de personages en de plot, zodat die

identificatie tot stand zou kunnen komen. Freud noemt de identificatie van de

toeschouwer met een held op de scène een voorwaarde opdat de toeschouwer tot

genot kan komen. Hij beschrijft echter nog een aantal andere voorwaarden vooraleer

identificatie leidt tot genot: het besef dat het om een illusie gaat, het neurotisch zijn

van de toeschouwer, er moet een psychisch leiden op de scène worden gebracht,...

Verder beroepen we ons op de visies van Stanislavski en Brecht. Stanislavski wil

beroering teweeg brengen bij zijn publiek en heeft de identificatie van het publiek

daarvoor nodig. Het stimuleren van de identificatie van de toeschouwer gebeurt bij

Stanislavski via de acteur: de acteur moet zo goed mogelijk in zijn rol kruipen.

Brecht zal de identificatie proberen te doorbreken, zodat het publiek wordt aangezet

tot reflectie. Hij geeft een aantal richtlijnen hoe dit doorbreken van de identificatie in

de praktijk kan worden toegepast.

In Dogville heeft Von Trier ervoor gezorgd dat er een evenwicht is tussen

stimulerende en verbrekende factoren met betrekking tot de identificatie van het

publiek. Hij verenigt hierbij de theorieën van Stanislavski en Brecht om tot een eigen,

vernieuwende stijl te komen. Hij stimuleert de identificatie van het publiek door de

speelstijl van de acteurs en hun typecasting. De identificatie wordt doorbroken door

de manier waarop Von Trier omgaat met de technische aspecten (camerawerk,

decor,...)

Von Trier kiest voor het stimuleren of verbreken van de identificatie al naargelang het

doel dat hij bij de toeschouwer wil bereiken: het meegezogen worden en genieten of

het kritisch nadenken en reflecteren.

Page 5: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

INHOUD

Inleiding .....................................................................................................................3

Deel 1: Psychoanalytische theorieën ........................................................................5

1. Aristoteles ..........................................................................................................5

1.1. Tragedie en komedie ..................................................................................5

1.1.1. Tragedie: personage en plot ..............................................................5

1.1.2. Komedie ............................................................................................7

1.1.3. Identificatie bij tragedie en komedie ................................................7

1.2. Epische en dramatische uitbeelding ...........................................................8

2. Sigmund Freud ...................................................................................................8

2.1. Belang van identificatie ..............................................................................8

2.2. Voorwaarden tot genot voor de toeschouwer ...........................................10

2.2.1 Illusie ...............................................................................................10

2.2.2. Neurotisch zijn ................................................................................10

2.2.3. Psychisch lijden ..............................................................................12

2.2.4. Weerstand beperken ........................................................................12

2.3. Functie van theater ...................................................................................12

2.4. De vierde wand .........................................................................................13

Deel 2: Psychoanalytische theorieën toegepast op acteertheorieën ....................14

1. Konstantin Stanislavski ....................................................................................14

1.1. Een waarachtig theater .............................................................................14

1.2. Het emotiegeheugen .................................................................................16

1.3. Andere elementen in het spel ....................................................................18

2. Bertolt Brecht ..................................................................................................19

2.1. Epische theater..........................................................................................20

2.2. Verfremdung ............................................................................................21

2.3. Gestus .......................................................................................................23

3. Stanislavski, Brecht en Freud ...........................................................................24

Page 6: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Deel 3: Toepassing: Dogville ..................................................................................27

1. Beïnvloedende factoren met betrekking tot de identificatie ............................27

1.1. Grace, symbolisch figuur of mens van vlees en bloed? ...........................27

1.2. De bewoners van Dogville .......................................................................31

1.3. Acteurs en hun typecasting, speelstijl, kostuums .....................................33

1.4. Brechtiaanse studio, decor, requisieten ....................................................33

1.5. Literatuur en theater in Dogville ...............................................................36

1.6. Gebruik van de camera .............................................................................37

2. De voorwaarden die Freud stelt en de aanwezigheid ervan in Dogville ..........38

Besluit .......................................................................................................................40

Referenties ................................................................................................................42

Page 7: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

INLEIDING

In het theater zijn er verschillende actoren. Aan de ene kant is er de acteur die een

verhaal op de scène brengt, hij richt zich naar een publiek. Aan de andere kant is er de

toeschouwer die heel wat ervaringen beleeft als die een theaterstuk of film bekijkt.

Hij kan meeleven met de ervaringen van de personages, over bepaalde situaties

reflecteren,...

In deze scriptie wordt ingegaan op het identificatieproces van de toeschouwer. Dit

wordt concreet uitgewerkt aan de hand van Dogville van Lars Von Trier. De vragen

die hier gesteld worden zijn: Hoe verloopt het identificatieproces van de

toeschouwer? Hoe beïnvloedt Von Trier dat interactieproces tussen toeschouwer en

personage? Verbreekt of stimuleert hij de identificatie? Welke technieken hanteert

hij hiervoor? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zullen we eerst een

theoretisch referentiekader opbouwen.

Daartoe gaan we in eerste instantie in op één van de oudste werken over het theater,

namelijk Poëtica van Aristoteles. Daarnaast had ook Freud een aantal belangrijke

inzichten omtrent het thema van de identificatie van de toeschouwer. Wij gaan hier

onder andere in op het belangrijkste werk dat Freud over theater schreef, namelijk

Psychopathische figuren op het toneel. Ook andere psychoanalytici met een

duidelijke visie over dit onderwerp en die een bijdrage hebben geleverd met

betrekking tot het thema van de identificatie van de toeschouwer zullen aan bod

komen.

Bij het bespreken van deze twee auteurs, stellen we ons een aantal specifieke vragen

met betrekking tot de identificatie van het publiek in theater en film: Is de

identificatie van de toeschouwer met een personage noodzakelijk om meegenomen en

meegezogen te worden in de fictieve wereld? Moet aan bepaalde voorwaarden

worden voldaan opdat de toeschouwer zich zou kunnen identificeren met een

personage? Op welk vlak liggen deze voorwaarden: aan de kant van de toeschouwer

of buiten de toeschouwer, bijvoorbeeld in de manier van acteren, de opbouw van het

verhaal, het decor en rekwisieten, de zaal.

Er zullen ook antwoorden worden gezocht op de vraag over de identificatie in het veld

van de acteertheorieën, met name bij Stanislavski en Brecht. De vragen die hierbij

aan bod komen zijn: Hangt het effect dat de regisseur bij de toeschouwer wil bereiken

met zijn voorstelling al dan niet samen met het bevorderen of juist het verbreken van

3

Page 8: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

de identificatie? Loopt de identificatie van de toeschouwer parallel aan de

identificatie van de acteur met zijn rol? Je kan als acteur meer of minder opgaan in

een rol, maar heeft dit ook een effect op de toeschouwer? Welk effect heeft een acteur

die zich identificeert met zijn rol op de toeschouwer?

Stanislavski en Brecht hebben beiden een duidelijke visie over het identificatieproces

van de toeschouwer.

Uiteindelijk zullen de antwoorden die in de psychoanalytische en acteertheorieën

gevonden worden ons helpen bij de analyse van het mogelijke identificatieproces van

de toeschouwer in Von Triers’Dogville. Hoe gaat Von Trier om met de antwoorden

die we vonden in de theorieën van Aristoteles, Freud, Stanislavski en Brecht? Aan de

hand van verschillende relevante thema’s (opbouw van de personages, decor,

speelstijl, camerawerk,...) bekijken we hoe Von Trier speelt met de identificatie van

de toeschouwer. We komen daarbij terug op de cruciale vraag of identificatie van de

toeschouwer met een personage noodzakelijk is.

4

Page 9: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

DEEL 1: PSYCHOANALYTISCHE THEORIEEN

1. Aristoteles Bij wijze van introductie is het interessant in te gaan op het oudste werk over het

theater en ruimer gezien de dichtkunst, namelijk de Poëtica. Aristoteles benoemt in

dit werk een heel aantal kenmerken van de dichtkunst. Hij haalt ook een aantal

voorwaarden aan waaraan een goede tragedie voldoet. Opmerkelijk is dat Freud later

op heel veel van de voorwaarden en ideeën die Aristoteles in dit werk aanhaalt, zal

ingaan en verder borduren. Aristoteles begint in zijn Poëtica met te zeggen dat zowel

de tragedie, de komedie en het epos vormen zijn van uitbeelding (mimêsis) van

handelende mensen.(1986, p. 29) Het handelen dat op de scène is gebracht, moet op

dat moment in de plot óf noodzakelijk óf waarschijnlijk zijn.(Aristoteles, 1986, p. 56)

Er is dus een onderliggend doel dat de handeling op dat moment logisch maakt.

Aristoteles maakt in zijn bespreking van de dichtkunst duidelijk een onderscheid

tussen de tragedie en de komedie, waarbij hij het accent legt op het eerste.

1.1. Tragedie en komedie

1.1.1. tragedie: personage en plot

Aristoteles beschrijft een tragedie als een “uitbeelding van (een) handeling(en) die bij

het publiek angst en medelijden opwekken”.(1986, p. 50) Een goede tragedie

stimuleert dus bij de toeschouwers gevoelens van angst en medelijden. Om dit te

bereiken stelt Aristoteles een aantal voorwaarden op: ten eerste op het vlak van de

opbouw van de personages en de manier waarop de personages gebracht worden en

ten tweede op het vlak van de opbouw van het script.

Hij beschrijft vier kenmerken voor het opbouwen van de personages die de dichter

(nu schrijver en/of regisseur) moet proberen na te streven.(1986, p. 55) Een eerste

kenmerk betreft het feit dat de personages goed moeten zijn: hun intentie is goed. Dit

is meteen ook het belangrijkste kenmerk. Een personage dat goed is en dat in een

slechte situatie terecht komt wekt medelijden op. Ten tweede moet het personage

passend zijn. Hierbij aansluitend geeft hij een voorbeeld: het is niet passend dat een

vrouw de superieure rol opneemt. Het derde kenmerk bestaat eruit dat de figuren

“zichzelf gelijk blijven”, het moeten consistente personages zijn. Een laatste kenmerk

is dat de personages een overeenkomst vertonen met de werkelijkheid. De

5

Page 10: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

toeschouwer kan slechts angst ervaren als hij zelf ook in die situatie had kunnen

terecht komen. De personages moeten dus zodanig opgesteld zijn dat de toeschouwer

het personage vergelijkbaar met zichzelf inschat. Aristoteles gebruikt het woord hier

niet expliciet, maar er moet een personage op de scène gebracht worden waarmee de

toeschouwer zich kan identificeren. Een tragische figuur is dan ook iemand die de

toeschouwer als even goed of zelfs nog beter dan zichzelf beoordeelt. Aristoteles

schrijft tevens dat een personage zijn waarachtigheid verliest wanneer het een held

betreft die alles kan en door en door goed is. Een dergelijke figuur komt niet overeen

met de werkelijkheid en staat boven ons verheven. Dit bevordert de identificatie niet

en daarom bestaat een figuur best uit zowel positieve als negatieve

kenmerken.(Aristoteles, 1986, p. 50)

Een goede plot heeft volgens Aristoteles drie centrale kenmerken: herkenning, lijden

en peripetie.(1986, p. 47-48) De herkenning in een toneelstuk komt er vaak op neer

dat het personage, en daarbij ook de toeschouwer, een persoonlijke of familiale

verwantschap ontdekt. Het personages staat op het punt een gruwelijke daad te doen

en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt

tussen personen met een vriendschappelijke of familiale band, verergert dat lijden.

Het publiek ervaart een grotere voldoening als deze herkenning van verwantschap

gebeurt op basis van een redenering dan wanneer dit zeer expliciet wordt

aangegeven.(1986, p. 58) Aristoteles werkt het thema van de herkenning uit aan de

hand van een voorbeeld: het moment waarop Oedipus ontdekt dat hij zijn vader heeft

gedood. Een ander kenmerk van een goede plot is vaak een gevolg van die

herkenning, namelijk de peripetie. Een peripetie houdt een ommekeer in in het

verloop van de gebeurtenissen. Bij een tragedie gaat het om een evolutie van geluk

naar ongeluk bij een mens die wij als goed beoordelen. De persoon in kwestie maakt

een grote fout waardoor het verhaal een andere wending neemt en noodlottig wordt

voor de hoofdpersoon.(Aristoteles, 1986, p. 51) Het derde kenmerk betreft een lijden:

hevige pijn, de dood, kwellingen.(1986, p. 48) Gedurende het stuk wordt de spanning

opgebouwd tot op het moment dat de herkenning en peripetie optreden (heel vaak

samen) en de hoofdpersoon een lijden ondergaat. Vanaf dan krijgen we de

afwikkeling van het stuk en een ontlading van de opgebouwde gevoelens. Deze drie

kenmerken samen zijn voor Aristoteles een indicatie voor een goede plot.

Is aan die voorwaarden met betrekking tot de plot en de personages voldaan dan zal

de toeschouwer gevoelens van medelijden en angst ervaren en treedt er een bevrijding

6

Page 11: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

van hevige emoties op. Deze reiniging van emoties noemt Aristoteles in zijn werk

Politica catharsis1.(Van Der Ben, & Bremer, 1986, p. 179-180)

Aristoteles schrijft verder over de tragedie: “Van de dingen die ons in werkelijkheid

pijn doen om te zien, bekijken we met plezier de meest nauwkeurige

afbeeldingen.”(1986, p.32) Hij beziet theater als een kopie van de werkelijkheid, een

kunstvorm waarbij de realiteit zo nauwkeurig mogelijk wordt nagebouwd. De

toeschouwer haalt zijn plezier uit het zien van afbeeldingen en uit het leren wat er

afgebeeld is.

1.1.2. komedie

Wanneer Aristoteles over de komedie schrijft, is hij minder lovend. In de komedie

worden de toeschouwers te veel op hun wenken bediend.(1986, p. 52) De komedie

heeft een sprookjesachtig karakter, met een happy-end voor de goeien; voor de

slechten uit het stuk loopt het minder goed af. Er heerst dan ook een meer

karikaturaal onderscheid tussen de goeden en de slechten. Het gaat hier vooral over

mensen die minder zijn dan de gemiddelde mens. Die slechtheid of lelijkheid vertaalt

zich voor de toeschouwer in de volgende vorm: de lachlust wordt erdoor

opgewekt.(Aristoteles, 1986, p. 35) Hier geeft Aristoteles een grens aan die vele

toeschouwers wel al eens ervaren zullen hebben: wanneer die lelijkheid of dat slechte

een hevig lijden opwekt, stopt ons lachen. Het lachen begint oncomfortabel aan te

voelen en de dichtheid van humor en pijn wordt duidelijk. Deze grens ligt voor

iedereen anders: sommige mensen blijven lachen terwijl anderen de nadruk al leggen

op de pijnlijkheid van de situatie. Ook Freud zal een grens aangeven waar de

genotsbeleving van de toeschouwer stopt, maar daar wordt verder in de scriptie op

ingegaan.

1.1.3. identificatie bij tragedie en komedie

Het identificatieproces verloopt bij de komedie en de tragedie niet volledig gelijk. Bij

de tragedie is identificatie noodzakelijk om het angstige gevoel en de bijbehorende

spanning te kunnen opwekken, zodat uiteindelijk catharsis mogelijk is. Bij de

komedie daarentegen zal er geen volledige identificatie optreden. We kijken naar 1 Het was de filoloog Jakob Bernays die de term katharis transponeerde van het veld van muziek, zoals Aristoteles in de Politica beschreef, naar het veld van de tragedie. Het gebruik van de term katharsis in het veld van het theater heeft meteen vrij veel ingang gevonden en wordt tot op de dag van vandaag gebruikt.

7

Page 12: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

iemand die we als minder goed dan onszelf beschouwen en lachen ermee: hiervoor is

dus een zekere afstandname nodig. De identificatie is groter bij de tragedie dan bij de

komedie.

1.2. Epische en dramatische uitbeelding

Aristoteles is de eerste die het onderscheid episch en dramatisch/tragisch maakt.

(1986, p. 86-88) Hij probeert de twee kwalitatief af te wegen. Epische poëzie is

gericht op het ‘betere publiek’, terwijl dramatische poëzie voor iedereen geschikt is.

Toneelspelers gaan tragische werken vaker explicieter brengen en met meer

bewegingen spelen. Hij nuanceert het superieure karakter van het epische theater

door een paar voordelen van het het tragisch theater te benoemen. Het tragisch

theater heeft eigenlijk geen expliciete bewegingen nodig. Ze zijn er enkel omdat de

toneelspeler ervan uitgaat met een ‘dommer’ publiek te maken te hebben. Het

tragisch theater integreert muziek en zang in zulke stukken en onder andere hierdoor

wordt het genot in zijn stukken sneller bereikt. De episch stukken die worden

uitgebeeld, vormen minder een eenheid, dan de tragische stukken. Dit onderscheid

episch-dramatisch is van belang om later de ideeën van Brecht beter te begrijpen.

2. Sigmund Freud

2.1. Belang van identificatie

Freud heeft een grote belangstelling voor het theater. Hij legt voornamelijk het accent

op de beleving van de toeschouwer, in mindere mate bespreekt hij het proces en de

beleving voor de acteur.(Groen, 1982, p. 10) In zijn artikel Psychopathische figuren

op het toneel, het enige werk in zijn oeuvre dat enkel aan toneel is gewijd, begint hij

met een verwijzing naar Aristoteles. Die omschrijft het doel van toneel als volgt: “het

opwekken van vrees en medelijden en een zuivering van de affecten”.(Freud, 1982a,

p. 21) Freud hanteert hier de definitie van de tragedie van Aristoteles en niet die van

de komedie en ze vormt het aanknopingspunt van waaruit Freud zijn artikel begint.

Hij sluit aan bij de visie van Aristoteles en gaat er uitvoeriger op in. In het theater

kunnen gevoelens aan bod komen en spanningen afgevoerd worden, met lust of genot

tot gevolg. Deze lust ten gevolge van ontlading en innerlijke bevrijding kan tot stand

komen als de toeschouwer zich identificeert met de personages op de scène.

8

Page 13: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Freud heeft de term identificatie op dat punt in zijn theorievorming nog maar

nauwelijks gebruikt. Het gaat hier om identificatie in de zin van jezelf mentaal in de

plaats van de ander te stellen.(Compton, 1985, p. 206) De toeschouwer die veel

wensen en verlangens ervaart, wordt in het dagelijkse leven heel vaak door het

realiteitsprincipe belemmerd in het uitvoeren van die wensen. In het theater wordt de

toeschouwer meegevoerd naar een andere realiteit. Wanneer hij naar een schouwspel

kijkt, kan hij bepaalde ervaringen meemaken in identificatie met de held op de scène.

Bepaalde verlangens en ervaringen die hij zich in het dagelijkse leven ontzegt, kunnen

in het verhaal aan bod komen. De toeschouwer kan exploreren in het zijn van een

held en de daaraan gekoppelde gevoelens kunnen worden afgevoerd.(Freud, 1982a)

Dit is precies wat met catharsis bedoeld wordt. Spanningen die niet bemeesterd

raken, kunnen worden afgereageerd. Naast het genot dat kan worden toegeschreven

aan het afvoeren van spanningen, is er nog een lust die ontstaat ten gevolge van de

verhoogde opwinding.

Colarusso onderstreept ook het belang van identificatie met de speler, maar in zijn

artikel Play in Adulthood – A developmental Consideration heeft hij het over een heel

andere speler: voetballer, basketter, tennisser, ...waarnaar we kijken. Toch meent hij

dat er hier een gelijklopend proces van identificatie en een gelijklopende functie

aanwezig is. Ook hier kunnen bepaalde issues waar de toeschouwer op dat moment

mee zit aan bod komen. Hij geeft een mooi voorbeeld: de vijftigjarige kan tijdens een

wedstrijd rouwen om het verlies van zijn jeugdigheid en het verlies dat hij ervaart op

het niveau van zijn lichaam. Een kind in de latentieperiode kan thema’s als

competitiviteit en seksuele identiteit aan bod laten komen. In boeken, theater, films

verschijnen vanzelfsprekend meer details omtrent issues zodat bepaalde

intrapsychische conflicten aan bod komen.(Colarusso, 1993, p. 234) In het verdere

verloop van de scriptie wordt het accent gelegd op de toeschouwer van een

theaterstuk of een film.

Voor de toeschouwer het genot ervaart dat de identificatie teweegbrengt, moeten er

volgens Freud aan een aantal belangrijke voorwaarde voldaan zijn2.

2 Freud heeft het hier over voorwaarden langs de kant van de toeschouwer en op het vlak van de plot en de manier van ensceneren. Een factor die het identificatieproces zal beïnvloeden, waar Freud het niet over heeft en waar ook in het vervolg van de scriptie niet verder zal op worden ingegaan, is de aanwezigheid van andere toeschouwers. De toeschouwer zit niet in een vacuum. Het gehoest of gelach van andere mensen uit het publiek kunnen de toeschouwer storen of afleiden, zodat deze verhinderd wordt zich te engageren in het verhaal en de identificatie met de personages niet volledig tot stand komt.

9

Page 14: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

2.2. Voorwaarden tot genot van de toeschouwer

2.2.1. illusie

De toeschouwer beseft dat een ander de dingen meemaakt. Dit is voor hem wel een

heel groot voordeel en een veilige positie. Hij kan exploreren zonder dat iets hem

overkomt. Als hij wil, kan hij het verhaal op elk moment verlaten. Hij weet ook dat

het maar een spel is. De integriteit van de acteur, die het personage van held op zich

neemt, wordt op het niveau van de realiteit niet in gevaar gebracht. Het is pas als aan

de voorwaarde van de illusie is voldaan, dat een economisch principe van lustwinst

aan de orde is. Freud beschrijft hier uitgebreider wat Aristoteles ook al opmerkte,

namelijk dat iets wat in de realiteit geen lust oproept, het hier wel doet. Deze

omzetting van onlustvol naar lustwinst is mogelijk door het besef dat hetgeen zich

afspeelt op de scène niet echt is en door de setting van het spel.(Freud, 1983, 1920)

De kwaliteit van de illusie is zeer fragiel, maar zeer belangrijk. De beperkingen

waaraan het spel van de acteur onderhevig is (tijd, ruimte, regels) werken de illusie in

de hand.(Nuetzel, 1995, p. 346) De theatersetting houdt sowieso in dat er een afstand

wordt geschept, waardoor aan deze voorwaarde is voldaan.

Het is heel belangrijk dat de opsplitsing tussen het spel en de werkelijkheid duidelijk

wordt gemaakt.(Freud, 1983, p. 14) Wanneer deze opsplitsing niet langer duidelijk is,

kan er heel snel paniek ontstaan. Er moet op het toneel dus een illusionele wereld

gecreëerd, waarbij de acteurs het verhaal zo echt mogelijk proberen te laten

overkomen, zodat identificatie mogelijk wordt. Het gaat steeds om een afspiegeling

van de realiteit, waarbij de overeenkomst groot is, maar het gaat nooit om een exacte

kopie. Freud wil de mens tonen hoe hij is. Om het met de woorden van Aristoteles te

herhalen: theater is een vorm van uitbeelding.

Identificatie is noodzakelijk samen met een afstandname waardoor het mogelijk is te

genieten van het esthetische en de vorm waarin het verhaal werd gegoten.(Fenichel,

1943, p. 287)

2.2.2. neurotisch zijn

Freud geeft aan dat er in het drama een lijden plaats vindt. In een toneelstuk wordt de

handeling uiteengezet dat voorafgaat aan dat lijden, zodat het voor de toeschouwer

gemakkelijker is zich in te leven en mee te zijn in het stuk. Die handeling brengt

meestal een conflict met zich. Freud maakt een opsplitsing tussen verschillende

10

Page 15: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

terreinen van conflicten. Het conflict kan uitwendig of inwendig zijn. Uitwendig

omschrijft hij 3 terreinen waar deze conflicten aanwezig kunnen zijn. Ten eerste kan

een held in opstand komen tegen het goddelijke in een religieus drama. Ten tweede

spreekt hij van een sociaal drama als het conflict zich afspeelt tussen een held en de

maatschappij. Een laatste uitwendig conflict is mogelijk tussen verschillende mensen,

het gaat dan om een karakterdrama. Bij een inwendig drama, een strijd tussen

verschillende impulsen binnen dezelfde persoon, maakt hij door middel van het

concept van het onbewuste nog een onderscheid tussen het psychologische en het

psychopathische drama. Bij een psychologisch drama speelt het conflict zich af op

bewust terrein. Bij een psychopathologisch drama is één van de impulsen

verdrongen. Bij dit soort theater is neurotisch zijn een voorwaarde van genot.(Freud,

1982a, p. 23-25)

Verschillende psychoanalytici reageren op de opsplitsing die Freud maakt tussen

psychologisch en psychopathisch theater en de bijbehorende voorwaarde van de

neurotische toeschouwer opdat die zou kunnen genieten van het psychopathische

theater. Robert Seidenberg schrijft hierover in zijn korte tekst Theatre in the twentieth

century dat het hier om Freud gaat heel vroeg in zijn theorieontwikkeling. Het betreft

hier dan ook een nogal simplistische visie van Freud, bewust is normaal en onbewust

is pathologisch. Had Freud deze tekst geschreven aan het einde van zijn carrière dan

had die waarschijnlijk anders geklonken.(Seidenberg, 1976, p. 122) Paul Vanden

Berghe nuanceert de uitspraak van Freud door te zeggen dat we potentieel tragische

figuren moeten zijn. Kunnen we de interne spanningen niet adequaat afvoeren, dan

zouden we pathologisch worden.(Vanden Berghe, 2004, p. 12)

Vooraleer we kunnen genieten van een toneelstuk, moeten we de oedipale periode

achter de rug hebben. Otto Rank ziet het oedipale thema als de belangrijkste inhoud

van elk drama.(Sterba, 1939, p. 335) Bij de komedie wordt dit complex volgens

Ludwig Jekels omgedraaid, de vader intervenieert dan bijvoorbeeld in het liefdesleven

van de zoon.(Nuijten, 1999, p. 17-18)

Freud zegt dat neurotisch zijn een voorwaarde voor het genieten van het theater is.

Dit impliceert dat hij akkoord gaat dat het oedipale thema cruciaal is in theater of

film. Alle neurotici hebben immers de oedipale periode doorlopen. Ook zij kennen

die oedipale verlangens, maar probeerden die te verdringen. Omdat onbewust

dezelfde verlangens aanwezig zijn tussen het personage en de toeschouwer, wordt de

identificatie makkelijker.

11

Page 16: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

2.2.3. psychisch lijden

Freud beschrijft een drama dus als een handeling die een conflict en lijden met zich

brengt. Het is belangrijk dat dit conflict zich op het psychische niveau

afspeelt.(Freud, 1982a, p. 23) Bij lichamelijk lijden is dat economisch principe van

lustwinst niet langer geldig en kan de omzetting van onlustvol naar lust niet worden

gemaakt. Dan bots je bij de toeschouwer eerder op een weerstand. Freud beperkt hier

het terrein waarop het lijden zich afspeelt in vergelijking met Aristoteles, die wel

toelaat dat het lijden zich op het lichamelijke vlak afspeelt.

2.2.4. weerstand beperken

De wens of het verlangen dat aan bod komt in het theater is een verdrongen wens en

dit proberen we ook zo te houden. Het is dus de bedoeling dat de aandacht wordt

afgeleid en de wens niet al te duidelijk bij naam wordt genoemd om de weerstand te

minimaliseren.(Freud, 1982a, p. 26) Vandaar ook Freuds bewondering voor

Shakespeare die zijn personages niet alles laat uitspreken en die daarmee ons

denkproces bezighoudt.(Freud, 1982b, p. 178) Hij laat plaats voor een eigen inbreng

en aanvulling van de toeschouwer, de personages zijn hierdoor ruimer inpasbaar,

identificatie met het personage is op die manier sneller en voor meer mensen

mogelijk. Hier volgt Freud de visie van Aristoteles, die in zijn Poëtica schrijft dat het

belangrijk is dat de toeschouwer op basis van redenering tot bepaalde inzichten kan

komen in plaats van alles te expliciteren.

2.3. Functie van theater

Freud maakt in Aan gene zijde van het lustprincipe een link tussen het theater en het

kinderspel. In de kindertijd speelt het kind. Het kind brengt een herhaling van wat

zich in de realiteit afspeelt (bijvoorbeeld het weggaan van de moeder wordt gebracht

in het Fort-da spel), het kind brengt zijn wensen tot uiting (het spelen van vadertje en

moedertje vanuit de wens groot, volwassen te zijn). Het kind brengt in zijn spel een

uitbeelding. De herhaling zorgt ervoor dat oncontroleerbare situaties bemeesterd

kunnen worden en geeft een lustwinst als resultaat. (Freud, 1985) Tijdens de

adolescentie merkt Freud op dat het spelen wordt opgegeven, maar de bijbehorende

lustwinst niet. Er treedt een substituutformatie op: het fantaseren. (Freud, 1983, p. 13-

15) De wensen en verlangens die daar aan bod komen, worden vaak verborgen

12

Page 17: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

gehouden. Kan naar het theater gaan niet gezien worden als een meegenomen worden

in fantasie? In het theater kunnen onze wensen en impulsen aan bod komen, we

kunnen ons identificeren met iemand die toegeeft aan de driften die hij ervaart zonder

rekening te moeten houden met iets waar we in het echte wel leven rekening mee

houden: het realiteitsprincipe. Voor Vanden Berghe kan een theaterbezoek dan ook

heel werkzaam zijn en kan het bijdragen tot het vermijden van het neurotisch worden.

(2004, p. 15) Dit kan gelinkt worden met Freud: “Het te lang voortwoekeren en

oppermachtig worden van fantasieën schept de voorwaarden voor het ontstaan van

neurosen of psychosen.” (Freud, 1983, p. 18) Wanneer de affecten die gepaard gaan

met de fantasieën dus kunnen worden afgereageerd in het theater is de stelling van

Vanden Berghe goed begrijpbaar. Otto Fenichel vermoedt dat naar het toneel gaan

het schuldgevoel kan temperen dat gepaard gaat met die oedipale wensen. (1946, p.

146)

2.4. De vierde wand

De vierde wand is de wand tussen de acteurs en het publiek. Ze is weggehaald opdat

de toeschouwers naar de scène zouden kunnen kijken. Freud zelf schrijft niets over

de aanwezigheid van de vierde wand in het theater. Joel Friedman haalt dit in zijn

artikel Psychology of the Audience in relation to the Architecture of the Theater wel

aan. Hij maakt een schets van de evolutie van het theater, beginnend bij het Griekse

theater, tot nu (1953). Het Griekse theater speelde zich buiten af, er werd nauwelijks

een onderscheid gemaakt tussen de spelers en de toeschouwers, er werd een cirkel

gevormd rond de spelers. Naarmate het theater zich verplaatste naar zalen en er podia

werden gebouwd, werd de invoer van de vierde wand een feit. Al deze veranderingen

zorgden ervoor dat de afstand tussen acteur en publiek werd vergroot. Deze afstand

bemoeilijkt de identificatie. Het is dus belangrijk dat een regisseur bij de zaalkeuze

rekening houdt met het effect dat die wil bekomen, dat hij zich bewust is van de

invloed die het al dan niet denkbeeldig doorvoeren van die vierde wand bij zijn

toeschouwers heeft.

13

Page 18: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

DEEL 2: PSYCHOANALYTISCHE IDEEEN TOEGEPAST OP ACTEERTHEORIEEN

1. Konstantin Stanislavski Stanislavski is bekend als hervormer van het Russische theater. Hij wil een theater

van de waarheid brengen, weg van het traditionele en statische theater. Hij is

afkomstig uit een bourgeois familie en zijn theater is dan ook op deze doelgroep

gericht. Hij schetst er een mensbeeld in dat overeenkomt met dat van hen.

Stanislavski heeft als doel de toeschouwer te beklijven en te beroeren. Als zijn

toeschouwers geëmotioneerd zijn door het spel of als het een blijvende indruk nalaat,

is hij tevreden. Het doel dat Stanislavski bij de toeschouwer wil bereiken, komt dus

goed overeen met wat Aristoteles en Freud omschrijven als catharsis en identificatie

en het daarbij horende genot. De toeschouwer meenemen in een andere realiteit en op

hun gevoelens inwerken is prioritair bij Stanislavski, hiermee voldoet hij aan de

beschrijving die Freud over theater schreef. Zijn boek Lessen voor acteurs vormt een

basiswerk voor de acteur en het toneelspelen. Daarin brengt hij het verhaal van een

fictief personage, Kostja Nazvanov, die zijn eerste jaar start aan de toneelschool. Aan

de hand van het verhaal van deze jongeman zet hij zijn acteertheorie uiteen. Hij drukt

erop dat zijn theorie als een richtingaanwijzer moet worden gebruikt en dus niet als

een allesomvattende theorie. (Lutz, 1985, p. 8-9) Stanislavski richt zich in de eerste

plaats op het vormen van de acteur. Het resultaat is voor hem bijkomend. (Bentley,

2000a, p. 37-38) Dit idee wordt verder uitgewerkt in dit deel.

1.1. Een waarachtig theater

Stanislavski zet zich af tegen 4 methoden van acteren. (1985, p. 26-38) Eerst en

vooral bekritiseert hij de kunst van de reproductie of imitatie, waarbij elke creativiteit

zoek is. Hij wil niet dat de acteur een herhaling brengt van wat ooit goed is geweest.

Op dat moment leef je de rol niet, maar probeer je een zo geperfectioneerd mogelijke

reproductie te brengen. Je hebt de rol één keer geleefd en probeert daarna de

uiterlijke bewegingen zo goed mogelijk te herhalen, terwijl je juist vanuit de

innerlijke processen van je personage hoort te spelen. Je moet het voelen en van

daaruit naar buiten brengen. Ten tweede verzet Stanislavski zich tegen het

mechanisch acteren. Dit is het stereotype toneel en kan je leren uit boeken:

bijvoorbeeld als je denkt, breng je je hand voor je mond en je maakt een ‘hmm...’

14

Page 19: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

geluid. Er zit wel een techniek achter en het kost veel tijd die te leren, maar zulke

clichés blokkeren elk gevoel. Hij verzet zich tegen het overacteren, waarbij de eerste,

beste menselijke conventie wordt gebruikt en uitvergroot om het publiek te

entertainen. Die conventie wordt nauwelijks aan de realiteit getoetst en gaat terug op

de eerste geheugeninhoud die in je opkomt. Wat gebracht wordt, zijn enkel

uiterlijkheden, de mens achter het cliché wordt niet uitgewerkt. Vaak overacteren

kan uitmonden in mechanisch acteren. Dit laatste is heel wat moeilijker af te leren

dan overacteren.

“Een rol die is opgebouwd uit waarheid zal groeien, terwijl een rol die op stereotypen

is gebouwd, zal verschrompelen.” (Stanislavski, 1985, p. 36)

Het ergste voor Stanislavski is het uitbuiten van kunst om jezelf te promoveren, om

carrière te maken, om jezelf te laten zien, om populariteit te verkrijgen.

Waar Stanislavski voor staat is een waarachtig theater. (Stanislavski, 1985, p. 119) De

acteur moet de rol zijn in plaats van ze te spelen. Het is goed dat de acteur helemaal

in zijn rol opgaat, hij heeft op dat moment geen besef meer van persoonlijke

problemen of gevoelens.3 Hij is de rol en wordt helemaal meegesleept door het stuk.

Een rol leven, wil zeggen dat je je eerst en vooral zoveel mogelijk verdiept in het

innerlijke van je personage. Daarnaast moet hetgeen je voelt naar buiten gebracht

worden op een artistieke manier. Enkel zo’n kunstvorm, dat op waarachtigheid en

gevoelens is gebaseerd, kan de toeschouwer in beslag nemen. Identificatie van de

toeschouwer met het personage is pas mogelijk als de acteur zich volledig met de rol

identificeert. Pas dan kunnen voor de toeschouwer blijvende indrukken nagelaten

worden. Het is dus van een enorm belang dat de acteur telkens opnieuw het

personage leeft en voelt. Identificatie van de toeschouwer en van de acteur lopen dus

volgens Stanislavski gelijkmatig: als de acteur erin slaagt een personage te zijn, en

zich dus volledig identificeert met de rol, zal dat de identificatie voor de toeschouwer

ook vergemakkelijken.

Om een waarachtig theater te creëren, concentreert Stanislavski zich naast de acteur

op het decor, de kostuums en de rekwisieten. Al deze dingen ‘bouwt’ hij zo

nauwgezet mogelijk na: hoe identieker aan de realiteit, hoe beter. Het is ondenkbaar

dat je een zwarte persoon speelt als blanke zonder je volledig zwart te schminken.

3 Ik gebruik hier en in het vervolg van de scriptie ‘hij’ om te verwijzen naar de acteur of actrice, dit om het leesgemak te vergemakkelijken.

15

Page 20: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Een volledige transformatie, dus zowel innerlijk als uiterlijk van de acteur is

noodzakelijk.

Bij Stanislavski is de vierde wand nog duidelijk aanwezig. (Stanislavski, 1985, p. 87)

Acteurs leren zelfs hoe te kijken om te doen alsof die vierde wand daar staat. Die

vierde wand draagt bij tot een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld voor de

toeschouwer. Het publiek kijkt binnen in een aan de gang zijnd tafereel. Een dialoog

zal bijvoorbeeld nooit met het gezicht naar het publiek worden gebracht, dit

doorbreekt de echtheid van de situatie. De aanwezigheid van de vierde wand wil niet

zeggen dat de acteur zich niet bewust is van de blik van de toeschouwer. De

toeschouwer heeft echter wel de illusie dat hij ongezien blijft.

De vierde wand vergemakkelijkt volgens Stanislavski de identificatie voor de

toeschouwer, omdat die de echtheid van de situatie vergroot, maar Friedman heeft

hier een andere visie op. Hij zegt dat de invoer van de vierde wand een afstand schept

tussen publiek en acteur. (1953, p. 561-570) Wanneer in een bepaalde dialoog tussen

twee spelers de één opeens in woede uitbarst, dan zal het makkelijker zijn voor de

toeschouwer om ingang te vinden in de persoon wanneer je zijn gezicht en mimiek

ziet, dan wanneer we een echt beeld zien, waarbij twee personen naar elkaar kijken.

De persoon die naar een voorstelling gaat, weet dat het om een illusie gaat en heeft

voldoende verbeeldingskracht om te weten dat het om een dialoog gaat en de

personen in het dagelijks leven naar elkaar zouden kijken.

1.2. Het emotiegeheugen

Heel vaak wanneer een acteur een scène herspeelt, probeert hij de bewegingen,

intonaties opnieuw te reproduceren. Hij probeert de uiterlijkheden zo goed mogelijk

te herhalen. Stanislavski verzet zich hiertegen en vindt het veel belangrijker bij het

opnieuw spelen van een scène het eens ervaren gevoel te herpakken dan de

uiterlijkheden te herhalen. Het geheugen waar al die gevoelens in opgeslagen liggen,

geeft hij de naam emotie-geheugen. (Stanislavski, 1985, p. 149-173) Iedere keer dat

je een scène herneemt, is het de bedoeling dat je emotie-geheugen getriggerd wordt

via auditieve of visuele cues. Het hoeft geen exacte herhaling te zijn van een

opgeslagen emotie, integendeel. Het is vaak zo dat wanneer je een stuk speelt, je

nieuwe emoties ontdekt of een combinatie maakt van verschillende opgeslagen

emoties. Door die variaties krijg je een genuanceerde speelstijl.

16

Page 21: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Als je een rol krijgt in een stuk kan je die op twee manieren benaderen. Je kan je in

eerste instantie focussen op het innerlijke en van daaruit het uiterlijke vorm geven.

Vertrekken vanuit het uiterlijk is een tweede mogelijkheid. Zo’n strikt onderscheid is

natuurlijk overdreven, maar Stanislavski prefereert dat de acteur zich eerst op

innerlijke processen concentreert. Het is daarom dat Stanislavski tegen het gebruik

van een spiegel is tijdens het inoefenen van een rol: een te grote nadruk wordt dan op

het uiterlijke gevestigd. Bij een focus op het innerlijke, verzamel je zo veel mogelijk

materiaal over je rol, over de omstandigheden van het stuk. Als acteur moet je over

het verlangen beschikken te willen leren. (Stanislavski, 1981, p. 13 en Kedov, 1981,

p. 93) Je moet steeds op zoek willen gaan naar het particuliere van dat personage. Je

inleving wordt vergemakkelijkt als je je rol beter kent en begrijpt, het is comfortabeler

spelen als je weet hoe je je verhoudt tegenover de verschillende personages in het

stuk. Al deze informatie vul je het beste aan met elementen uit je verbeelding om het

stuk en de rol voor jezelf zo echt mogelijk te maken. Het is belangrijk dat je voeling

krijgt met de rol. Dit kan door een beroep te doen op eigen herinneringen: je roept dan

gevoelens op die analoog zijn aan de gevoelens die noodzakelijk zijn om de rol te

spelen. “Voor altijd en eeuwig moet je, wanneer je op het toneel bent, jezelf spelen.

Maar dan wel in een eindeloze hoeveelheid combinaties van doelstellingen, gegeven

omstandigheden die je voor je rol hebt voorbereid en die in de oven van je emotie-

geheugen zijn omgesmolten.” (Stanislavski, 1985, p. 161) Door middel van het

oproepen van je eigen emoties en zo dicht bij jezelf te blijven tijdens het spel, wordt

je de rol in plaats van ze te spelen. Het wordt je persoonlijke verhaal. Doordat het zo

persoonlijk en echt wordt, is het gemakkelijker voor de toeschouwer zich te

identificeren. Met deze techniek is Stanislavski heel bekend geworden en veel

hedendaagse trainingen voor acteurs berusten op deze theorie, nu bekend onder de

naam ‘Method-acting’.

Naast de drang te willen leren over je personage en zijn omstandigheden, moet de

acteur ook over de drang beschikken iets te willen tonen en vertellen aan een publiek.

Stanislavski zegt vaak tegen acteurs dat zij hun aandacht moeten richten op de

innerlijke processen, maar hij vergeet absoluut het uiterlijke niet. Door je te

concentreren op het innerlijke van je personage komt het uiterlijke ook tot stand,

zodat de opsplitsing tussen beide eigenlijk overbodig wordt. Het is ook via

gelijklopende interne conflicten dat ze de interesse van het publiek kunnen triggeren,

zodat identificatie voor hen mogelijk is.

17

Page 22: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

1.3. Andere elementen in het spel

Verder benoemt Stanislavski nog een heel aantal aandachtspunten voor de acteur die

hem helpen in zijn spel.

De acteur moet een zo groot mogelijke ontspanning krijgen op de scène. (Stanislavski,

1985, p. 91-104) Handelingen die je in het alledaagse leven doet, moeten opnieuw

worden geleerd om aan de vervorming van de handeling door de blik van de

toeschouwer te ontsnappen. Op de scène moet je eenzelfde natuurlijkheid krijgen als

in het dagelijkse leven. Het ontspannen van de spieren moet wel gepaard gaan met

een hoge mate van concentratie en aandacht.

Het is ook belangrijk dat een acteur steeds handelt op de scène, deze handeling kan

zowel extern als intern zijn. (Stanislavski, 1985, p. 39-56) Om een constant handelen

te onderhouden, is het van belang dat de acteur steeds een doel voor ogen heeft. Als

je op het podium zit zonder doel, verlies je heel snel de aandacht van het publiek. Als

je zit terwijl je aan iets denkt waarmee je personage bezig kan zijn, terwijl je energie

uitstraalt,... is er handeling aanwezig en dat is veel interessanter voor het publiek om

naar te kijken. Je moet dus als acteur steeds zin geven aan hetgeen je doet, ook al heb

je geen tekst of beweging. Je doet nooit iets om de handeling zelf, je roept geen

gevoel op om het gevoel zelf, maar je creëert de handeling of het gevoel als reactie op

wat al gebeurde. Het doel waarmee de acteur zin geeft aan zijn handelen, moet zich

op het toneel bevinden en is gericht op een ander(e) personage(s) en dus niet op de

toeschouwer. Doordat de acteur steeds zinvol en logisch handelt, wordt de aandacht

van de toeschouwers wel vastgehouden.

Als acteur geef je jezelf over aan een ALS-situatie. (Stanislavski, 1985, p. 57-71)

‘ALS’ is voor Stanislavski een magisch woord, omdat het je binnen brengt in de

wereld van de verbeelding. Hoe zou ik reageren ALS ik in deze omstandigheden

terecht kom? Op dat moment kan je, vertrekkend vanuit jezelf, beginnen fantaseren,

acteren en er volledig in opgaan.

Verder wil Stanislavski het onderbewuste stimuleren, wat een bron is van inspiratie.

(Stanislavski, 1985, p. 249-275) Het onderbewuste kan niet rechtstreeks bereikt

worden. Door op een bewuste manier zo dicht mogelijk bij je rol te raken, heb je een

grotere kans op een vleugje inspiratie. Die bewuste techniek houdt verder in dat je je

zoveel mogelijk moet ontspannen, je moet je aandacht op de scène richten en voor je

rol een bepaald doel voor ogen houden. Is je onbewuste bereikt, dan krijg je een

18

Page 23: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

grotere bewustwording over de rol, je wordt je bewust van elk detail, je denkt in de

rol. Op dat moment hou je veel minder rekening met wat wel en niet aangepast is,

maar laat je je meevoeren door je emoties.

Het hele werk van Stanislavski is erop gericht de acteur te vormen zodat de

identificatie voor de toeschouwer gemakkelijker wordt. Er wordt een zo

waarheidsgetrouw beeld gecreëerd waarbij de acteurs zo naturel mogelijk spelen en

dus zo dicht mogelijk bij een geloofwaardig personage komen.

2. Bertolt Brecht Het is van belang Brecht’s theater te situeren in de context van en te begrijpen als

tegenreactie op het op dat moment heersend theater in Duitsland. Het theater toen

was verouderd en gericht op de bourgeoisie. De bourgeoisie wilde een subjectief

beeld van zichzelf gerepresenteerd zien op de scène, een mensbeeld dat voldeed aan

hun ideologie. Brecht rebelleert ten opzichte van zijn eigen bourgeoisie volk. Hij gaat

hier tegen in en wil eindelijk wat objectiviteit in het theater brengen. (Sartre, 2000f, p.

50) Hij wil het publiek iets tonen. Hij wil van hen een kritische toeschouwer maken

en hij heeft niet meer het beroeren van het publiek tot doel. Brecht gaat hiermee in

tegen het doel van theater tot dan toe. Het tijdloze van het bourgeoisie theater

verdwijnt en een personage wordt in de sociale, historische en politieke context

geplaatst. Brecht creëert een politiek theater. Bij deze nieuwe thema’s horen ook

andere vormen van theater: “Can we talk about money in iambic form?” (Bradley,

2006, p. 3) Om een ander doel te bereiken bij de toeschouwer is een ander vorm van

theater noodzakelijk.

Brecht is in eerste instantie een toneelschrijver. Pas later interesseert hij zich in het

opleiden van een acteur. (Bentley, 2000a, p. 36-37) Door deze achtergrond werkt hij

heel resultaat gericht. Hij werkt minder met de acteur tijdens het repetitieproces, maar

zal sneller zijn script veranderen in functie van het beoogde resultaat. Brecht houdt

van een minimale acteerstijl. (Stuart Mc Dowell, 2000g, p. 81) Hij wil dat de acteur

niet te emotioneel en pathetisch speelt, maar eerder sober, helder en exact.

Een andere verandering die Brecht doorvoert is het weghalen van de vierde wand.

(Brecht, 2000c, p. 24) De acteur maakt duidelijk dat er naar hem gekeken wordt, er

wordt contact gemaakt met het publiek. Hiermee verdwijnt voor de toeschouwer de

19

Page 24: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

illusie om niet gezien te worden. De afstand tussen publiek en acteurs wordt hierdoor

verkleind en de toeschouwer voelt zich meer aangesproken.

Brecht heeft veel kritiek gekregen op zijn werk en was een zeer controversieel figuur,

maar heeft een enorme invloed gehad op hoe iets op de scène wordt gebracht. Hij liet

een nog steeds actueel oeuvre na, vertaald in reeds meer dan 40 talen.

Brecht wordt vaak gelinkt met 3 centrale begrippen: Episch theater, Verfremdung en

Gestus.

2.1. Episch theater

De term ‘episch theater’ ontleent Brecht aan Erwin Piscator. (Gorelik, 2000e, p. 31)

Hij omschrijft episch theater als de tekst van een stuk die de sociopolitieke

omstandigheden uit de doeken doet. Het was nochtans Aristoteles die als eerste de

opsplitsing maakt tussen episch en dramatisch theater. De definitie van beiden komt

echter niet helemaal overeen. Brecht zet zich af van het bourgeoisie theater, gericht

op de hogere stand, terwijl Aristoteles schrijft dat net het epische theater gericht is op

die hogere stand. Brecht wil een toeschouwer die kritisch is, open staat en vrij denkt.

Ze zijn het er wel over eens dat het episch theater soberder is dan het dramatisch

theater.

Dramatisch theater nodigt het publiek uit tot empathie met de centrale personages,

laat een totale overgave aan het stuk toe, met catharsis als gevolg. Episch theater

daarentegen heeft tot doel de toeschouwer tot reflectie aan te zetten. (Gorelik, 2000e,

p. 31-36) Het is misschien interessant het episch theater en het dramatisch theater als

een continuüm te zien en niet als twee aparte categorieën. In het episch theater mag

een oordeel geveld worden over de personages en hun acties. Brecht ervaarde

voldoening als na één van zijn stukken een discussie aan de gang was, als er

onenigheid was. Hij wou met zijn stukken de toeschouwer aan het denken zetten in

plaats van hen kritiekloos te laten overgeven aan het verhaal op de scène. Hij wilde

het publiek van bepaalde situaties bewust maken: situaties moesten hun

vanzelfsprekendheid verliezen, het vaststaande en alledaagse moet in vraag worden

gesteld en tot reflectie leiden (interventionist art). Hij creëerde daartoe een

nieuwsgierigheid rond zijn personages. (Bradley, 2006, p. 6) Hij hoopte dat deze

bewustmaking en reflectie verder tot actie zouden leiden. Het werd een didactisch

theater (Brecht, 2000c, p. 26), waarbij een combinatie van entertainment en het leren

uit iets centraal stond. Dat wil niet zeggen dat een schets van een individueel

20

Page 25: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

personage onmogelijk werd in het episch theater. Een individu schetsen betekent

rekening houden met de sociale, historische en politieke context, de innerlijke

drijfveren verduidelijken. De personages zitten zo complex ineen en maken een

evolutie door tijdens een stuk. Er komt veel aandacht op de realiteit te liggen. Brecht

schreef: “Epic theatre was to examine, not just to stimulate emotions.” (Thomson en

Sacks, 2006, p. 188)

Op een bepaald moment prefereert Brecht in plaats van episch theater de term

dialectisch theater. Hij ontleent de term dialectiek aan Marx en Hegel. De

dialectische constructie van de rollen verplicht de toeschouwer om hun acties in een

historisch perspectief te zien. Zowel zichtbare als niet zichtbare contradicties op het

vlak van personen, situaties en processen worden getoond en uitgewerkt. Het

negatieve wordt niet enkel ten opzichte van het positieve geplaatst, maar de situatie

met beide kanten wordt als eenheid gepresenteerd. Dit maakt het voor de

toeschouwer interessant: het brengt een personage en een toneelstuk dichter bij de

realiteit en zet zo het publiek aan tot reflectie. Die contradicties kunnen op

verschillende manieren worden uitgewerkt. Er kan vanuit de achtergrond

commentaar geleverd worden op hetgeen op de scène gebeurt, bijvoorbeeld door

tegelijkertijd op schermen gebeurtenissen te laten afspelen naast de gebeurtenissen op

de scène. Vaak wordt er ook gewerkt met interne contradicties: twijfel van

personages, een personage dat evolueert gedurende het stuk. Doordat er niet één

mooie lijn te volgen is in het episch theater, wordt de identificatie van de toeschouwer

bemoeilijkt. Zodra je je als toeschouwer identificeert met een bepaalde denkgedachte

en/of persoon, komt een andere gedachte/persoon op de proppen die dit alles weer is

vraag stelt of kritiek levert op het zojuist gebeurde. De toeschouwer wordt dus heen

en weer geslingerd van de ene gedachte naar de andere, van het ene personage naar

het andere en zo dus ook van de ene naar de andere identificatie.

2.2. Verfremdung

Brecht wou de identificatie van de toeschouwers met de held op de scène zelfs

verstoren. (Brecht, 2000b, p. 15-22) Hij wilde dat zowel toeschouwer als acteur

konden reflecteren over de situaties waarin de centrale personages terecht kwamen.

Om die identificatie van de toeschouwers met de personages te doorbreken werd een

aangepaste acteerstijl vereist: de acteur kon niet meer in de rol kruipen, het personage

worden. De acteur moest een zekere afstand met zijn personage behouden. In plaats

21

Page 26: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

van het personage te zijn, moest de acteur het personage tonen. Elke empathie van de

toeschouwer naar het personage mocht zich niet langer geheel ontwikkelen: de

toeschouwer kon zich dus nooit geheel aan het stuk of het personage overgeven.

Voor de toeschouwer was het niet meer een naar zichzelf kijken daartoe werd de

identificatie namelijk telkens doorbroken. Het werd eerder een bekijken van de ander,

zodat de toeschouwer de rol van observator kreeg toebedeeld. Dit

vervreemdingseffect streeft niet na dat de toeschouwer emotieloos wordt, het is wel

goed mogelijk dat de toeschouwer niet langer exact hetzelfde voelt als het personage.

(Bradley, 2006, p. 6) De identificatie van de acteur met zijn rol komt dus overeen

met de identificatie die de toeschouwer ervaart. Het moet duidelijk zijn dat deze

acteertheorie ontstond vanuit het verlangen de toeschouwer tot reflectie aan te zetten

door de identificatie te doorbreken. Tijdens het repetitieproces gaf Brecht

aanwijzingen voor de acteur om voor hem/haar de afstand van het personage te

kunnen bewaren. Hij raadde aan de rol vanuit de derde persoon te bekijken, het stuk te

lezen alsof het in het verleden was gebeurd in plaats van in het heden, zodat het

mogelijk zou zijn te tonen wat gebeurd was, op de scène een herhaling te brengen van

wat ooit gebeurde.

Toen Brecht in 1935 naar Moskou trok, zag hij een Chinese opera met Mei Lanfang in

de hoofdrol. (Brecht, 2000b, p. 19) Voor een Europeaan is het bevreemdend naar een

Chinees stuk te kijken. Dit was een heel belangrijk moment voor Brecht, omdat Mei

Lanfang de acteertheorie belichaamde die hij tot dan toe aan het vormen was in zijn

gedachten en praktijk. Brecht zag Mei optreden zonder kostuum, zonder belichting.

Het werd hem duidelijk dat de acteur en de rol niet samenvielen, dat de acteur een

personage toont. Brechts interesse in het Chinese theater groeide en aan het einde van

de jaren ’30 schreef hij dan ook On Chinese acting, waarin hij één aspect van het

Chinese theater uitlicht, namelijk de vervreemding. In dat artikel werkt hij een deel

uit rond het spel van de acteur: als de acteur hetzelfde gevoel van binnen ervaart als

hij op dat moment toont, is er geen sprake van vervreemding. Er is pas sprake van

vervreemding als het gevoel artificieel is bekomen. (Hij geeft een voorbeeld: lijkbleek

zien door witte verf aan te brengen op het gezicht). Brecht vindt die vervreemding

een veel gezondere manier van spelen dan het volledig opgaan in je personage. Het

creatieproces is achter de rug zodra men het stuk opvoert, in plaats van elke

voorstelling opnieuw te leven, te zijn, te creëren. Volgens hem komt hier ook creatief

werk aan te pas, maar dan wel op een bewust niveau. De acteur ervaart zelf geen

22

Page 27: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

opbouw en climax in zijn gevoelens. Hij toont enkel wat het personage ervaart en kan

daar op elk moment tijdens het stuk uitstappen, maar ook weer even gemakkelijk

instappen.

Het medium theater wordt bij Brecht dus anders gebruikt dan daarvoor. Het is niet

meer de bedoeling zo goed mogelijk de realiteit na te bouwen. Dit is reeds

geïllustreerd aan de hand van de acteur, die niet meer op een waarheidsgetrouwe

wijze omgebouwd wordt tot iemand anders. Ook het podium en de bebouwing van

het podium leunen niet meer zo dicht aan bij het realistische. Het is bijvoorbeeld goed

mogelijk dat er een aantal blokken staan die in de ene scène een muur voorstellen,

daarna zichtbaar voor het publiek worden verzet om in de volgende scène een bank

voor te stellen.

Brecht zegt dat een minimale illusie voor de toeschouwer wel een vereiste is. Er was

dus een evenwicht nodig tussen de toeschouwer aan het denken zetten en hem toch

goed meehebben in het verhaal, tussen een zekere afstand van de rol en de realiteit

waarbij toch een zekere illusie werd gecreëerd.

2.3.Gestus

Brecht had het in 1920 voor de eerste keer over Gestus, in de betekenis van

lichaamsgebaren. Pas 9 jaar later gebruikt hij de term Gestus, in termen van sociale

Gestus, die een pijler zal vormen voor het episch theater. Gestus is geen unieke

Brechtiaanse term. Brecht beschrijft de term als het geheel van uiterlijke gedragingen

die een acteur toont als die zijn personage op de scène brengt in een sociale interactie.

Hieronder zitten lichaamstaal en gebaren, houding, mimiek, de stem, kostuum, make-

up en rekwisieten. (Weber, 2000h, p. 43) Een sociale geste definieert een sociale

positie, het is een actie of configuratie in de ruimte die de relatie onthult tussen

verschillende personages. Een voorbeeld: op de scène geeft een burgemeester een

toespraak waarbij het bourgeoisie volk vooraan staat en de andere mensen erachter.

Het bourgeoisie volk staat dichter bij de burgemeester en zij komen op de eerste

plaats, terwijl de anderen maar op de tweede plaats komen. Deze configuratie

(burgemeester-bourgeoisie-anderen) is dus veelzeggend, zonder dat het zeer expliciet

gebeurt. Een sociale geste heeft een relevantie voor de maatschappij, het laat toe de

sociale omstandigheden te bekijken.

Het is belangrijk dat zo’n geste blijft hangen voor de toeschouwer, dat het citeerbaar

voor hen is (quotable). (Weber, 2000h, p. 44) Om iets in het geheugen te houden of

23

Page 28: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

citeerbaar te maken, wordt soms gewerkt met beelden die bevriezen, met beelden die

in slowmotion worden uitgewerkt.

Brecht hield enorm van Charlie Chaplin en werd er ook door beïnvloed. (Weber,

2000h, p. 45) Hij hield van zijn strak gezicht, waarbij elke kleine verandering een

groot effect had op zijn mimiek. Dit nam hij later over in zijn eigen theorie: hij

beperkte de mimiek zo veel mogelijk en probeerde veel meer te verduidelijken aan de

hand van lichaamstaal.

Brechts aandacht voor de Gestus en voornamelijk de Gestus in sociale context had

weer één doel: het publiek aan het reflecteren zetten en zorgen dat er bij hen bepaalde

informatie bleef hangen.

3. Stanislavski, Brecht en Freud Stanislavski, Brecht en Freud hebben allen een verschillende invalshoek als ze

spreken en schrijven over theater, ze hebben een ander vertrekpunt. Bovendien

hebben ze ook een ander doel met betrekking tot het theater en het effect dat ze willen

bekomen bij de toeschouwer.

Freud is een analyticus, geen theatermaker, in die zin onderscheidt hij zich van

Stanislavski en Brecht. Hij analyseert theater en beschrijft bepaalde processen die

plaats grijpen. Hij legt de focus bij de processen die plaats grijpen bij de

toeschouwer. Hij maakt een belangrijk onderscheid tussen het psychologische en

psychopathische drama, waarbij dit tweede zich onderscheidt door de aanwezigheid

van een conflict tussen het onbewuste en het bewuste. Dit psychopathische theater

beschouwt Freud als kwalitatief goed theater. Freud zegt dat het theater aan de

toeschouwer toont hoe de mens is en welke onbewuste verlangens die heeft. Dit

verklaart waarom Freud het doel van theater als volgt omschrijft: “de ontsluiting van

bronnen van lust of genot in ons gevoelsleven.” (Freud, 1982, p. 21) Deze ontsluiting

leidt tot genot en heeft vaak ook bewustwording tot gevolg. Om dit doel te bereiken

stipt Freud een aantal voorwaarden aan opdat de toeschouwer zou kunnen genieten

van een psychopathische drama: het neurotisch zijn van de toeschouwer, het beseffen

dat het om een illusie gaat, er moet een psychisch lijden op de scène gebracht worden

en de weerstand moet beperkt worden door de verlangens niet bij naam te noemen.

24

Page 29: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Stanislavski benadert het theater vanuit een ander uitgangspunt. Hij is acteur van

opleiding. Hij richt zich op de vorming van de acteur. Brecht daarentegen is in eerste

instantie een toneelschrijver en gaat zich pas later interesseren in het opleiden van de

acteur. Brecht wil dat de stukken die hij schrijft in een zo goed mogelijke vorm

worden gegoten. Zijn stukken moeten iets losmaken bij het publiek en ze moeten de

toeschouwer iets bijbrengen. Hij wil een kritische toeschouwer als resultaat.

Stanislavski heeft een ander doel dat hij wil bereiken bij de toeschouwer: hij wil een

emotionele catharsis teweeg brengen.

Het is interessant om de verschillende standpunten van Freud, Stanislavski en Brecht

tegenover de identificatie van de toeschouwer met het geënsceneerde te vergelijken.

We stelden al dat elk het theater een ander doel toeschrijft. Bijgevolg bekijken ze ook

het identificatieproces verschillend.

Freud geeft aan dat het noodzakelijk is voor de beleving van de toeschouwer dat die

zich identificeert met de held op de scène. Ook Stanislavski zal de identificatie van

de toeschouwer met de personages proberen te bevorderen. Hij doet dit via de acteur.

Stanislavski wil een zo goed mogelijke transformatie van de acteur, de acteur moet

het personage voelen. Als de acteur in zijn rol zit, zal de toeschouwer meegetrokken

worden en geëmotioneerd worden door het stuk. Op de scène wordt een zo

waarheidsgetrouw mogelijk verhaal gerepresenteerd. Op deze manier zal Stanislavski

zijn doel bij het publiek, emotionele catharsis, teweeg brengen. Brecht heeft een

geheel ander doel met betrekking tot wat hij wil bereiken bij de toeschouwer: hij wil

een kritische toeschouwer in plaats van een toeschouwer die zich volledig door het

verhaal laat meeslepen. Om die afstandname van het verhaal voor het publiek te

bevorderen, zal Brecht de identificatie juist doorbreken. Daartoe geeft Brecht aan dat

de werkelijkheid moet worden uitvergroot en extremer getoond opdat de toeschouwer

het gebeuren in vraag zou kunnen stellen en er met een kritische blik naar zou kijken.

Doorheen de theoretische uiteenzetting is duidelijk geworden dat de identificatie van

de acteur met zijn rol een grote invloed heeft op de identificatie van de toeschouwer

met het personage. Des te meer een acteur zijn personage is, des te gemakkelijker

voor de toeschouwer om zich in het personag in te leven. Als een acteur een bepaalde

afstand houdt van zijn personage, staat de toeschouwer kritischer tegenover dat

personage en zo wordt ook aan de kant van de toeschouwer een afstand ingebouwd.

25

Page 30: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

De mate van identificatie tussen de toeschouwer en een personage loopt dus parallel

aan de mate van identificatie tussen de acteur en personage.

Het al dan niet bevorderen van de identificatie van de toeschouwer met de personages

hangt dus samen met het doel dat de regisseur voor zijn toeschouwer heeft. De

theorieën van Stanislavski en Brecht die op het eerste gezicht een tegenovergestelde

theorie beschrijven, kunnen dus als aanvullend bekeken worden. Een regisseur kan zo

immers spelen met de theorieën afhankelijk van het doel dat hij bij de toeschouwer

wil bereiken. Ofwel wil hij dat de toeschouwer zich overgeeft en dan bevordert hij de

identificatie. Ofwel wil hij een kritische reactie bij de toeschouwer uitlokken en dus

bouwt hij best momenten in waar de toeschouwer een afstand neemt van het verhaal

door de identificatie te doorbreken. Welke mogelijkheden deze twee vormen van

theater maken in petto heeft, wordt uitgewerkt in het volgende deel aan de hand van

Dogville, een film van Lars Von Trier.

26

Page 31: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

DEEL 3: TOEPASSING: DOGVILLE

In 2003 kwam Dogville uit, het eerste deel van de trilogie USA – Land of

Opportunities geschreven en geregisseerd door Lars Von Trier4 (Dogville,

Manderlay, Wasington). Het verhaal gaat over Grace, een voortvluchtige, die in een

dorpje terecht komt en in ruil voor haar verblijf en schuilplaats wordt gebruikt en

misbruikt door de inwoners van het dorp. De film werd opgenomen in een grote

studio in Zweden en speelt zich geheel af in die ruimte. Het dorpje met de huizen van

de bewoners is met krijtlijnen op de grond getekend en slechts de meest noodzakelijke

rekwisieten en decorstukken staan op de scène. De muren van de gebouwen in het

dorp ontbreken en de namen van de straten staan in grote letters op de grond van de

studio. Het vormelijk gedeelte (het niet realistische decor) doet onmiddellijk denken

aan Brecht. Von Trier geeft aan dat hij zijn film bewust Brechtiaanse invloeden gaf.

(Bainbridge, 2007, p. 145-146)

1. Beïnvloedende factoren met betrekking tot de identificatie Von Trier gebruikt allerlei technieken om de identificatie te beïnvloeden. De ene keer

stimuleert hij de identificatie van de toeschouwer, op andere momenten verbreekt hij

die weer en krijgt de toeschouwer een heel vervreemdend gevoel. In wat volgt

worden de stimulerende en verbrekende factoren met betrekking tot de identificatie

besproken.

1.1. Grace, symbolisch figuur of mens van vlees en bloed?

Grace komt aan in Dogville en in de daaropvolgende scène komt er een auto met

geblindeerde ramen met enkele mannen erin het dorp binnengereden (dit verwijst

direct naar de maffiawagens in de hedendaagse Amerikaanse films) die Grace komen

zoeken. Onmiddellijk wordt Grace in een duister daglicht gesteld en wordt er een

afstand gecreëerd tussen de toeschouwer en het personage Grace.

Grace stelt zich direct open om de inwoners van Dogville te leren kennen en stelt zich

zeer begrijpend op ten aanzien van de weigerachtigheid van het dorp haar te

4 Lars Von Trier zet zich af tegen de filmindustrie geassocieerd met Hollywood en zoekt naar andere manieren om films te maken. Hij is bekend omwille van één van zijn manifesten, namelijk “Dogma 95”.

27

Page 32: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

ontvangen. Ze weet alle inwoners voor zich te winnen en een tijdje gaat het erg goed

in het dorp. Naarmate de film vordert en het verlangen van de bewoners naar Grace

toeneemt, gaat het van kwaad naar erger. De mannen in het dorp beginnen zich aan

haar te vergrijpen en de vrouwen zijn wraakzuchtig omdat Grace ‘hun mannen

inpalmt’. Toch blijft Grace de inwoners vergeven. Ze ondergaat met veel

waardigheid en zonder klagen wat haar wordt aangedaan. Ze is te goed, ze blijft de

inwoners begrijpen. Grace is als het ware een symbolische figuur, ze staat symbool

voor vergevingsgezindheid. Haar door en door goed zijn, bevordert de identificatie

niet altijd. Aristoteles onderstreept het belang van het feit dat een personage zowel

goede en slechte eigenschappen heeft en dat we het personage vergelijkbaar met

onszelf moeten inschatten opdat er identificatie zou kunnen zijn met catharsis als

gevolg. (1986, p. 50) Toch kan er een gevoel van medelijden ontstaan: Grace die zo

goed is, zelfs nog beter dan ons, verdient het niet om zo behandeld te worden.

Grace is een symbolisch figuur, ze is geen mens van vlees en bloed, ze blijft de

inwoners begrijpen ook al doen ze haar de meest gruwelijke dingen aan. Haar

geloofwaardigheid en goedheid wordt slechts een drietal keer gedurende de film in

vraag gesteld door de komst van de politie die affiches van Grace ophangt met

onderschrift ‘vermist’ en ‘gezocht wegens roofovervallen’.

De naam ‘Grace’ is ook significant gekozen en draagt bij tot het symbolische van het

personage. (Bainbridge, 2007, p. 149) Het verwijst naar natuurlijke goedheid,

elegantie,gratie,...

Grace is tot nu toe het enige personage in het oeuvre van Von Trier dat ontsnapt aan

de situatie waarin ze terecht komt en inziet, met de hulp van haar vader (maffiabaas),

dat het gedrag van de inwoners geen altruïstisch hulp bieden was. (Simons, 2007, p.

110) Helemaal op het eind van de film vindt de peripetie plaats. De al vergevende

en begripvolle Grace besluit na een gesprek met haar vader het dorpje uit te moorden

en dit op vreselijke wijze. Het gaat hier dus om een personage dat evolueert, maar dit

op een zeer radicale manier. De radicale overgang van een begripvol,

vergevingsgezind iemand naar iemand die een heel dorp uitmoordt, is zo

bevreemdend, zo schokkend. Het past niet binnen de voorwaarde van Aristoteles van

een consistente figuur op de scène te zetten. Grace is helemaal niet meer in te

schatten op zo’n moment. Het hele gebeuren roept afschuw op en er wordt een

afstand gecreëerd tussen Grace en de toeschouwers. De identificatie wordt volledig

28

Page 33: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

doorbroken. Op het moment dat ze haar pistool naar haar geliefde, Tom, trekt

wanneer alle andere bewoners reeds dood zijn, kan je haar helemaal niet meer

inschatten: ‘Gaat ze Tom ook neerschieten?’, uitdrukkelijk vanuit de derde persoon

geformuleerd. Alle binding die de toeschouwer tijdens het verhaal met haar

opbouwde, is verdwenen. Alle voorspelbaarheid is weg. Ze schiet en het verhaal

eindigt en de toeschouwer blijft met de vraag achter: ‘Vanwaar die plotselinge

overgang?’ De film zet je aan het denken.

We weten vrij weinig over wat het personage Grace denkt en voelt tijdens de film.

(De Kesel, p.13) Ze verdraagt alles wat haar wordt aangedaan, ze blijft begrip

opbrengen voor de bewoners, maar wat speelt er zich vanbinnen af? Veel van haar

gedachten blijven onuitgesproken. Dit geeft de mogelijkheid aan de toeschouwer zelf

in te vullen. Hierdoor wordt Grace wel een ruim inpasbaar personage: haar gedachten

kunnen worden opgevuld met eigen gedachten. Zowel Aristoteles als Freud vinden

het belangrijk dat niet alle gedachten uitgesproken worden, op die manier is de

weerstand van het publiek kleiner. (Freud, 1982a, p. 26) De ruime inpasbaarheid van

het personage vergemakkelijkt dus enerzijds de identificatie voor veel toeschouwers.

Anderzijds, doordat we zo weinig weten over haar gedachten en gevoelens, is de

radicale ommezwaai in haar handelen zo onverwachts. Het maakt de bevreemding en

dus de breuk in de identificatie, nog groter.

Marc De Kesel beschrijft in zijn artikel Dorp met hondinnetje de positie die Grace

inneemt in de film. “Ze (Grace) is geen subject – in de twee betekenissen van het

woord: zij heeft geen specifieke subjectiviteit en zij is evenmin het onderwerp

(‘subject’) van de film.” (De Kesel, p. 13) In het dorp was er voor haar komst

duidelijk een tekort, een leegte. Grace komt aan in het dorp en zij komt toevallig op

die plaats van leegte terecht, zij komt op de plaats van het object a te staan. Het dorp

probeert haar te bemeesteren, maar dit is structureel onmogelijk, met alle gevolgen

van dien. Het onderwerp van de film is dan ook Dogville zelf en dus niet Grace. Dat

Grace op de positie van object terecht komt en niet de plaats van subject inneemt, is

belangrijk voor de identificatie. Er wordt voor haar beslist (Tom denkt haar gehele

verblijf in Dogville en hoe ze zich moet gedragen voor haar uit). Ze wordt genomen

door de inwoners van het dorp. Ze komt in een passieve positie terecht, in een

verstrikkende quid pro quo waar ze niet uit geraakt. (Simons, 2007, p. 109-110) Dat

29

Page 34: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

iemand die we zelfs nog beter inschatten als onszelf, zo vergevingsgezind en

begripvol, terecht komt in een afschuwelijke situatie waar zij niet meer uit kan,

vervult ons met medelijden en angst, de ingrediënten die Aristoteles aangeeft voor een

goede tragedie, ook al is Grace eerder een symbolische figuur, geen mens van vlees

en bloed.

De identificatie van de toeschouwer met Grace is dus heel afwisselend tijdens de film.

In het begin wordt er argwaan gewekt, door de link met de maffia en bekijk je haar op

afstand. Gedurende de film is er afwisseling tussen enerzijds je mentaal verplaatsen

in Grace, vol medelijden zien wat er haar wordt aangedaan en anderzijds het

bevreemdende van het symbolisch personage, haar almachtige vergevingsgezindheid

met daarbij de verdachtmakingen door de politie die de door en door goede positie

van Grace in vraag stellen. Op het einde van de film wordt de identificatie dan weer

volledig verbroken door haar radicale overgang naar het op afschuwelijke wijze

uitmoorden van het gehele dorp. De identificatie en het medelijden die we gedurende

de film ervaarden, is een noodzakelijke voorwaarde om op het einde als toeschouwer

een schokkend en bevreemdend effect te ervaren. Het is ook een noodzakelijke

voorwaarde om de film uit te kijken: er is een binding nodig met een personage op de

scène om je interesse en engagement in de film te behouden. Katrien Vuylsteke

Vanfleteren stelt zich de vraag of Brechts methode van het volledig uitbannen van de

identificatie wel mogelijk is.

Mogen we Grace als psychopathologische figuur beschouwen, een personage uit een

psychopathologisch drama zoals door Freud beschreven in Psychopathologische

figuren op het toneel? Gedurende de film lijkt Grace geen mens van vlees en bloed:

haar vergevingsgezindheid en begripvolheid staan erg op de voorgrond. Ze lijkt door

en door goed te zijn. Onbewust en verdrongen is echter de wens ontstaan wraak te

nemen omwille van wat haar is aangedaan. Deze onbewuste wens is slechts ontstaan

tijdens de film. Er heerst dus een conflict tussen een bewuste en een onbewuste

impuls. Zal ze de inwoners van het dorp blijven begrijpen en vergeven of zijn ze te

ver gegaan en zal ze hen vergelden? Slechts wanneer haar vader op het einde van de

film haar hierover aanspreekt en haar vraagt: ‘Wat als jij net als hen zou gehandeld

hebben?’, keert er een terugkeer van het verdrongene plaats en voert ze de tot dan toe

onbewuste impulsen uit. Op dat moment wordt ze weer mens door haar wreedheid.

30

Page 35: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Von Triers Dogville is dan ook een voorbeeld van psychopathologisch drama en dat is

wat Freud een groots werk noemt.

1.2. De bewoners van Dogville

Von Trier vertelt in een interview dat hij bij het schrijven van het verhaal en voor de

opbouw van de personages en hun karaktertrekken vertrokken is vanuit bestaande

mensen, voor de twee hoofdpersonages is hij vertokken vanuit zichzelf. (Thecia,

2003) Von Trier vindt het belangrijk zichzelf in zijn personages te herkennen en zich

met de personages te kunnen identificeren. Door te vertrekken vanuit bestaande

personen zal sneller voldaan zijn aan de voorwaarde van Aristoteles dat een personage

dicht bij de werkelijkheid moet aanleunen. Dit zal op zijn beurt de identificatie voor

de toeschouwer stimuleren.

Von Trier bouwt zijn script en personages op, op basis van een spel dat hij speelde

toen hij klein was. In dit spel moest je argumenten bedenken om een visie te

verdedigen, tegengesteld aan je eigen visie. (Vuylsteke Vanfleteren, 2007) In

Dogville werkt hij soms een kleine discussie uit tussen twee personages met een

tegengestelde visie. De visies zijn beiden goed uitgewerkt zodat de toeschouwer aan

het denken wordt gezet. Bijvoorbeeld, in het begin van de film gaat Tom dammen

met zijn vriend Bill. Tom vertelt dat hij de mensen in het dorp morgen in zijn lezing

iets wil tonen, hen bewust maken, de inwoners eens wakker schudden. Dit is een

interessante visie en de toeschouwer kan meegaan in de visie van dit personage. Op

dat moment zegt Bill tegen Tom dat hij de mensen van Dogville beter met rust laat,

dat ze er toch niets van begrijpen en dat hij de inwoners niet kan veranderen. Ook in

deze visie kan je als toeschouwer meegaan. De discussie tussen Tom en Bill gaat nog

even door zodat de toeschouwer een verslingering ervaart in de identificatie van het

ene naar het andere personage en geconfronteerd wordt met een eigen verdeeldheid

rond dit thema. De verslingering in de identificatie van personage naar personage,

van visie naar visie, leidt tot afstandname en reflectie. Von Trier werkt twee visies

naast elkaar uit, zonder één van beiden op te dringen. De keuze is aan de

toeschouwer.

Van bij het begin wordt Tom als de goede van het dorp geprofileerd. Von Trier

stimuleert de toeschouwer om zich met Tom te identificeren. Het personage van Tom

voldoet ook aan de vier kenmerken die Aristoteles uitzet als voorwaarden voor een

goede tragedie. (Aristoteles, 1986, p. 55) Hij is goed, wil voor iedereen goed doen.

31

Page 36: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Het is een passende en consistente figuur en hij heeft veel overeenkomsten met de

werkelijkheid. Slechts langzamerhand wordt ook de andere zijde van zijn goedheid

getoond, zodat de band die de toeschouwer met Tom ervaart, wordt verbroken. Zijn

vurig verlangen naar Grace dringt zich meer en meer op tot het moment dat hij

radicaal een beslissing neemt: hij kiest voor Grace. Wanneer Grace zijn verlangen niet

beantwoordt, verraadt hij Grace door naar de maffia te bellen. Door geconfronteerd te

worden met het opdringerige verlangen van Tom wordt de toeschouwer met zijn eigen

verlangens en bijhorende verdeeldheid geconfronteerd.

Von Trier verbreekt van bij het begin de identificatie van de toeschouwer met andere

inwoners van het dorp. Chuck, bijvoorbeeld, is erg nors en gesloten, Liz doet uit de

hoogte, is arrogant en gedraagt zich erg grof tegenover Tom. In het begin zet Von

Trier die personages neer als stereotypen. Toch laat Von Trier beetje bij beetje zien

wat er achter de norsheid en de arrogantie zit, zodat de toeschouwer de inwoners van

het dorp beter kan begrijpen. Von Trier doet dit op een subtiele manier, en volgt dus

de voorwaarde die Freud aangeeft, namelijk de weerstand van de toeschouwer

beperken door bepaalde verlangens niet letterlijk bij naam te noemen. (Freud, 1982a,

p. 26) Zo is er een scène, waarbij Liz aan Grace komt vertellen dat ze zo opgelucht is

dat Grace in het dorp is gekomen, omdat ze de mannelijke aandacht niet meer aankon.

Op het moment dat Grace aan Liz zegt, dat de mannen altijd aandacht voor haar

zullen hebben, omdat ze beeldschoon is, is er opluchting op haar gezicht te lezen. Het

gedrag van Liz is vanaf dat moment voor de toeschouwer veel beter begrijpbaar en

daardoor is de identificatie met Liz, en met Dogville, voor het publiek makkelijker.

Het confronteert de toeschouwer ook weer met gelijklopende narcistische verlangens.

Von Trier creëert een vervreemdend effect door zijn personages een aantal trekken toe

te schrijven, die niet passend zijn bij de fysiek van het personage. Hij verbreekt

hiermee één van de kenmerken die Aristoteles ‘voorschrijft’ bij de opbouw van de

personages, namelijk het passend zijn. Zo is er Jason, de zoon van Chuck, hij ziet er

amper zeven jaar uit. Hij zegt dingen tegen Grace die zo gevat zijn, dat ze niet passen

bij een jongen van zeven. Jason zegt seksueel getinte dingen tegen Grace, hij daagt

haar uit zodat ze geen kant meer opkan, ...

32

Page 37: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

1.3. Acteurs en hun typecasting, speelstijl, kostuums

De acteurs zijn volledig in de huid gekropen van hun personage. Ze zijn hun rol en

leveren geen commentaar op de rol, zoals Brecht aanmoedigt. Qua speelstijl volgen

de spelers eerder de method-acting gebaseerd op Stanislavski. (Vuylsteke

Vanfleteren, 2007) Ze spelen met aangepaste kledij en qua uitzicht kunnen ze

regelrecht uit een ouderwets dorpje komen. Dat de spelers hun personage zijn en zich

dus met hun rol identificeren, is erg stimulerend voor de identificatie van de

toeschouwer. Zeker bij close-up momenten kan de toeschouwer helemaal meeleven

met de personages.

Ook de typecasting is belangrijk. Het uitzicht van een bepaalde persoon laat de

toeschouwer al dan niet toe zich makkelijker te identificeren. Grace bijvoorbeeld,

gespeeld door Nicole Kidman, is een heel mooie vrouw. Je wordt als toeschouwer op

je verlangen aangesproken. Doordat het verlangen geraakt wordt, zal je je sneller

willen engageren met dit personage en je dus makkelijker identificeren.

1.4. Brechtiaanse studio, decor, rekwisieten

De film is opgenomen in één grote ruimte. Het dorpje staat met krijtlijnen op de

zwarte vloer uitgetekend, de muren tussen de verschillende huizen van het dorp

worden weergegeven door lijnen op de grond. Ook de struiken en de hond worden

weergegeven door krijtlijnen met daarnaast geschreven: ‘gooseberry bushes’ en ‘dog’.

Wanneer de acteurs uit hun huizen stappen, doen ze met hun hand de denkbeeldige

deur open. Hieronder wordt dan steeds het geluid van een piepende deur gezet die in

het slot valt. De film is opgenomen in een studio waar alles zo onecht lijkt, maar toch

kan het gefluit van vogels op de achtergrond gehoord worden. Dit geeft meteen een

zeer bevreemdend effect voor de toeschouwer. De link met Brecht is dan ook

makkelijk te maken. Wanneer mevrouw Ginger (inwoonster van het dorp) tussen

haar kruisbessenstruiken aan het wieden is, zien we het bewegen van haar hark op de

zwarte vloer met onderschrift ‘gooseberry bushes’. Wanneer Grace zich voor de

politie verbergt, verstopt ze zich in de mijn, de mijn wordt echter weergegeven door

een aantal houten paaltjes op de vloer, zodat je haar overduidelijk kan zien zitten. De

toeschouwer wordt dan ook duidelijk aangezet tot het gebruik van zijn verbeelding.

Er worden veel hints gegeven, aanwijzingen, maar de invulling van hoe het dorp eruit

ziet, is grotendeels overgelaten aan de imaginatie van de toeschouwer. Dit kan

33

Page 38: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

volgens Von Trier niet moeilijk zijn en hij legt, net als Freud, een link naar het

kinderspel. (Merin, 2003) Wanneer kinderen spelen kan hun huis zich bevinden

onder de één of andere stoel. Kinderen vullen die plaats aan met behulp van hun

verbeelding. Waarom zou de toeschouwer het hier, in de film Dogville, niet kunnen?

Hij zegt verder in een interview: ‘Ik speel open kaart... Zelf ben ik meer

geïnteresseerd in de opzichtige vorm van manipulatie. Ik wil dat het publiek de

manipulatie ziet en accepteert, en vervolgens besluit erin mee te gaan.’ (Ockhuysen,

2003)

Freud zegt dat illusie een noodzakelijke voorwaarde is voor film en theater, het besef

voor de toeschouwer dat het slechts spel is en dat het een ander is die op de scène

handelt. Aan deze voorwaarde voldoet Dogville zonder twijfel, het decor en de

beperkte rekwisieten maken dat aan de voorwaarde van de illusie voldaan is. De

acteurs brengen het verhaal over het stadje Dogville. Von Trier gaat eerder de andere

kant gaan beëxperimenteren, namelijk: hoe ver kan hij gaan in het benadrukken van

het illusionele aspect, in het accentueren dat het niet echt is, opdat de toeschouwer

nog zou volgen. Hij gooit alle technische snufjes overboord, besteedt geen aandacht

aan het zo goed mogelijk nabouwen van een dorpje en keert naar de essentie van de

personages terug, hun motivatie, verlangen en handelen. Von Trier zegt zelf dat de

toeschouwer snel vergeet dat er geen huizen zijn en dat hij daar overheen kijkt. Het

publiek kan zo het stadje zelf invullen en beter inzoomen op de mensen. (Bainbridge,

2007, p. 145-146) In het begin van de film is het erg wennen aan de stijl, dit omdat

we gewoon gemaakt zijn, door de huidige filmindustrie, in een film gezogen te

worden zonder enige inspanning te leveren, zonder je verbeelding te moeten

gebruiken. De huidige films worden op een zo goed mogelijk nagebouwde set

opgenomen, geen enkel rekwisiet ontbreekt en de films zijn op die manier makkelijk

toegankelijk gemaakt voor de toeschouwer. Het is dan ook erg bevreemdend om een

film te zien waarbij de beelden opgenomen zijn in een omgeving die niet

overeenkomt met de werkelijkheid, het zorgt ervoor dat je de film van op een afstand

bekijkt en het bevordert de identificatie met de personages niet. Het duurt dan ook

meestal iets langer voordat de toeschouwer het engagement in deze film aangaat.

Eens de toeschouwer zich over het bevreemdende van het decor heeft gezet, kan de

aandacht gevestigd worden op de personages en de conflicten die zij ervaren.

34

Page 39: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Het wegnemen van de muren tussen de huizen heeft nog een ander gevolg. Het laat

de toeschouwer toe dingen te zien, die ze bij een meer realistisch decor, niet zouden

zien. Bijvoorbeeld, wanneer Grace nog niet lang in het dorp is, staan alle bewoners

van het dorp haar te begluren, het hele dorp houdt haar in de gaten elk vanuit hun

eigen huis. Doordat er in deze scène geen muren staan, is de blik van het gehele dorp

erg opvallend. In een andere scène verkracht Chuck (een inwoner van het dorp)

Grace. Op de voorgrond kan de toeschouwer de bewoners zien, allen bezig met hun

dagelijkse beslommeringen, maar op de achtergrond zie je de verkrachting van Grace

door Chuck. De transparantie van het decor heeft in deze scènes nog een ander

gevolg behalve het vervreemdend: het maakt de toeschouwer iets duidelijk. Door het

realistische weg te halen, komt er iets zeer realistisch bloot te liggen. Dit is ook het

punt dat Caroline Bainbridge duidelijk maakt in haar boek The cinema of Lars Von

Trier, authenticity and artifice. Door de kunstmatigheid van het decor laat Von Trier

iets heel authentiek zien. De hypocriete mensen uit het dorp gaan gewoon door met

hun leven, terwijl er achter de muren van de huizen zich soms vreselijke dingen

afspelen.

Door het wegnemen van de wanden van de huizen wordt de toeschouwer in

overeenstemming gebracht met wat Jan Simons verwoordt als ‘God’s eye view’.

(Simons, 2007, p. 56) De toeschouwer overziet alles, het gehele dorp. Af en toe zijn

er wijdse scènebeelden, gefilmd vanuit de lucht, waarbij je het gehele dorp tegelijk

bezig ziet. Von Trier maakt in Dogville ook gebruik van een verteller die aan de

toeschouwer een aantal dingen toelicht. Op deze manier wordt de indruk voor de

toeschouwer van alles gezien te hebben en alles te weten over de inwoners nog eens

versterkt. Dit zorgt er opnieuw voor dat er een afstand wordt ingebouwd. Wanneer

de vergelijking wordt getrokken met een weekendfilm, bijvoorbeeld Pretty woman

worden we meegesleurd in het verhaal van het hoertje op zoek naar geluk. Het

verhaal wordt gebracht vanuit het standpunt van deze vrouw en de toeschouwer geeft

zich aan haar over, laat zich meeslepen door haar verhaal. Heel anders is het wanneer

je als toeschouwer in de positie van alziener wordt geplaatst. De onbewuste keuze

van de toeschouwer van met welk personage zich te identificeren, loopt hierbij veel

moeilijker en bij momenten ervaart hij een verslingering in de identificatie van het

ene naar het andere personage.

35

Page 40: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

1.5 Literatuur en theater in Dogville

Door de specifieke manier van het op scène brengen die Von Trier in Dogville

hanteert (alles wordt in één grote ruimte opgenomen), lijkt het soms voor de

toeschouwer alsof hij naar een theaterstuk kijkt. Von Trier is er erg duidelijk over dat

het geen opgenomen theaterstuk betreft en het dus wel degelijk om film gaat.

(Vuylsteke Vanfleteren, 2007 en Bainbridge, 2007, p. 146) Dogville is een film waar

aspecten uit de theaterwereld en de literatuur in vermengd zijn. Dit zijn we als

toeschouwer niet gewoon. De film begint op de volgende manier, de verteller zegt:

“De film ‘DOGVILLE’, verteld in negen hoofdstukken en een proloog. De proloog,

waarin het stadje en haar inwoners wordt voorgesteld.” en onmiddellijk worden we

als toeschouwer geïntroduceerd in en verwittigd voor de specifieke stijl van de film.

Vanuit de literatuur ontleent hij het aspect van het werken in hoofdstukken, waarbij in

de titel reeds een hint wordt gegeven over wat gebeuren zal in het komende

hoofdstuk. Het feit dat het verhaal opgedeeld is in hoofdstukken, heeft gevolgen voor

de identificatie. Telkens er een nieuw hoofdstuk wordt aangekondigd, wordt er een

kleine breuk in het verhaal geïnstalleerd. Het scherm wordt dan helemaal zwart en het

geeft de toeschouwer een momentje om te reflecteren over het reeds gebeurde, zonder

dat de personages op dat moment te zien zijn. Het meeleven in het verhaal wordt

onderbroken door de nadruk op het vormelijke te leggen. Het laat toe even afstand te

nemen van hetgeen er reeds getoond is. Het gebruik van een verteller die commentaar

levert en je inleidt in het leven van de mensen is gebruikelijk in de literatuur. In film

doet het echter zeer bevreemdend aan. In bepaalde scènes zie je de personages in

beeld zonder dat je hen hoort praten, terwijl de verteller commentaar levert over wat

er op dat moment aan het gebeuren is en de gang van zaken duidelijk maakt. Doordat

de toeschouwer niet exact hoort wat de personages tegen elkaar zeggen, kunnen ze die

momenten zelf aanvullen (wat zouden de personages tegen elkaar te vertellen hebben

en op welke manier zeggen ze dat) naargelang hun aanvoelen met de rol. De verteller

bevreemdt nog op een andere manier: er heerst een ambigue relatie tussen de

protagonist en de verteller, ze nemen de toeschouwer niet in één en dezelfde lijn mee

in het verhaal. (Simons, 2007, p. 123) De verteller levert soms op een vrij

sarcastische toon zijn commentaar, dit is weer een factor die de identificatie met

Grace niet bepaald bevordert.

Von Trier gebruikt ook een heel aantal aspecten uit het moderne theater, namelijk het

werken met verwijzingen naar objecten. (Vuylsteke Vanfleteren, 2007) De muren

36

Page 41: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

worden bijvoorbeeld weergegeven door lijnen, de deuren worden gesuggereerd door

de handelingen van de acteurs en het bijhorend geluid. Een minimaal aantal

verwijzers helpen de toeschouwer het stuk binnen te komen. De verbeelding van de

toeschouwer en zijn wil om te engageren in het verhaal worden reeds van bij het

begin van de film aangesproken. Een andere overeenkomst met het theater is het feit

dat de acteurs zich allen samen op de scène bevinden. Binnen die beperkte ruimte van

de studio, van het podium wordt het verhaal gebracht.

1.6. Gebruik van de camera

Doordat Von Trier de camera op een specifieke manier gebruikt, beïnvloedt hij de

identificatie van de toeschouwer. Eerst en vooral is er een afwisseling tussen close-

ups en wijdere scènebeelden. (Vuylsteke Vanfleteren, 2007) De close-ups doen het

vervreemdende van het decor naar de achtergrond verdwijnen en zorgen ervoor dat de

toeschouwer op de mensen en hetgeen ze zeggen kan inzoomen. De close-ups zorgen

ervoor dat de identificatie gestimuleerd wordt. Heel veel van de intieme gesprekken

tussen Grace en Tom zijn zo gefilmd, zodat we meegezogen kunnen worden met deze

personages. Von Trier kiest dan ook op bepaalde momenten heel bewust voor het

gebruik van close-ups. Er zijn ook heel vaak wijdere beelden waarbij vele bewoners

van het dorpje te zien zijn, hierbij toont Von Trier vaak iets aan de toeschouwer en

zet hij hen tot reflectie aan. De afwisseling tussen close-ups en de wijdere shots waar

Von Trier gebruik van maakt, laten de toeschouwer dus toe respectievelijk te

identificeren en te reflecteren.

Helemaal in het begin van het stuk, stimuleert Von Trier de identificatie met Tom.

Hij doet dit onder andere door zijn camerawerk. In het begin van de film krijgen we

een beeld van boven gefilmd zodat het gehele dorpje met zijn inwoners te zien is.

Van daaruit wordt ingezoomd op het huisje van Tom, letterlijk en figuurlijk. Von

Trier doet de toeschouwer onmiddellijk een band krijgen met het personage Tom door

je een ingang te laten vinden in het dorp via Tom. Het is wel noodzakelijk om een

personage te hebben die ons het dorp binnen leidt, want veel van de andere bewoners

gedragen zich in het begin helemaal niet sympathiek.

De camera is niet gebonden aan de vierde wand van het theater, maar beweegt vrij

rond in de studio. (Simons, 2007, p. 156) Dit laat Von Trier toe de toeschouwer de

dingen te tonen die hij hen wil laten zien door middel van gebruik te maken van close-

ups of door te kiezen voor wijdere beelden die aanzetten tot reflectie. Toch bouwt

37

Page 42: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

Von Trier door middel van de camera een afstand in. Hij maakt gebruik van ‘hand-

held’ camerawerk. Hierdoor zijn er soms schokkerige beelden. Bij dialogen zien we

de camera heen en weer schuiven van het ene naar het andere personage. Andere

keren verspringen de beelden van standpunt middenin een scène. Dit installeert een

breuk. Het doet het besef van naar een verhaal te kijken, van een nagebouwde

realiteit versterken: de camera is namelijk ook een element die bijdraagt bij de

constructie van een verhaal. In een andere film van Von Trier The idiots toont hij de

camera en de cameraman zelfs expliciet aan de toeschouwer. In Dogville maakt hij de

aanwezigheid van de camera op een meer subtiele manier duidelijk. In plaats van de

vierde wand legt Von Trier dus de nadruk op de aanwezigheid van de camera om de

afstand te vergroten. De expliciete aanwezigheid van de registrerende camera creëert

een ruimte tussen de toeschouwer en hetgeen gebracht wordt door de acteurs. Het

doet het besef van het niet realistische vergroten en installeert op sommige momenten

een breuk in de identificatie.

2. De voorwaarden die Freud stelt en de aanwezigheid ervan in Dogville

Freud stelt in zijn artikel Psychopathische figuren op het toneel een aantal

voorwaarden opdat de toeschouwer zich zou kunnen identificeren met de held op de

scène en op die manier tot genot komt bij het bekijken van een psychopathisch drama.

In wat volgt wordt nagegaan hoe Von Trier met de volgende drie voorwaarden die

Freud in deze tekst aangeeft, omgaat: het neurotisch zijn van de toeschouwer, het

beperken van de weerstand en de illusie.

Freud stelt dat het neurotisch zijn een voorwaarde is opdat de toeschouwer zou

kunnen genieten van een psychopathische drama. (Freud, 1982a, p. 23-25) Dit

doordat de toeschouwer parallelle verdrongen impulsen heeft. Hij benoemt in zijn

werk Psychopathische figuren op het toneel de oedipale drift niet. Otto Rank ziet het

oedipale thema als de belangrijkste inhoud van elk drama. (Nuijten, 1999, p. 17-18)

De oedipale drift is een heel belangrijk voorbeeld van een parallelle verdrongen

impuls die de toeschouwer kan ervaren. Ook in de verhaallijn van Dogville zit het

oedipale thema verweven. Grace vlucht weg van haar vader op zoek naar mensen die

anders zijn dan hem. Ze komt in Dogville terecht en merkt na geruime tijd dat de

38

Page 43: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

mensen hier niet zo sterk verschillen van haar vader dan ze aanvankelijk had gedacht.

Uiteindelijk komt haar vader haar halen en staat ze voor de keuze tussen Dogville (en

daarbij horend Tom) en haar vader. Grace ervaart een enorme verdeeldheid en het is

een moeilijke keuze voor haar, maar ze kiest er toch voor met haar vader mee te gaan

en zijn weg te volgen. Ze probeert aan haar verlangen te voldoen om te kiezen voor

haar vader.

Freud stelt ook dat het van belang is dat de weerstand bij de toeschouwer wordt

beperkt door de verlangens en wensen niet al te duidelijk bij naam te noemen. (Freud,

1982a, p. 23) Von Trier is erg subtiel bij de invulling en verwoording van de wensen

van zijn personages in de film. Op bepaalde momenten laat hij zijn personages een

tegengestelde wens dan de onderliggende onbewuste wens uitspreken. Dit is

bijvoorbeeld het geval wanneer Liz aan Grace zegt om opgelucht te zijn dat alle

mannen eindelijk hun aandacht naar iemand anders hebben gericht. Von Trier laat op

die manier ruimte voor de invulling van de toeschouwer, voor zijn verbeelding.

Freud benadrukt het feit dat de toeschouwer duidelijk beseft dat het om een spel gaat,

dat het geënsceneerde een illusie is. (Freud, 1982a, p. 22) Zoals eerder aangegeven is

dit duidelijk het geval bij Von Triers Dogville en dit voornamelijk door het decor en

het camerawerk (technische aspecten). Dit zijn aspecten die de film erg bevreemdend

maken voor het publiek. Dat de toeschouwer beseft dat het om een illusie gaat,

schrijft Freud, is een voorwaarde opdat deze zich zou kunnen identificeren. Niemand

(zowel de toeschouwer en de acteur) is op het niveau van de realiteit in gevaar, en dit

laat de toeschouwer toe zich over te geven aan het verhaal en de personages. Echter,

doordat Von Trier een overduidelijke nadruk legt op het illusionele, bemoeilijkt hij de

identificatie. Hij gaat na of de toeschouwer zich wil engageren in een verhaal waar

het decor de nadruk op het artificiële legt.

39

Page 44: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

BESLUIT Von Trier heeft in Dogville gezocht naar een evenwicht tussen stimulerende en

verbrekende factoren met betrekking tot de identificatie van de toeschouwer. Op het

inhoudelijke en het morele vlak bouwt hij zijn personages zo op dat de toeschouwer

op veel momenten gestimuleerd wordt tot identificatie. Von Trier werkt in de

opbouw van zijn film naar een climax toe die veroorzaakt wordt tussen enerzijds de

opgebouwde identificatie van de toeschouwer met het hoofdpersonage en anderzijds

de bevreemding van haar daden op het eind. Het is precies dat conflict tussen de

identificatie met Grace en de bevreemding van haar daden dat het publiek

confronteert en tot reflectie aanzet. De toeschouwer wordt meegenomen met het

personage-slachtoffer Grace. De breuk in het medelijden van de toeschouwer met

Grace is dan ook zeer groot wanneer ze op het eind in staat is tot het uitmoorden van

het gehele dorp. Zou Von Trier enkel bevreemden, zonder de identificatie te

stimuleren, dan was de schok op het einde veel minder groot, omdat de toeschouwer

dan minder binding zou hebben met het verhaal en de personages.

Bij het opnieuw bekijken van de film zien we dat de climax op het eind van de film

niet het enige moment van vervreemding is. Von Trier bouwt in de film al

verschillende momenten van bevreemding in op het technische vlak. Hij laat de

bevreemding komen vanuit de indeling in hoofdstukken, het gebruik van een verteller,

het decor, de rekwisieten en het camerawerk. Op geen enkel moment laat hij de

identificatie te groot worden en zo wordt de afstand tussen de film en de toeschouwer

bewaard: de toeschouwer krijgt zo voldoende mogelijkheid tot reflectie.

Het evenwicht tussen het stimuleren en verbreken van de identificatie van de

toeschouwer zorgt ervoor dat Von Trier een evenwicht tussen enerzijds genot en

ontlading en anderzijds reflectie bij de toeschouwer creëert.

Von Trier is een vernieuwende filmmaker die erin slaagt om verschillende

tegenstrijdige acteermodellen en theorieën te verwerken tot een eigen stijl. Hij

verenigt die acteermodellen in Dogville en in Manderlay, waarin hij dezelfde manier

van werken en verhaalopbouw hanteert. Het is erg interessant om te zien dat Von

Trier speelt met bevreemding en identificatie en dit zowel op het inhoudelijke als op

het technische vlak.

Wat erg opvallend is bij het doornemen van het materiaal en de bronnen over theater

in het psychoanalytische veld is de leegte op vlak van de identificatie van de acteur

40

Page 45: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

met zijn personage. Als Freud het over theater heeft, spreekt hij over de personages

en niet over de acteur en de omgang met zijn personage. Het zou interessant zijn om

in een ander onderzoek dezelfde vragen met betrekking tot de identificatie te stellen

langs de kant van de acteur: Is identificatie tussen de acteur en zijn personage

noodzakelijk? Zijn er bepaalde voorwaarden opdat dit identificatieproces tussen

acteur en personage kan plaats grijpen? Welke psychische processen grijpen plaats

als een acteur een rol speelt die erg dicht bij zichzelf ligt?

41

Page 46: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

REFERENTIES

• Aristoteles.(1986). Poëtica (vert. N. Van Der Ben & J. M. Bremer). Amsterdam:

Athenaeum-Polak & Van Gennep.

• Bainbridge, C. (2007). The cinema of Lars Von Trier, Authenticity and artifice,

Wallflower Press.

• Bentley, E. (2000a) Are Stanislavsky and Brecht commensurable? Brecht

sourcebook, 37-42.

• Bradley, L. (2006) Brecht and Political Theatre. Oxford University Press, 1-18.

• Brecht, B. (2000b) On Chinese acting (vert. E. Bentley). Brecht sourcebook, 15-

22.

• Brecht, B. (2000c) Theatre for learning (vert. E. Anderson). Brecht sourcebook,

23-30.

• Colarusso, C.A. (1993) Play in adulthood-A developmental Consideration.

Psychoanalytic St. Child, 48, 225-245.

• Compton, A. (1985) The Concept of Identification in the Work of Freud, Ferenczi,

and Abraham: A Review and Commentary. Psychoanalytic Q., 54, 200-233.

• De Kesel, M. (2004) Dorp met hondinnetje. Over Lars Von Triers Dogville. De

Witte Raaf, nr. 107, 11-15.

• Fenichel, O. (1943). Probleme der Ästhetik. Psychoanalytic Quarterly, 12, 286-

288.

• Fenichel, O.(1946). On acting. Psychoanalytic Q., 15,144-160.

• Freud, S.(1982a). Psychopathische figuren op het toneel (vert. L. Gabel, e.a. inl.

J.A. Groen). Cultuur en religie 1. Amsterdam/Meppel: Boom, 21-27.

• Freud, S. (1982b) Enkele karaktertypen uit de psychoanalytische praktijk (vert. L.

Gabel, e.a.). Cultuur en religie 1. Amsterdam/Meppel: Boom, 169-201.

• Freud, S.(1983). De schrijver en het fantaseren (vert. H.W.Bakx, e.a.). Cultuur en

religie 2. Amsterdam/Meppel: Boom, 13-23.

• Freud, S.(1985) Aan gene zijde van het lustprincipe (vert. T. Graftdijk).

Psychoanalytische theorie 1. Amsterdam/Meppel: Boom, 93-163.

• Friedman, J.J. (1953) Psychology of the Audience in relation to the Architecture

of the Theater. Psychoanalytic Quarterly, 22, 561-570.

• Goldsmith, B. (2000d) Brecht and the Chicano Theatre. Brecht sourcebook, 163-

171.

42

Page 47: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

• Gorelik, M. (2000e) An epic theatre catechism. Brecht sourcebook, 31-36.

• Kedov, M. (1981) Question relative à la métamorphose de l’acteur en image. Les

principes théâtraux et pédagogiques de Konstantin Stanislavski. Le centre

soviétique de l’institut international du théâtre, 71-118.

• Martin, C., & Bial, H. (2000) Brecht sourcebook. London and New York:

Routledge.

• Merin, J. (2003) Interview: Lars Von Trier, Manderlay. New York Press

(http://www.newyorkpress.com/19/4/film/jennifermerin.cfm)

• Nuetzel, E.J. (1995) Unconscious Phenomena In The Process Of Theater:

Preliminary Hypotheses. Psychoanal. Q., 64, 345-352.

• Nuijten, K. & Scheffer, J,(ed.).(1999). Psychoanalyse en toneel. Amsterdam:

Thela Thesis.

• Ockhuysen, R. (2003) Koppige Deen. Lars Von Trier bekritiseert in nieuwe film

Amerika. Nederland.

(http://www.cinema.nl/cannes2003/artikelen/2168358/koppige-deen)

• Sartre, J. (2000f) Beyond bourgeois theatre. Brecht sourcebook, 50-57.

• Seidenberg, R. (1967) Theatre in the Twentieth century. Psychoanalytic

Quarterly, 36, 121-122.

• Simons, J. (2007) Playing the waves. Lars Von Trier’s game cinema. Amsterdam:

University Press.

• Stanislavski, K. (1981) Le bilan et l’avenir. Les principes théâtraux et

pédagogiques de Konstantin Stanislavski. Le centre soviétique de l’institut

international du théâtre, 1-12.

• Stanislavski, K. (1985) Lessen voor acteurs 1 (inl. T. Lutz). International Theatre

Bookshop.

• Sterba, R.(1939). The significance of theatrical Performance. Psychoanal. Q.,

8:335-337.

• Stuart Mc Dowell,W. (2000g) Actors on Brecht: The Munich Years. Brecht

sourcebook, 71-83.

• Thecia. (http://thecia.com.au/reviews/d/dogville).

• Thomson, P. & Sacks, G. (2006) The Cambridge companion to Brecht.

Cambridge New York: Cambridge University Press.

43

Page 48: Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen ......en net dan is er een herkenning van de verwantschap. Dat het lijden aangedaan wordt tussen personen met een vriendschappelijke

44

• Vanden Berghe, P. (2004). Psychoanalyse en toneel. Freud en de tragische

extensie. Kapellen/Kampen, Pelckmans/Klement.

• Vuylsteke Vanfleteren, K. (2007) Manderlay: a film version of Brecht’s epic

theatre, ongepubliceerde lezing.

• Weber, C. (2000h) Brecht’s concept of gestus and the American performance

tradition. Brecht sourcebook, 43-49.