Upload
buithuy
View
252
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Fontys Hogescholen, Eindhoven
Opleiding: Technische Bedrijfskunde; hbo-bachelor Croho: 34421 Varianten: voltijd/deeltijd/duaal
Visitatiedatum: 24 april 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA)
Utrecht, oktober 2008
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 2/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 3/65
Inhoud
Inhoud 3
Deel A: Onderwerpen 5
1.1 Voorwoord 7
1.2 Inleiding 7
1.3 Werkwijze 9
1.4 Oordeelsvorming 10
1.5 Oordelen per facet en onderwerp 12
Deel B: Facetten 15
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 17
Onderwerp 2 Programma 20
Onderwerp 3 Inzet van personeel 33
Onderwerp 4 Voorzieningen 38
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 42
Onderwerp 6 Resultaten 45
Deel C: Bijlagen 51
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 52
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 57
Bijlage 3: Bezoekprogramma 61
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 63
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 4/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 5/65
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 6/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 7/65
1.1 Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Technische
Bedrijfskunde van Fontys Hogescholen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de
bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de
accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2008, toen
het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het
panel de opleiding gevisiteerd op 24 april 2008.
Het panel bestond uit:
Dr. F.M. Eijnatten (voorzitter, domeinpanellid)
Ing. A.J.G. van Tongeren (domeinpanellid)
Dhr. S.P.A.B. van der Wiel (studentpanellid)
Drs. J.M.T. van Alst (NQA auditor).
Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de
werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het
panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder
vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en
vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de
te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid,
studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2).
Het rapport bestaat uit drie delen:
• Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel
over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met
daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om
oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel
geformuleerd.
• Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en
argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan
uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het
voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende
instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit
Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport.
• Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
1.2 Inleiding
Fontys Hogescholen biedt plaats aan 36 Fontys-instituten die gezamenlijk ruim 200
bacheloropleidingen en 34 masteropleidingen verzorgen. De hogeschool biedt onderwijs aan
ongeveer 36.000 studenten. Er zijn 3.900 personeelsleden werkzaam, waarvan 1800 fte’s
onderwijzend personeel. Naast onderwijs legt Fontys zich toe op onderzoek en
kennisinnovatie ondermeer in 24 lectoraten, en op zakelijke dienstverlening.
Eén van de strategische speerpunten van Fontys is de Biloba-onderwijsvernieuwing. Deze is
gestart in 2003.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 8/65
Tweeledig doel van Biloba is: invoering van een major-minorstructuur voor alle
bacheloropleidingen en implementatie van competentiegericht leren. Fontys streeft verder
naar stabiele studentenaantallen in het initieel onderwijs, naar groei op de markt van een
leven lang leren en naar een grotere omzet en rendement van de zakelijke dienstverlening.
Fontys biedt studenten die dat willen een opleiding die hen voorbereidt op de internationale
arbeidsmarkt. Daartoe ontwikkelt Fontys Engelstalige opleidingen en biedt ze mogelijkheden
voor buitenlandse stages. De campus Venlo speelt als Fontys Internationale Campus een
belangrijke rol bij het aantrekken van buitenlandse studenten.
De opleiding Technische Bedrijfskunde (TB) Eindhoven is in 2000 een fusie aangegaan met
de Nationale Vervoersacademie in Venlo. Samen vormden zij de Fontys Hogeschool
Bedrijfskunde en Logistiek (FHTL). Sinds 2006 maakt TB deel uit van Fontys Hogeschool
Techniek en Bedrijfsmanagement (FHTBM), een fusie van FHTL met Fontys Hogeschool
Bedrijfskader en Fontys Technische Hogeschool Venlo.
FHTBM verzorgt hogere beroepsopleidingen in de domeinen Engineering, ICT en
Bedrijfsmanagement en Logistiek. Het betreft bachelor-, master- en post-hbo-opleidingen die
zich vooral richten op cursisten uit Brabant en Limburg, en uit de Duitse en Belgische
grensregio. Het onderwijs wordt aangeboden op drie locaties in Venlo, Eindhoven en Tilburg.
TB wordt alleen aangeboden in Eindhoven, sinds september 2006 in de Fontys-
hoofdvestiging.
Sinds 2006 is een directieteam (een directeur met vier adjunct-directeuren) verantwoordelijk
voor FHTBM. Per februari 2008 is een nieuwe directeur FHTBM benoemd. Eén adjunct-
directeur is aandachtsvelder voor TB. Binnen TB zijn drie onderwijsteams (P, K en A)
integraal verantwoordelijk voor inhoud en uitvoering van het onderwijs.
Per 2009 splitst Venlo zich weer af van de FHTBM. Voor TB heeft dit weinig gevolgen.
TB is in 1968 in Eindhoven gestart als deeltijdopleiding. De voltijdopleiding ging in 1974 van
start. Inmiddels kent TB ook een duale variant en een Associate Degree.
De jaarlijkse instroom in de voltijdopleiding bedraagt 85 - 115 studenten (2000-2006). De
instroom bestaat voor ongeveer 50% uit havisten, 25% mbo’ers en 25% vwo’ers. Het
voltijdse opleidingsrendement na 4 jaar schommelt rond de 25% en is na 6 jaar ongeveer
50%. Vanaf 2007-2008 bestaat het voltijdse programma in jaar 1 uit de Cultuurdouche en
vier projecten, waarbij in elk project een aspect van de kenmerkende MOTE-benadering
(Mens, Organisatie, Techniek, Economie) centraal staat. Jaar 2 biedt ruimte aan een project
gericht op de interne omgeving van bedrijven (Beter sturen; 15 EC), een project gericht op
de externe omgeving bedrijven (Grote markt; 15 EC), en aan minor 1 (30 EC). Jaar 3 bevat
de stage (30 EC) en het project Van idee tot product (15 EC), waarin integratie plaatsvindt
van de interne en de externe oriëntatie; en het eerste deel van minor 2 (15 EC). Jaar 4 wordt
gevormd door het project E-globe (Strategisch beleid in internationaal perspectief; 15 EC),
de tweede helft van minor 2 (15 EC) en de afstudeeropdracht (30 EC).
De deeltijdopleiding kent een jaarlijkse instroom van 25 - 35 studenten, het merendeel (60%)
mbo’ers. Het deeltijdopleidingsrendement na 4 jaar is ongeveer 25% en is na 6 jaar
ongeveer 40%. Het deeltijdprogramma, dat van oudsher een cursorisch vijfjarig programma
kent, is in 2005-2006 inhoudelijk gelijkgetrokken met de voltijdopleiding – met name wat
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 9/65
betreft het projectonderwijs en de nominale studieduur van vier jaar – en voldoet per 2008-
2009 aan de Biloba-eisen (minoren, SLB).
TB biedt sinds 2002 logistiek medewerkers en directeuren/ eigenaren in het bedrijfsleven de
mogelijkheid om in circa 2,5 jaar de TB-opleiding af te ronden via een duaal traject. De duale
opleiding bestaat uit een individueel studietraject en richt zich op mensen met een mbo-4
opleiding (of gelijkwaardig), die naast een ruime werkervaring ook nog aanvullende
cursussen gevolgd hebben. Per jaar starten ongeveer drie nieuwe duale studenten.
Tot slot kent TB een tweejarige opleiding Associate Degree, die vanaf 2007 operationeel is in
zowel een voltijd- als deeltijdvariant. De AD’er kan aansluitend doorstromen naar de
bacheloropleiding. Het AD-programma is erkend door de NVAO. Het panel heeft de AD-variant
niet in haar beoordeling kunnen betrekken aangezien deze pas onlangs van start is gegaan.
De TB-opleidingsvarianten worden verzorgd door 28 docenten en overige medewerkers (23
fte’s). De student/ docent ratio is 22:1.
TB leidt op voor beroepsrollen als manager, intern adviseur (stafmedewerker), extern
adviseur, en ondernemer, zowel in de industrie als in de zakelijke dienstverlening. Specifieke
TB-functies zijn: productieplanner; intercedent; routeplanner; productieleider; en
accountmanager.
In de vorige visitatie (2003) scoorde TB Fontys matig/ onvoldoende op afstemming
eindkwalificaties en programma; samenhang; bewaking kwalificaties; toetsen;
personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Het programma is de afgelopen periode flink vernieuwd
op basis van landelijk overeengekomen competenties en in lijn met het Fontys-brede Biloba-
beleid. Naar de mening van het panel is duidelijke voortgang geboekt inzake de integratie
van cursorisch onderwijs en projectonderwijs, de relevantie van werkvormen, de bewaking
van toetskwaliteit en kwalificaties van afgestudeerden, en de kwaliteit van de
deeltijdopleiding. Ook de afstemming tussen personeelsbeleid en onderwijsbeleid is
verbeterd, ondermeer door de brede betrokkenheid van de teams bij de
onderwijsvernieuwing en door de scholing van assessoren en studieloopbaanbegeleiders.
Verbeteringen zijn volgens het panel nodig inzake de samenhang van het programma, de
academische en internationale oriëntatie van de opleiding, de doelgerichtheid van de
kwaliteitszorg, en de rendementen.
1.3 Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is
neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder
beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader
dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek
door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
De voorbereidingsfase
Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en
compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens
bereidden de panelleden zich in april 2008 inhoudelijk voor op het bezoek op 24 april 2008.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 10/65
Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een
beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden
vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een
overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en
prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende
vergadering is het bezoek door het panel voorbereid.
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek
referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel
bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling
dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke
beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is
gebaseerd.
Het bezoek door het panel
NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het
panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden
gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en
met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter
inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte
ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve
(tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde
van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele
indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
De fase van rapporteren
Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage
opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van
de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de
NVAO.
De opleiding heeft in juni 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle
op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen
aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de
onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2008 voor
een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd.
Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2008. Het visitatierapport
is eveneens in oktober 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de
accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
1.4 Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de
facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals
die door de NQA in het Beoordelingsprotocol (2007) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in
de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 11/65
Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel
legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op
een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is
van:
• weging van de oordelen op facetniveau;
• benchmarking;
• generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden;
• bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de
facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie
is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd- en
de duale opleiding afwijkt van de voltijd, wordt dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld,
gelden voor de deeltijd- en duale opleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de
voltijdopleiding.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 12/65
1.5 Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau
Onderwerp/Facet Technische Bedrijfskunde – Croho 34476
Voltijd Deeltijd Duaal
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende Voldoende Voldoende
1.2 Niveau bachelor Goed Goed Goed
1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Goed Goed
Totaaloordeel Positief Positief Positief
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO Voldoende Voldoende Voldoende
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende Voldoende Voldoende
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende Voldoende Voldoende
2.4 Studielast Goed Voldoende Goed
2.5 Instroom Goed Goed Goed
2.6 Duur Voldaan Voldaan Voldaan
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Goed Goed
2.8 Beoordeling en toetsing Goed Goed Goed
Totaaloordeel Positief Positief Positief
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO Voldoende Voldoende Voldoende
3.2 Kwantiteit personeel Goed Goed Goed
3.3 Kwaliteit personeel Goed Goed Goed
Totaaloordeel Positief Positief Positief
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen Goed Goed Goed
4.2 Studiebegeleiding Goed Goed Goed
Totaaloordeel Positief Positief Positief
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten Voldoende Voldoende Voldoende
5.2 Maatregelen tot verbetering Goed Goed Goed
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Voldoende
Voldoende
Totaaloordeel Positief Positief Positief
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerde niveau Goed Goed Goed
6.2 Onderwijsrendement Onvoldoende Onvoldoende Goed
Totaaloordeel Positief Positief Positief
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 13/65
Doelstellingen opleiding
Het oordeel voor 1.1 is voldoende en voor 1.2 en 1.3 goed.
Het oordeel op het onderwerp is voor de voltijd-, de deeltijd- en de duale opleiding
derhalve positief.
Programma
De oordelen voor de voltijd- en voor de duale opleiding zijn merendeels voldoende en voor
2.4, 2.5, 2.7 en 2.8 goed. De oordelen voor de deeltijdopleiding zijn identiek met uitzondering
van 2.4 dat als voldoende is beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor de voltijd-, de deeltijd- en voor de duale
opleiding positief.
Inzet van personeel
Het oordeel voor 3.1 is voldoende en voor 3.2 en 3.3 goed.
Het oordeel op het onderwerp is voor de voltijd-, de deeltijd- en de duale opleiding
derhalve positief.
Voorzieningen
Het oordeel voor 4.1 en voor 4.2 is goed.
Het oordeel op het onderwerp is voor de voltijd-, de deeltijd- en de duale opleiding
derhalve positief.
Interne kwaliteitszorg
Het oordeel voor 5.1 en 5.3 is voldoende en voor 5.2 goed.
Het oordeel op het onderwerp is voor de voltijd-, de deeltijd- en de duale opleiding
derhalve positief.
Resultaten
Het oordeel voor 6.1 is goed en voor 6.2 onvoldoende voor de voltijd- en de deeltijdopleiding.
Naar de mening van het panel wordt de onvoldoende voor rendementen gecompenseerd
door de beoordeling goed voor het gerealiseerde niveau. Het door de nieuwe directeur
voorgenomen beleid inzake rendementen is vertrouwenwekkend. Het panel beoordeelt het
onderwerp Resultaten voor de voltijd- en deeltijdopleiding als positief.
Het oordeel op het onderwerp is voor de voltijd-, de deeltijd- en de duale opleiding
derhalve positief.
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de
voltijd-, de deeltijd- en de duale opleiding op de zeven onderwerpen positief scoren.
De conclusie is dat het totaaloordeel over de voltijd-, de deeltijd- en de duale opleiding
positief is.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 14/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 15/65
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 16/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 17/65
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse)
vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende
domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding beoogt studenten toe te rusten met negen competenties: vier
beroepscompetenties en vijf algemene competenties (Overzicht competenties
Technische Bedrijfskunde, september 2004).
• De vier beroepscompetenties zijn: het ontwikkelen en formuleren van beleid; het
uitvoeren van beleid; het ondernemen; en het vernieuwen van producten en
organisaties. De vijf algemene competenties zijn: reflectie, transfer, zelfstandig en in een
team werken, interdisciplinair communiceren en leidinggeven. Deze
beroepscompetenties zijn integraal overgenomen van de met 17 TB-opleidingen
overeengekomen Opleidingseisen Technische Bedrijfskunde voor Hogescholen in
Nederland (Cluster Technische Bedrijfskunde, februari 2002).
• De algemene competenties zijn ontleend aan de Algemene competenties HBO-ingenieur
(februari 2002). De opleiding heeft daarbij de drie algemene ingenieurscompetenties
(leren leren; eigen verantwoordelijkheid nemen; en initiatief nemen) geherinterpreteerd
en geclusterd in twee competenties: reflectie en transfer.
• Het panel is van mening dat de opleiding, door de landelijke opleidingseisen grotendeels
over te nemen als eindkwalificaties, weinig eigen invulling geeft aan de eindkwalificaties,
en daarmee aan het inhoudelijk ‘gezicht’ van TB Fontys. Ambities van de opleiding om
een internationaal en multidisciplinair georiënteerde opleiding te zijn (Missie en strategie
FHBL, 2004) worden in deze algemene eindkwalificaties niet geconcretiseerd.
• Noch het Cluster TB noch de opleiding zelf heeft een internationale vergelijking van de
eigen eindkwalificaties met vergelijkbare opleidingen uitgevoerd.
• In Opleidingseisen Technische bedrijfskunde voor Hogescholen in Nederland wordt niet
toegelicht in hoeverre de competenties tot stand zijn gekomen in overleg met het
landelijke werkveld of door werkveldonderzoek e.d. Het panel heeft wel geconstateerd
dat leden van de Raad van Advies TB Fontys actief betrokken zijn geweest bij de
totstandkoming van de landelijke TB-opleidingseisen.
• De opleiding heeft de eindkwalificaties met de Raad van Advies besproken (notulen
Raad van Advies). In de Raad van Advies hebben meerdere werkgevers uit de regio
zitting, o.a. van Océ en van vervoersbedrijf Frans Maas. De RvA heeft geen nadere
feedback op de competenties gegeven.
• Het Cluster TB heeft in maart 2006 acht nieuwe competenties vastgesteld. Deze
bevatten vier beroepscompetenties en vier algemene competenties. De vier nieuwe
beroepscompetenties zijn: het analyseren van een situatie; het opstellen van
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 18/65
kwalitatieve/ kwantitatieve ontwerpen/ modellen, en het komen tot één of meerdere
onderbouwde oplossingsrichtingen; het uitwerken van een oplossingsrichting en het
plannen van de realisatie; en het leveren van het beroepsproduct. De opleiding is nog
volop doende de implementatie van deze nieuwe competenties voor te bereiden. Het
panel heeft deze nieuwe eindkwalificaties in haar oordeel niet kunnen meewegen.
• Het panel heeft in gesprekken met het opleidingsmanagement en de docenten
vernomen dat, mede naar aanleiding van de kritieken van de vorige visitatiecommissie,
het streven er de afgelopen periode op gericht is om de opleiding met behulp van de
landelijke competenties en aan de hand van het Fontys-brede Biloba-beleid grondig te
vernieuwen. Daarbij wil men het goede van de TB-opleiding behouden: het
projectonderwijs.
• Het panel constateert dat er hard gewerkt is om met deze ingrediënten tot een passend
eigen competentiekader te komen, en heeft er begrip voor dat deze operatie voor wat
betreft de nieuwe TB-competenties nog niet volledig voltooid is. Desalniettemin heeft het
panel gemeend hierboven kanttekeningen te moeten plaatsen vanwege de vrij
algemene eindkwalificaties die geen uitdrukking geven aan een eigen inhoudelijk gezicht
en strategische ambitie. Ook de ambitie om een internationaal en multidisciplinair
georiënteerde opleiding te zijn wordt niet geconcretiseerd in de eindkwalificaties. De
nieuwe FHTBM-directeur geeft aan de beleidsvorming en sturing op strategisch en
tactisch niveau te willen versterken, als schakel tussen landelijk- en Fontys-beleid
enerzijds en uitvoering op opleidingsniveau anderzijds. Dit afwegende komt het panel
voor dit facet tot het oordeel voldoende.
Facet 1.2 Niveau bachelor Goed
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal
geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding verantwoordt op twee manieren dat de eindkwalificaties aansluiten bij
internationaal geaccepteerde kwalificaties van de bachelor. Enerzijds door te laten zien
dat de eindkwalificaties zijn afgeleid van de algemene hbo-competenties (Competent
Hoger Technisch en Natuurwetenschappelijk Onderwijs, en Vergelijking Dublin
descriptoren met HBO-kwalificaties 2002), die op hun beurt de Dublin descriptoren
afdekken. Anderzijds door met behulp van een matrix zichtbaar te maken hoe de
eindkwalificaties aansluiten bij de Dublin descriptoren. Ter illustratie: ‘kennis en inzicht’
zijn volgens de presentatie van de opleidingen aan de orde in de deeltaken behorend bij
competentie 1 (‘De beginnend beroepsbeoefenaar is in staat om bij te dragen aan het
ontwikkelen en formuleren van beleid, waarbij primaire en ondersteunende processen in
samenhang worden beschouwd, met als resultaat een concreet plan’); en bij
competentie 4 (‘De beginnend beroepsbeoefenaar is in staat om een diagnose te stellen
van de oorzaken van strategische en structurele problemen en kansen in een
organisatie, en om hierbij een plan van aanpak op te stellen voor een
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 19/65
vernieuwingstraject en dit projectmatig uit te (laten) voeren’. ‘Oordeelsvorming’ komt
overwegend aan de orde in deeltaken vallend onder competentie 2 (‘De beginnend
beroepsbeoefenaar is in staat om het binnen een onderneming geformuleerde beleid
zelfstandig en in teamverbanden te vertalen naar operationele plannen en deze uit te
voeren en te evalueren’) en ‘communicatie’ ondermeer in competentie 3 (‘De beginnend
beroepsbeoefenaar is in staat om als deskundige, alleen of in teamverband, advies uit te
brengen over vakinhoudelijke en beroepsmatige aangelegenheden, en over het eigen
handelen verantwoording af te leggen aan zichzelf en aan anderen’).
• Het panel heeft ook op basis van analyse van de modulebeschrijvingen geconstateerd
dat er sprake is van een royale afdekking van de Dublin descriptoren. Kennis en inzicht
zijn aan de orde bij 4 TB-competenties (formuleren beleid, uitvoeren beleid,
ondernemen, en vernieuwen); toepassen van kennis en inzicht bij 5 TB-competenties
(formuleren beleid, uitvoeren beleid, ondernemen, vernieuwen, en transfer);
oordeelsvorming eveneens bij 5 TB-competenties (formuleren beleid, uitvoeren beleid,
ondernemen, vernieuwen, en transfer); communicatie bij 3 TB-competenties (zelfstandig
en teamfunctioneren; interdisciplinaire communicatie; leiding geven); en
leervaardigheden is aan de orde bij 2 TB-competenties (reflecteren en transfer).
• De opleiding heeft de negen competenties op drie niveaus geoperationaliseerd. Deze
competentieniveaus worden in Overzicht competenties Technische Bedrijfskunde met
behulp van indicatoren beschreven. Op niveau 1 dienen studenten aan te tonen de
competentie te beheersen in een beroepssituatie, waarbij er sprake is van een grote
mate van begeleiding en een geconditioneerde omgeving. Op niveau 2 worden
studenten geacht de competentie te beheersen in een beroepssituatie met een grote
mate van begeleiding maar in een echte bedrijfsomgeving. En op niveau drie
functioneren zij redelijk zelfstandig in een beroepssituatie.
• Het panel is van oordeel dat de competenties voldoen aan de internationaal
geaccepteerde Dublin descriptoren, en dat de operationalisering in drie
beheersingsniveaus consistent en adequaat is.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed
Criteria
- De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het
relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.
- De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een
specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding
vereist is of dienstig is.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het Cluster TB baseert de competenties op vier beroepsrollen die afgestudeerden
uitoefenen. Het gaat om de rol van manager, intern adviseur (stafmedewerker), extern
adviseur, en ondernemer. Specifieke TB-beroepsprofielen daarbij zijn: productieplanner;
intercedent; routeplanner; productieleider; en accountmanager. Kenmerkende
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 20/65
beroepstaken van het TB-profiel zijn ondermeer: het formuleren van een integraal
bedrijfsplan; het formuleren van een functioneel beleidsplan; het zorgdragen voor de
operationele uitvoering van een functioneel bedrijfsproces; het ontwerpen/ doorlichten
en verbeteren/ implementeren van een functioneel bedrijfsproces; het starten van een
bedrijf; en het reorganiseren van een bedrijf.
• De Raad van Advies van TB Fontys is actief betrokken geweest bij de totstandkoming
van de landelijke TB-opleidingseisen. De opleiding heeft de eindkwalificaties met de
Raad van Advies besproken (notulen Raad van Advies).
• Eigen werkveldonderzoek van Fontys (2005 en 2006) laat zien dat alumni merendeels
werkzaam zijn in de sectoren ICT, logistiek, consultancy, en automotive.
• Het panel is op grond van eigen domeindeskundigheid, op basis van de gesprekken met
werkgevers en alumni, en op basis van het eigen TB-werkveldonderzoek van mening
dat de beroepsprofielen herkenbaar en realistisch zijn, en dat de TB-competenties van
belang zijn voor het succesvol uitoefenen van de beroepsrollen van manager, adviseur
en ondernemer op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Onderwerp 2 Programma
Facet 2.1 Eisen HBO Voldoende
Criteria
- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk
ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast)
onderzoek.
- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het
vakgebied/de discipline.
- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft
aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Per leerarrangement is een literatuurlijst beschikbaar. De betrokken onderwijsteams
dragen zorg voor regelmatig actualisering; de curriculumcommissie zorgt voor
coördinatie over de teams heen. De actualiteit van de literatuur is naar het oordeel van
het panel over het algemeen goed; hoewel ongeveer 10 procent van de gebruikte
boeken in eerste druk voor 1990 verschenen zijn. Minder tevreden is het panel over de
internationale oriëntatie van de literatuur: ongeveer 17 procent van de gebruikte boeken
is Engelstalig; daarbij worden van internationale auteurs nogal eens Nederlandse
vertalingen gebruikt. Het totale literatuuraanbod lijkt een internationale houding en het
belang van voeling met relevante wetenschappelijke ontwikkelingen niet te stimuleren.
De visitatiecommissie 2003 kwam tot vergelijkbare conclusies.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 21/65
• Het internationaliseringbeleid van de opleiding, dat vooral gestoeld is op de
internationale contacten van de locatie Venlo, dient door het stopzetten van de
samenwerking met Venlo een nieuwe invulling te krijgen. De studentmobiliteit is wel van
een redelijk niveau: 15% van de studenten doet een buitenlandse stage.
• De vele projecten waarborgen volgens de opleiding een goede relatie met de
beroepspraktijk. Van het voltijdprogramma wordt in totaal ruim 60% van het curriculum
bij bedrijven of samen met bedrijven uitgevoerd. Studenten, docenten, alumni en
werkveld bevestigen in de gesprekken met het panel dit beeld.
• Studenten worden in contact gebracht met de beroepspraktijk in zeven projecten (elk 15
EC), die worden uitgevoerd in fictieve bedrijven (3 projecten in jaar 1) en in bestaande
bedrijven (4 projecten). Daarnaast worden bij de start van projecten regelmatig
gastsprekers uitgenodigd. Het panel acht de interactie met de beroepspraktijk derhalve
goed.
• TB-studenten voeren drie stages uit. De eerste stage is een oriënterende stage in het
eerste jaar (onderdeel van een project); de tweede stage is een probleemoplossende
stage (30 EC) in het derde jaar; en de derde stage is het afstudeeronderzoek (45 EC)
aan het einde van de opleiding. De stages kennen een oplopende complexiteit en
bieden studenten mogelijkheden om de beroepsvaardigheden te ontwikkelen, doordat
projectopdrachten worden ontleend aan de praktijk en doordat bedrijfsopleiders
betrokken zijn bij de begeleiding en beoordeling van projecten en stages.
• Doordat bedrijven als opdrachtgever van projecten fungeren wordt het studiemateriaal
ontleend aan de praktijk. Voorbeelden van betrokken bedrijven zijn: Philips, Daf, Océ,
ASML, en Ahrend. Ook casuïstiek en opdrachten in het cursorisch onderwijs ontlenen
docenten aan de praktijk, ondermeer doordat zij binnen het Kenniscentrum MKB
markttaken verrichten of doordat zij in het kader van het samenwerkingsverband United
Brains onderzoeksopdrachten voor bedrijven uitvoeren.
• Op de benchmark TB 2006 scoort Fontys bij het studentenoordeel over ‘voorbereiding
op loopbaan’ goed (7,0 op een tienpuntsschaal; dit betekent de vierde positie in de rij
van 17 opleidingen). De hoogste score is 7,2.
• De opleiding hecht veel belang aan het verantwoord toepassen van
onderzoeksmodellen en aan kwantitatieve onderzoeksvaardigheden. Alumni en
werkgevers herkennen dit ook als sterk punt van afgestudeerden van TB Fontys. Binnen
FHTBM zijn vier lectoraten gevestigd (Bedrijfskundig management in het MKB, Supply
Chain Management, Mechatronica en Ambient Technology and Intelligence), maar de
TB-studenten geven aan niet bekend te zijn met deze lectoren. Het panel heeft wel
directe inbreng van andere aan FHTBM verbonden kenniscentra in het onderwijs
kunnen constateren, zoals van het Internationaal Logistiek Expertise Centrum (ILEC) en
van United Brains (een samenwerkingsverband van Fontys, de Technische Universiteit
Eindhoven, TNO Industrie en Techniek, en ROC Eindhoven).
• Voorbeelden van actuele ontwikkelingen die aan de orde komen zijn ondermeer:
lean manufacturing, enterprise resource planning, spiral dynamics, ketendenken en
duurzaamheid. Werkgevers geven aan dat er geen actuele ontwikkelingen in het
curriculum ontbreken.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 22/65
• Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden doordat per
competentie de benodigde beroepsvaardigheden benoemd zijn (Opleidingseisen
Technische bedrijfskunde voor Hogescholen in Nederland). Het panel heeft aan de hand
van de studiehandleidingen kunnen constateren dat de beroepsvaardigheden in de
leerdoelen terugkomen.
• De studenten zijn positief over de mate waarin hun studie wortelt in de actuele
beroepspraktijk (FSE, 2006; SJE 2006; SJE, 2007). 90% van de alumni werkt op hbo-
niveau of hoger (SBO, 2007). Zij geven aan de opleiding voldoende adequaat te vinden
op het gebied van beroepsgerichtheid en actualiteit (SBO, 2007).
• Het panel is van mening dat de kennisontwikkeling van studenten op goede wijze
plaatsvindt door interactie met het beroepenveld, door aan de beroepspraktijk ontleend
onderwijsmateriaal en door toegepast onderzoek in de projecten. Het programma biedt
op goede wijze aandacht voor actuele ontwikkelingen en waarborgt de ontwikkeling van
beroepsvaardigheden.
• Het panel plaatst daarbij de kanttekeningen dat het minder internationale vakliteratuur
heeft aangetroffen dan het gegeven het internationale karakter van de discipline en
gegeven de internationale ambitie van de opleiding verwacht, en dat de inbreng van
kenniskringen in de opleiding volgens studenten nog beperkt is. Daarom beoordeelt het
panel dit facet met een voldoende.
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Voldoende
Criteria
- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau,
oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
- De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van
(onderdelen van) het programma.
- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde
eindkwalificaties te bereiken.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Vanaf 2007-2008 bestaat het voltijdse programma in jaar 1 (P-fase) uit de Cultuurdouche
en vier projecten (Het koffiezetapparaat, De bakjesfabriek; De fiets en Oriëntatie op de
mens; elk 15 EC), waarbij in elke periode een MOTE-invalshoek centraal staat. Jaar 2
biedt ruimte voor één project gericht op de interne omgeving van bedrijven (Beter sturen;
15 EC), één bedrijfsproject gericht op de externe omgeving van bedrijven (Grote markt;
15 EC), en aan minor 1 (30 EC). Jaar 3 bevat de stage (30 EC) en het bedrijfsproject
Van idee tot product (15 EC), waarin integratie plaatsvindt van de interne en de externe
oriëntatie; en het eerste deel van minor 2 (15 EC). De A-fase (jaar 4) bestaat uit het
project E-globe (Strategisch beleid in internationaal perspectief; 15 EC), de tweede helft
van minor 2 (15 EC) en de afstudeeropdracht (30 EC). Voor de minoren is ondermeer
plaats gemaakt door Logistiek als zelfstandig project te laten vervallen en dit op te
nemen in Van idee tot product en door de omvang van het afstudeeronderzoek terug te
brengen van 45 naar 30 EC.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 23/65
• De opleiding laat met behulp van een matrix (KLOTS-schema) zien hoe de
programmaonderdelen van de voltijdopleiding de eindkwalificaties dekken. Wat betreft
de vier beroepscompetenties concludeert het panel dat ondernemen in de latere jaren
duidelijk vertegenwoordigd is, echter niet in het eerste jaar. Men kan dit beargumenteren
vanuit een gedachtegang dat ondernemen de andere basiskwalificaties als
randvoorwaarden veronderstelt. En die worden daartoe alle getraind in het eerste jaar.
De keuze om de algemene kwalificaties transfer, functioneren en communicatie vooral in
het eerste jaar te trainen, en in de jaren daarop niet of minder, kan het panel
respecteren vanuit een oogpunt van benodigde focus. Al met al is het panel van mening
dat er sprake is van een redelijk gebalanceerde aandacht voor gespecificeerde
eindkwalificaties binnen het curriculum.
• Het panel heeft ook bekeken in hoeverre het in de matrix weergegeven verband tussen
eindkwalificaties en leerdoelen van programmaonderdelen, in de studiehandleidingen
zichtbaar is gemaakt. Dit blijkt niet altijd het geval te zijn: een aantal studiehandleidingen
verwijst niet naar de competenties, noch wordt duidelijk gemaakt hoe de leerdoelen zijn
afgeleid van de competenties. De opleiding heeft dit manco zelf ook geconstateerd en
heeft in haar zelfevaluatierapport het “nadrukkelijk verwoorden van de relatie tussen de
leerdoelen en de competenties” als verbeterpunt opgenomen.
• In de Benchmark TB 2006 scoort TB Fontys relatief laag op het onderwerp ‘inhoud van
de studie’ (6,4 = rang 13 van 17; hoogste score: 7,2). Ook het algemene
studentenoordeel is relatief laag (6,52 = rang 12 van 17; hoogste score: 7,18).
• Studenten kunnen uit meerdere minoren kiezen (www.fontys.nl/minors). TB-studenten
maken vooral gebruik van de minoren Ondernemerschap; International Business and
Management; Engelse Taal & Cultuur; Toegepaste psychologie; Oog op het MKB:
onderzoek & advies; en Marketing.
• Deeltijdstudenten volgen twee avonden per week onderwijs. De vorige
visitatiecommissie was kritisch over de relatie tussen het deeltijdprogramma en
eindkwalificaties. De opbouw en inhoud van het buitenschoolse curriculum vond men
matig relevant met het oog op het bereiken van de beoogde eindkwalificaties van de
opleiding. De opleiding heeft hierop maatregelen genomen. Sinds 2006-2007 is het
cursorisch onderwijs van het deeltijdprogramma vervallen en voeren deeltijders ook acht
projecten uit binnen diverse bedrijven. Vanaf 2008-2009 voldoet de deeltijdopleiding ook
aan Biloba: dan kiezen de deeltijders ook minoren en nemen zij deel aan de SLB.
Hiermee verschilt het deeltijdprogramma nog slechts op één punt van het
voltijdprogramma: deeltijdstudenten krijgen in principe vrijstelling van de stage, mits
student en organisatie kunnen aantonen dat de student binnen de eigen functie de
competenties kan verwerven. Deeltijdstudenten, die de afstudeeropdracht in het eigen
bedrijf uitvoeren, doen dat in een ander onderdeel dan waar zij werkzaam zijn. Het
merendeel van de deeltijdstudenten (90%) voert het afstudeerwerk niet uit in het eigen
bedrijf. Het panel is op grond van deze curriculuminnovaties van mening dat de relatie
tussen programma en eindkwalificaties in de deeltijdopleiding flink verbeterd is.
• Het duale programma wordt per deelnemer op maat gemaakt, resulterend in een
persoonlijk opleidingsplan. Volgens de opleiding kan het programma variëren van een
puur technisch tot een sterk commercieel gericht opleidingsprogramma. Als hoofdlijn
wordt aangegeven dat het eerste jaar in de regel gericht is op algemene hbo-vorming en
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 24/65
op het aanvullen van ontbrekende TB-basiscompetenties; dat het tweede jaar een
verdiepingsjaar is, waarin vooral de opleidingswens van de student en het bedrijf
centraal staat; in het derde jaar wordt het afstudeerproject uitgevoerd. Deelnemers
worden toegelaten na een toelatingsonderzoek. De kosten bedragen € 5500,- per
opleidingsjaar.
• Concluderend is het panel van mening dat het programma relatief minder aandacht lijkt
te besteden aan de beroepscompetentie ‘Ondernemen’ en aan drie van de vier
algemene competenties, en dat de leerdoelen van de programmaonderdelen nog geen
sluitende vertaling vormen van de eindkwalificaties. Het panel beoordeelt dit facet
vanwege deze kanttekeningen als voldoende.
Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Voldoende
Criterium
- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding beschrijft in het zelfevaluatierapport vijf principes die de samenhang in de
opleiding dienen te borgen: (1) gemeenschappelijke uitgangspunten van
projectonderwijs; (2) de competenties en beheersingsniveaus; (3) de MOTE-benadering:
in elk leerarrangement en als verticale leerlijnen in het hele programma; (4) thematische
samenhang per jaar; en (5) de oplopende complexiteit in de drie stages.
• De docenten zijn blijkens het zelfevaluatierapport niet geheel tevreden over de
samenhang van de opleiding als geheel, met name de samenhang in de verticale
MOTE-leerlijnen laat volgens hen nog te wensen over. Daarom heeft het panel bij alle
gesprekspartners navraag gedaan naar de MOTE-leerlijnen en naar de onderlinge
samenhang daartussen. Studenten zijn van mening dat MOTE herkenbaar als rode
draad door het programma loopt. Uit diverse jaargangen studentonderzoeken blijkt dat
studenten verder geen overbodige overlap in het programma zien.
Propedeusestudenten ervaren dat de onderwijseenheden een samenhangend geheel
vormen (score 3,5). Hoofdfasestudenten ervaren dat het onderwijs kennis en inzichten
uit verschillende inhoudelijke vakdisciplines met elkaar weet te integreren (score 3,6).
• Volgens alumni en werkgevers is er niet altijd sprake van daadwerkelijke integratie van
de MOTE-aspecten: volgens hen is in het programma de aandacht voor Organisatie en
Techniek dominant; de aandacht voor Economie is secundair en het aspect Mens komt
volgens hen het minst uit de verf. Overigens vinden sommige werkgevers deze
verdeling van aandacht adequaat en overeenkomstig hetgeen zij van afgestudeerden
verwachten.
• De samenhang van het programma – en vooral de aansluiting tussen projecten en
cursorisch onderwijs – is door de vorige visitatiecommissie als matig beoordeeld. Het
panel heeft daarom aan deze samenhang speciale aandacht besteed. Het panel is
gebleken dat de huidige kaders voor projectonderwijs voorschrijven dat het cursorisch
onderwijs geïntegreerd wordt aangeboden; dat blijkens de studiehandleidingen het
cursorisch onderwijs is geroosterd in tijd voor multidisciplinaire thema’s en niet op basis
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 25/65
van uren per vakgebied; dat in ieder project alle MOTE-aspecten en kennisgebieden
aan bod komen, zij het in verschillende mate van diepgang; en dat studenten in de
projecten werken volgens een identieke benadering van projectmatig werken en van
probleem oplossen (de achtbaan). Verder geven zowel studenten als docenten concrete
voorbeelden van de aansluiting tussen projectopdrachten en cursorisch onderwijs. Het
panel is op grond van de studiehandleidingen en op basis van gesprekken met de
studenten en docenten van mening dat de gemeenschappelijke uitgangspunten van het
projectonderwijs herkenbaar in het programma terugkomen, en dat deze de samenhang
binnen elk project en tussen de projecten goed borgen.
• De thematische samenhang per jaar is als volgt samen te vatten. In de P-fase (jaar 1)
staat in elke periode één aspect van MOTE centraal. In de K-fase (jaar 2 en 3) richten
studenten zich eerst op de interne omgeving van een bedrijf (het sturen van
bedrijfsprocessen), daarna op de externe omgeving van een bedrijf (het afstemmen van
het bedrijf op de omgeving) om vervolgens de interne en de externe oriëntatie te
combineren in de aansturing van een geheel bedrijf. De A-fase is geordend vanuit de
cyclus voor productontwikkeling: eerst ‘Van Idee tot product’, dan ‘Van product tot
productieproces’ en dit culmineert in ‘E-globe: strategisch opereren in internationaal
perspectief’. Studenten en docenten geven in de gesprekken aan dat zij deze
thematische ordening en samenhang als rode draad herkennen. Het panel komt op
basis van de studiehandleidingen tot dezelfde conclusie.
• De opbouw en samenhang van de drie stages is als volgt. De eerste, oriënterende stage
(jaar 1) heeft als doel het herkennen en beschrijven van problemen, het zien van
onderlinge relaties tussen werkplekken, en het herkennen van de theorie in de praktijk
en andersom. In de probleemoplossende stage (jaar 3) lost de student een probleem op,
op basis van een diagnose die door het bedrijf gesteld is. In de derde stage – het
afstudeeronderzoek – voert de student zelf de probleemanalyse uit op basis van door
het bedrijf gesignaleerde problemen. Vervolgens ontwikkelen de studenten in de
oplossingsfase een voor het bedrijf geschikte oplossing. De opbouw en samenhang van
de stages is volgens het panel goed gedocumenteerd in de stagehandleidingen.
• Tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement en met de docenten is het panel
gebleken dat bij de invoering van Biloba op de werkvloer aanvankelijk verwarring is
ontstaan over de relaties tussen competentiegericht onderwijs en hetgeen men als
sterke kanten van de TB-opleiding ervaart: het projectonderwijs en de MOTE-lijnen.
Geleidelijk hebben de docententeams ingezien dat deze drie benaderingen goed te
combineren zijn. Dit heeft volgens het opleidingsmanagement en de docenten weer
ruimte gemaakt voor enthousiasme, creativiteit en flexibiliteit bij de docenten. Deze
positieve houding heeft het panel in de gesprekken ook aangetroffen. Tegelijkertijd
beseffen opleidingsmanagement en docenten dat de innovatie nog niet is afgerond en
dat men qua integratie en samenhang nog in een tussenfase verkeerd. De opleiding wil
de aansturing van de innovatie op tactisch niveau versterken, bijvoorbeeld door de
curriculumcommissie sterkere bevoegdheden te geven. Het panel ziet hier ook een taak
weggelegd voor het nieuwe opleidingsmanagement, eventueel ondersteund door
onderwijskundige experts.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 26/65
• De duale opleiding bestaat uit een persoonlijk opleidingsplan voor elke duale student.
De samenhang in de duale opleiding is daardoor principieel anders dan bij de voltijd- en
deeltijdopleiding. Het gaat hier voornamelijk om een passende combinatie van
curriculumonderdelen afgestemd op de geconstateerde deficiënties, zodat gelet op leer-
en ervaringshistorie een geheel op HBO-niveau ontstaat. De duale studenten nemen
deel aan dezelfde projecten, samen met voltijd- en/of deeltijdstudenten. Het panel heeft
enkele persoonlijke opleidingplannen van duale studenten ingezien en op basis daarvan
kunnen concluderen dat er sprake is van een goede borging om tot een voor de student
samenhangend programma te komen. Het oordeel over deze variant wijkt derhalve niet
af van de andere varianten.
• Concluderend is het panel van mening dat de opleiding een vijftal ontwerpprincipes door
elkaar hanteert. Dit komt de (verantwoording van de) samenhang niet ten goede. De
onderbouwing van de samenhang vanuit de projectonderwijs-uitgangspunten, de
thematische ordening in de P- K- en A-fase en de opbouw van de stages acht het panel
goed. De samenhang op grond van de competentie(niveau)s en de MOTE-leerlijnen is
naar de mening van het panel nog onvoldoende uitgekristallisseerd. De opleiding is zich
bewust van deze onvolkomenheden en heeft maatregelen genomen om de aansturing
van de curriculuminnovatie op tactisch niveau te versterken. Dit alles afwegend komt het
panel tot het oordeel voldoende.
Facet 2.4 Studielast Vt: Goed
Dt: Voldoende
Du: Goed
Criterium
- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat
programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden
weggenomen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het programma is geroosterd in vier periodes per jaar. Elke periode beslaat 10 weken
(15 EC; 1 EC = 28 uur): 7 lesweken, een uitloop-/ inhaalweek en twee tentamenweken.
In jaar 2, 3 en 4 beslaan de projecten en minoren veelal twee periodes. De combinatie
van een minor met twee projecten gedurende een heel studiejaar biedt meer
verwerkingstijd.
• De opleiding treft diverse maatregelen om de studievoortgang te bevorderen. Aan het
eind van de propedeuse krijgt de student een studieadvies (OER). Dat kan zijn een
positief advies (60 EC of >), een bindend afwijzend studieadvies (< 40 EC), een
voorwaardelijk positief advies (50 - 60 EC), of een voorwaardelijk afwijzend studieadvies
(40 - 50 EC). Verder dient het propedeutische examen na twee jaar behaald te zijn. Ook
dient de student dit te hebben afgerond alvorens aan de probleemoplossende stage te
kunnen beginnen. Voor de start van het afstudeeronderzoek moeten alle vakken uit het
tweede jaar, de probleemoplossende stage en het junioronderzoek met een voldoende
zijn afgesloten.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 27/65
• Studenten hebben regelmatig een gesprek met hun studieloopbaanbegeleider: in het
eerste jaar twee tot vier keer per jaar; in de latere jaren twee keer per jaar. Uit
onderzoek onder studenten en SLB’ers blijkt dat SLB’ers een actievere en meer
controlerende rol kunnen vervullen in de begeleiding van studenten (zie 3.3 en 4.2).
• Het panel heeft op grond van het rooster kunnen constateren dat tentamens en
presentaties evenredig over het jaar verspreid zijn. Iedere toets wordt minimaal
tweemaal per jaar aangeboden (herkansing).
• Stages kunnen op vier momenten per jaar worden gestart. Uit de Fontys
Studentenenquête 2006 (5-puntsschaal) blijkt dat studenten de tijdsbesteding aan de
stage t.o.v. de rest van de studie goed vinden (3,3).
• Studenten geven in de gesprekken aan dat economie en wiskunde/ statistiek voor
sommige studenten struikelvakken vormen. Dit is echter sterk afhankelijk van de
vooropleiding en vakkenpakket. De opleiding biedt studenten aanvullende
ondersteuning aan.
• In de Benchmark TB 2006 scoren Fontys-studenten op het gemiddeld aantal studie-uren
per week relatief goed (34 = rang 4 van 17; hoogste score: 35). Studenten hebben in
elke studiefase ongeveer 17-19 contacturen (met docenten) per week. De Fontys-
streefnorm is 20 contacturen per week.
• Deeltijders hebben 8 contacturen per week. Hun gemiddeld aantal studie-uren per week
komt neer op 20-25 uur.
• Met de invoering van de major/minor-structuur heeft de opleiding de verdeling van de
verschillende projecten over de jaren opnieuw bekeken. Daarbij is één project als
zelfstandig onderdeel verdwenen. De afstemming van de studiebelasting van de minor,
die veelal gevolgd wordt bij een andere opleiding, op de parallel lopende projecten
behoeft nog aandacht. Als gevolg van Biloba gaat de oriënterende stage verdwijnen en
wordt de afstudeerstage ingekort van 45 EC naar 30 EC.
• Uit de Fontys Studentenenquête 2006 (5-puntsschaal) blijkt dat studenten van mening
zijn dat het programma binnen de gestelde tijd te doen is (score 3,9), dat de studielast
goed verspreid is over het jaar (3,0), dat er een goede regeling is voor het inhalen van
achterstand (3,1) en dat de planning van onderwijsactiviteiten tijdig bekend is (3,8).
Studeerbaarheid wordt door Fontys-studenten in de Benchmark TB 2006 relatief als
laagste beoordeeld (6,4 = rang 17 van 17; hoogste score: 7,6).
• De studievoortgang bij deeltijdstudenten blijft achter bij die van de voltijdstudenten (zie
6.1). Als redenen hiervoor worden genoemd de combinatie werk en studie, het feit dat
deeltijders in een andere levensfase verkeren met grotere verantwoordelijkheden en
minder flexibiliteit en de piektijden tijdens afronding van projecten en afstudeerwerk. De
opleiding heeft in het deeltijdonderwijs nog geen drempels opgenomen. De nominale
studieduur van het deeltijdprogramma is per 2005-2006 teruggebracht van vijf naar vier
jaar.
• De opleiding biedt studenten die sneller kunnen en willen studeren zogeheten
snelstroom-routes. De voltijdopleiding kent een route van 3,5 jaar voor vwo’ers en een
route van 3,25 jaar voor ‘technische’ mbo’ers. De deeltijdopleiding kent een
Management Class voor hts-instromers en een Management Class voor studenten met
een heao- of bedrijfskaderopleiding.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 28/65
• Het panel beoordeelt dit facet voor de voltijd- en duale opleiding als goed, en voor de
deeltijdopleiding als voldoende vanwege de kanttekening dat de studievoortgang
achterblijft terwijl de nominale studieduur is teruggebracht zonder dat voor deeltijders
flankerende, studievoortgang bevorderende maatregelen zijn getroffen.
Facet 2.5 Instroom Goed
Criterium
- Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende
studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee
vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De toelatingseisen voor TB zijn vastgelegd in het CROHO. Toelaatbaar zijn: mbo’ers
(niveau 4) met wiskunde en natuurkunde; havisten en vwo’ers met de profielen Natuur en
Techniek of Natuur en Gezondheid, en vwo’ers met het profiel Economie &
Maatschappij met natuurkunde 1. Momenteel ligt er een verzoek bij de HBO-raad om
ook havisten met een profiel E&M zondermeer toe te laten tot de opleiding TB.
• Zij-instromers, personen met een ander buitenlands diploma en personen van 21 jaar of
ouder worden aan een toelatingsonderzoek onderworpen. Daarvoor wordt gebruik
gemaakt van de gestandaardiseerde differentiële aanlegtest (DAT). De DAT meet in 8
sub-testende aanleg van een persoon op het gebied van taal en exacte vakken.
• Bij duale studenten vindt EVC-meting en assessment plaats, aan de hand van
bewijsstukken, de DAT-vragenlijst en een criteriumgericht interview.
• Buitenlandse studenten die toelaatbaar zijn op grond van hun vooropleiding moeten het
Staatsexamen NT2 met succes hebben afgerond. Een persoonlijk gesprek maakt deel
uit van de toelatingsprocedure. Fontys heeft een Code of Conduct getekend.
• De opleiding onderhoudt regelmatige contacten met het toeleverend veld. Deze
contacten zijn deels geformaliseerd, bijvoorbeeld via overleg met het mbo over
schakelprogramma’s, door participatie tijdens de Brabantse decanendag met thema’s
als aansluitingsproblematiek en veranderingen in het hbo, en door participatie in het
landelijk overlegorgaan HBO-Engineering waarbij de aansluiting havo-hbo eveneens op
de agenda staat. De contacten zijn ook deels informeel bijvoorbeeld doordat docenten
tijdens voorlichtingsactiviteiten op middelbare scholen met docenten spreken over de
aansluiting van de kwalificaties van de instromende studenten, of doordat docenten
bijles geven aan leerlingen van toeleverende scholen.
• Tijdens de voorlichtingsactiviteiten wordt getracht een zo realistisch mogelijke
voorstelling te geven van het beroep en de manier waarop de student voor dit beroep
wordt opgeleid. In de voorlichting worden ook studenten betrokken. De opleiding heeft
voor alle vormen van opleidingen voorlichtingsmateriaal uit. De opleiding geeft
voorlichting op toeleverende scholen en ontvangt studenten op oriëntatiedagen. Veel
toekomstige studenten lopen een dag mee en/of hebben een intake-gesprek. De laatste
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 29/65
jaren geeft de opleiding een feest voor toekomstige studenten, waar veel studenten van
de opleiding aanwezig zijn.
• Indien gewenst kunnen studenten gebruik maken van flexibilisering in het
studieprogramma. Voor vwo’ers met een N&T- of N&G-profiel is een 3,5-jarig zogeheten
snelstroom-programma ontwikkeld. Voor mbo’ers met een technische vooropleiding is
een 3,25-jarig programma ontwikkeld. Studenten tonen zich tevreden over deze
snelstroom routes. Deeltijdstudenten met een hbo-opleiding (hts/ heao/ Bedrijfskader)
kunnen in de Management Class instromen. De opleiding houdt met alle snelstromers
een intakegesprek.
• Alle inkomende studenten maken diagnostische ingangstoetsen voor wiskunde en
natuurkunde. Sinds per september 2007 maken alle studenten ook een ingangstoets
voor Nederlands en Engels. Indien de student een onvoldoende heeft voor een of
meerdere toetsen krijgt hij extra onderwijs in deze onderwerpen en moet hij deze toets
herkansen. Studenten moeten de toetsen met positief resultaat afsluiten om tot de
K-fase te worden toegelaten.
• Elke student wordt vanaf het begin begeleid door een mentor (cohorten 2002-2004) of
een studieloopbaanbegeleider (cohorten vanaf 2005). Zie 4.2.
• De opleiding hanteert een diversiteit aan werkvormen, waarmee sommige studenten
vanuit hun vooropleidingen onbekend zijn. De taken van studenten bij project- en
probleemgestuurd onderwijs worden in extra bijeenkomsten, in de Cultuurdouche en in
de tutorgesprekken besproken.
• De oriënterende, selecterende en verwijzende functie van de propedeuse wordt als volgt
vorm gegeven. In de propedeuse oriënteert de student zich op het beroepsprofiel van de
TB’er Bedrijfskundige en de opleiding (Cultuurdouche, projecten, oriënterende stage).
Zo kan de student aan het eind van de propedeuse vaststellen of de studie en het
werkveld bij hem passen. In deze besluitvorming helpt de SLB’er de student. Selectie
vindt plaats in het Propedeuse Criteriumgericht Interview, het eindassessent van jaar 1
(zie 2.8). Dit leidt tot een positief of afwijzend studieadvies. Bij een afwijzend
studieadvies zal de SLB’er de student ondersteunen bij het kiezen van een geschikt
vervolgtraject.
• Het panel is van mening dat de toelatingscriteria en procedures passend zijn. Het panel
waardeert dat de opleiding studenten én ondersteuning bij deficiënties biedt én
snelstroom-routes.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 2.6 Duur Voldaan
Criterium
- De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum:
hbo-bachelor: 240 studiepunten.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 30/65
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Uit de studiegids en het OER blijkt dat de totale omvang van de opleiding 240 EC
bedraagt. Elk jaar bestaat uit vier periodes van 10 weken (15 EC; 1 EC = 28 uur).
De opleiding voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van
het curriculum.
• De totale studieduur van 240 EC is verdeeld over 8 onderwijsperiodes van elk 30 EC.
De studiepunten zijn per studiejaar, periode en leerarrangement verantwoord in het
OER en de studiegids.
• Bij het ontwerp van het studieonderdeel worden de beschikbare studielasturen
afhankelijk van de werkvormen over de verschillende leeractiviteiten verdeeld. Hierbij
hanteert de docent richtlijnen van de opleiding. De opleiding streeft bijvoorbeeld naar
twintig geroosterde contacturen (lessen, begeleiding, practicum en projecten) en tien
geroosterde onbegeleide uren (groepswerk) per week. De zo ontstane ‘normplanning’
wordt opgenomen in de studiehandleiding.
Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed
Criteria
- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.
- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het didactisch concept van de opleiding is sinds 2005 gebaseerd op competentiegericht
opleiden, zoals uitgewerkt in de Opleidingseisen Technische Bedrijfskunde en in Biloba/
Challenge4. Kenmerken van deze onderwijstransformatie zijn met het werkveld
afgestemde beroepscompetenties, een didactiek gestoeld op constructivistisch leren,
vraaggericht onderwijs in de vorm van major- en minorprogramma’s en andere
profilerende opties, mogelijkheden om te studeren in het buitenland, en multidisciplinaire
samenwerking tussen opleidingen binnen brede onderwijsinstituten.
• De voornaamste onderwijsvorm binnen dit didactisch concept is het projectonderwijs. In
de opbouw van de projectopdrachten stimuleert men de zelfstandigheid en zelfsturing
van de student, met steeds complexere en authentieke beroepssituaties. Een voorbeeld:
in het eerste jaar werkt de student met het SHITE-model en met de Achtbaan; in latere
jaren leren studenten werken met meerdere projectmanagementmodellen (o.a. DMEA)
en maken zij zelf keuzes welk model relevant is voor de projectopdracht.
• De opleiding biedt een veelheid aan werkvormen: projecten, practica, hoor- en
werkcolleges, zelfstudieopdrachten, gaming (Rubberschoeiselspel en E-globe),
toegepast onderzoek, en stages. In een matrix laat men zien welke werkvormen in welk
leerarrangement aan de orde zijn. Studenten voelen zich gemotiveerd en gestimuleerd
door de mix van werkvormen (score 3.7). Het panel acht deze werkvormen passend en
afwisselend.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 31/65
• De studenten tonen zich in de jaarevaluaties van de propedeuse en de hoofdfase en in
de Fontys studentenenquête tevreden over de vorm en de inhoud van het onderwijs. Ze
zijn redelijk tevreden over het begeleiden van de docenten naar onafhankelijk leren
(score 3,2). Over de inhoudelijke begeleiding zijn de studenten positief (score 3,5).
• Een punt van aandacht is dat de studenten de mogelijkheden om hun eigen leerroute in
te richten als matig ervaren (score 2,9).
• Kijkend naar de eigen ambitie van de opleiding zoals verwoord in Challenge4, schort het
volgens het panel bij TB nog aan invulling van de aspecten internationaliserend,
vraaggestuurd en deels ook multidisciplinair (zie 2.3). Het panel is van mening dat het
didactisch concept echter goed in lijn is met de eindkwalificaties van de opleiding: de
visie op het leren van studenten en de werkvormen sluiten goed aan op de beoogde
competenties.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Goed
Criterium
- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten
de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De vorige visitatiecommissie beoordeelde de wijze van toetsing als onvoldoende
relevant met het oog op het bereiken van de leerdoelen. De opleiding heeft daarop
meerdere maatregelen getroffen.
• Het toetsbeleid is vastgelegd in het Beleidsplan voor toetsing en
studieloopbaanbegeleiding TB (april 2007). Dit plan biedt kaders op strategisch niveau
(waarom en wat toetsen?), op tactisch niveau (hoe toetsen en begeleiden?) en op
operationeel niveau (wie, wat, wanneer en waar?). De examencommissie legt in de
OER toetsvormen en slaagnormen vast. De examencommissie bestaat uit de
toetscoördinator, de afstudeercoördinator en de adjunct-directeur. Een toetscommissie
is verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van de toetsen. Tevens is zij
verantwoordelijk voor het opstellen en de bewaking van de kwaliteit van de ja/nee/?-
toetsen. De onderwijsteams bewaken de kwaliteit van de overige toetsvormen.
• Er is een variëteit aan toetsvormen. In een matrix (KLOTS-schema) legt de opleiding het
verband tussen de programmaonderdelen en de verschillende toetsvormen. Gebruikte
individuele toetsvormen zijn: open tentamens, ja/nee/?-tentamens, MC-tentamens;
rapportage; en portfolio. Toetsvormen voor groepen zijn: practica (practicum
bakjeshoogtemeter, practicum Enterprise Dynamics en practicum Presenteren),
presentaties, rapportages en taken. De studenten zijn tevreden over de aansluiting van
de toetsing op de onderwijsinhoud en met de aangeboden mix van toetsvormen (score
3,4 en 3,2).
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 32/65
• Uit studentevaluaties en het zelfevaluatierapport blijkt dat, binnen de mix van
toetsvormen, de ja/nee/?-toetsen het minst gewaardeerd worden door studenten en
docenten. Redenen hiervoor zijn volgens de opleiding dat studenten vinden dat ze op
deze basis nauwelijks kunnen achterhalen wat er fout is gegaan en wat ze kunnen
verbeteren. Verder ligt er voor bepaalde onderdelen grote nadruk op toetsing van kennis
en in geringe mate op toetsing van vaardigheden of inzicht. Voordeel van deze
toetsvorm is de efficiëntie, zowel voor docenten (minder nakijktijd) als voor studenten
(resultaten zijn sneller bekend). Tijdens de gesprekken kwam nog een ander nadeel van
ja/nee/?-toetsen naar voren, namelijk dat studenten de uitkomsten positief kunnen
beïnvloeden door op (vak)onderdelen waarin ze niet sterk zijn vaker de vraagteken-
mogelijkheid aan te kruizen.
• Toetsing vindt plaats aansluitend aan de projectperiode. De herkansing volgt voor de
voltijders twee periodes en voor de deeltijders één periode later. Haalt de student deze
herkansing niet dan moet hij het tentamen maken van de nieuwe onderwijseenheid.
• De persoonlijke ontwikkeling van de student en diens portfolio worden aan het eind van
het jaar in een criteriumgericht interview door de assessoren beoordeeld. Tussentijds
ondersteunt de SLB’er de student bij de reflectie op ontvangen summatieve en
formatieve feedback. De SLB’er heeft geen beoordelende rol. De uitvoering van het
criteriumgerichte interview is, na enkele jaren ervaring, sterk verbeterd. Studenten
geven nog wel aan moeite te hebben om op een juiste manier invulling te geven aan het
portfolio (score 2,5 en 2,3) (zie 4.2).
• In het kader van Biloba is FHTBM in juni 2006 gestart met het invoeren van drie
assessments gedurende de opleiding. Het eerste assessment is het criteriumgerichte
interview als eindbeoordeling van de P-fase. Het tweede assessment wordt afgenomen
aan het einde van de K- fase (halverwege jaar 3). Dit assessment wordt voor het eerst in
2008 afgenomen, en zal naast portfoliobeoordeling en een criteriumgericht interview ook
een performance assessment bevatten. De eerste uitvoering van het derde assessment
vindt plaats in 2009.
• De toetsing van de stages is vastgelegd in de Handleiding stages TB (april 2007). De
beoordeling van de oriënterende en probleemoplossende stages vindt plaats aan de
hand van een stageverslag. Tijdens de probleemoplossende stage maken studenten
twee verslagen, die worden beoordeeld door de docent en de bedrijfsbegeleider.
Daarnaast maken ze een competentiedocument waarin het functioneren centraal staat.
• De wijze van beoordeling van het afstudeerwerk is de afgelopen jaren, mede op
instigatie van de vorige visitatiecommissie, aangescherpt. De inhoudelijke relevantie van
de afstudeeropdrachten wordt vooraf getoetst door de voorzitters van de examenjury.
Aanvullend vindt twee tot drie weken voor het inleveren van het afstudeerrapport een
Go/No Go bespreking plaats, waarin het bijna definitieve rapport wordt beoordeeld. De
beoordelingssystematiek van de afstudeerrapporten is eveneens gewijzigd. Door het
aanpassen van de weegfactoren van de verschillende onderdelen is de individuele
beoordeling van de student verzwaard. Het afstudeerwerk wordt beoordeeld door een
examenjury bestaande uit een docent-voorzitter, een hogeschooldocent, de
bedrijfsbegeleider en een docent-lid. Verder is sinds begin 2005 een nieuw College van
Gecommitteerden van vijf personen gevormd (zie 6.1).
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 33/65
• In de handleidingen van de leerarrangementen vindt de student de toetsvorm per
onderwijseenheid beschreven, alsmede de toetscriteria. De studenten vinden dat ze
redelijk op de hoogte zijn van de eisen van de toetsing (score 3,3), en dat de criteria op
een eerlijke wijze worden toegepast (score 3,2). Studenten zijn over het algemeen wel
tevreden over het krijgen van feedback op producten en groepsprocessen; feedback op
schriftelijke tentamens scoort lager, mede vanwege het feit dat feedback op ja/nee/?-
tentamens niet altijd adequaat wordt uitgevoerd. Inmiddels krijgen studenten door de
geautomatiseerd verwerking via N@tschool inzicht in hun scores per vakgebied. Verder
kunnen zij tijdens geroosterde inzage-momenten verdere feedback van de
toetscoördinator vragen of kunnen zij op eigen initiatief hun score met de vakdocent
bespreken. Ook met betrekking tot de organisatie van toetsen zijn de studenten redelijk
tevreden: de herkansingsregeling is duidelijk en biedt mogelijkheden om achterstand in
te halen (score 3,1), en de spreiding van de toetsmomenten over het jaar is prima (score
3,9).
• Het panel heeft toetsen uit diverse jaren van de opleiding kunnen inzien, en daarbij
geconstateerd dat zowel beoordelingscriteria, als wegingsfactoren en antwoordmodellen
beschikbaar zijn. Van de ja/nee/?-toetsen zijn verder toetsanalyses beschikbaar. Verder
constateert het panel aan de hand van een matrix (KLOTS-schema) dat er sprake is van
50% individuele- en 50% groepstoetsvormen. Hierdoor wordt meeliften beperkt. Het
panel is van mening dat de opleiding inzake toetsbeleid en zeker op het punt van
toetsuitvoering goed scoort. In vergelijking met de vorige visitatie is op dit punt flinke
vooruitgang geboekt. Dat is, gezien de overgangssituatie waarin de opleiding verkeert,
een hele prestatie. De mogelijke nadelen van de ja/nee/?-toetsen acht het panel van
ondergeschikt belang in het licht van de verder overwegend zorgvuldige en passende
toetspraktijk.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Onderwerp 3 Inzet van personeel
Facet 3.1 Eisen HBO Voldoende
Criterium
- Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding
legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Uit onderzoek van de opleiding onder de eigen docenten (Portfolioanalyse van team
Technische Bedrijfskunde, 2007) blijkt dat circa 30% van de docenten recente, relevante
werkervaring (< 3 jaar) heeft in een voor de opleiding relevante functie in het
bedrijfsleven. 70% van de docenten heeft relevante werkervaring. Verder heeft circa
70% van de docenten een overzicht over meerdere disciplines en bedrijfsprocessen
binnen TB; en heeft de overige 30% vooral overzicht over één (deel)discipline.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 34/65
• FHTBM streeft ernaar de beroepsgerichtheid van docenten te vergroten ondermeer door
nieuwe docenten aan te nemen met recente beroepservaring; door docenten in de
gelegenheid te stellen hun netwerk van contacten met de beroepspraktijk te
onderhouden; door participatie van docenten in kenniskringen van lectoraten en aan
lezingen door lectoren; door in functioneringsgesprekken aandacht te besteden aan
beroepsoriëntatie; en door docenten 6% van hun inzet (+/- 100 uur op jaarbasis) te
bieden ten behoeve van scholing.
• De afgelopen drie jaar zijn voor TB negen nieuwe personeelsleden geworven; vijf
daarvan beschikken over recente werkervaring in het bedrijfsleven.
• De jaarlijkse taakplanning is erop gericht dat alle docenten betrokken zijn bij de
begeleiding van stagiairs en afstudeerders. Zo kunnen docenten hun netwerk met het
beroepenveld onderhouden en verbreden. Verder participeert 30% van de docenten in
advies- en onderzoeksopdrachten die in het kader van het MKB-centrum en van ILEC
worden uitgevoerd in nauwe samenwerking met bedrijven. Andere manieren waarop
docenten hun netwerk onderhouden zijn contacten met gastdocenten, alumnivereniging
en vakorganisaties.
• In het Personeelsbeleidsplan FHTBM 2007 heeft de opleiding de ambitie vastgelegd dat
tenminste 10% van de docenten in kenniskringen participeert. Momenteel is dit slechts
bij één docent het geval. Wel wonen meerdere docenten lezingen van lectoren bij of
andere uitwisselingsactiviteiten, zoals Broodje Kennis en de zogeheten Discovery
Events (bijeenkomsten van docenten met de raad van advies, lectoren en mensen uit
het bedrijfsleven over actuele onderwerpen zoals Lean manufacturing en Globalisering).
• Studenten beoordelen de mate waarin de docenten deskundig zijn in hun vakgebied met
de score 3.4 (FSE, 2006). In de gesprekken met het panel toonden studenten zich
echter kritischer over de beroepsgerichtheid, vooral van de oudere docenten. Ook de
werkgevers zijn van mening dat de beroepsgerichtheid nog te wensen over laat.
• In functioneringsgesprekken wordt aandacht besteed aan het versterken van de
beroepsoriëntatie, onder andere door stages voor docenten. Meerdere docenten hebben
aan een bedrijfsstage deelgenomen (2 tot 3 dagen per week), ondermeer bij Philips,
ASML, Smeva en Océ.
• Vanwege de kanttekeningen van studenten en werkgevers en vanwege de nog geringe
participatie van docenten in kenniskringen beoordeelt het panel dit facet als voldoende.
Facet 3.2 Kwantiteit personeel Goed
Criterium
- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te
verzorgen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• FHTBM streeft naar voldoende onderwijsgevend personeel in een evenwichtig
samengesteld team voor het realiseren van het onderwijsprogramma. Streefdoelen zijn:
de student/docent ratio is 20/ 25:1; de gemiddelde leeftijd ligt rond 40 jaar; de gewenste
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 35/65
man/vrouw verhouding is 2:1; de gewenste verhouding fulltime/parttime is minstens 2:1;
en het ziekteverzuim is lager dan 6%.
• Als streefnorm voor de jaartaak (1659 uur) van een docent geldt 60%
onderwijsuitvoering & begeleiding; 10% onderwijsontwikkeling; 10% onderwijsbeheer;
10% overleg/scholing; 5% onderzoek en 5% niet-productief (vanwege ziekte en
leeftijdsgebonden uren conform cao). (Personeelsbeleidsplan FHBL, 2005).
• Het TB-programma wordt verzorgd door 28 medewerkers (23 fte’s) die naast TB ook
werkzaam zijn voor andere opleidingen, minoren en marktgerichte taken. De student/
docent ratio is 22:1.
• De over het instituut gemiddelde leeftijd van docenten is 46,6 jaar (2006), met ongeveer
45% van de personeelsleden in de categorie 50+. In het opleidingsteam is de
verhouding man/vrouw ongeveer 2:1. Het percentage deeltijdaanstellingen bedraagt
30%. Het ziekteverzuim van heel FHTBM was in 2005 5,2% en in 2006 4,8%.
• Het team maakt jaarlijks een taakplanning in overleg met de adjunct-directeur. Deze
planning is gebaseerd op de uit te voeren activiteiten en op voorkeuren van de
medewerker zoals besproken in het functioneringsgesprek. De totale taakplanning wordt
besproken in het teamoverleg. De individuele planning wordt vastgelegd in een gesprek
tussen medewerker en adjunct-directeur.
• Uit onderzoek onder medewerkers blijkt dat de werkdruk als hoog wordt ervaren
(Personeelsenquête, 2004). De opleiding wijdt dit vooral aan de reorganisaties in 2000
en 2006 en aan de onderwijsvernieuwingen in het kader van Biloba en Challenge4.
Verder zijn nieuw aangetrokken docenten tijdens hun inwerkperiode minder productief.
Het panel acht de student/ docent ratio in vergelijking met andere opleidingen relatief
gunstig. Docenten geven in gesprekken aan dat de te hoge werkdruk van tijdelijke aard
is. Naar de mening van het panel zijn duidelijke beleidskeuzes en een sterkere
aansturing op tactisch niveau hiervoor belangrijke voorwaarden. Van studenten heeft het
panel geen klachten vernomen over verminderde toegankelijkheid of beschikbaarheid
van docenten.
• Het management voorziet op middellange termijn een mogelijke verslechtering van de
student/docent ratio als gevolg van afnemende studentinstroom. De opleiding heeft
daarom een actiever marketingbeleid gestart dat zich richt op stabilisering van de totale
populatie op 460 studenten, werkt aan kostenreductie door verjonging, en aan
aanvullende financiering van onderwijstaken via het MKB-centrum en ILEC (o.a. voor
het ontwikkeling van een minor. Ook verdergaande samenwerking met andere
opleidingen binnen FHTBM (Logistiek en BMKB) op het terrein van onderwijs in
generieke competenties, studieloopbaanbegeleiding, en PR en voorlichting moet
soelaas bieden.
• De student/ docent ratio is relatief gunstig en teams zijn uitdrukkelijk bij de taakplanning
betrokken. De hoge werkdruk is volgens de docenten een knelpunt van voorbijgaande
aard. Van studenten heeft het panel in dezen geen klachten vernomen.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 36/65
Facet 3.3 Kwaliteit personeel Goed
Criterium
- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en
organisatorische realisatie van het programma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Fontysbeleid vereist dat opleidingen een personeelsbeleidsplan onderhouden en
uitvoeren, en contracterings- en beoordelingsgesprekken voeren. Daarnaast moet de
opleiding werken aan competentiemanagement, inzetbaarheid, mobiliteit en scholing
van het personeel, mede in relatie tot de onderwijskundige vernieuwing in het kader van
Biloba/ Challenge-4.
• De vorige visitatie TB was kritisch over personeelsbeleid en competenties van docenten.
Naar aanleiding hiervan zijn meerdere maatregelen getroffen. In 2006 – bij het ontstaan
van FHTBM – is door een extern bureau een loopbaanscreening uitgevoerd. Iedere
medewerker is onderworpen aan een capaciteiten- en persoonlijkheidstest en aan een
screeningsgesprek waarin is getoetst of de medewerker de voor de nieuwe organisatie
vereiste competenties op voldoende niveau bezit. Alle medewerkers betrokken bij TB
hebben de screening succesvol doorstaan. Na de screening is bij de technische
opleidingen gekeken of de samenstelling van de teams voldoende was om de taken uit
te voeren. Er is toen een aantal nieuwe medewerkers benoemd. In het eerste fusiejaar
is op deze basis een nieuw personeelsbeleidsplan tot stand gebracht
(Personeelsbeleidsplan FHTBM, 2007). Het plan heeft de instemming van de IMR/OC.
De adjunct-directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van het personeelsbeleid.
• TB hanteert in het kader van Challenge4 vijf competentieprofielen voor docent(roll)en
(Competentieprofielen FHBL): de tutor/coach, de docent coördinator, de docent
ontwikkelaar, de docent markttaken, en de docent programmaontwikkelaar.
• Het merendeel van de docenten (90%) is naast inhoudelijk expert ook
studieloopbaanbegeleider, stage- en/of afstudeerbegeleider en/of assessor.
Ontwikkeling van nieuwe programmaonderdelen wordt ondergebracht bij docenten op
basis van strategische keuzes, competenties en de afspraken uit de COP-gesprekken.
• Vanaf 2006 zijn zogeheten contracteringsgesprek (COP-gesprekken) ingevoerd. Aan de
hand van de competentieprofielen worden de gewenste en de beschikbare
competenties in kaart gebracht en worden resultaat- en ontwikkelafspraken gemaakt. Zo
zijn afspraken gemaakt over vakinhoudelijke scholing, coaching, managementtraining
via een Fontyscursus (TOP) voor een docent en volgt een docent een universitaire
opleiding. Ten tijde van de reorganisatie in 2006 heeft de uitvoering van de COP-
gesprekken vertraging opgelopen. In 2007-2008 zijn deze gesprekken volgens afspraak
gevoerd. Opleidingsmanagement en docenten hebben dit aan het panel bevestigd.
• De opleiding hanteert meerdere vormen van deskundigheidsbevordering om de
inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische kwaliteit te waarborgen. Hiervoor is
voor TB € 25.000 per jaar beschikbaar (Marap 2006). Tijdens instituutsbrede studie- en
themadagen (gemiddeld drie per jaar) en trainingen worden docenten bijgeschoold
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 37/65
inzake instituutsbeleid (strategie, organisatie, kwaliteitszorg) of voor wat betreft
pedagogisch-didactische vernieuwingen (studieloopbaanbegeleiding, toetsen en
assessment et cetera). Zo heeft 60% van de docenten een SLB-cursus gevolgd; en
worden momenteel 6 docenten opgeleid tot gecertificeerd assessor. Individuele
coaching vindt plaats door de teamcoördinator, de adjunct-directeur en/of collega’s,
bijvoorbeeld bij het inwerken van nieuwe collega’s. Intervisie vindt vooral plaats in het
teamoverleg en in toenemende mate bij de projecten waarin docenten vanuit
verschillende vakdisciplines samen de begeleiding op zich nemen. Verdere individuele
scholing vindt plaats in bedrijfsstages en -bezoeken, bezoek van congressen, externe
studiedagen, beurzen; literatuurstudie. Tot slot dienen alle docenten over hun
didactische aantekening te beschikken. Hierover worden waar nodig verplichtende
afspraken gemaakt.
• Op elk relevant kennisgebied passend binnen het curriculum is er tenminste één docent
die als trekker kan optreden: voor het kennisgebied Recht is een docent aanwezig die
samenwerkt met de docent recht van BMKB, voor de andere relevante kennisgebieden
zijn er twee of meer docenten die als trekker op kunnen treden.
• Er is voldoende deskundigheid op de didactische en onderwijsorganisatorische
deelterreinen: toetsontwikkeling, studieloopbaanbegeleiding, aansluiting V.O.,
aansluiting beroepenveld, personeelsbeleid, ICT, internationalisering, kwaliteitszorg,
marketing en financieel beleid. In 2005 was er sprake van een te beperkte ICT-
deskundigheid, maar hierin is inmiddels voorzien.
• Studenten tonen zich in enquêtes tevreden over de kwaliteit van de docenten. Ze zijn
heel tevreden over de deskundigheid (score 3.7), en redelijke tevreden over de
begeleiding (score 3.3), over het formuleren helder in de colleges (score 3,1) en
weten te boeien voor het vak (score 3.1).
• 80% van de docenten heeft een wo-opleiding afgerond; 20% een hbo-opleiding.
• Het panel heeft tijdens het bezoek aan energiek en deskundig team aangetroffen en is
van mening dat de opleiding inzake de kwaliteit van personeel en personeelsbeleid
goede voortgang heeft geboekt, met name door de uitgevoerde loopbaanscreening, het
personeelsbeleidsplan, de docentcompetentieprofielen en de COP-gesprekken. Het
deskundigheidsbevordingsbeleid leidt tot concrete acties en is in lijn met de
gerealiseerde onderwijsvernieuwingen. Om de aansturing van de docententeams te
versterken is de curriculumcommissie duidelijker gepositioneerd. De nieuwe FHTBM-
directeur geeft verder aan de strategische en tactische aansturing van de opleiding te
zullen versterken.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 38/65
Onderwerp 4 Voorzieningen
Facet 4.1 Materiële voorzieningen Goed
Criterium
- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te
realiseren.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• FHTBM hanteert de volgende beleidsuitgangspunten inzake huisvesting en materiële
voorzieningen: studenten en docenten beschikken over ICT-middelen en
computerfaciliteiten om plaats- en tijdonafhankelijk te kunnen studeren en werken; de
campus biedt werkplekken voor individueel werken en voor groepswerk; ruimtes moeten
voldoen aan ARBO-normen; elke docent heeft een vaste werkplek.
• TB is sinds een jaar (samen met de opleiding BMKB) gehuisvest op de eerste
verdieping in gebouw R1 op de Fontys Campus aan de Rachelsmolen in Eindhoven. R1
is op vier dagen van 8.00 tot 22.00 uur geopend en op vrijdag van 8.00 tot 18.00 uur. Dit
gebouw is in 1981 in gebruik genomen en in 2006 aangepast als gevolg van
veranderende eisen aan in de technologie en didactiek. Er kan overal ‘wireless’ gewerkt
worden.
• De faciliteiten omvatten ondermeer: leslokalen met multimedia en ICT-voorzieningen;
een multifunctionele practicumruimte voor onder andere technische practica en
managementgames; een communicatielokaal met mogelijkheden voor video-opnames;
studentenwerkruimtes voor groepen van 4 - 8 personen met een PC; individuele
computerwerkplekken; en een ruimte voor de studentenvereniging.
• Collegezalen en computerlokalen worden gedeeld met de andere opleidingen. De
huisvesting is toereikend voor het uitvoeren van het onderwijsprogramma. Studenten
zijn tevreden over collegezalen en tentamenlokalen (score 3.4), over de practica en
computerruimtes (score 3.0) en over de veiligheid ervan. De openingstijden van het
gebouw worden beoordeeld met 3.9. De enige kanttekening die studenten maken is dat
tijdens de piekuren meer werkplekken voor projectgroepen beschikbaar zouden moeten
komen. De opleiding wil in reactie hierop een reserveringssysteem voor de
studentenwerkruimtes instellen, zodat projectgroepen vooraf ruimtes kunnen boeken en
de verdeling over de dagen gelijkmatiger wordt.
• Wat betreft ICT-voorzieningen bieden de verschillende ruimtes en de mediatheek PC-
werkplekken onder Windows XP met toegang tot het Fontysnet. In gebouw R1 kan
‘wireless’ gewerkt worden. Studenten beoordelen de bereikbaarheid van de ICT
studentenhelpdesk als goed (score 3.7). Dit geldt ook voor de het gebruik van de laptop
(score 3.4) en voor printer-/scanner-/kopieerfaciliteiten (3.9). Studenten zijn niet
helemaal tevreden over het wireless gebruik van hun laptop. Er zijn metingen verricht en
de opleiding denkt dit knelpunt op korte termijn op te kunnen lossen.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 39/65
• Studenten hebben binnen en buiten de Fontys-gebouwen toegang tot alle software die
voor het onderwijs nodig is. Er wordt gebruik gemaakt van de elektronische
leeromgeving N@tschool.
• De mediatheek FHTBM biedt alle studenten en medewerkers toegang tot haar collectie
boeken en tijdschriften, naslagwerken en andere media. TB overlegt met de beheerder
over de collectie voor Technische Bedrijfskunde. De huidige collectie is toereikend. Aan
de balie kunnen studenten interbibliothecair lenen bij Fontysmediatheken en
universitaire en openbare bibliotheken die aangesloten zijn op Pica. Via de online-
catalogus hebben studenten toegang tot: alle Fontysmediatheken, PiCarta, LexisNexis
Newsportal, (fulltext databank vijf landelijke dagbladen), EBSCOhost, ScienceDirect
(1800 tijdschriften, naslagwerken), Academia streaming video (online toegang tot
beeldmateriaal). Een groot aantal van deze bronnen is ook van thuis uit te benaderen
via www.fontysmediatheek.nl. Studenten kunnen in de mediatheek audiovisuele
apparatuur lenen. Studenten oordelen in enquêtes heel positief over de mediatheek
(kwaliteit: score 3.5; beschikbaarheid: score3.5). Ook de deeltijders en duale studenten
zijn te tevreden over de toegankelijkheid.
• De Studentenservicebalie (SSB) biedt informatie over ondermeer studiefinanciering,
wetgeving, toelating tot hbo, en kan doorverwijzen naar bijvoorbeeld de
studentenpsycholoog. De Studentenservicebalie wordt positief gewaardeerd.
(bereikbaarheid: 3.8; deskundigheid 3.5).
• Het International Office is een informatie- en servicepunt voor studeren of stage in het
buitenland, visa, beurzen, kamers, en dergelijke.
• De studentenkantine heeft een uitgebreide catering. Op de campus worden op drie
avonden warme maaltijden geserveerd. Het gebouw is toegankelijk voor
rolstoelgebruikers en beschikt over rolstoeltoiletten.
• In de enquêtes, rondleiding en gesprekken zijn het panel geen structurele knelpunten
rondom huisvesting en materiele voorzieningen gebleken, waarvoor de opleiding nog
geen acties heeft getroffen.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 4.2 Studiebegeleiding Goed
Criteria
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog
op de studievoortgang.
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte
van studenten.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Studiebegeleiding bij TB heeft tot doel het leerproces van de student te faciliteren en te
stimuleren, zodat hij de opleiding zonder stagnatie kan doorlopen; en een klimaat te
creëren van persoonlijke aandacht waarin de student zich thuis voelt en zijn studie
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 40/65
positief waardeert. Daarbij is het van belang in een vroeg stadium de student te
confronteren met de vraag of deze studie bij hem past.
• In de studiebegeleiding zijn taken weggelegd voor de inhoudelijke begeleider
(vakdocent), de procesbegeleider en voor de SLB’er. De vakdocent ondersteunt de
projectgroep door middel van colleges, spreekuren, practica, taken en oefenopdrachten.
Ook buiten de geroosterde onderwijsactiviteiten kan de student terecht bij een
vakdocent met vragen. De tutor heeft tijdens het uitvoeren van het project minimaal een
keer per week (eerste studiejaar twee keer) een bijeenkomst met de projectgroep ter
bewaking van de projectvoortgang. Tijdens de tutorgesprekken ligt het initiatief bij de
projectgroep; de tutor geeft feedback op de voortgang en op het functioneren van de
groep.
• Uit studentonderzoeken blijkt dat studenten de inhoudelijke en procesbegeleiding
positief waarderen. Zij vinden ook dat de docenten begeleiden naar onafhankelijk leren
(score 3.2).
• Elk student krijgt aan het begin van de opleiding een studieloopbaanbegeleider
(voorheen: mentor) toegewezen, die gedurende de gehele opleiding bij de student
betrokken blijft. Studenten hebben in het eerste jaar 2 tot 4 keer een gesprek met hun
SLB’er. Onderwerpen die aan de orde zijn: de TB-competenties, de studiekeuze en
beroepsprofiel, leerstijlen, het persoonlijk ontwikkelingsplan, werking en gebruik van het
portfolio, de keuze van minor 1 en de voorbereiding op het criteriumgericht interview ter
eindbeoordeling van de propedeuse. De SLB’er brengt vóór 1 februari het voorlopig
studieadvies uit en accordeert de minorkeuze. In de latere jaren zijn de onderwerpen:
voortgang van competentieontwikkeling, soort stage en de keuze van minor 2. Het SLB-
traject wordt ondersteund door de Handleiding Studieloopbaanbegeleiding en door een
‘studieroute’ binnen N@tschool.
• De SLB-begeleiding werd in 2006 door studenten laag beoordeeld (score 2.5). De score
over de SLB ‘nieuwe stijl’ is in 2007 nog niet aantoonbaar verbeterd. Volgens de
opleiding komt dit doordat het SLB-beleid ten tijde van de evaluatie nog in afronding was
en scholing van docenten nog moest plaatsvinden. Inmiddels heeft een aantal docenten
een SLB-training gevolgd. In gesprekken met het panel bleken eerstejaars niet duidelijk
te kunnen aangeven wat de functie en inhoud van SLB is. De tweede- en derdejaars
waren duidelijk positiever, vooral over de ondersteuning bij het zicht krijgen op de eigen
sterktes en zwaktes en op het persoonlijk functioneren in de projectgroepen. Het panel
is het met de opleiding eens dat de rol van de SLB’er nog aanscherping behoeft.
• Tijdens de uitvoering van stage en afstuderen wordt de student ondersteund door een
docentbegeleider (vooral in de rol van procesbegeleider) en door een bedrijfsbegeleider.
De docentbegeleider legt minimaal twee bezoeken aan de stageplek af. Hierbij worden
de probleem- en doelstelling van de stageopdracht, de organisatieanalyse, de
competentieopdracht en het plan van aanpak besproken. Halverwege de stageperiode
vindt een terugkomdag voor alle stagiairs plaats. Ongeveer drie weken voor het einde
van de stage brengt de contactdocent een tweede bezoek aan het bedrijf. Dan wordt het
conceptrapport besproken en wordt de stage geëvalueerd. Na afloop van de stage vindt
een beoordeling van het stagebedrijf plaats op basis van het stagerapport. In de periode
tussen de terugkoppelmomenten bestaat de stagebegeleiding uit regelmatig
e-mailverkeer; de intensiteit daarvan verschilt per studentvraag en varieert van één keer
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 41/65
per week tot vrijwel geen tussentijds contact. Stagiaires kunnen ook vakdocenten
raadplegen op hun specifieke domein. De afgestudeerden beoordelen de
begeleidingsgesprekken die zij met hun begeleider van de opleiding hebben met het
cijfer 7,1 (Rapportage enquête over Afstudeeropdrachten, 2007).
• Bij stagiaires in het buitenland vervallen door de fysieke afstand de normale
begeleidingsmogelijkheden (bedrijfsbezoeken en terugkomdag). Wel zijn in het recente
verleden studenten bezocht in Barcelona, op Curaçao en in Karlsruhe. Het contact met
buitenlandse stagiaires wordt meestal onderhouden door e-mail en door webcam-
overleg.
• Gedurende het afstudeeronderzoek vindt de begeleiding plaats door een
bedrijfsbegeleider en een docentbegeleider (Handleiding afstudeeronderzoek). De
docentbegeleider voert twee- tot driewekelijkse gesprekken met het afstudeerkoppel.
Daarnaast vindt een aantal malen overleg plaats tussen de opdrachtgever, het
afstudeerkoppel en de docentbegeleider. Dit overleg vindt plaats bij de opdrachtgever in
het bedrijf. Tevens zijn er 6 terugkomdagen voor ieder afstudeerkoppel gepland met een
commissie van drie docenten (waaronder de docentbegeleider): een
werkplanbespreking (na zes weken); voortgangsbespreking (na 12 weken); een
bespreking conceptrapport; het Go of No Go (2 weken voor deadline eindrapport); en
twee practica over presenteren en adviseren in relatie tot het afstudeeronderzoek.
• Volgens studenten is er sprake van een goede sfeer tussen studenten en docenten
(score 3.8) en tussen studenten onderling (score 4.1). De bereikbaarheid van docenten
(reactie binnen 2 werkdagen) kan nog worden verbeterd (score 3.0).
• De formele communicatie tussen student en opleiding verloopt via drie
informatiekanalen. In de elektronische leeromgeving N@tschool zijn opgenomen:
studiehandleidingen, te gebruiken onderwijsmaterialen, opdrachten en instructies,
groepsindelingen, overzicht projectweken e.d. In projectruimtes binnen N@tschool delen
de projectgroepen onderling en met de begeleiders hun informatie. Ook feedback vanuit
de ja/nee/?-tentamens wordt via N@tschool aan studenten bekend gemaakt. Een
tweede informatiekanaal is de Fontys-portal (http://portal.fontys.nl). Deze biedt toegang
tot algemene Fontys-informatie, bijvoorbeeld over minoren, internationale stages en
afstudeeronderzoeken, informatie van de Studentenservicebalie, contactgegevens van
medewerkers e.d. De derde belangrijke informatievoorziening is de opleidingswebsite
(http://www.fontys.nl/tb/). Deze bevat specifieke TB-informatie, zoals de OER, informatie
over medezeggenschap, roosters, nieuwsberichten, afwezigheidsmeldingen van
docenten en dergelijke.
• In studentonderzoeken tonen studenten zich tevreden over de formele communicatie.
De planning van de onderwijsactiviteiten is op tijd (score 3.8) en is correct (score 3.1).
De studenten zijn tevreden over het intranet van de opleiding (score 3.4), over de
informatie over de OER (score 3.3) en wat minder over N@tschool (score 3.0). In de
gesprekken zijn het panel geen structurele knelpunten in de formele
informatievoorziening ter ore gekomen.
• Beoordelingen worden binnen 15 werkdagen in Progress geregistreerd en gepubliceerd.
Op basis van Progress worden ook de studieadviezen verstrekt. In de loop van 2008-
2009 wordt Fontys-breed een nieuw cijferregistratiesysteem Peoplesoft ingevoerd, zodat
de resultaten van major en minor gezamenlijk verwerkt kunnen worden.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 42/65
• Uit studentonderzoeken blijkt dat studenten minder tevreden zijn over de tijdigheid van
studieresultaten (score 2.3) en over de accuratesse in de verwerking van de
studieresultaten (score 2.5).
• Concluderend is het panel van mening dat de studiebegeleiding door vakdocenten en
tutoren goed is. De studiebegeleiding door de SLB’er is nog voor verbetering vatbaar. In
de gesprekken geven studenten aan dat de getroffen verbetermaatregelen effect
hebben. De communicatie tussen studenten en docenten is verder veelvuldig en
plezierig, en over de formele informatiekanalen zijn bij het panel geen structurele
knelpunten bekend. De studieregistratie is adequaat en gaat op twee punten nog verder
verbeterd worden.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1 Evaluatie resultaten Voldoende
Criterium
- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare
streefdoelen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• In de vorige visitatie is het kwaliteitszorgsysteem als onvoldoende adequaat beoordeeld.
Bij de vorming van FHTBM is het kwaliteitsbeleid vastgelegd in het Kwaliteitshandboek
FHTBM (november 2005). In dit handboek zijn voor TB kwaliteitsdoelen beschreven, en
worden middels de PDCA-cyclus de verantwoordelijken en de tijdsplanning vastgelegd.
De TB-kwaliteitsdoelen zijn naar de mening van het panel nogal algemeen van aard: het
betreft afleidingen van het NVAO-kader zonder dat er sprake is van een specifieke TB-
vertaling op basis van eigen ambities of knelpunten. Het kwaliteitsbeleid van TB mist
daardoor in de ogen van het panel de benodigde focus.
• In het verlengde van de (algemene) kwaliteitsdoelen hanteert de opleiding ook vrij
algemene normen als streefdoelen, namelijk een score van minimaal voldoende en bij
voorkeur hoger op alle facetten en in alle items van alle evaluatieonderzoeken. In de
MARAP zijn streefdoelen ten aanzien van SLB en van rendementen opgenomen.
• De directie FHTBM is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid. De directie delegeert de
uitvoering van de kwaliteitszorg naar de kwaliteitscoördinator TB. Deze zorgt in
samenspraak met de onderwijsteams dat alle kwaliteitstaken in de organisatie ingevuld
zijn, dat de uitvoering conform beleid gebeurt, dat structureel geëvalueerd wordt of de
gestelde doelen zijn bereikt en dat er verbeterbeleid wordt opgesteld. De
kwaliteitscoördinator ondersteunt bij het analyseren van de onderzoeksresultaten en
rapporteert aan de directie.
• Het handboek bevat verder een kwaliteitskalender waarin in de vorm van een matrix
inzichtelijk wordt gemaakt welke evaluatie-instrumenten met welke frequentie en met
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 43/65
welk doel bij welke doelgroep worden ingezet, en welke functionaris hiervoor
verantwoordelijk is. De belangrijkste instrumenten voor evaluatieonderzoek onder
studenten zijn: de Fontys Studentenenquête (FSE), de studentenjaarevaluaties, de
projectevaluaties en de analyse-afstudeeronderzoek. Het oordeel van medewerkers
wordt onderzocht met behulp van de Fontys-Personeelsenquêtes (FPE), in de
instituutsbrede en opleidingsbrede medewerkersvergaderingen en in het teamoverleg.
Het oordeel van alumni wordt in kaart gebracht met behulp van het
Startbekwaamhedenonderzoek (SBO). Andere evaluatiemomenten zijn de
vergaderingen van de Raad van Advies met de directie (vier keer per jaar) en het
overleg van het College van Gecommitteerden met de afstudeercoördinator (eveneens
vier maal per jaar). Het panel acht de mix van evaluatie-instrumenten compleet.
• De uitvoering van de kwaliteitszorgkalender is in 2003-2006 enigszins achtergebleven
door de reorganisatie tijdens de FHTBM-vorming en door de onderwijsinhoudelijke
veranderingen als gevolg van Biloba. Met ingang van studiejaar 2006-2007 heeft
kwaliteitszorg hernieuwde aandacht gekregen door o.a. de aanstelling van een nieuwe
kwaliteitscoördinator. Het panel heeft ervaren dat sindsdien de uitvoering van het
kwaliteitsbeleid met veel vakkundigheid en élan is opgepakt, hetgeen een belofte
inhoudt voor de toekomst.
• Docenten en studenten geven over het algemeen aan tevreden te zijn over de wijze
waarop de opleiding de verschillende facetten evalueert (FPE, 2004; score 3,0 FSE,
2006).
• Het panel is van mening dat de opleiding periodiek evalueert met behulp van een mix
van evaluatie-instrumenten en dat er duidelijk een nieuwe impuls is gegeven aan de
kwaliteitszorg. De opleiding hanteert daarbij echter vrij algemene kwaliteits- en
streefdoelen die naar de mening van het panel nog te weinig zijn doorvertaald naar de
eigen TB-situatie en -ambities, en daarmee te weinig sturing bieden aan het strategisch
en tactisch beleid van de opleiding. Vanwege deze kanttekening beoordeelt het panel dit
facet als voldoende.
Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed
Criterium
- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare
verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding heeft naar de mening van het panel op gestructureerde wijze gewerkt aan
de knelpunten die door de vorige visitatiecommissie zijn geconstateerd. De opleiding
verantwoordt haar verbetermaatregelen in het Verbeterplan Technische Bedrijfskunde
(25 februari 2008). In voorgaande facetten is hier concreet aan gerefereerd, bijvoorbeeld
bij 2.3, 2.8 en 6.1.
• Naar de mening van het panel is duidelijke voortgang geboekt inzake de integratie van
cursorisch onderwijs en projectonderwijs, de relevantie van werkvormen, de bewaking
van toetskwaliteit en kwalificaties van afgestudeerden, en de verbetering van de
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 44/65
deeltijdopleiding. Ook de afstemming tussen personeelsbeleid en onderwijsbeleid is
verbeterd, ondermeer door de brede betrokkenheid van de teams bij de
onderwijsvernieuwing en door de scholing van assessoren en
studieloopbaanbegeleiders. Op een aantal punten is naar de mening van het panel
minder voortgang geboekt, namelijk op het facet ‘samenhang programma’,
‘kwaliteitszorg’ en ‘rendementen’. Ook de internationale oriëntatie en de voeling met
wetenschappelijke ontwikkelingen in de discipline is minder verbeterd dan wenselijk is.
• Ook uitkomsten van evaluaties leiden tot concrete verbetermaatregelen. Voorbeelden
hiervan zijn de verbeteringen zoals gerealiseerd bij de ja/nee/?-tentamens (zie 2.8),
meerdere kleine inhoudelijke wijzigingen in de projecten op basis van projectevaluaties,
en het schrappen van stagebedrijven wanneer studenten daarmee slechte ervaringen
opdoen.
• Studenten wensen verbetering over de mate waarin de opleiding met kritiek en
suggesties voor verbetering omgaat (score 2,4 FSE 2006). Studenten vinden de
terugkoppeling wat er met de evaluatieresultaten is gebeurd niet voldoende (score 1,6
FSE 2006). Over inspraakmogelijkheden zijn zij matig tevreden (score 3,0 FSE 2006).
De opleiding geeft aan dat deze matige score deels te verklaren is doordat
verbeteringen pas voor de volgende lichting studenten zichtbaar worden. De opleiding
neemt zich wel voor om een meer aansprekende terugkoppeling naar de studenten te
organiseren.
• Het panel is van mening dat de opleiding aantoonbare maatregelen heeft getroffen
zowel naar aanleiding van de laatste externe evaluatie als naar aanleiding van interne
evaluaties. Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en
het beroepenveld
Voldoende
Criterium
- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend
beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De opleiding laat aan de hand van een tabel zien bij welke evaluaties medewerkers,
studenten, alumni en het werkveld worden betrokken en hoe vaak dat gebeurt.
• Medewerkers zijn intensief betrokken bij de kwaliteitszorg via de IMR, de
Opleidingscommissie en via de jaarlijks terugkerende enquêtes: de Fontys-
Personeelsenquête over de organisatie en de Docentenjaarevaluatie over het onderwijs.
Met een frequentie van minimaal vijf maal per jaar vindt een medewerkersoverleg
plaats, waarin kwaliteitsfacetten aan de orde komen. Met een frequentie variërend van
wekelijks tot driewekelijks vindt er teamoverleg plaats tussen de docenten van de
onderwijsteams propedeuse-, kern- en afstudeerfase. Deze onderwijsteams zijn samen
met de kwaliteitscoördinator ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de evaluaties.
Tot slot zijn medewerkers betrokken bij interne audits, zelfevaluatie en visitatie.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 45/65
• Studenten zijn eveneens bij de kwaliteitszorg betrokken via IMR en
Opleidingscommissie, en via de Fontys-Studentenenquête, studentenjaarevaluatie,
Keuzegids en dergelijke, en daarnaast via projectevaluaties, en stage/
afstudeerevaluaties. Ook studenten zijn betrokken bij de interne audits, zelfevaluatie en
visitatie.
• De alumni geven hun mening over hun opleiding in het Startbekwaamhedenonderzoek
en in de HBO-Monitor. Op meer indirecte wijze gebeurd dit ook via de alumnivereniging
Share [http://www.fontys.nl/tb/alumni.htm/] (opgericht in 2003). Het ledental van Share is
groeiende. Het panel is van mening dat de alumni hiermee voldoende betrokken zijn bij
de kwaliteitszorg. Gerichte bevraging van- en gesprekken met alumni zouden naar de
mening van het panel goede input bieden voor het strategisch beleid van TB.
• De werkgevers van pas afgestudeerden worden als vertegenwoordigers van het
werkveld betrokken via de uitgevoerde projecten. Daarnaast krijgen de stage-/
afstudeerbegeleiders regelmatig terugkoppeling van de bedrijfsbegeleiders. Het
werkveld is verder via het College van Gecommitteerden direct betrokken bij het
bewaken van de eindniveau.
• De Raad van Advies bestaat momenteel uit vier leden; er zijn drie vacatures. De RvA
vergadert vier keer per jaar met de directie over het programma, eindkwalificaties en
ontwikkelingen in het werkveld. De nieuwe directeur FHTBM heeft het voornemen om de
vacatures in te vullen en de RvA breder samen te stellen met een vertegenwoordiger
vanuit het Groot Bedrijf, vanuit de bedrijfsorganisatorische dienstverlening binnen de
(gezondheids)zorg, en vanuit de dienstensector van het MKB. Het panel juicht dit toe, en
verwacht dat de RvA hiermee nog meer input zal leveren, ook inzake de strategische
ambities van TB.
• Het panel is van mening dat studenten en medewerkers op adequate wijze worden
betrokken bij de kwaliteitszorg; en dat alumni en werkgevers op voldoende wijze
betrokken zijn. Alumni en RvA zijn naar de mening van het mening nog beperkt
betrokken bij de opleiding. Het panel hecht aan versteviging van de inbreng van alumni
en RvA, omdat deze wezenlijk deel uitmaken van de kwaliteitszorg en omdat hun
inbreng kan bijdragen aan de strategievorming en tactische beleidsvoering binnen TB.
Op grond van deze kanttekening komt het panel voor dit facet tot het oordeel voldoende.
Onderwerp 6 Resultaten
Facet 6.1 Gerealiseerde niveau Goed
Criterium
- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde
eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 46/65
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Per 2007-2008 omvat de afstudeerfase het project E-globe (Strategisch beleid in
internationaal perspectief; 15 EC), het (tweede deel van) minor2 (15 EC) en de
afstudeeropdracht (30 EC). De omvang van de afstudeeropdracht is teruggebracht van
45 naar 30 EC om ruimte te maken voor de minor. De opleiding heeft op dit moment nog
geen ervaringen met de afstudeeropdrachten van kleinere omvang. Het panel is van
mening dat het hier een forse reductie betreft en dat de opleiding goed dient te
evalueren in hoeverre dit het voldoen aan de eindkwalificaties in gevaar brengt.
• De afstudeeropdracht bestaat uit drie onderdelen: het functioneren van de kandidaat in
het bedrijf (weging 40%); de uitvoering van en rapportage over de afstudeeropdracht
(weging 40%); de verdediging van de afstudeeropdracht (weging 20%). De
beoordelingscriteria van de drie onderdelen en de wegingsfactoren per onderdeel zijn
uitgewerkt in De afstudeerfase praktijk bij de opleiding TB (september 2007). De criteria
zijn ontleend aan de beroepscompetenties en de algemene competenties.
• Gedurende meerdere besprekingen bewaken docentbegeleider, bedrijfsbegeleider en
student de kwaliteit en het niveau van het afstudeeronderzoek: het betreft een
werkplanbespreking, een voortgangsbespreking, een conceptrapportbespreking en een
Go/No Go-bespreking. De procedure en de deadlines zijn vastgelegd in De
afstudeerfase praktijk bij de opleiding TB.
• De wijze van beoordeling van het afstudeerwerk is de afgelopen jaren aangescherpt en
geformaliseerd (zie 2.8). De wegingsfactoren zijn ook gewijzigd waardoor meer nadruk
is komen te liggen op het functioneren van de kandidaat in het bedrijf (was
wegingsfactor 10% en is nu 40%). Door het aanpassen van de weegfactoren van de
verschillende onderdelen is de individuele beoordeling van de student verzwaard. Het
panel heeft geconstateerd dat de beoordelingscriteria zijn ontleend aan de beroeps- en
algemene competenties.
• Het panel heeft twaalf afstudeerrapporten inclusief de bijbehorende beoordelingen
bestudeerd, zowel van voltijd-, deeltijd- als duale studenten. Het panel is van mening dat
in de rapporten de eindkwalificaties evenwichtig aan de orde zijn. De vraag- en
probleemstellingen zijn volgens het panel relevant voor het werkveld en sluiten aan bij
de TB-competenties. Verder getuigen de probleemstellingen van hbo-niveau, waarbij
sprake is van een goed kennisniveau en van adequate toepassing van kennis en inzicht;
ook het beoordelend en communicatief vermogen is goed; de leervaardigheden zijn in
het afstudeerwerk in mindere mate aan de orde. De afstudeerwerken voldoen daarmee
aan het bachelorniveau. De onderzoeksmethoden en conclusies worden onderbouwd.
De gebruikte literatuur is relevant en van goed academisch niveau, hoewel het aantal
internationale referenties aan de lage kant (ongeveer 25%) genoemd moet worden.
• Het panel is verder van mening dat de afstudeerrapporten adequaat zijn beoordeeld. De
beoordelingscriteria en wegingsfactoren worden over het algemeen adequaat toegepast
door de verschillende assessoren. Het panel kan zowel de hoge als de lage
beoordelingen grotendeels onderschrijven. Het panel had de indruk dat er te weinig
onderscheid wordt gemaakt tussen de prestaties van studenten binnen een
afstudeerkoppel. Alumni en gecommitteerden spreken dit desgevraagd tegen.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 47/65
• De coördinator van de afstudeerfase bewaakt de kwaliteit van het afstudeerwerk aan de
hand van de rapportages van de docentbegeleiders. De kwaliteit van het
afstudeerproces als geheel wordt bewaakt door de coördinator van de afstudeerfase in
samenspraak met de het College van Gecommitteerden en de directie TB. De
Gecommitteerden wonen nagenoeg alle afstudeerzittingen bij en nemen daarbij deel
aan het gesprek over de verdediging van de afstudeeropdracht. De gecommitteerden
geven de opleiding ook een terugkoppeling van hun bevindingen inzake niveau en wijze
van beoordeling. Begin 2005 is een nieuw College van Gecommitteerden van vijf
personen gevormd. Alle vijf Gecommitteerden zijn werkzaam in een branche, beroep of
functie, uit het werkveld van Technische Bedrijfskunde.
• De opleiding gaat na of de nagestreefde eindkwalificaties gerealiseerd worden, in het
Startbekwaamheidsonderzoek (SBO) onder afgestudeerden van de opleiding en
werkgevers van afgestudeerden (SBO, 2007); in de jaarlijkse onderzoeken van de HBO-
monitor, en in de Evaluatie van de afstudeeronderzoeken onder afgestudeerden van de
opleiding (Rapportage enquête over Afstudeeropdrachten, 2007). De afgestudeerden
beoordelen de opleiding Technische Bedrijfskunde als voldoende adequaat (SBO,
2007). Zij achten het merendeel van de competenties relevant en vinden dat zij de
generieke hbo-kernkwalificaties (ruim) voldoende beheersen.
• De bedrijfsbegeleiders beoordelen de uitgevoerde afstudeeronderzoeken zonder
uitzondering met een voldoende tot goed (Protocollen van de afstudeerzittingen). En het
College van Gecommitteerden constateert een verhoging van het eindniveau en een
groter draagvlak binnen de bedrijfsorganisaties voor de uitvoering van de
afstudeeronderzoeken (Evaluatie College van Gecommitteerden met directie
Technische Bedrijfskunde, 5 september 2007).
• Uit alumni-onderzoek blijkt dat 90% van de alumni een functie op hbo-niveau vervult en
dat alumni vinden dat ze de generieke hbo-competenties voldoende beheersen.
• In gesprekken tonen de werkgevers zich tevreden over de eindkwalificaties van
afgestudeerden en over hun startkwalificaties als beginnend beroepsbeoefenaar.
Werkgevers zijn vooral tevreden over de technische en organisatiekundige kwaliteit van
de afgestudeerden. Ook wat betreft de kwantitatieve onderzoeksvaardigheden scoren
studenten goed. De economische benadering van studenten daarentegen zou wat
sterker kunnen. De menskundige benadering is nog het minst ontwikkeld, maar niet alle
werkgevers blijken deze van even groot belang te vinden. De alumni waarderen blijkens
de gesprekken met name de breedte van hun startkwalificaties. Als belangrijke prés
worden genoemd: analytisch vermogen, kwantitatieve onderzoeksvaardigheden, en
kennis van verschillende organisatietypen.
• De afstudeerwerken die het panel heeft ingezien weerspiegelen de eindkwalificaties op
hbo-niveau. De beoordelingsprocedure zoals vastgelegd in de handleiding en de
verdere toezichthouding door College van gecommitteerden en afstudeercoördinator
borgen het eindniveau op adequate wijze. Werkgevers en alumni tonen zich ook
tevreden over het beginniveau van de afgestudeerden, hoewel zij niet alle MOTE-
aspecten evenwichtig gerealiseerd achten.
• Het panel beoordeelt dit facet als goed.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 48/65
Facet 6.2 Onderwijsrendement Vt: Onvoldoende
Dt: Onvoldoende
Du: Goed
Criteria
- Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante
andere opleidingen.
- Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Streefcijfers van TB zijn als volgt: het rendement na 4 jaar is 40% en na 5 jaar 55%. De
gemiddelde studieduur van geslaagden is 4,5 jaar; de gemiddelde verblijftijd van
studiestakers is niet langer dan 1,5 jaar; en het percentage studiestakers bedraagt 30%
na 1 jaar oplopend tot 45% over de gehele studie.
• Het voltijdse opleidingsrendement na 4 jaar schommelt rond de 25% (-15% ten opzicht
van streefcijfer) en ligt na 6 jaar rond 50%. De opleiding haalt de streefcijfers dus niet.
Het rendement van de deeltijdopleiding na 4 jaar is ongeveer 25% en is na 6 jaar
ongeveer 40%. Het rendement van de duale studenten (N=4) ligt op 100%.
• De gemiddelde studieduur van geslaagden ligt iets hoger dan 4,5 jaar.
• Het aantal studiestakers is iets lager dan 45%. Dit voldoet aan het streefcijfer. De
gemiddelde studieduur van de studiestakers in de voltijdopleiding is in 2006-2007
gedaald tot 1,4 en voldoet daarmee aan het streefcijfer. Met de studiestakers worden
exitgesprekken gevoerd en de studiestakers vullen een exit enquête in. Als voornaamste
redenen voor het staken van de opleiding worden aangevoerd: onvoldoende motivatie
voor het brede vakgebied en wens over te stappen naar een economische of andere
opleiding; geen goede werkhouding en onvoldoende tijd aan studie besteed; opleiding is
te technisch/exact; mbo’ers stoppen vaker om te gaan werken. Een aantal studenten
stapt in het vijfde jaar of later over naar de deeltijdopleiding en studeren daar af. Deze
gelden voor de voltijdopleiding als studiestakers.
• De instroom in de duale opleiding bedraagt ongeveer drie studenten per jaar. Het panel
heeft op grond van deze geringe aantallen de opleiding bevraagd over haar ambities
met de duale opleiding. De opleiding heeft daarbij aangegeven dat er bij bedrijven in de
regio een duidelijke behoefte is aan deze opleidingsvariant, met name voor ervaren
krachten die zich via een transparante EVC-procedure als hbo-bachelor willen
kwalificeren en voor wie, bijvoorbeeld vanwege veelvuldig buitenlands verblijf, een
deeltijdopleiding niet haalbaar is. Sinds april 2008 hebben zich 6 nieuwe deelnemers
voor de duale variant aangemeld.
• Het panel heeft de rendementscijfers van TB Fontys vergeleken met die van andere
TB-opleidingen (Benchmark 2006) en concludeert dat de Fontys-rendementscijfers ten
opzichte van TB-zusteropleidingen verslechteren: waar Fontys in 2004 en 2005
gemiddeld scoorde (resp. 62% en 56%; plaats 5/ 6 van 12 hogescholen), scoort de
opleiding in 2006 laag (47%; plaats 8 van 12) (2004: 62%; 2005: 56%; 2006: 47%). Bij
vergelijking van de rendementen na 8 jaar staat Fontys de laatste jaren op positie 7 tot 9
(63% - 64%).
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 49/65
• Het panel heeft met het opleidingsmanagement de slechte rendementscijfers
besproken. Het beleid is vooral gericht geweest op verbetering van de voorlichting, op
scherpere selectie door de wiskunde- en taaltoetsen, en op verbetering van de
studiebegeleiding door invoering van SLB. Tot dusverre hebben deze maatregelen de
rendementen nog niet positief beïnvloed. De nieuwe directeur gaf aan ernst te willen
maken met rendementsverbetering. Zijn streven is dat 70% van de studenten na 5 jaar
geslaagd is. Dit streefcijfer is vastgelegd in het managementcontract voor 2010. Met
toeleverende mbo-instellingen zijn onlangs besprekingen gestart om in mbo-3 een
doorstroomvariant te starten. Verder kan het Associate Degree programma eraan
bijdragen dat studiestakers wel over een erkend diploma kunnen beschikken.
• Het panel maakt zich ondanks de al getroffen en de nog te nemen maatregelen zorgen
om de rendementen van de voltijd- en deeltijd-opleiding, mede in de vergelijking met
andere TB-opleidingen. De rendementen van de duale opleiding zijn goed; bij deze
opleidingsvariant baart de geringe instroom het panel zorgen.
• Het panel beoordeelt dit facet voor de voltijd- en deeltijdopleiding als onvoldoende en
voor de duale opleiding als goed.
• Naar de mening van het panel wordt de onvoldoende voor rendementen bij de voltijd- en
deeltijdopleiding gecompenseerd door de beoordeling goed voor het gerealiseerde
niveau. Verder is het door de nieuwe directeur voorgenomen beleid
vertrouwenwekkend. Het panel beoordeelt het onderwerp Resultaten voor de voltijd- en
deeltijdopleiding als positief.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 50/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 51/65
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 52/65
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 53/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 54/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 55/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 56/65
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 57/65
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden
Opleiding Technische Bedrijfskunde, Fontys Hogescholen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid:
De heer dr. F.M. van Eijnatten
Panellid:
De heer ing. A.J.G. van Tongeren
Panellid student:
De heer S.P.A.B. van der Wiel
Panellid NQA:
Mevrouw drs. J.M.T. van Alst
Relevante werkvelddeskundigheid
X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X X
Studentgebonden deskundigheid
X
Visitatiedeskundigheid
X X X X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer dr. F.M. van Eijnatten
De heer Van Eijnatten is ingezet vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn auditdeskundigheid, zijn
werkvelddeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. Hij beschikt over
onderwijsdeskundigheid en kennis van onderwijsprocessen door zijn functies als universitair
hoofddocent, coördinator, examinator en ontwikkelaar in bachelor-, master-, en Ph.D.-fase; daarbij is
hij voorzitter van de onderwijscommissie van de opleiding Technische Bedrijfskunde aan de TU/e. Zijn
auditdeskundigheid dankt de heer Van Eijnatten aan het feit dat hij heeft deelgnomen aan de
visitatietraining Hoger Onderwijs van NQA en lid ws van de visitatiecommissie Technische
Bedrijfskunde HBO in 2002 en voorzitter van de visitatiecommissie Bouwkunde/Civiele Techniek in
2004. De heer Van Eijnatten heeft diverse workshops gegeven aan buitenlandse universiteiten,
waardoor hij over internationale deskundigheid beschikt. Zijn “Sabbatical Leave” in 2004-2005 bracht
de heer Van Eijnatten door in het Eco-Technology Systems Laboratory aan de de Graduate School of
Environment and Information Sciences van de Yokohama National University in Yokohama, Japan. Hij
is voorzitter van “The European Chaos & Complexity in Organizations Network (ECCON)” en
bestuurslid van het Nederlandse Chaosforum netwerk.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 58/65
De heer Van Eijnatten is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen en met lesgeven,
beoordeling en toetsing minstens op het niveau van de te beoordelen opleiding op het gebied van de
vakken business engineering, opleiding voor bedrijfskader en technische bedrijfskunde. Op het gebied van
technische bedrijfskunde beschikt de heer Van Eijnatten tevens over internationale deskundigheid. Voor de
visitatie van deze opleiding is de heer Van Eijnatten aanvullend individueel geïnstrueerd.
Opleiding:
1974 – 1978 Bachelor / Master in Psychologie (Tilburg)
1978 – 1985 Ph.D. in A&O-psychologie (Nijmegen)
1998 Management Training TU/e (Eindhoven)
Werkervaring:
1978 – 1988 Radboud Universiteit Nijmegen (AIO-UD-UHD)
1988 – heden Technische Universiteit Eindhoven (UHD)
1994 – 2002 Diverse projecten (ook als lid management team) in het kader van EU-FP4 en FP5,
Brussel (Facility Management, Organisatie en ICT, Arbeid en Organisatie), binnen
Esprit, Brite-Euram, IST en IMS.
1988 – heden Kerndocent Methodologie voor Ph.D.-studenten, Nederlandse Organisatie van
Bedrijfskundig en Bedrijfseconomisch Onderwijs (NOBEM), na 2005 voortgezet als
IGS.
2003 – heden Docent methodologie in TIAS Business School, Master of Real Estate, en Young
Professionals MBA programma.
1998 – heden Docent veranderkunde bij TU/e Nadoctorale Opleiding Logistic Management Systems
(LMS), en docent methodologie Nadoctorale Opleiding Architectural Design &
Management Science (ADMS).
2003 – heden Beoordelaar van onderzoeksvoorstellen in het Vierde en Vijfde Kaderprogramma van
de Europese Unie, Brussel.
Panellid de heer ing. A.J.G. van Tongeren:
De heer Van Tongeren is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid en zijn internationale
deskundigheid. Daarnaast beschikt de heer Van Tongeren over auditdeskundigheid, doordat hij heeft
deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en als panellid betrokken was bij drie
visitaties. De heer Van Tongeren is op de hoogte van de laatste nieuwe ontwikkelingen en beschikt
over relevante werkvelddeskundigheid en internationale deskundigheid op het gebied van AOT-
techniek, werktuigbouwkunde, technische bedrijfskunde en materiaalkunde. Voor de visitatie van deze
opleiding is de heer Van Tongeren aanvullend individueel geïnstrueerd.
Opleiding:
1980 – 1986 Atheneum B
1986 – 1990 Algemene Operationele technologie
1998 – heden Open Universiteit Bedrijfskunde, richting Organisatie en Strategie (Bezig met
afronding)
Werkervaring:
1990 – 1995 Gebr. Kooy BV
1996 – 1997 NV Vereenigde Glasfabrieken Leerdam
1997 – 1999 VSH Fabrieken BV Hilversum
1999 – heden ARBO Pompen en Filters BV, voorheen genoemd Arnold van den Born BV
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 59/65
De heer Van Tongeren is werkzaam geweest in diverse functies in het bedrijfsleven op het gebied van
technische en commerciële ondersteuning. Hij was werkzaam als technisch commercieel
medewerker, projectmanager en deed ervaring op met personeelsmanagement. Hij heeft meerdere
jaren (internationale) verkoopervaring opgedaan bij het metaalbedrijf VSH Fabrieken in Hilversum. Als
medewerker van de afdeling Special Products ontwikkelde hij onder andere speciale
machineonderdelen.
Sinds 1998 is de heer Van Tongeren verantwoordelijk voor de internationale verkoop van kunststof
centrifugaalpompen (Arnold van den Born BV, Smilde). Hiertoe (be)zoekt en begeleid hij diverse
agentschappen in Europa, Afrika en het Midden-Oosten en leidt hij daar engineers op voor de verkoop
in hun regio. Hieronder valt ook het ondersteunen van de agentschappen op internationale beursen en
het on-site bijstaan van de agenten bij key-accounts. Daarnaast onderhoud de heer Van Tongeren
directe contacten met de OEM-industrie en de gebruikers in Nederland, Duitsland, Zwitserland en
Oostenrijk.
Panellid student de heer S.P.A.B. van der Wiel
De heer Van der Wiel is ingezet als studentlid van het panel. Hij is eerstejaar masterstudent
Engineering & Policy Analysis aan de Technische Universiteit Delft. Hij heeft vanuit zijn opleiding
kennis van het domein. De heer Van der Wiel beschikt over studentgebonden deskundigheid met
betrekking tot studielast, onderwijsaanpak, voorzieningen en kwaliteitszorg bij opleidingen in het
domein. Voor deze visitatie is de heer Van der Wiel individueel geïnstrueerd over het visitatie- en
accreditatieproces in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
09/06 – heden Engineering & Policy Analysis (EPA), Master, Faculteit Techniek, Bestuur en
Management, Technische Universiteit Delft, Delft
09/01 – 01/06 Technische Natuurkunde, afstudeerrichting Medische Technologie, Fontys
Hogescholen Eindhoven, Eindhoven
09/96 – 06/01 HAVO, profiel Natuur & Techniek, keuzevak informatica, Scholengemeenschap
Durendael, Oisterwijk
Werkervaring:
08/05 – 01/06 Philips Medical Systems Nederland B.V., Best; Analyse van de beweging van
supergeleidende spoelen in een MRI magneet.
08/04 – 01/05 Albany Nanotech – College for Nanoscale Science and Economics, Albany (N.Y.),
Verenigde Staten, Mede-ontwikkelen van een productieproces te ontwikkelen,
waarmee een multi-laags microstructuur van kanalen in SU-8 kan worden gemaakt
voor de fabricage van een biochip.
02/06 – 08/06 Philips Medical Systems Nederland B.V., Best, Magnet Engineer
03/01 – 03/06 TNT (voorheen TPG en PTT post), Oisterwijk, Zaterdagpostbode
Panellid NQA mevrouw drs. J.M.T. van Alst
Mevrouw van Alst is ingezet als NQA auditor. Zij heeft meer dan vijf jaar ervaring met visiteren in
vrijwel alle sectoren van het hbo. Op grond van deze werkervaring alsmede op grond van de door
haar gevolgde IOWO opleiding onderwijsinnovatie en kwaliteitszorg beschikt mevrouw Van Alst over
auditdeskundigheid. Door haar werkervaring als adviseur bij een onderwijskundig adviesbureau
beschikt mevrouw Van Alst tevens over onderwijsdeskundigheid. Daarnaast heeft zij verschillende
publicaties op het gebied van docentenontwikkeling op haar naam staan.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 60/65
Opleiding:
1980 – 1987 WO Theologie
1987 – 1990 WO Filosofie
1992 – 1993 Management en Organisatie non-profit
2002 – 2007 Interne opleiding IOWO op terrein onderwijsinnovatie en kwaliteitszorg
Werkervaring:
1990 – 1997 Coördinator genderstudies, Radboud Universiteit
1997 – 2002 Beleidsadviseur strategisch personeelsmanagement, Radboud Universiteit
2002 – 2007 Secretaris diverse visitatiepanels NVAO en NQA
2002 – heden Adviseur IOWO – onderwijs, beleid en organisatie
2007 – heden Auditor NQA
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 61/65
Bijlage 3: Bezoekprogramma
Programma visitatie Techniche Bedrijfskunde, Fontys Hogescholen, 24 april 2008
Croho 34476
Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers
08.45 – 09.45 uur Ontvangst
Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
09.45 – 10.30 uur Gesprek met opleidingsmanagement Drs. H.A.J. van den Heuvel
Ir. M.A.F. Vroemen
Ir. G.H.L. Lenssen
10.45 – 11.30 uur
Gesprek met studenten voltijd
K.T.L. Bots
P.A.M.N. Hermans
R.M.A. Meeuwen
R.G.L. Sleutjens
S.C.H. van Dal
A.H.M. Hodiamont
K.L.G.J Corstjens
M.A.M. Beekmans
F. Stawniak
L.J.M.Coolen
11.45 – 12.30 uur Gesprek met studenten deeltijd en duaal E. Veninga
J. van Dijk
F.H.T Mostert
E. Boersma
12.30 – 13.15 uur Lunchpauze
13.15 – 14.00 Gesprek met docenten Mevr. M.A.B. Bensing
Dhr. drs. R.P.J. Bosboom
Dhr. ir. J.C.P.A. Brock
Mevr. ir. I.M.J. van den Broek
Dhr. drs. F.C. van der Chijs
Dhr. drs. P.L.H. Custers
Mevr. ing. M.A.W.F. van Esch
Dhr. drs. P.J.M. Floris
Dhr. ir. A.J. de Lange
Dhr. ir. G. Punt
Dhr. ir. R.J. Puts
Dhr. ir. G.J.M. Zewald
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 62/65
Tijdstip Programmaonderdeel Deelnemers
14.00 – 14.30 uur
Gesprek met werkveld
Dhr. ir. P. Smith
Dhr. C. van den Hoven
Dhr. ir. R. van Dijk
Dhr. ir. H.P. de Boer
14.30 – 15.00 uur Gesprek met afgestudeerden Dhr. ing. B. Beenen
Dhr. ing. L. Raaijmakers
Mevr. ing. J. Heijmans
Dhr. ing. R. Remmelink
15.00 – 16.00 uur
Rondleiding
Materiaal bestuderen
Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
16.00 – 16.30 uur
Extra gesprek kwaliteitscoördinator TB
Dhr. drs. P.L.H. Custers
16.30 – 17.00 uur
Extra gesprek vertegenwoordiger RvB
Fontys Hogescholen
Drs. ing. R. van Elderen
17.00 – 17.30 uur Tweede gesprek met
opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00 Afsluitend paneloverleg (Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 63/65
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Doelstellingen
- Missie en strategie FHBL 2004
- Opleidingseisen Technische Bedrijfskunde voor Hogescholen in Nederland, 2002
- Profiel van de Bachelor of Engineering in opdracht van Cluster Engineering, 2006
- Competenties en competentieniveaus, 2005
- Overzicht competenties Technische Bedrijfskunde vanaf september 2007
- Het werken met competenties bij de opleiding Technische Bedrijfskunde, 2008
- Beroepspraktijk in beeld 1 – 2005
- Beroepspraktijk in beeld 2 – 2005
- De Technische Bedrijfskundige is breed inzetbaar, 2006
- Vacatureoverzicht voor de afgestudeerde Technisch Bedrijfskundige
- Internationaliseringsbeleid.
Programma
- Beoordeling PO- en CO programma, 2005
- Eerste programma van eisen, 2005
- Beoordeling huidig curriculum op competenties, 2005
- Voorstel curriculum inhoud en programma, 2005
- Programmalijnen in de opleiding Technische Bedrijfskunde, 2007
- Overzicht projecten Technische Bedrijfskunde, 2007
- Algemene studiehandleiding Technische Bedrijfskunde, 2007
- KLOTS schema Technische Bedrijfskunde
- Relatie tussen curriculum slb en toetsing
- Overzicht studiehandleidingen
- Projectboeken
- Handleiding oriënterende stage
- Handleiding probleemoplossende stage
- Handleiding afstudeerstage
- Onderwijs - en examenreglement Technische Bedrijfskunde
- Verkorte leerroutes Technische Bedrijfskunde
- Beleidsplan voor toetsing en studieloopbaanbegeleiding aan de opleiding Technische
Bedrijfskunde
- Toetsen en beoordelingsformats
- Werkinstructie Tentamenperiodes TB, 2008
- Literatuurlijst.
Personeel
- Personeelsplan FHBL; Van overzicht naar inzicht januari 2005
- Personeelsbeleidsplan 2007
- Portfolioanalyse van team Technische Bedrijfskunde.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 64/65
Kwaliteitszorg
- Kwaliteitshandboek Technische Bedrijfskunde, 2005
- Verbeterplan TB, 2003-2008
- Evaluaties P-, K- en A-team 2004-2007
- Fontys Studenten-enquetes, 2002, 2004 en 2006
- Personeelsenquete 2004
- Verslagen teamoverleg
- Verslagen IMR
- Verslagen raad van advies.
Resultaten
- Afstudeerrapporten
- Rapportage enquête over Afstudeeropdrachten, de mening van studenten
- Startbekwaamhedenonderzoek, 2007
- Kengetallen Technische Bedrijfskunde.
© NQA - visitatie Fontys Hogescholen, hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde (vt/dt/du) 65/65
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad:
www.hbo-raad.nl