Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
CEL-SE3BA280 © 2004 CANON INC. GEDRUKT IN DE EU
Lees het onderdeel Lees dit eerst (p. 4) aandachtig door.Zie ook de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] en de Gebruikershandleiding voor Direct Print.
CANON INC.30-2 Shimomaruko 3-chome, Ohta-ku, Tokyo 146-8501, Japan
Europa, Afrika & Midden-OostenCANON EUROPA N.V.PO Box 2262, 1180 EG Amstelveen, The Netherlands
CANON (UK) LTDFor technical support, please contact the Canon Help Desk:P.O. Box 431, Wallington, Surrey, SM6 0XU, UKTel: (08705) 143723 Fax: (08705) 143340www.canon.co.uk/Support/index.asp
CANON COMMUNICATION & IMAGE FRANCE S.A.102 Avenue du Général de Gaulle,92257 LA GARENNE COLOMBES CEDEX, FranceTél : Hot line 08 25 00 29 23 http://www.cci.canon.fr
CANON DEUTSCHLAND GmbHPostfach 100401, 47704 Krefeld, GermanyCustomer Hotline: 0180/5006022 (0,12 € / Min.)www.canon.de
CANON ITALIA S.P.A.Via Milano 8, I-20097 San Donato Milanese (MI), ItalyTel: 02/8248.1 Fax: 02/8248.4604Pronto Canon: 02/8249.2000E-mail: [email protected] http://www.canon.it
CANON ESPAÑA S.A.C/Joaquin Costa, 41 - 28002 Madrid, SpainFax: (91) 411 5448 Tel: (91) 538 4500Tel. Atención al Cliente: 901.301.301Help Desk: 906.301.255 http://www.canon.es
CANON BELGIUM N.V. / S.A.Bessenveldstraat 7, B - 1831 Diegem, BelgiumTel.: (02) 722.04.11 Fax: (02) 721.32.74Helpdesk : 0900-10627 http://www.canon.be
CANON LUXEMBOURG S.A.Rue des Joncs 21, L-1818 Howald, LuxembourgTel.: (0352) 48 47 961 Fax: (0352) 48 47 96232Helpdesk : 900-74100 http://www.canon.lu
CANON NEDERLAND N.V.Neptunusstraat 1, 2132 JA Hoofddorp, The NetherlandsTel.: 023 - 5 670 123 Fax: 023 - 5 670 124Helpdesk: 023 - 5 681 681 http://www.canon.nl
CANON DANMARK A/SKnud Højgaards Vej 1, DK-2860 Søborg, DanmarkPhone: +45 44 88 26 66 http://www.canon.dk
CANON NORGE ASHallagerbakken 110, Postboks 33, Holmlia, 1201 Oslo, NorwayTlf: 22 62 93 21 Faks: 22 62 06 15E-mail: [email protected] http://www.canon.no
FinlandCANON OYHuopalahdentie 24, 00350 Helsinki,FinlandPuhelin: 010 54420 Fax 010 544 30HelpDesk 020 366 466 (1,47 snt/min + pvm)(ma-pe klo 9:00 - 17:30)Sähköposti: [email protected] Internet: www.canon.fi
CANON SVENSKA ABGustav III:s Boulevard 26, S-169 88 Solna, SwedenHelpdesk: 08-744 8620 Fax 08-744 8527http://www.canon.se
CANON (SCHWEIZ) AGIndustriestrasse 12, 8305 Dietlikon, SwitzerlandConsumer Imaging GroupTel. 01-835-61 61Hotline 0900 57 55 20 (CHF 2.13/min)http://www.canon.ch
Oostenrijk
CANON GES.M.B.H.Zetschegasse 11, A - 1230 Wien, AustriaHelpdesk Tel.: 01 66 146 412Fax: 01 66 146 413 http://www.canon.at
Portugal
SEQUE - SOC. NAC. EQUIP., S.A.Pr. Alegria, 58 - 2ºC, 1269-149 LisboaTelef: (+351) 21 324 28 30 Fax: (+351) 21 347 27 51E-mail: [email protected]://www.seque.pt
Oost-Europa
CANON CEE GMBHOberlaaerstr 233, A-1100 Wien, AustriaTel.: +43 1 680 88-0 Fax: +43 1 680 88-422
CISCANON NORTH-EAST OYHuopalahdentie 24, 00350 Helsinki, Finland Tel.: +358 10 544 20 Fax: +358 10 544 10http://www.canon.ru
Gebruikershandleiding
NEDERLANDS
DIG
ITAL
E C
AM
ER
A
Geb
ruik
ers
han
dle
idin
g
AansprakelijkheidsbeperkingWe hebben ernaar gestreefd de informatie in deze handleiding volledig en accuraat weer te geven, maar aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke fouten of weglatingen.Canon Inc. behoudt zich het recht voor de specificaties van de hierin beschreven hardware en software te allen tijde zonder voorafgaande mededeling te wijzigen.Niets uit deze handleiding mag in enigerlei vorm of op enigerlei wijze worden gereproduceerd, verzonden, overgezet, opgeslagen in een opzoeksysteem of in een andere taal worden vertaald zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Canon Inc.Canon biedt geen garantie voor schade als gevolg van beschadigde of verloren gegevens wegens verkeerd gebruik of functioneren van de camera, de software, de CompactFlash™-kaarten (CF-kaarten), personal computers, randapparatuur of het gebruik van CF-kaarten anders dan die van Canon.
Informatie over handelsmerkenCanon en PowerShot zijn handelsmerken van Canon.CompactFlash is een handelsmerk van SanDisk Corporation.iBook en iMac zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.Macintosh, PowerBook, Power Macintosh en QuickTime zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.Microsoft, Windows en Windows NT zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.Andere namen en producten die hierboven niet zijn genoemd, zijn mogelijk handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de desbetreffende bedrijven.
Het gebruik van originele Canon-accessoires wordt aanbevolen.
Dit product werkt het beste in combinatie met de originele accessoires van Canon. Canon is niet aansprakelijk voor enige schade aan dit product en/of ongelukken, zoals brand, enzovoort, die zijn veroorzaakt door een fout in de werking van andere accessoires dan de originele accessoires van Canon (bijvoorbeeld lekkage en/of explosie van een batterij). Houd er rekening mee dat deze garantie niet van toepassing is op reparaties die voortvloeien uit een fout in de werking van niet-authentieke Canon-accessoires, hoewel u dergelijke reparaties wel kunt laten uitvoeren tegen betaling.
* Standaardinstelling : Instellen is mogelijk. : Kan alleen worden ingesteld voor de eerste opname.–: Instellen is niet mogelijk.
: Instelling blijft ook bewaard wanneer de camera wordt uitgeschakeld.De instellingen die u via de menu's en knoppen hebt gewijzigd, kunnen allemaal tegelijkertijd worden ingesteld op de standaardwaarden, met uitzondering van [Datum/Tijd], [Taal] en [Videosysteem] (p. 68).
(1) Alleen te selecteren bij handmatige scherpstelling.(2) Kan worden ingesteld nadat belichtingsvergrendeling is ingesteld.(3) Alleen belichtingsvergrendeling is beschikbaar.(4) Kan niet worden ingesteld bij de foto-effecten [Sepia] en [Zwart/Wit].(5) De witbalans wordt ingesteld op automatisch.(6) De flits voor de witbalans kan niet worden ingesteld.(7) De ISO-waarde wordt automatisch door de camera ingesteld.(8) De ISO-waarde kan niet automatisch worden geselecteerd.
Referen-tie-
pagina
ISO-waarde –(7) –(7) –(7) –(7) –(7) –(7) –(7) –(7) (8) p. 81
BeeldomkerenAan * * * * * * * – * * * *
p. 108Uit
169
1
Stroomdiagram en naslaghandleidingen
Deze handleiding
Opnamen maken met de camera
Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software]
De software installeren
Deze handleiding
De camera aansluiten op een computer
Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software]
Beelden downloaden naar een computer
Gebruikershandleiding voor Direct Print
Gebruikershandleiding voor de printer
De printer gebruiken en afdrukken
Gebruikte symbolen
:Dit zijn situaties die de werking van de camera kunnen beïnvloeden.
:Dit zijn onderwerpen die extra informatie geven naast de basisprocedures.
2
Inhoudsopgave
Items met een zijn lijsten of overzichten met functies of procedures voor de camera.
Onderdelenoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10
Bedieningsknoppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12
Batterijen en CF-kaart installeren . . . . . . . . . . . . . . . .14
De camera aan- en uitzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19
De datum en tijd instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .21
De taal instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .23
De zoeker en het LCD-scherm gebruiken . . . . . . . . . .24
Automatische modus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .27
Een beeld direct na opname bekijken . . . . . . . . . . . . .30
De resolutie en de compressie wijzigen . . . . . . . . . . .32
De ingebouwde flitser gebruiken . . . . . . . . . . . . . . .34
Beelden afzonderlijk weergeven . . . . . . . . . . . . . . . . .39
Beelden vergroten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .40
Negen beelden tegelijk bekijken (indexweergave) . . .41
JUMP Naar een ander beeld springen . . . . . . . . . . . .42
Lees dit eerst
Hoofdstuk 1. De camera voorbereiden
Hoofdstuk 2. Opnamen maken - basisprocedures
Hoofdstuk 3. Opnamen afspelen - basisprocedures
Afzonderlijke beelden wissen . . . . . . . . . . . . . . . . 43
Alle beelden wissen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
De programmakeuzeknop gebruiken (Beeldzone) . . 45
PortretLandschapNachtopnamenSnelle sluiterLangzame sluiter
Panoramaopnamen maken (StitchAssist) . . . . . 47
De zelfontspanner gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . 49
Digitale zoom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Continu-opname . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
Films opnemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53
Films bekijken/bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Menu's en instellingen selecteren . . . . . . . . . . . . . . . 61
Alle standaardwaarden herstellen . . . . . . . . . . . . . . . 68
Instellingen vastleggen voor de snelkiesknop . . . . . . 69
De programmakeuzeknop gebruiken (creatieve zone) . . 71
AE-programma'sDe sluitertijd instellenHet diafragma instellenDe sluiter handmatig instellen
Een autofocusframe selecteren . . . . . . . . . . . . . 75
Hoofdstuk 4. Wissen
Hoofdstuk 5. Handige opnamefuncties
Hoofdstuk 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
3
Verschillende methoden voor
lichtmeting gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76
De belichtingscompensatie aanpassen . . . . . . . . . . . 78
De toon (witbalans) aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . 79
De ISO-waarde wijzigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81
Het foto-effect wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Auto Exposure Bracketing (AEB) . . . . . . . . . . . . . . . . 84
BKT-Focus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock) . . . . 86
De ingestelde flitsbelichting vergrendelen
(flitsbelichtingsvergrendeling) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Instellingen voor de ingebouwde flitser kiezen . . . . . . . . 88
Instellen op welk moment de flitser wordt gebruikt. . . 90
Met vaste intervallen opnamen maken (Interval) . . . . 91
Onderwerpen die problemen opleveren voor de
autofocus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
Instellingen voor de scherpstelling kiezen . . . . . . . . . 97
Aangepaste instellingen opslaan. . . . . . . . . . . . . . 98
Beelden op het scherm roteren . . . . . . . . . . . . . . . . 100
Geluidsmemo's toevoegen aan beelden . . . . . . . 101
Beelden automatisch weergeven (diapresentatie) . . 102
Beelden beveiligen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
De energiebesparingsfunctie instellen . . . . . . . . . . . 107
De functie Beeldomkeren instellen. . . . . . . . . . . . . . 108
Hoofdstuk 7. Afspelen-Geavanceerde functies
Hoofdstuk 8. Camera-instellingen
De bestandsnummering opnieuw instellen . . . . . . . . 110
De camera-instellingen aanpassen (instellingen voor
Mijn camera) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
Beelden downloaden naar een computer . . . . . . . . . 115
Rechtstreeks downloaden vanaf een CF-kaart. . . . . 117
Beelden weergeven op een tv . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Informatie over Printen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Printinstellingen (DPOF-printinstellingen) . . . . . . . . . 121
Beeldtransmissie-instellingen
(DPOF-transmissievolgorde) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
Overzicht van berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
De draadloze afstandsbediening gebruiken
(apart verkrijgbaar) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Conversielenzen gebruiken (apart verkrijgbaar) . . . . 137
De voedingssets gebruiken (apart verkrijgbaar) . . . . 140
De datumbatterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Onderhoud en verzorging van de camera . . . . . . . . 145
Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Fototips en informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Index . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Beschikbare functies voor de
verschillende opnamemethoden . . . . . . . . . . . . . . . . 166
Hoofdstuk 9. Extra voorzieningen
Bijlage
4
Lees dit eerst
Lees deze informatie aandachtig door
Proefopnamen
Wij raden u aan eerst diverse proefopnamen te maken om te controleren of de camera werkt en of u de camera op de juiste wijze bedient, voordat u belangrijke onderwerpen fotografeert. Hierbij wordt opgemerkt dat Canon Inc., diens dochtermaatschappijen en aangesloten maatschappijen en distributeurs niet aansprakelijk zijn voor enige gevolgschade voortvloeiend uit enige fout in de werking van een camera of accessoire, inclusief CompactFlash™-kaarten (CF-kaarten), die ertoe leidt dat een opname niet kan worden gemaakt of niet kan worden gemaakt in een formaat dat machinegevoelig is.
Waarschuwing tegen inbreuk op het
copyright
Digitale camera's van Canon zijn bedoeld voor persoonlijk gebruik en mogen nooit worden gebruikt op een wijze die inbreuk maakt op of strijdig is met internationale of nationale wetten en bepalingen op het gebied van copyright. In sommige gevallen kan het kopiëren van beelden van voorstellingen, tentoonstellingen of commerciële eigendommen door middel van een camera of ander apparaat in strijd zijn met het copyright of andere wettelijke bepalingen, ook al is de opname voor persoonlijk gebruik gemaakt.
Garantiebeperkingen
Raadpleeg het boekje Overeenkomst Europees Garantie Systeem (EWS) van Canon dat bij de camera is meegeleverd voor meer informatie over de garantie voor de camera.
Zie de achterkant van dit boekje of het boekje Overeenkomst Europees Garantie Systeem (EWS) voor contactinformatie van de Canon Klantenservice.
5
Temperatuur van de camerabehuizing
Als u de camera gedurende langere tijd gebruikt, kan de camerabehuizing warm worden. Houd hier rekening mee en wees voorzichtig als u de camera gedurende langere tijd gebruikt.
Informatie over het LCD-scherm
Het LCD-scherm is gefabriceerd met zeer geavanceerde precisietechnieken. Meer dan 99,99% van de pixels voldoet aan de specificaties. Minder dan 0,01% van de pixels kan soms weigeren of als zwarte of rode puntjes verschijnen. Dit heeft geen invloed op het opgenomen beeld en duidt niet op een defect.
Videoformaat
Als u de camera op een televisietoestel wilt aansluiten, stelt u op de camera eerst het videosignaalformaat in dat in uw land wordt gebruikt (p. 67).
De taal instellen
Op pagina 23 leest u hoe u de taal instelt.Neem het onderdeel 'Lees dit eerst' (p. 4) goed door voordat u de camera in gebruik neemt.
Veiligheidsvoorschriften
Lees de volgende veiligheidsvoorschriften goed door voordat u de camera gebruikt. Bedien de camera altijd zoals is beschreven in de handleiding.De veiligheidsvoorschriften op de volgende pagina's beschrijven een veilig en correct gebruik van de camera en de accessoires om letsel bij uzelf en anderen en schade aan de apparatuur te voorkomen.Op de volgende pagina's heeft de term 'apparatuur' vooral betrekking op de camera, de batterijen, de afzonderlijk verkrijgbare batterijlader en de afzonderlijk verkrijgbare compacte voedingsadapter.
6
Waarschuwingen
Richt de camera niet rechtstreeks op de zon of een andere sterke lichtbron die uw gezichtsvermogen kan aantasten.
Gebruik de flitser niet dichtbij de ogen van mensen of dieren.Blootstelling aan het sterke licht van de flitser kan het gezichtsvermogen aantasten. Houd vooral bij kleine kinderen ten minste één meter afstand wanneer u de flitser gebruikt.
Berg de apparatuur op buiten het bereik van kinderen en peuters.Beschadiging van de camera of batterijen door een kind kan ernstig letsel tot gevolg hebben. Bovendien kan het plaatsen van de riem om de nek van een kind tot verstikking leiden.
Probeer geen delen van de apparatuur te openen of te wijzigen als hiervoor geen expliciete aanwijzingen zijn opgenomen in de handleiding. Demontage of wijziging kan een elektrische schok met een hoge spanning tot gevolg hebben. Interne controles, wijzigingen en reparaties moeten worden uitgevoerd door deskundig en bevoegd onderhoudspersoneel via uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
Raak de flitser niet aan als deze is beschadigd. De flitser kan onder hoge spanning staan en door deze aan te raken kunt u een elektrische schok krijgen. Raak ook nooit interne onderdelen aan die niet meer beschermd zijn als gevolg van een beschadiging. Interne onderdelen kunnen onder hoge spanning staan en een elektrische schok geven. Neem zo spoedig mogelijk contact op met uw leverancier of een helpdesk van Canon Klantenservice.
Staak onmiddellijk het gebruik van het apparaat als er rook of damp uit komt. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of kunt u een elektrische schok krijgen. Schakel de camera onmiddellijk uit, verwijder de batterij uit de camera en trek het netsnoer uit het stopcontact. Controleer of er nog steeds rook of damp uit de camera komt. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Staak onmiddellijk het gebruik van het apparaat als dit is gevallen of als de behuizing beschadigd is. Als u dit niet doet, kan er brand ontstaan of kunt u een elektrische schok krijgen. Schakel de camera onmiddellijk uit, verwijder de batterij uit de camera of trek het netsnoer uit het stopcontact. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Zorg ervoor dat de apparatuur niet in contact komt met of wordt ondergedompeld in water of andere vloeistoffen. Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen in de camera komen. De camera is niet waterdicht. Als de buitenkant van de camera in aanraking komt met vloeistoffen of zilte lucht, veeg deze dan droog met een zachte, absorberende doek. Schakel de camera onmiddellijk uit en verwijder de batterij uit de camera of haal de stekker uit het stopcontact als er water of een andere stof in het apparaat is gekomen. Als u de apparatuur blijft gebruiken, kan er brand ontstaan of kunt u een elektrische schok krijgen. Neem contact op met uw leverancier of de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Gebruik geen middelen met alcohol, benzeen of verdunners of andere brandgevaarlijke stoffen om de apparatuur te reinigen of te verzorgen. Door het gebruik van deze middelen kan er brand ontstaan.
7
Maak regelmatig het netsnoer los en veeg het stof en vuil weg dat zich verzameld heeft op de stekker, de buitenkant van het stopcontact en het gebied eromheen. In een stoffige, vochtige of vettige omgeving kan het stof dat zich verzameld heeft rondom de stekker in de loop der tijd verzadigd raken van vocht en kortsluiting veroorzaken, met mogelijk brand als gevolg.
Zorg ervoor dat u het netsnoer niet doorsnijdt, beschadigt of wijzigt en plaats geen zware voorwerpen op het snoer. U kunt hierdoor kortsluiting veroorzaken, wat brand of elektrische schokken tot gevolg kan hebben.
Pak het snoer niet met natte handen vast. U loopt dan het risico een elektrische schok te krijgen. Houd het snoer vast bij het harde stekkergedeelte als u het snoer uit het stopcontact haalt. Trekken aan het flexibele gedeelte van het snoer kan de draad en de isolatie beschadigen of blootleggen, waardoor kans op brand of elektrische schokken ontstaat.
Gebruik alleen de aanbevolen accessoires voor de stroomvoorziening. Het gebruik van energiebronnen die niet nadrukkelijk voor deze apparatuur zijn aanbevolen, kan leiden tot oververhitting, aantasting van de apparatuur, brand, elektrische schokken of andere gevaren.
Leg de batterijen niet in de buurt van een warmtebron en stel ze niet bloot aan vuur of hitte. Dompel de batterijen ook niet onder in water. Hitte, vuur en water kunnen de batterijen beschadigen en lekkage van bijtende vloeistoffen veroorzaken, wat brand, elektrische schokken, explosies en ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Probeer de batterijen niet te demonteren, te wijzigen of op te warmen. Er bestaat dan een grote kans op letsel wegens explosie. Alle delen van het lichaam, waaronder de ogen en de mond, of kleding, die met de inhoud van een batterij in aanraking zijn gekomen, moeten met water worden afgespoeld. Als de ogen of de mond met deze stoffen in aanraking komen, spoelt u die onmiddellijk met water en schakelt u medische hulp in.
Laat de batterijen niet vallen en voorkom beschadiging van de behuizing van de batterijen. Dit kan lekkage en letsel tot gevolg hebben.
Voorkom kortsluiting van de polen van de batterij door metalen voorwerpen, zoals sleutelhangers. Dit kan oververhitting, brandwonden en ander letsel tot gevolg hebben.
Plak, voordat u een batterij weggooit, tape of ander isolatiemateriaal over de polen van de batterij om aanraking ervan met andere voorwerpen te voorkomen. Aanraking met de metalen onderdelen van andere materialen in afvalcontainers kan brand of explosies tot gevolg hebben. Breng de lege batterijen zo mogelijk naar een speciaal inzamelpunt voor chemisch afval bij u in de buurt.
Gebruik de AA-formaat NiMH-batterijen van Canon en de lader die wordt aanbevolen voor gebruik met deze batterijen. Het gebruik van een andere lader kan ertoe leiden dat de batterijen oververhit of vervormd raken, waardoor brand kan ontstaan of schade aan de omgeving kan worden toegebracht.
Maak de batterijlader of de compacte voedingsadapter los van de camera en trek de stekker ervan uit het stopcontact als de batterij is opgeladen en u de camera niet gebruikt.
8
De camera-aansluiting op de afzonderlijk verkrijgbare compacte voedingsadapter is uitsluitend bestemd voor gebruik met deze camera. Gebruik deze niet met andere producten. Er kan anders brand of een andere gevaarlijke situatie ontstaan.
Wees voorzichtig wanneer u de apart verkrijgbare groothoekconverter, teleconverter en het verduisteringsobjektief monteert. Als deze losraken en kapot vallen, kunnen glassplinters letsel veroorzaken.
Let op
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op plaatsen die aan sterk zonlicht of hoge temperaturen blootstaan, zoals het dashboard of de kofferruimte van een auto. Blootstelling aan veel zonlicht en warmte kan lekkage, oververhitting of explosie van de batterijen veroorzaken, wat tot brand kan leiden en brandwonden of ander letsel tot gevolg kan hebben. Hoge temperaturen kunnen tevens de behuizing vervormen. Zorg voor een goede ventilatie wanneer u de batterijlader gebruikt voor het opladen van de batterij.
Bewaar de apparatuur niet op vochtige of stoffige plaatsen.Het bewaren van de camera op dergelijke plaatsen kan brand, elektrische schokken of andere schade veroorzaken.
Zorg ervoor dat u niet met de camera tegen voorwerpen stoot of deze anderszins blootstelt aan schokken wanneer u de camera vasthoudt of aan de riem draagt, om letsel en schade te voorkomen.
Bedek de flitser niet met uw vingers of uw kleding wanneer u een opname maakt. De flitser kan beschadigd raken, kan vreemde geluiden maken en er kan rook uit komen. Raak de flitser ook niet aan nadat u snel achter elkaar een aantal opnamen hebt gemaakt. In beide gevallen kan dit resulteren in brandwonden.
Gebruik de flitser niet wanneer er vuil, stof of iets anders op de lens zit. De lens wordt dan warm waardoor de flitser kan worden beschadigd.
Sluit de batterijlader of de compacte voedingsadapter altijd aan op een stopcontact met het juiste vermogen. Het type stekker van de batterijlader of de compacte voedingsadapter kan per land verschillen.
Gebruik de batterijlader of de compacte voedingsadapter niet als het netsnoer of de stekker is beschadigd. Steek de stekker altijd helemaal in het stopcontact.
Zorg ervoor dat de aansluitpunten of de stekker van de lader niet in contact komen met metalen voorwerpen (zoals spelden of sleutels) of vuil.
Als u de camera gedurende langere tijd gebruikt, kan de camerabehuizing warm worden. U kunt dan een branderig gevoel in uw handen krijgen.
9
Defecten voorkomen
Sterk magnetische velden vermijden
Plaats de camera nooit in de buurt van elektromotoren of andere apparaten die sterk magnetische velden genereren. Blootstelling aan sterk magnetische velden kan leiden tot defecten of beschadigde opnamegegevens.
Condensatieproblemen voorkomen
Het blootstellen van de apparatuur aan snel wisselende temperaturen kan condensatie (kleine waterdruppels) aan de binnen- en buitenkant veroorzaken. Dit kunt u voorkomen door de apparatuur in een luchtdichte, hersluitbare plastic tas te plaatsen en deze zo geleidelijk aan de temperatuursveranderingen te laten wennen voordat u de apparatuur weer uit de zak haalt.
Bij condensvorming in de camera
Staak het gebruik van de camera onmiddellijk als u condensvorming ontdekt. Als u de camera toch blijft gebruiken, kan de apparatuur beschadigd raken. Verwijder de CF-kaart, de batterijen of de compacte voedingsadapter uit de camera en wacht tot het vocht volledig is verdwenen, voordat u de camera weer gebruikt.
Bewaren gedurende langere periode
Wanneer u de camera gedurende een langere periode niet gebruikt, dient u de batterij of de batterijlader te verwijderen uit de camera en de apparatuur op een veilige plaats te bewaren. Als u de camera gedurende een lange periode opslaat met de batterijen erin, kunnen de batterijen gaan lekken en kan de camera beschadigd raken.
10 1. De camera voorbereiden
1. De camera voorbereiden Onderdelenoverzicht
* Met de volgende kabels sluit u de camera aan op een computer of een printer.
Computer: interfacekabel IFC-400PCU (meegeleverd bij de camera)
Direct Print-compatibele printers (afzonderlijk te koop):
CP-printers: interfacekabel IFC-400PCU (meegeleverd bij de camera) of de directe-interfacekabel DIF-100 (meegeleverd bij de printer).
Bubble Jet Printers
• Bubble Jet Direct-compatibele printers: raadpleeg de gebruikershandleiding van de Bubble Jet Printer.
• PictBridge-compatibele printers: interfacekabel IFCH400PCU (meegeleverd bij de camera)
PictBridge-compatibele printers, niet van Canon: interfacekabel IFC-400PCU (meegeleverd bij de camera)
Raadpleeg het Systeemschema of de Gebruikershandleidingvoor Direct Print die bij de camera zijn geleverd voor informatie over Direct Print-compatibele printers.
Aansluiting statiefDeksel batterijhouder
p. 14, 141
Ringontgrendelingsknop p. 138
Lens
Deksel van de CF-kaartsleuf
p. 15
Lampje voor rode-ogen-reductie p. 36
Flitser p. 34, 35, 36
Lampje voor zelfontspanner p. 49Tallylamp p. 53, 65
Bevestigingspunten voor draagriem
Externe sensor
1. De camera voorbereiden 11
De draagriem bevestigen
Bevestig de draagriem zoals hier is afgebeeld.Controleer of de riem stevig aan het bevestigingspunt vastzit als u eraan trekt. Voer dezelfde stappen uit voor het andere bevestigingspunt op de camera.
Let erop dat u de camera niet rondzwaait of
ergens tegenaan stoot wanneer deze aan de
riem hangt.
De lensdop bevestigen
Plaats de lensdop volledig over de hele lens. Plaats de lensdop altijd terug na gebruik.
Bevestig het koordje van de lensdop aan
de riem.
Verwijder de lensdop voordat u de camera
inschakelt.
12 1. De camera voorbereiden
Bedieningsknoppen
Functieknop p. 20
Zoeker p. 24, 26
Ontspanknop p. 28
Knop (Flitser)p. 35
Scherpstellingsknop p. 26
Knop (Zelfontspanner)/(Continu) p. 49, 52
Knop MF (Handmatigescherpstelling) p. 95
Knop IS(Beeldstabilisatie)
p. 29
Luidspreker
Multifunctionele keuzeknop(Omhoog) (Omlaag) (Links) (Rechts)
Knop SET/ (autofocusframe) p. 75
Knop MENU p. 62
Knop FUNC. (Functie)/ (Eén beeld tegelijk wissen) p. 43, 61
Knop (Lichtmeting) / (Microfoon) p. 76, 101
Knop (Snelkiesknop)/JUMP p. 42, 69
Knop DISPLAY p. 24
A/V OUT(Audio-/video uit aansluiting) p. 118
DIGITAL-aansluiting p. 116
DC IN-aansluiting p. 143
LCD-schermp. 26
Klepje van aansluitingen
Filmknop p. 53
Knop OFF (Uit)
Zoomknop Opnamen maken: (Telestand)/ (Groothoek) p. 27, 50 Afspelen: (Inzoomen)/ (Uitzoomen) p. 40
Microfoon
1. De camera voorbereiden 13
Crea
tieve zone
Beeldzone
Programmakeuzeknop
Met de programmakeuzeknop schakelt u tussen de opnamemethoden.
: Automatisch p. 27De camera selecteert automatisch de instellingen.Beeldzone p. 45De camera selecteert automatisch de instellingen op basis van het type beeldcompositie.
: Portret: Landschap: Nachtopnamen: Snelle sluiter
: Langzame sluiter: StitchAssist p. 47: Film p. 53
Creatieve zone p. 71De gebruiker selecteert de instellingen voor belichting, sluitertijd of andere elementen voor speciale effecten.
: AE-programma's: Sluitertijdvoorkeuze AE: Diafragmavoorkeuze AE: Handbelichting: Custom
Het lampje brandt of knippert wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt of als de volgende bewerkingen worden uitgevoerd.
ModusindicatorOranje: opnamemodusGroen: afspeelmodus/camera is aangesloten op printerGeel: camera is aangesloten op computerIndicatorKnippert rood: opnemen op CF-kaart/CF-kaart lezen/wissen van CF-kaart/gegevens verzenden
(tijdens verbinding met een computer)
14 1. De camera voorbereiden
Batterijen en CF-kaart installeren
Installeer de batterijen en de CF-kaart voordat u opnamen gaat maken.Gebruik vier AA-formaat alkalinebatterijen of afzonderlijk verkrijgbare NiMH-batterijen (Nickel Metal Hydride).
Wanneer u de camera lange tijd achtereen gebruikt, wordt
het gebruik van de afzonderlijk verkrijgbare compacte
voedingsadapter CA-PS700 aanbevolen (p. 143).
Als u de afzonderlijk verkrijgbare oplaadadapterset
aanschaft, kunt u oplaadbare NiMH-batterijen gebruiken in
de camera (p. 140).
Zie Batterijprestaties (p. 150).
Zie het Systeemschema (een afzonderlijk document) voor
informatie over de oplaadadapterset en de oplaadbare AA-
formaat NiMH-batterijen
Wanneer de indicator knippert, wordt een beeld
van of naar de kaart geschreven, gelezen, gewist
of verzonden. Voer tijdens dit proces de volgende
handelingen niet uit, anders kunnen er gegevens
verloren gaan of beschadigd raken:
Schud de camera niet.
Schakel de camera niet uit en open het deksel
van de CF-kaartsleuf of batterijhouder niet.
aaaaZorg ervoor dat de camera is uitgeschakeld
(p. 19). Schuif de vergrendeling van het
batterijdeksel in de richting van de pijl en
open het deksel.
bbbbPlaats de batterijen zoals in de afbeelding.De richting van de batterijen staat aangegeven in het vak voor de batterijen.
ccccSluit het deksel van de batterijhouder.
a
bVergrendeling van het batterijdeksel
1. De camera voorbereiden 15
aSchuif het deksel van de CF-kaartsleuf
in de richting van de pijl om het deksel
te openen.
bPlaats de CF-kaart met het label naar boven en sluit het deksel van de CF-kaartsleuf.
Duw tegen de kaart totdat de eject-knop voor de CF-kaart volledig naar buiten staat. Als u de CF-kaart wilt verwijderen, drukt u op de eject-knop en trekt u de kaart eruit.
b
Eject-knop CF-kaart
Labela
Gebruik van batterijen
Gebruik alleen AA-formaat alkalinebatterijen of AA-formaat NiMH-batterijen van Canon (afzonderlijk te koop). Zie De voedingssets gebruiken (apart verkrijgbaar) (p. 140) voor informatie over het gebruik van de oplaadbare AA-formaat NiMH-batterijen.Omdat de prestaties van alkalinebatterijen afhankelijk zijn van het merk, kan het zijn dat de batterijen die u koopt niet zo lang meegaan als de batterijen die bij de camera zijn geleverd.De bedrijfsduur van de camera bij lage temperaturen kan korter worden bij gebruik van alkalinebatterijen. Alkaline batterijen zijn gewoonlijk sneller leeg dan NiMH-batterijen. Als u de camera langere tijd in een koude omgeving gebruikt, kunt u het beste AA-formaat NiMH-batterijen van Canon (set van 4 stuks) gebruiken.
Zie CF-kaarten en geschatte capaciteit (op te
nemen beelden) (p. 151).
U kunt het beste CF-kaarten gebruiken die in uw
camera zijn geformatteerd (p. 18). De kaart die
met de camera wordt meegeleverd, hoeft u niet
eerst te formatteren.
16 1. De camera voorbereiden
Hoewel u AA-formaat NiCd-batterijen (nikkel-cadmium) kunt gebruiken, zijn de prestaties daarvan onbetrouwbaar en wordt het gebruik van deze batterijen niet aanbevolen.Combineer nooit ongebruikte en gedeeltelijk gebruikte batterijen in de camera. Gebruik altijd vier nieuwe (of volledig opgeladen) batterijen.Plaats de batterijen bij het opladen met de positieve (+) en negatieve (-) polen in de juiste richting.Combineer nooit batterijen van verschillende typen of verschillende merken. Alle vier de batterijen moeten identiek zijn.Maak de batterijpolen schoon met een droge doek, voordat u ze in de camera plaatst. Door vuil van uw huid of ander vuil kan het aantal opnamen of de gebruikstijd aanzienlijk minder worden.De prestaties van batterijen worden minder bij lage temperaturen (vooral alkalinebatterijen). Als u de camera in een koude omgeving gebruikt en de batterijen sneller leeg raken dan verwacht, kunt u de prestaties mogelijk verbeteren door de batterijen in uw binnenzak te plaatsen om ze op te warmen, voordat u ze gebruikt. Let er echter op dat u de batterijen niet bij een metalen sleutelhanger of andere metalen objecten in uw zak plaatst, omdat deze objecten kortsluiting kunnen veroorzaken.
Als u de camera langere tijd niet gebruikt, verwijdert u de batterijen uit de camera en bewaart u deze op een veilige plaats. Batterijen kunnen in de camera gaan lekken en de camera beschadigen als u ze lange tijd niet gebruikt.
WAARSCHUWING
Gebruik nooit beschadigde batterijen of batterijen waarvan de behuizing volledig of gedeeltelijk ontbreekt, omdat het risico bestaat dat de batterijen gaan lekken, oververhit raken of barsten. Controleer altijd de behuizing van batterijen die u hebt gekocht voordat u ze in de camera plaatst, omdat bij sommige batterijen de behuizing beschadigd kan zijn. Gebruik geen batterijen met een beschadigde behuizing.
Gebruik nooit batterijen die er als volgt uit zien:
De behuizing (elektrische isolatie) is geheel of gedeeltelijk verwijderd.
De positieve pool (plus-aansluiting) is vlak.
De negatieve pool ziet er goed uit (steekt uit), maar de behuizing loopt niet door over de rand van de metalen kern.
1. De camera voorbereiden 17
Indicatie voor de batterijstatus
De volgende pictogrammen of berichten geven de batterijstatus aan op het LCD-scherm (of in de zoeker).
Voorzorgsmaatregelen voor CF-kaarten
Een CF-kaart is een zeer geavanceerd stuk elektronica. Buig de kaart niet en stel deze niet bloot aan druk, schokken of trillingen.Probeer een CF-kaart niet te demonteren of aan te passen.Als de omgevingstemperatuur van een CF-kaart in korte tijd sterk verandert, kan zich condensatie vormen in de kaart, waardoor deze mogelijk niet meer goed functioneert. U kunt condensatie voorkomen door de CF-kaart in een luchtdichte plastic zak te doen en de kaart aldus verpakt geleidelijk aan de andere temperatuur te laten wennen. Als zich toch condensatie vormt op de CF-kaart, moet u deze pas gebruiken als alle waterdruppeltjes volledig zijn verdampt.
De batterijen raken leeg. Vervang de batterijen of laad ze op als u de camera wilt blijven gebruiken.
Vervang de batterijen
De batterijen zijn volledig leeg en de camera kan niet meer functioneren. U moet de batterijen onmiddellijk vervangen.
Plaats de CF-kaart in de meegeleverde hoes als u de kaart langere tijd niet gebruikt.Gebruik of bewaar CF-kaarten niet op de volgende plaatsen:- Plaatsen waar veel stof of zand is of kan komen- Plaatsen die blootstaan aan een hoge vochtigheid
en hoge temperaturen
Een microdrive is een opnamemedium met een vaste schijf. De voordelen van microdrives zijn de grote capaciteit en de lage prijs per MB. Ze kunnen echter gevoeliger zijn voor trillingen en schokken dan CF-kaarten, die gebruikmaken van duurzaam flashgeheugen. Wees dan ook voorzichtig en stel de camera niet bloot aan trillingen of schokken wanneer u een microdrive gebruikt, met name bij opnemen of afspelen.
18 1. De camera voorbereiden
Een CF-kaart formatteren
U moet een nieuwe CF-kaart of een CF-kaart waarvan u alle beelden en andere gegevens wilt wissen altijd formatteren.
Als de camera niet goed functioneert, kan dit door de CF-
kaart worden veroorzaakt. Mogelijk kunt u het probleem
verhelpen door de CF-kaart opnieuw te formatteren.
Ook problemen met een CF-kaart van een ander merk dan
Canon kunt u soms oplossen door de kaart opnieuw te
formatteren.
Het kan gebeuren dat CF-kaarten die in een andere
camera, andere computer of ander apparaat zijn
geformatteerd, niet goed werken. In dat geval formatteert
u de CF-kaart opnieuw met deze camera.
De capaciteit van de CF-kaart die na het formatteren wordt
weergegeven, is minder dan de werkelijke capaciteit van
de CF-kaart. Dit is geen fout van de CF-kaart of de
camera.
Bedenk dat bij het formatteren (initialiseren) van
een CF-kaart alle gegevens op de kaart worden
gewist, inclusief beveiligde beelden en andere
soorten bestanden. Controleer de inhoud van de
CF-kaart voordat u deze formatteert.
aaaaSchakel de camera in (p. 19).
bbbbDruk op de knop MENU en vervolgens op de pijl op de multifunctionele keuzeknop.Het menu [ (Instellen)] wordt geopend.
ccccSelecteer [Formateren] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.
b
c
a
1. De camera voorbereiden 19
aaaaSelecteer [OK] met de pijl of op de
multifunctionele keuzeknop en druk op
de knop SET.
De indicator knippert rood en het formatteren begint. Wacht tot de indicator niet meer brandt.
Als u de beelden toch niet wilt wissen, selecteert u [Stop] en drukt u op de knop SET.
bbbbDruk op de knop MENU.
b
a
Indicator
De camera aan- en uitzetten
De modusindicator blijft branden wanneer de camera is ingeschakeld. Deze indicator geeft de camerastatus als volgt weer.
Oranje: opnamemodusGroen: afspeelmodus/camera is aangesloten op printerGeel: camera is aangesloten op computer*Uit: camera is uitgeschakeld.* Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print als de
camera op de printer is aangesloten. Zie de CanonDigital Camera Software Starter Guide Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] als de camera op de computer is aangesloten.
Wanneer de camera wordt ingeschakeld, hoort u het opstartgeluid en verschijnt het opstartbeeld (p. 111).Het opstartbeeld wordt niet weergegeven als de zoeker is ingeschakeld in de opnamemodus of als de A/V uit aansluiting is aangesloten op een televisie.Let erop dat u de lens tijdens de opname niet aanraakt. Forceer de lens ook niet met uw vingers of andere objecten. Hierdoor kan de camera beschadigd raken. Als dit gebeurt, schakelt u de camera uit en weer in.
20 1. De camera voorbereiden
De camera inschakelen zonder opstartgeluid en opstartbeeld
Houd de knop ingedrukt en schakel de camera in.
U kunt de camera ook inschakelen terwijl het LCD-
scherm gesloten is.
aaaaDraai de functieknop naar
(Opnemen) of (Weergeven) terwijl u
de ontgrendelingsknop indrukt.
De modusindicator brandt oranje of groen.
bbbbDruk op de knop OFF om de camera uit te schakelen.
a b
Schakelen tussen opnemen en afspelen
U kunt snel schakelen van de opnamemodus naar de afspeelmodus en omgekeerd. Dit is handig wanneer u opnieuw een opname wilt maken nadat u een beeld onmiddellijk na opname hebt gecontroleerd of verwijderd.
Opnamemodus Afspeelmodus
Draai de functieknop naar (Afspelen) terwijl u de ontgrendelingsknop indrukt (p. 39).
De afspeelmodus wordt ingeschakeld, maar de lens wordt niet ingetrokken (de lens wordt ingetrokken als u de functieknop opnieuw naar (Afspelen) draait).
Afspeelmodus Opnamemodus
Verwijder de lensdop en druk de ontspanknop half in.U kunt de functieknop ook naar (Opnemen) draaien terwijl u de ontgrendelingsknop indrukt (p. 27).
1. De camera voorbereiden 21
De datum en tijd instellen
De eerste keer dat u de camera inschakelt of wanneer de lithiumbatterij bijna leeg is, begint u bij stap .
Als u de datum en de tijd instelt, wordt de datum/
tijd niet automatisch weergegeven op de beelden.
Zie Gebruikershandleiding voor Direct Print of
Canon Digital Camera Software Starter Guide
Disk [Cd Startershandleiding voor Canon Digital
Camera-software] voor het afdrukken van
beelden met de datum van opname.
Zie De datumbatterij vervangen (p. 144).
aaaaSchakel de camera in (p. 19).
bbbbDruk op de knop MENU en vervolgens op de pijl op de multifunctionele keuzeknop.Het menu [ (Instellen)] wordt geopend.
b
a
22 1. De camera voorbereiden
aaaaSelecteer [Datum/Tijd] met de pijl of
op de multifunctionele keuzeknop
en druk op de knop SET.
a
aaaaStel de datum en tijd in.
Selecteer het item dat u wilt instellen met de pijl of en stel de waarde in met de pijl of
op de multifunctionele keuzeknop.
bbbbControleer of de datum en de tijd correct worden weergegeven, druk op de knop SET en druk daarna op de knop MENU.
De datum kan worden ingesteld tot en met het jaar 2037.
a
b
1. De camera voorbereiden 23
De taal instellen
aaaaSchakel de camera in (p. 19).
bbbbDruk op de knop MENU en vervolgens op de pijl op de multifunctionele keuzeknop.Het menu [ (Instellen)] wordt geopend.
In de afspeelmodus kunt u de taal wijzigen door de knop SET ingedrukt te houden terwijl u op de knop JUMP drukt. U kunt deze functie niet gebruiken tijdens het afspelen van een film en wanneer de camera op een printer is aangesloten.
ba
aaaaSelecteer [Taal] met de pijl of op
de multifunctionele keuzeknop en druk
op de knop SET.
bbbbSelecteer een taal met de pijl , ,of op de multifunctionele
keuzeknop en druk op de knop SET.
ccccDruk op de knop MENU.
c
b
a
a
b
24 1. De camera voorbereiden
De zoeker en het LCD-scherm gebruiken
Weergave in zoeker (informatieweergave)
Als u op de knop DISPLAY drukt, worden de beelden op het LCD-scherm weergegeven.Ook als u het LCD-scherm sluit, wordt het beeld in de zoeker weergegeven.
Opnamemodus
Weergave op LCD-scherm (geen informatie)
Weergave op LCD-scherm( informatieweergave)
Het autofocusframeGroen: scherpstellen voltooidGeel: probleem bij scherpstellen
*Het autofocusframe wordt niet weergegeven wanneer dit is ingesteld op Automatisch of als de functie Beeldomkeren is ingeschakeld.
MF-aanduiding
Resterend aantal opnamen of resterende/verstreken filmtijd (opnamemodus)
Sluitertijdwaarde
Sluitersnelheid
autofocusframe
Spotmetingframe
Afspeelmodus
Detail weergaveStandaardweergave
Enkelvoudige weergaveIndexweergave
: Druk op de knop DISPLAY
Geen informatie
Histogram (p. 154)
De gecombineerde optische en digitale zoomfactor wordt weergegeven.
autofocusframeSpotmetingframe
1. De camera voorbereiden 25
Functiepictogrammen
Functie Pictogram
Opname-modus Afspeelmodus
Refe
rent
iepa
gina
Info
rmat
iewe
erga
ve
Gee
n in
form
atie
Deta
ilwee
rgav
e
Stan
daar
dwee
rgav
e
Opnamemethoden –*1 *2 – p. 45, 71
Belichtingscompen-satie
– *3 – p. 78
Belichtingsvergren-deling/Flitsbelich-tingsvergrendeling
– – p. 86, 87
Methode voor lichtmeting
– – p. 76
Witbalans (WB)*4 – – p. 79
Transportmodus – – – p. 49, 52
ISO-waarde – – p. 81
Foto-effect – – p. 82
AEB – – – p. 84
Flitser – – – p. 34
Rode-ogen-reductie – – – p. 36
Flitsbelichtingscom-pensatie
– *3 – p. 89
-2 – +2
*1 (Film) verschijnt zelfs wanneer er geen informatie wordt weergegeven.*2 (Custom) wordt niet weergegeven.*3 De waarde van elke instelling wordt ook weergegeven.*4 Het pictogram wordt niet weergegeven in de afspeelmodus.*5 Het zoomvermogen geldt wanneer zowel optische als digitale zoomeffecten
worden gebruikt. '10x' is de maximale telestand van de optische zoomfunctie.
Flitsintensiteit – – – p. 89
Compressie – p. 32
Resolutie – p. 32
Resolutie (films) – – p. 32
Aantal beelden (films)
– – p. 32
Digitale zoom*5 – – p. 50
Batterij bijna leeg p. 17
Beeldomkeren – – – p. 108
Waarschuwing bewegingson-scherpte
– – p. 26
Handmatige scherp-stelling
– – p. 95
Beeldstabilisatie – – – p. 29
Filmopname – – p. 53
Geluidsmemo (WAVE-bestand)
– – p. 101
Film – – p. 57
Beveiligingsstatus – – p. 106
10x 13x 16x 20x 25x 32x
(rood)
26 1. De camera voorbereiden
Zelfs als er geen informatie wordt weergegeven, worden gedurende ongeveer 6 seconden opnamegegevens weergegeven (afhankelijk van de camera-instellingen worden de opnamegegevens mogelijk niet weergegeven).Het waarschuwingspictogram voor bewegingsonscherpte
, wordt op het LCD-scherm (of in de zoeker) weergegeven wanneer er weinig licht is en de camera zich gereedmaakt voor het maken van een opname. Als dit pictogram wordt weergegeven, gebruikt u een van de volgende opnamemethoden.- Gebruik de automatische flitser of schakel de flitser in.- Schakel de beeldstabilisatiefunctie in (p. 29).- Plaats de camera op een statief.Houd er rekening mee dat de beeldinformatie die is
opgenomen met deze camera mogelijk niet goed wordt
weergegeven op andere camera's en dat beeldinformatie
die is opgenomen met andere camera's mogelijk niet goed
wordt weergegeven op deze camera.
Waarschuwing bij overbelichtingOverbelichte delen van het beeld knipperen. De waarschuwing voor overbelichting verschijnt op de volgende momenten.
Als u een beeld direct na de opname bekijkt op het LCD-scherm (informatieweergave) of in de zoeker.In de detailweergave van de afspeelmodus.
Het LCD-scherm gebruikenHet LCD-scherm kan in de volgende standen worden geplaatst.
Het kan 180 graden van rechts naar links worden gedraaid. Het kan 180 graden worden gekanteld in de richting van de lens of 90 graden de andere kant op.
Als het LCD-scherm 180 graden naar links is gedraaid en 180 graden in de richting van de lens is gekanteld, wordt het beeld automatisch gespiegeld en omgekeerd (de functie Beeldomkeren), zodat het op de juiste manier wordt weergegeven.
Draai het LCD-scherm terug tegen de camerabehuizing tot het op zijn plaats klikt.
Als het scherm niet volledig is gesloten, wordt het beeld omgekeerd weergegeven.Houd het LCD-scherm altijd gesloten als u de camera niet gebruikt.
De zoeker gebruikenAls de omgeving te licht is (bijvoorbeeld als u buitenopnamen maakt) en de beelden op het LCD-scherm niet duidelijk zijn, gebruikt u de zoeker om opnamen te maken. Pas de focus van de zoeker aan met de scherpstellingsknop (p. 12), zodat het beeld (p. 24) duidelijk wordt weergegeven.
a
b
2. Opnamen maken - basisprocedures 27
2. Opnamen maken - basisproceduresAutomatische modus
aaaaDraai de functieknop naar (Opnemen).
bbbbZet de programmakeuzeknop in de stand .
ccccAls u het LCD-scherm wilt gebruiken, opent u het scherm.
U kunt het LCD-scherm ook draaien. Als het LCD-scherm 180 graden is gedraaid, wordt het weergegeven beeld automatisch gespiegeld en omgekeerd (de functie Beeldomkeren), zodat het op de juiste manier wordt weergegeven (u kunt de functie Beeldomkeren uitschakelen (p. 65)).
b
Standaardopnamen maken
a
Gezien van de kant van de lens
c
aaaaRicht de camera op het onderwerp.
bbbbGebruik de zoomknop om de gewenste compositie op het LCD-scherm (of in de zoeker) te bepalen.
Als u de zoomknop naar draait, vergroot u het onderwerp (telestand). Als u de zoomknop naar draait, verkleint u het onderwerp (groothoek). De snelheid waarmee het beeld wordt vergroot of verkleind, wordt bepaald door de manier waarop u de zoomknop draait. Als u de zoomknop in één snelle beweging volledig naar rechts of links draait, kunt u snel zoomen. Als u langzaam wilt zoomen, draait u de zoomknop langzaam tot halverwege.
U kunt de weergavehoek aanpassen in het bereik van 38 tot 380 mm, equivalent aan 35-mm film.
b
Groothoek
Telestand
a
autofocusframe
28 2. Opnamen maken - basisprocedures
Met een combinatie van de digitale en de optische zoomfunctie kunt u het beeld maximaal ongeveer 32x vergroten (p. 50). De digitale zoomfunctie kan niet in alle opnamemethoden worden gebruikt (p. 166). De beelden worden grover naarmate er verder digitaal op wordt ingezoomd.
aaaaDruk de ontspanknop half in om scherp
te stellen.
Er klinken twee signalen en het autofocusframe wordt groen als het beeld is scherpgesteld.
Het autofocusframe wordt geel en er klinkt één signaal als het onderwerp zich moeilijk laat scherpstellen. Het autofocusframe wordt niet weergegeven als de optie AiAF (automatische selectie) is ingesteld.
De sluitersnelheid en de sluitertijdwaarde worden automatisch ingesteld en op het LCD-scherm (of in de zoeker) weergegeven. De belichtingscompensatie (p. 78) en de scherpstelling (p. 95) worden ook automatisch ingesteld.
a b
bbbbDruk de ontspanknop volledig in.U hoort het geluid van de sluiter wanneer de opname klaar is. Beweeg de camera pas nadat u dit geluid hebt gehoord. Het beeld wordt twee seconden weergegeven.
Zie pagina 166 voor de instellingen die in deze
modus kunnen worden gewijzigd.
Het LCD-scherm en de zoeker hebben een
gezichtsveld van ongeveer 100% van het
feitelijke opnamebeeld.
Beelden worden eerst in het interne geheugen
van de camera opgeslagen voordat ze op de
CF-kaart worden vastgelegd. Daardoor kunt
u direct de volgende opnamen maken, zolang
er voldoende ruimte beschikbaar is in het
interne geheugen.
De indicator knippert rood wanneer er gegevens
op de CF-kaart worden opgenomen.
Het signaal en het sluitergeluid kunt u in- en
uitschakelen in het menu (p. 66).
Als het sluitergeluid is uitgeschakeld en de optie
Mute is uitgeschakeld, klinkt er één signaal
wanneer de ontspanknop volledig wordt
ingedrukt.
2. Opnamen maken - basisprocedures 29
U kunt geen opnamen maken terwijl de flitser
wordt opgeladen.
U kunt instellen hoe lang beelden na het maken
van de opname op het LCD-scherm worden
weergegeven of instellen dat de beelden niet
worden weergegeven (p. 31).
Beeldstabilisatiefunctie
Met de beeldstabilisatiefunctie kunt u het schudden van de camera (wazige beelden) minimaliseren wanneer u opnamen maakt van objecten in de verte die u hebt vergroot of wanneer u opnamen maakt als het donker is. Deze functie is standaard ingeschakeld.
Door op de knop IS te drukken, kunt u de functie in- of uitschakelen. Als deze functie is ingeschakeld, wordt
weergegeven.Als u de knop IS ingedrukt houdt, kunt u de beeldstabilisatiemodus kiezen. De volgende pictogrammen worden weergegeven. Selecteer een instelling met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop IS. (Standaard): standaardopnamen maken (Met teleconverter):
selecteer deze modus als u de afzonderlijk verkrijgbare teleconverter (p. 137) gebruikt.
(Met groothoek):selecteer deze modus als u de afzonderlijk verkrijgbare groothoeklens (p. 137) gebruikt.
30 2. Opnamen maken - basisprocedures
Het schudden van de camera wordt mogelijk
niet volledig gecorrigeerd als u nachtopnamen
maakt met een trage sluitersnelheid. Plaats de
camera in dat geval op een statief.
Als de camera te veel schudt, wordt dit mogelijk
niet volledig gecorrigeerd.
Een beeld direct na opname bekijken
Nadat u een opname hebt gemaakt, wordt het beeld twee seconden weergegeven (zie pagina 31 als u deze instelling wilt wijzigen). U kunt het beeld op twee manieren langer weergeven:
De ontspanknop ingedrukt houden
Tijdens de weergave van het beeld op de
knop SET drukken
Druk de ontspanknop half in als u het beeld niet meer wilt weergeven en een opname wilt maken.
U kunt het volgende doen terwijl de beelden
worden weergegeven.
Beelden weergeven in de gedetailleerde
afspeelmodus (p. 26)
Beelden vergroten (p. 40)
Afzonderlijke beelden wissen (p. 43)
Geluidsmemo's toevoegen (p. 101)
Programmakeuzeknop
2. Opnamen maken - basisprocedures 31
De duur van de beeldweergave wijzigen
aaaaSchakel de camera in (p. 19) en druk op
de knop MENU.
Het menu [ (Opname)] wordt weergegeven.
a
b
a
c
bbbbSelecteer [Bekijken] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en selecteer een instelling met de pijl
of op de multifunctionele keuzeknop.Uit:beelden worden niet weergegeven2 tot 10 sec.:beelden worden gedurende de
geselecteerde tijd weergegeven, zelfs als u de ontspanknop loslaat.
ccccDruk op de knop MENU.Als u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, blijft een beeld op het LCD-scherm staan, ongeacht de instelling van Bekijken.
U kunt desgewenst een andere opname maken terwijl de laatste opname wordt weergegeven.
32 2. Opnamen maken - basisprocedures
De resolutie en de compressie wijzigen
U kunt de resolutie, de compressie (voor stilstaande beelden) en het aantal beelden (voor films, p. 56) aanpassen aan het doel van het beeld dat u wilt opnemen.
Stilstaande beelden
* Papierformaten zijn per land verschillend.
Programmakeuzeknop
ResolutieDoel
Weergave Pixels
L (Groot) 2048 x 1536
Hoog
Laag
Afdrukken op A4-formaat* 210 x 297 mmAfdrukken op Letter-formaat* 216 x 279 mm
M1(Gemiddeld 1)
1600 x 1200
Afdrukken op briefkaartformaat 148 x 100 mmAfdrukken op L-formaat 119 x 89 mm
M2(Gemiddeld 2)
1024 x 768Afdrukken op creditcardformaat 86 x 54 mm
S (Klein) 640 x 480Beelden verzenden als e-mailbijlagenMeer opnamen maken
Films
* De compressie voor is Fijn. De compressie voor en is Normaal.
Compressie Doel
Superfijn Hoge kwaliteit
Normaal
Opnamen van hogere kwaliteit maken
FijnOpnamen van normale kwaliteit maken
Normaal Meer opnamen maken
ResolutieBeeld-kwali-
teit
Opname-tijd Doel
640 x 480 pixels(Fijn)*
Hoog
Normaal
Kort
Lang
Films van hogere kwaliteit opnemen
640 x 480 pixels*Films van normale kwaliteit opnemen
320 x 240 pixels* Langere films opnemen
Aantal beelden Kwali-teit
Opname-tijd Doel
ongeveer 30 beelden/sec.
Hoog KortKwaliteit heeft hoogste prioriteit
ongeveer 15 beelden/sec.
Normaal LangTijd heeft hoogste prioriteit
2. Opnamen maken - basisprocedures 33
aaaaDruk op de knop FUNC.
bbbbSelecteer * (2048 x 1536) met de pijl of op de multifunctionele
keuzeknop.* De huidige instelling wordt weergegeven.
ccccSelecteer de gewenste resolutie met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.
c
ba
Resterend aantal opnamen (alleen weergegeven als de resolutie of compressie is geselecteerd.)
aaaaSelecteer de gewenste compressie met
de pijl of op de multifunctionele
keuzeknop en druk op de knop SET.
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Als het beeld is opgenomen, wordt dit scherm opnieuw weergegeven.
Als u een filmclip opneemt, wordt de resterende opnametijd (in seconden) weergegeven.
Zie Geschatte bestandsgrootte van opnamen (p. 152).
a
b
34 2. Opnamen maken - basisprocedures
Typen CF-kaarten en resterend aantal opnamen (p. 151).
bbbbDruk op de knop FUNC. en maak de opname.
De ingebouwde flitser gebruiken
Gebruik de flitser volgens de onderstaande richtlijnen.
De flitser werkt als volgt als de optie Flits Pop-up (p. 64) is ingesteld op [Auto].
Direct nadat de flitser tevoorschijn is gekomen,
kan de camera meer tijd nodig hebben om
scherp te stellen.
Programmakeuzeknop
Automatischmet rode-ogen-reductie
De flitser wordt op basis van het lichtniveau automatisch geactiveerd en de rode-ogen-reductie wordt geactiveerd wanneer de hoofdflitser wordt geactiveerd.
AutomatischDe flitser wordt automatisch gebruikt wanneer het lichtniveau dit vereist.
Flitser aan met rode-ogen-reductie
Het lampje voor rode-ogen-reductie en de flitser worden altijd geactiveerd.
Flitser aan De flitser wordt altijd geactiveerd.
Flitser uit De flitser wordt niet geactiveerd.
2. Opnamen maken - basisprocedures 35
aaaaDruk op de knop om te schakelen tussen de
flitsinstellingen en het maken van de opname.
De geselecteerde flitsmethode wordt op het LCD-scherm (of in de zoeker) weergegeven.
Met de knop kunt u schakelen tussen instellingen. U kunt niet elke flitsinstelling gebruiken in elke opnamemethode.
Wanneer de functie voor rode-ogen-reductie is
ingeschakeld (p. 36)
Wanneer de functie voor rode-ogen-reductie is
uitgeschakeld
Vergeet de flitser niet te sluiten na gebruik.
a
Wanneer de functie Flits Pop-up is uitgeschakeld
U kunt de flitser handmatig instellen als Flits Pop-up is uitgeschakeld.
aaaaDruk op de knop om de flitser
tevoorschijn te laten komen en maak
de opname.
bbbbAls u de flitser niet gebruikt, drukt u de flitser omlaag tot u een klik hoort.
Programmakeuzeknop
Flitser is geopend ( ) De flitser wordt altijd geactiveerd.
Flitser is gesloten ( ) De flitser wordt niet geactiveerd.
a b
36 2. Opnamen maken - basisprocedures
De functie voor rode-ogen-reductie instellen
Het lampje voor rode-ogen-reductie wordt geactiveerd wanneer de flitser wordt gebruikt in een donkere omgeving. Hierdoor wordt er minder licht weerspiegeld van de ogen en worden deze niet rood weergegeven.
Programmakeuzeknop
b
c
a
aaaaSchakel de camera in de modus
(Opnemen) in (p. 19) en druk op de
knop MENU.
Het menu [ (Opname)] wordt weergegeven.
bbbbSelecteer [Rode ogen] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop.
ccccSelecteer [Aan] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop MENU.
wordt op het LCD-scherm (of in de zoeker) weergegeven als de informatieweergave is ingeschakeld.
Wanneer u opnamen maakt met de functie voor rode-ogen-reductie, werkt deze functie alleen wanneer het onderwerp recht in het lampje voor rode-ogen-reductie kijkt. Vraag de persoon recht in het lampje te kijken. U krijgt nog betere resultaten als u de opname maakt terwijl de lens op groothoek is ingesteld, de verlichting binnenshuis verbetert of dichter bij het onderwerp gaat staan.
2. Opnamen maken - basisprocedures 37
Slow sync instellen
U kunt opnamen maken met de flitser en een lange sluitertijd. Op die manier kunt u donkere achtergronden bij opnamen 's nachts of binnenshuis lichter maken.
Programmakeuzeknop
b
c
a
aaaaSchakel de camera in de modus
(Opnemen) in (p. 19) en druk op de
knop MENU.
Het menu [ (Opname)] wordt weergegeven.
bbbbSelecteer [Slow sync] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop.
ccccSelecteer [Aan] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop MENU.
De flitser wordt automatisch aangepast wanneer
[Flits instel.] op [Automatisch] is ingesteld in het
menu Opname. Als u opnamen maakt in de
modus of als [Flits instel.] op [Handmatig] is
ingesteld, werkt de flitser met de handmatig
ingestelde aanpassingen.
Wanneer u een hoge ISO-waarde en de
ingebouwde flitser gebruikt, wordt de kans op
overbelichting groter naarmate u dichter bij het
onderwerp komt.
38 2. Opnamen maken - basisprocedures
Wanneer [Flits instel.] op [Automatisch] is
ingesteld, wordt de flitser twee keer geactiveerd.
Eerst gaat een proefflits af, die wordt gevolgd
door de hoofdflits. Met de proefflits worden de
belichtinggegevens van het onderwerp bepaald,
zodat de echte flits optimaal kan worden
ingesteld voor de opname.
De hoogste sluitersnelheid voor
flitsersynchronisatie is 1/250 seconde. Als een
hogere snelheid is geselecteerd, wordt de
sluitersnelheid automatisch ingesteld op 1/250
seconde.
U kunt geen opnamen maken terwijl de flitser
wordt opgeladen.
Het kan tot 10 seconden duren voordat de flitser
is geladen. De werkelijke tijd is afhankelijk van
het gebruik en de lading van de batterij.
U kunt de flitserbelichting en de sterkte van de
flits wijzigen (p. 89).
Als u opnamen maakt terwijl [Slow sync] is
ingeschakeld, kan de beweging van de camera
een probleem worden. Wij raden u aan een
statief te gebruiken.
De flitsinstelling blijft bewaard in het geheugen
wanneer de camera wordt uitgeschakeld in de
opnamestanden , , en .
3. Opnamen afspelen - basisprocedures 39
3. Opnamen afspelen - basisproceduresBeelden afzonderlijk weergeven
aaaaDraai de functieknop naar rechts om de
afspeelmodus te activeren.
Het laatst opgenomen beeld wordt op het LCD-scherm (of in de zoeker) weergegeven.
bbbbBekijk de beelden met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop.
Ga met naar het vorige beeld en met naar het volgende beeld. Als u of ingedrukt houdt, worden de opnamen sneller na elkaar weergegeven, maar zijn de beelden minder scherp.
b
a
Als u op de pijl of op de multifunctionele keuzeknop drukt, nadat u op de knop JUMP hebt gedrukt, springt de camera 10 beelden vooruit of achteruit. Als u de knop JUMP nog een keer indrukt, wordt het scherm voor enkelvoudige weergave opnieuw weergegeven.
Druk op de knop DISPLAY om de gegevens voor het beeld weer te geven (p. 24).
Druk op de knop om het weergegeven beeld snel te wissen (p. 43).
Beelden die met een andere camera zijn gemaakt
of die op een computer met andere
softwaretoepassingen zijn bewerkt, kunt u
mogelijk niet weergeven.
40 3. Opnamen afspelen - basisprocedures
Beelden vergroten
aaaaDraai de functieknop naar rechts om de
afspeelmodus te activeren.
bbbbDraai de zoomknop naar om het beeld te vergroten en naar om het oorspronkelijke beeld opnieuw weer te geven.
Bij het afspelen van afzonderlijke beelden kunnen beelden maximaal 10 keer worden vergroot. Houd de knop SET ingedrukt en draai de zoomknop naar om de instellingen te doorlopen. Het beeld kan van ongeveer 2,5 keer tot ongeveer 5 en 10 keer worden vergroot.
a
b
Positie bij benaderingPositie bij benadering
Ongeveer 5 keer vergroot Ongeveer 10 keer vergroot
Met , , en op de multifunctionele keuzeknop kunt u verschillende gebieden van de vergroting bekijken.
Filmbeelden en beelden in de indexweergave kunnen niet worden vergroot.
U kunt een beeld direct na opname vergroten terwijl het wordt weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker) (p. 31).
3. Opnamen afspelen - basisprocedures 41
Negen beelden tegelijk bekijken (indexweergave)
aaaaDraai de functieknop naar rechts om de
afspeelmodus te activeren.
bbbbDraai de zoomknop naar . Er worden negen beelden tegelijk weergegeven (indexweergave).
a
b
Filmframe
aaaaU kunt een ander beeld selecteren met
, , of op de multifunctionele
keuzeknop.
Druk op de knop DISPLAY om de gegevens voor het beeld weer te geven (p. 24).
bbbbDraai de zoomknop naar .De indexweergave wordt geannuleerd en de enkelvoudige weergave wordt geactiveerd.
a b
Als u in deze rij op drukt, worden de volgende negen beeldenweergegeven.
Als u in deze rij op drukt, worden de vorige negen beeldenweergegeven.
42 3. Opnamen afspelen - basisprocedures
JUMPJUMPJUMPJUMP Naar een ander beeld springen
aaaaDruk in de enkelvoudige weergave
(p. 39) of de indexweergave (p. 41)
op de knop JUMP.
De springbalk wordt weergegeven.
bbbbU kunt een ander beeld selecteren met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop.
Eén beeld tegelijk weergeven: de camera springt 10 beelden achteruit of vooruit.
ba
Springbalk
c
Indexweergave: de vorige of de volgende 9 beelden worden weergegeven.
ccccDruk op de knop JUMP.De springbalk verdwijnt en de enkelvoudige weergave of de indexweergave wordt geactiveerd.
4. Wissen 43
4. WissenAfzonderlijke beelden wissen
aaaaDraai de functieknop naar rechts om
de afspeelmodus te activeren.
Het laatst opgenomen beeld wordt op het LCD-scherm (of in de zoeker) weergegeven.
Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk dus goed na voordat u een beeldbestand wist.
b
ca
bbbbSelecteer het beeld dat u wilt wissen met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op .
ccccSelecteer [Wissen] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop.
Als u de beelden toch niet wilt wissen, selecteert u [Stop].
Beveiligde beelden kunt u niet wissen met deze functie (p. 106).
44 4. Wissen
Alle beelden wissen
aDraai de functieknop naar rechts om de
afspeelmodus te activeren.
Het [ (Keuze Menu)] wordt weergegeven.
bSelecteer [Alles wissen] met de pijl of op de multifunctionele
keuzeknop.
Gewiste beelden kunnen niet worden hersteld. Denk dus goed na voordat u een beeldbestand wist.
b
ca
cSelecteer [OK] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop.
Als u de beelden toch niet wilt wissen, selecteert u [Stop].
Beveiligde beelden kunt u niet wissen met deze functie (p. 106).
Met de functie [Alles wissen] wist u alle beelden
die zijn opgenomen op de CF-kaart. U moet de
CF-kaart formatteren als u niet alleen de beelden
wilt wissen, maar ook alle gegevens op de
kaart (p. 18).
5. Handige opnamefuncties 45
5. Handige opnamefunctiesDe programmakeuzeknop gebruiken (Beeldzone)
Landschap
Gebruik deze methode als u landschappen wilt opnemen.
Portret
Nachtopnamen
Snelle sluiterLangzame sluiter
Gebruik deze methode wanneer u het onderwerp scherp wilt weergeven en de achtergrond vaag.
Gebruik deze methode als u opnamen van personen wilt maken tegen een avondlucht of 's nachts. Het onderwerp wordt verlicht door de flitser, terwijl de achtergrond wordt opgenomen met een langzame sluitersnelheid.
Gebruik deze methode voor opnamen van snel bewegende objecten.
Gebruik deze methode voor een wazig effect bij het fotograferen van bewegende objecten, zoals een stroomversnelling in een rivier.
StitchAssist (p. 47)
Gebruik deze methode als u opnamen wilt maken die u wilt combineren tot een panoramabeeld.
Met de programmakeuzeknop kunt u eenvoudig de juiste opties voor het maken van opnamen instellen.
Film (p. 53)
Met deze methode kunt u films opnemen. Het geluid wordt tegelijkertijd opgenomen.
46 5. Handige opnamefuncties
aaaaDraai de functieknop naar links om de
opnamemodus te activeren.
bbbbDraai de programmakeuzeknop naar de gewenste instelling zoals in het voorbeeld.
ccccGebruik de zoomknop om de gewenste compositie (relatieve grootte van het onderwerp) te bepalen.
ddddDruk de ontspanknop half in om de scherpstelling te vergrendelen, druk vervolgens de ontspanknop volledig in om de opname te maken.
a
b
cd
De procedures voor het maken van opnamen zijn hetzelfde als bij de methode (p. 27).
Zie pagina 166 voor de instellingen die in deze
methode kunnen worden gewijzigd.
Volg onderstaande opnameprocedures
afhankelijk van de geselecteerde functie.
U kunt de achtergrond waziger maken als u ervoor zorgt dat de bovenste helft van het onderwerp het hele LCD-scherm (of de zoeker) vult.
U kunt de achtergrond nog waziger maken als u de maximale telestand instelt.
Het waarschuwingspictogram voor bewegingsonscherpte kan op het LCD-scherm (of in de zoeker) worden weergegeven, omdat bij deze methode vaak een langzame sluitersnelheid wordt gebruikt. Plaats de camera in dat geval op een statief.
De sluitersnelheid wordt langzamer. Zelfs als u de flitser gebruikt, mag het onderwerp enkele ogenblikken niet bewegen.
Als u de methode Nachtopnamen gebruikt om overdag opnamen te maken, kunt u hetzelfde effect krijgen als bij de methode .
De optie [Slow sync] wordt automatisch ingeschakeld.
Bij opnamen van donkere objecten kan er meer ruis in het beeld voorkomen.
Gebruik altijd een statief om te voorkomen dat de camera beweegt.
5. Handige opnamefuncties 47
Panoramaopnamen maken (StitchAssist)
Gebruik deze methode om een reeks overlappende opnamen te maken die u in de computer kunt samenvoegen tot een groter panoramisch geheel.
Gebruik het meegeleverde programma PhotoStitch om de foto's op de computer samen te voegen.
Een kader om een onderwerp plaatsen
PhotoStitch detecteert overlappende delen van aan elkaar grenzende beelden en voegt deze samen. Probeer altijd een opvallend element op te nemen in het overlappende gedeelte van de opname.
Zorg er bij de compositie van elke opname voor dat er een overlap is van 30 tot 50% met de aangrenzende opname. Probeer de verticale verschuiving van de camera te beperken tot maximaal 10% van de beeldhoogte.Neem geen bewegende elementen op in het overlappende gedeelte van de compositie.Probeer geen opnamen van dichtbijzijnde objecten samen te voegen met opnamen van objecten in de verte. De objecten kunnen dan kromgetrokken of dubbel worden weergegeven.Probeer de helderheid in de verschillende beelden zo constant mogelijk te houden. Als de verschillen in helderheid te groot zijn, komt het samengevoegde beeld onnatuurlijk over.Voor een goed resultaat draait u de camera rond zijn as om de opeenvolgende opnamen te maken.
48 5. Handige opnamefuncties
Wanneer u close-ups maakt, schuift u de camera over het
onderwerp, waarbij u de camera parallel houdt tijdens de
verplaatsing.
Opnamen maken
Met de StitchAssist-methode kunt u beelden opnemen in de volgende vijf volgorden.
Zie pagina 166 voor de instellingen die in deze
methode kunnen worden gewijzigd.
U kunt geen aangepaste witbalans (p. 79) instellen bij
de methode . Als u een aangepaste witbalans wilt
instellen, kiest u eerst een andere opnamemethode.
De instellingen voor de eerste opname worden
vergrendeld en kunnen niet worden gewijzigd voor
volgende opnamen.
Bij deze methode kunt u geen beelden weergeven op
een televisie.
Horizontaal, van links naar rechts
Horizontaal, van rechts naar links
Verticaal, van beneden naar boven
Verticaal, van boven naar beneden
Linksboven beginnen, met de klok mee aaaaDraai de programmakeuzeknop naar
de stand .
bbbbSelecteer de opnamevolgorde met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.De opnamevolgorde is ingesteld.
U kunt ook meteen op de ontspanknop drukken zonder eerst op SET te drukken.
ccccMaak de eerste opname.De belichting en de witbalans worden ingesteld en vergrendeld bij de eerste opname.
b
a
5. Handige opnamefuncties 49
aaaaMaak de tweede opname zodanig dat deze de eerste opname overlapt.
Kleine verschillen in het overlappende gedeelte kunnen met de software worden gecorrigeerd.
U kunt een opname opnieuw maken. Druk op ,, of op de multifunctionele keuzeknop
om terug te keren naar dat beeld.
U kunt maximaal 26 opnamen horizontaal of verticaal maken.
bbbbMaak de resterende opnamen volgens dezelfde procedure.
ccccDruk na de laatste opname op de knop SET.
a
c
Volgorde Volgorde
De zelfontspanner gebruiken
aaaaDruk op de knop .
De huidige instelling wordt weergegeven.
Met de knop kunt u de verschillende instellingen doorlopen.
Programmakeuzeknop
b
a
50 5. Handige opnamefuncties
In het menu [ (Opname)] kunt u schakelen tussen de opties en (p. 64).
Wanneer de zelfontspanner is ingesteld op ( ), wordt de sluiter 10 (2) seconden nadat de ontspanknop volledig is ingedrukt geactiveerd.
bbbbControleer of of wordt weergegeven en maak de opname.
Als is geselecteerd, klikt het geluid van de zelfontspanner en begint het lampje van de zelfontspanner te knipperen als de ontspanknop volledig wordt ingedrukt. Twee seconden voordat de sluiter wordt geactiveerd, worden het geluid en het knipperen van de zelfontspanner versneld.
Als is geselecteerd, begint het lampje van de zelfontspanner meteen snel te knipperen. De sluiter wordt na twee seconden geactiveerd.
U kunt het geluid van de zelfontspanner wijzigen bij [Geluid zelftimer] in het menu [ (Mijn camera)] (p. 67).
Digitale zoom
U kunt de optische en de digitale zoomfunctie combineren en als volgt op een beeld inzoomen:
13x, 16x, 20x, 25x en 32x.
De beelden worden grover naarmate er verder
digitaal op wordt ingezoomd.
De lens zoomt in tot de maximale optische
telestand en stopt daar. Als u verder digitaal wilt
inzoomen, draait u de zoomknop nog een
keer naar .
Als u wilt uitzoomen, draait u de zoomknop
naar .
Programmakeuzeknop
5. Handige opnamefuncties 51
aaaaDraai de programmakeuzeknop naar
een opnamestand, maar niet naar de
stand of .
bbbbDruk op de knop MENU om het menu [ (Opname)] weer te geven.
ccccSelecteer [Digitale Zoom] met of ,selecteer [Aan] met of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop MENU.
dc
b
ddddDraai de zoomknop naar en maak de opname.
52 5. Handige opnamefuncties
Continu-opname
In deze modus kunt u meerdere opnamen maken terwijl de ontspanknop volledig is ingedrukt.
Het interval tussen de opnamen kan wat groter
worden naarmate het interne geheugen voller
raakt.
U kunt de flitser gebruiken, maar het interval
tussen de opnamen wordt groter omdat de flitser
moet worden geladen.
Programmakeuzeknop
aaaaDruk op de knop .
De huidige instelling wordt weergegeven.
Met de knop kunt u de verschillende instellingen doorlopen.
bbbbSelecteer .
a
5. Handige opnamefuncties 53
aaaaDruk de ontspanknop half in om de
scherpstelling te vergrendelen.
bbbbDruk de ontspanknop volledig in om opnamen te maken.
De opname wordt gestopt wanneer u de ontspanknop loslaat.
De sluitersnelheid is 1,7 opnamen/seconde.*
* Groot/Fijn (Deze gegevens zijn gebaseerd op de testnorm van Canon. De werkelijke gegevens zijn afhankelijk van de opnameomstandigheden en de instellingen.)
a b
Films opnemen
aaaaDraai de programmakeuzeknop naar
de stand .
De maximale opnametijd wordt weergegeven (in seconden).
bbbbDruk op de filmknop.Er klinkt één signaal en de opname wordt gestart. Het geluid wordt tegelijkertijd opgenomen.
Wanneer u opnieuw op de filmknop drukt, klinken er twee signalen en stopt de opname.
a
b
54 5. Handige opnamefuncties
De tallylamp knippert rood tijdens het opnemen van de film en wordt uitgeschakeld als de opname wordt beëindigd.Als [Tally lamp] op [Uit] is ingesteld in het menu Opname, knippert de lamp niet (p. 65).
De maximale opnametijd voor een film is ongeveer 1 uur en de maximale opnamecapaciteit is 1 GB. Deze getallen zijn afhankelijk van het type van de CF-kaart en de capaciteit van de kaart.Wanneer u 1 uur hebt opgenomen, wanneer de CF-kaart vol raakt of wanneer de bestandsgrootte bijna 1 GB is, knippert de resterende opnametijd linksonder op het LCD-scherm (of in de zoeker) rood en stopt de opname ongeveer 10 seconden later automatisch.
Opnametijden en opnamecapaciteiten zijn afhankelijk van het gebruik van de camera (opnamecondities, externe omstandigheden, enzovoort) en van de capaciteit van de CF-kaart. Wanneer er weinig intern geheugen in de camera beschikbaar is, wordt het teken ! rechtsonder op het LCD-scherm (of in de zoeker) weergegeven om aan te geven dat de opname spoedig wordt beëindigd, onafhankelijk van de resterende opnametijd en opnamecapaciteit.
Als het teken ! vaak wordt weergegeven, probeert u dit probleem als volgt op te lossen.
- Formatteer de CF-kaart voordat u gaat opnemen (p. 18).
- Zoom niet in of uit tijdens het opnemen.
- Stel de resolutie in op (320 x 240) of stel het aantal beelden in op (15 fps).
- Gebruik een snelle CF-kaart (zoals de kaart CF-512MSH).
5. Handige opnamefuncties 55
Bij de volgende typen CF-kaarten wordt de
opnametijd mogelijk niet goed weergegeven
tijdens het filmen of kan de film onverwacht
worden afgebroken.
- Langzame opnamekaarten
- Kaarten die zijn geformatteerd in een andere
camera of op een computer
- Kaarten waarop herhaaldelijk beelden zijn
opgenomen en gewist
Hoewel de opnametijd mogelijk niet goed wordt
weergegeven tijdens het opnemen, wordt de
film wel correct opgenomen op de CF-kaart. De
opnametijd wordt wel goed weergegeven als u
de CF-kaart in deze camera formatteert (met
uitzondering van langzame CF-kaarten).
Let erop dat u de microfoon tijdens de opname
niet aanraakt.
Als de indicator knippert na een opname,
betekent dit dat de film naar de CF-kaart wordt
geschreven. U kunt geen opnamen maken
zolang de indicator knippert.
Zie pagina 166 voor de instellingen die in deze modus kunnen worden gewijzigd. Zie pagina 32 voor informatie over de resolutie en het aantal beelden.Het geluid wordt in mono opgenomen.Er is geen sluitergeluid als u films opneemt.
Wanneer de interne temperatuur van de camera stijgt, wordt linksonder op het LCD-scherm (of in de zoeker) het pictogram rood weergegeven. Als de temperatuur blijft stijgen, wordt de opname automatisch beëindigd om de CF-kaart of de microdrive te beschermen tegen oververhitting. Het bericht [Oververhit! Camera gaat uit.] verschijnt en de camera wordt uitgeschakeld. Als dit gebeurt, wacht u ongeveer 30 minuten totdat de camera volledig is afgekoeld, voordat u hem opnieuw gebruikt. De CF-kaart of microdrive kan warm worden, maar dit duidt niet op een defect. Als u stilstaande beelden wilt opnemen, hoeft u geen 30 minuten te wachten voordat u de camera weer kunt gebruiken.
56 5. Handige opnamefuncties
U hebt QuickTime 3.0 of hoger nodig als u filmbestanden (AVI / Motion JPEG) wilt afspelen op een computer. (QuickTime voor Windows staat op de bijgeleverde Digital Camera Solution Disk. Voor het Macintosh-platform wordt QuickTime 3.0 of hoger meestal meegeleverd met het besturingssysteem Mac OS 8.5 of hoger.)De volgende bewerkingen zijn mogelijk tijdens
het opnemen van een film:
- Zoomen (geen digitale zoom)
- AF lock (autofocusvergrendeling): druk op de
knop MF. verschijnt op het LCD-scherm (of
in de zoeker). U kunt de
autofocusvergrendeling opheffen door opnieuw
op de knop MF te drukken.
- AE lock (belichtingsvergrendeling): druk op de
knop . De balk voor de
belichtingscompensatie wordt op het LCD-
scherm (of in de zoeker) weergegeven. U kunt
de belichting wijizgen met de pijl of . U kunt
de belichtingsvergrendeling opheffen door
opnieuw op de knop te drukken.
- Beeldstabilisatie: druk op de knop IS om
beeldstabilisatie in of uit te schakelen.
Het aantal beelden wijzigen
U kunt het aantal beelden per seconde voor het opnemen van films selecteren.
aaaaDraai de programmakeuzeknop naar de
stand .
bbbbDruk op de knop FUNC.
ccccSelecteer * (30fps) met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop
en stel het aantal beelden in met de pijl of .
cb
Resterendeopnametijd
d
d
5. Handige opnamefuncties 57
* De huidige instelling wordt weergegeven.: 30 beelden per seconde opnemen
: 15 beelden per seconde opnemen
Het aantal beelden dat u per seconde kunt opnemen, is afhankelijk van de geselecteerde resolutie (p. 151).
U kunt de film direct na het selecteren van instellingen opnemen door op de filmknop te drukken. Als de film is opgenomen, wordt dit scherm opnieuw weergegeven.
dDruk op de knop FUNC. en druk vervolgens op de filmknop om de opname te starten.
Films bekijken/bewerken
U kunt films die u met de filmmethode hebt opgenomen afspelen en ongewenste gedeelten aan het begin of het einde van een filmclip verwijderen.
Het kan gebeuren dat er beelden uitvallen als u
een langzame CF-kaart gebruikt en de
opnameresolutie en het aantal beelden per
seconde als volgt zijn ingesteld.
- Resolutie (640 x 480 Fijn)
- Resolutie (640 x 480) en aantal beelden
(30 fps)
Beveiligde films kunt u niet bewerken (p. 106).
Het kan enige tijd duren om een bewerkte film
op te slaan als een nieuw bestand. Als de
batterijen halverwege leeg zijn, kunt u bewerkte
films niet meer opslaan. Gebruik voor het
bewerken van films afzonderlijk verkrijgbare,
volledig opgeladen AA-formaat NiMH batterijen
of de compacte voedingsadapter CA-PS700.
58 5. Handige opnamefuncties
aaaaDraai de functieknop naar rechts om de
afspeelmodus te activeren.
bbbbSelecteer een film met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk op de knop SET.
b
a
Deze markering wordt op films weergegeven.
aaaaSelecteer in het scherm voor het
afspelen van films een knop met de pijl
of op de multifunctionele
keuzeknop en druk op de knop SET.
Scherm voor het afspelen van films
(Afsluiten): Terugkeren naar het scherm in stap
(Afspelen): De film met geluid afspelen(Eerste beeld): Het eerste beeld weergeven(Vorig beeld): De film wordt teruggespoeld
als u SET ingedrukt houdt(Volgend beeld): De film wordt snel vooruit
gespoeld als u SETingedrukt houdt
(Laatste beeld): Het laatste beeld weergeven(Bewerken): De film bewerken Stap
a
Scherm voor het afspelen van films
5. Handige opnamefuncties 59
Mogelijkheden tijdens het afspelen
: Het volume aanpassen tijdens het afspelenSET: Het afspelen onderbreken. Druk opnieuw om
het afspelen te hervatten.
Als het afspelen is voltooid
Het laatste beeld blijft op het scherm staan als het afspelen is voltooid.SET: Het scherm voor het afspelen van films
weergeven. Druk opnieuw op deze knop om de film opnieuw vanaf het begin af te spelen.
Het kan voorkomen dat er beelden uitvallen en dat het geluid wegvalt als u een film afspeelt op een computer met onvoldoende systeembronnen.
Het volume voor het afspelen van films kunt u ook aanpassen in het Keuze Menu.
Pas het geluidsniveau op de televisie aan als u films op een televisie afspeelt.
Als u de film niet bewerkt, zijn er geen verdere mogelijkheden.
aSelecteer in het scherm voor het
bewerken van films een knop met de
pijl of op de multifunctionele
keuzeknop en druk op de knop SET.
(Begin knippen):Beelden wissen in het eerste gedeelte van de film
(Eind knippen): Beelden wissen in het laatste gedeelte van de film
(Afspelen): De bewerkte film afspelen(Opslaan): De film opslaan(Afsluiten): Bewerken annuleren en
terugkeren naar het scherm in stap
U kunt films bewerken met een oorspronkelijke lengte van 1 seconden of meer in eenheden van 1 frame.
Scherm voor het bewerken van films
60 5. Handige opnamefuncties
bbbbSelecteer het bereik dat u wilt bewerken met de pijl of .
ccccSelecteer (Afspelen) met de pijl of en druk op de knop SET.
De bewerkte film wordt afgespeeld.
Het afspelen wordt onderbroken als u op SET drukt.
ddddSelecteer (Opslaan) met de pijl of en druk op de knop SET.
Als u (Afsluiten) selecteert, wordt de bewerkte film niet opgeslagen en keert u terug naar het scherm in stap .
eeeeSelecteer [Overschrijven] of [Nieuw bestand] met de pijl of en druk op de knop SET.[Overschrijven]: De bewerkte film wordt met
dezelfde naam opgeslagen als de oorspronkelijke film. De oorspronkelijke gegevens worden verwijderd.
[Nieuw bestand]:De bewerkte film wordt met een nieuwe bestandsnaam opgeslagen. De oorspronkelijke gegevens worden niet verwijderd.
Als er onvoldoende ruimte vrij is op de CF-kaart, kunt u gegevens alleen overschrijven. Dit is het geval als wordt weergegeven op de teller van de bewerkingsbalk.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 61
6. Opnamen maken - geavanceerde functiesMenu's en instellingen selecteren
Instellingen selecteren met de knop FUNC. (alleen in de opnamemodus)
Foto-effect ( ) p. 82
Draai de de functieknop naar .
Druk op de knop FUNC..
Druk op de pijl of om een functie te selecteren.
Druk op de pijl of om de gewenste instelling te selecteren.
Druk op de knop FUNC..
Maak de opname.
Selecteer een functie met of
Selecteer de gewenste instelling met of
Belichtingscompensatie (± 0) p. 78
Witbalans ( ) p. 79
ISO-waarde ( ) p. 81
AEB ( ) p. 84
Flits instel. (± 0) p. 89
Flits output p. 89
Resolutie (L) p. 32
Compressie ( ) p. 32
Resolutie en film ( ) p. 32
( ) De items tussen haakjes geven de standaardinstellingen aan.
Maakde
opname.
Aantal beelden ( ) p. 56
62 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Druk op de knop MENU.
Druk op de pijl of om het gewenste tabblad te selecteren.
Druk op de pijl of om een menuoptie te selecteren. (Druk, afhankelijk van de functie, op de knop SET wanneer u een selectie hebt gemaakt.)
Druk op de pijl of om de gewenste instelling te selecteren. (Druk, afhankelijk van de functie, op de knop SET wanneer u een selectie hebt gemaakt.)
Druk op de knop MENU.
Maak de opname als de opnamemodus is geactiveerd.
Instellingen selecteren met de knop MENU
Opname Menu Keuze Menu Menu Instellen Menu Mijn camera
Maak de opname.
In de opnamemodus kunt u het menu sluiten door de ontspanknop half in te drukken. (In de afspeelmodus wordt het menu gesloten wanneer u de ontspanknop half indrukt en wordt de camera in de opnamemodus geplaatst.)
Opnamenmaken
Afspelen
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 63
Opname Menu
Keuze Menu
Menu Instellen Menu Mijn camera
(p. 111)
64 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Een aantal menuopties is mogelijk niet
beschikbaar voor selectie in de
opnamemodus (p. 166).
U kunt het gewenste beeld en geluid toepassen
op en in het menu Mijn camera. Zie
De instellingen voor Mijn camera vastleggen
(p. 111) of de Canon Digital Camera Software
Starter Guide Disk [cd Startershandleiding voor
Canon Digital Camera-software] voor meer
informatie.
U kunt de standaardwaarden van de camera-
instellingen herstellen (p. 68).
Opname Menu
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
Flits SyncInstellen op welk moment de flitser wordt gebruikt.
1e gordijn*/2e gordijnp. 90
Slow syncInstellen of de flitser al dan niet wordt geactiveerd met een lange sluitertijd.
Aan/Uit*p. 36
Flits instel.Instellen of de flitser al dan niet automatisch wordt aangepast.
Automatisch*/Handmatigp. 89
Rode ogen
Instellen of het lampje voor rode-ogen-reductie al dan niet wordt geactiveerd wanneer de flitser wordt gebruikt.
Aan*/Uit
p. 35
Flits Pop-up
Instellen of de flitser al dan niet automatisch wordt geactiveerd.
Aan*/UitWanneer de flitser is ingesteld op [Uit], wordt deze niet automatisch geactiveerd.
p. 34
Zelfontspanner
De tijd instellen voordat de sluiter wordt losgelaten via de zelfontspanner wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
10 sec.*/ 2 sec.
p. 49
Zelftimer
De tijd instellen voordat de sluiter wordt losgelaten via de zelfontspanner wanneer de ontspanknop van de afstandsbediening wordt ingedrukt.
0 sec./2 sec.*/10 sec.
p. 136
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 65
Spotmetingpunt
De optie [Spotmetingpunt] instellen (één van de methoden voor lichtmeting) op Centrum (het spotmetingpunt is ingesteld op het midden) of AF-punt (het metingpunt komt overeen met het AF-punt).
Centrum*/AF-Punt
p. 76
MF-Punt ZoomInstellen of het scherpstelpunt al dan niet wordt vergroot bij handmatig scherpstellen.
Aan*/Uitp. 95
AF ModeDe frequentie instellen voor het activeren van de autofocus.
Continu*/Per beeldp. 97
Tally lampInstellen of de tallylamp al dan niet knippert tijdens het opnemen van de film.
Aan*/Uitp. 53
Digitale Zoom
Instellen of de digitale zoom al dan niet moet worden gecombineerd met de optische zoomlens om op een beeld in te zoomen.
Aan/Uit*
p. 50
Bekijken
Instellen hoe lang beelden op het LCD-scherm (of in de zoeker) worden weergegeven nadat de ontspanknop is losgelaten.
Uit/2 sec.* tot 10 sec.
p. 31
Beeldomkeren
Instellen of het beeld al dan niet wordt omgekeerd wanneer het LCD-scherm 180 graden wordt gedraaid in de richting van de lens.
Aan*/Uit
p. 26
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
*Standaardinstelling
Keuze Menu
Interval
Met een bepaald interval automatisch opnamen maken.2* tot 100 opnamen1* tot 60 min.
p. 91
SnelkiesknopFuncties selecteren die moeten worden vastgelegd met de knop (Snelkiesknop).
p. 69
OpslaanInstellingen die u hebt geselecteerd in het opnamemenu en het functiemenu opslaan naar de modus van de programmakeuzeknop.
p. 98
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
BeveiligBeelden beveiligen zodat ze niet per ongeluk worden gewist.
p. 106
RoterenBeelden 90 of 270 graden met de klok mee draaien in de display.
p. 100
Alles wissenAlle beelden van een CF-kaart wissen (behalve beveiligde beelden).
p. 44
Dia ShowBeelden weergeven in een automatische diapresentatie.
p. 102
Print Opties
Instellen welke beelden worden afgedrukt op een Direct Print-compatibele printer of bij een fotoservice, hoeveel exemplaren worden afgedrukt en andere parameters.
p. 121
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
66 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Menu Instellen
VolgordeBeelden opgeven voordat deze worden gedownload naar een computer.
p. 126
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
Mute
Instellen op [Aan] als u het opstart-, werk-, zelfontspanner- en sluitergeluid tegelijk wilt uitschakelen.
Als u [Mute] instelt op [Aan], wordt er geen geluid afgespeeld, zelfs wanneer er geluidsopties in het menu Mijn camera zijn ingesteld op , of (Aan).Het waarschuwingssignaal voor fouten is ook hoorbaar wanneer Mute is ingesteld op [Aan].
Aan/Uit*
–
Volume Het volume van camerafuncties aanpassen. –
aOpstartvolume
Het volume van het opstartgeluid aanpassen bij het aanzetten van de camera.
p. 19
bWerk volumeHet volume van het werkgeluid aanpassen voor bedieningsknoppen, met uitzondering van de ontspanknop.
–
cTimer volumeHet volume aanpassen van het geluid van de zelfontspanner, waarmee wordt aangegeven dat de foto binnen 2 seconden wordt genomen.
p. 49
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
dSluitergeluid
Het volume aanpassen van het sluitergeluid dat u hoort wanneer de ontspanknop volledig wordt ingedrukt. Er is geen sluitergeluid als u films opneemt.
p. 28
eAfspeel vol.Het volume aanpassen van het geluid dat u hoort wanneer er een film of geluidsmemo wordt afgespeeld.
p. 57, 101
Instellingen van bovengenoemdeopties (a - e) Uit 1 2* 3 4 5
–
LCD HelderheidDe helderheid van het LCD-scherm instellen.
(Normaal)*/ (Helder)–
Spaarstand
Instellen of de camera al dan niet automatisch wordt uitgeschakeld of het LCD-scherm (of zoeker) wordt uitgeschakeld als de camera gedurende een bepaalde periode inactief is.Automatisch Uit
Aan*/UitDisplay uit10 sec./20 sec./30sec./1 min.*/2 min./3 min.
p. 107
Datum/Tijd De datum, tijd en datumnotatie instellen. p. 21
Formateren Een CF-kaart formatteren (initialiseren). p. 18
File No. Reset
Instellen hoe bestandsnummers aan beelden worden toegewezen wanneer een nieuwe CF-kaart wordt geplaatst.
Aan/Uit*
p. 110
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 67
*Standaardinstelling
Beeldomkeren
Instellen of beelden die zijn opgenomen met de camera in verticale stand, automatisch worden gedraaid op het scherm.
Aan/Uit*
p. 108
Maateenheid
De notatie instellen van de weergegeven maateenheid van de MF-aanduiding [op objectief].
m/cm* of ft/in
p. 96
Taal
Instellen welke taal wordt gebruikt voor menu's en berichten op het LCD-scherm (of in de zoeker).English*/Deutsch/Français/Nederlands/Dansk/Suomi/Italiano/Norsk/Svenska/Español/Chinese/JapaneseU kunt de taal wijzigen tijdens het afspelen van beelden door de knop SET ingedrukt te houden en op de knop JUMP te drukken (behalve wanneer de camera is aangesloten op een printer).
p. 23
Video SysteemHet standaardvideosignaal instellen.
NTSC / PAL p. 118
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
Menu Mijn camera
U kunt het thema, het opstartbeeld en -geluid, het sluitergeluid, het werkgeluid en het geluid van de zelfontspanner voor de camera selecteren. Dit worden de instellingen voor Mijn camera genoemd. U kunt de opties en ook aanpassen voor elk item met beelden van de CF-kaart en nieuwe opgenomen geluiden of met behulp van de meegeleverde software. Zie de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor meer informatie.
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
ThemaEen gemeenschappelijk thema selecteren voor alle instellingen voor Mijn camera.
p. 111
Opstart schermHet opstartbeeld dat wordt weergegeven wanneer u de camera inschakelt.
p. 111
Opstart geluidHet opstartgeluid instellen dat wordt afgespeeld wanneer u de camera inschakelt.
p. 111
Werkgeluid
Het geluid instellen dat u hoort wanneer u de multifunctionele keuzeknop of een andere knop dan de ontspanknop indrukt.
p. 111
68 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
* Standaardinstelling
GeluidzelftimerHet geluid instellen waarmee wordt aangegeven dat de foto binnen 2 seconden wordt genomen.
p. 111
Sluiter geluid
Het sluitergeluid dat u hoort wanneer u de ontspanknop indrukt. Er is geen sluitergeluid hoorbaar bij het opnemen van een film.
p. 111
Instellingen van het menu Mijn camera
(Uit)/ */ / –
Menuoptie Gewenste instelling Referentiepagina
Alle standaardwaarden herstellen
U kunt alle instellingen die u hebt opgegeven via menu's en knoppen weer instellen op de standaardwaarden.
1 Zet de functieknop op of om de camera in te schakelen.
2 Houd de knop MENU minstens 5 seconden ingedrukt.Op het LCD-scherm (of in de zoeker) verschijnt de vraag 'Reset naar standaard?'.
3 Selecteer [OK] met de pijl of op de multifunctionele keuzeknop en druk vervolgens op de knop SET.
1
23
3
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 69
De standaardwaarden worden nu hersteld.
Wanneer de standaardwaarden zijn hersteld, verschijnt het gebruikelijke scherm weer.
Als u het herstellen van de standaardwaarden wilt annuleren, selecteert u [Stop] in plaats van [OK].
Wanneer de opnamemodus van de camera actief
is en u de programmakeuzeknop in de stand
zet, worden alleen de standaardinstellingen van de
modus hersteld.
De volgende instellingen kunnen niet worden
hersteld naar de standaardwaarden:
- De opties [Datum/Tijd], [Taal] en
[Videosysteem] in het menu [ (Instellen)]
(p. 66, 67)
- Witbalansgegevens die door de gebruiker zijn
ingesteld (p. 79)
- Onlangs vastgelegde instellingen voor
Mijn camera
De instellingen kunnen niet worden hersteld
naar de standaardwaarden wanneer de camera
is aangesloten op een computer of printer.
Instellingen vastleggen voor de snelkiesknop
U kunt functies die u regelmatig gebruikt, vastleggen op de knop (Snelkiesknop).
De volgende functies kunnen worden vastgelegd:
Resolutie (alleen stilstaande beelden)* Witbalans
Beeldkwaliteit (alleen films) Display uit
ISO-waarde (alleen stilstaande beelden)
Aantal beelden (alleen films)
Foto-effect
AF lock (alleen stilstaande beelden)
Belichtingsvergrendeling (alleen stilstaande beelden)
* Standaardinstelling
70 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Een functie vastleggen
1 Selecteer[Snelkiesknop] in het menu [ (Opname)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer de functie die u wilt vastleggen met de pijl of .
21, 41, 3
Als rechts onder het pictogram een 'x' wordt weergegeven, kunt u deze functie wel vastleggen, maar blijft de huidige opnamemodus actief en wordt de functie niet geactiveerd wanneer u op de snelkiesknop drukt (het pictogram van de vastgelegde functie wordt niet weergegeven). Als dit gebeurt, wijzigt u de instelling van de programmakeuzeknop.
3 Druk op de knop SET.
4 Druk op de knop MENU.
Programmakeuzeknopis ingesteld op
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 71
De snelkiesknop gebruiken
1 Druk op de knop .De vastgelegde functie wordt opnieuw geactiveerd en het pictogram wordt weergegeven op het LCD-scherm of in de zoeker (behalve als de display is uitgeschakeld).
Als u op de knop drukt, kunt u de verschillende waarden van de vastgelegde functies kiezen.
Functies die niet beschikbaar zijn voor de huidige opnamemethode worden niet weergegeven, zelfs wanneer deze zijn geselecteerd. Wijzig de instelling van de opnamemethode en druk nogmaals op de knop .
2 Maak de opname.
1
De programmakeuzeknop gebruiken (creatieve zone)
U kunt camera-instellingen, zoals de sluitertijd en de diafragmawaarde aanpassen aan de gewenste opnamen.
Wanneer de instellingen zijn vastgelegd, zijn de opnameprocedures hetzelfde als voor de modus
(p. 27).
De programmakeuzeknop gebruiken
1 Controleer of de camera in de opnamemodus staat.
De modusindicator brandt oranje.
Programmakeuzeknop
12
72 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
2 Draai de programmakeuzeknop,selecteer de gewenste functie en maak de opname.
Afhankelijk van de geselecteerde functie werkt de camera op de volgende manieren:
De sluitertijd en diafragmawaarde worden weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker). Als de sluitertijd en diafragmawaarde wit worden weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker), is de juiste belichting ingesteld.
De sluitertijd en diafragmawaarde worden rood weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker) wanneer de juiste belichting niet kan worden ingesteld.
PDe sluitertijd en diafragmawaarde worden automatisch ingesteld.
TvDe gebruiker selecteert een sluitertijd met de pijl of .
AvDe gebruiker selecteert een diafragmawaarde met de pijl of .
MDe gebruiker selecteert de sluitertijd met de pijl of
en de diafragmawaarde met de pijl of .
Sluitertijd Diafragmawaarde
In , of kunt u de combinaties van sluitertijden en diafragmawaarden wijzigen binnen dezelfde belichtingsinstelling (p. 73).
Zie pagina 166 voor de instellingen die u in deze
modus kunt wijzigen.
Zie pagina 73 voor meer informatie over de relatie
tussen de diafragmawaarde en de sluitertijd.
Houd er rekening mee dat het bewegen van de camera
een belangrijke factor is bij lage sluitersnelheden.
Als de waarschuwing bewegingsonscherpte wordt
weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker),
kunt u de volgende procedures uitvoeren om het
probleem te verhelpen.
- Gebruik de functie (beeldstabilisatie) (p. 29).
- Gebruik een statief.
AE-programma's
In de modus AE-programma's past de camera automatisch de sluitertijd en de diafragmawaarde aan de helderheid van de scène aan.
Als de juiste belichting niet kan worden ingesteld, kunt u het probleem verhelpen met behulp van de volgende methoden.- Gebruik de flitser.- Wijzig de ISO-waarde.- Gebruik een andere methode voor lichtmeting.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 73
Verschillen tussen de modi en .
De volgende instellingen kunnen worden gewijzigd in de modus , maar niet in de modus .
De sluitertijd instellen
Wanneer u de sluitertijd instelt in de automatische belichtingsmodus met sluitertijdprioriteit, selecteert de camera automatisch een diafragmawaarde in overeenstemming met de helderheid. Met een hogere sluitertijd kunt u een momentopname van een bewegend onderwerp maken, terwijl een lagere snelheid een vloeiend effect genereert en ervoor zorgt dat u in een donkere omgeving zonder flits kunt fotograferen.
· Belichtingscompensatie · Witbalans
· ISO-waarde · Modus Reeksopnamen (AEB)
· Flitsbelichtingscompensatie
· Flitser (Flitser aan, Slow sync, 2e gordijn)
· Foto-effect · Continu-opname
· Methode voor lichtmeting · Handmatige scherpstelling
· Interval · autofocusframe · AE lock (belichtingsver-grendeling)
· Flitsbelichtingsvergrendeling
Wijzig de sluitertijd met de pijl of wanneer het beeld onderbelicht (onvoldoende licht) of overbelicht (te veel licht) is en de juiste belichting niet kan worden ingesteld.Bij CCD-beeldsensoren neemt de hoeveelheid ruis in het opgenomen beeld toe bij lagere sluitersnelheden. Bij deze camera worden beelden die met een sluitertijd van minder dan 1,3 seconden zijn opgenomen, echter speciaal verwerkt om de ruis te verwijderen, zodat beelden van hoge kwaliteit ontstaan. Het kan echter enige tijd duren voordat de volgende opname kan worden gemaakt.De instellingen van diafragma en sluitertijd veranderen als volgt aan de hand van de zoomwaarde.
De kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie is 1/250 seconde. Als een kortere tijd is geselecteerd, wordt de sluitertijd automatisch ingesteld op 1/250 seconde.
Diafragmawaarde Sluitertijd (seconden)
Maximale groothoek*1
f/2,8 – f/5,0 tot 1/1250
f/5,6 – f/8,0 tot 1/2000
Maximale telestand*2
f/3,1 – f/5,6 tot 1/1250
f/6,3 – f/8,0 tot 1/2000*1 Maximale groothoek*2 Maximale telestand
74 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
De weergave van de sluitertijd
De cijfers in de tabel hieronder geven de sluitertijd weer in seconden. 1/160 staat voor 1/160e seconde. Daarnaast geven aanhalingstekens de positie van het decimaalteken aan, dus 0"3 staat voor 0,3 seconden en 2" staat voor 2 seconden.
Het diafragma instellen
Wanneer u het diafragma instelt in de modus voor diafragmavoorkeuze AE, selecteert de camera automatisch een sluitertijd die overeenkomt met de helderheid.Als u een lagere diafragmawaarde selecteert (het diafragma opent), kunt u de achtergrond laten vervagen en een fraai portret maken. Bij een hogere diafragmawaarde (het diafragma sluiten) zijn zowel de voorgrond als de achtergrond scherp in beeld. Hoe groter de diafragmawaarde is, des te meer van het beeld scherp wordt weergegeven.
15" 13" 10" 8" 6" 5" 4" 3"2 2"5 2" 1"6 1"3 1"0"8 0"6 0"5 0"4 0"31/4 1/5 1/6 1/8 1/10 1/13 1/15 1/20 1/251/30 1/40 1/50 1/60 1/80 1/100 1/125 1/160 1/200 1/250 1/320 1/400 1/500 1/6401/800 1/1000 1/1250 1/1600 1/2000
Wijzig de diafragmawaarde met de pijl of wanneer het beeld onderbelicht (onvoldoende licht) of overbelicht (te veel licht) is en de juiste belichting niet kan worden ingesteld.Een aantal diafragmawaarden kan niet worden geselecteerd, afhankelijk van de zoomafstand.In deze modus is de maximale sluitertijd met gesynchroniseerde flits 1/250 seconde. De diafragmawaarde kan daarom automatisch worden aangepast aan de gesynchroniseerde flitssnelheid, zelfs als deze snelheid vooraf is ingesteld.
Weergave diafragma-instelling
Hoe groter de diafragmawaarde, des te kleiner de lensopening.
De sluiter handmatig instellen
Sluitertijd en diafragma
U kunt de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen als u een bepaald effect wilt krijgen. Dit is bijvoorbeeld handig bij opnamen van vuurwerk of andere beelden waarbij het moeilijk is de juiste belichting automatisch in te stellen.
f/2,8 f/3,1 f/3,2 f/3,5 f/4,0 f/4,5 f/5,0 f/5,6 f/6,3f/7,1 f/8,0
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 75
De helderheid van het LCD-scherm (of de zoeker) komt overeen met de geselecteerde sluitertijd en diafragmawaarde. Als u een hogere sluitertijd selecteert of een onderwerp op een donkere locatie fotografeert en u de flitser instelt op (Flits aan (rode-ogen-reductie)) of (Flits aan), is het beeld altijd helder.Als u de ontspanknop half indrukt, wordt het verschil tussen de standaardbelichting* en de geselecteerde belichting weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker). Als het verschil groter is dan twee standen, wordt '-2' of '+2' weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker).
* De standaardbelichting wordt door de automatische belichtingsfunctie berekend op basis van de geselecteerde methode voor lichtmeting.
Een autofocusframe selecteren
Het autofocusframe geeft het gedeelte van de compositie aan waarop de camera scherpstelt en kan handmatig worden ingesteld op het gewenste gedeelte. Dit is handig voor het nauwkeurig scherpstellen op een onderwerp uit het midden om de gewenste compositie te maken.Het autofocusframe wordt echter ingesteld op het midden wanneer u de digitale zoomfunctie gebruikt, zelfs wanneer u het autofocusframe eerder hebt ingesteld op de gewenste positie.
1 Druk op de knop .Het autofocusframe wordt groen weergegeven.
Programmakeuzeknop
1, 2
2
76 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
2 Plaats het autofocusframe op het gewenste gedeelte met de pijl , , of
en druk vervolgens op de knop .U kunt de opname meteen maken met het geselecteerde autofocusframe door op de ontspanknop te drukken in plaats van de knop .
Het autofocusframe wordt weer op de oorspronkelijke positie (midden) geplaatst als u de knop ingedrukt houdt.
Zie pagina 24 voor uitleg van de kleuren van het
autofocusframe.
Het autofocusframe wordt vastgezet in het
midden wanneer u de digitale zoom gebruikt.
Wanneer Spotmetingpunt is geselecteerd
als de lichtmetingsmethode, kunt u het
geselecteerde autofocusframe gebruiken als
het spotmetingpunt (p. 76).
Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken
De meervoudige meting is de standaardmethode voor lichtmeting. U kunt echter overschakelen naar een andere methode.
Programmakeuzeknop
Meervoudigelichtmeting
De camera verdeelt het beeld in een aantal gebieden voor lichtmeting. De camera beoordeelt de belichtingsomstandigheden, zoals de positie van het object, helderheid, achtergrond, direct licht en belichting van achteren, en past de belichting van het hoofdobject vervolgens automatisch aan.Deze modus is met name handig voor belichtingsomstandigheden van achteren en het maken van foto's.
Meting met nadruk op het midden
De gemiddelde belichting van het gehele beeld wordt berekend, maar het object in het midden krijgt meer gewicht.
ScherpstelpuntvoorSpotmeting
Het gebied binnen het spotmetingpuntsframe wordt gemeten.
CentrumHet spotmetingsframe wordt vergrendeld in het midden van het LCD-scherm.
AF-puntHet AF-spotmetingpunt wordt op het autofocusframe geplaatst.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 77
1 Druk op de knop om een meetmethode te selecteren.
Elke keer dat u op de knop drukt, wordt de volgende meetmethode gekozen:
Het pictogram van de geselecteerde lichtmeting wordt weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker).
Als u (Scherpstelpunt voor Spotmeting) hebt geselecteerd, gaat u naar stap 2.
Als u (Meervoudige lichtmeting) of (Meting met nadruk op het midden) hebt geselecteerd, maakt u de opname.
3
1
2, 3
(Meervoudigelichtmeting)
(Scherpstelpuntvoor Spotmeting)
(Meting met nadruk op het midden)
2 Selecteer[Spotmetingpunt]in het menu [ (Opname)].
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
3 Selecteer [Centrum] of [AF-Punt] met de pijl of en druk vervolgens op de knop MENU.
Wanneer [Spotmetingpunt] is ingesteld op [Centrum], wordt het spotmetingpuntsframe weergegeven in het midden van het LCD-scherm (of in de zoeker) en wanneer [Spotmetingpunt] is ingesteld op [AF-punt], wordt het weergegeven in het geselecteerde autofocusframe.
Centrum
Spotmetingpunt
78 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
De belichtingscompensatie aanpassen
U past de belichtingscompensatie aan om te voorkomen dat het onderwerp te donker wordt wanneer het van achter wordt belicht of als de achtergrond erg helder is.
1 Druk op de knop FUNC.
2 Selecteer * (+/- (Comp.)) met de pijl
of en stel de belichting in met de pijl of .* De huidige instelling wordt
weergegeven.
Programmakeuzeknop
2
1, 3, 3, 3, 3
U kunt de instellingen aanpassen in stappen van 1/3 in het bereik van -2EV tot en met +2EV.
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Als het beeld is opgenomen, wordt dit scherm opnieuw weergegeven.
3 Druk op de knop FUNC.Als u de belichtingscompensatie wilt annuleren, zet u de instelling terug op met de pijl of .
Belichtingsinstellingen kunnen ook worden
ingevoerd/geannuleerd als u zich in de
modus bevindt (p. 53).
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 79
De toon (witbalans) aanpassen
Wanneer de witbalans in overeenstemming met de lichtbron is ingesteld, worden kleuren nauwkeuriger gereproduceerd door de camera.
De volgende combinaties van instellingen en lichtbronnen zijn beschikbaar:
Programmakeuzeknop
AutomatischInstellingen worden automatisch door de camera ingesteld.
Daglicht Voor buitenopnamen met veel zonlicht
BewolktVoor buitenopnamen met bewolkte of donkere luchten of avondluchten
LamplichtVoor opnamen onder lamplicht en tl-licht type 3-golflengte
TL lichtVoor opnamen onder warmwit, helder wit of warmwit tl-licht (3-golflengte)
TL licht HVoor opnamen onder daglicht-tl en daglicht-tl type 3-golflengte
Flitser Voor opnamen met gebruik van flitser
Custom
Voor het instellen van een aangepaste waarde met behulp van een wit doek of een wit vel papier om de optimale witbalans te bepalen voor de omstandigheden.
1 Druk op de knop FUNC.
2 Selecteer * (Automatisch) met de pijl of en selecteer de gewenste instelling met de pijl of .* De huidige instelling wordt weergegeven.
Zie pagina 80 voor meer informatie over de aangepaste instelling.
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Als het beeld is opgenomen, wordt dit scherm opnieuw weergegeven.
3 Druk op de knop FUNC.
De witbalans kan niet worden ingesteld wanneer het foto-
effect is ingesteld op (Sepia) of (Zwart-wit)(p. 82).
2
1,,,, 3333
80 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Door de gebruiker geprogrammeerde witbalans instellen
In de volgende gevallen wordt de witbalans mogelijk niet juist aangepast. Gebruik (Custom) om de witbalans aan te passen.
Onderwerpen opnemen met één kleur (zoals lucht, zee of bos)Opnemen met een bepaalde lichtbron (zoals een kwiklamp)
1 Druk op de knop FUNC.
2 Selecteer * (Automatisch) met de pijl of en selecteer (Custom) met de pijl of .* De huidige instelling wordt weergegeven.
2
1, 4
3
3 Richt de camera op het witte papier, de witte doek of het kleurenkaartje en druk op de knop SET.De witbalansgegevens worden vastgelegd.
Richt de camera op het witte papier, de witte doek of het kleurenkaartje, zodat deze het midden van het frame volledig vullen.
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC.
Het wordt aanbevolen de witbalans in te stellen
wanneer u opnamen maakt in de volgende
omstandigheden:
- De opnamemodus is ingesteld op
en de belichtingscompensatie en de
flitsbelichtingsaanpassing zijn ingesteld op ±0.
U kunt de witbalans mogelijk niet goed instellen als
de belichting onjuist is (het beeld is volledig
zwart of wit).
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 81
- De zoomfunctie is ingesteld op de maximale telestand.Stel de digitale zoomfunctie in op [Uit].
- Er is een andere modus dan geselecteerd.In de modus kunnen de witbalansgegevens niet worden gelezen.
- De flitser is ingesteld op (Flits aan) of (Flits uit).
Gebruik dezelfde flitserinstelling als de instelling die wordt gebruikt voor het maken van opnamen wanneer u de witbalans instelt. Als de omstandigheden voor de witbalansinstelling en het maken van opnamen niet gelijk zijn, kunt u de witbalans mogelijk niet goed instellen.Wanneer de flitser is ingesteld op (Automatisch met rode-ogen-reductie) of (Automatisch), wordt de flitser mogelijk geactiveerd terwijl de witbalansgegevens worden vastgelegd met de door de gebruiker ingestelde witbalans. Als dit gebeurt, moet u ervoor zorgen dat de flitser ook wordt geactiveerd wanneer u de opname maakt.
- De instelling van de ISO-waarde en van de opname is gelijk.
De door de gebruiker ingestelde witbalans wordt niet geannuleerd, zelfs wanneer u de standaardwaarden van de camera herstelt (p. 68).
De ISO-waarde wijzigen
Wanneer u de ISO-waarde verhoogt, kunt u zelfs heldere opnamen maken onder slechte belichtingsomstandigheden. Deze functie is handig wanneer u de camera niet wilt laten bewegen, opnamen maakt zonder de flitser of opnamen maakt met een kortere sluitertijd onder donkere omstandigheden.
U kunt kiezen uit de volgende waarden. Automatisch,50, 100, 200 en 400.
1 Druk op de knop FUNC.
Programmakeuzeknop
2
1,,,, 3333
82 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
2 Selecteer * (ISO-waarde) met de pijl of en selecteer de gewenste instelling met de pijl of .* De huidige instelling wordt weergegeven.
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
3 Druk op de knop FUNC.
Hogere ISO-waarden zorgen voor meer ruis in
het beeld. Als u zuivere opnamen wilt maken,
gebruikt u een zo laag mogelijke ISO-waarde.
Met de automatische instelling wordt de
optimale ISO-waarde geselecteerd. De waarde
wordt automatisch verhoogd wanneer het
flitslicht onvoldoende is om het onderwerp te
verlichten.
Het foto-effect wijzigen
U kunt opnamen maken met verschillende kleureffecten voor verzadiging en contrast.
* , , Alleen de modi en
Programmakeuzeknop
Foto-effect uit Opname zonder effect.
Levendig
Hiermee maakt u opnamen waarin contrast en kleurverzadiging worden benadrukt, zodat er levendige kleuren ontstaan.
Neutraal
Hiermee maakt u opnamen waarin contrast en kleurverzadiging worden afgezwakt, zodat er neutrale tinten ontstaan.
OnscherpteHiermee legt u onderwerpen vast met vervaagde omtrekken.
Sepia Hiermee maakt u opnamen in sepiatonen.
Zwart/Wit Hiermee maakt u zwartwitopnamen.
Custom Effect*U kunt het contrast, de scherpte en de kleurverzadiging instellen.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 83
1 Druk op de knop FUNC.
2 Selecteer * (Effect uit) met de pijl of en selecteer de gewenste instelling met de pijl of .* De huidige instelling wordt weergegeven.
Wanneer is geselecteerd:
Er verschijnt een scherm voor het instellen van het contrast, de scherpte en de kleurverzadiging wanneer u op de knop SET drukt. Selecteer de optie die u wilt instellen met de pijl of , stel deze in met de pijl of en druk op de knop SET.
2
1,,,, 3333
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
Contrast
Met deze functie past u de mate van helderheid aan.
Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk).
Scherpte
Met deze functie bepaalt u hoe scherp omtrekken worden gedefinieerd.
Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk).
Verzadiging
Met deze functie past u de kleurdiepte aan.
Selecteer - (zwak), 0 (neutraal) of + (sterk).
3 Druk op de knop FUNC.
De witbalans kan niet worden ingesteld wanneer
de modus (Sepia) of (Zwart/Wit) is
geselecteerd.
84 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Auto Exposure Bracketing (AEB)
In deze modus wijzigt de camera automatisch de belichting binnen een ingesteld bereik en worden drie opnamen gemaakt nadat u één keer op de ontspanknop hebt gedrukt.
U kunt de AEB-instellingen aanpassen in stappen van 1/3 in het bereik van -2EV t/m +2EV van de standaardbelichtingsinstelling. U kunt de AEB-instellingen combineren met instellingen voor belichtingscompensatie (p. 78) om het aanpassingsbereik uit te breiden. De beelden worden vastgelegd in de volgorde: standaardbelichting, onderbelichting en overbelichting.
1 Druk op de knop FUNC.
Programmakeuzeknop
2, 3
1,,,, 4 4 4 43
2 Selecteer * (BKT-Uit) met de pijl of .* De huidige instelling wordt
weergegeven.
3 Selecteer (AEB), druk op de knop SET en pas het compensatiebereik aan met de pijl of .
Gebruik om het bereik uit te breiden en om het te verkleinen.
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC.Selecteer (BKT-Uit) in stap 3 om de AEB-modus te annuleren.
U kunt de modus Reeksopnamen (AEB) niet
gebruiken voor opnamen die met de flitser worden
gemaakt. Als de flitser wordt gebruikt, wordt
slechts één opname vastgelegd.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 85
BKT-Focus
U kunt drie opnamen maken als de scherpstelling automatisch wordt aangepast tijdens het fotograferen met handmatige scherpstelling.
U kunt kiezen uit een klein, normaal of groot bereik. Beelden worden vastgelegd terwijl de scherpstellingspositie met deze volgorde wordt aangepast: huidige positie, terug en vooruit.
1 Druk op de knop FUNC.
Programmakeuzeknop
2, 3
1,,,, 4 4 4 4
2 Selecteer * (BKT-Uit) met de pijl of ,selecteer (BKT-Focus) met de pijl ofen druk op de knop SET.* De huidige instelling wordt weergegeven.
3 Selecteer een bereik met de pijl of .
Gebruik om het bereik uit te breiden en om het te verkleinen.
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC. en maak de opname met de handmatige scherpstelling (p. 95).
De modus BKT-Focus is niet beschikbaar wanneer u
opnamen maakt met de flitser. Als de flitser is
ingeschakeld, wordt de camera automatisch in de
stand voor één opname geplaatst.
86 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock)
U kunt de belichting en de scherpstelling afzonderlijk instellen. Dit is handig wanneer het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond te groot is of wanneer het onderwerp van achteren wordt belicht.
1 Stel het autofocusframe of het spotmetingframe scherp op het onderwerp waarvoor u de belichtingsinstelling wilt vergrendelen en druk de ontspanknop half in.
Zie Een autofocusframe selecteren (p. 75)
Zie Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken (p. 76)
Programmakeuzeknop
1, 2
2
2 Druk de ontspanknop half in en druk gelijktijdig op de knop .
De ingestelde belichting wordt vergrendeld (AE lock) en het pictogram wordt weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker).
Als u nogmaals op de knop drukt, wordt AE lock geannuleerd.
3 Bepaal het beeld opnieuw en maak de opname.De camera stelt scherp op het onderwerp in het autofocusframe.
In de modus kunt u AE lock instellen of
annuleren, zelfs tijdens het opnemen van
een film (p. 56).
De automatisch geselecteerde combinaties van
sluitertijden en diafragmawaarden kunt u naar
believen wijzigen, zonder dat de belichting wordt
veranderd. Dit doet u als volgt.
AE lock
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 87
1.Zet de programmakeuzeknop in de stand ,
of .
2.Stel scherp op het onderwerp waarvan u de
belichting wilt vergrendelen en druk de
ontspanknop half in.
3.Druk op de knop .
De ingestelde belichting wordt vergrendeld en
het pictogram wordt weergegeven op het
LCD-scherm (of in de zoeker).
4.Druk op de pijl of totdat de gewenste
sluitertijd of diafragmawaarde wordt
weergegeven.
5.Bepaal het beeld opnieuw en maak de
opname. De instelling wordt geannuleerd als
de opname is gemaakt.
De ingestelde flitsbelichting vergrendelen (flitsbelichtingsvergrendeling)
U kunt ongeacht de positie van het onderwerp in de compositie de juiste belichting instellen.
1 Druk op de knop en activeer de flitser (p. 34).
2 Stel het autofocusframe of het spotmetingframe scherp op het onderwerp waarvoor u de flitsbelichting wilt vergrendelen en druk de ontspanknop half in.
Programmakeuzeknop
2
31
88 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
3 Druk de ontspanknop half in en druk gelijktijdig op de knop .
De ingestelde belichtingscompensatie voor de flitser wordt vergrendeld (flitsbelichtingsvergrendeling) en het pictogram wordt weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker).
De flitser maakt een proefflits en de flitserbelichting wordt vergrendeld op de benodigde sterkte om het onderwerp te verlichten.
Telkens als u op de knop drukt, wordt de flitserbelichting vergrendeld op de benodigde sterkte voor de compositie.
Als u een andere knop dan de multifunctionele keuzeknop gebruikt, wordt de flitsbelichtingsvergrendeling geannuleerd.
4 Bepaal het beeld opnieuw en maak de opname.
Het vergrendelen van de flitsbelichting is niet
beschikbaar wanneer [Flits instel.] is ingesteld
op [Handmatig].
Instellingen voor de ingebouwde flitser kiezen
Instellingen voor flitseraanpassing
De ingebouwde flitser wordt geactiveerd met automatische flitserinstellingen (behalve in de modus M), maar het is mogelijk de flitser zo in te stellen dat deze zonder aanpassingen flitst.
1 Selecteer [Flits instel.] in het menu [ (Opname)].
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer [Automatisch] of [Handmatig] met de pijl of en druk op de knop MENU.
Programmakeuzeknop
1, 2
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 89
Flitserinstelling/Flitsintensiteit instellen
Programmakeuzeknop
*1 Wanneer [Flits instel.] is ingesteld op [Handmatig], kunt u instellingen voor de flitsintensiteit invoeren.
*2 [Flits output] kan worden ingesteld.
Flitserinstelling
Wanneer [Flits instel.] is ingesteld op [Automatisch], kunt u de instellingen aanpassen met stappen van 1/3 in het bereik van –2EV tot +2EV.U kunt foto's maken met de flitser en belichtingsaanpassing door ook de functie voor belichtingscompensatie van de camera te gebruiken.
FlitsintensiteitWanneer u opnamen maakt in de modus M of met de optie [Flits instel.] ingesteld op [Handmatig], kunt u de flitsintensiteit in drie stappen regelen, vanaf volledig.
2, 3
1, 4
1 Druk op de knop FUNC.
2 Selecteer (+/- (Comp.) of Flits output) met de pijl of .
3 Pas de compensatie aan met de pijl of .
U kunt direct na het selecteren van instellingen een opname maken door op de ontspanknop te drukken. Na de opname wordt het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen eenvoudig kunt wijzigen.
4 Druk op de knop FUNC.
Bijvoorbeeld: [Flits instel.] is ingesteld op [Automatisch]
Bijvoorbeeld: [Flits instel.] is ingesteld op [Handmatig]
90 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Instellen op welk moment de flitser wordt gebruikt
Programmakeuzeknop
1e gordijnDe flitser wordt geactiveerd nadat de sluiter is geopend, ongeacht de sluitertijd. Meestal wordt deze instelling gebruikt bij het maken van opnamen.
2e gordijn
De flitser wordt geactiveerd voordat de sluiter wordt gesloten, ongeacht de sluitertijd. In vergelijking met de optie 1e gordijn wordt de flitser later geactiveerd, waardoor u foto's kunt maken waarin de achterlampen van een auto bijvoorbeeld achter de auto lijken te zijn geplaatst.
Opname met de instelling 1e gordijn
Opname met de instelling 2e gordijn
1 Selecteer [Flits Sync] in het menu [ (Opname)].
2 Selecteer [1e gordijn] of [2e gordijn] met de pijl of .
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
12
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 91
Met vaste intervallen opnamen maken (Interval)
U kunt automatisch opnamen maken met een vooraf ingesteld interval. Deze functie is handig om vanuit een vast punt opnamen te maken van bijvoorbeeld dieren of bloemen die open gaan. Het interval kunt u instellen tussen 1 en 60 minuten en het aantal beelden tussen 2 en 100.
Programmakeuzeknop
Aangezien de camera hierbij gedurende langere
tijd continu opnamen kan maken, is het raadzaam
de compacte voedingsadapter CA-PS700 (optie)
te gebruiken (p. 143).
5
2, 3
1, 41
1 Selecteer [Interval] in het menu [ (Opname)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer een intervaltijd met de pijl of .
Als u continu op de pijl of drukt, wordt de intervaltijd
gewijzigd in eenheden van 5 minuten per keer.
3 Druk op de pijl en selecteer het aantal opnamen met de pijl of .
Als u continu op de pijl of drukt, wordt het aantal opnamen gewijzigd in eenheden van 5 minuten per keer.
Het maximum aantal opnamen* is afhankelijk van de resterende capaciteit op de CF-kaart.
* Het maximum aantal opnamen kan afnemen, afhankelijk van de gemaakte opnamen.
92 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
4 Druk op de knop SET.Het menuscherm wordt gesloten en Int. wordt weergegeven rechtsonder op het LCD-scherm (of in de zoeker).
5 Druk op de ontspanknop.De eerste opname wordt gemaakt, waarna de intervalfunctie actief is en er volgens de opgegeven instellingen verdere opnamen worden gemaakt.
Als het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, wordt de camera automatisch uitgeschakeld, ongeacht de instellingen van de energiebesparingsfunctie.
Als de onderstaande handelingen worden uitgevoerd terwijl de intervalfunctie actief is, wordt de functie afgebroken.
- Draaien aan de programmakeuzeknop terwijl de camera gereed is voor de volgende opname
- Half indrukken van de ontspanknop terwijl de camera gereed is voor de volgende opname
- Openen van het deksel van de CF-kaartsleuf of batterijhouder
- Overschakelen naar de afspeelmodus
- De camera uitzetten
Beelden worden direct na de opname niet
weergegeven op het LCD-scherm.
De lens blijft uitgetrokken totdat de volgende
opname is gemaakt.
Opnamen worden niet weergegeven op het
LCD-scherm (of in de zoeker) wanneer deze net
zijn gemaakt.
Intervalopnamen zijn niet beschikbaar als de
datum en tijd niet zijn ingesteld.
Continu-opname en opnamen met de
zelfontspanner zijn niet beschikbaar.
Reeksopnamen (AEB) en BKT-Focus kunnen
niet worden ingesteld.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 93
Onderwerpen die problemen opleveren voor de autofocus
De autofocus werkt mogelijk niet goed voor de volgende onderwerptypen.
Onderwerpen met zeer weinig contrast ten opzichte van de omgevingOnderwerpen met zowel dichtbijgelegen als verafgelegen objectenOnderwerpen waarbij zeer heldere objecten in het midden staanOnderwerpen die snel bewegenOnderwerpen met horizontale strepen
Als u opnamen wilt maken van dergelijke onderwerpen, richt u de camera eerst op een object dat zich op dezelfde afstand bevindt, vergrendelt u de scherpstelling en neemt u het gewenste onderwerp opnieuw in beeld of stelt u de scherpstelling handmatig in of gebruikt u AF lock.
Opnamen maken met scherpstelvergrendeling
Programmakeuzeknop
2, 31
1 Richt het autofocusframe op een object dat zich op dezelfde afstand bevindt als het onderwerp waarvan u een opname wilt maken.
2 Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling te vergrendelen.
Als u dit doet, wordt de AE-instelling ook vergrendeld. De belichting kan soms onjuist zijn als het verschil tussen de twee items te groot is. Gebruik AF lock of AE lock wanneer dit gebeurt.
3 Houd de knop ingedrukt terwijl u de opname opnieuw in beeld neemt en druk de ontspanknop volledig in om de opname te maken.
94 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Opnamen maken met AF lock
1 Richt het autofocusframe op een object dat zich op dezelfde afstand bevindt als het onderwerp waarvan u een opname wilt maken.
2 Houd de ontspanknop half ingedrukt en druk op de knop MF.
wordt weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker).
De scherpstelling blijft vergrendeld, zelfs wanneer u de ontspanknop en de knop MF loslaat.
Programmakeuzeknop
2, 32
Als u nogmaals op de knop MF drukt, wordt de handmatige scherpstelling geannuleerd.
3 Neem de opname opnieuw in beeld en druk de ontspanknop volledig in om de opname te maken.
Het voordeel van AF lock is dat u de ontspanknop
kunt loslaten om het beeld opnieuw samen te
stellen. Daarnaast kunt u direct de volgende
opname maken met dezelfde scherpstelpositie,
omdat de scherpstelling op dezelfde positie blijft
vergrendeld, zelfs wanneer de opname al is
gemaakt.
Wanneer u opnamen maakt door glas, houdt u de
camera zo dicht mogelijk bij het glas om
weerspiegelingen van het glas te voorkomen.
In de modus kan AF lock ook worden
ingesteld of geannuleerd tijdens het opnemen
van een film (p. 56).
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 95
Opnamen maken met handmatige scherpstelling
U kunt de camera handmatig scherpstellen.
1 Houd de knop MF ingedrukt en druk vervolgens op de pijl
of .De scherpstelling wordt vergrendeld en het pictogram en de MF-aanduiding worden weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker).
Programmakeuzeknop
1
1
2
MF-aanduiding
Als de optie [MF-Punt Zoom] in het menu [ (Opname)] is ingesteld op [Aan] wanneer er handmatig een autofocusframe is geselecteerd (p. 75), wordt het gedeelte van het beeld in het frame vergroot weergegeven.*1
* Dit geldt echter niet in de modus , wanneer de digitale zoom is geactiveerd of wanneer de beelden worden weergegeven op een televisie.
*1Kan ook zo worden ingesteld dat het beeld niet vergroot wordt weergegeven (p. 65).
De cijfers van de MF-aanduiding zijn bij benadering. Gebruik deze alleen als leidraad bij uw opnamen.
Pas de scherpstelling aan met de pijl of totdat het beeld scherp is.
Als u nogmaals op de knop MF drukt, wordt de handmatige scherpstelling geannuleerd.
2 Druk de ontspanknop volledig in om de opname te maken.
Herstel de handmatige scherpstelling wanneer de
flitser is geactiveerd.
96 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
De handmatige scherpstelling gebruiken in
combinatie met de autofocus
De camera zoekt automatisch naar een beter scherpstellingspunt ten opzichte van de huidige, handmatig scherpgestelde positie.
1 Stel scherp met de handmatige scherpstelling.
2 Druk op de knop SET.De camera zoekt automatisch naar een beter scherpstellingspunt in de buurt van het huidige scherpstellingspunt.
Programmakeuzeknop
1
12
3 Druk de ontspanknop volledig in om de opname te maken.
U kunt de weergegeven maateenheden van de
MF-aanduiding wijzigen (p. 67).
Het autofocusframe kan niet worden ingesteld
wanneer u de handmatige scherpstelling gebruikt.
Annuleer de handmatige scherpstelling en wijzig
vervolgens het autofocusframe.
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 97
Instellingen voor de scherpstelling kiezen
Tijdens het maken van opnamen kunt u verschillende instellingen voor de scherpstelling gebruiken.
Programmakeuzeknop
Continu
De camera wordt continu scherpgesteld op het onderwerp, zelfs wanneer de ontspanknop niet is ingedrukt, zodat u opnamen kunt maken zonder iets te missen. Dit is de standaardinstelling.
Per Beeld
De camera wordt alleen scherpgesteld wanneer de ontspanknop half is ingedrukt, zodat de energie van de batterij wordt gespaard.
1 Selecteer [AF Mode] in het menu [ (Opname)].
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer [Continu] of [Per Beeld] met de pijl of en druk op de knop MENU.
21, 2
98 6. Opnamen maken - geavanceerde functies
Aangepaste instellingen opslaan
Opnamemethoden die u regelmatig gebruikt en diverse opname-instellingen kunt u opslaan in de modus (Custom). U kunt dan foto's maken met eerder opgeslagen instellingen door de programmakeuzeknop in de modus te draaien. Instellingen die meestal worden vergeten wanneer u de opnamemethode wijzigt of wanneer u de camera uitzet (zoals de methode Continu-opname en Zelfontspanner) worden ook opgeslagen.
Programmakeuzeknop
1 Draai de programmakeuzeknop naar , , , of .Wanneer u deels gewijzigde instellingen opnieuw wilt opslaan (behalve de opnamemethode) die eerder in de modus zijn opgeslagen, selecteert u in stap 1.
2 Selecteer de instellingen die u wilt opslaan.
Instellingen die kunnen worden opgeslagen in
de modus
Opnamemethode ( , , , )
Opties die kunnen worden ingesteld in de methoden , , en (p. 166)
Instellingen in het menu Opname
Zoomlocatie
Locatie van handmatige scherpstelling
3, 43, 5
1
6. Opnamen maken - geavanceerde functies 99
3 Selecteer [Opslaan] in het menu [ (Opname)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
4 Selecteer [OK] en druk op de knop SET.
5 Druk op de knop MENU.
De opgeslagen instellingen zijn niet van invloed
op andere opnamemethoden.
U kunt opgeslagen instellingen herstellen (p. 68).
100 7. Afspelen-Geavanceerde functies
7. Afspelen-Geavanceerde functies Beelden op het scherm roteren
Op het LCD-scherm kunt u beelden 90º en 270º met de klok mee roteren.
1 Selecteer [Roteren] in het menu [ (Opname)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
Origineel 90° 270°
21, 3
2
2 Selecteer een beeld dat u wilt roteren met de pijl of en druk op de knop SET.
Telkens als u op de knop SET drukt, wordt het beeld gedraaid (90º 270° oorspronkelijke stand).
3 Druk op de knop MENU.Het menu Keuze wordt weer weergegeven. Druk opnieuw op de knop MENU om het menu te sluiten.
Beelden kunnen worden vergroot wanneer deze
worden geroteerd (p. 40).
Beelden die verticaal zijn gemaakt terwijl de functie
(p. 108) is ingeschakeld, worden automatisch in de
verticale positie gedraaid als ze op het LCD-scherm
(of in de zoeker) worden weergegeven.
Films kunnen niet worden geroteerd.
Als beelden naar een computer worden
gedownload, is de stand van beelden die door de
camera zijn gedraaid, afhankelijk van de software
waarmee de beelden worden gedownload.
7. Afspelen-Geavanceerde functies 101
Geluidsmemo's toevoegen aan beelden
In de afspeelmodus (waaronder de enkelvoudige weergave, de indexweergave, de vergrotingsweergave en de weergave direct na het maken van opnamen in de opnamemodus) kunt u geluidsmemo's (maximaal 60 seconden) toevoegen aan een beeld. De geluidsgegevens worden opgeslagen in de WAVE-indeling.
1 Druk op de knop terwijl u de beelden weergeeft.
Het geluidsmemoscherm wordt weergegeven.
21
2
2 Selecteer met de pijl of en druk op de knop SET.
De opname begint en de verstreken tijd wordt weergegeven. Spreek in de microfoon van de camera.
Als u de opname wilt stoppen, drukt u op de knop SET. Als u de opname opnieuw wilt starten, drukt u nogmaals op de knop SET.
U kunt doorgaan met het toevoegen van geluidsmemo's totdat de totale tijd 60 seconden bedraagt.
Geluidsmemo's afspelen
Selecteer . Beelden met geluidsmemo's worden weergegeven met de markering (behalve wanneer er geen informatie wordt weergegeven). Als u het afspelen wilt stoppen, drukt u op de knop SET. Als u het afspelen opnieuw wilt starten, drukt u nogmaals op de knop SET. U kunt het volume aanpassen met de pijl of .
Geluidsmemo's verwijderen
Controleer of wordt weergegeven en selecteer .
Het menu Geluidsmemo's sluiten
Druk op de knop .
Geluidsmemoscherm
102 7. Afspelen-Geavanceerde functies
U kunt het volume aanpassen in het menu Instellen
(p. 66). Als u [Mute] instelt op [Aan] in het menu
Instellen, is het geluid uitgeschakeld. U kunt het
geluid echter weer inschakelen en het volume
aanpassen door op de pijl of te drukken.
U kunt geen geluidsmemo's toevoegen aan
films.
U kunt geen geluidsmemo's opnemen of
afspelen voor beelden waaraan een
incompatibel geluidsbestand is gekoppeld. Als u
probeert dergelijke beelden op te nemen of af te
spelen, wordt het bericht 'Onjuist WAVE formaat'
weergegeven. Incompatibele geluidsbestanden
kunt u wissen met deze camera.
U kunt geen geluidsmemo's voor beveiligde
beelden wissen (p. 106).
Beelden automatisch weergeven (diapresentatie)
De beeldinstellingen voor diapresentaties zijn gebaseerd op DPOF-standaarden (p. 119).
Een diapresentatie starten
Alle beelden of een selectie daarvan, kunnen één voor één worden weergegeven in een automatische diapresentatie.
1 Selecteer [Dia Show] in het menu [ (Afspelen)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
Alle beeldenAlle beelden op de CF-kaart op volgorde afspelen
Diapresentatie 1 - 3De geselecteerde beelden voor elke presentatie op volgorde afspelen (p. 103)
1, 3
1, 4
2, 3
7. Afspelen-Geavanceerde functies 103
2 Selecteer [Programma] met de pijl of en selecteer [Alle beelden] of [Show 1]-[Show 3] met de pijl
of .
3 Selecteer [Start] met de pijl of en druk op de knop SET.De presentatie wordt gestart en stopt automatisch na voltooiing.
Een diapresentatie onderbreken en hervatten
Druk op de knop SET om de diapresentatie te onderbreken. Druk opnieuw op deze knop om het afspelen te hervatten.
Een diapresentatie snel vooruit / achteruit
afspelen
Gebruik de pijl of om naar het vorige of volgende beeld te gaan.
Een diapresentatie stoppen
Druk tijdens een diapresentatie op de knop MENUom de presentatie te stoppen en het menu [Dia Show] weer te geven.
4 Druk op de knop MENU als de diapresentatie is afgelopen.Het menu Dia Show wordt weer weergegeven. Druk opnieuw op de knop MENU om het menu te sluiten.
De afspeeltijd van filmbeelden is gelijk aan de
opnametijd en is onafhankelijk van de tijd die is
ingesteld bij de instellingen voor een diapresentatie.
De energiebesparingsfunctie is uitgeschakeld
wanneer op de camera een diapresentatie wordt
afgespeeld (p. 107).
Beelden selecteren voor diapresentaties
U kunt de beelden selecteren die u wilt opnemen in de diapresentaties 1-3. Per presentatie kunt u maximaal 998 beelden selecteren. De beelden worden in de volgorde van selectie weergegeven.
3
1, 5
2, 3, 4
104 7. Afspelen-Geavanceerde functies
1 Open het menu Dia Show (p. 102).
2 Selecteer[Programma] met de pijl of en selecteer [Show 1], [Show 2] of [Show 3] met de pijl of .
Er wordt een vinkje ( ) weergegeven naast een presentatie die al beelden bevat.
3 Kies [Selectie] met de pijlen en of en druk op de knop SET.
4 Markeer de beelden die u in de presentatie wilt opnemen.
Enkelvoudige weergave
Bekijk de beelden met de pijl of en markeer of verwijder markeringen van beelden met de pijl
of .
Onder de geselecteerde beelden worden het selectienummer en een vinkje ( ) weergegeven.
Indexweergave
Zet de zoomknop op om de indexweergave (3 beelden) te activeren.
Selecteer een beeld met de pijl of en markeer of verwijder markeringen van beelden met de pijl of .
Onder de geselecteerde beelden worden het selectienummer en een vinkje ( ) weergegeven.
Wanneer u op de knop SET hebt gedrukt, kunt u alle beelden selecteren door [Markeer alles] te selecteren met de pijl of en nogmaals op de knop SET te drukken. U kunt de selectie van alle beelden ongedaan maken door [Wis alles] te selecteren.
U kunt beelden selecteren met de pijl of en de instellingen wijzigen met de pijl of wanneer u [Markeer alles] of [Wis alles] hebt geselecteerd.
5 Druk op de knop MENU.Het selectiescherm wordt gesloten.
7. Afspelen-Geavanceerde functies 105
De instellingen voor afspeeltijd en herhalen aanpassen
1 Open het menu Dia Show (p. 102).
2 Selecteer [Instellen] met de pijl of en druk op de knop SET.
3 Selecteer [Speeltijd] of [Herhalen] met de pijl of .
AfspeeltijdInstellen hoe lang elk beeld in de diapresentatie wordt weergegeven. De opties zijn: 3-10 seconden, 15 seconden, 30 seconden en handmatig.
HerhalenInstellen of de diapresentatie stopt wanneer alle beelden zijn weergegeven, of steeds opnieuw wordt afgespeeld.
2
1, 5
2, 3, 4
4 Selecteer een instelling met de pijl of .
Speeltijd
Selecteer een afspeeltijd.
Herhalen
Selecteer [Aan] of [Uit].
5 Druk op de knop MENU.Het menu Instellen wordt gesloten.
Voor sommige beelden kan het tijdsinterval
enigszins afwijken.
U kunt diapresentaties eenvoudig op een
computer bewerken met de meegeleverde
software (ZoomBrowser EX of ImageBrowser).
106 7. Afspelen-Geavanceerde functies
Beelden beveiligen
U kunt belangrijke beelden beveiligen, zodat ze niet per ongeluk worden gewist.
1 Selecteer[Beveilig] in het[ (Keuze Menu)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer een beeld dat u wilt beveiligen met de pijl of en druk op de knop SET.
Voor beveiligde beelden wordt het pictogram weergegeven.
1, 2
1, 3
2
Als u de beveiliging wilt verwijderen, klikt u (in de beveiligingsmodus) nogmaals op de knop SET.
Het selecteren van beelden wordt eenvoudiger als u met de zoomknop schakelt tussen de enkelvoudige weergave en de indexweergave.
3 Druk op de knop MENU.Het beveiligingsvenster wordt gesloten.
Bedenk dat bij het formatteren (initialiseren) van
een CF-kaart alle gegevens op de kaart worden
gewist, inclusief beveiligde beelden (p. 18) en
andere soorten bestanden. Controleer de inhoud
van een CF-kaart voordat u deze formatteert.
8. Camera-instellingen 107
8. Camera-instellingenDe energiebesparingsfunctie instellen
De camera is voorzien van een energiebesparingsfunctie. Afhankelijk van de instelling van de energiebesparingsfunctie, wordt de camera of het LCD-scherm (of de zoeker) mogelijk automatisch uitgeschakeld.
Automatisch Uit
[Aan]: OpnamemodusDe camera wordt ongeveer drie minuten nadat er voor het laatst een functie is gebruikt, uitgeschakeld. Het LCD-scherm (of de zoeker) wordt ongeveer één minuut*1 nadat er voor het laatst een functie is gebruikt, uitgeschakeld, ook als [Automatisch Uit] op [Uit] is ingesteld. Druk op een knop, behalve de knop Uit, om het LCD-scherm (of de zoeker) opnieuw te activeren.*1Deze tijd kan worden gewijzigd (p. 108). AfspeelmodusDe camera wordt ongeveer vijf minuten nadat er voor het laatst een functie is gebruikt, uitgeschakeld.Camera is aangesloten op een printer:De camera wordt ongeveer vijf minuten nadat er voor het laatst een functie is gebruikt of een afdruk is gemaakt op de printer, uitgeschakeld.
[Uit]: De energiebesparingsfunctie wordt niet geactiveerd.
Display uit (alleen opnamemodus)
Het LCD-scherm (of de zoeker) wordt uitgeschakeld als de camera gedurende een bepaalde periode inactief is.U kunt de volgende tijdinstellingen selecteren: 10 sec./20 sec./30 sec./1 min.*2/2 min./3 min.
*2Standaardinstelling
Wanneer de functie [Automatisch Uit] wordt
geactiveerd
Zet de camera weer aan.Afspeelmodus/Camera is aangesloten op printer: draai de functieknop weer naar rechts om de camera in te schakelen.
Wanneer de functie Display uit wordt
geactiveerd
Het LCD-scherm (of de zoeker) wordt opnieuw geactiveerd als u op een knop drukt (met uitzondering van de ontspanknop).
Houd er rekening mee dat er voortdurend een
minimale hoeveelheid energie wordt verbruikt,
ook als de camera is uitgeschakeld door de
energiebesparingsfunctie.
De energiebesparingsfunctie is uitgeschakeld
wanneer er een diapresentatie wordt afgespeeld
op de camera of tijdens een computerverbinding
(p. 102, 115).
U kunt de energiebesparingsfunctie uitschakelen
in het menu Instellen (p. 66).
108 8. Camera-instellingen
1 Selecteer [Spaarstand] in het menu [ (Instellen)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer (Automatisch Uit) met de pijl of en selecteer [Aan] of [Uit] met de pijl of .
3 Selecteer (Display uit) met de pijl of en selecteer een tijd met de
pijl of .
4 Druk op de knop MENU.
1
1, 4
2, 3
De functie Beeldomkeren instellen
Deze camera is uitgerust met een intelligente sensor die de stand van een beeld herkent wanneer u de camera verticaal houdt. Het beeld wordt automatisch in de juiste stand gedraaid voor weergave op het scherm. U kunt deze functie in- of uitschakelen.
1 Selecteer[Beeldomkeren] in het menu [ (Instellen)].
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
Programmakeuzeknop
1, 22
8. Camera-instellingen 109
2 Selecteer [Aan] met de pijl of en druk op de knop MENU.
Als deze functie is ingeschakeld, wordt rechtsboven in het LCD-scherm (of in de zoeker) een pictogram weergegeven dat de stand van de camera aangeeft als de informatieweergave is ingeschakeld.
: Normaal: Rechts is onder: Links is onder
Deze functie werkt mogelijk niet goed wanneer
de camera recht omhoog of recht omlaag wijst.
Controleer of het juiste pictogram (bijvoorbeeld
) voor de camerastand wordt weergegeven.
Als dit niet het geval is, schakelt u de functie
Beeldomkeren uit.
Zelfs als de functie Beeldomkeren is
ingeschakeld, is de afdrukstand van de beelden
op de computer afhankelijk van de software die
voor het downloaden is gebruikt.
Als u de camera verticaal houdt om een opname
te maken, weet de intelligente sensor dat de
bovenkant 'boven' is en de onderkant 'onder'.
De instellingen voor witbalans en belichting
worden dan aangepast voor verticale fotografie.
Deze functie werkt onafhankelijk van de aan/uit-
status van de functie Beeldomkeren.
Wanneer u de camera afwisselend horizontaal
en verticaal houdt, kunt u wat geluid horen van de
sensor. Dit is niet het gevolg van een storing.
110 8. Camera-instellingen
De bestandsnummering opnieuw instellen
U kunt bepalen hoe bestandsnummers worden toegewezen.
1 Selecteer [File No. Reset] in het menu [ (Instellen)].
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
Aan
Telkens als een nieuwe CF-kaart wordt geplaatst, worden de bestandsnummers opnieuw ingesteld op het beginnummer (100-001). Nieuwe beelden die worden vastgelegd op CF-kaarten met bestaande bestanden, krijgen het eerste nummer dat beschikbaar is.
UitHet bestandsnummer van het laatste beeld dat is opgenomen, wordt onthouden, zodat beelden die op een nieuwe CF-kaart worden opgenomen met het volgende nummer beginnen.
1, 22
2 Selecteer [Aan] of [Uit] met de pijl of en druk op de knop MENU.
Als u [File No. Reset] instelt op [Uit], voorkomt u
dat er dubbele bestandsnamen ontstaan
wanneer beelden in een computer worden
geladen.
Zie Beeldbestanden beheren (p. 155).
8. Camera-instellingen 111
De camera-instellingen aanpassen (instellingen voor Mijn camera)
Met Mijn camera kunt u het opstartbeeld, opstartgeluid, sluitergeluid, werkgeluid en het geluid van de zelfontspanner aanpassen. Elk menu bevat drie opties.
De instellingen voor Mijn camera wijzigen
1 Druk op de knop MENU en druk twee keer op de pijl .Het menu [ (Mijn camera)] wordt weergegeven.
1, 31, 2
2 Selecteer een menuoptie met de pijl of en selecteer vervolgens de instellingen met de pijl of .
: Uit
: Algemeen
: Sciencefiction-thema
: Vogelthema
U kunt de instellingen van de opties en wijzigen (p. 67).
3 Druk op de knop MENU.Het menu wordt gesloten en de instellingen worden geactiveerd.
In de opnamemodus kunt u het menu sluiten door de ontspanknop half in te drukken.
Als u in stap 2 [Thema] selecteert, kunt u een
consistent thema selecteren voor elke camera-
instelling.
Als [Mute] in het menu [ (Instellen)] is
ingeschakeld, is het geluid uitgeschakeld,
behalve voor het waarschuwingssignaal voor
fouten, ongeacht de geselecteerde instellingen
voor Mijn camera. Het opstartscherm wordt
weergegeven (p. 67).
112 8. Camera-instellingen
De instellingen voor Mijn camera vastleggen
Met deze functie kunt u nieuwe instellingen vastleggen voor de opties en .
U kunt opgenomen beelden op de CF-kaart en nieuw opgenomen geluiden toevoegen aan de camera-instellingen. U kunt ook de bijgeleverde software gebruiken om beelden en geluiden van uw computer over te brengen naar de camera. U kunt instellingen opslaan voor de volgende onderdelen.
U kunt de beelden en geluiden op de CF-kaart via de volgende procedures vastleggen op de camera:
· Opstart scherm · Opstart geluid
· Werkgeluid · Geluidzelftimer
· Sluiter geluid
1 Draai de functieknop naar (Afspelen).
2 Druk op de knop MENU en druk twee keer op de pijl .Het menu [ (Mijn camera)] wordt weergegeven.
3 Selecteer de menuoptie die u wilt vastleggen met de pijl of en selecteer of met de pijl of .
wordt weergegeven.
4 Druk op de knop DISPLAY.Het menu voor het opstartbeeld of de geluidsopname wordt weergegeven.
5
2
2, 3, 5
4
1
DISPLAY
8. Camera-instellingen 113
Het opstartbeeld vastleggen
Selecteer het beeld dat u wilt vastleggen met de pijl of
en druk op de knop SET.
Het opstartgeluid,
werkgeluid, geluid van de
zelfontspanner en
sluitergeluid vastleggen
Selecteer (Opnemen) met de pijl of en druk op de knop SET.
De opname wordt gestart en automatisch gestopt wanneer de tijd is overschreden.
Selecteer (Registreren) en druk op de knop SET.
5 Selecteer [OK] met de pijl of en druk op de knop SET.
Opstartgeluid: 1 sec. Werkgeluid: 0,3 sec.
Geluid van de zelfontspanner: 2 sec.
Sluitergeluid: 0,3 sec.
Bestandsindeling van instellingen voor Mijn
camera
De instellingen voor Mijn camera moeten zijn opgeslagen met een van de volgende bestandsindelingen. Beelden die met deze camera zijn vastgelegd op een CF-kaart kunnen altijd worden gebruikt voor Mijn camera, ongeacht de bestandsindeling.
Opstartbeeld- Bestandsindeling
voor opnamen JPEG (Base line JPEG)- Verhouding 4:2:0 of 4:2:2- Beeldgrootte 320 x 240 pixels- Bestandsgrootte 20 kB of minder
U kunt geluiden die zijn opgenomen met de
functie Geluidsmemo (p. 101) en films niet
vastleggen als instellingen voor Mijn camera.
Wanneer u nieuwe instellingen voor Mijn
camera vastlegt, worden de vorige
instellingen gewist.
114 8. Camera-instellingen
Opstartgeluid, werkgeluid, geluid van de zelfontspanner en sluitergeluid- Opname-indeling WAVE (mono)- Quantiseringsbit 8 bit- Frequentie 11,025 kHz en 8,000 kHz- Opnametijd
Met deze camera kunnen alleen de hierboven beschreven bestandsindelingen worden gebruikt.
U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken om 'Even lachen' op te nemen als geluid voor de zelfontspanner, zodat deze tekst wordt afgespeeld 2 seconden voordat de foto wordt gemaakt. U kunt ook vrolijke muziek opnemen om spontaan een lach op de gezichten van uw onderwerpen te toveren of om ze een passende houding te laten aannemen. Op deze manier kunt u uw
11,025 kHz 8,000 kHz
Opstartgeluid1,0 sec. of
minder1,3 sec. of
minder
Werkgeluid0,3 sec. of
minder0,4 sec. of
minder
Geluid zelfontspanner2,0 sec. of
minder2,0 sec. of
minder
Sluitergeluid0,3 sec. of
minder0,4 sec. of
minder
persoonlijke camera-instellingen maken en toevoegen aan het venster Mijn camera.
Zie de meegeleverde Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software] voor meer informatie over het maken en toevoegen van Mijn camera-bestanden.
9. Extra voorzieningen 115
9. Extra voorzieningenBeelden downloaden naar een computer
Beelden downloaden naar een computer
De camera met een USB-kabel aansluiten op
de computer
U kunt beelden die u met de camera hebt opgenomen op een van de volgende manieren naar een computer downloaden:
Direct vanaf de CF-kaart
Met een kaartadapter of een kaartlezer kunt u beelden direct vanaf de CF-kaart downloaden.
Nadat u de software hebt geïnstalleerd, kunt u daarmee eenvoudig beelden downloaden, printen of per e-mail versturen.
U moet de software en het stuurprogramma op de meegeleverde Canon Digital Camera Solution Disk op de computer installeren als u een van de volgende besturingssystemen gebruikt:
Windows 98 (inclusief Tweede editie) /Windows 2000 / Windows MEMac OS 9.0 - 9.2
Het wordt aanbevolen de camera in te schakelen met de
afzonderlijk leverbare compacte voedingsadapter CA-
PS700 wanneer de camera is aangesloten op een
computer (p. 143).
Niet alle procedures die worden uitgevoerd via een
verbinding met een USB 2.0-compatibele kaart zijn getest.
1 Installeer het stuurprogramma en de softwaretoepassingen op de Canon Digital Camera Solution Disk.
Zie in de volgende gevallen de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software].
U hebt de camera aangesloten op de computer voordat u het stuurprogramma en de software hebt geïnstalleerd en de camera wordt niet herkend door de computer (zie het gedeelte Problemen oplossenin de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk [cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software]).U wilt informatie over de systeemvereisten van de computer of over de installatieprocedures voor het stuurprogramma en de software.U wilt informatie over de bediening van de camera/computer wanneer deze zijn verbonden.
116 9. Extra voorzieningen
2 Sluit de meegeleverde interfacekabel aan op een USB-poort van de computer en de digitale aansluiting van de camera.
Digitale aansluiting
a Open het afdekklepje met uw vingernagel.b Houd de USB-connector zo vast dat de zijde
naar boven is gericht en plaats deze vervolgens stevig in de digitale aansluiting.
USB-poort
Interfacekabel
bInterfacekabel
aAfdekklepje van digitale aansluiting
De kabel loskoppelen van de camera: Houd de kabel stevig aan beide uiteinden vast en trek de kabel recht uit de aansluiting.
U hoeft de computer of camera niet uit te zetten voor deze procedure.
Raadpleeg de computerhandleiding voor de locatie van de USB-poort.
Het LCD-scherm (of de zoeker) van de camera wordt gewist nadat er verbinding met de computer is gemaakt en de modusindicator geel oplicht.
9. Extra voorzieningen 117
Beelden downloaden zonder de software te installeren (alleen Windows XP en Mac OS X (v10.1 of v10.2))
Als u Windows XP of Mac OS X (v10.1 of v10.2) gebruikt, kunt u met de software van deze besturingssystemen beelden downloaden (alleen in JPEG-indeling) zonder dat u de software op de Canon Digital Camera Solution Disk hoeft te installeren. Dit is handig als u beelden wilt downloaden naar een computer waarop de software niet is geïnstalleerd.Er gelden echter bepaalde beperkingen als u beelden op deze manier downloadt. Zie de brochure voor Windows®
XP- en MAC OS X-gebruikers voor meer informatie.
1.Sluit de meegeleverde interfacekabel aan op een USB-poort van de computer en de digitale aansluiting van de camera. (Zie stap 2 op pagina 116).
2.Volg de aanwijzingen op het scherm om de beelden te downloaden.
Mac OS X (v10.1 of v10.2)
Wanneer u beelden met geluidsmemo's downloadt met iPhoto, wordt het geluidsmemobestand niet gedownload. Daarnaast, als [Erase camera contents after transfer/Camera-inhoud wissen na transmissie] is geselecteerd wanneer u beelden downloadt, worden de geluidsmemobestanden ook verwijderd.
Rechtstreeks downloaden vanaf een CF-kaart
1 Haal de CF-kaart uit de camera en plaats de kaart in een CF-kaartlezer die op de computer is aangesloten.
Als u een pc-kaartlezer of pc-kaartsleuf voor de computer gebruikt, plaatst u eerst de CF-kaart in de (afzonderlijk leverbare) pc-kaartadapter a en plaatst u vervolgens de pc-kaartadapter in de pc-kaartlezer of pc-kaartsleuf b van de computer.
2 Dubbelklik op het pictogram van het station waarin zich de CF-kaart bevindt.
Het scherm CF-kaart wordt automatisch geopend, afhankelijk van het besturingssysteem.
a
b
118 9. Extra voorzieningen
3 Kopieer de beelden van de CF-kaart naar de gewenste map op de vaste schijf.
De beelden worden opgeslagen in mappen met de naam [xxxCANON] in de map [DCIM] (xxx staat voor een getal van drie cijfers tussen 100 en 998) (p. 155).
Beelden weergeven op een tv
De opnamen die u maakt, kunt u bekijken op een tv die is aangesloten via de meegeleverde AV-kabel AVC-DC300.
1 Schakel de camera (p. 19) en de tv uit.
2 Sluit de AV-kabel aan op de A/V uit aansluiting van de camera.
3 Sluit de andere uiteinden van de AV-kabel aan op de video- en audio-aansluiting van de tv.
4 Zet de tv aan en selecteer het videokanaal.
Zwarte connectorOp de audio-aansluiting
Gele connectorOp de video-aansluitingsconnector
9. Extra voorzieningen 119
5 Activeer de camera in de opnamemodus of afspeelmodus (p. 19).
Het beeld wordt weergegeven op de tv. U kunt op de normale manier opnamen maken of afspelen.
Wanneer de camera is aangesloten op een
televisietoestel, worden er geen beelden weergegeven
op het LCD-scherm (of in de zoeker).
U kunt verschillende videosignalen kiezen (NTSC of
PAL) voor verschillende landen. De standaardinstelling
is afhankelijk van het land waarin u de camera hebt
aangeschaft.
NTSC: Japan, V.S., Canada, Taiwan, enzovoort.
PAL: Europa, Azië (exclusief Taiwan), Oceanië,
enzovoort.
Als u het verkeerde videosysteem instelt, worden de
beelden niet correct weergegeven.
Bij een stereotelevisie kunt u de audioconnector op de
linker- of rechteraudio-aansluiting aansluiten.
Raadpleeg de handleiding van de tv voor meer
informatie.
U kunt geen tv gebruiken in de modus
(StitchAssist).
Informatie over Printen
U kunt opgenomen beelden met de camera op twee manieren printen.
U kunt beelden die zijn opgeslagen op de CF-kaart eenvoudig printen door de camera aan te sluiten op een Direct Print-compatibele printer*1 met een kabel en de cameraknoppen te gebruiken. U kunt ook aangeven welke beelden op de CF-kaart u wilt printen en hoeveel exemplaren u wilt (printinstellingen volgens DPOF*2). Vervolgens brengt u de CF-kaart naar een fotozaak die ondersteuning biedt voor DPOF om ze later te laten printen.
*1 Deze camera voldoet aan de industriestandaard PictBridge. U kunt de camera daarom aansluiten op niet-Canon compatibele PictBridge-printers en beelden printen.
*2 DPOF (Digital Print Order Format)
In deze handleiding worden de DPOF-printinstellingen beschreven. Zie de meegeleverde Gebruikershandleiding voor Direct Print voor meer informatie over het printen van beelden.Zie ook de handleiding van uw printer.
120 9. Extra voorzieningen
Fotolaboratorium
Printinstellingen (DPOF-printinstellingen) (p. 121)Beeldtransmissie-instellingen (DPOF-transmissievolgorde) (p. 126)
Direct Print-compatibele printers- Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print
voor meer informatie.- Zie ook de handleiding van uw printer.
Printers die kunnen worden gebruikt met deze cameraCP Direct-compatibele CP-printers
- Zie het Systeemschema.Direct Print-compatibele Bubble Jet Printers
- Ga naar de dichtstbijzijnde Canon-leverancier voor meer informatie.
Direct Print-compatibele printers
CP-printer Bubble Jet Printer
Niet-Canon compatibele PictBridge-printers
9. Extra voorzieningen 121
Printinstellingen (DPOF-printinstellingen)
Met de camera kunt u vooraf de beelden op een CF-kaart selecteren die u wilt printen en het aantal prints opgeven. Dit is zeer handig voor het verzenden van de beelden naar een fotozaak of voor het printen op een compatibele Direct Print-printer.Zie de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor instructies over het selecteren van printinstellingen van de printer.
Beelden die door een andere DPOF-
compatibele camera zijn voorzien van een
printmarkering, worden weergegeven met de
markering . Deze worden overschreven door
de printmarkeringen die u met uw camera
instelt.
De uitvoer van sommige digitale printers of
fotolaboratoria is niet altijd in overeenstemming
met de opgegeven printinstellingen.
U kunt geen printinstellingen instellen voor films.
De beelden selecteren die u wilt printen
1 Selecteer [Print Opties] in het [ (Keuze Menu)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer [Opdracht] met de pijl of en druk op de knop SET.
1, 21, 4
2
122 9. Extra voorzieningen
3 Selecteer de beelden die u wilt printen.
Afzonderlijke beelden
Wanneer het printtype (p. 123) is ingesteld op [Standaard] of [Beide], selecteert u een beeld met de pijl of . U kunt het aantal exemplaren (maximaal 99) instellen dat u wilt printen met de pijl of .
Wanneer het printtype (p. 123) is ingesteld op [Index], selecteert u een beeld met de pijl of en markeert of verwijdert u markeringen van beelden met de pijl of .Er wordt een vinkje weergegeven bij het gemarkeerde beeld.
Op dezelfde wijze kunt u beelden selecteren in de indexweergave (drie beelden). Draai de zoomknop naar om te schakelen tussen de enkelvoudige weergave en de indexweergave.
Aantal prints
Alle beelden op de CF-kaart
Draai de zoomknop naar om de indexweergave
(3 beelden) te activeren.
U kunt instellen dat u één exemplaar van elk beeld wilt printen door op de knop SET te drukken en vervolgens [Markeer alles] te selecteren met de pijl of en nogmaals op de knop SETte drukken.
Wanneer het printtype is ingesteld op [Standaard] of [Beide], kunt u voor elk beeld een verschillend aantal prints instellen. Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de printinstellingen worden verwijderd. Lees stap 3 nogmaals voor aanwijzingen over het wijzigen van de instellingen.
U kunt alle instellingen annuleren door [Wis alles] te selecteren.
Wanneer u alle beelden hebt gemarkeerd of gewist, kunt u een bepaald beeld kiezen en instellingen selecteren.
4 Druk op de knop MENU.De selectiemodus wordt uitgeschakeld en het menu [Print Opties] wordt weergegeven.
Aantal prints
9. Extra voorzieningen 123
Beelden worden in de volgorde van
opnamedatum geprint, waarbij het oudste beeld
als eerste en het nieuwste beeld als laatste wordt
geprint.
U kunt maximaal 998 beelden tegelijk markeren
per CF-kaart.
Wanneer het [Printtype] is ingesteld op [Beide],
kunt u het gewenste aantal exemplaren instellen.
Is het printtype ingesteld op [Index], dan kan het
aantal exemplaren niet worden ingesteld en
wordt van elk beeld één exemplaar afgedrukt.
U kunt ook printinstellingen aan beelden
toewijzen met de meegeleverde software
(ZoomBrowser EX of ImageBrowser) op een
computer.
De printstijl instellen
Selecteer altijd een printstijl nadat u het beeld hebt geselecteerd dat u wilt printen.
U kunt de volgende printinstellingen selecteren.
Printtype
Standaard Er wordt één beeld per pagina geprint
IndexDe geselecteerde beelden worden verkleind als een index geprint
BeideDe beelden worden standaard en ook als index geprint
DatumDe datum wordt op de print weergegeven.
BestandsnummerHet bestandsnummer wordt op de print weergegeven.
124 9. Extra voorzieningen
1 Selecteer [Print Opties] in het [ (Keuze Menu)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer [Instellen] met de pijl of en druk op de knop SET.
1, 21, 4
2, 3
3 Selecteer [Afdruktype], [Datum] of [File No.] met de pijl of en selecteer instellingen met de pijl of .Afdruktype
Selecteer [Standaard], [Index] of [Beide].
Datum
Selecteer [Aan] of [Uit].
File No.
Selecteer [Aan] of [Uit].
4 Druk op de knop MENU.Het menu Instellen verdwijnt en het menu Print Opties wordt opnieuw weergegeven.
Wanneer [Afdruktype] is ingesteld op [Index],
kunt u de opties [Datum] en [File No.] niet
tegelijk instellen op [Aan].
Wanneer [Afdruktype] voor CP-printers is
ingesteld op [Beide], kunt u zowel [Datum] als
[File No.] instellen op [Aan], maar wordt alleen
het bestandsnummer geprint in de index.
9. Extra voorzieningen 125
De datum wordt geprint volgens de datum- en
tijdnotatie die is ingesteld in het menu Stel Datum &
Tijd in (p. 21).
De printinstellingen herstellen
U kunt alle printinstellingen tegelijk verwijderen. Het printtype wordt dan ingesteld op [Standaard] en de opties voor de datum en het bestandsnummer worden ingesteld op [Uit].
1 Selecteer [Print Opties] in het [ (Keuze Menu)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
1, 2, 31
2, 3
2 Selecteer [Herstel] met de pijl of en druk op de knop SET.
3 Selecteer [OK] met de pijl of en druk op de knop SET.
126 9. Extra voorzieningen
Beeldtransmissie-instellingen (DPOF-transmissievolgorde)
U kunt de camera gebruiken om beeldinstellingen op te geven voordat u deze downloadt naar een computer. Zie de Canon Digital Camera Software Starter Guide Disk (cd Startershandleiding voor Canon Digital Camera-software) voor instructies over de transmissie van beelden naar de computer. U kunt deze functie niet gebruiken om verschillende beelden tegelijk over te dragen naar Mac OS X-computers.De gebruikte instellingen op de camera voldoen aan de DPOF-standaarden (Digital Print Order Format).
Beelden die door een andere DPOF-compatibele
camera zijn voorzien van een
transmissiemarkering, worden weergegeven met
de markering . Deze instellingen worden
overschreven door de instellingen die u met uw
camera opgeeft.
Beelden selecteren voor transmissie
1 Selecteer [Volgorde] in het[ (Keuze Menu)] en druk op de knop SET.
Zie Menu's en instellingen selecteren (p. 62).
2 Selecteer [Opdracht]met de pijl of endruk op de knop SET.
Selecteer [Herstel] als u de beeldtransmissie-instellingenwilt annuleren.
1, 21, 4
2
9. Extra voorzieningen 127
3 Beelden selecteren voor transmissie
Afzonderlijke beelden
Selecteer beelden met de pijl of en markeer of
verwijder markeringen van beelden met de pijl of .Er wordt een vinkje ( )weergegeven bij het gemarkeerde beeld.
Op dezelfde wijze kunt u beelden selecteren in de indexweergave (drie beelden). Draai de zoomknop naar om te schakelen tussen de enkelvoudige weergave en de indexweergave.
Alle beelden op een CF-kaart
Draai de zoomknop naar om de indexweergave (3 beelden) te activeren.
Druk op de knop SET en selecteer [Markeer alles] met de pijl of en druk vervolgens nogmaals op de knop SET om alle beelden te selecteren.
Als u [Wis alles] selecteert in plaats van [Markeer alles], kunt u alle markeringen van de beelden verwijderen.
U kunt beelden selecteren met de pijl of en de instellingen wijzigen met de pijl of wanneer u [Markeer alles] of [Wis alles] hebt geselecteerd.
4 Druk op de knop MENU.De selectiemodus wordt uitgeschakeld en het menu Volgorde wordt opnieuw weergegeven.
Beelden worden verzonden in de volgorde van de
opnamedatum, van oud naar nieuw.
U kunt maximaal 998 beelden tegelijk markeren
per CF-kaart.
128 Bijlage
Bijlage Overzicht van berichten
De volgende berichten kunnen op het LCD-scherm (of in de zoeker) verschijnen.
Raadpleeg de Gebruikershandleiding voor Direct Print voor berichten die mogelijk worden weergegeven wanneer er een printer is aangesloten.
Bezig... Het beeld wordt vastgelegd op of gelezen van de CF-kaart.De standaardwaarden van de camera en menu's worden hersteld.
Geen geheugenkaart U probeerde opnamen te maken of af te spelen terwijl er geen CF-kaart is geïnstalleerd.
Kan niet opnemen De opname kan niet worden vastgelegd omdat er geen CF-kaart is geïnstalleerd.
Geheugenkaart fout Er is een fout gesignaleerd op de CF-kaart.
Geheugenkaart vol De CF-kaart is zo vol dat er geen beelden of printinstellingen meer kunnen worden opgeslagen.
Fout in benaming. Het bestand kon niet worden aangemaakt, omdat er een bestand is met dezelfde naam als de map die de camera probeert aan te maken of omdat het hoogste bestandsnummer is bereikt. Stel in het menu [Instellen] de optie [File No. Reset] in op [Aan]. Nadat u alle gewenste beelden op een computer hebt opgeslagen, formatteert u de CF-kaart (p. 18). Let erop dat door het formatteren alle beelden en andere gegevens worden gewist.
Vervang de batterijen De batterij is niet voldoende geladen om met de camera te kunnen werken. Vervang de batterijen door nieuweAA-formaat alkalinebatterijen of volledig geladen Canon AA-formaat NiMH-batterijen (p. 15) (vervang alle batterijen tegelijkertijd).
Oververhit! Camera gaat uit. De interne temperatuur van de camera is te hoog, waardoor de camera is uitgeschakeld.
Geen beeld. Er zijn geen beelden vastgelegd op de CF-kaart.
Beeld te groot. U probeerde een opname af te spelen die groter is dan 4064 x 3048 pixels.
Onjuiste JPEG-indeling U probeerde een incompatibel JPEG-bestand af te spelen.
Corrupte data. U probeerde een beeld met beschadigde gegevens af te spelen.
RAW U probeerde een beeld af te spelen dat is vastgelegd met een incompatibele RAW-indeling.
Bijlage 129
Kan niet vergroten! U probeerde een film of beeld te vergroten dat met een andere camera is gemaakt, in een andere indeling is opgenomen of op een computer is bewerkt.
Kan niet roteren. U probeerde een film of beeld te roteren dat met een andere camera is gemaakt, in een andere indeling is opgenomen of op een computer is bewerkt.
Onbekend beeld. U wilt een beeld weergeven dat in een andere indeling is opgenomen (specifieke indeling van een camera van een andere fabrikant) of een filmclip die is opgenomen met een andere camera.
Onjuist WAVE formaat De geluidsmemo's kunnen niet aan het beeld worden toegevoegd, omdat het beeld al geluid bevat in een incompatibele indeling.
Beveiligd! U probeerde een beeld te wissen dat is beveiligd.
Teveel markeringen. Er zijn te veel beelden gemarkeerd met printinstellingen, transmissie-instellingen of instellingen voor een diapresentatie. Er kunnen niet meer opdrachten worden verwerkt.
Niet selecteerbaar beeld. U probeerde printopties in te stellen voor een bestand dat geen JPEG-bestand is.
Kan niet voltooien! De printopties of de instellingen voor de transmissie of diapresentatie kunnen niet worden opgeslagen.
Kan niet wijzigen! Het bestand met instellingen voor de diapresentatie is beschadigd.
Kan beeld niet registreren U hebt geprobeerd een beeld dat met een andere camera is opgenomen, vast te leggen als opstartbeeld.
130 Bijlage
Problemen oplossen
Probleem Oorzaak Oplossing
Camera functioneert niet. De stroom is niet ingeschakeld. Schakel de camera in. Zie De camera aan- en uitzetten (p. 19)
Deksel van CF-kaartsleuf of batterijhouder is geopend.
Controleer of het deksel van de CF-kaartsleuf en de batterijhouder goed zijn gesloten.
Batterijen zijn verkeerd geplaatst. Plaats de batterijen in de juiste positie.
Onvoldoende batterijspanning. Vervang de batterijen door een ongebruikte alkalinebatterij of volledig opgeladen batterijen (vier AA-formaat batterijen).Gebruik de compacte voedingsadapter.
Het verkeerde type batterijen is geplaatst. Gebruik alleen ongebruikte AA-formaat alkalinebatterijen of Canon AA-formaat NiMH-batterijen. Informatie over alkalinebatterijen vindt u in Juist gebruik van batterijen (p. 15).
Het contact tussen polen van de batterij en de camera is slecht.
Reinig de batterijpolen met een schone, droge doek.
Camera kan niet opnemen.
Camera staat in afspeelmodus of computer/printermodus.
Draai de functieknop naar links om de opnamemodus in te schakelen.Tijdens een computer- of printerverbinding ontkoppelt u de interfacekabel voordat u de camera in de opnamemodus zet.
Flitser wordt geladen ( knippert op LCD-scherm/in zoeker).
Wacht tot niet meer knippert maar continu brandt (dit geeft aan dat de flitser is opgeladen) en druk vervolgens op de ontspanknop.
CF-kaart is vol. Plaats een nieuwe CF-kaart.Download de beelden desgewenst naar een computer en verwijder ze van de CF-kaart om ruimte te maken.
CF-kaart is niet goed geformatteerd. Formatteer de CF-kaart. Zie Een CF-kaart formatteren (p. 18).
Als opnieuw formatteren niet helpt, is de CF-kaart mogelijk beschadigd. Neem contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice.
Bijlage 131
Kan niet weergeven. U hebt geprobeerd beelden die zijn opgenomen met een andere camera of beelden die zijn bewerkt op een computer af te spelen.
U kunt computerbeelden die niet kunnen worden weergegeven wel weergeven wanneer deze worden toegevoegd aan de camera met behulp van het meegeleverde softwareprogramma ZoomBrowser EX of ImageBrowser.
Bestandsnaam is gewijzigd op een computer of bestandslocatie is gewijzigd.
Stel de bestandsnaam of -locatie in op de bestandsindeling of -structuur van de camera. (Zie Nummering van bestanden en mappen (p. 155).)
Lens wordt niet ingetrokken.
Deksel van CF-kaartsleuf of batterijhouder is geopend terwijl de camera is ingeschakeld.
Sluit het deksel van de CF-kaartsleuf of batterijhouder en zet de camera uit.
Deksel van CF-kaartsleuf of batterijhouder is geopend tijdens het opnemen naar een CF-kaart (waarschuwingssignaal).
Sluit het deksel van de CF-kaartsleuf of batterijhouder en zet de camera uit.
Overgeschakeld van opnamemodus naar afspeelmodus.
De lens wordt in dit geval niet ingetrokken. Sluit de lenskap, zodat de lens kan worden ingetrokken.
Energie van de batterijen is snel verbruikt.
Het verkeerde type batterijen is geplaatst. Gebruik alleen ongebruikte AA-formaat alkalinebatterijen of Canon AA-formaat NiMH-batterijen. Informatie over alkalinebatterijen vindt u in Juist gebruik van batterijen (p. 15).
De batterijen zijn koud. De batterijprestaties nemen af bij lage temperaturen. Als u opnamen maakt in een koude omgeving, houdt u de batterijen warm (door deze bijvoorbeeld in uw binnenzak te plaatsen) totdat u de batterijen wilt gebruiken.
De polen van de batterij zijn vuil. Reinig deze vóór gebruik met een droge doek.
De batterijen zijn meer dan een jaar niet gebruikt. Als de batterijen oplaadbaar zijn: de batterijen moeten na meerdere oplaadcycli weer normaal functioneren.
Bij oplaadbare batterijen: de batterijen kunnen niet meer worden opgeladen.
Vervang alle vier batterijen door nieuwe batterijen.
Probleem Oorzaak Oplossing
132 Bijlage
Bij gebruik van oplaadbare batterijen: batterijen worden niet opgeladen in de apart aangeschaftebatterijlader.
De batterijen zijn verkeerd in de lader geplaatst. Plaats de batterijen in de juiste positie in de lader.
Slecht elektrisch contact. Plaats de batterijen stevig in de lader.Controleer of het netsnoer goed is aangesloten op de lader en of de stekker van het netsnoer goed in het stopcontact is geplaatst.
De polen van de batterij zijn vuil. Reinig deze vóór het opladen met een droge doek.
De levensduur van de batterij is overschreden. Vervang alle vier batterijen door nieuwe batterijen.
Beeld is wazig of niet scherp.
U hebt de camera bewogen. Zorg dat u de camera niet beweegt tijdens het indrukken van de ontspanknop.Gebruik een statief en een lange sluitertijd wanneer de waarschuwing van bewegingsonscherpte wordt weergegeven.Schakel de beeldstabilisatiefunctie in.
Het onderwerp valt buiten het scherpstelbereik. Zorg dat de afstand tussen de cameralens en het onderwerp minimaal 50 cm is.
Het onderwerp laat zich moeilijk scherpstellen. Gebruik de scherpstelvergrendeling of de handmatige scherpstelling om een opname te maken.
Zie Onderwerpen die problemen opleveren voor de autofocus(p. 93).
Probleem Oorzaak Oplossing
Bijlage 133
Onderwerp in het vastgelegde beeld is te donker.
Er is onvoldoende licht voor het maken van een opname.
Schakel de ingebouwde flitser in.
Onderwerp is erg donker ten opzichte van de achtergrond.
Stel de belichtingscompensatie in op een positieve waarde (+).Gebruik AE lock (belichtingsvergrendeling) of spotmeting.
Zie De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock) (p. 86) en Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken (p. 76).
Het onderwerp is te ver weg voor de flitser. Gebruik de ingebouwde flitser voor opnamen binnen het volgende bereik:Automatische ISO-waarde: 1,0 tot 4,2 m van het onderwerp met de maximale groothoek en 1,0 tot 3,0 m met de maximale telestand.ISO 100 of equivalent: 1,0 tot 3,8 m van het onderwerp met de maximale groothoek en 1,0 tot 2,5 m met de maximale telestand. Verhoog de ISO-waarde en maak de opname.
Zie De ISO-waarde wijzigen (p. 81).
Onderwerp in het vastgelegde beeld is te licht.
Het onderwerp is te dichtbij, waardoor de flits te licht is.
Pas de sterkte van de flitser aan met behulp van de belichtingscompensatie voor de flitser (p. 89).
Het onderwerp is erg licht ten opzichte van de achtergrond.
Stel de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde (-).Gebruik AE lock (belichtingsvergrendeling) of spotmeting.
Zie De ingestelde belichting vergrendelen (AE lock)(p. 86) en Verschillende methoden voor lichtmeting gebruiken (p. 76).
Er valt rechtstreeks licht op het onderwerp of licht reflecteert van het onderwerp in de camera.
Wijzig de opnamehoek.
Flitser ingeschakeld Gebruik de automatische flitser of schakel de flitser uit.
Probleem Oorzaak Oplossing
134 Bijlage
Er wordt een verticale streep licht (rood, paars) weergegeven op het LCD-scherm/in de zoeker.
Het onderwerp is te licht. Dit is een normaal verschijnsel bij apparaten met CCD's en wordt niet veroorzaakt door een storing. (Deze rode lichtbalk wordt niet opgenomen als u stilstaande opnamen maakt, maar wordt wel opgenomen als u films opneemt.)
Er verschijnen witte stippen of sterretjes op het beeld
Het flitslicht wordt gereflecteerd door stofdeeltjes of insecten in de lucht. Dit gebeurt meestal in de volgende gevallen:
U maakt opnamen met een maximale groothoek.U maakt opnamen met een hoge diafragmawaarde in de modus diafragmavoorkeuze AE.
Dit verschijnsel doet zich voor bij digitale camera's en wordt niet veroorzaakt door een storing.
Flitser wordt niet geactiveerd.
De flitser is uitgeschakeld. Gebruik de automatische flitser of schakel de flitser in.
Beeld wordt niet weergegeven op tv.
Onjuiste instelling van het videosysteem. Kies het juiste videosysteem, NTSC of PAL, voor uw tv (p. 67).
Opnamemethode is ingesteld op (StitchAssist).
Bij de methode (StitchAssist) worden beelden niet weergegeven op een tv-scherm. Maak de opname met een andere methode.
Beelden worden langzaam van de CF-kaart gelezen.
CF-kaart is geformatteerd in een ander apparaat. Gebruik een CF-kaart die is geformatteerd met deze camera. Zie Een CF-kaart formatteren (p. 18).
Opname van beelden op de CF-kaart duurt te lang.
Probleem Oorzaak Oplossing
Bijlage 135
De draadloze afstandsbediening gebruiken (apart verkrijgbaar)
De batterij installeren
Plaats vóór gebruik de datumbatterij (CR2025) in de draadloze afstandsbediening WL-DC100 (apart verkrijgbaar).
1 Plaats uw vingertop op aaaa en druk het palletje in de richting van de pijl, terwijl u een andere vingertop op bbbb plaatst en de batterijhouder verwijdert.
2 Plaats de datumbatterij in de batterijhouder met de negatieve pool (-) naar boven. Plaats de batterijhouder vervolgens terug in de draadloze afstandsbediening.
Waarschuwing
Let erop dat u de datumbatterijen opbergt buiten het bereik van kinderen. Neem direct contact op met uw huisarts of het ziekenhuis als uw kind een batterij doorslikt. De vloeistof in de batterij kan de maag of ingewanden beschadigen.
Negatievepool (-)
De batterij verwijderen
Als u de datumbatterij wilt verwijderen, trekt u deze in de richting van de pijl.
Opnemen/afspelen
U kunt de draadloze afstandsbediening gebruiken om opnamen te maken of af te spelen. U kunt de draadloze afstandsbediening gebruiken op ongeveer vijf meter afstand van de afstandsbediening sensor aan de voorkant van de camera.
Als u uw camera wegdoet, moet u eerst de datumbatterij verwijderen en inleveren bij het inzamelpunt voor chemisch afval van uw gemeente.
Bij dit produkt zijn batterijengeleverd. Wanneer deze leeg
zijn, moet u ze niet weggoolenmaar inleveren als KCA
Signaalzenderafstandsbedie-ning
Afstandsbediening sensor
136 Bijlage
Opnamen maken
Druk op de knop op de camera tot het pictogram of wordt weergegeven op het LCD-scherm (of in de zoeker). U kunt vervolgens de opname maken.
aStel het beeld samen met de zoomring.
bDruk op de ontspanknop. Het beeld wordt opgenomen nadat de tijdsduur die is ingesteld in [Zelftimer] in het opnamemenu is verstreken (0 seconden, 2 seconden of 10 seconden).
Wanneer u herhaaldelijk op deze knop drukt, wordt de volgende modus voor het al dan niet weergeven van informatie gekozen.
Afspelen
De functies voor het bewerken en printen van films
zijn niet beschikbaar.
Het bereik van de afstandsbediening wordt kleiner
onder de volgende omstandigheden:
- Wanneer er sterk licht op de camera valt.
- Wanneer de batterij bijna leeg is.
Het volgende beeld weergeven
In de vergrotingsmodus kunt u met deze knoppen het vergrote gebied in het beeld verplaatsen.In de indexweergave kunt u met deze knoppen een ander beeld selecteren.
Wanneer u herhaaldelijk op deze knop drukt, wordt de volgende modus voor het al dan niet weergeven van informatie gekozen.
Beelden weergeven in sets van negen (indexweergave)
Het vorige beeldweergeven
Films afspelen
U kunt kiezen voor een vergrotingsfactor van ongeveer 2,5, 5 en 10.
Bijlage 137
Conversielenzen gebruiken (apart verkrijgbaar)
Conversielensadapter LA-DC52E en lenskap LH-DC20 worden geleverd bij de apart verkrijgbare lensadapter/-kapset LAH-DC10.
De camera ondersteunt het gebruik van de apart verkrijgbare groothoekconverter WC-DC52A en teleconverter TC-DC52B. Als u een van deze lenzen wilt aansluiten, moet u ook de apart verkrijgbare conversielensadapter LA-DC52E (geleverd bij LAH-DC10) gebruiken.Wanneer u zonder flitser en met een lens die is ingesteld op een grote hoek opnamen maakt in een omgeving die van achteren wordt belicht, moet u de lenskap bevestigen om te voorkomen dat licht van buiten de lens binnendringt.
Waarschuwing
Wanneer u de groothoekconverter of teleconverter bevestigt, moet u deze goed vastdraaien. Als een converter losraakt, kan deze van de lensadapter vallen, waardoor u mogelijk verwondingen oploopt vanwege gebroken glas.Kijk nooit via de groothoekconverter of teleconverter in de zon of in ander sterk licht. Dit kan tot blindheid of beschadiging van de ogen leiden.
Als u de ingebouwde flitser gebruikt wanneer u
opnamen maakt met de groothoekconverter, wordt
het buitenste gebied van het vastgelegde beeld
(vooral de onderkant van het beeld) relatief donker.
Wanneer u de groothoekconverter gebruikt, moet
u de camera instellen op de maximale groothoek.
Wanneer u de teleconverter gebruikt, moet u de
brandpuntafstand instellen op de maximale
telestand. Als u andere zoominstellingen gebruikt,
lijkt het alsof de hoeken van het beeld zijn
afgeknipt.
GroothoekconverterWC-DC52A
Deze telelens met een schroefdraaddiameter van 52 mm is bedoeld voor het maken van groothoekopnamen. Met de groothoekconverter kunt u de brandpuntafstand van de cameralens wijzigen met de factor 0,7.
TeleconverterTC-DC52B
Deze telelens met een schroefdraaddiameter van 52 mm is bedoeld voor het maken van telelensopnamen. Met deze lens kunt u de brandpuntafstand van de cameralens wijzigen met de factor 1,6.
Filters en lenskappen kunnen niet worden bevestigd
aan de groothoekconverter en de teleconverter.
138 Bijlage
Een lens/lenskap bevestigen
1 Controleer of de camera is uitgeschakeld. Houd de ringontgrendelings-knop ingedrukt, draai de ring in de richting van de pijl en verwijder deze.
2 Lijn de -markeringen op de conversielensadapter en de -markeringop de camera op elkaar uit en draai de adapter in de richting van de pijlen tot de
-markering op de camera.
Ringontgrendelingsknop
Ring
BevestigdeconversielensadapterLA-DC52E.
3 Plaats de lens of de lenskap op de adapter en bevestig deze door deze in de aangegeven richting te draaien.
BevestigdegroothoekconverterWC-DC52A.
Bijlage 139
Wanneer u deze accessoires gebruikt, moet u
geen opnamen maken met de methode
(StitchAssist). Hoewel u deze methode op de
camera kunt selecteren, is de PhotoStitch-
software niet beschikbaar voor het
samenvoegen van de beelden op de computer.
Ter bescherming van de conversielens houdt u
de lens van de camera met een hand vast en
draait u de met de andere hand de
conversielens op de camera.
Verwijder vóór gebruik al het stof en vuil van de
conversielens met een lensblazer. Wanneer er
vuil achterblijft op de lens, wordt hier mogelijk op
scherpgesteld.
Wees voorzichtig bij het vastpakken van de
lenzen, zodat er geen vingerafdrukken op
komen.
Wanneer u de lensadapter op de camera
schroeft, klikt deze vast. Wanneer u de
groothoekconverter of de teleconverter
verwijdert, moet u de lensadapter stevig
vasthouden om te voorkomen dat u de
lenzen beschadigt.
140 Bijlage
De voedingssets gebruiken (apart verkrijgbaar)
Oplaadbare batterijen gebruiken(Batterij- en laderset CBK4-200)
De batterijlader en vier oplaadbare AA-formaat NiMH-batterijen (nikkelmetaalhydride). Laad de batterijen op zoals hierna wordt weergegeven.
Het oplaadlampje knippert wanneer de batterij wordt opgeladen en blijft branden wanneer het opladen is voltooid.Met deze lader kunnen alleen Canon AA-formaat NiMH-batterijen NB-2AH worden opgeladen. Laad de NB-2AH batterijen niet op in een ander type lader.Gebruik geen nieuwe batterijen met batterijen die al in andere apparaten zijn gebruikt.Wanneer u de batterijen van de camera oplaadt, moet u altijd alle vier batterijen tegelijk opladen.
Oplaadlampje
Alle batterijen die u in de lader plaatst, moeten
ongeveer hetzelfde energieniveau hebben en
moeten tegelijk zijn aangeschaft. Gebruik geen
batterijen met verschillende aankoopdatums of
energieniveaus.
Plaats geen volledig geladen batterijen in de
lader. Hierdoor kunnen de prestaties van de
batterij afnemen. Laad batterijen niet meer dan
24 opeenvolgende uren op.
Laad de batterijen niet op in gesloten ruimten
waarin warmte wordt vastgehouden.
Als u batterijen herhaaldelijk opnieuw oplaadt
voordat ze volledig leeg zijn, kan de capaciteit
afnemen. Laad de batterijen niet op voordat het
bericht 'Vervang de batterijen' wordt
weergegeven op het LCD-scherm.
Reinig in de volgende situaties de batterijpolen
met een droge doek, aangezien de polen vuil
kunnen zijn geworden door olie van uw huid of
ander vuil:
- Als de gebruikstijd van de batterij aanzienlijk is afgenomen.
- Als het aantal beelden dat kan worden opgenomen aanzienlijk is afgenomen.
Bijlage 141
- Wanneer u de batterijen oplaadt (plaats de batterijen en verwijder deze twee of drie keer voordat u deze oplaadt).
- Wanneer het opladen in een paar minuten is voltooid (het lampje van de batterijlader blijft branden).
U kunt de batterijen vanwege de specificaties
mogelijk niet volledig opladen meteen nadat u
deze hebt aangeschaft of wanneer u de batterijen
lang niet hebt gebruikt. Als dit gebeurt, gebruikt u
de batterijen totdat deze leeg zijn voordat u ze
weer oplaadt. Wanneer u dit een aantal keer doet,
moeten de batterijen weer goed functioneren.
Wanneer u volledig opgeladen batterijen
gedurende een lange periode opslaat (ongeveer
een jaar), wordt de levensduur verminderd of
nemen de prestaties af. U wordt daarom
aangeraden de batterijen in de camera te
gebruiken totdat ze helemaal leeg zijn en de
batterijen vervolgens bij een normale temperatuur
(23 °C) of minder op te slaan. Als u de batterijen
langere perioden niet gebruikt, moet u de batterij
minimaal een maal per jaar volledig opladen en
ontladen in de camera voordat u de batterijen weer
opbergt.
Als de batterijen niet lang kunnen worden
gebruikt, terwijl de polen zijn gereinigd en het
lampje van de lader blijft branden, hebben de
batterijen mogelijk het einde van de levensduur
bereikt. Gebruik andere, ongebruikte batterijen.
U kunt het beste Canon AA-formaat
NiMH-batterijen NB4-200 (een NB-2AH
set met vier batterijen) aanschaffen.
Wanneer u batterijen in de camera of lader laat
zitten, kunnen deze worden beschadigd,
waardoor lekkage van de batterijen optreedt.
Verwijder de batterijen uit de camera of lader en
berg deze op in een droge, koele ruimte
wanneer u de batterijen niet gebruikt.
142 Bijlage
Het duurt ongeveer 250 minuten voordat de
batterijen volledig zijn opgeladen (dit heeft Canon
vastgesteld op basis van tests). Laad de
batterijen niet op in ruimten waarin de
temperatuur buiten het bereik 0 tot 35 °C valt.
De oplaadtijd kan verschillen, afhankelijk van de
omgevingstemperatuur en het eerste
energieniveau van de batterijen.
De batterijlader kan geluid maken tijdens het
opladen. Dit is niet het gevolg van een storing.
De batterij-/laderset CBK100 kan ook worden
gebruikt. Gebruik Canon AA-formaat batterijen
NB-1AH met de lader die wordt geleverd bij de
CBK100-set.
Bijlage 143
Compacte voedingsadapter
Gebruik de apart verkrijgbare compacte voedingsadapter CA-PS700 wanneer u de camera gedurende een lange periode gebruikt of wanneer u deze aansluit op een computer of printer.
1 Sluit de netvoedingskabel aan op de compacte voedingsadapter en steek de stekker in een stopcontact.
Naar stopcontact
2 Open het afdekklepje en sluit de DC-connector van de compacte voedingsadapter aan op de DC IN-aansluiting van de camera.
Na gebruik moet u de compacte voedingsadapter altijd loskoppelen en uit het stopcontact halen.
Schakel de camera altijd uit (p. 19) voordat u de
compacte voedingsadapter aansluit of
loskoppelt.
Wanneer u een ander apparaat gebruikt dan de
compacte voedingsadapter CA-PS700, kunnen
er storingen optreden in de camera en de
compacte voedingsadapter.
144 Bijlage
De datumbatterij vervangen
Als het menu Datum/Tijd wordt weergegeven wanneer u de camera inschakelt, is het energieniveau van de datumbatterij laag en zijn de datum- en tijdinstellingen verloren gegaan. Vervang de batterij door een in de handel verkrijgbare lithiumknoopcelbatterij (CR1220) via de volgende procedures.
Let erop dat de eerste datumbatterij relatief snel leeg is nadat u de camera hebt aangeschaft. Dit komt, omdat de batterij al tijdens de productie in de camera wordt geplaatst en niet wanneer u de camera koopt.
Waarschuwing
Let erop dat u de datumbatterijen opbergt buiten het bereik van kinderen. Neem direct contact op met uw huisarts of het ziekenhuis als uw kind een batterij doorslikt. De vloeistof in de batterij kan de maag of ingewanden beschadigen.
1 Schakel de camera uit en schuif het deksel van de batterijhouder in de richting van de pijlen.
2 Verwijder de AA-formaat batterijen en trek vervolgens de batterijhouder naar buiten door uw vinger eronder te haken.
3 Verwijder de oude datumbatterij en plaats een nieuwe datumbatterij in de houder van de datumbatterij met de negatieve pool (-) naar boven.
4 Plaats de datumbatterijhouder en de AA-formaat batterijen terug en sluit het deksel van de batterijhouder.
Bijlage 145
Onderhoud en verzorging van de camera
Ga als volgt te werk om camerabehuizing, lens, zoeker, LCD-scherm en andere onderdelen te reinigen.
Camerabehuizing : Veeg de behuizing schoon met een zachte doek of een brillendoekje.
Lens : Gebruik eerst een lensblazer om stof en vuil te verwijderen en verwijder vervolgens het resterende vuil door de lens voorzichtig schoon te vegen met een zachte doek.
Gebruik nooit synthetische reinigingsmiddelen op de behuizing of de lens. Als er vuil blijft zitten, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde helpdesk van Canon Klantenservice die u kunt vinden in het aparte boekje van de Canon Klantenservice.
ZoekerLCD-scherm
: Gebruik een lensblazer om stof en vuil te verwijderen. Wrijf eventueel hardnekkig vuil op de zoeker en het LCD-scherm voorzichtig weg met een zachte doek of een brillendoekje.
Wrijf of druk nooit hard of het LCD-scherm of de zoeker. Het scherm of de zoeker kunnen beschadigd raken of er kunnen andere problemen ontstaan.
Gebruik nooit oplosmiddelen, benzeen,
synthetische reinigingsmiddelen of water om de
apparatuur te reinigen. Deze middelen kunnen de
apparatuur aantasten of beschadigen.
146 Bijlage
Specificaties
Alle gegevens zijn gebaseerd op de testnorm van Canon. Wijzigingen zonder kennisgeving zijn mogelijk.
PowerShot S1 IS
Effectieve pixels in camera Ongeveer 3,2 miljoen
Beeldsensor 1/2,7 inch CCD (totaal aantal pixels: ongeveer 3.3 miljoen)
Lens 5,8 (G) – 58 (T) mm (bij 35-mm film gelijk aan: 38 - 380 mm)f/2,8 (G) – f/3,1 (T)
Digitale zoom Ongeveer 3,2x (maximaal 32x in combinatie met de optische zoom)
Zoeker LCD-kleurenzoekerBeeldbereik 100%
LCD-scherm 1,5-inch polykristalsiliconen TFT LCD-kleurenscherm, geschikt voor lage temperaturen (beeldbereik = 100%)
Autofocusmethode TTL AutofocusScherpstelvergrendeling en handmatige scherpstelling mogelijk.Scherpstelframe: 1-punts AF (elke positie is beschikbaar)
Opnameafstand(vanaf de voorkant van de lens)
Normaal autofocus: 10 cm – oneindig (G)/ 93 cm – oneindig (T)Handmatige scherpstelling: 10 cm – oneindig (G)/ 93 cm – oneindig (T)
Sluiter Mechanische sluiter + elektronische sluiter
Sluitertijden 15 – 1/2000 sec.1,3 sec. of langere sluitertijden zijn beschikbaar in de modus sluitertijdvoorkeuze of de handmatige modus.Lange sluitertijden van 15 tot 1,3 sec. of meer functioneren met ruisreductie.
Methode voor lichtmeting Meervoudige meting, meting met nadruk op het midden of spotmeting (Centrum of AF-punt)
Belichtingscontrole systeem Automatisch, sluitertijdvoorkeuze AE, diafragmavoorkeuze AE of handmatigAE lock (belichtingsvergrendeling) is mogelijk.
Bijlage 147
Belichtingscompensatie ± 2,0 standen met toenamen van 1/3Auto exposure bracketing (AEB) is mogelijk.
Gevoeligheid Automatisch, ISO 50/100/200/400 of equivalent
Witbalans Automatische TTL auto, vooraf ingesteld (mogelijke instellingen: Daglicht, Bewolkt, Lamplicht, TL licht, TL licht H of Flitser) of Custom
Ingebouwde flitser Auto*, aan*, uit * Rode-ogen-reductie is mogelijk.
Bereik flitser 1,0 – 4,2 m (G), 1,0 – 3,8 m (T)(Als de gevoeligheid is ingesteld op ISO 100 of equivalent.)
Belichtingscompensatie voor de flitser ± 2,0 standen met toenamen van 1/3, flitsbelichtingsvergrendeling, Slow sync en 1e gordijn/2e gordijn flits zijn mogelijk.
Opnamemethoden AutomatischCreatieve zone: Automatisch, Sluitertijdvoorkeuze, Diafragmavoorkeuze, Handmatig of CustomBeeldzone: Portret, Landschap, Nachtopnamen, Snelle sluiter, Langzame sluiter. StitchAssist en Film
Continu-opname Ongeveer 1,7 opnamen/sec. (grote/fijne modus)
Intervalfunctie Opname-interval: gem. 1 – 60 min. (stappen van 1 min.)Aantal opnamen: 2– 100 (maximum aantal opnamen varieert afhankelijk van capaciteit CF-kaart.)
Zelfontspanner Activeert de sluiter na een interval van ongeveer 10 sec./2-sec.
Draadloze afstandsbediening Opnemen en weergeven zijn mogelijk (draadloze afstandsbediening is apart verkrijgbaar).Tijdens het maken van de opnamen wordt het beeld meteen/na ongeveer 2 sec./10 sec. vastgelegd nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Opnamen maken via de computer Beschikbaar (Alleen via USB-aansluiting. Exclusieve software wordt meegeleverd bij de cameraset.)
Opnamemedia CompactFlash™-kaart (CF-kaart, Type I en Type II)
Bestandsindeling Geschikt voor bestandssysteem van camera en compatibel met DPOF
148 Bijlage
Bestandsindeling voor opnamenStilstaande beelden:
Films:JPEG (Exif 2.2)*1
AVI (beeldgegevens: Motion JPEG, audiogegevens: WAVE (mono))
Compressie Superfijn, fijn, normaal
Aantal opnamen pixelsStilstaande beelden:
Films:
Groot: 2048 x 1536 pixelsNormaal 1: 1600 x1200 pixelsNormaal 2: 1024 x 768 pixelsKlein: 640 x 480 pixels640 x 480 pixels (Fijn)640 x 480 pixels320 x 240 pixelsIn een filmopname zijn een maximale bestandsgrootte van 1 GB en een maximale opnameduur van 1 uur mogelijk.
Aantal beelden 15 of 30 beelden/seconde
Audio data Frequentie: ongeveer 22 kHzQuantisering: 16 bit
Afspeelmodi Enkelvoudig (histogram beschikbaar), Index (9 voorbeeldjes), Vergroot (ongeveer 10x (max.) op LCD-scherm/in zoeker), Geluidsmemo's (opnemen/afspelen tot 60 sec.) of Diapresentatie
Direct Print Compatibel met Canon Direct Print, Bubble Jet Direct en PictBridge
Beschikbare talen 12 talen beschikbaar voor menu's en berichten (Engels, Duits, Frans, Nederlands, Deens, Fins, Italiaans, Noors, Zweeds, Spaans, Chinees en Japans)
Instellingen voor Mijn camera Het opstartbeeld, opstartgeluid, werkingsgeluid en geluid van de zelfontspanner kunnen op de volgende manieren worden aangepast:1. Met beelden en geluiden op de camera2. Met gegevens die zijn gedownload vanaf een computer, via de bijgeleverde software
Interface USB, (mini-B, PTP [Picture Transfer Protocol])Audio/video-signaal (NTSC en PAL mogelijk, monogeluid)
Bijlage 149
(G): Maximale groothoek(T): Telestand
*1 Deze digitale camera ondersteunt Exif 2.2 (ook 'Exif Print' genoemd). Exif Print is een standaard voor de verbetering van de communicatie tussen digitale camera's en printers. Wanneer u de camera aansluit op een printer die Exif Print ondersteunt, worden de beeldgegevens van de camera op het moment van opname gebruikt en geoptimaliseerd. Dit levert prints op van een uitzonderlijk hoge kwaliteit.
Stroomvoorziening 1. Vier AA-formaat alkalinebatterijen (meegeleverd in de cameraset)2. Vier AA-formaat oplaadbare NiMH-batterijen (NB4-200) (apart verkrijgbaar)3. Compacte voedingsadapter (CA-PS700) (apart verkrijgbaar)
Werktemperatuur 0 - 40° C
Luchtvochtigheid 10 – 90 %
Afmetingen 111 x 78,0 x 66,1 mm (exclusief uitstekende delen)
Gewicht Ongeveer 370 g (alleen camerabehuizing)
150 Bijlage
Batterijprestaties
* De gegevens hierboven zijn gebaseerd op standaardtestomstandigheden van Canon. De werkelijke gegevens zijn afhankelijk van de opnameomstandigheden en de instellingen.
* Dit geldt niet voor filmgegevens.
<Testomstandigheden>
Opnamen: Kamertemperatuur (23 °C), afwisselend gebruik van maximale groothoek en maximale telestand met een interval van 20 seconden, gebruik van de flitser om de vier opnamen en de camera uit- en inschakelen na elke acht opnamen. Hierbij wordt de CF-kaart gebruikt. De helderheid van het LCD-scherm is ingesteld op de fabrieksinstelling.
Opnamen weergeven: Kamertemperatuur (23 °C), continu één beeld per 3 seconden weergeven. Hierbij wordt de CF-kaart gebruikt. De helderheid van het LCD-scherm is ingesteld op de fabrieksinstelling.
Zie Juist gebruik van batterijen (p. 15).
Aantal opnamenAfspeeltijd
LCD-scherm aan Zoeker aan
AA alkalinebatterijen(meegeleverd met de camera)
Ongeveer 120 Ongeveer 125 Ongeveer 5,5 uur
AA NiMH-batterij (NB4-200) Ongeveer 550 Ongeveer 570 Ongeveer 7,5 uur
Bijlage 151
CF-kaarten en geschatte capaciteit (op te nemen beelden)
Deze gegevens zijn gebaseerd op standaardopnameomstandigheden die zijn vastgesteld door Canon. De werkelijke waarden zijn afhankelijk van de opnameomstandigheden en de opnamemethode.L (Groot), M1 (Normaal 1), M2 (Normaal 2) and S (Klein) geven de resolutie aan.
(Superfijn), (Fijn) en (Normaal) geven de relatieve compressie aan.Een aantal CF-kaarten wordt in bepaalde regio's niet verkocht.
* De eerste instelling is ongeveer 30 beelden/seconde en de tweede en derde instellingen zijn ongeveer 15 beelden/seconde.
Kaart meegeleverd met camera
FC-32MH FC-64M FC-128M FC-256MH FC-512MSH
L (Groot) 2048 x 1536 pixels
18 38 76 154 308
33 68 137 276 552
67 136 274 548 1096
M1 (Normaal 1) 1600 x 1200 pixels
30 61 122 246 491
54 109 219 440 879
108 217 435 868 1736
M2 (Normaal 2) 1024 x 768 pixels
53 107 215 431 855
94 189 379 762 1524
174 349 700 1390 2717
S (Klein) 640 x 480 pixels
120 241 482 962 1893
196 393 788 1553 3125
337 676 1355 2720 5209
Film*
640 x 480 pixels (Fijn) 15 sec./30 sec. 30 sec./61 sec. 62 sec./124 sec. 125 sec./249 sec. 250 sec./499 sec.
640 x 480 pixels 20 sec./42 sec. 42 sec./85 sec. 85 sec./170 sec. 172 sec./343 sec. 344 sec./686 sec.
320 x 240 pixels 46 sec./91 sec. 92 sec./183 186 sec./368 sec. 374 sec./735 sec. 743 sec./1463 sec.
152 Bijlage
Bestandsgrootte van opnamen (schatting)
Draadloze afstandsbediening WL-DC100 (apart verkrijgbaar)
ResolutieCompressie
L 2048 x 1536 pixels 1602 kB 893 kB 445 kB
M1 1600 x 1200 pixels 1002 kB 558 kB 278 kB
M2 1024 x 768 pixels 570 kB 320 kB 170 kB
S 640 x 480 pixels 249 kB 150 kB 84 kB
BeeldkwaliteitAantal beelden
Film
640 x 480 pixels (Fijn) 1980 kB/sec. 990 kB/sec.
640 x 480 pixels 1440 kB/sec. 720 kB/sec.
320 x 240 pixels 660 kB/sec. 330 kB/sec.
Stroomvoorzie-ning
: Datumbatterij CR2025
Werk-temperaturen
: 0 - 40° C
Afmetingen : 35 x 6,5 x 56,6 mm
Gewicht : Ongeveer 10 g
CompactFlash™-kaart
Compacte voedingsadapter CA-PS700 (apart verkrijgbaar)
Batterijlader CB-4AH/CB-4AHE (Meegeleverd met de apart verkrijgbare batterijladerset CBK4-200)
*1 Bij gebruik van vier NiMH NB-2AH batterijen.*2 Bij gebruik van twee NiMH NB-2AH batterijen, één aan elk
uiteinde van de oplader.
Type kaartaansluiting : Type I
Afmetingen : 36,4 x 42,8 x 3,3 mm
Gewicht : Ongeveer 10 g
Voltage (invoer): 100 -240 V wisselstroom (50/60 Hz)30 VA (100 V) – 40 VA (240 V)
Nominaal uitgangs-vermogen
: 7,4 V gelijkstroom 2,0 A
Werktemperaturen : 0 - 40° C
Afmetingen : 112 x 49 x 45 mm
Gewicht : Ongeveer 186 g
Voltage (invoer) : 100 -240 V wisselstroom (50/60 Hz), 10 W
Nominaal uitgangs-vermogen
: 565 mA*1, 1275mA*2
Oplaadtijd : Ongeveer 250 min.*1, ongeveer 110 min.*2
Werktemperaturen : 0 - 35 °C
Afmetingen : 65,0 x 105,0 x 27,5 mm
Gewicht : Ongeveer 95 g
Bijlage 153
Groothoekconverter WC-DC52A (apart verkrijgbaar)
Teleconverter WC-DC52A (apart verkrijgbaar)
Vergroting : Ongeveer 0,7
Scherpstelbereik : 26,6 mm (gelijk aan 35-mm film)
Lenscompositie : 3 elementen in 3 groepen
Opnameafstand(vanaf de voorkant van de lens)
: 0 cm - oneindig
Schroefdraaddiameter: 52 mm standaardschroefdraadConversielensadapter LA-DC52E is vereist om deze lens te bevestigen op de PowerShot S1 IS.
Afmetingen: Diameter: 81,0 mm: Lengte: 46,0 mm
Gewicht : Ongeveer 145 g
Vergroting : Ongeveer 1,6
Scherpstelbereik : 608 mm (gelijk aan 35-mm film)
Lenscompositie : 5 elementen in 3 groepen
Opnameafstand(vanaf de voorkant van de lens)
: 2,15 m - oneindig
Schroefdraaddiameter: 52 mm standaardschroefdraadConversielensadapter LA-DC52E is vereist om deze lens te bevestigen op de PowerShot S1 IS.
Afmetingen: Diameter: 69,6 mm: Lengte: 66,5 mm
Gewicht : Ongeveer 145 g
NiMH batterij NB-2AH (Meegeleverd met de apart verkrijgbare NiMH NB4-200 of de Batterij/laderset CBK4-200)
Conversielensadapter LA-DC52E (Meegeleverd met de apart verkrijgbare Lensadapter/kapset LAH-DC10)
Lenskap LH-DC20(Meegeleverd met de apart verkrijgbare Lensadapter/kapset LAH-DC10)
Type : Oplaadbare nikkelmetaalhydride batterij
Nominaal voltage : 1,2 V DC
Normale capaciteit : 2300 mAh (laagste: 2150 mAh)
Levensduur : Ongeveer 300 keer
Werktemperatuur : 0 – 35 °C
Afmetingen: Diameter: 14,5 mm: Lengte: 50 mm
Gewicht : Ongeveer 29 g
Schroefdraaddiameter : 52 mm standaardschroefdraad
Afmetingen: Diameter: 56,8 mm: Lengte: 34,5 mm
Gewicht : Ongeveer 12 g
Schroefdraaddiameter : 52 mm standaardschroefdraad
Afmetingen: Diameter: 73,8 mm: Lengte: 28,2 mm
Gewicht : Ongeveer 15 g
154 Bijlage
Fototips en informatie
ISO-waarde (p. 81)
De ISO-waarde is de numerieke weergave van de lichtgevoeligheid van de camera. Hoe hoger de ISO-waarde, des te gevoeliger is de camera. Met een hoge ISO-waarde kunt u binnen of buiten opnamen maken in het donker zonder flitser. Daarnaast voorkomt dit wazige beelden door een bewogen camera. Dit is nuttig wanneer u opnamen maakt op plaatsen waar gebruik van de flitser is verboden. Met de instelling van de ISO-waarde wordt volledig gebruik gemaakt van het beschikbare licht, zodat de beelden een goede weergave vormen van de plaats waar deze zijn opgenomen.
ISO 50 of equivalent ISO 400 of equivalent.
Tip voor gebruik van de zelfontspanner (p. 49)
Normaal gesproken beweegt de camera een beetje wanneer u op de ontspanknop drukt.Wanneer u de zelfontspanner instelt op , wordt de sluiter twee seconden na het indrukken van de ontspanknop geactiveerd, zodat de camera niet meer beweegt en u geen wazige opname krijgt.U kunt nog betere resultaten verkrijgen door de camera op een stabiel oppervlak of een statief te zetten.
Histogramfunctie (p. 24)
Het histogram is een grafiek waarmee u de helderheid van het opgenomen beeld kunt beoordelen. Hoe groter de neiging naar links in de grafiek, des te donkerder is het beeld. Hoe groter de neiging naar rechts, des te helderder is het beeld. Als het beeld te donker is, wijzigt u de belichtingscompensatie in een positieve waarde. Als het beeld te helder is, wijzigt u de belichtingscompensatie in een negatieve waarde (p. 78).
Donker beeld Uitgebalanceerd beeld
Helder beeld
Bijlage 155
Beeldbestanden beheren (p. 110)
Nummering van bestanden en mappen
Aan de beelden worden bestandsnummers toegewezen van 0001 tot 9900 en aan de mappen worden mapnummers toegewezen van 100 tot 998 (de laatste twee cijfers van de mapnummers kunnen geen 99 zijn).
Mapcapaciteit
Elke map bevat meestal maximaal 100 beelden. Aangezien opnamen met de methoden Continu en StitchAssist echter altijd in dezelfde map worden opgeslagen, kan een map ook meer dan 100 beelden bevatten. Het aantal beelden kan ook meer zijn dan 100 als een map beelden bevat die zijn gekopieerd vanaf een computer of beelden die zijn opgenomen met andere camera's.
DCIMDCIM
100 CANON 0001 0002 0099 0100
0101 0102 0199 0200
9801 9802 9899 9900
101 CANON
198 CANON
200 CANON 0001 0002 0099 0100
De laatste twee cijfers van de mapnummers kunnen geen 99 zijn.
Houd er echter rekening mee dat de beelden in mappen die 2001 beelden of meer bevatten, niet kunnen worden weergegeven op deze camera.
De belichting aanpassen (p. 78)
Met deze camera wordt de belichting automatisch aangepast, zodat er opnamen worden gemaakt met een optimale helderheid. Opgenomen beelden kunnen echter lichter of donkerder zijn dan het werkelijke beeld, afhankelijk van de opnameomstandigheden. Als dit gebeurt, kunt u de belichting handmatig aanpassen (p. 78).
Onderbelichting
De hele opname is donker, waardoor de witte elementen van het beeld grijs lijken. Onderbelichting kan ontstaan bij het maken van een opname van een helder onderwerp of wanneer de omgeving van achteren wordt belicht. Pas de belichtingscompensatie aan richting het plusteken (+).
Optimale belichting
156 Bijlage
Overbelichting
De hele opname is licht, waardoor de zwarte elementen van het beeld grijs lijken. Overbelichting kan ontstaan door het opnemen van donkere onderwerpen in een donkere omgeving. Pas de belichtingscompensatie aan richting het minteken (-).
Bijlage 157
Index
Getallen
1e gordijn ..............................................................90
2e gordijn ..............................................................90
A
Aan-/uitzetten ........................................................19
Aangepaste instellingen opslaan ..........................98
Aantal beelden ...............................................32, 56
AE lock (belichtingsvergrendeling) ........................86
AF lock (autofocusvergrendeling) .........................94
AF Mode ................................................................65
Afspeelmodus ................................................20, 24
Afspeelvolume .......................................................66
Afspelen ..............................................................100
Alle standaardwaarden herstellen .........................68
Alles wissen ..........................................................65
autofocusframe ( ) .....................................24, 75
Automatisch ( ) ..............................................27
Automatisch uit .............................................66, 107
B
Batterij
Batterijen opladen .........................................140
Gebruiken .......................................................15
Status ..............................................................17
Beelden automatisch weergeven
(diapresentatie) ...................................................102
Beelden roteren ..................................................100
Beelden vergroten ( ) .........................................40
Beeldomkeren ....................................... 65, 67, 108
Beeldstabilisatie ............................................. 12, 29
Beeldzone .............................................................45
Bekijken ................................................................65
Bestandsnummers ..............................................110
Beveiligen .............................................................65
BKT-Focus ............................................................85
C
CF-kaart
Formatteren ....................................................18
Gebruiken .......................................................17
Compressie ...........................................................32
Continu-opname ( ) ...........................................52
Contrastkleur ( ) ...............................................82
Creatieve zone ......................................................71
D
Datum/Tijd ...................................................... 21, 66
De belichtingscompensatie aanpassen ................78
De bestandsnummering opnieuw instellen .........110
Detailweergave .....................................................24
158 Bijlage
Diafragmawaarde ................................................. 71
Diapresentatie .............................................. 65, 102
Afspeeltijd ..................................................... 105
Beelden selecteren ....................................... 103
Herhalen ....................................................... 105
Starten .......................................................... 102
Digitale zoom ................................................. 50, 65
DISPLAY (Weergave) .................................... 12, 24
Display uit .................................................... 66, 107
DPOF
Print Opties ............................................ 65, 121
Volgorde ................................................ 66, 126
Draadloze afstandsbediening ............................. 135
Draagriem ............................................................. 11
E
Energiebesparing ......................................... 66, 107
Externe sensor ...................................................... 10
F
File No. Reset ....................................................... 66
Film
Bekijken .......................................................... 57
Bewerken ....................................................... 57
Opnemen ( ) ............................................... 53
Flits ..........................................................10, 34, 64
Aanpassingsinstellingen ................................. 88
Moment waarop de flitser wordt gebruikt ....... 90
Sync ............................................................... 64
Flitsbelichtingsvergrendeling ................................ 87
Formatteren ...........................................18, 66, 113
FUNC. ................................................................... 61
Functie .................................................................. 12
Functieknop .......................................................... 12
G
Geluid van de zelfontspanner ..............68, 111, 112
Geluidsmemo's ................................................... 101
Groothoek ( ) ..............................................12, 27
Groothoekconverter ............................................ 137
H
Handmatige belichting ( ) .................................. 74
Handmatige scherpstelling ................................... 95
Histogramfunctie ...........................................24, 154
I
Indexweergave ..................................................... 41
Indicator ................................................................ 13
Informatieweergave .............................................. 24
Instellingen voor Mijn camera .....................111, 112
Interval ............................................................65, 91
Bijlage 159
IS (Beeldstabilisatie) ......................................12, 29
ISO-waarde ...........................................................81
J
JUMP ....................................................................42
JUMP (Springen) ...................................................12
K
Klepje van aansluitingen .......................................12
Kleureffect .............................................................82
L
Landschap ( ) ...................................................45
Langzame sluiter ( ) .........................................45
LCD Helderheid .....................................................66
LCD-scherm ............................................ 12, 24, 26
Lensdop ................................................................11
Lenskap ...............................................................137
Luidspreker ...........................................................12
M
Maateenheid .........................................................67
Menu ..............................................................12, 62
Instellen ..........................................................66
Keuze Menu ....................................................65
Menu's en instellingen selecteren ...................62
Mijn camera ....................................................67
Opname Menu ................................................64
Methoden voor lichtmeting ( ) ..................... 65, 76
MF (Handmatige scherpstelling) ...........................12
MF-Punt Zoom ......................................................65
Microfoon ( ) .............................................. 12, 101
Modusindicator ......................................................13
Multifunctionele keuzeknop ...................................12
Mute ......................................................................66
N
Nachtopnamen ( ) ..............................................45
O
Opnamemodus .............................................. 20, 24
Opnamen maken
Film .................................................................53
Opslaan ( ) .........................................................65
Opstartbeeld .................................19, 67, 111, 112
Opstartgeluid .................................20, 67, 111, 112
Opstartvolume .......................................................66
P
Portret ( ) ...........................................................45
Print Opties .........................................................121
Printen .................................................................119
Programmakeuzeknop ............................ 13, 45, 71
R
Reeksopnamen (AEB) ..........................................84
Resolutie ...............................................................32
160 Bijlage
Rode-ogen-reductie ( ) .................10, 34, 36, 64
Roteren ................................................................. 65
S
Scherpstelling ................................................ 28, 93
Scherpstelvergrendeling ....................................... 93
Scherpte ............................................................... 82
Slow sync ....................................................... 37, 64
Sluiter
Drukken .......................................................... 28
Geluid .....................................28, 68, 111, 112
Ontspanknop .................................................. 12
Sluitertijd ......................................................... 71
Volume ........................................................... 66
Snelkiesknop ( ) ...................................12, 65, 69
Snelle sluiter ( ) ................................................ 45
Standaardweergave .............................................. 24
StitchAssist ( ) ........................................... 45, 47
T
Taal ................................................................ 23, 67
Tallylamp ....................................................... 10, 65
Teleconverter ...................................................... 137
Telestand ( ) .............................................. 12, 27
Timervolume ......................................................... 66
Transmissie-instellingen
Beeldtransmissie-instellingen ....................... 126
Transportmodus ................................................. 163
V
Verzadiging ........................................................... 82
Videosysteem ....................................................... 67
Volgorde ............................................................. 126
Volume ................................................................. 66
W
Waarschuwing bij overbelichting .......................... 26
Weergeven
Beelden op een tv ........................................ 118
Werkgeluid ...........................................67, 111, 112
Werkvolume .......................................................... 66
Wissen
Afzonderlijke beelden wissen ......................... 43
Alle beelden wissen ....................................... 44
Witbalans ( ) ................................................... 79
Z
Zelfontspanner ( ) ...............................12, 49, 64
Zelftimer ................................................................ 64
Zoeker ............................................................12, 26
Zoomen ............................................ 12, 27, 40, 50
Zwart/Wit .............................................................. 82
161
MEMO
162
MEMO
163
MEMO
164
MEMO
165
MEMO
166
Beschikbare functies voor de verschillende opnamemethoden
In dit overzicht ziet u de beschikbare functies voor elke opnamemethode. U kunt opnamen maken met de instellingen die zijn opgeslagen in de modus (p. 98).
Referen-tie-
pagina
Resolutie(Stilstaandebeelden)
Groot L * * * * * * * – * * * *
p. 32
Normaal 1 M1 –
Normaal 2 M2 –
Klein S –
Resolutie(Films)
640 x 480 pixels (Fijn) – – – – – – – – – – –
640 x 480 pixels – – – – – – – * – – – –
320 x 240 pixels – – – – – – – – – – –
Compressie
Superfijn –
p. 32Fijn * * * * * * * – * * * *
Normaal –
Aantalbeelden
30 beelden/sec. – – – – – – – * – – – –p. 56
15 beelden/sec. – – – – – – – – – – –
Flitser
Automatisch * * * * – – – – –
p. 34Aan – –
Uit * * * – * * * *
Rode-ogen-reductie – p. 35
167
Slow syncAan – – – – – –
p. 37Uit – – – * – * *
Flits instel.Aan – * * –
p. 88Uit – – – – – – – – –
Flits Sync1e gordijn – – * * * *
p. 902e gordijn – – – – – – –
Flits Pop-upAan – * * * *
p. 34Uit – – – – – – – –
Transportmodus
Enkele opname * * * * * * * * * * * * –
Standaardcon-tinu-modus
– – – p. 52
Zelfontspanner10 seconden
p. 492 secondenZelfontspanner
Interval – – – – – – – – p. 91
autofocusframeMidden * * * *
p. 75Handmatig – – – – – – – –
Autofocusvergrendeling – p. 86
Handmatige scherpstelling – – p. 95
Referen-tie-
pagina
168
Digitale zoomAan – –
p. 50Uit * * * * * * – – * * * *
Belichtingscompensatie – (2) – p. 78
Methodevoorlichtmeting
Meervoudigelichtmeting
* * * *
p. 76
Meting met nadruk op het midden
– – – – – – – –
Spotmeting – – – – – – – –
Centrum – – – – – – – – * * * *
AF-Punt – – – – – – – –
Belichtingsvergrendeling/Flitsbelichtingsvergrendeling
– – – – – – – (3) – p. 86, 87
AEBAEB – – – – – – – – – p. 84
BKT-Focus – – – – – – – – (1) (1) (1) (1) p. 85
Witbalans (4) WB –(5) (6) p. 79
Foto-effect –
p. 82Contrast/Scherpte/Verzadiging
– – – – – – – –
FocusinstellingenContinu * * * * * * * * *
p. 97Eén beeld –
Referen-tie-
pagina