Upload
nguyentuyen
View
214
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN
Groningen, 29 januari 2019
Dossiernr. : K13260
Documentnr. : 2019-005524
Verzonden : 30 januari 2019
gelet op:
• het verzoek van Eco Reest B.V. te Zuidwolde, ontvangen op 29 november 2018, en
aanvullingen daarop, ontvangen op 22 januari 2018, namens Woonborg te Vries;
• de Wet natuurbescherming;
BESLUITEN:
aan Woonborg, Tynaarlosestraat 1, 9480 AA te Vries;
voor de activiteit: het isoleren en na-isoleren van spouwmuren en renoveren van daken
van woningen;
in het plangebied: Kastanjelaan 1 tot en met 29 (oneven nummers) en Beukenlaan 26 tot
en met 30 (even nummers) te Glimmen (figuur 1 in de Overwegingen bij
Besluit);
in de gemeente: Haren;
I. op grond artikel 3.3 lid 1 en 4 en artikel 3.8 lid 1 en 5 van de Wet natuurbescherming (Wnb)
- ten aanzien van huismus (Passer domesticus) ontheffing te verlenen van het verbod op:
• opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren
(artikel 3.1 lid 2 Wnb);
- ten aanzien van gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), ruige dwergvleermuis (Pi-
pistrellus nathusii) en laatvlieger (Eptesicus serotinus) ontheffing te verlenen van het verbod
op:
• opzettelijk verstoren (artikel 3.5 lid 2 Wnb);
• beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen (artikel 3.5 lid 4
Wnb);
II. dat de ontheffing geldt voor de periode vanaf de verzenddatum van dit besluit tot en met 1 febru-
ari 2023;
III. dat de volgende bijlagen deel uitmaken van dit besluit:
1. voorschriften;
2. overwegingen bij besluit;
2/17
3. de aanvraag van 29 november 2018 en aanvullingen daarop van 22 januari 2018, inclusief
activiteitenplan EcoReest B.V., 12 november 2018. "Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag:
Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen".
Groningen, 29 januari 2019
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Groningen:
namens dezen:
A.J. Hoogerwerf
Hoofd van de afdeling Landelijk Gebied en Water
Deze brief is elektronisch aangemaakt en daarom niet ondertekend.
3/17
Toelichting
Wij verwijzen u naar de bijlage Overwegingen bij Besluit voor nadere motivering.
Bezwaar
Als u het niet eens bent met dit besluit bestaat de mogelijkheid om binnen zes weken na
verzenddatum van deze brief een bezwaarschrift in te dienen. Meer informatie daarover vindt u op
de website van de provincie Groningen (https://www.provinciegroningen.nl/contact/klacht-over-de-
provincie/bezwaar-maken/). Als u overweegt een bezwaarschrift in te dienen, zouden wij het op prijs
stellen als u eerst contact met ons opneemt. Wellicht kunnen uw bezwaren door een toelichting van
ons worden weggenomen.
Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van dit besluit niet op. U kunt daarvoor een
verzoek om voorlopige voorziening indienen bij de rechtbank. Een voorlopige voorziening is een
zelfstandige procedure. Meer informatie over het vragen van een voorlopige voorziening vindt u op
www.rechtspraak.nl.
Meer informatie
Wij vertrouwen er op dat voldoende duidelijk is welke voorwaarden aan dit besluit verbonden zijn.
Heeft u nog vragen, dan kunt u bellen naar telefoonnummer 050 - 316 48 89. U wordt dan
doorverbonden met een medewerker die uw vragen zal beantwoorden. Bij correspondentie over
deze brief verzoeken wij u het correspondentienummer te vermelden.
4/17
BIJLAGEN
Voorschriften
Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden:
Algemene voorschriften
1. Dit besluit is enkel van toepassing op huismus, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis
en laatvlieger en de beschreven verboden handelingen.
2. Dit besluit geldt alleen voor de werkzaamheden die conform de aanvraag worden uitgevoerd,
voor zover in dit besluit zelf niet anders is aangegeven.
3. De ontheffinghouder dient onverwijld contact op te nemen met Provincie Groningen indien bij het
uitvoeren van de werkzaamheden van het project betreffende beschermde soort(en) of andere
beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld
in voorschrift 2 noodzakelijk zijn.
4. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of
haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De
ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelijk voor
de juiste naleving van deze ontheffing.
5. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van dit besluit en de bijbeho-
rende documenten op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te wor-
den getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren.
6. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een (ecologisch) logboek bij gehouden te
worden. Uit dit logboek moet aantoonbaar blijken wanneer en op welke wijze de hier beschreven
voorschriften zijn uitgevoerd. Dit logboek moet op verzoek worden getoond aan de daartoe be-
voegde toezichthouders of opsporingsambtenaren.
7. De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen be-
kend is, bijgevoegd meldingsformulier in te vullen en ons toe te sturen, uiterlijk een week vooraf-
gaand aan de werkzaamheden.
Specifieke voorschriften
8. Alle maatregelen dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige1 op het
gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verleend.
9. Bij de planning van de werkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de seizoenacti-
viteiten van de soort(en) waarvoor ontheffing is verleend, om verstoring in de meest kwetsbare
perioden (zoals voortplanting, broedseizoen, winterrust) te voorkomen. De genoemden perioden
kunnen zowel eerder als later beginnen en/of eindigen, afhankelijk van de meteorologische
omstandigheden voorafgaand aan en tijdens de werkzaamheden. De geschiktheid van de
periode voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient te worden bepaald door een
deskundige op het gebied van de betreffende soort.
1 Provincie Groningen verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis dient te zijn opgedaan doordat de deskundige:
- op HBO-, dan wel universitair niveau, een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of - op MBO niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de natuurwetgeving, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van
die soorten; en/of - als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zoals bijvoorbeeld een bureau welke is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus;
en/of - zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenbescherming en is aangesloten bij en werkzaam voor de daarvoor in Nederland be-
staande organisaties (zoals bijvoorbeeld Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Land-schappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied); en/of
- zich aantoonbaar actief inzet op het gebied van de soortenmonitoring en/of - bescherming.
5/17
10. De hier beschreven voorschriften dienen in een ecologisch werkprotocol te worden opgenomen.
Dit ecologisch werkprotocol dient op de locatie aanwezig te zijn en dient onder betrokken werk-
nemers, met name ook de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, bekend te zijn. Werk-
zaamheden dienen conform dit protocol te worden uitgevoerd.
11. Er dient te worden gemonitord om de effectiviteit van de maatregelen te controleren. Een moni-
toringsplan dient voorafgaand aan de monitoring ter goedkeuring aan het bevoegd gezag voor-
gelegd te worden. Een tussenrapportage dient jaarlijks in december aangeleverd te worden en
een eindrapport onmiddellijk vijf jaar na de aanvangsdatum van de werkzaamheden.
12. Alle maatregelen dienen als volgt te worden uitgevoerd zoals ook beschreven is in het bij de
aanvraag gevoegde activiteitenplan en in de aanvullende gegevens van 22 januari 2019:
Laatvlieger, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis
a) Om de periode tijdens de uitvoer van de werkzaamheden te overbruggen dienen per gevon-
den verblijfplaats tijdelijk vier uitwendige kasten opgehangen te worden van het type VK WS
07 vleermuizenkast van Vivara Pro.
b) De kasten dienen in november 2018 geplaatst te zijn aan de kopgevels van de woningen
waar de verblijfplaatsen zijn aangetroffen (aangetroffen op: Kastanjelaan 1, 7, 21, 29 en
Beukenlaan 30). De kasten worden zo hoog mogelijk in de top van de gevels geplaatst. De
kasten op de kopgevels komen op ca. 7 meter hoogte te hangen. Hierbij wordt er gelet op
een vrije in- en uitvliegroute. De kasten worden geplaatst buiten het bereik van predatoren
en buiten effecten van lichtverstoring.
c) Deze kasten dienen in elk geval te blijven hangen totdat de renovatiewerkzaamheden ge-
reed zijn. De kasten worden in oktober 2019 vervangen door de bovengenoemde inbouw-
kasten en gevelbeplating. Wanneer de kasten worden verwijderd wordt eerst door een des-
kundige op het gebied van vleermuizen gecontroleerd of de kast bewoond is. De kast wordt
pas weggehaald als er geen vleermuizen meer in aanwezig zijn.
d) De huidige vleermuisverblijfplaatsen dienen in de maand april ongeschikt gemaakt te wor-
den door het aanbrengen van exclusion flaps. Dit moet gebeuren minstens drie dagen voor-
afgaand aan de werkzaamheden met ten minste één nacht met temperaturen van minimaal
10 graden Celsius. e) Er dienen vier kasten per gevel geplaatst te worden op de kopgevels van de woningen waar
verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger zijn aan-getroffen (aangetroffen op: Kastanjelaan 1, 7, 21, 29 en Beukenlaan 30).
f) De volledige ruimte achter de gevelbekleding, welke over de top van de kopgevel wordt ge-plaatst, dient beschikbaar te blijven voor vleermuizen.
g) De kasten dienen zo dicht mogelijk onder de nok geplaatst te worden, maar op minimaal 3 meter hoogte.
h) Hierbij dient gelet te worden op een vrije in- en uitvliegroute. i) De kasten dienen geplaatst te worden buiten het bereik van predatoren en buiten effecten
van lichtverstoring. j) Er dient gebruik gemaakt te worden van de kasten IB VL 01 (kast met inbouwsteen) in com-
binatie met de IB VL 02 (volledig in de muur weg te werken kast) van Vivara Pro (zoals weergegeven in figuur 5-2 van het activiteitenplan).
k) Deze kasten dienen per vier in de gevel aan elkaar geschakeld te worden (zie figuur 5-1 van het activiteitenplan).
l) Om een ecologische plus te creëren dienen de kasten en gevelbeplating op álle kopgevels binnen het plangebied geplaatst te worden, dus ook op de Beukenlaan 26 en de Kastanje-laan 9 en 19.
m) Op de kopgevels van de Kastanjelaan 7 en de Beukenlaan 30 komen geen kasten, maar dient wel gevelbetimmering geplaatst te worden welke toegankelijk is voor vleermuizen. Dit is in verband met de aanwezigheid van laatvlieger.
n) De daken dienen na de renovatiewerkzaamheden weer toegankelijk gemaakt te zijn voor vleermuizen. Er komt een overstek aan de daken. De ruimte onder het dak wordt toeganke-lijk gehouden via gaten in de overstek van minimaal 2,5 cm. De overstek is aan de boven-zijde open en afgedekt met een dakpan. Aan de bovenzijde kunnen vleermuizen onder de dakpannen kruipen en de ruimte tussen de daklaag en dakpannen over het hele dak berei-ken.
Huismus
6/17
o) De nestlocaties van huismus dienen voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt ge-maakt te worden door het dichtzetten van de ruimte onder de dakpannen met vogelschroot.
p) Het broedseizoen van huismus loopt globaal van maart tot en met september. De werk-zaamheden zijn gepland juli/augustus van 2019. Derhalve dienen de aanwezige nestlocaties voor de start van het broedseizoen, dus voor 1 maart, dichtgezet te worden.
q) In de nieuwe situatie dienen vogelvides geplaatst te worden aan de woningen waar de nes-ten van huismussen zijn waargenomen. Per gevonden nest wordt er 1 meter vogelvide ge-plaatst (met om de 50 cm een nestlocatie), aan dezelfde zijde van de woning waar de hui-dige nestlocaties zich bevinden.
r) Een ecologische plus dient gecreëerd te worden door op de nummers 9, 17 en 19 vogelvi-des te plaatsen. In totaal wordt hiermee circa 38 meter vogelvide geplaatst.
s) Voor elke nestplaats die komt te vervallen worden twee nestkasten te plaatsen in de directe omgeving. Er worden in totaal 6 nestkasten voor huismussen opgehangen.
t) Hiervoor dienen nestkasten gebruikt te worden van Vivara Pro . De binnenmaat van deze kasten is 11.8 cm x 18cm x 12.5 cm. De kasten zijn gemaakt van duurzaam materiaal (eco –plaat). De kasten dienen in november 2018 geplaatst te zijn.
u) Deze dienen verdeeld te worden over de kopgevels van Kastanjelaan 9 en 19. Er is gekozen voor de kopgevels, omdat deze bij de renovatiewerkzaamheden niet verstoord worden. Er dienen geen steigers geplaatst te worden bij de kopgevels.
v) In oktober 2019 (dus buiten het broedseizoen) mogen de (tijdelijke) huismuskasten worden weggehaald. De permanente voorzieningen (vogelvides) dienen dan reeds aangebracht te zijn.
Overige voorschriften
13. Indien blijkt dat de in dit besluit gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden
waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, zeker vier maanden voor het ver-
strijken van deze termijn een nieuwe aanvraag indienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van
het project.
14. Aanspreekpunt in het kader van dit besluit en de daaruit voortvloeiende voorschriften is het Lo-
ket, [email protected]. U kunt ook contact opnemen met Afdeling Lan-
delijk Gebied en Water van de Provincie Groningen, Postbus 610, 9700 AP, Groningen.
7/17
Overwegingen bij Besluit
1. Nadere toelichting brongegevens
Onderwerp: Verzoek om ontheffing in het kader van soortbescherming.
Activiteitenplan: EcoReest B.V., 12 november 2018. "Activiteitenplan bij
ontheffingsaanvraag: Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te
Glimmen"
Activiteit: Woonborg is voornemens de woningen binnen de onderzoeklocatie
na te isoleren. De spouw is op deze locaties al gevuld. Waar nodig
wordt deze na geïsoleerd. Daarnaast worden de daken van de
woningen van buitenaf gerenoveerd.
Reden voor deze aanvraag: De woningen worden beter geïsoleerd, waardoor energieverbruik
wordt verminderd en een gezonder leefklimaat in de woningen
ontstaat.
Plangebied: Kastanjelaan 1 tot en met 29 (oneven nummers) en Beukenlaan 26-
30 (even nummers) te Glimmen, zoals weergegeven in figuur 1.
Geplande werkzaamheden: • Isoleren spouwmuren.
• Renoveren daken.
Planning: De werkzaamheden staan gepland in juli / augustus 2019 en nemen
enkele dagen per woning in beslag.
Figuur 1: Plangebied is rood omkaderd (bron achtergrondkaart: ArcGIS)
Ontheffing is aangevraagd voor verwachte overtreding van de volgende verbodsbepalingen:
opzettelijk doden of vangen (artikel 3.1 lid 1 Wnb); Huismus
8/17
opzettelijk verstoren (artikel 3.5 lid 2 Wnb); Laatvlieger, gewone en
ruige dwergvleermuis
beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen
(artikel 3.5 lid 4 Wnb);
Laatvlieger, gewone en
ruige dwergvleermuis
2. Ecologische afweging met betrekking tot Natura 2000-gebieden
Een aanvraag in het kader van gebiedsbescherming wordt door u niet nodig geacht en zal hier
derhalve verder buiten beschouwing gelaten worden. Wij delen dit oordeel.
3. Ecologische afweging met betrekking tot Soortbescherming
3.1 Wettelijk kader
Artikel 1.11 Wnb Zorgplicht
1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale na-
tuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in elk geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs
kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt
voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende
dieren en planten:
a. dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel,
b. indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke maat-
regelen treft om die gevolgen te voorkomen, of
c. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of
ongedaan maakt.
Artikel 3.1 Wnb
1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als
bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
2. Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld in het eerste
lid te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen.
3. Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in het eerste lid te rapen en deze onder zich te
hebben.
4. Het is verboden vogels als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te storen.
5. Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke
invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort.
Artikel 3.5 Wnb
1. Het is verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij
de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun
natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen.
2. Het is verboden dieren als bedoeld in het eerste lid opzettelijk te verstoren.
3. Het is verboden eieren van dieren als bedoeld in het eerste lid in de natuur opzettelijk te vernie-
len of te rapen.
4. Het is verboden de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in het eerste
lid te beschadigen of te vernielen.
3.2 Beoordeling
3.2.1 Alternatievenafweging
Locatie, werkwijze, planning en inrichting
Het project omvat renovatie en isolatie van bestaande woningen en is daarmee locatie gebonden.
De werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het landelijke energieakkoord. Indien de
werkzaamheden niet worden uitgevoerd, worden de doelstellingen uit het energieakkoord niet
gehaald.
9/17
Bovendien is de technische staat van de woningen dusdanig dat deze niet meer voldoet aan de
eisen van deze tijd. Het complex is onvoldoende geïsoleerd, waardoor er veel energieverlies
optreedt en er sprake is van vocht en tocht. Indien er geen verbetering wordt uitgevoerd zullen de
woningen op langere termijn onbewoonbaar worden. Uiteindelijk zal dit leiden tot de sloop van de
woningen. Dit zal resulteren in verlies van verblijfplaatsen voor vleermuizen en huismussen. Het
alternatief van sloop en nieuwbouw heeft tot gevolg dat er voor langere periodes geen vaste rust- en
verblijfplaatsen beschikbaar zijn op de locatie van de gesloopte woningen.
De daken hebben momenteel helemaal geen isolatie. De goten en dakpannen zijn inmiddels op
vervangingsleeftijd. De vliering is niet beloopbaar waardoor de daken niet van binnenuit kunnen
worden geïsoleerd. De daken worden daarom van buitenaf geïsoleerd en gerenoveerd.
Bij de gekozen werkwijze is voldoende rekening gehouden met de aanwezige beschermde
vleermuizen en huismus, door de werkzaamheden buiten de kwetsbare periodes te plannen en in de
nieuwe situatie nieuwe verblijfplaatsen te integreren.
Eindoordeel alternatievenafweging
Hiermee is voldoende aangetoond dat geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. In deze
situatie wordt met de gekozen locatie, planning, werkwijze en inrichting (buiten de kwetsbare
periode) schade aan de aanwezige beschermde soorten voorkomen of zoveel mogelijk beperkt.
3.2.2 Belangenafweging
De ontheffing is aangevraagd voor huismus in het belang van:
• volksgezondheid of de openbare veiligheid;
voor de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger in het belang van;
• volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar be-
lang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het
milieu wezenlijke gunstige effecten;
Volksgezondheid of openbare veiligheid
Tijdens een recent bewonersoverleg zijn klachten naar voren gekomen over slechte isolatie. Zo
ervaren de bewoners een koude woonkamer en een koude keuken, een slechte vloerisolatie en een
inzakkende muurisolatie. Woonborg heeft veel klachten ontvangen over kou in de woningen en
schimmel door een vochtig leefklimaat. Verder hebben de bewoners hoge energierekeningen als
gevolg van de slechte (dak)isolering. Daarom gaat Woonborg de woningen isoleren en een
mechanische ventilatie aanbrengen.
De daken van de woningen zijn slecht of niet geïsoleerd, waardoor er veel energieverlies optreedt.
Bovendien is het klimaat in de woningen niet optimaal als het gevolg van vocht en tocht. In een
vochtig huis groeien schimmels en huisstofmijten sneller dan in een droog huis. Mensen die in een
vochtig of schimmelig huis wonen hebben vaker luchtwegklachten dan mensen die in een droog huis
wonen. Wonen in een vochtig huis kan leiden tot het ontstaan van astma of verergering daarvan.
Bovendien komen in vochtige huizen meer schimmels en/of huisstofmijten voor. Schimmels en
huisstofmijten kunnen allergieën veroorzaken.
Na afloop van de renovatie zijn de woningen beter geïsoleerd waardoor een gezonder leefklimaat
ontstaat. Hierdoor dient het project het belang “volksgezondheid of openbare veiligheid”.
Volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang,
met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige
effecten
Woonborg houdt zich aan het Convenant Energiebesparing Huursector. Deze is ondertekend door
Aedes (de landelijke branchevereniging van woningcorporaties) en het Ministerie van Binnenlandse
Zaken. De doelstelling van dit convenant is het verlagen van de uitstoot van broeikasgassen met
20% in 2020 en het verbeteren van het energielabel naar B. Daarmee wordt een bijdrage geleverd
aan het vertragen van de klimaatverandering.
10/17
Op basis van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Koepelconvenant beogen Aedes en
Woonbond met dit convenant in 2020 ten minste een gemiddelde Energie Index van 1,25 (gemiddeld
energielabel B) te bereiken voor de totale huurwoningenvoorraad van de corporaties. Dat komt
overeen met een besparing op het gebouw gebonden energieverbruik van bestaande
corporatiewoningen van 33% in de periode 2008 tot en met 2020. Deze ambitie betreft het gebouw‐
en installatie gebonden energiegebruik voor met name ruimteverwarming, warm tapwater en
ventilatie.
Door het verlagen van energieverbruik en daarmee de uitstoot van broeikasgassen dient het project
een ‘dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of
economische aard en voor milieu wezenlijk gunstige effecten’.
Groene plus
Binnen de onderzoeklocatie zijn vier paarverblijfplaatsen van ruige dwergvleermuis, één
zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis en twee zomerverblijfplaatsen van de laatvlieger
aanwezig. In de nieuwe situatie worden voor deze vleermuizen aan zes kopgevels vier
vleermuiskasten per kopgevel geplaatst. Daarnaast worden alle acht de kopgevels voorzien van
betimmering waarachter vleermuizen kunnen verblijven. Bovendien worden de daken na de
renovatiewerkzaamheden weer toegankelijk gemaakt voor vleermuizen.
In de huidige situatie zijn de spouwmuren naar verwachting nog voor een groot deel gevuld met
isolatiemateriaal, waardoor ze niet tot beperkt toegankelijk zijn voor vleermuizen. Hierdoor is het
waarschijnlijk dat de huidige verblijfplaatsen zich onder het dak bevinden.
In de nieuwe situatie worden alle daken weer toegankelijk gemaakt en worden alle gevels geschikt
gemaakt door inbouwkasten en/of gevelbetimmering aan de topgevels (vanaf de hoogte van de
dakgoot tot aan de nok). Hierdoor is er sprake van een ecologische plus ten opzichte van de huidige
situatie, waarin naar verwachting alleen het dak toegankelijk is.
Huismus
In de huidige situatie zijn drie nestlocaties van de huismus aanwezig binnen de onderzoeklocatie. In
de nieuwe situatie wordt circa 38 meter vogelvide geplaatst. In 38 meter vogelvide zijn in totaal 76
nestplaatsen aanwezig. Hierdoor zijn de drie nestplaatsen in de nieuwe situatie zeer ruim
gemitigeerd ten opzichte van de huidige situatie en is er sprake van een ecologische plus.
Eindoordeel belangenafweging
Deze geldende belangen zijn voldoende onderbouwd om de negatieve effecten op de huismus,
gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger, die als gevolg van de uitvoering van
de voorgenomen activiteit zullen optreden, te rechtvaardigen.
3.2.3 Ecologische afweging met betrekking tot soortbescherming huismus
Onderzoeksmethode
Onderzoek op: 4 april en 14 mei 2018.
Uitgevoerd door: EcoReest BV.
In 2018 zijn de woningen bij Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen op huismussen
onderzocht conform de eisen uit het Soortinventarisatieprotocol van het Netwerk Groene Bureaus
(versie juli 2017). De uitgevoerde veldbezoeken hebben plaatsgevonden tussen 1 à 2 uur na
zonsopkomst en 1 à 2 uur voor zonsondergang onder droge weeromstandigheden, conform de
voorschriften uit de soortenstandaard. De beschreven inventarisatie is voldoende om de
aanwezigheid en functies binnen het plangebied van huismus vast te stellen.
Onderzoeksresultaten en functies in het plangebied
Aanwezigheid van huismus is tijdens het onderzoek vastgesteld. Met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid is deze soort tijdens de geplande werkzaamheden in de uitvoeringsperiode in het
plangebied aanwezig. Tijdens het veldonderzoek voor huismussen zijn enkele waarnemingen van
11/17
nestlocaties gedaan op de onderzoeklocatie. Uit onderzoek op 4 april 2018 bleek dat er twee
locaties aanwezig zijn waar zich een nestlocatie bevindt. Het gaat om de woningen op Kastanjelaan
nummer 13 en 15. Tevens is in het tweede veldonderzoek naar de huismus een andere nestlocatie
waargenomen. Deze nestlocatie bevindt zich op Kastanjelaan nummer 11 bij de onderste rij
dakpannen aan de voorzijde.
Negatieve effecten
De in de aanvraag omschreven ingreep heeft negatieve effecten op essentiële functies binnen het
plangebied voor huismus. De werkzaamheden hebben effect op de aangetroffen nesten binnen het
plangebied. Als gevolg van de werkzaamheden komen de bovengenoemde nestlocaties te vervallen.
Daarnaast heeft de ingreep negatieve effecten op individuen van deze soort.
Maatregelen om negatieve effecten te voorkomen of te minimaliseren
Met de door u voorgestelde werkwijze, planning en inrichting en de op bladzijde 19 en 20 van het
activiteitenplan voorgestelde maatregelen worden de effecten zo veel mogelijk beperkt. Deze en
andere maatregelen zijn nader uitgewerkt in de Voorschriften. Globaal komt dit neer op het
volgende:
• werken buiten de kwetsbare periode;
• aanbieden tijdelijke voorzieningen;
• habitat en/of verblijfplaatsen ongeschikt maken;
• aanbieden permanente voorzieningen;
• begeleiding van de werkzaamheden door ecologisch deskundige.
De aangetroffen huismusnestplaatsen zijn waargenomen onder de eerste rij dakpannen van de
woningen aan de Kastanjelaan 11, 13 en 15. Door de onderste rij dakpannen voorafgaand aan het
broedseizoen dicht te zetten met vogelschroot, wordt voorkomen dat broedende huismussen worden
verstoord door de werkzaamheden. Tijdens de werkzaamheden kunnen de huismussen uitwijken
naar de nestkasten die in de directe omgeving zijn opgehangen en waar geen verstoring plaatsvindt.
De nestplaatsen die komen te vervallen worden in voldoende mate in de nieuwe situatie
teruggebracht door het aanbrengen van vogelvides. Tijdens en na de werkzaamheden blijven
daarom voldoende uitwijkmogelijkheden beschikbaar. Daarom zal de functionaliteit van de
nestplaatsen van huismus niet worden aangetast. De gunstige staat van instandhouding van
huismus komt niet in het geding als gevolg van de geplande werkzaamheden.
Overtreding verbodsbepalingen
Negatieve effecten als gevolg van de ingreep leidt tot overtreding van:
artikel 3.1 voor vogelsoorten van artikel 1 van de Vogelrichtlijn met betrekking tot:
• lid 2, het opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen
of eieren;
huismus
Gunstige staat van instandhouding
Ooit was de huismus de meest algemene broedvogel van Nederland. De soort is de laatste decennia
om onbekende reden in aantal vrij hard achteruit gegaan. Begin jaren tachtig van de 20e eeuw
begon de afname, die in de beginjaren negentig versnelde. Dit heeft geresulteerd in een landelijke
afname van meer dan 50 procent van het aantal broedparen. Vermoedelijk is één van de oorzaken
de afname van broedgelegenheid, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen, dit in
combinatie met een afgenomen voedselaanbod, minder dekking en een toename aan predatie.
Sinds de eeuwwisseling lijkt de broedpopulatie zich te herstellen; het is nog onduidelijk of dit een
structureel herstel is of dat het een tijdelijke opleving betreft (Kennisdocument Huismus, BIJ12 versie
1.0 2017).
Waarnemingen van de huismus komen binnen en buiten de Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30
te Glimmen voor. In totaal telt de NDFF elf waarnemingen binnen een straal van ca. 1 km in de
12/17
afgelopen 10 jaar. Een groot deel van de waarnemingen zijn waargenomen binnen de
onderzoeklocatie zelf.
Door de uitvoering van de eerder genoemde maatregelen en de beschikbare (permanente)
alternatieven, inclusief de groene plus en de huidige lokale staat van instandhouding van deze
soorten, is zeker dat dit project niet zal leiden tot verslechtering op de lokale populatie of de staat
van instandhouding van huismus. Hierdoor is gegarandeerd dat de huidige populatie in stand kan
blijven, en naar verwachting gezien de ecologische plus kan toenemen in de toekomst. De gunstige
staat van instandhouding van huismus blijft hiermee gewaarborgd.
Eindoordeel ecologische afweging huismus
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal de voorgestelde manier van werken de
negatieve effecten voorkomen of tot een voldoende minimum beperken. Gezien bovenstaande is het
zeer aannemelijk dat hiermee de gunstige staat van instandhouding van huismus voldoende
gewaarborgd blijft.
3.2.4 Ecologische afweging met betrekking tot soortbescherming vleermuizen
Onderzoeksmethode
Onderzoek op: 14 mei, 14 juni, 16 juli, 15 augustus en 11 september 2018.
Uitgevoerd door: EcoReest B.V..
Het onderzoek is uitgevoerd door een ecoloog, deskundig op het gebied van vleermuizen, tijdens
meerdere dagen in een geschikte periode en bij geschikte weeromstandigheden. In 2018 zijn de
woningen binnen de onderzoeklocatie onderzocht, conform de eisen uit de meest recente versie van
het Vleermuisprotocol (versie 2017). Het onderzoek is uitgevoerd met een batdetector, type
Petterson D240x. Per ronde zijn drie veldmedewerkers ingezet. De beschreven inventarisatie is
voldoende om de aanwezigheid en functies binnen het plangebied van vleermuizen vast te stellen.
Onderzoeksresultaten en functies in het plangebied
Aanwezigheid van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger is tijdens het
onderzoek vastgesteld. Tijdens het veldonderzoek voor vleermuizen zijn meerdere waarnemingen
van verblijflocaties gedaan op de onderzoeklocatie. Tijdens het eerste onderzoek is er een
verblijfplaats van gewone dwergvleermuis waargenomen op Kastanjelaan 1 en vloog er een
laatvlieger uit de zijgevel van Kastanjelaan nummer 7. Een gewone dwergvleermuis tikte eveneens
aan de zijgevel bij Kastanjelaan 19. Dit duidt erop dat ook deze locatie als verblijfsplaats wordt
gebruikt. Aan de Beukenlaan 30 zijn vijf uitvliegende laatvliegers waargenomen.
Bij de tweede ronde onderzoek in het voorjaar (de kraamperiode) zijn geen verblijfplaatsen
waargenomen.
Het Vleermuisprotocol schrijft voor dat het onderzoek naar laatvlieger in de avonduren plaats moet
vinden, terwijl er voor soorten als gewone dwergvleermuis juist minimaal een ronde in de ochtend
moet worden uitgevoerd. De tweede bezoekronde naar kraamverblijfplaatsen heeft in de ochtend
(twee uur voor zonsopkomst) plaatsgevonden. Omdat er in de eerste ronde meerdere laatvliegers
zijn waargenomen, is een extra onderzoekronde naar deze soort uitgevoerd in de avond. Hierbij is
aan de Kastanjelaan 7 wederom een verblijfplaats van laatvlieger waargenomen.
Tevens zijn er in het eerste paaronderzoek ook verschillende paarverblijfplaatsen waargenomen. Er
bevinden zich paarverblijven van de ruige dwergvleermuis op Kastanjelaan nummer 7, 21 en 29. In
het tweede paaronderzoek zijn enkele van deze verblijfslocatie in herhaling waargenomen. Op
nummer 29 is aan beide zijden van de kopgevel een paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis
waargenomen, doordat hier sociale geluiden van een mannetje te horen waren. Het gaat naar
verwachting om hetzelfde individu. Mannetjes ruige dwergvleermuizen zijn in de paarperiode
namelijk erg territoriaal, waardoor het onwaarschijnlijk is dat op één kopgevel twee individuen
aanwezig zijn. Ook aan de Beukenlaan 30, bevindt zich op de hoek van de kopgevel een
paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis.
13/17
Alle verblijfplaatsen zijn waargenomen aan de kopgevels van de woningen. De in- en uitvlieglocaties
bevinden zich in de ruimte tussen de gevelpannen en de muur. Het is niet duidelijk of de vleermuizen
van daaruit verder kruipen onder het dak of in de spouwmuur. Echter, de spouwmuren zijn in het
verleden al geïsoleerd. Naar verwachting zijn deze nog voor een groot deel gevuld met
isolatiemateriaal. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de verblijfplaatsen zich onder het dak bevinden.
Binnen het plangebied zijn in totaal vier paarverblijfplaatsen van ruige dwergvleermuis en één
zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis vastgesteld op:
• Kastanjelaan 1 (1 zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis)
• Kastanjelaan 7 (1 paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis; 1 zomerverblijf van laatvlieger)
• Kastanjelaan 21 (1 paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis)
• Kastanjelaan 29 (2 paarverblijfplaatsen, maar van één individu ruige dwergvleermuis)
• Beukenlaan 30 (1 paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis; 1 zomerverblijf van laatvlieger)
Deze hebben mogelijk ook een functie als winterverblijfplaats voor een of enkele dieren.
Negatieve effecten
De in de aanvraag omschreven ingreep heeft negatieve effecten op essentiële functies binnen het
plangebied voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger. Als gevolg van de
werkzaamheden komen eerdergenoemde verblijfplaatsen te vervallen. Daarnaast hebben de
werkzaamheden negatieve effecten op individuen van gewone dwergvleermuis, ruige
dwergvleermuis en laatvlieger.
Maatregelen om negatieve effecten te voorkomen of te minimaliseren
Met de door u voorgestelde werkwijze, planning en inrichting en de op bladzijde 14 tot en met 18 van
het activiteitenplan voorgestelde maatregelen worden de effecten zo veel mogelijk beperkt. Deze en
andere maatregelen zijn nader uitgewerkt in de Voorschriften. Globaal komt dit neer op het
volgende:
• werken buiten de kwetsbare periode;
• aanbieden tijdelijke voorzieningen;
• habitat en/of verblijfplaatsen ongeschikt maken;
• aanbieden permanente voorzieningen;
• begeleiding van de werkzaamheden door ecologisch deskundige;
• monitoring van de getroffen maatregelen.
De aangetroffen vleermuisverblijfplaatsen zijn waargenomen aan de kopgevels van de woningen. De
in- en uitvlieglocaties bevinden zich in de ruimte tussen de gevelpannen en de muur. Het is niet
duidelijk of de vleermuizen van daaruit verder kruipen onder het dak of in de spouwmuur. Echter, de
spouwmuren zijn in het verleden al geïsoleerd. Naar verwachting zijn deze nog voor een groot deel
gevuld met isolatiemateriaal. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de verblijfplaatsen zich onder het dak
bevinden. Door het aanbrengen van de exclusion flaps in de maand april, kunnen de vleermuizen
hun verblijfplaatsen wel verlaten, maar kunnen ze er niet meer in. Als overbrugging tijdens de
werkzaamheden kunnen de vleermuizen uitwijken naar de vleermuiskasten die zijn opgehangen of
naar geschikte woningen in de omgeving (bijvoorbeeld Beukenlaan 16 of 2A, waar tijdens het
onderzoek ook verblijfplaatsen zijn aangetroffen).
De verblijfplaatsen worden in voldoende mate op dezelfde locatie teruggebracht met hiervoor
geschikte vleermuiskasten. Bovendien wordt in de top van alle kopgevels gevelbetimmering
aangebracht, waarachter ruimte voor vleermuizen gecreëerd wordt. Op drie van deze kopgevels
worden ook vier aan elkaar geschakelde vleermuiskasten geplaatst. Bovendien blijven alternatieven
voorhanden in de woningen in de directe omgeving. Daarom is het aannemelijk dat er geen sprake is
van het permanent aantasten van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaats van gewone
dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger als gevolg van de werkzaamheden.
Er is gekozen om de kasten op de kopgevels te plaatsen omdat hier de meeste ruimte is, en omdat
voor de kopgevels geen steigers worden geplaatst. De kasten worden dus tijdens de
werkzaamheden niet geblokkeerd of verstoord.
14/17
Overtreding verbodsbepalingen
Negatieve effecten als gevolg van de ingreep leidt tot overtreding van:
artikel 3.5 van soorten genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de
Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het
Verdrag van Bonn, met betrekking tot:
• lid 2, het opzettelijk verstoren;
• lid 4, het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of
rustplaatsen van in het wild levende dieren.
gewone dwergvleermuis,
ruige dwergvleermuis,
laatvlieger
Gunstige staat van instandhouding
Gewone dwergvleermuis
De gewone dwergvleermuis is zowel binnen Europa als binnen Nederland de meest
voorkomende vleermuissoort. Deze is onderdeel van de landelijke populatie die wordt
geschat op 300.000 tot 600.000 dieren (Dietz et al., 2011). Uitwisseling tussen verschillende
populaties vindt waarschijnlijk met name plaats in winterverblijfplaatsen (Dietz et al., 2011).
Recente waarnemingen in Kastanjelaan te Glimmen en directe omgeving zijn lastig te
vinden. De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt geen waarnemingen in de
omgeving van het onderzoeksgebied binnen een afstand van ca. 1 kilometer van de
afgelopen 10 jaar.
Ruige dwergvleermuis
De ruige dwergvleermuis is een in ons land algemeen voorkomende soort en wordt ruim
verspreid in noordwest Nederland waargenomen. De aantallen in de trektijd, in het najaar
(wanneer ook de vrouwtjes en jongen in Nederland zijn), worden geschat op 50.000 tot
100.000 dieren. Er zijn geen gegevens bekend over de trend in aantallen (Kennisdocument
Ruige dwergvleermuis, versie 1.0 Juli 2017). De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF)
telt geen waarnemingen van ruige dwergvleermuis in de omgeving van het
onderzoeksgebied binnen een afstand van ca. 1 kilometer van de afgelopen 10 jaar.
Laatvlieger
De laatvlieger wordt door het hele land waargenomen. In 2006 werd de landelijke populatie
door de Zoogdiervereniging geschat op 25.000 tot 40.00 dieren. In de laatste periode zijn
meer waarnemingen gedaan, maar het is niet zeker of er sprake is van een verandering in
aantallen of verspreiding. Daarvoor zijn er onvoldoende systematisch verzamelde gegevens
beschikbaar (Broekhuizen et al. 2016). De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt
geen waarnemingen van laatvlieger in de omgeving van het onderzoeksgebied binnen een
afstand van ca. 1 kilometer van de afgelopen 10 jaar.
Het gebrek aan waarnemingen in de NDFF van zowel gewone dwergvleermuis, ruige
dwergvleermuis als laatvlieger is mogelijk te verklaren door een gebrek aan recent onderzoek in de
directe omgeving van het plangebied en/of registratie hiervan.
Door de uitvoering van de eerder genoemde maatregelen en de beschikbare (permanente)
alternatieven, inclusief de groene plus, is zeker dat dit project niet zal leiden tot afbreuk aan het
streven de populaties van de betrokken soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een
gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Hierdoor is gegarandeerd dat de huidige
populaties in stand kunnen blijven, en naar verwachting gezien de ecologische plus kunnen
toenemen in de toekomst. De gunstige staat van instandhouding van gewone dwergvleermuis, ruige
dwergvleermuis en laatvlieger blijft hiermee gewaarb.
Eindoordeel ecologische afweging vleermuizen
Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal de voorgestelde manier van werken de
negatieve effecten voorkomen of tot een voldoende minimum beperken. Gezien bovenstaande is het
15/17
zeer aannemelijk dat hiermee de gunstige staat van instandhouding van gewone dwergvleermuis,
ruige dwergvleermuis en laatvlieger voldoende gewaarborgd blijft.
4. Houtopstanden
Een aanvraag in het kader van houtopstanden wordt door u niet nodig geacht en zal hier derhalve
verder buiten beschouwing gelaten worden. Wij delen dit oordeel.
5. Conclusie
5.1 Ontvankelijkheid
Met de aangeleverde gegevens is de aanvraag ten aanzien van het onderdeel Soortbescherming
ontvankelijk gebleken om te kunnen beoordelen.
5.3 Conclusie Soortenbescherming
Op basis van de ingediende aanvraag kan gesteld worden dat de alternatievenafweging voor deze
activiteit in dit plangebied voldoende is onderbouwd en het belang van de activiteit voldoende is
aangetoond. Met de maatregelen zoals uitgewerkt in de voorschriften wordt het effect als gevolg van
de geplande activiteit in het plangebied voldoende beperkt en blijft de gunstige staat van
instandhouding van huismus, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger
gewaarborgd.
5.5 Eindconclusie
Om de activiteit uit te voeren is ontheffing nodig van verbodsbepalingen zoals in de volgende tabel
weergegeven.
Omdat geen afbreuk gedaan wordt aan het streven de soort(en) in een gunstige staat van
instandhouding te brengen of te houden, is de aanvraag voor vergunning c.q. ontheffing:
voor de volgende soort voor artikel 3.1, lid 21 voor artikel 3.5 lid 2 en 42
huismus
(Passer domesticus) toegekend n.v.t.
gewone dwergvleermuis
(Pipistrellus pipistrellus) n.v.t. toegekend
ruige dwergvleermuis
(Pipistrellus nathusii) n.v.t. toegekend
laatvlieger
(Eptesicus serotinus) n.v.t. toegekend
1Het betreft de verbodsbepalingen: lid 2, opzettelijk vernielen, beschadigen of wegnemen van nesten, rustplaatsen of eieren; 2Het betreft de verbodsbepalingen: lid 2, opzettelijk verstoren; lid 4, beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen;
Daarom verlenen wij, Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen, ontheffing in het kader van
de Wet natuurbescherming. Dit besluit geeft ontheffing voor de soorten en verbodsbepalingen zoals
is weergegeven in bovenstaande tabel. De activiteit kan daarmee in het omschreven plangebied
binnen de ontheffingperiode en met inachtneming van de voorschriften gerealiseerd worden.
6. Consequenties
6.1 Wat u verder kunt verwachten
16/17
Bij besluit tot ontheffingverlening is het toegestaan de werkzaamheden uit te voeren zoals in de
aanvraag uiteengezet is, voor plangebied en periode zoals omschreven in het besluit.
U dient gedurende de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels.
Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in het plangebied te
verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van
aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om
te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Voor het broedseizoen
wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Van belang is
of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Verblijfplaatsen van vogels die hun
verblijfplaats het gehele jaar gebruiken zijn jaarrond beschermd. Voor het verwijderen van dergelijke
verblijfplaatsen is te allen tijde een ontheffing vereist.
Wanneer bij uitvoering van de werkzaamheden verbodsbepalingen overtreden worden ten aanzien
van andere soorten dan die waarop het besluit van toepassing is, dient u de werkzaamheden stil te
leggen en aanvullend ontheffing voor deze soorten aan te vragen.
17/17
Meldingsformulier 'Start werkzaamheden'
Ontheffing Wet natuurbescherming, onderdeel Soortenbescherming
Algemene gegevens besluit
Dossiernummer : ………………………………………………
Documentnummer : ………………………………………………
Project : ………………………………………………
Ontheffingsperiode : ………………………………………………
Gegevens aanvrager
Naam : ………………………………………………
Contactpersoon : ………………………………………………
Adres : ………………………………………………
Woonplaats : ………………………………………………
Telefoonnummer vast : ………………………………………………
Telefoonnummer mobiel : ………………………………………………
Gegevens werkzaamheden
Locatie(s) werkzaamheden : ………………………………………………
Datum start werkzaamheden : ………………………………………………
Overzicht planning werkzaamheden : ………………………………………………
Dit formulier dient zodra de aanvang van het werk bekend is te worden ingediend bij de provincie Groningen (minimaal 7 dagen van te voren)
Opsturen naar [email protected], onder vermelding van; 'Meldingsformulier
Wnb soortbescherming Woonborg Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 (K13260)'
Provincie Groningen
Afdeling LGW
Sintjansstraat 4
9712 JN Groningen
Postbus 610
9700 AP Groningen
www.provinciegroningen.nl
T 050-3164543
Secretariaat_LGW@
provinciegroningen.nl
FORMULIER
1/6
Let op! Dit aanvraagformulier
wordt regelmatig als gevolg van
gewijzigde inzichten aangepast;
raadpleeg voor de meest
recente versie daarom
www.provinciegroningen.nl
Aanvraagformulier Wet natuurbescherming (Wnb)
Module 2 Soortenbescherming
Voor u verder gaat
Voor het indienen van een aanvraag voor een vergunning en/of ontheffing op grond van de Wet
natuurbescherming moet u altijd eerst de basismodule invullen.
Lees eerst de toelichting bij deze module. In de toelichting vindt u onder andere ook de verplichte
onderdelen die een eventueel bij te voegen activiteitenplan moet bevatten. Mocht na indienen van uw
aanvraag blijken dat enkele gegevens ontbreken, zullen we daarover contact met u opnemen en zal u
verzocht worden de ontbrekende onderdelen nog na te sturen. Dit heeft geen gevolgen voor de verdere
beoordeling of behandeltijd, mits het om betrekkelijk kleine aanvullingen gaat.
Voor het aanvragen van een vergunning worden kosten in rekening (leges) gebracht. Het tarief van de
provincie kunt u vinden via Overheid.nl in de Legesverordening provincie Groningen 1993. Hiervoor zal bij
de ontvangstbevestiging die u na indienen van de aanvraag van ons ontvangt, een factuur worden
meegestuurd. Wij verzoeken u de leges binnen twee weken na de verzenddatum van de
ontvangstbevestiging aan ons over te maken.
Na indiening wordt uw aanvraag in behandeling genomen. De behandeling neemt 13 weken in beslag met
een mogelijke verlenging van zeven weken, met uitzondering van de PAS-aanvragen waarvan de
behandeltermijn 26 weken is. Nadere informatie over zienswijzen-, bezwaar- en beroepsprocedure ontvangt
u tezijnertijd bij het (ontwerp-)besluit.
Indien u vragen heeft, kunt u altijd contact opnemen met de Frontoffice van de Provincie Groningen, via
mailadres [email protected] of telefoonnummer 050 - 316 49 11.
Bij voorkeur aanvraag digitaal indienen
Graag ontvangen wij uw aanvraag digitaal via [email protected], onder vermelding
van de naam van de activiteit. Daar wordt uw aanvraag in ontvangst genomen. Voor vragen met betrekking
tot de status van uw aanvraag kunt u zich tot dit e-mailadres wenden of anders telefonisch via de Frontoffice
(050 - 316 49 11).
Inhoudelijke vragen kunt u mailen aan [email protected], de zogenoemde
Backoffice Natuur van de provincie Groningen. Daar zitten de deskundigen die uw aanvraag inhoudelijk
zullen beoordelen.
Indien digitaal aanleveren niet mogelijk is, kan de aanvraag ook per post (één exemplaar is voldoende)
worden gezonden naar:
Provincie Groningen, Loket Vergunningen Afdeling O&M, Postbus 610, 9700 AP Groningen.
2/12
Heeft u de checklist ingevuld?
Er zijn twee soorten checklists beschikbaar gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ingevulde
checklist geeft antwoord op de vraag of u een vergunning en/of ontheffing moet aanvragen of een melding
houtopstanden moet indienen.
Juiste bevoegd gezag?
Voor het indienen van een aanvraag is het van belang dat de aanvraag voor vergunning/ontheffing/ het
indienen van een melding bij het juiste bevoegd gezag wordt ingediend. De hoofdregel is dat de provincie
waarbinnen de activiteit (hoofdzakelijk) plaatsvindt het bevoegd gezag is voor de aanvraag voor een
vergunning of ontheffing of voor het indienen van een melding. Op deze hoofdregel zijn uitzonderingen. In de
toelichting vindt u meer informatie over de hoofdregel en de uitzonderingen.
Bijlage bij module 2 Soortenbescherming: Lijst Groninger soorten en
habitats
De lijst Groninger soorten en habitats geeft u een indicatie hoe de dier- en plantensoorten in de provincie
Groningen zijn beschermd. De wijze waarop ze beschermd zijn (via art. 3.1, 3.2 lid 6, 3.5, 3.6 lid 2, 3.10,
Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdragen van Bern en Bonn) is van invloed op het invullen (en beoordelen)
van het aanvraagformulier bij Module 2 Soortbescherming Wnb.
3/12
Module 2 Soortenbescherming
Algemeen:
Per vraag wordt - indien van toepassing - om een korte samenvatting gevraagd. Een uitgebreide beschrijving
dient te worden opgenomen in een activiteitenplan. Dit plan dient als bijlage bij de aanvraag te worden
gevoegd. Bij elke vraag dient u aan te geven in welk hoofdstuk/paragraaf en op welke bladzijden van het
activiteitenplan de uitgebreide beschrijving is opgenomen.
1 Beschrijving activiteit
1.1 Beschrijving initiatief
Om te kunnen beoordelen welke verbodsbepalingen worden overtreden, dient u een beschrijving te geven van uw activiteit. Het gaat hier bijvoorbeeld om het beschrijven van (locatie en periode van) de werkzaamheden, de invloedssfeer van de werkzaamheden, de wijze waarop de werkzaamheden uitgevoerd zullen worden, gehanteerde onderzoeksmethoden naar beschermde soorten, etc. Het detailniveau hangt af van de omvang en de complexiteit van de activiteit. Geef onderstaand een korte samenvatting.
Woonborg is voornemens de woningen binnen de onderzoekslocatie na te isoleren. De spouw is op deze
locaties al gevuld. Waar nodig wordt deze na geïsoleerd. Daarnaast worden de daken van de woningen
van buitenaf gerenoveerd.
De werkzaamheden staan gepland in juli / augustus 2019.
1.2 Werken volgens een gedragscode
Worden de werkzaamheden uitgevoerd overeenkomstig een geldige door de Staatssecretaris van EZ goedgekeurde gedragscode?
X Nee
Ja
Geef hierbij aan welke gedragscode(s) van toepassing is/zijn en op welke wijze de werkzaamheden conform de gedragscode(s) worden uitgevoerd.
2 Aanwezigheid beschermde soorten en onderzoek
Geef in onderstaande tabel aan welke beschermde soorten aanwezig zijn binnen de invloedssfeer uw
activiteit. In de toelichting wordt uitvoerig beschreven op welke wijze u dient te onderzoeken welke
beschermde soorten in de invloedssfeer van de activiteit aanwezig zijn en hoe mogelijke effecten van uw
activiteit op die soorten beoordeeld moeten worden. In de onderstaande tabel vat u de resultaten van dat
benodigde onderzoek samen.
Let op! De volgende soorten hoeft u niet in te vullen:
- Soorten die niet beschermd zijn volgens de Wnb;
4/12
- Beschermde soorten die bij Provinciale Verordening zijn vrijgesteld voor de activiteiten in het
kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling of bestendig beheer en onderhoud;
- Beschermde soorten waarop volgens uw verwachting uw initiatief, bijvoorbeeld dankzij het vooraf
treffen van bewezen effectieve maatregelen (mitigerende maatregelen), geen negatieve effecten
heeft en dus overtreding van een verbodsbepaling niet aan de orde zal zijn. Indien u twijfelt, dient
u deze soorten wel in de tabel te vermelden en zullen wij beoordelen of een ontheffing nodig is.
- Indien u de werkzaamheden uitvoert overeenkomstig een goedgekeurde gedragscode (zie 1.2),
geldt een vrijstelling voor de betreffende soort(en).
Aanwezige beschermde soort i.h.k.v. de aanvraag
Essentiële functie(s) van het plangebied voor de soort(en)1
Kritische periode voor de soort2 aanwezig in het plangebied
Soort vastgesteld op basis van welke informatie3
Gewone dwergvleermuis
Zomerverblijf november tot en met maart
Onderzoek conform vleermuisprotocol
Ruige dwergvleermuis
Paarverblijf november tot en met maart
Onderzoek conform vleermuisprotocol
Laatvlieger zomerverblijf november tot en met maart
Onderzoek conform vleermuisprotocol
Huismus nestlocaties Maart tot en met september Onderzoek conform protocol NGB
.
.
.
.
1 Bij voorbeeld leefgebied, foerageergebied, vaste rust- of verblijfplaats, pleisterplaats, baltslocatie, nest of kraamkolonie. 2 Bijvoorbeeld voortplanting-/baltsperiode, overwinteringsperiode 3 Gebruikte onderzoeksmethode en/of bronnen voor vaststellen soorten en functies. Bijvoorbeeld gebruik gemaakt van NDFF gegevens (actualiteit gegevens noemen) of Waarneming.nl in combinatie met gericht onderzoek, bijvoorbeeld onderzoek naar verblijfplaatsen, routes en jachtgebied vleermuizen op basis van het vleermuisprotocol.
5/12
3 Soorten en verbodsbepalingen
3.1 Voor welke soorten wordt een ontheffing aangevraagd? Geef daarbij aan welke verbodsbepaling(en) van toepassing is (of zijn)
Nederlandse en wetenschappelijke
naam soort
Beschermingsregime / verbodsbepalingen
Vogels (VR) soorten van bijlage IV HR en bijlage I en II Bonn en Bern m.u.v vogels VR
Soorten genoemd in bijlage A en B van de Wnb
Gewone dwergvleermuis (pipistrellus pipistrellus)
Art. 3.1, opzettelijk: doden vangen storen4
Art. 3.1, nesten, rustplaatsen en eieren opzettelijk:
vernielen beschadigen nesten weg te nemen
Art. 3.1, eieren :
rapen en onder zich hebben Art. 3.2 lid 6, (delen van) vogels of uit vogels verkregen producten anders dan voor verkoop
onder zich hebben vervoeren5
Art. 3.5, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk:
doden vangen
X verstoren Art. 3.5, vaste nesten, voortplantings- of rustplaatsen opzettelijk: X vernielen X beschadigen Art. 3.5, eieren opzettelijk:
vernielen rapen
Art. 3.6 lid 2, dieren, m.u.v. vogels, en planten6 anders dan voor verkoop:
onder zich hebben vervoeren
Art. 3.5, planten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
Art. 3.10, in hun natuurlijke verspreidingsgebied, opzettelijk:
doden vangen
Art. 3.10, vaste nesten, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk:
beschadigen vernielen
Art. 3.10, vaatplanten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii):
Art. 3.1, opzettelijk: doden vangen storen7
Art. 3.1, nesten, rustplaatsen en eieren opzettelijk:
vernielen beschadigen nesten weg te nemen
Art. 3.1, eieren :
rapen en onder zich
Art. 3.5, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk:
doden vangen
X verstoren Art. 3.5, vaste nesten, voortplantings- of rustplaatsen opzettelijk: X vernielen X beschadigen Art. 3.5, eieren opzettelijk:
vernielen
Art. 3.10, in hun natuurlijke verspreidingsgebied, opzettelijk:
doden vangen
Art. 3.10, vaste nesten, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk:
beschadigen vernielen
4 Dit verbod is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort, artikel 3.1 lid 5 Wnb. 5 Dit verbod is niet van toepassing als deze vogels, delen of producten aantoonbaar overeenkomstig de Wnb zijn gedood of gevangen, onderscheidenlijk verkregen 6 Deze verboden zijn niet van toepassing ingeval de dieren en planten aantoonbaar zijn gefokt of gekweekt. 7 Dit verbod is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort, artikel 3.1 lid 5 Wnb.
6/12
hebben Art. 3.2 lid 6, (delen van) vogels of uit vogels verkregen producten anders dan voor verkoop
onder zich hebben vervoeren8
rapen Art. 3.6 lid 2, dieren, m.u.v. vogels, en planten9 anders dan voor verkoop:
onder zich hebben vervoeren
Art. 3.5, planten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
Art. 3.10, vaatplanten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
Laatvlieger (Eptesicus serotinus)
Art. 3.1, opzettelijk: doden vangen storen10
Art. 3.1, nesten, rustplaatsen en eieren opzettelijk:
vernielen beschadigen nesten weg te nemen
Art. 3.1, eieren :
rapen en onder zich hebben Art. 3.2 lid 6, (delen van) vogels of uit vogels verkregen producten anders dan voor verkoop
onder zich hebben vervoeren11
Art. 3.5, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk:
doden vangen
X verstoren Art. 3.5, vaste nesten, voortplantings- of rustplaatsen opzettelijk: X vernielen X beschadigen Art. 3.5, eieren opzettelijk:
vernielen rapen
Art. 3.6 lid 2, dieren, m.u.v. vogels, en planten12 anders dan voor verkoop:
onder zich hebben vervoeren
Art. 3.5, planten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
Art. 3.10, in hun natuurlijke verspreidingsgebied, opzettelijk:
doden vangen
Art. 3.10, vaste nesten, voortplantingsplaatsen of rustplaatsen opzettelijk:
beschadigen vernielen
Art. 3.10, vaatplanten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
Huismus (Passer domesticus)
Art. 3.1, opzettelijk: doden vangen storen13
Art. 3.1, nesten, rustplaatsen en eieren
Art. 3.5, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk:
doden vangen verstoren
Art. 3.5, vaste nesten, voortplantings- of
Art. 3.10, in hun natuurlijke verspreidingsgebied, opzettelijk:
doden vangen
Art. 3.10, vaste nesten, voortplantingsplaatsen of
8 Dit verbod is niet van toepassing als deze vogels, delen of producten aantoonbaar overeenkomstig de Wnb zijn gedood of gevangen, onderscheidenlijk verkregen 9 Deze verboden zijn niet van toepassing ingeval de dieren en planten aantoonbaar zijn gefokt of gekweekt. 10 Dit verbod is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort, artikel 3.1 lid 5 Wnb. 11 Dit verbod is niet van toepassing als deze vogels, delen of producten aantoonbaar overeenkomstig de Wnb zijn gedood of gevangen, onderscheidenlijk verkregen 12 Deze verboden zijn niet van toepassing ingeval de dieren en planten aantoonbaar zijn gefokt of gekweekt. 13 Dit verbod is niet van toepassing indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort, artikel 3.1 lid 5 Wnb.
7/12
opzettelijk: X vernielen X beschadigen X nesten weg te nemen Art. 3.1, eieren :
rapen en onder zich hebben Art. 3.2 lid 6, (delen van) vogels of uit vogels verkregen producten anders dan voor verkoop
onder zich hebben vervoeren14
rustplaatsen opzettelijk: vernielen beschadigen
Art. 3.5, eieren opzettelijk:
vernielen rapen
Art. 3.6 lid 2, dieren, m.u.v. vogels, en planten15 anders dan voor verkoop:
onder zich hebben vervoeren
Art. 3.5, planten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
rustplaatsen opzettelijk: beschadigen vernielen
Art. 3.10, vaatplanten opzettelijk:
plukken verzamelen afsnijden ontwortelen vernielen
3.2 Periode ontheffing
Geef aan voor welke periode ontheffing wordt gevraagd.
1-02-2019……………………….(dmj) t/m 1-2-2023……………………(dmj)
4 Effectanalyse
Bij vraag 3 heeft u aangegeven voor welke soort(en) mogelijk een verbodsbepaling wordt overtreden. Geef
bij deze vraag aan wat het effect is van uw activiteit op de betreffende soorten. Maak hierbij onderscheid
tussen tijdelijke en permanente effecten. Betrek bij de effectanalyse ook de maatregelen die u heeft
getroffen of alsnog zal treffen om de effecten tot een acceptabel minimum te beperken (tabel 4.1) of om de
effecten achteraf te herstellen (tabel 4.2).
4.1 Maatregelen die effecten op de soort tot een minimum beperken (mitigerende maatregelen).
Geef in onderstaande tabel per soort aan welke maatregelen u heeft genomen of tijdens de
werkzaamheden zal nemen.
Soort(en) | Nederlandse en wetenschappelijke naam
Maatregelen voor start initiatief
Maatregelen tijdens uitvoering
initiatief
Gewone dwergvleermuis (pipistrellus pipistrellus)
Tijdelijke kasten aanbrengen Verblijfplaats ontoegankelijk maken
Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii):
Tijdelijke kasten aanbrengen Verblijfplaats ontoegankelijk maken
Laatvlieger (Eptesicus serotinus) Verblijfplaats ontoegankelijk maken
14 Dit verbod is niet van toepassing als deze vogels, delen of producten aantoonbaar overeenkomstig de Wnb zijn gedood of gevangen, onderscheidenlijk verkregen 15 Deze verboden zijn niet van toepassing ingeval de dieren en planten aantoonbaar zijn gefokt of gekweekt.
8/12
Huismus (Passer domesticus) Tijdelijke kasten aanbrengen Nestlocatie ontoegankelijk maken
4.2 Maatregelen die de effecten achteraf herstellen (compenserende maatregelen).
Beschrijf per soort welke maatregelen worden getroffen die de effecten achteraf herstellen. Het gaat hier
om compenserende maatregelen..
Soort(en) | Nederlandse en wetenschappelijke naam
Gewone dwergvleermuis (pipistrellus pipistrellus)
Kasten aanbrengen en ruimte achter gevelbeplating creëren.
Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii):
Kasten aanbrengen en ruimte achter gevelbeplating creëren.
Laatvlieger (Eptesicus serotinus) Ruimte achter gevelbeplating creëren.
Huismus (Passer domesticus) Vogelvides aanbrengen
5 Belangenafweging
5.1 Op grond van welk belang wordt een ontheffing aangevraagd?
Vogelrichtlijn (artikel 3.1 Wnb)
X De volksgezondheid of de openbare veiligheid
De veiligheid van het luchtverkeer
Ter bescherming van flora of fauna
Voor onderzoek of onderwijs, het uitzetten of herinvoeren van soorten, of voor de daarmee samenhangende teelt
Om het vangen, het onder zich hebben, of elke andere wijze van verstandig gebruik, van bepaalde vogels in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan
Habitatrichtlijn (artikel 3.5 Wnb)
X Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten
Ter bescherming van wilde flora of fauna of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats
Onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van soorten of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten
Om het vangen, plukken of het onder zich hebben van bepaalde dieren of planten in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan
Andere soorten (artikel 3.10 Wnb)
Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten
9/12
Ter bescherming van wilde flora of fauna of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats
Onderzoek en onderwijs, repopulatie of herintroductie van soorten of voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten
Om het vangen, plukken of het onder zich hebben van bepaalde dieren of planten in kleine hoeveelheden selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden toe te staan
In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied
Bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw
Bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer
Bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied
Algemeen belang
5.2 Motivatie belang(en)
Geef hier in het kort aan wat het doel is van uw initiatief en waarom u van mening bent dat deze
noodzakelijk is in het kader van het door u onder 4.1 aangekruiste belang. Een verwijzing naar
bijvoorbeeld een plan-MER is niet voldoende.
De woningen worden beter geïsoleerd, waardoor energieverbruik wordt verminderd en een gezonder
leefklimaat in de woningen ontstaat.
6 Andere bevredigende oplossing (alternatievenafweging)
Afweging alternatieven
Voor alle beschermde soorten geldt dat aangetoond moet worden dat er geen andere bevredigende
oplossing (alternatief) is voor het door u geplande initiatief, die minder schade oplevert voor de
betreffende soort(en). In de toelichting wordt uitgelegd wat hier mee bedoeld wordt. Geef hieronder in het
kort aan welke alternatieven in tijd, plaats en werkwijze/inrichting u heeft afgewogen en waarom het
voorgestelde plan volgens u de oplossing is met de minst negatieve effecten op de beschermde soorten.
10/12
Het project omvat renovatie en isolatie van bestaande woningen en is daarmee locatie gebonden. De
werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het landelijke energieakkoord. Indien de
werkzaamheden niet worden uitgevoerd, worden de doelstellingen uit het energieakkoord niet gehaald.
Bij de gekozen werkwijze is rekening gehouden met de aanwezige beschermde vleermuizen en huismus,
door de werkzaamheden buiten de kwetsbare periodes te plannen en in de nieuwe situatie nieuwe
verblijfplaatsen te integreren.
7 Staat van instandhouding
Staat van instandhouding
Voor alle beschermde soorten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd moet worden aangetoond dat het
initiatief niet leidt tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort (VR)
en/of dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun
natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan (HR, Bonn
en Bern en andere soorten). In de toelichting wordt hierop uitvoerig ingegaan. Geef hieronder per soort en
per beschermingsregime (2 tabellen) gemotiveerd aan op welke wijze wordt voldaan aan deze
voorwaarde(n).
Soort(en) | Nederlandse en wetenschappelijke naam
Vr
Onderbouwing dat de activiteit niet leidt tot verslechtering van de staat van instandhouding van de soort
Huismus (Passer domesticus) Waarnemingen van huismus komen zowel binnen als buiten de
onderzoekslocatie voor, binnen een straal van 1 km. Er wordt gezorgd
dat tijdens en na de werkzaamheden voldoende alternatieven worden
aangeboden voor huismus in de vorm van (tijdelijke) kasten en
vogelvides.
Soort(en) | Nederlandse en wetenschappelijke naam
Hr, Bonn en Bern en andere soorten
Onderbouwing dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke
verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan
Gewone dwergvleermuis (pipistrellus pipistrellus)
De gewone dwergvleermuis is zowel binnen Europa als binnen
Nederland de meest voorkomende vleermuissoort. Deze is onderdeel
van de landelijke populatie die wordt geschat op 300.000 tot 600.000
dieren (Dietz et al., 2009).
De gunstige staat van instandhouding wordt gewaarborgd doordat zowel
tijdens als na de werkzaamheden alternatieve verblijfplaatsen zijn /
worden aangeboden.
11/12
Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii):
De ruige dwergvleermuis is een in ons land algemeen voorkomende soort en wordt ruim verspreid in noordwest Nederland waargenomen. De aantallen in de trektijd, in het najaar (wanneer ook de vrouwtjes en jongen in Nederland zijn), worden geschat op 50.000 tot 100.000 dieren. De gunstige staat van instandhouding wordt gewaarborgd doordat zowel tijdens als na de werkzaamheden alternatieve verblijfplaatsen zijn / worden aangeboden.
Laatvlieger (Eptesicus serotinus) De laatvlieger wordt door het hele land waargenomen. In 2006 werd de
landelijke populatie door de Zoogdiervereniging geschat op 25.000 tot
40.00 dieren. In de laatste periode zijn meer waarnemingen gedaan,
maar het is niet zeker of er sprake is van een verandering in aantallen of
verspreiding. Daarvoor zijn er onvoldoende systematisch verzamelde
gegevens beschikbaar (Broekhuizen et al. 2016).
De gunstige staat van instandhouding wordt gewaarborgd doordat na de werkzaamheden alternatieve verblijfplaatsen worden aangeboden.
12/12
8 Bijlagen module 2 Soortenbescherming Wnb
Toe te voegen bijlagen
X Activiteitenplan
X Kaartmateriaal
X Onderzoekrapportages
X beleidsdocumenten ivm onderbouwing belang
X machtiging
□ …………….
Projectnummer:
180535
Verantwoording
Activiteitenplan bij
ontheffingsaanvraag:
Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30
te Glimmen
Rapport
Type onderzoek Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag.
Locatie onderzoek Glimmen
Projectnummer 180535
Versie rapportage 2 Definitief
Auteur Ing. J. Kamps MSc
Controle en vrijgave S. Westbroek MSc
Paraaf vrijgave
Datum 12-11-2018
Opdrachtgever
Naam Woonborg
Postbus 3
9480 AA VRIES
Contactpersoon Dhr. J.H. Kuiper
Uitgevoerd door
[email protected] www.ecoreest.nl
Kantoor Zuidwolde Industrieweg 20
7921 JP Zuidwolde Tel: 0528 373 982
Kantoor Appingedam Opwierderweg 160
9902 RH Appingedam Tel: 0596 633 355
Kantoor Almere Transistorstraat 91-34
1322 CL Almere 036 82 00 397
DISCLAIMER
Dit rapport omvat het activiteitenplan ten behoeve van de ontheffingsaanvraag van de Wet natuurbescherming voor de locatie
Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen in opdracht van Woonborg.
Ten behoeve van de juiste interpretatie van dit rapport is het noodzakelijk te beschikken over de gehele rapportage, inclusief bijlagen.
Het rapport is ongeschikt voor toepassing in een juridische context indien:
- de paginanummering van het rapport onjuist of onvolledig is
- de bijlagen genoemd in de inhoudsopgave (deels) ontbreken
- het projectnummer in het rapport en op de bijlage niet overeenkomt
We stellen dit rapport alleen ter beschikking aan derden in geval van schriftelijke toestemming van de opdrachtgever.
Pagina 3 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Inhoudsopgave
1. INLEIDING 4
1.1 Aanleiding en doelstelling ................................................................................................ 4
1.2 Kwaliteitsborging .............................................................................................................. 4
1.3 Leeswijzer ........................................................................................................................ 4
2. ONDERZOEKSLOCATIE 5
2.1 Beschrijving onderzoekslocatie ....................................................................................... 5
3. VOORGENOMEN INGREEP 8
4. FUNCTIE VAN HET PLANGEBIED VOOR BESCHERMDE SOORTEN 9
4.1 Vleermuizen ..................................................................................................................... 9
4.2 Staat van instandhouding vleermuizen ......................................................................... 11
4.3 Huismussen ................................................................................................................... 11
4.4 Staat van instandhouding huismus ............................................................................... 13
5. MITIGATIEPLAN 14
5.1 Gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis ...................................................... 14 5.1.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)....................................... 14 5.1.2 Mitigatie voor gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis ......................................... 14 5.1.3 Effect van de werkzaamheden (met mitigerende maatregelen) ............................................ 17
5.2 Laatvlieger ..................................................................................................................... 17 5.2.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)....................................... 17 5.2.2 Permanente mitigatie ............................................................................................................. 18 5.2.3 Effect van de werkzaamheden (met mitigerende maatregelen) ............................................ 18
5.3 Huismus ......................................................................................................................... 19 5.3.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)....................................... 19 5.3.2 Mitigatie voor huismus ........................................................................................................... 19 5.3.3 Effect van de werkzaamheden met mitigatie ......................................................................... 20
5.4 Zorgvuldig handelen ...................................................................................................... 21
5.5 Belang en alternatief ...................................................................................................... 21
5.6 Verantwoording .............................................................................................................. 22 5.6.1 Geraadpleegde bronnen ........................................................................................................ 23
Bijlage 1 Regionale ligging onderzoekslocatie Bijlage 2 Natuurwetgeving
Onze rapportage is opgezet in kleur, om het u bij het lezen van het digitale document visueel aantrekkelijk te maken. Uiteraard kan het document ook op papier worden afgedrukt, waarbij we willen wijzen op de mogelijkheid om het document in zwart-wit af te drukken om kosten en toner te besparen.
Pagina 4 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
1. Inleiding
1.1 Aanleiding en doelstelling
Woonborg is voornemens de daken van de woningen in het plangebied (van buitenaf) te renoveren. De muren worden na geïsoleerd. Naar aanleiding van de voorgenomen werkzaamheden is nader onderzoek naar huismussen en vleermuizen uitgevoerd (zie hoofdstuk 4). Hieruit bleken in de woningen nestplaatsen van huismussen en verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen, laatvliegers en ruige dwergvleermuizen aanwezig te zijn. Omdat deze bij de werkzaamheden komen te vervallen is een ontheffing nodig van de Wet natuurbescherming. Doel van voorliggend activiteitenplan is het beschrijven van de voorgenomen ingreep en de mitigerende maatregelen die worden genomen om negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden te mitigeren of te compenseren.
1.2 Kwaliteitsborging
Eco Reest is samen met Gebouwen Inspectie Nederland een adviesbureau, gericht op advisering in relatie tot ruimte, gebouwen en ondernemen. Beide bedrijven beschikken over één kwaliteitssysteem dat wordt beheerd door Eco Reest Holding, gericht op het klantgericht leveren van kwalitatief hoogstaande diensten.
Eco Reest Holding BV is gecertificeerd volgens “NEN-EN-ISO 9001:2015”, voor het geven van milieukundig advies in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen en gebouwen met inbegrip van de uitvoering van gerelateerde onderzoeksactiviteiten op het gebied van bodemonderzoek en -sanering, ecologie, asbestinventarisaties, sloopbegeleiding, bouwkundige opnames en energieprestatie advies.
Eco Reest is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Als aangesloten adviesbureau zorgen we samen met de andere leden voor een betere borging van kwaliteit in de uitvoering van ecologisch onderzoek.
Onze onafhankelijkheid is van groot belang om voor u het beste advies op te stellen, zonder dat we voorkeur hebben voor merken, leveranciers of producten. In het titelblad ‘verantwoording’ is de kwaliteitscontrole van deze rapportage weergegeven. Wij merken dan ook op dat er geen functionele relatie bestaat tussen Opdrachtgever en Eco Reest, hetgeen betekent dat het advies van Eco Reest onafhankelijk is van de belangen van de Opdrachtgever en derden. Conform de eisen uit onze ethische code houdt Eco Reest alle gegevens geheim, waarvan wij kennisnemen als gevolg van de uitvoering van de werkzaamheden, behoudens in geval van wettelijke verplichtingen.
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de onderzoekslocatie besproken. In hoofdstuk 3 wordt de voorgenomen ingreep behandeld. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de functie van het onderzoeksgebied voor beschermde soorten. De voorgestelde mitigerende maatregelen worden beschreven in hoofdstuk 5. Afgesloten wordt met een overzicht van geraadpleegde bronnen.
Pagina 5 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
2. Onderzoekslocatie
In dit hoofdstuk wordt de onderzoekslocatie beschreven en weergegeven.
2.1 Beschrijving onderzoekslocatie
Kastanjelaan 1 tot en met 29 (oneven)
Beukenlaan 26-30 (even) Kastanjelaan 1 tot en met 29 bevindt zich binnen de bebouwde kom van Glimmen en bestaat uit drie rijtjes woningen (blokken van vier, vijf en zes woningen) aan de Kastanjelaan en een blok van drie woningen aan de Beukenlaan. De (voor-)tuinen behorende tot deze woningen zijn voorzien van lage tot middelhoge begroeiing. Tussen de woningen en de openbare weg bevinden zich grasstroken met laanbomen. Figuur 2.1 geeft een overzicht van de onderzoekslocatie. Figuren 2.2 tot en met 2.5 bestaan uit foto’s van de onderzoekslocatie.
Figuur 2.1. Onderzoekslocatie (rood omlijnd) (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Pagina 6 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Figuur 2.2. Linker aanzicht woningen Kastanjelaan (bron: Google Earth).
Figuur 2.3. Voorzijde woningen Kastanjelaan (bron: Google Earth).
Figuur 2.4. Rechteraanzicht woningen Kastanjelaan (bron: Google Earth).
Pagina 7 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Figuur 2.5. Vooraanzicht woningen Beukenlaan 26-30 (bron: Google Earth).
Pagina 8 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
3. Voorgenomen ingreep
Woonborg is voornemens de woningen binnen de onderzoekslocatie na te isoleren. De spouw is op deze locaties al gevuld. Waar nodig wordt deze na geïsoleerd. Daarnaast worden de daken van de woningen van buitenaf gerenoveerd. De werkzaamheden staan gepland in juli / augustus 2019 en nemen enkele dagen per woning in beslag.
Pagina 9 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
4. Functie van het plangebied voor beschermde soorten
4.1 Vleermuizen
In 2018 zijn de woningen binnen de onderzoekslocatie onderzocht, conform de eisen uit de meest recente versie van het Vleermuisprotocol (versie 2017). Het onderzoek is uitgevoerd met een batdetector, type Petterson D240x. Per ronde zijn drie veldmedewerkers ingezet. In tabel 4.1 zijn de resultaten per onderzoeksronde weergegeven. Tijdens het veldonderzoek voor vleermuizen zijn meerdere waarnemingen van verblijflocaties gedaan op de onderzoekslocatie. Tijdens het eerste onderzoek is er een verblijfplaats van gewone dwergvleermuis waargenomen op Kastanjelaan 1 en vloog er een laatvlieger uit de zijgevel van Kastanjelaan nummer 7. Een gewone dwergvleermuis tikte eveneens aan de zijgevel bij Kastanjelaan 19. Dit duidt erop dat ook deze locatie als verblijfsplaats wordt gebruikt. Aan de Beukenlaan 30 zijn vijf uitvliegende laatvliegers waargenomen. Bij de tweede ronde onderzoek in het voorjaar (de kraamperiode) zijn geen verblijfplaatsen waargenomen. Het Vleermuisprotocol schrijft voor dat het onderzoek naar laatvlieger in de avonduren plaats moet vinden, terwijl er voor soorten als gewone dwergvleermuis juist minimaal een ronde in de ochtend moet worden uitgevoerd. De tweede bezoekronde naar kraamverblijfplaatsen heeft in de ochtend (twee uur voor zonsopkomst) plaatsgevonden. Omdat er in de eerste ronde meerdere laatvliegers zijn waargenomen, is een extra onderzoeksronde naar deze soort uitgevoerd in de avond. Hierbij is aan de Kastanjelaan 7 wederom een verblijfplaats van laatvlieger waargenomen. Tevens zijn er in het eerste paaronderzoek ook verschillende paarverblijfplaatsen waargenomen. Er bevinden zich paarverblijven van de ruige dwergvleermuis op Kastanjelaan nummer 7, 21 en 29. In het tweede paaronderzoek zijn enkele van deze verblijfslocatie in herhaling waargenomen. Op nummer 29 is aan beide zijden van de kopgevel een paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis waargenomen, doordat hier sociale geluiden van een mannetje te horen waren. Het gaat naar verwachting om hetzelfde individu. Mannetjes ruige dwergvleermuizen zijn in de paarperiode namelijk erg territoriaal, waardoor het onwaarschijnlijk is dat op één kopgevel twee individuen aanwezig zijn. Ook aan de Beukenlaan 30, bevindt zich op de hoek van de kopgevel een paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis. In figuur 4.1 zijn bovengenoemde waarnemingen op kaart aangegeven. In de omgeving zijn ook meerdere ruige dwergvleermuis paarverblijven waargenomen. Deze zijn tevens genoteerd in kaart.
Pagina 10 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Tabel 4-1 Veldbezoeken en waarnemingen
Ronde
(periode)
Datum
(2018)
Weer Adres Waarneming Soort
verblijfplaats
1 (kraam) 14 mei Droog, 1
Beaufort, 23
graden Celsius
Kastanjelaan 1,
19
Kastanjelaan 7
Beukenlaan 30
2x GD
1x LV
5 x LV
Zomerverblijf
Zomerverblijf
Zomerverblijf
2 (kraam) 14 juni Half bewolkt,
1-2 Beaufort,
10 graden
Celsius
- - -
3 (extra
ronde
laatvlieger)
16 juli Helder, 1
Beaufort, 22
graden Celsius
Kastanjelaan 7 1x LV Zomerverblijf
4 (paar) 15
augustus
Droog, 1
Beaufort, 18
graden Celsius
Kastanjelaan 7,
21 Kastanjelaan
29
2x RD
2x RD
Paarverblijf
Paarverblijf
5 (paar) 11
september
Droog,
bewolkt, 3-4
Beaufort, 14
graden Celsius
Kastanjelaan 21,
29
Beukenlaan 30
2x RD
1x RD
Paarverblijf
Paarverblijf
Figuur 4.1 Waarnemingen (woningen in aanvraag zijn rood omlijnd) (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
Pagina 11 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Bovengenoemde verblijfplaatsen zijn waargenomen aan de kopgevels van de woningen. De in- en uitvlieglocaties bevinden zich in de ruimte tussen de gevelpannen en de muur. Het is niet duidelijk of de vleermuizen van daaruit verder kruipen onder het dak of in de spouwmuur. Echter, de spouwmuren zijn in het verleden al geïsoleerd. Naar verwachting zijn deze nog voor een groot deel gevuld met isolatiemateriaal. Hierdoor is het waarschijnlijk dat de verblijfplaatsen zich onder het dak bevinden.
4.2 Staat van instandhouding vleermuizen
Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is zowel binnen Europa als binnen Nederland de meest voorkomende vleermuissoort. Deze is onderdeel van de landelijke populatie die wordt geschat op 300.000 tot 600.000 dieren (Dietz et al., 2011). Uitwisseling tussen verschillende populaties vindt waarschijnlijk met name plaats in winterverblijfplaatsen (Dietz et al., 2011). Recente waarnemingen in Kastanjelaan te Glimmen en directe omgeving zijn lastig te vinden. De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt geen waarnemingen in de omgeving van het onderzoeksgebied binnen een afstand van ca. 1 kilometer van de afgelopen 10 jaar. Ruige dwergvleermuis De ruige dwergvleermuis is een in ons land algemeen voorkomende soort en wordt ruim verspreid in noordwest Nederland waargenomen. De aantallen in de trektijd, in het najaar (wanneer ook de vrouwtjes en jongen in Nederland zijn), worden geschat op 50.000 tot 100.000 dieren. Er zijn geen gegevens bekend over de trend in aantallen (Kennisdocument Ruige dwergvleermuis, versie 1.0 Juli 2017). De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt geen waarnemingen van ruige dwergvleermuis in de omgeving van het onderzoeksgebied binnen een afstand van ca. 1 kilometer van de afgelopen 10 jaar. Laatvlieger De laatvlieger wordt door het hele land waargenomen. In 2006 werd de landelijke populatie door de Zoogdiervereniging geschat op 25.000 tot 40.00 dieren. In de laatste periode zijn meer waarnemingen gedaan, maar het is niet zeker of er sprake is van een verandering in aantallen of verspreiding. Daarvoor zijn er onvoldoende systematisch verzamelde gegevens beschikbaar (Broekhuizen et al. 2016). De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) telt geen waarnemingen van laatvlieger in de omgeving van het onderzoeksgebied binnen een afstand van ca. 1 kilometer van de afgelopen 10 jaar. Het gebrek aan waarnemingen in de NDFF van zowel gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis als laatvlieger is mogelijk te verklaren door een gebrek aan recent onderzoek in de directe omgeving van het plangebied en / of registratie hiervan.
4.3 Huismussen
In 2018 zijn de woningen bij Kastanjelaan 1-29 te Glimmen op huismussen onderzocht conform de eisen uit het Soortinventarisatieprotocol van het Netwerk Groene Bureaus (versie juli 2017). Deze
Pagina 12 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
soortenstandaard schrijft voor dat er twee veldbezoeken in de periode van 1 april tot en met 20 juni dienen te worden gedaan. Deze veldbezoeken moeten tussen 1 à 2 uur na zonsopkomst en 1 à 2 uur voor zonsondergang worden uitgevoerd onder droge weeromstandigheden. Tijdens het veldonderzoek voor huismussen zijn enkele waarnemingen van nestlocaties gedaan op de onderzoekslocatie. Uit onderzoek op 4 april 2018 bleek dat er twee locaties aanwezig zijn waar zich een nestlocatie bevindt. Het gaat om de woningen op Kastanjelaan nummer 13 en 15. Tevens is in het tweede veldonderzoek naar de huismus een andere nestlocatie waargenomen. Deze nestlocatie bevindt zich op Kastanjelaan nummer 11 bij de onderste rij dakpannen aan de voorzijde. Deze nestlocaties zijn weergegeven in tabel 4-2. In figuur 4-2 zijn de waarnemingen op kaart weergegeven. Tabel 4-2. Overzicht waarnemingen huismussen
Ronde Datum
(2018)
Weer Adres Aantal
nestplaatsen
Locatie
1 4 april Droog, 1
Beaufort, 14
graden Celsius
Kastanjelaan
13, 15
2x HM Onderste rij
dakpannen
voorzijde
2 14 mei Droog, 1
Beaufort, 23
graden Celsius
Kastanjelaan
11
1x HM Onderste rij
dakpannen
voorzijde
Pagina 13 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Figuur 4.2. Waarnemingen nestlocaties huismus (gele stippen) Kastanjelaan Glimmen (bron achtergrondkaart: ArcGIS).
4.4 Staat van instandhouding huismus
Ooit was de huismus de meest algemene broedvogel van Nederland. De soort is de laatste decennia om onbekende reden in aantal vrij hard achteruit gegaan. Begin jaren tachtig van de 20e eeuw begon de afname, die in de beginjaren negentig versnelde. Dit heeft geresulteerd in een landelijke afname van meer dan 50 procent van het aantal broedparen. Vermoedelijk is één van de oorzaken de afname van broedgelegenheid, onder andere door renovatie en isolatie van oude woningen, dit in combinatie met een afgenomen voedselaanbod, minder dekking en een toename aan predatie. Sinds de eeuwwisseling lijkt de broedpopulatie zich te herstellen; het is nog onduidelijk of dit een structureel herstel is of dat het een tijdelijke opleving betreft (Kennisdocument Huismus, BIJ12 versie 1.0 2017). Waarnemingen van de huismus komen binnen en buiten de Kastanjelaan 1-29 te Glimmen voor. In totaal telt de NDFF elf waarnemingen binnen een straal van ca. 1 km in de afgelopen 10 jaar. Een groot deel van de waarnemingen zijn waargenomen binnen de onderzoekslocatie zelf.
Pagina 14 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
5. Mitigatieplan
In onderstaand hoofdstuk wordt beschreven hoe de aanwezige verblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis, de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger en de nestplaatsen van de huismus gemitigeerd worden. Ook wordt ten behoeve van de ontheffingsaanvraag een beschrijving gegeven van het belang van het project en wordt een alternatievenafweging gedaan.
5.1 Gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis
5.1.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)
Binnen de onderzoekslocatie zijn vier paarverblijfplaatsen van ruige dwergvleermuis en één zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aanwezig op:
Kastanjelaan 1 (1 zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis)
Kastanjelaan 7 (1 paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis)
Kastanjelaan 21 (1 paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis)
Kastanjelaan 29 (2 paarverblijfplaatsen, maar van één individu ruige dwergvleermuis)
Beukenlaan 30 (1 paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis) Deze hebben mogelijk ook een functie als winterverblijfplaats voor een of enkele dieren. Als gevolg van de werkzaamheden komen bovengenoemde verblijfplaatsen te vervallen. 5.1.2 Mitigatie voor gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis
Permanente mitigatie Na afloop van de werkzaamheden worden vier kasten geplaatst op de kopgevels van de woningen waar verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis zijn waargenomen. Deze worden weggewerkt achter gevelbekleding welke over de top van de kopgevel wordt geplaatst. Hierdoor wordt extra ruimte gecreëerd; de volledige ruimte achter de gevelbekleding is beschikbaar. Daarnaast biedt dit extra temperatuurbuffer voor de aangebrachte kasten. De kasten worden zo hoog mogelijk, maar op minimaal drie meter hoogte geplaatst. Hierbij wordt er gelet op een vrije in- en uitvliegroute. De kasten worden geplaatst buiten het bereik van predatoren en buiten effecten van lichtverstoring. Er wordt gebruik gemaakt van de kasten IB VL 01 (kast met inbouwsteen) in combinatie met de IB VL 02 (volledig in de muur weg te werken kast) van Vivara Pro (zie figuur 5-2). Deze worden per vier in de gevel aan elkaar geschakeld (zie figuur 5-1).
Pagina 15 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Figuur 5-1. Locatie bouwkasten IB VL 01 (links) en IB VL 02 (rechts) van Vivara Pro. Voorbeeld kopgevel woning Kastanjelaan 29. De rode onderbroken lijn geeft een indicatie van de locatie van de inbouwkasten achter de gevelbeplating weggewerkt, oranje vlak). Het roodgekleurde vlak geeft een indicatie van de inbouwsteen (zichtbaar in de gevel). De ruimte achter de gevelbeplating is toegankelijk voor vleermuizen (Bron foto: Google Maps).
Figuur 5-2. Inbouwkasten IB VL 01 (links) en IB VL 02 (rechts) van Vivara Pro.
Pagina 16 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Om een ecologische plus te creëren worden de kasten en gevelbeplating op alle kopgevels binnen het plangebied geplaatst, dus ook op de Beukenlaan 26 en de Kastanjelaan 9 en 19. Op de kopgevels van de Kastanjelaan 7 en de Beukenlaan 30 komen geen kasten, maar wordt wel gevelbetimmering geplaatst welke toegankelijk is voor vleermuizen. Dit is in verband met de aanwezigheid van laatvlieger (zie paragraaf 5.2).
De daken worden na de renovatiewerkzaamheden weer toegankelijk gemaakt voor vleermuizen. Tijdelijke mitigatie Om de periode tijdens de uitvoer van de werkzaamheden te overbruggen worden per gevonden verblijfplaats tijdelijk vier uitwendige kasten opgehangen van het type VK WS 07 vleermuizenkast van Vivara Pro (zie figuur 5-3). De kast bestaat uit 1 compartiment met een tussenruimte van 2 centimeter, de breedte van de sleuf is 25 centimeter en de hoogte 45 centimeter en is gemaakt van houtbeton. Een voordeel van deze kasten is dat deze aan elkaar geschakeld kunnen worden aangebracht, waardoor er een grotere kast ontstaat. De kasten worden in november 2018 geplaats aan de kopgevels van de woningen waar de verblijfplaatsen zijn aangetroffen. De kasten worden zo hoog mogelijk in de top van de gevels geplaatst. De kasten op de kopgevels komen op ca. 7 meter hoogte te hangen. Hierbij wordt er gelet op een vrije in- en uitvliegroute. De kasten worden geplaatst buiten het bereik van predatoren en buiten effecten van lichtverstoring. Er is gekozen om de kasten op de kopgevels te plaatsen omdat hier de meeste ruimte is, en omdat voor de kopgevels geen steigers worden geplaatst. De kasten worden dus tijdens de werkzaamheden niet geblokkeerd of verstoord. Deze kasten blijven in elk geval hangen totdat de renovatiewerkzaamheden gereed zijn. De kasten worden in oktober 2019 vervangen door de bovengenoemde inbouwkasten en gevelbeplating. Wanneer de kasten worden verwijderd wordt eerst door een deskundige op het gebied van vleermuizen gecontroleerd of de kast bewoond is. De kast wordt pas weggehaald als er geen vleermuizen meer in aanwezig zijn.
Pagina 17 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Figuur 5-3. VK WS 07 van Vivara Pro
De kasten zijn geschikt als winterverblijfplaats in milde winters. Bij strengere vorst zijn er voldoende alternatieven in de directe omgeving aanwezig in de vorm van potentieel geschikte verblijfplaatsen in woningen in de directe omgeving, bijvoorbeeld aan Beukenlaan 2 – 24. Deze adressen bestaan uit dezelfde typen woningen. Aan de Beukenlaan 2 en 16 zijn paarverblijfplaatsen van ruige dwergvleermuis waargenomen in de kopgevel. Dit toont aan dat ook deze woningen toegankelijk zijn voor vleermuizen. 5.1.3 Effect van de werkzaamheden (met mitigerende maatregelen)
De verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis worden tijdig en in voldoende mate op dezelfde locatie teruggebracht met hiervoor geschikte vleermuiskasten. Bovendien wordt in de top van alle kopgevels gevelbetimmering aangebracht, waarachter ruimte voor vleermuizen gecreëerd wordt. Op drie van deze kopgevels worden ook vier aan elkaar geschakelde vleermuiskasten geplaatst. Bovendien blijven alternatieven voorhanden in de woningen in de directe omgeving. Daarom is het aannemelijk dat er geen sprake is van het aantasten van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis als gevolg van de werkzaamheden. De gunstige staat van instandhouding van deze soorten zal daarom niet worden aangetast als gevolg aan de werkzaamheden.
5.2 Laatvlieger
5.2.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)
Op de kopgevels van de woningen aan de Kastanjelaan 7 en de Beukenlaan 30 is een zomerverblijfplaats van de laatvlieger aanwezig. De verblijfplaatsen hebben mogelijk ook een functie als winterverblijfplaats voor een of enkele dieren. Als gevolg van de werkzaamheden komen bovengenoemde verblijfplaatsen te vervallen.
Pagina 18 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
5.2.2 Permanente mitigatie
Na de werkzaamheden wordt gevelbeplating op alle kopgevels geplaatst op de topgevel. Achter de gevelbeplating is ruimte voor laatvlieger. Daarnaast wordt gezorgd dat na de renovatie de daken van alle woningen weer toegankelijk worden. Er komt een overstek aan de daken. De ruimte onder het dak wordt toegankelijk gehouden via gaten in de overstek van minimaal 2,5 cm. De overstek is aan de bovenzijde open en afgedekt met een dakpan. Aan de bovenzijde kunnen vleermuizen onder de dakpannen kruipen en de ruimte tussen de daklaag en dakpannen over het hele dak bereiken.
Figuur 5-4. Indicatie toegankelijke topgevel Beukenlaan 30. Oranje arcering = gevelbetimmering in topgevel met hierachter ruimte voor laatvlieger (Bron foto: Google Maps).
5.2.3 Effect van de werkzaamheden (met mitigerende maatregelen)
De verblijfplaatsen van de laatvlieger worden tijdig en in voldoende mate op dezelfde locatie teruggebracht door in de top van alle kopgevels gevelbetimmering aan te brengen, waarachter ruimte voor vleermuizen gecreëerd wordt. Bovendien blijven alternatieven voorhanden in de woningen in de directe omgeving. Daarom is het aannemelijk dat er geen sprake is van het aantasten van de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaats van de gewone dwergvleermuis en de
Pagina 19 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
laatvlieger als gevolg van de werkzaamheden. De gunstige staat van instandhouding van deze soort zal daarom niet worden aangetast als gevolg aan de werkzaamheden.
5.3 Huismus
5.3.1 Effect van de werkzaamheden (zonder mitigerende maatregelen)
Uit het mussenonderzoek is gebleken dat drie nestlocaties van huismussen aanwezig zijn aan de kastanjelaan 11, 13 en 15. Als gevolg van de werkzaamheden komen de bovengenoemde nestlocaties te vervallen. 5.3.2 Mitigatie voor huismus
Permanente mitigatie In de nieuwe situatie worden vogelvides geplaatst aan de woningen waar de nesten van huismussen zijn waargenomen. Per gevonden nest wordt er 1 meter vogelvide geplaatst, aan dezelfde zijde van de woning waar de huidige nestlocaties zich bevinden. Een ecologische plus wordt gecreëerd door op de nummers 9, 17 en 19 vogelvides te plaatsen. In totaal wordt hiermee circa 38 meter vogelvide geplaatst. De locaties van deze vogelvides is weergegeven in figuur 5-5.
Figuur 5-5. Indicatie locaties voor vogelvides (blauwe lijn) en huidige nestlocaties (gele stip) (Bron achtergrondkaart: ArcGis)
Pagina 20 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
Tijdelijke mitigatie Ter overbrugging van de werkzaamheden worden nestplaatsen gemitigeerd door voor elke nestplaats die komt te vervallen twee nestkasten te plaatsen in de directe omgeving. Er worden in totaal 6 nestkasten voor huismussen opgehangen. Deze worden verdeeld over de kopgevels van Kastanjelaan 9 en 19. Er is gekozen voor de kopgevels, omdat deze bij de renovatiewerkzaamheden niet verstoord worden. Er worden geen steigers geplaatst bij de kopgevels. In oktober worden permante voorzieningen voor vleermuizen aan de kopgevel aangebracht. Hierbij zullen de (tijdelijke) huismuskasten worden weggehaald. Dit is echter buiten het broedseizoen van huismus. Bovendien zijn dan de permanente voorzieningen (vogelvides) al aangebracht. Hiervoor worden nestkasten gebruikt van Vivara Pro (zie figuur 5.6). De binnenmaat van deze kasten is 11.8 cm x 18cm x 12.5 cm. De kasten zijn gemaakt van duurzaam materiaal (eco –plaat). De kasten worden in november 2018 geplaatst.
Fig. 5.6 Nestkast huismus Vivara Pro.
5.3.3 Effect van de werkzaamheden met mitigatie
De nestplaatsen die komen te vervallen worden tijdig en in voldoende mate in de nieuwe situatie teruggebracht door het aanbrengen van vogelvides. Ter overbrugging van de werkzaamheden zijn nestkasten opgehangen. Tijdens en na de werkzaamheden blijven daarom voldoende uitwijkmogelijkheden beschikbaar. Daarom zal de functionaliteit van de nestplaatsen van huismus niet worden aangetast. De gunstige staat van instandhouding van huismus komt niet in het geding als gevolg van de geplande werkzaamheden.
Pagina 21 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
5.4 Zorgvuldig handelen
Vleermuizen Om zorgvuldig handelen te garanderen worden de verblijfplaatsen vleermuizen voor aanvang van de werkzaamheden ongeschikt gemaakt. De werkzaamheden worden uitgevoerd in het voorjaar van 2019. De kwetsbare overwinteringsperiode van vleermuizen loopt globaal van november tot en met maart. Het kraamseizoen loopt globaal van half mei tot en met juli. Derhalve worden de aanwezige verblijfplaatsen na de winterperiode en voor de kraamperiode ontoegankelijk gemaakt, in de maand april. Het ontoegankelijk maken gebeurt door het aanbrengen van exclusion flaps. Deze worden ten minste drie dagen voor de werkzaamheden geplaatst, met ten minste één nacht met temperaturen van minimaal 10 graden Celsius. Huismus Ook de nestlocaties van huismus worden voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt gemaakt door het dichtzetten van de ruimte onder de dakpannen met vogelschroot. Het broedseizoen van huismus loopt globaal van maart tot en met september. De werkzaamheden zijn gepland in het voorjaar van 2019. Derhalve worden de aanwezige nestlocaties voor de start van het broedseizoen, dus voor 1 maart, dichtgezet. Ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden zijn er alternatieve kasten geplaatst (zie paragraaf 5.4), zodat er tijdens de werkzaamheden plekken voorhanden zijn om naar uit te wijken.
5.5 Belang en alternatief
Dwingende reden van groot openbaar belang
Woonborg houdt zich aan het Convenant Energiebesparing Huursector. Deze is ondertekend door Aedes (de landelijke branchevereniging van woningcorporaties) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De doelstelling van dit convenant is het verlagen van de uitstoot van broeikasgassen met 20% in 2020 en het verbeteren van het energielabel naar B. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het vertragen van de klimaatverandering. Op basis van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Koepelconvenant beogen Aedes en Woonbond met dit convenant in 2020 ten minste een gemiddelde Energie Index van 1,25 (gemiddeld energielabel B) te bereiken voor de totale huurwoningenvoorraad van de corporaties. Dat komt overeen met een besparing op het gebouw gebonden energieverbruik van bestaande corporatiewoningen van 33% in de periode 2008 tot en met 2020. Deze ambitie betreft het gebouw‐ en installatie gebonden energiegebruik voor met name ruimteverwarming, warm tapwater en ventilatie. Door het verlagen van energieverbruik en daarmee de uitstoot van broeikasgassen dient het project een ‘dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor milieu wezenlijk gunstige effecten’. Volksgezondheid of openbare veiligheid Tijdens een recent bewonersoverleg zijn klachten naar voren gekomen over slechte isolatie. Zo ervaren de bewoners een koude woonkamer en een koude keuken, een slechte vloerisolatie en een inzakkende muurisolatie. De daken van de woningen zijn slecht of niet geïsoleerd, waardoor er veel energieverlies optreedt. Bovendien is het klimaat in de woningen niet optimaal als het gevolg van vocht en tocht. In een vochtig huis groeien schimmels en huisstofmijten sneller dan in een droog huis. Mensen die in een
Pagina 22 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
vochtig of schimmelig huis wonen hebben vaker luchtwegklachten dan mensen die in een droog huis wonen. Wonen in een vochtig huis kan leiden tot het ontstaan van astma of verergering daarvan. Bovendien komen in vochtige huizen meer schimmels en/of huisstofmijten voor. Schimmels en huisstofmijten kunnen allergieën veroorzaken. Na afloop van de renovatie zijn de woningen beter geïsoleerd waardoor een gezonder leefklimaat ontstaat. Hierdoor dient het project het belang “volksgezondheid of openbare veiligheid”. Alternatievenafweging Het project omvat renovatie en isolatie van bestaande woningen en is daarmee locatie gebonden. De werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van het landelijke energieakkoord. Indien de werkzaamheden niet worden uitgevoerd, worden de doelstellingen uit het energieakkoord niet gehaald. Bovendien is de technische staat van de woningen dusdanig dat deze niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Het complex is onvoldoende geïsoleerd, waardoor er veel energieverlies optreedt en er sprake is van vocht en tocht. Indien er geen verbetering wordt uitgevoerd zullen de woningen op langere termijn onbewoonbaar worden. Uiteindelijk zal dit leiden tot de sloop van de woningen. Dit zal resulteren in verlies van verblijfplaatsen voor vleermuizen en huismussen. Het alternatief van sloop en nieuwbouw heeft tot gevolg dat er voor langere periodes geen vaste rust- en verblijfplaatsen beschikbaar zijn op de locatie van de gesloopte woningen. Bij de gekozen werkwijze is rekening gehouden met de aanwezige beschermde gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en huismus, door de werkzaamheden buiten de kwetsbare periodes te plannen en in de nieuwe situatie nieuwe verblijfplaatsen te integreren.
5.6 Verantwoording
De initiatiefnemer of opdrachtgever is verantwoordelijk voor het gebruik van de rapportage. Eco Reest aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor de inhoud, interpretaties of conclusies indien gebruik wordt gemaakt van deelaspecten van deze rapportage, zonder verwijzing naar de volledige rapportage. Bovendien aanvaardt Eco Reest geen aansprakelijkheid voor kosten en vertraging die optreden als gevolg van het voorkomen van beschermde flora en fauna. Eco Reest Ing. J. Kamps MSc.
Pagina 23 van 29
Activiteitenplan bij ontheffingsaanvraag t.b.v. Kastanjelaan 1-29 en Beukenlaan 26-30 te Glimmen (180535)
5.6.1 Geraadpleegde bronnen
Bronnen Literatuur: Dietz, C., O. von Helversen, D. Nill (2011): Vleermuizen; Alle soorten van Europa en noordwest-Afrika, De Fontein / Tirion Uitgevers B.V., Utrecht BIJ12 (2017). Kennisdocument Gewone dwergvleermuis Pipistrellus. Versie 1.0, juli 2017. BIJ12 (2017). Kennisdocument Gierzwaluw Apus. Versie 1.0, juli 2017. BIJ12 (2017). Kennisdocument Huismus Passer domesticus. Versie 1.0, juli 2017. BIJ12 (2017). Kennisdocument Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii. Versie 1.0, juli 2017. Lindeboom, R. Gierzwaluwen in de stad Groningen. De Grauwe Gors. Jaargang 43 (2016): 26-34. Netwerk Groene Bureaus (2017). Soortinventarisatieprotocollen in het kader van de Wet natuurbescherming (versie juli 2017). Gebruikte websites: www.NDFF.nl1
www.soortenbank.nl www.SOVON.nl www.vleermuis.net www.vleermuizenindestad.nl www.zoogdierenatlas.nl www.zoogdiervereniging.nl
1 In dit rapport worden gegevens gebruikt welke (deels) afkomstig zijn uit de NDFF. Deze mag niet zonder toestemming van BIJ12 worden verstrekt aan derden of op enige andere wijze openbaar gemaakt worden.
BIJLAGE 1
REGIONALE LIGGING ONDERZOEKSLOCATIE Globale ligging onderzoekslocatie (rood omcirkeld). (Bron achtergrondkaart: ArcGis online).
NATUURWETGEVING
In Nederland is de bescherming van soorten sinds 1 januari 2017 geregeld in de Wet In Nederland is de bescherming van soorten sinds 1 januari 2017 geregeld in de Wet Natuurbescherming. De provincie waar de ingreep plaatsvindt is in de meeste gevallen het bevoegd gezag.
De Wet natuurbescherming gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Van dit verbod kan onder voorwaarden worden afgeweken met een ontheffing of een vrijstelling. Binnen de Wet natuurbescherming wordt bij ruimtelijke ingrepen onderscheid gemaakt tussen Europees beschermde soorten (artikel 3.5 soorten) en nationaal beschermde soorten (artikel 3.10 soorten). De lijst Europees beschermde soorten bestaat uit soorten die genoemd zijn in:
Habitat Richtlijn bijlage IV onderdeel a
Bijlage 2 verdrag van Bern
Bijlage 1 verdrag van Bonn
Vogels Ten aanzien van vogels is in artikel 3.1 van de Wet natuurbescherming het volgende opgenomen:
Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten
als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen.
Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van vogels als bedoeld als bedoeld
in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te
nemen.
Het is verboden eieren van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te rapen en
deze onder zich te hebben.
Het is verboden vogels als bedoeld als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn opzettelijk te
storen.
Verstoren mag wel indien de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Bovenstaande houdt in dat de nesten van alle inheemse soorten tijdens het broedseizoen zijn beschermd. Voor het verstoren van broedende vogels is een ontheffing nodig. Net als onder de Flora- en faunawet, zijn nestplaatsen van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd (mits niet definitief verlaten). Het betreft nesten van boomvalk, buizerd, gierzwaluw, grote gele kwikstaart, havik, huismus, kerkuil, oehoe, ooievaar, ransuil, roek, slechtvalk, sperwer, steenuil, wespendief en zwarte wouw. Overige Europees beschermde soorten Voor overige Europees beschermde soorten (uit bijlage IV, onderdeel a van de Habitatrichtlijn) is Artikel 3.5 van toepassing. Volgens dit artikel is het verboden Europees beschermde soorten:
opzettelijk te doden of te vangen;
opzettelijk te verstoren;
eieren opzettelijk te vernielen of te rapen;
voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen;
planten opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, ontwortelen of te vernielen.
Overige nationaal beschermde soorten In de Wet natuurbescherming is een lijst met Nationaal Beschermde soorten opgenomen. Hierop is artikel 3.10 van deze wet van toepassing. Artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming houdt in dat het verboden is nationaal beschermde soorten:
opzettelijk te doden of te vangen;
voortplantingsplaatsen of rustplaatsen te beschadigen of te vernielen;
planten opzettelijk te plukken, verzamelen, af te snijden, ontwortelen of te vernielen.
Provincies beslissen zelf voor welke soorten van deze lijst een vrijstelling geldt.