43
Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de gemeente Zevenaar Verslag van een onderzoek onder jeugd 2003 Hulpverlening Gelderland Midden/ GGD Afdeling Regie en Beleid Arnhem, februari 2005 N.E.H.M. de Jong-Mares, epidemioloog J.A.M. Mureau, epidemioloog H. Rexwinkel, epidemioloog

Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de ... · Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de gemeente Zevenaar Verslag van een onderzoek onder jeugd ... 10.1 Seksuele

  • Upload
    lydung

  • View
    219

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Gezondheid, welzijn en leefwijze van jongeren in de gemeente Zevenaar

Verslag van een onderzoek onder jeugd 2003

Hulpverlening Gelderland Midden/ GGD Afdeling Regie en Beleid Arnhem, februari 2005 N.E.H.M. de Jong-Mares, epidemioloog J.A.M. Mureau, epidemioloog H. Rexwinkel, epidemioloog

Inhoudsopgave

SAMENVATTING I

1 INLEIDING 1

1.1 Aanleiding 1

1.2 Leeswijzer 1

2 DOEL, WERKWIJZE EN ONDERZOEKSGROEP 2

2.1 Doel en werkwijze 2

2.2 Analyse 2

2.3 Respons en onderzoeksgroep 2

3 ACHTERGROND VAN DE JONGEREN 4

3.1 Gezinssamenstelling 4

3.2 Etniciteit en integratie 4

3.3 Religie 5

3.4 Vergelijking met elders 5

4 DE BUURT EN DE GEMEENTE 6

4.1 De buurt 6

4.2 De gemeente 7

4.3 Vergelijking met elders 7

5 SCHOOL 8

5.1 Schoolplezier 8

5.2 Spijbelen 8

5.3 Vergelijking met elders 8

6 LICHAMELIJKE GEZONDHEID 9

6.1 Ervaren gezondheid 9

6.2 Ziekten, aandoeningen en medicijngebruik 9

6.3 Vergelijking met elders 10

7 WELZIJN 11

7.1 Psychische gezondheid 11

7.2 Sociaal welzijn 11

7.3 Pesten 12

7.4 Specifieke problemen 12

7.5 Vergelijking met elders 13

8 BEWEGING, VOEDING EN OVERGEWICHT 15

8.1 Beweging en sport 15

8.2 Voeding 17

8.3 Overgewicht 18

8.4 Vergelijking met elders 19

9 GENOTMIDDELEN 20

9.1 Roken 20

9.2 Alcohol 20

9.3 Drugs 21

9.4 Vergelijking met elders 22

10 SEKSUALITEIT 23

10.1 Seksuele ervaringen 23

10.2 Veilig vrijen 23

10.3 Homoseksualiteit 24

10.4 Vergelijking met elders 25

11 VRIJETIJDSBESTEDING 26

11.1 Activiteiten 26

11.2 Vergelijking met elders 27

12 AGRESSIE, CRIMINALITEIT, EN VEILIGHEID 28

12.1 Strafbare feiten 28

12.2 Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens 29

12.3 Oordeel over strafbare feiten 30

12.4 Vergelijking met elders 30

13 OVERZICHT VAN DE UITKOMSTEN EN VERGELIJKING ELDERS 31

14 VERGELIJKING VAN GROEPEN 33

14.1 Vergelijking van geslacht 33

15. BESCHOUWING 34

15.1 Algemene aandachtspunten 34

15.2 Specifieke aandachtspunten Zevenaar 34

GERAADPLEEGDE BRONNEN 35

BIJLAGEN

i

Samenvatting

In het schooljaar 2003/2004 is door de GGD'en in Gelderland en Overijssel het project E-MOVO (Elektronisch MOnitor en VOorlichting) uitgevoerd; een grootschalig en vernieuwend project. Leerlingen van de tweede en vierde klas van het voortgezet onderwijs hebben op school via internet een vragenlijst ingevuld over hun gezondheid, welzijn en leefstijl. De leerlingen konden daarna op de website hun persoonlijk gezondheidsprofiel bekijken en doorlinken naar websites met meer informatie over de diverse onderwerpen. Resultaten van leerlingen uit de gemeente Zevenaar In totaal zijn er 364 leerlingen die in Zevenaar wonen, die aan E-MOVO deel hebben genomen. Deze leerlingen gaan voor het grootste deel (85%) in Zevenaar naar school. De rest bezoekt een school elders. De buurt en de gemeente Voor een gemeente is het van belang om te weten hoe de jongeren het naar hun zin hebben in de buurt waar ze wonen en wat hun wensen en opvattingen daarover zijn. 61% van de jongeren mist een (extra) plek in hun woonbuurt. De jongeren missen vooral hangplekken, skatebanen en voetbalvelden. 57% van de jongeren vindt dat er niet genoeg ‘leuke dingen’ worden georganiseerd. Suggesties als het houden van feesten, worden vaak gegeven, maar ook sportactiviteiten worden genoemd. 36% van de jongeren vindt dat de gemeente niet voldoende naar hen luistert. School De situatie op school hangt samen met sociaal en psychisch welbevinden van een leerling. 8% van de jongeren vindt het niet leuk of vreselijk op school. 9% van de Zevenaarse jongeren heeft in de voorafgaande weken één of meer uur gespijbeld. Lichamelijke gezondheid De meeste jongeren (89%) ervaren hun gezondheid als goed tot uitstekend. Van de jongeren geeft 30% aan dat ze één of meerdere ziekten/aandoeningen hebben en 27% van de jongeren gebruikte de voorafgaande twee weken medicijnen op doktersvoorschrift. Psychisch en sociaal welzijn Met de psychische gezondheid is het niet rooskleurig gesteld: bij 15% van de leerlingen blijkt sprake te zijn van ‘psychisch onwelbevinden’. 38% van de jongeren zegt het afgelopen jaar gepest te zijn, 6% wordt wekelijks gepest. De helft van de jongeren geeft aan zelf het afgelopen jaar te hebben meegedaan aan pesterijen. 5% van de jongeren pest wekelijks. Zeventien procent van de jongeren geeft aan een probleem te hebben dat hen dag en nacht bezig houdt. De meest genoemde problemen hebben betrekking op de situatie thuis, verkering en relaties en zichzelf. Op de vraag ‘hoe vind je het bij jou thuis?’ zeggen verreweg de meeste jongeren (94%) het thuis naar de zin te hebben. Ruim driekwart van de jongeren (76%) kan goed praten met hun ouders of verzorgers. Het grootste deel van de jongeren (85%) vindt het aantal vrienden en vriendinnen voldoende. Overgewicht, voeding en beweging Het voedingspatroon vertoont tekortkomingen. 24% van de leerlingen gaat geregeld zonder ontbijt naar school, 63% eet niet elke dag groenten en slechts 29% van de leerlingen eet dagelijks fruit. 32% van de Zevenaarse jongeren krijgt te weinig beweging (beweegt minder dan zeven uur per week). Het ongunstige voedingsgedrag gecombineerd met lichamelijke inactiviteit resulteert in (ernstig) overgewicht. Uit de berekening van lengte en gewicht blijkt dat 9% van de jongeren in Zevenaar te zwaar is. Dit percentage is een minimumindicatie, omdat relatief veel leerlingen (34%) de vragen naar lengte en gewicht niet hebben ingevuld, omdat ze tijdens het beantwoorden van de vragenlijst waarschijnlijk niet wisten hoe lang of hoe zwaar ze waren.

ii

Genotmiddelen 11% van de Zevenaarse jongeren rookt regelmatig. 71% gebruikt wel eens alcohol. 30% van de jongeren gebruikt minimaal 1 keer per week alcohol. In de afgelopen maand heeft 6% van de jongeren hasj of wiet gebruikt en 1% gebruikte harddrugs. Seksualiteit Zestien procent van de leerlingen geeft aan ooit ‘met iemand naar bed’ te zijn geweest. Van de seksueel actieve leerlingen vrijt bijna de helft wel eens zonder condoom. 68% van hen denkt geen risico op soa te lopen ondanks onveilig gedrag. Vrijetijdsbesteding De jongeren besteden een groot deel van hun vrije tijd aan e-mailen of chatten, naar viend(inn)en gaan en huiswerk maken. 59% van de jongeren is lid van een sportclub of vereniging en 17% is lid van een andere vereniging. 4% van de jongeren zegt zich heel vaak te vervelen. 29% van de jongeren heeft een bijbaantje voor drie uur of meer per week. Criminaliteit en veiligheid 49% van de jongeren heeft één of meerdere strafbare feiten gepleegd. Meest voorkomende delicten zijn: ‘betrokken geweest bij een gevecht of onenigheid op openbaar terrein’ en ’dingen beklad met stiften en/of een spuitbus’. 15% van de jongeren heeft aangegeven wel eens een wapen te dragen. Zes procent van de jongeren is het afgelopen jaar aangehouden en voor verhoor op het politiebureau geweest. Een kwart van de jongeren voelt zich wel eens onveilig. Vergelijking groepen op basis van achtergrondkenmerken Geslacht Jongens pesten vaker, drinken meer, staan vaker negatief tegenover homoseksualiteit en blijken vaker een strafbaar feit gepleegd te hebben. Meisjes vinden hun eigen gezondheid vaker slecht, gebruiken meer geneesmiddelen, worden vaker gepest en voelen zich vaker onveilig. Aandachtspunten voor preventie Van bovenstaande onderwerpen zijn vanuit gezondheidsoogpunt de belangrijkste aandachtspunten voor preventie:

- psychisch welbevinden, - het gebruik van genotmiddelen (met name roken en overmatig alcoholgebruik) - een gezond voedingspatroon (stimuleren van groente- en fruitconsumptie, voldoende

beweging en een normaal gewicht). Dit zijn de onderwerpen die het meeste bijdragen aan de huidige of toekomstige gezondheid. Voor de gemeente Zevenaar is de lichaamsbeweging van de jeugd een speciaal aandachtspunt. In het gemeenterapport van E-MOVO worden veel resultaten beschreven. Het is nu aan vertegenwoordigers van de gemeente om te bepalen welke onderwerpen worden aangepakt en op welke manier. Hierbij kan Hulpverlening Gelderland Midden / GGD ondersteuning bieden.

1

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Jeugdbeleid is een onderwerp dat de laatste jaren bij de lokale, regionale en landelijke overheid een sterke groei in aandacht heeft doorgemaakt. Om dit beleid goed vorm en inhoud te kunnen geven, hebben diverse betrokken partijen behoefte aan informatie over de leefwereld van de jongeren. Gemeenten willen graag weten wat jongeren vinden van de gemeente en de woonbuurt. Daarnaast zijn voor gemeenten de onderwerpen vrijetijdsbesteding, criminaliteit en veiligheid, leefstijl (met name alcohol- en drugsgebruik) en welbevinden van belang. Een van de taken van een GGD is om de gezondheid en daarmee samenhangende factoren van de bevolking in beeld te brengen (epidemiologie) en om op basis van die informatie plannen te maken en adviezen te geven op het vlak van (collectieve) preventie. De jeugd is in dit kader een belangrijke doelgroep. Onderwerpen die voor de GGD van belang zijn, zijn: leefstijl (beweging, roken, alcoholgebruik, drugsgebruik, voeding), lichamelijke gezondheid, psychisch en sociaal welbevinden. Dergelijke informatie is tevens van belang voor andere regionale instellingen zoals het Maatschappelijk Werk, de GGZ-instellingen en bijvoorbeeld de verslavingszorg. Als afsluiting wordt de informatiebehoefte van de scholen genoemd. Naast het onderwijzen van de primaire vakken krijgen scholen in toenemende mate te maken met taken op het terrein van onderwijs en begeleiding voor wat betreft gezondheid, psychisch welbevinden en sociaal gedrag. Vanuit die taken hebben scholen behoefte aan informatie over de jeugd en bij voorkeur over de jongeren op hun school. Onderwerpen die van belang zijn, zijn: psychisch en sociaal welbevinden, schoolbeleving, leefstijl, criminaliteit en veiligheid. De bovengeschetste behoefte aan informatie bij de diverse partijen en de toenemende mogelijkheden van het internet, hebben geleid tot de ontwikkeling van het project: E-MOVO ofwel Elektronische Monitor en Voorlichting. E-MOVO is tot stand gekomen met financiële steun van het Fonds OGZ (stimuleringsfonds Openbare Gezondheidszorg) en is uitgevoerd in samenwerking met GGD'en in Gelderland en Overijssel en de capaciteitsgroep Gezondheidsvoorlichting Universiteit Maastricht. De E-MOVO werkwijze houdt in dat de leerlingen op school tijdens een les, via internet een vragenlijst invullen met betrekking tot hun gezondheid, welzijn en leefwijze. De ingevulde gegevens worden gebruikt voor onderzoek maar daarnaast kan de jongere wederom via internet zijn/haar persoonlijk gezondheidsprofiel bekijken en een gezondheidsadvies op maat ontvangen, gebaseerd op de individueel ingevulde gegevens.

1.2 Leeswijzer

Dit verslag bevat de belangrijkste resultaten van het onderzoek E-MOVO. Het doel en de werkwijze van E-MOVO staan beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staan wat achtergrondgegevens van de jongeren beschreven. In de hoofdstukken 4 tot en met 12 worden de resultaten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde: buurt en gemeente, schoolaspecten, lichamelijke gezondheid, welzijn, beweging, voeding en overgewicht, genotmiddelengebruik, seksualiteit, vrije tijd en criminaliteit. Elk van deze inhoudelijke hoofdstukken wordt ingeleid met een korte uiteenzetting over het belang van het onderwerp. Aan het eind van elk hoofdstuk is een vergelijking gemaakt tussen de uitkomsten van de gemeenten, de rest van de GGD-regio en Oost-Nederland. In hoofdstuk 13 worden deze slotparagrafen samengevat. Hoofdstuk 14 bevat een vergelijking tussen diverse subpopulaties. In het afsluitende hoofdstuk 15 worden de algemene en specifiek gemeentelijke aandachtspunten bij elkaar gezet.

2

2 Doel, werkwijze en onderzoeksgroep

2.1 Doel en werkwijze

In het schooljaar 2003/2004 is door de GGD’en in Gelderland en Overijssel een grootschalig vernieuwend onderzoek uitgevoerd naar de gezondheidstoestand van jongeren uit klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs. De jongeren hebben via de computer een uitgebreide vragenlijst1 ingevuld. Dit invullen heeft klassikaal plaatsgevonden in de periode oktober-december 2003. Het doel van het onderzoek is om informatie te leveren over diverse gezondheids- en welzijnsaspecten van de jeugd. Deze informatie wordt op diverse manieren aangeboden: Voor scholen zijn schoolrapportages opgesteld waarmee de school aan de slag kan om het beleid met betrekking tot gezondheid en welzijn van hun leerlingen nader vorm te geven. De GGD'en geven daarbij ondersteuning. Voor gemeenten zijn er de huidig voorliggende rapportages per gemeente gemaakt. Dit is voor hen van belang voor het gezondheids- en jeugdbeleid. Tot slot zijn er rapportages op regionaal niveau. Deze dienen als informatiebron voor zorgaanbieders welke een regionale rol vervullen, waaronder de GGD zelf en ook de provincie. De E-MOVO-werkwijze levert niet alleen onderzoeksinformatie. De jongeren die de vragenlijst hebben ingevuld, konden enkele dagen later op de website van E-MOVO hun persoonlijk gezondheidsprofiel bekijken. Tevens konden zij doorklikken naar persoonlijke voorlichting en linken naar websites met betrouwbare informatie over de onderwerpen die in het gezondheidsprofiel aan de orde komen. In Oost-Nederland heeft 52% van de jongeren van deze 'voorlichting op maat' gebruik gemaakt.

2.2 Analyse

Er is gekeken naar eventuele verschillen tussen groepen scholieren op basis van geslacht. De gevonden verschillen zijn alleen genoemd indien deze statistisch significant zijn. Een getal is statistisch significant afwijkend als men aanneemt dat het getal niet door toeval te verklaren is. In dit onderzoek is een 5% onzekerheid aangehouden. Dit betekent dat een verschil met 95% zekerheid een werkelijk verschil is en dat dit niet op toeval berust. Aan het eind van elk hoofdstuk wordt de gemeente Zevenaar vergeleken met de rest van de regio en met Oost-Nederland. Als de verschillen significant zijn, dan zijn de cijfers vetgedrukt. Al naar gelang het type van de vraag zijn de volgende statistische toetsen gebruikt: Chi-kwadraat, Mann-Witney-U en Kruskall-Wallis. De analyse is verricht met behulp van het computerprogramma SPSS In Zevenaar hebben er relatief veel VMBO-leerlingen en veel tweedeklassers meegedaan. Dit kan de uitkomsten van de verschillende items beïnvloeden. In de gemeente Angerlo is E-MOVO ook uitgevoerd. Ten tijde van het onderzoek was Angerlo nog een zelfstandige gemeente. De resultaten van Angerlo en Zevenaar zijn gezamenlijk in deze rapportage beschreven.

2.3 Respons en onderzoeksgroep

Respons De doelgroep voor E-MOVO betreft de jongeren uit klas 2 en klas 4 van het Voortgezet Onderwijs (VO). Alle VO-scholen in de regio van de deelnemende GGD'en zijn benaderd om mee te doen. In de regio Oost Nederland hebben ruim 35.000 jongeren meegedaan. In de regio van Hulpverlening Gelderland Midden hebben 33 van de 50 schoollocaties voor voortgezet onderwijs meegedaan met in totaal 6541 jongeren.

1: bijlage 1: de vragenlijst van E-MOVO

3

Figuur 1: Leeftijdsverdeling onderzoeksgroep

0

20

40

60

80

100

120

140

160

12 13 14 15 16 17leeftijd

aantal

Figuur 2: opleidingsniveau van de onderzoeksgroep

LWOO1%

VMBO50%

brugklas VMBO/HAVO

10%

HAVO19%

brugklas HAVO/VWO

8%VWO12%

In Zevenaar wonen 2479 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 18 jaar. Een deel van de jongeren zit op een school voor Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO). Voor deze scholen is in overleg besloten om niet aan E-MOVO mee te doen omdat de werkwijze via vragenlijsten en internet te ingewikkeld werd geacht voor deze leerlingen. Deze leerlingen vallen dus niet in de E-MOVO doelgroep; alsmede de leerlingen die op de wachtlijst staan voor het VSO. Ongeveer 725 Zevenaarse jongeren vallen qua leeftijd/klas in de E-MOVO doelgroep. Hiervan hebben 364 jongeren (50%) deelgenomen aan het E-MOVO onderzoek (335 woonachtig in Zevenaar en 29 in Angerlo). De redenen dat deze deelname geen 100% is, zijn divers:

1. In de gemeente Zevenaar hebben twee van de drie scholen (locaties) aan E-MOVO meegedaan. Er zijn echter leerlingen die wel in de gemeente Zevenaar wonen, maar daar niet naar school gaan. Mogelijk zit een deel van deze leerlingen op scholen die niet hebben deel genomen aan E-MOVO.

2. Sommige scholen met een LWOO-afdeling, hebben deze leerlingen niet aan E-MOVO laten deelnemen omdat men vond dat deelname voor hen te complex zou zijn. Andere scholen hebben dat opgelost door meer tijd en begeleiding vrij te maken.

3. Sommige scholen lieten maar een deel van hun leerlingen deelnemen aan E-MOVO. Meestal was dat door organisatorische problemen en/of gebrek aan computerruimte.

4. Sommige leerlingen waren tijdens de afname afwezig (weigeraars, zieken en spijbelaars) 5. Van de deelnemende leerlingen die op school zitten in de regio van Hulpverlening Gelderland

midden heeft 1,4% hun postcode niet ingevuld. De gegevens van deze jongeren zijn wel gebruikt in de schoolrapporten, maar ze kunnen niet worden toegeschreven aan een bepaalde gemeente.

6. Een enkele keer waren er technische problemen waardoor de gegevens van een leerling niet goed zijn verwerkt.

Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep van de gemeente Zevenaar bestaat uit 364 jongeren. Van de jongeren zit 63% op het VMBO (inclusief het LWOO) en 37% op het HAVO/VWO. Het zijn ongeveer evenveel jongens als meisjes (48% versus 52%) en meer jongeren uit klas 2 dan uit klas 4 (61% versus 39%). In figuur 1 is de leeftijdsverdeling weergegeven. Van de jongeren in de onderzoeksgroep zit 1% op het LWOO, 50% op het VMBO, 19% op de HAVO en 12% op het VWO. Verder zit 8% van de jongeren in een brugklas HAVO/VWO en 10% in een brugklas VMBO/HAVO. Zie ook figuur 2.

4

Figuur 3: Etnische herkomst

Nederlands87%

Overig10%

Turks1%

Surinaams/NL Antillen/Aruba

2%

3 Achtergrond van de jongeren

Er zijn in de levensfase van opgroeiende jongeren een paar omgevingsfactoren die een belangrijke rol spelen: thuis, school en vrienden. In dit rapport komen al deze factoren aan de orde, te beginnen met de thuissituatie en wel de gezinssamenstelling, etniciteit en religie. Deze genoemde factoren zijn weliswaar niet of nauwelijks door overheidsbeleid beïnvloedbaar, maar het is wel goed om enig inzicht hierin te hebben omdat ze mede het beeld schetsen van de jeugd in de gemeente en omdat deze factoren een rol kunnen spelen bij de keuze van doelgroepen voor beleid.

3.1 Gezinssamenstelling

Aan de jongeren is gevraagd wie er bij hen in huis wonen. Van de jongeren woont 9% bij één ouder. Bij 4% is er sprake van co-ouderschap2. De overige jongeren wonen vrijwel allemaal bij twee ouders. Wel is er dan soms sprake van dat één van de twee ouders een stiefouder is. Van de jongeren woont 1% in een tehuis. De gezinssamenstelling is weergegeven in onderstaande tabel.

3.2 Etniciteit en integratie

Voor het benoemen van de etnische herkomst zijn aan de jongeren vragen gesteld over het geboorteland van zichzelf en dat van hun vader en moeder. Voor de indeling naar etnische herkomst is gebruik gemaakt van de standaarddefinitie welke ook door het CBS (Centraal Bureau voor Statistiek) gehanteerd wordt3. In Zevenaar ligt het percentage jongeren van niet-Nederlandse herkomst relatief laag, 13% van de jongeren is van allochtone herkomst. Het betreft dan met name jongeren met een Surinaamse, Antilliaanse, Arubaanse of Turkse herkomst. Zie figuur 3.

2 De jongere woont ongeveer de helft van de tijd bij de vader en de andere helft bij de moeder. 3 Een jongere is van Nederlandse herkomst als beide ouders in Nederland zijn geboren. In andere gevallen wordt de jongere

gerekend tot niet-Nederlandse herkomst. Welke herkomst het dan is wordt bepaald door het geboorteland van het kind. Indien

dat Nederlands is dan is het geboorteland van de moeder bepalend. Indien die ook Nederlands is (of onbekend), dan wordt de

herkomst bepaald door het geboorteland van de vader.

twee ouders (beide eigen ouders) 79%twee ouders (waarvan 1 stiefouder) 7%één ouder 9%co-ouders 4%tehuis 1%anders/onbekend 1%totaal 100%

Tabel 1: Gezinssamenstelling

5

Figuur 4: religie

Rooms Katholiek

36%

Protestants Christelijk

8%

Islamitisch2%

geen geloof49%

anders5%

Het indelen van etniciteit op basis van geboortelanden zegt niets over de mate waarin jongeren zichzelf Nederlander of buitenlander voelen. Daarom is nog een vraag toegevoegd waarin de jongeren kunnen aangeven tot welke bevolkingsgroep zij zichzelf rekenen. Daaruit blijkt dat bijna de helft van de jongeren (49%) die volgens de CBS-definitie allochtoon zijn, zichzelf vooral als Nederlander beschouwen. Jongeren met een niet-Nederlandse etniciteit welke zich wel als Nederlander beschouwen, zou je goed geïntegreerd kunnen noemen. Het is echter niet zo dat jongeren die zichzelf (nog) tot hun etnische bevolkingsgroep rekenen niet geïntegreerd zouden zijn in de Nederlandse samenleving.

3.3 Religie

De helft van de Zevenaarse jongeren geeft aan een geloof te hebben. Rooms Katholiek is het meeste genoemd, 36% van de jongeren hangt deze godsdienst aan. Van de jongeren is 8% Protestants Christelijk, 2% is Islamitisch en 5% heeft een ander geloof. Van de jongeren die aangeven een geloof te hebben, meldt 14% dat het geloof voor hen veel betekent, voor 28% betekent het wel wat, voor 40% betekent het weinig en voor 18% niets.

3.4 Vergelijking met elders

Het blijkt dat er in Zevenaar minder kinderen van allochtone herkomst deel hebben genomen dan in de rest van de regio.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

één-oudergezinnen 9% 9% 8%aandeel jongeren van niet-Nederlandse herkomst 13% 17% 15%jongeren voor wie het geloof geen betekenis heeft 57% 53% 53%

Tabel 2: achtergrondkenmerken, vergelijking met elders

6

Figuur 5: Gewenste plekken in de buurt

0% 10% 20% 30% 40%

ik mis niets

hangplekken

pleintjes

voetbalveld

skatebaan

jeugdhonk

buurthuis

grasveld

iets anders

4 De buurt en de gemeente

4.1 De buurt

Behalve thuis speelt ook een deel van het leven van jongeren zich af in de eigen woonbuurt. Wat vinden de jongeren eigenlijk van hun buurt en gemeente? Wordt er naar hen geluisterd en hebben ze nog wensen? De jongeren konden aangeven wat voor plekken zij missen in hun buurt. Van de jongeren gaf 39% aan helemaal niets te missen. Bij degenen die wel wat missen werd een hangplek het meest genoemd, gevolgd door pleintjes en een voetbalveld. In figuur 5 staan de genoemde plekken weergegeven.

Ruim een kwart van de jongeren (27%) vindt dat er voldoende leuke dingen georganiseerd worden. Van de jongeren heeft 15% hier geen mening over en een meerderheid van 57% vindt dat er te weinig wordt georganiseerd. Suggesties die de jongeren geven om te organiseren, zijn vooral feesten, maar ook sportactiviteiten worden genoemd. Aan de jongeren is ook specifiek gevraagd hoe vaak ze in het afgelopen jaar naar een club- of buurthuis zijn geweest. Ruim de helft van de jongeren (52%) geeft aan daar (bijna) nooit te komen. Van de jongeren komt 24% er minstens 1 keer per week en 6% komt er enkele keren per maand.

7

Figuur 6: Luistert de gemeente voldoende naar de jongeren?

ja18%

nee36%

weet ik niet46%

4.2 De gemeente

Op de vraag of de gemeente Zevenaar voldoende naar de jongeren luistert bij beslissingen die de jeugd aangaan, blijven veel jongeren (46%) het antwoord schuldig. Van de jongeren vindt 18% dat de gemeente voldoende naar hen luistert en 36% vindt van niet (figuur 6).

4.3 Vergelijking met elders

In Zevenaar zijn de resultaten ongeveer gelijk aan de rest van de regio en Oost-Nederland.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

gemis aan (extra) jongerenplek in de buurt 61% 58% 59%gemis aan (extra) activiteit in de buurt 57% 55% 57%oordeel: gemeente luistert niet voldoende naar jongeren 36% 36% 38%

Tabel 3: buurt en gemeente, vergelijking met elders

8

Figuur 7: Hoe vind je het op school?

Hartstikke leuk10%

Leuk39%

Gaat wel43%

Niet leuk4%

Vreselijk4%

5 School

Jongeren brengen veel tijd op school door. Ze volgen er niet alleen een opleiding, het is voor de meeste ook een belangrijke plek om sociale contacten op te doen en vrienden te maken. De uitkomsten van het E-MOVO-onderzoek met betrekking tot school lijken wellicht vooral van belang voor de scholen zelf en in de schoolrapportages komt dit onderwerp dan ook uitgebreid aan de orde. Omdat uit diverse onderzoeken blijkt dat er een samenhang is tussen schoolplezier en spijbelen enerzijds en psychisch en sociaal welbevinden, genotmiddelengebruik en criminaliteit anderzijds, wordt in dit rapport toch ook kort ingegaan op deze twee relevante schoolaspecten.

5.1 Schoolplezier

Op de vraag "Hoe vind je het op school" antwoordde de helft van de jongeren: leuk of zelfs hartstikke leuk. Acht procent van de jongeren noemt het 'niet leuk' of zelfs 'vreselijk'. Zie figuur 7.

De jongeren die het niet altijd zo leuk vinden geven als voornaamste redenen dat ze de manier van lesgeven en de vakken niet leuk vinden. Verder zegt een aantal leerlingen dat de sfeer niet gezellig is of dat ze de docenten niet aardig vinden.

5.2 Spijbelen

Het percentage jongeren dat in de voorafgaande vier weken wel eens heeft gespijbeld ligt op 9%. Vijf procent van de leerlingen spijbelde drie uur of meer. Als voornaamste reden om te spijbelen noemen ze dat ze geen zin hebben in school.

5.3 Vergelijking met elders

In de gemeente Zevenaar wordt opmerkelijk minder gespijbeld dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

vindt het op school niet leuk (incl. vreselijk) 8% 10% 10%gespijbeld (in laatste 4 weken) 9% 17% 17%

Tabel 4: schoolplezier, vergelijking met elders

9

Figuur 8: Wat vind je van je eigen gezondheid?

uitstekend13%

zeer goed25%

goed51%

matig11%

6 Lichamelijke gezondheid

In een welvarend land zoals Nederland is het met de lichamelijke gezondheid van jongeren meestal vrij goed gesteld. Er is een goede preventieve en medische zorg waardoor eventuele gezondheidsproblemen tijdig opgespoord en behandeld kunnen worden. De kenmerkende welvaartsziekten doen zich meestal pas voor op latere leeftijd. De beperkingen van de lichamelijke gezondheid betreffen bij de jeugd vooral bepaalde chronische aandoeningen, zoals genoemd in paragraaf 6.2. Bij gezondheid gaat het echter niet alleen om de lichamelijke gezondheid. Volgens de definitie van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) is gezondheid niet alleen de afwezigheid van ziekte of handicap, maar gaat het om een situatie van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. In dit hoofdstuk gaat het vooral om de lichamelijke aspecten van gezondheid. Het geestelijke en sociale welbevinden komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.

6.1 Ervaren gezondheid

De jongeren in Zevenaar zijn over het algemeen tevreden over hun gezondheid. Van de leerlingen noemt 38% zijn/haar gezondheid 'uitstekend' of 'zeer goed'. Ruim de helft noemt de gezondheid 'goed' en 11% noemt zijn of haar gezondheid 'matig' .

Meisjes beoordelen hun gezondheid vaker als matig of slecht dan jongens (14% versus 7%).

6.2 Ziekten, aandoeningen en medicijngebruik

Ziekten en aandoeningen Aan de jongeren is een lijstje voorgelegd met zes (chronische) ziekten of aandoeningen die bij jongeren kunnen voorkomen. Aan hen is per ziekte/aandoening gevraagd of deze bij hen door een arts is vastgesteld. Van de jongeren geeft 30% aan dat zij één of meer van deze ziekten/ aandoeningen hebben. Allergieën worden door de jongeren het meest genoemd (14%), gevolgd door astma (9%) en eczeem (6%). Slechts een klein deel van de jongeren (8%) vindt dat hij/zij door deze aandoening(en) in sterke mate wordt belemmerd in het dagelijkse leven. Medicijngebruik (inclusief anticonceptiepil en zelfmedicatie) Bijna de helft van de jongeren (48%) geeft aan in de voorafgaande twee weken pijnstillers (zoals paracetamol en aspirine) te hebben gebruikt. Vrijwel allemaal betreft dat middelen die zonder huisartsrecept zijn gekocht. Meisjes hebben veel vaker pijnstillers gebruikt dan jongens (62% versus 33%). Ook het gebruik van middelen tegen hoest of keelpijn ligt vrij hoog (26%). Het gebruik van medicijnen op doktersvoorschrift ligt een stuk lager (27%). Meisjes gebruikten vaker medicijnen op doktersvoorschrift dan jongens (36% versus 17%). Het meest genoemd hierbij is de anticonceptiepil (9%) en middelen tegen astma of chronische bronchitis (6%).

10

6.3 Vergelijking met elders

In de gemeente Zevenaar scoren de jongeren ongeveer gelijk op deze items dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

eigen oordeel over gezondheid: matig/slecht 11% 9% 8%heeft 1 of meer van de 6 genoemde ziekten/aandoeningen 30% 28% 29%gebruik pijnstillers (in laatste 2 weken) 48% 51% 50%gebruik geneesmiddelen op doktersvoorschrift (in laatste 2 wkn) 27% 29% 30%

Tabel 5: gezondheid en geneesmiddelengebruik, vergelijking met elders

11

Figuur 9: Psychische ongezondheid

0%

5%

10%

15%

20%

25%

jongens meisjes klas 2 klas 4

ernstig ongezond

matig ongezond

licht ongezond

7 Welzijn

Zoals in het vorige hoofdstuk al stond aangegeven, zijn het psychische en het sociale welzijn van jongeren belangrijke aspecten van hun gezondheid. Lichamelijk gaat het met de meeste jongeren wel goed, maar er is wel sprake van een toename van psychische en psychosociale problemen. Een zekere mate van psychische en sociale onbalans past in de periode van de puberteit en dat hoeft niet allemaal zondermeer als problematisch beschouwd te worden. Het is echter ook niet correct om alle psychosociale problemen bij jongeren af te doen als van tijdelijke puberale aard. Indien problemen ernstig zijn en langer aanhouden kan het leiden tot slecht sociaal functioneren, verminderde schoolprestaties en schooluitval. Het spreekt voor zich dat dit gevolgen kan hebben tot in de volwassen leeftijd. Bij psychische ongezondheid kan er sprake zijn van psychosociale klachten of psychische stoornissen. Psychosociale klachten omvatten gevoelens van psychische verstoring zoals gevoelens van angst, depressie, slaapverstoring en stress. Psychische stoornissen worden gekarakteriseerd door een combinatie van abnormale gedachten en emoties en/of van antisociale stoornissen. In dit hoofdstuk wordt eerst in de brede zin gesproken over de psychische gezondheid en het sociale welzijn. Vervolgens komen enkele specifieke problemen aan de orde.

7.1 Psychische gezondheid

Het psychische welbevinden is vastgesteld door gebruik te maken van een vaststaand meetinstrument. Dit instrument (MHI-5) betreft een vragenset bestaande uit vijf vragen met betrekking tot zenuwachtigheid, rustig voelen, neerslachtigheid, gelukkig voelen en in de put zitten. Het instrument maakt een onderscheid tussen psychische gezondheid en psychische ongezondheid, wat weer is opgesplitst in ernstig, matig en licht ongezond. Bij 15% van de jongeren is er sprake van psychische ongezondheid (gebaseerd op de MHI-5). Een nadere onderverdeling geeft aan dat bij 1,1% van de jongeren sprake lijkt van ernstige psychische ongezondheid, 1,4% is psychisch matig ongezond en de overige 12,0% is te beschouwen als licht psychisch ongezond. Deze psychische ongezondheid komt beduidend meer voor bij meisjes dan bij jongens (19% versus 9%) (figuur 9).

7.2 Sociaal welzijn

Het sociale welzijn van de jongeren wordt in grote mate bepaald door de sfeer thuis en de omgang met leeftijdsgenoten/vrienden. De meeste jongeren hebben het thuis goed naar hun zin. Op de vraag "Hoe vind je het bij jou thuis", antwoordt een klein deel (6%) dat ze het thuis niet leuk vinden (zie figuur 10).

12

Figuur 10: Hoe vind je het bij jou thuis? heel leuk

44%

leuk50%

niet zo leuk5%

helemaal niet leuk1%

De meerderheid van de jongeren (76%) vindt dat ze goed met hun ouders kunnen praten. Vier procent vindt van niet en de overige 20% zit het er tussenin. Ook vinden de meeste jongeren (85%) dat ze genoeg vrienden of vriendinnen hebben. Drie procent vindt van niet en 13% beantwoordt deze vraag met 'gaat wel'. Aan de jongeren is ook gevraagd waar ze meestal heen gaan als ze uit school komen. Van de jongeren gaat 13% uit school naar een vriend of vriendin. De meeste jongeren gaan uit school naar huis, maar niet bij iedereen is dan iemand anders thuis. Elf procent van de jongeren geeft aan uit school meestal alleen thuis te zijn.

7.3 Pesten

Van de jongeren is 38% het afgelopen jaar één- of meermalen gepest. Bij het grootste deel is het één of twee keer gebeurd. Zeven procent wordt een paar keer per maand gepest en zes procent zelfs wekelijks. Meisjes worden vaker gepest dan jongens. De helft van de jongeren heeft het afgelopen jaar meegedaan aan het pesten van anderen. Vijf procent pest wekelijks. Jongens zijn vaker dader van pesten dan meisjes.

7.4 Specifieke problemen

Problemen die je dag en nacht bezig houden In zekere mate zullen veel jongeren wel eens problemen hebben als het gaat om zaken zoals: schoolprestaties, situatie thuis, relaties, faalangst en dergelijke. Om de lichte problemen te scheiden van de serieuzere problemen, is aan de jongeren gevraagd of ze een probleem hebben dat hen dag en nacht bezig houdt. Zeventien procent van de jongeren geeft aan dat ze een dergelijk probleem hebben. Dit zijn vaker meisjes dan jongens (23% versus 10%). De meest genoemde problemen hebben betrekking op de situatie thuis, verkering of relaties en zichzelf. Mishandeling In de vragenlijst is gevraagd naar een aantal specifieke problemen zoals mishandeling en ongewenste seksuele ervaringen. Dit zijn moeilijke onderwerpen om via een vragenlijst een betrouwbaar beeld van te krijgen. Zo hebben een aantal jongeren op één of meer van deze vragen geen antwoord willen geven. Bij geestelijke mishandeling ging dit om twee procent, bij lichamelijke mishandeling om drie procent en bij ongewenste seksuele ervaringen om vier procent. Bij suïcidegedachten ging het zelfs om zes procent van de leerlingen. De onderstaande gegevens moeten dan ook beschouwd worden als een indicatie.

13

Figuur 11: Meest genoemde bronnen van informatie en hulp bij problemen

0% 20% 40% 60% 80%

ouder(s ) /ve rzorger(s )

andere v riend(in )

b roer o f zus

vas te v riend(in ) /pa rtne r

andere fam ilie leden

leerlingbege le ider,m ento r

in te rne t

le raar o f docen t

vertrouw enspersoonop schoo l

O verig

Twee procent van de jongeren heeft geantwoord dat zij wel eens lichamelijk mishandeld worden. Vier procent zegt dat dit vroeger wel gebeurde, maar nu niet meer. Vervolgens is aan hen gevraagd waar die mishandeling plaats vond. Het meest genoemd werden: 'door een volwassene thuis' en 'door een jongere op school’. Geestelijke mishandeling (vaak gekleineerd, getreiterd of uitgescholden worden) wordt veel vaker genoemd: 7% geeft aan wel eens geestelijk mishandeld te worden en 12% zegt dat dit nu niet meer gebeurt, maar vroeger wel. Deze geestelijke mishandeling vindt hoofdzakelijk door jongeren plaats. Ongewenste seksuele ervaringen In de vragenlijst is de vraag over ongewenste seksuele ervaringen vrij breed geformuleerd: "Heb je wel eens tegen je zin in seksuele ervaring met iemand gehad? Met seksuele ervaring bedoelen we alles van zoenen, intiem betasten tot naar bed gaan toe". Vier procent beantwoordt deze vraag met 'ja'. Bij de eerder genoemde vraag naar problemen die hen dag en nacht bezig houden, hebben vijf jongeren (1,4%) aangegeven dat hij/zij een probleem heeft met betrekking tot seksueel misbruik. Suïcidegedachten Daadwerkelijk suïcide (zelfdoding) komt bij jongeren in de leeftijd van 12 t/m 17 jaar erg weinig voor. Dat neemt niet weg dat ze er wel eens over nadenken. Van de jongeren geeft 18% aan dat ze er in het afgelopen jaar wel eens serieus over hebben gedacht een eind aan hun leven te maken. Van de jongeren heeft 2% daar zelfs 'heel vaak' over gedacht. De vraag of men ooit een poging heeft ondernomen om een eind aan het leven te maken is door 6% van de jongeren met 'ja' beantwoord. Het is moeilijk te duiden hoe dit relatief hoge percentage geïnterpreteerd moet worden. Feit is wel dat onderzoeken elders vergelijkbare uitkomsten geven. Bronnen van hulp en informatie Aan alle jongeren (met of zonder specifieke problemen), is gevraagd waar zij naar toe zouden gaan als ze met een probleem zouden zitten dat ze niet zelf kunnen oplossen. Het meest genoemd zijn ouders en vrienden. Zeven procent zegt geen hulp of informatie te zoeken. De meest genoemde bronnen voor informatie en hulp staan in figuur 11.

7.5 Vergelijking met elders

In de gemeente Zevenaar scoren de jongeren ongeveer gelijk op deze items dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

14

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

psychisch ongezond (licht t/m ernstig) 15% 17% 16%ernstig psychisch ongezond 1% 2% 2%het thuis niet leuk vinden 6% 8% 8%wekelijks gepest worden 6% 5% 5%een probleem hebben dat je dag en nacht bezig houdt 17% 16% 17%lichamelijke mishandeling (actueel) 2% 2% 3%geestelijke mishandeling (actueel) 7% 7% 7%ongewenste seksuele ervaring 4% 6% 6%suïcidegedachten (in laatste 12 mnd)(enkele keer t/m heel vaak) 18% 17% 18%heel vaak suïcidegedachten (in laatste 12 mnd) 2% 3% 3%

Tabel 6: welzijn

15

Figuur 12: Vervoer naar school.

lopend7%

fietsend85%met de scooter

of brommer3%

anders5%

8 Beweging, voeding en overgewicht

8.1 Beweging en sport

Lichamelijke activiteit is een hele belangrijke preventieve factor voor diverse gezondheidsproblemen die met name later in het leven kunnen ontstaan zoals hart-/vaatziekten en gewrichtsproblemen. Voldoende beweging voorkomt het ontstaan van overgewicht. Bovendien houdt voldoende beweging de conditie op peil, verstevigt de botten en verhoogt de weerstand. Vandaar dat er in de vragenlijst veel aandacht is besteed aan bewegen. Landelijk is er een duidelijke afname van de lichamelijke activiteit waarneembaar. Deze afname zit niet zozeer in de afname van het sporten, maar vooral in een afname van de dagelijkse beweging. Naar school, naar vrienden, familie en naar clubs wordt steeds vaker de (achterbank van de) auto of het openbaar vervoer gebruikt en steeds minder vaak de fiets. Ook in overige vormen van vrijetijdsbesteding winnen de passieve activiteiten (zoals TV- kijken en bezigheden met de computer) steeds meer terrein van de actievere vormen zoals buiten spelen, sporten of bezig zijn met een actieve hobby. Om een maatstaf te hebben voor het beoordelen van de hoeveelheid lichaamsbeweging is in 1998 de Nederlandse Norm Gezond Bewegen opgesteld. Deze norm geeft aan dat jongeren voor een goede fysieke fitheid en het onderhouden van de gezondheid, dagelijks een uur matig intensief moeten bewegen. Vervoer naar school Veruit de meeste jongeren gaan met de fiets naar school (85%). Zie figuur 12. Zij fietsen er gemiddeld dertien minuten over.

Sporten bij een vereniging of club Van de jongeren doet 73% aan sport via een club of vereniging. Dat is bij de jongens vaker dan bij meisjes (79% versus 68%). 30% van de jongeren sport minder dan een uur per week bij een sportclub of vereniging. Twintig procent van deze jongeren sport 1 of 2 uur per week bij een sportvereniging. 22% sport per week drie of vier uur en 27% sport meer dan vier uur .

16

Figuur 13: sporten bij een vereniging of club

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

jong

ens

mei

sjes

klas

2

klas

4

VM

BO

HA

/VW

O

Figuur 14a: Totale hoeveelheid beweging, minder dan 7 uur per week

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

jong

ens

mei

sjes

klas

2

klas

4

VM

BO

HA

/VW

O

Naast het genoemde vervoer naar school en georganiseerd sporten, zijn er ook nog andere vormen van beweging zoals schoolgym, een balletje trappen op een veldje, bijbaantje met (zwaar) lichamelijk werk, op de fiets naar vrienden en dergelijke. Als alle lichamelijke activiteiten gedurende een week bij elkaar worden opgeteld, blijkt dat 32% van de jongeren per week minder dan 7 uur lichamelijk actief is. Meisjes bewegen vaker minder dan zeven uur per week dan jongens (41% versus 21%). Zie figuur 14a.

De Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen geeft aan dat er dagelijks een uur matig intensief bewogen zou moeten worden. Van de jongeren voldoet 20% geheel aan deze norm en 26% haalt deze norm vijf of zes dagen van de week. 54% van de jongeren haalt deze beweegnorm dus helemaal niet. Bij lichaamsbeweging wordt vaak vooral gedacht aan sporten. Uit de gegevens blijkt echter dat bij de jongeren in de onderzochte leeftijdsgroep het fietsen naar school, schoolgym en overige activiteiten evenzeer een belangrijke bijdrage leveren. In figuur 14c is weergeven hoe de verschillende componenten van het bewegen gemiddeld bijdragen aan de totale hoeveelheid lichaamsbeweging.

17

Figuur 14b: Bijdrage van de verschillende vormen van bewegen aan het totale bewegingspatroon van de gemiddelde jongere

woon-school verkeer

16%

schoolgym20%

sporten bij club/ vereniging

34%

overige activiteiten

30%

8.2 Voeding

Bij een gezonde leefstijl, hoort ook gezonde voeding. Het betrouwbaar navragen van het voedingspatroon vergt echter een veel uitgebreidere aanpak dan via E-MOVO mogelijk was. Daarom is het onderwerp voeding beperkt gebleven tot vragen over ontbijten, het eten van een warme maaltijd en het gebruik van groente en fruit. Ontbijten is van belang omdat het energie moet leveren voor de start van de dag. Niet ontbijten vermindert het concentratievermogen hetgeen nadelig is voor de leerprestaties. Daarnaast voorkomt een goed ontbijt het ontstaan van 'lekkere trek' later op de ochtend. Het stillen van dergelijke lekkere trek met koek, snoep of snacks gaat weer gepaard met overgewicht. Het dagelijkse gebruik van een warme maaltijd weerspiegelt een regelmatig voedingspatroon. Voldoende gebruik van groenten en fruit beschermt tegen diverse vormen van kanker en hart- en vaatziekten. Het landelijke advies is om per dag minimaal 2 stuks fruit en 200 gram groenten te gebruiken. De trend ten aanzien van groente- en fruitconsumptie is ongunstig: het voedingspatroon van de Nederlander bevat steeds minder groente en fruit. Van de jongeren gebruikt 76% minstens 5 keer per week een ontbijt. Van de leerlingen gebruikt 97% minstens vijf keer per week een warme maaltijd. Veel jongeren voldoen niet aan het advies van dagelijks gebruik van groente en fruit. Wat betreft groenten blijkt dat maar 37% van de jongeren dagelijks groente eet. Van de jongeren geeft 2% aan minder dan één keer per week groenten te eten, 16% eet 2-4 keer per week groenten en 46% eet het vijf tot zes keer per week. Overigens is het dan ook nog de vraag of de jongeren de aanbevolen hoeveelheid van 200 gram zullen halen. Het gebruik van fruit ligt nog lager dan dat van groente. Slechts 29% haalt de norm om dagelijks fruit te eten en 50% eet minder dan vijf keer per week fruit. Zie ook figuur 15.

18

Figuur 15: Aantal keer per week dat men groente en fruit eet

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

groen teconsum ptie fru itconsum ptie

0 -1kee r pw2 -4 kee r pw5 ,6 kee r pwe lke dag

8.3 Overgewicht

De belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van overgewicht is een verkeerde balans tussen voeding en beweging (oftewel meer eten dan het lichaam verbruikt). In Nederland zijn de ontwikkelingen op het gebied van overgewicht zorgwekkend. Landelijke gezien is ten opzichte van 20 jaar geleden het aantal kinderen met overgewicht verdubbeld; maar liefst één op de acht schoolkinderen is te zwaar en nog meer kinderen dreigen dat te worden. Overgewicht, met name tijdens de adolescentie, is een belangrijke voorspeller van overgewicht op volwassen leeftijd en heeft veel consequenties. Nu al neemt het aantal kinderen met diabetes door overgewicht toe. Overgewicht kan voor jongeren ook een psychische belasting vormen: ze kunnen een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Zwaar overgewicht (obesitas) kan op latere leeftijd ernstige complicaties, zoals hart- en vaatziekten, kanker en gewrichtsproblemen veroorzaken. Indien iemand eenmaal overgewicht heeft, is het moeilijk om dat weer kwijt te raken. Daarom zal het streven moeten zijn om te voorkomen dat iemand overgewicht ontwikkelt. Dat kan enerzijds door de lichamelijke activiteit te stimuleren en anderzijds door aandacht te besteden aan gezonde voeding. Als maat voor overgewicht wordt de Body Mass Index (BMI)4 gehanteerd. Deze is berekend op basis van de lengte en het gewicht zoals de jongeren deze zelf hebben ingevuld. Bij jongeren in de groei veranderen zowel lengte als gewicht snel, hierdoor weet lang niet iedereen nauwkeurig zijn of haar eigen gegevens. Het blijkt dan ook dat bij 34% van de jongeren de Body Mass Index niet kon worden uitgerekend omdat zij hun lengte en/of hun gewicht niet hadden ingevuld. Bovendien is bekend dat onderzoek waarbij mensen zelf hun gewicht moeten invullen veelal lagere uitkomsten geeft dan onderzoek waarbij mensen daadwerkelijk gewogen worden. De genoemde uitkomsten moeten dan ook beschouwd worden als een minimumindicatie. Het is een onderschatting van de werkelijkheid. Volgens de hierboven beschreven methode is bij 9% van de jongeren sprake van overgewicht (zie figuur 16).

4 Deze BMI wordt berekend door het lichaamsgewicht te delen door het kwadraat van de lichaamslengte. Bij volwassenen spreekt men van overgewicht bij een BMI van 25 of hoger. Voor jongeren (in de groei) bestaan er aangepaste (lagere) grenzen welke afhankelijk zijn van de leeftijd en het geslacht.

19

Figuur 16: Overgewicht

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

jon

gens

mei

sjes

kla

s 2

kla

s 4

VM

BO

HA

/VW

O

8.4 Vergelijking met elders

In Zevenaar gaan meer leerlingen op de fiets of lopend naar school dan in de rest van de regio. Er zijn desondanks meer leerlingen die onvoldoende bewegen dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

gaat niet per fiets of lopend naar school 8% 14% 11%sport niet bij sportvereniging of -club 27% 28% 25%beweegt minder dan 7 uur per week 32% 25% 23%beweegt onvoldoende (volgens beweegnorm) 54% 49% 48%ontbijt minder dan 5 keer per week 24% 25% 21%niet dagelijks groente eten 63% 66% 62%niet dagelijks fruit eten 71% 71% 70%hooguit 1 keer per week fruit eten 16% 14% 14%overgewicht (op basis van zelfrapportage) 9% 8% 8%

Tabel 7: bewegen, voeding en overgewicht, vergelijking met elders

20

Figuur 17: Regelmatig roken

0%

5%

10%

15%

20%

25%

jong

ens

mei

sjes

klas

2

klas

4

VM

BO

HA

/VW

O

9 Genotmiddelen

Scholieren zitten in een levensfase waarin ze experimenteren met diverse genotmiddelen, zoals tabak, alcohol en drugs. Het experimenteren hoort bij de leeftijd, maar aan het gebruik van deze genotmiddelen zitten diverse gezondheidsrisico's.

9.1 Roken

Roken is een belangrijke vermijdbare oorzaak van ziekte en sterfte in Nederland. Rokers lopen onder andere meer kans op longkanker, hart- en vaatziekten en chronische luchtwegaandoeningen. In het algemeen zijn dit geen aandoeningen die al bij de jeugd voorkomen. Toch is het juist ook bij jongeren van belang om inzicht te krijgen in het rookgedrag, omdat blijkt dat veruit de meeste volwassen rokers al in hun jeugd met roken begonnen zijn. Als mensen op hun twintigste nog niet roken, dan is de kans klein dat ze dat alsnog gaan doen. Van de onderzoeksgroep rookt 11% regelmatig (10% rookt dagelijks en 1% wekelijks). Degenen die dagelijks roken begonnen gemiddeld daarmee op hun twaalfde jaar.

De rokende jongeren roken gemiddeld 7,2 sigaretten per dag. Bij 31% van de rokende tweedeklassers weten de ouders niet dat hun kind rookt, 31% van de ouders vindt het wel goed of zegt er niets van en de overige ouders raden het af of verbieden het. Bij de vierdeklassers weet 14% van de ouders niet dat hun kind rookt. 33% vindt het wel goed of zegt er althans niets van en de overige ouders raden het af of zeggen dat ze wat minder moeten roken.

9.2 Alcohol

Alcohol is het genotmiddel dat door jongeren het meest wordt gebruikt. Het alcoholgebruik stijgt sterk vanaf het dertiende jaar. Meisjes zijn de laatste jaren steeds meer gaan drinken en het verschil met de alcoholconsumptie van jongens is kleiner geworden. Jongeren zijn volop in de groei en de hersenen, maar ook andere organen, zijn extra vatbaar voor de schadelijke invloed van alcohol. Regelmatig alcoholgebruik kan letterlijk de groei vertragen. Ook heeft alcohol een verdovend effect. Prikkels die nodig zijn om bijvoorbeeld in het verkeer of sociaal goed te reageren, komen slechter door. De mogelijke gevolgen zijn divers zoals verkeersongelukken, agressie of ongeplande seks. Jongeren tot zestien jaar kunnen om deze redenen beter nog niet, of slechts mondjesmaat alcohol gebruiken. In totaal gebruikt 71% van de jongeren wel eens alcohol. 65% van alle jongeren heeft ook in de afgelopen vier weken alcohol gedronken. Van de leerlingen dronk 30% minimaal 1 keer per week.

21

Figuur 18: Zwaar en overmatig alcoholgebruik (percentage gebaseerd op alle jongeren)

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

jongens klas 2

meisjesklas 2

jongens klas 4

meisjes klas 4

5 of meer glazen per keer

dronken/aangeschoten geweestin voorgaande maand

Favoriete dranken zijn breezers en andere mixdrankjes en vooral bij jongens ook bier. De meeste jongeren drinken vooral in het weekend, 15% drinkt ook door de week. Er wordt zowel thuis als in uitgaansgelegenheden gedronken. De gemiddelde leeftijd dat ze zeggen te zijn begonnen met alcohol drinken is 12 jaar. In figuur 18 is te zien dat 44% van de jongens uit klas 4 op een weekenddag meer dan vijf glazen alcohol per keer drinkt. Jongens drinken vaker vijf glazen of meer per weekenddag dan meisjes (23% versus 14%). Van de jongeren geeft 45% aan wel eens dronken of aangeschoten te zijn geweest, gemiddeld voor het eerst met 14 jaar. 22% is ook in de afgelopen vier weken dronken/aangeschoten geweest.

Volgens de meeste jongeren staan hun ouders niet zo negatief tegenover het feit dat hun kind alcohol gebruikt. 58% geeft aan dat hun ouders het goed vinden, 6% van de ouders vinden dat hun kind minder zou moeten drinken, 12% raden het af of verbieden het, 4% van de ouders weet niet dat hun kind wel eens alcohol drinkt en 19% zegt er niets van.

9.3 Drugs

Door sommige jongeren wordt met drugs geëxperimenteerd. Een deel van deze jongeren gebruiken een middel maar één of een paar keer. Een andere deel blijft vaker gebruiken. Regelmatig gebruik van cannabisproducten (hasj/wiet), ook wel softdrugs genoemd, kan reactie-, concentratie- of geheugenproblemen veroorzaken, wat kan resulteren in slechtere leerprestaties. Bij mensen die aanleg hebben voor het ontstaan van psychoses kan frequent cannabisgebruik het ontstaan van psychoses uitlokken. Harddrugs (zoals XTC, cocaïne, amfetaminen (pep/speed)) hebben veel concretere en ernstigere gezondheidsrisico's. Deze middelen kunnen lichamelijk of geestelijk verslavend werken en/of lichamelijke schade veroorzaken. Het excessieve of problematische gebruik van drugs gaat vaak samen met gebruik van andere verslavende middelen en een risicozoekende leefstijl. Zeker het gecombineerde gebruik van alcohol met drugs versterkt de negatieve effecten van elkaar wat kan leiden tot ontremming, overschatting en verminderd reactievermogen met risico's voor de sociale omgang en de (verkeers)veiligheid. hasj of wiet (cannabis) Van de jongeren heeft 23% wel eens hasj of wiet aangeboden gekregen. Het gebruik ligt een stuk lager: zes procent van de jongeren heeft in de voorafgaande maand hasj of wiet gebruikt. Met gemiddeld 14 jaar zeggen ze te zijn begonnen met het gebruik hiervan. Jongeren hebben hasj en wiet meestal aangeboden gekregen op een hangplek, op school, of thuis of bij vrienden thuis. Ze kopen het meestal van vrienden of in een coffeeshop. Jongeren gebruiken vooral op straat of bij vrienden.

22

Figuur 19: Percentage dat hasj/wiet of harddrugs wel eens aangeboden heeft gekregen, en afgelopen maand heeft gebruikt

0%

5%

10%

15%

20%

25%

hasj of wiet harddrugs

ooit aangeboden gekregen

de afgelopen 4 weken gebruikt

harddrugs Het aanbod van harddrugs ligt een stuk lager dan dat van hasj of wiet. Van de jongeren geeft 6% aan wel eens harddrugs aangeboden te hebben gekregen, vooral bij uitgaansgelegenheden en op straat. Eén procent van de jongeren heeft in de voorafgaande maand harddrugs gebruikt.

De meeste jongeren (74%) die drugs gebruiken geven aan dat hun ouders niet weten dat hun kind wel eens drugs (heeft) gebruikt, 12% raadt het drugsgebruik af, 10% verbiedt het en 5% van de ouders vindt het drugsgebruik goed of zegt er niets van.

9.4 Vergelijking met elders

In Zevenaar roken de jongeren minder vaak dan in de rest van de regio of in Oost-Nederland. In Zevenaar drinken de leerlingen minder vaak vijf glazen of meer per avond dan in Oost-Nederland

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

regelmatig roken 11% 15% 15%drinkt weleens alcohol 71% 72% 72%drinkt op weekenddagen 5 glazen of meer per keer 18% 21% 24%weleens dronken/aangeschoten geweest 45% 48% 48%dronken/aangeschoten geweest in voorgaande maand 22% 24% 24%recent hasj of wiet gebruikt 6% 8% 8%recent harddrugs gebruikt 1% 2% 2%

Tabel 8: genotmiddelengebruik, vergelijking met elders

23

Figuur 20: Percentage jongeren met ervaring met geslachtsgemeenschap

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

jong

ens

me

isje

s

klas

2

klas

4

VM

BO

HA

/VW

O

10 Seksualiteit

10.1 Seksuele ervaringen

De puberteit is bij uitstek de leeftijdsfase waarin jongeren de eerste ervaringen opdoen op het liefdespad. Hierbij kan gedacht worden aan zoenen, strelen, knuffelen, maar ook aan vrijen of geslachtsgemeenschap. Het is belangrijk dat, als jongeren tot geslachtsgemeenschap komen, dit op een veilige manier gebeurt. Als er geen anticonceptie wordt gebruikt, is er kans op een ongewenste zwangerschap. Vrijen zonder condoom verhoogt het risico op een urineweginfectie, een hiv-besmetting of andere seksueel overdraagbare aandoening (soa). Chlamydia is de meest voorkomende soa. Deze infectie, die vaak zonder merkbare symptomen verloopt, kan leiden tot onvruchtbaarheid. Recent is gebleken dat de soa’s onder jongeren zijn toegenomen, evenals het aantal tienerzwangerschappen en abortussen bij jonge vrouwen. Om soa’s en ongewenste zwangerschap te bestrijden, staat bij preventie het stimuleren van veilig vrijen centraal. Van de jongeren heeft 16% aangegeven ooit met iemand naar bed te zijn geweest (zie fig. 20).

Van de jongeren die ervaring hebben met geslachtsgemeenschap, heeft 61% dat slechts met één andere persoon. Van de leerlingen is 26% met twee verschillende personen naar bed geweest en 12% met drie of meer.

10.2 Veilig vrijen

Van de jongeren die geslachtsgemeenschap hebben (gehad), vrijt bijna de helft (47%) wel eens zonder condoom (zie figuur 21). De belangrijkste redenen hiervoor zijn: het gebruik van de pil, vaste verkering en vertrouwen in elkaar. Van degenen die zonder condoom vrijen, denkt 68% geen risico op soa te lopen ondanks onveilig gedrag.

24

Figuur 21: Mate waarin jongeren (die wel eens met iemand naar bed gaan) een condoom gebruiken

altijd52%

meestal16%

soms of nooit32%

Figuur 22: Houding ten opzichte van homoseksualiteit

normaal42%

een beetje raar44%

erg raar6%

verkeerd8%

10.3 Homoseksualiteit

De levensfase waarin de eerste seksuele gevoelens ontstaan, kunnen bij jongeren verwarring opleveren als die gevoelens bij hen afwijken van de gangbaar geachte norm van de heteroseksualiteit. Dit is voor scholieren extra moeilijk omdat de groepsnorm homoseksualiteit nogal eens wil afwijzen. Dit blijkt zowel voor jongeren met ontluikende homoseksuele gevoelens, alsook voor homoseksuele docenten een moeilijk punt te zijn. Om zicht te krijgen op de houding ten opzichte van homoseksualiteit is aan de jongeren gevraagd wat ze ervan vinden als er twee meisjes/vrouwen of twee jongens/mannen op elkaar verliefd zijn. Bijna de helft van de jongeren (42%) vindt dit normaal, 44% noemt het 'een beetje raar’. De overigen staan er wat negatiever tegenover: 6% noemt het 'erg raar' en 8% vindt dit 'verkeerd'. Jongens vinden homoseksualiteit vaker verkeerd dan meisjes (14% versus 2%).

25

10.4 Vergelijking met elders

In de gemeente Zevenaar scoren de jongeren ongeveer gelijk op deze items dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

ervaring met geslachtsgemeenschap 16% 18% 16%vrijt weleens zonder condoom (van degenen met ervaring) 47% 48% 47%negatieve houding tov homoseksualiteit 8% 10% 9%

Tabel 9: seksualiteit, vergelijking met elders

26

11 Vrijetijdsbesteding

11.1 Activiteiten

In hoofdstuk 8 is al ter sprake gekomen dat er bij jongeren een verschuiving optreedt van de actieve vormen van vrije tijdsbesteding naar meer passieve vormen. In tabel 10 is te zien dat er veel tijd besteed wordt aan e-mailen of chatten, huiswerk maken en naar vriend(inn)en gaan. Jongens lezen minder vaak een boek dan meisjes (67% leest zelden een boek versus 44%).

Lid van club of vereniging Op de vraag of men lid is van een club of vereniging heeft 59% aangegeven lid te zijn van een sportvereniging. Zeventien procent is (tevens) lid van een ander soort club of vereniging. Van de jongeren is 29% geen lid van een club of vereniging. Ontmoeting met vrienden De meeste jongeren ontmoeten hun vrienden vooral op school (82%), bij de vrienden thuis (71%) of bij henzelf (69%). Ook op straat en de sportvereniging scoren hoog als ontmoetingsplek. Uitgaan Aan de jongeren is gevraagd hoe vaak ze uitgaan. Ze konden hier meerdere antwoorden aankruisen. In tabel 11 staat weergegeven hoeveel procent van de jongeren minstens jaarlijks of vaker de genoemde gelegenheden te bezoeken.

Vervelen

(bijna) nooitminder dan 7 uur per week

7 uur of meer per week

boek lezen 55% 38% 7%krant lezen 66% 34% 1%huiswerk maken 5% 59% 36%computerspelletjes doen 30% 48% 22%surfen op internet 10% 57% 33%e-mailen of chatten 13% 45% 42%bellen of SMS-en met vriend(inn)en 30% 53% 17%een bijbaantje 55% 34% 11%op straat rondhangen 58% 35% 8%naar vriend(inn)en gaan 6% 58% 36%een muziekinstrument bespelen 81% 16% 3%andere hobby 53% 35% 11%

Tabel 10: vrijetijdsbesteding

klas 2 klas 4een café of snackbar 70% 83%poolroom/poolcafé 15% 33%de coffeeshop 2% 6%een speelhal/gokhal 13% 8%de film 96% 91%theater/schouwburg 26% 26%de discotheek 39% 75%een houseparty of danceparty 27% 36%een festival/popconcert 27% 40%

Tabel 11: Minimaal jaarlijks bezoeken van de genoemde gelegenheden

27

Figuur 23: Mate waarin jongeren zich wel eens vervelen

heel vaak4%

af en toe60%

zelden29%

nooit7%

Van de jongeren verveelt 36% zich zelden of nooit, 60% verveelt zich af en toe en 4% geeft aan zich heel vaak te vervelen.

11.2 Vergelijking met elders

In de gemeente Zevenaar scoren de jongeren vergelijkbaar op deze items dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

7 uur of meer per week op straat rondhangen 8% 9% 8%zelden of nooit krant lezen 66% 63% 61%zelden of nooit boek lezen 55% 54% 53%geen lid van sportclub of -vereniging 41% 41% 37%geen lid van ander soort club of vereniging 83% 86% 85%bijbaantje hebben (3 uur of meer pw) 29% 34% 32%vaak vervelen 4% 5% 6%

Tabel 12: vrijetijdsbesteding vergelijking met elders

28

Figuur 24: Plegen van strafbare feiten in de afgelopen 12 maanden, naar geslacht

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

betrokken geweest bij een gevecht of onenigheid op openbaar terrein

dingen beklad met stiften of met een spuitbus

meegereden met bus/trein/tram zonder te betalen

brandje gesticht

iets uit een winkel meegenomen zonder te betalen

iets gepikt van anderen op school/studie/werk

met opzet iets op straat vernield

iemand lastiggevallen of gedreigd hem/haar in elkaar te slaan

iets gekocht of verkocht waarvan je eigenlijk wel wist dat het gestolen was

een fiets van iemand meegenomen zonder hem terug te brengen

zonder toestemming ergens naar binnen geklommen, met de bedoeling iets meete nemen

iemand in elkaar geslagen

iemand bedreigd om geld of andere waardevolle artikelen te krijgen

iemand met een mes of wapen verwondmeisjes

jongens

12 Agressie, criminaliteit, en veiligheid

Jeugdcriminaliteit heeft meer dan één gezicht. De lichtere vormen worden vooral gezien als het uitproberen van grenzen en het experimenteren met sociale rollen. Bij een kleine groep jongeren wijst het criminele gedrag op ernstiger problemen en gaat het om jongeren die er ook op volwassen leeftijd mee doorgaan. Crimineel gedrag van jongeren staat veelal niet op zichzelf, maar hangt nauw samen met andere vormen van probleemgedrag zoals spijbelen, veel drinken en drugsgebruik. Jongeren hebben niet alleen als potentiële dader te maken met criminaliteit. Jongeren kunnen ook slachtoffer zijn. Dat kan in directe zin zijn doordat een jongere te maken heeft gekregen met diefstal, vernieling of geweld. In indirecte zin hebben jongeren ermee te maken doordat er sprake kan zijn van een gevoel van onveiligheid.

12.1 Strafbare feiten

Aan de jongeren werd gevraagd om van 14 strafbare feiten aan te geven of ze zich er in de afgelopen 12 maanden wel of niet schuldig aan hebben gemaakt. Van de jongeren heeft 49% zich inderdaad schuldig gemaakt aan één of meer van de genoemde delicten. Jongens plegen vaker een stafbaar feit dan meisjes (57% versus 41%). Zes procent heeft zelfs meer dan 5 delicten gepleegd. In figuur 24 is te zien dat de meest gepleegde delicten zijn: betrokken geweest bij gevecht of onenigheid op openbaar terrein, dingen beklad met stiften of met een spuitbus en zwartgereden.

In figuur 25 zijn de delicten ingedeeld in categorieën, hieruit blijkt dat 25% zich in het afgelopen jaar schuldig heeft gemaakt aan vandalisme, 21% is betrokken geweest bij een gevecht en 29% bij diefstal. Vijf procent heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsmisdrijf.

29

Figuur 25: Delicten in afgelopen jaar in categorieën

0% 10% 20% 30% 40%

vandalisme

vechtpartij

diefstal

ernstiggeweldsmisdrijf

wapen dragen

Figuur 26: slachtofferschap in de afgelopen 12 maanden naar geslacht

0% 5% 10% 15% 20%

er zijn spullen vanmij vernield

er zijn anderespullen van mij

gestolen

er is geld van mijgestolen

ik ben wel eensbedreigd

mijn(brom)fiets/scooter

is gestolen

ik ben wel eens inelkaar geslagen

meisjes

jongens

Vijftien procent heeft aangegeven wel eens een wapen te dragen. Jongens hebben vaker wel eens een wapen gedragen dan meisjes (26% versus 4%). Van diegenen die een wapen dragen, dragen de meeste een steekwapen (66%). Op de vraag of men het wapen wel eens gebruikt heeft antwoorden de meeste (93%) van niet, de overige jongeren met een wapen hebben het gebruikt om mee te dreigen en niemand heeft er daadwerkelijk iemand mee verwond. Contact met politie, HALT Van de jongeren uit Zevenaar is 6% het afgelopen jaar aangehouden door de politie en meegenomen naar het politiebureau. Jongens zijn vaker aangehouden dan meisjes (10% versus 3%). Vier procent van de jongeren is ooit doorgestuurd naar een HALT-bureau. Van de leerlingen is 1% wel eens in aanraking geweest met de kinderrechter in verband met een gepleegd delict.

12.2 Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens

Aan de jongeren werd gevraagd of ze wel eens het slachtoffer zijn geworden van strafbare feiten, 31% beantwoordt deze vraag met ja. In figuur 26 worden de slachtoffers uitgesplitst naar geslacht. Van 7% van de jongeren werd in de afgelopen 12 maanden een fiets gestolen en 3% werd slachtoffer van mishandeling.

Van de jongeren geeft 25% aan zich wel eens onveilig te voelen. Meisjes voelen zich veel vaker onveilig dan jongens (33% versus 16%). Als onveilige plek wordt op straat en in het uitgaanscentrum genoemd. De meeste jongeren echter geven als onveilige plek niet zozeer een locatie aan maar meer de situatie: velen voelen zich vooral 's avonds en 's nachts onveilig.

30

12.3 Oordeel over strafbare feiten

Aan de jongeren werd gevraagd wat ze ervan vinden als leeftijdsgenoten zich schuldig maken aan strafbare feiten. Uit de antwoorden blijkt dat de jongeren het meest onverschillig staan tegenover het verkopen van softdrugs en diefstal (24% vindt dat wel best of maakt het niet uit). Over vernieling en iemand lastig vallen werd door minder jongeren onverschillig geoordeeld (respectievelijk 16% en 6% vindt het wel best of maakt het niets uit). Jongens reageren vaker onverschillig op andermans strafbaar gedrag dan meisjes. Er bestaat een samenhang tussen het afkeuren van andermans strafbaar gedrag en het zelf plegen van delicten. Hoe meer delicten iemand in het afgelopen jaar gepleegd heeft, hoe onverschilliger er wordt gereageerd op het strafbare gedrag van anderen.

12.4 Vergelijking met elders

In de gemeente Zevenaar scoren de jongeren vergelijkbaar op deze items dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

Zevenaar

regio Arnhem Oost NL

1of meer strafbare feiten gepleegd (in 12 mnd) 49% 50% 47%wapen gedragen (in 12 mnd) 15% 15% 14%aangehouden en voor verhoor naar politiebureau (in 12 mnd) 6% 7% 8%doorverwezen naar HALT-bureau 4% 5% 5%voelt zich weleens onveilig 25% 26% 26%

Tabel 13: agressie,criminaliteit en veiligheid, vergelijking met elders

31

13 Overzicht van de uitkomsten en vergelijking elders

De vergelijking met de hele GGD-regio en heel Oost Nederland is in elk hoofdstuk als slotparagraaf opgenomen. In dit hoofdstuk wordt op grote lijnen een vergelijking gegeven in tabel 14. In de gemeente Zevenaar namen relatief weinig allochtonen deel aan E-MOVO. Een niet-Nederlandse etniciteit hangt bij een aantal onderwerpen samen met negatievere resultaten. Op het alcoholgebruik scoren allochtonen over het algemeen beter dan autochtonen. Op de onderstaande onderwerpen wijken leerlingen van de gemeente Zevenaar, die aan E-MOVO hebben meegedaan, in positieve zin af van alle leerlingen die aan E-MOVO hebben deelgenomen en/of van de leerlingen die in de regio hebben deelgenomen: -Minder jongeren hebben gespijbeld dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland, -Meer jongeren gaan op de fiets of lopend naar school dan in de rest van de regio, -Minder jongeren roken dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland, -Minder jongeren drinken op weekenddagen vijf glazen of meer dan in Oost-Nederland. Op het onderstaande onderwerp wijken leerlingen van de gemeente Zevenaar, die aan E-MOVO hebben meegedaan, in negatieve zin af van alle leerlingen die aan E-MOVO hebben deelgenomen en/of van Oost-Nederland: -Meer jongeren bewegen onvoldoende dan in de rest van de regio en in Oost-Nederland.

Tabel 14: overzichtstabel, vergelijking met elders

Zevenaarregio

Zevenaar Oost

NL

achtergrondvariabelen eenoudergezinnen 9% 9% 8% aandeel jongeren van niet-Nederlandse herkomst 13% 17% 15% jongeren voor wie het geloof geen betekenis heeft 57% 53% 53% buurt en gemeente gemis aan (extra) jongerenplek in de buurt 61% 58% 59% gemis aan (extra) activiteit in de buurt 57% 55% 57% oordeel: gemeente luistert niet voldoende naar jongeren 36% 36% 38% schoolaspecten vindt het op school niet leuk (incl. vreselijk) 8% 10% 10% gespijbeld (in laatste 4 weken) 9% 17% 17% lichamelijke gezondheid eigen oordeel over gezondheid: matig/slecht 11% 9% 8% heeft 1 of meer van de 6 genoemde ziekten/aandoeningen 30% 28% 29% gebruik pijnstillers (in laatste 2 weken) 48% 51% 50%

gebruik geneesmiddelen op doktersvoorschrift (in laatste 2 wkn) 27% 29% 30% welzijn psychisch ongezond (licht t/m ernstig) 15% 17% 16% ernstig psychisch ongezond 1% 2% 2% het thuis niet leuk vinden 6% 8% 8% wekelijks gepest worden 6% 5% 5% een probleem hebben dat je dag en nacht bezig houdt 17% 16% 17% lichamelijke mishandeling (actueel) 2% 2% 3% geestelijke mishandeling (actueel) 7% 7% 7% ongewenste seksuele ervaring 4% 6% 6%

suïcidegedachten (in laatste 12 mnd)(enkele keer t/m heel vaak) 18% 17% 18% heel vaak suïcidegedachten (in laatste 12 mnd) 2% 3% 3%

Vervolg tabel 14 op volgende pagina

32

Vervolg tabel 14: overzichtstabel, vergelijking met elders

Zevenaarregio

Zevenaar Oost

NL

beweging, voeding en overgewicht gaat niet per fiets of lopend naar school 8% 14% 11% sport niet bij sportvereniging of -club 27% 28% 25% beweegt minder dan 7 uur per week 32% 25% 23% beweegt onvoldoende (volgens beweegnorm) 54% 47% 48% ontbijt minder dan 5 keer per week 24% 25% 21% niet dagelijks groente eten 63% 66% 62% niet dagelijks fruit eten 71% 71% 70% hooguit 1 keer per week fruit eten 16% 14% 14% overgewicht (op basis van zelfrapportage) 9% 8% 8% genotmiddelen regelmatig roken 11% 15% 15% drinkt wel eens alcohol 71% 72% 72% drinkt op weekenddagen 5 glazen of meer per keer 18% 21% 24% wel eens dronken/aangeschoten geweest 45% 48% 48% dronken/aangeschoten geweest in voorgaande maand 22% 24% 24% recent hasj of wiet gebruikt 6% 8% 8% recent harddrugs gebruikt 1% 2% 2% seksualiteit ervaring met geslachtsgemeenschap 16% 18% 16% vrijt wel eens zonder condoom (van degenen met ervaring) 47% 48% 47% negatieve houding t.o.v. homoseksualiteit 8% 10% 9% vrije tijd 7 uur of meer per week op straat rondhangen 8% 9% 8% zelden of nooit krant lezen 66% 63% 61% zelden of nooit boek lezen 55% 54% 53% geen lid van sportclub of -vereniging 41% 41% 37% geen lid van ander soort club of vereniging 83% 86% 85% bijbaantje hebben (3 uur of meer pw) 29% 34% 32% vaak vervelen 4% 5% 6% criminaliteit 1 of meer strafbare feiten gepleegd (in 12 mnd) 49% 50% 47% wapen gedragen (in 12 mnd) 15% 15% 14% aangehouden en voor verhoor naar politiebureau (in 12 mnd) 6% 7% 8% doorverwezen naar HALT-bureau 4% 5% 5% voelt zich wel eens onveilig 25% 26% 26%

33

14 Vergelijking van groepen

14.1 Vergelijking van geslacht

Voor een aantal onderwerpen is geslacht van belang voor de uitkomst. Hieronder volgen de onderwerpen waarbij jongens slechter scoren dan meisjes. Gezondheid en welzijn: Jongens pesten vaker. Genotmiddelen: Jongens drinken meer dan meisjes. Seksualiteit: Jongens hebben vaker een negatieve houding tegenover homoseksualiteit. Vrijetijdsbesteding: Jongens lezen minder vaak een boek. Criminaliteit: Jongens plegen meer strafbare feiten, dragen vaker een wapen en worden vaker aangehouden. Hieronder volgen de onderwerpen waarop meisjes slechter scoren dan jongens. Gezondheid en welzijn: Meisjes vinden hun gezondheid vaker slecht. Ze gebruiken vaker pijnstillers en geneesmiddelen op voorschrift. Verder zijn ze vaker psychisch ongezond en ze worden vaker gepest. Tevens hebben ze vaker een probleem dat hen dag en nacht bezighoud. Beweging, voeding en overgewicht: Meisjes bewegen vaker te weinig. Criminaliteit: Meisjes voelen zich vaker onveilig.

34

15 Beschouwing

Er zijn verschillende manieren om gezond gedrag te stimuleren. Allereerst door het geven van informatie. Mensen moeten weten wat ‘gezond’ is om een ‘gezonde’ keuze te kunnen maken. Daarnaast kan gezond gedrag worden gestimuleerd door regelgeving en voorzieningen. Denk aan het verbod van roken op de werkplek en in openbare gebouwen of de aanwezigheid van een condoomautomaat in de disco.

15.1 Algemene aandachtspunten

Los van het feit dat bepaalde uitkomsten in een bepaalde gemeente of een bepaalde regio meer voorkomen dan gemiddeld, zijn er uitkomsten uit het E-MOVO onderzoek die op zichzelf om extra aandacht vragen. Vanuit gezondheidsoogpunt zijn de belangrijkste aandachtspunten voor preventie:

- psychisch welbevinden, - het gebruik van genotmiddelen (met name roken en overmatig alcoholgebruik), - gezond voedingspatroon (stimuleren van groente- en fruitconsumptie, voldoende bewegen en

een gezond gewicht). Dit zijn de onderwerpen die het meeste bijdragen aan de huidige toekomstige gezondheid.

15.2 Specifieke aandachtspunten Zevenaar

Voor de gemeente Zevenaar is uit het onderzoek naar voren gekomen dat met name de lichaamsbeweging van de jongeren specifieke aandacht nodig heeft. In het gemeenterapport van E-MOVO worden veel resultaten beschreven. Het is nu aan vertegenwoordigers van de gemeente om te bepalen welke onderwerpen worden aangepakt en op welke manier. Hierbij kan Hulpverlening Gelderland Midden / GGD ondersteuning bieden.

35

Geraadpleegde bronnen

CBS, Jeugd 2003, cijfers en feiten, Voorburg, 2003. Gemeente Nijmegen, Jeugdmonitor 1999, Nijmegen, 2000. GGD regio Nijmegen, Jongerenenquête gemeente Wijchen, Nijmegen, 2001. De Grift, Tendens 2003, Arnhem 2004. Informatie over genotmiddelen van www.trimbos.nl en www.stivoro.nl. Informatie over: gezondheid en ziekte, determinanten van gezondheid, preventie en zorg, via www.nationaalkompas.nl, RIVM. Informatie overgewicht: www.overgewicht.org van het VU medisch centrum, Amsterdam. Informatie over kindermishandeling: www.amk-nederland.nl. Jeugd en seks, resultaten van het nationale scholierenonderzoek, Uitgeverij SWP, 1995. Kersten, J., en Th. Sandfort, Lesbische en homoseksuele adolescentie in de schoolsituatie, Rijksuniversiteit Utrecht, Utrecht 1994. Ministerie van Justitie, Dat gaat te ver!, handleiding voor de leerkracht, LaVerbe Boek bv, Den Haag, 1995. RIVM, Gezondheid op koers? Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002, Bilthoven, 2002. Stichting soa-bestrijding en SAD-Schorerstichting, Seksueel overdraagbare aandoeningen, Utrecht, september 1999. Trimbos-instituut, Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens 1999, Utrecht, 2000. Trimbos-instituut, Psychische gezondheid, risicogedrag en welbevinden van Nederlandse scholieren (HBSC-Nederland 2002)¸ Utrecht, april 2003.

36

Bijlagen