Hart Sutra Versie 19f

Embed Size (px)

Citation preview

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    1/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 1

    Hart Sutra

    (vertaald op basis van de Sanskriet editie van Shiraishi Shindo 1988:469-488 in

    combinatie met Conze 1967:150-153)1 

    © vertaling Victor A. van Bijlert

    (I)Hulde aan de Alwetende.

    (II) Het edele Ontwakingswezen (bodhisattva) Avalokiteshvara (de Heer

    die de wereld beschouwt) volgde zijn loopbaan in de diepe volmaaktheid

    van het onderscheidend inzicht; hij beschouwde nauwkeurig de vijf

    bundels (skandha), en zag dat ze leeg waren, zonder eigen wezen.

    (III)Hier, Shariputra, is Leegte (shunyata) vorm (rupa) en vorm is Leegte.

    Leegte verschilt niet van vorm, vorm verschilt niet van Leegte [of: Leegte isniet zonder vorm, vorm is niet zonder Leegte]. Wat vorm is dat is Leegte,

    wat Leegte is dat is vorm; evenzo gevoelen (vedana), waarneming (samjna),

    neigingen (samskara) en bewustzijn (vijnana).

    (IV)Hier, Shariputra, hebben alle dingen (dharma’s) het kenmerk van de

    Leegte: ze zijn niet ontstaan; ze worden niet vernietigd; ze zijn zonder

    bevlekkingen en niet zonder bevlekkingen; ze zijn niet gebrekkig, en niet

    volmaakt.

    (V)Daarom, Shariputra, zijn er in de Leegte geen vorm, geen gevoelen, geen

    waarneming, geen neigingen, geen bewustzijn; geen oog, oor, neus, tong,

    lichaam en denkorgaan (manas); geen vormen, geluiden, geuren, smaken,

    aanrakingen van de tastzin, beelden [in het denkorgaan en

    voorstellingsvermogen, manas]; geen oogelement tot en met geen element

    van het denkbewustzijn; geen onwetendheid, geen vernietiging van

    onwetendheid tot en met geen ouderdom-en-dood, geen vernietiging van

    ouderom-en-dood [de twaalf schakels van de keten van oorzakelijk

    ontstaan]; geen lijden, geen oorzaak, geen opheffing, geen [achtledige] weg;

    geen kennen, geen bereiken.

    1 De vertaling volgt de teksteditie van Shiraishi in Shiraishi Shindo 1988:469-488.

    Shiraishi heeft meer dan twintig verschillende Sanskriet versies van het Hart Sutra in

    zijn editie benut en die van Max Müller 1884 en H.L.Feer 1866 (Shiraishi 1988:535-

    538). Ik heb het artikel van Shiraishi te danken aan prof. Jonathan Silk in Leiden.

    Verder maak ik in de vertaling ook gebruik van de editie van Conze in Conze

    1967:150-153. De alinea-indeling met romeinse cijfers tussen haakjes is gebaseerd op

    Conze 1967 en Conze 1988:99-124. Geen enkel handschrift van het Hart Sutra kent

    zo’n indeling. Ook de Chinese vertalingen niet. 

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    2/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 2

    (VI)Omdat er geen bereiken is, verblijft men zonder belemmeringen in het

    bewustzijn, terwijl men steunt op de volmaaktheid van het onderscheidend

    inzicht van een Ontwakingswezen. Vanwege de afwezigheid van

    belemmeringen in het bewustzijn is men vrij van vrees, komt men

    dwalingen (viparyasa) te boven, en heeft men de uitdoving (nirvana) alsonwankelbare toestand bereikt.

    (VII)Steunend op de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht, zijn

    alle Ontwaakten (Boeddha’s) in verleden, heden en toekomst ontwaakt tot

    de allerhoogste volmaakte ontwaking (anuttara-samyak-sambodhi).

    (VIII)Daarom moet men dit weten: de volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht is een grote spreuk (mantra), een spreuk van groot

    weten, de allerhoogste spreuk, de spreuk die gelijk is aan hetonvergelijkelijke, het tot rust komen van alle lijden; waarheid omdat er

    geen bedrog in is; de spreuk die in de volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht is uitgesproken, namelijk: gate gate paragate

     parasamgate bodhi svaha (gegaan, gegaan, gegaan naar de overzijde, geheel

    gegaan naar de overzijde, ontwaak!, wees geprezen!).

    Einde van het Hart van de Volmaaktheid van het Onderscheidend Inzicht.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    3/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 3

    Inleiding

    mahayana of ‘ grote voertuig’ boeddhisme

    Men neemt aan dat de Boeddha rond de vijfde eeuw voor Christus in

    Noordoost India leefde en rondtrok om zijn leer (dharma) te prediken. Nadatde Boeddha, de Ontwaakte, de ontwaking (bodhi) of uitdoving (nirvana)2 

     bereikt had, onderwees hij zijn nieuwgevonden geestelijke heilservaring aan

    iedereen die er maar over horen wilde. Om anderen op hetzelfde pad snel

    vooruit te helpen, stichtte hij een kloosterachtige gemeenschap van

     bedelmonniken (bhikshu) en bedelnonnen (bhikhsuni). Deze gemeenschap

    (Sangha) bestond uit mannen en vrouwen die het wereldse leven verzaakt

    hadden en, celibatair levend in kloosters, zich toelegden op zowel meditatie

    als het verspreiden van de leer.

    Wie boeddhist wilde worden, nam zijn of haar toevlucht tot de drie juwelen: de Ontwaakte (Boeddha), de leer (Dharma) en de gemeenschap van

    monniken en nonnen (Sangha).3 De leken hielden zich aan enige algemene

    morele regels zoals: niet stelen, niet doden, geen sterke drank of roesmiddelen

    gebruiken, geen seksueel wangedrag, en niet liegen. Voor monniken en

    nonnen golden veel meer specifieke leefregels (ook bijv. met betrekking tot

    eten, bedelen van voedsel, en afzien van persoonlijk bezit en luxe goederen).

    De leer van de Boeddha werd vastgelegd in grote verzamelingen van

    teksten, zogenaamde leerredes, sutra’s. Het oude kloosterboeddhisme had

    deze verzamelingen aangelegd onder de algemene titel Tripitaka of Drie (tri)

    Manden ( pitaka). De eerste mand bevatte de orderegels voor de Sangha en een

    uitvoerig verslag van de begintijd van Boeddha’s prediking na zijn

    ontwaking. Een van die verslagen heet in het Pali Mahavagga.4 De tweede

    mand bevatte de leerredes geordend in vijf verzamelingen. De derde mand

     bevatte commentaren en scholastieke uitwerking van de leer. Deze

    uitwerking heet Abhidharma. Alleen de verzameling die in het Pali is

    geredigeerd is nog volledig over en wordt bestudeerd in landen waar het

    Theravada boeddhisme verspreid is.5 Velen menen dat deze vorm van

     boeddhisme de originele bedoelingen van de Boeddha het beste weergeeft.

    Al voor de christelijke jaartelling kwam een nieuwe stroming in het

     boeddhisme op. Een stroming die zich niet meer wilde beperken tot het

    streven naar persoonlijke ontwaking binnen kloosterverband, maar

    2 Volgens het Pali woordenboek moet nibbana of het Sanskriet equivalent nirvana 

    zoiets betekenen als vuur dat uitgaat. Het gaat vooral om de uitdoving van begeerte,

    want begeerte leidt weer tot nieuwe gebondenheid in nieuwe wedergeboorten.3 Deze traditie bestaat nog steeds.4 Pali is een oude Indiase taal die dicht stond bij de taal die Boeddha zelf gesproken

    zou kunnen hebben5 Theravada betekent: leer (vada) van de Ouden (thera). De Drie Manden verzameling

    heet in het Pali Tipitaka en wordt ook wel kortweg aangeduid als Pali canon.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    4/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 4

    Boeddha’s heilsleer verkondigde aan iedereen die haar maar volgen wilde.

    Het nieuwe streven was niet meer monnik of non, maar Ontwakingswezen

    (bodhisattva) worden. Het ideaal van het Ontwakingswezen betekende dat de

    leer nu ook door leken kon worden verspreid en verkondigd. Het

    Ontwakingswezen hoefde geen monnik of non te zijn, maar kon ook een leekzijn; of zoals de teksten van deze nieuwe leer het aanduiden: een zoon of

    dochter van goede familie.

    In plaats van de gedachte dat de ontwaking alleen in kloosterverband

     bereikt kon worden, hing men nu als nieuw ideaal aan om een redder van de

    wereld, zelfs van de gehele kosmos te worden. Het praktiseren van zo’n

    ideaal vereist oneindig lange oefening. Het tijdsperspectief en het

    ruimteperspectief in deze nieuwe visie werden dan ook onmetelijk of

    oneindig. Dit nieuwe streven noemde zichzelf uiteindelijk mahayana, grote

    (maha) voertuig ( yana), en degene die dit streven serieus nam, heette voortaan bodhisattva, Ontwakings- (bodhi) wezen (sattva). Het einddoel was niet meer

    om zichzelf te verlossen uit de eindeloze kringloop van dood en geboorte die

    altijd gepaard ging met persoonlijk lijden. Het einddoel was de gehele kosmos

    te verlossen, dat wil zeggen tot het volledige nirvana te brengen; met andere

    woorden: alle levende wezens in de kosmos zouden Boeddha moeten

    worden. Dit betekende dat het Ontwakingswezen zich voor moest nemen om

    alle levende wezens gedurende een oneindig lange tijd tot het nirvana te

     brengen.6 Vandaar dat dit streven werd gezien als een groot voertuig waarin

    iedereen tot het hoogste heil kan komen.

    Het grote voertuig boeddhisme begon – evenals het monastieke

     boeddhisme zoals de Theravada – een geschreven canon te produceren. Er

    werden teksten gemaakt die wat betreft opbouw en inhoud deden denken

    aan de teksten uit de Drie Manden canons. Het grote voertuig boeddhisme

    noemde deze teksten net als in de oude canons sutra of leerrede van de

    Boeddha. Maar terwijl de traditionele Drie Manden canons verzamelingen

    alleen in kloosters werden bewaard en bestudeerd, waren de grote voertuig

    sutra’s of mahayanasutra’s leerboeken die vermoedelijk door ambulante

    predikers van de nieuwe leer als hulpmiddel voor de prediking werden

    overgeschreven. Ze namen deze teksten mee naar waar men maar naar de

    inhoud wilde luisteren. Uiteindelijk overtreffen in omvang en hoeveelheid de

    mahayanasutra’s de canons van de Drie Korven, hierbij inbegrepen de Pali

    canon. En nog een belangrijk verschil: waar de Drie Korven canons soms in

    Sanskriet, soms in oude spreektalen waren gesteld, zijn alle mahayanasutra’s

    6 De klassieke formulering van dit voornemen treft men aan in Diamant Sutra 3 en

    17a.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    5/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 5

    in het Sanskriet geschreven, in sommige gevallen afgewisseld door passages

    in dichtvorm die een taal laten zien die tussen spreektaal en Sanskriet inligt.7 

    Bronnen van de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht

    Tot de vroegste teksten van het mahayana boeddhisme behoren de sutra’s diede ‘volmaaktheid van het onderscheidend inzicht’, Prajna-paramita,

     behandelen. Een relatieve datering van deze teksten verkrijgt men via de

     bekende dateringen van Chinese vertalingen van deze teksten. Het

     boeddhisme, en met name het mahayana werd al rond het begin van de

    christelijke jaartelling naar China gebracht door Centraal-Aziatische

    monniken. De verspreiding vanuit India en Centraal-Azië gebeurde

    voornamelijk via de karavaanroute waarlangs ook de zijde werd vervoerd, de

    zogenaamde zijderoute.

    De oudste vertaling in het Chinees van sutra’s over de volmaaktheidvan het onderscheidend inzicht dateert al van de tweede eeuw na Christus. In

    elk geval moeten in India deze teksten al een zekere bekendheid hebben

    verworven voordat ze de moeite waard werden geacht om te vertalen. Over

    de precieze tijd van ontstaan van oude mahayanasutra’s, en dus ook van de

    sutra’s die over de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht gaan, weten

    we niets met zekerheid. Wel neemt de boeddhologische wetenschap aan dat

    ze in India al voor het begin van de christelijke jaartelling bestonden. Verder

    weten we uit sommige teksten zelf dat het de bedoeling geweest moet zijn dat

    ze in geschreven vorm werden verspreid en als uitgangspunt voor prediking

    dienden.8 

    De sutra’s over de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht

    hebben titels die alleen een aanduiding van hun omvang geven. Het grootste

    sutra is de Honderdduizend: de Shata-sahasrika.9 Deze zelfde tekst komt in

    een verkorte vorm voor onder de titels Vijfentwintigduizend,

    Panchavimshati-sahasrika; en Achttienduizend, Ashtadasha-sahasrika. Alle

    drie sutra’s lijken grotendeels hetzelfde stramien te volgen. De boeddholoog

    Edward Conze meende dat ze drie versies van een en dezelfde tekst kunnen

    zijn. Dit houdt in dat de tekst in honderdduizend regels volledig alle

    herhalingen en alle tabellen die in de leer voorkomen uitschrijft, terwijl de

    Vijfentwintigduizend en de Achtienduizend veel herhalingen weglaten (zie

    Conze 1978:10,31-46).

    7 Veel mahayanasutra’s kennen stukken in verzen. Die verzen zijn in het

    zogenaamde boeddhistisch hybride Sanskriet gesteld.8 Zie over de mahayanacultussen van de sutra’s als opgeschreven boeken: Schopen

    1975:147-181.9 Versregel slaat niet werkelijk op verzen maar zijn een teleenheid van 32

    lettergrepen. Dus de Shata-sahasrika bestaat uit 100,000 teleenheden van 32

    lettergrepen. Maar al deze sutra’s zijn in Sanskriet proza opgesteld. 

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    6/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 6

    De kortste onder de lange sutra’s is de zogenaamde Ashta-sahasrika, of

    Achtduizend.10 Aangezien een groot aantal passages uit deze tekst ook weer

    in de zeer lange sutra’s voorkomen, is het in elk geval duidelijk dat tussen alle

    vier deze teksten onderling verband bestaat. Nog het meest aannemelijk lijkt

    de stelling dat het sutra in achtduizend versregels de oudste tekst is over devolmaaktheid van het onderscheidend inzicht en dat de sutra’s in

    vijfentwintig duizend verzen en honderdduizend verzen feitelijk

    uitbreidingen zijn van het sutra in achtduizend verzen.11 

    Naast deze lange sutra’s bestaan er beknopte ‘meeneem-versies’ van de

    volmaaktheid van onderscheidend inzicht. De leer werd ook in sutra’s van

    geringe omvang verspreid. De meest bekende voorbeelden hiervan zijn: de

    ‘Vraag van Suvikrantavikramin’, een sutra van twee-en-half duizend verzen;

    en het sutra in zevenhonderd verzen, de Zevenhonderd of Sapta-shatika. Dan

    volgt het Diamant Sutra, of Vajracchedika, dat driehonderd verzen telt. En deallerkortste tekst is ons Prajna-paramita-hridaya , ‘hart van de volmaaktheid

    van het onderscheidend inzicht’. Meestal wordt deze tekst kortweg Hart

    Sutra genoemd. Het Hart Sutra bestaat in twee versies. Een korte versie en

    een langere versie die inhoudelijk hetzelfde leert als de korte versie maar wel

    een inleidingsverhaal bevat zoals alle mahayanasutra’s en het traditionele slot

    van een mahayanasutra heeft. De korte versie van het Hart Sutra is ouder dan

    de langere versie.12 

    Controverse rond het korte Hart Sutra

    In het Verre Oosten zijn het Diamant Sutra en het korte Hart Sutra de meest

    populaire en bestudeerde bronteksten geworden voor de Prajna-paramita.

    Het Diamant Sutra is voor het eerst in het Chinees vertaald rond 400 AD door

    de Centraal-Aziatische monnik Kumarajiva. Het Hart Sutra zou volgens de

    Amerikaanse boeddhistische vertaler Red Pine voor het eerst vertaald zijn

    rond 250 AD door de Centraal-Aziatische monnik Chih-ch’ien. Deze vertaling

    is verloren gegaan. De volgende vertaling is die van Kumarajiva rond 400 AD

    en de meest gebruikte en bekende vertaling is die van de Chinese pelgrim en

     boeddhistische geleerde Hsuan-tsang van na 645 AD.13 

    Maar Red Pine staat met zijn stellingname nogal apart. Hij gaat voorbij

    aan de bevindingen die de Amerikaanse boeddhologe Jan Nattier al in 1992

    10 Aangezien deze tekst al in de tweede eeuw na Christus in het Chinees werd

    vertaald neemt Conze aan, en velen met hem, dat dit sutra de basistekst van de

    Prajna-paramita is; zie Conze 1978:1-5.11 Men raadplege de vergelijkende inhoudsopgave die Conze van de

    Honderdduizend, Vijfentwintigduizend, Achttienduizend en de Achtduizend heeft

    gemaakt in zijn Engelse vertaling van deze zeer grote sutra’s: Conze 1975:xiii-xvi.12 Voor een overzicht van alle Prajna-paramita sutra’s, zie Conze 1978:31-91.13 Zie: Red Pine 2004:17-22. Zie over de oudste overgeleverde Chinese vertaling van

    het Hart Sutra ook Conze 1978:20, 67-73.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    7/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 7

    publiceerde. Volgens haar is de Hart Sutra vertaling van Kumarajiva (a)

    vermoedelijk van iemand anders en werd de vertaling slechts toegeschreven

    aan Kumarajiva, en (b) zou het misschien niet gaan om een vertaling van een

    Sanskriet origineel (Nattier 1992:184-9). We moeten hier enige aandacht

     besteden aan Nattier’s artikel omdat haar visie door veel boeddhologengedeeld wordt. Nattier merkt op dat de tekst van de Kumarajiva vertaling

    anders is dan de tekst van de ‘vertaling’ die aan Hsuan-tsang wordt

    toegeschreven. Ook van deze vertaling vraagt Nattier zich af of die niet van

    latere datum zou kunnen zijn (op.cit:189-191). Ze wijst er bovendien op dat de

    Hsuan-tsang-tekst de standaardtekst is die door bijna alle Chinese

    commentatoren altijd is gebruikt, en dat alleen deze tekst wijd verspreid is.

    Dit in tegenstelling tot wat gebruikelijk was in boeddhistisch China, namelijk

    om altijd de voorkeur te geven aan Kumarajiva’s vertalingen die als eleganter

    werden beschouwd dan de preciezere maar minder elegante vertalingen vanHsuan-tsang (op.cit:193-4).14 

    De belangrijkste noviteit in Nattier’s spraakmakende artikel is echter

    haar stelling dat het Hart Sutra een oorspronkelijk Chinese productie is, een

    ‘apocrief’ sutra, dat later terug is vertaald in het Sanskriet om het op een tekst

    van Indiase oorsprong te laten lijken (op.cit:171-9). De Sanskriet tekst van de

    langere versie werd in India pas populair rond de 8ste eeuw AD (op.cit:173).

    De voornaamste reden die Nattier geeft voor haar bewering is dat de tekst

    van de Hsuan-tsang ‘vertaling’ in het midden gedeelte (Hart Sutra III-V) bijna

    woordelijk overeen lijkt te komen met een passage uit de Kumarajiva

    vertaling van de Vijfentwintigduizend (Panchavimshati-sahasrika) (op.cit:159-

    161). De corresponderende Sanskriet tekst hiervan is echter veel

    woordenrijker dan de Sanskriet tekst van het Hart Sutra (op.cit:161-7). Maar

    de Chinese vertaling van Kumarajiva zou de Sanskriet tekst in ingekorte vorm

    hebben vertaald en deze inkorting komt wel bijna woordelijk overeen met de

    Hsuan-tsang versie van het Hart Sutra. Nattier wijst erop dat er in China wel

    meer ‘apocriefe’ boeddhistische sutra’s werden geproduceerd. 

    Nattier’s visie wordt niet door alle boeddhologen zonder meer

    aangenomen. Voorlopig zouden we kunnen volstaan met het volgende vast te

    stellen: (a) de Sanskriet tekst van het korte Hart Sutra maakt een zeer

    samenhangende en consistente indruk (dit sluit niet uit dat het om een

    vertaling uit het Chinees zou kunnen gaan). (b) De Sanskriet tekst van het

    korte Hart Sutra is geen sutra maar een samenvatting ten behoeve van de

    meditatie over de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht. Het woord

    14 Hsuan-tsang was de meest productieve vertaler vanuit het Sanskriet naar het

    Chinees. Hij vertaalde als enige alle grote en kleine Prajna-paramita sutra’s,

    waaronder de volumineuze Honderdduizend. Deze laatste tekst is overigens nooit

    populair geworden in China. De Vijfentwintigduizend was populairder en is dan

    ook vier keer in het Chinees vertaald, waaronder door Kumarajiva.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    8/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 8

    ‘hart’ (hridaya) in de titel betekent ‘essentie’ of ‘kern van de zaak’. (c) De

    Sanskriet tekst fungeerde eerder als een soort mantra, een dharani. Die moest

    in het Sanskriet of hybride Sanskriet worden gereciteerd. In de Chinese canon

    komt een transcriptie in Chinese tekens van het Sanskriet van het Hart Sutra

    voor. (d) De korte tekst stamt vermoedelijk ergens uit de zesde eeuw AD. (e)De tekst is later aangevuld met een traditioneel begin en einde dat bij

    reguliere mahayanasutra’s hoort. (f) De tekst bestaat voor een belangrijk deel

    uit een ingekorte passage uit de Vijfentwintigduizend. Nattier haalt deze

    passage in het Sanskriet ook in haar artikel aan en vergelijkt hem met het Hart

    Sutra (op.cit:161-3). Het is onmiskenbaar dat het Hart Sutra een passage uit de

    Vijfentwintigduizend lijkt samen te vatten. Overigens was Conze dit al

    opgevallen (Conze 1967:158). Het Hart Sutra kan dus heel goed als een

    verwijzing naar het grote Sutra bedoeld zijn geweest, maar dit sluit niet uit

    dat het Hart Sutra in het Sanskriet is geconcipiëerd en niet een vertaling uithet Chinees is.

    Wat verder nog eventueel tegen Nattier’s stelling pleit is het feit dat er

    van het korte Hart Sutra een Sanskriet-manuscript bestaat, het zogenaamde

    Horyu-ji palmblad manuscript waarop Müller zijn editie van het korte Hart

    Sutra heeft gebaseerd (Müller 1884:48-50). Het Horyu-ji manuscript wordt

     bewaard in de gelijknamige boeddhistische tempel in Japan. Dit manuscript is

    het oudste bewaard gebleven afschrift van het Hart Sutra en zou dateren uit

    609 AD. Nattier geeft echter redelijke argumenten om aan deze datering te

    twijfelen, zodat het manuscript eerder in de 8ste eeuw te plaatsen is (Nattier

    1992:208-9). Overigens versterkt het Horyu-ji manuscript de indruk dat de

    korte versie van het Hart Sutra eigenlijk als meditatietekst of dharani bedoeld

    was, aangezien op hetzelfde palmblad ook een andere korte dharani staat: de

    Ushnishavijaya dharani. Voor een vertaling van acht oude Indiase

    commentaren op het langere Hart Sutra en een studie over het gebruik van de

    tekst zie Lopez 1996.

    Zes volmaaktheden, paramita’s 

    Prajna of onderscheidend inzicht is de zesde van zes deugden die in het

    vroege mahayana geleerd werden. Tezamen vormen ze de heilsweg en het

    oefenschema voor wie de weg van de Ontwakingswezens wil gaan, de weg

    van de bodhisattva’s. Alle zes heten volmaaktheden omdat ze op dezelfde

    wijze moeten worden beoefend als de zesde:

    dana-paramita volmaaktheid van het geven

    shila-paramita volmaaktheid van goed gedrag

    kshanti-paramita volmaaktheid van geduld

    virya-paramita volmaaktheid van heldhaftigheid

    dhyana-paramita volmaaktheid van mediteren

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    9/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 9

    Over deze vijf volmaaktheden vinden we in de sutra’s veel minder dan over

    de zesde. Toch zijn er voldoende passages in de Achtduizend die duidelijk

    maken hoe deze vijf volmaaktheden te oefenen zijn.15 De volmaaktheid van

    het geven wordt ook aan het begin van het Diamant Sutra (hoofdstuk 4) even

    aangestipt. Diamant Sutra 14e verwijst ook naar de volmaaktheid van geduld.De zesde, de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht, is van

    fundamenteel belang voor het mahayana boeddhisme. Zonder de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht hebben de andere

    volmaaktheden slechts beperkte waarde. De volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht verleent aan de andere volmaaktheden hun status van

    volmaaktheid. In de Achtduizend vinden we de volgende dialoog tussen de

    Boeddha en zijn leerling Ananda:

    En Ananda zei tot de Heer het volgende: ‘Heer, de [Ontwaakte] geeftgeen beschrijving van de volmaaktheid van het geven, en verkondigt

    niet overal [deze volmaaktheid]. Noch doet de [Ontwaakte] dit met de

    volmaaktheid van goed gedrag, noch met de volmaaktheid van

    geduld, noch met de volmaaktheid van heldhaftigheid. De

    [Ontwaakte] geeft geen beschrijving van de volmaaktheid van

    mediteren, en verkondigt niet overal [deze volmaaktheid]. Maar de

    Heer geeft alleen van de volmaaktheid van onderscheidend inzicht een

     beschrijving, en verkondigt overal alleen haar.’ De Heer zei: ‘Zo is het,

    Ananda, zo is het. Alleen van de volmaaktheid van onderscheidend

    inzicht geef ik een beschrijving en alleen haar verkondig ik overal,

    maar niet de andere volmaaktheden. Waarom niet? Omdat, Ananda,

    de volmaaktheid van onderscheidend inzicht de aanvoerster is van de

    andere vijf volmaaktheden.

    (Ashta-sahasrika, Vaidya:40.13-19)

    Onderscheidend inzicht, prajna

    Het hoofdbegrip ‘ prajna’, ‘onderscheidend inzicht’, is niet nieuw, al geeft het

    mahayana er een diepere betekenis aan. Het begrip ‘onderscheidend inzicht’

    komt al voor in de Pali canon. In de eerste leerrede vlak na zijn ontwaking

     beschijft de Boeddha zijn leer van de vier edele waarheden. Hij verkondigt de

    vier edele waarheden aan de vijf asceten met wie hij vroeger samen ascese

     beoefend had. Maar hij had ze verlaten omdat de strenge ascese geen

    ontwaking voortbracht. De vijf asceten werden de eerste vijf leerlingen van de

    Boeddha. Deze eerste preek over de vier edele waarheden is het beginpunt

    15 Onder meer in de Achtduizend, hoofdstuk 19, Ashta-sahasrika, Vaidya:178-180. Dit

    komt overeen met Conze’s vertaling in 1975a:217-219.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    10/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 10

    van Boeddha’s prediking.16 Meteen na deze uiteenzetting van de vier edele

    waarheden volgt de zogenaamde tweede leerrede van Boeddha waarin hij

    uitlegt dat de persoon niets anders is dan een verzameling van vijf

     bouwstenen, bundels of skandha’s geheten. De vijf bundels zijn respectievelijk:

    vorm (namelijk het eigen lichaam), gevoelen, waarneming, neigingen, en bewustzijn. De analyse van deze vijf bundels speelt een grote rol in de leer

    van de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht. Daarom is het

    noodzakelijk om een duidelijk begrip te hebben van wat de oude leer onder

    deze vijf verstond, en wat de rol van onderscheidend inzicht is in de analyse

    van de vijf bundels, een analyse die tevens een meditatie-oefening is. In de

    tweede leerrede zegt de Boeddha onder meer het volgende:

    ‘Wat denken jullie, monniken,17 is vorm eeuwig of niet-eeuwig? ‘ ‘Niet-

    eeuwig, Heer’. ‘Wat niet-eeuwig is, is dat lijdend of gelukkig?’‘Lijdend, Heer’. ‘En wat niet-eeuwig is, lijdend, en verval tot

    eigenschap heeft, is het daarvan passend om het volgende te denken:

    “dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf?”’ ‘Nee, Heer’... 

    ‘Daarom, monniken, wat dit betreft: iedere vorm, of het nu [een vorm]

    uit het verleden, het heden, of de toekomst is, de eigen [vorm], een

    uiterlijke, of een grove, of een subtiele, of een lage, of een verheven, een

    verweg, of een dichtbij, iedere vorm moet men met juist onderscheidend

    inzicht ( pañña, prajna), zoals het is, aldus beschouwen: “dit is niet van

    mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf”’. 

    (Mahavagga I.6.21-22)18 

    Deze oefening met onderscheidend inzicht beveelt de Boeddha ook aan voor

    de overige vier bundels van de persoonlijkheid: gevoelen, waarneming,

    neigingen, en bewustzijn. De bedoeling van deze oefening is dat men zich

    steeds realiseert dat geen van de bundels “van mij” is, en dat ze “niet mijn

    zelf” zijn. De latere boeddhistische scholastiek vatte deze oefening samen in

    de stelling dat er geen “eeuwig zelf” is in de bouwstenen van de

    persoonlijkheid, namelijk in geen van de vijf bundels die tezamen de persoon

    uitmaken.

    De vijf bundels of skandha’s volgens de oude leer 

    16 De tekst van de preek over de vier edele waarheden wordt verderop geciteerd in

    de commentaar op Hart Sutra V.17 Boeddha spreekt hier nog steeds de vijf asceten toe aan wie hij ook de eerste

    leerrede over de vier edele waarheden verkondigde.18 Deze telling is van de online versie van de Pali canon. De teksteditie van de Pali

    Text Society nummert deze passages als I.6.42-44.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    11/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 11

    Hier volgen enige definities van deze vijf bundels zoals ze in de Pali canon op

    meerdere plaatsen voorkomen.

    Vorm, rupa , slaat op het eigen lichaam. Dit is duidelijk in de hierboven

    geciteerde passage uit de Mahavagga.

    Gevoelen, vedana , is drievoudig: aangenaam, onaangenaam (dukkha , hetzelfde

    woord als voor lijden) en noch aangenaam, noch onaangenaam. Majjhima

    Nikaya I.302:

    Drie zijn deze gevoelens: aangenaam gevoelen, onaangenaam

    gevoelen, en gevoelen dat noch aangenaam noch onaangenaam is.

    En verder, wat is aangenaam gevoelen? Wat is onaangenaam

    gevoelen? Wat is gevoelen dat noch aangenaam noch onaangenaam is?Aangenaam gevoelen is lichamelijk of mentaal gevoelen dat

    aangenaam of plezierig is. Onaangenaam gevoelen is lichamelijk of

    mentaal gevoelen dat pijnlijk (dukkha) en onplezierig is. Gevoelen dat

    noch aangenaam noch onaangenaam is, is lichamelijk of mentaal

    gevoelen dat noch plezierig noch onplezierig is. Een geneigdheid tot

    verlangen naar aangenaam gevoelen moet opgegeven worden; een

    geneigdheid tot afkeer van onaangenaam gevoelen moet opgegeven

    worden; een geneigdheid tot onwetendheid met betrekking tot

    gevoelen dat noch pijnlijk noch aangenaam is moet opgegeven

    worden.

    (bron: Johansson 1981:38)

    Waarneming, samjna , is zesvoudig. Volgens de Anguttara Nikaya III, 413:

    waarneming van vormen (ook rupa genoemd), waarneming van geluiden,

    waarneming van geuren, waarneming van smaken, waarneming van

    aanrakingen van de tastzin, waarneming van beelden in het

    voorstellingsvermogen (zie Johansson 1981:40). In Majjhima Nikaya I, 293

    staat het volgende:

    ‘Men neemt waar, men neemt waar’, daarom, vriend, heet het

    gewaarwording, men wordt het een of ander ding gewaar. Men wordt

    iets blauws gewaar, of men wordt iets geels gewaar, of men wordt iets

    roods gewaar, of men wordt iets wits gewaar.

    (Johansson 1981:40)

    Waarneming betekent dus ook zoiets als gewaarwording van de zintuigelijke

    indrukken. Men neme er notie van dat ook het denkorgaan en

    voorstellingsvermogen (manas) en de beelden (dharma) in hetvoorstellingsvermogen als voorwerp van waarneming worden beschouwd.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    12/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 12

    Neigingen, samskara’s, is een term die veel betekenissen kan hebben. In de

    context van de vijf bundels betekent samskara’s zoiets als diep ingesleten

    geesteshoudingen. In de Pali canon worden ze onder meer opgevat als

    handelingen: lichamelijke handelingen zoals inademing en uitademing. Danvolgen spraakhandelingen: redeneren en overwegingen (Johansson 1981:42).

    Waarneming en gevoelen zijn mentale handelingen. Daarnaast worden

    samskara’s ook gezien als handelingen van de wil: namelijk het streven naar

    vormen, naar geluiden, naar geuren, naar smaken, naar aanrakingen van de

    tastzin, naar beelden in het voostellingsvermogen (Johansson 1981:44).

    Over bewustzijn, vijnana , zegt de Pali canon dat het oprijst afhankelijk van

    uiterlijke oorzaken: bewustzijn dat afhangt van het oog en vormen,

     bewustzijn dat afhangt van het oor en geluiden, bewustzijn dat afhangt vande neus en geuren, bewustzijn dat afhangt van de tong en smaken, bewustzijn

    dat afhangt van het lichaam en aanrakingen van de tastzin, bewustzijn dat

    afhangt van het denkorgaan en voorstellingsvermogen (manas) en beelden in

    het voorstellingsvermogen. In de Majjhima Nikaya I, 259 wordt gezegd:

    Monniken, wanneer bewustzijn ontstaat op grond van een bepaalde

    oorzaak, dan heet het bewustzijn naar die oorzaak: Wanneer

     bewustzijn ontstaat op grond van oog en vormen, dan heet dit

     bewustzijn oogbewustzijn. Wanneer bewustzijn ontstaat op grond van

    oor en geluiden, dan heet dit bewustzijn oorbewustzijn. Wanneer

     bewustzijn ontstaat op grond van reukzin en geuren, dan heet dit

     bewustzijn reukbewustzijn. Wanneer bewustzijn ontstaat ontstaat op

    grond de tong en smaken, dan heet dit bewustzijn tongbewustzijn.

    Wanneer bewustzijn ontstaat op grond lichaam en aanrakingen van de

    tastzin, dan heet dit bewustzijn lichaamsbewustzijn. Wanneer

     bewustzijn ontstaat op grond van denkorgaan en

    voorstellingsvermogen en beelden (dhamma , dharma) [in het

    voorstellingsvermogen], dan heet dit bewustzijn denkbewustzijn.

    (Johansson 1981:45)

    Deze schema’s komen in zeer verkorte vorm terug in de tekst van het Hart

    Sutra.

    Commentaar op het Hart Sutra

    (I)Hulde aan de Alwetende.

    Deze hulde komt in veel handschriften van het korte Hart Sutra voor. Delange versie geeft een inleiding zoals bij mahayanasutra’s gebruikelijk is. Voor

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    13/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 13

    de volledigheid geef ik hieronder de vertaling van de inleiding van de langere

    versie van het Hart Sutra:

    Aldus heb ik gehoord. Op een keer verbleef de Heer in Rajagriha, op

    de Gridhrakuta (gierenpiek) berg. Hij was daar met een grote groepmonniken en een grote groep Ontwakingswezens (bodhisattva). En bij

    die gelegenheid had de Heer de uiteenzetting van de leer uitgesproken

    genaamd ‘Diepe Suggestie / Diep Lichtschijnsel’.19 En hij was

    vervolgens in diepe concentratie (samadhi). Bij die gelegenheid volgde

    het edele Ontwakingswezen Avalokiteshvara, het grote wezen, zijn

    loopbaan in de diepe volmaaktheid van het onderscheidend inzicht, en

    hij beschouwde nauwkeurig: de vijf bundels, en hij beschouwde

    nauwkeurig dat ze leeg waren, zonder eigen wezen. Toen sprak door

    de invloed van de Ontwaakte de eerwaarde Shariputra tot het edeleOntwakingswezen Avalokiteshvara, het grote wezen, als volgt: ‘Hoe

    moet een zoon van goede familie of dochter van goede familie die

    ernaar verlangt om de loopbaan in deze diepe volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht te volgen, zich oefenen?’. Hierop sprak het

    edele Ontwakingswezen Avalokiteshvara, het grote wezen, tot de

    eerwaarde Shariputra als volgt: ‘Shariputra, een zoon van goede

    familie of dochter van goede familie die ernaar verlangt om de

    loopbaan in deze diepe volmaaktheid van het onderscheidend inzicht

    te volgen, die moet als volgt nauwkeurig beschouwen: …’ 

    (editie Conze 1967:149-150)

    Uit het vervolg van de langere versie blijkt dat Avalokiteshvara de spreker

    van het Hart Sutra is. We komen hierop terug bij tekst III van het korte Hart

    Sutra. Het korte Hart Sutra valt als het ware meteen met de deur in huis:

     Avalokiteshvara 

    (II)Het edele Ontwakingswezen (bodhisattva) Avalokiteshvara (de Heer die

    de wereld beschouwt) volgde zijn loopbaan in de diepe volmaaktheid van

    het onderscheidend inzicht; hij beschouwde nauwkeurig de vijf bundels

    (skandha), en zag dat ze leeg waren, zonder eigen wezen. 

    Devotie en onderscheidend inzicht

    Wie is Avalokiteshvara en wat doet hij hier in deze tekst? Een uitgebreide

     beschrijving van Avalokiteshvara treffen we aan in het Lotus Sutra, hoofdstuk

    19 Het Sanskriet avabhasa kan beiden betekenen. Vermoedelijk is dat ook de bedoeling

    van de tekst.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    14/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 14

    24.20 De Boeddha zelf legt daar uit dat al wie in nood verkeert en de naam van

    Avalokiteshvara aanroept, uit de nood gered zal worden. Als iemand

     bijvoorbeeld in het vuur valt dan wordt hij gered door de naam van

    Avalokiteshvara aan te roepen. Iemand die schipbreuk lijdt en

    Avalokiteshvara aanroept wordt ook gered. Wie in ijzeren boeien geslagen isen Avalokiteshvara aanroept wordt verlost van die boeien. De religieuze

    verdienste die men verwerft door het hulde brengen aan de naam van

    Avalokiteshvara is net zo groot als wanneer iemand zoveel Boeddha’s eert als

    er zandkorrels in de Ganges zijn. Dus Avalokiteshvara’s naam en de devotie

    voor Avalokiteshvara zijn voldoende om redding uit iedere vorm van lijden

    te bewerkstelligen. De bodhisattva Avalokiteshvara is een soort verlossende

    godheid. Hij is een bodhisattva, en heeft dus formeel dezelfde status als

    iedere ‘zoon van goede familie of dochter van goede familie’ die de gelofte

    van een Ontwakingswezen heeft afgelegd.21

     Maar de Boeddha prijstAvalokiteshvara’s reddende kracht in termen die alleen voor goddelijke

    wezens gebruikt kunnen worden. Lotus Sutra hoofdstuk 24 vers 29 plaatst

    Avalokiteshvara in het gezelschap van Boeddha Amitabha ( Oneindig Licht),

    de Boeddha wiens naam voldoende is om in de paradijselijke wereld

    Sukhavati wedergeboren te worden.22 Hoofdstuk 24 van het Lotus Sutra

    vertelt verder dat Avalokiteshvara allerlei gedaanten aanneemt om de

     boeddhistische heilsleer te prediken aan allerlei soorten van wezens. Daarom

    moet men Avalokiteshvara vereren, aldus het Lotus Sutra.

    Dat Avalokiteshvara ook aan het begin van het Hart Sutra verschijnt

    hoeft geen verbazing te wekken. Ten eerste symboliseert hij het reddende en

    helpende aspect van een Ontwakingswezen, een aspect dat ieder

    Ontwakingswezen zich eigen zou moeten maken. Het bieden van hulp en

    redding dienen als voorbereiding en fundament voor het bereiken van de

    allerhoogste volmaakte ontwaking. Ze zijn een uiting van de kardinale deugd

    van mededogen, karuna. Dit is algemene mahayanaleer. Maar

    Avalokiteshvara is meer dan een reddende (goddelijke) bodhisattva. Hij is

    ook een leraar van de dharma. In zijn verschijning aan het begin van dit sutra

    komen dus drie zaken tezamen: de devotie van de ‘gelovige mahayana-

    aanhanger’ voor de Ontwakingswezens in het algemeen; de nadruk op het

     belang van onzelfzuchtig hulp bieden aan alle lijdende wezens; het

    onderwijzen van de heilsleer van het mahayana.

    De dingen zijn leeg

    20 Voor een volledige vertaling van dit hoofdstuk, zie Ensink en Hoogcarspel

    2005:129-136.21 Zie Diamant Sutra 3 en 17a voor de formulering van de gelofte.22 Voor een beschrijving van dit paradijs, zie Ensink en Hoogcarspel 2005:123-128.

    Voor meer details, zie de noot bij Diamant Sutra 10b over paradijselijke werelden.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    15/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 15

    Voordat Avalokiteshvara kan onderwijzen, moet hij ook zelf oefenen. Daarom

    vertelt het sutra dat Avalokiteshvara zelf de diepe volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht beoefent.23 Deze oefening bestaat er in dat hij de vijf

     bundels van de persoonlijkheid ‘nauwkeurig beschouwt’, dus zorgvuldig

    analyseert in overeenstemming met de oude leer en vervolgens het inzichtvan het mahayana verwerft dat de vijf bundels niet alleen niet het zelf zijn

    maar dat ze geen eigen wezen hebben. Ze zijn ‘leeg’ van een eigen wezen.

    Hiermee introduceert het Hart Sutra het belangrijke begrip Leegte, shunyata. 

    Een eigen wezen hebben betekent in boeddhistisch spraakgebruik een

    onveranderlijke eigen natuur hebben. Maar de oude boeddhistische analyse

    van de werkelijkheid ging er al van uit dat niets in de kosmos

    eeuwigheidswaarde heeft, niets in de kosmos is eeuwigdurend en

    onveranderlijk. Dus alles verandert, alles ontstaat uit een aantal

    ontstaansvoorwaarden, bestaat enige tijd en verdwijnt vervolgens weer. Dit betekent dat niets een duurzaam en blijvend eigen wezen heeft.

    Leegte en de vijf bundels

    (III)Hier, Shariputra, is Leegte (shunyata) vorm (rupa) en vorm is Leegte.

    Leegte verschilt niet van vorm, vorm verschilt niet van Leegte [of: Leegte is

    niet zonder vorm, vorm is niet zonder Leegte]. Wat vorm is dat is Leegte,

    wat Leegte is dat is vorm; evenzo gevoelen (vedana), waarneming (samjna),

    neigingen (samskara) en bewustzijn (vijnana).

    Het Hart Sutra past het inzicht van Avalokiteshvara toe op de vijf bundels

    afzonderlijk en zet het begrip Leegte uiteen. Wie spreekt Shariputra hier toe?

    Het lijkt erop dat Avalokiteshvara opeens Shariputra direct toespreekt, de

    discipel van Boeddha die vooral bedreven was in de Abhidharma, de

    scholastieke analyse van Boeddha’s leer. Shariputra is in elk geval een zeer

    geschikte leerling voor het ontvangen van de nieuwe leer van de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht, die verder gaat waar de

    Abhidharma ophoudt. Maar als we kijken naar de eventuele bron van deze

    passage, namelijk een veel langer stuk uit de Vijfentwintigduizend, dan zien

    we dat het de Boeddha zelf is die deze woorden tot Shariputra richt.24 De

    23 In het sutra in Achtduizend verzen wordt de volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht bijna overal aangeduid als ‘diep’. De kwalificatie ‘diep’ voor

    het onderscheidend inzicht heeft dus oude papieren.24 Dit is duidelijk in de tekst van de Pancavimshati-sahasrika, zoals geciteerd in

    Nattier 1992:161-3; Conze 1967:158. De hele passage is ook te vinden in de digitale

    versie van de editie van Nalinaksha Dutt van de Pancavimshati-sahasrika:04601-

    04703. Volgens Conze is dit gedeelte van de Vijfentwintigduizend een

    herformulering van de eerste preek van Boeddha, namelijk de preek over de vier

    edele waarheden, maar dan in het licht van de leer van de Leegte (shunyata). Dit

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    16/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 16

    langere versie van het Hart Sutra legt de rest van de tekst in de mond van

    Avalokiteshvara. Maar de korte tekst lijkt dit niet te doen. Het is dus mogelijk

    dat de korte tekst alleen suggereert dat de rest van de tekst Avalokiteshvara’s

    woorden zijn. De verwijzing naar Shariputra blijft zinvol, ook als het gaat om

    een – voor latere lezers en toehoorders niet meer duidelijke – verwijzing naarde Vijfentwintigduizend. Shariputra was de toehoorder in de

    Vijfentwintigduizend, maar hij is ook de expert op het gebied van de

     boeddhistische scholastiek. De korte versie van het Hart Sutra kan ook

     bedoelen dat Avalokiteshvara de woorden van de Boeddha uitgesproken in

    de Vijfentwintigduizend nog eens bij Shariputra in herinnering roept.

    Het inzicht dat Avalokiteshvara hier in herinnering roept, houdt in dat

    de vijf bundels van de persoon niet verschillen van de Leegte en dat de Leegte

    niet verschilt van de vijf bundels van de persoon. Dit is geen rationele

    uitspraak, eerder een meditatiespreuk, een raadselachtige uitspraak die mensteeds kan herhalen tot het inzicht doorbreekt. Volgens de Amerikaanse

    vertaler Red Pine is het eerste woord van dit deel van het Sutra, namelijk

    ‘hier’ van groot belang. Red Pine vergelijkt het ‘hier’ met de schreeuw van een

    Zen meester, of een stoot in de ribben. Avalokiteshvara opent met het woord

    ‘hier’ de deur tot het grote pad van het mahayana (Red Pine 2004:71). Edward

    Conze meent dat ‘hier’ slaat op het niveau van transcendente wijsheid die vol

    mededogen is (Conze 1988:103). ‘Hier’ verwijst in ieder geval binnen de

    context van het Hart Sutra zelf naar de toestand waarin een

    Ontwakingswezen verkeert wanneer hij of zij de diepe volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht beoefent en inziet dat alle dingen leeg zijn.

     Alle dingen zijn de Leegte

    (IV)Hier, Shariputra, hebben alle dingen (dharma’s) het kenmerk van de

    Leegte: ze zijn niet ontstaan; ze worden niet vernietigd; ze zijn zonder

    bevlekkingen en niet zonder bevlekkingen; ze zijn niet gebrekkig, en niet

    volmaakt.

    Het Sutra trekt de Leegte van de persoon door naar alle dingen. ‘Alle dingen’

    staat voor de totaliteit van de kosmos. Deze passage geeft ook een definitie

    van de Leegte: niet ontstaan,25 niet vergaan, niet bevlekt, niet onbevlekt, niet

    gebrekkig, niet volmaakt. Deze ontkenningen lijken de dingen die de Leegte

    zijn, ook los te maken van gewone dagelijkse waarneming. In werkelijkheid is

    er niets ontstaan en niets vergaan. De dingen zijn in werkelijkheid niet vuil of

    schoon, niet rein of onrein (voor het alledaagse gepraktiseerde hindoeïsme

     betekent dat ook het corresponderende deel van het Hart Sutra een herformulering

    van de vier edele waarheden zou betekenen.25 Hierbij moet men ook denken aan de ontkenning van ontstaan in Gaudapada 4.3-

    23, 57, 71.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    17/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 17

     belangrijke categorieën). In werkelijkheid hebben de dingen of de naar

    ontwaking strevende personen geen gebreken die verholpen moeten worden.

    Noch hebben ze een bepaalde volmaaktheid bereikt. Gebrek impliceert

    immers een mogelijke verbetering en volmaaktheid is de eindfase van het

    proces van verbetering. Maar deze noties zijn gebaseerd op beweging vanniet-goed naar wel-goed, van onvolmaaktheid naar volmaaktheid. Echter, in

    de werkelijkheid van de Leegte verliezen deze bewegingen iedere betekenis.

    De definitie impliceert verder dat er tussen de dagelijkse wereld van

    voortdurend sterven en wedergeboren worden, en de sfeer van het Absolute,

    de Leegte, geen verschil is. Immers alle dingen zijn gekenmerkt door Leegte,

    dus door het Absolute. Het Absolute is direct beschikbaar voor ons: want

    onze lichamelijke vorm is de leegte en de leegte is onze lichamelijke vorm. En

    zo verder met de overige vier bundels van de persoon.

    Al in de Achtduizend heeft het begrip Leegte een transcendente lading.Leegte lijkt daar al synoniem het het Absolute, met de uitdoving, met nirvana:

    De Heer zei: ‘Wat denk je, Subhuti? Ik heb toch verkondigd dat alle

    dingen leeg zijn?’ Subhuti zei: ‘Heer, de Zo-gegane26 heeft verkondigd

    dat alle dingen leeg zijn’. De Heer zei: ‘En Subhuti, dezelfde [dingen]

    die leeg zijn, zijn ook onvergankelijk. En wat Leegte is, dat is ook

    onmetelijkheid. Daarom, Subhuti, vindt men in werkelijkheid in de

    dingen geen onderscheidingen of variaties. Subhuti, de Zo-gegane

    heeft deze uitdrukkingen gebruikt en in de mond genomen:

    ‘onmetelijk’, of ‘ontelbaar’, of ‘onvergankelijk’, of ‘leeg’, of

    ‘oorzaakloos’, of ‘zonder specifiek doel’, of ‘niet-gemaakt’, of ‘zonder

    ontstaan’, of ‘zonder geboorte’, of ‘zonder zijn’, of ‘zonder hartstocht’,

    of ‘onderdrukken [van lijden]’, of ‘uitdoving’ (nirvana).

    (Ashta-sahasrika, Vaidya:173.3-9)

    Leegte, persoon, oorzakelijkheid, en de vier edele waarheden

    (V)Daarom, Shariputra, zijn er in de Leegte geen vorm, geen gevoelen, geen

    waarneming, geen neigingen, geen bewustzijn; geen oog, oor, neus, tong,

    lichaam en denkorgaan (manas); geen vormen, geluiden, geuren, smaken,aanrakingen van de tastzin, beelden [in het denkorgaan en

    voorstellingsvermogen, manas]; geen oogelement tot en met geen element

    van het denkbewustzijn; geen onwetendheid, geen vernietiging van

    onwetendheid tot en met geen ouderdom-en-dood, geen vernietiging van

    ouderom-en-dood [de twaalf schakels van de keten van oorzakelijk

    ontstaan]; geen lijden, geen oorzaak, geen opheffing, geen [achtledige] weg;

    geen kennen, geen bereiken.

    26 Voor de betekenis van ‘Zo-gegane’ zie de noot over Boeddha’s eretitels bij Diamant

    Sutra 2.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    18/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 18

    Het sutra past de definitie van de Leegte toe op de vijf bundels en alles wat

    ermee samenhangt. De eerste serie ontkenningen slaat op de vijf bundels. In

    de leegte zijn de vijf er niet.

    De volgende twee series ontkenningen slaan op de eerder aangestipteuiteenzettingen uit de Pali canon over waarneming, samjna en de voorwerpen

    van samjna. De ontkenning ‘geen oogelement tot en met geen element van het

    denkbewustzijn’ moet men als volgt opvatten. Zes elementen (dhatu)27 van de

    zintuigen (gezicht, gehoor, reuk, smaak, tast en denken), zes elementen van

    de zintuigobjecten (hieronder valt ook het denken als zesde zintuig), en de zes

    elementen van het bewustzijn dat ontstaat uit de vereniging van de zintuigen

    met de zintuigobjecten. Met andere woorden: de zes zintuigen, de objecten

    van deze zintuigen, en de zes vormen van bewustzijn die ontstaan uit het

    contact van een zintuig met een daarbij horend object. Dus het passendeobject voor het gezicht zijn vormen, voor de oren geluiden, voor de reukzin

    geuren, voor de smaakzin diverse smaken, voor de tastzin aanrakingen, voor

    het denkorgaan denkbeelden. Bij ieder zintuig en contact met een passend

    zinsobject ontstaat er dus een overeenkomstige gewaarwording of bewustzijn.

    We zagen dit schema al in de beschrijving van de vijfde bundel, namelijk

     bewustzijn, vijnana.28 In feite betekenen deze series ontkenningen een

    herformulering van de tweede leerrede van de Boeddha (de eerder geciteerde

    Mahavagga I.6.21-22) vanuit het perspectief van de Leegte.

    Dan komt de serie ontkenningen ‘geen onwetendheid, geen

    vernietiging van onwetendheid tot en met geen ouderdom-en-dood, geen

    vernietiging van ouderdom-en-dood’. Dit vat de twaalf schakels van de keten

    van oorzakelijk bestaan samen. Deze reeks geeft volgens de oude leer aan hoe

    (1) onwetendheid de ontstaansvoorwaarde is voor (2) neigingen; deze leiden

    weer tot (3) waarneming; deze leidt tot (4) naam en vorm; deze leiden tot (5)

    de zes zintuigen (gezicht, gehoor, reuk, smaak, tast en denkorgaan); deze

    leiden tot (6) contact; dit leidt tot (7) gevoelen; dit leidt tot (8) dorst; deze leidt

    tot (9) grijpen; dit leidt tot (10) bestaan (of worden); dit leidt tot (11) geboren

    worden; dit leidt tot (12) lijden bestaande in ouderdom, ziekte en dood.

    Geheel in overeenstemming met de leer van de volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht wordt deze oude oorzakelijkheidsleer overstegen in

    de Leegte. De oorzakelijkheid geldt niet meer in de Leegte en toch staan we

    voor de paradox dat de oorzakelijkheid en alles wat met de vijf bundels van

    de persoon samenhangt zelf de Leegte is. Afhankelijke oorzakelijkheid is niet

    27 Het Pali en Sanskriet dhatu heeft meerdere betekenissen; onder meer kan het

    verwijzen naar de vier elementen: aarde, water, vuur, wind. De grondbetekenis moet

    in elk geval iets uitdrukken van onherleidbaarheid, natuurlijke eigenschap, fysieke

    grondslag van iets. Het kan ook wereldsysteem betekenen.28 De beschrijving voorafgaande aan de vertaling en uitleg van het Hart Sutra.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    19/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 19

    iets op zichzelf staands en kan niet buiten de Leegte om gevonden worden.

    De grondstelling dat de dingen zonder eigen onveranderlijk wezen zijn,

    wordt hier tot in de uiterste consequenties doorgetrokken. Ook de

    oorzakelijkheid die het lijden moet verklaren en helpen vermijden, is pas

    relevant als oorzakelijkheid wanneer ze bezien wordt in het perspectief vande transcendente en absolute Leegte. De Leegte zelf verschilt niet van

    oorzakelijkheid en dus niet van de dagelijkse wereld van sterven en geboren

    worden, een wereld die volledig onderworpen is aan oorzakelijkheid. De

    Leegte is het lijden en de opheffing van het lijden.

    De stelling dat de gewone werkelijkheid en het Absolute niet van

    elkaar verschillen komen we ook tegen in het denken van de beroemde

     boeddhistische filosoof Nagarjuna (vermoedelijk tweede eeuw AD). In zijn

    ‘Basis-verzen van de leer van het Midden’ (Mula Madhyamaka Karika), zegt

    Nagarjuna in hoofdstuk 25.19-20 dat over het nirvana gaat:

    ‘Er is geen enkel verschil tussen het nirvana en de kringloop van dood

    en geboorte (samsara). Wat de uiterste grens van het nirvana is, is ook

    de uiterste grens van de kringloop van dood en geboorte; er is zelfs

    niet het allerkleinste verschil tussen nirvana en de kringloop’ 

    Met de ontkenning van lijden, oorzaak, opheffing en achtledige weg wordt de

    eerste preek van Boeddha als het ware opnieuw geformuleerd vanuit het

    perspectief van de Leegte.29 De Boeddha leerde in de eerste preek het

    volgende:

    Dit, monniken, is de edele waarheid over het lijden: geboren worden is

    lijden; ouderom is lijden; ziekte is lijden; sterven is lijden; verbonden

    zijn met onplezierige dingen is lijden; gescheiden worden van

    plezierige dingen is lijden; wanneer men niet bereikt wat men verlangt,

    is dat lijden. In het kort gezegd: de vijf bundels van het grijpen zijn

    lijden. ...

    En dit, monniken, is de edele waarheid over de oorzaak van het lijden:

    namelijk dorst die verbonden is met wedergeboren worden, [dorst] die

    gepaard gaat met genot en hartstocht, [dorst] die dan eens hierin en

    dan eens daarin genoegen schept, namelijk de dorst naar genot, de

    dorst naar geboorte, de dorst naar macht.

    29 Conze 1988:114 suggereert dat het hele Hart Sutra is ‘planned out as a restatement

    of the four holy Truths’. En idem:122 stelt hij: ‘The Prajnaparamita doctrine

    represents the ‘second turning of the Wheel of the Dharma’. It brings out the deeper

    meaning of the original doctrine, which is re-interpreted in the light of the dominant

    idea of Emptiness. This must involve also the four holy Truths, and the Heart Sutra is

    designed as the dharmacakrapravartana-sutra of the new dispensation’. 

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    20/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 20

    En dit, monniken, is de edele waarheid over het onderdrukken [of

    tegenhouden] van het lijden, namelijk de volledige afkeer van en

    onderdrukking van diezelfde dorst, het verzaken ervan, het opgeven

    ervan, de bevrijding ervan, het niet eraan blijven vasthouden.

    Dit nu, monniken, is de edele waarheid betreffende het pad dat leidttot de onderdrukking van het lijden, namelijk deze edele achtledige

    weg, dat wil zeggen: juiste zienswijze, juiste aspiratie, juiste manier

    van spreken, juist gedrag, juiste manier van levensonderhoud, juiste

    inspanning, juiste meditatie, juiste concentratie.

    (Mahavagga I.6.14; Pali Text Society editie I.6.19-22)

    Wat houdt de achtledige weg precies in? Er zijn in de Pali canon diverse

     beknopte en uitgebreide beschrijvingen van te vinden. Het Mahasatipatthana

    Sutta uit de Digha Nikaya legt het als volgt uit: juiste zienswijze is het wetenomtrent de vier edele waarheden; juiste aspiratie betekent: opgeven van

     begeerte, opgeven van kwaadwilligheid, en het streven naar geweldloosheid.

     Juiste manier van spreken betekent: zich onthouden van leugens, achterklap,

    grove taal, en kletspraat. Juist gedrag betekent: niet doden van levende

    wezens, niet iets nemen wat men niet gekregen heeft, geen seksueel

    wangedrag. Juist levensonderhoud betekent: uitoefenen van een juist beroep.

     Juiste inspanning betekent: tegengaan bij zichzelf van onheilzame mentale

    factoren en het bevorderen van heilzame factoren. Juiste meditatie impliceert

    onder meer een grondige analyse van de vijf bundels van de persoon, terwijl

     juiste concentratie onder meer betekent het bereiken van de vier

    meditatietoestanden, (dhyana’s): (1) een toestand van nadenken gepaard

    gaande met vreugde en geluk; (2) een toestand vrij van nadenken maar

    gepaard gaande met vreugde en geluk; (3) een toestand waarin vreugde

    ophoudt maar men nog verwijlt in gelijkmoedigheid, aandacht en lichamelijk

    geluk; (4) een toestand waarin geluk en lijden zijn opgehouden en men

    verwijlt in zuivere gelijkmoedigheid en aandacht.30 

    Met de laatste twee ontkenningen in het Hart Sutra, namelijk ‘geen kennen,

    geen bereiken’, zijn we bij een van de fundamentele leerstellingen van het

    mahayana aangeland. Er is geen hoger kennen dat verschilt van het

    alledaagse bewustzijn en het alledaagse kennen van de wereld van

    voortdurend sterven en wedergeboren worden. Derhalve is er geen bereiken

    van iets, omdat het streven van een Ontwakingswezen niet een proces

    inhoudt van onvolmaaktheid naar volmaaktheid. Bereiken slaat hier op de

     beginnende loopbaan van een Ontwakingswezen (bodhisattva).

    30 Zie: de Breet en Janssen 2007:213-215. De uitgebreidere beschrijvingen van de

    elementen van de achtledige weg treft men aan in hetzelfde boek:223-269.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    21/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 21

    Oefening van de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht

    (VI)Omdat er geen bereiken is, verblijft men zonder belemmeringen in het

    bewustzijn, terwijl men steunt op de volmaaktheid van het onderscheidend

    inzicht van een Ontwakingswezen. Vanwege de afwezigheid van

    belemmeringen in het bewustzijn is men vrij van vrees, komt mendwalingen (viparyasa) te boven, en heeft men de uitdoving (nirvana) als

    onwankelbare toestand bereikt.

    Deze passage trekt de uiterste consequentie uit de leer van het niet-bereiken

    van iets. In de sutra’s over de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht

    wordt vaak benadrukt dat de Ontwakingswezens de weg van de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht pas waarlijk bewandelen als ze

    zich niet in iets oefenen. In de Achtduizend vinden we onder meer:

    Een Ontwakingswezen, een groot wezen, dat bezig is zich te oefenen

    [in de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht], oefent zich in

    geen enkel ding (dharma).

    (Ashta-sahasrika, Vaidya:8.5)

    Evenzo is het bereiken van iets, bijvoorbeeld van een transcendente toestand,

    niet het doel van een Ontwakingswezen. Een Ontwakingswezen dat de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht beoefent, moet die beoefenen

    alsof hij haar niet beoefent. Bereiken is het gevolg van een proces, een gaan

    van een punt naar een ander punt. In de beoefening van de volmaaktheid van

    het onderscheidend inzicht is er geen beweging van één punt naar het andere.

    Want al het grijpen naar iets, of het bereiken van een doel, is het grijpen naar

    een ding of naar de negatie van een ding.

    De beoefening van de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht

    probeert het Ontwakingswezen uit deze dualiteiten te halen. Non-dualiteit,

    advaya , is een oude aanduiding van het Absolute die al in de Achtduizend

    voorkomt:

    De waarheid van de Zo-gegane en de waarheid van alle dingen is één

    en dezelfde waarheid, zonder dualiteit en zonder tweedelingen, ze is

    de waarheid van de non-dualiteit (advaya). Ze is een waarheid die

    nergens is, nergens vandaan komt, en nergens toe behoort. Omdat

    deze waarheid nergens toe behoort, daarom is deze waarheid zonder

    dualiteit en zonder tweedelingen, ze is de waarheid van de non-

    dualiteit.

    (Ashta-sahasrika, Vaidya:153.26-29)

    Volgens het Hart Sutra moet men zich baseren op de volmaaktheid van hetonderscheidend inzicht die nu juist niet streeft naar iets. Vandaar dat er ‘geen

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    22/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 22

     bereiken is’. Door het niet-bereiken van iets wordt het bewustzijn (citta) vrij

    van belemmeringen of omhullingen (avarana). Volgens Dharmasangraha 115,

    een oud Sanskriet compendium van boeddhistische terminologie, zijn er twee

    soorten belemmeringen: belemmeringen bestaande in morele fouten, en

     belemmeringen bestaande in intellectuele fouten of denkfouten (mahayanaSutra-Samgraha Part I:338.14).

    Door vrij te zijn van deze belemmeringen, door hun afwezigheid,

    wordt men vrij van angsten. Dat men niet bang moet zijn voor de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht, verwijst naar de grote sutra’s

    waarin vaak gezegd wordt dat Ontwakingswezens geen angst moeten hebben

    voor deze inzichten.31 Zonder angst moet het Ontwakingswezen de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht beoefenen. In de

    Zevenhonderd (de Sapta-shatika) roept het Ontwakingswezen Manjushri het

    volgende uit:

    Heer, die Ontwakingswezens die naar deze uitleg van de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht luisteren, moet men als

    Ontwaakten (Boeddha’s) beschouwen, omdat zij zich ijverig op [de

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht] zullen toeleggen, niet

     bang ervoor zullen worden, geen angst ervoor zullen hebben, niet in

    vrees ervoor zullen geraken. Waarom? ‘Ontwaakte’ is de aanduiding

    van het niet-ontstaan, maar dan gezien vanuit het standpunt van

    hoogste waarheid.

    (Sapta-shatika, Vaidya, Mahayana-Sutra-Samgraha Part I:345.21-23)

    In deze passage wordt het Ontwakingswezen dat de volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht beoefent, zelfs gelijkgesteld aan het Absolute, de

    Boeddha zelf. De Boeddha is het Absolute, het ‘niet-ontstaan’.32 Als het

    Ontwakingswezen zonder angst dit hoogste inzicht beoefent is hij de

    Boeddha zelf vanwege zijn oefenen van het ‘niet-ontstaan’.

    In de Pali canon verstaat men onder dwalingen (viparyasa) verkeerde

    waarnemingen, verkeerde gedachten, en verkeerde zienswijzen.33 

    Volledige ontwaking door inzicht

    (VII)Steunend op de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht, zijn

    alle Ontwaakten (Boeddha’s) in verleden, heden en toekomst ontwaakt tot

    de allerhoogste volmaakte ontwaking (anuttara-samyak-sambodhi).

    31 Zie ook Diamant Sutra 14d en de noot daarbij.32 Vergelijk ook Gaudapada 4.3-23, 57, 71.33 Zie het Pali woordenboek van Rhys Davids onder het lemma vipallasa.

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    23/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra, pag 23

    Deze passage verduidelijkt het belang van de volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht. Niet alleen is ze de heilzame oefening voor

    Ontwakingswezens die ernaar streven volledig Ontwaakten te worden. Ze is

    de oorsprong van de Ontwaking, het Boeddhaschap, zelf. Dit is altijd zo

    geweest en zal altijd zo zijn. De beoefening van de volmaaktheid van hetonderscheidend inzicht leidt tot het einddoel van elk boeddhistisch streven:

    de allerhoogste volmaakte ontwaking. Maar deze is geen ding dat men kan

     bereiken. In de eerder geciteerde Zevenhonderd zegt de Boeddha:

    Ontwaking (bodhi) kan door niemand [of: door niets] bewust gemaakt

    worden, noch kan men ertoe ontwaken, noch is de ontwaking gezien,

    noch gehoord, noch is er door iemand de aandacht op gericht, de

    [ontwaking] is niet voortgebracht, is niet vernietigd, niet aangeduid,

    niet onderwezen. ... En die ontwaking is geen ding en geen niet-ding.Waarom? Door die ontwaking is men tot geen enkel iets ontwaakt,

    noch is de ontwaking ontwaakt tot ontwaking.

    (Sapta-shatika, Vaidya, Mahayana-Sutra-Samgraha Part I:347.17-20)

    Ook in Diamant Sutra 22 vinden we iets dergelijks:

    Wat denk je, Subhuti?; het is toch zo dat er een ding (dharma) is

    waartoe de Zo-gegane ontwaakt is als de allerhoogste (anuttara)

    volmaakte (samyak) ontwaking (sambodhi)?’ Hij zei: ‘Heer, er bestaat

    geen ding (dharma) waartoe de Zo-gegane ontwaakt is als de

    allerhoogste volmaakte ontwaking.’ De Heer zei: ‘Zo is het, Subhuti. Zo

    is het. Zelfs het allerkleinste (anu) ding (dharma) wordt daarin niet

    gevonden, noch waargenomen. Daarom wordt het de “allerhoogste

    volmaakte ontwaking” genoemd. 

    Men herkent in deze raadselachtige en tegenstrijdige uitspraken de

    onmogelijkheid om het Absolute onder woorden te brengen. Vandaar dat de

    Boeddha nooit ontwaakt is tot enig ding dat men allerhoogste volmaakte

    ontwaking zou kunnen noemen.

    Het Hart Sutra brengt dit niet in taal uit te drukken heil van de

    ontwaking ook binnen de sfeer van devotionele praktijk. En beveelt daarom

    het gebruik van een meditatiespreuk aan.

    Volmaaktheid van het onderscheidend inzicht als meditatiespreuk

    (VIII)Daarom moet men dit weten: de volmaaktheid van het

    onderscheidend inzicht is een grote spreuk (mantra), een spreuk van groot

    weten, de allerhoogste spreuk, de spreuk die gelijk is aan het

    onvergelijkelijke, het tot rust komen van alle lijden; waarheid omdat ergeen bedrog in is; de spreuk die in de volmaaktheid van het

  • 8/17/2019 Hart Sutra Versie 19f

    24/24

    (versie 19f) Vertaling van Bijlert Hart Sutra pag 24

    onderscheidend inzicht is uitgesproken, namelijk: gate gate paragate

     parasamgate bodhi svaha (gegaan, gegaan, gegaan naar de overzijde, geheel

    gegaan naar de overzijde, ontwaak!34, wees geprezen!).

    Einde van het Hart van de Volmaaktheid van het Onderscheidend Inzicht.

    De volmaaktheid van het onderscheidend inzicht heet nu een spreuk, mantra.

    Het lijkt of de spreuk de buitengewone eigenschappen van een Boeddha

     belichaamt en in sommige opzichten dezelfde is als nirvana. Het tot rust

    komen van alle lijden zegt men van het nirvana. Het hebben van grote kennis

    is een epitheton van de Boeddha. De spreuk zelf lijkt in aanroepende wijs

    vrouwelijk enkelvoud de volmaaktheid van het onderscheidend inzicht als

    een Godin toe te spreken. Het laatste woord ‘wees geprezen’ (svaha) kent men

    ook uit de hindoe rituelen waarbij in het offervuur iets gegoten wordt vooreen bepaalde Godheid. Men zegt dan: ‘ aan die en die Godheid, svaha!’.

    Het langere Hart Sutra voegt hier nog het volgende aan toe:

    Aldus, Shariputra, moet een Ontwakingswezen zich oefenen in de

    loopbaan in de diepe volmaaktheid van het onderscheidend inzicht.’

    En vervolgens kwam de Heer uit de concentratie en gaf zijn

    goedkeuring aan de edele Avalokiteshvara, het Ontwakingswezen, het

    grote wezen: ‘Goed zo, goed zo, zoon van goede familie! Zo is het,

    zoon van goede familie! Zo moet de loopbaan in de diepe

    volmaaktheid van het onderscheidend inzicht gevolgd worden. Zoals

     jij het hebt uitgelegd, zijn de Zo-geganen, de Waardigen, het ermee

    eens.’ 

    Zo sprak de Heer. Vol vreugde prezen de eerwaarde Shariputra, de

    edele Avalokiteshvara, het Ontwakingswezen, het grote wezen; en de

    monniken; en de Ontwakingswezens, de grote wezens; en die gehele

    gemeenschap; en de wereld van goden, mensen, demonen, Garuda’s,

    en Gandharva’s hetgeen de Heer gezegd had. 

    34 Ik dank de vertaling van bodhi als gebiedende wijs van het Sanskriet werkwoord

    budh , ‘ontwaken’ of ‘begrijpen’, aan de oplettendheid van de heer Herman Koemans.