91
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2010 2011 Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen Koen Van Huffel onder leiding van Prof. dr. Maggie Geuens

Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2010 – 2011

Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen.

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Koen Van Huffel

onder leiding van

Prof. dr. Maggie Geuens

Page 2: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn
Page 3: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

ACADEMIEJAAR 2010 – 2011

Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen.

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van

Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen

Koen Van Huffel

onder leiding van

Prof. dr. Maggie Geuens

Page 4: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

PERMISSION

Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of

gereproduceerd worden, mits bronvermelding.

Koen Van Huffel

Page 5: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

I

Woord vooraf

Graag zou ik een aantal mensen willen bedanken die er toe bijgedragen hebben deze

masterproef tot stand te laten komen.

Eerst en vooral een dankwoord gericht aan mijn promotor Prof. dr. Maggie Geuens om mij de

kans te geven mijn masterproef dit jaar te mogen uitvoeren. Mijn begeleidster Tineke Faseur

verdient een speciaal woord van dank. Haar advies en begeleiding doorheen het jaar waren

onontbeerlijk voor de vorming van deze masterproef.

Verder wil ik ook iedereen bedanken die mij op enthousiaste wijze geholpen heeft om genoeg

respondenten in te zamelen. In totaal werden er maar liefst meer dan 800 bereidwillige

personen gevonden. Ik bedank ook mr. Hofman voor zijn spontane bereidwilligheid om de

werking van de vzw Poverello te verklaren en voor de rondleiding die ik er kreeg.

Mijn vrienden rondom mij verdienen ook een vermelding voor hun steun waarop ik steeds kon

rekenen. In het bijzonder denk ik dan aan Kristof en Annelies die het werk nagelezen hebben en

me geholpen hebben bij de opmaak. Ook wil ik mijn ‘bibliotheekgezellen’ Stefanie en Rona, met

wie ik ettelijke uren samen doorgebracht heb de voorbije maanden, niet vergeten vermelden.

Ten slotte wil ik ook mijn familie en vooral dan mijn ouders bedanken die mij de kans gegeven

hebben om mijn studies tot een goed eind te brengen. Het is leuk om te weten dat je een vader

en moeder hebt die voor de volle 100% achter jou staan.

Page 6: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

II

Inhoudsopgave

Woord vooraf ............................................................................................................................... I

Inhoudsopgave ................................................................................................................................ II

Gebruikte afkortingen ................................................................................................................. V

Lijst van tabellen......................................................................................................................... VI

Lijst van figuren ......................................................................................................................... VII

Algemene inleiding ...................................................................................................................... 1

DEEL 1: Literatuurstudie .................................................................................................................. 3

1. Tijd versus geld ..................................................................................................................... 3

1.1 De uitwisselbaarheid van geld en tijd. .............................................................................. 3

1.2 Nuancering van de uitwisselbaarheid van geld en tijd ..................................................... 3

2. Time-ask effect ..................................................................................................................... 5

3. Motivaties die aanzetten tot donatiegedrag ....................................................................... 7

3.1 Het zuivere altruïsme ....................................................................................................... 7

3.2 Het onzuivere altruïsme .................................................................................................... 7

3.2.1 Warm glow .............................................................................................................................. 8

3.2.2 Sociale erkenning .................................................................................................................... 9

3. Status ...................................................................................................................................... 9

4. Signaling ............................................................................................................................. 11

5. Opzichtige consumptie ....................................................................................................... 12

5.1 Welvaart signaleren ........................................................................................................ 12

5.2 Prosociaal gedrag signaleren ........................................................................................... 13

6. Hypothesevorming ............................................................................................................. 14

6.1 Populatiespecificatie ....................................................................................................... 14

6.2 Hypothesen ..................................................................................................................... 14

Deel 2: Praktijkonderzoek ............................................................................................................. 17

1. Korte beschrijving van het onderzoek................................................................................... 17

2. Relevantie van het onderzoek ............................................................................................... 17

3. Studie 1 .................................................................................................................................. 18

4. Studie 2 .................................................................................................................................. 18

4.1 Inleiding ........................................................................................................................... 18

Page 7: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

III

4.2 Steekproef ....................................................................................................................... 19

4.3 Procedure en meetinstrumenten.................................................................................... 19

4.4 Resultaten ....................................................................................................................... 21

4.4.1 Dataverificatie ....................................................................................................................... 21

4.4.2 Betrouwbaarheidsanalyse ..................................................................................................... 21

4.4.2.1 Factoranalyse ................................................................................................................. 21

4.4.3 Testen van de status hypothese ............................................................................................ 23

4.5 Conclusies ............................................................................................................................ 23

5. Studie 3 .................................................................................................................................. 24

5.1 Inleiding ........................................................................................................................... 24

5.2 Methodologie .................................................................................................................. 24

5.2.1 Steekproef ............................................................................................................................. 25

5.2.2 Vragenlijst .............................................................................................................................. 26

5.2.2.1 Onafhankelijke variabele ................................................................................................ 26

5.2.2.2 Afhankelijke variabelen .................................................................................................. 26

5.2.2.3 Mediërende variabelen .................................................................................................. 27

5.3 Resultaten ....................................................................................................................... 27

5.3.1 Dataverificatie ....................................................................................................................... 27

5.3.2 Betrouwbaarheidsanalyse ..................................................................................................... 27

5.3.2.1 Statuseffect schaal ......................................................................................................... 28

5.3.2.2 Status concern schaal ..................................................................................................... 30

5.3.2.3 Andere schalen ............................................................................................................... 32

5.3.3 Testen van de hypothesen .................................................................................................... 32

5.3.3.1 Hypothese Time-ask effect ............................................................................................. 32

5.3.3.2 Mediatie van gevoelens van geluk bij gelddonatie ........................................................ 38

5.3.3.3 Hypothese Status effect ................................................................................................. 41

5.3.3.4 Statuseffect mediator bij gelddonatie ........................................................................... 42

5.3.3.5 Mediatie van gevoelens van geluk bij steunintentie ...................................................... 45

5.3.3.6 Mediatie van statuseffect bij steunintentie ................................................................... 46

5.3.5 Belang van status ................................................................................................................... 48

Deel 3: Conclusies - beperkingen en suggesties voor verder onderzoek ..................................... 52

Deel 4: Interview ........................................................................................................................... 57

Bibliografie ....................................................................................................................................... I

Page 8: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

IV

Andere bronnen ......................................................................................................................... VI

Deel 5: Bijlagen .............................................................................................................................. VII

Bijlage 1: Studie2 ....................................................................................................................... VII

Situatieschets 1: .................................................................................................................... VII

Situatieschets 2: .................................................................................................................... VII

Situatieschets 3: .................................................................................................................... VII

Bijlage 2: Status schaal ............................................................................................................. VIII

Bijlage 3: Studie 3 ..................................................................................................................... VIII

Vragenlijst ............................................................................................................................. VIII

Page 9: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

V

Gebruikte afkortingen

CST: costly signaling theory

CDB: Conspicous Donation Behaviour’

OV: Onafhankelijke Variabele

AH: Afhankelijke Variabele

SD = Std.Afw. = standaardafwijking

Page 10: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

VI

Lijst van tabellen

Tabel 1: Waarde tijd versus geld ................................................................................................... 18

Tabel 2: Overzicht condities studie 2 ............................................................................................ 20

Tabel 3: Factoranalyse studie 2 - Component Matrix ................................................................... 22

Tabel 4: Post hoc test - Gemiddelden M van de status variabele ................................................ 23

Tabel 5: Overzicht condities studie 3 ............................................................................................ 25

Tabel 6: Communalities - Status effect ......................................................................................... 28

Tabel 7: Component matrix – Statuseffect ................................................................................... 29

Tabel 8: Cronbach's Alpha studie 3 - Statuseffect ........................................................................ 30

Tabel 9: Component matrix - Status Concern ............................................................................... 31

Tabel 10: Cronbach's Alpha studie 3 - Statusconcern (Aanzien) .................................................. 32

Tabel 11: Time-ask effect - Gemiddelde gelddonatie ................................................................... 34

Tabel 12: Time-ask effect - Gemiddelde tijdsdonatie ................................................................... 34

Tabel 13: Time-ask effect - Gemiddelde gelddonatie per conditie (Boferroni post hoc) ............. 35

Tabel 14: Time-ask effect - Gemiddelde tijdsdonatie per conditie (Boferroni post hoc) ............. 35

Tabel 15: Time-ask effect - Gemiddelden: Attitude t.o.v. advertentie, Attitude t.o.v. organisatie,

Steunintentie, Gepercipieerde effectiviteit (per conditie) ........................................................... 36

Tabel 16: Time-ask effect – Gevoelens van geluk (Bonferroni post hoc) ..................................... 37

Tabel 17: Status effect - Post hoc (Bonferroni) ............................................................................. 42

Tabel 18: Gelddonatie - Adjusted R² mediators........................................................................... 44

Tabel 19: Steunintentie - Adjusted R² mediators ........................................................................ 47

Tabel 20: Belang van Status – Attitude t.o.v. advertentie en organisatie, Steunintentie,

Gepercipieerde effectiviteit .......................................................................................................... 48

Tabel 21: Gelddonatie voor mensen met laag belang aan status ................................................ 49

Tabel 22: Tijdsdonatie voor mensen met laag belang aan status ................................................ 49

Tabel 23: Gelddonatie voor mensen met veel belang aan status ................................................ 49

Tabel 24: Tijdsdonatie voor mensen met veel belang aan status ................................................ 50

Tabel 25: Post-hoc test (Bonferroni) – Laag belang aan status – Gelddonatie en Tijdsdonatie .. 50

Tabel 26: Pearson Chi² – Conditie en geslacht .............................................................................. 56

Page 11: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

VII

Lijst van figuren

Figuur 1: Time-ask effect ............................................................................................................... 5

Figuur 2: Mediator - Gevoelens van geluk .................................................................................... 39

Figuur 3: Sobel-test - Gevoelens van geluk ................................................................................... 41

Figuur 4: Mediator - Statuseffect .................................................................................................. 42

Figuur 5: Sobel-test – Statuseffect ................................................................................................ 44

Figuur 6: Sobel-test - Steunintentie - Gevoelens van geluk .......................................................... 46

Figuur 7: Sobel-test - Steunintentie - Statuseffect....................................................................... 47

Page 12: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

1

Algemene inleiding In deze masterproef willen we enkele mechanismen ontmaskeren die ervoor kunnen zorgen

dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen

we in staat zijn een antwoord te kunnen formuleren op de vraag wat de beste manier is voor

non-profit marketers om zoveel mogelijk studenten te overtuigen om hun geld of tijd te

doneren.

Onder meer marketinggoeroe Philip Kotler zag in de jaren ‘70 reeds in wat marketing binnen de

non-profit sector kon betekenen. Hij beschreef enkele strategieën voor non-profit organisaties

om marketing op een juiste wijze te implementeren (Kotler, 1979). De rol van marketing in de

liefdadigheidssector werd pijnlijk duidelijk in 2010 bij de overstromingsrampen in Pakistan.

Hulpverlening kwam toen maar moeizaam op gang ondanks het feit dat naar schatting 20

miljoen Pakistanen getroffen waren door de ramp. Dit staat in schril contrast met de

hulpverlening na de tsunamigolven eind 2004 in Sri Lanka, die wereldwijd kon rekenen op

massale steun. Nochtans was een groter gebied en meer mensen getroffen bij de

overstromingen in Pakistan dan bij de tsunamiramp van Sri Lanka in 2004 en de aardbevingen

van Haïti in 2010 tezamen (Polastro, Nagrah, Steen & Zafar, 2011). Toch bleek het werven van

fondsen geen succes en bleven grote inzamelingscampagnes uit. Van een benefietshow op tv

zoals bij de tsunamiramp was er geen sprake. Men zou de hulpverlening voor de

overstromingsramp in Pakistan kunnen aanschouwen als een minder aantrekkelijk project

waardoor grote inzamelcampagnes niet georganiseerd worden omdat ze niet rendabel genoeg

zijn. Vanuit een maatschappelijk oogpunt is dit volstrekt onethisch.

Desondanks blijkt doneren aan het goede doel populair in België. De economische crisis heeft

de liefdadigheid van de Belgen amper afgeremd, zo meldt De Morgen (“Belgen blijven goede

doelen steunen”, 2011, 05 mei). In het artikel is te lezen dat het onderzoeksbureau Ipsos meldt

dat in hun onderzoek 52% van de respondenten aangaf het voorbije jaar een gift te hebben

gedaan. Ook vonden ze dat jonge hooggeschoolden eerder gaan kiezen voor humanitaire

organisaties te steunen. De Belg in het algemeen zou het liefst doneren aan gezondheid en

medisch onderzoek.

Deze masterproef vertrok vanuit de veronderstelling dat mensen twee middelen tot hun

beschikking hebben om het goede doel te steunen. Ze kunnen enerzijds geld doneren en

anderzijds hebben ze de mogelijkheid om hun tijd ter beschikking te stellen in de vorm van

Page 13: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

2

vrijwilligerswerk.

De literatuurstudie begint met het beschrijven van theorieën rond de vergelijkbaarheid van

geld en tijd. Daarna wordt de theorie van het time-ask effect (Liu & Aaker, 2008) uitgelegd. Dit

is een eerste mechanisme dat zou leiden tot guller donatiegedrag. In het tweede deel van de

literatuurstudie bestuderen we de drijfveren die individuen kunnen bezitten om het goede doel

te steunen. We stappen hierbij af van het beeld van de ‘wilde weldoener’ die uit volledig

onbaatzuchtige motieven doneert. Het opofferen van eigen middelen (geld en tijd) zou

filantropisch gedrag zijn dat dient om status en erkenning van de donor te verhogen (Roberts,

1998). Het proces waarbij men zijn prosociaal gedrag ostentatief gaat signaleren wordt hierbij

besproken.

In een tweede deel wordt het praktijkonderzoek dat uitgevoerd werd besproken. In totaal

werden er drie onderzoeken gevoerd. Twee vooronderzoeken gingen een groot onderzoek

vooraf. Telkens wordt het donatiegedrag van studenten onderzocht. Meer bepaald ging men na

in welke mate een time-ask effect en de rol van status tot hogere donaties kan leiden. Hierna

worden de algemene conclusies besproken samen met de beperkingen van het onderzoek. Er

worden ook enkele suggesties gedaan naar verder onderzoek.

De masterproef wordt beëindigd met een gesprek met een persoon die actief is in de non-profit

sector. Aan deze persoon werden de bekomen resultaten voorgelegd.

Page 14: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

3

DEEL 1: Literatuurstudie

1. Tijd versus geld

‘Time is money.’ -Benjamin Franklin (1748)-

1.1 De uitwisselbaarheid van geld en tijd.

Bovenstaande uitspraak is alom bekend en wordt frequent gebruikt om de zaken wat sneller

vooruit te laten gaan. Ook bevat het een ethische boodschap, namelijk dat tijd verstandig

gespendeerd dient te worden. Vanuit een meer economisch perspectief stelt men dat tijd net

zoals geld iets waardevols is.

Tijd en geld worden binnen ‘de theorie van het menselijk kapitaal’ gezien als twee middelen

waarover individuen beschikken en die, doordat ze schaars zijn, samengaan met een belangrijk

beslissingproces. Beide factoren worden tegen elkaar afgewogen teneinde een bepaald doel te

bereiken. De waarde van iemands tijd kan worden uitgedrukt in monetaire termen, meer

bepaald als een opportuniteitskost. De waarde wordt dan ook vaak bepaald op basis van

iemands netto loon (Becker, 1965).

Tijd kan net zoals geld gespaard, gespendeerd en verspild worden. Bovendien bestaat het

concept dat tijd net zoals een consumptiegoed gekocht kan worden met geld. Dit toont aan dat

mensen de keuze hebben in het toewijzen van hun tijd aan verschillende activiteiten zoals

werk, vrije tijd, studeren, enz. Men is dus in staat om tijd toe te wijzen aan verschillende

activiteiten op een zodanige manier dat het nut gemaximaliseerd wordt. Dit alles komt overeen

met het allocatieproces van geld bij het consumeren (Graham, 1981).

1.2 Nuancering van de uitwisselbaarheid van geld en tijd

Zoals het wel vaker voorkomt gaat dit economisch model niet volledig op in de realiteit. Een

vergaande nuancering over de volledige uitwisselbaarheid van geld en tijd is op zijn plaats.

Binnen de wetenschap van de menselijke gedragingen gaat men ervan uit dat tijd en geld niet

Page 15: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

4

volledig gelijk zijn, er bestaan verschillen. Dit verschil zou een gevolg zijn van het flexibele

karakter van tijdswaardering. Het vraagstuk van het uitdrukken van tijd in geld werd

omschreven door Okada & Hoch (2004). Zij vonden dat de discrepantie in waardering tussen

geld en tijd te wijten zou zijn aan het bepalen van de respectievelijke opportuniteitskosten. Het

is namelijk zo dat men geld kan bewaren en dat het makkelijk beschikbaar is, wat ervoor zorgt

dat de waardering van de opportuniteitskosten relatief eenvoudig en consistent is in

verschillende contexten en op termijn. Daar staat tegenover dat tijd minder beschikbaar en

bovendien zeer vergankelijk is, wat betekent dat het moeilijker is om de waarde ervan te

bepalen en dat het meer afhangt van de context. Anders geformuleerd, de waardering van tijd

is flexibel (Okada & Hoch, 2004). Ook in de ‘prospect theory’ gaat men ervan uit dat de waarde

van tijd meer afhangt van contextuele factoren dan de waarde van geld. De waarde van tijd is

namelijk niet constant maar is afhankelijk van contextuele karakteristieken van de

beslissingssituatie (Leclerc, Schmitt & Dubé, 1995). Neem nu een treinrit als voorbeeld. De

kostprijs voor het ticket zal dag in dag uit ongeveer constant blijven, terwijl de tijd gespendeerd

gedurende de treinrit niet steeds als gelijk gepercipieerd zal worden. Bovendien is het rekenen

met geld vaak een routine-activiteit, terwijl dit voor tijd niet geldt. Mensen zijn meer getraind

om te denken in termen van monetaire transacties, ze worden aangeraden om steeds ‘waar

voor hun geld te krijgen’ (Soman, 2001).

Men kan hieruit besluiten dat het waarderingsproces van tijd in een monetaire waarde

verschillend is van persoon tot persoon. Dit is te wijten aan het ambigu karakter van tijd, het

varieert van situatie tot situatie (Okada & Hoch, 2004).

In het onderzoek van deze masterproef wordt ervan uit gegaan dat geld en tijd vergelijkbare

middelen zijn die gehanteerd worden teneinde een bepaald doel te bereiken. Meer bepaald,

wordt er bestudeerd hoe geld en tijd worden afgewogen ten opzichte van elkaar bij het

doneren aan een goed doel.

In de volgende paragraaf wordt er gesproken over het time-ask effect (Liu & Aaker, 2008).

Volgens dit effect zouden individuen uiteindelijk bereid zijn om meer te doneren wanneer ze

ertoe aangezet worden om eerst na te denken over het spenderen van hun tijd (versus het

denken over het spenderen van hun geld). Vervolgens wordt er nagegaan op welke wijze het

verlangen naar het verkrijgen van sociale erkenning (status) een invloed heeft op het

donatiegedrag van individuen. Meer bepaald bij het beslissingsproces van doneren van geld

versus tijd.

Page 16: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

5

2. Time-ask effect

Wanneer iemand gevraagd wordt om geld te doneren aan het goede doel zal deze persoon een

andere mindset gebruiken dan wanneer hij gevraagd wordt om tijd te doneren aan het goede

doel. De Oxford English Dictionary omschrijft een mindset als een vastgesteld geheel van

predisposities van de geest die reacties op stimuli regelt (http://www.oed.com). Anders gezegd,

met een mindset wordt de mentale houding of dispositie bedoeld die een individu zijn reactie

op of interpretatie van een situatie determineert. Bij het afwegen van geld versus tijd worden

twee verschillende mindsets gehanteerd. Deze twee verschillende mindsets beïnvloeden op

hun beurt de bereidheid om te doneren aan liefdadigheid op verschillende wijze. Enerzijds

wordt er bij het afwegen van gebruik van tijd een emotionele mindset geactiveerd (Carstensen,

Isaacowitz, & Charles, 1999; Van Boven & Loewenstein, 2003) terwijl anderzijds bij het afwegen

van het gebruik van geld meer gedacht wordt in termen van zijn economisch nut (Loewenstein,

Read & Baumeister, 2003; Vohs, Mead, & Goode, 2006). Met andere woorden, een individu zal

zich bij een tijdsvraag meer laten leiden door emoties dan bij een geldvraag waarbij men zijn

gedrag meer zal willen rationaliseren. Het time-ask model wordt schematisch voorgesteld in

figuur 1.

Figuur 1: Time-ask effect (Bron: Liu & Aaker, 2008) Liu & Aaker (2008) vonden dat door naar tijdsdonaties te vragen een emotionele mindset

geactiveerd wordt die op zijn beurt gerelateerd is aan gevoelens van emotioneel welzijn. Dit

komt doordat tijd steeds verbonden is met het beleven van een emotionele ervaring. Dit geldt

Page 17: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

6

zowel voor werkelijke als voor ingebeelde belevingen (Schwarz & Clore, 1996). Het denken over

het spenderen van tijd tijdens een activiteit zet aan tot gedrag dat gericht is op het verkrijgen

van positieve emoties (Pham, 1998). Hier staat tegenover dat bij het activeren van een

waardemaximaliserende mindset, mensen een ander doel nastreven. Zoals eerder gezegd is

geld een meer kwantificeerbare waarde, waarbij men denkt op een niet-ambigue wijze. Dit

heeft als gevolg dat men bij het denken over het doneren van geld waardemaximalisatie als

doel heeft (Vohs, Mead & Goode, 2006). Men gaat dus bij deze mindset het doneren minder

snel zien als een middel om positieve gevoelens van geluk te verkrijgen.

Samenvattend kan gesteld worden dat het verschil tussen de twee mindsets ervoor zorgt dat

doneren aan het goede doel anders geïnterpreteerd wordt. Enerzijds is men met een

emotionele mindset meer in staat om de gevolgen van doneren te zien in termen van

emotionele gevoelens, zoals persoonlijk geluk. Terwijl men anderzijds bij een geld-mindset

meer in termen van economisch nut denkt, wat minder gerelateerd is aan gevoelens van geluk

(Liu & Aaker, 2008).

Vertrekkend vanuit deze aannames toonden Liu & Aaker (2008) aan dat door een tijd

donatievraag te stellen alvorens een geld donatievraag te stellen de uiteindelijke donatie hoger

lag. Dit noemden ze het time-ask effect. Het bouwt verder op de assumptie dat de eerste

gedachten van een individu interfereren met het maken van verdere gedachten (Hoch, 1984).

Uit dit onderzoek van ‘priming’ van gedachten is er gebleken dat denken met monetaire en

economische concepten een negatieve invloed heeft op de bereidheid om zich prosociaal te

gedragen. Vohs, Mead & Goode (2006) vonden dat mensen die ‘geprimed’ zijn met het idee van

'geld’ minder hulp verzochten voor zichzelf en minder hulp aanboden aan anderen bij een

experimentele taak dan wanneer ze werden blootgesteld aan neutrale primes. Wanneer

individuen de mogelijkheid hadden, creëerden ze meer fysieke afstand tussen zichzelf en

anderen en hadden ze de voorkeur om alleen te zijn.

Dit is anders wanneer men ‘geprimed’ is met emoties, dan wordt liefdadigheid gezien als een

middel om zich gelukkig te voelen en zal een hogere donatie het gevolg zijn (Liu & Aaker 2008).

Om een inzicht te krijgen in het donatiegedrag van individuen is het aangewezen om

achterliggende invloeden bloot te leggen. Deze invloeden worden in volgende paragrafen

aandachtig bestudeerd.

Page 18: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

7

3. Motivaties die aanzetten tot donatiegedrag

3.1 Het zuivere altruïsme

Het is niet evident om mensen aan te zetten tot doneren. Mensen hebben er schijnbaar weinig

baat bij om een deel van hun middelen (tijd en geld) af te staan zonder daarvoor een

evenwaardige wederdienst te ontvangen. Het vrijwillig doneren aan anderen, die bovendien

vaak onbekend zijn, staat haaks op de ‘norm of reciprocity’ ofwel ‘de regel van wederkerigheid’

opgesteld door Gouldner (1960). Hij stelde dat wederkerigheid een algemene basisneiging is in

menselijke gedragingen. Het is een universele principiële component van morele codes. Het

kan teruggevonden worden in het grootste deel van de menselijke samenlevingen doorheen de

geschiedenis. De norm schrijft voor dat een persoon hen moet helpen die hem/haar geholpen

heeft in het verleden. Deze regel lijkt niet op te gaan bij liefdadigheid. De ontvanger is meestal

niet in staat om de donor een wederdienst te bewijzen en er wordt ook niet van hem/haar

verwacht dat hij/zij dit zou doen. Bij liefdadigheid helpen individuen anderen ten koste van

zichzelf.

Dit gedrag wordt omschreven als altruïstisch. Volgens Leeds (1963) bestaat een altruïstische

daad uit drie elementen. Ten eerste moet het vrijwillig zijn. Als tweede voorwaarde geldt dat

altruïstisch gedrag voordeel moet verschaffen aan de ontvanger. Ten derde is de altruïstische

daad een doel op zich, het is niet gericht op persoonlijk voordeel. Een handeling wordt pas als

zuiver altruïstisch gezien wanneer de handeling voordeel geeft aan de ontvanger zonder dat de

donor een onmiddellijk of toekomstig voordeel ontvangt voor zichzelf. Over dit laatste punt is

er reeds veel geschreven in de literatuur. Men is afgestapt van het idee dat individuen uit

volledig onbaatzuchtige gronden geld of tijd doneren aan het goede doel.

3.2 Het onzuivere altruïsme

Zuivere altruïstische motieven bij liefdadigheid worden gezien als een zeer zeldzaam fenomeen

(Andreoni, 1989). Er is namelijk gebleken dat mensen voordeel kunnen halen voor zichzelf

wanneer men aan liefdadigheid doet. Men bekijkt het niet meer vanuit het idee van

zelfopoffering maar eerder vanuit een ‘zelfpresentatie perspectief’. Hierbij is er niet langer

Page 19: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

8

sprake van een ‘one way flow of recources’ (Schwartz, 1970). De donor krijgt iets terug voor zijn

donatie. In dit opzicht kan zich genereus gedragen omgevormd worden tot iets strategisch.

Individuen worden beloond wanneer ze samen werken want ze worden gezien als een

waardevol lid van de gemeenschap (Nowak & Sigmund, 1998). Mensen kunnen gedreven

worden door een verlangen om prestige, respect, vriendschap en andere sociale en

psychologische voordelen in te winnen (Olson, 1965). Moderne liefdadigheid gaat volgens West

(2004) meer over ‘feeling good’ dan ‘doing good’. Dit noemt hij ‘conspicuous compassion’. Het

tonen van compassie met anderen is een manier om het beeld van zichzelf te verhogen in de

ogen van anderen.

Andreoni (1989) omschrijft het als een onzuiver altruïsme. Een onzuivere altruïst onderscheidt

zich van een zuivere doordat zijn gedrag beïnvloed is door het verlangen naar het behalen van

populariteit of waardering. Hij vindt het belangrijk wat iemand anders denkt over hem/haar,

terwijl een zuiver altruïstisch persoon het uitsluitend belangrijk vindt hoe de tegenpartij zich

voelt. Er worden twee belangrijke motieven bij de onzuivere altruïst onderscheiden. Het eerste

motief heeft betrekking op de eigenwaarde van de donor. Dit wordt omschreven door de term

‘warm glow’. Het tweede motief heeft te maken met de sociale erkenning van anderen die men

ontvangt wanneer men doneert.

3.2.1 Warm glow

Doneren aan een goed doel kan een leuk gevoel geven. Hierbij heeft het prettige gevoel

betrekking op de daad van het geven op zich, en niet op de hulp die de ontvanger geniet door

de donatie. De persoon die doneert ervaart een voordeel bij het doneren van eigen middelen

aan anderen. Het nut komt eerder voort uit de interne emoties die ze ervaren bij het geven zelf

en niet in de voordelen die ze opleveren bij de ontvanger (Andreoni, 1989). Anders gezegd, een

persoon kan gedreven worden door het gelukzalig gevoel dat hij verkrijgt bij het doneren. Zoals

hierboven aangehaald is dit geen zuiver altruïstisch motief. Bovendien is er ook aangetoond dat

het voorkomt dat mensen doneren om negatieve gevoelens weg te werken. Dit komt voort uit

schuldgevoelens die kunnen optreden bij het zien van leed van anderen (Basil, Ridgway & Basil,

2006).

Page 20: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

9

3.2.2 Sociale erkenning

Naast warm glow is de sociale erkenning, oftewel het aanzien dat men kan verkrijgen, een

aanzet tot doneren. Becker (1974) vond in zijn studie dat mensen die doneren geprikkeld

worden door een verlangen om sociaal aanzien te verwerven bij anderen. Dit verlangen wordt

in de eerste plaats gestimuleerd door de aanwezigheid van anderen (Schroeder, Penner,

Dovidio & Piliavin, 1995). Cialdini, Brown, Lewis, Luce & Neuberg (1997) stelden vast dat het

helpen van anderen vooral gericht is op zichzelf en verre van onbaatzuchtig is.

Al deze bevindingen schetsen een ander beeld van de vrijgevige donor. Iemand die doneert is

niet per definitie een zuiver altruïstisch persoon die het belangrijk vindt dat iemand beter

wordt aan de hand van zijn donaties. Het is evengoed mogelijk dat een persoon gedreven

wordt door het verlangen naar populariteit en waardering dat men kan verkrijgen bij anderen.

Individuen blijken bezorgd te zijn met hun reputatie bij anderen. Dit heeft betrekking op

populariteit, waardering en respect en wordt samengebracht onder de noemer: status.

3. Status

Altruïstisch zijn wordt meestal gezien als ‘goed’, en gierig of egoïstisch zijn niet. Het opofferen

van eigen middelen (geld en tijd) is filantropisch gedrag dat dient om de status en erkenning

van de donor te verhogen (Roberts, 1998). Prosociaal gedrag kan dus een middel zijn om

mensen te laten zien dan men ‘goed’ is. In verscheidene veld- en laboratoriumexperimenten is

gebleken dat individuen zich genereuzer en meer prosociaal gaan gedragen in meer publieke

omgevingen dan in private sferen. Dit doen ze omdat ze een wens hebben om sociaal aanzien

te verwerven. Dit kunnen ze bereiken door zich prosociaal te gedragen (Andreoni & Petrie,

2004).

George Bernard Shaw, een Ierse vrijdenker omschreef het in het jaar 1896 als volgt:

‘‘...a millionaire does not really care whether his money does good or not, provided he finds his

conscience eased and his social status improved by giving it away...’’

Page 21: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

10

Dit illustreert hoe personen, die goede doelen steunen, hun status en reputatie verhoogd zien

binnen hun sociale groep. De duidelijke korte termijn kosten leveren hen een voordelen op

lange termijn op (Wedekind & Braithwaite, 2002). Hong & Bohnet (2007) suggereren dat

wanneer individuen gedrag vertonen dat als altruïstisch gepercipieerd wordt ze hiermee hun

superioriteit kunnen demonstreren. Ze tonen hiermee hun hoge status en ondertussen

verstevigen ze deze.

Opdat de donor aanzien zou verkrijgen is het noodzakelijk dat zijn goede daad opgemerkt

wordt. Door het zichtbaar maken van zijn donatie kunnen anderen oordelen over zijn gedrag en

kan dit leiden tot meer aanzien. Een filantropische daad dat in publiek zichtbaar is kan

belangrijke kenmerken van een persoon signaleren. Het kan signaleren dat een individu een

prosociale persoonlijkheid bezit omdat hij bereid is om zijn eigen middelen te gebruiken om

anderen te helpen in plaats van zichzelf. Dit suggereert dat deze persoon een vriendelijke,

sympathische en hulpvaardige ingesteldheid heeft (Miller, 2007).

Voor een individu dat bij het doneren aan het goede doel gedreven wordt door het verlangen

naar sociale erkenning zal het belangrijk zijn dat zijn donatiegedrag opgemerkt wordt en gezien

wordt als genereus. Het is aangetoond dat door een stijging van de zichtbaarheid van donaties,

en de daarmee gepaarde daling van de anonimiteit van de donor, de medewerking zal stijgen

van individuen bij sociale dilemma’s (Haley & Fessler, 2005). Daar staat tegenover dat wanneer

de anonimiteit van de donor hoog is er meer egoïstisch gedrag gezien wordt. (Forsythe,

Horowitz, Savin, & Sefton 1994). Glazer & Konrad (1996) vonden dat een mens meer bereid is

om te doneren wanneer het meer waarschijnlijk is dat de liefdadigheidsorganisatie in staat is

om het doneren publiek te maken. Deze bereidheid wordt versterkt wanneer het signaleren

betrekking heeft op een groter publiek. Dit kan verklaren waarom vele

liefdadigheidsinstellingen individuele donaties expliciet zichtbaar maken voor anderen. Dit

doen ze door bijvoorbeeld donorlijsten te publiceren, concerten te organiseren, enz. Het is dan

ook niet verwonderlijk dat in de praktijk anonimiteit bij gelddonaties heel zeldzaam blijkt te zijn

(Glazer & Konrad, 1996). Bernhem (1994) schreef in zijn theorie over conformiteit dat status

afhangt van publieke percepties over gedrag. Hij bedoelt hiermee dat status niet direct afhangt

van het gedrag op zich maar van hoe mensen over het gedrag denken. Neem nu generositeit als

voorbeeld. Genereuze mensen worden doorgaans hoog ingeschat door de maatschappij. Maar

Page 22: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

11

iemand kan niet zomaar als genereus gezien worden, het moet afgeleid worden van zijn gedrag

en wat mensen denken van dit gedrag. De persoon die gezien wil worden als genereus zal

steeds in de eerste plaats gedrag moeten vertonen dat door anderen beoordeeld wordt als

genereus. De ‘costly signaling theorie’ omschrijft het proces waarbij individuen hun

inspanningen voor het goede doel willen etaleren met oog op het behalen van sociale

erkenning.

4. Signaling

Volgens de CST (costly signaling theory) is generositeit een middel waardoor individuen sociale

erkenning en een voorkeursbehandeling kunnen verkrijgen in hun sociale groep. Dit levert hen

voordelen op lange termijn op. Het kostelijk signaleren van zijn generositeit is een strategie met

als doel het behalen van een meer positieve reputatie (Gurven, M., Allen-Arave, W., Hill, K., &

Hurtado, M., 2000). Er moet aan enkele voorwaarden voldaan worden vooraleer gedrag als

kostelijk bestempeld wordt (Smith & Bird, 2000). In de eerste plaats moet het kostelijk zijn voor

de signaalgever in termen van economische middelen, tijd, energie, risico of een ander

betekenisvol middel waarbij het voorkomt dat hoe kostelijker het gedrag is, hoe

waarschijnlijker het is dat het een eerlijke indicator is. Anders gezegd, een gedrag wordt pas

echt als kostelijk gezien wanneer het een duidelijke, ontegensprekelijke investering betekent

voor de uitvoerder. Ten tweede moet het om gedrag gaan dat makkelijk zichtbaar en

waarneembaar is voor anderen. Als laatste voorwaarde geldt dat het gedrag, doordat het

zichtbaar is, de kansen moet verhogen van de signaalgever om meer voordelen zoals sociale

erkenning te ontvangen in zijn sociale omgeving. De CST is gerelateerd aan het ‘handicap

principe’ dat zijn oorsprong vindt in de biologie (Miller, 1998). In deze theorie suggereert men

dat individuen gedragingen uitvoeren die voor hen kostelijk zijn (bv. grote geldbedragen,

energie, risico’s of tijd) omdat ze op deze wijze informatie kunnen signaleren over zichzelf (Bird

& Smith, 2005; MacAndrew, 2002). Men maakt hierbij een vergelijking met de staart van een

pauw. Een mooie, lange staart is kostelijk voor de pauw omdat het veel energie en middelen

kost. Maar anderzijds zorgt een mooie staart voor een verhoging van status bij

medesoortgenoten. Het demonstreren van status kan men ook terugvinden in

consumptiegedrag. Dit wordt omschreven door de term opzichtige consumptie, wat hieronder

Page 23: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

12

uiteengezet wordt. Hierbij benaderen we het principe van opzichtige consumptie vanuit een

liefdadigheidsinvalshoek.

5. Opzichtige consumptie

De fundamenten van de opzichtige consumptie theorie zijn terug te vinden bij Veblen (1899). In

zijn theorie over opzichtige consumptie spreekt hij over het opzichtig consumeren van

goederen om de sociale status van iemand te verhogen. Het verwerven en vertonen van dure

zaken zijn middelen om welvaart te suggereren en/of aandacht te trekken naar iemands

welvaart.

5.1 Welvaart signaleren

Hedendaagse theorieën gebruiken Veblen (1899) als basis om donatie gedrag te kunnen

verklaren. Ze gaan er van uit dat niet enkel luxegoederen gebruikt worden om welvaart te

signaleren. Ook door opzichtig te doneren aan liefdadigheid kan men zijn status verhogen. Net

zoals bij luxegoederen is er bij grootmoedigheid een vorm van sociale competitie waarbij de

meest genereuze, zelfopofferende, overdadige individuen het meeste prestige verwerven (Bird

& Smith, 2005). Bij opzichtige consumptie is het niet noodzakelijk om grote bedragen te

schenken om zo het eigen aanzien te verhogen. Ook minder kapitaalkrachtige individuen

kunnen bijvoorbeeld publiekelijk aan vrijwilligerswerk doen, bloed doneren, of ingaan om

bedragen te doneren in een drukke winkelstraat. Dit zijn allemaal voorbeelden van publiekelijk

zichtbaar prosociaal gedrag (Roberts, 1998).

Frank (1985a),(1985b) wijst op enkele serieuze inefficiënties die kunnen voorkomen bij het

opzichtig consumeren van luxegoederen in de zoektocht naar sociale status. Men haalt als

voorbeeld aan dat opzichtige consumptie van luxe goederen vlugger verworpen wordt door

sociale normen dan donaties aan liefdadigheid. Met andere woorden, iemand die overdadig en

opzichtig aan liefdadigheid doet zal minder snel afgekeurd worden door zijn omgeving dan

wanneer het gaat om luxegoederen. Door het bestaan van deze inefficiënties blijkt men

minder gevaar te lopen bij het doneren aan een goed doel t.o.v. het consumeren van

luxegoederen wanneer statusverhoging het doel is (Glazer & Konrad, 1996). Bovendien is

Page 24: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

13

publieke filantropie niet enkel een middel om welvaart te signaleren, het is ook een manier om

prosociale persoonlijkheidskenmerken aan te geven (Penner & Finkelstein, 1998).

5.2 Prosociaal gedrag signaleren

Uit het bovenstaande blijkt dat door welvaart te suggereren men zijn status kan verhogen.

Status staat in verbinding met welvaart. In de literatuur vindt men tevens genoeg bewijs dat

status verhoogd kan worden door te tonen dat men inzit met het lot van anderen. Doneren zou

als gevolg hebben dat men als een goed mens gezien wordt waarvoor men erkenning en

respect heeft.

Door opzichtig te tonen dat men gedoneerd heeft aan een goed doel, en men dus wil aantonen

dat men een onbaatzuchtige persoonlijkheid bezit, willen individuen hun sociale status

verhogen. Dit gedrag wordt omschreven met de term ‘Conspicous Donation Behaviour’ (Grace,

2009).

“CDB is 'the act of donating to charitable causes via the visible display of charitable

merchandise or the public recognition of the donation'.”

Hierbij zijn ‘zichtbaar tonen en ‘publieke erkenning’ de belangrijkste termen. Door het

ostentatief tonen d.m.v. het consumeren van merchandise wil men tonen dat men inzit met het

lot van medemensen in moeilijke situaties. Dit doet men met als doel voor zichzelf sociale

erkenning in te winnen. Dit noemt men opzichtige compassie en komt voor in vele vormen

(Grace & Griffin, 2006). Het is een individuele blijk van steun aan goede doelen die door middel

van de aankoop van goederen openlijk wordt weergegeven.

Het aankopen en dragen van empathie ‘ribbons’ en dergelijke zijn hier een voorbeeld van. Via

het promoten en verkopen van tastbare merchandise slagen liefdadigheidsorganisaties erin om

ontastbare voordelen zoals sociale erkenning te verkopen. Door in het bezit te zijn van deze

merchandise behoort men tot een groep van mensen die gedoneerd heeft en waarvan men kan

denken dat ze genereus zijn. Het lijkt erop dat vele liefdadigheidsorganisaties erin slagen om

ontastbare broederschap te verkopen via tastbare merchandise. Nochtans is het in principe

Page 25: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

14

moeilijker om ontastbare ‘broederschap’ te verkopen dan tastbare zaken zoals bijvoorbeeld

kledij (Rothschild, 1979).

In de volgende paragraaf gaan we over tot de hypothesevorming op basis van bovenstaande

literatuurstudie.

6. Hypothesevorming

Op basis van voorgaande literatuurstudie worden enkele hypothesen gevormd. Maar eerst en

vooral wordt de populatie die onderzocht wordt gespecificeerd.

6.1 Populatiespecificatie

Het onderzoek wordt enkel gevoerd bij studenten. Studenten vormen een min of meer

heterogene groep. We veronderstellen dat ze in zeker mate over hetzelfde budget en

hoeveelheid tijd beschikken. Het onderzoek gaat er dus van uit dat er geen indeling qua

beschikbaar budget en tijd noodzakelijk is bij studenten. Dit zou anders zijn in het geval van

bijvoorbeeld volwassenen waarbij er grote inkomensverschillen bestaan.

6.2 Hypothesen

Op basis van het time-ask effect (Liu & Aaker, 2008) werd een eerste hypothese opgesteld. We

verwachten dat er verschillen gaan optreden in het hulpgedrag van individuen wanneer ze

‘geprimed’ worden met verschillende advertenties. Bij respondenten die een tijdsadvertentie te

zien krijgen zou er namelijk een emotionele mindset geactiveerd worden, die ervoor zorgt dat

liefdadigheid meer gezien wordt als een middel om zich gelukkig te voelen dan wanneer men

een geldadvertentie te zien krijgt. Het zien van een tijdsadvertentie zou dus een positievere

ingesteldheid t.o.v. het goede doel tot gevolg hebben. We gaan dit na door de mening t.o.v. de

advertentie en organisatie te meten na het zien van één van de advertenties . Verder wordt ook

de intentie om de organisatie te steunen en de mate waarin men denkt dat de advertentie als

effectief gepercipieerd wordt onderzocht. We stellen in totaal drie advertenties op. Zoals

Page 26: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

15

eerder vermeld, een geld- en tijdsconditie waar er respectievelijk een geld- en tijdsvraag

gesteld wordt. Op basis van de literatuur rond opzichtige consumptie stellen we verder ook een

gadgetconditie op. In de gadgetconditie wordt gevraagd om het goede doel te steunen door

het aankopen van gadgets van de organisatie. Dit wordt ook gezien als een geldconditie maar

met het verschil dat het meer zichtbaar is. Het laat toe om zijn prosociaal gedrag te signaleren.

De consumptie van gadgets gaat dan gepaard met een beleving wat verbonden is met het

ervaren van emoties. We verwachten dan ook dat respondenten in de gadgetconditie een meer

emotionelere mindset gaan hanteren dan in de geldconditie, met een positievere ingesteldheid

t.o.v. het goede doel tot gevolg. We bekomen onderstaande hypothese.

Hypothese 1: Wanneer een tijdsdonatie wordt gevraagd in een advertentie zullen mensen de

advertentie en de organisatie positiever evalueren, een hogere donatie-intentie hebben en

meer geld en tijd storten, dan wanneer een gelddonatie wordt gevraagd in een advertentie.

Indien we vinden dat het zien van een welbepaalde soort van advertentie een invloed heeft op

hulpgedrag, gaan we dit verband proberen te verklaren. We gaan dit doen door een

mediërende variabele te zoeken. Dit is mogelijk aan de hand van de Baron en Kenny methode

(1986). In de literatuur omtrent het time-ask effect vinden we terug dat het hanteren van een

emotionele mindset aanzet tot gedrag dat gericht is op het verkrijgen van gevoelens van geluk.

Op dezelfde wijze gaan we in ons onderzoek na of het verband in hypothese 1 verklaard kan

worden door ‘gevoelens van geluk’. We verwachten dus dat ‘gevoelens van geluk’ de bekomen

verschillen tussen de tijdsconditie en de geldconditie kan verklaren. Bovendien zou de

gadgetconditie meer verbonden zijn met ‘gevoelens van geluk’ dan de geldconditie. Dit brengt

ons tot hypothese 2.

Hypothese 2: Het effect dat wordt vermeld in Hypothese 1 zal gemediëerd worden door

gevoelens van geluk.

In de literatuur werd de invloed van status besproken bij het doneren aan het goede doel. Men

kon opmaken dat het opofferen van eigen middelen (geld en tijd) filantropisch gedrag is dat

dient om status en erkenning van de donor te verhogen (Roberts, 1998). We zullen verder

spreken van een statuseffect wanneer bedoeld wordt dat men gaat doneren om status te

Page 27: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

16

verkrijgen. Op basis van de literatuurstudie kunnen we dus ook verwachten dat het positief

effect van de tijdsconditie op de afhankelijke variabelen (hypothese 1) zou kunnen verklaard

worden door een status effect.

Hypothese 3: Het effect dat wordt vermeld in Hypothese 1 zal gemediëerd worden door een

statuseffect.

Indien in het onderzoek blijkt dat het time-ask effect en het statuseffect beide een significante

invloed hebben op het donatiegedrag van individuen zullen beide effecten met elkaar

vergeleken worden. Meer bepaald zal worden nagegaan welk effect het meest kan verklaren

waarom het zien van één van de advertenties een invloed heeft op de afhankelijke variabelen.

Aangezien dit nieuw is in het onderzoek naar donatie-intenties wordt er hieromtrent geen

hypothese vooropgesteld in het onderzoek. Wel wordt volgende onderzoeksvraag onderzocht.

Onderzoeksvraag 1: Is er een verschil in sterkte van invloed tussen het time-ask effect en het

statuseffect bij het doneren aan het goede doel?

Page 28: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

17

Deel 2: Praktijkonderzoek

1. Korte beschrijving van het onderzoek

In het onderzoek dat gevoerd wordt binnen deze masterproef wordt er nagegaan in welke

mate status een rol speelt bij het donatiegedrag van studenten. En of er hierbij een verschil is

tussen geld doneren en tijd doneren. Ook het time-ask effect wordt nagegaan in dit onderzoek

(Liu & Aaker 2008). Bij dit effect gaat men meer geld doneren wanneer er aanvankelijk

gevraagd wordt om tijd te doneren dan wanneer er uitsluitend naar geld doneren gevraagd

wordt. In totaal werden er drie studies uitgevoerd. In studie 1 werd er nagegaan wat de

monetaire waarde is van tijd bij studenten in Vlaanderen. Hierop werd er verder gebouwd door

condities op te stellen die gebruikt werden in studie 2. De bedoeling van deze studie was om na

te gaan of er een verschil bestaat in het verkrijgen van status wanneer men tijd versus geld

doneert. De resultaten dienden vervolgens verder als basis om een vragenlijst op te stellen die

in studie 3 afgenomen werd. Samengevat, waren studie 1 en 2 pre-testen die het eigenlijke

grote onderzoek in studie 3 vooraf gingen.

2. Relevantie van het onderzoek

Dit onderzoek wil ertoe bijdragen meer inzicht te verschaffen in de verschillen tussen geld en

tijd bij het doneren aan liefdadigheid. We proberen aan te tonen dat bij de correcte toepassing

van het time-ask effect en het statuseffect, donatiegedrag gestimuleerd kan worden. Meer

bepaald hoe de beide effecten geïmplementeerd kunnen worden in advertenties waardoor

mensen aangemoedigd worden om te doneren. Door het time-ask effect zou doneren gezien

worden als een middel om gelukkiger te worden, terwijl door het status effect mensen

aangezet worden tot doneren om sociaal aanzien te verwerven bij anderen.

Page 29: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

18

3. Studie 1

Alvorens een vergelijking te kunnen maken tussen tijd en geld was het noodzakelijk om tijd te

kunnen uitdrukken in een monetaire waarde. Hiervoor werd een kleine rondvraag opgesteld bij

studenten waar gevraagd werd hoeveel euro voor hen met één uur vrijwilligerswerk overeen

kwam. Hieruit bleek, na een veertigtal willekeurige studenten ondervraagd te hebben (met een

50/50 gelijke verdeling man/vrouw), dat één uur vrijwilligerswerk overeen kwam met een

gelddonatie van 10 euro. Het meest voorkomende argument was dat het loon bij studentenjobs

gemiddeld genomen ongeveer 10 euro per uur bedraagt. Dit lijkt realistisch wanneer men de

bruto minimum lonen voor studentenjobs bekijkt zoals ze gegeven zijn op de website van het

Vlaams ABVV (http://www.vlaamsabvv.be). De waardering van tijd in opportuniteitskosten,

hier bepaald op basis van het inkomen dat men normaal zou verdienen wanneer men een

studentenjob uitoefent, kan verantwoord worden door Becker (1965) (zie supra).

Vrijwilligerswerk Geld

Waarde 1u €10

Tabel 1: Waarde tijd versus geld (Bron: Eigen onderzoek) 1

Bovenstaand resultaat kon nu gebruikt worden als vergelijkingsbasis tussen verschillende

condities waarin zowel geld als tijd verwerkt werden.

4. Studie 2

4.1 Inleiding

Studie 2 werd uitgevoerd om na te gaan of de status van mensen die tijd doneren weldegelijk

als hoger wordt gepercipieerd dan de status van mensen die een gadget kopen of geld doneren.

We wouden controleren of het de moeite zou zijn om het mediërend effect van status na te

gaan. Vandaar het uitvoeren van deze pre-test waarbij men naging of er een verschil bestond in

perceptie bij het doneren van geld, tijd en het aankopen van gadgets in termen van status. Om

1 Om een voorbeeld te geven: het minimumloon voor een 21 jarige jobstudent bedraagt 8.77, waardoor het

gemiddelde op realistische wijze in de buurt kan liggen van 10euro.

Page 30: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

19

te achterhalen welk donatiegedrag nu het meeste status oplevert werd er een situatieschets

opgesteld. In deze situatieschets gaat er iemand in op een advertentie van een

liefdadigheidsorganisatie. In totaal werden er drie situatieschetsen opgesteld. Ze verschilden

enkel op basis van de donatievraag die in de advertentie voorkwam. We maakten tevens

gebruik van de conclusie uit studie 1, namelijk dat één uur overeenkomt met €10. Dit maakte

het mogelijk om geld en tijd met elkaar te kunnen vergelijken. Bovendien was het de bedoeling

om dezelfde condities die gebruikt werden in de situatieschetsen over te nemen in het latere

hoofdonderzoek

4.2 Steekproef

Er werd een online vragenlijst afgenomen bij 80 respondenten, gecontacteerd aan de hand van

een persoonlijke uitnodiging via sociale media. Hiervan werden twee respondenten geweerd

uit de analyse aangezien deze negatief geantwoord hadden op de vraag of ze student waren.

Van alle respondenten waren 60% mannelijk. De gemiddelde leeftijd was 22jaar.

4.3 Procedure en meetinstrumenten

Bij aanvang van de vragenlijst werd de anonimiteit van de respondent verzekerd, er werd dan

ook nergens naar een naam of e-mailadres gevraagd. Het invullen van de vragenlijst duurde

gemiddeld amper drie minuten.

Iedere respondent kreeg een situatieschets voorgeschoteld. Daarin werd verteld over een

fictief personage die dezelfde leeftijd had en een gelijkaardige studierichting volgde als de

respondent zelf. Dit fictief personage besliste om in te gaan op de vraag om te doneren nadat

hij een affiche had gezien van een liefdadigheidorganisatie. De bestaansreden van deze fictieve

liefdadigheidsorganisatie was om kinderen bij te staan met hartproblemen. Ze was gevestigd in

Vlaanderen, wat betekende dat het om een lokale organisatie ging. Elke respondent kon slechts

één van drie bestaande situatieschetsen te zien krijgen. In elk scenario werd een geld- of

tijdsconditie ingebracht. Anders gezegd, het fictieve personage zou in de situatieschets telkens

op een verschillende geld- of tijdsvraag in de affiche ingaan. Onderstaande tabel 2 duidt de

verschillen tussen de condities aan.

Page 31: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

20

Conditie Donatie vraag in de advertentie

Geldconditie Het storten van 20 euro.

Gadgetconditie Het aankopen van een schilderijgemaakt door de kinderen ter waarde van 20euro.

Tijdsconditie Het spenderen van 2u tijd als vrijwilliger

Tabel 2: Overzicht condities studie 2 (Bron: eigen onderzoek)

In bijlage 1 zijn de volledige situatieschetsen terug te vinden.

Elke respondent kreeg slechts één van de condities te zien. In dit between subjects design

werden de condities volledig gerandomiseerd aangeboden, elke conditie had evenveel kans om

te verschijnen bij de respondent. Na het lezen van de situatieschets werden in een vragenlijst

enkele stellingen gegeven waarbij de respondent diende aan te geven in welke mate hij

akkoord was.

Bij gebrek aan een schaal in de literatuur die rechtstreeks de aanzienverhoging van een actie

meet was het noodzakelijk om zelf een aantal items op te stellen. Dit werd gedaan op basis van

de Status Concern schaal (Netemeyer, Burton & Lichtenstein, 1995), een schaal die later nog in

studie 3 opgenomen werd. Deze schaal meet de mate waarin iemand status belangrijk vindt.

Aan de hand van de dimensies die gebruikt worden in de status concern schaal kon men enkele

stellingen afleiden die de verhoging van sociale erkenning van een actie meten. Op basis van

Bernheim (1994) werden nog twee items toegevoegd om de schaal compleet te maken. De

volledige schaal bevatte acht items en is terug te vinden in de bijlage. De vragenlijst van studie

2 werd afgesloten met enkele classificatievragen zoals leeftijd, geslacht en de vraag of men

student is.

Page 32: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

21

4.4 Resultaten

4.4.1 Dataverificatie

De resultaten van dit kwantitatief onderzoek zijn berekend aan de hand van het statistische

programma SPSS 17.0. Eerst werd een factoranalyse uitgevoerd om na te gaan of het mogelijk

is om het aantal variabelen te reduceren. Hierna werd de interne betrouwbaarheid gemeten

van de schalen door een Cronbach’s Alpha te berekenen. Uiteindelijk werd met een Anova-test

nagegaan of er significante verschillen bestonden tussen de resultaten van de verschillende

condities.

4.4.2 Betrouwbaarheidsanalyse

4.4.2.1 Factoranalyse

Een factoranalyse werd toegepast om het aantal statusvariabelen te reduceren. Alvorens over

te gaan op deze reductie werd naar de correlation matrix gekeken om na te gaan of er bepaalde

items zijn die te laag correleren met de overigen. Indien men de vuistregel toepast waarbij de

minimum correlatie groter moet zijn dan .3, waren er twee items die in aanmerking kwamen

om uit de analyse gelaten te worden. Deze items waren: “ambitie in het leven” en “waardering

door omgeving”. Er werd beslist om deze twee items te elimineren en verder te werken met zes

i.p.v. acht items.

Verder werden nog twee verschillende testen gehanteerd om na te gaan of een factoranalyse

uitgevoerd mocht worden. De eerste, de Barlett test of sphericity genaamd, moet verworpen

worden aangezien deze in zijn nulhypothese stelt dat de variabelen niet gecorreleerd zijn. Uit

de resultaten bleek dit ook het geval te zijn met een bekomen p-waarde < .01. Als tweede test

kan met de Kaiser-Meyer-Olkin measure of sampling adequacy een MSA waarde nagegaan worden.

De globale MSA moet groter zijn dan .50. Met een score van .85 werd ruimschoots duidelijk dat een

factoranalyse van de statusvariabelen zinvol is.

Page 33: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

22

Een factoranalyse werd uitgevoerd op de zes items die overgebleven zijn. Als voorwaarde werd

vooropgesteld dat de eigenwaarde groter is dan 1, dit is het Kaiser-criterium. We vonden dat

er verder kan gewerkt worden met één statusvariabele. Deze factor verklaart 62.46% van de

totale variantie.

Ook de Rotated Component Matrix (tabel 3) geeft aan dat alle items hoog laden op één

dimensie. Ter controle werd een interne betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd op het construct

status. De items van de status schaal toonden een hoge interne consistentie (alpha: .88). Van

alle zes items werd er geen enkele meer verwijderd. De Cronbach’s Alpha kon namelijk niet

aanzienlijk verhoogd worden door een item te verwijderen. Alle items werden samengebracht

onder één dimensie. Deze dimensie werd status genoemd.

Item

Dimensie

1

Status

… als een beter mens gezien

worden door zijn omgeving .85

… helpen om meer aanzien te

verkrijgen bij anderen .85

… iemand waarnaar opgekeken

kan worden .84

… verdient het respect van

anderen want hij toont de wil om

zichzelf te verbeteren

.77

… wenselijk sociaal gedrag zal er

meer na hem opgekeken worden .77

… populariteit zal positief

beïnvloed worden door zijn actie .64

Tabel 3: Factoranalyse studie 2 - Component Matrix (Bron: Eigen onderzoek)

Page 34: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

23

4.4.3 Testen van de status hypothese

Om de verschillende condities te vergelijken met elkaar werden de gemiddelde scores van de

status schaal per conditie uitgerekend. De gemiddelden geven weer in hoeverre de

respondenten vinden dat de fictieve persoon in de voorgeschotelde situatieschets status zal

verkrijgen door zijn actie. Met een Anova-test werd er nagegaan of de gemiddelden significant

verschillen van elkaar. Als onafhankelijke variabele herkennen we de conditie, de afhankelijke

variabele is logischerwijze de statusvariabele. Als kritische significantie werd .05 vooropgesteld.

Met een significantieniveau < .01 werd de nulhypothese verworpen wat betekent dat er tussen

minstens één van de condities een significant verschil bestaat. Met een post-hoc test kon men

nagaan tussen welke condities dit verschil bestond. Er werd gekozen voor de Bonferroni post-

hoc test.. De resultaten zijn terug te vinden in tabel 4.

Conditie Gemiddelden Significantiewaarde

Geldconditie versus Gadgetconditie

MGeld = 4.02 vs MGadget = 4.15 p = 1.00

Geldconditie versus Tijdsconditie MGeld = 4.02 vs MTijd = 4.91

p < .01

Gadgetconditie versus Tijdsconditie

MGadget = 4.15 vs MTijd = 4.91 p < .01

Tabel 4: Post hoc test - Gemiddelden M van de status variabele (Bron: Eigen onderzoek)

4.5 Conclusies

Studie 2 werd uitgevoerd om na te gaan of er daadwerkelijk een statuseffect optreedt bij het

doneren aan het goede doel. Uit de resultaten kan men duidelijk afleiden dat de gemiddelden

van de twee monetaire condities (geldconditie en gadgetconditie) significant verschillen van

deze van de tijdsconditie. Hieruit kunnen we concluderen dat wanneer iemand tijd doneert,

hij/zij meer status zal verkrijgen dan wanneer iemand geld doneert of een gadget koopt van het

goede doel. Op basis van de resultaten uit studie 2 merken we verder dat het gemiddelde van

de gadgetconditie niet significant verschilt van het gemiddelde van de geldconditie, en dat het

wel significant verschilt van het gemiddelde van de tijdsconditie. Deze pretest geeft dus een

Page 35: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

24

indicatie dat de geldconditie als evenwaardig wordt beschouwd als de gadgetconditie in termen

van het statuseffect. We besluiten dat er een sterke aanwijzing is dat er een statuseffect op kan

treden bij donatiegedrag. Het is dus zinvol om het mediërend effect van statuseffect na te gaan

in het hoofdonderzoek.

5. Studie 3

5.1 Inleiding

Vooraf werden in de literatuur achterliggende motivaties beschreven die samengaan met het

doneren aan het goede doel. Hieruit werden enkele veronderstellingen opgemaakt. Om deze

na te gaan werd een experimenteel onderzoek ontworpen waarin de vooropgestelde

hypothesen werden nagegaan. Tevens werd er rekening gehouden met de resultaten bekomen

uit studie 1 en 2. Men ging er dus nog steeds van uit dat één uur vrijwilligerswerk (tijd) overeen

komt met 10euro (geld). Het resultaat bekomen uit studie 2, namelijk dat het doneren van tijd

(vrijwilligerswerk) meer aanzien teweeg brengt dan het doneren van geld, wordt als

uitgangspunt genomen bij het opstellen van de vragenlijst. In studie 3 wordt ook voor het eerst

de hypothesen op basis van het time-ask effect, opgesteld door Liu & Aaker (2008), nagegaan.

De beide effecten van status en time-ask zullen uiteindelijk met elkaar vergeleken worden. In

studie 3 werden dezelfde condities als in studie 2 gebruikt. Namelijk: geld doneren, gadgets

kopen en tijd doneren.

5.2 Methodologie

Het experimenteel onderzoek bestond uit een online vragenlijst. In deze vragenlijst kreeg men

bij aanvang een advertentie te zien van een fictieve liefdadigheidsorganisatie, opnieuw werd

‘Een Hart Voor Kinderen’ gebruikt (zie studie 2). Na het zien van de advertentie werd er

gevraagd om enkele vragen in te vullen. Deze vragenlijst bestond hoofdzakelijk uit gesloten

vragen. Men moest vooral aanduiden op een 7-punt Likertschaal in hoeverre men akkoord was

met een stelling. Iedere respondent kreeg dezelfde vragen voorgeschoteld. De vragenlijst wordt

hieronder nog besproken (zie 5.2.2).

Page 36: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

25

In totaal werden drie advertenties opgesteld waarvan de respondenten slechts één te zien

kregen in een between subjects design. De drie advertenties hadden hierbij evenveel kans om

te verschijnen. In de advertenties werden de drie condities verwerkt die voordien in studie 2

gebruikt werden. Ter herinnering zijn deze terug te vinden in tabel 5.

Conditie Donatie vraag in de advertentie

Geldconditie Het storten van 20 euro.

Gadgetconditie Het aankopen van een schilderijgemaakt door de kinderen ter waarde van 20euro.

Tijdsconditie Het spenderen van 2u tijd als vrijwilliger

Tabel 5: Overzicht condities studie 3 (Bron: Eigen onderzoek)

De eigenlijke advertenties zijn terug te vinden in bijlage 3.

In de advertentie werd kort uitgelegd waarvoor de organisatie stond en wat haar activiteiten

waren. De advertentie werd zo realistisch mogelijk opgesteld met foto’s en (fictieve)

contactinfo. In iedere advertentie werd er ook een donatievraag gesteld. Zoals eerder gezegd

was deze niet voor elke respondent gelijk. In de donatievraag zat m.a.w. de manipulatie.

De studenten werden gecontacteerd via e-mail. Ze werden uitgenodigd om deel te nemen aan

de vragenlijst die een tiental minuten in beslag zou nemen. Alvorens de eigenlijke vragenlijst te

starten werd de anonimiteit van de respondent verzekerd. Dit is niet onbelangrijk want men

kan aannemen dat een onderzoek, waar het donatiegedrag en het belang van status van

individuen wordt nagegaan, onderhevig is aan een ‘social desirability bias’. Met andere

woorden, dat respondenten de vragenlijst op een sociaal wenselijke wijze zouden antwoorden.

Om de studenten er toe aan te zetten om de vragenlijst in te vullen, maakte men kans op een

bongo bon ter waarde van 50 euro en tien cinematickets. Ze dienden daarvoor wel te raden

hoeveel respondenten de vragenlijst ingevuld zouden hebben op: 15mei 2011 om 17.00u.

5.2.1 Steekproef

In totaal begonnen een 730tal respondenten aan de vragenlijst. Hiervan vulden 440

respondenten, het volledig in (60%). Bij de beoordeling van de geschiktheid van de

respondenten werden er strenge regels gehanteerd. Respondenten die geen student waren, de

controle vragen onjuist beantwoordden of een leeftijd boven de 26 jaar hadden werden uit de

Page 37: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

26

analyse gelaten. Uiteindelijk bleven er 235 respondenten over die geschikt waren voor de

analyse. Hiervan waren 63% vrouwelijk en 37% mannelijk.

5.2.2 Vragenlijst

5.2.2.1 Onafhankelijke variabele

We wilden het verschil nagaan tussen het doneren van geld en tijd aan het goede doel.

Hiervoor werden opnieuw dezelfde drie condities gebruikt als in studie 2 (zie supra). Deze keer

werden de condities verwerkt in advertenties. De advertenties verschilden enkel en alleen op

basis van de vraag naar een soort van donatie (geld/gadget/tijd).

5.2.2.2 Afhankelijke variabelen

Om de intentie tot doneren te meten ten aanzien van enerzijds geld en anderzijds tijd werden

respectievelijk de volgende twee vragen gesteld.

Stel je krijgt 100 euro ter uwer beschikking. Je mag hiermee doen wat je wil. Hoeveel

zou je hiervan schenken aan ‘Een Hart Voor Kinderen’ na het zien van deze advertentie?

Stel je krijgt 10 uur ter uwer beschikking. Je mag hiermee doen wat je wil. Hoeveel zou

je hiervan spenderen aan ‘Een Hart Voor Kinderen’ na het zien van deze advertentie?

Verder werd er nagegaan in welke mate de respondent positief stond t.o.v. de advertentie en

de organisatie in het algemeen. Ook moest de respondent aangeven wat zijn houding is t.o.v.

het steunen van ‘Een Hart Voor Kinderen’ en in hoeverre hij denkt dat men beïnvloed kan

worden door het zien van de advertentie.

In de vragenlijst werd verder ook de mate waarin een persoon status belangrijk vindt

opgenomen, de zogenaamde status concern schaal (Netemeyer, Burton & Lichtenstein, 1995).

In de vragenlijst kon men ook enkele classificatievragen terugvinden. Er werd gepeild naar het

geslacht en geboortejaar van de respondent. Indien men student was, werd tevens gevraagd de

studierichting op te geven.

Page 38: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

27

5.2.2.3 Mediërende variabelen

Als eerste wouden we de mediërende invloed van de ‘gevoelens van geluk’ variabele nagaan.

Deze werd opgesteld op basis van het time-ask effect (Liu & Aaker, 2008). Het werd gemeten

aan de hand van onderstaande vraag:

In welke mate denk jij dat het steunen van de organisatie bij jou gevoelens van geluk

zou teweeg brengen?

Voor verantwoording van het gebruik van deze vraag verwijzen we naar de literatuur (zie Deel

1: 2. Time-ask effect).

Het statuseffect ging na in welke mate de respondent dacht dat hij status kon verwerven met

het steunen van de organisatie. Deze schaal kwam in grote mate overeen met de schaal

gebruikt in studie 2. Van deze variabele werd eveneens de mediërende invloed nagegaan.

5.3 Resultaten

5.3.1 Dataverificatie

De online vragenlijst werd opgesteld aan de hand van het programma Qualtrics. Dit programma

genereerde een outputbestand dat ingegeven kon worden in het statistische programma SPSS

17.0. Aangezien deze twee programma’s op elkaar afgestemd zijn is er weinig kans op fouten in

de dataset. Toch werd er uit voorzorg een controle uitgevoerd op de volledigheid van de

gegevens. Er werden geen onregelmatigheden gevonden.

5.3.2 Betrouwbaarheidsanalyse

Aangezien er gebruik werd gemaakt van schalen bestaande uit meerdere items is het

aangewezen om de betrouwbaarheid van deze schalen te evalueren. De interne consistentie

Page 39: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

28

van gelijkaardige antwoordpatronen van de verschillende respondenten wordt met deze

betrouwbaarheidsanalyse gecontroleerd (Wijnen, Janssens, De Pelsmaker & Van Kenhove,

2001). Per schaal ging een factoranalyse steeds het berekenen van een Cronbach Alpha vooraf.

5.3.2.1 Statuseffect schaal

Bij een eerste factoranalyse bemerkten we een probleem met het item : ‘Door het steunen van

deze actie zal ik minder waardering krijgen door mijn omgeving’. In de correlation matrix kon

men aflezen dat het item te weinig correleerde met de andere items op de schaal. We besloten

om het item uit de analyse te laten. Op basis van verschillende testen werd er besloten dat het

zinvol was om de factoranalyse uit te voeren. De nulhypothese van de Barelett test werd

verworpen met een p-waarde < .01 , wat aangeeft dat er een significante relatie bestaat tussen

de items. Ook na het bekijken van de correlation matrix kwam men tot het besluit dat de items

met elkaar correleerden. Alle correlaties lagen namelijk hoger dan de minimumvoorwaarde van

.3. Met de Kaiser-Meyer-Olkin measure of sampling adequacy test werd een hoge MSA waarde

gevonden van .94. Uit deze resultaten kon men afleiden dat een factoranalyse toegelaten was.

Onderstaande tabel geeft de Communalities per item weer. Aangezien deze allemaal groter zijn

dan .3 verklaarden alle items voldoende variantie van de statuseffectvariabele bij de

vooropgestelde factoroplossing.

Item Statuseffect

meer naar mij opgekeken .76

meer aanzien .74

beter mens .68

door anderen word ervaren .67

respect door wil om te verbeteren

.66

sociale goedkeuring .65

iemand waarnaar opgekeken .65

populariteit zal positief beïnvloed .64

goede indruk nalaten .59

aanvaard te voelen .48

ambitie in het leven .45

Tabel 6: Communalities - Status effect (Bron: Eigen onderzoek)

Page 40: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

29

Op basis van elf items werd er een factoranalyse uitgevoerd. Deze gaf aan dat men met alle

items samen één factor vormen kan. Hiervoor werd het Kaiser-criterium gehanteerd waarbij de

dimensies bepaald worden aan de hand van het aantal factoren met eigenwaarde groter dan 1.

De factor verklaarde hierbij samen 63.36% van de totale variantie. Wanneer men kijkt naar de

component matrix kan men afleiden dat alle items ook voldoende hoog geladen zijn op die ene

factor. De waarden zijn terug te vinden in onderstaande tabel.

Item Statuseffect

meer naar mij opgekeken .87

meer aanzien .86

beter mens .83

door anderen word ervaren .82

respect door wil om te verbeteren .81

sociale goedkeuring .80

iemand waarnaar opgekeken .80

populariteit zal positief beïnvloed .80

goede indruk nalaten .77

aanvaard te voelen .69

ambitie in het leven .67

Tabel 7: Component matrix – Statuseffect (Bron: Eigen onderzoek)

Men kon afleiden dat alle items samengebracht konden worden onder één component. Deze

variabele werd statuseffect genoemd. Alvorens het gemiddelde te nemen van deze items werd

eerst nog de cronbach’s alpha berekend.

Er werd een alpha bekomen van .94, wat erg hoog is. Dit is vooral te wijten aan het feit dat de

schaal elf items bevatte. Aangezien er voldoende aanwijzing was dat de schaal betrouwbaar

was, werden geen items meer verwijderd. Op basis van de betrouwbaarheidsanalyse creëerden

we een nieuwe variabele, die we als statuseffect benoemd hebben. Deze variabele geef het

gemiddelde weer van de elf items.

Page 41: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

30

Aantal

items

Cronbach’s

Alpha

N = 11 α = .94

Tabel 8: Cronbach's Alpha studie 3 - Statuseffect

(Bron: Eigen onderzoek)

5.3.2.2 Status concern schaal

Deze schaal werd opgesteld door Netemeyer, Burton & Lichtenstein (1995) en werd reeds op

zijn validiteit getest. Toch bleken er problemen op te treden tijdens het uitvoeren van de

factoranalyse. We merkten enkele items op die erg laag correleerden met de andere items van

de schaal in de correlation matrix. Van de oorspronkelijke tien items werden er vier verwijderd

aangezien deze niet voldoende betrouwbaar waren. Ook bleken ze te hoog te scoren op

verschillende dimensies ter gelijkertijd in de roated component matrix. Dit bemoeilijkte het

vormen van een nieuw construct. Daarom werden ze uit de verdere factoranalyse gelaten. De

verwijderde items waren :

Men moet altijd proberen om te leven in een zeer respectabel gebied, ondanks dit

inspanningen met zich meebrengt.

Het bezitten van een gewenste sociale etiquette is vaak het teken van een aangenaam

persoon.

Het verhogen van iemands sociale positie is een van de meer belangrijkere doelen in het

leven.

Het is de moeite waard om een aanzienlijke inspanning te doen om zichzelf een goede

naam te verzekeren bij de juiste soort mensen

Er werd dus verder geanalyseerd met zes items van de oorspronkelijke tien. Opnieuw werd de

nulhypthese van de Bartlett test of sphericity test verworpen met een p-waarde < .01. De

Kaiser-Meyer-Olkin measure of sampling adequacy test gaf een waarde aan van .7. Beide testen

Page 42: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

31

tonen dus aan dat het zinvol is een factoranalyse uit te voeren. Men kan echter opmerken dat

de items niet heel hoog correleerden met elkaar in de correlation matrix. Toch werd er beslist

om de factoranalyse door te zetten. Hieruit bleek dat de schaal ingedeeld kon worden in twee

verschillende factors, die elk betrekking hadden op een dimensie van de schaal. Ook nu werd

het Kaiser-criterium gehanteerd waarbij de dimensies bepaald werden aan de hand van het

aantal factoren met eigenwaarde groter dan 1. De twee factoren verklaarden samen 56% van

de totale variantie. Onderstaande tabel geeft weer in welke mate de overgebleven items

geladen waren op de verschillende factors.

Item Aanzien Ambitie

Respect van anderen te verdienen, door verlangen tonen om zich te verbeteren

.81

De mate van ambitie van een persoon om zichzelf te verbeteren is een vrij goede

indicatie van zijn karakter .75

Bij het kiezen van vrienden: kunnen helpen je weg te vinden in de wereld

.69 .15

Een ambitieus persoon kan bijna altijd zijn doelen bereiken

.80

Ambitie is de belangrijkste factor bij het behalen van succes in het leven

.25 .73

Lid burgeerlijke of politieke vereniging, steunen heeft van mensen met

respecteerde sociale positie .12 .61

Tabel 9: Component matrix - Status Concern (Bron: Eigen onderzoek)

Er werd gekozen om de eerste factorcomponent aanzien te benoemen. De tweede

factorcomponent heette voortaan ambitie. De eerste factorcomponent noemden we ‘aanzien’

omdat, net zoals dit het geval is bij aanzien, de items vooral te maken hebben met de

beoordeling van gedrag door anderen. De benaming ‘ambitie’ werd afgeleid uit de twee items

die het construct het meest verklaarden.

De cronbach’s alpha van beide factors werden nagegaan om de interne consistentie te bepalen.

Voor de factor ‘aanzien’ werd een Cronbach’s alpha bekomen van .64. Verwijderen van een

item zou de alpha enkel doen dalen. Bovendien zou het aantal items minder dan 3 bedragen,

wat als te weinig wordt verondersteld. Van het construct werd een gemiddelde berekend en

deze nieuwe variabele werd ‘aanzien’ genoemd. De Cronbach’s alpha van factor ‘ambitie’

Page 43: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

32

bedraagt slechts .55 wat niet voldoende is. De factor ‘ambitie’ werd verder niet meer in het

onderzoek gebruikt.

Aantal items

Cronbach’s Alpha

N = 3 α = .64

Tabel 10: Cronbach's Alpha studie 3 - Statusconcern (Aanzien) (Bron: Eigen onderzoek)

5.3.2.3 Andere schalen

Er werd geen factoranalyse uitgevoerd op de andere schalen die gebruikt werden in het

onderzoek. Deze schalen worden namelijk dermate veel gebruikt dat men er kan van uitgaan

dat zij valide zijn. Het betreft de volgende schalen:

attitude t.o.v. de advertentie

attitude t.o.v. organisatie

steunintentie

gepercipieerde effectiviteit van de advertentie

5.3.3 Testen van de hypothesen

5.3.3.1 Hypothese Time-ask effect

Hypothese 1: Wanneer een tijdsdonatie wordt gevraagd in een advertentie zullen mensen de

advertentie en de organisatie positiever evalueren, een hogere donatie-intentie hebben en

meer geld en tijd storten, dan wanneer een gelddonatie wordt gevraagd in een advertentie.

Het time-ask effect zoals opgesteld door Liu & Aaker (2008) gaat ervan uit dat individuen een

donatievoorstel met verschillende mindsets kunnen benaderen (zie supra). Het afwegen van

het spenderen van tijd zou gepaard gaan met emoties, meer bepaald met gevoelens van geluk.

Het nadenken over het doneren van geld zou dan weer aanzetten tot rationalisering van

beslissingen en zou minder met emoties te maken hebben. De emotionele mindset wordt

geactiveerd door vragen van tijdsdonaties terwijl de rationele mindset geactiveerd wordt door

Page 44: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

33

vragen van gelddonaties. Bij het gebruik van een emotionele mindset zou het doneren aan het

goede doel gezien worden als een middel om gevoelens van geluk te verkrijgen en dat zou

leiden tot een hoger donatiebedrag.

In dit onderzoek kreeg een deel van de respondenten een advertentie te zien waarin een vraag

naar een gelddonatie werd verwerkt. Dit is de zogenaamde geldconditie. Deze werd vergeleken

met een tijdsconditie, een advertentie waarin een tijdsdonatie werd verwerkt. Uitgaande van

het time-ask effect werd er verwacht dat individuen uit de tijdsconditie een hogere intentie tot

donatie zouden bezitten. Naast de geldconditie waar er een donatiebedrag wordt gevraagd is

er in het onderzoek ook een geldconditie opgenomen in de vorm van gadgets kopen. Als gadget

werd gekozen voor een schilderij. We verwachten dat de gadgetconditie er voor zal zorgen dat

de advertentie en organisatie positiever zal geëvalueerd worden en tevens tot een hogere

donatie-intentie zal leiden dan bij de gewone geldconditie. Dit verwachten we op basis van de

CDB theorie (Grace, 2009) die stelt dat mensen door het ostentatief consumeren van gadgets

van liefdadigheidsorganisaties hun prosociaal gedrag willen signaleren om zo meer status te

verkrijgen. Het zichtbare karakter van gadgets zou er dan voor zorgen dat de donatie-intentie

hoger ligt dan bij een gelddonatie.

Het donatiegedrag werd nagegaan door volgende vragen:

Stel je krijgt 100 euro ter uwer beschikking. Je mag hiermee doen wat je wil. Hoeveel

zou je hiervan schenken aan ‘Een Hart Voor Kinderen’ na het zien van deze advertentie?

Stel je krijgt 10 uur ter uwer beschikking. Je mag hiermee doen wat je wil. Hoeveel zou

je hiervan spenderen aan ‘Een Hart Voor Kinderen’ na het zien van deze advertentie?

Met een Anova-test werd de gemiddelde donatie-intentie berekend per conditie. Ter

gelijkertijd werd dan nagegaan of de gemiddelden significant verschilden van elkaar. Bij het

testen werd een significantieniveau van 5% gehanteerd. Men controleerde dus met een

betrouwbaarheid van 95% of de nulhypothese verworpen kon worden. Onderstaande tabellen

vatten de bekomen resultaten samen. Merk hierbij op dat de gadgetconditie ook als een

geldconditie beschouwd werd. Maar met het verschil dat met het geld gadgets aangekocht

werden.

Page 45: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

34

Conditie

Gemiddelde

gelddonatie

(in euro)

SD F-waarde Significantiewaarde

Geld 17.91 19.18

Gadget 20.92 19.19 4.15 p = .02

Tijd 28.05 27.16

Tabel 11: Time-ask effect - Gemiddelde gelddonatie (Bron: Eigen onderzoek)

Conditie

Gemiddelde tijdsdonatie (in aantal

uur)

SD F-waarde Significantiewaarde

Geld 3.03 4.35

Gadget 2.20 2.93 3.02 p = .05

Tijd 4.38 8.33

Tabel 12: Time-ask effect - Gemiddelde tijdsdonatie (Bron: Eigen onderzoek)

Men kwam dus tot de conclusie dat er een significant verschil bestond tussen de condities bij

zowel geld- als tijdsdonatie. Met een post-hoc werd er nagegaan welke condities verschilden

van elkaar. Er werd gebruik gemaakt van de Bonferroni-test. Men kan verder ook opmerken dat

het effect sterker is bij de vraag naar gelddonaties dan bij tijdsdonaties. Een mogelijke

verklaring is dat bij het vragen naar een tijdsdonatie ook nog eens emotionele mindset

opgewekt wordt waardoor het verschil tussen de condities vervaagde.

Page 46: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

35

Conditie Gemiddelden Significantiewaarde

Geld versus Gadget M(Geld) = 17.91vs M(Gadget) = 20.92 p = 1

Geld versus Tijd M(Geld) = 17.91vs M(Tijd) = 28.05

p = .02

Gadget versus Tijd M(Gadget) = 20.92 vs M(Tijd) = 28.05 p = .14

Tabel 13: Time-ask effect - Gemiddelde gelddonatie per conditie (Boferroni post hoc) (Bron: Eigen onderzoek)

Conditie Gemiddelden Significantiewaarde

Geld versus Gadget M(Geld) = 3.03 vs M(Gadget) = 2.20 p = .95

Geld versus Tijd M(Geld) = 3.03 vs M(Tijd) = 4.38

p = .38

Gadget versus Tijd M(Gadget) = 2.20 vs M(Tijd) = 4.38 P = .05

Tabel 14: Time-ask effect - Gemiddelde tijdsdonatie per conditie (Boferroni post hoc) (Bron: Eigen onderzoek)

De bekomen resultaten lagen in lijn van de verwachtingen. Respondenten in de tijdsconditie

gaven aan dat ze meer bereid waren om geld te doneren dan respondenten in de geldconditie.

Het gemiddelde lag in de tijdsconditie (€28.05) aanzienlijk hoger met maar liefst €10.14 dan het

gemiddelde van de geldconditie (€17.91). Ook lag het gemiddelde in de tijdsconditie €7.13

hoger dan de gadgetconditie maar dit bleek niet significant verschillend te zijn. Dit is te wijten

aan een hoge standaardafwijking. Respondenten in de tijdsconditie waren tevens bereid om

meer tijd te doneren (4.38u) dan in de gadgetconditie (2.20u). Het gemiddelde van de

tijdsconditie was echter niet significant verschillend van de andere geldconditie ook al lagen de

gemiddelden met 1.35u uiteen. Opnieuw was een hoge standaardafwijking hier de oorzaak van.

Naast de invloed op het donatiegedrag van geld en tijd gingen we ook na wat de invloed van

het time-ask effect was op de attitude t.o.v advertentie en organisatie, de steunintentie en de

gepercipieerde effectiviteit van de advertentie. De bekomen resultaten werden samengevat in

tabel 15.

Page 47: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

36

Variabele Conditie Gemiddelde SD F-

waarde Significantie

waarde

Geld 4.64 1.32

Attitude t.o.v. advertentie

Gadget 4.89 1.37 1.66 .19

Tijd 5.02 1.29

Geld 4.74 .6

Attitude t.o.v. organisatie

Gadget 4.79 .64 .70 .50

Tijd 4.85 .48

Geld 4.05 1.24

Steunintentie Gadget 4.55 1.17 4.27 .02

Tijd 4.39 .90

Geld 3.34 1.36

Gepercipieerde effectiviteit

Gadget 3.78 1.37 2.75 .07

Tijd 3.74 1.27

Tabel 15: Time-ask effect - Gemiddelden: Attitude t.o.v. advertentie, Attitude t.o.v. organisatie, Steunintentie, Gepercipieerde effectiviteit (per conditie)

(Bron: Eigen onderzoek) We besloten op basis van deze resultaten dat het time-ask effect geen invloed uitoefent op de

houding ten opzichte van de advertentie en organisatie. Het zien van een welbepaalde conditie

in een advertentie had dus geen invloed op de mate waarin iemand ingesteld staat t.o.v. de

advertentie of organisatie. Ook de gepercipieerde effectiviteit van de advertentie, waarmee de

mate waarin men denkt dat de advertentie een invloed kan hebben op het donatiegedrag

bedoeld is, toont geen significante verschillen tussen de condities. Enkel bij de steunintentie

kan men spreken van een significant verschil tussen de condities. Met een Bonferroni post-hoc

test vonden we dat enkel de gemiddelden tussen de gadgetconditie en de geldconditie

significant verschilden (p = .01), terwijl de tijdsconditie met geen enkele conditie verschilde

(tijdsconditie vs. geldconditie: p = .22 en tijdsconditie vs. gadgetconditie: p = 1.00). Dit is op zich

iets wat we niet hadden verwacht. Het is ook niet in lijn met de resultaten gevonden bij de

geld- en tijdsdonaties (zie supra). Op basis van de resultaten bekomen in dit onderzoek kunnen

we geen verklaring vinden voor deze inconsistentie.

Page 48: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

37

We wilden in staat zijn om het verband te kunnen verklaren tussen het zien van één van de

verschillende advertenties en het donatiegedrag van de respondenten. Om aan te tonen dat

een emotionele mindset tot een hogere donatie leidt werd nagegaan in welke mate de

respondenten dachten dat het bieden van de gevraagde steun aan de organisatie gevoelens

van geluk teweeg zou brengen bij de respondent.

Vooraf werd dus verwacht dat respondenten in de tijdsconditie meer denken dat steunen aan

het goede doel gevoelens van geluk teweeg brengt omdat ze een emotionele mindset

hanteren. Dit werd ook gevonden uit de resultaten uit de analyse. Er werd een Anova-test

uitgevoerd die een F-toets opleverde van 13.20 met een p-waarde < .01. We konden dus

concluderen dat er een significant verschil bestond tussen de condities. Uit de post-hoc analyse

die gebruik maakte van de Bonferroni-test kon men afleiden dat respondenten in de

tijdsconditie meer aangaven dat doneren aan het goede doel gevoelens van geluk teweeg

bracht. Deze tijdsconditie verschilde van zowel de geldconditie als de gadgetconditie. Onderling

verschilden de geld- en gadgetconditie niet op het 5% significantieniveau maar met een p-

waarde van .09 was er wel een sterke indicatie dat er een verschil bestond. Onderstaande tabel

geeft een overzicht.

Conditie Gemiddelden Significantiewaarde

Geld versus Gadget

M(Geld) = 4.16 vs M(Gadget) = 4.64 p = .09

Geld versus Tijd M(Geld) = 4.16 vs M(Tijd) = 5.37

p < .01

Gadget versus Tijd

M(Gadget) = 4.64 vs M(Tijd) = 5.37 p < .01

Tabel 16: Time-ask effect – Gevoelens van geluk (Bonferroni post hoc) (Bron: Eigen onderzoek)

We concludeerden dat het time-ask effect zorgde voor een hogere intentie tot doneren omdat

er een emotionele mindset geactiveerd werd. Dit komt omdat bij het gebruik van een

emotionele mindset doneren aan het goede doel gezien wordt als een middel om gevoelens

van geluk te verkrijgen, wat donatiegedrag stimuleert.

Page 49: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

38

5.3.3.2 Mediatie van gevoelens van geluk bij gelddonatie

Hypothese 2: Het effect dat wordt vermeld in Hypothese 1 zal gemediëerd worden door

gevoelens van geluk

Hierboven werd er aangetoond dat er een verband bestaat tussen het soort van advertentie

dat mensen te zien krijgen en donatiegedrag. Dit gelde zowel voor het doneren van geld als van

tijd doneren (zie supra). De conditie, dus het soort van advertentie, beïnvloed de bereidheid

van mensen om te doneren. Hierbij stelden we ons de vraag waarom deze onafhankelijke

variabele (conditie) een invloed heeft op de afhankelijke variabele (donatie). We vonden dat de

mate waarin mensen denken dat doneren te maken heeft met gevoelens van geluk verschilde

tussen de condities. We beslisten om na te gaan op welke wijze gevoelens van geluk de causale

relatie tussen conditie en gelddonatie beïnvloedt. Hiervoor gebruikten we de Baron en Kenny

methode (Baron & Kenny, 1986).

Bij deze methode wordt de invloed nagegaan van een derde variabele op een bestaande

causale relatie. Deze derde variabele wordt de mediator genoemd. Het centrale idee hierbij is

dat de effecten van stimuli op gedrag gemediëerd worden door een verklarend variabele. Een

mediator is dus een proces dat tussenkomt tussen input en output. Wanneer bewezen kan

worden dat een derde variabele medieert tussen twee variabelen zegt men eigenlijk dat ze in

staat is om de samenhang tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele voor een deel te

verklaren. Om het mediatoreffect na te gaan zijn er drie stappen die doorlopen moeten

worden. In de eerste plaats moet ervan uit gegaan worden dat er een verband bestaat tussen

de mediatorvariabele M en de onafhankelijke variabele X. Men gaat dit bewijzen door een

regressieanalyse uit te voeren. Hieruit kan de vergelijking M = aX worden afgeleid (in deze

vergelijking werd de constante en de fout weggelaten). Als tweede stap gaat men na of er een

verband bestaat tussen de onafhankelijke variabele X en de afhankelijke variabele Y. Men gaat

dus na of c significant (niet nul) is in de formule Y = cX. Tenslotte, wanneer men wil bewijzen

dat mediatorvariabele M de samenhang tussen de onafhankelijke variabele X en de

afhankelijke variabele Y verklaart, moet er aangetoond worden dat de mediatorvariabele M de

afhankelijke variabele Y beïnvloedt. Dit wordt uitgedrukt door volgende vergelijking: Y = c’X +

bM. Hierbij moet b significant (en dus verschillend van nul) zijn. Als laatste voorwaarde geldt

Page 50: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

39

dat c’ kleiner moet zijn dan c. Indien c’ significant is spreekt men van partiële mediatie en als c’

niet langer significant is spreekt men van volledige mediatie.

Zoals gezegd, werd aan de hand van de Baron en Kenny methode (Baron & Kenny, 1986)

nagegaan of de gevoelens van geluk variabele een mediator was. Anders gezegd, we gingen na

of de gevoelens van geluk variabele medieert op de causale relatie tussen conditie (OV) en

gelddonatie (AV). Onderstaande figuur geeft een overzicht.

a b XConditie c

Figuur 2: Mediator - Gevoelens van geluk (Bron: Eigen onderzoek)

In de analyse gaat men aan de hand van volgende 3 voorwaarden proberen aantonen dat er

een mediërend effect optreedt.

regressiecoëfficiënt a is significant verschillend van 0

regressiecoëfficiënt b is significant verschillend van 0

c - c’ is significant verschillend van 0

Voorwaarde 1

Voor voorwaarde 1 werd de volgende regressievergelijking opgesteld:

M(Gevoelens van geluk ) = aX(Conditie)

Bij het uitvoeren van de eerste regressie vonden we een positieve correlatie tussen X(Conditie) en

M(Gevoelens van geluk), met β = .32. Hierbij verklaart X(Conditie) .10 van de variantie in de M(Gevoelens van

geluk) scores. De regressiecoëfficiënt a bedraagt .60 met een standaardfout van .12. X(Conditie)

heeft een significant effect op M(Gevoelens van geluk) aangezien de waarde a significant is (p < .01).

X(Conditie) M(Gevoelens van geluk) Y(Gelddonatie)

Page 51: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

40

Voorwaarde 2 en 3

Om de coëfficiënt b, c en c’ te vinden werd een bloksgewijze (hiërarchische) regressie

uitgevoerd. De bijhorende regressievergelijkingen zijn:

Y(Gelddonatie) = cX(Conditie)

Y(Gelddonatie) = c’X(Conditie) + bM(Gevoelens van geluk)

Tussen X(Conditie) en Y(Gelddonatie) bestaat er een correlatie van .18 waarbij X(Conditie) .03 verklaart

van de variabele Y(Gelddonatie) scores. De meervoudige correlatie tussen M(Gevoelens van geluk),

X(Conditie) en Y(Gelddonatie) bedraagt .31 en verklaart samen met variabele X(Conditie) .1 van de

variantie Y(Gelddonatie) scores.

We vonden voor de coëfficiënt c een waarde van 4.97 samengaand met een standaardfout van

3.67. C is significant met een p waarde < .01. De coëfficiënt c stelt het totale effect van de

onafhankelijke variabele X(Conditie) op de afhankelijke variabele Y(Gelddonatie) voor. Ook waarde b =

3.92 met standaardfout .96 is een waarde die significant is met een p-waarde < .01. Voor c’

vonden we een waarde van 2.63 met een standaardfout van 1.81. Deze waarde c’ is echter niet

significant met een p-waarde van .15. Hieruit kan men afleiden dat het totale effect c (= 4.97)

niet meer significant is wanneer M(Gevoelens van geluk) toegevoegd werd aan het model. Anders

gezegd, coëfficiënt c’ was niet meer significant wanneer de mediator variabele M(Gevoelens van geluk)

werd toegevoegd. Om dit te na te gaan is het mogelijk om een Sobel-test uit te voeren. Deze

test is echter niet terug te vinden in het programma SPPS 17.0. Men kan deze test wel online

uitvoeren op http://people.ku.edu/~preacher/sobel/sobel.htm .

Page 52: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

41

Figuur 3: Sobel-test - Gevoelens van geluk (Bron: Eigen onderzoek)

Uit de bovenstaande figuur kan men afleiden dat de Sobel-test significant is met een p-waarde

< .01. We konden concluderen dat de ‘gevoelens van geluk’ variabele een mediator is.

Aangezien c’ niet meer significant is, is er bovendien sprake van volledige mediatie.

5.3.3.3 Hypothese Status effect

Het onderzoek probeerde aan te tonen dat mensen gemotiveerd zijn door status in hun

donatiegedrag. Met de statuseffect schaal die hiervoor reeds besproken werd ging men na in

welke mate de respondenten dachten dat het steunen van de liefdadigheidsorganisatie hen

status zou opleveren. Hierbij werden nog steeds dezelfde condities met elkaar vergeleken. Met

andere woorden, er werd nagegaan in welke mate respondenten dachten dat geld doneren,

gadgets kopen en tijd doneren hen status zou opleveren. Enkele voorbeelden van items op

deze schaal zijn:

Door dit wenselijk sociaal gedrag zal er meer naar mij opgekeken worden

Het steunen van deze actie zal mij helpen om meer aanzien te verkrijgen bij anderen.

Een Anova-test werd uitgevoerd om de verschillen tussen de condities na te gaan. Met een F-

toets van 8.41 en een p-waarde kleiner dan .01 werd de nulhypothese verworpen op een

significantieniveau van 5%. Er kon worden aangenomen dat er verschillen bestonden tussen de

drie condities. Met een Bonferroni post-hoc test ging men na tussen welke condities dit het

geval was. Onderstaande tabel geeft een overzicht.

Page 53: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

42

Conditie Gemiddelden Significantiewaarde

Geld versus Gadget M(Geld) = 3.00 vs M(Gadget) = 3.13 p = 1

Geld versus Tijd M(Geld) = 3.00 vs M(Tijd) = 3.74

p < .01

Gadget versus Tijd M(Gadget) = 3.13 vs M(Tijd) = 3.74 p < .01

Tabel 17: Status effect - Post hoc (Bonferroni) (Bron: Eigen onderzoek)

De tijdsconditie is telkens met een p-waarde <. 01 significant verschillend t.o.v. de overige twee

monetaire condities. Individuen denken dat men door tijd te doneren meer status zal

verwerven dan wanneer met gewoonweg geld doneert of gadgets aankoopt. Tussen de

geldconditie en gadgetconditie bestond er geen significant verschil.

Ook voor de statuseffect variabele gingen we na of ze medieert op de causale relatie tussen

conditie (OV) en gelddonatie (AV). Opnieuw gebruikten we daarvoor de Baron en Kenny

methode (Baron & Kenny, 1986).

5.3.3.4 Statuseffect mediator bij gelddonatie

Hypothese 3: Het effect dat wordt vermeld in Hypothese 1 zal gemediëerd worden door een

statuseffect.

Onderstaande figuur geeft een overzicht van de rol van de mediatorvariabele statuseffect.

a b c

Figuur 4: Mediator - Statuseffect (Bron: Eigen onderzoek)

X(Conditie) M(Statuseffect) Y(Gelddonatie)

Page 54: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

43

Voorwaarde 1 Voor voorwaarde 1 werd de volgende regressievergelijking opgesteld:

M(Statuseffect) = aX(Conditie)

Bij het uitvoeren van de eerste regressie vonden we een positieve correlatie tussen X(Conditie) en

M(Statuseffect), met β = .24. Hierbij verklaart X(Conditie) .06 van de variantie in de M(Gevoelens van

geluk) scores. De regressiecoëfficiënt a bedraagt .35 met een standaardfout van .09. X(Conditie)

heeft een significant effect op M(Statuseffect) aangezien de waarde a significant is (p < .01).

Voorwaarde 2 en 3

Om de coëfficiënt b, c en c’ te vinden werd een bloksgewijze (hiërarchische) regressie

uitgevoerd. De bijhorende regressievergelijkingen zijn:

Y(Gelddonatie) = cX(Conditie)

Y(Gelddonatie) = c’X(Conditie) + bM(Statuseffect)

Tussen X(Conditie) en Y(Gelddonatie) bestaat er een correlatie van .18 waarbij X(Conditie) .03 verklaart

van de variabele Y(Gelddonatie) scores. De meervoudige correlatie tussen M(Statuseffect), X(Conditie) en

Y(Gelddonatie) bedraagt .27 en verklaart samen met variabele X(Conditie) .07 van de variantie

Y(Gelddonatie) scores.

We vonden voor de coëfficiënt c een waarde van 4.97 samengaand met een standaardfout van

1.78. C is significant met een p waarde < .01. De coëfficiënt c stelt het totale effect van de

onafhankelijke variabele X(conditie) op de afhankelijke variabele Y(Gelddonatie) voor. Ook waarde b =

3.79 met standaardfout 1.22 is een waarde die significant is met een p-waarde < .01. Voor c’

vonden we een waarde van 3.63 met een standaardfout van 1.80. Voor c’ = 3.63 bekwamen we

een p-waarde van .04, waardoor we moeten besluiten dat, bij een significatieniveau van 5%, er

geen sprake is van full mediation. Wel is c’ < c, wat betekent dat er een partial mediation

Page 55: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

44

optreedt. De variabele statuseffect verklaart dus een deel van het effect van conditie (OV) op

gelddonatie (AV) maar niet helemaal.

Figuur 5: Sobel-test – Statuseffect (Bron: Eigen onderzoek)

Uit de bovenstaande figuur kan men afleiden dat de Sobel-test significant is met een p-waarde

< .01. Op basis van deze Sobel test konden we concluderen dat de statuseffect variabele een

mediator is.

We concludeerden dat er bij de causale relatie tussen conditie (OV) en gelddonatie (AV) sprake

is van full mediation van de gevoelens van geluk variabele en van partial mediation van de

statuseffect variabele. Wanneer we deze twee variabelen vergelijken in termen van hun

mediërende invloed is het heel duidelijk dat gevoelens van geluk meer het effect van conditie

op gelddonatie gaan verklaren dan statuseffect. De bijhorende adjusted R² wordt weergegeven

in tabel 22.

Mediator Adjusted R²

Gevoelens van geluk

.09

Statuseffect .06

Tabel 18: Gelddonatie - Adjusted R² mediators (Bron: Eigen onderzoek)

We hebben m.a.w. een antwoord geformuleerd op onderzoeksvraag 1.

Onderzoeksvraag 1: Is er een verschil in sterkte van invloed tussen het time-ask effect en het

statuseffect bij het doneren aan het goede doel?

Page 56: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

45

5.3.3.5 Mediatie van gevoelens van geluk bij steunintentie Hetzelfde proces werd herhaald voor de relatie tussen de onafhankelijke conditie en de

afhankelijke variabele steunintentie. Opnieuw werd aan de hand van de Baron en Kenny

methode (Baron & Kenny, 1986) de invloed van gevoelens van geluk en statuseffect nagegaan.

De resultaten van voorwaarde 1 kan men logischerwijs terug vinden in de vorige paragraaf

aangezien dezelfde regressie werd uitgevoerd.

Voorwaarde 2 en 3

Om de coëfficiënt b, c en c’ te vinden werd een bloksgewijze (hiërarchische) regressie

uitgevoerd. De bijhorende regressievergelijkingen zijn:

Y(Steunintentie) = cX(Conditie)

Y(Steunintentie) = c’X(Conditie) + bM(Gevoelens van geluk)

Tussen X(Conditie) en Y(Steunintentie) bestaat er een correlatie van .13 waarbij X(Conditie) .02 verklaart

van de variabele Y(Steunintentie) scores. De meervoudige correlatie tussen M(Gevoelens van geluk),

X(Conditie) en Y(Steunintentie) bedraagt .60 en verklaart samen met variabele X(Conditie) .36 van de

variantie Y(Gelddonatie) scores.

We vonden voor de coëfficiënt c een waarde van .18 samengaand met een standaardfout van

.19. C is significant (p = .05). De coëfficiënt c stelt het totale effect van de onafhankelijke

variabele X(Conditie) op de afhankelijke variabele Y(Steunintentie) voor. Ook waarde b = .47 met

standaardfout .04 is een waarde die significant is met een p-waarde < .01. Voor c’ vonden we

een negatieve waarde van -.1 met een standaardfout van .08. Deze waarde c’ is echter niet

significant met een p-waarde van .23. Hieruit kan men afleiden dat het totale effect c (= .18)

niet meer significant is wanneer M(Gevoelens van geluk) toegevoegd werd aan het model. Anders

gezegd, coëfficiënt c’ was niet meer significant wanneer de mediator variabele M(Gevoelens van geluk)

werd toegevoegd.

Page 57: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

46

Figuur 6: Sobel-test - Steunintentie - Gevoelens van geluk (Bron: Eigen onderzoek)

Uit de bovenstaande tabel kan men afleiden dat de Sobel test significant is met een p-waarde <

.01. We konden concluderen dat de gevoelens van geluk variabele een mediator is. Aangezien

c’ niet meer significant is, is er bovendien sprake van volledige mediatie.

5.3.3.6 Mediatie van statuseffect bij steunintentie

Voorwaarde 2 en 3

Om de coëfficiënt b, c en c’ te vinden werd een bloksgewijze (hiërarchische) regressie

uitgevoerd. De bijhorende regressievergelijkingen zijn:

Y(Steunintentie) = cX(Conditie)

Y(Steunintentie) = c’X(Conditie) + bM(Statuseffect)

Tussen X(Conditie) en Y(Steunintentie) bestaat er een correlatie van .13 waarbij X(Conditie) .02 verklaart

van de variabele Y(Steunintentie) scores. De meervoudige correlatie tussen M(Statuseffect), X(Conditie) en

Y(Steunintentie) bedraagt .28 en verklaart samen met variabele X(Conditie) .08 van de variantie

Y(Gelddonatie) scores.

We vonden voor de coëfficiënt c een waarde van .18 samengaand met een standaardfout van

.09. C is significant (p = .05). De coëfficiënt c stelt het totale effect van de onafhankelijke

variabele X(Conditie) op de afhankelijke variabele Y(Steunintentie) voor. Ook waarde b = .25 met

standaardfout .04 is een waarde die significant is met een p-waarde < .01. Voor c’ vonden we

Page 58: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

47

een waarde van .1 met een standaardfout van .09. Deze waarde c’ is echter niet significant met

een p-waarde van .31.

Hieruit kan men afleiden dat het totale effect c (= .18) niet meer significant is wanneer

M(Statuseffect) toegevoegd werd aan het model. Anders gezegd, coëfficiënt c’ was niet meer

significant wanneer de mediator variabele M(Statuseffect) werd toegevoegd.

Figuur 7: Sobel-test - Steunintentie - Statuseffect (Bron: Eigen onderzoek)

Uit de bovenstaande figuur kan men afleiden dat de Sobel test significant is met een p-waarde

<.01. We konden concluderen dat de statuseffect variabele een mediator is. Aangezien c’ niet

meer significant is, is er bovendien sprake van volledige mediatie.

We concludeerden dat er bij de causale relatie tussen conditie (OV) en steunintentie (AV)

sprake is van full mediation van zowel de ‘gevoelens van geluk’ variabele als van de statuseffect

variabele. Op basis van de adjusted R² maakten we een vergelijking van de mediërende invloed

tussen beide mediators. Gevoelens van geluk bleek meer het effect van conditie op

steunintentie te verklaren dan statuseffect. De bijhorende adjusted R² wordt weergegeven in

tabel 23

Mediator Adjusted R²

Gevoelens van geluk

.35

Statuseffect .07

Tabel 19: Steunintentie - Adjusted R² mediators (Bron: Eigen onderzoek)

Page 59: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

48

5.3.5 Belang van status

Deze masterproef gaat ervan uit dat status een rol speelt bij het doneren aan het goede doel.

Aangezien niet iedereen hetzelfde belang hecht aan status leek het ons nuttig om een indeling

te maken tussen mensen die weinig belang hechten aan status en mensen die veel belang

hechten aan status. Dit deden we op basis van de status concern schaal (Netemeyer Burton,

Lichtenstein,1995). De indeling van de twee groepen gebeurde aan de hand van een medium

split. Hierna keken we of het belang aan status een invloed uitoefende op enkele variabelen die

we in het onderzoek zijn nagegaan. Onderstaande tabel geeft het verband weer tussen het

belang van status en deze variabelen.

Variabele Belang van

status Gemiddelde F-waarde Significantiewaarde

Attitude t.o.v. advertentie

Weinig 4.64

4.63

p = .03

Veel 5.01

Attitude t.o.v. organisatie

Weinig 4.74

1.51

p = .22

Veel 4.83

Steunintentie Weinig 4.09 8.91 p < .01

Veel 4.53

Gepercipieerde effectiviteit

Weinig 3.37

6.63

p = .01

Veel 3.81

Tabel 20: Belang van Status – Attitude t.o.v. advertentie en organisatie, Steunintentie, Gepercipieerde effectiviteit

(Bron: Eigen onderzoek) Deze resultaten steunen de veronderstelling van dit onderzoek dat status een rol speelt bij het

doneren aan het goede doel. Individuen die status belangrijk vinden hebben een betere mening

t.o.v. de advertentie en gaan vlugger de organisatie steunen. Verder denken ze ook dat de

advertentie meer mensen zal beïnvloeden. Er werd echter geen verschil gevonden in mening

t.o.v. de organisatie. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de organisatie op zich niet

zozeer als middel om zijn status te verhogen gezien wordt, maar wel vooral zijn activiteit.

Anders gezegd, de inhoud waar de organisatie voor staat is belangrijker dan de organisatie zelf.

Dit werd echter niet in deze masterproef bestudeerd.

Page 60: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

49

De volgende stap was om enkel voor de groep van mensen die weinig belang hechten aan

status het verband na te gaan tussen de conditievariabele (OV) en de geld- en tijdsdonatie

variabelen (AV). Daarna werd hetzelfde gedaan voor mensen die veel belang hechten aan

status. Onderstaande tabellen vatten onze bevindingen samen.

Conditie Gemiddelde gelddonatie

(in euro) SD F-waarde Significantiewaarde

Geld 12.75 14.59

Gadget 17.60 16.97 5.48 p < .01

Tijd 29.65 31.14

Totaal 18.68 21.28

Tabel 21: Gelddonatie voor mensen met laag belang aan status (Bron: Eigen onderzoek)

Conditie Gemiddelde tijdsdonatie

(in uur) SD F-waarde Significantiewaarde

Geld 2.49 3.478

Gadget 1.30 2.00 4.90 p < .01

Tijd 5.08 8.83

Totaal 2.61 5.07

Tabel 22: Tijdsdonatie voor mensen met laag belang aan status (Bron: Eigen onderzoek)

Conditie Gemiddelde gelddonatie

(in euro) SD F-waarde Significantiewaarde

Geld 22.9 21.60

Gadget 24.74 21.06 .44 p = .64

Tijd 26.97 24.54

Totaal 24.57 22.30

Tabel 23: Gelddonatie voor mensen met veel belang aan status (Bron: Eigen onderzoek)

Page 61: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

50

Conditie Gemiddelde tijdsdonatie

(in uur) SD F-waarde Significantiewaarde

Geld 3.5 4.97

Gadget 3.23 3.48 .14 p = .87

Tijd 3.92 8.07

Totaal 3.55 5.74

Tabel 24: Tijdsdonatie voor mensen met veel belang aan status (Bron: Eigen onderzoek)

We vonden dat in ons onderzoek de respondenten die veel belang hechten aan status

gemiddeld €24.57 en 3.55 uur zouden doneren. Hierbij had de advertentie die men te zien

kreeg geen invloed, er bestonden geen significante verschillen bij gelddonatie (p = .64) en

tijdsdonatie (p = .87). De gemiddelden die men vond voor mensen die veel belang hechten aan

status lagen hoger dan deze van de groep van mensen met laag belang aan status. Zij zouden

gemiddeld €18.68 en 2.61uur doneren. Deze groep van mensen bleek wel beïnvloed te zijn

door de advertentie die ze te zien kregen. Met een Bonferroni post-hoc test ging men na tussen

welke condities er significante verschillen bestonden. Deze zijn terug te vinden in tabel 29.

Conditie Significantiewaarde bij

gelddonatie Significantiewaarde bij

tijdsdonatie

Geld versus Gadget

p = .83 p = .81

Geld versus Tijd p < .01

p = .12

Gadget versus Tijd

p = .06 p < .01

Tabel 25: Post-hoc test (Bonferroni) – Laag belang aan status – Gelddonatie en Tijdsdonatie (Bron: Eigen onderzoek)

Tussen de monetaire condities (geld en gadget) bleek er zowel bij geld als bij tijd geen

significant verschil te zijn ondanks er een verschil bestond van ongeveer €5 bij gelddonatie en

ongeveer 1 uur bij tijdsdonatie. Het zien van een advertentie met een tijdsconditie erin

verwerkt zou daarentegen wel leiden tot hogere donaties. De tijdsconditie verschilt significant

van de geldconditie (p < .01) en verder is het ook significant van de gadgetconditie met een

betrouwbaarheid van 94% wanneer het gaat over gelddonaties. Bij tijdsdonaties is er enkel een

significant verschil tussen de gadget- en tijdsconditie (p < .01). De invloed van het zien van een

Page 62: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

51

monetaire- of tijdsadvertentie blijkt opnieuw een invloed te hebben op het donatiegedrag.

We besluiten dat mensen die veel belang hechten aan status, meer doneren dan mensen die

weinig belang hechten aan status maar deze groep van mensen word wel niet beïnvloed door

de condities die in de advertenties verwerkt zijn.

We wilden verder ingaan op het verschil tussen de hoeveelheid geld en tijd doneren tussen de

twee groepen met een verschillend belang aan status. Anders gezegd, we gingen op individueel

niveau na of een persoon een voorkeur heeft om geld versus tijd te doneren. We gebruikten

hiervoor een gepaarde t-test. Om geld en tijd te kunnen vergelijken verwijzen we terug naar

het feit dat het onderzoek ervan uit gaat dat 1 uur overeenstemt met €10. Wanneer men dus

de tijdsconditie vermenigvuldigt met 10, kan men tijd en geld met elkaar vergelijken. Bij het

vergelijken van geld en tijd doneren bij alle respondenten in het onderzoek bleek er inderdaad

een verschil te bestaan (p < .1). Hierop voortbouwend maakten we opnieuw de opsplitsing

tussen laag en hoog statusbelang bij de respondenten op basis van de statusconcern schaal

(Netemeyer Burton, Lichtenstein,1995). Daaruit bleek dat mensen die weinig belang hechten

aan status geen verschil maken in geld of tijd doneren (p < .11). Hier staat tegenover dat

mensen die veel belang hechten aan status wel een verschil gaan maken tussen het doneren

van geld en tijd. (p = .03), ze gaan namelijk meer tijd doneren dan geld. Dit impliceert dat

individuen de voorkeur hebben om eerder tijd te doneren dan geld wanneer men status

belangrijk vindt.

Page 63: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

52

Deel 3: Conclusies - beperkingen en suggesties voor verder onderzoek

Deze masterproef had als doel om het time-ask effect (Liu & Aaker, 2008) en de invloed van

status nader te onderzoeken bij het doneren aan het goede doel. Deze twee effecten werden

geïmplementeerd in advertenties. In totaal werden er drie advertenties opgesteld met daarin

respectievelijk een geldconditie, gadgetconditie en tijdsconditie verwerkt. Er werd gekeken hoe

deze advertenties het donatiegedrag van studenten kunnen beïnvloeden. Merk op dat het

onderzoek uitsluitend gevoerd werd bij studenten aangezien verondersteld wordt dat zij een

min of meer heterogene groep vormen.

We inspireerden ons op de literatuur rond het time-ask effect om na te gaan of gevoelens van

geluk een mediërende invloed heeft op de causale relatie tussen het zien van één van de

advertenties en het doneren aan het goede doel. Ook gingen we na of het statuseffect een

mediator was. Achteraf werd de sterkte van beide invloeden ten opzichte van elkaar

vergeleken. Daar dit voorheen nog niet uitgevoerd werd, vormt dit dus de nieuwe invalshoek

van deze masterproef. In totaal werden er drie studies uitgevoerd. Uit de eerste studie werd

afgeleid dat een uur vrijwilligerswerk overeen komt met een geldwaarde van €10. Op basis

hiervan werden er geld- en tijdscondities opgesteld die men kon vergelijken. We stelden twee

monetaire condities op, namelijk het gewoonweg doneren van geld en het doneren van geld in

de vorm van de aankoop van gadgets. Er werd verwacht dat het aankopen van gadgets meer

status zou opleveren aangezien dit meer zichtbaar is. Ook zou het aankopen van gadgets meer

gerelateerd zijn aan ‘gevoelens van geluk’ aangezien er bij opzichtige consumptie ook een

tijdsbeleving vervat zit. Een derde conditie was het doneren van tijd, wat dus neerkomt op

vrijwilligerswerk.

In studie 2 werden deze condities een eerste maal getest of ze verschilden in termen van het

verkrijgen van status. We wilden achterhalen of het de moeite was om het statuseffect op te

nemen als mediërende variabele in het hoofdonderzoek. De verschillende condities werden

ingebracht in situatieschetsen waarin een fictief persoon telkenmale inging op een advertentie

waar er een donatievraag gesteld werd. De respondent moest aangeven in welke mate hij

Page 64: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

53

dacht dat dit fictief personage status zou verkrijgen door zijn actie. Hieruit bleek dat de

respondenten vonden dat een persoon die tijd doneert meer status zal verkrijgen dan iemand

die geld doneert aan het goede doel. Tussen de geld- en gadgetconditie werd er echter geen

significant verschil gevonden. Dit resultaat moedigde aan om de invloed van status verder te

onderzoeken.

Dit gebeurde dan ook in studie 3 waar tevens de rol van ‘gevoelens van geluk’ werd nagegaan

bij doneren. In dit onderzoek werden dezelfde drie condities van studie 2 in advertenties

verwerkt. Respondenten werden gevraagd om, na het zien van één van de advertenties, aan te

geven in welke mate zij zouden doneren aan het goede doel. Hieruit bleek dat mensen na het

zien van de tijdsadvertentie aangaven dat ze meer bereid waren om geld te doneren dan

respondenten die een advertentie met een geldvraag kregen. We vonden verder dat dezelfde

mensen uit de tijdsconditie meer aangaven dat steunen van het goede doel te maken heeft met

gevoelens van geluk. Het zien van een tijdsadvertentie zorgde dus voor hogere gelddonaties

waarbij we het verband met gevoelens van geluk konden maken. Met de gadgetconditie werd

er geen significant verschil gevonden, het gemiddelde lag ergens tussen de geld- en

tijdsconditie.

De volgende stap was om aan de hand van de Baron en Kenny methode (1986) na te gaan wat

de mediërende invloed is van gevoelens van geluk op de causale relatie tussen het zien van één

van de advertenties en de hoogte van de gelddonatie. Er was sprake van full mediatie, wat

betekent dat gevoelens van geluk het verband tussen de condities en de mate waarin men geld

doneert volledig verklaart.

Zoals eerder vermeld onderzochten we ook de invloed van status op het donatiegedrag. We

vonden dat individuen denken dat tijd doneren meer status oplevert dan gewoonweg geld

doneren of gadgets aankopen. Opnieuw gingen we na op welke wijze dit effect een mediërende

invloed heeft op de causale relatie tussen het zien van één van de advertenties en de hoogte

van de gelddonatie. Er trad partial mediatie op, wat betekent dat het statuseffect slechts voor

een deel het effect van de conditie op gelddonatie verklaart. Het time-ask effect was m.a.w.

dus sterker dan het statuseffect. We kwamen tot dezelfde conclusie wanneer we de

mediërende invloed van beide effecten op de causale relatie tussen de advertenties en de

steunintentie analyseerden.

Tot slot werd ook een indeling gemaakt tussen mensen die status al dan niet belangrijk vinden.

We vonden dat individuen die status belangrijk vinden een betere mening t.o.v. de advertentie

Page 65: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

54

bezitten en bijgevolg vlugger de organisatie zullen steunen. Verder denken ze ook dat de

advertentie meer mensen zal beïnvloeden. Er werd echter geen verschil gevonden in mening

t.o.v. de organisatie. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de organisatie op zich niet

zozeer als middel om de status te verhogen gezien wordt, maar wel vooral zijn activiteit. We

kunnen dit echter niet besluiten op basis van dit onderzoek, verder onderzoek hiernaar is aan

de orde.

Verder vonden we dat mensen die status belangrijk vinden meer doneren dan mensen die

weinig belang hechten aan status. Opmerkelijk hierbij is dat de mensen die status belangrijk

vinden niet beïnvloed worden door de advertentie die ze te zien krijgen, terwijl de individuen

die weinig belang aan status hechten wel beïnvloed worden door de soort advertentie. Men

zou kunnen suggereren dat de groep met veel belang aan status een vastberadener standpunt

bezit t.o.v. doneren aan het goede doel. Samengevat kan men op basis van dit onderzoek

stellen dat het zien van een welbepaalde advertentie geen invloed zal hebben op de wijze

waarop men doneert voor de individuen die status belangrijk vinden.

Als laatste vonden we dat mensen die weinig belang hechten aan status geen onderscheid

maken tussen geld of tijd doneren. Hier staat tegenover dat mensen die veel belang hechten

aan status wel een verschil maken tussen het doneren van geld of tijd, ze gaan namelijk meer

tijd doneren dan geld. We leggen hierbij de link naar eerder bekomen resultaten waaruit bleek

dat men door tijd te doneren meer status kon verkrijgen dan door geld te doneren.

Dit onderzoek was onderhevig aan enkele beperkingen. Vooreerst vermelden we dat voor de

gadgetconditie vaak geen significante verschillen gevonden werden. We hadden nochtans

verwacht dat het kopen van gadgets zou verschillen van de geldconditie omdat het

zichtbaarder is en daarom bijgevolg meer status zou opleveren. We kunnen er wel bij

vermelden dat de gemiddelde scores van de gadgetconditie zich bijna altijd tussen deze van de

geldconditie en de tijdsconditie bevond. Ondanks deze gemiddelden niet altijd significant

verschilden, zagen we dus wel een terugkomend patroon. De gemiddelden lagen meestal hoger

dan de geldconditie maar lager dan de tijdsconditie. Een mogelijke verklaring voor de niet-

significantie zou bij de keuze voor het gadget kunnen liggen. Het gebruik van een schilderij als

gadget is vrij specifiek. Bij de keuze voor een andere gadget zouden de resultaten eventueel

anders kunnen geweest zijn.

Page 66: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

55

We dienen ook te vermelden dat het onderzoek enkel gevoerd werd voor één bepaalde

(fictieve) organisatie. De resultaten kunnen dus niet veralgemeend worden voor alle soorten

liefdadigheidsorganisaties. We vermoeden namelijk dat de resultaten enkel gelden voor

vergelijkbare organisaties. In de literatuur werd er geen opdeling gevonden van

liefdadigheidsorganisaties op basis van kenmerken. Toch omschrijven we ‘Een Hart Voor

Kinderen’ als een binnenlandse organisatie die werkt rond een niet-controversieel onderwerp.

Voor verder onderzoek kan het interessant zijn om het time-ask effect en het statuseffect na te

gaan voor verschillende categorieën van organisaties.

We merken ook op dat het onderzoek enkel een donatie-intentie naging, er werden geen

werkelijke donatiebedragen bestudeerd. Het zou namelijk kunnen dat vele respondenten in de

enquête een hoge bereidheid tot doneren aangaven terwijl hun werkelijk donatiegedrag in de

realiteit hiervan sterkt afwijkt. Dit geldt zowel voor het doneren van geld als voor tijd.

In het onderzoek ging men er verder ook van uit dat de respondenten individueel de vragenlijst

invulden. Dit heeft tot gevolg dat het donatiegedrag van de respondenten onafhankelijk was

van hoe anderen doneren. Aangezien er bij status een grote invloed is van de omgeving van het

individu kan het interessant zijn om het donatiegedrag van anderen in het onderzoeksmodel op

te nemen. We verwijzen hier door naar de literatuur omtrent het begrip ‘opinion leadership’.

Tot slot vermelden we dat enkele bekomen resultaten niet gerapporteerd werden aangezien

deze niet relevant leken in het kader van dit onderzoek. Zo vonden we dat studenten aan de

faculteit psychologie/pedagogiek meer doneerden aan het goede doel dan studenten aan de

faculteit economie. Ook voor geslacht bestonden er significante verschillen. Vrouwelijke

studenten gaven aan zowel meer geld als tijd te willen doneren. Met de geslachtvariabele werd

er geen rekening gehouden i de analyse. Toch werd er aanvankelijk nagegaan of er significante

verschillen bestonden tussen de condities op vlak van persoonskenmerken, in dit geval:

geslacht. Met een Chi²-test werd de frequentieverdeling van de steekproef vergeleken met de

verwachte celverdeling om zo te bepalen of er een significant verschil bestond. In onderstaande

tabel worden de frequenties en de significante verschillen vermeld voor geslacht in de

verschillende condities.

Page 67: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

56

Geld conditie Gadget conditie Tijd conditie Chi²

Geslacht 37% mannen 43% mannen 29% mannen .23

63% vrouwen 57% vrouwen 71% vrouwen

Tabel 26: Pearson Chi² – Conditie en geslacht (Bron: Eigen onderzoek)

Met een significantieniveau van .23 (> .05) kan men stellen de twee variabelen statistisch

onafhankelijk zijn van elkaar. Dit betekent dus dat we mogen veronderstellen dat de

verdelingen van geslacht over de condities gelijk zijn. We merken wel op dat de verhouding in

geslacht niet echt evenredig was.

Page 68: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

57

Deel 4: Interview

Omdat we onze resultaten wilden toetsen aan de praktijk werd er beslist om een afspraak te

maken met een persoon die actief is in de non-profit sector. Zo klopten we aan bij Poverello,

een vzw met 14 afdelingen verspreid over België. Poverello biedt onder meer maaltijden, kleren

en slaapplaats aan kansarmen en daklozen. Deze werking wordt gedragen door 400 vrijwilligers

die zich van één dag tot verschillende dagen per week inzetten. In de Gentse afdeling troffen

we op 20 mei 2011 Michel Hofman aan, de huisverantwoordelijke voor die dag, die er al 15 jaar

lang actief is. We bedanken ons voor zijn spontane bereidwilligheid om ons te woord te staan

en de rondleiding die we er kregen.

Uit het gesprek dat we voerden leerden we dat Poverello Gent elke (werk)dag 80 maaltijden

aanbood aan zeer lage prijzen. Zo kan je er voor één euro een volledig verzorgde warme

maaltijd krijgen. Dit wordt mogelijk gemaakt door de mensen die er vrijwillig aan de slag zijn.

Ook is de organisatie zelfvoorzienend, het is niet afhankelijk van overheidssteun. Hun

inkomsten genereren ze hoofdzakelijk uit het aanbieden van maaltijden, weliswaar aan zeer

lage prijzen, en giften van andere organisaties. Zo vermelde mr. Hofman de Rotary club die op

regelmatige basis inzamelacties organiseert. Ook ontvangen ze vaak overschotten van

bijvoorbeeld de Ugent studentenresto’s. Af en toe verwelkomen ze ook giften van donors. Men

gaat echter niet actief op zoek naar middelen. Poverello staat reeds bekend bij de mensen die

iets kunnen bijdragen of zoals mr. Hofman het verwoorde: ‘men kent elkaar’. Om deze reden

konden de bekomen resultaten omtrent de invloed van advertenties niet voorgelegd worden,

Poverello maakt er namelijk geen gebruik van en kan er dus niet over oordelen. Wanneer er

gesproken werd over het aanzien dat men kan verwerven bij het steunen van het goede doel

vermelde mr. Hofman meteen dat er op dat moment het grootste deel van het personeel in de

anonimiteit werkt. In Poverello zou er dus niet vlug sprake zijn van een statuseffect.

Op het eerste zicht lijkt het onderzoek dat we gevoerd hebben weinig relevant voor Poverello.

Wanneer er echter gepeild werd naar de motivaties van de vrijwilligers, blijkt dat zij voor hun

actieve medewerking ook iets in de plaats kregen. Ze verkrijgen namelijk een goed gevoel bij

het helpen van mensen die buitengesloten worden. Voor velen van hen komt dit goed gevoel

Page 69: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

58

voort uit een Christelijke overtuiging waar barmhartigheid met armen als deugd wordt

vooropgesteld.

Gevoelens van geluk blijkt dus ook in de praktijk een grote invloed te hebben op het steunen

van het goede doel.

Dat er vanuit Poverello weinig actie ondernomen wordt om zelf middelen te werven door

mensen te overtuigen om de organisatie te steunen kan in de literatuur mogelijks verklaard

worden door de ‘crowding out hypothesis’ (Andreoni, 1993). Deze theorie stelt dat incentieven

om het goede doel te steunen een averechts effect kunnen hebben. Doordat het bieden van

steun dan minder als puur altruïstisch gezien wordt, zal de bereidheid dalen. Zo is het beter om

het vrijwilligerswerk volledig onbezoldigd te laten i.p.v. een klein bedrag uit te betalen.

Het gesprek met Mr Hofman werd afgesloten met wederzijdse succeswensen.

Page 70: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

I

Bibliografie

Andreoni, J. & Petrie R. (2004). Public Goods Experiments Without Confidentiality: A Glimpse

Into Fund-Raising. Journal of Public Economics 88, 1605-23.

Andreoni, J. (1989). Giving with impure altruism: applications to charity and Ricardian

equivalence. Journal of Political Economy, 97 (6), 1447–1458.

Andreoni, J. (1989). An Experimental Test of the Public-Goods Crowding-Out Hypothesis. The

American Economic Review, 83 (5), 1317-1327.

Baron, R. M., & Kenny, D. A. (1986). The moderator-mediator variable distinction in social

psychological research: Conceptual, strategic and statistical considerations. Journal of

Personality and Social Psychology, 51, 1173-1182.

Basil, D. Z., Ridgway,N.M., & Basil, M. D. (2006). Guilt appeals: The mediating effect of

responsibility. Psychology & Marketing, 23, 1035–1054.

Becker, Gary S. (1965). A theory of the allocation of Time. The Economic Journal, 75 (299), 493-

517.

Becker, Gary S. (I974). A theory of social interactions. Journal of Political Economy, 82, I063-93.

Bernheim, B. D. (1994). A Theory of Conformity. Journal of Political Economy, 102, 841–877.

[1610,1615].

Bird, R., & Smith, E. A. (2005). Signaling theory, strategic interaction, and symbolic capital.

Current Anthropology, 46, 221–248.

Page 71: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

II

Carstensen, Laura L., Derek M. Isaacowitz, & Susan T. Charles (1999). Taking Time Seriously: A

Theory of Socioemotional Selectivity. American Psychologist, 54 (Maart), 165–81.

Cialdini, Robert B.; Brown, Stephanie L.; Lewis, Brian P.; Luce, Carol; Neuberg, Steven L. (1997).

Reinterpreting the empathy–altruism relationship: when one into one equals oneness. Journal

of Personality and Social Psychology, 73 (3), 481–494.

Forsythe, R., J. Horowitz, N. Savin, & M. Sefton (1994). The Statistical Analysis of Experiments

With Simple Bargaining Games. Games and Economic Behavior, 6, 347–369.[1608,1623].

Frank R.H. (1985). The demand for unobservable and other non positional goods. American

Economic Review, 75, I01-116.

Frank, R. H. (1985). Choosing the right pond: Human behavior and the quest for status. New

York: Oxford.

Franklin B. (1748). Advice to a Young Tradesman..

Glazer, A., & K. A. Konrad (1996). A Signaling Explanation for Charity. American Economic

Review, 86, 1019–1028. [1610].

Gouldner, A. W. (1960). The norm of reciprocity: a preliminary statement. American

Sociological Association, 25 (2), 161-178.

Grace (2009). Conspicuous donation behaviour: scale development and validation. Journal of

consumer behavior, 8 (1), [1472-0817].

Grace D, Griffin D. (2006). Exploring conspicuousness in the context of donation behavior.

International Journal of Nonprofit Voluntary Sector Marketing, 11 (Mei): 147-154.

Graham RJ (1981). The role of perception of time in consumer research. Journal of Consumer

Research, 7 (Maart), 335-342.

Page 72: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

III

Griskevicius, V., Tybur, J. M., Sundie, J. M., Cialdini, R. B., Miller, G. F., & Kenrick, D. T. (2007).

Blatant benevolence and conspicuous consumption: When romantic motives elicit costly

displays. Journal of Personality and Social Psychology, 93 (1), 85–102.

Gurven, M., Allen-Arave, W., Hill, K., & Hurtado, M. (2000). It's a wonderful life: signaling

generosity among the Ache of Paraguay. Evolution and Human Behavior, 21, 263−282.

Haley, K. J., & Fessler, D. M. T. (2005). Nobody's Watching? Subtle cues affect generosity in an

anonymous economic game. Evolution and Human Behavior, 26, 257−270.

Hoch, Stephen J. (1984). Availability and Interference in Predictive Judgment. Journal of

Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 10 (4), 649–62.

Hong, K. & I. Bohnet (2007). Status and Distrust: The Relevance of Inequality and Betrayal

Aversion. Journal of Economic Psychology, 28, 197-213.

Leclerc F, Schmitt BH, & Dubé L (1995). Waiting time and decision making: is time like money?.

Journal of Consumer Research, 22 (Juni).

Leeds, R. (1963). Altruism and the norm of giving. Sociological Review, 9, 229-240.

Liu, Wendy & Jennifer Aaker (2008). The Happiness of Giving: The Time-Ask Effect. Journal of

Consumer Research, 35 (Oktober), 543-557.

Kotler P. (1979). Strategies for Introducing Marketing into Nonprofit Organizations. Journal of

Marketing, 43, 37-44.

Loewenstein, George, Daniel Read, & Roy Baumeister (2003). Time and Decision: Economic and

Psychological Perspectives on Intertemporal Choice. New York: Russell Sage Foundation.

Page 73: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

IV

MacAndrew, F. T. (2002). New evolutionary perspective on altruism: Multilevel-selection and

costly-signaling theories. Current Directions in Psychological Science, 11, 79–82.

Miller, G. F. (1998). Review of “The handicap principle” by Amotz Zahavi. Evolution and Human

Behavior, 19 (5), 343-347.

Miller, G. F. (2007). Sexual selection for moral virtues. Quarterly Review of Biology, 82, 97–125.

Netemeyer R., Burton S., Lichtenstein D. (1995). Trait Aspects of Vanity: Measurement and

Relevance to Consumer Behavior. The Journal of Consumer Research, 21 (4), 612-626. The

University of Chicago Press.

Nowak, M. A., & Sigmund, K. (1998). Evolution of indirect reciprocity by image scoring. Nature,

393, 573-577.

Okada, E. M., & Hoch, S. J. (2004). Spending time versus spending money. Journal of Consumer

Research, 31, 313–323.

Olson, Mancur (1965). The Logic of Collective Action. Harvard: Harvard University Press.

Penner, L. A., & Finkelstein, M. A. (1998). Dispositional and structural determinants of

volunteerism. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 525–537.

Roberts, G. (1998). Competitive altruism: From reciprocity to the handicap principle.

Proceedings of the Royal Society of London, Series B: Biological Sciences, 265, 427–431.

Rothschild ML. (1979). Marketing Communications in non business situations or why it's so hard

to sell brotherhood like sod Lp. Journal of Marketing, 43 (Lente), 11-20.

Schroeder, D. A., Penner, L. A., Dovidio, J. F., & Piliavin, J. A. (1995). The Psychology of Helping

and Altruism. New York: McGraw-Hill.

Page 74: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

V

Schwartz, Robert A. (1970). Personal Philanthropic Contributions. The Journal of Political

Economy, 78 (6), 1264-1291.

Shaw, G.B. (1896). Socialism for millionaires. In: Essays in Fabian Socialism. Constable, London

(herdruk 1949).

Smith, E. A., & Bliege Bird, R. L. (2000). Turtle hunting and tombstoneopening: generosity as

costly signaling. Evolution and Human Behavior, 21, 245−262.

Soman, Dilip (2001). The Mental Accounting of Sunk Time Costs: Why Time is not Like Money.

Journal of Behavioral Decision Making, 14 (3), 169-185.

Van Boven, Leaf & George Loewenstein (2003). Social Projection of Transient Visceral Feelings.

Personality and Social Psychology Bulletin, 29 (September), 1159–68.

Veblen, Thorstein (1899). The Theory of the Leisure Class: An Economic Study of Institutions.

Vohs, Kathleen D., Nicole L. Mead, & Miranda R. Goode (2006). The Psychological

Consequences of Money. Science, 314, 1154–56.

Wedekind Claus, Braithwaite Victoria A. (2002). The Long-Term Benefits of Human Generosity

in Indirect Reciprocity. Current Biology, 12 (Juni), 1012-1015.

West P. (2004). Conspicuous Compassion: Why Sometimes it Really is Cruel to be Kind. Civitas

Institute for the Study of Civil Society: London

Wijnen K., Janssens W., De Pelsmaker P. & Van Kenhove P. (2002). Marktonderzoek met SPSS:

statisische verwerking en interpretatie. Antwerpen-Apeldoorn, 1-465

Page 75: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

VI

Andere bronnen (2011, 05 mei). Belgen blijven goede doelen steunen. De Morgen (2011,01 mei) ABVV URL: http://www.vlaamsabvv.be/art/pid/15203/Jobstudent-wie-wanneer-contract-proefperiode-loon-feestdagen-ontslag-.htm#para3300 (2011, 20 april) Oxford Englisch Dictionary URL: http://www.oed.com/view/Entry/252842?redirectedFrom=mindset#eid Polastro, R., Nagrah, A., Steen, N. & Zafar, F. (2011). Inter‐agency real time evaluation of the humanitarian response to Pakistan’s 2010 Flood crisis. Niet-gepubliceerd rapport, OCHA.

Page 76: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

VII

Deel 5: Bijlagen

Bijlage 1: Studie2

Situatieschets 1:

“Een hart voor kinderen” is een liefdadigheidsorganisatie die kinderen bijstaat met

hartproblemen. Ze is al 10 jaar lang actief in Vlaanderen en zet zich in om jaarlijks het leven van

honderden kinderen aangenamer te maken. Om operationeel te blijven en aan de nodige

middelen te geraken hangen ze doorheen het jaar affiches/advertenties uit in verschillende

universiteiten en hogescholen waarbij er gevraagd wordt aan studenten om 20 euro te storten

en zo een steentje bij te dragen aan een beter leven voor deze kinderen.

Jeroen is een persoon die ongeveer dezelfde leeftijd heeft als jou en dezelfde opleiding volgt.

Deze persoon merkt de affiche op en doneert 20 euro aan “een hart voor kinderen”.

Situatieschets 2:

“Een hart voor kinderen” is een liefdadigheidsorganisatie die kinderen bijstaat met

hartproblemen. Ze is al 10 jaar lang actief in Vlaanderen en zet zich in om jaarlijks het leven

van honderden kinderen aangenamer te maken. Om operationeel te blijven en aan de nodige

middelen te geraken hangen ze doorheen het jaar affiches/advertenties uit in universiteiten en

hogescholen waarbij er gevraagd wordt aan studenten om een schilderij gemaakt door de

kinderen te kopen ter waarde van 20 euro en zo een steentje bij te dragen aan een beter leven

voor deze kinderen.

Jeroen is een persoon die ongeveer dezelfde leeftijd heeft als jou en dezelfde opleiding volgt.

Deze persoon merkt de affiche op en koopt een schilderij gemaakt door de kinderen.

Situatieschets 3: “Een hart voor kinderen” is een liefdadigheidsorganisatie die kinderen bijstaat met

hartproblemen. Ze is al 10 jaar lang actief in Vlaanderen en zet zich in om jaarlijks het leven van

honderden kinderen aangenamer te maken. Om operationeel te blijven en aan de nodige

Page 77: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

VIII

middelen te geraken hangen ze doorheen het jaar affiches/advertenties uit in universiteiten en

hogescholen waarbij er gevraagd wordt aan studenten om een 2 tal uren als vrijwilliger mee te

helpen bij de kinderen en zo een steentje bij te dragen aan een beter leven voor deze kinderen.

Jeroen is een persoon die ongeveer dezelfde leeftijd heeft als jou en dezelfde opleiding volgt.

Deze persoon merkt de affiche op en beslist om een 2 tal uur te werken als vrijwilliger bij “een

hart voor kinderen”.

Bijlage 2: Status schaal

Geef aan in welke mate je akkoord gaat met volgende stellingen:

Door deze actie zal Jeroen als een beter mens gezien worden door zijn omgeving

Deze actie zal Jeroen helpen om meer aanzien te verkrijgen bij anderen

Jeroen heeft geen ambitie in het leven (R)

Dit is iemand waarnaar opgekeken kan worden

Jeroen verdient het respect van anderen want hij toont de wil om zichzelf te verbeteren

Door dit wenselijk sociaal gedrag zal er meer na hem opgekeken worden

Jeroen zal minder waardering krijgen door zijn omgeving door deze actie (R)

De populariteit van Jeroen zal positief beïnvloed worden door zijn actie

(R= geïnverteerd )

Bijlage 3: Studie 3

Vragenlijst

Beste, Mijn naam is Koen Van Huffel, Masterstudent Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. De vragenlijst is een onderdeel van mijn thesis en kadert in een onderzoek naar de effectiviteit van verschillende types advertenties dat wordt uitgevoerd binnen de vakgroep marketing van de Universiteit Gent. Hiervoor is jullie hulp van harte welkom! Je zal een advertentie te zien krijgen en we vragen je deze aandachtig te bekijken en lezen. Hierna volgen een aantal vragen over de advertentie. Het is de bedoeling dat je de vragen aandachtig leest en invult. Het is belangrijk dat je aandachtig en alleen werkt. Er zijn geen juiste of foute antwoorden, probeer gewoon zo eerlijk en persoonlijk mogelijk te antwoorden. We verzekeren dat je antwoorden op de vragen volstrekt anoniem zullen

Page 78: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

IX

behandeld worden. Dit onderzoek zal zo’n tien minuten duren. Indien er nog vragen of onduidelijkheden zijn mag je me altijd contacteren ([email protected]). Alvast van harte bedankt voor je medewerking! Koen Van Huffel Op de volgende pagina zal je een advertentie te zien krijgen. Gelieve deze advertentie aandachtig te lezen en te bekijken. Neem hiervoor gerust zoveel tijd als je wenst. Indien de advertentie niet volledig op je scherm kan, gelieve dan naar beneden en naar boven te scrollen zodat je de volledige advertentie hebt kunnen bekijken. Als je klaar bent, klik je door naar de volgende pagina waar je een aantal vragen vindt. Je kan het vervolg van de vragenlijst starten door de ‘>>’ knop onderaan aan te klikken . Succes!

Page 79: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

X

Page 80: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XI

Page 81: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XII

Page 82: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XIII

In deze vraag is het de bedoeling dat je aangeeft wat jij van de advertentie vindt. Indien je vindt dat de term links het best bij je past, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je vindt dat noch de term links noch de term rechts bij je past, duid je het middelste bolletje aan. Indien je vindt dat de term rechts het best bij je past, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.Ik vind de advertentie...

1 2 3 4 5 6 7

negatief:positief

slecht:goed

onaangenaam:aangenaam

In deze vraag gaan we na wat jij van ‘Een Hart Voor Kinderen’ als organisatie vindt. Hieronder worden een aantal uitspraken vermeld.Geef aan in welke mate je akkoord gaat met onderstaande stellingen door het bolletje aan te duiden dat het best jouw mening weergeeft. Indien je vindt dat de term links het best bij je past, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je vindt dat noch de term links als de term rechts bij je past, duid je het middelste bolletje aan. Indien je vindt dat de term rechts het best bij je past, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.

1 2 3 4 5 6 7

Een Hart Voor Kinderen is een

slechte organisatie:Een

Hart Voor Kinderen is een

goede organisatie

Ik heb geen sympathie

voor Een Hart Voor

Kinderen:Ik heb wel

sympathie voor Een Hart Voor Kinderen

Ik sta positief t.o. v. Een Hart

Voor Kinderen:Ik sta negatief t.o.v. Een Hart Voor

Kinderen

Page 83: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XIV

Geef nu aan in welke mate de volgende uitspraken op jou van toepassing zijn. Indien je vindt dat de uitspraak helemaal niet van toepassing is, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je vindt dat de uitspraak voor jou helemaal van toepassing is, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.

Helemaal niet van

toepassing

Helemaal wel van

toepassing

Het lijkt mij een

goed idee om Een

Hart Voor Kinderen

te steunen

De kans is klein

dat ik in de nabije toekomst Een Hart

Voor Kinderen

zal steunen

Het is mogelijk

dat ik ooit Een

Hart Voor Kinderen

zal steunen

In welke mate denk jij dat het bieden van de gevraagde steun aan de organisatie bij jou gevoelens van geluk zou teweeg brengen?

1 2 3 4 5 6 7

Helemaal niet:Helemaal

wel

Hieronder vind je een aantal uitspraken met betrekking tot jouw beslissing om de organisatie al dan niet te steunen. In welke mate ga je akkoord met volgende uitspraken? Indien je helemaal niet akkoord gaat met de uitspraak, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je

Page 84: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XV

helemaal akkoord gaat met de uitspraak, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.

Helemaal niet

akkoord

Helemaal akkoord

Mijn beslissing om deze actie te steunen

toont wie ik ben

Mijn beslissing om deze actie al

dan niet te steunen is

een volledig

vrije keuze

Mijn beslissing om deze actie al

dan niet te steunen

reflecteert het type persoon

dat ik ben

Mijn beslissing om deze actie al

dan niet te steunen is

een belangrijke prioriteit voor mij

Page 85: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XVI

Hoe waarschijnlijk is het dat deze advertentie jou zal beïnvloeden om Een Hart Voor Kinderen al dan niet te steunen?Indien je vindt dat de term links het best bij je past, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je vindt dat noch de term links noch de term rechts bij je past, duid je het middelste bolletje aan. Indien je vindt dat de term rechts het best bij je past, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.

1 2 3 4 5 6 7

Heel onwaarschijnlijk:Heel

waarschijnlijk

Hoe effectief denk je dat deze advertentie is om de meeste mensen aan te zetten om Een Hart Voor Kinderen te steunen?Indien je vindt dat de term links het best bij je past, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je vindt dat noch de term links noch de term rechts bij je past, duid je het middelste bolletje aan. Indien je vindt dat de term rechts het best bij je past, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.

1 2 3 4 5 6 7

Heel ineffectief:Heel

effectief

Stel je krijgt 100 euro ter uwer beschikking. Je mag hiermee doen wat je wil. Hoeveel zou je hiervan schenken aan Een Hart Voor Kinderen na het zien van deze advertentie? Stel je krijgt 10 uur ter uwer beschikking. Je mag hiermee doen wat je wil. Hoeveel zou je hiervan spenderen aan Een Hart Voor Kinderen na het zien van deze advertentie. Hieronder vind je een aantal uitspraken over het steunen van de organisatie. Gelieve aan te geven in welke mate je al dan niet akkoord gaat met deze uitspraken. Indien je helemaal niet akkoord gaat met de uitspraak, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je helemaal akkoord gaat met de uitspraak, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.

Page 86: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XVII

Helemaal niet

akkoord

Helemaal akkoord

Het steunen van deze

organisatie zou mij

helpen om mij

aanvaard te voelen

Het steunen van deze

organisatie zou de manier

waarop ik door

anderen word

ervaren verbeteren

Het steunen van deze

organisatie zou een goede indruk

nalaten op andere mensen

Het steunen van deze

organisatie zou mij een

sociale goedkeuring

geven

Als ik deze actie steun,

zal ik als een beter

mens gezien worden

door mijn omgeving

Page 87: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XVIII

Het steunen van deze

actie zal mij helpen om

meer aanzien te verkrijgen

bij anderen

Het steunen van deze

actie toont dat ik

ambitie heb in het leven

Duid hier helemaal

niet akkoord aan

Door dit wenselijk

sociaal gedrag zal er meer naar mij

opgekeken worden

Door het steunen van deze actie verdien ik

het respect van

anderen want ik

toon de wil om mezelf

te verbeteren

Door het steunen van deze actie

zal ik minder

waardering krijgen door

Page 88: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XIX

mijn omgeving

Mijn populariteit zal positief beïnvloed worden als

ik deze actie steun

Als ik deze actie steun

ben ik iemand

waarnaar opgekeken kan worden

In welke mate ga je akkoord met volgende uitspraken? Indien je helemaal niet akkoord gaat met de uitspraak, duid je het meest linkse bolletje aan. Indien je helemaal akkoord gaat met de uitspraak, duid je het meest rechtse bolletje aan. Met de andere bolletjes kan je jouw keuze meer nuanceren.

Page 89: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XX

Helemaal niet

akkoord

Helemaal akkoord

De mate van ambitie van een persoon om zichzelf

te verbeteren is

een vrij goede

indicatie van zijn karakter

Met het oog op het

respect van anderen te verdienen, moet een

persoon het verlangen tonen om

zich te verbeteren

Een van de dingen die je

moet overwegen

bij het kiezen van vrienden

is of ze je kunnen

helpen je weg te

vinden in de wereld

Ambitie is de belangrijkste factor bij het behalen van succes in het

leven

Men moet altijd

proberen om te leven in

Page 90: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XXI

een zeer respectabel

gebied, ondanks dit

inspanningen met zich

mee brengt

Voordat men lid wordt van

een burgerlijke of

politieke vereniging, is het meestal belangrijk

om te weten of deze

vereniging de steun

heeft van de mensen die

een respecteerde

sociale positie bereikt hebben

Het bezitten van een

gewenste sociale

etiquette is bijna nooit het teken van een

aangenaam persoon

Duid hier helemaal

akkoord aan

Het verhogen

van iemands sociale

positie is een van de meer

Page 91: Het doneren van geld versus tijd aan goede doelen. · 2012. 3. 14. · dat studenten meer aangezet worden tot het steunen van het goede doel. Meer bepaald willen we in staat zijn

XXII

belangrijkere doelen in het

leven

Het is nooit de moeite waard om

een aanzienlijke inspanning te doen om zichzelf een goede naam

te verzekeren bij de juiste

soort mensen

Een ambitieus

persoon kan bijna altijd zijn doelen bereiken

Wat is uw geboortejaar? Wat is uw geslacht? Bent u student? Gelieve uw studierichting op te geven? Wil je kans maken op een bongo bon ter waarde van 50 euro of duo filmtickets voor kinepolis? Vul dan onderstaande schiftingsvraag in en laat je email-adres achter.Indien je dit niet wenst klik dan op verder.Hoeveel respondenten zullen deze vragenlijst ingevuld hebben op 15mei om 16u?

Antwoord: E-mailadres:

Hartelijk Bedankt voor uw medewerking! Graag wil ik nog even meegeven dat deze "een hart voor kinderen" een fictieve organisatie is. Deze werd louter bedacht voor het uitvoeren van deze studie. Ook de vermelde website en het telefoonnummer zijn volledig fictief Vriendelijke groeten Koen Van Huffel