Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Cultuurhistorische waarden
Type object / nautische functie:
Vuurtoren / verkenningslicht en geleidelicht
Leeftijd van het object:
Gebouwd in 1877-1878.
Historische betekenis van het object en zijn omgeving:
In 1862 werd besloten tot de aanleg van het Noordzeekanaal en in 1865 startte men
met het doorgraven van het duingebied bij het buurtschap Breesaap, ten westen van
het dorp Velsen. Ook werd daar een begin gemaakt met het bouwen van sluizen. Dit
gedeelte van het kanaal is grotendeels met de hand gegraven. Duizenden grondwer-
kers waren dagelijks in de weer met spa en kruiwagen. Op 1 november 1876 werd het
Noordzeekanaal officieel geopend door koning Willem III. Hij maakte per schip de eer-
ste tocht door de sluizen. Bij de opening was nog niet het hele kanaal op de gewenste
diepte van 6,5 meter. Moderne stoombaggermolens hadden hiervoor nog twee jaar
nodig. Het eerste volbeladen schip dat onbelemmerd Amsterdam kon bereiken kwam
daar in oktober 1878 aan. Daarna nam het scheepvaartverkeer in het kanaal snel toe.
Rond het sluizencomplex ontstond een concentratie aan woningen: het begin van een
nieuwe nederzetting die later de naam IJmuiden kreeg. Deze nederzetting trok ook
allerlei mensen van elders aan, zoals vissers en handelslieden.
Op 10 november 1875 werd de bouw van twee kleine gietijzeren lichtopstanden aanbe-
steed aan de IJzergieterij en -pletterij L.I. Enthoven en Co. te Den Haag. Het waren
twee opengewerkte, vierkante lichtopstanden die geplaatst werden in het duingebied
bij de monding van het kanaal. Ze vormden een lichtenlijn voor geleiding van de
scheepvaart naar de buitenhaven. De buitenste lichtopstand had een rood licht, de
binnenste, hogere lichtopstand had een wit licht.
Vanaf december 1876 brandden er tevens twee rode lantaarnlichten in lijn aan de
noordkant van het kanaal en twee blauwe lichten in lijn aan de zuidkant. De twee bui-
tenste lichten stonden op de uiteinden van de kribben, de twee binnenste bij de ingang
van de binnenhaven, die naar de zeesluis leidde. Op het uiteinde van de havenhoofden
zijn in 1876-1877 twee opengewerkte gietijzeren lichtopstanden geplaatst.
Al snel bleek dat de verlichting van de monding van het Noordzeekanaal niet voldoende
was om de scheepvaart veilig te geleiden. Daarom ontwierp Quirinus Harder, bouwkun-
dige bij het Loodswezen, in 1877 twee hoge gietijzeren vuurtorens die een nieuwe lich-
tenlijn moesten vormen voor het invaren van het kanaal. Het ontwerp omvatte twee
vrijwel identiek torens, met dat verschil dat de buitentoren 7,4 meter lager was dan de
binnentoren. Het ontwerp van de vuurtorens was niet louter op technische eisen geba-
seerd. Harder heeft er ook architectonisch verantwoorde bouwwerken van willen ma-
Beschrijving en waardering van nautische objecten in Nederland
Het hoge licht van IJmuiden Binnentoren door Peter Kouwenhoven / Nederlandse Vuurtoren Vereniging (www.vuurtorens.org), december 2018
Bestektekening van het hoge licht uit 1877.
Het hoge licht in 1904, met op de ach-tergrond het lage licht.
Sluis in aanbouw in 1875.
IJmuiden in 1880.
ken. Hij ontwierp een monumentale zuil met ronde uitstulpingen aan de bovenkant van
het voetstuk. Dat maakte het gietwerk er niet makkelijker op.
De opdracht voor de bouw werd op 30 augustus 1877 aanbesteed aan IJzer-, Koper-
en Metaalgieterij De Nijverheid van D.A. Schretlen te Leiden. Deze firma had weliswaar
nog geen ervaring in de vuurtorenbouw, maar alle andere gieterijen waren druk bezig
met andere vuurtorens. En Schretlen wilde ook graag een positie in deze markt ver-
werven. Schretlen moest in de fabriek in Leiden een proefopstelling maken van enkele
lagen van de torens om te controleren of alle gietijzeren segmenten pasten en zo ver-
traging bij de bouw te voorkomen.
Beide torens kregen een vaste Fresneloptiek van de eerste grootte met een wit licht.
Deze optieken werden gefabriceerd door Chance Brothers uit Birmingham en geleverd
door de firma D.J. van den Brink uit Amsterdam. De kosten hiervan bedroegen meer
dan die van de complete gietijzeren torens. Er kwamen Engelse monteurs over om de
optieken te installeren. Ze kregen een vierpits petroleumvlamlicht als lichtbron. Op 19
februari 1879 werden de lichten voor het eerst ontstoken. De twee gietijzeren lichtop-
standen van de oude lichtenlijn werden vervolgens gesloopt.
Architectuurhistorische waarden
Bijzonder belang van het object voor het oeuvre van architect of bouwmeester:
Quirinus Harder (1801-1880), geboren in Rotterdam, begon op twaalfjarige leeftijd als
sjouwer bij de Rijkswerf in Vlissingen. Tien jaar later klom Harder op tot klerk en in
1836 was hij tekenaar eerste klasse. Bij de Rijkswerf viel Harder op door zijn vaardig-
heid met ijzer in zijn scheepsontwerpen. Hij had het beroep in de praktijk geleerd. Een
opleiding tot bouwkundig ingenieur heeft hij nooit gehad. In 1854 werd Harder be-
noemd tot bouwkundige bij de Dienst van het Loodswezen en verhuisde hij met zijn
gezin naar Den Haag. Hij was de opvolger van Leendert Valk, een andere Nederlandse
vuurtorenontwerper van naam.
De torens van IJmuiden behoren tot de vele creaties van Harder bij het Loodswezen. In
totaal ontwierp hij zesentwintig vuurtorens, waarvan tien voor de Nederlandse kust en
zestien voor Nederlands-Indië. Bovendien construeerde hij tientallen kleinere lichtop-
standen en een aantal zeekapen. Na een productief werkzaam leven overleed Quirinus
Harder in oktober 1880. Zijn naaste medewerker, de bouwkundige A.C. van Loo, had
inmiddels zijn werk overgenomen.
IJzer-, Koper- en Metaalgieterij De Nijverheid in Leiden ontwikkelde zich uit een kleine
ijzergieterij en smederij, opgericht in 1834 door de smidszoon Dominicus Antonius
Schretlen. In 1856 verplaatste Schretlen zijn bedrijf uit de binnenstad naar de vestwal,
waar een aantal houten loodsen, een stenen kantoor, een machinegebouw en een
kraan en loskade werden opgericht. In 1871 werd de toenmalige eenmanszaak omge-
zet in een vennootschap onder de naam D.A. Schretlen & Comp., vaak met toevoeging
van de naam ‘De Nijverheid’. Tot de vele herkenbare en vaak nog bestaande gietijze-
ren producten die Schretlen maakte behoorden bruggen, bovenassen voor molens,
stations- en perronkappen en straatmeubilair. Als machinebouwer en aannemer was
Schretlen onder meer betrokken bij de bouw en soms ook de exploitatie van gas-
fabrieken. Ook leverde het bedrijf onderdelen voor stoomschepen en complete spoor-
wegrijtuigen. Schretlen heeft ook enkele gietijzeren kapen vervaardigd, waaronder de
Groninger Kaap op Rottumeroog in 1864.
De twee torens van IJmuiden zijn de enige vuurtorens die Schretlen heeft gebouwd.
Het bedrijf heeft zich aardig op de klus verkeken. Het is Schretlen weliswaar gelukt om
de torens keurig op tijd, begin december 1878, op te leveren maar de aanneemsom
bleek uiteindelijk veel te laag. Mede hierdoor kwam het bedrijf in financiële moeilijkhe-
den en werd het in 1887 verkocht en voortgezet als Seret en Barneveld en vanaf
1889 als W. Barneveld en Co. In 1893 is het bedrijf alsnog geliquideerd.
Bijzonder belang in verband met materiaalgebruik en bouwtechniek:
De eerste gietijzeren vuurtorens werden opgebouwd uit platte segmenten, waardoor de
torens hoekig van vorm werden. Voor platte segmenten was het makkelijker om hou-
ten gietmallen te maken dan voor gebogen segmenten. Het duurde dus even voordat
men de giettechniek voor ronde vuurtorens in de vingers had. De eerste ronde gietijze-
Het hoge licht in 1908, nog in de na-tuurlijke duinomgeving.
Het hoge licht omstreeks 1930. Door het afgraven van het duin is de vuur-
toren op een terpachtige verhoging
komen te staan.
Het hoge licht in 1953. De in 1908 aan-gebracht uitbouw van de lantaarn en de
lantaarnkuip is hierop goed te zien.
De fabriek van Schretlen in Leiden, gezien vanaf de Singel, in 1860.
ren vuurtoren, het lage licht van Westkapelle, is in de periode 1875-1876 gebouwd. De
torens van IJmuiden kwamen hier vlak na. Andere ronde gietijzeren vuurtorens in ons
land zijn die van Ameland (1881), het hoge licht van Hoek van Holland (1893-1894) en
het lage licht van Hoek van Holland (1900).
De schacht van ronde gietijzeren torens bestaat uit twee concentrische cilinders die
door vloerdelen met elkaar zijn verbonden. Dit geeft de torens een grote stevigheid.
Het ontwerp van de vuurtorens van IJmuiden was niet louter op technische eisen geba-
seerd. Harder heeft er ook architectonisch verantwoorde bouwwerken van willen ma-
ken. Hij ontwierp een monumentale zuil met ronde uitstulpingen aan de bovenkant van
het voetstuk. Dat heeft het gietwerk er niet makkelijker op gemaakt.
Aanwezigheid originele optiek en lichtbron:
De vuurtorens van IJmuiden hadden een relatief gering hoogteverschil, om op grote
afstand, door het gelijktijdig verschijnen van beide lichten boven de kim, verwarring
met lichten van vissers of andere schepen te voorkomen. Deze opzet bleek in de prak-
tijk minder geslaagd. Om toch een goede herkenning te bevorderen werd in 1907 be-
sloten om de binnentoren te voorzien van een draailicht. De buitentoren zou een vast
licht houden en alleen nog dienen als geleidelicht voor het binnenvaren van de haven-
mond. Om navigatieredenen is hiervoor de buitentoren met zo’n tien meter te ver-
laagd.
In 1908 is aan de firma Penn & Bauduin uit Dordrecht de opdracht gegeven om wijzi-
gingen aan te brengen aan de lantaarnkuip en de lantaarn van de binnentoren. De lan-
taarnkuip kreeg aan de buitenkant een plaatijzeren mantel, met ventilatiegaten. De
binnenkant van de kuip werd bekleed met paneelwerk van Amerikaans grenenhout. De
kuip kreeg tevens aan de landzijde een uitbouw met een plaatijzeren wand, die aan de
binnenkant werd bekleed met kraalschroten, eveneens van Amerikaans grenenhout. Er
werd een nieuwe lantaarn geplaatst met ook zo’n uitbouw en een extra omloop.
In de lantaarn werd een zogenaamd bliksemlicht geplaatst: een op een kwikbad drij-
vende dubbeloptiek van de vierde grootte met een elektrische koolspitsbooglamp als
lichtbron, geleverd door de firma Barbier, Bénard et Turenne uit Parijs. De draaibewe-
ging werd tot stand gebracht door een valgewicht dat elke vier uur moest worden op-
gehesen. Het gewicht dat aan een lange ketting hing kon vrij zakken in de binnen-
schacht van de toren. Dit type optiek was in 1907 ook al geplaatst op de Brandaris en
het hoge licht van Westkapelle.
De voeding voor de elektrische booglampen werd geleverd door een 40 PK Werkspoor-
dieselmotor die een wisselstroomdynamo aandreef. De dynamo had twee ankers die
elk één booglamp voedden. Deze machinerie was dubbel uitgevoerd om een reserve te
hebben bij uitval van de in gebruik zijnde dynamo. Met het oog op de realisatie van
deze elektrische centrale zijn de rijkswoningen voor het loodspersoneel die vlak bij de
binnentoren stonden verbouwd tot een machinekamer en twee stokerswoningen. In de
machinekamer werden niet alleen de dieselmotoren en wisselstroomdynamo’s ge-
plaatst maar ook twee gelijkstroomdynamo’s voor de gewone verlichting in de nabijge-
legen gebouwen van het Loodswezen en in de vuurtorens.
Het nieuwe bliksemlicht werd op 1 april 1909 voor het eerst in gebruik genomen. Het
karakter was FlW5s: elke 5 seconden een witte schittering. De lichtsterkte bedroeg 15
miljoen kaars. Bij mistig weer werden beide dynamo’s gebruikt, waardoor de booglam-
pen een dubbele stroomsterkte kregen en feller brandden.
Omdat in het duingebied tussen de vuurtorens de Haringhaven zou worden aangelegd
moest de bestaande bebouwing daar verdwijnen. Daarom is in 1916 een nieuwe ma-
chinekamer gebouwd aan de zuidoostkant van de binnentoren, tegelijk met een aantal
nieuwe lichtwachters- en stokerswoningen.
In 1921 werden de koolspitsbooglampen van de binnentoren vervangen door
‘halfwattlampen’. Een vreemde naam want deze gloeilampen had maarliefst een ver-
mogen van 3.000 watt. De lichtsterkte was toen nog maar 2,2 miljoen kaars. Het grote
voordeel was dat het intensieve toezicht op de snel opbrandende koolspitsen niet meer
nodig was. In 1936 kreeg de binnentoren Brandarislampen van 4.200 watt en werd de
toren aangesloten op het net van het Provinciale Elektriciteitsbedrijf Noord-Holland
(P.E.N). De dieselgeneratoren bleven als reserve dienst doen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren beide lichten gedoofd. Bij een bombardement
in november 1943 werd het machinegebouw bij de binnentoren geheel verwoest maar
de toren bleef gespaard. De dubbeloptiek heeft de oorlog overleefd en doet nu, na 110
Het voetstuk van de toren in 2014.
De vuurtoren, de nieuwe machineka-mer en opzichterswoning in 1917.
Het interieur van de nieuwe machineka-mer in 1917.
De dubbeloptiek van het hoge licht.
De in 1943 gebombardeerde machine-kamer.
jaar, nog steeds dienst. Het kwikbad onder de draaitafel is inmiddels wel vervangen
door een kogellager. De optieken hebben nu een moderne lampenwisselaar met kwik-
jodidelampen van 2.000 watt. Op de eerste omloop zijn in de jaren zestig van de vori-
ge eeuw vier schijnwerpers geplaatst om een versterkte sector langs de lichtenlijn te
creëren.
Aanwezigheid van authentieke elementen van het oorspronkelijke interieur en
exterieur en (on)roerende zaken:
Beide torens waren aanvankelijk roodbruin geschilderd maar kort na de bouw zijn er
witte banden op aangebracht, om ze te kunnen onderscheiden van de twee roodbruine
torens die toen bij Egmond aan Zee stonden. In de periode oktober-november 1909
kregen de torens hun oorspronkelijke roodbruine kleur weer terug. Voor de herken-
baarheid waren de witte banden niet meer nodig. De binnentoren had een draailicht
gekregen en de buitentoren was een stuk kleiner geworden, waardoor ze makkelijk te
onderscheiden waren van de torens van Egmond aan Zee.
De torenschacht is in de loop van de jaren nauwelijks veranderd. Alle ramen en de
voordeur met de daarboven geplaatste gedenkplaat die herinnert aan de oprichting in
1878 zijn nog origineel. Ook de oorspronkelijke gedenkplaatjes aan weerszijden van de
voordeur, die verwijzen naar de ontwerper Q. Harder en de aannemer D.A. Schretlen,
zijn er nog. De gedenkplaten waren oorspronkelijk groen met een wit opschrift. Inmid-
dels zijn de platen wit met een zwart opschrift.
De kop van de vuurtoren is wel van aanzien veranderd. Bij de verbouwing van 1908-
1909 kreeg de lantaarnkuip een uitbouw en de omloop werd vergroot. Tevens werd
een nieuwe lantaarn geplaatst met een uitbouw en een extra omloop. In 1988 werd de
lantaarn opnieuw vervangen en de uitbouw van de lantaarn en de kuip weer verwij-
derd, zodat beide omlopen nu weer het originele uiterlijk hebben. Op en aan de omlo-
pen zijn nu antennes bevestigd.
De gietijzeren trappen en vloerdelen zijn nog authentiek. Op de zevende verdieping
zijn de twee houten bedsteden van de lichtwachters nog aanwezig. Op de zesde verdie-
ping staan twee houten kasten, waarin onder meer de reservelampen bewaard werden.
In de binnenschacht hangt nu niet meer het valgewicht van het uurwerk van de optiek.
Er is een moderne takel voor in de plaats gekomen. Hiermee worden goederen naar
boven en beneden gehesen. Het enorme voetstuk van de optiek uit 1907 is nog in ori-
ginele staat.
De binnentoren is op de natuurlijke duinbodem gebouwd. Omstreeks 1910 is het duin-
gebied eromheen afgegraven en geëgaliseerd, waardoor de toren nu op een heuveltje
staat, midden tussen de pakhuizen. Het heuveltje is met klei afgewerkt om verstuiving
en erosie te voorkomen.
Ensemblewaarden
Aanwezigheid lichtwachterswoningen en andere objecten waarmee het object een
eenheid vormt:
In het duingebied tussen de buitentoren en de binnentoren zijn in 1877 diverse wonin-
gen en woningblokken gebouwd voor de Dienst der Verlichting te IJmuiden. Deze wo-
ningen en de machinekamer verdwenen omstreeks 1916 toen men begon met de aan-
leg van de Haringhaven. Deze haven werd in 1920 in gebruik genomen. Aan de Mid-
denhavenstraat, vlakbij de binnentoren staat nu nog een rijtje lichtwachterswoningen.
Deze zijn in 1916 gebouwd, gelijktijdig met een nieuwe machinekamer. Toen de ma-
chinekamer tijdens de Tweede Wereldoorlog door een bombardement werd verwoest
zijn ook deze woningen zwaar beschadigd. Na de oorlog zijn ze weer grotendeels her-
steld. Maar het oorspronkelijke woningblok is in twee stukken uiteengevallen, omdat
een van de tussenwoningen door het bombardement was weggevaagd.
De binnentoren vormt nu nog steeds een functionerende eenheid met de buitentoren
op het seinpostduin.
Bijzondere betekenis van het object voor het aanzien van de streek, stad of dorp:
De vuurtoren, op zijn terpachtige verhoging, steekt ver uit boven de loodsen en andere
bouwwerken in de omgeving en is van veraf zichtbaar. De toren herinnert aan een ver-
Het lage licht in 2014.
Lampenwisselaar met kwikjodidelam-pen.
De Vissershaven in de jaren ‘20.
vlogen tijd, waarin de nu geïndustrialiseerde omgeving nog een open duingebied was.
Samen met de buitentoren functioneert de binnentoren als lichtenlijn die essentieel is
voor de scheepvaart. De twee vuurtorens vormen kenmerkende elementen van het
havengebied.
Toekomstwaarde
Monumentenstatus:
Rijksmonument sinds 1981, nr. 37121
Eigenaar en beheerder:
Rijkswaterstaat is eigenaar en verantwoordelijk voor het onderhoud.
Huidig belang voor de scheepvaart:
De toren is vooral van belang als geleidelicht voor het invaren van de havenmond.
Daarnaast functioneert de toren nog steeds als verkenningslicht.
Alternatief gebruik van het object en toegankelijkheid:
De toren is niet toegankelijk voor publiek en heeft geen alternatieve functie.
Binding met de lokale bevolking:
De twee geleidelichten geven aan vissers en andere lokale schippers een vertrouwd
gevoel bij het binnenvaren van de haven. De bevolking van IJmuiden en Velsen is erg
gesteld op hun vuurtorens en er is veel belangstelling voor de historische ontwikkelin-
gen rond het Noordzeekanaal, de havens en de vuurtorens.
Onderhoudstoestand:
De onderhoudstoestand is goed. Hoewel de laatste verfbeurt alweer een flink aantal
jaren geleden is, zit de toren nog goed in de verf.
Bedreigingen:
Geen.