Upload
register-belastingadviseurs
View
218
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Alweer twee jaar geleden kwam de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst, onder leiding van Leo Stevens, met haar evaluatierapport Soepel waar het kan, streng waar het moet. Doet horizontaal toezicht – kortweg HT – zijn naam eer aan en ligt het straks gestrekt? Of zit er toch nog leven in? Daarover ging het in een rondetafelgesprek waarvan u het verslag leest in Het Register nummer 4. Tevens bevat dit nummer een interview met plaatsvervangend NBA-voorzitter Dirk ter Harmsel, waarin hij onder andere aangeeft dat accountants ‘wat assertiever mogen zijn tegenover de regels’. Een ander actueel onderwerp dat aan bod komt is de werkkostenregeling. Frank Werger gaat in zijn artikel nader in op de voorgestelde vereenvoudigingen van de werkkostenregeling door staatssecretaris Wiebes. In de serie ‘ondernemen in zwaar weer’ is er aandacht voor zekerheden en borgtocht bij financiering.
Citation preview
KWALITEIT
RegisterHET
HT heeft meer aan kwaliteit dan aan kwantiteit
Dirk ter Harmsel: ‘Accountant mag wat assertiever zijn tegenover de regels’Werkkostenregeling: onder constructie, maar niet (helemaal) afZekerheden en borgtocht: zorgvuldigheid geboden
Vakblad van het Register Belastingadviseurs
augustus 2014 | nummer 4
MFASRENDEMENT VOOR DE BELASTINGADVISEUR
• • • • • • • • •
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
?
?
??
?
??
?
Register 2014-04.indd 1 31-7-2014 12:29:40
InhoudDE
3augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Colofon
n n n
Lees dit nummer op uw tablet door het scannen van de QR code.
Het Register is een uitgave van Het Register Belastingadviseurs (RB), Brenkmanweg 6 4105 DH Culemborg, telefoon (0345) 54 70 00
Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb.nl; informatie over het opzeggen van het lidmaatschap vindt u op www.rb.nl/opzeggen.
RedactieraadMr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk RB (hoofdredacteur)Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de BontMr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks RBMr. dr. M.J. (Mascha) HoogeveenMr. W.J.M. (Wil) Vennix RB
EindredactieKamminga Publicaties, Ton KammingaEmail: [email protected]
Uitgever RB, Ilse van der DoelenEmail: [email protected]
Rubriek Jurisprudentie en WetgevingFiscaal up to Date, Eindhoven
AdvertentiesIlse van der Doelen tel.: (0345) 54 70 00email: [email protected]
Vijfde jaargang, oplage 7500
VormgevingTwinmedia BV, Joke Boer
© Register BelastingadviseursNiets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, fotooffset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.
‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.
Citeertitel: Het Register 2014/nr.
148 Plv. NBA-voorzitter: ‘Accoun tant mag wat assertie-ver zijn tegenover de regels’Interview met D.J. ter Harmsel AA RB
HT heeft meer aan kwaliteit dan aan kwantiteitRondetafelgesprek
De redactie - Financiële hooligansMr. E.E.J.C. Hendriks RB n 4
Kort & bondig n 5
Diversiteit: van boardroom naar werkvloerColumn - Prof. dr. S.J.C. (Sigrid) Hemels n 13
Werkkostenregeling: onder constructie, maar niet (helemaal) afDr. F.M. Werger n 18
Jurisprudentie en wetgeving n 23
Ondernemen is mensenwerkDrs. Th.J.M. Freriks n 28
Zekerheden en borgtocht: zorgvuldigheid gebodenMr. J.F.M. Heuvelmans n 32
Fiscale transparantie voor de bv: een volwaardig alternatiefMr. H. Bettink RB n 36
Het Verenigingsnieuws n 41
RedactieDE
4 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Financiële hooligansOp 21 april jl. ben ik samen met mijn zoon naar de KNVB-bekerfinale in de Rotter-damse Kuip tussen Ajax en PEC Zwolle geweest. Al na vijf minuten werd de wed-strijd gestaakt, bij een stand van 1-0 voor Ajax, omdat Ajax-hooligans zwaar vuur-werk op het veld hadden gegooid. Nota bene op de speelhelft van hun eigen cluppie en met gevaar voor hun keeper. Kort voor de vuurwerkaanval deden de hooligans bivakmutsen en capuchons op, wat hun identificatie zou bemoeilijken. Een betere vorm van nestvervuiling kun je je nauwelijks voorstellen. De voetbal-wereld stond op zijn kop en de politici roeptoeterden dat er strengere regels moe-ten komen om deze excessen te voorkomen. Dat is dan weer nadelig voor de 99,9% echte supporters die zich wel weten te gedragen.
Helaas komen dergelijke excessen niet alleen in de voetbalwereld voor, maar ook in de financiële wereld. Ook hier hebben we te maken met hooligans, zij het dan dat deze zich niet met mutsen en sjaals voor hun gezicht profileren, maar in keu-rige maatkostuums. In de accountancy hebben zich de afgelopen jaren meerdere schandalen geopenbaard waardoor wet- en regelgeving telkenmale werd aange-scherpt. Ook hier betreft het nog niet eens 1 promille van de accountants die: of een controle niet correct hebben uitgevoerd, of een zwartgeldcircuit hebben ge-holpen om nog verder te verduisteren, of zelfs fiscale fraude pleegden bij de nieuwbouw van hun hoofdkantoor. Dit alles wordt door de politiek aangegrepen om nog strengere regels van de beroepsgroep te eisen en het toezicht op de sector door de AFM te laten verzwaren.Maar wie zijn hier nu de dupe van? In de eerste plaats de goedwillende samenwer-kende accountants en fiscalisten die al jarenlang correct volgens de regels werken en ethiek hoog in het vaandel hebben staan. Voor een fiscalist willen deze regels wel eens knellen. Door het verplicht toepassen van diverse werkprogramma’s en wetgeving ten behoeve van accountants vindt de fiscalist zich vaak beperkt in zijn creativiteit. Maar is deze regelgeving daadwerkelijk een probleem voor de fis-calist? Volgens plaatsvervangend NBA-voorzitter Dirk ter Harmsel, in een inter-view elders in dit nummer, hoeft dit niet het geval te zijn, als de accountant zich maar wat assertiever opstelt ten opzichte van de regelgeving. Bovendien is hij van mening dat de fiscalist zijn beperkingen moet kennen en de samenwerking met de accountant moet koesteren, en vice versa.In het najaar wil de redactie een rondetafelgesprek houden met accountants en fiscalisten om te onderzoeken in hoeverre de problematiek van deze regelgeving inderdaad beperkend is voor de werkzaamheden van de fiscalist. In het laatste nummer van dit jaar, dat in december verschijnt, zullen we verslag doen van het-geen de deelnemers hierover te zeggen hadden en welke mogelijke oplossingen ze voor dit probleem hebben aangedragen. Want waar het uiteindelijk om gaat, is dat uw cliënt optimaal wordt bediend en niet de dupe wordt van deze strenge re-gelgeving, doordat hij als gevolg daarvan met onnodig hoge declaraties wordt geconfronteerd. <<<
Mr. E.E.J.C. (Eli) Hendriks RBdirecteur bij CapsNobel Accountants & Belastingadviseurs en lid van de redactieraad
“Alle eerder verschenen exemplaren van Het Register vindt u op www.rb.nl
n n n
Kort & Bondig
5augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Ruim 12.000 mensen biechten verzwegen vermogen opRuim 12.000 mensen hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun ver-zwegen vermogen boetevrij te melden bij de fiscus. Op de laatste dag meldden zich nog ruim 1200 mensen, heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën laten weten.Mensen die hun vermogen in binnen- of buitenland verborgen hadden voor de Belastingdienst, konden van 2 september 2013 tot 1 juli van dit jaar gebruikmaken van een versoepeling van de inkeerregeling. Die hield in dat ze geen boete hoef-den te betalen over de ontdoken belasting. Uit ervaringscijfers van de afgelopen jaren blijkt dat het gemiddeld ingekeerde vermogen ongeveer vijf ton per persoon bedraagt. Dit bedrag levert een eenmalige extra belastingopbrengst op van onge-veer € 75.000 per persoon. Bij 12.000 inkeerders gaat het dan om € 6 miljard ingekeerd vermogen en een opbrengst voor de schatkist van zo’n € 900 miljoen. De exacte opbrengst wordt in de loop van volgend jaar bekend.Met ingang van 1 juli 2014 bedraagt de boete bij vrijwillig inkeren 30% van de ontdoken belasting. Vanaf 1 juli 2015 wordt deze boe-te verhoogd naar 60%. Mensen die zonder vrijwillig in te keren tegen de lamp lopen, riskeren een boete die kan oplopen tot 300%.
n Ministerie van Financiën, 15 juli 2014
Collectieve schadevergoedings-actie in de maak
Consumenten en bedrijven kunnen straks makkelijker hun scha-de collectief verhalen. Minister Opstelten van Veiligheid en Jus-titie heeft daartoe een wetsvoorstel voor een collectieve schadevergoedingsactie in geld naar verschillende adviesin-stanties ter beoordeling gestuurd. Op grond van dit wetsvoor-stel kunnen representatieve belangenorganisaties straks naar de rechter stappen om namens een groep gedupeerden een scha-devergoeding te vorderen.Op dit moment kunnen gedupeerden slechts een collectieve actie instellen om de rechter te vragen of de veroorzaker van de schade aansprakelijk is. De rechter kan echter niet bepalen of, en zo ja, hoeveel schadevergoeding aan de groep gedupeerden moet worden toegekend. Bovendien hebben gedupeerden geen stok achter de deur om de veroorzaker van de schade te dwin-gen om mee te werken als het op betaling van schadevergoe-ding aankomt.
n Ministerie van Veiligheid en Justitie, 7 juli 2014
Overheidsfinanciën houdbaar op lange termijnHet houdbaarheidssaldo van de Nederlandse overheidsfinanciën is omgebogen van een fors tekort naar een klein overschot van 0,4% van het bruto binnenland product (bbp), oftewel 3 mil-jard euro. Deze ombuiging is vooral het gevolg van het kabinetsbeleid van de afgelopen jaren. Hierdoor kan het huidige niveau van overheids-voorzieningen betaalbaar blijven, zonder verdere aanpassingen in collectieve inkomsten en uitga-ven. Wel neemt het profijt af dat mensen op oudere leeftijd hebben van de overheid. Dat con-cluderen onderzoekers van het Centraal Planbu-reau (CPB) in het boek ‘Minder zorg om vergrijzing’.De verbeterde houdbaarheid is terug te voeren op een aantal zaken. Hoewel de vergrijzende bevolking zorgt voor stijgende uitgaven aan AOW en collectieve zorg, wordt deze oploop gedempt door het verhogen van de AOW-leeftijd en de hervormingen in de zorg. Bovendien wordt er bezuinigd op uitgaven aan openbaar bestuur. Daarbij heeft de vergrijzing ook een positief effect op de inkomsten: doordat het aantal men-sen dat pensioen ontvangt stijgt, lopen ook de belastingen op die daarover worden geheven. Het CPB waarschuwt nog wel dat deze uitkomst met de nodige onzekerheid is omgeven. Vooral van de zorguitgaven is het goed denkbaar dat ze meer stijgen dan nu wordt verondersteld.
n Centraal planbureau, 3 juli 2014
n n n
6 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Nederlandse bedrijven zeer actief op sociale mediaBedrijven maken in toenemende mate gebruik van sociale media. Ze doen dit bijvoor-beeld om te communiceren met klanten en partners, maar ook om gewoonweg zichtbaar te zijn. Binnen de Europese Unie lopen de bedrijven in Nederland voorop wat betreft het gebruik van Twitter, meldt het CBS. In 2013 gebruikte ruim een kwart blogs of micro-blogs, zoals Twitter, tegen gemiddeld slechts 10% in de Europese Unie.Zowel in Nederland als in de EU gebruikten de meeste bedrijven sociale media om het imago van het bedrijf te ontwikkelen en voor de marketing van producten. Bedrijven in Nederland maakten van praktisch alle toepassingen van sociale media meer gebruik dan gemiddeld in de EU. Vooral bij het werven van personeel en het samenwerken met ande-re bedrijven was het verschil met de EU groot. Ruim een op de drie bedrijven had een formeel beleid vastgelegd voor het gebruik van sociale media. Er is bijvoorbeeld vastge-legd dat niet iedere medewerker ‘namens’ het bedrijf berichten op sociale media plaatst.
n Centraal Bureau voor de Statistiek, 30 juni 2014
Shutterstock 129612782
Kleinste kredieten aan het mkb krimpen het hardstDe krimp in de bancaire kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf (mkb) heeft zich eind vorig jaar vooral voorgedaan bij de kleinere leningen. Ter-wijl het totaalbedrag aan uitstaande leningen aan het mkb in het vierde kwartaal van 2013 0,9% lager lag dan in de drie maanden daarvoor, was in de cate-gorie leningen tot € 250.000 sprake van een daling met 1,6%. Dit blijkt uit een nieuwe statistiek over de bancaire kredietverlening aan het midden- en klein-bedrijf die De Nederlandsche Bank (DNB) heeft opgezet. Hoewel het aandeel van de leningen tot € 250.000 slechts 11% van het totaal uitstaande mkb-krediet bedraagt, betreft het 85% van de mkb-bedrijven met bankkrediet.
n De Nederlandsche Bank, 17 juli 2014
Meerderheid bedrijven terughoudend met outsourcing
De meerderheid van de senior executives, directeuren en ondernemers wereldwijd heeft geen plannen om in de nabije toekomst bedrijfsprocessen uit te besteden. Hoewel besluitvor-mers erkennen dat outsourcing kán leiden tot kostenbesparing en procesefficiëntie, zijn ze bezorgd de controle op een belang-rijk proces te verliezen. Dat blijkt uit het International Business Report (IBR), een internationaal onderzoek van accountants- en adviesorganisatie Grant Thornton naar de opinies en verwach-tingen van 12.500 zakelijk leiders in 45 economieën.In Nederland staat 42% van de besluitvormers in de mid-mar-ket open voor outsourcing van backoffice diensten. Dit is een relatief hoog percentage in vergelijking met andere West-Euro-pese landen, waaronder België en Frankrijk (rond 25%) en Duitsland (11%). Het zijn in Nederland met name IT-processen die bedrijven uitbesteden, ruim 47%. Financiële diensten, zoals het samenstellen van jaarrekeningen (19%), het voorbereiden van de accountantscontrole (19%) en boekhouding (5%) wor-den het minst uitbesteed.
n Grant Thornton, 23 juni 2014
n n n
7augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Stress kost Nederlands bedrijfsleven 800 miljoenHet gemiddelde ziekteverzuim in de eerste helft van 2014 is 3,8% en daarmee gelijk aan 2013. De gemiddelde verzuimduur is toe-genomen van 24 dagen in 2013 naar 26 dagen nu. Meest opval-lend is de toename van stressge-relateerd verzuim. Van de 4,6 miljoen verzuimdagen die ArboNed in de eerste helft van 2014 registreerde, had 10% te maken met stress, acht keer zo veel als in 2009. Omgerekend in kosten betekent het dat de BV Nederland in de eerste helft van 2014 bijna 800 miljoen euro heeft betaald aan verzuim door stress. En daarin zijn de kosten van behandeling niet eens mee-gerekend.In december 2013 lanceerde minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een plan voor de aanpak van psycho-sociale arbeidsbelasting. Volgens dat plan zou de prioriteit in 2014 moeten liggen op het verminde-ren van de werkdruk. Maar vol-gens ArboNed zit het probleem veel meer in de combinatie van werk en privé. Ook hebben steeds meer mensen moeite om de eind-jes aan elkaar te knopen. ArboNed adviseert werkgevers om stress-klachten vroeg te signaleren en dan samen met de werknemer en de bedrijfsarts te bekijken of een verwijzing nodig is.
n ArboNed, 17 juli 2014
Minimumloon niet meer contant uitbetaaldOm ontduiking van het wettelijk mini-mumloon (WML) effectiever te kunnen bestrijden, mag het salaris vanaf 2015 niet meer volledig contant worden uitbe-taald. Minimaal moet het salarisgedeelte ter grootte van het WML giraal worden overgemaakt. Daarnaast mogen werkge-vers geen verrekeningen met het WML – zoals voor huisvesting of ziektekostenpremies, een bekende constructie om de regels te omzeilen – meer toepassen. Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft het daar-toe strekkende wetsvoorstel Aanpak Schijnconstructies (WAS) voor advies naar de Raad van State gestuurd. In deze WAS wordt tevens geregeld dat bepaalde inspec-tiegegevens op het terrein van arbeidswetten openbaar kunnen worden gemaakt. Bijvoorbeeld wanneer aan een bedrijf een boete is opgelegd.
n �Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 4 juli 2014
Werkgevers: niet meteen boete bij administratieve fout
De overheid moet ondernemers niet meteen een boete opleggen als er administratief iets fout is gegaan. Dat zeggen MKB-Nederland en VNO-NCW in reactie op de boete van 12.000 euro die een lasbedrijf heeft gekregen voor het niet hebben van de juiste ver-gunning voor een Wajonger die oorspronkelijk uit Bulgarije komt. Het lasbedrijf had de jongen vorig jaar in overleg met het UWV in dienst genomen. Volgens de Arbeidsinspec-tie had hij echter pas per 1 januari van dit jaar mogen werken; een andere UWV-afdeling, die gaat over de vergunningverlening, was niet geraadpleegd.MKB-Nederland en VNO-NCW vinden het een ‘schande’ om een ondernemer die op deze manier zijn betrokkenheid toont, meteen te straffen met een boete. De straf staat totaal niet in verhouding tot het vergrijp, stellen zij. Over deze zaak zijn inmiddels Kamervragen gesteld.
n �MKB-Nederland en VNO-NCW, 3 juli 2014
n n n n n
8 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Alweer twee jaar geleden kwam de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst, onder leiding van Leo Stevens, met haar evaluatie-rapport Soepel waar het kan, streng waar het moet over horizontaal toezicht, de nieuwe werkwijze van de Belastingdienst voor het toe-zicht op ondernemingen. Vooral in het mkb kwam dat maar moei-zaam van de grond, luidde de conclusie. Doet horizontaal toezicht – kortweg HT – zijn naam eer aan en ligt het straks gestrekt? Of zit er toch nog leven in? Daarover ging het in een rondetafelgesprek over HT met vier personen die allen op hun manier met dit fenomeen te maken hebben.
Verslag: Ton Kamminga | foto’s: Raphaël Drent
De deelnemers aan het rondetafelgesprek: v.l.n.r. Gerrit de Graaf, Frans Provoost, Margot Oenema, Frans-Jozef Haas en gespreksleider Sylvester Schenk
HT heeft meer aan kwaliteit dan aan kwantiteit
n n n n n
9augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Frans Provoost: ‘Je kunt geen horizontaal toezicht hebben zonder verticaal toezicht’
Op 10 juni jl., drie dagen derhalve voordat hij RBvoorzitter af is en meteen aantreedt als hoofdredacteur van Het Register, belegt Sylvester Schenk een bijeenkomst over HT,
waarvoor hij vier personen uit vier verschillende disciplines heeft uitgenodigd, en wel uit de Belastingdienst, de rechterlijke macht, de wetenschap en de fiscale adviespraktijk. Op die manier kunnen we het verschijnsel HT van alle kanten belichten, geeft hij hiervoor als reden. Voor zover van belang zij hierbij nadrukkelijk gemeld dat een ieder deelneemt op persoonlijke titel. Aldus zitten aan tafel:n� Mr. G. (Gerrit) de Graaf, projectleider horizontaal toe
zicht bij de Belastingdienst, met als speciaal aandachtsgebied het mkb;
n� Mr. drs. F.J.P.M. (Frans-Jozef ) Haas, sr. raadsheer Hof Amsterdam;
n� Mr. M.E. (Margot) Oenema, beleidsadviseur bij het ministerie van Financiën, maar hier in haar hoedanigheid van onderzoeker aan de Erasmus Universiteit. Dit najaar promoveert ze op een proefschrift over de formeelrechtelijke aspecten van horizontaal toezicht;
n� Mr. F.A. (Frans) Provoost RB, partner en belastingadviseur bij WEA ZuidWest accountants en adviseurs, een kantoororganisatie die meedoet aan horizontaal toezicht.
In een eerste verkenning wordt de vraag opgeworpen of HT nu echt is geworden wat ervan werd verwacht. Provoost vindt van niet en geeft daarvoor als reden dat het aantal deelnemers slechts een druppel op een gloeiende plaat vormt: zo ergens tussen de zestig en tachtigduizend. Zo’n getal zegt volgens hem veel, want als de voordelen van HT werkelijk niet te versmaden zijn, zouden het er al veel meer moeten zijn. Maar zo somber ziet De Graaf dat toch niet in. Op een potentiële doelgroep van ongeveer anderhalf miljoen ondernemers was het streven dat je pakweg 35% aan HT zult weten te koppelen. Dat zijn er dus zo’n 450.000. Op dit moment doet een aantal van 124.000 fiscale nummers mee aan HT; naar schatting komen we daarmee uit op tussen de 90.000 en 100.000 ondernemers. De Graaf vindt dat best een behoorlijk, en zeker geen te verwaarlozen aantal, waarbij hij vindt dat er zeker ook voldoende aandacht voor de kwaliteit moet zijn.Oenema vraagt zich in dit verband af hoe de HT’ers over de financieel dienstverleners zijn verdeeld. Voor Provoost aanleiding om vol ongeloof te melden dat hij in Brabant een kantoor weet dat al zijn klanten heeft aangemeld voor HT. Volgens hem kan dat niet, want hoe kun je nu voor al je klanten instaan? Er zit immers altijd wel een rot appeltje tussen. De Graaf weet overigens te melden dat hij de verhalen over 100% aanmelding kent, maar dat het in de praktijk toch iets anders ligt. Zo hanteren volgens hem alle financieel dienstverleners als uitgangspunt dat nieuwe klanten niet worden aangemeld.
VooroverlegProvoost gaat nog even door: ‘We zijn een HTkantoor, maar bij ons is de klant toch echt koning. HT is ook niet altijd een voordeel. Neem de situatie waarin over een bepaald punt met goed fatsoen een pleitbaar standpunt kan worden ingenomen. Dat hoef je zonder HT niet voor te leggen aan de Belastingdienst, maar met HT ontkom je daar niet aan.’ Volgens Provoost zijn z’n klanten niettemin overwegend positief over HT, ook al omdat de ervaring leert dat ze van de Belastingdienst het voordeel van de twijfel krijgen. Anderzijds willen HTondernemers het ook niet beter doen dan nietHTondernemers. Dat betekent volgens Provoost dat je geen horizontaal toezicht kunt hebben zonder verticaal toezicht (VT). Verder wijst hij op een ander fenomeen, heffen op locatie genaamd, waarbij belastingambtenaren vier keer per jaar de lastige dossiers desnoods ten kantore komen doorspreken.
Maar het is vooral het vooroverleg dat bij ondernemers zo in de smaak valt, meent De Graaf. Desgevraagd geven ze volgens hem allemaal aan dat ze het prettig vinden om te weten waar ze aan toe zijn bij zaken waarover twijfel bestaat. Waarop Haas zich in het gesprek mengt en stelt dat ondernemers wellicht veel minder twijfelen dan hun adviseur. Want, zegt hij, ondernemers zijn gewend om risico’s te nemen op allerlei gebied. Het kenmerk van een ondernemer is juist dat hij risico’s aangaat die een nietondernemer niet zou willen lopen. Daar tegenover staat dan de adviseur: die weet ten eerste meer als het gaat om belastingen, maar wil ook niet zo veel risico nemen. Daarnaast moet niet worden vergeten dat ondernemers belastingen nu eenmaal zien als een kostenpost en – als goede ondernemers – kosten altijd willen minimaliseren.
n n n n n Rondetafelgesprek
10 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Volgens Oenema moet er ook bij HT altijd ruimte zijn voor de mogelijkheid dat er een verschil van mening ontstaat en dat daarbij een zekere marge wordt toegepast.
MetatoezichtHT berust op vertrouwen, maar de Belastingdienst wil op een of andere wijze kunnen nagaan of dat vertrouwen terecht is. Dat gebeurt via metatoezicht; steekproefsgewijs wordt op een aantal momenten bij het HTkantoor gecontroleerd hoe HT in de praktijk werkt. Dat gebeurt in zes stappen, van een marginale toets tot een complete ‘reality check’. Haas merkt in dit verband op dat de adviseur wel verantwoordelijk wordt gehouden voor een correcte weergave, maar dat hem daarbij minder middelen ten dienste staan dan de Belastingdienst. Zo kan een adviseur geen ‘derdenonderzoek’ doen. In feite, zegt Haas, privatiseer je bij HT de controle, en daar zitten gevaarlijke kantjes aan. Het creëert op zijn minst een spanningsveld. Jammer dat de Belastingdienst een capaciteitsprobleem heeft, verzucht hij, omdat die bij uitstek het orgaan is dat beschikt over de (juridische) middelen om adequaat te controleren. Provoost: tienduizend man bij de Belastingdienst erbij en het betaalt zichzelf terug.Tja, zegt De Graaf, het is nu eenmaal een gegeven dat de politiek minder ambtenaren wil. Desondanks mocht de Belastingdienst vorig jaar en dit jaar extra mensen aannemen voor meer toezicht. Bovendien maakt de klantkennis het voor de Belastingdienst juist zo belangrijk dat de adviseur de afweging maakt met betrekking tot wat wel en niet kan. Dat moge zo zijn, zegt Provoost, maar een beetje slimme ondernemer vertelt niet alles. HT kan daardoor een aanzuigende werking hebben op ondernemers die het niet zo nauw nemen. Die profiteren immers ook maar al te graag van een verminderde controle. Moet je bij de minste geringste argwaan dan maar zo’n klant
Snel contactEen belangrijk voordeel van HT is volgens De Graaf het feit dat je dan als adviseur een vaste contactpersoon bij de Belastingdienst hebt. Tegelijkertijd tempert hij de verwachtingen op dat vlak, want, zegt hij, als je dat zou formaliseren, kan de Belastingdienst het niet meer aan.Het goede contact voorkomt niet altijd dat er frictie ontstaat. Zo liet een Belastingdienstmedewerker zich volgens Provoost ontvallen: ‘Dat verwachten we niet van een HTkantoor’. Van zo’n uitspraak wordt De Graaf ook niet blij, maar blijkbaar zit in ons hoofd toch iets van dat onderscheid, zegt hij. Alles goed en wel, vervolgt Provoost, maar je moet wel in staat zijn om onderscheid te maken met betrekking tot de vraag of je een bepaalde kwestie nu wel of niet moet voorleggen. Daar moet je naast de wet en regelgeving ook de jurisprudentie en wat niet al voor kennen. Kleine kantoren kunnen het daar knap lastig mee hebben. En daarbij moet er natuurlijk niet met twee maten worden gemeten: de belastingplichtige wordt geacht alles netjes te doen, maar dan de Belastingdienst ook.
Margot Oenema: ‘Ook bij HT moet er altijd ruimte zijn voor de mogelijkheid
dat er een verschil van mening ontstaat en dat daarbij een zekere marge
wordt toegepast’
Gerrit de Graaf: ‘Juist de klantkennis maakt het voor de Belastingdienst
zo belangrijk dat de adviseur de afweging maakt met betrekking
tot wat wel en niet kan’
n n n n n
11augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
het er snel over eens: voor HT is geen juridisch kader nodig, ook niet via de Algemene wet bestuursrecht.Blijft overeind staan dat HT absoluut niet zonder VT kan, zegt nu ook Haas. Volgens De Graaf moet je bij een organisatie als de Belastingdienst keuzes maken met betrekking tot het te voeren handhavingsregime. Alles wat je dan aan de voorkant te weten komt, neem je mee in die keuzes. HT vereist bovendien een goed ingerichte kantoororganisatie, al bestaan daar volgens Oenema geen minimumvereisten voor. Een tax control framework (TCF) zul je bij kleine ondernemers niet snel aantreffen, maar volgens De Graaf zullen ook die hun onderneming zo hebben ingericht dat ze onzekerheden zo veel mogelijk hebben afgedekt. Hij heeft in elk geval wel zaken gezien die niet
goed liepen en vervolgens zijn opgelost, mede dankzij de betere communicatie onder HT. Ach, zegt Provoost, de beste leerschool voor zowel de adviseur als de ondernemer is toch nog altijd een boekenonderzoek.Bij grote ondernemingen is HT eigenlijk niet meer dan een formalisering van een bestaande praktijk, vervolgt Haas. Daar is de financieel dienstverlener naast de onderneming blijven staan, terwijl in het mkb de financieel dienstverlener zich, enigszins vereenvoudigd gezegd, door HT meer in een postitie ‘tussen’ klant en Belastingdienst bevindt. Dat laatste is een wezenlijk andere positie.Een andere vraag is of een convenant ook kan worden opgezegd. Provoost kent één geval van een mondelinge opzegging door de Belastingdienst, maar daarna ging al
weigeren? Nou nee, zegt De Graaf, de Belastingdienst hecht eraan dat de adviseur ook de slechte klant blijft bedienen, uiteraard wel buiten HT. Maar het is nota bene de Belastingdienst zelf die zegt dat er bij HT minder controle is dan bij nietHT, citeert Haas uit een informatiefolder van de dienst. Dan bind je toch de kat op het spek.
VereenvoudigingMeer belastingambtenaren kunnen we verder dus wel vergeten, maar zou een drastische vereenvoudiging van het belastingstelsel dan geen oplossing zijn? Ja, beaamt Haas volmondig, al voegt hij er meteen aan toe dat hij vreest dat dit politiek niet haalbaar zal zijn. Maar wat zou het een lucht geven als we – om maar eens wat te noemen – box 2 afschaffen, de toeslagen saneren, de hypotheekrenteaftrek afschaffen, heel hoofdstuk 6 uit de IB schrappen en de premieheffing volledig fiscaliseren. En natuurlijk moet ook de hele Vpb op de schop, want die belastingwet is volledig op hol geslagen. Een en ander leidt in elk geval wel tot de constatering dat een drastische vereenvoudiging van de belastingwetgeving een zeer levensvatbaar alternatief voor HT zou zijn. Het metatoezicht zou er stukken eenvoudiger door worden en dat geldt ook voor de controle door de adviseur. Helaas, het zal nooit gebeuren.
HT is here to stayHet voorgaande maakt duidelijk dat HT niet meer weg te denken valt; de Belastingdienst staat in zijn controlerende functie feitelijk met de rug tegen de muur. En niet alleen hier; elk land is op enigerlei wijze wel bezig met HT, zegt Oenema. Volgens De Graaf is de manier waarop we met elkaar omgaan, in de loop der jaren anders geworden. Hij ziet dat als een positieve ontwikkeling en heeft de ervaring dat hij daarin niet alleen staat. Ook Provoost prijst de snelheid van werken onder HT: even een telefoontje en het is bij wijze van spreken – en soms ook letterlijk – de volgende dag geregeld. Oenema ziet daarin een paradox: aan de ene kant is deze werkwijze reuze gemakkelijk, maar aan de andere kant verlies je aan transparantie. Zo kan het gebeuren dat er in Limburg door de inspecteur een ander standpunt over een bepaalde kwestie wordt ingenomen dan door diens collega in Groningen. En daardoor kan het gelijkheidsbeginsel in het gedrang komen. Wie weet, krijgen we daarmee de aloude rulingpraktijk terug, filosofeert Haas hardop.
Juridisch kaderDe Belastingdienst sluit HTconvenanten af met financieel dienstverleners. Maar wat is de juridische status van dat document? Oftewel, wat zou je in rechte kunnen afdwingen met HT? Niets, zegt Haas, daarin bijgevallen door De Graaf. Zo’n convenant is eigenlijk weinig meer dan een intentieverklaring dat men zich aan de regels zal houden. Zo ziet Oenema dat ook: HT hoort aan te sluiten bij de intentie van de ondernemer om zijn werk goed te doen. Civielrechtelijk kun je er echter niets mee. Trouwens, een ‘verkeerde’ ondernemer kun je ook buiten HT om civielrechtelijk aanpakken. Het gezelschap is
Frans-Jozef Haas: ‘In het mkb bevindt de financieel dienstverlener zich door HT ‘tussen’ klant en Belastingdienst. Dat is een wezenlijk andere positie dan bij grote ondernemingen’
Rondetafelgesprekn n n n n
12 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
leren en tot hoever moet je daarin gaan? De kmadministratie niet opvragen is in elk geval geen begaanbare weg, zegt Provoost, want die vraag komt geheid als een boemerang terug bij het metatoezicht. Volgens Haas moet een financieel dienstverlener minstens controleren of de opzet van de kmadministratie aan de voorwaarden voldoet. Hij heeft echter niet de mogelijkheden tot zijn beschikking zoals de Belastingdienst die heeft; denk aan kentekencontrole bij pretparken en dergelijke. Het privatiseren van de controle levert dan wellicht enige kortetermijnwinst op, maar op de lange termijn zijn er de nodige risico’s. Een reden te meer om serieus werk te blijven maken van verticaal toezicht, meent Haas.
Ten slotteDe Belastingdienst staat bij zijn handhavingsregime met de rug tegen de muur, en dus zullen we met HT moeten zien te leven; andere opties, zoals een verregaande vereenvoudiging van het belastingstelsel of het op grote schaal aannemen van extra personeel, zijn volstrekt onhaalbaar. In het mkb komt HT echter toch wat moeizaam van de grond. Zeker is dat de hoofdconclusie uit de evaluatie van Stevens c.s. nog fier overeind staat: HT kan beslist niet zonder VT. De Belastingdienst zal hier hoe dan ook een overtuigende oplossing voor moeten zien te vinden, want de meeste ondernemers zijn dan wel van goede wil, maar natuurlijk niet gek. Er moet iets tegenover staan, naast zekerheid vooraf ook de wetenschap dat nietHT’ers waarneembaar vaker worden gecontroleerd dan HT’ers. De financieel dienstverlener zal op zijn hoede moeten zijn voor ondernemers die niet zuiver op de graat zijn en via hem een soort laissez passer hopen te verwerven. HT voorzichtig uitbreiden en sturen op kwaliteit in plaats van kwantiteit, lijkt het devies. <<<
les toch op dezelfde voet verder. De Graaf maakt melding van kantoren die wel voor HT hebben getekend, maar geen klanten aanmelden. Dan gaat de Belastingdienst het gesprek aan; HTconvenanten tekenen moet geen modeverschijnsel zijn. En ten slotte kan het gebeuren dat HTkantoren opzichtig in de fout gaan. In dat geval moet niet worden uitgesloten dat het convenant daadwerkelijk wordt opgezegd, zegt De Graaf.
Een kwestie van integriteitLaat een HTconvenant juridisch niet veel voorstellen, het is zoals gezegd wel een intentieverklaring van zowel de Belastingdienst als de financieel dienstverlener om elkaar vertrouwen te schenken. Daarbij moet de Belastingdienst uitgaan van het beginsel dat de adviseur zijn werk goed en volgens de regels wil doen. Dat is ook wat De Graaf zijn collega’s voorhoudt als ze daaraan twijfelen. Vergeet niet, zegt hij, dat de medewerkers bij de Belastingdienst vooral die zaken onder ogen krijgen waar een luchtje aan zit. Dan slaat de argwaan vanzelf toe. Daar leren ze echter steeds beter mee om te gaan. Van zijn kant benadrukt Provoost dat de Belastingdienst vele missers bespaard blijven doordat de adviseur zijn klant al heeft gecorrigeerd. De Belastingdienst ziet dus alleen wat er tussendoor is geglipt.Volgens Haas heeft HT best wel verbeteringen gebracht. Maar we moeten het nu ook weer niet gaan verheerlijken en oppassen voor de risico’s die aan een dergelijke werkwijze kleven. Haas vindt dat we in Nederland een mooi systeem hebben waar we zuinig op moeten zijn; we moeten er daarom niet te snel iets anders voor in de plaats stellen. Je bewijst de maatschappij een dienst als de groep die het goed doet, dat ook blijft doen. Daar is De Graaf het helemaal mee eens: als iemand ziet dat zijn buurman keer op keer de boel loopt te flessen en er ook mee wegkomt, kan er een moment komen waarop hij het zelf ook niet meer zo nauw gaat nemen.Dat werpt de vraag op, vervolgt De Graaf, of we nu meer of minder HT zouden willen, teneinde de kwaliteit te behouden. Voor Haas is het duidelijk: het gaat niet om de kwantiteit; voor de vraag of HT is geslaagd, is niet bepalend of het 500 duizend deelnemers telt. Sterker nog, zegt Oenema, volgens mij vallen er nu al te veel onder HT. Ze wijst op onderzoek in de USA waaruit blijkt dat de belastingdienst aldaar drie keer zo veel tijd kwijt is aan HT als aan nietHT. De vraag is dan of daar voldoende meeropbrengst of kostenbesparing tegenover staat. In de USA is dat niet het geval.
Risico’s voor de adviseurMag er onder HT nooit iets fout gaan? Natuurlijk wel. Zo kreeg een ondernemer die onder HT viel, toch een boete opgelegd. Die had dus iets gedaan dat niet door de beugel kon. Maar in hoeverre kan de adviseur daar een verwijt worden gemaakt? In dezelfde mate als in de situatie zonder HT, dus ook wanneer hij als medepleger kan worden aangemerkt, stelt Haas.Schenk brengt als voorbeeld de kmadministratie ter sprake. Moet je die als financieel dienstverlener contro
13augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
COLUMN
1996, het afrondende gesprek voor mijn eerste baan als ‘assistentbelastingadviseur’. De vestigingspartner deelt mij stralend mee: ‘Ik wilde nooit vrouwelijke werknemers, want die worden maar zwanger, maar jou wil ik wel!’ De emancipatiegolf leek volledig aan deze man te zijn voorbijgegaan. Overigens heb ik er jarenlang met veel plezier gewerkt. Geen zwangerschap, maar de partner wel hoofdpijn bezorgd toen ik mijn dienstverband terugbracht omdat ik parttime naar de universiteit ging. Dat had hem met een ambitieuze man ook kunnen overkomen.Inmiddels zijn we bijna twintig jaar verder. Diversiteit is een belangrijk thema in menig boardroom van grote advieskantoren. Vaak is een van de leden van de raad van bestuur er zelfs speciaal mee belast. De grootste uitdaging is nu echter om de bewustheid van het belang van diversiteit ook op de werkvloer te krijgen. De gemiddelde afgestudeerde fiscalist is namelijk niet meer een blanke man. Als de werkvloer niet openstaat voor vrouwen en werknemers met een andere culturele achtergrond, hebben we als fiscale beroepsgroep een groot probleem. Niet alleen omdat we dan veel talenten links laten liggen, maar ook omdat cliënten hierom zullen vragen. Jonge fiscalisten met een hoofddoek of een mediterraan uiterlijk hebben het echter met name bij de grote kantoren moeilijk. Terwijl er op het hogere managementniveau een groot commitment is, zal het niet werken zolang de werkvloer van mening is dat deze fiscalisten ‘gewoon’ moeten meedoen, dat wil zeggen, de codes van de jonge blanke mannen moeten volgen. Zo deelde een jonge manager een van mijn vroegere hoofddoekdragende studentes mee dat ze niet zo flauw moest doen en best één wijntje kon drinken op de vrijdagmiddagborrel. Onkunde of gebrek aan respect? Eveneens ergerlijk: geen van haar collega’s had de moed om deze manager hierop aan te spreken: ze stonden erbij, keken ernaar en lachten op zijn best een beetje besmuikt. Dat moet als eerste veranderen: de boardroom kan niet alles in de gaten houden. Daarom moet de werkvloer elkaar en zijn middenmanagers aanspreken op dergelijk ongewenst gedrag.Hier kunnen grote kantoren leren van kleine kantoren. Veel van mijn, zoals dat heet, allochtone studenten, blijken zich namelijk na soms slechte ervaringen op de grote kantoren, als een vis in het water te voelen bij een kleiner kantoor. Daar is de afstand tussen werkvloer en baas meestal verwaarloosbaar. De eigenaar heeft iemand aangenomen omdat hij in hem of haar gelooft. De vrijdagmiddagborrel is niet het ijkpunt voor iemands plaats in de groep, de fiscale prestaties wel.Laten we ons op de grote kantoren gedragen als op de kleine kantoren: werknemers beoordelen op fiscale prestaties en niet op het voldoen aan de ongeschreven dominante code en vooral: elkaar hierop aanspreken. Ik hoop dat de huidige jonge fiscalisten over twintig jaar net zo veel ongeloof ontmoeten als ze hun anekdote over het wijntje op de vrijdagmiddagborrel vertellen, als wanneer ik nu mijn eerste sollicitatiegesprek bespreek. Dan is diversiteit echt van de boardroom op de werkvloer geland! <<<
Diversiteit: van boardroom naar werkvloer
Prof. dr. S.J.C. (Sigrid) Hemels
hoogleraar belastingrecht Erasmus Universiteit
Rotterdam, tevens werkzaam bij Allen & Overy
LLP te Amsterdam
14 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
n n n n
n n n nInterviewHET
15augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
‘Accountant mag wat assertiever zijn tegenover de regels’
Plaatsvervangend NBA-voorzitter Dirk ter Harmsel
Eind september moet de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants met voor-stellen komen om het vertrouwen in het beroep te herstellen. De discussie over het beroep is ingegeven door affaires bij grote kantoren, maar raakt ook de mkb-accoun-tant. Accountant-administratieconsulent, RB-lid en vaktechnisch directeur bij Alfa Accountants Dirk ter Harmsel gaat er als plaatsvervangend NBA-voorzitter vanuit dat de beroepsorganisatie de politiek straks kan overtuigen. ‘Er gaat ook heel veel goed,’ zegt hij in een gesprek met redactielid Eli Hendriks en de verslaggever van Het Register.
Tekst: Lex van Almelo | foto’s: Raphaël Drent
Controlerend accountants wordt al jarenlang ver-weten dat zij zich niet kritisch genoeg opstellen tegenover grote cliënten en nu blijken partners van grote accountantskantoren ook nog eens be-
trokken bij dubieuze privébeleggingen en financieringscon-structies. Lijdt de mkb-accountant onder de discussie die dat oproept?
‘Ja, elke accountant lijdt eronder als de reputatie van het beroep op het spel staat. De beroepsgroep moet nu werken aan herstel van vertrouwen en eind september met een set maatregelen komen om de kwaliteit van de accountantscontrole te waarborgen. Als dat niet voldoende is, grijpt de Tweede Kamer in.’
Hoe komen de voorstellen tot stand?‘Er worden uitgebreide debatsessies in het land gehouden, waarna een werkgroep onder toezicht van een stuurgroep met voorstellen komt, die het NBAbestuur moet goedkeuren.’
Waarover gaan de debatten?‘Er zijn drie speerpunten. De eerste is hoe je de kwaliteitsbeheersing waarborgt op de kantoren die wettelijke controles uitvoeren. Niet alleen de grote kantoren schie
ten hierin tekort, maar de kleinere ook. We werken aan verplichte dossiermentoring, aan een verplichte kennistoets en een verplichte cursus communiceren over je werk onder het motto: “Zeg wat je ziet”. Iedere accountant die controles doet, moet die volgen. Het tweede speerpunt is het verdien en beloningsmodel binnen de kantoren. Zijn er verkeerde prikkels, bijvoorbeeld door samenwerking met adviseurs en consultants?’
Ook samenwerking met belastingadviseurs?‘Ja, ook daarnaar wordt gekeken. De samenwerking heeft zijn voordelen, maar is het logisch dat controleurs meedelen in het resultaat van de adviseurs? Of moet je bijvoorbeeld toe naar audit only en een aparte controlepoot in de organisatie? En wat de beloningssystematiek betreft: is omzet een goede indicatie voor beloning of is het een perverse prikkel?’
‘Elke accountant lijdt eronder als de reputatie van het
beroep op het spel staat’
n n n n Interview
16 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
D.J. (Dirk) ter Harmsel AA RB
1961 geboren te Zutphen1984 heao AA accountancy Christelijke Hogeschool Windesheim1987 2010 directievoorzitter cluster ZuidOost bij Alfa Accountants1991 FBopleiding2004 2008 bestuurslid NOvAA, waarvan het laatste jaar als voorzitter2009 2010 lid Accountantskamer te Zwolle2010 2012 bestuurslid NOvAA, waarvan het laatste jaar als voorzitter2010 heden directeur vaktechniek accountancy bij Alfa Accountants2013 heden plaatsvervangend voorzitter NBA
re kwaliteit van de controle speelt uiteraard alleen bij controlerend accountants. Na de eerste ronde verplichte accountantswisselingen bij beursfondsen zijn de controlefees gemiddeld 10 tot 15 procent omlaag gegaan. Daar kunnen we als beroepsorganisatie niets tegen doen. Maar we kunnen er wel voor zorgen dat de kwaliteit van de controle er niet onder lijdt. Druk op de prijzen zie je ook bij mkbkantoren. Prijsconcurrentie is goed in deze tijd. Maar kwaliteit is moeilijk te meten. Het hangt onder meer samen met klanttevredenheid en naleving van de regels.’
Administratiekantoren doen goede zaken omdat de accoun-tant zich aan allerlei regels moet houden. Ziet u dat accoun-tants hun titel of kantoren hun controlevergunning inleve-ren om de regeldruk te verlichten?‘Dat accountants hun titel inleveren om te ontsnappen aan vakbekwaamheidseisen komt nauwelijks voor. Ik verwacht wel dat er kantoren zijn die zullen overwegen om hun Wtavergunning op te geven. De NBA gaat binnenkort de controledossiers onderzoeken van kantoren die nog niet zijn getoetst. Als de kwaliteit dan onvoldoende is, moeten zij die verbeteren. Sommige kantoren kiezen er dan wellicht voor om voor controles voortaan andere kantoren in te schakelen.’
Bloedgroepen
In 2013 zijn de beroepsorganisaties van AA’s en RA’s gefuseerd. Sommige leden hebben de indruk dat de grote kantoren de NBA domineren. Kun je de twee bloedgroepen en audit/assurance respectievelijk samenstellen en mkb-advies wel verenigen?‘Dat is een geweldige uitdaging. Er zijn 21.000 accountants. Daarvan zijn er ruim 9000 openbaar accountant, 8500 accountant in business, 1500 overheids of intern accountant en ongeveer 2300 inactief titeldrager. De groep openbare accountants varieert van accountants bij de big fourkantoren tot eenpitters die administratieve diensten verlenen aan zzp’ers. Domineren de big four nu de hele NBA? Door de fusie hebben wij nog een groot bestuur met dertien bestuursleden. Daarvan komen er drie van een big fourkantoor. Ik weet niet of je dat domineren moet noemen. De diversiteit wordt gewaarborgd door aparte ledengroepen die voor hun eigen belangen opkomen. Vroeger behartigde de NOvAA de belangen van de mkbkantoren bij de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Doet de NBA dat minder? Nee, maar het beeld is anders geworden door de discussie over de controle. Maar het is wel lastig hoor.’
Is de fusie afgerond?‘Wij zijn nu formeel een jaar gefuseerd, maar materieel al drie jaar. Wel hebben we nog meer tijd nodig om het bestuur te verkleinen en de positie van de ledengroepen daarin te versterken.’
Er zijn nog wel steeds twee titels...‘De RA heeft een universitaire opleiding, de AA een hboopleiding, maar de eindtermen zijn hetzelfde. Bij de fu
En het derde speerpunt?‘Het besturingssysteem, de governance van de kantoren. Moet de leiding in handen komen van externen? Daarover zal de discussie gaan en we moeten echt met overtuigende maatregelen komen.’
Controlevergunning inleveren
Hoe kun je transacties met kantoorpanden, zoals die van KPMG-partners, voorkomen?‘Je moet er in ieder geval geen regelgeving voor in het leven roepen; het heeft vooral met ethiek te maken. Zelfs als zo’n transactie past binnen bestaande wet en regelgeving, moet je je afvragen of het past bij het beroep en de functie van accountant. Ik snap dat dit soort voorvallen in de krant komt. Dit soort incidenten en de kritiek van de toezichthouders wekken de indruk dat wij onder de maat presteren. De buitenwereld gelooft niet dat wij ons werk goed doen. Binnen de beroepsgroep is er nu wel een groot besef dat er iets moet gebeuren.’
Voor alle accountants of alleen de controlerend accountants?‘De kennis en de kwaliteitsbeheersing gelden voor de hele groep, het bestuursmodel speelt alleen bij de grote accountantskantoren. Bij Alfa hebben wij een raad van commissarissen met vier externen, die het bestuur benoemt en het beleid bepaalt. KPMG heeft Jan Hommen aangesteld als extern bestuurder en de grote kantoren hebben een Commissie Publiek Belang ingesteld met externen. De vraag of een hoge beloning leidt tot een lage
n n n n
17augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Als je het hele werkprogramma afwerkt, kun je in aanva-ring komen met de fiscalisten, die soms niet begrijpen waar het voor nodig is.‘Daar ben ik het helemaal mee eens. Je moet risicogericht samenstellen en nagaan wat je moet doen om te komen tot een aanvaardbare aangifte. Accountants zitten bovenop rechterlijke uitspraken als daarmee voordeel te behalen is voor de klant. Maar de regels voor het samenstellen leggen ze vaak te streng uit, omdat ze zeker willen zijn. Ten aanzien van de regelgeving zouden zij ook wel wat assertiever mogen zijn. Fiscalisten hebben daar last van omdat die vaak werken onder verantwoordelijkheid van accountants. Je moet je als accountant afvragen waarom iets nodig is en waarvoor je bang zou moeten zijn. Als het dossier in orde is, heb je als accountant voldoende comfort. We stellen ons soms te weinig weerbaar op als er een kwaliteitstoetser tegenover ons zit en verdedigen onze keuzes onvoldoende. Daarom moeten alle accountants nu ook een cursus communicatieve vaardigheden volgen.’
Overtuigen
Klopt het dat de NBA toetsen wil invoeren in het PE-onder-wijs?‘Het PEsysteem werkt, maar is het een waarborg voor de vakbekwaamheid? Wij vragen ons af of het uren registreren en puntjes scoren wel voldoende is en of wij de inhoudelijke kennis en toepassing niet zouden moeten toetsen. Maar dat is best complex.’
Hoe denkt de NBA over horizontaal toezicht?‘De NBA vindt het heel goed dat dit komt. Maar wij hebben individuele leden; wij sluiten geen convenant en kunnen hooguit de HTafspraken van kantoren toetsen.’
Is de belastingadviseur leidend bij horizontaal toezicht?‘De mores van de accountant en de fiscalist zijn hetzelfde: je wilt een goede, aanvaardbare aangifte doen. Maar de accountant is eerder enthousiast over horizontaal toezicht dan de fiscalist. De accountant is ook eerder geneigd twijfelpunten voor te leggen, terwijl de fiscalist denkt: ik doe het gewoon.’
Wat zou u tegen de fiscalist willen zeggen?‘Koester de samenwerking met de accountant en zorg dat je daar het optimale voor de klant uit haalt. Ken de beperkingen van je kennis en schakel bijtijds een accountant in. Andersom geldt dat ook voor de accountant. Dat is ook in het maatschappelijk belang.’
Aan het einde van het gesprek begint Ter Harmsel nog één keer over de opdracht om het vertrouwen in het beroep te herstellen: ‘Ik ga ervan uit dat wij de politici ervan kunnen overtuigen dat wij de goede dingen doen en dat wij kunnen verkopen wat wij allemaal al hebben gedaan om de kwaliteit te borgen. Er gaat ook heel veel goed.’ <<<
sie hebben wij de discussie over de titels geparkeerd, omdat de eerste fusiepoging daarop enkele jaren geleden is gestrand. Wij willen het voorlopig zo laten. Als wij ooit één titel willen, moet de wet worden gewijzigd.’
Bij het RB is het gelukt om één titel in te voeren omdat wij meteen de opleidingen in elkaar hebben geschoven. Zou de NBA dat ook moeten doen?‘De AA en RAtitels zijn zwaarder geladen dan de FB en CBtitel waren. De RAtitel heeft altijd een praktische meerwaarde gehad, maar op de werkvloer merk je weinig verschillen tussen een RA en een AA. Wel wordt de accountantsopleiding hervormd. De nieuwe opleiding kent twee pijlers: de assurancefunctie, waaronder de wettelijke controlebevoegdheid valt, en wat wij noemen de accountantsfunctie. In de tweede pijler zit wel veel kennis over controle en risico’s, maar geen gedetailleerde kennis over bijvoorbeeld IFRS. Het lijkt logisch om dan te komen tot één titel: accountant. Als accountant onderscheid je je dan door je specialisme.’
Te voorzichtig
Op de algemene ledenvergadering van de NBA waren 110 van de 21 duizend leden aanwezig; getuigt dat niet van ge-ringe betrokkenheid van de leden?‘Wij zijn jaloers op het RB waar 650 leden de ALV bezoeken. Wij hebben wel de Accountantsdag, waar 1200 deelnemers op afkomen. Maar daar worden geen besluiten genomen. De algemene ledenvergadering van de NBA is een hele formele vergadering, waarbij wordt gestemd over beleid en beroepsregels waarvoor al draagvlak is gecreëerd met bijeenkomsten in het hele land. Ik moet vanuit de Achterhoek, waar ik woon, naar Bussum rijden om in anderhalf uur zeven keer een kaart omhoog te steken. Een andere manier van stemmen over dit soort besluiten is ons door de wet verboden. Wij gaan wel onderzoeken of we de vergaderingen en besluitvorming van de ledengroepen op een digitale manier kunnen doen.’
Zit de NBA bij beroepsregels niet in een spagaat tussen de controlerend en de mkb-accountant?‘Ja en nee. De gedragsregels zijn in beginsel voor alle accountants hetzelfde. Maar de onafhankelijkheidsregels gelden alleen voor accountants die assurance verlenen. Daar heeft de samenstellend accountant geen last van. Toch klagen mkbaccountants over regeldruk. In veel gevallen gaat het daarbij om wet en regelgeving van toezichthouders. Regelgeving wordt vaak vanuit het wettelijkecontroledomein bedacht en sijpelt dan door naar andere controles. Accountants zijn ook geneigd om alle regels toe te passen. Ze gebruiken software voor werkprogramma’s waarbij ze alle punten doorlopen en bijvoorbeeld voorraden controleren, terwijl die niet materieel zijn. Accountants zijn geneigd te veel te doen. Wij moeten niet automatisch het complete werkprogramma volgen. Je moet vooraf nadenken over welke vragen je moet beantwoorden en ervoor zorgen dat je later kunt laten zien welke afweging je hebt gemaakt.’
‘Als de opleiding is hervormd, is één titel logisch’
n n n n n
18 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Frank WergerDr. F.M. Werger is werkzaam bij het
Knowledge Centre Tax&HRS van PwC
en is daarnaast verbonden aan het Fis
caal Economisch Instituut van de
Erasmus Universiteit Rotterdam
In 2009 werd de werkkostenregeling voor het eerst geïntroduceerd, ter vervanging van het bestaande systeem van vrije vergoedingen en verstrekkingen. Invoering was voorzien per 1 januari 2011. De regeling ontmoette van meet af aan weinig enthousiasme, hetgeen leidde tot wijziging en verduidelijking in wetten en uitvoeringsre-gelingen. Maar het bleef een zorgenkindje binnen de loonheffingen. Begin 2013 kwam het ministerie van Financiën daarom met de ver-kenning ‘Aan het werk met de werkkostenregeling’,1 gevolgd door een internetconsultatie. Daarna bleef het lang, heel lang stil. Tot 3 juli 2014; toen verscheen (eindelijk) een brief van staatssecretaris Wiebes van Financiën aan de Tweede Kamer waarin hij enkele voor-stellen doet om de belangrijkste knelpunten rond de werkkosten-regeling weg te nemen.2
Werkkostenregeling: onder constructie, maar niet (helemaal) af
De werkkostenregeling ging zoals gezegd op 1 januari 2011 van start, maar er gold en geldt nog steeds een overgangsregeling waarbij de werkgever ervoor kan kiezen om nog het
oude regime toe te passen. Dat oude regime wordt gekenmerkt door onoverzichtelijke en (te) fijnmazige regelgeving, die een bijna onevenredige druk legt op de administratieve lasten van de inhoudingsplichtige. De hoofddoelstelling van de werkkostenregeling is dan ook het terugdringen van de administratieve lasten en uitvoeringskosten.
Het huidige systeem van de werkkostenregelingUitgangspunt van de werkkostenregeling is dat iedere inhoudingsplichtige een vrije ruimte van 1,5% van zijn fiscale loonsom heeft, waarbinnen hij naar eigen inzicht vergoedingen en verstrekkingen (hierna: personeelsvoorzieningen) aan werknemers kan geven, zonder deze op werknemersniveau te hoeven administreren; hij kan
volstaan met ‘slechts’ het inboeken van het totale factuurbedrag (inclusief btw). Overschrijdt de totale omvang van de toegekende personeelsvoorzieningen deze vrije ruimte, dan is hij over het meerdere 80% eindheffing verschuldigd.Met de invoering van de werkkostenregeling is ook het loonbegrip aangepast, in die zin dat alle vergoedingen en verstrekkingen, ongeacht het zakelijk of privébelang ervan, tot het te belasten loon worden gerekend.3 Anders dan onder de oude regeling blijven personeelsvoorzieningen die dienen ter bestrijding van kosten ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking en overige vergoedingen die naar maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, onder de werkkostenregeling niet langer onbelast. Door deze verruiming wordt de afbakening van het loonbegrip ten opzichte van het begrip intermediaire kosten (geen loon) scherper. Om te voorkomen dat bepaalde personeelsvoorzieningen met een overwegend zakelijk karakter toch ten laste van de vrije ruimte moeten komen, kent
n n n n n
19augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Met de werkkostenregeling is een stelsel gecreëerd dat op zijn zachtst
gezegd niet uitblinkt in overzichtelijkheid en eenvoud
Wiebes wil de huidige afrekensystematiek vervangen door een methode waarbij maar één keer per jaar hoeft te worden afgerekend
de werkkostenregeling evenwel diverse ‘gerichte vrijstellingen’.4 Deze personeelsvoorzieningen blijven dus onbelast en vullen de vrije ruimte niet.Tot slot kent de werkkostenregeling nog een aantal waarderingsforfaits, bijvoorbeeld voor kantinemaaltijden, plus een aantal nihilwaarderingen. Deze laatste categorie geldt voor bepaalde voorzieningen die geheel of gedeeltelijk op de werkplek worden gebruikt. Voor een aantal geldt dat deze alleen op nihil worden gewaardeerd als sprake is van ter beschikking stellen, zodat het vergoeden of verstrekken van de desbetreffende personeelsvoorziening ertoe leidt dat de waarde ervan in de vrije ruimte komt.5
Om de gelegenheid te geven zich op deze nieuwe wetgeving in te stellen, geldt een overgangsregeling tot 1 januari 2015. Vanaf dan moeten alle inhoudingsplichtigen verplicht de werkkostenregeling toepassen. Al met al is een stelsel gecreëerd dat op zijn zachtst gezegd niet uitblinkt in overzichtelijkheid en eenvoud. In de literatuur zijn tal van knelpunten geconstateerd, zoals:n� het loonbegrip is onduidelijk en sluit niet aan bij
maatschappelijke opvattingen;n� het werkplekcriterium is niet werkbaar;n� het gebruikelijkheidscriterium is vaag; enn� de wetssystematiek is rommelig en onoverzichtelijk.6
Het verbaast me daarom geenszins dat nog maar een relatief beperkt aantal inhoudingsplichtigen de werkkostenregeling toepast.7 Het is dan ook niet vreemd dat Wiebes probeert de werkkostenregeling aantrekkelijker te maken door de belangrijkste knelpunten weg te nemen.
Voorgestelde vereenvoudigingenWiebes doet een aantal voorstellen om de belangrijkste knelpunten rond de werkkostenregeling weg te nemen. Hij is van mening dat daarmee ‘de eerdere bezwaren tegen de regeling vrijwel geheel worden weggenomen en de uitvoerbaarheid aanzienlijk wordt verbeterd’. Het gaat concreet om de volgende aanpassingen.
Beperkte introductie noodzakelijkheidscriteriumWiebes stelt voor om voor gereedschappen, computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur het zogenoemde noodzakelijkheidscriterium in te voeren. Dit criterium komt voort uit de verkenning ‘Aan het werk met de werkkostenregeling’. Op grond van dit criterium blijven kort gezegd personeelsvoorzieningen onbelast als de inhoudingsplichtige van mening is dat de werknemer zonder die voorziening in redelijkheid zijn werk niet behoorlijk kan uitvoeren. Belangrijkste winst van dit voorstel is – zoals Wiebes zelf ook al opmerkt – dat er een eenduidige kwalificatieregel komt voor bijvoorbeeld laptops, tablets en smartphones. Een open norm als deze kan aan het begin een gevoel van onzekerheid geven, maar biedt wel flexibiliteit en een goede aansluiting bij de praktijk.Volgens Wiebes ligt de zwakte van het noodzakelijkheidscriterium in het feit dat voor dit deel ‘ten principale wordt afgestapt van het beginsel dat privévoordeel,
dat wel degelijk wordt genoten, wordt belast’. Naar mijn idee ligt daar niet de zwakte. Immers, de keerzijde van de medaille is dat, wanneer een voorziening niet noodzakelijk is, volgens het nieuwe loonbegrip 100% van de waarde van die voorziening in de belastingheffing wordt betrokken, ongeacht de mate van privégebruik. Wiebes adresseert hier dus niet het echte probleem, namelijk een reikwijdte van het loonbegrip dat niet aansluit bij dat wat maatschappelijk als loon wordt ervaren.Als er al een nadeel zit aan het noodzakelijkheidscriterium, dan heeft dat meer te maken met het feit dat de praktijk en de Belastingdienst zullen moeten wennen aan dit nieuwe criterium. Noodzakelijk is immers wat anders dan zakelijk, een term die we onder het oude regime wel kenden. Het noodzakelijkheidscriterium heeft een beperktere reikwijdte. Want iets kan evident zakelijk, maar daarmee nog niet noodzakelijk zijn. Blijkbaar is een integrale invoering van het noodzakelijkheidscriterium nu nog een brug te ver, en wordt volstaan met een beperkte invoering. Dat is vanuit die gewenningsgedachte en het grote financiële belang dat aan personeelsvoorzieningen kleeft, begrijpelijk. Zaak is wel dat een en ander goed in de Prinsjesdagplannen wordt uitgewerkt.
Afrekenen na afloop van het jaarIn de huidige systematiek van de werkkostenregeling kennen we drie methodes om te monitoren of de vrije ruimte al dan niet is overschreden, waarbij de vrije ruimte gedurende het jaar per aangiftetijdvak moet worden gemonitord. Wiebes stelt voor om de huidige afrekensystematiek te vervangen door één methode, op grond
waarvan maar één keer per jaar hoeft te worden vastgesteld hoeveel de inhoudingsplichtige in het kader van de werkkostenregeling moet afrekenen. Dit wordt bereikt door de inhoudingsplichtige na afloop van het kalenderjaar te laten toetsen of de vrije ruimte is overschreden. De eventueel verschuldigde eindheffing wordt dan in het
Werkkostenregelingn n n n n
20 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
rieke vrije ruimte. Een budgetoverschrijding van het ene concernonderdeel kan zo worden opgevangen met budget overschotten van een ander onderdeel.Er zal sprake zijn van een concern in geval van vrijwel volledig eigendom (ten minste 95%) van de moedermaatschappij in de (klein)dochtermaatschappij(en). Hoe de regeling er precies komt uit te zien, is nog niet bekend. Hoewel er qua criterium een vergelijking is met de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting, kan ik me niet voorstellen dat ze daar een op een bij aansluit. Want dan zou de concernbepaling voor de werkkostenregeling niet toepasbaar zijn voor Vpbvrijgestelde of nietondernemers die wel als inhoudingsplichtige kwalificeren. Een andere vraag is wanneer wordt getoetst of aan het concernvereiste is voldaan. Is dat alleen op het moment van afrekenen na afloop van het jaar of moet gedurende het hele jaar aan het concernvereiste zijn voldaan door alle inhoudingsplichtigen die de concernbepaling willen toepassen? Ik kan me vanuit de gedachte van de regeling voorstellen dat Financiën voor het laatste kiest.De concernbepaling is voor (een deel van) de praktijk een belangrijke versoepeling. Hierbij valt niet alleen te denken aan grote concerns, maar bijvoorbeeld ook aan de dga waarbij zijn personal holding – waar hij veelal in dienst is – en de onderliggende werkmaatschappij(en) – waar veelal het personeel in zit – een concern kunnen vormen.
Vrijstelling voor branche-eigen productenOnder het overgangsregime kennen we een regeling op grond waarvan inhoudingsplichtigen, kort gezegd, hun personeel 20% korting op de waarde in het economische verkeer kunnen geven, tot een maximum van € 500 per jaar. In de huidige werkkostenregeling is geen expliciete regeling meer opgenomen voor deze producten uit eigen bedrijf, waardoor dergelijke personeelsvoorzieningen volledig ten laste van de vrije ruimte komen.Vanuit theoretisch oogpunt is dat volledig begrijpelijk en consistent. Immers, deze kortingen voor werknemers worden niet aan reguliere derden gegeven. Er is dus evident sprake van een loonvoordeel dat causaal verbonden is met de dienstbetrekking. Dit ongeacht hoeveel zakelijke argumenten de desbetreffende inhoudingsplichtige voor deze arbeidsvoorwaarde kan hebben. Een consistente toepassing van het loonbegrip en de systematiek van de werkkostenregeling laat dan ook geen andere conclusie toe dan dat een personeelskorting in de vrije ruimte terecht hoort te komen.In de praktijk blijkt echter dat bij veel inhoudingsplichtigen met een dergelijke regeling de vrije ruimte volledig wordt opgevuld met deze arbeidsvoorwaarde. Volgens Wiebes speelt dit met name in de detailhandelsbranche, waar veel parttimers werkzaam zijn tegen relatief lage uurlonen. Deze inhoudingsplichtigen hebben daardoor in verhouding tot andere inhoudingsplichtigen een relatief kleine vrije ruimte. Daarom heeft Wiebes voorgesteld om de huidige faciliteit in de
eerste aangiftetijdvak van het volgende jaar afgedragen.Dit is voor de praktijk een belangrijke vereenvoudiging, vooral voor startende inhoudingsplichtigen die nu nog worden verplicht per tijdvak op basis van daadwerkelijke cijfers te monitoren en af te rekenen. Ook is deze maatregel een belangrijke pijler onder de argumentatie om het overgangsregime niet nog eens met een jaar te verlengen. Immers, als de inhoudingsplichtigen verplicht zijn om per 1 januari 2015 over te gaan, hebben ze materieel nog heel wat tijd voordat het eerste afrekenmoment op grond van de werkkostenregeling in zicht komt. Ze hebben dus alle tijd – ook nog in 2015 – om de administratie op orde te krijgen.
Zaak wordt ook hier dat een en ander goed in de Prinsjesdagplannen wordt uitgewerkt. Van belang is bijvoorbeeld dat goed is geregeld wat er gebeurt als de inhoudingsplichtige, wanneer hij na afloop van het jaar constateert dat de vrije ruimte wordt overschreden, op dat moment besluit de personeelsvoorziening (deels) niet aan te wijzen. Wanneer wordt dan verloond bij de werknemer? Na afloop van het jaar, op het moment waarop de inhoudingsplichtige besluit niet aan te wijzen, of op het moment waarop de voorziening daadwerkelijk werd genoten? In dat laatste geval moet een correctie over het desbetreffende tijdvak worden gemaakt, wat een groot deel van de vereenvoudiging weer ongedaan maakt.
ConcernregelingOp grond van de huidige systematiek moet de werkkostenregeling per inhoudingsplichtige worden toegepast. Dat betekent dat alleen consolidatie kan plaatsvinden als een inhoudingsplichtige naast het L01nummer nog een of meer subnummers (L02 etc.) heeft. Als binnen concernverhoudingen meerdere inhoudingsplichtigen zijn te onderscheiden – en daarmee meerdere L01 nummers – dient elk van die inhoudingsplichtigen voor zich de werkkostenregeling toe te passen. Een overschrijding van de vrije ruimte bij het ene concernonderdeel kan dus niet worden gecompenseerd met een overschot bij een ander onderdeel. Op zich past dit bij de systematiek van de loonbelasting. Immers, met uitzondering van de samengestelde groep inhoudingsplichtigen (SGI) – die uitsluitend is bedoeld om enkele administratieve formaliteiten binnen de groep te verminderen – is de loon belasting een solistische heffing. Een fiscale eenheid kent ze helaas nog niet. Wiebes stelt nu echter voor om voor de werkkostenregeling een concernregeling in te voeren. Hierdoor ontstaat feitelijk een gene
Ook voor de dga met een personal holding en een werkmaatschappij is de concernbepaling een belangrijke versoepeling
n n n n n
21augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
op te nemen voor een aantal werkplekgerelateerde voorzieningen waarvoor nu een nihilwaardering geldt. Hij zegt niet om welke voorzieningen het expliciet gaat. Maar denkbaar is dat het gaat om de hulpmiddelen – zoals laptop, smartphone en tablet – waarvoor het hiervoor beschreven noodzakelijkheidscriterium gaat gelden. Daarnaast zou het kunnen gaan om (werk)kleding. Of deze voorzieningen worden vergoed, verstrekt of ter beschikking worden gesteld, maakt dan niet meer uit.Met de voorgestelde versoepeling wordt een oplossing geboden voor de wijze waarop een voorziening aan het personeel toekomt. Het biedt echter geen oplossing voor de beperkingen die met het werkplekcriterium ontstaan. Dat is een gemiste kans.
vorm van een gerichte vrijstelling te handhaven. Hoewel theoretisch volstrekt niet verdedigbaar, is deze versoepeling voor een deel van de praktijk erg welkom. Consequentie is overigens wel dat de overige inhoudingsplichtigen de prijs betalen, en wel via een verlaging van de vrije ruimte.
Geen verschil meer tussen vergoeden, verstrekken en ter beschikking stellenUitgangspunt van de huidige werkkostenregeling is dat alle personeelsvoorzieningen, ongeacht of ze worden vergoed, verstrekt of ter beschikking worden gesteld, in eerste instantie in de vrije ruimte worden ondergebracht, althans voor zover er geen gerichte vrijstelling geldt. Voor een aantal voorzieningen die mede op de werkplek worden gebruikt, geldt vervolgens onder voorwaarden een nihilwaardering. Voor een deel van deze voorzieningen geldt dat ze slechts op nihil worden gewaardeerd als ze ter beschikking worden gesteld.Deze benadering past niet in de huidige tijdsgeest. Immers, de nihilwaarderingen zijn gekoppeld aan het (deels) gebruik op de werkplek, waarbij de thuiswerkplek expliciet is uitgesloten (met uitzondering van arbovoorzieningen). Daarnaast kan door de eis van het ter beschikking stellen geen invulling worden gegeven aan de opkomende trend van ‘bring your own device’regelingen.8
Wiebes stelt voor om een nieuwe gerichte vrijstelling
Wiebes stelt voor om een nieuwe gerichte vrijstelling op te nemen voor
een aantal werkplekgerelateerde voorzieningen waarvoor nu een
nihilwaardering geldt
Werkkostenregelingn n n n n
22 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
ConclusieWiebes heeft met zijn voorstellen een aantal belangrijke versoepelingen aangekondigd in de systematiek van de werkkostenregeling. Maar enkele belangrijke knelpunten blijven bestaan, zoals de reikwijdte van het loonbegrip, handhaving van het werkplekcriterium en het gebruikelijkheidscriterium en de rommelige wettelijke structuur.De precieze invulling van de maatregelen komt pas met Prinsjesdag. Om het de praktijk niet nodeloos moeilijk te maken, hoop ik dat Wiebes zo snel mogelijk met een precieze invulling van zijn plannen komt, zodat inhoudingsplichtigen de zomer al kunnen gebruiken om hun processen op orde te brengen. En dan is het maar te hopen dat er tijdens de parlementaire behandeling geen stokpaardjes meer worden bereden, waardoor de spelregels opnieuw worden veranderd. De praktijk heeft behoefte aan duidelijkheid en rust, vooral op het gebied van de werkkostenregeling. Ik hoop van ganser harte dat het op dit punt geen heet najaar wordt en dat we per 1 januari 2015 met zijn allen het hoofdstuk van het overgangsregime kunnen afsluiten. <<<
Noten1 Brief van 21 maart 2013, nr. DB/2013/241 M.
2 Brief van 3 juli 2014, nr. DB/2014/272.
3 Een aantal aanspraken en bijzondere vergoedingen en verstrek
kingen behoort echter op grond van art. 11 Wet LB 1964 niet tot
het loon.
4 Hierbij valt te denken aan zaken als reiskosten tot € 0,19 per km,
studiekosten, maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk
belang en extraterritoriale kosten (30%regeling).
5 Te denken valt aan (werk)kleding en hulpmiddelen zoals de pc
en smartphone.
6 Ik volsta hier met een verwijzing naar het rapport ‘Knelpunten
in de werkkostenregeling: inventarisatie en mogelijke alternatie
ven’ dat het Fiscaal Economisch Instituut van de Erasmus Uni
versiteit Rotterdam in opdracht van Nemacc heeft uitgevoerd.
7 J.J. Boog, C.H. Brammer, J.M.P. de Kok, M.J. van Marwijk en J.P.
Vendrig, Evaluatie werkkostenregeling, Panteia/EIM, augustus
2012, bijlage bij de brief van de staatssecretaris van Financiën van
22 oktober 2012, DB2012/347M, VN 2012/55.14 (Kamerstukken
II 2012/13, 33 402, nr. 9).
8 Los van de omstandigheid dat met dergelijke regelingen beter op
de behoefte van individuele werknemers kan worden inge
speeld, is voor de inhoudingsplichtige de belangrijkste overwe
ging dat bring your own device regelingen tot aanzienlijke kos
tenbesparingen leiden, omdat werknemers veel zuiniger zijn op
de zaken en ook de verantwoordelijkheid voor het onderhoud
van de apparatuur bij hen wordt gelegd.
Verlaging percentage vrije ruimteDe omvang van de vrije ruimte is sinds de invoering van de werkkostenregeling per 2011 al enige malen gewijzigd. Om de hiervoor beschreven aanpassingen te bekostigen, zal volgens Wiebes de vrije ruimte moeten worden verlaagd van thans 1,5% naar 1,2% per 1 januari 2015. Deze verlaging – in ruil voor een aantal versoepelingen in de regeling – veroorzaakt onherroepelijk herverdelingseffecten tussen inhoudingsplichtigen en branches. Het enthousiasme voor de voorstellen zal dus sterk afhankelijk zijn van waar het voordeel of de rekening van deze voorstellen komt te liggen.
Geen verlenging overgangsregimeWiebes merkt op dat het met bovenstaande maatregelen onwenselijk is geworden het huidige keuzeregime opnieuw te verlengen. Gevolg zal zijn dat met ingang van 1 januari 2015 voor alle inhoudingsplichtigen de werkkostenregeling verplicht van toepassing is.Ik ben er een groot voorstander van om het overgangsregime niet nogmaals te verlengen. Inhoudingsplichtigen weten immers al sinds 2011 dat ze op een gegeven moment over moeten. Veruit de meesten hebben allang een inventarisatie gemaakt van het effect van de regeling op hun organisatie. Zij die niet zijn overgestapt, hebben of geen financieel voordeel van de regeling, of hebben gegokt op uitstel of afschaffen ervan.Voor de eerste groep zal, wanneer ze de arbeidsvoorwaarden niet hebben aangepast of hebben kunnen aanpassen, altijd blijven gelden dat ze niet erg genegen zijn om over te stappen. Voor hen biedt alleen een permanent overgangsregime een oplossing, zoals Wiebes ook opmerkt. Dat is zowel theoretisch bezien als vanuit de gedachte van eenvoud en uitvoeringskosten niet wenselijk. Zij zijn dan de ‘verliezers’ die de prijs van vereenvoudiging moeten betalen. Iedere aanpassing van de regeling ten gunste van deze groep zal onherroepelijk tot verdere complexiteit of herverdelingseffecten met andere (groepen) inhoudingsplichtigen leiden. Terughoudendheid is hier dus geboden. Maar waar precies de acceptabele herverdelingsgrens ligt, is een politieke keuze, geen wetenschappelijke.Voor de tweede groep zal gelden dat zij hard aan de bak zullen moeten om hun financiële en salarisadministratie tijdig op orde te hebben om de overstap op de werkkostenregeling tijdig te kunnen maken. Voor deze groep hoeft wat mij betreft geen (politieke) compassie te bestaan. Zij hebben gegokt en verloren.
Ik ben er een groot voorstander van om het overgangsregime niet nogmaals te verlengen
Inkomstenbelasting
2014/35 Eigen bijdrage auto van de zaak niet aftrekbaar zonder bijtellingEen werknemer met een auto van de zaak krijgt te maken met een forfaitaire bijtelling op het inkomen, als meer dan 500 km voor privédoeleinden wordt afgelegd. Een eigen bijdrage voor de ter beschikking gestelde auto is aftrekbaar. Maar niet altijd. Dat ondervond een werkneemster die in 2009 voor een auto van de zaak een eigen bijdrage van € 5724 aan haar werkgever betaalde, omdat ze de normleaseprijs overschreed.De werkneemster had voor een duurdere auto gekozen in verband met haar gezondheid en omdat ze comfort wilde. Volgens de leaseregeling van de werkgever had de eigen bijdrage betrekking op het privégebruik van de auto, maar bij haar was dat niet het geval, omdat ze niet privé in de auto reed. Desondanks bracht ze de eigen bijdrage in mindering op haar inkomen.Hof ArnhemLeeuwarden was het echter met de inspecteur eens dat dit niet kon. Op grond van de autokostenfictieregeling kon volgens het hof de aan de werkgever verschuldigde vergoeding voor het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto alleen in aftrek worden gebracht als een voordeel voor het privégebruik in aanmerking werd genomen. De inspecteur had de aftrek daarom terecht geweigerd. Het hof verwierp de stelling van de werkneemster dat dit discriminerend was ten opzichte van haar collega’s die de door de werkgever ter beschikking gestelde auto’s wel voor privédoeleinden gebruikten. De collega’s verkeerden volgens het hof in een andere positie dan zij, omdat bij hen wel een bijtelling voor privégebruik in aanmerking werd genomen.
■ Hof Arnhem-Leeuwarden 20 mei 2014, nr. 13/01077, ECLI:NL:GHARL:2014:4212
Inkomstenbelasting■ �Eigen bijdrage auto van de zaak niet aftrekbaar zonder
bijtelling 23■ �Verhuurde woning in winkelpand verplicht privévermogen 23■ �Bedrag voor uitkoop vennoot ineens aftrekbaar bij
medevennoot 24
Loonbelasting■ �Rechtbank laat crisisheffing 2013 in stand 24■ �Werkgeversheffing over excessieve vertrekvergoeding
toelaatbaar 24
Vennootschapsbelasting■ �Regime fiscale eenheid Vpb niet EUproof 25■ �Hoge Raad gaat ‘om’ bij inbreng in transparante
vennootschap 25
Omzetbelasting■ �Verhuur werkkamer aan bv van dga economische activiteit 26■ �Btwherziening bij leegstand pand na vrijgestelde verhuur 26
Erf- en schenkbelasting■ �BOF niet in strijd met gelijkheidsbeginsel 26
2014/36 Verhuurde woning in win-kelpand verplicht privévermogenHof Den Haag heeft in een procedure nog eens goed op een rij gezet wanneer een woning in een bedrijfspand moet worden gerekend tot het (verplichte) ondernemings of privévermogen. Deze zaak betrof een ondernemer die met zijn echtgenote op de bovenverdieping van een pand woonde, waarin ze op de begane grond een drogisterij exploiteerden. De bovenverdieping had een eigen ingang en beschikte over een keuken, sanitair en nutsvoorzieningen. Het echtpaar rekende het hele pand met de bijbehorende hypotheek tot het ondernemingsvermogen. De bovenverdieping werd vanaf 1 april 1991 verhuurd. De huuropbrengsten werden als bedrijfsopbrengsten verantwoord. In 2008 staakte het echtpaar de onderneming. De inspecteur verhoogde de stakingswinst van elk van de echtgenoten met 50% van de totale boekwinst van € 274.570. Het echtpaar wierp evenwel tegen dat de bovenverdieping vanaf de aankoop tot het verplichte privévermogen had moeten worden gerekend en ging in beroep.Het hof oordeelde dat uit arresten van de Hoge Raad van 17 september 2010 (nr. 09/00332, ECLI:NL:HR:2010:BL7968) en 29 juni 2012 (nr. 11/03295, ECLI:NL:HR:2012:BV8954) volgde dat een zelfstandig rendabel te maken gedeelte van een pand dat voor belegging was bestemd, als hoofregel verplicht tot het privévermogen van de belastingplichtige behoort. Als sprake is van een onmiddellijke samenhang van de aankoop van het voor belegging bestemde gedeelte van het pand met die van een voor de bedrijfsuitoefening bestemd (gedeelte van een) pand, kan volgens de Hoge Raad een voldoende band tussen belegging en bedrijfsuitoefening aanwezig zijn om een keuze voor ondernemingsvermogen te rechtvaardigen.In het geval van het echtpaar konden woon en bedrijfsgedeelte uitsluitend gezamenlijk worden aangekocht vanwege het feit dat het pand niet in appartementsrechten was gesplitst. Het pand was evenwel aangekocht om vermogen op te bouwen voor de oude dag. Dat in een deel van het pand de drogisterij was gevestigd, was volgens het hof onvoldoende om te concluderen dat de aankoop van het woongedeelte voortvloeide uit de aankoop van
23februari 2013 | nummer 1 | Het Register
Jurisprudentie en wetgeving
Jurisprudentie en wetgevingn n n n n
24 Het Register| augustus 2014 | nummer 4
mers of hun inhoudingsplichtige’. De crisisheffing werd echter uitdrukkelijk geheven ‘in afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde’, dus volgens de rechtbank ook – als daarvan al sprake zou zijn – in afwijking van art. 1 Wet LB.De crisisheffing was volgens de rechtbank ook niet in het strijd met het door art. 1 Eerste Protocol EVRM beschermde eigendomsrecht. De maatregel was bedoeld om het Nederlandse begrotingstekort terug te brengen. Uit de wetsgeschiedenis bleek dat de wetgever met de crisisheffing een goed uitvoerbare heffing voor ogen had die opbrengsten genereerde in 2013. Er was niet gekozen voor de invoering van een vijfde schijf in de inkomstenbelasting voor inkomens boven de € 150.000 vanwege de verwachte nadelige effecten op het vestigingsklimaat. Hoewel er aspecten van terugwerkende kracht waren te onderkennen, vond de rechtbank dat de wetgever binnen de hem toekomende ruime beoordelingsvrijheid was gebleven. Ook kon niet worden gezegd dat de crisisheffing elke redelijke grond ontbeerde. Dat gold volgens haar ook voor de keuze om deze te heffen naar de grondslag van het in 2012 genoten loon. De werkgevers hadden verder niet aannemelijk gemaakt dat ze werden getroffen door een individuele en buitensporige last.Tot slot oordeelde de rechtbank dat de crisisheffing ook niet in strijd was met het discriminatieverbod van art. 26 IVBPR. Als aan de ene kant werkgevers en aan de andere kant werknemers en anderen met een inkomen van meer dan € 150.000 al konden worden aangemerkt als gelijke gevallen, dan kon nog niet worden gezegd dat de keuze voor een werkgeversheffing evident van redelijke grond was ontbloot. Van willekeur was volgens de rechtbank geen sprake, gelet op de gemaakte afwegingen.
■ �Rechtbank Den Haag 7 mei 2014, nr. 13/9673, ECLI:NL:RBDHA:2014:5581 en 12 juni 2014, nr.
14/1271, ECLI:NL:RBDHA:2014:7439
2014/39 Werkgeversheffing over ex-cessieve vertrekvergoeding toelaatbaarNet als bij de crisisheffing (zie hiervoor) gold ook bij de invoering van de pseudoeindheffing voor excessieve vertrekvergoedingen van art. 32bb Wet LB een (materieel) terugwerkende kracht, doordat bij ontslag een vergelijking wordt gemaakt met loon uit een eerder jaar. Hof ArnhemLeeuwarden oordeelde op 12 februari 2013 dat deze werkgeversheffing in strijd was met het EUrecht, voor zover de terugwerkende kracht zich uitstrekte tot het tijdvak vóór 13 mei 2008, de datum waarop het wetsvoorstel was ingediend waarmee die bepaling was ingevoerd. De Hoge Raad heeft deze uitspraak nu vernietigd.Volgens de Hoge Raad was de werkgeversheffing niet in strijd met het door art. 1 Eerste Protocol EVRM beschermde eigendomsrecht. Van een inbreuk daarop was alleen sprake als er geen ‘fair balance’ bestond tussen de betrokken belangen. Uit de wetsgeschiedenis leidde de Hoge Raad af dat de regeling een legitiem doel in het algemeen belang nastreefde, namelijk het ontmoedigen van de toekenning van vertrekvergoedingen die hoger waren dan de – in 2008 al bestaande – norm uit de corporate governancecode. Voor het berekenen van het excessieve deel van vertrekvergoedingen was gekozen om redenen van uitvoerbaarheid en om ontgaansmogelijkheden te voorkomen, en met die vormgeving van de regeling was de wetgever volgens de Hoge Raad gebleven
het bedrijfsgedeelte. Het woongedeelte behoorde daarom vanaf de aankoop tot het privévermogen. Het hof verminderde de aanslag IB 2008 met de correctie van de inspecteur voor de stakingswinst op het pand.
■ Hof Den Haag 18 maart 2014, nr. 13/00505, ECLI:NL:GHDHA:2014:1772
2014/37 Bedrag voor uitkoop vennoot ineens aftrekbaar bij medevennootEen vennoot met een negatief bedrag van € 10.896 op zijn kapitaalrekening trad per 26 februari 2009 uit de vof. Bij de uittreding werd zijn kapitaalrekening in de vof op nul gezet. Zijn medevennoot bracht daarom in zijn aangifte IB 2009 € 10.896 ten laste van de winst, maar de inspecteur weigerde de aftrek. De medevennoot ging daartegen in beroep.Rechtbank ZeelandWestBrabant oordeelde dat sprake was van uitkoop van een vennoot, omdat het aandeel van de uitgetreden vennoot een negatieve waarde had en deze vennoot was uitgetreden zonder dat hij tot dat bedrag stortingen in de onderneming hoefde te verrichten. Volgens de rechtbank was daarmee een som toegekend aan de uittredende vennoot boven de waarde van zijn vennootschapsaandeel. Het bedrag van € 10.896 voor de uitkoop was bedoeld om het faillissement van de vof te voorkomen en vormde daarom volgens de rechtbank een uitgave die noodzakelijk was om het bedrijf te vrijwaren tegen verliezen die bij de handhaving van de uitgekochte vennoot in de toekomst werden gevreesd. Gelet op de hoofdelijke aansprakelijkheid van de medevennoot voor de schulden van de vof tegenover derden en het ontbreken van verhaalsmogelijkheden bij de uitgetreden vennoot, vormde de vordering op die vennoot bij zijn uittreden – die dus geen enkele waarde had – volgens de rechtbank een kostenpost die de medevennoot in één keer ten laste van zijn winst mocht brengen.
■ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 9 april 2014, nr. 13/900, ECLI:NL:RBZWB:2014:3039
Loonbelasting
2014/38 Rechtbank laat crisisheffing 2013 in standRechtbank Den Haag heeft als eerste in een aantal zaken uitspraak gedaan over de pseudoeindheffing hoog loon van art. 32bd Wet LB, beter bekend als de crisisheffing. De betrokken werkgevers wilden zich kennelijk niet aansluiten bij de nog te voeren proefprocedures. De crisisheffing is een heffing van 16% over het loon van werknemers, voor zover dat in het voorafgaande jaar meer dan € 150.000 bedroeg. Vooral de (materieel) terugwerkende kracht van de maatregel staat ter discussie. Het betreft immers (ook) loon dat is genoten voordat de nieuwe wetgeving in werking was getreden en zelfs voordat deze was aangekondigd.De rechtbank verwierp de stelling van de werkgevers dat wetssystematisch niet nog een keer in de loonsfeer kon worden geheven. Volgens art. 1 Wet LB wordt loonbelasting geheven van ‘werkne
n n n n n
25augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
scheid in de moeder/kleindochtersituatie werd dus niet gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang die verband hield met het behoud van de samenhang van het Nederlandse belastingstelsel, waaronder de voorkoming van dubbele verliesverrekening.Voor de zustersituatie oordeelde het Hof dat de doelstelling van de fiscaleeenheidregeling om het mogelijk te maken dat vennootschappen van eenzelfde groep fiscaal werden behandeld alsof ze slechts een en dezelfde belastingplichtige vormden, zowel kon worden bereikt door een groep waarvan de moedervennootschap ingezetene was als door een groep waarvan de moedervennootschap geen ingezetene was, althans met betrekking tot de belasting van alleen de in Nederland belastingplichtige zustervennootschappen. Het verschil in behandeling tussen deze moedervennootschappen werd volgens het Hof dus niet gerechtvaardigd door een objectief verschil in situatie. De voor de moeder/kleindochtersituatie afgewezen rechtvaardigingsgrond van de samenhang van het belastingstelsel gold volgens het Hof ook in de zustersituatie.
■ EU-Hof van Justitie 12 juni 2014, nr. C-39/13 [SCA Group Holding BV e.a.]
2014/41 Hoge Raad gaat ‘om’ bij in-breng in transparante vennootschapWanneer een activum wordt ingebracht in een transparante vennootschap, zoals een cv, en de inbrenger is gerechtigd tot die transparante vennootschap, hoeft deze op grond van goed koopmansgebruik de winst niet te nemen voor het belang dat hij in die transparante vennootschap bij het activum behoudt. Dit heeft de Hoge Raad beslist in een zaak van een bv die eind 2000 als opdrachtgever een contract sloot voor de bouw van een zeeschip. In 2001 richtte de bv samen met een aantal andere bv’s een scheepvaartcv op, waarin ze zelf voor 23,66% deelnam. De bv was beherend vennoot van de cv. In 2001 bracht ze de economische eigendom van het aan haar opgeleverde schip in de cv in voor een hogere prijs dan de kostprijs. Daarbij behaalde ze een bate van € 353.948. De in 2001 gemaakte kosten voor de oprichting van de cv, het plaatsen van de commanditaire participaties en de eerste uitrusting van het schip berekende de bv met een winstopslag van € 53.616 door aan de cv.De Hoge Raad oordeelde dat geen sprake was van overdrachts of herwaarderingswinst. De omstandigheid dat het desbetreffende activum op de balans van de personenvennootschap zou verschijnen voor de waarde waarvan bij de inbreng was uitgegaan, vormde geen aanleiding om anders te oordelen. Die omstandigheid nam immers niet weg dat de inbrenger geen meerwaarde had gerealiseerd met betrekking tot het door haar behouden belang bij het activum. De Hoge Raad kwam in zoverre terug van zijn arrest van 16 december 1959 (nr. 14092, ECLI:NL:HR:1959:AY1731), waarin was beslist dat herwaarderingswinst moest worden genomen bij inbreng in samenwerkingsverbanden.
■ Hoge Raad 11 juli 2014, nr. 13/00372, ECLI:NL:HR:2014:1622
binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge. Zou deze berekeningsmethode niet kunnen worden toegepast op loon dat was genoten vóór de aankondiging of inwerkingtreding van art. 32bb Wet LB, dan zou deze regeling na de inwerkingtreding ervan nog geruime tijd niet of beperkt kunnen worden toegepast. Verder was de heffing alleen verschuldigd bij een beëindiging van de dienstbetrekking na de inwerkingtreding van de maatregel, waardoor de verschuldigdheid van die heffing ook afhankelijk was van een gebeurtenis die plaatsvond na de inwerkingtreding. Zo bezien was de heffing volgens de Hoge Raad voorzienbaar.Alles afwegende kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat de wetgever met de werkgeversheffing voor excessieve vertrekvergoedingen en het daarbij gehanteerde overgangsrecht een legitiem doel had nagestreefd en daarbij de vereiste ‘fair balance’ in acht had genomen. De werkgever had volgens de Hoge Raad ook niet aannemelijk gemaakt dat de regeling in zijn geval leidde tot een individuele buitensporige last. Op grond van de hem toekomende ruime beoordelingsmarge was de wetgever volgens de Hoge Raad ook niet verplicht om in art. 32bb Wet LB een tegenbewijsmogelijkheid op te nemen, waardoor loonbestanddelen voor de berekening van de heffingsgrondslag buiten aanmerking bleven als deze niet in verband stonden met het vertrek van een werknemer.
■ Hoge Raad 20 juni 2014, nr. 13/01431, ECLI:NL:HR:2014:1463
Vennootschapsbelasting
2014/40 Regime fiscale eenheid Vpb niet EU-proofVolgens het Nederlandse regime van de fiscale eenheid voor de Vpb kan geen fiscale eenheid worden aangegaan:■ tussen een in Nederland gevestigde moedervennootschap en
haar ook in Nederland gevestigde kleindochtervennootschappen, waarvan de aandelen worden gehouden door een buitenlandse tussenholding (moeder/kleindochtersituatie);
■ en ook niet tussen in Nederland gevestigde zustervennootschappen, waarvan de aandelen worden gehouden door een in het buitenland gevestigde moedervennootschap die niet beschikt over een vaste inrichting in Nederland (zustersituatie).
Dit regime is volgens het Europese Hof van Justitie in strijd met de door het EUrecht beschermde vrijheid van vestiging.Voor de moeder/kleindochtersituatie nam het Hof in aanmerking dat Nederland met de deelnemingsvrijstelling – een algemene vrijstellingsregeling – dubbele verliesverrekening binnen een fiscale eenheid wilde voorkomen, en niet via bijzondere bepalingen neutralisatie van bepaalde transacties wilde bereiken, zoals in de regeling waarover het ging in het arrest Papillon van het Europese Hof van 27 november 2008 (nr. C418/07). Een ingezeten moedervennootschap kon dus nooit een verlies uit een deelneming in een van haar dochterondernemingen verrekenen, ook al was deze dochteronderneming in een andere lidstaat gevestigd. Daarom kon volgens het Hof geen rechtstreeks verband worden gelegd tussen de toekenning van het belastingvoordeel als gevolg van de vorming van een fiscale eenheid en de compensatie van dat voordeel door een bepaalde belastingheffing. Het gemaakte onder
Jurisprudentie en wetgevingn n n n n
26 Het Register| augustus 2014 | nummer 4
waarbij de voorbelasting van in totaal € 268.471 in aftrek werd gebracht. Het pand werd in 2003 opgeleverd en vanaf dat moment vrijgesteld van btw verhuurd. Hierdoor was € 294.162 aan integratieheffing verschuldigd. Vanaf 1 augustus 2008 stond het pand leeg en werd het – met btw – te huur aangeboden. Vervolgens werd het pand vanaf 1 juli 2011 belast met btw verhuurd. De verhuurder nam in zijn aangifte over het vierde kwartaal van 2010 een bedrag van € 29.416 aan voorbelasting in aanmerking. Dat bedrag had betrekking op de herziening in 2010 van de btw die in verband met de integratieheffing in 2003 was voldaan. De inspecteur weigerde de aftrek, omdat het pand in 2010 leegstond en dus niet was gebruikt voor belaste prestaties.De Hoge Raad was het niet eens met het standpunt van de inspecteur. De vrijgestelde verhuur van het pand was beëindigd en het pand was niet aansluitend verhuurd of anderszins voor bedrijfsdoeleinden in gebruik geweest, terwijl het wel was bestemd om voor bedrijfsdoeleinden te worden gebruikt. Verder had de verhuurder niet het voornemen om het pand in de toekomst te gebruiken voor nietbelaste handelingen. Onder deze omstandigheden moest volgens de Hoge Raad, net als bij nietgebruik vóór de eerste ingebruikneming, ervan worden uitgegaan dat vanaf het tijdstip van de beëindiging van de btwvrijgestelde verhuur sprake was van (voorgenomen) gebruik voor belaste handelingen. De beeindiging van de vrijgestelde verhuur was daarom een omstandigheid die leidde tot de wijziging van het recht op aftrek in de zin van de artikelen 184 en 187, lid 2, btwrichtlijn 2006 en dus tot herziening van de aftrek van voorbelasting, zoals bedoeld in art. 13, lid 2 Uitvoeringsbeschikking OB.
■ Hoge Raad 13 juni 2014, nr. 13/00282, ECLI:NL:HR:2014:1376
Erf- en schenkbelasting
2014/44 BOF niet in strijd met gelijkheidsbeginselDe weduwe en zoon van jurist Berkvens, die in juli 2009 was overleden, spanden bij het EHRM een procedure aan. Als erfgenamen claimden ze de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) voor de verkrijging van zijn nalatenschap en een daaropvolgende schenking van de weduwe aan haar zoon in hetzelfde jaar. Bij het EHRM deden ze een beroep op het discriminatieverbod van art. 14 EVRM.Het EHRM oordeelde dat de weduwe Berkvens geen slachtoffer was van een schending van mensenrechten, omdat ze door de partnervrijstelling geen successierecht hoefde te betalen over de erfenis van haar overleden echtgenoot en als schenker ook geen schenkingsrecht was verschuldigd over de schenking aan haar zoon. In het geval van de zoon waren de nationale rechtsmiddelen nog niet uitgeput omdat er nog geen eindbeslissing was in zijn zaak. Het EHRM accepteerde dat echter, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 november 2013 in de vijf proefprocedures (nrs. 13/01154, 13/01160, 13/01161, 13/01622 en 13/02453; ECLI:NL:HR:2013:1206, 1209, 1210, 1211 en 1212) en de daaropvolgende collectieve uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst.Het EHRM was het met de Hoge Raad eens dat de verkrijging van ondernemingsvermogen en die van nietondernemingsvermogen
Omzetbelasting
2014/42 Verhuur werkkamer aan bv van dga economische activiteitDe inspecteur stelde in een procedure van een manvrouwmaatschap, van wie de man dga was van een sloopbedrijf, dat de verhuur van een onzelfstandige werkkamer in de nieuwbouwwoning van het echtpaar aan de bv van de dga geen economische activiteit was. Hierdoor zou de maatschap de btw op de bouwkosten van de woning niet in aftrek kunnen brengen. De Hoge Raad dacht daar anders over.De Hoge Raad stelde voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie het begrip ‘economische activiteiten’ een ruime werkingssfeer had en een objectief karakter, dat wil zeggen dat de activiteit op zichzelf moest worden beschouwd zonder acht te slaan op het oogmerk of het resultaat van de activiteit. Een activiteit werd in de regel daarom als economisch beschouwd wanneer ze permanent werd verricht en de verrichter daarvoor een vergoeding ontving. Als een zaak naar zijn aard zowel voor economische als voor privédoeleinden kon worden gebruikt, moesten volgens de Hoge Raad ook op grond van de rechtspraak van het Hof alle exploitatieomstandigheden worden onderzocht om uit te maken of de zaak werkelijk werd gebruikt voor economische exploitatie, dat wil zeggen om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen.De maatschap stelde een ruimte voor minimaal vijf jaar ter beschikking aan de bv als werkkamer voor haar dga en ontving daarvoor als tegenprestatie een vergoeding van de bv. Hof ArnhemLeeuwarden had vastgesteld dat de maatschap die activiteit zelfstandig tegenover de bv verrichtte, en daarvan uitgaande kon volgens de Hoge Raad geen andere conclusie worden getrokken dan dat deze door de maatschap tegenover een derde verleende dienst moest worden aangemerkt als een economische activiteit in de zin van art. 9, lid 1 btwrichtlijn 2006. Daarbij was niet van belang dat de maatschap alleen bereid was de woning (gedeeltelijk) duurzaam tegen vergoeding ter beschikking te stellen aan één bepaalde (rechts)persoon, omdat de woning (in zoverre) daadwerkelijk werd geëxploiteerd om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Anders dan het geval was in het arrest Franz Götz (nr. C408/06), ging het in dit geval niet om het verrichten van diensten door een publiekrechtelijk of openbaar lichaam. In dat geval zou volgens de Hoge Raad, om te kunnen bepalen of sprake was van overheidshandelen, van belang kunnen zijn of voor de handelingen een reële markt bestond waarbij de prijs voor de handelingen werd vastgesteld op basis van vraag en aanbod.
■ Hoge Raad 6 juni 2014, nr. 13/00982, ECLI:NL:HR:2014:1320
2014/43 Btw-herziening bij leeg-stand pand na vrijgestelde verhuurDe Hoge Raad heeft een belangrijk arrest gewezen over de teruggaaf van btw in de situatie dat sprake is van leegstand van een pand tijdens de herzieningsperiode terwijl het daarvoor vrijgesteld van btw is verhuurd. Het betrof een nieuw gebouwd kantoorpand
n n n n n
27augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Wet
gevi
ngD
e st
and
van
zake
npe
r 11 j
uli 2
014
■W
etsv
oors
tel +
MvT
TK
■Ve
rsla
g TK
■ No
ta n
.a.v
. ver
slag
TK
■ Ei
ndve
rsla
g TK
■Aa
ngen
omen
TK
■W
etsv
oors
tel E
K
■Vo
orlo
pig
vers
lag
EK
■ M
emor
ie v
an A
ntw
oord
EK
■Ei
ndve
rsla
g EK
■Aa
ngen
omen
EK
■St
aats
blad
■D
atum
inw
erki
ngtr
edin
g
BTW-constructie (on)roerende zaken 30 061 Bij KB
Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen 33 610 Dag na uitgifte Stb
Wet compartimenteringsreserve 33 713 Dag na uitgifte Stb
Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst 33 714 Bij KB
Wet hervorming kindregelingen 33 716 Bij KB
Afschaffing tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, fiscale aftrek uitgaven specifieke zorgkosten 33 726 Dag na uitgifte Stb
Novelle pensioenakkoord 33 847 Dag na uitgifte Stb
Fiscale verzamelwet 2014 33 950 1-1-2015
waren aan te merken als gelijke gevallen, omdat in beide situaties sprake was van een verkrijging van vermogensbestanddelen onder de SW. Het EHRM stelde verder voorop dat de wetgever in belastingzaken een ruime beoordelingsvrijheid heeft, wat inhoudt dat het EHRM alleen toetst of een maatregel ‘manifestly without reasonable foundation’ is. Vervolgens oordeelde het EHRM aan de hand van de uitgebreide verwijzing van de Hoge Raad naar de wetsgeschiedenis van de BOF dat sprake was van een legitiem doel in het algemeen belang (de continuïteit van familiebedrijven en het stimuleren van ondernemerschap in het algemeen). De vrijstelling zou een effectieve oplossing zijn voor de liquiditeitsproblemen die konden ontstaan doordat bij een erfenis of schen
king van ondernemingsvermogen successie of schenkingsrecht moest worden betaald. Aangezien dergelijke problemen zich niet konden voordoen bij nietvrijgestelde vermogensbestanddelen, was het onderscheid dat werd gemaakt tussen ondernemings en nietondernemingsvermogen volgens het EHRM geen disproportionele maatregel. De BOF was niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het EHRM besliste dat het verzoekschrift van de erven Berkvens kennelijk ongegrond was en daarom nietontvankelijk moest worden verklaard.
■ EHRM 27 mei 2014, nr. 18485/14 [Berkvens]
<<<
n n n n
28 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Het midden en kleinbedrijf (mkb) in Nederland bestaat uit ondernemingen met maximaal 250 medewerkers. Binnen deze categorie valt 99% van alle Nederlandse be
drijven. Slechts 2% van de ruim 1,2 miljoen actieve bedrijven in Nederland heeft meer dan 250 medewerkers in dienst. In dit artikel ga ik in op de ondernemers die actief zijn in het mkb. Van deze bedrijven heeft 90% minder dan vijf medewerkers of deze ondernemers zijn zzp’er. Steeds vaker wordt niet alleen de vraag gesteld hoe iemand ondernemer is geworden, maar is bij het toenemende aantal startende ondernemingen de vraag: wat maakt iemand tot een succesvol ondernemer? En welke factoren bepalen of een onderneming een succes wordt?Het gaat over mensen die soms uit eigen keuze, soms toevallig en soms tegen wil en dank ondernemer zijn geworden. Gelukkig groeit het besef dat deze bedrijven een enorm waardevolle factor vormen in onze economie. Ze bieden werkgelegenheid en zijn onmisbaar voor het functioneren van de maatschappij: van de bakker op de hoek, de stukadoor en schilder tot het administratiekantoor, het metaalbedrijf en het productiebedrijf. Van al deze bedrijven vormen mannen en vrouwen die ondernemer zijn, de motor. Wat beweegt hen, hoe houden ze het vol en waar lopen ze persoonlijke risico’s?
Wordt iemand ondernemer?Iedereen die ondernemers kent of ermee samenwerkt, weet dat clichés niet opgaan. Bijvoorbeeld dat ondernemers mensen zijn die voor ondernemerschap hebben ge
Ondernemen is mensenwerk
Dick FreriksDrs. Th.J.M. Freriks is klinisch psycho
loog en psychotherapeut BIG en
algemeen directeur van Ascender, aan
bieder van programma’s voor
mentale gezondheid en vitaliteit
aan ondernemers en hun bedrijven
Iedereen weet dat ondernemers altijd met hun zaak bezig zijn. Er zijn ongelofelijk veel termen en beelden over ondernemerschap: onder-nemen is topsport bedrijven, de ondernemer moet alles kunnen, ondernemers kunnen nooit stoppen met werken, enzovoorts. Maar wat is die ondernemer nu voor mens? Welke persoon schuilt in hem? Wat drijft hem in ondernemerschap en wat zijn de persoonlijke karak-teristieken die hem succesvol maken? Hoe slaagt hij erin gezond te blijven en een goede balans te behouden tussen werk en privé? En hoe voorkomt hij een burn-out?
kozen omdat ze vrijheid willen hebben in hun werk, of dat ze altijd succesvol zijn, en vooral de geneugten hebben van een ‘eigen zaak’. Geniale plannen, creatieve ideeën en doorzettingsvermogen alleen zijn ook geen garantie voor succes. Als je een gesprek begint met een ondernemer en je stelt de gebruikelijke, weinig originele vraag: ‘Hoe is het nu om ondernemer te zijn?’ of: ‘Hoe ben je ertoe gekomen?’, haalt je gesprekspartner meestal de schouders op. Hij zal zeggen dat hij ‘gewoon een keer begonnen is’. Want over zoiets denkt hij niet eens na, hij doet het gewoon.Ondernemers vinden vaak voldoening in het succes dat ze boeken bij hun klanten: die vormen immers het bestaansrecht van de onderneming. Geen klanten, geen onderneming. Maar goed, er zijn meer aanbieders met dezelfde producten of diensten. Wat motiveert iemand nu als ondernemer om dag en nacht met zijn bedrijf bezig te zijn en het beter te doen dan die ander? Al doorpratend over dit onderwerp gaat het dan even later niet meer over de zaak, de producten of de klanten, maar over de ondernemer zelf. Hij zegt dat hij ervan geniet om iets te creëren, iets tot stand te brengen. Het plezier zit hem vooral in het doen.Wat is dan de motivatie voor de ondernemer? Het is misschien wel psychologisch, maar hij ontleent dus in de meeste gevallen zijn motivatie aan het bestaansrecht dat klanten aan zijn bedrijf geven. Dat is het echter niet alleen. Want die ondernemer is ook degene die iedere ochtend zelf de motor aanzet om aan de slag te gaan. Dat doet niemand anders voor hem. De ondernemer zal dus is over een flinke overtuiging beschikken dat wat hij doet, goed is.
n n n n
29augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Wat kenmerkt de persoon van de ondernemer?Ondernemers zijn te karakteriseren als mensen die over een positieve instelling beschikken die in de psychologie ‘bevlogenheid’ wordt genoemd. Mensen die bevlogen zijn, hebben veel energie, zijn vitaal en kunnen opgaan in hun werk, of in datgene dat hun passie heeft. Ze zijn vaak sterk betrokken bij wat ze doen, en leggen daar veel van zichzelf in. Je zou kunnen zeggen dat ze zich identificeren met hun passie. En als dat over ondernemers gaat en over hun bedrijf, vallen ondernemer en diens onderneming samen. De ondernemer staat voor zijn bedrijf, zorgt dat zijn klanten tevreden zijn, dat de kwaliteit goed is en dat zijn medewerkers doen wat hij nodig vindt, het liefst met dezelfde inzet en betrokkenheid. Kortom, hij is zijn bedrijf.Hierin schuilt de kracht van de mkbondernemer, hier zit de motor van onze economie als het gaat om de maatschappelijke functie die mkbbedrijven hebben. Maar tegelijkertijd zit hierin ook de valkuil. Want ook hier geldt dat het succesvol zijn nog geen garantie is voor het vasthouden en vooral, voor het uitbouwen van dat succes tot een onderneming die groei realiseert.
Persoonlijke factoren voor succesvol ondernemerschapWat bepaalt nu het succes van de ondernemer om te groeien met zijn bedrijf? Welnu, zoals gezegd is bevlogenheid een belangrijk kenmerk. Maar niet het enige. Wetenschappelijk onderzoek in de psychologie laat zien dat de persoon van de ondernemer over meer eigenschappen moet beschikken, wil hij in staat zijn een onderneming te continueren en ook door moeilijke tijden heen te loodsen. Uit de ‘big five’ karaktereigenschappen van de persoonlijkheid komt naar voren dat een succesvolle ondernemer de overtuiging heeft dat succes of mislukking grotendeels afhangt van zijn eigen handelen en slechts in mindere mate van externe omstandigheden. Mensen die openstaan voor nieuwe ervaringen en bereid zijn om risico te nemen, hebben een grote kans de stap naar ondernemerschap te gaan maken. Maar wat nodig is om ondernemerschap vol te houden, is emotionele stabiliteit, vertrouwen in zichzelf en de innerlijke overtuiging de situatie onder controle te hebben. In de huidige economische tijd is dat een niet onbelangrijke psychologische factor.
Is succesvol ondernemen een kwestie van geluk?Niet zelden wordt van succesvolle ondernemers gezegd dat ze geluk hebben gehad. Hoe komt het dat sommige mensen veel geluk lijken te hebben en andere niet? Waarom lijken sommigen altijd de goede beslissingen te nemen en anderen niet? Deze vragen zijn onderwerp geweest van uitvoerig wetenschappelijk onderzoek. Een van de belangrijkste factoren voor succes is het hebben van positieve verwachtingen. Mensenlevens vertonen een grote overeenkomst met de verwachtingen die mensen hebben van hun leven: ‘verwacht het beste en krijg het dan ook’.
Mensen die denken dat ze geluk hebben en optimistisch zijn ten aanzien van hun leven en werk, krijgen meestal wat ze willen. Geluksvogels zijn vaak mensen die doorgaan tot ze hun doel hebben bereikt. Ze zijn er immers van overtuigd dat het gaat lukken, ze verwachten dat ze uiteindelijk succesvol zullen zijn en geven dus niet snel op. Mensen zonder geluk zijn veel meer geneigd om bij tegenslag of obstakels op te geven en op zo’n moment te denken: ‘Zie je wel dat het niets wordt en dat het me niet lukt.’ Mensen met geluk brengen dingen tot stand, omdat ze domweg geloven dat ze het kunnen. De positieve mens, die vertrouwen heeft in zichzelf en in zijn levensgeluk, zal zich meer inzetten en harder werken om te bewerkstelligen dat het ook gaat gebeuren: verwachtingen geven de realiteit vorm.
OntspannenNaast positieve verwachtingen en optimisme is nog een ander principe kenmerkend voor mensen die geluk hebben: ze hebben een meer ontspannen houding ten opzichte van het leven. Zo’n houding heeft tot gevolg dat ze meer zien wat er is, in plaats van zien wat ze willen zien. Openstaan voor nieuwe ervaringen, door af en toe uit de sleur te stappen, helpt daarbij: als je altijd dezelfde dingen ziet en doet, zul je ook maar een beperkt aantal mogelijkheden op je pad vinden. De ondernemer dient over een aantal, wat we in de psychologie ‘beschermende eigenschappen’ noemen, te beschikken om een onderneming continuïteit te bieden en daarbij zelf gezond en veerkrachtig te blijven. Beschikt hij daar niet of onvoldoende over, dan loopt hij een hoog risico de malaise als oorzakelijk gevolg van externe omstandigheden te zien, het ‘buiten zichzelf te leggen’, te menen daarop geen invloed te hebben. Als gevolg daarvan gaat zo’n ondernemer vaak, met onvoldoende richting, alleen maar harder werken of meer van hetzelfde doen, en daarmee loopt hij dan kans op het ontwikkelen van een burnout.Het zijn natuurlijk niet alleen de psychologische karakteristieken die bepalen of iemand succesvol en duurzaam in staat is een onderneming voort te zetten. Omge
Ondernemers zijn te karakteriseren als mensen die over een positieve
instelling beschikken die in de psychologie ‘bevlogenheid’
wordt genoemd
Mensen met geluk brengen dingen tot stand, omdat ze domweg geloven
dat ze het kunnen
n n n n Ondernemen
30 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
vingsfactoren spelen ook een rol. Juist bij tegenwind bepalen eerdergenoemde persoonlijke kwaliteiten niet alleen het succes, maar vooral de continuïteit van de onderneming. Een tweede belangrijke factor voor het gezond blijven functioneren als ondernemer is een stabiele privésituatie, een goede verhouding met een zakelijke partner of met familieleden in de zaak, en mensen die nabij zijn en waarmee de ondernemer zijn sores kan delen, naast de persoonlijke karakteristieken. Zijn deze omgevingsfactoren afwezig, of is iemand niet of onvoldoende in staat deze op te lossen, dan neemt het risico van overbelasting of burnout toe. Uit onderzoek is gebleken dat ruim een derde van de ondernemers een rolmodel heeft: een nabij persoon, een familielid bijvoorbeeld, die ook ondernemer is (geweest), en waar iemand van kan leren of bij te rade gaan. Een eigenschap als extraversie, of de bereidheid je problemen te delen met anderen, is daarmee een belangrijke beschermende factor voor de ondernemer die een moeilijke fase in het bedrijf of privé doormaakt.
En dan toch: een burn-outOverspannenheid of burnout is een toestand waarin mensen gezondheidsklachten hebben die gerelateerd zijn aan langdurige overbelasting. Het functioneren op het werk wordt hierdoor in negatieve zin beïnvloed, of soms zelfs onmogelijk. Ook ondernemers kunnen overspannen raken of met een burnout worden geconfronteerd, hoewel ze dat zelf meestal niet verwachten. ‘Van hard werken word je niet ziek’, en ‘Dat overkomt mij niet’, luidt de gangbare visie. Voor ondernemers geldt ook dat ze met veel plezier werken: het is hun onderneming, ze hebben het bedrijf vormgegeven op een manier die bij hen past en dat betekent dat ze veelal hun ziel en zaligheid in het bedrijf leggen. Het is dan ook wel begrijpelijk dat een ondernemer zich volstrekt niet kan voorstellen dat je daar ook overspannen van kunt raken. Maar toch gebeurt het.In de praktijk zien we dat ondernemers vaak heel lang doorgaan met werken, voordat ze erkennen dat het niet meer gaat. Ondernemers worden in hun gedrag gekenmerkt door een zekere gedrevenheid om prestaties te leveren, hun doelen te bereiken. Dergelijk streven is natuurlijk noodzakelijk om iets te bereiken en is in die zin positief, maar het kan ook te ver doorschieten. Geleidelijk ontstaat dan een situatie waarin een ondernemer harder werkt dan eigenlijk fysiek of mentaal gezien verstandig is. Dit risico wordt groter naarmate er ook neurotische motieven meespelen, zoals jezelf willen bewijzen, vooral wanneer de ondernemer zich daar niet of slechts ten dele van bewust is.Wat ondernemers ook kenmerkt, is dat ze het bedrijf als hun eigen kind zien. Dat zorgt ervoor dat ze te veel zelf willen doen of te veel alles eigen hand willen houden en willen controleren. In een heel klein bedrijf werkt dat misschien goed, maar naarmate het bedrijf groeit zullen er keuzes moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld door te delegeren. In de praktijk zijn het vaak de ondernemers die, om welke reden dan ook, te lang met hun bedrijf
‘tussen servet en tafellaken’ blijven hangen, en daardoor zelf steeds harder gaan werken, waardoor de kans op chronische overbelasting met te weinig positief resultaat steeds groter wordt.
StagnatieHet uitstellen van keuzes ten aanzien van de toekomst van de onderneming zorgt niet alleen voor stagnatie in de verdere ontwikkeling of groei van het bedrijf, maar vooral in de persoonlijke ontwikkeling van de ondernemer. Het starten van een onderneming, het opbouwen en uitbouwen van ‘de zaak’ en het inspelen op de voortdurend veranderende omstandigheden maken ondernemen tot een proces, in plaats van dat het statisch is. De persoon van de ondernemer is nadrukkelijk subject in dit proces: het nastreven van doelen, het omgaan met obstakels, het nemen van risico’s, wat allemaal goed of slecht kan uitpakken, doet iets met de psychologie van de ondernemer.
Een tweede belangrijke factor voor het gezond blijven functioneren als ondernemer is een stabiele privésituatie
n n n n
31augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Processen kunnen vastlopen, ontwikkelingen kunnen stagneren en tot een crisis leiden. Dat is het signaal dat er iets anders moet: dat het oude patroon niet meer voldoet en dat veranderingen nodig zijn. Er moeten keuzes worden gemaakt, beslissingen genomen. Op zo’n moment moet de ondernemer als het ware van buitenaf naar zichzelf kijken om te kunnen zien wat nodig is. Daarvoor zijn twee dingen belangrijk. Ten eerste, aan anderen hulp durven vragen om niet in je eigen valkuilen te stappen. En ten tweede, met een goed advies zelf een keuze maken waarbij het enige dat de ondernemer zeker weet, is dat hij het altijd alleen zichzelf kan verwijten als de keuze achteraf niet goed blijkt te zijn geweest.
Hoe dan verder?Als een situatie van disbalans leidt tot overspannenheid of burnout, doet zich de vraag voor: wat nu? Hoe nu verder? Een veelgehoord advies is om even rust te ne
men, of een vakantie te houden en dan weer te proberen aan de slag te gaan. Dit zal ongetwijfeld het gevoel van spanning of een aantal met deze spanning samenhangende klachten verminderen, of soms zelfs doen verdwijnen. Wat niet verdwijnt, is de disbalans die er aan ten grondslag ligt: de te grote gedrevenheid, het onvoldoende delegeren, het verdwenen plezier in het werk. Burnout is daarmee een proces dat eigenlijk moet leiden tot een heroriëntatie, tot een herijking. Tot een bezinning op de vraag wat er fout is gegaan, wat daarvan moet worden geleerd. Het leidt altijd tot het noodzakelijkerwijs maken van keuzes. Keuzes die leiden tot het weer vinden van een vruchtbare voedingsbodem voor de talenten van de ondernemer. En dat is nu juist de uitdaging voor de ware ondernemer: steeds weer zoeken naar wat bij hem past en dan weer verder gaan. Zo vallen persoonlijke ontwikkeling en bedrijfsontwikkeling met elkaar samen. <<<
n n n n
Ondernemer in zwaar weer
In een tijd waarin het faillissementen regent, wijdt de redactie van Het Register een serie aan diverse aspecten rond naderend onheil bij een onderneming die ook, en soms vooral, voor de fiscalist van groot belang zijn. In deze zesde aflevering gaat Marc Heuvelmans nader in op zekerheden en borgtocht in het kader van de financiering van de onderneming.
32 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
‘Diamonds are a girl’s best friend’. Marilyn Monroe wist het al in 1953, maar ook de hedendaagse financieringspraktijk smult van zekerhe-den. Elke financiering door een financieringsinstelling gaat gepaard met zekerheden. Niet dat een lening uitsluitend op zekerheden wordt verstrekt; daar is meer voor nodig. Maar zonder zekerheden geen financiering, risicofinancieringen of participaties daargelaten. In deze bijdrage wil ik verschillende zekerheden benoemen, inzoomen op pandrecht en borgtocht en enkele actualiteiten belichten.
Marc Heuvelmans
Mr. J.F.M. Heuvelmans is als advo
caat verbonden aan Bogaerts & Groenen advocaten te Boxtel
en Tilburg
Zekerheden en borgtocht: zorgvuldigheid geboden
Eerst de zekerheden. Een bank leent geld uit van derden en moet ervoor zorgen dat dit geld een keer terug komt. Zekerheden zijn normaal als het over bancaire leningen gaat, maar in
veel bedrijven is vaak latent een veel grotere financier dan de bank actief, te weten de gezamenlijke schuldeisers, die met hun leverancierskrediet de onderneming financieren. Ook de Belastingdienst wordt vaak tegen wil en dank door ondernemers gebruikt als bank, dat alles doorgaans zonder zekerheden en zonder afspraken over rente. Heel goedkoop geld dus, dat zonder sanctie wordt gebruikt.Natuurlijk hebben schuldeisers vaak algemene voorwaarden waarin iets is geregeld over rente en eigendomsvoorbehoud, en is bij de Belastingdienst standaard de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor schulden van zijn bv,1 maar het zou toch niet zo gek zijn als ook dit soort handelspartners als financier op enig moment in de relatie zekerheden zou vragen. Van deze mogelijkheid wordt evenwel zelden gebruik gemaakt. Misschien bestaat de indruk dat dit ingewikkeld is of meent men dat alles toch al aan de bank is verpand en zekerheden dus zinloos zijn. Niets is minder waar. Zekerheden vestigen is eenvoudig en het heeft altijd zin, ook als tweede gerechtigde na een bank. In goede zakelijke relaties zou het vragen van zekerheden als nietcommercieel kunnen worden beoordeeld, maar anderzijds wordt van een leverancier wel een financieel offer gevraagd. Het is dus niet raar dat die ook zekerheden vraagt van zijn afnemer.2
Zekerheden zijn te onderscheiden in zachte en harde zekerheden, persoonlijke en zakelijke zekerheden. Voor
beelden van harde zekerheden zijn hypotheekrecht, pandrecht en bankgaranties. Zachte zekerheden zijn bijvoorbeeld een sterkmakingsverklaring, een hoofdelijkheidsverklaring, een vermogensinstandhoudingsverklaring, comfortletters en achterstelling. Zakelijke zekerheden worden gevestigd op activa van de schuldenaar. Persoonlijke zekerheden worden gegeven door een derde die zich sterk maakt naast de schuldenaar. Denk aan de bestuurder die naast zijn bv borg gaat staan voor de bank.Pandrecht is veruit de meest gebruikte zakelijke zekerheid en borgtocht de meest gebruikte persoonlijke zekerheid. Daarom werk ik die twee hierna verder uit.
PandrechtVeruit de meeste bancaire financieringen zijn gedekt met pandrecht.3 Pandrecht kan gevestigd worden als een
n n n n
33augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Vrijwel elke beperking op de uitwinning van het pandrecht is
door de Hoge Raad opzij gezet
vuistpand (roerende zaken) of een openbaar pandrecht (vorderingen). Vanwege de bruikbaarheid voor de financieringspraktijk wordt voorts gewerkt met bezitloos pandrecht en met stil pandrecht.Een bezitloos pandrecht van een bank is doorgaans gevestigd op machines, inventaris, voorraad en vervoermiddelen. Een stil pandrecht wordt gevestigd op debiteuren. Beide vormen van pandrecht zijn geïntroduceerd bij de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek in 1992. Deze rechtsfiguren waren toen dus nieuw en het gebruik ervan moest in de rechtspraak nader worden ingevuld. In die rechtspraak sinds 1992 zijn twee duidelijke lijnen te onderscheiden, en wel langs de scheidslijn tussen het stil pandrecht op debiteuren en het bezitloos pandrecht op machines en inventaris. Ten aanzien van de eerste categorie heeft de Hoge Raad zich aan de zijde van banken geschaard.4 In de tweede categorie hebben wetgever en Belastingdienst zich bondgenoten getoond in de jurisprudentie van de Hoge Raad.
Stil pandrechtEen stil pandrecht op een vordering wordt gevestigd bij geregistreerde onderhandse akte. Aanvankelijk werd dat gedaan met debiteurenlijsten die bij de registratie werden aangeboden. Later werd gewerkt met kopstaartlijsten, en om verdere complicaties weg te nemen, werden dat verzamelpandlijsten. De praktijk van banken gaat uiteindelijk zover dat op dit moment wordt gewerkt met algemene pandakten op basis van een volmacht aan de bank om aan zichzelf te verpanden.5 Dat doet de bank centraal elke dag voor de hele bank. Er wordt een korte pandakte opgemaakt waarmee de bank aan zichzelf alle debiteuren verpandt die in alle administraties van al haar klanten voorkomen. Daarvoor heeft de bank in haar kredietovereenkomst met de klant een volmacht verwerkt.Door de jaren heen is de Hoge Raad afgestapt van de identificatie aan de hand van de debiteurenlijsten. Als achteraf aan de hand van de administratie van de klant maar kan worden vastgesteld om welke debiteuren het gaat, is dat voldoende. De curator moet bij de uitwinning verplicht twee weken wachten en de bank volledig faciliteren met het geven van nawgegevens van de debiteuren, zodat de bank die eenvoudig kan aanschrijven en zodoende inningsbevoegd wordt. Vrijwel elke beperking op de uitwinning van het pandrecht is door de Hoge Raad opzij gezet.Als het dan zo eenvoudig is, kan ook een leverancier in zijn algemene voorwaarden een dergelijke zekerhedenclausule met volmacht opnemen. Bij elke offerte worden die algemene voorwaarden van toepassing verklaard en vervolgens stuurt de leverancier elke dag een standaard pandakte naar de registratie in Rotterdam. Daarmee vestigt hij een stil pandrecht op alle debiteuren die voorkomen in de administraties van al zijn klanten. Het kan zijn dat dit een pandrecht in tweede verband is, achter een pandrecht van de bank, maar de zekerheid is wel gevestigd en levert de leverancier extra zekerheid op om betaling af te dwingen.
In het kader van de uitwinning van zekerheden heeft de Hoge Raad onlangs het laatste gat gedicht, door te bepalen dat een afspraak tussen pandgever en pandhouder over onderhandse executie (uitverkoop van een winkelvoorraad) buiten faillissement rechtsgeldig is en dat de bank gerechtigd is tot de opbrengst zonder dat ze zich hoeft te beroepen op verrekening.6
Bezitloos pandrechtBezitloos pandrecht op roerende zaken wordt eveneens gevestigd bij geregistreerde onderhandse akte. Meestal gebeurt dat op voorraad en machines/inventaris. Met voorraad is er niet zo veel aan de hand, behalve als die voorraad onder eigendomsvoorbehoud is geleverd. In dat geval is de onbetaalde voorraad geen eigendom van de pandgever; die kan alleen pandrecht vestigen op zijn eigendommen en niet op die van een ander. Hetzelfde geldt bij machines en inventaris, maar daar speelt ook de fiscus een rol. Die heeft namelijk op grond van de Invorderingswet voorrang op de pandhouder bij verhaal op de bodemzaken van de pandgever.7 Bodemzaken zijn zaken die strekken tot duurzaam gebruik op de bodem van de belastingplichtige, zoals machines, apparaten en inventariszaken. Als de fiscus vóór faillissement bodembeslag legt, mag hij zich bij voorrang op deze bodemzaken verhalen, ook al heeft de pandhouder een ouder pandrecht. De fiscus mag zich zelfs verhalen op eigendommen van derden die zich op de bodem van een belastingplichtige bevinden, ook wanneer het faillissement al uitgesproken is. De eigendom van die derden wordt wel gerespecteerd en vrijgegeven als de derde eigenaar daar tijdig bezwaar tegen maakt, maar dan alleen als het reële eigendom is. Dit speelt vooral een rol bij lease; operationele lease wordt wel als reële eigendom van de leasemaatschappij gezien, maar financiële lease niet.Banken die te vrezen hadden dat ze het onderspit zouden gaan delven onder het bodemrecht van de fiscus, konden tot vorig jaar een bodemverhuurconstructie optuigen. Dat is een rechtsgeldige (nietpaulianeuze) handeling, omdat de Hoge Raad dit een feitelijke handeling vindt en geen rechtshandeling.8 Bij een bodemverhuurconstructie worden niet de verpande roerende zaken van de bodem van de belastingplichtige afgehaald, maar wordt de bodem onder de zaken uitgehaald, door het ontbinden van de huurovereenkomst van de belastingplichtige en het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst tussen bank en verhuurder. Deze constructie was de fiscus een doorn in het oog, omdat zo het bodemrecht succesvol om zeep kon worden geholpen. Om die reden heeft de wetgever per 1 januari 2013 art. 22bis in de Invorderingswet opgenomen. Dat artikel verplicht ieder
n n n n De ondernemer in zwaar weer
34 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
fiscus. In dat geval komt de opbrengst namelijk in de boedel en kan de curator hierover de algemene faillissementskosten omslaan. In het uiterste geval staat de pandhouder dan met lege handen.
BorgtochtBorgtocht is een persoonlijke zekerheid waarbij een derde zich borg stelt voor een schuldenaar. Borgen moeten worden onderscheiden in de zakelijke borg en de particuliere borg.9 Een particuliere borg is een natuurlijk persoon die noch handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, noch ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van een nv of bv, waarvan hij bestuurder is en alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen heeft. Meerdere borgen die voor dezelfde schuldenaar borg staan, zijn hoofdelijk verbonden en kunnen op elkaar regres nemen als er een te veel betaalt boven zijn interne draagplicht.Als een particulier zich borg stelt voor een derde, heeft de borg op grond van art. 1:88, lid 1, sub c BW de toestemming van zijn echtgenoot nodig. Deze zogenoemde gezinsbeschermende bepaling heeft de wetgever opgenomen om te voorkomen dat een echtgenoot het gezinsvermogen kan uithollen door zich borg te stellen zonder dat de andere echtgenoot dat weet. Als een schuldeiser de goedkeuring van de echtgenoot van de borg behoeft, maar niet heeft gekregen, kan die echtgenoot de borgtocht vernietigen. Daarmee vervalt de borgtocht en staat de schuldeiser met lege handen. Het is dus zaak om altijd de goedkeuring van de echtgenoot te vragen, want als die ontbreekt, ontstaat vaak discussie achteraf over de vernietiging.
een die op welke manier dan ook van plan is de hoedanigheid van een bodemzaak te veranderen, dat van tevoren te melden bij de fiscus en een maand te wachten. De fiscus kan in die tijd beslag leggen, waardoor alle rechten van de pandhouder vervliegen.In de literatuur is wel betoogd dat hiermee het bezitloos pandrecht op bodemzaken voor de financieringspraktijk zinloos is geworden. Toch is dat niet helemaal waar. Het als pandhouder beschikken over bodemzaken zonder melding aan de fiscus kan nog steeds interessant zijn in moederdochterverhoudingen waarbij beide partijen in een fiscale eenheid verbonden zijn. In dat geval heeft de moederpandhouder de mogelijkheid afgifte te vragen vóór de fiscus en melding achterwege te laten. Vervolgens kunnen die zaken worden verkocht en voldoet de pandhouder zich uit de opbrengst. De sanctie hierop is dat, wanneer de fiscus schade leidt, de executieopbrengst van de zaken aan de fiscus moet worden doorbetaald tot het maximum van diens vordering. Maar de fiscus moet sowieso volledig door de moeder worden betaald in de fiscale eenheid. Wel wordt zo voorkomen dat de curator in faillissement de bodemzaken onder zich kan houden en kan verkopen in het belang van de
Bij een fiscale eenheid heeft de moeder-pandhouder de mogelijkheid afgifte te vragen vóór de fiscus en melding achterwege te laten
n n n n
35augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
met die van de ondernemer die zijn beroep of bedrijf voert in de vorm van een eenmanszaak of een vennootschap onder firma.Het vestigen van een borgtocht zonder toestemming van de echtgenoot kan riskant zijn, gezien de juridische argumentatie die daarover kan ontstaan in geval van vernietiging. Daar komt nog bij dat de bank te allen tijde de borg goed moet informeren over de risico’s van een borgtocht, omdat anders ook om die reden een borgtocht onrechtmatig kan zijn.
ConclusieZekerheden komen in alle soorten en maten voor en bieden bescherming in geval van zwaar weer. Cruciaal is wel een juiste vestiging van zekerheden, omdat anders achteraf alsnog teleurstelling en verlies optreedt. Bovendien moet vooraf goed duidelijk zijn welke zekerheid waarbij past en in welke situatie die kan worden bedongen. Dat geldt niet alleen voor banken, maar evenzeer voor partners in een normale handelsrelatie. ‘Diamonds are a girl’s best friend’ is niets te veel gezegd. <<<
Noten1 Art. 36, lid 1 Invorderingswet 1990.
2 J.F.M. Heuvelmans, ‘Geld geeft Lucht’, SoulPublishing 2012.
3 Art. 3:236 e.v. BW.
4 Zie bijvoorbeeld het recente arrest Coface/Intergamma (HR 21
maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682), waarin de Hoge Raad zeer
ten faveure van banken een eind heeft gemaakt aan de onzeker
heid rond verpandingsverboden.
5 Dix q.q./ING Bank (HR 3 februari 2012, LJN BT6947).
6 Feenstra q.q./ABN Amro (HR 14 februari 2014, JOR 2014/218).
7 Art. 21, lid 2 Invorderingswet 1990.
8 Eringa q.q./ABN Amro (HR 21 juni 2013, JOR 2013/320).
9 Art. 7:850 e.v. BW.
10 Fortis N.V./Borgen (HR 20 januari 2006, NJ 2006, 79).
11 X/Fortis N.V. (HR 11 juli 2003, LJN AF7513).
12 X/Grafschafter Volksbank (Hof Arnhem 6 november 2012,
LJN BY2736).
13 X/Exploitatiemaatschappij Y (HR 14 april 2000, NJ2000, 689).
14 Rabobank Maastricht/X (HR 8 juli 2005, NJ2006, 96).
15 Rechtbank NoordHolland 23 januari 2013,
136923HA ZA 12160.
16 X/SNS bank (HR 8 oktober 2010, LJN BN1402).
Omdat deze gezinsbeschermende bepaling in de praktijk onwerkbare situaties opleverde, heeft de wetgever aan art. 1:88 BW een vijfde lid toegevoegd voor situaties waarin de toestemming van de echtgenoot niet nodig is. Dat is het geval als de borg is gesteld door een bestuurder van een besloten vennootschap die daarvan op het moment van aangaan van de borgtocht alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen houdt en mits dit geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap.10
De uitzondering op het vereiste van toestemming van de echtgenoot tot borgtocht ex art. 1:88, lid 5 BW geldt ongeacht de vraag of de bestuurder van een bv rechtstreeks aandeelhouder van de vennootschap is of dat aandelen worden gehouden door een of meer tussengeschakelde vennootschappen.11 Hof Arnhem heeft deze eis nog aangescherpt met de zinsnede: ‘... mits voor elk van de tussenliggende schakels is voldaan aan de eisen van bestuur en aandeelhouderschap die lid 5 stelt.’12 Wat onder normale uitoefening van het bedrijf wordt verstaan, is duidelijk geworden in de jurisprudentie van de Hoge Raad, met name het arrest van 14 april 2000.13 Daaruit volgt dat de overeenkomst waarvoor zekerheid wordt verstrekt, dienstig moet zijn aan de kernactiviteit van de onderneming.Voor het aantrekken van bankkrediet dat buiten de kernactiviteiten van de onderneming om gaat, waarbij de liquiditeit niet wordt vergroot en sprake is van buitengewone omstandigheden, blijft de toestemming van de andere echtgenoot vereist.14 De rechtbank NoordHolland heeft op 23 januari 2013 bepaald dat, ook al zou de onderneming bij het sluiten van de kredietovereenkomst in een slechte financiële situatie verkeren, de lening van de bank toch dienstbaar kan zijn aan de kernactiviteiten van de onderneming en ook in dat geval de toestemming van de echtgenoot niet is vereist.15
Zeggenschap en financieel belangDuidelijk is uit de jurisprudentie wel geworden dat, wanneer de borgtocht wordt verstrekt in het kader van een ingewikkelde vennootschapsstructuur of voor buitengewone bancaire transacties die niets meer te maken hebben met de kernactiviteit van de onderneming, de toestemming van de echtgenoot nodig is. In zijn uitspraak van 6 november 2012 heeft Hof Arnhem uiteengezet wat een complexe vennootschapsstructuur is. Uit de parlementaire geschiedenis bij het vijfde lid van art. 1:88 BW heeft het opgemaakt dat het relevant is of al dan niet sprake is van een combinatie van zeggenschap en financieel belang. Naar het oordeel van het hof volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 8 oktober 2010, dat voor de toepasselijkheid van lid 5 moet worden beoordeeld ‘of de handelend echtgenoot zo nauw met de onderneming is verbonden dat hij in de praktijk als ondernemer kan gelden doordat hij zeggenschap uitoefent en financieel belang heeft bij de bedrijfsresultaten van de vennootschap ten behoeve waarvan hij zich als borg verbindt’.16 Van belang is de vraag of de echtgenoot als ondernemer kan gelden en of zijn positie vergelijkbaar is
Bij een particuliere borg is het zaak om altijd de goedkeuring van de
echtgenoot te vragen, ter voorkoming van discussie achteraf over
de vernietiging
n n n n n
36 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Ook in meer recente jaren is de fiscaal transparante bv nog onderwerp van discussie geweest. Zo is bij de behandeling van het nieuwe bvrecht volgens de minister van
Veiligheid en Justitie overwogen om de bv fiscaal transparant te maken. Het is er niet van gekomen, omdat het te ingrijpende gevolgen zou hebben. Daarna heeft de Eerste Kamer vragen gesteld over de suggestie van fiscale transparantie.2 De staatssecretaris reageerde daarop door te stellen dat fiscale transparantie zou indruisen tegen de civielrechtelijke structuur van de bv. Het valt me op dat slechts de gevreesde gevolgen een verdere overweging in de weg staan, en dat de minister en de staatssecretaris derhalve niet toekomen aan een fundamentele overdenking van fiscale transparantie.3 Niettemin blijft deze kwestie om aandacht vragen.
Recente ontwikkelingenRecente ontwikkelingen laten zien hoe relevant en essentieel fiscale transparantie kan zijn. Zo’n ontwikkeling is het nieuwe bvrecht.4 Hoewel de ‘flexbv’ niet leidt tot (meer) vereenzelviging van de bv(winst) met de betrokken aandeelhouders, is het bvrecht zoals dat per 1 oktober 2012 geldt, een ontwikkeling die de behoefte aan flexibiliteit toont.Een andere ontwikkeling is het pakket voorstellen van de commissieVan Dijkhuizen in haar (interim en) eindrapport.5 Als ik de motieven van die voorstellen overzie, kom ik tot de conclusie dat diezelfde motieven ook tot een ander oplossingsvoorstel – lees: fiscale
Fiscale transparantie voor de bv:
een volwaardig alternatief
Henk BettinkMr. H. Bettink RB is
als belastingadviseur verbonden aan Roza Belasting
adviseurs te Veenendaal
Al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw wordt er geschreven over de mogelijkheid van fiscale transparantie voor de bv.1 Dat roept de vraag op of doordenken daarover nog wel zinvol is. Laat staan of fiscale transparantie een volwaardig alternatief kan zijn voor het hef-fen over winst die in een bv wordt gegenereerd. Het antwoord op die vraag is wat mij betreft een volmondig ja. Maar daarvoor moet dan nog wel enig denkwerk worden verricht.
transparantie – hadden kunnen leiden. Ik constateer een viertal zaken: opheffing van de ongelijkheid tussen dga en IBon
dernemer; de constatering van de commissie dat er een grote
economische gelijkheid tussen dga en IBondernemer bestaat;
opheffing van het probleem van (potentieel) uitstel van abheffing en gebruikelijkloonissues;
opheffing van de spagaat waarin de wetgever voortdurend komt te zitten bij aanpassing van het abregime of het Vpbregime (de voortdurende correctie van het globale evenwicht).
Al deze problemen en onevenwichtigheden zouden evenzeer kunnen pleiten voor de fiscaal transparante bv. Hoewel de commissie fiscale transparantie niet noemt, moet de voortdurende vergelijking tussen dga en IBondernemer wel een keer tot een serieuze overweging van deze mogelijkheid leiden.Ook kan door fiscale transparantie een meer rechtsvormneutrale winstbelasting worden gerealiseerd: de IBondernemer kiest dan niet meer uitsluitend om fiscale redenen voor de bv. Ik bedoel hier de rechtsvormneutrale winstbelasting in die betekenis dat het voor een ondernemer fiscaal geen verschil maakt of hij de onderneming drijft in een IBonderneming of in een bv. Wat dat betreft geeft Van Uunen in Het Register van juni 2014 een interessante beschouwing.6 Voor de goede orde: ik doel in dit verband uitdrukkelijk niet op de winstbox als
n n n n n
37augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
afzonderlijke box waarin de winst binnen dezelfde (rechts)persoon of entiteit wordt belast.7 Ten slotte sluit de fiscaal transparante bv ook beter aan bij de economische werkelijkheid.
Transparantie een oplossing voor vereenvoudiging?Het is waardevol om kort te bezien of de Vpb en/of de IB zijn te vereenvoudigen door het invoeren van een fiscaal transparante bv. De vraag is dus of de complexiteit van de huidige vennootschapsbelasting een motief kan zijn voor fiscale transparantie. Deze complexiteit is met name te vinden in de Vpbeigen regelgeving, te weten de kernleerstukken van de Vpb: groepsbegrip, gelieerdheid, winstsplitsingsregels bij de fiscale eenheid, beperking in verliesverrekening, deelnemingsverrekening, beleggingsdeelneming, beperking van renteaftrek, houdsterverliesregeling en afgewaardeerde schuldvorderingen binnen concern.Het voert hier te ver om ieder kernleerstuk te beschouwen tegen de achtergrond van een fiscaal transparante bv. Ik geef een voorbeeld voor de situatie dat de bv’s (nog) niet transparant zijn, maar daarvoor tijdens de levensduur opteren. Stel, een dga heeft 100% van de aandelen in bv A, die op haar beurt 100% van de aandelen houdt in bv B. Bv A heeft een vordering op bv B afgewaardeerd. Als er sprake zou zijn van transparantie, zou er mijns inziens een soortgelijke bepaling als art. 15ab, lid 6 Wet Vpb moeten zijn die dubbele verliesverrekening tegengaat.8 Bv B moet dus op het moment onmiddellijk voorafgaande aan de fiscale transparantie de schuld aan bv A stellen op dezelfde waarde als waarvoor bv A haar vordering heeft gewaardeerd (toevoeging aan de winst dus). Ter toelichting nog het volgende: fiscale transparantie deelt een aantal kenmerken van de fiscale eenheid ex art. 15 Vpb. Immers, fiscaal worden de werkzaamheden en het vermogen van de bv (fictief!) aan de aandeelhouder toegerekend. Een ander voorbeeld, met dezelfde structuur als hiervoor, maar nu opteert alleen bv B voor fiscale transparantie en bv A dus niet. Deze situatie is mijns inziens sterk vergelijkbaar met de fiscale eenheid tussen bv A en bv B. Hierbij speelt naar verwachting dezelfde complexiteit als bij de fiscale eenheid.Wanneer tussentijds wordt geopteerd voor fiscale transparantie, zou er mijns inziens een veelheid aan complexiteit bij komen. De complexiteit kan worden verminderd wanneer de bv reeds bij oprichting kiest voor fiscale transparantie, en alle verbonden lichamen daar ook toe worden verplicht. Ik bepleit daarom een optionele fiscale transparantie, maar dan voor de hele levensduur (bij oprichting); dit ter voorkoming van te hoge complexiteit.Er kunnen dan binnen de groep geen willekeurige opties voor transparantie plaatsvinden. Van de Streek noemt diverse gevolgen die leiden tot minder complexiteit. Bijvoorbeeld dat de doorschuifregeling van art. 3.65 Wet IB 2001 een ‘nonevent’ is.9 Inderdaad, het vermogen blijft fiscaal van de dga. Maar ik vrees toch dat er in plaats van
de huidige ingewikkelde regelingen andere ingewikkelde regelingen in de plaats (moeten) komen. Vereenvoudiging valt wellicht alleen te bereiken door fiscale transparantie alleen toe te staan voor nieuwe bv’s, en daarbij geen omzetting tijdens de levensduur toe te staan.Ik kan niet anders concluderen dan dat de complexiteit van de regelgeving door een fiscaal transparante bv nauwelijks zal verminderen, en dat er nieuwe moeilijkheden verschijnen. Hooguit wordt een deel van de complexiteit van de Vpb verschoven naar de IB. Maar wat schiet de ondernemer daarmee op?
Transparantie is fiscaaltheoretisch geen wanproductEen volgende vraag is of de transparante bv fiscaaltheoretisch een gerechtvaardigd alternatief is. Ik noem daarvoor de volgende overwegingen. Van belang is in de eerste plaats een beoordeling van
de rechtsgrondslag van de vennootschapsbelasting, omdat die de essentie van de afbakening van het belastingsubject omvat. Immers, de rechtsgrondslag van de Vpb sluit in beginsel uit dat een ander subject dan de bv wordt belast voor de door de bv (civielrechtelijk) gegenereerde winst. Er is veel discussie gevoerd over de rechtmatigheid van de heffing van Vpb. Duidelijk is in elk geval dat de rechtsgrondslag omstreden en niet eenduidig is.10 Er wordt zelfs de vraag opgeworpen of er in het licht van de Wet IB 2001 nog rechtsgronden bestaan voor de Wet Vpb, en gesug gereerd dat die er nooit zijn geweest.11 Fiscale transparantie biedt een prima oplossing voor de onzuivere rechtsgrondslag van de vennootschapsbelasting, ook voor de bv. Er moet natuurlijk wel een wettelijke fictie plaatsvinden, maar die is net zo goed verdedigbaar als andere systematische ficties, zoals het in de Vpb betrekken van de open cv en het fonds voor gemene rekening (geen rechtspersonen).
Ook het niet consequent omgaan met het in Nederland toegepaste klassieke stelsel – áls dat stelsel in een klinische vorm al zou bestaan – maakt dat fiscale transparantie systematisch geen wangedrocht is. Het klassieke stelsel gaat immers uit van een duidelijk scheiding tussen de rechtspersoon enerzijds en de aandeelhouder anderzijds. In tegenstelling tot deze theorie is de praktijk anders: er bestaat een continue
Ik kan niet anders concluderen dan dat de complexiteit van de
regelgeving door een fiscaal transparante bv nauwelijks zal
verminderen
n n n n n Transparante bv
38 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
neiging om de fiscale positie van de dga te vergelijken met die van de IBondernemer. Alleen dit al pleit voor een fiscaal transparante bv.
De kern van de jurisprudentie op het gebied van stichtingen die als fiscaal transparant worden beschouwd, is dat een derde, vaak een bestuurder, kan beschikken over het vermogen van de rechtspersoon als ware het zijn eigen vermogen. Dit aspect kan worden doorgetrokken naar de bv, zeker in de situatie dat een dga alle aandelen heeft in een bv en tevens bestuurder is van die bv; de winst van die bv wordt dan aan hem toegerekend. Fiscaaltheoretisch is een fiscaal transparante bv dus zo gek nog niet, omdat toerekening een vaker voorkomend fenomeen is.
In internationaal verband bestaat het verschijnsel rechtspersoonlijkheid en fiscale transparantie al langer. Het beleid van het ministerie van Financiën ten aanzien van buitenlandse transparante en niettrans
parante entiteiten staat een fiscaal transparante bv niet in de weg. Wel moet het ministerie, als het gaat om de échte fiscale transparantie, ook voor de abregeling consequent zijn.
De combinatie van rechtspersoonlijkheid en fiscale transparantie kan bestaan. Immers, de personenvennootschap ex titel 7.13 BW met rechtspersoonlijkheid is daarvan een voorbeeld (en het komt ook vaker voor, bijvoorbeeld bij art. 15 Wet Vpb). Over de combinatie rechtspersoonlijkheid en fiscale transparantie is in het verleden nagedacht, en kan het uitgangspunt bieden voor nadere vormgeving van de fiscaal transparante bv.
Kortom, fiscaaltheoretisch zijn er geen zaken die fiscale transparantie in de weg kunnen staan.
Civielrechtelijke aspectenEen civielrechtelijke beschouwing van de bv aan de hand van het algemene vermogensrecht en boek 2 BW in het kader van fiscale transparantie leidt tot de conclusie dat er geen enkele ruimte is om fiscale transparantie af te leiden uit het civiele recht. Louter een fictie kan bewerkstelligen dat winst fiscaal gezien rechtstreeks aan aandeelhouders wordt toegerekend. Op grond van het huidige boek 2 BW kan toerekening van winst alleen door een bijzondere rechtshandeling plaatsvinden, namelijk door een uitkeringsbesluit. Door aandeelhoudersovereenkomsten zou weliswaar materieel/economisch
Fiscale transparantie biedt een prima oplossing voor de onzuivere rechtsgrondslag van de vennoot-schapsbelasting, ook voor de bv
n n n n n
39augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
een rechtstreekse toerekening kunnen worden bereikt, maar steeds is het uitkeringsbesluit vereist.In het kader van de fiscaal transparante bv is het eigenlijk maar een raar idee dat een aandeelhouder wordt belast voor de winst die in ‘zijn’ bv wordt behaald. Hij kan immers nog niet beschikken over die winst, tenzij de algemene vergadering daarover een besluit neemt. Hij is dus (inkomsten)belasting verschuldigd over de winst, maar kan die belasting nog niet betalen omdat hij in de hoedanigheid van aandeelhouder nog geen cent winst beschikbaar heeft. In de fiscaal transparante bv is de civielrechtelijke uitkering van winst niet relevant.12 Ziehier een belangrijk civielrechtelijk aspect dat de fiscale transparantie doorkruist.Een andere belangrijke vraag is of onverkorte toepassing van fiscale transparantie ertoe zou leiden dat verliezen die de bv lijdt, rechtstreeks ten laste van het inkomen van de aandeelhouder komen. En is dat wel terecht? De aandeelhouder zal die verliezen nooit zelfstandig lijden; hij is immers slechts aansprakelijk tot het bedrag van zijn inbreng in de bv. Toepassing van een volledige fiscale transparantie lijkt dus strijdig te zijn met de civielrechtelijke onmogelijkheid dat aandeelhouders aansprakelijk zijn voor meer dan het gestorte bedrag op de aandelen; het lijkt te strijden met het reële stelsel. In het huidige recht kan de dga daarom ook nooit meer verrekenen dan zijn verkrijgingsprijs. Toch is een consequente toepassing van volledige fiscale transparantie – ook in verliessituaties – billijk, als wordt bedacht dat in het huidige stelsel verliessituaties voor de dga nadeliger zijn dan voor de IBondernemer, vanwege de mogelijkheid voor de laatste om verliezen te compenseren met ander inkomen.
Vormgeving van de fiscaal transparante bvDe vormgeving van de fiscaal transparante bv moet nader worden ingevuld, en moet slechts plaatsvinden voor specifieke gevallen. Een gedachte kan zijn om fiscale transparantie ook mogelijk te maken voor beleggingsbv’s, en de voordelen bij de aandeelhouders in box 3 te belasten. Maar de relevantie/behoefte bestaat met name in de vergelijking tussen de abhouder en de IBondernemer. Dit pleit ervoor om fiscale transparantie alleen mogelijk te maken voor bv’s met een materiële onderneming.13 Tevens kan transparantie slechts gelden voor specifieke aandeelhouders, dat wil zeggen voor: de statutaire bestuurder die houder is van aandelen
die ten minste de helft van de stemmen in de algemene vergadering van de bv vertegenwoordigen;
de statutaire bestuurder die houder is van een zodanig aantal aandelen dat, wanneer in de statuten is bepaald dat het besluit tot schorsing of ontslag van deze bestuurder slechts mag worden genomen met een versterkte meerderheid in de algemene vergadering van de vennootschap, de overige aandeelhouders niet over deze versterkte meerderheid beschikken;
statutaire bestuurders die in de algemene vergadering van de vennootschap allen een gelijk of nagenoeg ge
lijk aantal stemmen kunnen uitbrengen; of wanneer de statutaire bestuurder een natuurlijke
persoon is: de statutaire bestuurder van een vennootschap waarvan ten minste tweederde deel van de aandelen wordt gehouden door zijn bloed of aanverwanten tot en met de derde graad;
de bestuurder die minderheidsaandeelhouder is, maar wel ten minste 5% van de aandelen houdt. Deze laatste categorie bevordert dat meer gelijkheid wordt bereikt met het gros van alle IBondernemers.
Voor het aanmerken van fiscale transparantie zou overigens ook kunnen worden aangesloten bij de kenmerken van de fiscale eenheid voor de Vpb. Een fiscale transparantie op basis van deze verhoudingen (95%) is echter veel te beperkt, al doet dat mijns inziens geen recht aan de relevantie van de fiscale transparantie.Er kunnen complicaties ontstaan bij bestaande bv’s met verliezen. Bij opteren voor fiscale transparantie tijdens het bestaan van de bv – wat overigens niet mijn voorkeur heeft – zou het eerder geleden verlies van de bv verrekenbaar worden met positief inkomen van de aandeelhouder(s). Dit zou zonder nadere maatregelen tot verlies van belastinginkomsten leiden. Een oplossing daarvoor kan zijn om te rade te gaan bij het leerstuk over voorvoegingsverliezen. Dat betekent dat ‘pretransparantieverliezen’ pas verrekenbaar worden zodra de activiteit van de bv weer winst maakt. Een ander idee is om aan te sluiten bij de strekking van de geruisloze terugkeer van art. 14c Wet Vpb. Er is een sfeerovergang waarbij mogelijk een ‘stakingswinst’ ontstaat. Analoog aan art. 14c, lid 2, sub b Wet Vpb zou het op het moment van transparant worden aanwezige voorwaarts verrekenbare verlies zo veel mogelijk met de ‘stakingswinst’ moeten worden verrekend. De niet met ‘stakingswinst’ verrekende verliezen worden vervolgens omgezet voor 20/45 deel als ondernemingsverlies, analoog aan art. 14c, lid 3 Wet Vpb.In de invordering lijkt het onvermijdelijk dat de bv aansprakelijk moet zijn voor de belasting die door het belastingsubject niet wordt betaald. Het kan namelijk zo zijn dat de winst nog niet is uitgekeerd, en de aandeelhouder nog geen cent winst ter beschikking heeft. De lastige invorderingstaak voor de ontvanger om de nietbetaalde belasting bij buitenlandse gerechtigden te incasseren, kan eveneens een reden zijn om daarvoor ook de bv aansprakelijk te stellen.14
Voor het aanmerken van fiscale transparantie zou ook kunnen worden aangesloten bij de kenmerken van de
fiscale eenheid voor de Vpb
Transparante bvn n n n n
40 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Noten1 O.a. J.W. Zwemmer, De fiscale positie van de aandeelhouder,
WFR 1978/1037, J.S. Rijkels, Belastingheffing van ondernemings
winsten tussen norm en rechtsvorm, TVVS 1996, 132, R.P.C. Cor
nelisse, De toekomst van de Vennootschapsbelasting, inaugurele
rede UVA, Amsterdam: Vossiuspers 2001. Zie ook MolVerver in
diss. De ondernemingswinstbelasting, p. 23.
2 Kamerstukken I 2011/2012, 31 058, D, p. 13.
3 Kamerstukken II 20102011, 32 426, nr. 7, blz. 38.
4 Wet(svoorstel) 31 058.
5 Bijlage Kamerstukken II, 20122013, 33 447, nr. 1 en Bijlage bij
Kamerstukken II 20122013, 33 447, nr. 2.
6 E.A. van Uunen, Fiscale neutraliteit tussen rechtsvormen ver te
zoeken, Het Register nr. 3, 2014.
7 Overigens heeft het kabinet recentelijk besloten dat het afziet
van verdere uitwerking en invoering van een winstbox, Kamer
brief 3 juli 2014, nr. DB/2014/280.
8 Analoog aan de werking van art. 15ab, lid 6 Wet Vpb zou dat als
volgt uitwerken: bv B heeft een verlies geleden. Bv A heeft haar
vordering op bv B afgewaardeerd. Door de fiscale transparantie
wordt het vermogen van bv B aan bv A toegerekend. Dit betekent
consolidatie. Als ná optie voor fiscale transparantie bv B weer
winst behaalt, wordt uiteraard het ‘vóórtransparantieverlies’
verrekend met die winst; dus geen heffing van Vpb. Het ‘vollo
pen’ van de vordering van bv A op bv B vindt echter niet meer
plaats, omdat er consolidatie heeft plaatsgevonden. Vandaar dub
bele verliesneming: door afwaardering vordering én door verre
kening.
9 J.L. van de Streek, Proefballonnen voor de toekomst van de Vpb,
WFR 2012/329.
10 J.P. Boer en prof. mr. R.J. de Vries, AngloAmerikaanse trusts en
subjectieve Vpbplicht, WFR 2005/949.
11 O.a. R.P.C. Cornelisse, De toekomst van de Vennootschapsbelas
ting, inaugurele rede UVA, Amsterdam: Vossiuspers 2001, p. 8, 9,
11.
12 Zie bijvoorbeeld S.N.I. Francisco en A.C. van Aalst, De Curaçaose
transparante vennootschap. Een civiele en fiscale beschouwing,
WFR 2012/1447 En ook: A.T. Snijders, Aruba is OECD en EU
proof: wijzigingen in het AVVregime en uitbouw van de financi
ele sector, WFR 2006/48.
13 Op iets andere gronden komt Cornelisse ook tot de conclusie dat
fiscale transparantie alleen mogelijk zou moeten zijn voor bv’s
met materiële ondernemingen.
14 S.N.I. Francisco en A.C. van Aalst, De Curaçaose transparante
vennootschap. Een civiele en fiscale beschouwing, WFR
2012/1447, zie onderdeel 3.6.
Consequenties in grote lijnenDe consequenties van een transparante vennootschap zijn enorm, en moeten grondig worden doordacht. De consequenties spelen zich af in IB, Vpb, loonbelasting, invordering, maar ook op internationaal vlak (en verdragen). Een nietlimitatieve opsomming: Bij de fiscaal transparante bv kan de gebruikelijkloon
regeling vervallen. Immers, de resultaten worden rechtstreeks aan de dga toegerekend.
Ook de tbsregeling (voorkoming tariefsarbitrage) is niet meer nodig; art. 3.92 Wet IB 2001 kan dus vervallen.
De deelnemingsvrijstelling kan worden uitgeschakeld voor winsten behaald uit deelnemingen die fiscaal transparant zijn. Dit geldt mutatis mutandis voor de abregeling; abheffing moet achterwege blijven zodra een fiscaal transparante bv dividend uitkeert, of aandelen in die transparante bv worden vervreemd waarbij een resultaat ontstaat; er vindt immers fictief/fiscaal overdracht van activa en passiva plaats.
Het lijkt globaal bezien mogelijk om civielrechtelijk pensioen in eigen beheer te blijven opbouwen, maar fiscaal lijkt het onmogelijk. Een oplossing zou zijn om een reserve te creëren die gelijkenis vertoont met de fiscale oudedagsreserve (FOR). Omdat die weinig populair is, moeten we wellicht vaststellen dat opbouw in een fiscaal transparante bv niet mogelijk is. Vergelijkbare uitzonderingen worden vaker gemaakt; zie bijvoorbeeld de regeling voor geruisloze terugkeer.
Vanwege problemen in de vermogensetikettering is de minister van Veiligheid en Justitie bevreesd voor heffing door sfeerovergang. Dit is oplosbaar: als via een fictie wordt bewerkstelligd dat alle bezittingen en schulden die juridisch eigendom van de bv zijn, als ondernemingsvermogen worden geëtiketteerd, vindt er ook geen sfeerovergang plaats.
Door het wegvallen van de fiscale grens tussen aandeelhouder en bv bestaat er in feite geen verschil tussen eigen en vreemd vermogen voor zover de financiering van de onderneming plaatsvindt door de aandeelhouder. Renteaftrekbeperkingen kunnen in die situaties verleden tijd zijn.
Kortom, de fiscaal transparante bv is als een volwaardig alternatief een gedegen doordenking waard. <<<
Het lijkt globaal bezien fiscaal onmogelijk om pensioen in eigen beheer te blijven opbouwen
41augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
VerenigingsnieuwsHET
Ledenservice
Vakinformatie
Op 13 juni 2014 was de Zonnebloem aanwe-zig op de RB-dag. Zij zochten mensen met een financiële achtergrond die op projectmatige basis willen helpen om workshops te geven aan hun kascommissieleden. Inmiddels heb-ben 22 RB-leden zich definitief aangemeld als trainer en de Zonnebloem verwacht op korte
termijn nog 5 aanmeldingen definitief te maken. Een mooi resul-taat waarover de Zonnebloem erg verheugd is.
Traint u ook de kascommissieleden?Het is nog mogelijk om u aan te melden als trainer. Het gaat dus
om het trainen van kascommissieleden in het nalopen van de jaarrekening. U vertelt ze waar de accountant vooral naar kijkt en waar zij op moeten letten. Uiteraard krijgt u ondersteuning van de Zonnebloem. Zo worden alle ‘trainers’ eerst door de Zonnebloem uitgenodigd om samen de workshop goed voor te bereiden. Wilt u een workshop bij u in de buurt verzorgen? Meld u dan aan!
AanmeldenVoor meer informatie en aanmelden kunt u terecht bij Valesca de Quillettes, E-mail: [email protected]: 06-46268909
Op 14 april 2014 overleed op 71-jarige leeftijd ons oud-bestuurslid Joke de Wolf-Verdellen RB. Joke was van 1987 tot 1997 bestuurslid van de Nederlandse Federatie van Belasting-adviseurs, een van de rechtsvoorgangers van onze vereniging. Daarnaast was zij ruim 15 jaar bestuurslid van de toenmalige FB Studiekring Arnhem (thans vanzelfsprekend RB Studiekring Arnhem geheten). Mede door haar enthousiaste inbreng is de Studiekring geworden tot de zeer gewaardeerde kring zoals deze nu is.Joke was een aimabel persoon met het hart op de juiste plek. Dat kwam –behalve in persoonlijke contacten– tot uitdrukking in haar grote maatschappelijke betrokkenheid. Naast haar werk als belastingadviseur bij Schouten en van Meerkerk (later opgegaan in BDO) –waar zij als vennoot toetrad op een moment dat dit voor een vrouw nog niet vanzelfsprekend was– had zij tal van nevenactiviteiten. Naast haar bestuurlijke
activiteiten binnen de Nederlandse Federatie van Belasting-adviseurs en de studiekring was zij onder meer bestuurslid/penningmeester van de plaatselijke afdeling van de VVD en bestuurslid van het wijkplatform Elst Noord. Oudere leden uit de regio Nijmegen zullen zich ongetwijfeld ook haar wekelijk-se column over fiscale zaken in dagblad De Gelderlander herinneren. Namens onze vereniging en de RB Studiekring Arnhem is de kringvoorzitter aanwezig geweest bij de afscheidsdienst van Joke en heeft hij de nabestaanden van Joke, mede namens de leden van het Register Belastingadviseurs, zijn medeleven betuigd.
Moge zij rusten in vrede.
Wim Hoksbergen, voorzitter RB Studiekring Arnhem
In Memoriam Joke de Wolf-Verdellen RB, 9 april 1943 – 14 april 2014
De Zonnebloem krijgt hulp van RB-leden
Staatssecretaris van Financiën Wiebes heeft de Tweede Kamer in een brief geïn-formeerd dat het kabinet afziet van de verdere uitwerking en invoering van een winstbox. De winstbox was bedoeld om het voor ondernemers aantrekkelijker te maken om door te groeien en om de belasting- en premieheffing van onderne-mers evenwichtiger te maken ten opzichte
van die van werknemers. Volgens de staatssecretaris is de (budgetneutrale) in-voering van een winstbox een omvangrijke wetgevende operatie met als resultaat een verdere toename van de complexiteit in de wetgeving en de uitvoering. Bovendien zou een grote groep IB-ondernemers fors achteruit gaan in besteedbaar inkomen, terwijl de voordelen van invoering zeer
ongewis zijn. Wel is inmiddels een interde-partementaal beleidsonderzoek gestart naar de effecten van het fiscale beleid mede in relatie tot de problematiek van schijnzelfstandigheid en worden ook arbeidsrechtelijke aspecten en sociale zekerheid meegenomen. De (voorlopige) resultaten van dit onderzoek worden nog dit jaar naar de Tweede Kamer gestuurd.
Kabinet ziet af van winstbox
VerenigingsnieuwsHET
42 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Vakinformatie
Praktijkbijeenkomsten Bureau VaktechniekDit najaar vinden voor RB-leden weer op diverse locaties in het land gratis praktijkbijeenkomsten van Bureau Vaktechniek plaats. Tijdens de bijeenkomsten behandelen de medewerkers van Bureau Vaktechniek aandachtspunten voor de praktijk naar aanleiding van wetswijzigingen per 1 januari 2014, de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2015 en andere actualiteiten.
Alle informatie over de praktijkbijeenkomsten vindt u op het RB Ledennet onder Permanente Educatie.
Reactie op ‘Maatregelen op het
gebied van pensioen in eigen beheer’
Het RB heeft in juli een reactie gegeven op de reactie ‘Maat-regelen op het gebied van het pensioen in eigen beheer’ van de staatssecretaris van Financiën van 2 juni 2014 met kenmerk DB/2014/208M. Het RB ontraadt de introductie van een fiscale pensioenreserve. Hoewel een dergelijke regeling in de basis erg eenvoudig is, zal aanvullende regelgeving nodig zijn om de pen-sioenreserve in te passen in het huidige systeem van oudedags-voorzieningen (tweede en derde pijler). Ook is aanvullende regelgeving nodig om te voorzien in een regeling voor de na-bestaanden en ten slotte heeft de staatssecretaris al een anti-misbruikregeling aangekondigd. Het RB wijst daarom op de beschikbarepremieregeling als een eenvoudige mogelijkheid om binnen bestaande wet- en regelgeving te komen tot oplossingen voor de bestaande knelpunten bij pensioen in eigen beheer.
De volledige reactie leest u na op rb.nl.
Brief staatssecretaris over aanpassing werkkostenregeling per 1 januari 2015
Eerder werd bekend dat de werkkostenregeling op onderdelen zou worden gewijzigd. Op donderdag 3 juli 2014 heeft de staats-secretaris de Tweede Kamer een brief gestuurd waarin hij vijf wijzigingen aankondigt. Het betreft de volgende maatregelen: 1. beperkte introductie van het noodzakelijkheidscriterium; 2. introductie van een jaarlijkse afrekensystematiek; 3. concernregeling; 4. vrijstelling voor branche-eigen producten; 5. het wegnemen van het onderscheid tussen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen.
In verband met de invoering van deze maatregelen zal het percentage van de vrije ruimte worden verlaagd van 1,5% naar 1,2%. Deze maatregelen worden opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2015. Ten slotte kondigt de staatssecretaris aan dat hij voornemens is om het overgangsrecht voor de werkkostenregeling per 1 januari 2015 te laten eindigen, hetgeen betekent dat de werkkostenregeling vanaf 1 januari aanstaande verplicht moet worden toegepast.
Wijzig tijdig de pensioen-overeenkomstenDirecteur-grootaandeelhouders die in 2014 nog pen-sioen in eigen beheer opbouwen, moesten eind 2013 hun pensioenovereenkomst aanpassen aan de Wet Verhoging AOW- en Pensioenrichtleeftijd (Wet VAP). Willen zij in 2015 ook nog pensioen in eigen beheer opbouwen, dan moet hun pensioenovereenkomst vóór 1 januari 2015 wederom worden aangepast. Onlangs zijn namelijk twee wetsvoorstellen aangenomen, waar-in de maximale opbouwpercentages vanaf 1 januari 2015 worden verlaagd van 1,9% naar 1,657% voor eindloonregelingen en van 2,15% naar 1,875% voor middelloonregelingen. Daarnaast wordt het pensioen-gevend loon beperkt tot maximaal € 100.000 en wordt de AOW-franchise gewijzigd in 100/70 voor middel-loonregelingen en 100/66,28 voor eindloonregelingen.De wijzigingen in de pensioenwetgeving kunnen een goede reden vormen voor een adviesgesprek met de directeur-grootaandeelhouder over het nut van verdere pensioenopbouw. Wij raden u in elk geval aan om alvast te beginnen met de inventarisatie van de klanten van wie de pensioenovereenkomst aanpassing behoeft. Is het pensioen van de directeur-grootaandeelhouder al ingegaan of wordt de pensioenopbouw stopgezet vóór 1 januari 2015, dan hoeft de pensioenovereen-komst niet te worden aangepast.
Voor de aanpassing van de pensioenovereenkomsten kunnen leden gebruik gaan maken van model-pensioenovereenkomsten van het RB. Deze zijn ter goedkeuring voorgelegd aan het Centraal Aanspreek-punt Pensioenen van de Belastingdienst. Deze goed-keuring verwachten wij niet voor eind september. Zodra deze modelovereenkomsten zijn goedgekeurd, informeren wij RB-leden hierover.
43augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Vragen aan Bureau Vaktechniek
VR
AA
GA
NTW
OO
RD
Hoe vind ik mijn informatie?Via de helpdesk krijgen wij van leden vragen over zeer uiteenlopende fiscale en andere onderwerpen. Vaak hebben deze leden al diverse bronnen geraadpleegd, maar het juiste antwoord niet gevonden. Regelmatig horen we echter ook de opmerking: “ik kan via Google niets vinden”. Nu is er niets op tegen om Google te gebruiken, maar zoekmachines (en diverse andere informatiebron-nen) hebben hun beperkingen. Het is goed om te weten wat deze beperkingen zijn en welke andere informatiebronnen er zijn.
Minimaal vereist in elke onderneming is natuurlijk de belas-tingpocket, met daarin opgenomen de wetteksten en sommige besluiten. Het blijkt dat goed lezen van de teksten vaak al leidt tot een juist antwoord. Nadeel is dat praktische vragen hier-mee vaak niet beantwoord kunnen worden. De vraag of steun-kousen nu wel of niet aftrekbaar zijn, zal aan de hand van de wettekst niet beantwoord kunnen worden. Op deze heel prak-tische vragen kan vaak een antwoord worden gevonden in de bekende belastingalmanakken. Voor relatief weinig geld kun-nen hiermee veel praktische vragen over de inkomstenbelas-ting, omzetbelasting of andere belastingen beantwoord wor-den. In voorkomende gevallen kan het, bij wat meer gecompliceerde vragen, zinvol zijn een naslagwerk aan te schaffen. Deze beschrijven zeer uitgebreid en diepgaand een bepaalde problematiek of regeling.
Naast deze schriftelijke informatie speelt digitaal beschikbare informatie een steeds grotere rol. Het digitaal zoeken gaat veel eenvoudiger in vergelijking met papieren varianten. Daarnaast is een digitaal model of werkprogramma handiger in gebruik omdat het direct klantspecifiek gemaakt kan worden. De wel-bekende fiscale databases van de grote uitgeverijen zijn zeer uitgebreid, maar ook kostbaar. Deze kosten moeten ook terug-verdiend worden. Ook op het RB Ledennet is veel informatie beschikbaar. Naast notities en memo’s over diverse onderwer-pen, vindt u er ook de handige fiscale en juridische modellen-bank. Deze modellen hebben niet alleen betrekking op fiscale aangelegenheden, maar zien bijvoorbeeld ook op de praktijk-voering zelf. Uiteraard is deze informatie minder uitgebreid dan de fiscale databases van de uitgeverijen, maar wel vaak zeer praktijkgericht. Bovendien is in de dossiers alle informatie op onderwerp verzameld, waardoor u in één oogopslag alle nieuwsberichten, modellen, notities, artikelen uit Het Register, interessante links en andere informatie rondom een bepaald onderwerp bij elkaar verzameld ziet. In de RB-Nieuwsflits staat
bij elk artikel aangegeven in welk dossier u het nieuwsbericht en bijbehorende informatie terug kunt vinden.
Een derde vorm van digitale informatie die goed gebruikt kan worden is de informatie van de overheid. Denk bijvoorbeeld aan belastingdienst.nl. Op wetten.overheid.nl vindt u niet alleen alle geldende wetteksten en besluiten, maar ook hun voorgangers. Vaak zijn daarbij de wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versies uitdrukkelijk aangegeven. Ook de wer-kingsduur van een bepaalde regeling is hierop eenvoudig te-rug te vinden. Vaak is ook de totstandkoming van een regeling relevant voor de beantwoording van een fiscale vraag. Deze informatie staat op rijksoverheid.nl of tweedekamer.nl. Ook be-sluiten kunt u hier vaak terugvinden. Mocht u willen weten wat de rechter over een fiscaal geschil heeft geoordeeld, dan gaat u naar rechtspraak.nl. Bij alle voorgaande websites geldt, dat u wel enige moeite moet steken in het zoeken binnen deze digi-tale informatiebronnen. De zoekfunctie lijkt vaak eenvoudig, maar om het juiste antwoord te vinden moet u vaak toch meer-dere zoekopdrachten uitvoeren.
Terug naar Google. Kunt u fiscale informatie vinden via Goog-le? Uiteraard, vaak krijgt u treffers die verwijzen naar de eerder genoemde websites van de overheid. Vaak krijgt u echter ook verwijzingen naar fora. De antwoorden die u daar vindt, moet u kritisch beoordelen. Niet zelden geven zelfbenoemde ‘specia-listen’ antwoord. Vertrouwen kunt u er echter niet aan ontle-nen. Soms vindt u via Google ook artikelen over een bepaald onderwerp. Ga in dat geval altijd na wanneer het artikel is geschreven. U zult niet de eerste zijn, die op grond van een ge-vonden artikel een fiscaal standpunt inneemt dat gebaseerd is op oude wetgeving. Bent u er dan nog niet uitgekomen, dan kunt u natuurlijk ook altijd uw oud-studiegenoot, oud-collega, concullega, kantoorgenoot of echte specialist vragen. Want we willen natuurlijk altijd het juiste antwoord op onze vraag.
Als RB-lid kunt u bij de helpdesk van Bureau Vaktechniek vragen stellen over uw fiscale praktijk. Onze fiscalisten helpen u met name door collegiaal te overleggen, te ‘klankborden’ en eventueel door te verwijzen naar specialisten. U bereikt de helpdesk via het contactformulier op het RB Ledennet.
Drs. P.N.M. Goossens RBBureau Vaktechniek
VerenigingsnieuwsHET
44 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Model onder de aandacht
Samenwerken in het MKB gebeurt vaak op basis van het aangaan van een vennootschap onder firma (hierna: VOF). Het aangaan van een VOF kan bij overeenkomst, waarbij de vennoten vrij zijn om naar eigen inzicht invulling te geven aan hun samenwerking. Op grond van de wet zijn vennoten van een VOF hoofdelijk verbon-den voor de verbintenissen aangegaan door de VOF. Dit betekent dat ieder van de vennoten voor het geheel kan worden aange-sproken door de desbetreffende wederpartij. Als de aangespro-ken vennoot de schuld volledig voldoet, ontstaat een zogenoem-de regresvordering van deze vennoot op de andere vennoten.
Een VOF kent geen rechtspersoonlijkheid, maar wel een afge-scheiden vermogen. Dit betekent dat schuldeisers van de VOF zich als eerste zullen verhalen op het afgescheiden vermogen. Is dit vermogen ontoereikend, dan wordt verhaal gezocht op het privévermogen van de vennoten. De samenstelling van een VOF kan wijzigen ten gevolge van een uittreding en/of toetreding (op-volging) van een vennoot. Gelet op de belangen van schuldeisers van een VOF blijft een uitgetreden vennoot verbonden voor alle schulden aangegaan door de VOF ten tijde van de uittreding. Wordt de uitgetreden vennoot na zijn uittreding aansprakelijk ge-steld door schuldeisers, dan zal hij veelal contractueel bedongen hebben dat hij zich kan verhalen op zijn voormalige medevenno-ten. In geval van een toetreding (opvolging) van een nieuwe vennoot is al sinds jaar en dag omstreden in hoeverre deze vennoot aanspra-kelijk kan worden gesteld voor reeds bestaande verbintenissen van de VOF. Rechtspraak is op dit punt zeer uiteenlopend. Ook de literatuur toont verschillende visies.
Op 19 februari 2014 is een uitspraak gedaan door de Rechtbank Overijssel. De casus luidt als volgt:Assurantietussenpersoon VOF Adviesgroep De Regge (hierna ‘De Regge’), bestaande uit twee vennoten, heeft in 2005/2006 en in 2010 in opdracht van eiseres een tweetal hypothecaire leningen met daaraan gekoppeld een overlijdensrisicoverzekering geslo-ten. De Regge heeft verzuimd de door eiseres aan haar overge-maakte bedragen van in totaal € 35.000,- door te betalen aan de verzekeraars. In 2011 treedt tot De Regge een derde vennoot toe. Een jaar later wordt De Regge ontbonden. In maart 2013 dagvaart eiseres alle drie de vennoten en vordert betaling van onder meer de niet afgedragen € 35.000,-. Vervolgens gaan de twee oor-spronkelijke vennoten failliet en tracht eiseres zich te verhalen op de derde (in 2011 toegetreden) vennoot.
Model onder de aandacht:Akte vennootschap onder firma
Register Belastingadviseurs heeft samen met Bol Juristen een databank met juridische modelovereenkomsten ontwikkeld, toegespitst op het privaatrecht. De juridische modellen kunnen door RB-leden worden gebruikt in de fiscale adviespraktijk. In elk nummer van Het Register lichten we een model voor u toe of behandelen we een actualiteit of een voor uw adviespraktijk interessant aspect uit een model.
Nadat de Rechtbank refereert aan het uitgangspunt op grond van de wet, namelijk hoofdelijke aansprakelijkheid van alle drie de vennoten, verwijst de Rechtbank naar het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2013, waaruit de Rechtbank a contrario het volgende concludeert. Voor aansprakelijkheid van een vennoot is het voldoende:I. dat na zijn toetreding een deel van de schuld is ontstaan, ofII. dat na zijn toetreding de opdracht is aanvaard.Niet van belang is of de vennoot feitelijk iets met de opdracht te maken heeft.
Op grond van deze uitgangspunten achtte de Rechtbank de derde vennoot niet aansprakelijk, nu voor het moment van zijn toetre-ding tot De Regge de opdracht met eiseres al was aangegaan, en ook de schade jegens eiseres al was ontstaan. De schade ont-stond immers op het moment dat de beide bedragen hadden moeten worden doorbetaald aan de verzekeraars. Eiseres kan zich derhalve verhalen op de beide oorspronkelijke vennoten, en niet op de derde toegetreden vennoot.
Juridisch Nederland lijkt erg gelukkig te zijn met deze uit-spraak van de Rechtbank, maar het is nog te vroeg om volledig op deze uitspraak te vertrouwen. Wij adviseren u derhalve de toetreding (en ook de uittreding) van een vennoot goed te regelen en duidelijke afspraken te maken over de aansprake-lijkheid voor bestaande schulden van de VOF. Een gevraagde vrijwaring, hoewel deze slechts interne werking heeft, is geen overbodige luxe!
U vindt de juridische modellenbank op het RB Ledennet. Bij korte vragen over het gebruik van of behoefte aan uitleg over de juridische modellen kunt u gratis gebruik maken van de Juridische Helpdesk van Bol Juristen. Zij zijn bereikbaar per e-mail via [email protected] of telefonisch op 088-1211211
Uit- of toetreden tot een vennootschap onder firma: maar hoe zit het nu met bestaande schulden?
45augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Opleidingen
Geslaagden RuGRB Opleidingen feliciteert de heer mr. G. Klaassen RB en de heer mr. G.H. Mulder AA RB. Zij zijn geslaagd voor de oplei-ding Master Fiscaal Recht aan de RuG die door de samen-werking tussen RB Opleidingen en de Rijksuniversiteit Groningen wordt aangeboden aan RB-leden.
Voor uw agendaStart opleidingen najaar 2014
Register Belastingconsulent maandag 29 september - Eindhovendinsdag 30 september - Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Zwolle
Register Belastingadviseur dinsdag 7 oktober* – Utrecht*de opleiding wordt aangeboden op een maandag- en dins-dagavond. Het startcollege voor beide groepen is op dinsdag 7 oktober
Schakelprogramma Master Belastingadviseur vrijdag 19 september - Utrecht
Master Belastingadviseurvrijdag 19 september – Utrecht
Beroepsvaardigheidsprogramma vrijdag 31 oktober – Amersfoort / Utrecht
U bent fiscalist. Kennis genoeg, maar kunt u deze ook optimaal inzetten? Een lastige kwestie effectief afhandelen met de Belas-tingdienst? Bij de rechtbank een zaak winnen voor uw klant? Overtuigend adviseren? Daarvoor is meer nodig dan kennis alleen. Uw advies kan namelijk inhoudelijk nóg zo goed zijn, het valt niet in vruchtbare aarde als uw klant het niet helemaal be-grijpt of er niet achter staat.
RB Opleidingen biedt u diverse cursussen en het Beroepsvaardig-heidsprogramma om nog professioneler op te treden voor en naar uw klant. Zo werkt u aan uw adviesvaardigheden: inleven in de klant, doorvragen naar spanningsvelden, omgaan met weerstand en valkuilen, structureren van het gesprek, goed luisteren en af-stemmen van uw reactie.
Beroepsvaardigheidsprogramma (studieduur 6 maanden, 12 colleges)Overtuigend presenteren en constructief omgaan met conflicten staan op het programma. Daarnaast krijgt u tips voor het schrijven van effectieve teksten. Schrijven is vaak nog lastiger dan een ge-sprek; u ziet immers niet direct of het voor de ander helder is wat u schrijft. U leert hoe u de tekst zo toegankelijk mogelijk formu-leert, zodat de inhoud van uw advies optimaal tot zijn recht komt.
Tot slot komen de beroepsregels en beroepsuitoefening aan bod zodat u uw werkzaamheden uitvoert volgens de eisen van de
overheid en de voorschriften van het RB. Na het volgen van het Beroepsvaardigheidsprogramma is het voeren van een proces bij de belastingrechter (rechtbank, gerechtshof en de Hoge Raad) een bekend traject dat u professioneel doorloopt.
CursussenOf volg een kortere praktijkgerichte cursus:• Doelgericht, overtuigend en effectief communiceren (1-daagse
cursus)• Snellezen voor (belasting)adviseurs en accountants (2-daagse
cursus)
Wilt u uw vaardigheden verbeteren en naar een hoger niveau brengen, kijk dan op rb.nl onder Permanente Educatie of op rbopleidingen.nl. Voor persoonlijk advies neemt u contact op met RB Opleidingen via 0345-547030 of [email protected].
Professioneler optreden voor en naar uw klant?
VerenigingsnieuwsHET
46 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Opleidingen
Mijn RB opleiding: AA/RA-Belastingaccountant en AA/RA Register Belastingadviseur (RB)RB Opleidingen is de grootste fiscale opleider van Nederland. Jaarlijks zetten honderden studenten hier hun eerste én de vervolg-stappen op het fiscale vakgebied. In deze nieuwe rubriek ‘Mijn RB Opleiding’ delen studenten van RB Opleidingen hun ervaring.
Naam: F. (Frank) Post en A. (Arnaud) Post Functie: Assistent-accountants bij TAMEK Groep Accountants en BelastingadviseursOpleiding: AA/RA-Belastingaccountant afgerond, nu bezig
met AA/RA Register BelastingadviseurVooropleiding: AA
‘We zagen de opleiding AA/RA-Belastingaccountant en AA/RA Register Belasting-adviseur als één opleiding, die in twee delen is geknipt. Voor ons was het dus niet echt een vraag om door te gaan, maar meer om die ene opleiding succesvol af te ronden.’
Ze delen veel: de werkgever, studies, de interesse voor de fiscale wetgeving én de voetbalclub. Frank en Arnaud Post zijn een een-eiige tweeling en doorlopen met hun accountancyachtergrond met succes de fiscale opleidingen. ‘Naast de twee fiscale oplei-dingen die we bij het RB hebben gevolgd en nu volgen, hebben we ook samen de AA-opleiding doorlopen. Overigens geldt dit nog voor alle studies en soorten van onderwijs: de basisschool, de havo, hbo Accountancy (waarvoor zij beiden cum laude geslaagd zijn, red.), de theoretische opleiding tot AA, de opleiding AA/RA-Belastingaccountant en we zijn momenteel nog bezig met AA/RA Register Belastingadviseur en met de praktijkstage tot AA.’
Frank en Arnaud zijn zich goed bewust van de noodzaak om als accountant de klanten goed te kunnen adviseren. ‘Als accountant ben je op financieel gebied het eerste aanspreekpunt voor ondernemers. Je kunt daarbij ook specifieke fiscale vraagstukken voorgelegd krijgen waar je misschien net de extra kennis en vaar-digheden voor mist. Deze situatie wil je niet tegenkomen als accountant en dat is dan ook de reden waarom we de fiscale op-leidingen van het RB zijn gaan volgen. Op deze manier kunnen we onze werkzaamheden in de toekomst uitbreiden met kwalitatief hoogstaande fiscale advisering. Daarnaast vinden we de belas-tingwetgeving ook echt een interessant aspect van ons vak. Overigens kwam de wens om de opleidingen te gaan volgen in eerste instantie vanuit onszelf, maar onze werkgever, TAMEK Groep, stimuleert ons hier wel in.’ Frank en Arnaud werken wel vanuit verschillende vestigingen; Arnoud in Zwartsluis, Frank in Meppel. ‘Verder zitten we beiden ook regelmatig bij klanten als we controlewerkzaamheden uitvoeren. We zitten momenteel op hetzelfde niveau en functie (assistent-accountant) en verrichten over het algemeen dezelfde werkzaamheden.’
Meer specialistische kennis op fiscaal gebied‘Onze verwachting met betrekking tot de studie was dat we meer specialistische kennis op fiscaal gebied zouden verkrijgen. Op dat
47augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Opleidingen
gebied voldeed de studie zeker aan onze verwachtingen. Er wordt geëxamineerd in vakken die betrekking hebben op de meest rele-vante belastingwetten. We zagen de opleiding AA/RA-Belasting-accountant en AA/RA Register Belastingadviseur als één opleiding, die in twee delen is geknipt. Voor ons was het dus niet echt een vraag om door te gaan, maar meer om die ene opleiding succesvol af te ronden. Verder heb je voor het behalen van de titel RB beide opleidingen nodig. Deze titel geeft ook weer een optie om nog weer verder te studeren. Met alleen AA/RA-Belastingaccountant kan dit niet.’ Het leren stopt volgens Frank en Arnoud niet bij de opleiding AA/RA Register Belastingadviseur. ‘We willen allebei de praktijkstage en de opleiding tot Belastingadviseur afronden, om hierna eventueel een universitaire fiscale opleiding te gaan volgen. Verder willen we ons in de praktijk blijven ontwikkelen bij onze hui-dige werkgever.’
Over de inhoud en praktijkgerichtheid van de opleidingen zijn zowel Arnaud als Frank te spreken: ‘De inhoud is specialistisch en een stuk diepgaander vergeleken met het hbo. De inhoud is veel gericht op de praktijk en de actualiteit. Dat hebben we voorname-lijk gemerkt bij een aantal docenten die veel praktijkvoorbeelden aanbrengen, waardoor de stof erg levendig wordt.’ Ondanks dat ze beiden allround opgeleid worden, hebben ze voor bepaalde belastingen speciale interesse. Frank: ‘Met name de wetten IB, Vpb en OB hebben onze interesse getrokken. Dit heeft misschien ook wel te maken gehad met de docenten die de stof op een attractieve en soms inspirerende manier hebben overgedragen. De wetten IB en Vpb kom je standaard al erg veel tegen bij het samenstellen van jaarrekeningen en het gehele proces daarom-heen. Ook de wet OB is erg belangrijk; de wet heeft zijn invloed op elke transactie die gevoerd wordt.’ Arnaud voegt hieraan toe: ‘Het is de btw die ik daarom ook erg interessant vind, het is juist zulke lastige materie.’
Ook privé een teamNaast het feit dat ze beiden hetzelfde vak uitoefenen bij dezelfde werkgever, spelen ze ook privé in hetzelfde team. Frank en Arn-
AA/RA-Belasting- AA/RA Registeraccountant BelastingadviseurStudieduur: 1½ jaar Studieduur: 9 maandenNiveau: hbo Niveau: hboColleges: 21 Colleges: 10Examenonderdelen: 5 Examenonderdelen: 5College tijden: Collegetijden:17.00 – 21.30 uur 18.15 – 21.45 uurAanvang: aug/sept Aanvang: aug/sept
Meer informatie over deze opleidingen?Neem contact op met onze opleidingscoördinatoren op 0345 – 547000 of ga naar rbopleidingen.nl.
oud voetballen op hoog niveau in de hoofdklasse bij Flevo Boys uit Emmeloord. ‘We zijn gewoonlijk verplicht drie avonden per week te trainen. Zaterdag is de wedstrijddag en dus ook vaak de hele dag bezet met voetbal. Weinig tijd om te studeren dus. We zorgen er daarom voor dat we tijdens de colleges goed opletten en dat we genoeg vrije dagen opnemen voor de examens om de theorie onder de knie te krijgen. Vooralsnog lukt dit allemaal goed, aangezien we allebei alle vakken van de twee opleidingen zonder herkansingen hebben behaald.’
Doordat zij beiden een fiscale opleiding volgen, merken zij in het dagelijkse werk dat ze meer betrokken worden bij fiscale vraag-stukken. ‘Ons contact met klanten is heel divers. Dit bestaat uit telefoontjes, gesprekken, e-mails en brieven. We hebben beiden tot op heden allebei niet echte adviesgesprekken, want deze worden door de afgestudeerde fiscalisten gedaan. Bij de voorbereidende werkzaamheden en de belastinggerelateerde werkzaamheden omtrent de jaarrekeningen worden we wel in grote mate betrokken.’
Register Belastingadviseur 9 maanden
AA/RA-Belastingaccountant1½ jaar
Register Belastingadviseur2½ jaar
Register Belastingconsulent 1½ jaar
Schakelprogramma Master Belastingadviseur
9 maanden
Belastingassistent4 - 6 maanden
Master Belastingadviseur
1 jaar
RuG Master Fiscaal Recht
1 jaarToelatingsprogramma
RuG Master Fiscaal Recht
1 jaar
AA/RA
VerenigingsnieuwsHET
48 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Permanente Educatie
De werkkostenregeling (wkr)Zoals bekend is vanaf 2015 uitstel niet meer mogelijk en krijgen alle werkgevers met de wkr te maken. Een goede in-voering van de wkr vergt veel tijd en voorbereiding. RB Opleidingen zet alle ins en outs voor u op een rij en biedt u de volgende cursussen aan.
De werkkostenregeling: wat u moet weten!De meest actuele (mogelijk aangepaste) regels worden be-sproken. De volgende onderwerpen komen o.a. aan bod:• Toepassing van de twintig-dagenregeling• Verschillende uitwerkingen van vergoeding, verstrekking
en tbs• Alle facetten bij huisvesting• Werkplekvoorziening• Hoe om te gaan met personeelsactiviteiten?• Het cafetariasysteem• Werkruimte thuis• Hoe het wkr-forfait berekenen en toepassen?• Hoe te handelen in grensoverschrijdende situaties?
U bent op de hoogte van de gehele wkr, inclusief de kleine lettertjes en krijgt inzicht in de mogelijke wijzigingen, voor zover dan verwacht of bekend.
Werkkostenregeling: de administratieve verwerkingDe overheid schrijft niet voor of en op welke wijze de wkr in de financiële administratie verwerkt moet worden en laat werkgevers hierin vrij. Dit vraagt om een goede kennis van de wkr, inzicht in de verschillende mogelijkheden inzake de verwerking en een goede samenwerking met de loonafdeling.• Inleiding werkkostenregeling• Loonaangifte – drie methoden• Btw en wkr• Voor- en nadelen van de diverse administratieve verwer-
kingsmethoden• Laatste wijzigingen
U kunt een juiste afweging maken met betrekking tot de wijze waarop u de wkr praktisch toepast in uw financiële administratie, u kent de verschillende methoden en weet op efficiënte wijze te beoordelen wat de gevolgen van de invoe-ring van de wkr zijn en hoe deze te beïnvloeden.
n.B. indien de cursus is volgeboekt, schrijf dan in voor de reservelijst. Bij voldoende belangstelling worden extra cursussen ingepland.
PE uitgelicht
Kijk voor meer informatie op het RB Ledennet waar u zich online kunt aanmelden
RB accrediteert het complete Permanente Educatie-programma bij NBAMede naar aanleiding van vele vragen van leden over dit onderwerp heeft het bestuur besloten alle Permanente Educatie-cursussen van het RB met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 te laten accrediteren bij de NBA.
Het bestuur komt hiermee tegemoet aan de be-hoefte van leden die zowel lid zijn van de NBA als van het RB. Vanaf het jaar 2013 dienen accountants jaarlijks minimaal 20 gecertificeerde PE-punten te behalen bij een zogenoemde erkende instelling. Ons reguliere PE-pakket viel hier niet onder, waar-door RB-leden die tevens accountant zijn, van de bij ons gevolgde cursussen slechts 20 punten bij de NBA konden registreren. Overigens werden de punten die leden haalden bij onze gratis bijeen-komsten (waaronder LSB) al wel als gecertificeerde punten gekwalificeerd.
Door accreditatie van alle RB-cursussen is het nu mogelijk om als accountant alle bij het RB behaalde punten te registreren voor de Permanente Educatie-verplichting bij de NBA.
Bent u AA of RA?Wanneer u AA of RA bent, betekent dit dat u voor een geringe prijs Permanente Educatie-cursussen via het RB kunt volgen en verzekerd bent van accredita-tie van de PE-punten bij de NBA.
De cursussen worden voor eind augustus ingevoerd in het PE-systeem van de NBA.
Landelijke Studiebijeenkomsten Ten aanzien van de Landelijke Studiebijeenkomsten zijn voor het komend najaar enkele wijzigingen door-gevoerd. Om de deelnemerscapaciteit in Apeldoorn te vergroten is een tweede bijeenkomst op deze locatie ingepland. Tevens is een extra bijeenkomst gepland in Veldhoven.
49augustus 2014 | nummer 4 | Het Register
Permanente Educatie
Kalender Permanente Educatie najaar 2014
Hieronder treft u het PE-programma aan van het eerste gedeelte van het najaar. Het complete programma, met online inschrijfmogelijkheid, vindt u op het RB Ledennet onder Permanente Educatie.
Cursussen Septemberma 22 Dordrecht BTW-Academie (start) De heer mr. G.B. van Driel RBma 22 Zwolle Fiscaal bewust ondernemen De heer mr. J. Zwagemakerma 22 Eindhoven Werkkostenregeling: de administratieve verwerking De heer R.W. van Marrumdi 23 Zwolle Bedrijfsopvolging in de IB-sfeer De heer mr. C.G. Dijkstradi 23 Akersloot Regel uw krediet bij de ontvanger De heer mr. J. Zwagemakerwo 24 Vianen Actualiteiten externe verslaggeving voor kleine mkb-ondernemingen De heer E.J. Siebers RAdo 25 Vianen Rijksbegroting 2015 De heer prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis RBma 29 Zwolle Actualiteiten loonheffingen De heer mr. M.R.M. Dedenma 29 Eindhoven Fiscaal bewust ondernemen De heer mr. J. Zwagemakerdi 30 Vianen Actualiteiten onroerende zaken in de agrarische sector (VLB) De heer mr. S.F.J.J. Schenk RB & de heer
mr. P.L.F. Seegersdi 30 Vianen Inleiding Testament lezen in de praktijk De heer prof. dr. B.M.E.M. Scholsdi 30 Dordrecht Regel uw krediet bij de ontvanger De heer mr. J. Zwagemaker
Cursussen Oktober wo 1 Vianen Fiscaal bewust ondernemen De heer mr. J. Zwagemakerdo 2 Vianen Inlenen/uitlenen van personeel en uitbesteden van werk De heer R. Vinkdo 2 Vianen Omzetbelasting in de agrarische sector (VLB) De heer mr. H.J. de Boer RBma 6 Akersloot Fiscale gevolgen van het vernieuwde huwelijksvermogensrecht De heer mr. J. Zwagemakerma 6 Zwolle Proactief belastingadvies De heer drs. H.J. Meijer RBma 6 Vianen Werkkostenregeling: de administratieve verwerking De heer R.W. van Marrumdi 7 Akersloot Casuscollege Eigen woning Mevrouw mr. dr. M.J. Hoogeveendi 7 Zwolle Fiscale aspecten van echtscheiding Mevrouw mr. dr. N.C.G. Gubbelsdi 7 Vianen Toeslagen Mevrouw mr. H.A. Elbertwo 8 Vianen Bedrijfsopvolging in de IB-sfeer De heer mr. C.G. Dijkstrawo 8 Vianen Doelgericht, overtuigend en effectief communiceren (VLB) Mevrouw drs. E. Spliethofdo 9 Vianen Actualiteiten loonheffingen De heer mr. M.R.M. Dedendo 9 Vianen Estate planning voor assistenten De heer mr. J.F.H. van den Beltdo 9 Vianen Regel uw krediet bij de ontvanger De heer mr. J. Zwagemakerma 13 Zwolle Bedrijfsopvolging in de bv-sfeer De heer mr. C.G. Dijkstrama 13 Dordrecht Casuscollege Lijfrenten De heer mr. dr. G.M.C.M. Staatsdi 14 Zwolle Casuscollege Eigen woning Mevrouw mr. dr. M.J. Hoogeveendi 14 Eindhoven Fiscale gevolgen van het vernieuwde huwelijksvermogensrecht De heer mr. J. Zwagemakerdi 14 Akersloot Proactief belastingadvies De heer drs. H.J. Meijer RBwo 15 Vianen Actualiteiten pensioen De heer mr. P.A. ter Beestwo 15 Vianen Fiscale aspecten van echtscheiding Mevrouw mr. dr. N.C.G. Gubbelsdo 16 Vianen Casuscollege Eigen woning Mevrouw mr. dr. M.J. Hoogeveendo 16 Vianen Verdieping Testament lezen in de praktijk De heer prof. dr. B.M.E.M. Scholsma 20 Akersloot Casuscollege Lijfrenten De heer mr. dr. G.M.C.M. Staatsdi 21 Zwolle Werkkostenregeling: de administratieve verwerking De heer R.W. van Marrumdo 23 Vianen De fiscale praktijk van het reorganiseren De heer mr. drs. S.A.W.J. Strikma 27 Akersloot Actualiteiten vennootschapsbelasting De heer mr. drs. S.A.W.J. Strikma 27 Zwolle Inleiding Estate planning De heer mr. J.F.H. van den Belt & de heer
mr. E.R. Helderdi 28 Zwolle Actualiteiten vennootschapsbelasting De heer mr. drs. S.A.W.J. Strikdi 28 Vianen Bedrijfsopvolging in de bv-sfeer De heer mr. C.G. Dijkstradi 28 Vianen Btw en de bouw (incl. overdrachtsbelasting) Mevrouw mr. M.C. van den Oetelaar &
de heer mr. F.L.J. Vervaetdi 28 Eindhoven Casuscollege Lijfrenten De heer mr. dr. G.M.C.M. Staats
VerenigingsnieuwsHET
50 Het Register | augustus 2014 | nummer 4
Op het terrein van het belastingrecht kunnenzich situaties voordoen waarin de belasting-inspecteur en de belastingplichtige in het kadervan een op te leggen belastingaanslag of heffingvan mening kunnen verschillen over de feitenof over de toepassing van het recht op de feiten.Het is mogelijk dit geschil aan de belasting-rechter voor te leggen in het kader van eenberoep tegen de aanslag of de heffing. Eenandere mogelijkheid is om ter voorkoming ofhet beëindigen van een reeds gerezen geschil ineen fiscale vaststellingsovereenkomst afsprakente maken. De belastinginspecteur en een belas-tingplichtige kunnen overeenkomsten sluitenover de wijze waarop de fiscus van zijn bevoegd-heid om belastingaanslagen op te leggen ge-bruik zal maken.Fiscale vaststellingsovereenkomsten bevindenzich op het grensvlak van publiek- en privaat-recht: aan de ene kant is er sprake van een pri-vaatrechtelijke rechtshandeling, namelijk eencontract en aan de andere kant is er inhoude-lijk sprake van een afspraak met betrekking toteen uit te oefenen publiekrechtelijke bevoegd-heid. De vereniging van publiek- en privaat-recht in één rechtsfiguur leidt tot vragen. Hetgaat daarbij om dogmatische vragen, zoals hoedeze overeenkomst nu gezien moet worden (alsprivaatrechtelijk of als publiekrechtelijk) enwelke consequenties daaraan verbonden moe-ten worden. Het leidt ook tot vragen in derechtspraktijk. In hoeverre zijn fiscale vaststel-lingsovereenkomsten bindend? Welk recht is opdeze overeenkomsten van toepassing? Bij welkerechter kan rechtsbescherming worden ver-kregen? Op deze thema’s wordt in deze brochure ingegaan.
Mr. P.J. (Pim) Huisman is universitair docentstaats- en bestuursrecht aan deVrije Universiteitte Amsterdam. Hij is gepromoveerd op hetproefschrift met de titel ‘De bevoegdheden-overeenkomst. De overeenkomst over hetgebruik van een publiekrechtelijke bevoegd-heid’. Huisman verricht onderzoek in hetonderzoeksprogramma ‘Public contracts: Lawand Governance’ van het VU Centre for Lawand Governance.
Mr. P.J. Huisman
Div.
Hu
isman
De fi
scale vaststellingsovereen
komst
fedfiscaleb
roch
ures De fiscale
vaststellings-overeenkomst
fedfiscaleb
roch
ures
Div.Div.
F I SCA A LACTUEEL
F I SCA A LACTUEEL B
osch Verhuurderheffing
Verhuurderheffing17
Mr. M.D. Bosch 17
bevat actuele onderwerpen is praktisch en helder beschreven biedt veel voorbeelden en schema’s dringt snel door tot de kern van de zaak
De verhuurderheffing is een nieuwe belasting welke in 2013 is geïntroduceerd, maar waarvan de wettelijke basis in 2014 is aangepast. De verhuurderheffing wordt geheven van verhuurders met meer dan 10 huurwoningen in de gereguleerde sector. In dit boek wordt de verhuurderheffing vanuit een praktische invalshoek belicht. Daarbij komt onder meer aan de orde wat er onder een huurwoning wordt verstaan, bij wie de huurwoning voor de verhuurderheffing in aanmerking wordt genomen, en voor welk bedrag, en tegen welk tarief. Ook de heffingsvermindering voor bepaalde investeringen wordt in detail be-handeld en daarbij wordt ook aandacht besteed aan de wijze waarop deze kan worden verzilverd. De formele kant van aangifte, betaling, (na)heffing, bezwaar en beroep wordt ook behandeld. Waar mogelijk is een en ander met voorbeelden geïllustreerd. Ook wordt ingegaan op de regeling voor verhuurders voor inkomensafhankelijke huurverhoging en het verkrijgen van inkomensindicaties.
Maarten Bosch (1969) studeerde fiscaal recht in Leiden. Hij is sedert 1994 werkzaam bij Loyens & Loeff in Amsterdam. Sinds 2001 is hij ook medewerker voor de Vakstudie-Nieuws. Hij heeft als medewerker het wetgevingsproces van de Verhuurderheffing op de voet gevolgd.
17
9 7 8 9 0 1 3 1 2 3 2 5 8
Boeken
Auteurs: Mr. P.J. HuismanUitgever : KluwerISBN: 9789013112580Prijs: € 53,50
Praktisch nut 6Wetenschappelijk niveau 8Actualiteit 8Leesbaarheid 8Presentatie 8Prijs-kwaliteit-verhouding 7Bedoeld voor specialist
Hoewel het tv-programma “De Rijdende Rechter” anders doet vermoeden, is het bij een geschil niet altijd noodzakelijk de gang naar de rechter te maken. Dat is in het fiscale niet anders. Zo bestaat in het fiscale de mogelijkheid om ter voorkoming of beëin-diging van een geschil tussen belastingplichtige en belastinginspec-teur in een fiscale vaststellingsovereenkomst afspraken te maken. De vraag is of een dergelijke overeenkomst moet worden gezien als een privaat- of een publiekrechtelijke. In een aantal hoofdstukken passeren onder meer dit kwalificatievraagstuk, de geldigheid en de rechtsbescherming de revue. Interessante vragen daarbij zijn welke gevolgen er verbonden zijn aan een wilsgebrek, bij welke rechter rechtsbescherming kan worden verkregen en of fiscale vaststellings-overeenkomsten contra legem mogen zijn. Wat dat laatste betreft is de Hoge Raad vrij soepel. Ook afspraken die naderhand in strijd blij-ken te zijn met de wet zijn bindend, tenzij de overeenkomst zozeer in strijd is met geldende wettelijke regelingen dat op nakoming daarvan niet mocht worden gerekend (HR 7 mei 1997, BNB 1991/221). In een afzonderlijk hoofdstuk beschrijft de auteur de tot-standkoming van de vaststellingsovereenkomst en gaat daar in op vragen als wanneer dooronderhandelen geboden is en in hoeverre onderzoeks- en mededelingsverplichtingen gelden.
Het boek is een bewerking van een hoofd-stuk uit het proefschrift van de auteur en dat is te merken. Wetenschappelijk zit het wel snor. Dat maakt het echter ook wat taai. Voor rechtstheoretici een heerlijk boek om de zomervakantie mee door te komen. Voor de adviseur die met enige regelmaat vast-stellingsovereenkomsten sluit verplichte kost. Voor de adviseur die zich daar slechts een enkele keer aan waagt volstaat lenen bij de bibliotheek.
Eindoordeel: n n n n
Door: mr. Marco Dijkstra RB en mr. Marcel van Galen RB
In de boekenrubriek geven erva-ren vak mensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken:n �Twee beoordelaars recenseren
een boek. n �Zij kennen cijfers toe voor
bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.
De recensenten geven een eindoordeel:Aanrader n n n n n�
Goed n n n n
Redelijk n n n�
Matig n n�
Afrader n
VerhuurderheffingAuteur: Mr. M.D. BoschUitgever: KluwerISBN: 9789013123258Prijs: € 32,94
Praktisch nut 8Wetenschappelijk niveau n.v.t.Actualiteit 9Leesbaarheid 8Presentatie 8Prijs-kwaliteit-verhouding 8Bedoeld voor generalist
Overzichtelijk, verhelderend, prettig leesbaar, praktisch en zeker niet wetenschappelijk bedoeld zijn kwalificaties die bij dit boek passen. Het boek behandelt de verhuurderheffing zoals die op 1 januari 2014 gold. De ins en outs van de regeling komen, na een inleidend hoofdstuk, aan bod. De schrijver streeft ernaar om zo volledig mogelijk te zijn, want de aspecten die van belang zijn voor de hoogte van de heffing kunnen voor elke verhuurder an-ders zijn. De afwezigheid van ingewikkelde uiteenzettingen tij-dens het wetgevingsproces of complexe bepalingen maken het de schrijver makkelijker om de aandacht van de lezer erbij te houden. Dit doet hij met korte analyses en beschrijvingen van de bepalingen, voorbeelden, parlementaire geschiedenis, en af en toe een eigen opvatting. Er wordt ingegaan op de vraag wat er onder een huurwoning wordt verstaan, bij wie de huurwoning voor de verhuurderheffing in aanmerking wordt genomen, voor welk bedrag en tarief. Nadat wat dieper op de heffingsvermindering voor bepaalde investerin-gen is ingegaan, komen formele aspecten zoals aangifte, betaling, naheffing, bezwaar en beroep aan de orde. Het boek eindigt met de regeling voor verhuurders voor inkomensafhankelijke huurver-hogingen en het verkrijgen van inkomensindicaties.
Voor de adviseur die vaak met deze materie te maken heeft zal dit boek niet veel toe-voegen. Voor de adviseur voor wie dit geen gesneden koek is en die in een kort tijds-bestek een overzicht wil hebben van de diverse aspecten die bij deze regeling een rol spelen, kan het geen kwaad de moeite te nemen het boek te lezen. De omvang van het boek (een kleine 100 pagina’s exclusief bijlagen) mag geen belemmering zijn.
Eindoordeel: n n n n
Door: mr. Berrie van der Velden AA RB en mr. Sebastian van Wijk RB
De fiscale vaststellingsovereenkomst
‘Je bent van toegevoegde waarde voor je klant’
De start van een fi scale carrière met RB opleidingen
rbopleidingen.nl
Toe aan een carrière met goede arbeidsvooruitzichten? Met de opleiding Register
Belasting consulent (RBc) legt u in anderhalf jaar een stevige fi scale basis om zowel de
particulier als de mkb-ondernemer fi scaal te adviseren en de aangiftes te verzorgen. Een
praktijkgerichte opleiding waarmee u de fi scale wereld met vertrouwen tegemoet treedt.
Kijk op rbopleidingen.nl voor meer informatie en direct online inschrijven.
RBO_adv_registerbelastingconsulent B.indd 1 13-03-14 16:48
Sneller tot essentie. Altijd en overal.
9:45 AM9:45 AM
9:45 AM9:45 AM
Download de gratis app via App Store of Google Play.
Kluwer Navigatornu geschikt
voor tablet én smartphone!
Kluwer Navigator mobielKluwer Navigator kunt u nu altijd en overal gebruiken:
• switch eenvoudig tussen al uw devices
• overal toegang tot uw persoonlijke favorieten
en historie
• al uw dossiers altijd bij de hand
• overal snel zoeken en vinden
• gemakkelijk uw tablet als tweede scherm gebruiken
Kluwer Navigator. Sneller tot essentie.Kluwer Navigator is de online content portal (zoekmachine) die u toegang geeft tot een omvangrijke database met vakinformatie. Eenvoudig en gericht zoeken met de Kluwer Navigator zorgt ervoor dat u alle relevante en praktische informatie direct beschikbaar krijgt.
kluwernavigator.nl