9
Hoofdstuk 2 | Klimaten §2.2 – Hoe komt het dat er klimaatverschillen zijn?

Hoofdstuk 2 | Klimaten

  • Upload
    calida

  • View
    56

  • Download
    0

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Hoofdstuk 2 | Klimaten. §2.2 – Hoe komt het dat er klimaatverschillen zijn?. §2.2. Invloed op het klimaat: de stand van de zon. Bron 13. §2.2. Breedteligging. 21 maart en 23 september. Met een zelfde zonnestraal moet telkens een groter oppervlak verwarmd worden. Dus de temperatuur daalt. - PowerPoint PPT Presentation

Citation preview

Page 1: Hoofdstuk 2 | Klimaten

Hoofdstuk 2 | Klimaten

§2.2 – Hoe komt het dat er klimaatverschillen zijn?

Page 2: Hoofdstuk 2 | Klimaten

Invloed op het klimaat: de stand van de zon

Bron 13

§2.2

Page 3: Hoofdstuk 2 | Klimaten

SKK Evenaar KKK PCNP

23½º ZB 0º 23½º NB 66½º NB 90º NB

21 december21 maart

en 23 september

21 juni

ZomerLente of Herfst

Winter

Met een zelfde zonnestraal moet telkens een groter oppervlak verwarmd worden. Dus de temperatuur daalt

De afstand die de zonnestraal door de atmosfeer aflegt wordt groter. Dus de temperatuur daalt

Breedteligging§2.2

Page 4: Hoofdstuk 2 | Klimaten

§2.2 – filmfragment :: het wisselen van de seizoenen

Page 5: Hoofdstuk 2 | Klimaten

Aanlandige en aflandige wind

Bron 14

§2.2

Page 6: Hoofdstuk 2 | Klimaten

Dit heeft gevolgen voor de temperatuur in kustgebieden in de zomer en winter.

18º 25º

Aflandige wind

zomer

Aanlandige wind

18º 20º

Aflandige wind

Aanlandige wind

5º1º1º

zomer

winter winter

Bij aflandige wind geen matigende invloed van zeewatertemperatuur

Bij aanlandige wind wel een matigende invloed van de zeewater temperatuur

- 3°

Bij de ligging ten opzichte van grote wateroppervlakken speelt de wind een belangrijke rol.

Page 7: Hoofdstuk 2 | Klimaten

LandWater

Stroming

Licht dringt diep door dus langzame opwarming dus lage temperatuur

Licht weerkaatst

Dun laagje wordt verwarmd dus snelle verwarming dus hoge temperatuur

Licht weerkaatst

Land wordt sneller warm dan water, maar koelt ook sneller af dan water

Page 8: Hoofdstuk 2 | Klimaten

loofbossen

naaldbossen

alpenweiden

Gletsjers

Boomgrens

Gemiddelde temperatuur lager dan 10ºC

Gemiddelde temperatuur hoger dan 10ºC.

Hoogteligging

Elke 100 meter dat je

stijgt, daalt de temperatuur met 0,6ºC

(dus per 1000 meter=

1 kilometer daalt de

temperatuur met 6ºC)

Page 9: Hoofdstuk 2 | Klimaten

Berg

Wind

Condensatie, bewolking, neerslag

Temperatuur daalt met 0,6º per 100 m.

Loefzijde Lijzijde0m

1000m

2000m

3000m

Loofbomen

Naaldbomen

Alpenweide

Gletsjers

18º

12º

-6ºLucht stijgt op

Hoe hoger hoe kouder

Hoogteligging