49
DE GRONDSLAGEN VAN HET RITUEEL IN KERK EN IN VRIJMETSELARIJ Door H.P. Blavatsky Uit het Engels vertaald door C.S. 1910

H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

  • Upload
    group24

  • View
    216

  • Download
    3

Embed Size (px)

DESCRIPTION

DE GRONDSLAGEN VAN HET RITUEEL IN KERK EN IN VRIJMETSELARIJ Door H.P. Blavatsky

Citation preview

Page 1: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

DE GRONDSLAGEN VAN HET RITUEEL IN KERK EN IN VRIJMETSELARIJ

Door H.P. Blavatsky

Uit het Engels vertaald door C.S.1910

Page 2: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

DE GRONDSLAGEN VAN ’T RITUEEL IN KERK EN VRIJMETSELARIJ(vertaald uit “Lucifer”, Maart 1889 e.v.)

Hoofdstuk 1.

De Theosofen worden dikwijls, en zeer ten onrechte, beschuldigd van ongeloof en zelfs van atheïsme. Dit is een grove dwaling, in het bijzonder wat de laatste beschuldiging betreft.

In een grote vereniging, samengesteld uit zo vele rassen en nationaliteiten, in een vereniging waarin het aan iedere man en iedere vrouw vrij staat te geloven, dat wat hem of haar goed dunkt, en de godsdienst, waarin zij geboren en opgevoed werden al of niet te beoefenen – al naar zij verkiezen – blijft er weinig plaats over voor atheïsme.Om aan te tonen, hoe ongerijmd de beschuldiging in elk geval is, is het voldoende onze lasteraars uit te nodigen ons in de gehele beschaafde wereld één persoon aan te wijzen, die niet beschouwd wordt als een ongelovige door deze of gene, die tot een verschillend geloof behoort. Of men zich beweegt in hoge respectabele en orthodoxe kringen, of in een zogenaamde onrechtzinnig gezelschap, blijft geheel gelijk. Het is een wederzijdse beschuldiging, stilzwijgend, zoals niet openlijk uitgedrukt, een soort verstandelijke kaatspartij waarbij men het wederkerig en onder beleefde stilte, op elkaars hoofd gemunt heeft. Zo kan dus in nuchtere werkelijkheid geen Theosoof een ongelovige zijn; terwijl er anderzijds geen menselijke wezen ademt dat niet in de ogen van de aanhanger van een of ander sekte een ongelovige is. Wat de beschuldiging van atheïsme betreft, dat is een heel andere zaak.

Wat is atheïsme, vragen wij om te beginnen. Is het ongeloof in en ontkenning van het bestaan van een God of Goden, of eenvoudig een weigering een persoonlijke godheid aan te nemen volgens die iets of wat overdreven definitie van R. Hall, die Atheïsme voor een “wreedaardig systeem” verklaart omdat ‘het niets overlaat boven (?) ons, om ons ontzag in te boezemen, noch rondom ons, om tederheid te doen ontwaken’.(!)Indien het eerste het geval was, dan zouden de meeste van onze leden – de schare in Indië, Burma en elders – protesteren daar zij in Goden en hemelse wezens geloven en

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -2

Page 3: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

groot ontzag hebben voor sommigen van hun. Ook zou een aantal westerse Theosofen niet aarzelen hun volle geloof in geesten te erkennen, hetzij Geesten der ruimte of Planeetgeesten, geesten van gestorvenen of engelen. Velen van ons nemen het bestaan van hoge en lage verstandswezens aan en van Wezens zo groot als enige “persoonlijke” God. Dit is geen occult geheim. Dat wat wij in de “Lucifer”*, beleden, bevestigen wij nogmaals. *Hoofdartikel van November 1888(vert.)

De meesten van ons geloven in het voortleven van het geestelijke Ego, in Planeetgeesten en Nirmanakaya’s, die grote Adepten van vroegere tijdperken die hun recht op Nirwana verzakende, in onze bestaansferen verblijven, niet als ‘geesten’, maar als volledige geestelijk menselijke Wezens. Met uitzondering van hun lichamelijke zichtbare omhulsel dat zij achter laten, blijven zij gelijk zij waren, ten einde de arme mensheid te helpen, voor zover dit gedaan kan worden zonder tegen de Karmische Wet te zondigen. Dit is inderdaad de ‘Grote Verzaking’, een onophoudelijke bewuste zelfopoffering gedurende aeonen en tijdkringen tot op de dag waarop de ogen van der blinde mensheid zullen open gaan en, in plaats van enkelen, allen de universele waarheid zullen zien. Wel mogen deze wezens als God en Goden beschouwd worden, indien zij slechts willen toelaten, dat het vuur van ons hart, bij de gedachte aan die kleinste van alle opofferingen, aangewakkerd werd tot de vlam van aanbidding tot het kleinste altaar ter ere van hun. Maar dat willen ze niet. Voorwaar, “het verborgen hart is de liefelijke Toewijding (enige) Tempel”, en elke andere zou in dit geval slechts praalvertoon zijn.

Wat nu andere onzichtbare wezens betreft, sommige van hun zijn nóg hoger en andere veel lager op de ladder van de goddelijke evolutie. Met betrekking tot de laatstgenoemde hebben wij niets te zeggen; de eerstgenoemden hebben ons niets te zeggen, want wij zijn voor hen zo goed als nietbestaand. Het homogene kan van het heterogene geen kennisnemen; en tot wij geleerd hebben ons sterfelijke omhulsel af te schudden en met hen gemeenschap te hebben “van geest tot geest”, mogen wij nauwelijks verwachten hun ware aard te leren kennen.

Bovendien beweert elke ware Theosoof dat het goddelijke HOGERE ZELF van iedere sterveling van hetzelfde inwezen is als het inwezen van deze Goden. Ook beschouwen wij het geïncarneerde EGO, aangezien dit met een vrije wil begiftigd is, als verreweg superieur, zowel goddelijker dan enig geestelijk Verstandwezen dat nog op incarnatie wacht. Filosofisch gesproken is de reden hiervoor duidelijk en iedere metafysicus van de Oosterse school zal die begrijpen. Het geïncarneerde EGO heeft kansen tegen zich, die niet bestaan in ’t geval van een zuivere goddelijke Evolutie buiten verband met de stof; de laatste heeft geen verband met de stof; de laatste heeft geen persoonlijke verdienste terwijl daarentegen eerstgenoemde op de weg is naar eindelijke volmaking door de beproevingen van het bestaan, smart en lijden. De schaduw van Karma valt niet op dat wat goddelijk en onvermengd is, en zo verschillend van ons, dat er geen verband tussen de twee kan bestaan.

Wat die godheden betreft die in het Hindoese exoterische Pantheon als eindig – en derhalve als onder de heerschappij van Karma staande – worden beschouwd, geen ware wijsheer zou die ooit aanbidden; het zijn tekenen en symbolen.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -3

Page 4: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Zal men ons dan als atheïsten beschouwen enkel omdat wij, hoewel gelovende in Geestelijke Scharen en die wezens, die men is gaan aanbidden in hun samenvatting als een persoonlijke God – hen volstrekt verwerpen als de ENE onbekende vertegenwoordigende en omdat wij volhouden dat het eeuwige Beginsel, het Al, in ALLES of het Absolute der Totaliteit wel kan worden uitgedrukt in eindige woorden, nòch gesymboliseerd door enig ding met bepaalde en bepaalbare eigenschappen? Zullen wij verder zonder protest de aanklacht van afgoderij tegen ons laten bestaan nog wel gedaan door de Rooms-katholieken? Door hen voor wie godsdienst even heidens is als die van de zon- en elementen aanbidders; wiens geloof voor hen pasklaar gemaakt werd, kant-en-klaar, eeuwen voor het jaar 1 van de Christelijke jaartelling; en wiens dogma’s en ritueel dezelfde zijn als die van iedere afgodische volk – indien er nog zulk een volk ergens heden ten dage in de geest bestaat. Over de gehele oppervlakte van de aarde, van Noord- tot Zuidpool, van de bevroren inhammen van IJsland tot de verzengde vlakten van Zuid-Indië, van Centraal-Amerika tot Griekenland en Chaldea, werd het zonnevuur als het symbool van goddelijke scheppende Kracht van Leven en Liefde aanbeden. De vereniging van de Zon (mannelijk beginsel) met de Aarde en Water (Stof, vrouwelijk beginsel) werd in de tempels van het ganse Heelal gevierd. Zoals de Heidenen een feest hadden ter ere van deze vereniging – welke zij vierden negen maanden voor de winterzonnestilstand wanneer Isis, naar gezegd wordt, had ontvangen – de Rooms –Katholieken hebben er eveneens een.

De grote heilige dag van Maria Boodschap, de dag waarop de Maagd Maria “genade vond bij (haar) God” en de "Zoon van de Allerhoogste” ontving, wordt door de Christenen negen maanden voor Kerstmis gevierd. Vandaar de verering van het Vuur, de kaarsen in de lampen in de kerken. Waarom? Omdat Vulcanus de Vuur –God, Venus de dochter van de Zee huwde; daarom bewaakten de Magi in het Oosten en de Vestaalse Maagden in het Westen het heilige vuur.

De zon was “de Vader”, de Natuur de eeuwige Moedermaagd; Osiris en Isis, Geest-Stof, laatstgenoemde in elk van haar drie toestanden door Heiden en Christen aanbeden. Vandaar dat de Maagden – zelfs in Japan – gekleed in blauwe met sterren bezaaide gewaden, staande op de wassende maan, het symbool zijn van de vrouwelijke Natuur (in haar drie elementen: Licht, Water, Aarde); het Vuur of de mannelijke Zon bevrucht haar elk jaar met zijn schitterende stralen ( de “verdeelde tongen als van vuur “ van de Heilige Geest.)

In de Kalevala, het oudste epische gedicht van Finland, dat zoals de geleerden buiten twijfel hebben vastgesteld, van voor de Christelijke jaartelling dateert, lezen wij van de goden van Finland, de goden van lucht en water, van vuur en van woud, van Hemel en Aarde. In de prachtige vertaling van J. M. Crawford in Rune L. ( Deel II) zal de lezer de ganse legende van de Maagd Maria beschreven vinden in de figuur van:

Mariatta, kind der schoonheid,Moeder-Maagd van ’t Noordland… (blz. 720)Ukko, de grote Geest, wiens woonplaats Yûmäla, het uitspansel of de Hemel, kiest de Maagd Mariatta tot zijn voertuig om door haar te incarneren in een God-Mens. Zij wordt zwanger door het plukken en eten van een rode bes (marga), en geeft, nadat zij door haar

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -4

Page 5: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

ouders is verstoten, geboorte aan een “onsterfelijke Zoon” in de kribbe van een stal. Daarop verdwijnt het “Heilige Kindeke” en Mariatta gaat het zoeken.Zij vraagt een ster, “de Leid-ster van het Noordland”, waar haar heilige kindeke verborgen ligt, maar de ster antwoord vertoornd:

“Indien ik het wist, ik zou het u niet zeggen; Het is uw kind dat mij heeft geschapen

Om in de koude voortdurend te schijnen ….”

En de Maagd verneemt niets van haar. De gouden maan wil haar ook niet helpen, omdat Mariatta’s kindje haar, nadat het haar geschapen had in de grote hemel had achtergelaten,

“Om hier te zweven in de duisternis,Geheel alleen des avonds te zwerven

Schijnende voor het welzijn van anderen….”

Het is alleen de “Zilveren Zon” die medelijden hebbende met de Moeder-Maagd, zegt:“Ginds is uw gouden kind,

Daar ligt uw heilige kindeke te slapen,Verborgen tot aan het middel in het water,

Verborgen in het riet en de biezen”.Zij neemt het heilige kindje mee naar huis en terwijl de moeder hem “Bloem” noemt, noemden anderen hem “Zoon der Smarte”.Is dit een legende na Christus geboorte ontstaan? Volstrekt niet, want zoals gezegd, is zij door en door heidens van oorsprong en als vóór-Christelijk erkend. Daarom behoorde, waar men in de letterkunde zulke gegevens vindt, de steeds herhaalde aantijgingen van afgoderij en atheïsme, van ongelovigheid en heidendom, eindelijk op te houden. De uitdrukking afgoderij is buitendien van Christelijke oorsprong; zij werd gedurende de eerste twee en een halve eeuw van onze jaartelling door de eerste Nazareners gebruikt tegen al die volkeren welke tempels en kerken, beelden en voorstellingen gebruikten, omdat zij, de vroegere christenen zelf, tempels, beelden noch voorstellingen hadden, al deze verafschuwden ze. Daarom kan de term afgodendienaars veel beter op onze beschuldigers worden toegepast dan op ons zelf, zoals in dit geschrift zal worden aangetoond. Voor de Katholieken die Madonnabeelden hebben aan elke kruisweg en verder duizenden beelden, voorstellingen van Christus en de Engelen, tot zelfs van Pausen en Heiligen, is het nog al gevaarlijk om Hindoes en Boeddhisten van afgoderij te beschuldigen. Wat wij hier beweren moet nu worden bewezen.

-----

Hoofdstuk II

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -5

Page 6: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Wij kunnen beginnen met de oorsprong van het woord God. Wat is daarvan de werkelijke en oorspronkelijke betekenis? Betekenissen en etymologieën zijn even talrijk als verschillend. Een daarvan toont aan, dat het woord is afgeleid van een oud Perzisch en mystiek woord goda: dit wil zeggen “hetzelf”: of iets dat zelfuitstralend is uit het absolute beginsel. De wortel van dit woord was godan, van daar Wodan, Woden en Odin, want de Oosterse stam is door de Germaanse rassen bijna onveranderd gelaten. Zo maakten zij daarvan gott, waarvan het bijvoeglijk naamwoord gut, goed, alsook de term götz of afgodsbeeld werden afgeleid. In het oude Griekenland leidde het woord Zeus en Theos tot het Latijnse Deus. Deze goda, de emanatie, is niet gelijkzelvig met datgene waarvan zij uitstraalt en kan dat ook niet zijn, derhalve is zij slechts een tijdelijke, eindige openbaring. De oude Aratus die schreef “vervuld van Zeus zijn al de straten en marktpleinen der mensen, vervuld van Hem zijn de zee en de havens”, beperkte zijn godheid niet tot zulke een tijdelijke weerkaatsing op ons aardse gebied als Zeus – of zelfs diens oerbeeld Dyaus – maar bedoelde inderdaad het universele alomtegenwoordige beginsel. Voordat de schitterende god Dyaus (de hemel) de aandacht trok van de mens, bestond het Vedische Tad (“That”= dat) hetgeen bij de Ingewijde en de wijsgeer geen bepaalde naam mocht hebben, en de absolute duisternis betekende welke aan elke geopenbaarde lichtstraling ten grondslag ligt.

Door de onwetenden moest de mythische Jupiter, de latere weerkaatsing van Zeus, evenals Sûrya, de zon, de eerste openbaring in de wereld van Maya en de zoon van Dyaus, onvermijdelijk “Vader” worden genoemd. Zo werd de zon zeer spoedig verwisseld en als één beschouwd met Dyaus voor sommigen was hij de “Zoon”, voor anderen de “Vader” in de schitterende hemel. Dat Dyaus-Pitar, de Vader in de Zoon en de Zoon in de Vader, eindig van oorsprong is, kan men evenwel duidelijk zien aan het feit dat de Aarde hem wordt toegeschreven als gade. Gedurende het tijdperk van volkomen verval der metafysische wijsbegeerte begon men Dyâva-prithivi, “Hemel en Aarde” als het universele kosmische ouderenpaar, niet alleen van mensen maar ook van goden, voor te stellen. Van haar oorspronkelijke begrip, dat abstract en poëtisch was, verviel de ideële oorzaak tot vergroving. Dyaus, de lucht, werd spoedig Dyaus of Hemel, de woning van de “Vader” en tenslotte inderdaad die Vader zelf. Daarop ontving de Zon, nadat zij tot het symbool, van laatstgenoemde was gemaakt de titel Dina-Kara “Dagmaker”, van Bhashkara “lichtmaker” nu de Vader van zijn Zoon en soms omgekeerd. De heerschappij van rituelen en antropomorfische erediensten, van die tijd af gevestigd, heeft tenslotte de ganse wereld verlaagd en zich tot in de tegenwoordige beschaafde tijd gehandhaafd.

Daar dit de gemeenschappelijke oorsprong is, hebben wij slechts de twee godheden – de god der Heidenen en de god der Joden – vervolgens hun eigen geopenbaarde WOORD tegenover elkaar te plaatsen, en dan oordelende op de beschrijvende definities die zij van zichzelf geven, kunnen wij nagaan, welke van beide het grootste ideaal het meest nabij komt. Wij halen Kolonel Ingersoll aan, die Jehovah en Brahman naast elkaar stelt. Eerstgenoemde sprak “uit de wolken en de duisternis van de Sinaï”tot de Joden:….. “Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben…Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen, want Ik, de Heer uw God, ben een na-ijverige God, Die de misdaad der

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -6

Page 7: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

vaderen bezoek* aan de Kinderen, aan het derde en aan het vierde lid degenen die Mij haten”. (*bezoeking, C.A.)

Stel daar tegenover de woorden die door de Hindoe Brahma in de mond worden gelegd: “Ik ben dezelfde voor de gehele mensheid. Zij die oprecht andere goden dienen, aanbidden mij ook. Ik ben degene die deel heeft aan alle verering en ik ben de beloning van alle aanbidders.” Men vergelijkt deze twee gedeelten; het eerste is gelijk een duistere grafkelder, waarin wezens rondkruipen die zijn voortgebracht door een ijverig slijk, het tweede is groots als het gewelfde uitspansel met zinnen bezaaid..”

“De eerste” is de God die in Calvijns brein spookte, toen hij aan zijn leer der predestinatie die van de hel toevoegde welk zou geplaveid was met de schedels van ongedoopte kinderen. De geloofsartikelen en dogma’s van onze kerken zijn veel godslasterlijke in de denkbeelden die er in liggen opgesloten dan die van de domme heidenen. De liefdesbetrekkingen van Brahmâ, onder de vorm van een reebok, met zijn eigen dochter als hinde, of Jupiter, in de vorm van een zwaan met Leda, zijn grootse allegorieën. Zij werden ook niet gegeven als openbaring, maar men wist dat zij het voortbrengsel waren van de poëtische fantasie van Esiodus en andere schrijvers van mythen. Kan men dat ook zeggen van de onbevlekte dochters van de god der Rooms-Katholieke kerk, Anna en Maria? Maar als men zelfs er ook maar op zou willen zinspelen dat de verhalen van het Evangelie ook allegorieën zijn – daar zij volgens de letter opgevat de grootste heiligschennis zou wezen – zou men als geboren Christen de ergste godslastering uitspreken! Ja, al versieren en verbergen zij de god van Abraham en Isac nog zoveel, toch kunnen zij de bewering van Marcion, die zei dat de God van Haat niet dezelfde kon zijn als de “Vader van Jezus”, niet weerleggen. Ketterij of geen ketterij, maar het is een feit dat de “Vader in de Hemel” van de kerken sinds die tijd altijd een tweeslachtig schepsel is gebleven, een mengsel van de Jovis der heidens volksmenigte en de ‘naijverige god van Mozes” exoterisch DE ZON, wiens woning in de Hemel is of in de lucht esoterisch gesproken. Geeft hij niet geboorte aan HET LICHT “dat schijnt in de Duisternis” van de Dag, de schitterende Dyaus de Zoon, en is hij niet de ALLERHOOGSTE – Deus Coelum? En is het niet wederom Terra “de Aarde”, de steeds onbevlekte als ook steeds voortbrengende Maagd die, bevrucht door de vurige omhelzingen van haar “Heer”, de bevruchtende stralen van de Zon, op dit aardse gebied de moeder wordt van al wat leeft en ademt in haar uitgestrekte boezem? Vandaar ook de heiligheid van haar voortbrengselen, het brood en de wijn, in het ritueel. Vandaar ook de aloude messis, het grote offer aan de godin van de oogst (Ceres Eleusina, alweer de Aarde); messis voor de Ingewijden, missa voor de profanen¹) die nu is vervormd tot de Christelijke mis of liturgie. De oude offerande van de vruchten van de Aarde aan de Zon, de Deus Altrissimus, “de Allerhoogste”, is voor de vrijmetselaars tot op deze dag (*1889 C.A.) het symbool van de G. B. D. H., en werd de grondslag van de belangrijkste ritus onder de ceremoniën van de nieuwe godsdienst.

¹)Van pro “voor” en fanum “de tempel”, d.w.z. de niet ingewijden die vóór de tempel stonden, maar die niet mochten binnentreden (zie de Werken van Ragon).

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -7

Page 8: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

De verering van Osiris-Isis -de zon en aarde- ¹) van Bel en van de kruisvormige Astarte bij de Babyloniërs, van Odin of Thor en Friga, bij de Scandinaviërs; van Belen en de Virgo Paritura bij de Kelten, van Apollo en de Magna Mater bij de Grieken – al deze paren hebben dezelfde betekenis – ging in haar geheel over in het Christendon en werd door de Christenen vervormd tot de Heer God of de Heilige Geest die neerdaalde op de Maagd Maria.

Deus Sol of Solus, de Vader werd in de plaats gesteld va de Zoon; in de glorie van de noen de “Vader”, werd hij de “Zoon” bij Zonsopgang, en “werd hij geboren” zoals men het uitdrukte. Dit denkbeeld werd jaarlijks in apotheose voorgesteld, op 25 December gedurende de winterzonnestilstand, dan werd de zon – en dus de zonnegoden van alle volkeren – geboren. Natalis solis invicte. En de “voorloper” van de herrijzende zon neemt toe en wordt sterk tot de lente-evening wanneer de god Sol zijn jaarlijkse loop begint onder het teken de Ram of het Lam, in de eerste maanweek van de maand. De eerste Maart werd in het ganse heidense Griekenland gevierd, daar de neomenia daarvan aan Diana waren gewijd. Om dezelfde reden vieren de Christelijke volken hun Pasen op de eerste Zondag na de volle maan die volgt op de lente-evening. Tegelijk met de feesten der Heidenen bootste het Christendom de ambtsgewaden van hun priesters en Hierofanten na. Zou men dit willen ontkennen? In zijn “Leven van Constantinus” bekent Eusebius – en zegt daarmee misschien de enige waarheid die hij ooit in zijn leven heeft geuit – dat “de priesters (van Christus) ten einde het Christendom voor de Heidenen meer aantrekkelijk te maken, de uiterlijke gewaden en sieraden die in de Heidense eredienst werden gebruikt hebben aangenomen. En “hun riten”en dogma’s eveneens, had hij er kunnen bijvoegen.

-------

¹) De aarde en de maan, haar moeder, kunnen elkaars plaats innemen. Zo waren al de maangodinnen tevens symbolen die de Aarde voorstelden . Zie geheime Leer Symboliek.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -8

Page 9: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Hoofdstuk III

Het is een feit in de geschiedenis – hoe onbetrouwbaar dit dan ook moge wezen – want het wordt door vele schrijvers der oudheid bevestigd, dat het Ritueel der Kerk en de Vrijmetselarij uit dezelfde bron zijn voortgekomen en zich naast elkaar hebben ontwikkeld. Maar daar de Maçonnerie zelfs met haar dwalingen en later ingevoerde nieuwigheden veel dichter bij de waarheid was dan de Kerk, begon deze laatste zeer spoedig haar te vervolgen. In haar oorsprong was de Maçonnerie eenvoudig archaïsch Gnosticisme of het vroegere Esoterische Christendom; het Ritueel der Kerk was en is esoterisch heidendom en niet anders, dat pasklaar gemaakt is, wij zeggen niet hervormd. Lees de werken Ragon, een Vrijmetselaar die meer vergeten heeft dan de meeste hedendaagse Maçons weten. Bestudeer, terwijl u ze aan elkaar past, de veelvuldige mededelingen die hier en daar zijn gedaan door Griekse en Latijnse schrijvers, waarvan velen de Ingewijden waren, zeer geleerde Neofieten en deelnemers aan de Mysteriën. Lees slotte ook de zeer uitgewerkte en venijnige lasteringen van de Kerkvaders tegen de Gnostieken, de Mysteriën en hun Ingewijden en u zult eindigen met de waarheid te ontcijferen. Het zijn enige weinige wijsgeren, die gedreven door de politieke gebeurtenissen van hun tijd, nagegaan en achtervolgd door de fanatieke bisschoppen uit de vroegere Christenheid, die nog geen vastgesteld ritueel nog dogma, noch kerk bezaten, - het zijn deze Heidenen- welke de kerk stichten. Op zeer vernuftige wijze de waarheid van de Wijsheid-godsdienst verbindende met de exoterische fabels welke de menigte zo dierbaar waren, legden zij de eerste grondslagen voor het ritueel der kerken en van de Loges van de moderne Vrijmetselarij. Aangaande laatstgenoemde werd dit feit aangetoond door Ragon in zijn “ANTE-OMNIAE der moderne liturgie vergeleken met de Oude Mysteriën” waarin de riten zoals zij in gebruik waren bij de vroegere Maçons, werden beschreven; aangaande de kerken kan men het bewijs vinden door op dezelfde wijze de priestergewaden der kerk, het gewijde vaatwerk en de feesten van de Rooms-Katholieke en andere kerken met die van de Heidense volken te vergelijken. Maar de kerken en de Vrijmetselarij zijn sedert de dagen dat zij één waren zeer ver uiteengegaan. Wanneer men vraagt hoe een profaan dit kan weten komt als antwoord:De oude en de moderne Vrijmetselarij zijn een verplichte studie voor elke Oosterse Occultist.

Ondanks haar parafernalia en moderne nieuwigheden (vooral de Bijbelse geest) doet de Maçonnerie toch goed zowel op het zedelijk als op het fysiek gebied – tenminste dat deed zij een kleine tien jaar geleden ¹). Het was een ware ecclesia in de zin van broederlijke vereniging en wederzijdse hulp, de enige religie in de wereld, indien wij dit woord beschouwen als afgeleid van religare, tezamen ‘binden’, daar het allen die er toe behoorden tot “broeders” maakte zonder aanzien van ras en geloof. Of zij met de reusachtige rijkdommen waarover zij beschikten heeft niet veel meer kon doen dan zij nu doet, gaat ons niet aan.

¹) -1889- Sedert de oorsprong van de Vrijmetselarij is de scheuring tussen de Engelse en Amerikaanse Maçons en het Franse ”Groot Oosten” van de “Zonen der Weduwe” de eerste, die ooit heeft plaatsgevonden. Er bestaat grote kans dat van deze twee afdelingen een Maçonnieke Protestante en Rooms Katholieke kerk gemaakt worden, wat betreft ritueel en broederlijke liefde althans !

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -9

Page 10: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Wij zien geen duidelijk waarneembare grote verkeerdheden voorkomen uit deze instelling, en er is nog niemand gevonden behalve de Roomse Kerk die heeft kunnen aantonen dat zij enig kwaad deed.

Kan dit gezegd worden van het Kerkelijk Christendom? Laat de gewijde en de profane geschiedenis die vraag beantwoorden. Om te beginnen heeft de Kerk het gehele mensdom verdeeld in Kaïns en Abels, zij heeft miljoenen geslacht in de naam van haar God – de Heer de Herescharen, de woeste Jehovah Zaebaoth in waarheid – en in plaats van de beschaving te bevorderen waarop haar volgelingen zich bij voorkeur beroemen, heeft zij die gedurende de lange treurige middeleeuwen tegengehouden; eerst onder de meedogenloze aanvallen der wetenschap en tengevolge van de opstand van mannen die getracht hebben zichzelf vrij te maken, begon zij terrein te verliezen en kon zij de verlichting niet langer tegenhouden.

Maar heeft zij dan toch niet zoals beweerd wordt de “barbaarse geest des heidendoms” verzacht? Wij zeggen zeer nadrukkelijk, nee !

Het is de kerksheid met haar odium theologicum die, toen zij de vooruitgang der mensheid niet langer kon tegenhouden, haar dodende geest van onverdraagzaamheid, haar moordende zelfzucht, inhaligheid en wreedheid in de hedendaagse beschaving invoerde onder het masker van zalvende woorden en nederige Christelijkheid. Wanneer zijn de Heidense Caesars bloeddorstiger en meer berekenend wreed geweest dan de moderne vorsten en hun legers?

Wanneer hebben de miljoenen proletariërs meer gebrek geleden dan nu? Wanneer heeft men het mensdom meer tranen laten vergieten en meer laten lijden dan nu?

Ja, er was een tijd dat de Kerk en de Vrijmetselarij één waren. Dat was in de eeuwen van diepgaande zedelijke reactie, een overgangstijdperk der gedachte, zwaar en drukkend als een nachtmerrie, in een tijd van hevige strijd. Toen het scheppen van nieuwe idealen tot een schijnbaar omverhalen van oude heilige tempels en tot de vernietiging van oude afgodsbeelden leidde, was daarvan in werkelijkheid het einde, dat die heiligdommen opnieuw werden opgebouwd uit de oude materialen en dat dezelfde beelden opnieuw werden opgericht, maar onder een nieuwe naam.

Het was een universele beschikking en een reiniging – maar slechts een zeer oppervlakkige. De geschiedenis zal ons nimmer kunnen meedelen- maar de overlevering en het oordeelkundige onderzoek doen dit wel – hoeveel semi-Hierofanten en zelfs hoge Ingewijden gedwongen werden en einde de geheimen der Inwijding voor verloren gaan te vrijwaren.

Aan Praetextatus, pro-consul te Achaia, levende in de 11e eeuw van onze jaartelling, wordt de juiste opmerking toegeschreven, dat de Grieken te beroven van de heilige mysteriën, die de gehele mensheid samen verbinden, gelijk stond met hen “te beroven van hun leven”.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -10

Page 11: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Misschien hebben de Ingewijden dit als een wenk opgevat, en toen nolens volens zich aansluitend bij de volgelingen van het nieuwe geloof dat toen overheersend werd, in overeenstemming daarmee gehandeld. Enige vergriekste Joodse Gnostieken deden evenzo en aldus werd méér dan een “Clemens Alexandrinus”- naar de uiterlijke schijn een bekeerling, maar in zijn hart een vurige Neo-Platonist en nog dezelfde wijsgerige heiden – de leermeester van onwetende Christelijke Bisschoppen. Kortom, die bekeerling ondanks zichzelf, deed de twee uiterlijke mythologieën, de oude en de nieuwe samensmelten en terwijl hij het mengsel aan de grote massa gaf, hield hij de heilige waarheden voor zich.

Wat voor soort Christenen door hen gemaakt werden kan men afleiden uit het voorbeeld van Synesius, de Neo-Platonist. Welke geleerde weet niet of zou het willen ontkennen, dat deze geliefde en toegewijde leerling van Hypatia – de maagd-wijsgeer, de martelares en slachtoffer van de verfoeilijke Cyril van Alexandrië – zelfs niet eens gedoopt was, dit zo weinig betekenis voor hem had, dat hij in werkelijkheid eerst zijn aanneming ondertekende, nadat de door hem gestelde voorwaarden waren vervuld en zijn voorrechten in de toekomst verzekerd. De hoofdclausule daarvan was hoogstmerkwaardig. Een voorwaarde sinne quâ non was, dat hem werd toegestaan zich te onthouden van de belijdenis der (Christelijke) leerlingen waarvan hij, de nieuwe Bisschop, niet geloofde. Hoewel hij dus gedoopt was en gewijd in de graden van kanunnik, priester en bisschop, scheidde hij zich toch nimmer van zijn vrouw, gaf zijn Platonische wijsbegeerte niet op, noch zelfs zijn sport [jagen], die aan andere bisschoppen zo streng verboden was. Dit gebeurde nog in de 5e eeuw.

Zulke handelingen tussen ingewijde wijsgeren en onwetende priesters van het hervormd Judaïsme hadden in die dagen veelvuldig plaats. Eerstgenoemden trachten hun mysteriegeloften en hun persoonlijke waardigheid te redden en daartoe moesten zij hun toevlucht nemen tot een zeer betreurenswaardige overeenkomst met eerzucht, onwetendheid en het opkomende fanatisme der menigte.

Zij geloofden in de Goddelijke Eenheid, het ENE of Solus, onvoorwaardelijk en onkenbaar, en toch berustten zij er in, in ’t openbaar hulde te bewijzen en verering te betonen aan Sol, de zon, zich bewegende tussen zijn twaalf apostelen, de twaalf tekens van de Dierenriem, alias de twaalf Zonen van Jacob. De hoi polloi onbekend blijvende met eerstgenoemde, aanbad deze laatste en in hun van oudsher vereerde goden; deze aanbidding van de zon, maan en andere kosmische godheden op de Tronen, Aartsengelen, Engelenorden en Heiligen over te brengen, was niet zo moeilijk, vooral daar genoemde siderische grootwaardigheidsbekleders in de nieuwe Christelijke Kanon onder hun bijna onveranderende oude namen werden genomen. Terwijl nu gedurende de mis de “Grote Uitverkorene” fluisterend zijn geloof belijdde in de Allerhoogste Algemene Eenheid van de “Onbegrijpelijke Werkman” en plechtig en luid het “ Heilige Woord” herhaalde (waarvoor nu “het Maçonnieke” Woord dat zacht wordt uitgesproken in de plaats gesteld is), ging zijn helper voort met het zingen van het Kriel der namen van die lagere Siderische wezens die men door de massa liet aanbidden.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -11

Page 12: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

De profane catechumeen die voor slechts enige maanden of weken zijn gebeden had opgezegd voor de Stier Apis en de heilige Cynocephalus, voor de heilige Ibis en Osiris met de havikskop, moet inderdaad de adelaar ¹) van de heilige Johannes en de goddelijke Duif (getuige van de Doop terwijl zij zweeft over het Lam Gods) de natuurlijkste ontwikkeling en voortzetting hebben toegeschenen van zijn eigen nationale en heilige dierenreeks, die men hem van kinds af had leren aanbidden.

----------

¹) Het is een dwaling te zeggen dat Johannes de Evangelist eerst na de 16e eeuw de schutspatroon werd van de Maçonnerie en hierin ligt de dubbele fout. Tussen de “Goddelijke” Johannes de “Ziener” en de Schrijver der Openbaring” en Johannes de Evangelist die nu wordt voorgesteld met de adelaar, bestaat een groot onderscheid, daar laatstgenoemde Johannes een schepping is van Irenaeus evenals het vierde Evangelie. Beide waren het gevolg van een geschil van de Bisschop van Lyon met de Gnostieken en niemand zal ooit zeggen wat de ware naam was van de schrijver van het meest grootse der Evangeliën, maar wat wij wel weten is, dat de adelaar het wettelijke eigendom uitmaakt van Johannes, de schrijver der Openbaring, welke oorspronkelijk eeuwen voor Christus was geschreven en slechts opnieuw werd uitgegeven voor zij in de kerk gastvrij ontvangen werd. Deze Johannes of Oannes was de aangenomen patroon van al de Egyptische en Griekse Gnostieken ( die de eerste Bouwers of Metselaars waren van de “tempel van Salomo”, evenals vroeger van de Piramiden) van de aanvang der tijden.

De Adelaar was zijn attribuut; hij is het oudste van alle symbolen, de Egyptische Ah, de vogel van Zeus, en bij alle oude volken aan de zon gewijd. Zelfs de Joden namen het aan onder de Ingewijde Kabbalisten als “het symbool van de Sephira Tiph-e-reth, de geestelijke Ether of lucht,” zegt Myers Qabbalah. Bij de Druïden was de adelaar het symbool van de Allerhoogste Godheid en hij maakte deel uit van het cherubijnse symbool. Door de voor-Christelijke Gnostieken aangenomen, kon men hem zien aan de voet van de Tau in Egypte, voor hij in de Rozenkruisers-graad aan de voet van het Christelijk kruis werd geplaatst. Daar hij vóór alles de vogel van de zon is, wordt de Adelaar noodwendig in verband gebracht met elke zonnegod en is het symbool van elke ziener die in het astrale licht ziet en daarin, even gemakkelijk als de Adelaar, naar de zon ziet en de schaduwen waarneemt van het Heden, het Verleden en de Toekomst.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -12

Page 13: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Hoofdstuk IV

Aldus kan worden aangetoond dat de moderne Vrijmetselarij en het ritueel van de Kerk in rechte lijn afstammen van Ingewijde Gnostieken, Neo-platonisten en afvallige Hierofanten der Heidense Mysteriën, waarvan zij de geheimen hebben verloren, die evenwel toch bewaard zijn door degene die voor geen overeenkomst te vinden waren. Indien zowel de Kerk als de Maçons de geschiedenis van hun ware oorsprong wel graag willen vergeten, dan doen de Theosofen dit toch niet; deze laatsten herhalen; de Vrijmetselarij en de drie grote Christelijke godsdiensten zijn alle geërfde goederen. De ceremoniën en “wachtwoorden” en de gebeden, dogma’s en riten van laatstgenoemden zijn parodieën van het zuivere Heidendom (welke even ijverig door de Joden daaraan ontleend en nagebootst werden) en van de Neo-Platonische Theosofie; en zij beweren tevens dat de “wachtwoorden” die zelf nu nog door de Bijbelse Maçons worden gebruikt, in verband staan met de “stam van Juda”, “ Tubal-Caïn”, en andere grootwaardigheidsbekleders uit de Dierenriem voorkomende in het Oude Testament, de Joodse aliassen zijn van de aloude goden der Heidense massa, niet van de goden der hierogrammatisten, de uitleggers van de ware mysteriën.

Wat nu volgt is daarvan een duidelijk bewijs. De brave broeders der Vrijmetselaars kunnen toch niet ontkennen dat zij in naam althans Solicolus zijn, aanbidders van de zon aan de hemel, waarin de geleerde Ragon zulk een prachtig symbool zag van de G.G.D.H., wat de zon zeer zeker is. Alleen lag voor hem de moeilijkheid te bewijzen – en dat kan niemand- dat genoemd G.B.D.H. niet de Sol was van de kleine exoterische voor hen begrijpelijk gemaakte lering der Pro-fanes, maar veeleer de Solus der Hoge Epoptai. Want het geheim van de vuren van SOLUS waarvan de geest uitstraalt in de “Etoile Flamboyante” is een Hermetisch Geheim, dat een Maçon, tenzij hij de ware Theosofie bestudeert, nimmer kan doorgronden; hij begrijpt zelfs nu de kleine indiscreties van Ischudi niet meer. Tot op deze dag (1889) houden Vrijmetselaars en Christenen de Sabbath heilig en noemen hem de dag “ des Heren”; en toch weten zij zo goed als iedere, dat de Sunday van het Protestante Engeland en de Sonntag van Duitsland, Zonne-dag betekent of dag van de Zon, wat ook de betekenis was 2000 jaar geleden. En u, weleerwaarde en brave vaderen, priesters, dominees en bisschoppen, u die de Theosofie zo liefdevol “afgoderij” noemt en haar aanhangers in het geheim en in het openbaar tot eeuwige verdoemenis veroordeelt, kunt u zich beroemen op één enkele ritus, of een gewaad, of heilig vaatwerk in kerk of tempel dat niet tot u is gekomen uit het heidendom? Ja, dit te beweren zou te gevaarlijk zijn, niet alleen ten overstane van de geschiedenis maar ook met het oog op de bekentenissen van uw eigen priesterschap.

Laten wij even herhalen, al ware het alleen om onze beweringen te rechtvaardigen. “De Roomse offerpriesters moesten biechten voordat zij offerden,”schrijft du Choul. De priesters van Jupiter zetten een grote vierkante zwarte kap op (zie de moderne Armenische en Griekse priesters), hoofdversiering der flaminen. De zwarte soutane der Roomse Katholieke priesters is de zwarte hierocoraces, het ruime gewaad der Mitraïsche priesters, zo genoemd omdat het raven-zwart was (raaf = corax). De zegelring en pantoffels die door de overwonnen vorsten werden gekust, een witte mantel, een gouden tiara, waarvan twee banden afhingen.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -13

Page 14: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

De pausen hebben de zegelring en de pantoffels voor hetzelfde doel, een wit satijnen mantel met een rand van gouden sterren, een tiara, waarvan twee met juwelen bezette banden afhangen, enz.enz.

De witte linnen alb (alba veskis), is het gewaad van de priesters van Isis; het bovenste gedeelte van het hoofd van de priesters van Anubis werd geschoren, (Juvinalis) vandaar de tonsuur; de kazuifel van het oppergewaad van de Phoenicischen offerpriester dat calasiris werd genoemd, werd aan de hals vastgebonden en daalde neer tot op de hielen. De stola komt tot onze priesters van het vrouwelijke gewaad dat gedragen werd door de Galli, de mannelijke - Nautches van de tempel wiens ambt dat was van de Joodse Kadashim (zie II Koningen 23-7, waar het juiste woord te vinden is), hun gordel der reinheid (?) van de ephod der Joden en het koord van Isis, daar de priesters van Isis de gelofte van Kuisheid hadden afgelegd. (Zie bijzonderheden bij Ragon).

De oude Heidenen gebruikten heilig water (wijwater) of zuiveringen om hun steden, akkers, tempels en mensen te reinigen, juist zoals dat nu gedaan wordt in Rooms Katholieken landen. Aan de deur van elke tempel stonden bekkens gevuld met louteringswater welke favises of aqiuminaria worden genoemd.

Voor het offer doopte de hogepriester of curion (vandaar het Franse woord curé) een tak van de laurierboom in het reinigingswater en besprenkelde daarmee de vrome gemeente; dat wat toen lustrica en aspergilia werd genoemd, draagt nu de naam van wijwaterkwast (in het Frans goupillon). Laatstgenoemde was bij de priesteressen van Mithra het symbool van de universele lingam; gedurende de Mysteriën werd die in gewijde melk gedoopt en de getrouwen daarmee besprenkeld; het was de voorstelling van de Universele vruchtbaarheid, vandaar het gebruik van wijwater in het Christendom, een ritus van fallische oorsprong. Meer dan dit: het denkbeeld dat er aan ten grondslag ligt is zuiver occult en behoort tot de ceremoniële magie. Louteringen werden tot stand gebracht door vuur, zwavel, lucht en water. Om de aandacht van de goden te trekken bediende men zich van afwassingen; om de lagere goden te weren gebruikte men sprenkelingen.

De gewelven van Griekse en Roomse kathedralen en kerken zijn vaak blauw geschilderd en versierd met gouden sterren als voorstelling van het uitspansel. Dit is in navolging van de Egyptische tempels, waar de zon en de sterren werden aanbeden. Ook wordt aan het Oosten (of het Oosterse Punt) in de Christelijke en Maçonnieke architectuur dezelfde eerbied bewezen als in de dagen des Heidendoms.

Ragon beschreef dit uitgebreid in zijn boeken welke nu vernietigd zijn. De princeps porta, de deur van de Wereld of van de “Koning der Heerlijkheid”, met welke uitdrukking eerst de zon werd bedoeld en nu met het menselijke symbool daarvan, de Christus, is de deur van het Oosten en is in elke kerk en in elke tempel ¹) naar het Oosten gekeerd.

¹)Behalve misschien in de tempels en kapellen der afgescheiden Protestanten, die overal worden gebouwd en voor meer dan een doeleinde worden gebruikt. In Amerika ken ik kapellen die worden verhuurd voor kermesse d’été en tentoonstellingen en zelfs toneelvoorstellingen; vandaag een kapel, overmorgen voor schuld verkocht en ingericht als slijterij of kroeg. Ik spreek natuurlijk van kapellen en niet van kerken of kathedralen.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -14

Page 15: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Het is voor deze “deur des Levens”- het heilige pad- waarlangs de lichtgever dagelijks het langwerpig vierkant¹) der aarde of de Tabernakel van de Zon elke morgen binnentreedt – dat het pasgeboren “kind” wordt binnen gelaten en naar het doopvont gedragen; en het is links hiervan (het duistere Noorden vanwaar de “leerlingen”uitgaan en waar de kandidaten hun beproeving door het water ondergingen) dat nu de doopvonten en in de dagen van ouds de bekkens (piscina) met reinigingswater in de oude kerken die Heidense tempels waren geweest, geplaatst worden.

¹) Een Maçonnieke term; een symbool van de arke Noachs en van het Verbond, van de Tempel van Salomo, van de Tabernakel en van het kamp der Israëlieten, die allen waren gebouwd in de vorm van een “langwerpig vierkant”.Mercurius en Apollo werden voorgesteld door langwerpige kuben en vierkanten en ook de Kaaba, de grote tempel te Mekka is langwerpig vierkant.

De altaren der Heidense Lutetia werden begraven en men vond ze terug onder het koor der Nôtre-Dame te Parijs, terwijl haar oude wijwaterbekkens nog heden ten dage in genoemde kerk bestaan. Bijna elke grote oude kerk op het vaste land die dateert van vóór de middeleeuwen, was eenmaal een Heidense tempel in stand gehouden tengevolge van de orders die door de bisschoppen en pausen van Rome werden gegeven.

Gregrorius de Grote (Platina en sa Vie) geeft de monnik Augustinus, die zijn missionaris was in Engeland, het volgende voorschrift: “vernietig de afgodsbeelden, maar nimmer de tempels! Besprenkel die met wijwater, plaats er relikwieën in en laat de volkeren aanbidden op de plaatsen waar zij het gewoon zijn”. Wij hebben ons slechts tot de werken van kardinaal Baronius te wenden in het jaar XXXVI (36) van zijn Annalen, om zijn bekentenis te vinden. Het was de Heilige Kerk, zegt hij, veroorloofd om de riten en ceremoniën die door de Heidenen in hun afgodendienst werden gebruikt, aan te nemen, daar zij (“de kerk”) die goed maakte door haar heiliging! In de Antiquités Gauloises (boek II hoofdst. 19) door Fauchet, lezen wij dat de bisschoppen van Frankrijk de Heidense ceremoniën aannamen en gebruikten ten einde de aanhangers daarvan tot Christus te bekeren.

Dit gebeurde toen Gallië nog een Heidens land was. Worden dezelfde riten en ceremoniën die nu in het Christelijk Frankrijk en andere Roomse Katholieken landen worden gebruikt, nog voortgezet in dankbare herinnering aan de Heidenen en hun goden?

------

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -15

Page 16: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Hoofdstuk V

Tot de IVde eeuw kende de kerk geen altaren. Tot die tijd bestond het altaar uit een tafel, dat op een verhoging was geplaatst in het midden van de tempel om te dienen voor de Communie of broederlijke maaltijden ( de Coena, daar de mis oorspronkelijk ’s avonds werd gehouden). Op dezelfde wijze wordt nu de tafel opgesteld in de “loge”voor Maçonnieke Banketten, welke gewoonlijk de werkzaamheden van een Loge besluiten en waarbij de herrezen Hiram Abifs, de “Zonen der Weduwe”hun toasten uitbrengen door te vuren, een Maçonnieke wijze van transsubstantiatie. Moeten wij hun bankettafels dan ook altaren noemen? Waarom niet? De altaren waren nabootsingen van de ars maxima van het heidense Rome. De Romeinen plaatsten vierkante en langwerpige stenen bij hun graven en noemden die ara, altaar; zij waren aan de goden Lares en Manes gewijd. Onze altaren zijn afgeleid van deze vierkante stenen, een andere vorm van de grensstenen, die bekend zijn als de goden Termini – de Hermes – en Mercuriusstenen, vandaar Mercurius quadriceps quadrifrons etc., etc. de goden met vier aangezichten, wier symbolen deze vierkante stenen van de hoogste oudheid af geweest zijn.

De steen waarop de oude Koningen van Ierland werden gekroond was zulk een ‘altaar’. Zulk een steen, nog bovendien met een stem begaafd, is in de Westminster abdy te vinden. Zo stammen dus onze altaren en tronen in rechte lijn af van de priapische grensstenen der heidenen – de goden Termini. Zal de kerkgaande lezer zich verontwaardigd voelen wanneer men tegen hem zegt, dat de Christenen de heidense gewoonte om in een tempel te aanbidden eerst onder de regering van Diocletianus hebben aangenomen? Tot die tijd hadden zij een onoverkomelijke afkeer van altaren en tempels en hadden er gedurende de eerste 250 jaren van onze jaartelling een bepaalde afschuw van. Deze eerste Christenen waren inderdaad Christenen, die van onze tijd zijn meer heidenen dan welke oude afgodsaanbidders ook.

Eerstgenoemden waren de Theosofen van die dagen; van de 11de eeuw af werden zij Grieks-Joodse Heidenen minus de wijsbegeerte der Neo-platonisten. Lees wat Minutius Felix in de 3e eeuw tot de Romeinen zegt:

“Gij meent dat wij (Christenen) verbergen hetgeen wij aanbidden, omdat wij noch tempels noch altaren willen hebben? Maar welk beeld van God zullen wij maken, daar de Mens zelf Gods beeld is. Welke tempel kunnen wij bouwen voor de Godheid, daar het Heelal, dat Haar werk is, haar nauwelijks vermag te bevatten. Hoe zullen wij een troon oprichten voor zulk een Almacht in één enkel gebouw? Is het niet veel beter der Godheid een tempel te wijden in ons hart en in onze geest?”

Maar de Chrèstenen van de aard van Minutius Felix dachten aan het gebod van de MEESTER-INGEWIJDE om niet te bidden in de synagogen en tempels gelijk de huichelaars doen “opdat zij door de mensen gezien mogen worden”(Matth. VI : 5). Zij herinnerden zich de uitspraak van Paulus de Ingewijde Apostel, de “Meester Bouwer”(Cor. III : 10) dat de MENS de ene tempel Gods was, waarin de Heilige Geest, de Geest Gods woont. (Ibid.) Zij volgden de ware Christenen voorschriften op terwijl de moderne Christenen slechts de willekeurige regelen van hun respectieve kerken en de aanwijzingen van hun kerkvoogden volgen.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -16

Page 17: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

“De Theosofen zijn beruchte Atheïsten” roept een schrijver uit in de “Church Chronicle. “Niet een van hen ziet men ooit de dienst bijwonen in de kerk....de kerk is hun een gruwel “ en dan giet hij de schalm van zijn toorn uit over de ongelovige heidense L. T. V.’s . De man van de kerk in onze tijd stenigt de Theosoof evenals zijn voorvader in de oudheid, de farizeeër van “de Synagoge, genaamd de Libertijnen”. (Handelingen VI : 9) Stephanus stenigde omdat deze gezegd had, wat zelfs vele christelijke Theosofen zeggen, dat de “Allerhoogste woont niet in tempels met handen gemaakt” en zij “maken mannen op”(Ibid. 11) evenals die zondige rechters deden, om tegen ons te getuigen.

-----

Hoofdstuk VI

De “Zonne-Mythe”theorie is in onze tijd reeds afgezaagd geworden, daar wij die tot walgings toe hebben horen herhalen van de vier windstreken van het Oriëntalisme en de Symboliek, en zonder oordeel des onderscheids toepassen op alle dingen en op alle godsdiensten behalve op het Kerk-Christendom en de Staatsgodsdienst. Ongetwijfeld was de Zon in de gehele oudheid en sedert onheugelijke tijden het symbool der Scheppende Godsdienst, bij alle volkeren en niet alleen bij de Perzen, maar zij is dat ook bij de Ritualisten. Zoals het was in de dagen van oudsher, is het ook nu. Onze centrale ster is de “ Vader” voor de “ pro-fannes”, de Zoon der steeds onkenbare Godheid voor de Epoptai. Dezelfde Maçon, Ragon, zegt: “ de Zon was het verhevenste en natuurlijkste beeld van de GROTE BOUWHEER, als ook de vernuftigste aller allegorieën waaronder de zedelijke en goede mens (de ware wijze) ooit de oneindige en onbegrensde Intelligentie heeft voorgesteld”. Behalve met zijn laatste bewering heeft Ragon gelijk; want hij toont aan, dat dit symbool langzamerhand verder af ging staan van het ideaal, dat aldus was opgevat en voorgesteld en dat het allengs in het denken van zijn onwetende aanbidders van het symbool, het oorspronkelijke werd.

Verder bewijst de grote Maçonnieke schrijver, dat de fysieke Zon door de eerste Christenen als Vader en Zoon beide werd beschouwd.“O, ingewijde Broeders”roept hij uit, “Kunt gij dan vergeten dat in de tempels van de bestaande godsdienst nacht en dag een grote lamp brandt? Zij hangt voor het hoofdaltaar, waar de arke van de Zon is geplaatst. Ook voor het altaar der moeder-maagd brandt een lamp, symbool van het licht der maan. Clemens Alexandrinus deelt ons mede, dat de Egyptenaren het eerst het gebruik van lampen in de godsdienst hebben ingesteld...Wie weet niet, dat de heiligste en vreselijkste plicht aan de Vestaalse maagden was opgedragen?Wanneer de Maçonnieke tempels worden verlicht door drie astrale lichten, de zon, de maan, en de geometrische ster, deze Hierophant en zijn twee Episcopes, (Opzieners, in het Frans Surveillants) is dat, omdat een van de Vaderen der Vrijmetselarij, de geleerde Pythagoras, zeer vernuftig voorstelt, dat wij niet over goddelijke dingen zullen spreken zonder licht. De Heidenen vierden een feest der lampen. LAMPADAPHORICS genaamd, ter ere van Minerva, Promotheus en Vulcanus.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -17

Page 18: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Maar Lactantius en enige der eerste vaderen van het nieuwe geloof slaken bittere klachten omtrent het invoeren van dit heidense gebruik van lampen in de Kerken. Lactantius schrijft: ‘Indien zij zich verwaardigen, dat licht, wat wij de ZON noemen, te beschouwen, zouden zij spoedig inzien, dat God hun lampen niet nodig heeft.’ En Vigilantius voegt er aan toe: “Onder het voorwendsel van godsverering stelde de Kerk het Heidense gebruikt in om gewone kaarsen aan te steken, terwijl de Zon daar is, ons met duidelijke stralen verlichtende. Is het niet een grote eer voor het LAM GODS (de zon aldus voorgesteld) dat in het midden van de troon gesteld (het Heelal), die vervult met de glans van zijn Majesteit?” Zulke zinsneden bewijzen ons, dat in die dagen de oorspronkelijke Kerk de GROTE BOUWHEER DES HEELALS aanbad in zijn beeld, de ZON, de enige van soort’. (De Mis en haar Mysteriën, blz. 19 en 20.)

De Kerk heeft inderdaad, terwijl de Christelijke kandidaten naar het Oosten gekeerd, de Maçonnieke eed moeten uitspreken en hun “Achtbare Meesters” in “het Oosten” blijft staan, omdat de Neofieten in de Heidense Mysteriën dat ook deden, op haar beurt dezelfde ritus in stand gehouden. Gedurende de Hoogmis is het Hoogaltaar (ara maxima) versierd met de Tabernakel of de ciborie (de doos waarin de Hostie wordt bewaard) en met zes brandende kaarsen. De esoterische betekenis van de ciborie en de inhoud daarvan – het symbool van de Christus-Zon – is dat deze de schitterende lichtbol vertegenwoordigt en de zes kaarsen de zes planeten (de eerste Christenen kenden er niet meer) drie aan de rechter- en drie aan de linkerzijde. Dit is een nabootsing van de kandelaar met zeven kaarsen van de synagoge, die hetzelfde betekent. “Sol est Dominus Meus”, de Zon is mijn Heer”, roept David uit in de XCV Psalm, wat in de geautoriseerde (Engelse) Bijbelvertaling zeer slim is overgebracht als “De Heer is een grote God”, “Een grote Koning boven alle goden (v. 3) of planeten, inderdaad! Augustin Chalis is oprechter wanneer hij schrijft, in zijn Philosofie der Religions Comparées (Deel II, blz. 18) “Allen zijn deos (demonen) op deze Aarde, behalve de God der Zieners (Ingewijden) de verheven I A O; en indien gij in Christus iets anders ziet dan de ZON, dan aanbidt u een dev, een schim zoals al de kinderen van de nacht.”

Daar het Oosten het punt is waar de lichtgever van de Dag verrijst, de grote schenker en onderhouder van het leven, de schepper van al wat leeft en ademt op deze bol, is het niet te verwonderen, dat alle volkeren der Aarde in hem de zichtbare vertegenwoordiger van het onzichtbare Beginsel en de onzichtbare Oorzaak aanbaden, en dat de mis wordt gehouden ter ere van hem, die de schenker is van messis of “oogst”. Maar tussen de aanbidding van het ideaal als een geheel en de aanbidding van het symbool, een gedeelte daarvan dat gekozen is om het geheel en het AL voor te stellen, ligt een afgrond. Voor de geleerde Egyptenaar was de Zon het “oog” van Osiris, niet Osiris zelf; hetzelfde geldt voor de geleerde volgeling van Zoroaster. Bij de eerst Christenen werd de Zon de Godheid in haar geheel; en tengevolge van spitsvondigheden en sofismen en van dogma’s die niet mogen onderzocht worden, is het de moderne christelijke kerk gelukt zelfs de beschaafde wereld tot het aannemen daarvan te dwingen en deze zodanig te hypnotiseren, dat zij gelooft, dat hun god de ene levende ware Godheid is, de waker – niet van de Zon –van een demon die door de “heidenen” wordt aanbeden.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -18

Page 19: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Maar wat is er dan wel het onderscheid tussen een demon en de antropomorfische God zoals die bijvoorbeeld wordt voorgesteld in de spreuken van Salomo?Die “God” bedriegt de arme hulpeloze mensen tenzij zij hem aanroepen, wanneer hun ”vrees komt gelijk een verwoesting” en hun “verderf als een wervelwind” met woorden als de volgende: “Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vrees komt”. (Spreuken I : 26)

Vereenzelvig deze God met de grote Avatar, waarop de Christelijke godsdienst is gegrondvest, maak hem een met die ware Ingewijde, die zei: “Zalig zijn de zachtmoedigen want zij zullen het aardrijk erven” en wat is het resultaat? Zulk een vereenzelvigen alleen is volkomen voldoende om het duivelachtige geval van Tertullianius te verklaren, die lacht en zich verheugde over het denkbeeld dat zijn ongelovige bloedverwanten in het vuur der hel gebraden werden, voorts de raad van Hieronymus aan de Christelijke bekeerling gegeven, om namelijk het lichaam van zijn heidense moeder te vertrappen, indien zij tracht hem te verhinderen haar voor eeuwig te verlaten om Christus te volgen, en zij maakt van al de tirannen, moordenaars der Kerk en de omnes gentes der Inquisitie de meest grootste en edele voorbeelden van praktisch Christendom, die ooit hebben geleefd.

--------

Hoofdstuk VII

Het rituaal van het oorspronkelijk Christendom ontstond uit de Vrijmetselarij der oudheid – dat wat nu voldoende is aangetoond. Deze op haar beurt was de afstammeling van de toen bijna uitgestorven Mysteriën. Over deze laatste hebben we nu een en ander te zeggen.

Het is welbekend, dat in de oudheid elk volk, behalve de godsdienst van het volk die bestond uit de dode letter der godsdienstvormen en lege exoterische ceremoniën, zijn geheime eredienst had, de wereld bekend onder de naam van Mysteriën. Strabo o.a. staat voor deze bewering in (zie Georg boek 10).

Niemand dan degene die door bijzondere oefening waren voorbereid werden hierin toegelaten. De neofieten de in de tempels boven de grond hun opleiding hadden ontvangen werden in de crypten in de hoogste Mysteriën ingewijd. Deze instructies waren de laatst overgebleven erfenis der archaïsche wijsheid en onder de leiding van hogere Ingewijden werden zij opgevoerd. Wij gebruiken het woord opgevoerd met opzet; want de mondelinge instructies die zacht werden uitgesproken, werden alleen in e crypten in plechtige stilte en onder geheimhouding uitgegeven. Gedurende de openbare lessen en de algemene lering werden de mededelingen omtrent cosmogenie en theogonie n allegorische voorstelling gegeven, de modus oprandi van de geleidelijke evolutie van de Kosmos, van de werelden en eindelijk van onze aarde, van goden en van mensen, dit alles werd de leerlingen in symbolen gegeven.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -19

Page 20: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

De grote openbare toneelvoorstellingen gehouden gedurende mysteriënfeesten werden door het volk bijgewoond en de grote massa aanbad blindelings de verpersoonlijkte waarheden. Alleen de hoge Ingewijden, de Epoptai begrepen de taal en de ware betekenis daarvan.

Tot zover is dit alles bekend in de wereld der geleerden. Al de volkeren der oudheid zeggen ons dat de ware mysteriën van wat zo onwijsgeerlijk schepping wordt genoemd aan de uitverkorenen van ons (vijfde) ras door de eerste hiërarchieën van zijn Goddelijke Heersers werden onthuld – goden in het vlees, “goddelijke incarnaties of zogenaamde Avatars. De laatste Stanza’s uit het boek van Dzyan, gegeven in de Geheime Leer, spreken van degene die heersten over de afstammelingen “voortgebracht uit de heilige stam”, en ...”die weer neerdaalden, die vrede sloten met het vijfde die het onderrichten en onderwezen...”

De uitdrukking “sloten vrede”, wijst er op dat er tevoren strijd was geweest. Het lot van de Atlantiërs in onze wijsbegeerte en dat van de mensen voor de zondvloed in de Bijbel stemt met dit denkbeeld overeen. Vele eeuwen voor de Ptolemeëen was wederom hetzelfde misbruik der heilige wetenschap van de ingewijden van het Heiligdom in Egypte, ingeslopen. Talloze eeuwen in al hun zuiverheid bewaard gebleven, werden de heilige leringen der goden tengevolge van persoonlijke eerzucht en zelfzucht wederom verdorven. De betekenis der symbolen werd maar al te vaak ontwijd door onbetamelijke uitleggingen, en zeer spoedig waren de Eleusische Mysteriën de enige die vrij bleven van vervalsing en heiligschennende nieuwigheden. Deze werden gevierd te Athene ter ere van (Ceres) Demeter, of de Natuur, en de bloem van het intellect van Klein Azië en Griekenland was daarin gewijd.

In zijn vierde Boek deel Zosimus mee dat deze ingewijden het gehele mensdom omvatten¹), terwijl Aristedes de Mysteriën noemt de gemeenschappelijke tempel der aarde.Ten einde enige overblijfselen van deze tempel te bewaren en die zo nodig weer op te bouwen werden zekere uitverkorenen onder de ingewijden afgezonderd. Dit werd gedaan door hun hoge Hierofanten in elke eeuw van de tijd af dat de heilige allegorieën de eerste tekenen van ontwijding en verval vertoonden. Want de grote Eleusinia deelde in het eind het lot van al de anderen. Hun vroegere uitnemendheid en hun doel werd door Clemens van Alexandrië beschreven, die aantoont dat de grote Mysteriën de geheimen en de wijze van opbouw van het Heelal ontsluieren, hetgeen het begin, het einde en het hoogste doel was van menselijke kennis is, want in de Mysteriën werden de ingewijden de Natuur en alle dingen zoals zij zijn getoond (Strom. 8).Dit is de Pythagoresche Gnosis, de kennis van al het bestaande.

Epictetus spreekt over de leerlingen, met de hoogste lof: “Al wat daarin wordt voorgeschreven werd door onze meesters ingesteld tot lering der mensen en tot verbetering van onze gebruiken.” ( apaeud Arrian-Dissert. Lib.cap.21). Plato verklaart hetzelfde in de Phaedo : Het doel der Mysteriën was de ziel weer te herstellen in haar oorspronkelijke betekenis of haar terug te brengen tot die staat van volmaaktheid waarvan zij vervallen was..

-----

¹) Cicero zegt in de Nat. Deorum, lib. 1 – “ommitto Eleusinam sanctam illam et augustam; ab initiantur gentes orarum ultima.”

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -20

Page 21: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Hoofdstuk VIII

Er kwam echter een dag dat de Mysteriën op dezelfde wijze als de exoterische godsdiensten hun oorspronkelijke reinheid begonnen te verliezen. Dit begon toen de staat besloot op raad van Aristogeiton (510 v. Chr.) om van de Eleusinia een doorlopende en ruime bron van inkomsten te maken; te dien einde werd een wet uitgevaardigd. Voortaan kon niemand worden ingewijd zonder een zekere som geld daarvoor te betalen. De zegening die tot nog toe slechts verkregen kon worden door onophoudelijke bijna bovenmenselijk streven naar deugd en adeldom van karakter, kon nu worden gekocht voor zoveel geld. De leken – en zelfs de priesters verloren, terwijl zij deze ontwijding aannamen, ten slotte hun vroegere eerbied voor de innerlijke Mysteriën en dit leidde tot de verdere profanatie der Heilige Wetenschap.

De scheur in de sluier gemaakt werd groter met elke eeuw en de Allerhoogste Hierofanten welke vreesden dat ten slotte de heiligste geheimen der natuur zouden worden openbaar gemaakt en verwrongen, deden meer dan ooit hun best deze van het innerlijk programma te schrappen en beperkten de volle kennis daarvan tot de weinigen. Degenen die afgezonderd waren, werden spoedig de enige bewaarders van het goddelijke erfdeel der eeuwen. Zeven eeuwen later zien wij Apuleius, niettegenstaande zijn oprechte neiging tot de magie en de mystiek in zijn Gouden Ezel een bittere satire schrijven tegen huichelarij en losbandigheid van zekere orden van half-ingewijde priesters. Het is ook door hem dat wij vernemen dat de Mysteriën in zijn tijd (tweede eeuw A.D.) zo algemeen geworden waren, dat personen van alle rangen en standen, mannen, vrouwen en kinderen ingewijd waren! De inwijding was bij zijn tijdgenoten even noodzakelijk geworden als de doop sedert bij de Christenen en evenals de laatste nu is, was eerstgenoemde toen des tijd, dat wil zeggen, zonder enige betekenis en louter een vormelijke plechtigheid volgens de letter. Nog later legden de fanatiekenen van de nieuwe godsdienst hun zware hand op de Mysteriën.

De Epopae, “zij die de dingen zien zoals zij zijn”, verdwenen een voor een en verhuisden naar streken die voor de Christenen ontoegankelijk zijn. De Mystae (van Mystes of “gesluierd”) “zij die de dingen slechts zien zoals zij schijnen”, behielden zeer spoedig het veld voor zich alleen.

Eerstgenoemde “afgezonderden” hebben de ware geheimen bewaard; het zijn de Mystae, degene die deze slechts oppervlakkig kenden, die de eerste steen hebben gelegd van de moderne Maçonnerie, en van deze half-heidense, halfbekeerde oorspronkelijke broederschap van Vrijmetselaars zijn de meeste dogma’s en het Christelijk ritueel afkomstig. De Epoptæ en de Mystae beiden hebben recht op de naam Vrijmetselaars: want beiden hebben indien zij hun geloften nakomen en de voorschriften van hun Hierofanten en βασυλείς “Koningen” die reeds lang zijn heengaan, hun tempels weer opgebouwd en wel de Epoptæ hun “lagere” en de Mystae hun “hogere”tempel. Want zodanig waren de benamingen die wel enigszins ontoepasselijk daarvoor werden gebezigd en die men tot op deze dag (in 1889) nog in zekere kringen gebruikt.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -21

Page 22: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

In de Electra (2e bedrijf) spreekt Sophocles over de grondslagen van Athene – dat de zetel was van de Mysteriën van Eleusis – als het “heilige gebouw der Goden”d.w.z.. door de goden gebouwd. Van de inwijding werd gewaagd, als “het binnentreden van de tempel” en het “reinigen”of weder opbouwen des tempels doelde op het lichaam van de ingewijde bij zijn laatste en allerhoogste beproeving (zie: Evangelie van Johannes II 19). De esoterische leer werd ook soms aangeduid met de naam van “Tempel” en de exoterische volksgodsdienst met die van “stad”. Een tempel bouwen betekende een esoterische school stichten, “een tempel bouwen in de stad”wilde zeggen een openbare eredienst instellen. Derhalve zijn de ware nog levende Bouwers van de lagere Tempel of van de crypt, de heilige plaats der inwijding, de enige bewaarders van de Maçonnieke geheimen die nu voor de wereld verloren zijn. Wij staan gewillig de titel “ Bouwers van de hogere Tempel aan de moderne broederschap der Vrijmetselaars af, daar de à priori aangenomen superioriteit van dat woord ‘hoger’al evenzeer schijn is als de vlam van het brandende braambos van Mozes in de loges der Tempeliers.

-----

Hoofdstuk IX

De verkeerd begrepen allegorie bekend alles de Nederdaling in de Hades heeft oneindig veel kwaad gedaan. “De exoterische fabel” van Hercules en Theseus die neerdaalden in de gebieden der onderwereld, de reis daarheen van Orpheus die de weg vond door de kracht van zijn lier (Ovid-Metam), van Krishna, en tenslotte van Christus die nederdaald ter helle en de derde dag weer verrees van de doden – werd door de niet-ingewijden, pasklaarmakers en vervormers van heidense riten tot kerkelijke dito’s en dogma’s zodanig verdraaid dat zij geheel onkenbaar werd.

Astronomisch was deze nederdaling ter helle, het symbool van de zon gedurende de herftnachtevening wanneer zij de hogere siderische gebieden verlaat – en veronderstelde dat er een gevecht plaatsvond tussen de zon en de demon der duisternis welke laatste de overwinning behaalde. Dan onderging de zon een tijdelijke dood zoals men zich verbeeldde en daalde neer in gebieden van de onderwereld; doch mystiek was deze een voorstelling van de inwijdingsplechtigheden in de crypten van de tempel welke de Onderwereld werden genoemd. Bacchus, Herakles, Orpheus, Esklepios en al de anderen die de crypt binnentraden daalden neer ter helle en verrezen daaruit weer de derde dag, want alle waren ingewijden en “Bouwers van de lagere Tempel”. De woorden door Hermes tot Prometheus gericht terwijl deze geketend lag op de kale rotsen van de Kaukasus – d.w.z. door onwetendheid aan zijn fysieke lichaam gebonden en derhalve door de gieren van harstocht verscheurd – zijn van toepassing op elke neofiet, op elke Chrestos die de beproeving ondergaat.

“Gij moogt niet uitzien naar het einde van zulk lijden totdat de (of een)god zal verschijnen die uw plaats deze pijnen wil zijn en bereid is naar de duistere Hades te gaan en naar de sombere diepten rondom Tartarus ( Aeschylus: Prometheus, 1027, ff.)

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -22

Page 23: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Dit betekende eenvoudig dat zolang Prometheus (of de mens) de “God” of Hierofant (de Inwijder) niet had gevonden die vrijwillig zou neerdalen in de crypten der ingewijden en met hem de Tartarus rondgaan, de gier van de hartstocht nooit zou ophouden aan zijn ingewanden te knagen.¹)

Als ingewijde die de gelofte had afgelegd, kon Aeschylus niet meer zeggen; maar Aristofanes die minder vroom of stoutmoediger was, onthult het geheim voor degene die niet blind zijn tengevolge van een te sterk vooroordeel, in zijn onsterfelijke satire op Herakles’nederdaling ter helle.(Kikvorschen). Daar vinden wij het koor der gezegenden (de ingewijden), de Elysesche velden, de aankomst van Bacchus (de God Hierofant) met Herakles, de ontvangst met brandende toortsen, zinnebeelden van het nieuwe LEVEN en de OPSTANDING uit de duisternis der menselijke onwetendheid tot het licht der geestelijke kennis – het eeuwige LEVEN. Elke woord van deze schitterende satire verraadt de innerlijke bedoeling van de dichter.

“Waakt, de toortsen brandende....want gij komtDeze zwaaiende in uw hand, Iacchi,

Tintelende ster van de nachtelijke ritus.”

Al die hoogte inwijdingen vonden plaats gedurende de nacht. Derhalve als men van iemand sprak als nedergedaald zijnde in de Hades, stond in de oudheid gelijk met hem een volkomen Ingewijde noemen. Aan degene die geneigd zijn deze verklaring te verwerpen zou ik een vraag willen stellen. Laten zij, indien zij genoemde verklaring niet aannemen, een zinsnede voorkomende in het zesde boek van Virgillius Enneäde op andere wijze duidelijk uitleggen. Wat anders dat hetgeen hierboven is beweerd kan de bedoeling zijn geweest van de dichter, wanneer hij de oude Anchises in de Elysesche velden brengt en hem zijn zoon Aeneas de raad geven naar Italië te reizen ... waar hij in Latium een ruw en barbaars volk zou moeten bevechten; daarom voegt hij er bij voor gij u daarheen waagt “Daal neder in de Hades”, d.w.z. verwerf de inwijding.

De welwillende dienaren der kerk die ons bij de minste aanleiding zo gaarne naar de Tartarus en naar de hel zenden, vermoeden weinig welke goede wensen voor ons die bedreiging bevat en van welk een heilig karakter men moet zijn, voor men in zulk een heilige plaats wordt binnengelaten.

¹) [Tartarus], het donker gedeelte in de crypt waar de kandidaat voor inwijding voor altijd, naar men veronderstelde, zijn laagste hartstochten en lusten van zich wierp.Daarop hebben de allegorieën van Homerus, Ovidius, Virgillius, enz., betrekking, die alle voor de moderne geleerde letterlijk worden opgevat. Phlegethon was de rivier in de Tartarus waarin de ingewijde driemaal werd ondergedompeld door de Hierofant waarin de beproevingen voorbij waren en de nieuwe mens opnieuw werd geboren; in de donkere stroom had hij de oude zondige mens voor altijd achtergelaten en kwam op de derde dag uit de Tartarus te voorschijn als een individualiteit terwijl de persoonlijkheid dood was. Figuren als Ixion, Tantalus, Sisiphus, etc., zijn alle verpersoonlijkingen van de een of andere menselijke hartstocht.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -23

Page 24: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Niet de Heidenen alleen hadden hun Mysteriën, Bellarmin ( De Eccl. Triumph lib.2 cap 14) deelt mee dat de eerste Christenen volgens het voorbeeld der Heidense plechtigheden de gewoonte aannamen om in de nacht die aan hun feesten voorafging “nachtwake “te houden in de kerk. Hun plechtigheden werden in het eerst met de stichtelijke heiligheid en reinheid verricht; maar zeer spoedig daarna slopen er zulke onzedelijke gebruiken in bij deze “samenkomsten” dat de bisschoppen het nodig oordeelden die af te schaffen. In tientallen werken hebben wij gelezen omtrent de losbandigheid der heidense godsdienstfeesten. Cicero wordt aangehaald ( de Leg.lib. 2 cap.15) om aan te tonen dat Diagondas de Thebaan geen ander middel wist te vinden om dergelijke wanordelijkheden in de plechtigheden tegen te gaan dan de gehele Mysteriën te verbieden. Wanneer wij echter deze twee soorten van feesten- de Heidense Mysteriën reeds eeuwen voor onze jaartelling van zeer hoge ouderdom- stellen tegenover de Christelijke Agapae en andere deel uitmakende van de godsdienst die pas geboren was en er aanspraak op maakte zulk een reinigende invloed te hebben op zijn bekeerlingen, kunnen wij slechts medelijden voelen voor de verstandelijke blindheid van diens verdedigers en ten hunne behoeve Roscommom aanhalen die vraagt:“When you begin with so much pomp and show, Why is the end so little and so low?” (“Wanneer gij begint met zoveel pracht en praal, Waarom is dan ’t eind zo laag en zo gering?”

-----

Hoofdstuk X

Het oorspronkelijke Christendom – daar het afgeleid was van de oorspronkelijke Vrijmetselarij – had zijn greep, wachtwoorden en graden van inwijding. “ Vrijmetselarij” is een oude term, maar kwam pas zeer laat in onze jaartelling in gebruik. Paulus noemt zich zelf een “meester-bouwer”, en dat was hij ook. De oude Vrijmetselaars noemden zich bij verschillende namen en de meeste der Alexandrynsche Eclectici, de Theosofen van Ammonias Saccas en de latere Neo-Platonisten waren feitelijk allen Maçons. Zij hadden zich allen door een eed verbonden tot geheimhouding, beschouwden zich als een broederschap en bezaten ook hun herkenningstekens. De Eclectici of Philaletheërs telden in hun rangen de bekwaamste en knapste geleerden van hun tijd als ook verscheidene vorsten.

De schrijver van de Eclectic Philosophy zegt: “hun leerlingen werden door Heidenen en Christenen in Azië en in Europa aangenomen, en een tijdlang schenen alle omstandigheden zeer gunstig voor een algemeen samensmelten der geloven. De Keizers Alexander Severus en Julianus omhelsden die; hun overwegende invloed op de godsdienstige denkbeelden wekte de jaloezie der Christenen van Alexandrië op. De school werd verplaatst naar Athene en eindelijk gesloten door keizer Justinianus. Haar leraren trokken zich terug naar Perzië en nog verder, kunnen wij er bij voegen, tot in Indië en in Midden-Azië, want wij ontmoeten hun invloed overal in de Aziatische landen, waar zij vele leerlingen vormden.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -24

Page 25: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Enige bijzonderheden zullen wellicht belangstelling inboezemen. Wij weten dat de Eleusische Mysteriën al de andere overleefde. Terwijl de geheime erediensten de lagere goden zoals de Curates, de Dactyli, de verering van Adonis, van de Kabiri en zelfs de erediensten van het oude Egypte geheel waren verdwenen onder de wrede hand van de wraakzuchtige, meedogenloze Theodosius, de moordenaar der Thessaloniërs, die door deze vrome zoon der kerk werden geslacht, konden de Mysteriën van Eleusis niet zo gemakkelijk worden afgeschaft.

Zij waren inderdaad de godsdienst der mensheid en straalden nog in al haar oude pracht o al niet in haar oorspronkelijke reinheid. Verscheidene eeuwen waren nodig om ze uit te roeien en zij konden eerst na het jaar 396 van onze jaartelling geheel worden onderdrukt. Toen was het dat de “Bouwers van de hogere of Tempel in de stad”het eerst ten tonele verschenen en onophoudelijk werkten om hun ritueel en hun eigen dogma’s in d opkomende en steeds vechtende en twistende kerk in te voeren. Het drievoudige Sanctus der Roomse Katholieke mis is het drievoudige S.·.S.·.S.·. van de deze eerste Maçons en gaat vooraf aan hun moderne documenten of enig geschreven balust-rede, beginletter van Salutem of gezondheid zoals een Vrijmetselaar het listiglijk uitlegt. “Dit drievoudige Maçonnieke saluut is de oudste van hun begroetingen”(Ragon).

-----

Hoofdstuk XI

Maar zij beperken het aantal loten dat zij op de boom van de Christelijke godsdienst entten, niet tot deze alleen. Gedurende de Mysteriën van Eleusis vertegenwoordigde de wijn Bacchus, en Ceres werd voorgesteld door het brood of koren ¹) – beide tezamen door wijn en brood.

¹)Bacchus is zeer zeker van Indische oorsprong. Pausanias toont aan dat hij de eerste was die een krijgstocht leidde tegen Indië, en de eerste die een brug sloeg over de Eufraat.”De kabel die de twee tegenoverliggende oevers verbond wordt nog tot op deze dag getoond.”, zegt deze geschiedschrijver. “Hij was gevlochten uit wingerd en klimopranken” (X 29:4).Arianus en Qiuntus Curtius verklaarden de allegorie van Bacchus, die naar het heet, uit de dij van Zeus werd geboren, door te zeggen dat hij geboren was op de Indische berg Meru (van μηρός dij). Wij weten wel dat Erathosthenes en Strabo meenden dat de Indische Bacchus door vleiers was uitgedacht alleen om Alexander te behagen, die zoals men geloofde Indië had veroverd, hetgeen van Bacchus werd verondersteld. Cicero daarentegen vermeldt deze god als een Zoon van Thyoné en Nisus. Dyonisus betekent de god Dis van de berg Nys in Indië.

Bacchus gekroond met klimop of Kiessos is Krishna, die onder vele ook de naam van Kissen droeg. Dyonisus was voor allen de god van wiemen verwachtte dat hij de zielen der mensen zou bevrijden uit hun vleselijke gevangenis – Hades en de menselijke Tartarus in een van zijn symbolische betekenissen. Cicero noemt Orpheus een zoon van Bacchus en er bestaat een overlevering die Orpheus niet alleen uit Indië laat komen (hij wordt genoemd όρψŏς donker of van bruine gelaatskleur), maar hem vereenzelvigt met Arjuna, de chela en aangenomen zoon van Khrishna. (Zie “five Years of Theosophy”. Art.: Was writing known before Panini). Nu was Ceres of Demeter het vrouwelijke voortbrengende beginsel van de aarde, de gade van Vader Ether of Zeus en Bacchus, de zoon van Zeus-Jupiter, was zijn vader in

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -25

Page 26: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

openbaring: met andere woorden, Ceres en Bacchus waren de verpersoonlijkingen van Stof en Geest, de twee levengevende beginselen der natuur en op aarde. De hierofant-Inwijder bood voor de onthulling der Mysteriën aan het slot de kandidaat symbolisch wijn en brood aan, en deze at en dronk ten teken dat de geest de stof zou belevendigen: dat wil zeggen de goddelijke wijsheid van het Hoger zelf zou door hetgeen hem werd onthuld zijn innerlijk zelf of ziel intreden en daarvan bezitnemen.

De ritus werd door de Christelijke Kerk overgenomen. De Hierofant die de vader werd genoemd, is nu geheel overgegaan – behalve de kennis – in de “Vader”priester, die in onze dagen deze zelfde communie toedient. Jezus noemt zichzelf een wijnstok en Zijn “Vader” de landman; en zijn voorschrift bij het Avondmaal toont aan dat hij de symbolische betekenis (zie noot hier vóór) van brood en wijn geheel kende, en dat hij de zich vereenzelvigde met de Logoi de ouden. “Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven”. “Deze rede is hard”....; hij voegt er aan toe... “De woorden (rhemata of geheime uitspraken) die Ik tot u spreek zijn Geest en zijn Leven”. Dat zijn zij, want “het is de geest die levend maakt”. Bovendien zijn deze rhemata van Jezus inderdaad de geheime uitspraken van een Ingewijde.

Maar tussen deze verheven ritus, even oud als de symboliek en zijn latere antropomorfische uitleggingen, nu bekend als transsubstantiatie ligt een afgrond van klerikale spitsvondigheden. Met welk een kracht is de uitroep “Wee u, Wetgeleerden! Want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen”(en wilt zelfs nu niet toestaan dat de Gnosis aan anderen wordt gegeven), met tienvoudige kracht, zeg ik, is et nu van toepassing, nu meer dan toen. Ja, die Gnosis “Gij zelven zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd”, en die houdt gij nog tegen. Doch deze blaam treft de moderne priesterschap niet alleen. De Maçonsafstammelingen of in elk geval opvolgers van de “Bouwers van de hogere Tempel” gedurende de Mysteriën, die toch beter moesten weten, plegen ieder van hun eigen broeders die hen aan hun ware oorsprong herinnert, uit te lachen en met minachting te behandelen. Verscheidene grote moderne geleerden en kabbalisten die Maçon zijn, wij zouden ze met name kunnen noemen, werden door hun broeders erger dan koel ontvangen. Het is altijd dezelfde oude geschiedenis. Zelfs Ragon, in zijn tijd de meest geleerde van alle Maçons van deze eeuw, klaagt daarover in de volgende woorden: “Al de oude verhalen bevestigen dat de ingewijden in de dagen van oudsher een indrukwekkende ceremonieel bezaten en voor eeuwig gedenkwaardig zijn door de grote waarheden die daarin werden ontsluierd en de kennis die hieruit voortkwam. En toch zijn er sommige moderne halfgeleerde Vrijmetselaars die dadelijk degene die hun deze aloude plechtigheden in herinnering brengen en uitleggen, voor charlatans uitmaken”, (Cours. Philos. Pag. 87 note 2.)

------

Hoofdstuk XII

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -26

Page 27: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Vanitas vanitatum! Er is niets nieuw onder de zon, “de Litanieën der Maagd Maria” bewijzen dit ten duidelijkste. Paus Gregorius de eerste voert de aanbidding der Maagd Maria in en het Chalcedonische Concilie verkondigt dat zij de Moeder Gods is. Maar de schrijver der Litanieën bezat niet eens de goede smaak (of zullen wij zeggen hersens) haar van andere dan heidense bijvoeglijke naamwoorden en titels te voorzien, hetgeen ik zo aanstonds zal aantonen. Niet één symbool, niet één beschrijvende uitdrukking van deze beroemde Litanie, die niet aan menigte godinnen eigen is, allen zijn Koninginnen, Maagden of Moeders; deze drie titels worden gegeven aan Isis, Rhea, Cybela, Diana, Lucifera, Lucina, Luna, Fellus, Latona triformis, Proserpina, Hecate, Juno, Vesta, Ceres, Leucothea, Astarte, hemelse Venus en Urania, Alma Venus, enz., enz., enz.

Heeft deze Westerse trimurti (drie aangezichten) behalve de oorspronkelijke betekenis der drieëenheid ( de esoterische of die van Vader, Moeder, Zoon) in het Maçonnieke pantheon ook niet die van: “Zon, Maan en de Achtbare Meester? Een kleine wijziging inderdaad van het Germaanse en Noorse Vuur, Zon en Maan.

Het was wellicht een nauwkeurige kennis hiervan die de Vrijmetselaar J.M. Ragon zijn geloofsbelijdenis aldus deed beschrijven: “Voor mij is de Zoon dezelfde als Horus, zoon van Osiris en Isis; hij is de ZON die elk jaar de wereld voor onvruchtbaarheid behoedt en voor de algemene dood der rassen”.

Verder spreekt hij dan over de bijzondere litanieën, tempels, feesten, missen en kerkdiensten die aan de Maagd Maria zijn gewijd, alsook de pelgrimstochten, oratoriën, Jacobijnen, Franciscanen, Vestaalse maagden, wonderen, ex voto, nissen, standbeelden enz., enz., enz., alles tot haar behorende.De Maleville, een groot rabbinale literatuur, merkt op dat de Joden aan de maan al die namen geven welke in de Litanieën worden gebruikt om de heilige Maagd te verheerlijken. In de Litanieën van Jezus vindt hij al de attributen van Osiris, de eeuwige Zon en van Horus de Zon van het jaar, terug; en hij bewijst dit ook.

Mater Cristi is de moeder van de Verlosser der oude Maçons en deze is de Zon. De hoi polloi in Egypte beweerden dat het kind Horus symbool van de grote centrale ster, de zoon van Osirieth en Oseth was, wiens zielen na hun dood de Zon en de Maan hadden bezield. Isis werd bij de Phoeniciërs Astarte; onder deze namen aanbaden zij de Maan welke verpersoonlijkt werd door een vrouw versierd met horens, symbool van de wassende maan. Men stelt Astarte voor wenende over het verlies van haar echtgenoot die tevens haar zoon is, en op het tijdstip der herfstnachtevening (daar hij de Zon is) door de vorst van de duisternis is verslagen en neergedaald in de Hades; evenzo beweent Isis haar echtgenoot, broeder en zoon (Osiris-Horus). Astarte houdt een stok in de vorm van een kruis in haar hand, en staat wenend op de wassende maan. De Christelijke Maagd Maria wordt vaak op dezelfde wijze voorgesteld, staande op de wassende maan, door sterren omringd en wenende over haar zoon juxta crucem lacrymosa dum pendebat fllius (zie Stabat Mater Dolorosa). Is zij niet de erfgename van Isis en Astarte, vraag de schrijver?

Zeer zeker, en u hebt slechts de Litanie aan de heilige Maagd van de Rooms-Katholieke Kerk op te zeggen dan herhaalt u de oude aanroepingen gericht tot Adonaïa (Venus) de

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -27

Page 28: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

moeder van Adonis, de zonnegod van zovele volkeren, Amylitta ( de Assyrische Venus) godin der natuur, tot Alilat die de Arabieren symbolisch voorstelden door de twee maanhorens, tot Selene, echtgenoot en zuster van Helion, de zonnegod der Grieken, of de Magna Mater, honestissima, purissima, catissima. Universele Moeder aller Wezens – OMDAT ZIJ IS MOEDER NATUUR.

Maria is inderdaad de Isis Myrionymos, de Godin Moeder met de tienduizend namen! Evenals de Zon, Phoebus was, Apollo werd op de aarde en Pluto in de lagere gebieden, (na zonsondergang) zo was de maan Phoebe in de hemel, Diana op aarde (Gaea, Latona, Ceres) en werd Hecatæ en Proserpina in Hades. Hoe kan het ons dan verwonderen dat Maria wordt genoemd regina virginum “Koningin der Maagden”en castissima” meest kuise, wanneer zelfs de gebeden die voor haar worden uitgesproken om zes uur ’s morgens en ‘avonds, nauwkeurig nabootsingen zijn van die welke door de “heidenen” op dezelfde uren ter ere van Phoebe en Hecate werden gezongen.

Het vers in de “Litanie aan de heilige Maagd”, stella matutina. [De “Morgenster” of Lucifer, de naam die Jezus zichzelf geeft in Openbaringen XXII 16, en die toch ondanks dit de naam van de Duivel wordt zodra een Theosofisch Tijdschrift die aanneemt,] is naar men ons meedeelt nauwkeurig hetzelfde als één der verzen die men vindt in de Litanie der triformis van de heidenen. Op het Concilie dat Nestorius veroordeelde wordt aan Maria het eerst de titel gegeven van de “Moeder Gods”, mater dei.

In onze volgende paragraaf zullen wij iets zeggen omtrent de Litanie der Heilige Maagd en haar oorsprong nauwkeurig aantonen. Wij zullen onze bewijzen aan het klassieke en het moderne ontlenen en het geheel aanvullen uit de annalen der godsdiensten zoals die gevonden worden in de Esoterische Leer. Ondertussen kunnen wij nog enige mededelingen doen en de etymologie geven van de heiligste termen in het kerkelijk ritueel gebezigd.

------

Hoofdstuk XIII

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -28

Page 29: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

Laten wij voor een ogenblik onze aandacht vestigen op de bijeenkomsten van de “Bouwers van de hogere Tempel” in de eerste tijden van het Christendom. Ragon heeft ons duidelijk de oorsprong aangetoond van de volgende termen:

(a) “Het woord Mis komt van het Latijnse Messis, oogst, vandaar het zelfstandig naamwoord Messias hij die de oogst doet rijpen, Christus, de Zon”.

(b) “Het woord “Loge” door de Maçons, de zwakke opvolgers der Ingewijden, gebruikt, heeft zijn wortel in loga (in het Sanskriet loka) een plaats en een wereld; de volle betekenis ervan is een plaats waar zekere dingen worden besproken”.

Deze bijeenkomsten van de loges der oorspronkelijke ingewijde Vrijmetselaars, werden later synaxis genoemd, vergaderingen der Broederen met het doel om te bidden en het coena (avondmaal) te vieren, waar slechts bloedeloze offers, vruchten en graan werden gebruikt. Spoedig daarna werden hosties in tegenstelling met de onreine offers (zoals van krijgsgevangenen, hostes vandaar het Engelse woord hostage, gijzelaar.) Daar de offers bestonden uit vruchten van de oogst, de eerste vruchten van messis wordt daarvoor het woord ”mis” gebruikt. Daar geen van de kerkvaders vermeldt, zoals sommige geleerden beweren, dat het woord mis afkomstig is van het Hebreeuwse missah (oblatum, offerande) is de verklaring evengoed als een andere. Voor uitgebreide bijzonderheden omtrent het woord missa en mizda zie King’s Gnostics blz. 124, en v.

Nu werd het woord synaxis door de Grieken ook weergegeven door agyrmos άγνμός (een verzameling van mensen, vergadering).Het had betrekking op ingewijden en mysteriën. Beide woorden synaxis en agyrmos ¹) raakten in onbruik bij de Christenen en het woord missa of mis kwam voor deze in de plaats en bleef in gebruik. De theologen beweren, daar zij wensen de afstamming van het woord verborgen te houden, dat het Messias (Messiah) is afgeleid van het Latijnse missus (boodschapper, de gezondene).Maar indien dit zo ware kan het woord evengoed worden toegepast op de zon, de jaarlijkse boodschapper, gezonden om licht en nieuw leven aan de aarde en haar voortbrengselen te schenken.

Het Hebreeuwse woord voor Messiah namelijk mâshiah (gezalfde, van mashah, zalven) kan er nauwelijks op woorden toegepast of hetzelfde zijn in kerkelijke zin, noch ook kon het Latijnse missa (mis) goedschiks worden afgeleid van dat andere woord mittere, missum “zenden”of “wegzenden”, omdat de communiedienst – het hart en de ziel daarvan – berust op de heilige en offering van de hostie of hostia “offer”, een ouwel (een dun brood van de dikte van een blad) dat het lichaam van Christus voorstelt en het Avondmaal, en omdat zulk een ouwel van meel gemaakt een directe afstammeling is van het oogst of graanoffer. Voorts waren de oorspronkelijke missen coena’s (latere maaltijden of avondmalen) die eerst de eenvoudige maaltijden der Romeinen, “die zich wasten, gezalfd werden en een canatory gewaad droegen” bij de maaltijd, later geheiligde maaltijden werden ter nagedachtenis aan het laatste avondmaal van Christus.

¹)Heychius geeft deze naam (agyrmos) aan de eerste dag der inwijdingen van de Mysteriën van Ceres de godin van de oogst, en gebruikt daarvoor ook het woord Synaxis. De eerste Christenen noemden hun mis, voordat die term was aangenomen, en de viering van hun Mysteriën: Synaxis – een woord samengesteld uit het Griekse sun “met” en ago “ik leid”, vandaar synaxis of samenkomst.De bekeerde Joden in de dagen der apostelen kwamen bijeen op hun synaxis om de Evangeliën en hun Brieven (Epistelen) te lezen. Sint Justinus (150 v. Chr.) deelt ons

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -29

Page 30: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

mede dat deze plechtige samenkomsten werden gehouden op de dag genaamd Zon (Zondag, dies magnus); op deze dagen werden psalmen gezongen “de doop toegediend met zuiver water en de agapæ of de heilige coena gehouden van brood en wijn”Wat heeft deze verbastering van Heidense Romeinse maaltijden, door de uitvinders van kerkdogma’s tot een heilig mysterie verheven, nu te maken met de Hebreeuwse Messiah “hij die neer doet dalen in de hel”(of Hades) of de Griekse transliteratie Messias? Zoals door Nolk wordt aangetoond “was Jezus nooit gezalfd hetzij hogepriester of als koning”, daarom kan zijn naam Messias niet zijn afgeleid van het tegenwoordige Hebreeuwse woord dat hetzelfde betekent; daar het woord gezalfd of “gewreven met olie” een Homerische uitdrukking is chris, χρίς en chrio χριω, hetgeen beide betekent het lichaam met olie zalven. (zie LUCIFER van 1887, “The Esoteric Meaning of the Gospels”.)

Nog een Maçon van hoge graad, schrijver van de “Source of Measures” vat dit verwarrende feit in weinig regels samen door te zeggen:“Feitelijk waren er twee Messiah’s; de Ene daalde vrijwillig neer ter hel tot redding der wereld; ¹) dit was de zon ontdaan van haar gouden stralen en gekroond met zwartgemaakte (symbool voor verlies), namelijk de dorens. De andere was de zegevierende Messiah opgestegen tot het hoogste gewelf der hemel, verpersoonlijkt door de Leeuw van de stam van Juda. In beide gevallen had hij het kruis.

Bij de Ambarvales, de feesten ter ere van Ceres, plaatste de “Arval” (de helper van de Hogepriester) in zuiver wit gekleed, op de hostia (het opgestelde offer) een koek van koren, water en wijn, de wijn van het drankoffer, en gaf die aan al de anderen om te proeven. Het offer werd daarop door de Hogepriester genomen. Dit verzinnebeeldt de drie rijken der natuur – de koek van koren (het plantenrijk), de offervaas of kelk, (het delfstoffenrijk), en de mantel ( een los of hangend gewaad) van de Hierofant, waarvan hij één einde over de offerkelk legde. Deze mantel was gemaakt van zuiver witte vellen [dierenrijk].

De huidige priester herhaald gebaar voor gebaar deze handelingen van de Heiden. Hij neemt het brood en biedt het aan om te worden gewijd, zegent het water dat in de kelk moet worden gedaan, giet daar dan de wijn in, bewierookt het altaar, enz., enz. en nar het altaar gaande was hij zijn handen, zeggende: “ Ik wil mijn handen wassen onder de ONSCHULDIGEN en beschrijf een kring rond uw altaar, o Heer “. Dit doet hij omdat de Heidense priester der oudheid hetzelfde deed, zeggende: “Ik was met reinigingwater mijn handen onder de ONSCHULDIGEN ( de geheel ingewijde Broederen) en beschrijf een kring rond uw altaar, o grote Goden”, (Ceres).Driemaal ging de hogepriester om het altaar heen beladen met offers, de kelk bedekt met het sneeuwwitte lamsvel hoog boven zijn hoofd dragende. Het gewijde kledingstuk, de mantel, “heeft de vorm van een lange smalle doek van witte wol met purperen kruisen geborduurd.” In de Griekse kerk bedekt de priester met het einde hiervan dat over zijn schouder wordt geslagen, de kelk.

¹) Sedert onheugelijke tijden spreekt elke ingewijde voordat hij zijn laatste inwijdingsbeproeving ondergaat, in de oudheid zowel als in onze dagen deze sacramentale woorden uit...” en ik zweer mijn leven te geven voor de redding mijner broeders, welke de gehele mensheid zijn, indien men dat van mij verlangt, en te sterven in de verdediging der waarheid...”.

In de oudheid herhaalde de Hogepriester gedurende de dienst zijn “O redder der wereld” tot Apollo, de Zon gericht, zijn mater Salvatoris tot Ceres, de aarde, zijn Virgo paritura

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -30

Page 31: H.P. Blavatsky - 1889- De Grondslagen van het ritueel in Kerk en vrijmetselarij

tot de Maagdelijke Godin, enz. en sprak zeven maal een drietal herdenkingsspreuken uit. (Hoort, gij Vrijmetselaren!)

Het drietal dat in de oudheid zo vereerd werd, ook nu nog vereerd wordt, werd vijfmaal uitgesproken gedurende de mis. Wij hebben drie introibo, drie Kyrie eleison, drie mea culpa, drie agnus dei, drie Dominus Vobiscum. Een ware Maçonnieke reeks. Laten wij hier aan de drie toevoegen et cum spiritu tuo, en de Christelijke Mis geeft ons dan dezelfde zeven driemaal herhaalde gedachtenisspreuken.

HEIDENDOM, MAÇONNERIE en THEOLOGIE – dit is de historische Drievuldigheid, die nu de wereld sub rosa regeert. Zullen wij eindigen met een Maçonnieke groet zeggende:Zeer Verlichte Officieren van Hiram Abif, Ingewijden en “Zonen der Weduwe”, het rijk der duisternis en der onwetendheid neemt met snelheid af, maar er zijn nog gebieden, die de hand van de geleerde niet heeft aangeraakt, en die zo zwart zijn als de Egyptische duisternis. FRATRES, SOBRII ESTOTE ET VIGILATE !

H. P. B

----.

-Vertaald uit “ Lucifer”, Maart 1889 -31