Upload
nicole-bilderbeek
View
228
Download
5
Embed Size (px)
DESCRIPTION
De nieuwe In Casu staat in het teken van gezondheidsrecht.
Citation preview
JFV Katern @ ‘Een nieuwe start’
Juridisch Actueel @ WMO 2015
@ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek
@ Hoe kies je het goede uit twee kwaden?
De procedure omtrent de actieve
levensbeëindiging van pasgeborenen
JuridischeFaculteitsvereniging
Groningen
In Casu - jaargang 22, numm
er 1, oktober 2014 - In Casu is een uitgave van de Juridische Faculteitsvereniging Groningen - w
ww
.jfvgroningen.nl
J U R I D I S C H M A G A Z I N E
@ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek
@ Hoe kies je het goede uit twee kwaden?
De procedure omtrent de actieve
levensbeëindiging van pasgeborenen
@ Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor Moek
@ Hoe kies je het goede uit twee kwaden?
De procedure omtrent de actieve
levensbeëindiging van pasgeborenen
Poster op InDesign.indd 1 27-10-2014 17:45:59
3
JFV IN CASU - OKTOBER 2014 VOORWOORD
Een van de medewerkers van de NZa, Arthur
Gottlieb had twee jaar lang van binnenuit gewerkt
aan een aanklacht tegen zijn werkgever, door wie
hij zich – en waarschijnlijk terecht – niet juist
behandeld voelde. In een bezwaarschrift tegen
een functioneringsbeoordeling (maar dit was niet
meer dan de uiterlijke aanleiding) deed hij hiervan
verslag met ambtelijk perfectionisme op 600
pagina’s en met nog meer pagina’s als bijlagen.
Gottlieb wachtte de reactie op zijn bezwaarschrift
niet af en pleegde zelfmoord. Door het vergrootglas
van de media stond in een keer het functioneren
van de NZa op het spel. Zoals dat in Nederland
dan gaat is het procedurele antwoord het instellen
van een commissie (Cie. Borstlap). Aan de
problemen van binnenuit werden toegevoegd een
tweetal casus waarin de Minister van VWS een
individueel ziekenhuis zou hebben geholpen en
mogelijk bevoordeeld ten opzichte van de andere
(Oogziekenhuis Rotterdam en Erasmus Medisch
Centrum).
Op 2 september jl. verscheen van de Commissie
Borstlap Het rapport van de Onderzoekscommissie
Intern functioneren NZa. Het rapport bevestigt niet
het beeld dat het bezwaarschrift van Gottlieb opriep.
De minister had aan de grenzen van de regelgeving
‘geschuurd’, maar deze waren niet overtreden. Of
het politiek Den Haag bevredigt, is de vraag. Het
zal interessant blijven het nieuws de komende
maanden hierop te volgen, met in het achterhoofd
de twee feiten. Het complete wetsvoorstel voor de
Wet marktordening (en daarin de NZa) ging indertijd
in rap tempo van ongeveer een jaar door de beide
Kamers heen. Het kritisch onderzoek duurt nu al
langer. Reden om de discussie van toen nog eens
over te doen. De Tweede Kamer kan ook maar zo
van mening veranderen. Het afschaffen van het
bouwvergunningenstelsel voor de zorg heeft in het
parlement vele jaren geduurd. Onlangs heeft het
parlement zeven jaar na dato dit in een handomdraai
grotendeels teruggedraaid. Ik verwacht nog wel
enige turbulentie. Riemen vast!
Prof.mr. Jaap Sijmons
Voorzitter van de Sectie Gezondheidszorg
van Nysingh advocaten-notarissen N.V.
Voorwoord
Beste lezer,
GEZONDHEIDSRECHT IS EEN DYNAMISCH VAK. SLA DE KRANTEN ER MAAR
OP NA! IN 2006 IS ONS ZORGSTELSEL DOOR EEN PAAR INGRIJPENDE
WETSWIJZIGINGEN EEN KWARTSLAG GEDRAAID EN GEOPEND
NAAR MEER MARKTWERKING IN DE ZORG. ER KWAM EEN NIEUWE
ZORGVERZEKERINGSWET VOOR DE FINANCIERING VAN DE ZORG EN EEN NIEUWE WET
MARKTORDENING GEZONDHEIDSZORG. DE NEDERLANDSE ZORGAUTORITEIT (‘NZA’)
WERD INGESTELD ALS MARKTMEESTER OM TOEZICHT TE HOUDEN OP DE NIEUWE
ZORGMARKT EN ZORGVERZEKERINGSMARKT. RUIM ZEVEN JAAR LATER LIJKEN DE
VETTE JAREN VAN DE NZA VAN GROEI, VAN VELE RAPPORTEN EN ADVIEZEN OVER DEZE
INRICHTING EN TENSLOTTE DE BREED INGEVOERDE PRESTATIEBEKOSTIGING VOORBIJ
EN LIJKT HET TIJ TE KEREN. DE TOEZICHTHOUDER WORDT ZELF AAN EEN INSPECTIE
ONDERWORPEN. WAT IS ER AAN DE HAND?
Juridisch Magazine ‘In Casu’
Jaargang 22, nummer 1, oktober 2014
HoofdredactieKim van Assendelft
Externe eindredactieMaria Streppel
EindredactieRemy Scholtens
Jolein Holtz
RedactieFrank Bentvelzen
Michelle Bruijn
Luz van Deemter
Willemien Dikkers
Folmer Helder
Gerben Hoijtink
Marjan Kiewiet
Maarten van Laar
Floor van Mens
Michiel Mulder
Laura Super
Jeroen Versluis
ISSN 3388-8803
Copyright In CasuNiets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt worden zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever.
Oplage2350
UitgeverJuridische Faculteitsvereniging Groningen
Bezoekadres: Turftorenstraat 17
Postadres: Oude Kijk in ’t Jatstraat 26
9712 EK Groningen
Tel: 050-363583
Fax: 050-3636947
E-mail: [email protected]
Websites: www.jfvgroningen.nl
www.jfvcarriereboard.nl
Vormgeving en drukOCC dehoog branding your business, Oosterhout
www.occ-dehoog.nl
Foto omslagIStock
AbonnementenAbonnementenprijs inclusief portokosten per jaar:
€25,-. Voor meer informatie kunt u
e-mailen naar Barbara van der Veen:
AdverteerdersindexBoekel de Nerèe
Dommerholt Advocaten
JPR Advocaten
Linklaters LLP
Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn
Stibbe
TRIP Advocaten & Notarissen
AdvertentiesTarieven zijn schriftelijk en/of telefonisch aan te
vragen bij Barbara van der Veen
Tel: 050-3635783
Fax: 050-3636947
E-mail: [email protected]
Standpunten zoals weergegeven in juridisch
magazine In Casu zijn uitingen van de auteurs,
en daarbij niet eveneens standpunten van de
Juridische Faculteitsvereniging Groningen.
COLOFON EN ADVERTEERDERS
kom bij ons groeien!www.werkenbijdommerholt.nl
ZWoLLe | APeLDoorn | HeerenVeen | Assen | groningen
5
JFV IN CASU - OKTOBER 2014 VAN DE REDACTIE
Beste lezer,
VOOR JE LIGT DE EERSTE EDITIE VAN HET ‘IN CASU’ MAGAZINE VAN DIT STUDIEJAAR! DIT JAAR IS
DE ‘IN CASU’ ECHTER IN EEN ANDER JASJE GESTOKEN. ELKE EDITIE STAAT NAMELIJK IN HET TEKEN
VAN EEN BEPAALD THEMA. IN DE EERSTE EDITIE STAAT HET GEZONDHEIDSRECHT CENTRAAL. DIT
IS NIET GEHEEL TOEVALLIG. HET THEMA VAN HET 25STE GRONINGER JURISTEN CONGRES STAAT
NAMELIJK EVENEENS IN HET TEKEN VAN HET GEZONDHEIDSRECHT.
Op vrijdag 12 december spreken verschillende grote namen
binnen het gezondheidsrecht tijdens het plenaire gedeelte in de
Euroborg. Onder andere Yme Drost, een bekend schade expert
die momenteel de nabestaanden van de MH17 ramp bijstaat,
komt spreken. Daarnaast zullen de heren John Beer (shock-
schade specialist), Timmerman (plaatsvervangend voorzitter
bij het Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg Groningen) en
Rutger Jan van der Graag (voorzitter KNMG) ons meer vertellen
over de verschillende aspecten van het gezondheidsrecht. Ten
slotte spreekt de heer Jaap Sijmons, voorzitter van de Sectie
Gezondheidszorg van Nysingh advocaten-notarissen N.V. Hij heeft
tevens het voorwoord voor deze editie geschreven. Maar dat heb
je net natuurlijk al gelezen!
Wil je meer te weten te komen over het gezondheidsrecht?
Kom dan naar het Groninger Juristen Congres op 12 december.
Inschrijven kan via www.jfvgroningen.nl
Terug naar de ‘In Casu’! Veertien kersverse redacteuren hebben
hun uiterste best gedaan voor deze uitgave en met trots stel ik
de redactie aan jullie voor: Remy Scholtens en Jolein Holtz zijn de
eindredacteuren. Daarnaast vormen Folmer Helder, Frank Bent-
velzen, Michelle Bruijn, Maarten van Laar, Michiel Mulder, Luz van
Deemter, Laura Super, Marjan Kiewiet, Willemien Dikkers, Jeroen
Versluis, Gerben Hoijtink en Floor van Mens de overige leden
van de redactie. Ieder kreeg de opdracht een stuk te schrijven
in het kader van gezondheidsrecht. Met veel enthousiasme zijn
zij daarmee aan de slag gegaan. Zo lees je in deze editie o.a.
een interessant stuk lezen over de actieve levensbeëindiging van
pasgeborenen, de veiligheid van jouw medisch dossier en vertelt
Herman Kamminga over de decentralisatie in de jeugdzorg. Dit
alles en nog veel meer lees je in deze editie van de In Casu!
Hopelijk is na het lezen van deze in Casu editie je interesse voor
het gezondheidsrecht gewekt. Indien dat zo is, zien wij elkaar
vast en zeker vrijdag 12 december tijdens het Groninger Juristen
Congres!
Kim van Assendelft
Hoofdredacteur In Casu
In Casu redactie 2014-2015
V.l.n.r.: Frank Bentvelzen, Willemien Dikkers, Gerben Hoijtink, Kim van Assendelft, Laura Super (staand) , Remy Scholtens (staand),
Michiel Mulder, Luz van Deemter (staand), Floor van Mens, Folmer Helder, Michelle Bruijn, Jeroen Versluis
Niet op de foto: Jolein Holtz, Marjan Kiewiet, Maarten van Laar
INHOUDSOPGAVE JFV IN CASU - OKTOBER 2014
6
InhoudsopgaveGezondheidsrecht
Column PersonaeJuridisch Actueel
Achter de deur van...
@8 Tussen vrijheid en bescherming: het dagelijkse spanningsveld waar de kinderbescherming in werkt
@12 Waar komen uw medische gegevens terecht?
@14 Dwang in de zorg; nu en in de toekomst goed verzorgd?
@18 Is het verplichten van inentingen nodig?
@28 Bepalen media de gezondheidszorg?
@22 Joep Hubben
@34 WMO 2015: Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij
@20 Hoe kies je het goede uit twee kwaden?’ De procedure omtrent de actieve levensbeëindiging van pasgeborenen
@30 Herman Kamminga over de decentralisatie jeugdzorg
INHOUDSOPGAVEJFV IN CASU - OKTOBER 2014
7
Student and the cityUitgelicht Opinie
JFV Katern
@36 Hulp bij zelfdoding;uit liefde voor Moek
@38 Geneesmiddel-onderzoek, de ideale bijbaan of een probleemfactor voor later?
@40 Studeren en leven in Barcelona
@43 JFV Katern ‘Een nieuwe start’
@48 JFV CarrièreBoardEen nieuw jaar om je goed voor te bereiden
@46 Stichting Vrienden Beatrix Kinderziekenhuis
JFV Helpt... JFV CB Katern
Kantoor specials
@50 Stibbe
@53 Boekel de Nerée
De zesjarige Hans uit Oss werd juni dit
jaar uit huis geplaatst door de kinder-
rechter op verzoek van Bureau Jeugd-
zorg. Politieagenten en medewerkers van
Jeugdzorg kwamen Hans in de ochtend
ophalen. Een tegenstribbelend kind,
woordenwisselingen en luid geschreeuw;
de uithuisplaatsing van Hansje ging niet
helemaal zonder tegenspraak. ‘Kinder-
roof’ schreeuwt de moeder van Hansje. ‘Ik
wil bij mama blijven!’ kweelt haar zoon.
Moeder filmt het tafereel met haar iPad en
plaatst het op YouTube.
Nederland reageert geschokt. Veel Neder-
landers betuigen hun steun via Facebook
voor de zaak van Irme, de moeder van
Hans. Kinderombudsman Marc Dullaert
is erg geschrokken van het filmpje en
gaat een feitenonderzoek doen. ‘Ik wil
weten wat er aan de hand is en wat er
is gebeurd’ liet hij via een woordvoerster
weten.
‘Een halve waarheid’, zegt de vestigingsdi-
recteur Ellen Roskes van Bureau Jeugdzorg
Oss. ‘Je ziet in het filmpje maar één kant
van het verhaal. Het filmpje is gemaakt
nadat Jeugdzorg de moeder op alle moge-
lijke manieren probeert uit te leggen
waarom het kind uit huis wordt geplaatst.
Op een gegeven moment kwam er
agressie aan te pas en greep de politie in.
Er was voldoende agressie voor de politie
om de situatie in handen te nemen en het
kind en de medewerkers van Jeugdzorg in
bescherming te nemen.’ Roskes betreurt
dat de uithuisplaatsing zo breed wordt
uitgemeten. ‘Vooral omdat het kind zo
zichtbaar is. Een uithuisplaatsing is niet
voor niets. Wij voeren de opdracht van de
kinderrechter uit.’
Het uitgelekte Verzoek crisismachtiging
uithuisplaatsing omtrent de zaak – Hansje
geeft meer duidelijkheid over de beweeg-
redenen van Bureau Jeugdzorg. Uit het
verzoek blijkt dat er al tijden sprake is
van een ‘klem’-situatie waarbij Hans de
speelbal is geworden in de vechtscheiding
tussen vader en moeder. De omgangsre-
geling tussen Hans en zijn vader wordt
niet langer nagekomen door Irme. Ook
dwong moeder Irme Hans – bij eerdere
ontmoetingen – zijn vader bij diens voor-
naam aan te spreken. Wanneer vader
Gerland aandringt op de omgangsrege-
ling met Hans ontvangt hij meerdere
dreigtelefoontjes op zijn werk. Ook
worden collega’s van Gerland bedreigd.
Het gedrag van Hans neemt ondertussen
steeds extremere vormen aan waarbij
Gezondheidsrecht: Redactioneel
Tussen vrijheid en bescherming: het dagelijkse spanningsveld waar de kinderbescherming in werktDoor Remy Scholtens
SINDS DE KOMST VAN DE KINDERWETTEN BEGIN 1900 HEBBEN KINDEREN IN NEDERLAND RECHT OP
BESCHERMING. KINDEREN WORDEN IN DIT VERDRAG BESCHERMD TEGEN MISHANDELING, VER-
WAARLOZING OF MISBRUIK. IN 1995 IS HET INTERNATIONALE VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
HET KIND VAN KRACHT GEWORDEN. HET UITGANGSPUNT VAN DIT VERDRAG IS DAT KINDEREN VAN-
WEGE HUN KWETSBARE EN AFHANKELIJKE POSITIE BIJZONDERE ZORG EN BESCHERMING BEHOEVEN. NU ZAL
VRIJWEL ELKE OUDER BEAMEN DAT ZIJN SPRUIT ZORG NODIG HEEFT, MAAR WAT ALS DE STAAT EEN ANDERE
INVULLING GEEFT AAN DEZE ZORG DAN HIJZELF? MEER DAN EENS IS ER OP DIT PUNT VERSCHIL VAN MENING
ONTSTAAN TUSSEN OUDERS EN DE OVERHEID. VAAK RESULTEERT DIT IN HEFTIG CONFLICT TUSSEN DE RAAD
VOOR DE KINDERBESCHERMING, BUREAU JEUGDZORG EN OPVOEDERS. WAAR LIGT DE GRENS TUSSEN HET
OUDERLIJK GEZAG, DE VRIJHEID OM NAAR EIGEN INZICHT OP TE VOEDEN EN DE OVERHEIDSTAAK OM KINDE-
REN TE BESCHERMEN TEGEN HET OUDERLIJK GEZAG?
“Ik wil bij mama blijven!”
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
8
9
REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014
hij zich vastklampt aan de emoties van
zijn moeder, bij wie de persoonlijkheids-
stoornis borderline is geconstateerd. De
spreekwoordelijke druppel valt wanneer
moeder met een zieke Hans, uit angst
voor interventie, vlucht naar een voor
Jeugdzorg onbekende schuilplaats. Hierop
vraagt Jeugdzorg de crisismachtiging
aan om direct een uithuisplaatsing te
mogen doen, omdat de situatie volgens
hen onhoudbaar is. Deze wordt door de
kinderrechter verleend.
Moeder Irme laat het er niet bij zitten en
vecht de uithuisplaatsing aan omdat zij
vindt dat Jeugdzorg grote fouten heeft
gemaakt. De rechter gaat hier echter niet
in mee en verlengt op 26 juni de uithuis-
plaatsing met zes maanden.
Achtjarige Khadija belt zelf een advocaatVanuit de jeugdzorginstelling waar de
achtjarige Khadija verplicht verblijft, belt
zij advocaat Richard Korver omdat ze
graag naar huis wil. Ze meende zelf ook
rechten te hebben en toen haar begelei-
ding daar naar haar idee te weinig gehoor
aan gaf schakelde Khadija zelf de dien-
sten van Korver in, zo vertelde Korver in
de uitzending van ‘De Wereld Draait Door’
van 19 februari 2009.
De bal begint te rollen wanneer Khadija
op de EHBO van een ziekenhuis in
Amsterdam terecht komt. Daar worden
de klachten niet vertrouwd en wordt er
melding gemaakt van mogelijke mishan-
deling. De ouders worden na onderzoek
van de Raad voor de Kinderbescherming
door de rechter uit de ouderlijke macht
gezet. De rest van het gezin komt onder
toezicht van Bureau Jeugdzorg. Enige tijd
later blijkt dat Khadija niet mishandeld is,
maar een zeldzame stofwisselingsziekte
heeft. Terug naar haar ouders mag ze
echter niet. Ten einde raad – ze wil toch
echt wel graag weer eens buiten spelen
– belt ze daarom zelf maar een advocaat.
Die mag haar in eerste instantie zien,
maar later wordt het hem toch onmoge-
lijk gemaakt om verder contact te leggen.
Zelfs wanneer de kinderrechter de voorko-
ming van Khadija gebied geeft de zorgin-
stelling niet thuis. Het lijkt de zorgverlener
simpelweg niet verantwoord. Uiteindelijk
moet er een kort geding aan te pas komen
om de jeugdzorginstelling te doen inzien
dat minderjarigen onder de twaalf ook
recht op rechtsbijstand hebben.
Zaak – Laura DekkerEen andere zaak waarin de overheid
tegenover de ouders van een kind
stond, was de zaak omtrent zeilmeisje
Laura Dekker. Deze zaak speelde vijf jaar
geleden omtrent het dertienjarige meisje
Laura Dekker. Laura had het plan opgevat
om als jongste zeiler allertijden solo rond
de wereld te zeilen. Haar ouders steunde
haar in dit plan en haalden zich hiermee
de bezorgdheid van Bureau Jeugdzorg en
de Raad voor de Kinderbescherming op
de hals. Een leerplichtambtenaar maakte
melding van het plan nadat hij een
verzoek om gedurende de reis onder-
wijs te volgen aan de wereldschool had
afgewezen. Inmiddels hadden de media
de zaak opgepakt en gaf staatssecretaris
Marja van Bijsterveldt van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap haar steun aan de
zienswijze van de leerplichtambtenaar.
Hierop stelde de Raad voor de Kinder-
bescherming een onderzoek in naar het
plan. De Raadsonderzoekers kwamen tot
de conclusie dat het plan onverantwoord
was en diende op 20 augustus 2009 een
verzoek in bij de Rechtbank Utrecht om de
ouders van Laura tijdelijk te schorsen in
hun ouderlijk gezag en Bureau Jeugdzorg
met de voorlopige voogdij te belasten.
Ook verzocht de Raad om Laura tijde-
lijk uit huis te plaatsen. Subsidiair werd
verzocht om ondertoezichtstelling. De
rechtbank ging hier niet in mee en wees
geen voogdij toe. Ook plaatste zij Laura
niet uit huis. De rechtbank motiveerde
deze afwijzing met de constatering dat
het enkele feit, dat Bureau Jeugdzorg de
risico’s van de reis anders in schat dan
de vader, de vader geen ‘slechte ouder’
maakte. Wel sprak zij tijdelijke onder-
toezichtstelling uit om te onderzoeken
of Laura in staat zou zijn om het derde
en vierde leerjaar HAVO via zelfstudie te
voltooien.
Op 22 december 2009 werd door Bureau
Jeugdzorg opnieuw een verzoek tot
uithuisplaatsing ingediend bij de Recht-
bank Utrecht nadat Laura tussen 17 en 20
december vermist was geweest en zelf-
standig naar Sint-Maarten was gereisd. De
rechtbank wees wederom het verzoek af
daar zij geen noodzaak zag voor uithuis-
plaatsing. Op 27 juli 2010 besloot de
Rechtbank Middelburg de ondertoezicht-
stelling te beëindigen nadat de Raad
wederom verlenging had verzocht omdat
naar oordeel van de rechtbank voldoende
maatregelen waren genomen ten aanzien
van de risico’s op het gebied van de
cognitieve ontwikkeling en de fysieke
veiligheid. De rechtbank was weliswaar
van mening dat er nog steeds sprake
was van bedreiging met betrekking tot de
sociale en psychologische ontwikkeling
van Laura, maar dat het – nu beide ouders
expliciet te kennen hadden gegeven geen
vertrouwen meer te hebben in toezicht-
houdende instanties en ook niet van plan
waren om met deze instanties samen te
werken – geen zin had om een verlen-
ging van de ondertoezichtstelling uit te
spreken. De verlenging zou niet leiden tot
“Het enkele feit dat Bureau Jeugdzorg de risico’s van de reis anders inschat maakt de vader
geen ‘slechte ouder’ ”
het wegnemen van de bovengenoemde
bedreigingen. Zij schreef: ‘Gelet op het
voorgaande wijst de rechtbank het verzoek
van de Raad tot verlenging van de onder-
toezichtstelling af. Met deze beslissing
ligt de verantwoordelijkheid voor de jeug-
dige weer waar deze hoort, namelijk bij
de ouders. Het is de verantwoordelijkheid
van de ouders om de jeugdige de zeilreis
wel of niet te laten maken.’ De onder-
toezichtstelling werd daarmee onmiddellijk
opgeheven. De Raad en Bureau Jeugdzorg
haalden bakzeil en gaven te kennen niet in
beroep te gaan tegen de uitspraak. Op 4
augustus 2010 begon Laura, na een hoop
juridisch gesteggel, alsnog aan haar zeil-
tocht.
Het Savannah-effectHet is september 2004 wanneer in de
kofferbak van haar moeder het stof-
felijk overschot van Savannah wordt
gevonden. De driejarige Savannah komt
door verstikking om het leven en blijkt
ernstig mishandeld en ondervoed. Dit kon
gebeuren doordat de Raad voor de Kinder-
bescherming in samenwerking met Bureau
Jeugdzorg Noord-Holland haar weer terug-
plaatste bij haar moeder, nadat zij eerder
in 2002 uit huis was geplaatst. Tot haar
dood in september 2004 waarschuwden
omwonenden en het consultatiebureau
regelmatig dat het kind werd mishan-
deld, maar hier werd door de desbetref-
fende zorginstanties niets mee gedaan. De
Inspectie Jeugdzorg concludeerde dat de
Raad voor de Kinderbescherming onvol-
doende heeft getoetst of terugplaatsing
wel verstandig was. De gezinsvoogd die de
waarschuwingen in de wind had geslagen
werd strafrechtelijk vervolgd, maar zij is
uiteindelijk vrij gesproken.
Het leed was echter al geschied. Hulp-
verleners spreken van het ‘Savannah-
effect’. ‘We zijn vogelvrij’ zegt voorzitter
Ton Molenaar van de belangenvereniging
voor Medewerkers Bureaus Jeugdzorg.
‘Wij moeten van onze werkgever werken
volgens vaste procedures en regels. Als
het vervolgens fout loopt met een kind,
worden wij verantwoordelijk gesteld.’
Het gevolg laat zich raden: hulpverleners
worden voorzichtiger en gaan sneller over
tot maatregelen, uit angst voor eventuele
negatieve gevolgen bij het nalaten van
handelen.
Lastig spanningsveld De voorgaande uiteenzetting leert ons dat
de dagelijkse praktijk voor de Raad voor
de Kinderbescherming en Bureau Jeugd-
zorg een lastig spanningsveld is tussen
ouderlijk gezag, het indiceren van de
hulpvraag en het voldoen aan het juri-
dische kader. Dat dit spanningsveld zich
voornamelijk tegen de overheidsinstanties
keert blijkt uit de vele negatieve publica-
ties in de media. Positieve berichten over
de kinderbescherming zijn dun gezaaid.
Hierdoor lijkt een aanhoudende staat van
beleg te ontstaan voor de jeugdzorgme-
dewerkers belast met de verantwoorde-
lijkheid voor het welzijn van het kind. Zij
worden van verschillende kanten belaagd.
Zijn het niet de media of justitie wanneer
het slecht afloopt met een kind, dan
zijn het wel ouders die zich niet kunnen
vinden in de hulpverlening. Deze staat van
beleg leidt tot een verschuiving, waarbij
niet langer de zorg om het kind centraal
staat maar de poging om risico aanspra-
kelijkheid te voorkomen. Het lijkt alsof de
kinderbescherming niets goed kan doen.
Individuele gevallen liggen echter genu-
anceerder. Er is vaak sprake van terechte
zorg om de situatie van het kind. Bij een
ingrijpen door de kinderbescherming wordt
er beslist niet over één nacht ijs gegaan –
al was het alleen al omdat er gerechte-
lijke toestemming moet worden verkregen.
Het is echter de aard van de problematiek
die met zich meebrengt dat het enkele
geval waarin wellicht overhaast of met
een te zwaar middel ingegrepen wordt,
ervoor zorgt dat de kinderbescherming
een slechte naam krijgt. Nu de problema-
tiek grenst aan het fundamentele recht om
kinderen voort (en groot) te brengen, is
het dat ouders en publiek heftig reageren
wanneer er zich een ogenschijnlijke onte-
rechte ingreep heeft voorgedaan. Verlies
echter niet uit het oog dat deze beslis-
singen genomen worden met de grootst
mogelijke voorzichtigheid en omzichtig-
heid, na toestemming van de rechterlijke
macht, door ervaren deskundigen, enkel
wanneer de situatie dusdanig schrijnend
is dat er acuut gevreesd wordt voor het
welzijn van het kind. Desondanks zullen
zowel individuele hulpverleners, alsook
instellingen en de rechterlijke macht
ervoor moeten waken dat zij geen instru-
ment van partijen, dan wel een speelbal
in het conflict worden. Alleen dan kan het
belang van het kind daadwerkelijk gewaar-
borgd worden.
1 https://www.youtube.com/
watch?v=RR8cZuXPiYU#t=223
2 http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Neder-
land/article/detail/3672320/2014/06/14/
Uithuisplaatsing-Hansje-schokt.dhtml
3 http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/
article/detail/3671189/2014/06/12/
Filmpje-uitgeplaatste-Hansje-6-verhit-
gemoederen.dhtml
4 http://www.martinvrijland.nl/2014/06/17/
crisismachtiging-bureau-jeugdzorg-
geeft-ander-beeld-irme-en-uithuisplaat-
sing-hans/
5 http://www.omroepbrabant.
nl/?news/213203392/Jeugdzorg+krijgt+g
elijk+van+rechter+over+uithuisplaatsing
+Hansje+uit+Oss+.aspx
6 https://www.youtube.com/
watch?v=HkL_-8rHnGg
7 http://uitspraken.rechtspraak.nl/#ljn/
BJ6275
8 http://uitspraken.rechtspraak.nl/#ljn/
BK7583
9 http://uitspraken.rechtspraak.nl/#ljn/
BN2481
10 http://www.mobiel-pleegzorg.nl/2007/11/
wat-is-nou-eigenlijk-het-savanna-effect/
REDACTIONEEL JFV IN CASU - OKTOBER 2014
10
“Er lijkt een staat van beleg te ontstaan voor de medewerkers
belast met de verantwoordelijkheid voor het welzijn van het kind.”
Elektronisch patiëntendossierHet elektronisch patiëntendossier (hierna:
EPD) is een landelijk elektronisch systeem
voor uitwisseling van patiëntengegevens.
In dit systeem worden medische dossiers
van patiënten in Nederland opgeslagen.
Deze informatie kan later door andere
artsen worden ingewonnen. Het dossier is
een middel voor een arts om goed inzicht
te krijgen in de achtergrond van de patiënt
wat betreft diagnoses en medicijngebruik.
Het EPD voorkomt dat er dubbel werk
wordt verricht en onnodige fouten worden
gemaakt.2 In 2008 voerde de regering
een wet door die alle artsen verplichtte
om met dit systeem te werken. De Eerste
Kamer nam echter in 2011 het besluit om
deze wet in te trekken, nadat er veel ophef
was geweest over de privacygevoeligheid
van het systeem.3 Het systeem was niet
waterdicht en de kans was aanwezig dat
gevoelige informatie van patiënten op
straat kwam te liggen. Na dit besluit heeft
de private sector een doorstart gemaakt
van het EPD. Huisartsen, ziekenhuizen,
apothekers en de Nederlandse Patiënten
en Consumenten Federatie richtten de
organisatie ‘Vereniging Zorgaanbieders
voor Zorgcommunicatie’(VZVZ) op, die
deze doorstart realiseerde.4 Vervolgens zijn
de landelijke zorgverzekeraars de artsen
gaan dwingen om zich aan te sluiten bij
het EPD, door de samenwerking met hen te
beëindigen wanneer ze dit niet doen, aldus
Zembla. De situatie wordt hetzelfde als de
situatie voordat de wet werd afgeschaft.
Artsen worden gedwongen om medische
gegevens te delen, waardoor er een grote
kans is dat ook uw medisch dossier terug
te vinden is in het EPD. De arts moet
echter toestemming vragen aan de patiënt
om deze informatie op te slaan in het
EPD. De burgerrechtenvereniging Vrijbit
startte in 2013 een actie door de site www.
ikgeentoestemming.nl op te richten om
burgers bewust te maken van het onvei-
lige systeem. Op hun site wordt vermeld
dat het onmogelijk is om een grootschalig
landelijk ICT-systeem met zorginformatie
effectief te beveiligen. Zo is het nauwelijks
te voorkomen dat niet-betrokken zorgverle-
ners toegang hebben tot de informatie en
dat informatie in handen komt van onbe-
voegden zoals verzekeringsinstanties, pers
of criminelen. Daarnaast wordt vermeld
dat ook de Amerikaanse overheid, via de
softwarefabrikant van het EPD, buiten de
Nederlandse wetgeving om, over medische
gegevens kan beschikken.5
Factuur van de zorgverzekeraarEen andere mogelijkheid waardoor gevoe-
lige gegevens op straat kunnen komen
te liggen, is de factuur aan de zorgverze-
kering. Sinds 2008 moet op elke factuur
de Diagnose Behandel Combinatie-code
(DBC-code) worden vermeld, die verwijst
naar de aandoening van de patiënt. Deze
verplichting is in het leven geroepen, opdat
zorgverzekeraars een eventuele controle
uit kunnen oefenen op het premiegeld en
kunnen kijken of er juist wordt betaald.2
In 2010 heeft een aantal partijen een zaak
gestart tegen de verplichte DBC-code. De
rechter heeft in deze zaak bepaald dat het
verstrekken van de diagnose aan zorgverze-
keraars een inbreuk maakt op de medische
privacy, wanneer de diagnose de kern van
het privéleven van de betrokken persoon
raakt. Het gevolg van deze uitspraak was
dat patiënten bij psychiaters en psycho-
logen een privacyverklaring kunnen onder-
tekenen waarbij ze aangeven hun diagnose
niet door te willen geven aan de zorgver-
zekeraar.6 Uit de afl evering van Zembla
blijkt verder dat – wanneer patiënten de
privacyverklaring ondertekenen - er in veel
gevallen niet of met grote vertraging wordt
uitgekeerd door de zorgverzekeraar. Mocht
de privacyverklaring wel worden geaccep-
teerd bij de verzekering, dan is nog steeds
aan de bedragen op de factuur af te lezen
welke diagnose er is gesteld, volgens A.
van Eldijk, de voorzitter van het Koepel van
DBC-vrije Praktijken.
Gezondheidsrecht: Redactioneel
Medisch dossierWaar komen uw medische gegevens terecht?Door Floor van Mens
OP 23 JUNI 2014 WORDT HET MEDISCH DOSSIER VAN MICHAEL SCHUMACHER AANGEBODEN
AAN EUROPESE KRANTEN VOOR 50.000 EURO. WIE HET DOSSIER HEEFT GESTOLEN EN WAAR
VANDAAN, IS OP DAT MOMENT EEN RAADSEL.1 HOE VEILIG IS UW MEDISCHE DOSSIER IN
NEDERLAND? NAAR AANLEIDING VAN DE UITZENDING ‘DE JACHT OP UW MEDISCHE GEGEVENS’
VAN ZEMBLA OP 17 APRIL 2014 WORDEN HIERONDER DRIE VOORBEELDEN GEGEVEN OVER WAAR UW MEDISCH
DOSSIER TERECHT KAN KOMEN.
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
12
13
REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014
Landelijke databank DISHet landelijke DBC-informatiesysteem DIS
is een systeem dat wordt beheerd door de
Nederlandse zorgaanbieders. In dit systeem
wordt alle informatie over DBC’s ontvangen
en beheerd. Het bevat gegevens van zorg-
aanbieders, die zij verplicht moeten aanle-
veren, over wat zij aan zorg hebben gele-
verd en gedeclareerd. DIS zorgt ervoor dat
met deze informatie het medisch handelen
transparanter wordt. Daarnaast levert DIS
deze gegevens aan vijf publieke afnemers
en kan DIS, na toestemming van data-eige-
naren, informatie leveren aan derden.7 Het
Centraal Bureau Statistiek (CBS) is één van
de vijf publieke organisaties die wettelijk
recht heeft op informatie van het DIS. Het
gebruikt deze informatie om statistische
analyses te maken over de Nederlandse
zorgmarkt. Volgens Zembla kan het CBS
echter gemakkelijk via andere gegevens
die zij bezit een identiteit koppelen aan de
gegevens van het DIS. Een derde, waaraan
DIS informatie kan leveren, is bijvoorbeeld
de overheid die deze informatie nodig
heeft voor wetenschappelijk onderzoek.
Alhoewel het DIS geen persoonsgegevens
bevat zoals naam, adres en woonplaats,
bevat het wel gegevens zoals geslacht,
postcode en aandoening. Mocht je kwaad
in de zin hebben, dan is het gemakkelijk
te herleiden over welke persoon het gaat.
GeheimhoudingsplichtOp grond van artikel 88 Wet op de
beroepen in de individuele gezondheids-
zorg (Wet BIG) zijn medici, die onder de
functionele eenheid vallen, gehouden aan
het medisch beroepsgeheim. De geheim-
houdingsplicht houdt in dat de zorgver-
lener zwijgt over alles wat over de patiënt
naar voren is gekomen, tenzij de patiënt
hier toestemming voor geeft. In artikel
21 Wet bescherming persoonsgegevens
(Wbp) wordt een uitzondering gemaakt
voor het verwerken van persoonsgege-
vens, voor zover dit noodzakelijk is voor
een goede behandeling of verzorging van
de patiënt. Er valt te concluderen dat het
verwerken van persoonsgegevens in het
EPD niet onder de noodzakelijkheid valt,
aangezien de patiënt toestemming moet
geven aan de arts om hier informatie in
op te mogen slaan.8 Een arts schendt zijn
geheimhoudingsplicht dus al wanneer
hij informatie opslaat in het EPD zonder
toestemming te vragen aan de patiënt.
Wanneer een dossier is opgeslagen in het
EPD, hebben alleen de medici die direct
bij de behandeling zijn betrokken toegang
tot dit dossier. Voorbeelden hiervan zijn de
verpleegkundige of collega die door de arts
worden geraadpleegd met het oog op de
behandeling van de patiënt. Een persoon
die niet bij de behandeling is betrokken
en geen uitdrukkelijke toestemming heeft
gekregen van de patiënt, loopt het risico
om de bevoegdheid tot de uitoefening van
zijn beroep te verliezen als hij het dossier
inkijkt.9
In artikel 23 lid 2 WBP is vastgelegd dat
persoonsgegevens mogen worden verwerkt
ten behoeve van de wetenschap en statis-
tiek als dit een algemeen belang dient. De
partijen moeten hiervoor de nodige voor-
zieningen hebben getroffen om te verze-
keren dat de medische gegevens alleen
voor deze doeleinden wordt gebruikt. In
het DIS worden de data beheerd in een
strikt beveiligde omgeving en deze omge-
ving wordt jaarlijks onafhankelijk getoetst.
De beveiliging van de data voldoet hiermee
aan de internationale standaarden en aan
de ‘hoogst denkbare maatstaven van het
College Bescherming Persoonsgegevens’.
Daarnaast zijn de instellingen die inzicht
krijgen in de data, zoals het CBS, gebonden
aan geheimhoudingsplicht.10
Op grond van artikel 21 lid b sub 1 Wbp jo.
art 7.2 en 7.3 Zorgverzekeringswet mogen
verzekeraars persoonsgegevens verwerken
voor zover dit nodig is voor de boordeling
van het te verzekeren risico. De geheim-
houdingsplicht van de arts wordt hiermee
doorbroken. De aanvullende verzekering
valt echter niet onder de Zorgverzeke-
ringswet, waardoor de zorgverzekeraars
alleen op grond van artikel 21 lid b sub 2
Wbp persoonsgegevens mogen opvragen
wanneer dit in de overeenkomst is vast-
gelegd. De medische gegevens mogen op
grond van artikel 21 lid 2 alleen worden
verwerkt door personen die uit hoofde
van ambt, beroep of wettelijk voorschrift
of krachtens overeenkomst tot geheim-
houding zijn verplicht. Bij zorgverzekeraars
werken medische adviseurs die uit hoofde
van hun beroep aan geheimhoudingsplicht
zijn gehouden. De overige medewerkers
zijn krachtens arbeidsovereenkomst tot
geheimhouding verplicht.11
Er valt te concluderen dat de partijen bij
verwerking van persoonsgegevens een
geheimhoudingsplicht hebben of aan hoge
veiligheidseisen moeten voldoen. Echter
dit neemt niet weg dat uw medische gege-
vens verder rijken dan uw behandelende
arts. Hopelijk gaan al deze instellingen
zorgvuldig om met uw medische dossier
en wordt er geen misbruik van functie
gemaakt zoals de helikoptermedewerker
uit Zwitserland deed. Hij stal het medische
dossier van Michael Schumacher, dat het
helikopterbedrijf ontving om te adviseren
of Schumacher per helikopter kon worden
vervoerd van het ziekenhuis van Grenoble
naar het ziekenhuis in Lausanne.12
ConclusieMedische gegevens van patiënten blijven
niet alleen bij de behandelende arts in
de computer staan. Ze worden ten eerste
gedeeld met andere artsen via een EPD.
Ten tweede kunnen zorgverzekeraars diag-
noses afleiden aan codes of bedragen op
de factuur. Tot slot worden medische gege-
vens verstuurd naar de landelijke databank
DIS, die de informatie (naar regels volgens
de wet) doorspeelt naar publieke afnemers
en derden. Alhoewel de medische gegevens
naar al deze instellingen worden verspreid,
wordt dit wel gedaan binnen de kaders van
de wet. Het is aan alle betrokken partijen
om zich te houden aan hun geheimhou-
dingsplicht en zorgvuldig om te gaan met
onze privacy.
1. ‘Deel dossier Schumacher gestolen’,
NOS 23 juni 2014, www.nos.nl (zoek op
artikel 665445).
2. Aflevering ‘De jacht op uw medische
gegevens’, Zembla, 17 april 2014.
3. Kamerstukken I, 2011/10, 31466.
4. ‘Toch elektronisch patiëntendossier’,
nu.nl 21 augustus 2013, <http://www.
nu.nl/binnenland/2688818/toch-elektro-
nisch-patientendossier.html>.
5 www.ikgeentoestemming.nl .
6. CBb, 2 augustus 2010, NJB 2010, 1621.
7 www.dbcinformatiesysteem.nl.
8. ‘Mogen mijn medische gegevens
worden uitgewisseld’, www.mijnprivacy.
nl (zoek op EPD).
9 ‘Strafrechter kan arts uit beroep zetten om
EPD’, Volkskrant 22 februari 2009, www.
volkskrant.nl (zoek op strafrechter epd).
10 ‘DCB-onderhoud heeft meegewerkt
aan televisieprogramma Zembla’, dbc
onderhoud www.dbconderhoud.nl
(zoek op zembla).
11 N.J.E.G. Cremers, ‘uniforme maatregel
01: functionele eenheid’, 25 augustus
2011, p. 11-12.
12 ‘Verdachte diefstal medisch dossier
Schumacher dood’, Algemeen Dagblad
6 augustus 2014, www.ad.nl (zoek op
Schumacher dossier).
Gezondheidsrecht: Redactioneel Dwang in de zorg; nu en in de toekomst goed verzorgd?Door Frank Bentvelzen
VOOR PATIËNTEN MET EEN PSYCHISCHE STOORNIS KAN DWANG IN DE ZORG NOODZAKELIJK ZIJN.
DEZE PATIËNTEN MOETEN WEL WORDEN BESCHERMD NU ZIJ DOOR DIE GEDWONGEN ZORG IN
HUN (GROND)RECHTEN WORDEN BEPERKT. OP DIT MOMENT WAARBORGT DE WET BIJZONDERE
OPNEMINGEN IN PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN (HIERNA: WET BOPZ) DEZE RECHTEN, MAAR DE
WETGEVER BEOOGT DEZE WET TE VERVANGEN DOOR TWEE NIEUWE REGELINGEN. HET WETSVOORSTEL ZORG
EN DWANG PSYCHOGERIATRISCHE EN VERSTANDELIJK GEHANDICAPTE CLIËNTEN (KORTWEG WETSVOORSTEL
ZORG EN DWANG; HIERNA: WZD), LIGT INMIDDELS BIJ DE EERSTE KAMER; HET WETSVOORSTEL VERPLICHTE
GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG (HIERNA: WVGGZ) WORDT NOG BEHANDELD IN DE TWEEDE KAMER. HOE IS
DWANGZORG NU GEREGELD EN WAT VERANDERT ER?
De Wet Bopz in het kortDe huidige - uit 1994 stammende - Wet
Bopz regelt onvrijwillige opname en
behandeling in een psychiatrische instel-
ling. De Wet geldt voor drie categorieën
cliënten: personen met een psychiatrische
stoornis, personen met een verstandelijke
beperking en personen in de psychoge-
riatrie (ouderenzorg bij dementie). Een
onvrijwillige opname is slechts mogelijk
als 1) de cliënt een gevaar voor zichzelf
of anderen veroorzaakt, 2) dit gevaar het
gevolg is van een psychische stoornis, 3)
een opname de enige manier is om het
gevaar te stoppen en 4) de cliënt niet
vrijwillig wil worden opgenomen. Het
‘gevaarscriterium’ is dus belangrijk bij een
mogelijke onvrijwillige opname. De Wet
Bopz schetst onder meer situaties waarin
gevaar bestaat dat iemand zichzelf of een
ander van het leven berooft, door hinder-
lijk gedrag agressie van anderen oproept
of een gevaar vormt voor de algemene
veiligheid van personen of goederen.
Gedwongen opnamen zijn in beginsel
slechts toegestaan nadat een voorlopige
rechterlijke machtiging op grond van
bovengenoemde criteria is afgegeven en
later eventueel een machtiging tot voort-
gezet verblijf.1 Overigens is een dergelijke
machtiging in geval van personen met
een verstandelijke beperking of dementie
slechts nodig wanneer deze personen zich
daadwerkelijk tegen de opname verzetten.
Wanneer de cliënt geen bereidheid maar
ook geen bezwaar toont tegen opneming,
beoordeelt het Centraal Indicatieorgaan
Zorg of de cliënt zich ten gevolge van de
stoornis wel of niet buiten een inrichting
kan handhaven. Een rechterlijke machti-
ging is ook niet vereist bij noodsituaties
waarin de machtigingsprocedure niet kan
worden afgewacht. De burgemeester van
de betreffende gemeente kan in deze
gevallen bij beschikking een inbewaring-
stelling vaststellen. De wet verplicht dat
zo spoedig mogelijk na de gedwongen
opname een behandelingsplan voor de
cliënt wordt opgesteld, welke de thera-
peutische middelen bevat waarmee de
cliënt moet worden behandeld om het
gevaar weg te nemen. Bij verzet tegen
het behandelingsplan kan dit niettemin
toch worden uitgevoerd ter afwending
van ernstig gevaar voor de cliënt of
anderen, voortvloeiende uit de stoornis.
Er is dan sprake van een ‘dwangbehande-
ling’. Soms kunnen middelen of maatre-
gelen buiten het behandelingsplan om, of
middelen die ondanks acceptatie van het
plan op verzet stuiten, noodzakelijk zijn.
Deze middelen of maatregelen kunnen
worden toegepast ter overbrugging van
‘tijdelijke noodsituaties’, veroorzaakt door
de patiënt in de instelling als gevolg van
de stoornis. Denk hierbij aan afzondering,
vasthouden van de patiënt, het plaatsen
van bedhekken en het toedienen van
medicatie of voeding.2 Een cliënt heeft de
mogelijkheid om een klacht in te dienen
bij het bestuur van de instelling wanneer
hij het niet eens is met de dwangbehan-
deling of specifi eke middelen en maatre-
gelen. Het bestuur stelt een commissie
in die de klachten behandelt, hierna kan
eventueel een verzoekschrift bij de rechter
worden ingediend.
Tekortkomingen van de Wet BopzDe discussie rondom de Wet Bopz werd
door het tweede evaluatierapport van de
wet in 2002 goed aangewakkerd. Deze
evaluatie concludeerde onder meer dat
cliënten met een verstandelijke beper-
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
14
king en mensen met dementie niet op de
juiste rechtsbescherming kunnen rekenen
wanneer zij te maken krijgen met vrij-
heidsbeperkende maatregelen.3 Boven-
dien biedt de Wet Bopz geen basis voor
ambulante dwangzorg (zorg buiten een
instelling), die vaak geprefereerd wordt
boven een dwangopname en nu ook al
steeds meer plaatsvindt.4 Op dit moment
kan gedwongen behandeling namelijk pas
volgen na een dwangopname. Ook het
gevaarscriterium stond ter discussie, dit
criterium zou te eng zijn geformuleerd:
situaties waarin de betrokkene maat-
schappelijk discutabel gedrag vertoont,
vallen er bijvoorbeeld niet onder. Het
begrip ‘gevaar’ wordt door hulpverleners
ook op verschillende wijzen geïnterpre-
teerd en is om die reden onduidelijk
te noemen.5 Daarnaast zijn patiënten
en hulpverleners niet altijd tevreden
over de behandelplannen en worden in
de literatuur vraagtekens gezet bij de
eigen bevoegdheid van de behandelaar
(de instelling) om te besluiten over de
dwangbehandeling. De dwangbehande-
ling wordt nu alleen achteraf getoetst
wanneer een cliënt een klachtenprocedure
start. De vraag is of een onafhankelijke
partij niet eerder bij de beoordeling over
dwangbehandeling moet inspringen, een
rechter zou deze rol kunnen vervullen.6
Naar aanleiding van onder meer deze
discussiepunten werd besloten een eigen
regeling voor de sectoren verstandelijk
gehandicaptenzorg en psychogeriatrie te
maken. Bovendien had een derde evalu-
atie van de wet in 2007 tot gevolg dat
ook voor de sector psychiatrie een nieuwe
regeling wordt ontwikkeld. De eerste twee
sectoren zullen vallen onder de WZD, de
WVGGZ is gericht op de psychiatrie.
WZD en WVGGZBeide nieuwe regelingen zijn breder in
hun bereik dan de Wet Bopz. De wets-
voorstellen beogen dat dwangzorg ook
buiten een instelling kan worden opge-
legd, dus ook in de thuissituatie of klein-
schalige woonvormen.7 In de WZD staat
niet het behandelplan, maar het ‘zorgplan’
centraal. Dit zorgplan omvat niet alleen
behandeling, verpleging en begeleiding,
maar ook afspraken in het kader van
de woon- en leefomgeving, opleiding en
bijvoorbeeld het contact tussen cliënt en
familie.8 De WZD spreekt niet meer van
dwang(behandeling), maar van ‘onvrij-
willige zorg’. Hiervan is volgens artikel 2
van het wetsvoorstel sprake als de cliënt
niet heeft ingestemd met of zich verzet
tegen zorg die zich richt op toedienen
van voeding, vocht of medicatie voor
een somatische aandoening, maatregelen
waarmee toezicht wordt gehouden op de
cliënt, of beperkingen in de vrijheid het
eigen leven in te richten die tot gevolg
hebben dat de cliënt iets moet doen of
nalaten. Opvallend is dat door de WZD
nu bij voorbaat al met ‘onvrijwillige zorg’
gelijk worden gesteld: het toedienen van
medicatie die van invloed is op het gedrag
of de bewegingsvrijheid van de cliënt en
maatregelen die tot gevolg hebben dat de
cliënt gedurende enige tijd in zijn bewe-
gingsvrijheid wordt beperkt. Beide laatste
zorgvormen zijn ‘onvrijwillig’, ongeacht of
de cliënt hiermee instemt of zich verzet.
Het gevaarscriterium is in de WZD niet
als zodanig terug te vinden. Onvrijwillige
zorg is slechts mogelijk als sprake is van
‘ernstig nadeel’, waarvan de definitie te
vergelijken is met die van ‘gevaar’ uit de
Wet Bopz (art. 1 lid 2 WZD). De WZD voor-
ziet in een stappenplan waarin de zorg-
verleners een zorgplan opstellen dat in
beginsel geen plaats biedt voor onvrijwil-
lige zorg wanneer een cliënt niet instemt
of zich hiertegen verzet. Door middel van
multidisciplinair overleg worden steeds
eerst alternatieven van vrijwillige zorg
bekeken. Onvrijwillige zorg kan slechts
worden opgenomen in het zorgplan indien
het gedrag van de cliënt door zijn stoornis
leidt tot ernstig nadeel, de onvrijwil-
lige zorg noodzakelijk is om het ernstige
nadeel te voorkomen of af te wenden en
aan eisen van proportionaliteit en subsi-
diariteit is voldaan (art. 10 WZD). Daad-
werkelijke uitvoering van deze onvrijwil-
lige zorg is bij niet-instemmen en verzet
pas mogelijk als aan bovengenoemde
eisen is voldaan, het ernstige nadeel zich
daadwerkelijk voordoet en er verantwoord
toezicht kan worden gehouden op toepas-
sing van de onvrijwillige hulp (art. 12 e.v.
WZD). Slechts in het geval van ‘onvrijwil-
lige opname’ is een rechterlijke machtiging
of inbewaringstelling nodig (art. 24 en 29
WZD). Ook de rechter moet toetsen aan
de bovengenoemde criteria en oordeelt
dus of ernstig nadeel op deze wijze voor-
komen wordt. Voor overige vormen van
onvrijwillige zorg bestaat voor de cliënt
een klachtenprocedure achteraf, vergelijk-
baar met de Bopz-procedure.
Ook in de WVGGZ wordt behandeling
centraal gesteld: beoogd wordt geen
opnamewet, maar een behandelwet met
dwang als ultimum remedium. De WVGGZ
zet in op meer invloed van de cliënt, die
moet worden verwezenlijkt door regel-
matig overleg met hulpverleners en het
gezamenlijk evalueren van de zorg. Ook
dit wetsvoorstel voorziet in een zorg-
plan, waarin voorkeuren van de patiënt
beter moeten worden opgenomen. Nieuw
is ook de nadruk op wederkerigheid:
tegenover dwang moeten voor de patiënt
voldoende mogelijkheden tot participatie
15
REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014
“Bovendien biedt de Wet Bopz geen basis voor ambulante dwangzorg, die vaak geprefereerd wordt boven een dwangopname en nu ook al
steeds meer plaatsvindt.”
in de samenleving en voorbereiding op
re-integratie staan. Bovendien kunnen
familieleden meer betrokken worden bij
beslissingen omtrent dwang. De WVGGZ
introduceert het begrip ‘verplichte zorg’ (in
plaats van dwangbehandeling): zorg waar-
tegen de patiënt zich verzet. Onder zorg
valt niet alleen de opname in een ‘accom-
modatie’, maar bijvoorbeeld ook het
toedienen van medicatie, of het beperken
van ontvangen van bezoek of communi-
catie en extramurale begeleiding (zie de
niet-limitatieve lijst in art. 3:2 WVGGZ).
Deze verplichte zorg kan gegeven worden
op grond van een zorgmachtiging of een
crisismaatregel (vergelijkbaar met de
inbewaringstelling, zie art. 3:1 WVGGZ).9
De zorgmachtiging wordt uiteindelijk door
de rechter verleend, tevens voorziet het
wetsvoorstel in de mogelijkheid van hoger
beroep. Rechterlijke tussenkomst is dus in
beginsel vereist voor alle dwangzorg die
onder de WVGGZ valt, er is dus niet louter
een klachtenprocedure achteraf. Verplichte
zorg kan slechts worden verleend wanneer
sprake is van een psychische stoornis
en gedrag als gevolg hiervan leidt tot
‘aanzienlijk risico op ernstige schade voor
hemzelf of voor anderen’, te verwachten
valt dat de zorg effectief is en er geen
andere alternatieven zijn om het aanzien-
lijke risico af te wenden. Ook hier wordt
het gevaarscriterium dus ingewisseld,
ditmaal voor een breder ‘schadecriterium’.
KritiekDe wetsvoorstellen komen tegemoet
aan de vraag om ambulante dwangzorg,
en meer (dwang)zorg op maat voor de
verschillende categorieën patiënten. De
voorstellen - met name de WZD - zijn
echter zeker niet zonder kritiek onthaald.
Men zet grote vraagtekens bij de regel dat
het toedienen van gedragsbeïnvloedende
medicatie en het toepassen van maatre-
gelen die de bewegingsvrijheid beperken,
per definitie onvrijwillige zorg vormen.
Consequentie is dat ook de zorg die door
de cliënt juist gewenst is (bijvoorbeeld het
plaatsen van een bedhek voor een beter
nachtrust), maar wel onder bovenstaande
noemer valt, soms slechts is toegestaan
als voldaan is aan de voorwaarden van
onvrijwillige zorg. Er wordt in deze situa-
ties dus helemaal niet aangesloten bij de
wens van de cliënt. Bovendien wordt als
onbegrijpelijk bestempeld dat bij toepas-
sing van de WVGGZ wel alle vormen
van verplichte zorg rechterlijke toet-
sing behoeven, maar dat dit bij de WZD
slechts geldt voor gedwongen opneming.
Het is vreemd dat bij deze vergelijkbare
kwesties gekozen is voor uiteenlopende
procedures.10 Dat de WVGGZ voorziet in
meer rechterlijke toetsing is echter ook
niet onomstreden. Men verwacht door
het wetsvoorstel meer en gecompliceer-
dere aanvragen voor machtigingen, met
taakverzwaring voor rechters als gevolg.
Men vreest vooral voor toename van de
werklast voor gerechtshoven door de
nieuwe mogelijkheid van hoger beroep,
naar schatting zal deze verzwaren met
1200 meervoudige kamerzittingen. Het is
daarbij de vraag of hoger beroep voor
kortdurende machtigingen wel zinnig is.11
Ook wordt betwijfeld of meer betrokken-
heid van familieleden wel zo gewenst is.
Het is goed voor te stellen dat een patiënt
niet wil dat zijn familie betrokken wordt
in het (verplichte) zorgproces, of dat de
familie de behandeling frustreert.12
ConclusieDe Wet Bopz is als waarborgwet voor
de rechten van personen die te maken
krijgen met dwang in de zorg, verou-
derd. Het is dus een goede zaak dat deze
wet vervangen wordt door twee nieuwe
wetten die specifieker gericht zijn op
de afzonderlijke zorgsectoren, waardoor
zorg op maat dichterbij komt. Aan de
wetsvoorstellen valt echter nog wel het
een en ander te sleutelen. De hiervoor
behandelde kritiek is slechts een klein
deel van de twijfels die omtrent de voor-
stellen bestaan. De wetgever is gelukkig
nog niet uitgesproken: de WZD en WVGGZ
zullen samen worden behandeld door de
Eerste Kamer, wanneer de Tweede Kamer
de WVGGZ heeft aangenomen. Pas als
het zover is, weten we of dwang in de
zorg in de toekomst ook goed genoeg is
verzorgd.
1 De voorwaardelijke machtiging, mach-
tiging op eigen verzoek en zelfbinding
blijven hier buiten beschouwing.
2 Uitgewerkt in het Besluit middelen en
maatregelen Bopz (Bmm Bopz).
3 B.J.M. Frederiks e.a., ‘Het Wetsvoorstel
zorg en dwang: een verantwoordelijke
verbetering voor de rechtspositie van
mensen met een verstandelijke beper-
king en dementie?’, TvGR 2010, afl. 2,
p. 76-77.
4 J.R. van Veldhuizen & A.J.K. Hondius,
‘In plaats van de Bopz’, Maandblad
Geestelijke Volksgezondheid 2004, afl.
4, p. 279-290; T.P. Widdershoven, ‘Na
de Wet Bopz: Aandachtspunten voor
een regeling van psychiatrische dwang’,
TvGR 2006, p. 426-436.
5 A.J.J. van der Kwartel e.a., Deel 8.
Ervaringen met en meningen over de
Wet Bopz, Den Haag: Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
2007.
6 J. Leegemaate, B.J.M. Frederiks & R.P.
de Roode, ‘De Wet Bopz in internatio-
naal perspectief’, TvGR 2007, afl. 4, p.
212-220.
7 Zie https://www.dwangindezorg.nl/
psychiatrische-problemen/de-toekomst.
8 Kamerstukken II 2008/09, 31996, nr. 3,
p. 17.
9 De beslissing tot tijdelijke verplichte
zorg voorafgaand aan een crisismaat-
regel en de beslissing tot tijdelijke
verplichte zorg in een noodsituatie,
blijven hier buiten beschouwing.
10 T.P. Widdershoven, ‘Zorg en dwang:
één stap voorwaarts, twee terug:
Opmerkingen bij het wetsvoorstel
zorg en dwang psychogeriatrische en
verstandelijk gehandicapte cliënten,
NJB 2010/492; J.C.J. Dute, ‘Wet zorg en
dwang: gewogen en te licht bevonden’,
TvGR 2014, afl. 4, p. 263.
11 ‘Verplichte geestelijke gezondheidszorg
vereist investering in rechtspraak’, NJB
2014/241, p. 302.
12 L.A.P. Arends, ‘Verslag najaarsvergade-
ring VGR 2009 Dwang en vrijheidsbe-
perkingen in de zorg’, TvGR 2010, afl.
2, p. 94-104.
REDACTIONEEL JFV IN CASU - OKTOBER 2014
16
“Het is daarbij de vraag of hoger beroep voor kortdurende
machtigingen wel zinnig is.”
Trip Advocaten & Notarissen is vriend van de Stichting Jarige Job.
Wij steunen Jarige Job niet alleen financieel, maar ook op het gebied
van voorlichting. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
Astrid van der Boogh ([email protected] of 050-599 79 29) of
mailen naar [email protected]
IN NEDERLAND KUNNEN JAARLIJKS 60.000 KINDEREN HUN VERJAARDAG NIET VIEREN OMDAT ER THUIS GEEN GELD VOOR IS.
Dit kan zo niet langer. Daarom helpt Jarige Job deze kinderen aan
een leuke dag. Met een cadeau, versiering en traktaties voor op
school. Steun Jarige Job en trakteer de armste kinderen uit de
samenleving op een welverdiende verjaardag.
www.jarige-job.nl
‘
Gezondheidsrecht: Redactioneel Is het verplichten van inentingen nodig? Door Luz van Deemter
CCRÈCHE MOET KIND KUNNEN WEIGEREN ALS HET NIET IS INGEËNT’, LUIDT DE KOP VAN DE
VOLKSKRANT MIDDEN DIT JAAR.1 HET IS EEN GEWAAGDE UITSPRAAK DIE OUDERVERENIGING
‘BOINK’ IN DEZE KRANT DOET, NAAR AANLEIDING VAN EEN MAZELENUITBRAAK. DEZE WAS ONT-
STAAN OP EEN CRÈCHE WAAR EEN BABY VAN ACHT MAANDEN – BIJ VEERTIEN MAANDEN WORDEN
BABY’S PAS INGEËNT TEGEN MAZELEN – BESMET WERD DOOR EEN BABY DIE BEWUST NIET INGEËNT WAS TEGEN
DE ZIEKTE. NADAT HET EERSTE SLACHTOFFERTJE IN HET ZIEKENHUIS WERD OPGENOMEN, ZIJN ER NOG DERTIEN
KINDEREN, WAARONDER MEERDERE BABY’S VAN ONDER DE VEERTIEN MAANDEN, ZIEK GEWORDEN. DE OUDERS
VAN HET EERSTE SLACHTOFFER EN DE VERENIGING ‘BOINK’ STELLEN NAAR AANLEIDING HIERVAN DE VRAAG OF
HET NODIG ZOU ZIJN DAT CRÈCHES BEWUST NIET-INGEËNTE KINDEREN WEIGEREN. DE ONDERLIGGENDE VRAAG
GAAT OVER EEN DISCUSSIE DIE AL VEEL VAKER GEVOERD IS: WAT IS DE VERHOUDING TUSSEN HET RECHT OP
ONAANTASTBAARHEID VAN HET LICHAAM EN DE PLICHT TOT BESCHERMING VAN DE VOLKSGEZONDHEID?
De mazelenHet mazelenvirus is een virus dat zich
verspreidt via de neus of keel van iemand
die erdoor besmet is. Door hoesten, praten
en niezen verspreidt het zich door de
lucht, waar het vervolgens tot enkele uren
in druppeltjes zwevend kan overleven.
De besmetting vindt vervolgens plaats
doordat het virus zich in de luchtwegen
van een ander persoon nestelt en zich
daar vermeerdert.2 Doordat deze ziekte
dus zowel door de lucht als door direct
contact overgedragen kan worden, zal het
niet als een verrassing komen dat het een
uiterst besmettelijke ziekte is. Daarnaast
kan het ook een gevaarlijke ziekte zijn.
Hoewel de ziekte begint met een aantal
vrij ‘standaard’ ziektesymptomen, zoals
koorts, hoesten, verkoudheid en rode
ogen, escaleert zij vrij snel. Er ontstaan
witte vlekjes met een rode stip erin en
de lichaamstemperatuur kan een aantal
keren heftig stijgen. Indien mazelen niet
snel wordt bestreden of vanzelf overgaan,
kunnen zich complicaties voordoen zoals
oorontsteking, met als gevolg doofheid,
oogontsteking, met als gevolg blindheid,
of een levensbedreigende longontsteking.
Vooral bij zeer jonge kinderen (jonger dan
één jaar) komen deze ernstige gevolgen
voor. Wereldwijd is mazelen dan ook een
veel voorkomende doodsoorzaak van
jonge kinderen. De Wereldgezondheids-
organisatie (Engels: World Health Organi-
zation, hierna: WHO) schat dat vijftig tot
zestig procent van de totale kindersterfte
te wijten is aan de ziekte. In Nederland –
en uiteraard in andere landen waar maze-
lenvaccinatie voorkomt – is zo’n hoog
percentage sterftegevallen echter totaal
niet aan de orde. In 1976 werd in ons land
de mazelenvaccinatie al opgenomen in het
Rijksvaccinatieprogramma (RVP), sindsdien
is het aantal meldingen van mazelenbe-
smetting gedaald van ruim 2.500 per jaar
– vrijwel ieder kind kreeg de ziekte - naar
gemiddeld veertig per jaar.3 De doelstelling
van het WHO is om in 2015 de mazelen
volledig te hebben verbannen uit de zoge-
naamde WHO Europese regio’s (VN landen
die zich hebben aangesloten bij het WHO).4
Dit blijkt echter niet altijd gemakkelijk te
gaan. Zo komt een oploop van het aantal
besmettingen voor in de jaren 1999 en
2000. Er werden toen ruim 2.300 geïnfec-
teerde mensen geteld. Drie hiervan - alle
drie kinderen - stierven aan de ziekte.
Door de mazelenepidemie die in 2013
gaande was, werden er 2.500 gevallen
van infectie gemeld, één jongen overleed.
Beide uitbraken ontstonden in de ‘Bible
Belt’, waar ouders er bewust voor hadden
gekozen hun kinderen niet in te enten.5
Preventieve gezondheidszorgDe Grondwet geeft de overheid de verant-
woordelijkheid om maatregelen te treffen
ter bevordering van de volksgezondheid.6
Onder de bevordering van volksgezond-
heid valt niet alleen het goed functioneren
of het genezen van de Nederlandse bevol-
king, maar ook, zo blijkt uit een uitleg van
de WHO, preventie. Gezondheid is volgens
de WHO: ‘Het optimaal functioneren van
mensen, zowel fysiek als mentaal en
sociaal en niet slechts het afwezig-zijn
van ziekten of gebreken.’7 Het hele doel
van preventie is gezondheid, zoals door
WHO beschreven. In Nederland heeft de
overheid dan ook een uitgebreid preven-
tiebeleid dat uit drie onderdelen bestaat:
ziektepreventie, gezondheidsbescherming
en gezondheidsbevordering.8 Het vacci-
neren van burgers is ziektepreventie en
valt onder de openbare gezondheidszorg.
De wetgeving omtrent vaccinatie is dan
ook van publiekrechtelijke aard en wordt
geregeld in de Wet publieke gezondheid.
Klassieke vrijhedenArt. 11 van de Grondwet (hierna: GW)
vertelt ons dat eenieder het recht heeft op
onaantastbaarheid van zijn of haar lichaam.
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
18
Veel Nederlandse burgers stellen dit als
een heel hoog, zo niet het hoogste, goed
dat zij hebben: de beschikking hebben
over het eigen lichaam. Hoewel het RIVM
gebonden is aan zeer strenge kwaliteits-
en veiligheidseisen uit de Geneesmidde-
lenwet, blijken mensen toch terughoudend
om zo veel macht over hun eigen lichaam
en leven aan de overheid te geven, laat
staan over dat van hun kind.9 Inentingen
zijn (in Nederland) dan ook niet verplicht
gesteld in de wet; mensen hebben de
keuze het niet te doen. Voor minderjarige
kinderen, de grootste risicogroep voor de
mazelen, geldt dat de ouders (of de voogd)
het recht hebben over het lijf van hun kind
te beslissen, op grond van het Burger-
lijk Wetboek (hierna: BW).10 Uit de media
kwamen al eerder geluiden dat ouders
die hun kind weigeren in te enten, uit de
ouderlijke macht gezet moeten worden.11
Een grond hiervoor kan zijn dat het ouder-
lijk gezag de plicht omvat van de ouder
om het geestelijke en lichamelijke welzijn
van hun minderjarige kind te waarborgen.12
De rechter kan volgens artikel 250 Boek
1 BW wanneer ‘de belangen van de met
het gezag belaste ouders in strijd zijn met
de belangen van het minderjarige kind’,
ervoor zorgen dat er een curator (in de
plaats van de ouders) wordt aangesteld
om de minderjarige te vertegenwoordigen.
Betoogd kan worden dat het absoluut in
het belang is van een kind om niet ziek
te worden, dan wel dood te gaan. Ouders
kunnen uit hun gezag ontzet worden op
vijf verschillende gronden: 1) misbruik
van het gezag of grove verwaarlozing
van de verzorging of opvoeding van een
of meer kinderen, 2) slecht levensgedrag,
3) onherroepelijke veroordeling, 4) het
in ernstige mate veronachtzamen van de
aanwijzingen van Jeugdzorg of belemme-
ring van uithuisplaatsing, 5) het bestaan
van gegronde vrees voor verwaarlozing
van de belangen van het kind, doordat de
ouder het kind terugeist of terugneemt van
anderen die diens verzorging en opvoeding
op zich hebben genomen.13 Dit gebeurt bij
uitspraak van de rechtbank op verzoek
van de andere ouder, een van de bloed- of
aanverwanten van de kinderen tot en met
de vierde graad, de Raad voor de Kinder-
bescherming of het Openbaar Ministerie.14
Het teruggeven van de ouderlijke macht
kan vervolgens als de rechtbank ervan
overtuigd is dat de minderjarige wederom
aan zijn ouders kan worden toever-
trouwd.15 Dit zou, indien er verder sprake
is van een goede verzorging en een goede
thuissituatie, toegewezen kunnen worden
na de inenting. Al de bovengenoemde
maatregelen zullen echter gepaard gaan
met veel lange rechtszaken en veel papier-
werk. Daarnaast is het ook maar de vraag
hoe bevorderlijk dit is voor een jong kind.
Verder lijkt het wel een erg ingrijpende
maatregel die heel goed onderbouwd moet
worden, wil het conform art. 1:269 lid 1
BW worden uitgevaardigd. Mocht het dus
tot een rechtszaak komen, dan wordt het
nog lastig dit artikel sterk neer te zetten
tegenover mensen die zich eventueel in
de rechtbank kunnen beroepen op hun
klassieke grondrechten. Immers in het
geval van uitbraken in de ‘Bible Belt’, is
niet alleen art. 11 GW maar ook art. 6 lid 1
GW van toepassing. Eenieder heeft name-
lijk ook het recht om zijn of haar geloofs-
overtuiging na te leven. Streng gelovigen
zou niet zonder meer verboden kunnen
worden om conform hun geloof inentingen
te weigeren zonder enige vorm van verder
conflict met hun grondrechten. De afwe-
ging om vervolgens toch tegen de eerder
genoemde rechten in te gaan, wordt bijna
puur gevoelsmatig gedaan. Opgemerkt
moet worden dat er al ver voor de opname
van het mazelenvaccin in het RVP (1967)
een trend was van sterk verminderde
besmettingen en weinig tot geen sterfge-
vallen.16 Deze ratio is vanaf 1967 tot 2014
bijna gelijk gebleven. De mazelen zijn in
Nederland allang geen grote oorzaak van
kindersterfte meer en dus kan de verplich-
ting van een vaccin voor veel mensen een
te sterke maatregel lijken. Hoewel het cru
klinkt, kan er met één sterftegeval in de
vijf jaar niet gesteld worden dat er nog
langer een gevaar bestaat voor de algehele
gezondheid van de Nederlandse bevolking.
ConclusieWat echt cru is, is het feit dat het simpelweg
onnodig is om dit ene sterfgeval te laten
plaatsvinden. Er zijn immers middelen voor
om dit niet te laten gebeuren. Hoewel het
lastig is om te stellen dat mensen in hun
grondrechten beperkt moeten worden,
blijft het leven ‘sich’ toch het hoogste goed.
Het wegzetten van de ouderlijke macht is
een omslachtige maatregel; een verplichte
vaccinatie, zoals ook in veel andere
landen is ingevoerd, is een maatregel die
misschien in de toekomst getroffen wordt.
Het zal strenge wetgeving worden, maar
wetgeving waarin de veiligheid en gezond-
heid van de Nederlandse burgers ultiem
gewaarborgd worden met als doel dat de
gehele bevolking, dus ook jonge kinderen
die nog niet ingeënt kunnen worden,
beschermd zijn tegen het virus en er niet
langer onnodig sterfte door plaatsvindt.
1 Maud Efting, ‘Crèche moet kind kunnen
weigeren als het niet is ingeënt’, De
Volkskrant, (website, laatst bijgewerkt
op 15-03-14).
2 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) ‘LCI richtlijnen mazelen’,
www.rivm.nl (zoek op mazelen) .
3 Van den Hof et al., 1998; Abbink et al.,
Schurink-van ’t Klooster & de Melker,
‘Meldingen van mazelen per jaar,
1976-2012’; www.nationaalkompas.nl
(zoeken op mazelen per jaar).
4 RIVM ‘Kiemsurveillance mazelenvirus’
www.rivm.nl (zoeken op mazelenvirus).
5 Overzicht mazelen-epidemie Nederland,
mei 2013 – februari 2014, Rijksinsti-
tuut voor Volksgezondheid en Milieu:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, p. 4.
6 Art. 22 lid 1 Grondwet, 2014, Kluwer.
7 Preamble to the constitution of the
World Health Organization as adopted
by the international Health Conference.
International Health Conference, New
York 19-22 June 1964.
8 Onder de redactie van Prof. mr. dr. D.P.
Egberts en mr. L.E. Kalkman-Bogerd,
‘Preventieve gezondheidszorg’, Gezond-
heidsrecht (tweede herziene druk)
Houten: Bohn Stafleu van Loghum
2009, p. 159.
9 RIVM ‘Vaccins’ www.rivm.nl (zoek op
vaccinaties).
10 Art. 233 Boek 1, Burgerlijk Wetboek,
jo. art. 1:245 lid 1 jo. lid 2 BW en art.
1:245 lid 4 BW, 2014 Kluwer.
11 Gerrit-Jan Klein ‘Waarom reformatori-
sche ouders niet willen inenten tegen
mazelen’ Trouw (website, laatst bijge-
werkt op 02-07-2013).
12 Art. 1:247 lid 1 jo. lid 2 BW, 2014 Kluwer.
13 Art. 1:269 lid 1 sub a sub b sub c, sub
d en sub e BW.
14 Art. 1:270 lid 1 BW.
15 Art. 1:277 lid 1 BW.
16 Van den Hof et al., 1998; Abbink et al.,
Schurink-van ’t Klooster & de Melker,
‘Meldingen van mazelen per jaar,
1976-2012’; www.nationaalkompas.nl
(zoeken op mazelen per jaar).
19
REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
20
Het vermoeden heerst dat jaarlijks tien-
tallen levens van pasgeborenen worden
beëindigd. Harde cijfers zijn echter
nergens te vinden uit angst voor vervol-
ging. De onduidelijkheid over de voor-
waarden waaronder een beroep op over-
macht wordt gehonoreerd spelen hierin
een belangrijke rol. Om een stukje van
deze onduidelijkheid weg te nemen is in
2005 het Groninger-protocol verschenen.
Ook werd in 2006 door de staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
de minister van Justitie een deskundigen-
commissie ingesteld. In dit artikel wordt
de procedure omtrent de actieve levens-
beëindiging van pasgeborenen in Neder-
land uiteengezet.
Prins en Kadijk Het verhaal van Bente is een samenvat-
ting van een groot ethisch dilemma. Het
verhaal is terug te lezen in ‘Ik wens je
het onmogelijke’.1 Het verhaal van Bente
wakkert de discussie omtrent de levens-
beëindiging van pasgeborenen aan.
Ethici, het Openbaar Ministerie, advocaten
en artsen buigen zich allemaal over de
onmogelijke vraag: wat als de dood de
beste keuze van alle slechte opties is?
In de zaak-Prins2 en in de zaak-Kadijk3
werd een arts geconfronteerd met een
zeer ernstig gehandicapte pasgeborene
met een beperkte levensverwachting. In
beide gevallen was er sprake van onaan-
vaardbaar lijden. De belangrijkste vraag
die bij de rechter terecht kwam, was of
de situatie verbeterd had kunnen worden
door een medische behandeling. In beide
zaken concludeerde de rechter dat gelet
op de ernst van de handicaps er geen
behandelingsperspectief mogelijk was.
Levensbeëindigend handelen bij pasge-
borenen is soms aanvaardbaar wanneer
behandelen geen uitzicht biedt op over-
leven of omdat het latere leven een zeer
beperkte kwaliteit zal hebben. In de
zaken-Prins en Kadijk is door de rechte-
lijke macht bekrachtigd dat levensbeëin-
diging gerechtvaardigd kan zijn wanneer
het overlijden niet op korte termijn volgt.
Het Groninger-protocolHet Groninger-protocol is bedoeld voor
een andere situatie, namelijk de levens-
beëindiging buiten het kader van levens-
verlengend handelen. Op 10 maart 2005
verscheen in ‘The New England Journal of
Medicine’ een artikel vanuit het Universi-
tair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
over een protocol voor ‘euthanasia in
newborns’.4 Dit protocol wordt zowel
nationaal als internationaal aangehaald
als het Groninger-protocol. Het omvat de
volgende vraag: ‘whether deliberate life-
ending procedures are also acceptable for
new-borns and infants, despite the fact
that these patients cannot express their
own will. Or must infants with disorders
associated with severe and sustained
suffering be kept alive when their suffe-
ring cannot be adequately reduce?’
In Nederland bestaat er een gedoogbeleid
dat bereikt is door een akkoord tussen
artsen van de afdeling neonatologie van
het UMCG en justitie in Nederland. Het
protocol bevat richtlijnen over hoe artsen
behoren te handelen bij de levensbeëin-
diging van pasgeborenen. Inhoudelijk
gezien bevat het protocol niets nieuws.
De inhoud van het protocol sluit aan bij
de opvattingen die vóór de totstandko-
ming van het protocol al in de rechtspraak
en literatuur naar voren kwamen.
HET LIJKT WEL EEN SLACHTOFFER VAN DE VOLENDAMSE CAFÉBRAND”, ROEPT VADER EDWIN VOL
ONGELOOF ALS ZIJN DOCHTER BENTE IN 2001 GEBOREN WORDT. ER BLIJKT IETS GRONDIG MIS
TE ZIJN. GROTE OPEN WONDEN MET BLAREN ZITTEN OVER BENTE HAAR HELE LICHAAM. BENTE IS
GEBOREN MET BLARENZIEKTE. BENTE DAG IN DAG UIT PIJN ZIEN LIJDEN IS ONDRAAGLIJK. HAAR
OUDERS VERZOEKEN DE ARTS OM LEVENSBEËINDIGING. DE EUTHANASIEWETGEVING IS NIET VAN TOEPAS-
SING, OMDAT DEZE VEREIST DAT EEN PATIËNT WILSBEKWAAM IS BIJ EEN VERZOEK TOT LEVENSBEËINDIGING.
HET VERZOEK TOT LEVENSBEËINDIGING BIJ PASGEBORENEN KAN DAAROM DOOR DE OFFICIER VAN JUSTITIE
ALS MOORD WORDEN GEKWALIFICEERD. ONDER OMSTANDIGHEDEN KAN EEN ARTS DIE HET LEVEN VAN EEN
PASGEBORENE BEËINDIGT ECHTER EEN BEROEP DOEN OP OVERMACHT IN DE ZIN VAN NOODTOESTAND. ER IS
SPRAKE VAN OVERMACHT ALS HET KIND DOOR EEN GEBREKKIGE GEZONDHEID ERNSTIG LIJDT OF ZAL LIJDEN,
EN DE PLICHT VAN DE ARTS OM DAT LIJDEN TE VERLICHTEN OF TE VOORKOMEN ZWAARDER WEEGT DAN ZIJN
PLICHT HET LEVEN VAN HET KIND TE BEHOUDEN. DE ARTSEN VAN BENTE HELPEN UIT ANGST VOOR VERVOL-
GING NIET MEE AAN DE LEVENSBEËINDIGING.
Gezondheidsrecht: Redactioneel ‘Hoe kies je het goede uit twee kwaden?’De procedure omtrent de actieve levensbeëndiging van pasgeborenenDoor Marjan Kiewiet
REDACTIONEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014
21
Toepassing van het protocol vereist
een uitzichtloos en ondraaglijk lijden,
toestemming van beide ouders, een
ondersteunende second opinion en zorg-
vuldige uitvoering. Het protocol geldt
voor kinderen jonger dan 1 jaar. Het
protocol wil artsen een handvat bieden
omtrent een zorgvuldige besluitvorming
bij de levensbeëindiging van pasgebo-
renen. In juni 2005 heeft de Nederlandse
Vereniging voor Kindergeneeskunde het
Groninger-protocol aanvaard als lande-
lijke richtlijn.5 Het Openbaar Ministerie
heeft echter destijds in informerende zin
bij het opstellen van het protocol bena-
drukt dat aan het protocol geen verwach-
tingen mogen worden ontleend omtrent
de afdoening van levensbeëindiging bij
pasgeborenen in concrete gevallen. Wel
geeft het Openbaar Ministerie aan dat het
Groninger-protocol voldoende feitelijke
informatie verschaft om de zorgvuldig-
heid van de levensbeëindiging te kunnen
beoordelen.
Drie categorieën Er zijn volgens het protocol drie catego-
rieën van kinderen waarbij actieve levens-
beëindiging aan de orde kan komen. Ten
eerste de groep kinderen zonder kans op
overleven. Ondanks maximale zorg zullen
zij na de geboorte overlijden. Ten tweede
de groep kinderen met een zeer slechte
prognose die afhankelijk zijn van inten-
sive care. Zij kunnen de intenszzzivecare-
periode overleven, maar hebben een zeer
sombere levensverwachting. Ten derde de
groep kinderen met een hopeloze prog-
nose. Deze kinderen zullen naar inschat-
ting van medici en ouders ondraaglijk
lijden. Bij deze kinderen wordt een slechte
kwaliteit van het leven met blijvend letsel
voorspeld. Een voorbeeld van deze derde
groep is een kind met een ernstige spina
bifida (vaak ‘open ruggetje’ genoemd).
Het kind zal vele operaties nodig hebben
en er is volgens medici in veel gevallen
uitzicht op een slechte kwaliteit van leven
zonder kans op verbetering. Het protocol
gaat uitgebreid in op de criteria waaraan
artsen moeten voldoen bij één van de drie
genoemde categorieën. Daarnaast geeft
het protocol de benodigde informatie die
een mogelijke beslissing ondersteunt en
verheldert.
De deskundigencommissieOm helderheid te scheppen over de inge-
wikkelde procedure omtrent de levens-
beëindiging hebben de staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
de minister van Justitie op 1 september
2006 de deskundigencommissie inge-
steld.6 De deskundigencommissie beoor-
deelt of de arts bij de levensbeëindiging
van de pasgeborene zorgvuldig heeft
gehandeld aan de hand van criteria van
het Groninger-protocol. Het is aan de
deskundigencommissie om de zorgvul-
digheidseisen verder te ontwikkelen en in
gebruik te nemen.7 Het Openbaar Minis-
terie zal het oordeel van deze commissie
over de levensbeëindiging meenemen in
zijn beslissing en heeft de keuze om het
advies van de commissie op te volgen. De
deskundigencommissie zal de gehele situ-
atie in kaart brengen en toetsen of de arts
in het concrete geval tot een zorgvuldig
besluit heeft kunnen komen.
ConclusieNiemand wordt verplicht om euthanasie
aan te vragen, te ondergaan of uit te
voeren: euthanasie kan immers alleen op
verzoek van de patiënt zelf en met instem-
ming van een arts. Wanneer een kind niet
zelf om euthanasie kan verzoeken, kan
een andere vorm van levensbeëindiging
noodzakelijk zijn. De artsen kunnen dan
op verzoek van de ouders tot levensbe-
eindiging over gaan. Van belang is dat er
eenduidige wetgeving komt met betrek-
king tot kinderen met een fatale aandoe-
ning, zodat langslepende onzekerheid,
zoals in de situatie van Bente, wordt
voorkomen. Of de komst van de deskun-
digencommissie daadwerkelijk voor meer
duidelijkheid voor de betrokkenen gaat
zorgen, is echter nog de vraag. Om hier
achter te komen, is het van belang dat
artsen in de toekomst bereid zijn hun
levensbeëindigend handelen bij een
pasgeborene te melden bij de deskundi-
gencommissie. Het verdient aanbeveling
dat over levensbeëindiging buiten het
kader van levensverlengend handelen
nadere gedachtevorming plaatsvindt.
Rapporten en procedures vragen om actu-
alisering en eenduidigheid.
1. R. Schlikker, Ik wens je het onmogelijke,
Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2012.
2. Hof Amsterdam 7 november 1995, NJ
1996, 113 (Prins).
3. Hof Leeuwarden 4 april 1996, TvGR
1996, nr. 5, p. 284-291 (Kadijk).
4. Verhagen E, Sauer PJJ: The Groningen
protocol – Euthanasia in severly ill
newborns. N Engl J Med (2005), 352
(10): 959-62.
5. Kamerstukken II 2005/06, 30300 XVI,
nr. 90, p. 2.
6. J. Dorscheidt. ‘De centrale deskundigen-
commissie inzake levensbeëindiging
bij pasgeborenen; enkele juridische
reflecties’, TGE 2007-3, p. 72-73.
7. Gezondheidsraad, ‘Overwegingen bij
het beëindigen van het leven van
pasgeborenen’, Signalering ethiek
en gezondheid 2007/1, Den Haag:
Centrum voor ethiek en gezondheid,
2007, p. 16.
Gezondheidsrecht: Achter de deur van...
Joep Hubben Door Folmer Helder
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
22
ACHTER DE DEUR VANJFV IN CASU - OKTOBER 2014
23
U studeerde zowel Nederlands recht als psychologie aan de Nijmeegse universiteit en aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Vanwaar de keuze voor deze studies? Wat voegt psychologie toe voor een jurist?Die combinatie van studies berust meer
op toeval dan op diepe gedachten. Ik
wist eigenlijk niet goed wat ik wilde gaan
studeren na mijn middelbare school. Ik
had een oom die hoogleraar psychologie
was in Nijmegen. Op een dag toog mijn
vader mij naar mijn oom toe die vervol-
gens allemaal indrukwekkende boeken
over psychologie aan mij voorlegde.
Toen dacht ik dat het interessant was
om psychologie te gaan studeren. Na een
jaar of twee kwam ik tot de conclusie
dat psychologie voor mij moeilijk grijp-
baar was, daarom vatte ik het plan op
om rechten te gaan studeren. Maar mijn
vader vond dat wanneer ik aan de studie
rechten zou beginnen, ik ook de studie
psychologie af moest maken. Ik heb
toen mijn kandidaatsexamen in Nijmegen
behaald en ben naar Amsterdam gegaan
waar ik de studie psychologie samen heb
gedaan met de studie rechten. Achteraf is
dat een geweldige combinatie gebleken.
Want na mijn studie kwam ik terecht bij de
militaire dienst, waar ik was geselecteerd
voor de officiersopleiding en geplaatst
zou worden als secretaris voor de krijgs-
raad. Aangekomen bij de krijgsraad bleek
dat er geen vacature was. Vervolgens
werd mij de mogelijkheid geboden om
naar de keuringsraad te gaan in plaats
van de krijgsraad. Bij de keuringsraad heb
ik duizenden militairen moeten keuren.
Via de keuringsraad kwam ik in aanra-
king met militairen die een delict begaan
hadden en aan mij werd gevraagd of ik
rapporten over de delinquenten kon
schrijven. Ik had toen eigenlijk geen idee
wat ik moest doen door mijn gebrek aan
ervaring. Ik heb toen contact opgenomen
met de toenmalige forensisch psychia-
trische kliniek (tegenwoordig het Pieter
Baan Centrum) dat toen werd geleid door
Pieter Baan. Hij was een psychiater maar
ook jurist en was hoogleraar forensische
psychiatrie. Hij heeft mij toen enigszins
wegwijs gemaakt en bij de arm genomen.
Door een ander toeval werd Baan hoofd-
inspecteur volksgezondheid waar hij mij
vervolgens vroeg om als jurist bij de
inspectie te komen werken. Door die
combinatie van studies ben ik dus terecht
gekomen bij de inspectie waar ik zowel te
maken kreeg met juridische zaken, als met
verschillende aspecten van de gezond-
heidszorg. Destijds kreeg ik de mogelijk-
heid om tijdens mijn werkzaamheden te
promoveren. Ik ben gepromoveerd op het
combinatieonderwerp van de juridische
aspecten van psychotherapie, wat destijds
een erg hot item was, bij professor Henk
Lenen. Ik heb pas later ontdekt hoe nuttig
het is om basale kennis te hebben van
psychologie, mede door de vele conflicten
in de gezondheidszorg waar ik bij
betrokken ben geweest.
Is tijdens uw studie uw passie voor het gezondheidsrecht ontstaan?Eigenlijk is na mijn studie de passie voor
het gezondheidsrecht ontstaan doordat
het gezondheidsrecht in die tijd nog niet
aan veel universiteiten werd gedoceerd.
Het vak heeft zich pas ontwikkeld in de
jaren vijftig, aanvankelijk in Amsterdam
en Leiden. Andere universiteiten, zoals
Groningen zijn pas veel later gevolgd. Ik
was in Groningen de eerste hoogleraar
gezondheidsrecht in 2004. De passie is
tijdens de studie al wel enigszins ontstaan
omdat ik toen al zag dat het gezondheids-
recht allerlei interessante raakvlakken
bood. Bijvoorbeeld op het gebied van
de forensische psychiatrie. Iets wat zich
toen ook al snel ontwikkelde was de
hele discussie in die periode van de tach-
tiger jaren, over de rechtspositie van de
patiënt en de mondigheid van de burger.
Ook ontstond in die tijd de discussie over
de inrichting van de zorgverzekerings-
kant van ons systeem, wat ook tot het
gezondheidsrecht behoort en het zoeken
naar instrumenten om de ontwikkeling
van het stelsel en kosten beheersbaar te
houden. Het werd mij toen al duidelijk
dat de impact van gezondheid en gezond-
heidszorg aan het groeien was. Als je de
laatste decennia aan mensen vraagt wat
belangrijk in hun leven is, eindigt iedere
enquête in de uitkomst dat ‘gezond zijn’
het belangrijkste is. Mensen hebben
steeds meer over voor gezondheid en de
gezondheidszorg. Op dit moment wordt er
ruim 80 miljard euro aan gezondheidszorg
besteed in Nederland. Het belang van een
goed juridisch systeem daaromheen, om
de toegankelijkheid en kwaliteit te waar-
borgen, was toen al iets wat zich aan het
ontwikkelen was. Dat heeft mijn interesse
voor het gezondheidsrecht aangewakkerd,
omdat ik toen zag dat het een vak is dat
midden in de samenleving staat, waar
veel kernwaarden en kernvragen uit het
menselijk leven en de samenleving aan de
orde komen.
Wat maakt het gezondheidsrecht zo interessant? Is het eigenlijk wel een apart vak? Gaat het niet om toepassingen van verschillende rechtsgebieden en wordt er niet bestaande juridische kennis toegepast op een specifiek terrein?Dat is deels waar, het gezondheidsecht
is een horizontaal specialisme, eigenlijk
komen alle aspecten van het recht aan
de orde zoals aspecten van het burgerlijk
recht, strafrecht, bestuursrecht en interna-
tionaal recht. Dat maakt het enerzijds heel
interessant. Het gaat daarnaast om alle
specifieke wetgeving die op de gezond-
heid en gezondheidszorg is gericht. In
PROF. MR. DR. HUBBEN IS HOOGLERAAR GEZONDHEIDSRECHT AAN DE FACULTEIT DER
RECHTSGELEERDHEID VAN DE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN. NAAST ZIJN WERKZAAMHEDEN ALS
HOOGLERAAR IS HIJ VERBONDEN AAN NYSINGH ADVOCATEN-NOTARISSEN. EERST ALS ADVOCAAT-
PARTNER, NU ALS OF COUNSEL AAN DE SECTIE GEZONDHEIDSZORG. IK GING MET HEM IN GESPREK
OVER ZIJN WERKZAAMHEDEN ALS OF COUNSEL, DE COMBINATIE MET UNIVERSITAIR ONDERWIJS EN HET DOEN
VAN ONDERZOEK, MAAR NATUURLIJK OOK OVER ZIJN PASSIE VOOR HET GEZONDHEIDSRECHT.
ACHTER DE DEUR VAN JFV IN CASU - OKTOBER 2014
24
al die kolommen van burgerlijk recht,
bestuursrecht, strafrecht kom je specifiek
recht tegen dat van toepassing is op het
gezondheidsrecht, denk aan internationale
verdragen of bijzondere strafrechtelijke
bepalingen. Een sterk uitdijend terrein
van de laatste 20 jaar is het bestuurs-
rechtelijk gezondheidsrecht. Denk bijvoor-
beeld aan alle regels van financiering en
budgettering, maar ook de problematiek
die het laatste jaar speelt rondom de
NZA (de Nederlandse Zorg Autoriteit). Het
bestuur van de NZA is destijds afgetreden
naar aanleiding van verschillende interne
problemen wat ook te maken had met het
opsporen van zorgfraude. Het gaat alle-
maal over de toepassing van hele speci-
fieke regels die voor de budgettering en
financiering van het gezondheidsrecht zijn
opgezet. Het is bijna een woud van regels
waar maar weinigen de weg in weten
doordat het zo gecompliceerd is geraakt.
Het interessante van gezondheidsrecht is
dus de breedte, maar ik merk ook dat het
de studenten afschrikt. Het duurt eventjes
voordat je het overzicht hebt. Vandaar
dat ik altijd bij de colleges probeer die
breedte aan te geven en studenten het
overzicht te verschaffen. Als je eenmaal
het overzicht hebt, dan valt het alle-
maal wel mee maar aan het begin lijkt
het gezondheidsrecht wel een oerwoud
waar geen pad in te kappen valt. Het is
dus waar dat het gezondheidsrecht een
toepassing van allerlei recht op bijzon-
dere vraagstukken is maar daarnaast is er
ook nog een heleboel specifieke regelge-
ving van toepassing. Het is namelijk ook
het toepassen en analyseren van allerlei
bijzondere wetgeving. In Groningen
bijvoorbeeld hebben wij net in opdracht
van de minister van Volksgezondheid een
evaluatie uitgevoerd van de hele beroe-
penwetgeving in de gezondheidszorg en
van het tuchtrecht van de gezondheids-
zorg. Het evaluatierapport is een rapport
van zo’n 400 pagina’s en wanneer je daar
doorheen kijkt is al snel duidelijk hoe
ingewikkeld de regelgeving is in al die
beroepsgroepen van artsen, verpleegkun-
digen, apothekers enzovoort. Ook valt op
hoe het de neiging heeft steeds verder
uit te dijen in complexiteit. Het gevolg
is dat je steeds meer specifieke wetge-
ving krijgt. We leven in een tijd waarin
mensen steeds minder risico’s accepteren
en wanneer er risico’s zijn wordt er al snel
gekeken naar de overheid. Het gevolg
is dat de overheid met een soort risico-
regelreflex reageert en de minister in actie
dient te komen. Of er wordt vanuit de
Tweede Kamer geroepen dat er iets moet
worden ondernomen waardoor regelingen
of uitvoeringsregelingen worden aange-
scherpt. Kijk bijvoorbeeld ook naar de
zaak Jansen Steur die terecht tot grote
publiciteit heeft geleid en waar een roep
ontstond naar grotere bevoegdheden voor
de inspectie. Het deel van de specifieke
en bijzondere wetgeving breidt zich dus
steeds verder uit. Daar zit ook een zekere
mate van bedreiging in want naarmate
een vakgebied steeds verder uitdijt, wordt
het ook steeds moeilijker te overzien. Dat
maakt soms, voor een student die zich
vluchtig oriënteert op het gezondheids-
recht, een demotiverende indruk. Dat is
jammer en niet nodig.
U heeft altijd verschillende werkzaamheden gecombineerd, het raadheerschap bij het Gerechtshof Arnhem met het hoogleraarschap en daarnaast uw werkzaamheden als advocaat en of counsel met universitair onderwijs en onderzoek. Hoe hebt u dit ervaren en waarom heeft u nooit de keuze gemaakt om volledig te kiezen voor één van deze banen?Ik ben eerst een paar jaar werkzaam
geweest als inspecteur Volksgezond-
heid. Vervolgens ben ik gepromoveerd
maar ik wilde me toch meer op het juri-
dische handwerk storten. Toen heb ik de
overstap gemaakt naar de rechterlijke
macht. Ik was nog maar korte tijd als
rechter werkzaam in Den Bosch toen ik
werd benoemd tot raadsheer bij het hof
Arnhem. Als 37-jarige was ik destijds één
van de jongste raadheren ooit. Na een jaar
of twee jaar werkzaam te zijn bij het hof
Arnhem, werd ik benoemd tot hoogleraar
gezondheidsrecht in Nijmegen. Dat was
een nevenfunctie. Het hof Arnhem had
echter niet zoveel zaken op het gebied
van gezondheidszorg en daardoor was
er eigenlijk niet zo’n behoefte aan een
specialisatie voor gezondheidsrecht. Op
een gegeven moment ben ik verbonden
geraakt aan Nysingh doordat één van
de oudere compagnons, Mr. Kuiper, lid
werd van de Raad van State. Hij had een
praktijk op het gebied van de gezond-
heidszorg. Door zijn overstap naar de
Raad van State viel de gezondheidsrecht-
praktijk open en men vroeg aan mij of
ik geen belangstelling had om de over-
stap naar de advocatuur te maken. Daar
heb ik destijds toch een aantal slapeloze
nachten van gehad. Het was toen name-
lijk nog heel uitzonderlijk dat een rechter,
zeker een raadsheer, uit een functie stapte
die eigenlijk voor het leven bedoeld was
en advocaat werd. Ook is de advocatuur
een totaal andere wereld dan de recht-
spraak. Na een tijdje erover na te hebben
gedacht heb ik destijds toch besloten
die overstap te maken. Het was een heel
gelukkig toeval dat zo op mijn pad kwam.
De combinatie van het hoogleraarschap
gezondheidsrecht met de praktijkervaring
is een goede en vruchtbare combinatie.
Het is in zoverre een hele vruchtbare
combinatie omdat datgene waarmee je
je meer in wetenschappelijke zin bezig
houdt, zoals onderzoek doen en publi-
ceren, veel meer tot leven komt omdat dat
ook vraagstukken zijn die je in de praktijk
tegen komt rondom ziekenhuis, patiënten,
artsen, en zorgverzekeraars. Soms zie je
dat bepaalde wetgeving hapert of niet
goed functioneert. In de jaren 90 was ik
adviseur gezondheidswetgeving van de
toenmalige minister Hirsch Ballin. Ik heb
toen weer van dichtbij gezien hoe nuttig
het is, als het gaat om wetgeving, dat je
de praktijk die achter zo’n terrein schuil
gaat, goed kent. Het helpt ook weer in de
praktijk bij het adviseren van bijvoorbeeld
ziekenhuizen als je een blik achter de wet
kan werpen, dat je de bedoeling van de
wet goed snapt. Daar schort het tegen-
woordig wel aan in ambtelijk Den Haag.
Er zijn wel heel veel goede wetgevings-
juristen, maar de kennis van het praktijk-
veld, daar hapert het nog wel eens aan.
Naast uw werkzaamheden voor Nysingh en het hoogleraarschap vervult u nog meerdere nevenfuncties. Hoe ziet uw gemiddelde werkweek eruit?Ik ben veel met onderwijs bezig, zo
doceer ik in Groningen gezondheidsrecht
samen met Mr. Dorscheidt en gaat veel
van mijn tijd op aan het doen van onder-
ACHTER DE DEUR VANJFV IN CASU - OKTOBER 2014
25
zoek. In mijn loopbaan heb ik altijd vrij
veel nevenfuncties vervuld die op de één
of andere manier gerelateerd zijn aan
gezondheidszorg. Zo ben ik momenteel
voorzitter van de Raad van Toezicht van
het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. In
die werkzaamheden als voorzitter zie ik
of bepaalde wettelijke regelingen tot hun
recht komen in de gezondheidszorg. Daar
kan ik ervaren of we als overheid papieren
wettelijke regels maken die langs de
werkelijkheid heen gaan of dat het regels
zijn die bijdragen aan het beter laten func-
tioneren van de gezondheidszorg.
Momenteel ben ik ook veel bezig met
de commissie rond late zwangerschaps-
afbreking en levensbeëindiging van
ernstig gehandicapte pasgeborenen. In
die commissie behandelen we ingrijpende
vraagstukken. Tevens zit ik in de hoofd-
redactie van het tijdschrift Gezondheids-
zorg Jurisprudentie. Wij hebben daarvoor
ongeveer tien keer paar jaar een redactie-
vergadering en per vergadering evalueren
wij gemiddeld zo’n 120 rechterlijke beslis-
singen, die wij terug moeten brengen tot
18 à 20 te publiceren uitspraken. Ook
ben ik nog werkzaam als of counsel bij
Nysingh. Dat wil zeggen dat mijn werk-
zaamheden bestaan uit het meedenken en
adviezen geven aan de tien advocaten die
werkzaam zijn bij de sectie gezondheids-
recht en het behandelen van een aantal
speciale dossiers. Daarnaast ben ik actief
als mediator en arbiter bij het Nederlands
Arbitrage Instituut, allemaal op het gebied
van gezondheidszorg. Tot voor kort was ik
voorzitter van de commissie die zich op
verzoek van de minister van Volksgezond-
heid bezig hield met de herziening van de
patiëntenwetgeving. Dat heeft geleid tot
een wetsvoorstel dat nu nog steeds bij
de Eerste Kamer aanhangig is. Dat zijn
een aantal van die mooie klussen die dan
voorbij komen.
U bent naast uw werkzaamheden als of counsel bij Nysingh ook actief als voorzitter van het St. Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. Het gezondheidsrecht is continu in ontwikkeling. Bestuurders en professionals in de zorgsector staan onder druk.
Zij moeten reageren op regelgeving die voortdurend verandert. Komen artsen door de recente ontwikkelingen niet steeds verder onder druk te staan en wordt de positie van de patiënt niet versterkt? Hoe hebt u de ontwikkeling van het gezondheidsrecht als jurist en als bestuurder door de jaren heen ervaren?In de jaren tachtig is een soort inhaalslag
begonnen om de positie van de patiënt
enigszins gestalte te geven, daarvoor
waren er eigenlijk geen specifieke regels
omtrent de positie van de patiënt. Er
waren regels over de beroepsuitoefening,
ziekenfondsen, de ziektekostenverzeke-
ring, over de bouw van een ziekenhuis
maar niet over de positie van de patiënt.
Dat staat niet op zichzelf, dat heeft te
maken met de algemene ontwikkeling
in de samenleving, de versterking van
de positie van de burger, de individuele
grondrechten, de rechtsbijstand en de
versterking van de positie van de consu-
ment in het algemeen. Op die golven
heeft de patiënt enige positie gekregen.
Tegen mensen die zeggen dat het in de
gezondheidszorg alleen maar over de
positie van de patiënt gaat, zeg ik: dat
is niet waar. Er is nog steeds heel veel
regelgeving over de beroepsuitoefening
die de meerderheid vormt. Toch is er vaak
een gevoel van dreiging of druk dat artsen
ervaren als gevolg van die versterkte
positie van de patiënt. Als ik een lezing
moet houden voor artsen begin ik vaak
met de vraag: ‘hoeveel tuchtzaken denkt
u dat er aanhangig worden gemaakt?’
Vaak hoor ik dan mensen roepen ‘tien-
duizend’ of ‘zesduizend’. Vervolgens vraag
ik hoeveel van die klachten volgens hen
gegrond worden verklaard, vaak wordt
er dan geantwoord met ‘de helft’. De
werkelijkheid is namelijk dat er in totaal
ongeveer 1500 tuchtklachten worden
ingediend over de ruwweg 300.000
beroepsbeoefenaren in de gezondheids-
zorg. De vraag is dan natuurlijk hoeveel
van die tuchtklachten nu daadwerkelijk
gegrond worden verklaard. In de afge-
lopen jaren is dat percentage gezakt tot
ongeveer 12%. Er is dus in Nederland niet
een sfeer van massaal klagen. Het alge-
mene beeld van artsen die onder druk
staan en het beeld dat er veel klachten
aanhangig worden gemaakt is dus niet
juist. Vaak wordt er ook in het spaakge-
bruik weinig onderscheid gemaakt tussen
het aantal ingediende claims en het aantal
toegewezen en gehonoreerde claims.
Het aantal ingediende en gehonoreerde
claims is nog steeds niet geëxplodeerd.
Het is echter wel zo dat door ernstige
incidenten en de risico-regelreflex, artsen
zich soms bedreigd voelen. Bijvoorbeeld
naar aanleiding van de zogenaamde
declaratiefraude die op sommige plaatsen
heeft plaatsgevonden. Het was niet altijd
duidelijk of er echt gefraudeerd was of
dat het een gevolg was van onduidelijke
regels waarbij artsen hebben geprobeerd
tot een creatieve oplossing te komen
om ook de patiënt te helpen. Wanneer
men vervolgens in de krant leest dat een
ziekenhuis 25 miljoen euro moet terug
betalen voor vermeende fraude, daar-
naast een boete krijgt en de NZA binnen
is gevallen met opsporingsambtenaren,
dan gaat er wel een gevoel van bedrei-
ging uit. Mijn kantoorgenoot Sijmons,
hoogleraar gezondheidsrecht in Utrecht,
zei daarover terecht in het journaal dat de
oorzaak ook wel te zoeken is in de moge-
lijkheid dat de regels met betrekking tot
de declaratie onvoldoende duidelijk zijn
en dat de dokter probeert een creatieve
oplossing te vinden. Een ander voorbeeld
is de zaak van de huisarts in Tuitjenhorn.
In die zaak werd huisarts Tromp op non-
actief gezet na een door hem uitgevoerde
euthanasie bij een terminaal zieke patiënt.
Die overleed kort daarna. Tromp pleegde
zelfmoord na het bevel te stoppen met
zijn praktijk. Een coassistent van het
AMC was aanwezig toen Tromp de eutha-
nasie uitvoerde en had vragen bij het
handelen van de huisarts. Ze heeft vervol-
gens melding gemaakt van de verrichte
handelingen bij haar begeleider van het
AMC. Het AMC heeft vervolgens de IGZ
(Inspectie voor de Gezondheidszorg)
ingelicht, die vervolgens het OM inscha-
kelde. Die zaak kende een geweldige
impact en wekte ten onrechte de indruk
dat huisartsen rekening moeten houden
met het risico dat er zo’n inval zonder
goede aanleiding kan plaatsvinden. Soms
heeft ook de manier waarop wordt opge-
ACHTER DE DEUR VAN JFV IN CASU - OKTOBER 2014
26
treden zoals in de zaak Tuitjenhorn, wat
gepaard ging met veel wapengekletter, tot
gevolg dat de gemiddelde dokter die dat
optreden niet zo goed in een juridische
context kan plaatsen zodanig geïmpo-
neerd raakt dat er snel een gevoel van
bedreiging ontstaat.
Wat is volgens u de wisselwerking tussen de media en de gezondheidszorg? Bepalen de media de kwaliteit van de zorg? Media doen heel veel dingen ten goede
van de gezondheidszorg, bijvoorbeeld
de misstanden in de zaken Janssen Steur
of die van Yolanda Venema, zouden niet
zo in de belangstelling zijn gekomen
als de media daar niet zo voor gezorgd
hadden. De keerzijde is dat media soms
incidenten ten onrechte uitvergroten. Het
is daarom van groot belang dat instel-
lingen en beroepsbeoefenaren beseffen
hoe zo om moeten gaan met media. De
media hebben een grote invloed op de
gezondheidszorg en dit zal alleen maar
verder toenemen, zeker als je kijkt naar
de toename van het gebruik van social
media. Je moet als gezondheidszorginstel-
ling er goed van bewust zijn hoe je daar
mee om gaat en hoe je daarin proactief
beleid voert. Een interessant voorbeeld
hiervan is dat onlangs bij het Medisch
Spectrum Twente, waar ook de Jansen
Steur affaire zich heeft afgespeeld, op het
gebied van vaginakanker het ziekenhuis
zelf heeft vastgesteld dat de artsen die de
operaties uitvoerden over een bepaalde
periode, relatief gezien slechte resultaten
behaalden. Het MST heeft dat destijds zelf
ontdekt, vervolgens een onderzoek inge-
steld en maatregelen genomen. De opera-
ties op dat gebied zijn toen gestaakt en
overgeheveld naar het Universitair Medisch
Centrum Groningen. Vervolgens heeft het
ziekenhuis zelf de publiciteit gezocht door
een groot artikel te schrijven over het
voorval in het tijdschrift Medisch Contact.
Echter, heeft niemand er toen aandacht
aan besteed, zo verscheen er slechts een
klein artikel in de Volkskrant. Als de media
zelf achter de slechte resultaten waren
gekomen dan had je grote rellen gekregen
met vervolgens een uitrukkende toezicht-
houder. Maar door een actief mediabeleid
heeft het betreffende ziekenhuis de zaak
onder controle kunnen houden.
Sinds 2007 geeft u leiding aan de ‘commissie-Hubben’. Deze commissie is ingesteld om het Openbaar Ministerie te adviseren omtrent late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij zwaar gehandicapte pasgeborenen. Artsen zijn verplicht gevallen van late zwangerschapschapsafbreking (tot 24 weken) en levensbeëindiging bij de commissie te melden. Uw commissie beoordeelt vervolgens of de artsen zorgvuldig hebben gehandeld. Wat zijn de toetsingscriteria die de commissie hanteer om te beoordelen of een arts zorgvuldig heeft gehandeld? En denkt u dat de commissie zijn doel heeft bereikt?Zwangerschapsafbreking mag in Neder-
land, althans als daar een indicatie voor is
tot 24 weken, daarna is het een strafbaar
feit. Wel kan sprake zijn van een straf-
uitsluitingsgrond als voldaan is aan de
zorgvuldigheidseisen. Er zijn een aantal
belangrijke eisen. De eerste eis is dat
het moet gaan om een aandoening die
van zodanige aard is dat na de geboorte
wordt afgezien van een medische behan-
deling, omdat naar wetenschappelijk
medisch inzicht medisch handelen zinloos
wordt geacht. We moeten dat kunnen
vaststellen aan de hand van uitgevoerde
onderzoeken. Een bijkomende eis hierbij
is dat er naar wetenschappelijk medisch
inzicht geen twijfel bestaat over de diag-
nose en daarop gebaseerde prognose. Dat
is helemaal niet makkelijk vast te stellen.
Er kan namelijk verschil van inzicht zijn
over de gestelde diagnose; was die diag-
nose wel onweerlegbaar? Was die diag-
nose wel de juiste? We hebben gevallen
gehad waarin wij als commissie de
gang van zaken onderzochten en tot de
conclusie kwamen dat wij wel degelijk
twijfel hadden over de gestelde diagnose.
De volgende belangrijke eis is dat er bij
het kind dat geboren wordt sprake moet
zijn van uitzichtloos lijden. Het gaat dus
niet alleen om een aandoening die niet te
behandelen is maar ook moet er sprake
zijn van ernstig uitzichtloos lijden, dat wil
zeggen dat het niet meer te behandelen of
te verminderen is. Belangrijk punt bij het
uitzichtloos lijden is dat er sprake moet
zijn van actueel lijden, het mag niet gaan
om lijden in de toekomst. Daar draait een
belangrijk deel van de discussie om. In
bepaalde gevallen zeggen sommigen dat
er op het moment van besluitvorming
geen sprake is van lijden maar dat dat in
de toekomst wel te verwachten is. Andere
bijkomende eisen zijn dat de moeder
moet verzoeken om de beëindiging of
toestemming moet geven, dat de arts
de ouders volledig op de hoogte heeft
gesteld van de diagnose en prognose.
Ook moet tenminste één andere onaf-
hankelijke arts geraadpleegd worden en
tot dezelfde conclusie komen. Dit is ook
een zorgvuldigheidsnorm. Natuurlijk moet
de afbreking verder medisch zorgvuldig
worden uitgevoerd. Die laatste punten
zijn makkelijker te beoordelen, maar het
draait dus echt om de vraag of iedere
twijfel over de gestelde diagnose is uitge-
sloten en de zinloosheid ook evident is.
Met betrekking tot de levensbeëindiging
van gehandicapte pasgeborenen is het
nog ingrijpender nu het gaat om een
kind dat al geboren is maar lijdt aan een
aandoening die met zich meebrengt dat er
sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk
lijden. Daar komt bij dat er sprake moet
zijn van lijden in de zin van heersend
medisch inzicht, dus niet alleen volgens
de behandelende dokter. Tevens moet
vaststaan dat naar medisch wetenschap-
pelijk inzicht medisch ingrijpen zinloos is
en mag er ook geen twijfel zijn over de
gestelde diagnose en de daarop geba-
seerde prognose. Dat is de kern. Maar ook
gelden hier weer de eisen van de instem-
ming van de ouders, de ouders moeten
volledig geïnformeerd zijn, er moet een
onafhankelijke arts zijn geraadpleegd en
de zorgvuldigheidsnormen moeten in acht
zijn genomen. Met betrekking tot de vraag
of de commissie zijn doel heeft bereikt
zou ik die vraag met ‘ja’ en ‘nee’ willen
beantwoorden. De commissie bestaat
inmiddels bijna acht jaar en in die acht
jaar hebben wij meermaals meldingen
gekregen van verlate zwangerschapsaf-
brekingen. In enkele gevallen zijn wij tot
de conclusie gekomen dat het afbreken
van de zwangerschap niet zorgvuldig is
geweest. Maar van de levensbeëindiging
van ernstig gehandicapte pasgeborenen
is er in al die jaren maar één melding
geweest, dus in dat opzicht kun je niet
stellen dat de commissie aan zijn doel
beantwoordt. We weten namelijk wel uit
het evaluatieonderzoek dat heeft plaats-
gevonden dat er meerdere gevallen zijn
geweest van levensbeëindiging. Dus als je
stelt dat de commissie is bedoeld om te
toetsen en te oordelen maar vervolgens
zijn er gevallen die niet worden gemeld
dan kan je in dat opzicht niet zeggen dat
het helemaal goed gaat. Waar het vooral
om draait is het criterium dat er sprake
moet zijn van actueel lijden. Er zijn vrij
veel beroepsbeoefenaren op dit gebied
die stellen dat het niet altijd overtuigend is
vast te stellen dat er sprake is van actueel
lijden, maar er vrijwel zeker van zijn dat
zich in de naaste toekomst ernstig lijden
voor zal doen. Er is toch wel een zekere
beweging die vindt dat daarvoor ruimte
zou moeten bestaan. De huidige regeling
laat daarvoor geen ruimte nu het moet
gaan om actueel lijden. Als commissie
kunnen wij wel begrip opbrengen voor
die redenering maar als jurist wil je graag
dat wanneer je een uitzondering maakt,
die uitzondering wel goed gemotiveerd en
afgebakend kan worden. De vraag is dan
wat je bedoelt als je zegt dat ook toekom-
stig lijden reden kan zijn voor levensbe-
eindiging. Je denkt als jurist al snel aan de
risico’s daarvan; wie moet dat dan gaan
bepalen en is er wel voldoende consensus
in de beroepsgroep over wat dan toekom-
stig lijden is? Als die consensus er niet is,
neem je een groot risico.
Het grote voordeel van de regeling inzake
de commissie-Hubben, zoals die de afge-
lopen jaren heeft gegolden in Nederland, is
dat het in ieder geval tot een indringende
discussie heeft geleid in vele klinieken en
in de beroepsgroep die met deze proble-
matiek geconfronteerd wordt. Het heeft
in ieder geval een grotere doordachtheid
gecreëerd, de problematiek is serieus
genomen en is er veel over gediscussieerd
en niet, zoals in sommige andere Euro-
pese landen, in achterkamertjes terecht
gekomen. Het feit dat er in ieder geval met
betrekking tot de levensbeëindiging, niet
alle bestaande gevallen gemeld worden is
op zichzelf niet zonder meer een teken dat
de regeling niet goed functioneert.
U heeft in uw loopbaan al vele functies vervuld, heeft u nog doelen? Ik kan terugkijken op een loopbaan met
veel mooie en boeiende functies op afwis-
selend juridisch gebied. Ik heb mij wel
voorgenomen om tijdig op de woonlo-
caties van mijn kinderen te verschijnen
nu mijn dochter rechter is op Curaçao en
mijn zoons werkzaam zijn in Singapore
en Berlijn. Dat vereist wel een gedis-
ciplineerd reisschema. Ik vind het erg
mooi om te zien dat mijn dochter toch
enigszins in mijn voetsporen is getreden.
Ook is mijn doel om nog enkele proef-
schriften van een aantal promovendi tot
een goed einde te brengen. Tevens is er
is nog genoeg interessants te doen op het
terrein van onderzoek en onderwijs in het
gezondheidsrecht.
Wilt u de studenten nog iets meegeven?Studenten zijn vaak al heel vroeg bezig
met CV opbouwen, ze kijken vaak al vroeg
wat ze moeten omdat ze op een bepaalde
positie terecht willen komen.
Soms moet je jezelf juist breed geori-
enteerd houden. Dat geeft meer kans
aan het toeval voor een combinatie van
dingen die goed zijn. Je moet niet teveel
al precies willen uitrekenen dat je bijvoor-
beeld advocaat bij een bepaald kantoor
wil worden. Ook zou ik studenten nog iets
mee willen geven met betrekking tot het
gezondheidsrecht. De gezondheidszorg
is namelijk niet alleen een markt waarin
ongeveer 80 miljard euro rond gaat maar
het betekent ook dat er heel veel gebeurt.
Er zijn heel veel ziekenhuizen, zorgver-
zekeraars, grote organisaties of overkoe-
pelende organisaties waar juristen nodig
zijn. Ik zie altijd veel interessante posities
in de gezondheidszorg. Dus het eerste
advies is; houd je breed georiënteerd,
geef het toeval een kans en perk je niet
te vroeg in. Het tweede advies is dat het
gezondheidsrecht niet alleen een interes-
sant vak is dat midden in de samenleving
staat maar het biedt ook goede en inte-
ressante arbeidsperspectieven.
ACHTER DE DEUR VANJFV IN CASU - OKTOBER 2014
27
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
28
Gezondheidsrecht: Column
Bepalen media de gezondheidszorg?Door Jolein Holtz
HENK LEENEN, HOOGLERAAR GEZONDHEIDSRECHT AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN, GAF
DIT JAAR EEN LEZING OVER DE WISSELWERKING TUSSEN MEDIA EN DE GEZONDHEIDSZORG.
TWITTER, FACEBOOK, TELEVISIE, ALLE MEDIA ZORGEN ERVOOR DAT MEN BEPAALDE AANNAMES
HEEFT OVER ONDERWERPEN. EVEN SCROLLEN DOOR EEN NIEUWSSITE EN JE ZIET EEN ARTIKEL
OVER DE ZORG. ALLE ONDERWERPEN IN DEZE IN CASU ZIJN OOK TOT STAND GEKOMEN MET BEHULP VAN DE
MEDIA. BIJVOORBEELD DE VRAAG OF INENTINGEN VERPLICHT MOETEN WORDEN GESTELD; MOCHT ER GEEN
KRANT ZIJN GEWEEST OM DAT ENE STERFGEVAL IN KOEIENLETTERS OP DE VOORPAGINA TE VEREEUWIGEN,
DAN WAS NIEMAND HIER BEWUST MEE BEZIG GEWEEST. OF EUTHANASIE, IEDEREEN HEEFT EEN MENING OVER
OF DIT WEL OF NIET MAG. MAAR HAD MEN HIER OOK BIJ STILGESTAAN ALS NIET IEDER VERHAAL HIEROVER
ZIJN WEG VINDT NAAR DE KRANT EN/OF TELEVISIE? IN DIT ARTIKEL WIL IK KORT STILSTAAN BIJ DE POSITIEVE
EN NEGATIEVE EFFECTEN VAN DE MEDIA OP DE GEZONDHEIDSZORG. WANT DEZE ZIJN ZEKER NIET ALLEEN
NEGATIEF.
COLUMNJFV IN CASU - OKTOBER 2014
29
Positieve effectenIn de vorige eeuw waren artsen een
apart ras. Ze stonden bekend om dat ze
erg overtuigd van zichzelf waren en deze
overtuiging ging ook mee naar hun werk.
Bijvoorbeeld bij het verwijderen van de
borst bij borstkanker. Waar men eerst een
deel van de borst wegnam, bleek uitein-
delijk dat dit bepaalde uitzaaiingen niet
verwijderde. Hierdoor gingen de artsen
steeds meer verwijderen, totdat de gene-
ratie jonge artsen ging roepen om een
objectief onderzoek naar de meest prak-
tische manier van het verwijderen van de
borst. De artsen waren het hier niet mee
eens, zij waren overtuigd van hun eigen
gelijk, maar dankzij de patiëntenbeweging
en steun van de media is dit onderzoek er
uiteindelijk toch gekomen.
Meer recent: de zaak Brandon en Jolanda
Venema, de vastgeketende jongge-
handicapten over wie foto’s en video’s
verschenen in de media. Deze beelden
kregen aandacht in alle media, maar
ook van politici, waardoor men aandacht
kreeg voor de jonggehandicaptenzorg en
hoe deze verbeterd kon worden. En wat
dacht je van Jansen Steur, de ex-neuro-
loog die bij honderden mensen verkeerde
diagnoses stelde. Zijn vervolging werd
pas echt ingesteld nadat de media hier
aandacht aan hadden geschonken.
Mensen stellen ook steeds meer kritische
vragen in de media over de zorg, waarna
er soms televisieprogramma’s worden
geproduceerd over deze vragen.
Negatieve effectenJournalisten zijn vaak op zoek naar de
smeuïgste details en zijn bereid hiervoor
een flinke som geld neer te leggen. Het
is dan ook niet verbazingwekkend dat
regelmatig, vaak na het overlijden van
een patiënt, patiëntgegevens worden
verspreid via de media. Zo maakte een
patholoog in Nederland allerlei gevoelige
informatie bekend over de oudste vrouw
van Nederland. Hij vertelde haar medische
geschiedenis, uitkomst van de sectie,
woonplaats, noem maar op.
Zo had de ondergang van het Ruwaard
van Puttenziekenhuis waarschijnlijk niet
plaatsgevonden als de media zich er niet
mee hadden bemoeid. In dit ziekenhuis
was intern onrust uitgebroken over een
onderzoek over de sterftecijfers (door het
ziekenhuis uitgevoerd). Al snel werd dit
opgepakt door de media en werden de
cijfers gepubliceerd in de krant. Hierdoor
voelde de gehele Nederlandse bevolking
zich geroepen haar kritiek te uiten en dit
heeft uiteindelijk geleid tot de ondergang
van het ziekenhuis. Na deze ondergang
werd opnieuw onderzoek gedaan waar
onder andere uit bleek dat deze cijfers
niet bijzonder waren, maar meer zieken-
huizen gelijke sterftecijfers hadden.
Veel negatieve effecten hebben ook te
maken met de druk die specialisten
voelen om te scoren in de pers. Men laat
zich te snel ongenuanceerd uit. Zo riep
hoogleraar Diederik Stapel ooit: ‘Vlees-
eters zijn agressiever dan vegetariërs’,
een uitspraak waar hij eerst de onder-
zoeksresultaten voor gemanipuleerd had.
Een ander voorbeeld betreft de Eyeworks
affaire (‘24 uur op de spoedeisende hulp’).
Hierbij ondertekende het ziekenhuis een
contract met Eyeworks om patiënten en
hun familie en vrienden te filmen op
ontroerende momenten. Dit programma
diende geen enkel medisch doel, maar
was alleen gericht op het trekken van de
aandacht van de media.. Het programma
heeft maar één uitzending gehad omdat
het een duidelijke inbreuk opleverde op
de privacy van de gefilmden, aangezien zij
niet wisten dat ze gefilmd werden.
Media-effectenVolksgezondheid is van zeer hoge prio-
riteit, voor iedereen. Dat uit zich in een
grote variatie medische programma’s
op de televisie. Met deze programma’s
stimuleert men mede de transparantie
van de gezondheidszorg. Deze transpa-
rantie wordt ook op andere manieren
gestimuleerd. Zo zijn ziekenhuizen sinds
1 januari 2014 verplicht om onder andere
sterftecijfers te publiceren. Dit is natuur-
lijk in eerste instantie positief. Maar als je
er verder over nadenkt zul je je beseffen
dat deze cijfers weinig zeggen. Zo zijn
ligging van het ziekenhuis, afdelingen,
voorzieningen en andere factoren niet in
de cijfers meegenomen.. Men kan dus
conclusies trekken naar aanleiding van
de cijfers die absoluut niet waar hoeven
te zijn. Dit benadrukt maar weer dat men
voorzichtig moet zijn met informatie in de
media brengen. Soms lijkt het mensen
niet duidelijk hoe groot een media-effect
kan zijn.
ConclusieGezondheid is een groot goed. Niet
verbazingwekkend dus dat de bevolking
hier transparantie in eist. Het maakt het
dan ook onvermijdelijk dat de media
hier hun licht over laten schijnen. Maar
als ook professionele partijen de media
gaan gebruiken, is het belangrijk dat er
een bepaald mediabeleid is. Gebeurt dit
niet, dan zullen er nog vele misverstanden
ontstaan. Berichten in de media zullen
dan alle aandacht krijgen, terwijl niet-
belichte onderdelen van de zorg verwaar-
loosd worden.
Ter verduidelijking: dit betreft een
samenvatting van de lezing aangevuld
met opiniestukken.
GEZONDHEIDSRECHTS JFV IN CASU - OKTOBER 2014
30
Gezondheidsrecht: Personae
Herman Kamminga over de decentralisatie jeugdzorgDoor Michelle Bruijn
IN DEZE PERSONAE STAAT NIET ZO ZEER EEN PERSOON CENTRAAL, MAAR EEN ONTWIKKELING BINNEN
HET RECHT. OP 1 JANUARI 2015 TREEDT DE NIEUWE JEUGDWET NAMELIJK IN WERKING. DEZE JEUGDWET
HEEFT TOT DOEL HET JEUGDSTELSEL TE VEREENVOUDIGEN EN EFFECTIEVER EN EFFICIËNTER TE MAKEN.
JEUGDZORG STAAT VOOR DE ONDERSTEUNING VAN KINDEREN EN OUDERS BIJ OPGROEI- EN OPVOE-
DINGSPROBLEMEN. OP DIT MOMENT LIGT DE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DEZE ZORG VERSPREID OVER
HET RIJK, DE PROVINCIES EN DE GEMEENTEN. IN DE PRAKTIJK ZORGT DIT ERVOOR DAT DE ZORG SOMS TE
KORT SCHIET. DE OVERHEID VOND DE OPLOSSING VOOR DEZE VERSNIPPERING IN DE DECENTRALISATIE VAN
DE JEUGDZORG. VANAF 1 JANUARI 2015 VALT DE JEUGDZORG DAAROM ONDER DE VERANTWOORDELIJKHEID
VAN DE GEMEENTEN. PROJECTLEIDER DECENTRALISATIE JEUGDZORG VOOR DE GEMEENTEN HOOGEZAND-
SAPPEMEER, SLOCHTEREN EN MENTERWOLDE, HERMAN KAMMINGA, BESPREEKT DE INS EN OUTS VAN DE
AANKOMENDE DECENTRALISATIE.
PERSONAEJFV IN CASU - OKTOBER 2014
31
PersonaHerman Kamminga is werkzaam als
projectleider decentralisatie jeugdzorg
voor de gemeenten Hoogezand-Sappe-
meer, Slochteren en Menterwolde. In
deze hoedanigheid zorgt hij ervoor dat
de decentralisatie in goede banen wordt
geleid, dit doet hij samen met twee
andere projectleiders.
Kamminga is altijd werkzaam geweest bij
de overheid, ondanks dat daar in eerste
instantie niet zijn passie lag. Zijn passie
lag bij de kunst, maar hij werd uitgeloot
voor de kunstacademie Minerva. Nadat
hij werd uitgeloot kwam hij terecht bij de
gemeente Assen op het archief. Hier is zijn
interesse voor het bestuursrecht ontstaan.
Hij besloot toen om een studie te volgen
bij de Bestuursacademie. Nadat hij was
afgestudeerd en een aantal jaren op de
arbeidsmarkt had rondgekeken, besloot
hij om alsnog naar de kunstacademie
te gaan. Er is alleen weinig brood te
verdienen in de kunstwereld en zodoende
kwam hij na zijn studie aan Minerva toch
weer terecht bij de gemeente.
Kamminga werkt nu geruime tijd bij de
gemeente Hoogezand-Sappemeer en
noemt dit een uitdagende gemeente. Dit
komt met name door de vele doorgroei-
mogelijkheden die hij binnen de gemeente
krijgt en de grote sociale problematiek
in de gemeente. Hierbij kan er worden
gedacht aan de hoge werkeloosheid en
een groeiend aantal ‘probleemjongeren’.
DecentralisatieOp dit moment liggen de taken voor de
jeugdzorg verspreid over het Rijk, de
provincies en de gemeenten. Deze taken
worden per 1 januari 2015 overgedragen
aan de gemeenten. Dit gebeurt onder
andere omdat de gemeente de bestuur-
slaag is die het dichtst bij de burger staat.
Hierdoor wordt er verwacht dat zij effec-
tievere zorg kan bieden. Gemeenten zijn
namelijk beter in staat om integraal beleid
te ontwikkelen en op maat gemaakte zorg
te leveren. Daarnaast ontstaat er door de
decentralisatie één wettelijk kader en één
financieringssysteem.
Het huidige mechanisme van de jeugd-
zorg is gefragmenteerd, verkokerd en
iedereen werkt langs elkaar heen. Op
rijksniveau is het zelfs zo erg dat men
totaal geen idee heeft hoeveel geld er
is. Er is geen idee wat de effectiviteit is
van de investeringen in de zorg. Herman
Kamminga noemt dit een trieste consta-
tering. Volgens Kamminga staat het dan
ook buiten kijf dat een reorganisatie van
de jeugdzorg hard nodig is. Of deze reor-
ganisatie ook moet komen in de vorm van
een decentralisatie is een andere vraag.
Volgens Herman Kamminga is het orga-
niseren van jeugdzorg op gemeentelijk
niveau heel goed mogelijk. Dit kan alleen
niet op de schaal waarop gemeenten
nu georganiseerd zijn. Veel gemeenten
zijn daar te klein voor en hebben onvol-
doende uitvoeringskracht om deze extra
taken op zich te nemen. Dit betekent dat
de bestuurlijke eenheden groter moeten
worden. Gemeenten moeten meer gaan
samenwerken en misschien zelfs wel
fuseren. Dit duidt echter op een paradox.
Een van de redenen voor deze transitie is
immers dat de gemeente de bestuurslaag
is die het dichtst bij de burger staat. Als
gemeenten moeten fuseren om de nieuwe
taken te kunnen uitvoeren creëer je juist
een afstand tot de burger.
Het wordt dus een uitdaging om ervoor
te zorgen dat de afstand tussen bestuur
en burger niet groter wordt. Hierbij kan er
worden gedacht aan moderne vormen van
contact zoals het internet. Hier liggen nog
veel kansen voor gemeenten.
PrivacywetgevingDe decentralisatie brengt ook het onder-
werp over de bescherming van de privacy
op tafel. Door de transitie krijgt de
gemeente de verantwoordelijkheid over
de jeugdzorg. Hierdoor krijgt zij onder
andere de beschikking over veel gegevens
van gezinnen. Gezinnen zijn bang dat de
gemeente de gegevensbestanden aan
elkaar gaat koppelen en daarnaast maken
zij zich zorgen over de toegang tot deze
privacygevoelige informatie. De discussie
omtrent deze kwestie is nog steeds
gaande, bovenstaande kwestie staat
namelijk op gespannen voet met de Wet
bescherming persoonsgegevens (Wbp).
Zowel in de structuur en aansturing
van de organisatie als in de gegevens-
verwerking moeten de rollen duidelijk
gescheiden worden. Er moet constant
worden gewerkt vanuit de vraag hoe de
gegevens van de burger het best kunnen
worden beschermd. Op uitvoeringsniveau
zullen gemeenten pas kennisnemen van
privégegevens als dat absoluut noodza-
kelijk is. De burger is op zijn beurt zelf
verantwoordelijk voor het overdragen van
de gegevens. Het is aan de burger om te
bepalen welke gegevens hij overdraagt.
Ditzelfde geldt voor het koppelen van
gegevens. Dit mag alleen als het gericht
is op het bereiken van een doel binnen
een gezin. Er wordt uitgegaan van één
plan en één gezin. Hierboven komt een
professional. Het is aan hem of haar om
“De fragmentatie is een trieste constatering.”
“Met de beleidsvrijheid ontstaat een groot risico voor
rechtsongelijkheid.”
PERSONAE JFV IN CASU - OKTOBER 2014
32
te beoordelen of bepaalde informatie
moet worden gedeeld, met wie en met
welke reden. De gegevensdeling is dus
in handen van een onafhankelijke profes-
sional. De Wbp is daarnaast erg strikt in
de grenzen rondom de gegevensdeling.
Als er geen sprake is van een bedreiging
van de veiligheid of welzijn van de betrok-
kene, mag de gegevensdeling alleen met
instemming van de betrokkene plaats-
vinden. Wat wel mag is een geanonimi-
seerde versie.De gemeenten houden dus
te allen tijde hun verantwoordelijkheid
richting de wet.
Rechts(on)gelijkheidDe Jeugdwet geeft de gemeenten veel
beleidsvrijheid. Het aanbod en de toegang
tot jeugdzorg wordt bepaald door de
keuzes die worden gemaakt op gemeen-
telijk niveau. Hier ligt een groot risico
voor rechtsongelijkheid. Iets wat Herman
Kamminga niet ontkent. De Jeugdwet
heeft het echter niet over ‘recht op hulp’.
De Jeugdwet spreekt over een verplichting
van de gemeente om adequate jeugd-
hulp te bieden. De wet geeft hier dus de
mogelijkheid om maatwerk te bieden. Wat
de negatieve effecten met het oog op de
rechtsgelijkheid zullen zijn, is afwachten.
De vraag is of gemeenten enerzijds hun
verantwoordelijkheid kunnen nemen en
of ze anderzijds ook de ruimte aan de
professionals en gezinnen kunnen laten
om het zelf op te lossen.
VeranderingenHerman Kamminga heeft enkele veran-
deringen genoemd die de lacunes in de
oude Wet op de Jeugdzorg uit 2005 op
gaan vullen: Zoals al eerder genoemd
zorgt het huidige financiële systeem
voor nogal wat problemen. Dit komt met
name doordat de taken van de jeugdzorg
verspreid liggen over het Rijk, de provin-
cies en de gemeenten. Dit zorgt ervoor dat
er ook allerlei verschillende ‘geldpotjes’
zijn. Hierdoor is er weinig sturing op het
geld en ook weinig verantwoordelijkheid.
Nu dit wordt ondergebracht bij de
gemeenten, komt dit op de begroting
te staan en wordt het gecontroleerd. De
gemeente krijgt nu dus de verantwoor-
delijkheid. Het wordt teruggebracht naar
de lokale overheid en daarmee naar de
lokale democratie.
In het huidige systeem komt het nog wel
eens voor dat een project wordt stopgezet
omdat het geld op is. Dit is een gevolg
van het feit dat er nauwelijks zicht is op
de financiële middelen. In het nieuwe
systeem is dit dus ondenkbaar.
Daarnaast neemt de druk op de profes-
sionele zorg af door de aankomende
transitie. In het huidige systeem is het zo
dat er een standaard zorgtraject is voor
kinderen die bijvoorbeeld worden gedi-
agnosticeerd met ADHD (Attention Deficit
Hyperactivity Disorder). In het nieuwe
systeem komt er een onafhankelijke
instelling of organisatie die de diagnose
stelt en advies geeft. Er wordt hierbij
niet alleen gekeken naar het kind, maar
ook het systeem wordt onder de loep
genomen. Op basis hiervan wordt er een
op maat gemaakt plan opgesteld voor
het kind. Zo wordt de zorgaanbieder niet
langer verleid om zorg te genereren, want
het probleem wordt onafhankelijk van de
zorgaanbieder bekeken.
Zo zijn er nog vele veranderingen in de
nieuwe Jeugdwet die ervoor moeten
gaan zorgen dat het jeugdstelsel snel
en goed op maat wordt gemaakt. Hierbij
ligt de nadruk op de twee belangrijkste
tekortkomingen uit de huidige Wet op de
Jeugdzorg. Dat zijn de hoge kosten en de
tekortschietende samenwerking rondom
kinderen en gezinnen.
Als Herman Kamminga zelf iets zou mogen
veranderen aan de aankomende decen-
tralisatie van de jeugdzorg dan zou hij
graag een extra jaar de tijd willen. Op dit
moment zitten de gemeenten Hoogezand-
Sappemeer, Slochteren en Menterwolde
in het traject van concretisering van het
beleidsplan en de uitvoeringsplannen en
verordeningen. 1 november 2014 moet
het beleidsplan voldoen aan alle gestelde
eisen en 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet
in werking en moet de decentralisatie
helemaal rond zijn. Het is voor iedere
gemeente hard hollen om de gestelde
deadlines te halen. Op 1 januari 2015
zullen we zien of dat hard genoeg was.
“Het is voor iedere gemeente hard hollen om de gestelde
deadlines te halen.”
Bezoek ons op studystore.nlof onze winkel in Groningen:
Oude Kijk in ´t Jatstraat 199712 EA Groningen(naast de UB)
Jouw studievereniging wil het je zo voordelig en makkelijk mogelijk maken.Dus hebben ze een boekenleverancier die daarbij past.
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
34
Gezondheidsrecht: Juridisch Actueel
Wmo 2015: Van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappijDoor Willemien Dikkers
AL JARENLANG VORMEN DE UITGAVEN AAN DE ZORG EEN OMVANGRIJKE KOSTENPOST OP DE
RIJKSBEGROTING. EEN GROOT DEEL VAN DE UITGAVEN KOMT VOOR REKENING VAN DE LANGDU-
RIGE ZORG IN HET KADER VAN DE ALGEMENE WET BIJZONDERE ZIEKTEKOSTEN (AWBZ). DIT STEL-
SEL KAN ECHTER NIET LANGER BEKOSTIGD WORDEN, OMDAT DE UITGAVEN IEDER JAAR OPNIEUW
DE INKOMSTEN OVERSTIJGEN. HERVORMINGEN ZIJN DAAROM NOODZAKELIJK EN DE WET MAATSCHAPPELIJKE
ONDERSTEUNING 2015 (WMO 2015) IS HIER EEN VOORBEELD VAN. EEN GROOT DEEL VAN DE AWBZ WORDT
NAMELIJK OVERGEHEVELD NAAR DE WMO 2015 WAARDOOR DE VERANTWOORDELIJKHEID BIJ DE GEMEENTEN
KOMT TE LIGGEN. DEZE HERVORMING LEVERT DE SCHATKIST RUIM 3 MILJARD EURO OP. 1
Wmo 2007Met de invoering van de AWBZ in 1968 is
een volksverzekering in het leven geroepen
die burgers beschermt tegen risico’s die
niet onder de zorgverzekeringen vallen.
Daarbij kan gedacht worden aan verpleeg-
huiszorg of (langdurig) verblijf in een
gehandicapteninstelling. Vaak gaat het om
langdurige zorg waarvan de kosten maar
door weinig mensen zelf kunnen worden
gefinancierd. In de loop der jaren zijn de
taken van de AWBZ geleidelijk uitgebreid.
Dit heeft geleid tot een forse stijging van
de kosten van de volksverzekering. In
2007 is een begin gemaakt om de onbe-
taalbare druk op de AWBZ te verminderen.
Er zijn taken overgeheveld naar de in
2007 in werking getreden Wet maatschap-
pelijke ondersteuning 2007 (Wmo 2007).
Voornamelijk huishoudelijke verzorging,
persoonlijke verzorging en ondersteu-
nende begeleiding zijn ondergebracht in
de Wmo 2007.2 Hierdoor kunnen mensen
langer thuis blijven wonen en hoeft er
geen beroep te worden gedaan op dure
zorg, zoals verblijf in een instelling. Naast
de economische argumenten om deze wet
in te voeren, lag er ook een maatschap-
pelijk doel aan ten grondslag. De overheid
tracht namelijk iedereen te stimuleren om
actief deel te nemen aan de samenleving.
Daarbij wordt de focus gelegd op zelfred-
zaamheid en het bieden van ondersteu-
ning in het maatschappelijk participeren.3
Dit moet personen met een beperking in
staat stellen: ‘een huishouden te voeren,
zich te verplaatsen in en om de woning,
zich lokaal te verplaatsen per vervoer-
middel en medemensen te ontmoeten en
op basis daarvan sociale verbanden aan
te gaan’, aldus artikel 4 lid 1 Wmo 2007.
CompensatieplichtIn artikel 4 lid 1 Wmo 2007 is de compen-
satieplicht van gemeenten verwoord.
Op basis van de compensatieplicht zijn
gemeenten gehouden hun ingezetenen
te compenseren, indien zij kampen met
beperkingen die hen belemmeren in maat-
schappelijke participatie en zelfredzaam-
heid. De compensatieplicht resulteerde
vaak in het verlenen van standaardvoor-
zieningen die niet altijd het probleem
van de hulpbehoevende burger oplosten.
Naar aanleiding hiervan is het project ‘De
Kanteling’ gestart met als doel het leveren
van maatwerk.4 Dit betekende onder
andere dat er een cultuuromslag moest
plaatsvinden in het verlenen van voorzie-
ningen. Hierbij werd de nadruk gelegd op
het zoveel mogelijk in gesprek gaan met
de hulpbehoevende burger, zodat de voor-
ziening bij zijn wensen en behoeften zou
aansluiten.5 ‘De Kanteling’ is opgenomen
in de nieuwe Wmo 2015.
JURIDISCH ACTUEELJFV IN CASU - OKTOBER 2014
35
Volgens het wetsvoorstel vindt er eerst
een onderzoek plaats waarbij de situatie
van de burger volledig in kaart wordt
gebracht. Dit houdt in de eerste plaats in
dat er wordt onderzocht wat zijn hulpvraag
met betrekking tot de beperking is en
waar de voorkeur van de betrokkene naar
uitgaat. In de tweede plaats wordt het
sociale netwerk van de hulpbehoevende
in kaart gebracht. Dit vormt een belang-
rijk element van de nieuwe wet. Het wets-
voorstel benadrukt dat in eerste instantie
bezien moet worden of de om hulp verzoe-
kende burger zich kan redden met ‘gebrui-
kelijke hulp’ dan wel met ‘mantelzorg’. De
betrokkene is volgens het wetsvoorstel
daarmee afhankelijk van zijn (naaste) fami-
lieleden of vriendenkring. Men dient zich
dus allereerst te wenden tot zijn sociale
netwerk, alvorens het college besluit tot
het verlenen van een voorziening. Mocht
uit het onderzoek blijken dat de burger
geholpen kan worden met een algemene
voorziening, zoals deelnemen aan activi-
teiten in een buurthuis ter bestrijding van
de eenzaamheid, dan komt hij hiervoor in
aanmerking. Tot slot kan na afronding van
het onderzoek blijken dat een maatwerk-
voorziening in het voorkomende geval
geschikt is.6 De opbouw van de wet lijkt
echter te suggereren dat dit als ultimum
remedium aangewend moet worden.
Persoonsgebonden budgetIn de Wmo 2007 had de ontvanger van een
(individuele) voorziening de keuze tussen
een voorziening in natura of een persoons-
gebonden budget (pgb). Het verschil is dat
in het eerste geval de gemeente bijvoor-
beeld een rolstoel aanbiedt en in het
tweede geval de gemeente een budget
verschaft aan de burger om een rolstoel
te kopen. Uit de memorie van toelichting
van de Wmo 2007 blijkt dat gemeenten
actief gestimuleerd moesten worden een
persoonsgebonden budget te verlenen
vanwege haar ‘positieve kenmerken’.7
Later bleek echter dat het persoonsge-
bonden budget erg fraudegevoelig was en
werd er veel kritiek geuit op deze vorm
van ondersteuning.8 In de nieuwe Wmo is
het persoonsgebonden budget niet afge-
schaft. Uit de memorie van toelichting
blijkt echter dat de voorziening in natura
wordt verkozen boven de uitkering van
een persoonsgebonden budget. Om de
fraude zoveel mogelijk terug te dringen
is er daarnaast voor gekozen om van
het pgb een trekkingsrecht te maken. Dit
houdt in dat de persoon in kwestie niet
zelf beschikt over zijn persoonsgebonden
budget, maar dat het hem toegekende
bedrag in beheer komt van de Sociale
Verzekeringsbank (SVB), die namens het
college van burgemeester en wethouders
de betalingen verricht.9 Bovendien zijn
er strenge voorwaarden verbonden aan
de mogelijkheid een persoonsgebonden
budget toe te kennen. Zoals blijkt uit het
wetsvoorstel dient de aanvrager van een
voorziening te onderbouwen waarom hij
een pgb verkiest boven een voorziening in
natura en is het college van burgemeester
en wethouders verplicht te onderzoeken
of de aanvrager in staat is zelfstandig de
benodigde hulpmiddelen of diensten aan
te schaffen.10
BeleidsvrijheidKenmerkend aan het wetsvoorstel Wmo
2015 is de mate van beleidsvrijheid die
aan gemeenten wordt toegekend. Dit is te
herkennen aan zinsneden zoals ‘naar het
oordeel van het college’ en de in artikelen
opgenomen kan-bepalingen, die regel-
matig voorkomen in het wetsvoorstel. De
beleidsvrijheid van gemeenten heeft moge-
lijk twee gevolgen. In de eerste plaats kan
deze leiden tot een grote verscheidenheid
in de Wmo-praktijk tussen gemeenten.11 In
de tweede plaats zijn rechters gehouden
een marginale toets te verrichten indien
het college een ruime beleidsvrijheid is
toegekend.12 Daardoor kunnen er vraag-
tekens geplaatst worden bij de mate van
rechtsbescherming die burgers genieten.
Op grond van de huidige Wmo verrichten
rechters een volle toets ten aanzien van
de invulling van de compensatieplicht13,
terwijl de regering ten tijde van de invoe-
ring van de WMO 2007 destijds ook voor
ogen had dat rechters een marginale
toets zouden verrichten.14 De praktijk zal
moeten uitwijzen hoe de jurisprudentie
zich ontwikkelt.
ConclusieAnders dan in de Wmo 2007 is er in de
nieuwe Wmo een grotere rol weggelegd
voor de participatiesamenleving. Het
verlenen van een maatwerkvoorziening
wordt gezien als een laatste station. Hier-
door zijn hulpbehoevende burgers meer
afhankelijk van hun sociale netwerk. Daar-
naast worden er minder snel persoonsge-
bonden budgetten verleend ter bestrijding
van het fraudeprobleem en is het pgb een
trekkingsrecht geworden. Kenmerkend aan
het wetsvoorstel is de ruime beleidsvrij-
heid die gemeenten krijgen bij de invulling
van de Wet maatschappelijke ondersteu-
ning. Bij nadere beschouwing van de Wmo
2007 en de Wmo 2015 wordt duidelijk dat
in 2007 de trend is gestart om burgers
minder afhankelijk van de overheid te
maken. De Wmo 2015 borduurt hierop
voort.
1 Auteur onbekend, ‘Wetsvoorstellen met
bezuinigingsdoelstelling van 50 miljoen
of meer’, NJB 2013/1388.
2 Kamerstukken II 2004/05, 30 131, 3, p.
5 (MvT).
3 Kamerstukken II 2004/05, 30 131, 3, p.
5 (MvT).
4 Rapport De Kanteling, ‘Compensatie-
plicht en Kanteling – Onze visie op de
Wmo’, CG-Raad, CSO en VCP.
5 M. Vermaat, ‘Maatwerk in het wetsvoor-
stel maatschappelijke ondersteuning
2015’, NJB 2014/1018.
6 Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, 3, p.
121 t/m 125.
7 Kamerstukken II 2004/05, 30 131, 3, p.
11 (MvT).
8 T. van der Linden, ‘Fraude pgb voor-
komen met de juiste beheersingsmid-
delen’, wmokantoor.blogspot.nl.
9 Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, 3, p.
125 (MvT).
10 Kamrstukken II 2013/14, 33 841 (Wets-
voorstel Wmo 2015, art. 2.3.6 lid 2)m.
11 W.I. Koelewijn & E.E. Schaake, ‘Minder
compenseren meer participeren’, De
gemeentestem 2014, nr. 2, p. 7.
12 Kamerstukken II, 2013/14, 33 841, 3,
p. 122.
13 CRvB 10 december 2008, JB 2009/47,
RSV 2009/24 en USZ 2009/14, r.o.
4.2.2.
14 W.I. Koelewijn & E.E. Schaake, ‘Minder
compenseren meer participeren’, De
gemeentestem 2014, nr. 2, p. 7.
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
36
Gezondheidsrecht: Uitgelicht
Hulp bij zelfdoding; uit liefde voor MoekDoor Gerben Hoijtink
VEEL MENSEN ZULLEN ZICH DE SPRAAKMAKENDE ZAAK OMTRENT ALBERT HERINGA HERINNEREN.
IN 2008 HIELP HERINGA ZIJN MOEDER BIJ HAAR DOOD. ZIJN STIEFMOEDER, DE 99-JARIGE MARIE
HERINGA (DOOR FAMILIELEDEN LIEFKOZEND ‘MOEK’ GENOEMD), WILDE NIET MEER LEVEN. ZE LEED
ONDER ANDERE AAN HARTFALEN, BOTONTKALKING EN BLINDHEID. HAAR LEVEN WAS NAAR EIGEN
ZEGGEN ‘VOLTOOID’. HAAR HUISARTS STELDE ZICH TERUGHOUDEND OP OVER EUTHANASIE, DUS BESLOOT ZE
DE DAAD ZELF TE VERRICHTEN. HERINGA HAD EEN VERZAMELING MALARIAPILLEN, WELKE IN GROTE HOEVEEL-
HEDEN DODELIJK ZIJN. HERINGA HEEFT DEZE VERMALEN EN IN EEN BAKJE MET YOGHURT GEDAAN. DAARNAAST
HEEFT HIJ NOG WAT ANDERE HANDELINGEN VERRICHT OM DE ZELFDODING VAN ZIJN MOEDER MOGELIJK TE
MAKEN. OP 7 JUNI 2008 EET MEVROUW HERINGA DE YOGHURT MET ONDER ANDERE DE MALARIAPILLEN ERIN.
HIERDOOR KWAM ZE TE OVERLIJDEN.
Strijd tussen twee plichtenOm misverstanden over zijn intenties te
voorkomen, fi lmt hij hoe mevrouw Heringa
de pillen inneemt. Deze video-opnames zijn
in de vorm van de documentaire ‘De laatste
wens van Moek’ op televisie vertoond. Het
Openbaar Ministerie had geen keuze meer,
en moest wel tot vervolging overgaan. Niet
vervolgen zou namelijk de illusie wekken
dat handelwijzen zoals die van Albert
Heringa onbestraft zouden blijven. Hulp
bij zelfdoding is namelijk strafbaar gesteld
in artikel 294 lid 2 van het Wetboek van
Strafrecht. De maximale straf hiervoor is
drie jaar, of een boete uit de vierde cate-
gorie. Toch werd het handelen van Heringa
breed gedragen in de maatschappij, de
staat van mevrouw Heringa was namelijk
zeer schrijnend. Daarom deed raadsman
Wim Anker een beroep op overmacht in
de zin van noodtoestand. Heringa moest
kiezen tussen twee onderling strijdende
plichten. Enerzijds die van het naleven
van de wet, anderzijds de morele plicht
om zijn moeder te helpen aan een pijn-
loze dood. De raadsman heeft hier onder
meer bij aangevoerd dat Heringa de enige
vertrouwenspersoon was van zijn moeder.
Hij zou derhalve dus ook de enige zijn die
handelend zou kunnen optreden. Daar-
naast was mevrouw Heringa grotendeels
gebonden aan haar kamer en bed. Niet
handelen zou voor Heringa hebben geleid
tot de gedachte dat hij zijn moeder in de
steek heeft gelaten, aldus de raadsman.
Wel of geen noodsituatie?De rechtbank oordeelde dat er geen
sprake is van de medische exceptie uit
artikel 2 van de Wet toetsing levensbe-
eindiging op verzoek en hulp bij zelfdo-
ding, omdat Heringa geen arts is. Dit sluit
natuurlijk niet uit dat een beroep op over-
macht als algemene exceptie onmogelijk
is. Hiervoor moet er uiteraard wel voldaan
zijn aan de beginselen van proportionali-
teit en subsidiariteit. De tweede eis brengt
met zich mee dat Heringa onderzoek had
moeten doen naar andere mogelijkheden,
zoals euthanasie. De verdediging stelde
dat er geen andere mogelijkheden waren,
omdat mevrouw Heringa geen andere
arts wilde. Bovendien zou de christelijke
“Bovendien zou de christelijke signatuur van de regio een kansrijke beraadslaging bij een andere arts in
de weg staan.”
signatuur van de regio (Veluwe) een kans-
rijke beraadslaging bij een andere arts in
de weg staan. De rechtbank heeft deze
standpunten verworpen, omdat de huis-
arts nooit definitief heeft geweigerd om
aan euthanasie mee te werken. Hij was
mevrouw Heringa zelfs deels tegemoet
gekomen door de hart- en niermedicatie
stop te zetten. Dit gaf volgens de recht-
bank geen blijk van een onwillige huisarts.
Bovendien oordeelde de rechtbank dat
het niet aannemelijk was dat geen enkele
andere arts mee zou willen werken.
Het oordeelDe rechtbank is dus van oordeel dat er
geen sprake is van een noodsituatie, en dat
het beroep op overmacht dus niet slaagt.
Heringa heeft hoe dan ook een strafbaar
feit begaan. Enkel psychische overmacht
zou de strafbaarheid van Heringa in de
weg kunnen staan. Ook hiervan is volgens
de rechtbank geen sprake, daar er onder
meer een weloverwogen en bewuste
keuze is gemaakt door Heringa om zijn
moeder te helpen. Maar moet Heringa nu
echt gestraft worden voor datgene wat hij
gedaan heeft? Heringa werd zelfs als held
onthaald op het moment dat hij naar de
rechtbank kwam. Advocaat Anker grapte
dat in situaties waarbij er veel mensen
voor de rechtbank staan, de verdediging
eerder met boe-geroep dan met applaus
ontvangen wordt. Maar nu stond er een
grote groep mensen die Heringa steunden
in zijn proces. Zelfs het Openbaar Minis-
terie heeft drie jaar lang over vervolging
getwijfeld. Ook de rechtbank was bewust
van de tendensen in de maatschappij. Dat,
het feit dat het Openbaar Ministerie onre-
delijk lang heeft gewacht met vervolgen
en het feit dat Heringa uit naastenliefde
handelde maakten dat de rechtbank geen
straf heeft opgelegd. De rechtbank maakte
gebruik van artikel 9a van het Wetboek van
Strafrecht. Heringa is schuldig bevonden,
maar hij werd niet gestraft.
Voor eigen dokter gespeeld?Dat neemt niet weg dat er aan het
handelen van Heringa de nodige risico’s
zaten. Zoals reeds vermeld was Heringa
geen arts, en hij had geen ervaring met
het toedienen van dodelijke medicatie.
Heringa was niet getraind om op een
juiste manier met onverwachte complica-
ties adequaat om te gaan. Daarnaast heeft
Heringa de ruimte verlaten voordat zijn
moeder daadwerkelijk overleden was. Er
hadden toen nog problemen bij mevrouw
Heringa kunnen ontstaan. De rechtbank
was zich hier ook bewust van, maar zij
heeft er geen gevolgen aan verbonden.
Het is wel duidelijk dat deze problema-
tiek niet alleen door de rechtspraak kan
worden opgelost. De politiek zal een
keuze moeten maken. Moeten we ons
als samenleving tolerant opstellen tegen
handelwijzen zoals die van Heringa, of
moeten we naar meer gestructureerde
vormen van hulp bij zelfdoding? Ethicus en
filosoof prof. dr. G.A. den Hartogh noemde
als mogelijke gevaren van hulp bij zelfdo-
ding door naasten dat de geboden ‘hulp’
onderdeel kan zijn van “een beleid van
expliciete druk of subtiele manipulatie
waarmee naaste familieleden de dood van
de betrokkene proberen te bespoedigen.”
Als reden voor de uitgeoefende druk noemt
hij voorbeelden zoals mensen die azen op
hun erfenis, of mensen die mantelzorg
als een te zware last ervaren. Hij beaamt
dat het gevaar voor druk en manipulatie
moeilijk te onderzoeken zijn, maar ter
ondersteuning van zijn standpunt wijst hij
naar een onderzoek waarin 29 procent van
de artsen die ooit euthanasie ten uitvoer
hebben gebracht wel eens tekenen van
een ongewenste druk van de familie op
de patiënt hebben gezien. Als bij eutha-
nasie door artsen soms al druk vanuit de
familie wordt ervaren, is het wellicht niet
verstandig om hulp bij zelfdoding door
naasten wettelijk toe te staan. Daarom
zou voorzichtigheid geboden kunnen zijn
bij versoepeling van artikel 293 van het
Wetboek van Strafrecht. Misbruik zou
namelijk op de loer kunnen liggen.
Natuurlijk zijn er ook mensen die hier
anders over denken. Nog niet zo lang
geleden is de Coöperatie Laatste Wil
opgericht, die zich inzet voor het beschik-
baar stellen van dodelijke middelen aan
volwassen burgers. Je zou kunnen stellen
dat de drempel tot euthanasie te hoog is,
en dat veel artsen terughoudend zijn in
hun oordelen. Ze zijn immers niet verplicht
om mee te werken aan euthanasie. Hier-
door kunnen er meer situaties zoals die
van mevrouw Heringa ontstaan en de
vraag is of het wenselijk is dat mensen
voor eigen dokter gaan spelen. Het vrij-
geven van dodelijke middelen kent echter
een aantal grote gevaren. Zo kunnen de
middelen terecht komen bij mensen die
een impulsieve zelfmoorddaad begaan, of
bij mensen die deze zullen gebruiken als
wapen. Daarnaast noemt Den Hartogh nog
het gevaar dat deze middelen een subtiele
druk kunnen uitoefenen op het besluit tot
zelfdoding.
Een taak voor de wetgever?Dat Heringa zijn moeder uit naastenliefde
heeft geholpen mag duidelijk zijn. Veel
mensen zullen het met de rechtbank eens
zijn dat Heringa niet bestraft moet worden
voor zijn daden. Rest de vraag welke kant
we op willen gaan met deze problema-
tiek. Het tolereren van hulp bij zelfdoding
zonder medisch specialisten kent gevaren,
maar de wetgever moet toch het debat
openen en een keuze gaan maken om de
maatschappij duidelijkheid te geven over
wat de grenzen zijn.
De documentaire ‘De laatste wens van
Moek’ beschrijft het verhaal van Heringa
en zijn moeder, en is online te bekijken.
1. Rb. Gelderland 22 oktober 2013, NJFS
2014, 16.
2. G.A. den Hartogh, ‘Hulp bij zelfdoding
door intimi’, NJB 1173 (2004), p. 1604.
3. A. van der Heide, J. Legemaate, B.
Onwuteaka-Philipsen e.a., Tweede
evaluatie Wet toetsing levensbeëindi-
ging op verzoek en hulp bij zelfdoding,
Den Haag: ZonMw 2012.
4. G.A. den Hartogh, ‘Hulp bij zelfdoding
door intimi’, NJB 1173 (2004), p. 1604.
UITGELICHTJFV IN CASU - OKTOBER 2014
37
“Haar leven was naar eigen zeggen voltooid.”
Gezondheidsrecht: Opinie Geneesmiddelonderzoek, de ideale bijbaan of een probleemfactor voor later? Door Jeroen Versluis
EEN WEEK LANG RUST ZONDER HET DRUKKE GRONINGER STUDENTENLEVEN, GRATIS ETEN EN OOK
NOG EENS BETAALD WORDEN TIJDENS HET STUDEREN OF TELEVISIE KIJKEN. EEN GENEESMIDDELEN-
ONDERZOEK ZOU IN VELE OREN KUNNEN KLINKEN ALS DE IDEALE STUDENTENBAAN: VEEL GELD,
WEINIG MOEITE. MAAR WAT ZIJN DE RISICO’S VAN HET ONDERZOEK IN VERHOUDING TOT DE VER-
GOEDING EN IN HOEVERRE GARANDEERT HET BETREFFENDE RECHT DE VEILIGHEID VAN DE PROEFPERSOON?
Geneesmiddelonderzoek als bijbaanPer dag kan er gemiddeld €100-170
verdiend worden, exclusief reiskosten. Een
weekje intern bij een onderzoeksinstituut
zoals QPS kan dus al gauw oplopen tot
€1200, terwijl een week op de huishoud-
beurs werken tegen een minder hoog loon
veel slopender is. De bezigheden bestaan
naast de gebruikelijke bloed- en urinetests
voornamelijk uit wachten. Dvd’s kijken,
studeren of gamen is vaak een methode
om de tijd dat er moet worden gewacht te
doden, wat door studenten niet als nadelig
wordt ervaren. Je zou dus kunnen stellen
dat bij de meeste onderzoeken de mate
van comfort relatief hoog ligt. Vooral door
dit comfort en vanwege het relatief hoge
loon zien sommige studenten meedoen
aan een geneesmiddelenonderzoek als de
ideale studentenbaan.
Geneesmiddelenonderzoek op mensen
beslaat vier fasen. In fase één wordt het
middel voor het eerst op mensen onder-
zocht en wordt er gekeken of het middel
veilig is voor de mens. Pas in fase twee
wordt onderzocht of het middel echt werkt
tegen de ziekte, door middel van testen
op de patiënt. Fase drie beslaat de test-
fase waarin gekeken wordt of het middel
beter werkt dan het bestaande genees-
middel. De vierde fase is niet echt meer
als testfase te zien, in deze fase wordt het
product op de markt gebracht maar vooral
gekeken naar de langetermijneffecten van
het geneesmiddel. Het geneesmiddelen-
onderzoek tegen vergoeding dat wordt
ondergaan door de student is het onder-
zoek in fase één, omdat de studenten
gezonde testpersonen zijn. Om het eerste
faseonderzoek zo veilig mogelijk te maken,
is er een strenge wet- en regelgeving in
Nederland. Dit is ook nodig omdat het
onderzoek in deze fase de eerste proeven
van het geneesmiddel op mensen inhoudt.
Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek op mensenDe Wet medisch-wetenschappelijk onder-
zoek op mensen (hierna: WMO) is in 2006
gewijzigd om te voldoen aan de vraag
vanuit de maatschappij om de veiligheid
van de proefpersonen zo goed mogelijk te
garanderen. Zo mag er slechts om de drie
maanden een onderzoek gedaan worden
en wordt de vergoeding vastgesteld om
de opgegeven vrije tijd te compenseren.
Deze vergoeding wordt vooraf door
een medisch-ethische toetsingscommissie
vastgesteld, zij verleent ook goedkeuring.
Vooral deze goedkeuring is erg belangrijk:
de commissie vereist dat uiterste zorgvul-
digheid wordt betracht om de gezondheid
van de proefpersonen te garanderen. De
WMO geeft geen regels over hoe hoog de
vergoeding precies mag zijn, dit is aan de
medisch-ethische toetsingscommissie om
goed te keuren. Een voorbeeld van een
reden om het onderzoek af te keuren, is
het toekennen van een onevenredig hoge
vergoeding, zodat deze als loon gezien
kan worden. Het is dus niet zo dat de
vergoeding gekoppeld wordt aan het risico
van het onderzoek.
GEZONDHEIDSRECHT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
38
Risico’sJuist omdat er al onderzoek is gedaan op
dieren en er strenge regels gelden, kan
de student zich erg snel verkijken op de
risico’s. De vergoeding wordt niet gekop-
peld aan mogelijke risico’s, maar aan de
intensiteit van het onderzoek. Dit kan een
vertekend beeld van de risico’s geven. Het
onderzoek staat onder scherp toezicht en
over het algemeen worden er geen tot zeer
weinig fouten gemaakt. De voornaamste
problemen ontstaan doordat men niet
precies op de hoogte is van de bijwer-
kingen van het middel of door onderschat-
ting van de bijwerkingen.
Er zijn gevallen bekend waarin het onder-
zoek echter wel erg mis is gegaan. Als
gevolg van een onderzoek in Londen
(2006) naar leukemie kwamen bijvoor-
beeld na een eerste toediening van een
middel zes jonge mannen op de rand
van overlijden en zijn vele andere proef-
personen met langdurige gezondheids-
klachten blijven steken. Een dergelijk
risico is eerder uitzondering dan regel,
toch blijft het gaan om voor het menselijk
lichaam onbekende middelen. Bijeffecten
zijn meestal wel te verwachten, maar in
sommige gevallen zal deze verwach-
ting niet met de werkelijkheid overeen-
stemmen.
De ideale studentenbaan?Kort gezegd komt het er op neer dat de
student door vooraf onderzoek te doen
naar het middel, de risico’s tot een bepaald
punt in zou kunnen schatten. Vraag goed
na bij de onderzoekers en de huisarts wat
precies de bijwerkingen zijn en de moge-
lijke risico’s bij deelname aan een bepaald
onderzoek. Dit zou een veel beter beeld
geven of de beloning het risico waard is.
Voor studenten kan de vergoeding in een
korte periode financiële problemen voor-
komen, zeker bij studies waar te weinig
tijd is voor een bijbaan. Toch valt genees-
middelonderzoek naar mijn mening bij
lange na niet te zien als de ideale bijbaan.
Er bestaat altijd de kans dat het toch
problemen met zich mee zal brengen. En
dan geldt achteraf dat de vergoeding het
risico niet waard was.
OPINIEJFV IN CASU - OKTOBER 2014
39
“In een onderzoek in Londen (2006) over leukemie kwamen bijvoorbeeld na een eerste toediening
van een middel zes jonge mannen op de rand van overlijden en zijn vele andere personen met langdurige
gezondheidsklachten blijven steken.”
STUDEREN EN WERKEN IN HET BUITENLAND KOMT TEGENWOORDIG STEEDS MEER VOOR. DIT
VRAAGT VAN DE MODERNE STUDENT DE NODIGE ZELFSTANDIGHEID EN FLEXIBILITEIT. DAT NEEMT
NIET WEG DAT ER EEN VRAAG BESTAAT NAAR ENIGE ACHTERGRONDINFORMATIE. DAAROM
HIERONDER INFORMATIE OVER HET DAGELIJKS (STUDENTEN)LEVEN IN SPANJE, MEER SPECIFIEK
BARCELONA EN HET JURIDISCH STELSEL OP HET IBERISCH SCHIEREILAND.
Door Michiel Mulder
Student and the city
Studeren en leven in Barcelona
CultuurBij de gedachte aan Spanje zullen veel
mensen denken aan het Spaanse eten,
de cava, de Costa en natuurlijk de siësta
op het heetst van de dag. Spaans eten
is nog steeds heerlijk, van cava kan je
nog steeds genieten op het terras en de
Costa is nog steeds prachtig, maar de
siësta zoals wij die kennen zie je niet veel
meer. Voor grote Spaanse steden zoals
Madrid en Barcelona is het niet meer vol
te houden om op het zakelijke hoogte-
punt van de dag een pauze van twee uur
in te lassen. Dat neemt niet weg dat de
temperatuur in een stad als Barcelona
in juni en juli op kan lopen tot ruim 30
graden Celsius. Wat je dan veel ziet, is
dat het werktempo nog wel eens omlaag
wil gaan. Een voorbeeld: wanneer je in
Nederland drie wachtende voor je hebt in
de rij bij de supermarkt, mag je er vanuit
gaan dat je vijf minuten later buiten staat.
Hier in Barcelona moet je er niet raar van
opkijken als afrekenen je dan nog twintig
minuten gaat kosten. Niet alleen werkge-
relateerde zaken worden beïnvloed door
de temperatuur, ook het leven op straat
vertraagd. Dit soort situaties zijn terug te
zien in alle lagen van de samenleving. Dit
is naar de mening van veel Nederlandse
immigranten in Barcelona één van de
redenen dat Spanje zo hard geraakt is
door de fi nanciële crisis en het op econo-
misch vlak nog steeds erg zwaar heeft.
Studeren in BarcelonaAls student in Barcelona is er meer dan
genoeg te beleven. Naast het strand en
de traditionele toeristische attracties zoals
de Sagrada Familia en Parc Guëll, heb
je eindeloos veel terrasjes en tapasbar-
retjes. Deze zijn verspreid over verschil-
lende buurten met ieder een eigen stijl. Zo
heeft de wijk ´El Born´ een romantische en
gotische stijl en komt ´Vila Olimpica´ wat
moderner over. In alle delen van Barcelona
vind je vele verschillende uitgaansgelegen-
heden, van enorme nachtclubs tot gezel-
lige studentenkroegen. De verschillende
buurten van Barcelona zijn allemaal goed
bereikbaar. Met het metronetwerk kan je
overal in een kwartiertje zijn en er is een
overvloed aan goedkope taxi´s. Dit heeft
als gevolg dat de stad ondanks zijn grootte
erg knus aanvoelt en overzichtelijk blijft.
“Het Spaans recht kent geen kort geding”
STUDENT AND THE CITY JFV IN CASU - OKTOBER 2014
40
STUDENT AND THE CITYJFV IN CASU - OKTOBER 2014
41
Het leven kent een heel ander ritme
dan in Nederland. Spanjaarden lunchen
bijvoorbeeld uitgebreid met drie of vier
gangen en eten dan ́ s avonds om een uur
of tien een paar kleine tapas. Voor twee
uur ´s avonds ga je niet naar de kroeg
of club. Tot die tijd drink je thuis of op
het terras een fles wijn. Dit is ook aan te
raden, aangezien een biertje in een club al
gauw acht euro kost.
Juridische verschillen met NederlandEr zijn een aantal grote juridische
verschillen aan te wijzen tussen Spanje
en Nederland. Tekenend in dit opzicht: de
rechtbank is de volledige maand augustus
gesloten(!). Verder is in Spanje de empa-
thie die je bij het procederen voor de
rechter opwekt bijna net zo belangrijk
als de feiten. Daar moet wel aan worden
toegevoegd dat de Spaanse rechter op
een andere manier naar een zaak kijkt
dan de Nederlandse rechter. Dit kenmerk
is terug te voeren naar het verschil in de
opleiding van rechters. Waar de rechter in
Nederland een brede opleiding volgt en
vaak uit de praktijk komt of in ieder geval
wordt geacht maarschappelijk betrokken
te zijn, is de opleiding tot rechter in
Spanje op een andere manier geconstru-
eerd. Het belangrijkste deel van de oplei-
ding tot rechter in Spanje is het uit het
hoofd leren van het wetboek. Dit gebeurt
veelal zonder het gebruik van een bredere
context, wat tot gevolg heeft dat je in een
procedure voor de Spaanse rechter vaak
de meest basale dingen uit moet leggen,
zoals wat bijvoorbeeld een schappelijke
prijs voor een middenklasse auto is.
Een belangrijk juridisch technisch verschil
is dat het Spaanse recht geen kort geding
kent. Men heeft dit proberen op te vangen
door een dagvaardings- en appeltermijn
in te stellen van slechts twintig dagen,
waarbij geen uitstel mogelijk is. Het is
echter belangrijk op te merken dat de
proceskosten in Spanje vele malen hoger
zijn dan in Nederland. Hierbij moet je
denken aan tienduizenden euro´s wanneer
je een procedure verliest en daar komen
de proceskosten van de wederpartij
nog bij. De meeste Spaanse advocaten
(abogados) hebben dan ook een no cure,
no pay- praktijk.
Nederlanders hebben nog wel eens de
neiging te klagen over een teveel aan
bureaucratie in Nederland. Spanjaarden
zullen daar raar van opkijken, want de
bureaucratie is in Spanje nog vele malen
groter. Voor de Nederlandse advocaat zal
het soms lijken alsof de Spaanse ambte-
naar wil dat de advocaten zijn werk voor
hem doen. Of dat inderdaad het geval is
laat ik hier in het midden.
Met betrekking tot de rechtenstudie in
Spanje is het interessant op te merken
dat de opleiding tot voor kort uitsluitend
uit massale hoorcolleges bestond, zoals
wij deze uit ons eerste jaar kennen. Deze
situatie is tegenwoordig aangepast naar
Europese maatstaven, zodat de rechten-
studie en de eventueel daarop volgende
opleiding tot advocaat in Spanje steeds
meer op de Nederlandse rechtenstudie
gaat lijken.
ConclusieSpanjaarden zijn in vergelijking tot Neder-
landers een stuk meer relaxed. Dit zorgt
ervoor dat het soms lijkt alsof ze meer
van de kleine dingen in hun leven kunnen
genieten, maar heeft ook tot gevolg dat
Spanje nog steeds in economisch zwaar
weer verkeert. Daar komt bij dat Span-
jaarden de neiging hebben het buiten-
landse investeerders en ondernemers op
bureaucratische wijze onnodig moeilijk te
maken. Dat neemt niet weg dat wanneer
je op zoek bent naar een buitenlands
avontuur, Spanje nog steeds een uitste-
kende optie is. Een land in economische
recessie biedt nou eenmaal vele moge-
lijkheden. En wanneer je dan kiest voor
Spanje is Barcelona een logische volgende
stap, met zijn spectaculaire ligging, unieke
architectuur en bruisende nachtleven.
Hieronder een aantal websites waar meer
informatie te vinden is over activiteiten in
Barcelona:
- www.timeout.com/barcelona
- www.mercatprincesa.com
- www.portdebarcelona.cat
“Met het metronetwerk kan je overal in een kwartiertje zijn”
Als advocaat bij Pels Rijcken sta je regelmatig in de rechtszaal. Procederen, pleiten... het echte werk.
Dat vraagt om passie, overtuiging en vooral vakmanschap. En als je ergens het juridische vak tot in je
vingertoppen leert beheersen, dan is het bij Pels Rijcken. Dat zeggen wij, dat zegt de branche. Maar
natuurlijk moet je dit zelf ervaren. Laten we snel kennis maken. Tijdens een zitting, masterclass of
student-stage. Ga naar www.pelsrijcken.nl/jongemeesters of scan de QR-code. Tot zo.
Pels Rijcken Bron van inzicht
Pels Rijcken& DroogleeverFortuijn advocatenen notarissen
Foto
graa
f: M
arie
Céc
ile T
hijs
Voordat de zomervakantie begon,
heeft op 19 mei de Algemene Leden-
vergadering plaatsgevonden waarin wij
als nieuw bestuur zijn geïnstalleerd.
Na een periode van tentamens was het
voor iedereen dan eindelijk tijd voor een
welverdiende vakantie. Bij de JFV hebben
we echter geen ‘gas teruggenomen’ om bij
te komen van een lang studiejaar. Sterker
nog, er ging een ‘tandje bij’. Dit om alle
(nieuwe) activiteiten tot een succes te
maken.
Mede dankzij de commissie Studiefacili-
teiten heb je inmiddels je bestelde boeken
kunnen ophalen tijdens de boekenmarkt.
Daarnaast had je voor het eerst de moge-
lijkheid om je benodigde boeken thuis
te laten bezorgen! Ook voor de volgende
studieblokken is er de mogelijkheid je
boeken, met 10% korting, thuis te laten
bezorgen. Daarnaast kan je het hele jaar
tussen 12:00 uur en 14:00 uur terecht voor
collegeaantekeningen en uittreksels.
Op woensdag 27 augustus stond de Facul-
taire Introductiedag op het programma.
Dankzij de Eerstejaarscommissie zijn de
eerstejaars studenten wegwijs gemaakt op
en nabij het Harmoniecomplex. Daarnaast
weten zij nu de weg te vinden naar café
de Keyzer voor de maandelijkse borrel. In
het weekend van 29 t/m 31 augustus vond
het Rechten Introductiekamp plaats. Met
het thema “Al you need is law” maakten
de studenten niet alleen kennis met elkaar
maar ook met iets anders… Het recht!
De eerste algemene ledenborrel van het
nieuwe studiejaar was een groot succes.
Maandagavond 1 september trapten vele
JFV’ers het nieuwe studiejaar af met een
drankje in café de Keyzer. Een week later
was het tijd voor het JFV Openingsfeest.
Met het thema ‘INTO the WILD’ stonden
tijgers, draken en apen uit hun dak te
gaan op de beats van de DJ. Foto’s van
dit evenement, en van andere evene-
menten, zijn terug te vinden op onze site
www.jfvgroningen.nl. Onze website is
bovendien begin September vernieuwd.
Des te meer reden eens een kijkje te
nemen!
De herfst doet inmiddels weer zijn intrede.
De JFV zorgt er in ieder geval dat je je
niet hoeft te vervelen. Zo vond van 20
t/m 24 oktober de JFV Studieweek plaats.
Wanneer de UB weer eens overvol is, heb
je de mogelijkheid om in Het Heerenhuis
in alle rust te studeren. Hier kun je ook
alle benodigde collegeaantekeningen en
uittreksels kopen. Bovendien worden er in
deze week tentamentrainingen georgani-
seerd bij advocatenkantoren in Groningen.
Op deze manier begin je perfect voorbe-
reid aan je tentamens!
Op 6,7 en 10,11 november vindt het JFV
Boekencafé plaats. Onder het genot van
een kopje koffi e (in een JFV mok!) kun je
alle benodigde studieboeken, collegeaan-
tekeningen en uittreksels voor het nieuwe
studieblok halen.
Op 10 november ben je van harte welkom
in café de Keyzer tijdens de algemene
ledenborrel. Voorafgaand aan de borrel
vindt de eerstejaarspubquiz plaats!
Tijdens de borrel wordt tevens het thema
bekend gemaakt van de Legal Experience.
Een studiereis die van 9 t/m 17 mei plaats-
vindt. Graag verwelkomen wij jou op één
van onze volgende activiteiten. Voor de
meest actuele informatie kan je natuurlijk
terecht op www.jfvgroningen.nl.
Tot slot wil ik je heel veel succes wensen
in het verdere collegejaar!
Namens het 107e bestuur der Juridische
Faculteitsvereniging Groningen,
Reimer Helder
Voorzitter
JFV Katern
‘Een nieuwe start’
HET NIEUWE STUDIEJAAR IS INMIDDELS WEER IN VOLLE GANG. DE UB STROOMT ELKE DAG VOL,
DE KOPJES KOFFIE VLIEGEN OVER DE TOONBANK EN DE TRAPPEN VAN HET ACADEMIEGEBOUW
ZIJN BIJ IEDERE ZONNESTRAAL WEER BEZET MET STUDENTEN. OOK BIJ DE JFV IS DE ‘AFTRAP’
VOOR HET NIEUWE JFV JAAR INMIDDELS GEWEEST. HET IS DE START VAN EEN NIEUW JAAR VOL
MET INTERESSANTE ACTIVITEITEN VOOR JOU!
JuridischeFaculteitsvereniging
Groningen
JFV KATERNJFV IN CASU - OKTOBER 2014
43
Algemene Ledenvergadering
Algemene Ledenborrel oktober
JFV KATERN JFV IN CASU - OKTOBER 2014
44
Algemene Ledenborrel oktober
Algemene Ledenborrel oktober
Algemene Ledenborrel oktober Goede Doelenavond
Introductiekamp Introductiekamp
JFV Openingsfeest
Introductiekamp
Introductiekamp
JFV Openingsfeest SchierweekendJFV Openingsfeest
Schierweekend Algemene Ledenborrel septemberSchierweekend
45
JFV KATERNJFV IN CASU - OKTOBER 2014
Algemene Ledenborrel septemberAlgemene Ledenborrel september
Facultaire introductiedag Facultaire introductiedagFacultaire introductiedag
JFV HELPT JFV IN CASU - OKTOBER 2014
46
JFV Helpt... Stichting Vrienden Beatrix Kinderziekenhuis
EEN ZIEKENHUISOPNAME VAN EEN KIND KAN VAN GROTE IMPACT ZIJN, HET HELE LEVEN STAAT
EVEN OP ZIJN KOP. HET VERTROUWDE OM JE HEEN VALT WEG EN MAAKT PLAATS VOOR HEEL VEEL
ONZEKERHEDEN.
Vrienden Beatrix Kinderziekenhuis van
het gelijknamige kinderziekenhuis in
het UMC Groningen streeft er naar om
samen met zijn donateurs het verblijf
te veraangenamen door in te springen
op de behoeften van ouder en kind. Zo
ondersteunt zij verschillende projecten
van zowel geneeskundig onderzoek als
welzijnsprojecten voor het zieke kind en
de familie er om heen.
Hierbij moet u denken aan projecten die
het leefklimaat binnen het kinderzieken-
huis verbeteren: de aankleding van de
afdeling, herinrichting van de speelkamers,
het financieren van theater activiteiten en
de inrichting van oudervoorzieningen. Een
ziekenhuis dat een beetje voelt als ‘thuis’.
Tevens financiert Vrienden Beatrix Kinder-
ziekenhuis wetenschappelijke onder-
zoeken welke zijn goedgekeurd via een
speciale wetenschapscommissie. De
onderwerpen van de onderzoeksprojecten
zijn breed georiënteerd, zowel gericht op
genezing als het optimaliseren en veraan-
genamen van behandeltrajecten.
Al deze voorzieningen en activiteiten vallen
buiten het reguliere ziekenhuisbudget
en daarom zijn fondsen en donaties van
groot belang. De stichting haalt geld voor
deze projecten op d.m.v. fondsenwerving,
het opzetten van acties en benefietbijeen-
komsten en zichzelf onder de aandacht te
brengen bij notariaten.
Beatrix KinderziekenhuisHet Beatrix Kinderziekenhuis is een onder-
deel van het Universitair Medisch Centrum
Groningen en is gericht op hoogwaardige
medische diagnostiek, behandeling en
zorg voor kinderen in de leeftijd van 0-17
jaar. In het kinderziekenhuis zijn twee
polikliniek locaties met een eigen spoed-
eisende hulp voor kinderen, drie verpleeg-
afdelingen en een verpleegafdeling gericht
op kort verblijf (maandag t/m vrijdag).
Daarnaast is er een groot onderzoeksla-
boratorium, en functieonderzoek afdeling,
een IC voor pasgeborenen en een Kinder
IC. In het totaal telt het kinderziekenhuis
150 bedden.
Het is een dynamische en complexe orga-
nisatie waar meer dan 20 kinderspecia-
lismen nauw samenwerken in de behan-
deling van ernstig zieke kinderen. Deze
specialismen liggen o.a. op het gebied
van de chirurgie, neurologie, reumato-
logie, oncologie, KNO, hart-, nier-, long- en
stofwisselingsziekten. Daarnaast wordt er
wetenschappelijk onderzoek gedaan om
steeds betere resultaten in de behande-
ling te kunnen realiseren.
Naast goede medische en verpleegkun-
dige zorg voor het zieke kind, is het
echter ook erg belangrijk dat er ook naar
de psycho-sociale ontwikkeling van het
kind gekeken wordt. Hoe je kan blijven
meedoen aan de samenleving als (chro-
nisch) patiënt, zowel nu als later. Kinderen
moeten zich zowel lichamelijk als geeste-
lijk blijven ontwikkelen om mee te kunnen
met hun omgeving. Door ziekte mag die
ontwikkeling niet in geding komen en om
dat te verzekeren zijn er in het Kinderzie-
kenhuis speciale mensen hiervoor aange-
steld. Het is daarom belangrijk dat er o.a.
veel aandacht is voor het welzijn en de
begeleiding van kinderen en hun ouders
tijdens en na een opname in het kinder-
ziekenhuis. Om dit te kunnen realiseren is
het kinderziekenhuis erg blij met de steun
en inzet van stichting Vrienden Beatrix
Kinderziekenhuis.
De Juridische Faculteit Vereniging
Groningen heeft tijdens hun Goede
Doelenavond in oktober het bedrag van
€ 2.500,- opgehaald voor het Beatrix
Kinderziekenhuis. De avond was een groot
succes en het Beatrix Kinderziekenhuis is
erg dankbaar voor deze prachtige schen-
king!
Meer informatie over de stichtingen en de
projecten, vindt u op:
www.vriendenbeatrixkinderziekenhuis.nl
47
JFV HELPTJFV IN CASU - OKTOBER 2014
JFV CARRIÈREBOARD KATERN JFV IN CASU - OKTOBER 2014
48
Deze zomer is er hard gewerkt aan beide JFV websites. De JFV website heeft een geheel vernieuwde look. Bij de JFV CarrièreBoard website zijn alle kantoorprofielen, stages, vacatures en recruitmentactiviteiten nog over-zichtelijker geplaatst. Zo blijf je nòg beter op de hoogte van wat Carrièreboard jou allemaal te bieden heeft!
Op de JFV CarrièreBoard website kun je inloggen met je JFV-inloggegevens en kun je je MyCB-profiel bijwerken. Het MyCB-profiel is een perfecte oplossing voor de Groningse rech-tenstudent om te zien welke kantoren bij jou passen. Update snel je profiel op www.carriere-board.nl en vindt het kantoor dat bij jou past!Studenten doen nu zo vroeg mogelijk onder-zoek naar carrièremogelijkheden. De commissie JFV CarrièreBoard zal dit jaar hun best doen om jullie meer inzicht te geven in alle carriè-remogelijkheden. Allereerst zijn zij afgelopen maanden hard aan het werk geweest met de organisatie van de JFV CarrièreTour. Deze vindt donderdag 13 en vrijdag 14 november plaats. Vorig jaar zijn vier middelgrote advocatenkan-toren bezocht in Amsterdam en Utrecht, dit jaar bezoeken zo’n 30 studenten vier middelgrote kantoren in Amsterdam en Rotterdam.
Ben jij geïnteresseerd in naar middelgrote of kleinere kantoren? Tijdens de JFV CarrièreTour kun je een kijkje nemen in deze kantoren, doe je per kantoor een andere workshop en zijn de lunch en borrel verzorgd. Ben jij ouderejaars-student en lijkt het je leuk om deelnemen aan de JFV CarrièreTour? Schrijf je dan snel in via de website www.carriereboard.nl
Een datum die al in de agenda geplaatst kan worden is vrijdag 13 februari 2015. Op deze dag vindt voor de 24e keer de Bedrijven- en Instellingendag (BID) plaats in Martiniplaza. De grootste recruitment activiteit van Noord-Nederland. De Bedrijven- en Instellingendag-commissie is volop bezig met de voorberei-dingen voor deze dag. Kantoren, bedrijven en instellingen uit het hele land komen deze dag naar Groningen om zichzelf te presenteren. De Bedrijven- en Instellingendag is perfect wanneer je je wilt oriënteren op de arbeids-markt of op zoekt ben naar een stage of baan. De dag begint met het plenaire gedeelte, waarin verschillende sprekers zullen vertellen over hun carrière na hun studie. Vervolgens vinden workshoprondes plaats waar deelne-mers door middel van een casus of een work-shop een kantoor leren kennen. Uiteindelijk wordt de dag afgesloten met de banenmarkt. Hier staan alle kantoren, bedrijven- en instel-lingen met een stand en kun je onder het genot van een hapje en een drankje op infor-mele wijze kennis maken met de aanwezige kantoren, bedrijven en instellingen.
Daarnaast vindt op maandag 16 maart voor de tweede keer de JFV CarrièreTour Noord plaats. Bij dit evenement worden één dag lang advo-catenkantoren en instellingen uit Groningen bezocht. Heb jij interesse in lokale kantoren in Groningen, bijvoorbeeld voor een stage of (bij)baan? Dan is dit de uitgelezen kans om een kijkje in de keuken te nemen bij deze kantoren. Ten slotte vindt vlak voor de zomer de Sollicitatietrainingendag plaats. Donderdag 16 april zorgt de commissie JFV CarrièreBoard
ervoor dat de Groningse rechtenstudent goed voorbereid zijn of haar sollicitatie in gaat. Hoogstwaarschijnlijk zal je sollicitatie een belangrijk onderdeel worden van je carrière na je rechtenstudie. Welke onderdelen van jezelf zijn wel handig om te noemen en welke juist niet? Vinden werkgevers cijfers belangrijker of toch de nevenactiviteiten? Hoe belangrijk is je motivatiebrief?
Verschillende recruiters van verschillende advocatenkantoren zullen hier tijdens het forumgedeelte antwoord op geven. Vooraf aan het forum is er een plenair gedeelte waarin drie sprekers zullen vertellen over de sollici-tatiewereld, het nieuwe solliciteren via social media en hun ervaringen.
Als je nog een keer rustig wilt kijken naar alle informatie over JFV CarrièreBoard, kijk dan gerust even op www.carriereboard.nl. Hier vind je alle activiteiten georganiseerd door de commissie JFV CarrièreBoard, de Bedrijven- en Instellingendagcommissie en de recruitmen-tagenda van kantoren, bedrijven en instel-lingen. Like ons ook op facebook en blijf op de hoogte van alles wat JFV CarrièreBoard te bieden heeft.
Profiteer van JFV CarrièreBoard en ga voorbe-reid de arbeidsmarkt op! Ik wens je heel veel succes en een heel goed studiejaar toe en ik hoop je te zien op één van onze JFV CarrièreBoard evenementen.
Jean-Luc KraaijenoordCommissaris JFV CarrièreBoard
JFV CarrièreBoard Katern
Een nieuw jaar om je goed voor te bereiden
JAARLIJKS RONDEN 3000 RECHTENSTUDENTEN HUN STUDIE AF. TIJDENS HET ORIËNTEREN OP DE
ARBEIDSMARKT, ZULLEN ER GENOEG ANDERE KANDIDATEN ZIJN DIE HETZELFDE DOEL HEBBEN ALS
JIJ. JIJ WIL DIE BAAN HEBBEN! HOE VAL JIJ OP? HOE ZORG ERVOOR DAT DE RECRUITER JOU KIEST. JFV
CARRIÈREBOARD ZORGT ERVOOR DAT JIJ GOED VOORBEREID KAN ZOEKEN NAAR EEN BAAN. WELK
KANTOOR PAST BIJ JOU? BEN JIJ MEER GEÏNTERESSEERD IN DE GROTE KANTOREN OF OP ZOEK NAAR EEN
REGIONAAL KANTOOR? OP DE WEBSITE VAN JFV CARRIÈREBOARD ALLE SOORTEN KANTOREN GETOOND, KUN
JE INFORMATIE VINDEN OVER STAGES EN VACATURES EN TIPS VOOR JE SOLLICITATIE. DAARNAAST WORDEN
GEDURENDE HET STUDIEJAAR GENOEG JFV CARRIÈREBOARD EVENEMENTEN GEORGANISEERD, WAAR JIJ
JEZELF GOED KAN ONTWIKKELEN.
49
JFV CARRIÈREBOARD KATERNJFV IN CASU - OKTOBER 2014
Instantie/Activiteit Datum Deadline inschrijven Meer Informatie NOVEMBER
Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 3 november 2014 Zie website www.werkenbijclifford.nlDe Brauw Blackstone WestbroekBusiness Course Shanghai 11 t/m 16 november 2014 16 oktober 2014 www.werkenbijdebrauw.nlKennedy van der LaanOriënterende lunch 12 november 2014 5 november 2014 www.kvdl.nl/werken-bij-ons/JFV CarrièreBoardJFV CarrièreTour 13 en 14 november 2014 zie website www.carriereboard.nlDLA PiperOriënterende lunch 14 november 2014 Zie website www.bigopportunities.nlFreshfields Bruckhaus DeringerFreshfields Law Course 20 en 21 november 2014 10 november 2014 www.werkenbijfreshfields.nlAllen & OveryFiscale Masterclass 20 en 21 november 2014 31 oktober 2014 www.werkenbijallenovery.nlAllen & OveryNotariële Masterclass 20 en 21 november 2014 31 oktober 2014 www.werkenbijallenovery.nlClifford Chance / RabobankBest of both worlds 20, 27, 28 november 2014 2 november 2014 www.masterclassbobw.nlEvershedsFreshfields Law Course 21 november 2014 1 november 2014 www.evershedsmasterclass.nlDLA PiperBigger Pitch 25 november 2014 Zie website www.bigopportunities.nlLoyens & LoeffBusiness Course Parijs 26 t/m 28 november 2014 20 oktober 2014 www.loyensloeffacademy.nlPels Rijcken Mr. Z, de masterclass 26 t/m 28 november 2014 Zie website www.werkenbijpelsrijcken.nlLondon Calling Stibbe 27 t/m 30 november 2014 10 november 2014 www.werkenbijstibbe.nl
DECEMBER
Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 1 december 2014 Zie website www.werkenbijclifford.nlClifford ChanceClifford Chance Inhousedag 3 december 2014 Zie website www.werkenbijclifford.nlHouthoff BurumaExperience the Game 11 december 2014 1 december 2014 www.werkenbijhouthoff.nlLexenceLexence Lunch 18 december 2014 11 december 2014 www.lexence.nl
JANUARI
Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 5 januari 2015 Zie website www.werkenbijclifford.nlOriënterende LunchKennedy van der Laan 15 januari 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/Oriënterende LunchKennedy van der Laan 15 januari 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/
FEBRUARI
Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 11 februari 2015 Zie website www.werkenbijclifford.nlOriënterende LunchKennedy van der Laan 11 februari 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/
MAART
Clifford ChanceLegal Lunch Lounge 2 maart 2015 Zie website www.werkenbijclifford.nlFreshfields Bruckhaus DeringerThe Freshfields Finance Day 5 maart 2015 23 februari 2015 www.werkenbijfreshfields.comOriënterende LunchKennedy van der Laan 11 maart 2015 Zie website www.kvdl.nl/werken-bij-ons/TRIP Advocaten & NotarissenTRIP Talentendag 2015 13 maart 2015 Zie website www.triplaw.nl
RecruitmentagendaNovember 2014 t/m maart 2015
KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - OKTOBER 2014
50
1. Kun je iets over jezelf en over je studietijd vertellen?Ik heb in Groningen Nederlands recht
gestudeerd. In september 2013 ben ik
afgestudeerd in privaat- en bestuursrecht.
Daarbij heb ik veel ondernemingsrecht-
vakken gevolgd. Ik heb maar één scriptie
geschreven, maar ik ben dus wel heel
breed opgeleid. Mijn scriptieonderwerp
was de onrechtmatige overheidsdaad,
waar privaatrecht en bestuursrecht heel
mooi in samen komen. Naast mijn studie
heb ik een bijbaan gehad als student-
medewerker op de afdeling insolventie-
recht. Ook was ik student-assistent bij de
sectie bestuursrecht van de RUG. Ik ben
lid geweest van de JFV, maar geen actief
lid. Wel heb ik aan verschillende activi-
teiten meegedaan, zoals pleitwedstrijden
en Corporate Game van SGOR. Kortom,
hard gestudeerd met bijbaantjes ernaast.
2. Wat is de meest nuttige ervaring die je hebt opgedaan in je studietijd met betrekking tot het werk dat je nu doet?Tijdens mijn stage ben ik erachter gekomen
dat ik de advocatuur leuk vind. Dat was
nuttig. Daarnaast heb ik meegedaan met
de VAR-pleitwedstrijd van de Vereniging
voor Bestuursrecht. Ik was nog niet thuis
in het bestuursrecht en ik ben door de
pleitwedstrijd enthousiast geworden om
de kant van het bestuursrecht op te gaan.
3. Hoe ben je bij Stibbe terecht gekomen? Ik heb een dag meegelopen tijdens een
praktijkdag bij de sectie bestuursrecht van
Stibbe. Daar heb ik voor het eerst kennis-
gemaakt met het kantoor. Vervolgens heb
ik meegedaan met een business cours en
met de Stibbe Amsterclass. Op dit moment
werk ik bij de sectie Administrative law,
het bestuursrecht, in het team van Aaldert
ten Veen. Dit team is gespecialiseerd in
het omgevingsrecht.
4. Kun je iets vertellen over Stibbe? Stibbe is gevestigd op de Zuidas van
Amsterdam en is een van de grotere
kantoren van Nederland. Stibbe is een
breed georganiseerd kantoor met veel
verschillende secties. Zo hebben we onder
andere de afdelingen Corporate en M&A,
strafrecht en economisch strafrecht, nota-
rieel recht, bouwrecht en bestuursrecht.
De afdeling bestuursrecht heeft in verhou-
ding tot andere kantoren een heel grote
praktijk. In 1911 heeft David Stibbe het
kantoor in Nederland opgericht. Door de
jaren heen is Stibbe gefuseerd met Simont
in Belgie en Monahan Duhot in Parijs en
zijn ze uitgebreid naar New York, Luxem-
burg, Londen, Dubai en Hong Kong.
5. In hoeverre heb je in je werk te maken met het buitenland en wat zijn de mogelijkheden om in het buitenland te werken?
Er zijn zeker mogelijkheden. Het kantoor
in België is een groot kantoor, maar
in New York werken er rond de twintig
mensen. Als medewerker is er de moge-
lijkheid om een tijdje naar het buiten-
land te gaan. Ik heb persoonlijk minder
met het buitenland te maken, omdat ik
in het bestuursrecht zit. Andere secties,
zoals M&A, hebben meer met het buiten-
land te maken. Een voorbeeld hiervan is
een cliënt uit New York die wil investeren
of naar de beurs gaat in Amsterdam en
vragen heeft over hoe dat er in het Neder-
lands recht aan toe gaat. Het is opvallend
dat al onze kantoren het Benelux recht
hanteren en niet het Angelsaksisch recht,
zoals veel andere kantoren in het buiten-
land wel doen.
6. Hoe ziet een werkweek eruit bij Stibbe?Mijn werkweek ziet er overzichtelijk uit.
Dat komt omdat we met het bestuurs-
recht een procespraktijk zijn. We hebben
een vaste termijn van zes weken om een
stuk in te dienen. Bij M&A kan het opeens
heel druk zijn. Bij de procespraktijk komt
kijken dat je veel zittingen hebt en dus
ook veel processtukken schrijft. Naast
procederen adviseren we natuurlijk ook.
Mijn dagen beginnen rond negen uur ’s
ochtends en normaal gesproken ben ik
om half zeven klaar. De ‘work-life-balance’
zit bij Stibbe goed. Het gaat bij Stibbe
om kwaliteit en niet om kwantiteit. Zeker
met het schrijven van adviesstukken, kan
Kantoorspecial
Stibbe Door Floor van Mens
STIBBE IS MET ZEVEN KANTOREN WERELDWIJD ZOWEL NATIONAAL ALS INTERNATIONAAL ACTIEF
IN EEN BREED SCALA VAN RECHTSGEBIEDEN. HET HOOFDKANTOOR IS GEVESTIGD OP DE ZUIDAS
VAN AMSTERDAM. DE OVERIGE KANTOREN, DIE ALLE HET RECHT VAN DE BENELUX HANTEREN,
ZIJN GEVESTIGD IN BRUSSEL, LUXEMBURG, LONDEN, NEW YORK, HONG KONG EN DUBAI. OP 17
SEPTEMBER HAD IK DE MOGELIJKHEID OM DEREK SIETSES, JUNIOR- MEDEWERKER VAN STIBBE, VRAGEN
TE STELLEN OVER HET KANTOOR EN ZIJN ERVARINGEN BINNEN STIBBE. AAN DE TELEFOON STOND HIJ ME
VRIENDELIJK TE WOORD.
51
KANTOORSPECIALJFV IN CASU - OKTOBER 2014
je niet veertien uur achter elkaar aan een
stuk zitten. Verder lunchen we altijd om
kwart over twaalf met de hele verdieping
van bestuursrecht en luiden we op vrijdag
met het hele kantoor het weekend in met
een biertje.
7. Wat onderscheidt Stibbe van andere kantoren?Wij hebben net als alle andere Zuidas-
kantoren veel mooie zaken. Qua zaken
hoef je dus niet per se voor Stibbe te
kiezen. Ik heb zelf voor Stibbe gekozen,
omdat Stibbe een aparte en grote sectie
bestuursrecht heeft. Maar daarnaast heb
ik ook zeker voor de sfeer gekozen.
8. Kun je de sfeer binnen Stibbe in drie woorden beschrijven?Stibbe heeft een open cultuur en je kunt
er jezelf zijn. Stibbe heeft daardoor een
diverse groep van mensen in dienst.
Bij andere grote kantoren moet je meer
concurreren met de massa. Als ik drie
woorden zou moeten kiezen zouden dat
zijn: ‘open’, ‘ruimte om jezelf te zijn’ en
‘ambitieus’. Met ambitieus bedoel ik dat
kwaliteit op nummer één staat.
9. Wat zijn de mogelijkheden voor studenten om kennis te maken met Stibbe?Om te beginnen organiseert Stibbe prak-
tijkdagen. Dit is een mogelijkheid om
een dag mee te lopen met een speci-
fieke afdeling en zo de sfeer te kunnen
proeven. Daarnaast organiseert Stibbe in
het najaar de Amsterclass. In vier dagen
beleef je hoe het is om een advocaat te
zijn en worden er onder andere training
gegeven in debatteren en procederen. Er
is ook een mogelijkheid om samen met 23
medestudenten vijf dagen mee te lopen in
New York, wat meestal plaatsvindt rond
mei. Ten slotte is er ook de mogelijkheid
om stage te lopen en zijn er mogelijk-
heden voor juridisch assistentschap. Voor
meer informatie kunnen studenten terecht
op www.werkenbijstibbe.nl
10. Hoe zien de opleidingen eruit binnen het kantoor?Als je bij een advocatenkantoor aan de
slag gaat, moet je een opleiding volgen bij
de Orde van Advocaten. Stibbe is echter
ook aangesloten bij de Law Firm School
(LFS). Dit is een aparte opleiding waar
een aantal grote kantoren aan meedoet.
De opleiding is gericht op de commerciële
activiteiten van de grote kantoren van de
Zuidas. Ik heb tijdens deze opleiding veel
contacten gelegd met collega’s van andere
kantoren. Naast de LFS en Orde van Advo-
caten heeft Stibbe ook een interne oplei-
ding die zich voornamelijk richt op de
persoonlijke ontwikkeling. Als je eenmaal
medewerker bent, gaat de interne oplei-
ding nog door. De opleiding bij de Orde
van Advocaten en de LFS eindigen dan.
Stibbe voert een beleid waarin voor alle
stagiaires plek is als medewerker. Dat is
logisch, want er wordt veel tijd en geld
geïnvesteerd in elke stagiair.
11. Wat is het leukste dat je hebt meegemaakt bij Stibbe?Ik zit er nog maar kort, dus ik heb nog
niet heel veel meegemaakt. Wat ik wel
kan vertellen is dat ik elke dag weer met
plezier naar mijn werk ga. Daarnaast heb
ik, samen met mijn kamergenoot, een uitje
voor de praktijk georganiseerd: zeilen op
het IJsselmeer.
12. Heb je nog tips voor de huidige rechtenstudenten?1. Doe je best. Zet je goed in voor je
studie. Zorg dat je je juridische vaardig-
heden goed ontwikkelt. Kijk om je heen,
doe mee met business courses, ga stage
lopen, zorg dat mensen je leren kennen
en dat jij mensen leert kennen.
2. Blijf jezelf. Een van de belangrijkste
dingen is om jezelf te blijven. Soms ga je
op in de massa, maar het is toch belang-
rijk dat je dicht bij jezelf blijft.
‘Hetzelfde willenzonder hetzelfdete zijn’Valentijn Leijhadvocaat & meervoudig Nederlands juniorenkampioen
Het is de kunst om de verschi l lende ta lenten van mensen te herkennen en te bundelen tot één kracht. Zo werkt een team, zo werkt topsport, zo werkt topadvocatuur. Ki jk voor meer info en vacatures op binnenbijboekel.com
Official Sponsor World Rowing Championships
53
KANTOORSPECIALJFV IN CASU - OKTOBER 2014
Over Boekel De NeréeBoekel De Nerée, oftewel Boekel, is een
middelgroot advocaten- en notarissenkan-
toor gevestigd aan de Amsterdamse Zuidas
en in de Londense City. Boekel kenmerkt
zich door juridische dienstverlening op
hoog niveau, een grote mate van speciali-
satie en korte communicatielijnen. Het kan-
toor heeft 250 medewerkers, onder wie 118
juristen. Zij behartigen de belangen van cli-
enten uit het bedrijfsleven en bij de (semi-)
overheid, in binnen- en buitenland. Boekel
is groot genoeg om internationaal te ope-
reren, maar ook klein genoeg om flexibel
en snel te zijn. Het is een ambitieus kan-
toor met een open en informele werksfeer.
Persoonlijke aandacht voor de cliënt is be-
langrijk, cliënten komen daar graag voor
terug. De juridische markt verandert snel
en vraagstukken van cliënten nemen toe in
complexiteit. In deze dynamiek functioneert
Boekel optimaal. De medewerkers van Boe-
kel hebben de creativiteit en mentaliteit om
de steeds complexere vraagstukken met
een helder advies te beantwoorden. Boekel
streeft naar een praktische en pasklare op-
lossing voor de cliënt en voorziet de cliënt
dan ook van korte en praktische adviezen,
bij voorkeur zonder ellenlange voetnoten,
jurisprudentie etc. Hun kennis en expertise
verbinden zij met de wereld van de cliënt.
Dat is de kracht van Boekel. Boekel werkt
met gespecialiseerde Industry Teams, sec-
torspecifieke teams waarin alle relevante
expertises verenigd zijn, die snel en goed
geïnformeerd kunnen schakelen. Boekel De
Nerée is onder meer partner in business in
de sectoren Real Estate, Healthcare, Retail,
Professional Services, Financial Institutions,
Government en Technology & Information.
Over Francine de SmethIk ben 26 jaar en werk inmiddels alweer
bijna een jaar bij Boekel op de sectie EU,
Competition & Regulatory. Ik ben opge-
groeid in Amsterdam en ben na de middel-
bare school in Leiden gaan studeren. Na de
bachelor Recht & Bedrijfswetenschappen
heb ik daar de master Civiel Recht afgerond
en vervolgens heb ik een tweede master
aan de Erasmus Universiteit gevolgd, Com-
mercial & Company Law. Mijn studenten-
leven heeft zich eigenlijk vooral in Leiden
afgespeeld: ik woonde daar vijf jaar lang
met twintig meisjes in één studentenhuis.
Naast mijn studie en een bijbaantje was ik
regelmatig betrokken bij activiteiten bin-
nen mijn studentenvereniging, werk voor
de Rechtswinkel en het organiseren van al-
lerlei dingen binnen mijn huis.
Wat vond je, terugkijkend op je studie, het meest nuttige of leuke wat je hebt gedaan?Ik vind het lastig te zeggen wat ik achteraf
het allerleukst en nuttigst vond. Sowieso
ben ik blij dat ik naast mijn studie zoveel
mogelijk verschillende (sociale) activiteiten
heb gedaan en hierdoor veel heb geleerd.
Ook vond ik het nuttig om een stage te
lopen en een tijdje te werken als werkstu-
dent bij twee verschillende advocatenkan-
toren, omdat ik daardoor zeker wist dat ik
de advocatuur in wilde en dat tijdens mijn
sollicitatie ook goed kon beargumenteren.
Wat ik in ieder geval ontzettend leuk én
nuttig vond, was mijn uitwisseling naar Pa-
rijs. Ik kan het iedereen aanraden om via
de universiteit een uitwisseling te regelen
naar een land of stad waar je echt wat
mee hebt en waar je nog wel een tijdje
zou willen wonen. Die kans krijg je later
misschien niet meer zo makkelijk! Je ervaart
het vaak als één lange vakantie (ondanks
dat je gewoon colleges moet volgen), maar
tegelijkertijd leer je er ook ontzettend veel
van - in de eerste plaats natuurlijk over je-
zelf. Hoe je zo’n buitenlandverblijf ervaart,
hangt immers helemaal af van wat je er zelf
van maakt. Ik was daar heel ondernemend.
Ik heb veel vrienden gemaakt en heb de
taal goed leren beheersen. Iets doen voor
jezelf en daarvan een succes maken geeft
je zelfvertrouwen. Daarnaast verbreed je
inhoudelijk je horizon (uiteraard ook als je
geen rechtenvakken maar andere vakken
volgt).
Kantoorspecial
Boekel de NeréeDoor Laura Super
Waarom heb je voor de advocatuur gekozen?Ik vond een aantal aspecten van de advo-
catuur bij mij passen. Ik merkte tijdens mijn
studie dat ik het leuk vind om juridisch in-
houdelijk bezig te zijn, om bij een concrete
vraag of een concreet probleem uit te zoe-
ken welke mogelijkheden het recht biedt
om het op te lossen. Maar tegelijkertijd
moet een advocaat actief meedenken met
allerlei belangen van zijn cliënt. Hierdoor
leer je ‘on the job’ onder meer commercieel
en strategisch met je cliënt mee te den-
ken. Als advocaat werk je met verschillende
cliënten: grote en kleine, Nederlandse en
internationale bedrijven, overheidsinstel-
lingen, belangenverenigingen etc. Zo leer
je veel over allerlei grote en kleine spelers
uit de maatschappij met ieder hun eigen
belangen. Ook krijg je als advocaat naast je
werk een intensieve opleiding aangeboden
waardoor je je naast je werk nog verder
ontwikkelt. En via de opleiding en via aller-
lei bijeenkomsten van de Jonge Balie ont-
moet je ook weer veel andere advocaten.
Wat heeft je ertoe bewogen om advocaat te worden bij Boekel?Ik heb geen stage gelopen bij Boekel, maar
tijdens verschillende in-housedagen en de
business course ‘Expeditie Boekel’ voelde
ik mij erg op mijn gemak bij de mensen die
ik daar ontmoette en voelde de (werk)sfeer
goed aan. Naast het goede ‘gevoel’ dat ik
bij Boekel had, bleek het kantoor ook ‘op
papier’ alles te hebben wat ik zocht in een
werkgever. Boekel opereert aan de top van
de Nederlandse advocatuur en ik wilde zo-
veel mogelijk leren van de besten in hun
vak. Daarnaast heeft het kantoor persoon-
lijke ontwikkeling en opleiding hoog in het
vaandel staan. Zo biedt Boekel niet alleen
de LFS opleiding, pleitoefeningen en ver-
schillende interne cursussen en lezingen
aan, ook volgen advocaat-stagiaires een
programma waarbij je je commerciële vaar-
digheden traint. Die combinatie van werken
op topniveau, het kunnen volgen van de
beste opleidingen en werken in een pret-
tige omgeving waar men naast het werk
ook de tijd neemt voor sport, vrienden of
om binnen kantoor iets leuks te organise-
ren, sprak mij erg aan.
Sluit het werk aan bij wat je als student in gedachten had?Het leuke is dat het werk eigenlijk een stuk
commerciëler is dan ik dacht. Als je vers
uit de collegebanken aan de slag gaat, ben
je geneigd om alleen naar de voorliggende
rechtsvraag te kijken, maar als je als ad-
vocaat adviseert of in een procedure op-
treedt, moet je nog veel verder kijken en
rekening houden met allerlei belangen van
je cliënt die meespelen. En wat de sfeer
betreft: die blijkt nog beter te zijn dan ik
had verwacht.
Werken bij Boekel
Hoe ziet een gemiddelde dag bij Boekel eruit?Gemiddelde dagen zijn er niet! Elke dag is
anders. Natuurlijk weet je wel welke zaken
er spelen en hoe die zich zouden kunnen
ontwikkelen, maar vaak weet ik ’s ochtends
nog niet wat ik die dag precies zal doen.
Hoe is de sfeer binnen het kantoor?Heel open en informeel. Mensen zijn ‘down
to earth’ en niet pretentieus. Ik merk geen
enkele vorm van concurrentie tussen de
advocaat-stagiaires, omdat bij iedereen die
wordt aangenomen al direct wordt geke-
ken of er plek is om diegene door te laten
groeien als medewerker. Sterker nog, ik be-
schouw de meeste advocaat-stagiaires en
medewerkers van Boekel inmiddels als een
nieuwe vriendengroep. Ik zie ze ook regel-
matig na het werk en doe nu ook met een
paar collega’s mee aan het kantoorcabaret.
Ook de partners vind ik makkelijk in de
omgang. Ik denk dat dat niet alleen komt
door de omvang, waardoor je iedereen op
zijn minst van gezicht kent, maar ik denk
dat de sfeer ook echt typerend is voor het
kantoor.
Wat onderscheidt Boekel van andere kantoren?De meeste Zuidaskantoren, waaronder
Boekel, lijken op elkaar qua rechtsgebie-
den waarin ze adviseren, waarbij ze onder-
ling kunnen verschillen in omvang, het type
cliënten en in de rechtsgebieden waarop bij
hen het accent ligt. Ook maakt het een ver-
schil of een kantoor haar hoofdvestiging in
Nederland heeft of onderdeel uitmaakt van
een internationaal netwerk. Advocatenkan-
toren verschillen onderling uiteraard wel
in de verschillende mensen die er werken
en de (werk)sfeer die er hangt. Wat ik leuk
vind aan Boekel is dat het een groot kan-
toor is met veel verschillende expertises en
een ambitieus werkniveau, maar tegelijker-
tijd is de sfeer ongedwongen en ontspan-
nen. Door de omvang van het kantoor zijn
de lijntjes tussen de afdelingen kort. Ten
slotte is Boekel een onafhankelijk Neder-
lands kantoor maar is er toch, zeker op
mijn sectie (EU, Competition & Regulatory),
ook een grote internationale dimensie in
het werk door de vele grensoverschrijden-
de zaken die het kantoor doet. Deze combi-
natie past bij mij. Ik denk dat ieder kantoor
zo zijn eigen kenmerken heeft en dat je
ze vooral voor jezelf moet onderscheiden,
door jezelf de vraag te stellen: waar zie jij
jezelf rondlopen?
Wat is een zaak waar je met veel voldoening op terugkijkt?Tot nu toe heb ik vooral meegewerkt aan
grote zaken waar meerdere collega’s op za-
ten. Wat ik onder meer erg leuk vond om
te doen was het schrijven van een melding
namens een groot automerk en het schrij-
ven van een processtuk voor een partij die
schade heeft geleden als gevolg van een
internationaal kartel. Tegelijkertijd werk ik
ook mee in zaken waarbij we cliënten bij-
staan die verdacht worden van het maken
van kartelafspraken, wat ik een interessant
aspect vind aan onze sectie. Ook heb ik
meegewerkt aan verschillende adviezen,
zoals laatst voor een partij in de filmbran-
che. De meeste voldoening geeft het mij
als ik kan meewerken aan leuke zaken en
ik mijn werk nauwelijks aangepast de deur
uit zie gaan.
Wat zijn leuke en minder leuke aspecten van je werk?Leuke aspecten zijn onder meer de grote
verantwoordelijkheid die je al direct krijgt
en de grote afwisseling in het werk.
KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - OKTOBER 2014
54
Een minder leuk aspect aan het werk als
advocaat in het algemeen is dat je soms
door drukte op het werk, in combinatie met
huiswerk en tentamens voor de opleiding,
minder vrije tijd overhoudt. Daarom is het
als je advocaat wil worden zo belangrijk
om kritisch te zijn over de (werk)sfeer bin-
nen je kantoor: als je er toch veel van je
tijd doorbrengt en je soms lang moet door-
werken, dan toch wel het liefst op een plek
waar en met mensen bij wie je het naar je
zin hebt!
Wat zijn de mogelijkheden binnen Boekel voor studentstages?Je kunt bij Boekel een studentstage van
twee maanden lopen of werkstudent wor-
den. Een stage is in principe op fulltime ba-
sis en als werkstudent werk je gedurende
twee maanden twee dagen per week, maar
overal is een mouw aan te passen. Op elke
praktijkgroep binnen Boekel is plek voor
één student-stagiaire of werkstudent. Vaak
zit je samen op de kamer met een advo-
caat, op deze manier krijg je goed mee
wat een advocaat op een dag doet. Een
stage of een plek als werkstudent is een
ideale manier om Boekel te leren kennen.
Als student-stagiaire/werkstudent maak je
onderdeel uit van het team, dus ook op
afdelingsuitjes en borrels ben je van harte
welkom. Doorgaans zijn er kantoorbreed
veel andere student-stagiaires en werk-
studenten, waardoor er ook geen gebrek
is aan koffiemomentjes en vrijdaglunches
met andere studenten.
Op welke manier kunnen studenten kennismaken met Boekel?Er zijn verschillende mogelijkheden. Na-
tuurlijk doet Boekel mee aan allerlei ver-
schillende inhouse-dagen en zijn we te
vinden op verschillende externe recruit-
mentevents, -diners en -beurzen. Ook orga-
niseren wij gemiddeld één keer per maand
een inhouse-informatiemiddag waarbij een
bepaald rechtsgebied centraal staat. Als je
nog beter kennis wilt maken met Boekel
kan ik de business course ‘Expeditie Boe-
kel’ erg aanraden: nadat ik had meegedaan
aan deze business course wist ik in elk
geval zeker dat ik bij Boekel wilde solli-
citeren. Gedurende twee intensieve dagen
ervaar je hoe het is om samen met je team
een cliënt bij te staan. Tijdens deze dagen
ontmoet je veel kantoorgenoten en ervaar
je de sfeer binnen kantoor. Daarnaast kun
je natuurlijk ook een stage lopen of sol-
liciteren voor de functie van werkstudent.
Voor meer informatie over de mogelijkhe-
den om kennis te maken met Boekel kun je
contact opnemen met onze recruiter Susan.
Wat vinden jullie belangrijk in een sollicitatieprocedure?Het is belangrijk dat je kunt aantonen dat
je het leuk vindt om juridisch-inhoudelijk
bezig te zijn. Cijfers spelen daarbij natuur-
lijk een rol, maar ook een cv met nevenac-
tiviteiten, een goede stagebeoordeling en
affiniteit met het rechtsgebied waar je op
solliciteert wegen mee tijdens het beoor-
delen van een sollicitatie. Verder is het na-
tuurlijk interessant voor een kantoor om te
weten wat je naast je studie hebt gedaan
omdat dat iets zegt over wie jij bent als
persoon. Als je solliciteert voor de functie
van advocaat-stagiaire heb je al een streep-
je voor als je al daadwerkelijk kennis hebt
gemaakt met het beroep door een bijbaan,
stage of werkstudentschap. En vergeet ook
niet om jezelf te zijn tijdens een sollicitatie-
gesprek! Natuurlijk ben je wat zenuwachti-
ger of formeler dan normaal, maar als je je
anders voordoet, prikken ze daar meestal
doorheen. En je wilt toch ook ergens wer-
ken waar je jezelf kunt zijn?
Hoe heb je jouw sollicitatieprocedure ervaren?Ik heb gesolliciteerd volgens de oude sol-
licitatieprocedure. Na de schriftelijke ronde
had ik eerst een gesprek met een senior
medewerker van onze afdeling en daarna
moest ik persoonlijkheids- en intelligen-
tietesten maken. Vervolgens had ik een
gesprek met twee partners, waaronder de
partner voor wie ik nu werk en ten slotte
een informele lunch met de sectie. Ik heb
de hele procedure heel wisselend ervaren:
prettig, spannend en pittig tegelijkertijd. Ik
had het idee dat Boekel na de procedure
alles over mij wist (ook mijn minder goede
eigenschappen!), maar ik kreeg ook de
kans om wat van mijzelf te laten zien. Tege-
lijkertijd moet je niet vergeten dat een sol-
licitatieprocedure ook een test is voor het
kantoor waar je solliciteert: natuurlijk lig-
gen de banen niet voor het oprapen, maar
wil je hier wel echt de komende jaren wer-
ken? Voelen de sfeer en de medewerkers
echt zo goed aan als je van tevoren dacht?
Klikt het met je gesprekspartners? Of valt
het eigenlijk tegen? Tijdens de procedure
bij Boekel werd tijdens elke ronde voor
mij verder bevestigd dat ik hier wilde wer-
ken en gelukkig klikte het van de andere
kant ook. De nieuwe sollicitatieprocedure
bestaat eveneens uit drie rondes gevolgd
door een informele lunch of borrel waarin
het eerste gesprek afwijkt van de oude sol-
licitatieprocedure. Het eerste gesprek heb
je met een lid van de sollicitatiecommissie
en onze recruiter. In deze ronde wordt je
een niet-juridische casus voorgelegd aan
de hand waarvan je een genuanceerd ad-
vies moet opstellen. Dit advies presenteer
je vervolgens aan je gesprekspartners.
Heb je tips of adviezen voor rechtenstudenten?Kijk goed om je heen en neem ruim de tijd
om te beslissen wat je wilt doen na je stu-
die. Er zijn genoeg laagdrempelige moge-
lijkheden om kennis te maken met bedrij-
ven en advocatenkantoren, dus maak daar
gebruik van! Zelfs op een inhousedag kun
je al een redelijk goed beeld krijgen van de
sfeer binnen een kantoor. Praat ook met
mensen die al aan het werk zijn: wat doen
ze nou eigenlijk precies en wat vinden zij
de leuke en minder leuke kanten van hun
werk? Wees kritisch over de vraag of een
baan of bedrijf wel echt bij je past. Als je
dat hebt bedacht kom je alleen maar mak-
kelijker door de sollicitatieprocedure heen!
KANTOORSPECIALJFV IN CASU - OKTOBER 2014
55
Meteen
en je eigen
je eigen
je eigendossiers,
kansenzaken
Advocaatstagiaires en studentstagiaires vinden hun ideale werkplek in Oost-Nederland. Kijk op www.jpr.nl
eigeNziNNig prOfessiONeel
7055078 adv In Casu 210x297.indd 1 11-08-11 17:15
Meteen
en je eigen
je eigen
je eigendossiers,
kansenzaken
Advocaatstagiaires en studentstagiaires vinden hun ideale werkplek in Oost-Nederland. Kijk op www.jpr.nl
eigeNziNNig prOfessiONeel
7055078 adv In Casu 210x297.indd 1 11-08-11 17:15