Upload
phamanh
View
214
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
FACULTEIT DER LETEREN EN WIJSBEGEERTE
REGLEMENT
BACHELORPAPER
KUNSTWETENSCHAPPEN EN ARCHEOLOGIE
ACADEMIEJAAR 2018-2019
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
INHOUD
1. De plaats van de bachelorpaper in de opleiding
1.1. Leerresultaten
1.2. Ondersteuning voor studenten in het bachelorprogramma
1.3. Ondersteuning voor studenten in het schakel- en voorbereidingsprogramma
2. Prerequisites of inschrijvingsvereisten
3. Het onderwerp van de bachelorpaper
4. Richtlijnen
4.1. Inhoudelijke aspecten
4.2. Formele aspecten
4.3. Taal
5. Begeleiding
6. Evaluatie
7. Tijdschema
Appendix 1: Onderzoeksthema’s in de opleiding Kunstwetenschappen & Archeologie
Appendix 2:Plagiaat en hoe het te vermijden
Appendix 3:Referentiesystemen in de opleiding Kunstwetenschappen & Archeologie
1. DE PLAATS VAN DE BACHELORPAPER IN DE OPLEIDING
De bachelorpaper vormt een belangrijk sluitstuk van je bacheloropleiding, waarbij de bacheloropleiding zowel als finaliteit en als voorbereiding op de masteropleiding dient te worden gezien. Met deze paper toon je aan dat je de eindcompetenties van de bacheloropleiding Kunstwetenschappen en Archeologie beheerst. Via de bachelorpaper zal je meer bepaald bewijzen dat je
- een heuristisch onderzoek kan opstarten, - de grondbeginselen en de basisvaardigheden voor een zelfstandig en kritisch onderzoek onder de knie hebt,- de nodige mondelinge en schriftelijke rapporteringsvaardigheden bezit.
1.1. LeerresultatenInhoudNr. 1 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie beschikt over een grondig referentiekader van de grote stromingen, kantelmomenten en de meest relevante getuigen uit de Europese kunstgeschiedenis en archeologie van de prehistorie tot heden.
Nr. 2 De bachelor heeft inzicht in de iconografische, stilistische en technische aspecten van artistieke en materiële cultuur.
Nr. 3 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie brengt de voornoemde kennis in verband met kennis van een brede culturele en maatschappelijke context en heeft inzicht in hoe artistieke productie en materiële cultuur dragers zijn van veranderlijke culturele, sociale, economische en ideologische waarden.
Nr. 4 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft algemene kennis van en inzicht in de historische en actuele relaties tussen erfgoed, instituties en samenleving.
Nr. 5 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft kennis van de essentiële heuristische en analytische onderzoekstechnieken, met inbegrip van terreinmethoden, natuurwetenschappelijke technieken en discoursanalyse.
VaardighedenNr. 6 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie kan het referentiekader kritisch hanteren.
Nr. 7 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie formuleert onder deskundige begeleiding een probleemstelling en daaraan gekoppelde onderzoeksvragen binnen het domein van de kunstwetenschappen, archeologie of kritische erfgoedstudies.
Nr. 8 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie bestudeert onder deskundige begeleiding primaire bronnen en voert een kritische, internationale literatuurstudie uit in functie van een specifieke probleemstelling.
Nr. 9 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie selecteert en gebruikt onder deskundige begeleiding adequate kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethoden en biedt daarmee een antwoord op specifieke onderzoeksvragen.
Nr. 10 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie rapporteert mondeling en schriftelijk over zijn/haar onderzoeksresultaten aan vakgenoten.
Nr. 11 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft actieve ervaring met ofwel tentoonstellingspraktijk, erfgoedzorg, terreinonderzoek en/of materiaalstudie.
AttitudesNr. 13 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie heeft een kritische, onderzoekende en integere houding, die getuigt van intellectuele nieuwsgierigheid en intellectuele eerlijkheid en een ingesteldheid tot levenslang leren.
Nr. 14 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie is inventief, creatief en ondernemend en heeft geleerd zijn eigen weg te zoeken, met een open geest en vrij van vooroordelen.
Nr. 15 De bachelor in de kunstwetenschappen en archeologie is bereid zich vanuit humanistische waarden in te zetten voor een duurzame ontwikkeling van het maatschappelijk welzijn. Hij/zij is een wereldburger, die kan omgaan met de huidige en toekomstige uitdagingen in een globaliserende samenleving.
1.2. Ondersteuning voor studenten in het bachelorprogrammaTer ondersteuning van het onderzoek van je bachelorpaper wordt er enerzijds een maandelijkse schriftelijke monitoring van je vorderingen georganiseerd (een informatiesessie in oktober geeft hierover meer duiding) en anderzijds worden er twee plenaire bijeenkomsten georganiseerd waarop je gedurende een tiental minuten aan je medestudenten en aan het academisch personeel van de Opleiding (ZAP, AAP en BAP) een mondelinge uiteenzetting geeft over de stand van je onderzoek. Na je uiteenzetting kunnen de toehoorders vragen of kritische bemerkingen formuleren, waarmee je rekening kan houden bij de definitieve redactie van je paper. Deze bijeenkomsten zijn dus bedoeld als een nuttig feedback moment. Op de eerste bijeenkomst, die plaats heeft in december 2018, stel je de probleemstelling en methodologie van je onderzoek voor. Op de tweede bijeenkomst, die plaats heeft in maart 2019 geef je een overzicht van je volledig onderzoek. De exacte data van deze twee sessies worden begin november per e-mail meegedeeld.De deelname aan deze bijeenkomsten is verplicht voor elke student die aan een bachelorpaper werkt.
1.3. Ondersteuning voor studenten in het schakel- en voorbereidingsprogrammaAangezien schakelstudenten van elders instromen wordt er voor hen een begeleiding op maat voorzien binnen het opleidingsonderdeel ‘Werkcollege Kunstgeschiedenis en Archeologie’ ( 1008541ANW of 1008542ANR). Om deze begeleiding te kunnen plannen, moet je als schakel- of voorbereidingsstudent ten laatste op 3 november 2018 aan Mevr. Melissa Samaes een kopie bezorgen van het formulier met onderwerp en naam van de promotor (zie verder punt 7).
2. PREREQUISITES
Indien je bent ingeschreven voor het Bachelorprogramma Kunstwetenschappen en Archeologie moet je eerst creditbewijzen hebben behaald voor de volgende studiedelen/opleidingsonderdelen vooraleer je de bachelorpaper mag aanvatten1:- Werkcollege Kunstgeschiedenis en Archeologie- Werkcollege methoden van de kunstwetenschappen met oefeningen- Werkcollege methoden van de archeologie met oefeningen
De studiedeelfiche/aanbieding ‘Paper Kunstwetenschappen en Archeologie’ vermeldt informatie over leerdoelen, voorkennis, inhoud, wijze van examineren, enz. Deze kan geraadpleegd worden op de website
1 Deze vereisten gelden niet voor studenten die ingeschreven zijn in het Schakel- of Voorbereidingsprogramma Kunstwetenschappen en Archeologie.
bij ‘onderwijsaanbod’: https://caliweb.cumulus.vub.ac.be/caliweb/?page=plan&id=00070&anchor=0000000106&target=pr&year=1819&language=nl&output=html
3. HET ONDERWERP VAN DE BACHELORPAPER
Het onderwerp van de bachelorpaper moet betrekking hebben op een gebied dat in overeenstemming is met het te behalen diploma van Bachelor in de Kunstwetenschappen en Archeologie. Het onderwerp kan eventueel gekozen worden in functie en ter voorbereiding van de masterproef, die ingediend moet worden op het einde van de masteropleiding Kunstwetenschappen en Archeologie.Je bepaalt het onderwerp in overleg met je promotor. Deze laatste is een lid van het zelfstandig academisch personeel, doctor-assistent of onderwijsprofessor of een ander lid van het academisch personeel dat houder is van de graad van doctor en verbonden aan de Opleiding Kunstetenschappen & Archeologie. In appendix 1 vind je een lijst met onderzoeksthema’s van de ZAP-leden, die binnen de Vrije Universiteit Brussel in hoofdorde aan de Opleiding Kunstwetenschappen en Archeologie zijn verbonden. Dit is slechts een richtinggevende lijst: je kan dus ook met een eigen onderzoeksvoorstel naar een promotor van je keuze stappen, zelfs indien dit voorstel niet binnen de door hem/haar vermelde onderzoeksthema’s valt.
4. RICHTLIJNEN
4.1. Inhoudelijke aspecten
De paper moet de volgende elementen bevatten:- de probleemstelling waarvan het onderzoek vertrekt; de thematische, chronologische en geografische afbakening van het onderwerp; de precieze vragen waarop een eventueel verder uitgewerkte studie (bijvoorbeeld een masterproef) een antwoord wil bieden- een kritische status quaestionis van de wetenschappelijke literatuur- een kritisch overzicht van de bronnen en van de objecten of monumenten die het basismateriaal vormen voor het onderzoek- een omschrijving van de methodologie- een bibliografische lijst- eventuele bijlagen (catalogus; illustraties)De paper moet persoonlijk en origineel zijn; plagiaat, onder welke vorm ook, wordt ten strengste verboden (zie ook Onderwijs- en examenreglement art. 118). Meer informatie over plagiaat en hoe het te vermijden vind je in appendix 2.
4.2. Formele aspecten
Op het titelblad moeten de volgende elementen voorkomen:- Het logo van de Vrije Universiteit Brussel- Naam student rechtsboven (Voornaam Naam)- Vrije Universiteit Brussel - Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte- Studiegebied Kunstwetenschappen en Archeologie- Naam promotor (Voornaam Naam)- Titel- “Paper ingediend voor het behalen van de graad van bachelor in de Kunstwetenschappen en archeologie”- Academiejaar rechtsonder (2018-2019)
De bachelorpaper omvat ook de volgende plechtige verklaring i.v.m. plagiaatregels die samen met het manuscript wordt ingebonden:
Ik verklaar plechtig dat ik de bachelorpaper, (titel), zelf heb geschreven.Ik ben op de hoogte van de regels i.v.m. plagiaat en heb erop toegezien om deze toe te passen in deze bachelorpaper.
Datum Naam + handtekening
De bachelorpaper telt min. 25 en max. 50 pagina’s, exclusief bijlagen. Gebruik een standaard lettertype , bv. Times 12 en interlinie 1,5.
In overleg met je promotor kies je voor een van de twee bibliografische systemen, die je tijdens de werkcolleges hebt ingeoefend. De uiteenzetting van beide referentiesystemen vind je samengevat in appendix 3.
4.3. Taal
De bachelorpaper wordt in het Nederlands geschreven. Na schriftelijk akkoord van de promotor mag de bachelorpaper eventueel ook in het Engels of Frans of Duits worden opgesteld.
5. BEGELEIDING
Je promotor begeleidt je gedurende alle fases van je onderzoek en superviseert de rapportage van de resultaten van dit onderzoek. Hij/zij zal je ondersteuning verlenen i.v.m. de inhoudelijke aspecten van je paper zoals bijvoorbeeld de vraagstelling, de methodologie en de logische en gestructureerde opbouw van de argumenten in de rapportage.Conform het Onderwijs- en examenreglement, Hoofdstuk VII: De Masterproef, is artikel 122 ook hier van toepassing:De promotor verplicht zich ertoe om de student regelmatig te begeleiden en de student verplicht zich ertoe om de promotor regelmatig in te lichten over de vorderingen van zijn onderzoek. Bij niet naleving kan de student of de promotor dit schriftelijk aan de Decaan mededelen. De Decaan neemt een beslissing die kan leiden tot verandering van promotor of verzaking van het promotorschap en deelt dit mee aan de faculteitsraad.Voor praktische ondersteuning i.v.m. de formele aspecten van je paper kan je ook terecht bij een lid van het assisterend academisch personeel. Voor het academiejaar 2018-2019 zijn dit Mevr. Eva Janssens en Mevr. Melissa Samaes.Voor aanvullende ondersteuning i.v.m. formele aspecten van de proef (referenties, taal en tekstopbouw) kan de student, in samenspraak met de promotor, terecht bij de onderwijsondersteuner van de vakgroep HARP ([email protected]). De student brengt de promotor op de hoogte van het verloop van deze begeleiding.
6. EVALUATIE
StudiepuntenDe bachelorpaper telt voor 12 SP in de opleiding. Wanneer je een onvoldoende behaalt op je bachelorpaper (dus minder dan 10/20) ben je niet geslaagd voor je bacheloropleiding.
Samenstelling juryDe jury wordt samengesteld door de Opleidingsraad Kunstwetenschappen & Archeologie. Ze bestaat uit twee leden, die beiden houder zijn van een doctoraat op proefschrift. Het ene jurylid is de promotor van je bachelorpaper, terwijl de andere een externe expert kan zijn. Indien de evaluaties van beide juryleden te ver uiteenlopen (zie infra), dan wordt een bijkomend jurylid aangeduid binnen het academisch personeel verbonden aan de opleiding Kunstwetenschappen en Archeologie. Ook dit lid moet houder zijn van een doctoraat op proefschrift. ProcedureDe twee juryleden lezen en beoordelen de bachelorpaper onafhankelijk van elkaar en schrijven elk een evaluatieverslag. Indien de evaluatie van beide juryleden vier of meer punten van elkaar afwijken, wordt een derde lezer aangeduid (zie supra). Vervolgens worden de evaluaties besproken tijdens een vergadering van alle juryleden. De eindevaluatie wordt het gemiddelde van de definitieve evaluaties van alle juryleden. Als student heb je vervolgens recht om het eindcijfer te kennen (niet het cijfer dat door elk van de juryleden werd voorgesteld) en om de schriftelijke verslagen in te zien of er een kopie van te ontvangen. Je kan ook vragen om door de jury gehoord te worden. De datum waarop de studenten inzage krijgen in de verslagen van de juryleden zal per e-mail door het vakgroepssecretariaat bekend gemaakt worden. Tot drie werkdagen na deze datum heb je tijd om –indien gewenst– bij de voorzitter van de Opleidingsraad een aanvraag in te dienen voor een mondelinge openbare bespreking van de bachelorpaper met de promotor en de overige juryleden. Deze bespreking moet plaatsgrijpen binnen de examenzittijd en wordt voorgezeten door de voorzitter van de Opleidingsraadvoorzitter.
EvaluatiecriteriaHet eindcijfer zal uitsluitend bepaald worden door de evaluatie van de schriftelijk ingediende bachelorpaper. De jury zal voor de evaluatie van je bachelorpaper met de volgende criteria rekening houden:
Uitgangspunt, probleemstelling, methodologie1. Wordt de keuze van het onderwerp duidelijk en wetenschappelijk gemotiveerd?2. Worden de probleemstelling, het historiografisch onderzoekskader en de onderzoeksvragen duidelijk uitgewerkt en gemotiveerd?3. Wordt de gevolgde methodologie zowel theoretisch als praktisch, duidelijk uiteengezet en beargumenteerd?4. Is er scherpe focus op het onderzoek en de vraagstelling en vermijdt de student irrelevante toevoegingen?
Inhoudelijke aspecten5. Past de student op correcte wijze de vooropgestelde methodologie met accuraat gebruik en goede analyse van de data?6. Heeft de student een kritische houding ten opzichte van data, bronnen en literatuur?7. Is de paper duidelijk gestructureerd?8. Slaagt de student erin om een eigen onderzoeksverhaal te brengen en zelf stelling te nemen in het wetenschappelijke debat?9. Zijn de illustraties een relevante keuze, m.a.w. ondersteunen ze het betoog?
10.Is het besluit een adequate samenvatting van de stellingen en tussentijdse conclusies in de verhandeling?11.Wordt er een antwoord geformuleerd op de vooropgestelde onderzoeksvragen?
Literatuurstudie12.Is de bibliografie accuraat opgebouwd, d.w.z. zijn alle relevante publicaties opgenomen in de studie?13.Is het voetnotenapparaat inhoudelijk accuraat opgesteld?
Formele aspecten14.Heeft de paper een verzorgde lay-out?15.Is de bibliografie vormelijk correct opgesteld?16.Zijn de voetnoten vormelijk correct opgesteld?17.Is de illustratielijst vormelijk correct opgesteld?18.Zijn de illustraties voorzien van gepaste bijschriften?19.Is het taalgebruik helder, zakelijk en wetenschappelijk?20.Is het taalgebruik grammaticaal correct?
7. TIJDSCHEMA
Datum indienen onderwerpHet onderwerp en de naam van de promotor van je bachelorpaper moeten ten laatste op 31 oktober 2018 worden ingediend op het secretariaat van de vakgroep op het daartoe voorziene formulier (formulier ter beschikking op de facultaire website https://student.vub.be/lw#reglementen-en-formulieren )
Opgelet:Indien je na de indiening van deze gegevens het onderwerp van je bachelorpaper wil wijzigen of van promotor wil veranderen, moet je dit schriftelijk aan de voorzitter van de Opleidingsraad en de decaan melden voor de wintervakantie in het academiejaar waarin je als student bent ingeschreven in het derde bachelorjaar. Dit wordt telkens met redenen omkleed.
Datum indienen paperDe bachelorpaper moet in drievoud ingediend worden op het secretariaat van de vakgroep tijdens de openingsuren (lokaal 404, gebouw B, vijfde verdieping) ten laatste :
- uiterlijk op 7 januari 2019 (eerste examenperiode van de eerste zittijd)- uiterlijk op 28 mei 2019 (eerste zittijd)- uiterlijk op 5 augustus 2019 (tweede zittijd)
De student dient bij afgifte van zijn Bachelorpaper een afdruk van het bevestigingsscherm van Turnitin (plagiaatpreventiesoftware) te voegen. Doet de student dat niet voor indiendatum en –uur dan behaalt hij voor dit opleidingsonderdeel een “Afwezig” in die zittijd. Cfr. art. 124 van het Onderwijs- en Examenreglement.
Indien een student wegens bijzondere omstandigheden de bachelorpaper niet persoonlijk kan indien op het vakgroepensecretariaat, mag hij/zij na goedkeuring door de decaan de nodige exemplaren per aangetekende zending of via een koerierdienst aan het vakgroepensecretariaat bezorgen. De gemotiveerde aanvraag voor deze afwijking moet ten laatste 14 kalenderdagen vóór de uiterste datum van indienen van de bachelorpaper bij de decaan toekomen.
Bijzondere regeling voor uitgaande ErasmusstudentenIndien de student(e) vertrekt vóór 01 november 2018 moet hij/zij vóór zijn/haar vertrek de nodige regelingen treffen om een onderwerp af te bakenen en de promotor te ontmoeten.
Appendix 1
ONDERZOEKSTHEMA’S IN DE OPLEIDING KUNSTWETENSCHAPPEN & ARCHEOLOGIE
PROF. DR. WERNER ADRIAENSSENSAlgemene onderzoeksthema's:Onderwerpen gerelateerd aan de toegepaste en/of decoratieve kunsten van de middeleeuwen tot heden: meubilair, zilverwerk, juweelkunst, glaswerk, keramiek, textiel...(inclusief het zgn. design)
Specifieke onderzoeksthema's:- Onderwerpen in alle disciplines van de toegepaste kunsten gerelateerd aan de art nouveau en art deco en in het bijzonder de Belgische varianten ingebed in een internationaal maatschappelijk kader- De decoratieve kunsten op internationale tentoonstellingen en wereldtentoonstellingen
PROF. DR. JAN COENAERTS Algemene onderzoeksthema’s:Elk onderwerp gerelateerd aan kunst en archeologie van de Griekse en/of Romeinse Oudheid & Materiële cultuur van de Griekse of Romeinse Oudheid of culturen in de Mediterrane wereld
Specifieke onderzoeksthema’s:Interacties in de Mediterrane wereldGeschiedenis van het archeologische onderzoek van de OudheidOnderzoek van Griekse/Romeinse nederzettingen of Griekse/Romeinse kunstArcheologie en landschap
PROF. DR. MARC DE BIE- Geschiedenis van het onderzoek van de pre- en protohistorie- Geschiedenis van de Gallo-Romeinse archeologie- Onderzoek van pre- en protohistorische nederzettingen- Onderzoek van Gallo-Romeinse nederzettingen- Funeraire praktijken van de prehistorie tot de Gallo-Romeinse tijd- Materiaalstudie uit pre- en protohistorische ensembles (in het bijzonder techno- en typologisch onderzoek van lithisch materiaal en aardewerk)- Regionale inventarisatie van materieel erfgoed en diachronische interpretatie- Problemen van archeologische erfgoedzorg- Onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van cultureel en artistiek gedrag- Prehistorische kunst- Landschapsarcheologie
PROF. DR. HANS DE WOLFAlgemene onderzoeksthema’s:- Beeldende kunsten van de 19de en de 20ste eeuw- Esthetica en kunsttheoretische debatten
- Historiografie
Specifieke onderzoeksthema’s:- Duitse kunst van de 19de eeuw (romantiek)- Historische avant-garde van de 20ste eeuw (futurisme, cubisme, dadaïsme, constructivisme enz.)- Noord-Amerikaanse kunst van na 1945- Conceptuele kunst en de avant-garde bewegingen van jaren 1960 tot 1980 (Pop Art, Fluxus, Minimal Art, Land Art, Nouveaux Réalistes, Arte Povera enz.)- Performance- Hedendaagse kunst
Interdisciplinaire onderzoeksthema’s:Gericht op specifieke thema‘s uit de kunsten van de 19de en 20ste eeuw, onderzocht in samenhang met :- sociale en maatschappelijke context- kunstsociologie (Art world)- kunstfilosofie- architectuur en urbanisme- literatuur en poëzie
PROF. DR. ANN DIELSHet onderzoek kan betrekking hebben op het domein van de beeldende kunsten in de Nederlanden en (bij uitbreiding) West-Europa tijdens de Late Middeleeuwen en de Vroegmoderne tijd. Het is tevens mogelijk om onderzoek te doen naar de relaties tussen facetten van de beeldende kunsten in Europa en andere werelddelen. De student kan focussen op een kunstenaar (monografie), een iconografisch thema of een kunsttheoretisch onderwerp. Hij/zij kan ook een aspect van de organisatie van het kunstenaarsbedrijf, de kunsthandel of het verzamelwezen behandelen. Gezien mijn expertise inzake prentkunst, ben ik uiteraard zeer bereid om tal van onderwerpen in verband met dit medium te begeleiden.
PROF. DR. ERIC GUBELAlgemene onderzoeksthema's: - Archeologie en materiële cultuur van Egypte - Archeologie en materiële cultuur van het oude Nabije Oosten- Geschiedenis van de archeologie van het oude Nabije Oosten en Egypte - Interacties tussen culturen van het oude Nabije Oosten en Egypte - Vergelijkend onderzoek van bepaalde aspecten van culturen van het oude Nabije Oosten en Egypte (diachronisch, geochronologisch, transcultureel …), bijv. materiële cultuur, architectuur, technologische ontwikkelingen, socio-politieke aspecten, administratie …
Specifieke onderzoeksthema's: - Materiaalstudie:> Ceramologie: analyse van een type vaatwerk uit het oude Nabije Oosten> Glyptiek: analyse van een stilistisch homogene groep (rol- of stempelzegels) uit Egypte of het Nabije Oosten
> Materiaalstudie van archeologische ensembles uit de collecties oude Nabije Oosten of Egypte van het Jubelparkmuseum.- Iconografie: onderzoek naar motieven uit de kunst van Egypte of van het oude Nabije Oosten- Perceptie van het oude Nabije Oosten of Egypte in latere perioden (egyptomanie, fenicomanie, assyromanie ...)
PROF. DR. MARC JACOBS- Erfgoedmanagement, cultuurmanagement, strategische planning en culturele makelaardij (“cultural brokerage”), reflexiviteit, “public (art) history”, “public folklore”…- Erfgoedparadigma in de 21ste eeuw: erfgoedbeleid, -theorie en -methodes; “kritische erfgoedstudies”, onderzoek over de functies en werking van musea, archieven, bewaarbibliotheken, vrijwilligersorganisaties, monumenten, landschappen, …; van het lokale tot het globale niveau- Toepassing van actor-netwerkanalyse (cfr. Bruno Latour), translatiesociologie of “pragmatische modellen” op (kunst)historische en andere fenomenen- UNESCO, Raad van Europa en internationale netwerken, organisaties en conventies rond cultuur en erfgoed- Immaterieel cultureel erfgoed, het concept “safeguard”, tradities en transmissie - Cultuur- en erfgoedtoerisme, erfgoedagogiek, “erfgoedeconomie”- Cultureel patronage en mecenaat na 1500- Omgaan met de Belle Époque en de Eerste Wereldoorlog in de 21ste eeuw - Cultuur van alledag en volkscultuur (van in de middeleeuwen tot vandaag), volkskundige thema’s (feestcultuur, levenscyclus, …)- Cultuurhistorische benadering van communicatie (gedrukte boeken, prenten, …) in de nieuwe tijd- Effecten van historiciteitsregimes (relatie verleden – heden – toekomst, doorheen de tijd)- Onderzoek over eruditie en functies van archeologie en (kunst)geschiedenis in het verleden, …- Studie van wereldtentoonstellingen- Studie van corporaties (ambachten, schuttersgilden, rederijkerskamers, …) in de nieuwe tijd; bij uitbreiding studies van aspecten van groepscultuur op basis van archiefonderzoek (16de eeuw tot nu)- Onderzoek over eetcultuur door de eeuwen heen (in het bijzonder liminaliteit, materiële cultuur, geheugen en smaak…)- Studie van cybercultuur- Aanwending van ICT in erfgoedprojecten- Interculturaliteit en intergenerationeel werken in de cultuursector- Gebruik van (het oeuvre van, de clichés over en de associaties met) Bruegel in de 20ste en 21ste eeuw - Etnografische (19de- en 20ste-eeuwse, buiten-Europese) collecties in België en de mogelijkheden van en problemen met de notie "etnische kunst"; ethocoll.be - "Significance" en waarderingsmethodes voor collecties; hoe kan "op de museale weegschaal" toegeëigend en uitgebreid worden in Vlaanderen?
PROF. DR. PIETER MARTENSAlgemene onderzoeksthema’s:-Geschiedenis en theorie van architectuur en stedenbouw-Kunst, cultuur, geschiedenis van de Renaissance-Representatie van steden in de beeldende kunsten in de vroegmoderne tijd-culturele uitwisseling tussen de Lage Landen en Italië, Frankrijk of Spanje in de vroegmoderne tijd
PROF. DR. KARIN NYS- Casestudy onderzoek in het kader van de studie van de socio-economische en culturele interactie in de mediterrane wereld tijdens de oudheid- Onderzoek van bepaalde aspecten van de materiële cultuur van het oude Cyprus in functie van specifieke socio-economische en/of culturele vraagstukken (vb.: onderzoek naar sociale stratigrafie, etniciteit, interregionale contacten,…)- Museologisch onderzoek: historiek van collectievorming, museale opstellingen en doelgroepen, musea en educatie, erfgoed en het publiek
PROF. DR. KATARZYNA RUCHEL-STOCKMANSAlgemene onderzoeksthema's:- Geschiedenis en theorie van fotografie en nieuwe media- Fotografie, video en film binnen de hedendaagse kunst
Specifieke onderzoeksthema’s:- Kunstenaarsfilm in België jaren 1970, in het kader van het onderzoeksproject te Argos (Leo Copers, Pierre Courtois, Luc Deleu, Edith De Wit, Hugo Duchateau, Hugo Heyrman, Barbara & Michaël Leisgen, Jean-Claude Riga, Rudi Rommens, Mark Verstockt, Montfaucon Research Center)- Artistieke praktijken van appropriation, in het bijzonder in de postkoloniale context. Antropologische fotografie, documentaire beeld en museale exposities als uitgangspunt in een maatschappijkritisch artistiek werk. - De kunst van Oost-Europa (20ste en 21ste eeuw)
PROF. DR. DRIES TYSVia een eerste case study in ba3 leert de student een concrete case uitwerken. Op de basis daarvan wordt er een bredere problematiek uitgewerkt op masterniveauAlgemene onderwerpen sluiten aan bij de cursussen die ik geef:
- Middeleeuwse archeologie- Landschapsarcheologie en –geschiedenis- Archeologie van uitwisseling, handel, connecties- Archeologie & Samenleving- Theorie & Archeologie
Thema’s:- Religie & ritualiteit (bv vroegmiddeleeuwse grafvelden en rituele objecten; Religie en erfgoed in middeleeuwse
parochies, kerkarcheologie, grafveldarcheologie)- Landschap, met o.m. De archeologie van ‘de assembly’: kerkbergen en galgenheuvels als verzamelplaatsen;
rurale schepenbanken; connecties, plaatsnamen; landschap en metaaldetectie- Connecties (Vikingen, scheepsarcheologie, artisanaat en verspreiding van technieken)- Stad, architectuur en urbanisme- Toepassing van natuurwetenschappelijke technieken op middeleeuws materiaal (isotopen, phytolieten, user-
ware analysis, …)- Archeologie en participatie: problemen en oplossingen- Studie van metaalvondsten-collecties (stijl, datering, betekenis, …)
Enkele concrete onderwerpen (niet limitatief) Het zogenaamde Vikingmateriaal van Hamme: determinatie en inschatting van het ‘Scandinavisch karakter’
van de baggervondsten uit de rivier. Het volmiddeleeuwse aardewerk van de pastorij site in Leffinge De houten huisbouw in de middeleeuwse steden: overzicht en kritische analyse van de wooncultuur (case
studies uit Antwerpen, Zeeland ...) Onderzoek van de patriciërswoningen in Mechelen: waar woonden de Raadsheren en stedelijke aristocraten in
Mechelen en wat is de biografie van deze gebouwen? Metaaldetectie in relatie tot landschapsontwikkeling, vb Oudenburg Historische landschapsontwikkeling van de Maasvallei tussen Maasmechelen en Maastricht Metaal productie op terp Leffinge
Prof. Dr. Kristin Van den Buys- ELT Mesens en de muziek- Avant-garde 1920-1924 in Brussel en/of Antwerpen- Muziekleven tijdens W.O I en/of W.O II- Brussels muziekleven tijdens het interbellum- 19de eeuws muziekleven in Brussel (opera, concertleven, amateurmusici etc.)
Prof. Dr. Francisca VandepitteAlgemeen: Onderwerpen met betrekking tot de conservatie en restauratie van moderne en hedendaagse kunst
Specifiek: - analyse van kunstenaarsgeschriften als leidraad voor conservatie & restauratie - de praktijk van het interview als leidraad voor conservatie & restauratie : cases Belgische
kunstenaars- industriële objecten als kunstenaarsmateriaal & restauratieproblematiek
Appendix 2
PLAGIAAT EN HOE HET TE VERMIJDEN
Plagiaat is bij wet strafbaar. Wanneer je op plagiaat wordt betrapt, zul je hiervoor worden gesanctioneerd (zie artikel 118 van het examenreglement).
Definitie van plagiaat volgens Van Dale. Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal, Utrecht-Antwerpen 2005 (14de ed.), p. 2695:“1. het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk, syn. letterdieverij; – (bij uitbr.) in toepassing op diefstal van allerlei andere geestelijke en industriële eigendom;2. een van anderen overgenomen deel van een geschrift enz.”
Voorbeeld 1:In R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72 lezen we:
“Het ornament wordt opgevat als toegevoegde vlakversiering, niet langer een tektonisch symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”
In een publicatie uit 2000 lezen we:“Het ornament wordt opgevat als toegevoegde vlakversiering, niet langer een tektonisch symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”
>> Dit is een zuivere vorm van plagiaat, want een vroegere publicatie is zonder bronvermelding gekopieerd.
Voorbeeld 2:In een publicatie uit 2001 lezen we:
“Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse schilderkunst. Zo wordt de schilderkunst bij de Romeinen gezien als een stemmingselement dat de inwendige ruimte moet opbouwen of uitbreiden, als een toegevoegde vlakversiering. Bij de Grieken echter werd de schilderkunst gezien als een tektonisch symbool van kracht.”
>> Ook dit is een vorm van plagiaat, want kernwoorden en uitdrukkingen zijn letterlijk overgenomen uit de oorspronkelijke bron zonder deze te vermelden.
Voorbeeld 3:In een publicatie uit 2002 lezen we:
“Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse schilderkunst. Zo wordt de schilderkunst bij de Romeinen gezien als een stemmingselement dat de inwendige ruimte moet opbouwen of uitbreiden, als een toegevoegde vlakversiering. Bij de Grieken echter werd de schilderkunst gezien als een tektonisch symbool van kracht.1
1. R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72.”
>> Hoewel deze auteur refereert aan de publicatie van Hamann, pleegt hij/zij toch plagiaat, omdat de indruk wordt gewekt dat de zinswendingen door hem/haar bedacht zijn i.p.v. door Hamann.
Hoe plagiaat vermijden?
Er zijn twee goede manieren om aan ideeën van anderen te refereren zonder dat je plagiaat pleegt: parafraseren en letterlijk citeren.
Parafraseren
Je parafraseert een auteur (cf. je omschrijft de inhoud met je eigen woorden) en geeft onmiddellijk na je tekstgedeelte de referentie op volgens het gekozen referentiesysteem. Indien je bepaalde zinsdelen uit de oorspronkelijke tekst wil behouden, dan plaats je deze tussen aanhalingstekens.
Voorbeelden:1. Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse schilderkunst. Hamann
heeft aangetoond dat geschilderde ornamenten bij de Romeinen werden gebruikt als “stemmingselementen” die “de inwendige ruimte moesten opbouwen of uitbreiden.”1
1. R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72.
2. Toch zijn er ook belangrijke verschillen in de Griekse en Romeinse schilderkunst. Hamann (1966, p. 72) heeft aangetoond dat geschilderde ornamenten bij de Romeinen werden gebruikt als “stemmingselementen” die “de inwendige ruimte moesten opbouwen of uitbreiden.”
Letterlijk citeren
Je citeert letterlijk een auteur, plaatst het citaat tussen aanhalingstekens, en noteert de volledige referentie in een voetnoot (cf. bibliografisch systeem met gebruik van opus citatum) of in het inleidende tekstgedeelte dat aan het citaat vooraf gaat (cf. Harvard System).
Voorbeelden:1. Volgens Hamann wordt in de Romeinse schilderkunst “het ornament opgevat als toegevoegde
vlakversiering, niet langer een tektonisch symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”1
1. R. HAMANN, Elseviers Kunstgeschiedenis 5. Etruskische en Romeinse kunst, Amsterdam-Brussel 1966, p. 72.
2. Volgens Hamann (1966, p. 72) wordt in de Romeinse schilderkunst “het ornament opgevat als toegevoegde vlakversiering, niet langer een tektonisch symbool van kracht zoals bij de Grieken; de schilderkunst als een stemmingselement, in tegenstelling met de ideale, cultisch bezielde plastiek van geschilderd of gebeeldhouwd ornament, dat de inwendige ruimte moest opbouwen of uitbreiden.”
OPGELET!Deze regels gelden even goed wanneer je refereert aan een publicatie in een andere taal. Een letterlijke vertaling van een passage in een anderstalige tekst is dus ook een vorm van plagiaat!
Bijkomende voorbeelden van plagiaat en hoe het te vermijden kan je vinden op de website van de Indiana University Bloomington (http://education.indiana.edu/~frick/plagiarism/).
REFERENTIESYSTEMENIN DE VAKGROEP HARP
Handleiding voor studenten
Opgesteld met medewerking vanEva JanssensWard Leloup
Karin NysHanne Roose
Melissa SamaesFleur Van Bocxlaer
Inhoudstabel
1. INLEIDING....................................................................................................................................................................................20
1.1. WAAROM REFEREREN?................................................................................................................................................................................ 201.2 ENKELE OPMERKINGEN OVER CITEREN EN PARAFRASEREN...................................................................................................................201.2. HOE REFEREREN?..........................................................................................................................................................................................22
2. GEDRUKTE PUBLICATIES.......................................................................................................................................................23
2.1. DE AUTEURSNAAM........................................................................................................................................................................................ 232.2. DE TITEL......................................................................................................................................................................................................... 24
2.2.1. boek............................................................................................................................................................................................................ 242.2.2. reeks........................................................................................................................................................................................................... 252.2.3. artikel in een tijdschrift..................................................................................................................................................................... 262.2.4. bijdrage in een bundel....................................................................................................................................................................... 272.2.5 lemma in een naslagwerk.................................................................................................................................................................. 282.2.6. tentoonstellingscatalogus................................................................................................................................................................ 29
2.3. DE PLAATS VAN UITGAVE.............................................................................................................................................................................312.4. DE UITGEVERIJ............................................................................................................................................................................................... 312.5. HERUITGAVE OF HERDRUK.......................................................................................................................................................................... 32
2.5.1. heruitgave............................................................................................................................................................................................... 322.5.2. herdruk..................................................................................................................................................................................................... 322.5.3. varia........................................................................................................................................................................................................... 33
2.6. HET JAARTAL OF DE DATUM........................................................................................................................................................................332.7. PAGINA’S, PLATEN, FIGUREN.......................................................................................................................................................................342.8. VARIA.............................................................................................................................................................................................................. 35
2.8.1. onuitgegeven verhandeling............................................................................................................................................................. 352.8.2 krantenartikel........................................................................................................................................................................................ 35
3. ELEKTRONISCHE PUBLICATIES............................................................................................................................................36
3.1. INTERNETSITE............................................................................................................................................................................................... 363.2. DOCUMENTEN UIT EEN DATABANK...........................................................................................................................................................373.3. CD-ROM....................................................................................................................................................................................................... 37
4. BRONNEN.....................................................................................................................................................................................38
4.1. ORIGINELE BRONNEN................................................................................................................................................................................... 384.2. UITGEGEVEN BRONNEN................................................................................................................................................................................39
5. SYSTEEM A (REFERENTIES IN VOETNOTEN)...................................................................................................................41
5.1. ALGEMENE RICHTLIJNEN..............................................................................................................................................................................425.1.1. verkorte referenties............................................................................................................................................................................. 425.1.2. Latijnse afkortingen............................................................................................................................................................................ 42
5.2. BIJKOMENDE INFORMATIE IN VOETNOOT.................................................................................................................................................44
6. SYSTEEM B (REFERENTIES IN DE TEKST).........................................................................................................................46
6.1. ALGEMENE RICHTLIJNEN............................................................................................................................................................................. 466.2. BIJKOMENDE INFORMATIE IN VOETNOOT.................................................................................................................................................47
7. DE REFERENTIELIJST...............................................................................................................................................................49
BRONNEN............................................................................................................................................................................................................... 50LITERATUUR......................................................................................................................................................................................................... 51
1. inleiding
1.1. waarom refereren?
Bij het schrijven van een tekst is het gebruikelijk om argumenten te staven door te verwijzen
naar informatie verschaft door andere auteurs, of door hen te citeren. Er zijn verschillende
redenen waarom je als schrijver referenties opneemt in je tekst: in hoofdzaak toon je de
lezer dat je het onderwerp begrijpt en je eigen gedachten kunt formuleren. Verder
demonstreer je zo dat je zowel het bredere veld van de literatuur onderzocht, alsook
materiaal diepgaand hebt gelezen. Voorts dienen referenties om de lezer te helpen terug te
vinden waar je een idee of een citaat vandaan hebt gehaald. Ten slotte erken je door te
refereren de ideeën van de oorspronkelijke auteur(s). Dit getuigt van zogenaamde
academische eerlijkheid. Als je de redenen voor refereren verstaat, zou het evident moeten
zijn waarom je het werk van anderen niet mag laten doorgaan als dat van jezelf. Indien je
niet correct refereert, kunnen diegenen die je moeten beoordelen denken dat je schuldig
bent aan plagiaat, met sancties of zelfs uitsluiting van de universiteit tot gevolg.
1.2 enkele opmerkingen over citeren en parafraseren
1.2.1. citeren
Als je citeert, neem je een stuk tekst letterlijk over uit de originele publicatie om je eigen
redenering of argument te onderbouwen. Een referentie is uiteraard onontbeerlijk, maar je
plaatst een citaat ook tussen dubbele aanhalingstekens. Je zet het niet om in schuindruk,
onderlijnt het niet, tenzij de originele tekst deze opmaak bevat. Controleer citaten ook
grondig op typfouten. Er gelden bij citeren echter een aantal specifieke omstandigheden,
waarin je mag ‘afwijken’ van de originele tekst.
Het citaat bevat een spelfout. Je noteert dan “[sic]” om aan te geven dat je de fout hebt
opgemerkt.
Het citaat is te lang. Als je een stuk tekst wilt weglaten, duid je dit aan met “[...]”.
Honour stelt dat “The insistency on purity, simplicity and volumetric clarity [...]
corresponds with the painter’s preoccupation with outline drawing.”23
Ook wanneer je een specifiek woord of een bepaald zinsdeel wil benadrukken, mag je de
opmaak wijzigen. Je moet dat echter expliciteren in je referentie.
Honour (1979, p. 135, eigen klemtoon) stelt dat “The insistency on purity, simplicity
and volumetric clarity [...] corresponds with the painter’s preoccupation with outline
drawing.”
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
HISTORICI, OPGELET: Neem je stukken tekst over uit originele bronnen, plaats je deze cursief,
maar niet tussen aanhalingstekens.
De inwoners van Damme waren van mening dat de graaf verantwoordelijk was voor de
mistoestanden. In een klachtenbrief schreven zij dat de stad teloor ging bi fauten van
hem!18
18 Klachtenbrief van Damme gericht aan de graaf van Vlaanderen, s.d. [begin veertiende
eeuw], Rijksarchief te Gent, Charters van de graven van Vlaanderen. Chronologisch
Supplement, inv. nr. 384.
1.2.2. parafraseren
Ook wanneer je parafraseert – je herformuleert de gedachte van een auteur in je eigen
woorden – , moet je nauwkeurig refereren. Laat je het na om bij parafrasering duidelijk te
maken aan de lezer waar je bepaalde gegevens of ideeën hebt gehaald, pleeg je plagiaat. Ga
er niet van uit dat je nog zal weten waar je je informatie hebt gehaald bij het voltooien van
je werkstuk. Integreer referenties met andere woorden meteen in je notities, duid
nauwkeurig aan welke passage het betreft en controleer je finale tekst grondig: kun je zelf
nog achterhalen waar je specifieke informatie hebt gehaald? Het is dan ook aangeraden om
tijdens het schrijven zowel je referenties als je referentielijst gelijktijdig op te stellen. Zo
vermijd je dat er gegevens ontbreken, niet alleen in je referenties, maar ook in je
referentielijst.
21
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
1.2. hoe refereren?
Er bestaat geen universeel systeem van regels voor bibliografische verwijzingen. Wanneer je
een manuscript indient bij de uitgever van een tijdschrift, een reeks van monografieën, de
acta van een congres, een Festschrift, … dan zul je de richtlijnen van die bepaalde uitgever
moeten volgen. Deze zijn meestal zeer gedetailleerd uitgewerkt (e.g. de richtlijnen voor
American Journal of Archaeology: http://www.ajaonline.org/index.php?ptype=page&pid=5),
omdat de uitgever eenvormigheid binnen de gehele publicatie nastreeft. Bij het toepassen
van de richtlijnen zal je moeten focussen op details: spaties, interpunctie, hoofdletters,
haakjes en opmaak, ze zijn allemaal van tel.
Om je vertrouwd te maken met verschillende referentiesystemen, worden in deze
handleiding vormelijke richtlijnen en twee referentiesystemen besproken:
variant A: In dit bibliografische systeem worden de referenties in voetnoten
vermeld.
variant B: Dit bibliografische systeem is een toepassing van het Harvard System, wat
inhoudt dat de referenties in het tekstgedeelte staan verweven. Voetnoten worden
gebruikt om bijkomende informatie te verschaffen, al dan niet met opgave van
bijkomende bibliografische referenties.
Hoewel de plaats van de referenties verschilt, bevatten beide systemen dezelfde
componenten. Wanneer je in je tekst verwijst naar iemands werk, neem je de volledige
referentie op aan het einde van je tekst, in de zogenaamde ‘referentielijst’. Deze lijst bevat
voor alle werken de details die diegene die het werk zou willen traceren, nodig heeft. We
bespreken gedrukte publicaties, elektronische publicaties en bronnen.
22
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
2. gedrukte publicaties
2.1. de auteursnaam
Zowel in de referentie in de tekst zelf als in de referentielijst achteraan het werkstuk wordt
de achternaam van de auteur voorafgaand aan de voornaam geschreven. De achternaam
wordt in ‘klein kapitaal’ geschreven (shift + ctrl/cmd + k). Achter- en voornaam scheid je
door een komma.
BOARDMAN, John
LUU, Lien Bich
Sommige auteurs geven er de voorkeur aan alleen de initialen van hun voornaam op hun
werk te vermelden. In dat geval neem je natuurlijk de initialen over. Titels (‘dr.’, ‘prof.’, ‘de
heer’…) schrijf je niet op. Voorvoegsels als ‘Van’, ‘Van den’ of ‘De’ maken deel uit van de
achternaam en blijven vooraan staan.
VAN LEEUWEN, A.J.W.
De namen van twee auteurs worden gescheiden door “&”.
JANSSENS, Pia & PEETERS, Dirk
Indien er meer dan twee auteurs zijn, noteer je in de referentie alleen de eerste auteur
gevolgd door “et al.” (= et alii, Latijn voor ‘en anderen’). In de referentielijst noteer je echter
de namen van alle auteurs gescheiden door een komma. De laatste auteur wordt
voorafgegaan door “&”. Behoud de volgorde zoals deze in de publicatie is vermeld.
Referentielijst Referentie
JANSSENS, Pia, PEETERS, Dirk & SEGERS, Lea JANSSENS, Pia et al.
CLEIJNE, I. J., HUIJBERS, A. M. J. H., BRAND, A. D. & GRUBEN, R. J. W. M. CLEIJNE, I. J. et al.
Indien een publicatie verschijnt onder een of meerdere verantwoordelijke editors (of
redacteurs), geef je de namen op, gevolgd door “(ed.)” (= editor). Indien er meerdere
redacteurs zijn wordt dit “(eds.)” (= editors). Heeft een werk meer dan twee redacteurs,
noteer je in de referentie alleen de eerste redacteur gevolgd door “et al.”. In de
referentielijst noteer je echter de namen van alle redacteurs gescheiden door een komma.
De laatste redacteur wordt voorafgegaan door “&”. Is een werk uitgegeven door een
instantie (commissie, departement), dan geef je dit aan voor de titel.
23
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
VAN LOO, Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,
Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
HOPPENOT, Eric & MILON, Alain (eds.), Emmanuel Lévinas-Maurice Blanchot, penser la
différence, 2e ed., Parijs: Presses universitaires de Paris Ouest, 2009.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Media Policy for the Digital Age,
Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006.
OPGELET: de afkortingen “red.” (= redactor), “dir.” (= directie) of “Hg.” (= Herausgeber) – de
Duitse afkorting – worden in dit referentiesysteem niet gebruikt.
In de praktijk zal je zelden verwijzen naar een bundel als geheel, wel naar een bijdrage in die
bundel door een specifieke auteur (cf. infra).
Soms is in een publicatie geen auteursnaam aangegeven, bijvoorbeeld omdat de auteur
liever anoniem blijft. In dat geval begint de referentie gewoon met de titel van het werk. Bij
een anonieme publicatie waarvan de auteur ondertussen wel bekend is, plaats je de
auteursnaam tussen vierkante haakjes.
Petit guide de la Haye et de ses environs, contenant la description sommaire des
monuments, des musees etc., Den Haag: J. W. Ten Hagen, 1855.
[VAN ASSEN, Cornelis Jacobus], Het onwettige der petitien aan de Staten-Generaal, of
geschied- en regtskundige uitlegging van art. 161 der Grondwet, Leiden: C. C. Van
der Hoek, 1829.
2.2. de titel
2.2.1. boek
Wanneer de publicatie een titel met een of meerdere ondertitels heeft, kan de uitgever
ervoor gekozen hebben om slechts de hoofdtitel op de omslag af te drukken. Voor de
volledige titel (= titel en ondertitel[s]) moet je dus altijd naar de titelpagina kijken. Neem
ook de spelling over zoals op de titelpagina, ook al is die niet meer up to date. Titel en
ondertitel(s) worden gescheiden door een punt. De titel en de eventuele ondertitel worden
cursief weergegeven.
SOEN, Violet, Geschiedenis is een werkwoord. Een inleiding tot historisch onderzoek,
Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2016.
24
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
OPGELET: bij Engelse titels wordt de aanvangsletter van elk betekenisvol woord (dus niet de
voegwoorden, lidwoorden en voorzetsels) vaak in kapitaal geschreven. Vergeet ook niet dat
in het Duits de zelfstandige naamwoorden met een kapitaal aanvangen.
BETANCOURT, Philip P., The History of Minoan Pottery, Princeton (NJ): Princeton University
Press, 1985.
Indien er verschillende volumes zijn (vaak aangeduid als deel, tome, volume…), wordt het
volumenummer (niet in schuindruk) in Arabische cijfers na de titel vermeld, voorafgegaan
door “, vol.”. Een bepaald volume kan een bijkomende titel hebben, die na het
volumenummer in schuindruk wordt vermeld.
GAZE, Delia, Dictionary of Women Artists, vol. 1, Londen: Thorndike Press, 1997.
KARAGEORGHIS, Vassos, The Coroplastic Art of Ancient Cyprus, vol. 6, The Cypro-Archaic
Period. Monsters, Animals and Miscellanea, Nicosia: The A.G. Leventis Foundation,
1996.
Streef ernaar om steeds een werk in de oorspronkelijke taal te lezen. Een vertaling houdt
immers reeds een interpretatie in, die de toepassing van de historische kritiek kan
bemoeilijken. Wanneer je echter alleen een vertaalde versie van een bepaald werk kunt
terugvinden, dan vermeld je de vertaler alsook de oorspronkelijke titel, plaats en datum van
uitgave.
CULICAN, William, De kooplieden van de Levant. De Feniciërs en andere zeevarende
volkeren aan de oostelijke kusten van de Middellandse Zee (oorspr. titel: The First
Merchant Venturers, Londen: McGraw-Hill, 1965), vertaald door M. GERRITSEN,
Amsterdam-Brussel: Elsevier, 1967.
2.2.2. reeks
Vormt een publicatie een deel van een academische reeks, dan laat je de titel van het
werk volgen door een komma. Daarna volgt de naam van de reeks (niet in schuindruk)
en het volgnummer van het werk in deze reeks (Romeins of Arabisch cijfer, al dan niet
met aanduiding als “nr.” of “deel” zoals aangegeven in het werk). Betreft het een
commerciële reeks van een uitgeverij waarin de delen geen eigen nummer hebben, hoef
je de reeks niet te vermelden.
BLONDÉ, Bruno, Een economie met verschillende snelheden. Ongelijkheden in de
opbouw en de ontwikkeling van het Brabantse stedelijke netwerk (ca. 1750 – ca.
25
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
1790), Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor
Wetenschappen en Kunsten, Klasse der Letteren, nr. 166, Brussel: Paleis der
Academiën, 1999.
SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum
Karlsruhe, Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg: Paul Åströms
förlag, 1989.
Wanneer de reeks vaak in afgekorte versie wordt vermeld, dan mag je ook de afkorting
gebruiken. Let er dan wel op dat je deze afkorting noteert in de lijst van afkortingen,
waarmee je je referentielijst aanvangt.
SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum
Karlsruhe, SIMA, 84, Gothenburg: Paul Åströms förlag, 1989.
2.2.3. artikel in een tijdschrift
De titel van het artikel wordt tussen enkele aanhalingstekens geplaatst, terwijl de titel van
het tijdschrift in schuindruk wordt genoteerd.
OPGELET: Vergeet bij tijdschriftartikels in de referentielijst niet de begin- en eindpagina van
het artikel te vermelden! Dit is verplicht.
VAN BRUAENE, Anne-Laure & VAN BOUCHAUTE, Sarah, ‘Rederijkers, kannenkijkers. Drinking
and drunkenness in the sixteenth and seventeenth-century Low Countries’, Early Modern
Low Countries, 1, 2017, p. 1-29.
Een tijdschrift is een periodieke publicatie. Ieder jaar verschijnen dus één of meerdere
volumes (volume, part, issue). Bij de meeste tijdschriften krijgen alle volumes die in een jaar
verschijnen éénzelfde nummer (de jaargang). Daarnaast kunnen de verschillende volumes
binnen een jaargang eveneens genummerd zijn (jaargang 7, volume 1; jaargang 8, volume 3).
Vaak worden de volumes binnen één jaargang wel doorlopend gepagineerd. In dat geval
volstaat het de jaargang en de pagina’s weer te geven in de referentie. De jaargang noteer je
in Arabische cijfers, gevolgd door het jaar van uitgave. Wanneer de paginering in elk volume
opnieuw begint bij 1, dien je wel het volumenummer mee te geven, tussen haakjes na het
nummer van de jaargang. In uitzonderlijke gevallen heeft een tijdschrift geen nummers voor
de aparte jaargangen, maar worden alle volumes doorlopend genummerd (bijvoorbeeld het
historische tijdschrift Past & Present). In dat geval geef je enkel het volumenummer in plaats
van de jaargang.
26
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
DUKERS, Birgit, ‘Maastrichtse vakwerkbouw, resten van een houten verleden’,
Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 103, 2004, p. 201-
214.
DELCORPS, Vincent, ‘The Belgian Ministry of Foreign Affairs and the Challenge of
Multilateralism (1944-1960)’, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 44 (4),
2014, p. 8-35.
HOPKIN, David, ‘Cinderella of the Breton Polders: Suffering and Escape in the
Notebooks of a Young Female Farm-Servant in the 1880s’, Past & Present, 238, 2018,
p. 85-119.
SULLIVAN, Margaret A., ‘Bosch, Bruegel, Everyman and the Northern Renaissance’,
Oud Holland, 121 (2/3), 2008, p. 117-146.
Wanneer je vaak naar een specifiek tijdschrift refereert, mag je de titel van het tijdschrift
afkorten (in de eerste twee gevallen wordt dit bijvoorbeeld Bulletin KNOB en BTNG). Bij
voorkeur noteer je de gebruikelijke afkorting (zie bijvoorbeeld de lijst in AJA), maar dan
moet je je referentielijst wel beginnen met een lijst van afkortingen.
2.2.4. bijdrage in een bundel
Een bundel is een publicatie die verschijnt onder de naam van een of meerdere
verantwoordelijke editors (of redacteurs) en bijdragen van verschillende auteurs rond een
gemeenschappelijke thematiek bundelt. Vaak betreft het bijboorbeeld congresacta of een
Festschrift. Ook overzichtswerken zijn vaak opgevat als een bundel, waarbij de verschillende
hoofdstukken door specialisten worden geschreven. In de praktijk zal je dan ook zelden
verwijzen naar een bundel als geheel, maar wel naar een specifieke bijdrage in een bundel.
De referentie begint met de naam van de auteur van de specifieke bijdrage. Net zoals de titel
van een artikel in een tijdschrift plaats je de titel van een bijdrage in een bundel tussen
enkele aanhalingstekens. Aanduidingen als ‘hoofdstuk 3’ hoef je daarbij niet op te nemen.
Na de titel noteer je “, in:” gevolgd door de namen van de editors van de bundel, de titel van
de bundel (cursief), plaats van uitgave, uitgeverij, jaar van uitgave. Vergeet ook hier in de
referentielijst niet de begin- en eindpagina van de bijdrage te geven.
WOLFFRAM, Dirk Jan, ‘De moderne stad. Migratie, sociale beheersing en ruimtelijke
ordening, 1850-heden’, in: LUCASSEN, Leo & WILLEMS, Wim (eds.), Waarom Mensen in
de stad willen wonen. 1200-2010, Amsterdam: Bert Bakker, 2009, p. 173-199.
27
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
REINARZ, Jonathan, ‘Learning by Brewing. Apprenticeship and the English Brewing
Industry in the Late Victorian and Early Edwardian Period’, in: DE MUNCK, Bert,
KAPLAN, Steven L., SOLY, Hugo (eds.), Learning on the Shop Floor. Historical
Perspectives on Apprenticeship. International Studies in Social History, vol. 12, New
York – Oxford: Berghahn Books, 2007, p. 111-130.
SCHIETECATTE, Liesbet & SEALY, Judy, ‘Fish in a medieval fishing village along the
North Sea: what do isotopes have to say?’, in: PIETERS, M., VERHAEGHE, F. & GEAERT,
G. (ed.), Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de
Noordzee in de Middeleeuwen en later, vol. 1, Bijdragen van het colloquim in
Oostende Raversijde, Provinciaal Museum Walraversijde, België, 21-23 November
2003, Archeologie in Vlaanderen, Monografie, 6, Brussel: Vlaams Instituut voor
het Onroerend Erfgoed, 2006, p. 62-80.
DE SMET, Rudolf & VERELST, Karin, ‘Justus Lipsius en Isaac Newton. Neostoicijnse
invloeden op Newtons Gravitatieconcept’, in: WALRAVENS, Else & STUY, Johan (eds.),
Denken als openheid. Liber Amicorum Hubert Dethier, Brussel: VUBPress, 1999, p.
171-187.
2.2.5 lemma in een naslagwerk
Een naslagwerk vormt een collectie van relatief korte teksten – lemma’s – die veelal
oriënterende, feitelijke basisinformatie verschaffen over een term, persoon of
gebeurtenis. Een naslagwerk herken je vaak al aan termen in de titel als ‘encyclopedie’,
‘woordenboek’ of ‘lexicon’. Net als bij een bundel, verwijs je steeds naar een specifiek
lemma in een naslagwerk, waarbij je de titel van het lemma tussen enkele
aanhalingstekens plaatst, gevolgd door “, in:”. De verschillende lemma’s kunnen elk
geschreven zijn door een specialist en samengebracht door een editor. Dan begin je de
referentie met de naam van de auteur van het specifieke lemma.
ALDRIDGE, D. D., ‘Sparre, Claes’, in: NORDSTROM, Byron J. (ed.), Dictionary of
Scandinavian History, Westport – Londen: Greenwood, 1986, p. 50-51.
PIERSON, Peter, ‘Parma, Alexander Farnese, Duke of’, in: DEWALD, Jonathan (ed.),
Europe 1450-1789. Encyclopedia of the Early Modern World, vol. 4, New York:
Scribner, 2004, p. 406-407.
In andere gevallen is het hele naslagwerk door één (of meerdere) auteurs geschreven,
en is er dus geen editor.
28
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
RITTER, Harry, ‘Periodization’, in: IDEM, Dictionary of Concepts in History, New York –
Westport –Londen: Greenwood, 1986, p. 313-319.
NAUERT, Charles G., ‘Webster, John (ca. 1578-ca.1625)’, in: IDEM, Historical Dictionary
of the Renaissance. Historical Dictionaries of Ancient Civilisations and Historical Eras,
nr. 12, Lanham (ML) – Oxford: The Scarecrow Press, 2004, p. 444-446.
Tot slot een voorbeeld van een lemma in een naslagwerk uitgegeven door een commissie.
GODDEERIS, Theodoor, ‘Veslius (Wesel), Fransiscus (van)’, in: Commissie voor het
Nationaal Biografisch Woordenboek, Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 22,
Brussel: KVAB, 2016, p. 1125-1134.
OPMERKING: Soms worden in naslagwerken niet de pagina’s, maar de kolommen genummerd.
In dat geval mag je de afkorting “p.” achterwege laten en gebruik je “kol.” / “kols.”.
2.2.6. tentoonstellingscatalogus
Bij tentoonstellingscatalogi wordt gewoonlijk geen auteur opgegeven. Indien echter de
samensteller(s) van de catalogus expliciet worden vermeld, dien je deze naam/namen ook in
je referentie op te nemen, gevolgd door (eds.). Noteer de auteurs steeds in de volgorde die
de publicatie zelf vermeldt. Vaak is deze volgorde van auteursnamen immers bepaald op
basis van de betrokkenheid bij de publicatie.
Indien de tentoonstellingscatalogus betrekking heeft op een tentoonstelling die in meerdere
landen plaatsvond, noteer je alle musea, locaties en data waarop deze georganiseerd werd.
MOGELIJKE ALTERNATIEVEN:
- Een huis vol kunst. Rubens als verzamelaar (Rubenshuis, Antwerpen, 6 maart-13 juni
2004), Antwerpen: Rubenshuis & Rubenianum, 2004.
- LOHSE BELKIN, Kristin & HEALY, Fiona (eds.), Een huis vol kunst. Rubens als verzamelaar
(Rubenshuis, Antwerpen 2004), Antwerpen: Rubenshuis & Rubenianum, 2004.
- VAN HEUGTEN, Sjraar, PISSARRO, Joachim & STOLWIJK , Chris (eds.), Van Gogh en de
kleuren van de nacht (Van Gogh Museum, Amsterdam, 13 februari-7 juni 2009;
Museum of Modern Art, New York, 21 september 2008-4 januari 2009),
Amsterdam: Van Gogh Museum, 2008.
OPGELET: De auteur van een artikel in een tentoonstellingscatalogus wordt wel vermeld!
29
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
MULLER, Jeffrey M., ‘De verzameling van Rubens in historisch perspectief’, in: Een huis vol
kunst. Rubens als verzamelaar (Rubenshuis, Antwerpen, 6 maart-13 juni 2004),
Antwerpen: Rubenshuis & Rubenianum, 2004, p. 10-85.
30
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
2.3. de plaats van uitgave
Je noteert de plaatsnaam zoals ze in de publicatie staat vermeld. Indien er echter een
ingeburgerde Nederlandse vertaling bestaat, mag je deze gebruiken (vb.: Aken, Berlijn,
Keulen, Londen, Parijs, Rome). Wanneer er meerdere plaatsen worden vermeld, dan noteer
je deze allemaal gescheiden door een streepje.
KARAGEORGHIS, Vassos, LAFFINEUR, Robert & VANDENABEELE, Frieda (eds.), Four Thousand
Years of Images on Cypriote Pottery. Proceedings of the Third International
Conference of Cypriote Studies. Nicosia, 3-4 May, 1996, Brussel – Luik – Nicosia, Vrije
Universiteit Brussel – Université Liège: The A.G. Leventis Foundation, 1997.
Indien de plaats van uitgave niet is vermeld, maak je gebruik van “s.l.” (= sine loco, Latijnse
term voor “zonder plaats”), cursief geschreven.
PAAPE, Harry, De Geuzen, s.l.: Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des
Boekhandel, 1965.
OPMERKING: Bij een tijdschrift moet er geen plaats van uitgave worden opgegeven.
2.4. de uitgeverij
Onder meer om een publicatie makkelijk te kunnen bestellen, maar ook om de
wetenschappelijke waarde van een publicatie te kunnen inschatten, is het belangrijk de
uitgeverij op te nemen in je referentie. Dit is niet de verantwoordelijke uitgever of editor!
In het volgende voorbeeld is David W. Rupp de verantwoordelijke uitgever, maar de
uitgeverij die de SIMA-reeks uitbrengt, waarvan het werk deel uitmaakt, is Paul Åströms
Förlag.
RUPP, David W. (ed.), Western Cyprus Connections. An Archaeological Symposium
Held at Brock University, St. Catharines, Ontario, Canada March 21-22, 1986, Studies
in Mediterranean Archaeology, 77, Gothenburg: Paul Åströms Förlag, 1987.
Soms wordt een publicatie niet uitgegeven door één, maar meerdere uitgeverijen. Je plaatst
dan een liggend streepje tussen de verschillende namen van uitgeverijen.
DIDEROT, M. & D’ALEMBERT, M., Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences,
des arts et des métiers, vol. 1, Parijs: Briasson – Le Breton – Durand, 1751.
31
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
2.5. heruitgave of herdruk
De informatie omtrent uitgave of druk wordt vermeld op de titelpagina van de publicatie,
tenzij het een eerste publicatie of druk is. In dat geval hoef je geen gegevens omtrent
uitgave of druk op te nemen.
Onder ‘heruitgave’ verstaan we een werk waarvan de inhoud na de eerste publicatie werd
gewijzigd. Dat geldt voor werken die werden gecorrigeerd, geactualiseerd of uitgebreid.
Onder ‘herdruk’ verstaan we daarentegen een werk waarvan de inhoud na de eerste
publicatie niet werd gewijzigd. Je neemt de gegevens op na de titel en vermeldt dan pas de
plaats van publicatie en de uitgeverij.
2.5.1. heruitgave
Gaat het over een heruitgave, moet je dit zeker opnemen in je referentie door de gegevens
voluit of afgekort op te nemen. Je kunt gebruik maken van “ed.” (= editie). Heruitgaven
kunnen in een werk onder meer aangeduid worden met ‘herziene uitgave’, ‘revised edition’,
‘nouvelle édition’ of , ‘überarbeitete Auflage’.
MILLER, Alexander, Contemporary Metaethics: An Introduction, 2e ed., Cambridge:
Polity, 2011.
LEVINAS, Emmanuel, Totaliteit en oneindigheid: Essay over de exterioriteit, vertaald
door Theo DE BOER en Chris BREMMERS, annotaties Theo DE BOER, nawoord Chris
BREMMERS, grondig herziene editie van De totaliteit en het oneindige, Baarn: Ambo,
1987, Amsterdam: Boom, 2012.
2.5.2. herdruk
Je vermeldt het jaartal van de uitgave waar jij mee werkt, eventueel ook de datum van de
eerste uitgave.
KEIJ, Jan, Eenvoudig gezegd. Levinas, een nieuwe blik op mens en wereld , 3e druk (1e
druk 1991), Kampen: Kok Agora, 1994.
Soms is de publicatie een recente, ongewijzigde herdruk. De uitgever gaf het bovenstaande
werk bijvoorbeeld voor het eerst uit in 1991 en drukte in 1994 een derde oplage. Je hoeft de
datum van de eerste uitgave dan eigenlijk niet te vermelden.
KEIJ, Jan, Eenvoudig gezegd. Levinas, een nieuwe blik op mens en wereld, 3e druk
Kampen: Kok Agora, 1994.
32
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
Heeft een andere uitgever hetzelfde werk, zonder wijzigingen, ‘opnieuw uitgegeven’ of werd
het werk in een ander formaat (digitale of een pocket-versie), op de markt gebracht, dan
neem je de publicatiegegevens van de originele uitgave op. Het betreft meer bepaald het
publicatiejaar, de plaats van uitgave en de uitgever. Je doet dit enkel als het nuttig is voor je
lezer om te weten wanneer het werk voor het eerst verscheen.
Soms verloopt er meer tijd tussen de originele druk en de herdruk. Dit is bijvoorbeeld het
geval bij een facsimile uitgave of fotomechanische herdruk. In dat geval neem je niet alleen
de gegevens van de herdruk op, maar vermeld je ook de gegevens van de originele editie.
2.5.3. varia
Een tijdschriftartikel kan herdrukt of heruitgegeven worden als een hoofdstuk in een boek.
Ook hier is de regel: verwijs naar de publicatie die jij raadpleegde en geef eventueel (indien
het van belang is) de publicatiegegevens van de originele uitgave door “voordien
gepubliceerd in” of “herdrukt in”.
2.6. het jaartal of de datum
Je vermeldt het jaartal of de datum van de publicatie die jij gebruikt. Is het belangrijk het
jaartal van de originele uitgave mee te delen, dan neem je het op in je referentie (cfr. supra).
Indien de datum van uitgave of het jaartal niet is vermeld, maak je gebruik van “s.d.” (= sine
dato, Latijnse term voor “zonder datum”), cursief geschreven. Indien noch de plaats van
uitgave, noch de datum van uitgave gekend zijn, dan noteer je “s.l.n.d.” (= sine loco nec
dato, Latijnse term voor “zonder plaats noch datum”), cursief geschreven.
BROUWER, J., Montigny. Afgezant der Nederlanden bij Philips II, Amsterdam: Meulenhoff, s.d.
33
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
2.7. Pagina’s, platen, figuren
Pagina’s
Door de paginanummers in je referentie op te nemen, kunnen je lezers de informatie die je
bespreekt beter nagaan. Je bent steeds verplicht de correcte pagina(‘s) te vermelden. Zowel
een enkele pagina als meerdere pagina’s worden aangegeven met de afkorting “p.”
voorafgaand aan het cijfer. Als pagina’s met Romeinse cijfers genummerd zijn (bijvoorbeeld
een inleiding), neem je die Romeinse cijfers over, naargelang de vormgeving van het werk in
kapitalen (XXIV), of in kleine letters (xxiv).
OPGELET: Soms worden meerdere pagina’s voorafgegaan door “pp.” en wordt het aantal
bladzijden van bijvoorbeeld een monografie, aangeduid door de afkorting “p.” te laten
volgen op het cijfer. Binnen de vakgroep geldt de afspraak dat je dit niet hoeft te doen.
... , RDAC 1999, p. 185. (> slechts die ene aangeduide bladzijde wordt bedoeld)
… , RDAC 1999, pp. 185-195. (> alle bladzijden tussen p. 185 en 195 worden bedoeld)
... , RDAC 1999, pp. 185, 190 en 197. (> slechts die drie aangeduide bladzijden worden
bedoeld)
... , RDAC 1999, p. 30, noot 42. (> de voetnoot op p. 30 uit een ander werk wordt
bedoeld)
... , SIMA, 77, Gothenburg: Paul Åströms Förlag, 1987, 240 p. (> het werk telt 240
pagina’s)
Platen
Dit zijn bladen met illustraties, die gewoonlijk middenin of achteraan een boek zijn
gebundeld. Ze worden meestal met Romeinse cijfers genummerd, terwijl voor de aanduiding
van de individuele afbeeldingen Arabische cijfers wordt gebruikt. Je gebruik de afkorting
“pl.” (= plaat). Je verwijst naar een bepaalde afbeelding op een plaat.
…, Londen: Routledge, 1990, pl. LI: 29.
…, Londen: Routledge, pl. LI: 29 en LV: 41.
Figuren
Figuren kunnen tekeningen, foto’s, plannen, of grafieken zijn, die gewoonlijk in de tekst zijn
opgenomen.
…, Londen: Routledge, p. 32, fig. 4.
34
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
…, Londen: Routledge, p. 32, 34, fig. 4, 7 en 9.
2.8. varia
2.8.1. onuitgegeven verhandeling
Verwijs je naar een onuitgegeven verhandeling, dan geef je dit aan in de referentie met een
omschrijving van de verhandeling (onuitgegeven masterproef, doctoraatsproefschrift)
gevolgd door een komma, de instelling waar de verhandeling is voorgelegd en het jaar. Dit
alles vervangt de plaats van uitgifte en het jaartal.
DELARIVIÈRE, Sven, Artificial free will: in which an account of free will is argued for that
is compatible with determinism, correspondent with consciousness and constructible
for artificial intelligence, onuitgegeven masterproef, Vrije Universiteit Brussel, 2015.
DOMBRECHT, Kristof, Plattelandsgemeenschappen, lokale elites en ongelijkheid in het
Vlaamse kustgebied (14de-16de eeuw). Case-study: Dudzele ambacht, onuitgegeven
doctoraatsproefschrift, Universiteit Gent, 2014.
2.8.2 krantenartikel
Indien er geen gekende auteur is, begint de referentie met de titel van het artikel. Wanneer
je enkel initialen hebt van de auteur, kun je doorgaans de volledige naam van de auteur
terugvinden bij de informatie over de krant zelf. Bij krantenartikels vermeld je niet enkel het
jaartal, maar neem je de exacte verschijningsdatum op. Vaak vind je krantenartikels online
terug, hoe je daarnaar verwijst, verneem je in het volgende deel.
PIÉRARD, Louis, ‘Art décoratif’, Le Peuple, 21 juni 1924, p. 3.
35
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
3. elektronische publicaties
De bibliografische verwijzing naar elektronische publicaties (een boek, een tijdschriftartikel,
een krantenartikel) volgt zo veel mogelijk de richtlijnen voor gedrukte publicaties, zodat de
lezer over voldoende gegevens beschikt om de elektronische publicatie terug te vinden.
Je vermeldt echter ook een ‘permanente’ link (DOI) of, wanneer je geen DOI vindt, de URL.
Neem deze link volledig over en zorg ervoor dat je de opmaak aanpast: verwijder de
hyperlink (via rechtermuisklik > hyperlink) en neem de link over in het zwart, zonder te
onderlijnen.
In sommige gevallen moet je extra waakzaam zijn. Wanneer je bijvoorbeeld verwijst naar
een elektronisch bericht in een discussiegroep, moet je controleren of de berichten in deze
discussiegroep worden gearchiveerd en dus kunnen geraadpleegd worden. In andere
gevallen moet je je referentie aanpassen aan het publicatietype. We bespreken in detail hoe
je moet verwijzen naar een internetsite, documenten uit databanken en een cd-rom.
3.1. internetsite
3.1.1. home page
De volgende gegevens moeten worden vermeld: de naam van de internetsite, de laatste
datum van herziening, de datum wanneer jij deze site hebt geraadpleegd gevolgd door een
punt en het adres van de internetsite.
Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London,
Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18 augustus 2008,
geraadpleegd op 7 oktober 2008, http://www.catalhoyuk.com/.
3.1.2. pagina op een website
Van andere ‘pagina’s’ of vensters neem je de titel op, die je tussen enkele aanhalingstekens
plaatst.
Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London,
‘Mission Statement’, Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18
augustus 2008, geraadpleegd op 7 oktober 2008,
http://www.catalhoyuk.com/mission.html.
BÉRENGER, Jean, ‘Marie-Thérèse (1717-1780) archiduchesse d’Autriche et
impératrice, reine de Hongrie et de Bohême (1740)’, Encyclopaedia Universalis,
2018, geraadpleegd op 17 mei 2018,
http://www.universalis-edu.com/encyclopedie/marie-therese/.
36
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
3.2. Documenten uit een databank
In sommige databankteksten is de paginering van de originele, gedrukte teksten niet
opgenomen. Voeg in dat geval de databank toe aan je referentie.
POTT, Heleen, De liefde van Alcibiades: Over de rationaliteit van emoties, Amsterdam:
Boom, 1992, Filosofiebank, https://www-filosofiebank-
nl.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/?tp=1&filp=1&Boom
Melding=Gebruiker+heeft+geen+toegang&BoomToken=fKgrTeDfZROnN
%2fQCM1JBpA.
3.3. CD-ROM
De volgende gegevens moeten worden vermeld: de naam van de auteur(s), de titel, de
plaats en datum van uitgave. Na de titel noteer je tussen haakjes “cd-rom” om te
benadrukken dat het om een cd-rom gaat. Wanneer je naar een specifieke “pagina” of
illustratie wil verwijzen op de cd-rom, doe je dit op dezelfde wijze als bij een gedrukte
publicatie.
DUCHÊNE, Hervé & GIRERD, Stéphane, Delos: A Database of Archaeological Images
(oorspr. titel: Base de données d’images archéologiques, Athènes-Dijon 1996) (cd-
rom), vertaald door Nicholas K. RAUH, Rhys F. TOWNSEND & John C. BEDNAR, New York:
Educagri éditions, 1998.
37
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
4. bronnen
OPMERKING OVER TERMINOLOGIE:
Binnen de opleiding Geschiedenis hanteert men inzake publicaties meestal een andere
terminologie dan bij de opleidingen Wijsbegeerte & Moraalwetenschappen en
Kunstwetenschappen & Archeologie.
In de opleiding Geschiedenis zal je kennis maken met de tegenstelling tussen ‘bronnen’ (=
een overblijfsel uit een historische periode dat informatie levert over die periode) en
‘wetenschappelijke literatuur’ (= dit is een werk dat het resultaat is van wetenschappelijk
onderzoek naar die periode).
Binnen de opleidingen Wijsbegeerte & Moraalwetenschappen en Kunstwetenschappen &
Archeologie spreekt men over ‘primaire’ en ‘secundaire bronnen’. Of een bron al dan niet
als primair of secundair beschouwd wordt, hangt af van de context van het onderzoek.
4.1. originele bronnen
4.1.1. gedrukte bronnen
Vanaf de inburgering van de drukpers in de vijftiende eeuw zijn sommige bronnen gedrukt
en dus in het verleden zelf uitgegeven en verspreid. Deze bronnen worden vandaag veelal
bewaard in bibliotheken. Naar dergelijke bronnen refereer je zoals naar een (moderne)
gedrukte publicatie.
GRAMAYE, I. B., Antiquitates illustrissimi ducatus Brabantiae, Brussel: Joannis
Momartii, 1610, p. xxii.
Soms kunnen titels van oudere gedrukte werken erg lang zijn. In dat geval volstaat het om
het eerste deel van de titel te noteren en aan te geven welke woorden je weglaat door “(...)”
te plaatsen.
VALLA, Lorenzo, De falso credita et ementita Constantini M. imp. Ro. Donatione
declamatio (…), Lugduni Batavorum: Jacobi Marci, 1620.
4.1.2. archivalische bronnen
Archivalische bronnen zijn documenten die nooit uitgegeven zijn en bewaard worden in een
archiefinstelling. Wanneer je verwijst naar een archivalische bron, geef je eerst een
omschrijving van de bron met datering, gevolgd door de vindplaats van de bron. Is een bron
niet gedateerd, duid je dat aan met ‘s.d.’, waarna je tussen vierkante haakjes een door
38
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
onderzoek opgestelde datering kunt laten volgen. De vindplaats omvat: de
archiefbewaarplaats, het archieffonds (cursief) en het inventarisnummer (met aanduiding
‘inv. nr.’). Ten slotte geef je eventueel aan naar welk folio je verwijst (‘fol.’ of ‘fols.’). Een
folio is een pagina in een manuscript en heeft een voorzijde (recto) en achterzijde (verso).
Een verwijzing naar de achterzijde van het dertiende blad in een bron is dan f. 13v. Is uit de
tekst al duidelijk over welke bron het gaat, kun je de omschrijving in de voetnoot
achterwege laten. Verwijs je meermaals naar hetzelfde archief en archieffonds, kun je bij de
eerste referentie tussen haakjes een afkorting toevoegen die je in volgende verwijzingen
kunt gebruiken. Dat kan uiteraard ook in een aparte lijst met afkortingen.
Dossier over proces tussen Mechelen en Diest over de vrijstelling van de Diestse
wijnaccijns voor Mechelse kooplieden, 1633, Rijksarchief te Anderlecht, Raad van
Brabant. Processen van steden (behalve Brussel), inv. nr. 16.
Stadsrekening Mechelen, 1502-1503, Stadsarchief Mechelen (SAM),
Stadsrekeningen, inv. nr. 178, f. 40v.
Statuten van het vleeshouwersambacht, 6-03-1606, SAM, Vleeshouwersambacht,
inv. nr. 17, f. 2r.
Register met grondrenten voor Maria van Artesië te Sluis, s.d. [circa 1330], Archives
Départementales du Nord, Série B: Chambres des Comtes, inv. nr. 3990, f. 1r.
4.2. uitgegeven bronnen
Sommige bronnen – zowel archivalische als gedrukte – kunnen later uitgegeven zijn, om
redenen van raadpleegbaarheid en preservatie van het origineel. Een uitgever geeft de tekst
van de bron dan opnieuw uit, al dan niet voorzien van kritische noten of een inleiding.
Wanneer je refereert aan een uitgegeven bron, geef je eerst de naam van de originele
auteur van de bron (indien gekend) gevolgd door de titel van de publicatie (cursief). Na de
titel (of eventueel het deel) komt een punt en de naam van de uitgever met de aanduiding
‘(ed.)’. Daarna volgt de plaats, de uitgeverij en het jaar van publicatie, en eventueel de
pagina’s waaraan je refereert. Wanneer de uitgegeven bron geen gekende auteur heeft,
begint de referentie met de titel van de bron.
DE POTTRE, Jan, Dagboek van Jan de Pottre 1549-1602. DE SAINT GENOIS, Jules (ed.),
Gent: C. Annoot-Braeckman, 1861, p. 27-32.
VASARI, Giorgio, De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten
(oorspr. titel: Le vite de' più eccellenti pittori, scultori e architettori, Florence, 1550),
39
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
VAN VEEN, Henk & KEE, Anthonie (eds.), 4de druk, Amsterdam: Olympus, 2013, p. 288-
302.
Het leven van de heilige bisschop Sint Ludger, Middelnederlandse tekstedities, 11,
JONGEN, Ludo (ed.), Hilversum: Verloren, 2009, p. 13.
Actes des États Généraux des Pays-Bas 1576-1585. Notices chronologiques et
analytiques II, M. GACHARD (ed.), Brussel: M. Hayez, 1866, p. 270-271.
VAN MARNIX VAN SINT-ALDEGONDE, Philips, Marnix Epistulae: de briefwisseling van
Marnix van Sint-Aldegonde. Een kritische uitgave I, GERLO, Aloïs & DE SMET, Rudolf
(eds.), Brussel: VUBPress, 1990, p. 107-110.
Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartier de Bruxelles I, coutumes de la ville
de Bruxelles. DE CUYPER, A. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1869, p. 112.
Recueil des ordonnances des Pays-Bas. Règne d’Albert et d’Isabelle: 1597-1621, vol.
2, BRANTS, V. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1912, p. 78-81.
De gekochte poorters van Mechelen (1400-1795), Poorterboeken van de Zuidelijke
Nederlanden, deel VII, KOCKEN, Marcel (ed.), Handzame: Familia et Patria, 1975.
40
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
5. systeem A (referenties in voetnoten)
In dit bibliografische systeem worden de referenties in voetnoten vermeld. Voetnoten
worden gebruikt om
- te verwijzen naar een of meerdere publicaties, waaruit je informatie hebt gehaald;
- bijkomende inlichtingen aan de lezer te verschaffen.
De verwijzing naar de voetnoot gebeurt in de tekst zelf,
- meestal op het einde van een zin of alinea, net na het leesteken.
Vermeule schreef een betoog over Mykeense grafkisten.1
- soms na een woord in een bepaalde zin, als de informatie in de noot direct
betrekking heeft op dat woord. We spreken dan over een verklarende voetnoot;
Volgens Vermeule zijn dergelijke larnakes1 van Mykeense oorsprong.
De plaats van de voetnoten is onderaan de pagina waar de verwijzing is opgenomen en
moeten doorlopend per hoofdstuk genummerd worden.
EÉN VOETNOOT, VERSCHILLENDE PUBLICATIES:
1 Indien je in eenzelfde voetnoot naar verschillende publicaties verwijst, dan rangschik je
deze ofwel alfabetisch per auteur, ofwel chronologisch, van oudste tot jongste publicatie.
2 Let op dat je je consequent aan één gekozen rangschikkingsysteem houdt!
3 De werken worden onderling gescheiden met een “;” (punt komma).
4 Denk eraan dat de voetnoot steeds eindigt met een punt.
5 Een voetnoot kan ook een combinatie vormen van een verwijzing naar een publicatie
waaruit je informatie hebt gehaald en bijkomende informatie die je de lezer wil meegeven.
Dan kun je een punt gebruiken om beide delen te scheiden. Verwijs je in je tekst
bijvoorbeeld naar het (voorlopige) einde van het regentschap van Maximiliaan van
Oostenrijk tijdens de Vlaamse Opstand (1483-1492)13, kan daar volgende voetnoot op
volgen:
13 VAN LEEUWEN, Jacoba, ‘Balancing Tradition and Rites of Rebellion. The Ritual Transfer of
Power in Bruges on 12 February 1488’, in: EADEM (ed.), Symbolic Communication in Late
Medieval Towns, Leuven: Leuven University Press, 2006, p. 65-66. Voor meer informatie
over de Vlaamse Opstand tegen Maximiliaan, zie: HAEMERS, Jelle, De strijd om het
regentschap over Filips de Schone. Opstand, facties en geweld in Brugge, Gent en Ieper
(1482-1488), Historische Monografieën Vlaanderen, 2, Gent: Academia Press, 2014.
41
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
5.1. algemene richtlijnen
Referenties kunnen lang uitvallen. Daarom geef je in je voetnoten enkel de volledige
referentie wanneer je voor het eerst aan een werk refereert. Nadien schakel je over op
verkorte referenties. Je kunt ook gebruik maken van Latijnse afkortingen, maar dit geniet de
voorkeur van de vakgroep niet. Waar je ook voor kiest, terwijl je aan een taak aan het
sleutelen bent, is het beter om te werken met verkorte referenties.
5.1.1. verkorte referenties
Verwijs je in (een) volgende voetno(o)t(en) naar hetzelfde werk, kun je een verkorte
referentie gebruiken. Deze bestaat uit de naam van de auteur (zonder initialen of
voornaam) gevolgd door een komma, het/de eerste woord(en) van de titel gevolgd door
een komma en de pagina waaraan je refereert. Zorg steeds dat er geen verwarring mogelijk
is naar welk werk (of deel van een werk) je verwijst en gebruik consequent dezelfde verkorte
versie van een titel!
1 HIGGINS, Reynold A., Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and
Roman Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954, p.
23.
2 SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen
Landesmuseum Karlsruhe, Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg:
Paul Åströms förlag, 1989, p. 95, nr. 324.
3 HIGGINS, Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46, nrs. 3-5;
SCHÜRMANN, Katalog, p. 121, nrs. 424-425.
4 HIGGINS, Catalogue British Museum, p. 62.
5.1.2. Latijnse afkortingen
op.cit.
De afkorting “op. cit.” (= opere citato, Latijnse term voor “in het aangehaalde werk”) gebruik
je, in schuindruk, wanneer je aan een werk refereert dat je reeds in een vroegere voetnoot
hebt vermeld. Ook op die manier wordt het voetnotenapparaat minder zwaar. Wanneer je
naar meerdere publicaties van eenzelfde auteur verwijst, mag je geen op. cit. gebruiken,
maar gebruik je vanaf de tweede vermelding een afkorting.
42
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
1 SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen
Landesmuseum Karlsruhe. Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg:
Paul Åströms förlag, 1989, p. 95, nr. 324.
2 HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46,
nrs. 3-5.
3 SCHÜRMANN, op. cit., p. 121, nrs. 424-425.
Idem, Eadem, Eidem, Eaedem
Wanneer je opeenvolgend verwijst naar eenzelfde auteur, dan vervang je diens naam vanaf
de tweede verwijzing door de Latijnse termen voor “dezelfde(n)”: IDEM (voor een mannelijke
auteur), EADEM (voor een vrouwelijke auteur), EIDEM (voor meerdere auteurs), of EAEDEM
(voor meerdere, vrouwelijke auteurs).
1 HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46,
nrs. 3-5; IDEM, Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and Roman
Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954, p. 62.
2 HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 46,
nrs. 3-5.
3 IDEM, Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and Roman
Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954, p. 62.
4 BOONE, Marc & HOWELL, Martha, ‘Introduction’, in: EIDEM (eds.), The Power of Space
in Late Medieval and Early Modern Europe. The Cities of Italy, Northern France and
the Low Countries, Turnhout: Brepols, 2013, p. 1-9.
Idem en Ibidem
Indien je opeenvolgend verwijst naar eenzelfde publicatie, maar naar een andere pagina,
plaat of figuur, dan vermeld je het werk vanaf de tweede verwijzing met IDEM, (= Latijnse
term voor “hetzelfde”).
1 SOLY, Hugo, ‘Economische ontwikkeling en sociale politiek in Europa tijdens de
overgang van middeleeuwen naar nieuwe tijden’, Tijdschrift voor Geschiedenis, 88,
1975, p. 585.
2 IDEM, p. 413.
De term IBIDEM (= Latijnse term voor “op dezelfde plaats”) kan gebruikt worden, wanneer je
naar exact dezelfde pagina, plaat, of figuur in een publicatie verwijst. Het is echter
43
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
aangeraden het gebruik van ‘Ibidem’ zoveel mogelijk te vermijden. Dit kan door de
voorgaande voetnoot wat later in de tekst te plaatsen.
1 LIS, Catharina & SOLY, Hugo, ‘Ambachtsgilden in vergelijkend perspectief: de
Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden, 15de-18de eeuw’, in: EIDEM (eds.),
Werelden van verschil. Ambachtsgilden in de Lage Landen, Brussel: VUBPress, 1997,
p. 35.
2 IBIDEM.
OPGELET: Let op dat de eerste voetnoot op een pagina geen van bovenstaande verwijzingen
geeft. Opnieuw is de regel om verwarring te allen tijde te vermijden. Controleer je voetnoten
aan het einde van de herwerking.
5.2. bijkomende informatie in voetnoot
Je kunt oordelen dat het nuttig is om bijkomende informatie in een voetnoot op te nemen.
Indien je deze informatie uit een publicatie hebt gehaald, dan informeer je eerst de lezer en
daarna verwijs je naar je bron, die je tussen haakjes plaatst.
1 Ook granaatappels worden op deze wijze versierd (HIGGINS, Reynold A., Greek
Terracottas, Londen, Butler and Tanner Ltd, 1967, p. 23, nr. 2).
Soms is het nuttig om een auteur letterlijk aan te halen in je tekst. Je citeert de woorden
van de auteur, zowel in de oorspronkelijke taal als met dezelfde opmaak, en je plaatst het
citaat tussen aanhalingstekens.
Weil stelt immers dat “If museums cannot assert their importance as museums, then
museums may not be perceived as important at all.”5
In voetnoot 5 vermeld je dan de publicatie en pagina waar je het citaat hebt gehaald:
5 WEIL, Stephen E., A Cabinet of Curiosities: Inquiries into Museums and their
Prospects, Washington DC: Smithsonian Institution Press, 1995, p. 36.
Indien je een citaat wenst te vermelden dat langer is dan 50 woorden, een ‘ blokcitaat’, moet
het afgezonderd worden van het corpus van de tekst. Naast het toepassen van
bovenstaande regels, noteer je het citaat in een kleinere lettergrootte ( in casu lettergrootte
10) en laat je het inspringen tegenover de gewone tekst. Je geeft zo duidelijk aan dat het
niet behoort tot je eigen tekst.
Honour formuleert dit als volgt:
44
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
“The insistency on purity, simplicity and volumetric clarity in architecture
corresponds with the painter’s preoccupation with outline drawing. Paintings
of architecture similarly stress the contrasts between juxtaposed masses, as
in Abildgaard’s vision of ancient Athens or, indeed, Koch’s distant view of a
little town in a pastoral landscape.”23
(‘23’ is het nummer van de voetnoot waarin je de referentie vermeldt)
OPGELET: Te veel blokcitaten gebruiken (en te veel citeren in het algemeen) duidt vaak op
luiheid en een te gebrekkige interpretatiekracht. Gebruik een citaat vooral om een eigen
interpretatie te ondersteunen.
45
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
6. systeem B (referenties in de tekst)
Dit bibliografische systeem is een toepassing van het Harvard System, wat inhoudt dat de
referenties in het tekstgedeelte staan verweven. Meer bepaald plaats je de achternaam van
de auteur, het jaartal van de publicatie en eventueel de pagina(’s) tussen haakjes. Voetnoten
worden gebruikt om bijkomende informatie te verschaffen, al dan niet met opgave van
bijkomende bibliografische referenties.
6.1. Algemene richtlijnen
Verwijzing naar een volledige publicatie: (JONES, 1989)
Verwijzing naar pagina(‘s): (HARRISON, 1987, p. 40-42)
Verwijzing naar illustratie(s): (DE BIE, 2001, pl. 45)
Verwijzing naar voetnoot: (JANSSENS, 2003, p. 30 n. 12)
Wanneer je refereert aan meerdere werken worden deze onderling gescheiden met een “;”
(punt komma). Je rangschikt de publicaties ofwel alfabetisch per auteur, ofwel
chronologisch, van oudste tot jongste publicatie. Let erop dat je consequent hetzelfde
rangschikkingsysteem gebruik!
(HALLAGER, 1996, p. 235; HARRISON, 1987, p. 40-42; JONES, 1989; ROKEACH et al., 1960)
(ROKEACH et al., 1960; HARRISON, 1987, p. 40-42; JONES, 1989; HALLAGER, 1996, p. 235)
Wanneer je refereert aan meerdere werken van eenzelfde auteur, hoef je de naam maar
eenmaal te vermelden.
(JONES, 1989; 1999)
(HARRISON, 1987, p. 40-42; 2002, p. 67)
Bij auteurs met meerdere publicaties in eenzelfde referentiejaar wordt het jaartal zonder
spatie gevolgd door een letter ‘a, b, c’.
(KEIJ, 1994a, p. 5; KEIJ, 1994b, p. 10-13).
Je noteert de referentie in het tekstgedeelte op een van de volgende wijzen:
Hallager (1996, p. 235) meent dat dit type nog niet voorkomt in de 18de eeuw.
Hallager meent dat dit type nog niet voorkomt in de 18de eeuw (HALLAGER, 1996, p.
235).
46
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
OPGELET: Om verwarring te voorkomen, worden in de tekst zelf de initialen van de voornaam
enkel vermeld indien meerdere auteurs dezelfde achternaam hebben en in hetzelfde jaar
gepubliceerd hebben.
6.2. Bijkomende informatie in voetnoot
Je kunt oordelen dat het nuttig is om bijkomende informatie in een voetnoot op te nemen.
Indien je deze informatie uit een publicatie hebt gehaald, dan kun je op de volgende twee
manieren naar het werk verwijzen:
1 Ook granaatappels worden op deze wijze versierd (HIGGINS, 1967, 23, nr. 2).
2 Volgens Higgins (1967, 23, nr. 2) worden ook granaatappels op deze wijze versierd.
Soms is het nuttig om een auteur letterlijk aan te halen in je tekst. Je citeert de woorden
van de auteur, zowel in de oorspronkelijke taal als met dezelfde opmaak, en je plaatst het
citaat tussen aanhalingstekens.
Weil (1995, p. 36) stelt immers dat “If museums cannot assert their importance as
museums, then museums may not be perceived as important at all.”
Indien je een citaat wenst te vermelden dat langer is dan 50 woorden, een ‘ blokcitaat’, moet
het afgezonderd worden van het corpus van de tekst. Naast het toepassen van
bovenstaande regels, noteer je het citaat in een kleinere lettergrootte ( in casu lettergrootte
10) en laat je het inspringen tegenover de gewone tekst. Je geeft zo duidelijk aan dat het
niet behoort tot je eigen tekst.
Honour (1979, p. 135) formuleert dit als volgt:
“The insistency on purity, simplicity and volumetric clarity in
architecture corresponds with the painter’s preoccupation with
outline drawing. Paintings of architecture similarly stress the contrasts
between juxtaposed masses, as in Abildgaard’s vision of ancient
Athens or, indeed, Koch’s distant view of a little town in a pastoral
landscape.”
OPGELET: Te veel blokcitaten gebruiken (en te veel citeren in het algemeen) duidt vaak op
luiheid en een te gebrekkige interpretatiekracht. Gebruik een citaat vooral om een eigen
interpretatie te ondersteunen.
47
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
48
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
7. De referentielijst
In de referentielijst neem je alle werken op waaraan je in je paper refereert. Werken die je
hebt geraadpleegd tijdens je heuristisch onderzoek, maar die je niet gebruikt in de redactie
van je paper, worden niet in de referentielijst opgenomen. Na elke bibliografische referentie
voeg je een inspringing toe. De lijst van referenties dient, indien van toepassing,
voorafgegaan te worden door een lijst van gebruikte afkortingen.
De ordening gebeurt alfabetisch op auteursnaam (achternaam) en in tweede orde
chronologisch op het publicatiejaar.
BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek, Gent:
Academia Press, 2005.
BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek, 3e
herziene ed., Gent: Academia Press, 2011.
BOONE, Marc & HOWELL, Martha, ‘Introduction’, in: EIDEM (eds.), The Power of Space in
Late Medieval and Early Modern Europe. The Cities of Italy, Northern France and the
Low Countries, Turnhout: Brepols, 2013, p. 1-9.
INDELING REFERENTIELIJST: Afhankelijk van je discipline is het gebruikelijk om je referentielijst
onder te verdelen. Historici zonderen bronnen bijvoorbeeld af van wetenschappelijke
literatuur en groeperen bronnen per archiefbewaarplaats en archieffonds. Filosofen werken
meestal niet met categorieën, maar noteren alle werken alfabetisch-chronologisch onder
elkaar. Kunsthistorici en archeologen delen de lijst soms op in primaire en secundaire
bronnen.
Volg daarom de specifieke richtlijnen van je docent of opleiding voor de indeling van je
referentielijst.
De referentielijst op de volgende pagina’s geeft je een idee van hoe je een referentielijst
opdeelt volgens de regels van de kunst bij historici.
49
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
Referentielijst
Bronnen
Archivalische bronnen
Archives Départementales du Nord (Rijsel)
Register met grondrenten voor Maria van Artesië te Sluis, s.d. [circa 1330], Archives
Départementales du Nord, Série B: Chambres des Comtes, inv. nr. 3990.
Stadsarchief Mechelen
Stadsrekening Mechelen, 1502-1503, Stadsarchief Mechelen, Stadsrekeningen, inv.
nr. 178.
Statuten van het vleeshouwersambacht, 6-03-1606, Stadsarchief Mechelen,
Vleeshouwersambacht, inv. nr. 17.
Rijksarchief te Anderlecht
Dossier over proces tussen Mechelen en Diest over de vrijstelling van de Diestse
wijnaccijns voor Mechelse kooplieden, 1633, Rijksarchief te Anderlecht, Raad van
Brabant. Processen van steden (behalve Brussel), inv. nr. 16.
Rijksarchief te Gent
Klachtenbrief van Damme gericht aan de graaf van Vlaanderen, s.d. [begin
veertiende eeuw], Rijksarchief te Gent, Charters van de graven van Vlaanderen.
Chronologisch Supplement, inv. nr. 384.
Uitgegeven bronnen
Actes des États Généraux des Pays-Bas 1576-1585. Notices chronologiques et analytiques II,
M. GACHARD (ed.), Brussel: M. Hayez, 1866.
Coutumes du pays et duché de Brabant. Quartier de Bruxelles I, coutumes de la ville de
Bruxelles. DE CUYPER, A. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1869.
De gekochte poorters van Mechelen (1400-1795), Poorterboeken van de Zuidelijke
Nederlanden, deel VII, KOCKEN, Marcel (ed.), Handzame: Familia et Patria, 1975.
DE POTTRE, Jan, Dagboek van Jan de Pottre 1549-1602. DE SAINT GENOIS, Jules (ed.), Gent: C.
Annoot-Braeckman, 1861.
50
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
Het leven van de heilige bisschop Sint Ludger, Middelnederlandse tekstedities, 11, JONGEN,
Ludo (ed.), Hilversum: Verloren, 2009.
Recueil des ordonnances des Pays-Bas. Règne d’Albert et d’Isabelle: 1597-1621, vol. 2,
BRANTS, V. (ed.), Brussel: F. Gobbaerts, 1912.
VAN MARNIX VAN SINT-ALDEGONDE, Philips, Marnix Epistulae: de briefwisseling van Marnix van
Sint-Aldegonde. Een kritische uitgave I, GERLO, Aloïs & DE SMET, Rudolf (eds.), Brussel:
VUBPress, 1990.
VASARI, Giorgio, De levens van de grootste schilders, beeldhouwers en architecten (oorspr.
titel: Le vite de' più eccellenti pittori, scultori e architettori nelle redazioni del 1550 e 1568 ,
Florence, 1550), VAN VEEN, Henk & KEE, Anthonie (eds.), 4de druk, Amsterdam: Olympus,
2013.
Gedrukte bronnen
GRAMAYE, I. B., Antiquitates illustrissimi ducatus Brabantiae, Brussel: Joannis Momartii, 1610.
VALLA, Lorenzo, De falso credita et ementita Constantini M. imp. Ro. Donatione declamatio
(…), Lugduni Batavorum: Jacobi Marci, 1620.
Literatuur
ALDRIDGE, D. D., ‘Sparre, Claes’, in: NORDSTROM, Byron J. (ed.), Dictionary of Scandinavian
History, Westport – Londen: Greenwood, 1986, p. 50-51.
BÉRENGER, Jean, ‘Marie-Thérèse (1717-1780) archiduchesse d’Autriche et impératrice, reine
de Hongrie et de Bohême (1740)’, Encyclopaedia Universalis, 2018, geraadpleegd op 17 mei
2018, http://www.universalis-edu.com/encyclopedie/marie-therese/.
BETANCOURT, Philip P., The History of Minoan Pottery, Princeton (NJ): Princeton University
Press, 1985.
BLONDÉ, Bruno, Een economie met verschillende snelheden. Ongelijkheden in de opbouw en
de ontwikkeling van het Brabantse stedelijke netwerk (ca. 1750 – ca. 1790) , Verhandelingen
van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, Klasse
der Letteren, nr. 166, Brussel: Paleis der Academiën, 1999.
BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek, Gent: Academia
Press, 2005.
51
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
BOONE, Marc, Historici en hun métier: een inleiding tot de historische kritiek , 3e herziene ed.,
Gent: Academia Press, 2011.
BOONE, Marc & HOWELL, Martha, ‘Introduction’, in: EIDEM (eds.), The Power of Space in Late
Medieval and Early Modern Europe. The Cities of Italy, Northern France and the Low
Countries, Turnhout: Brepols, 2013, p. 1-9.
BROUWER, J., Montigny. Afgezant der Nederlanden bij Philips II, Amsterdam: Meulenhoff, s.d.
Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London,
Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18 augustus 2008, geraadpleegd op
7 oktober 2008, http://www.catalhoyuk.com/.
Catalhoyuk Research Project, Institute of Archaeology, University College London, ‘Mission
Statement’, Çatalhöyük. Excavations of a Neolithic Anatolian Höyük, 18 augustus 2008,
geraadpleegd op 7 oktober 2008, http://www.catalhoyuk.com/mission.html.
CULICAN, William, De kooplieden van de Levant. De Feniciërs en andere zeevarende volkeren
aan de oostelijke kusten van de Middellandse Zee (oorspr. titel: The First Merchant
Venturers, Londen: McGraw-Hill, 1965), vertaald door M. GERRITSEN, Amsterdam-Brussel:
Elsevier, 1967.
DELCORPS, Vincent, ‘The Belgian Ministry of Foreign Affairs and the Challenge of
Multilateralism (1944-1960)’, Belgisch tijdschrift voor nieuwste geschiedenis, 44 (4), 2014, p.
8-35.
DELARIVIÈRE, Sven, Artificial free will: in which an account of free will is argued for that is
compatible with determinism, correspondent with consciousness and constructible for
artificial intelligence, onuitgegeven masterproef, Vrije Universiteit Brussel, 2015.
DE SMET, Rudolf & VERELST, Karin, ‘Justus Lipsius en Isaac Newton. Neostoicijnse invloeden op
Newtons Gravitatieconcept’, in: WALRAVENS, Else & STUY, Johan (eds.), Denken als openheid.
Liber Amicorum Hubert Dethier, Brussel: VUBPress, 1999, p. 171-187.
DIDEROT, M. & D’ALEMBERT, M., Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et
des métiers, vol. 1, Parijs: Briasson – Le Breton – Durand, 1751.
DOMBRECHT, Kristof, Plattelandsgemeenschappen, lokale elites en ongelijkheid in het Vlaamse
kustgebied (14de-16de eeuw). Case-study: Dudzele ambacht, onuitgegeven
doctoraatsproefschrift, Universiteit Gent, 2014.
52
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
DUCHÊNE, Hervé & GIRERD, Stéphane, Delos: A Database of Archaeological Images (oorspr.
titel: Base de données d’images archéologiques, Athènes-Dijon 1996) (cd-rom), vertaald door
Nicholas K. RAUH, Rhys F. TOWNSEND & John C. BEDNAR, New York: Educagri éditions, 1998.
DUKERS, Birgit, ‘Maastrichtse vakwerkbouw, resten van een houten verleden’, Bulletin van de
Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, 103, 2004, p. 201-214.
GAZE, Delia, Dictionary of Women Artists, vol. 1, Londen: Thorndike Press, 1997.
GODDEERIS, Theodoor, ‘Veslius (Wesel), Fransiscus (van)’, in: Commissie voor het Nationaal
Biografisch Woordenboek, Nationaal Biografisch Woordenboek, vol. 22, Brussel: KVAB, 2016,
p. 1125-1134.
HAEMERS, Jelle, De strijd om het regentschap over Filips de Schone. Opstand, facties en
geweld in Brugge, Gent en Ieper (1482-1488), Historische Monografieën Vlaanderen, 2,
Gent: Academia Press, 2014.
HIGGINS, Reynold A., Catalogue of the Terracottas in the Department of Greek and Roman
Antiquities, British Museum, vol. 1, Londen: British Museum Press, 1954.
HIGGINS, Reynold A., Greek Terracottas, Londen: Butler and Tanner Ltd, 1967.
HOPKIN, David, ‘Cinderella of the Breton Polders: Suffering and Escape in the Notebooks of a
Young Female Farm-Servant in the 1880s’, Past & Present, 238, 2018, p. 85-119.
HOPPENOT, Eric & MILON, Alain (eds.), Emmanuel Lévinas-Maurice Blanchot, penser la
différence, 2e ed., Parijs: Presses universitaires de Paris Ouest, 2009.
KARAGEORGHIS, Vassos, The Coroplastic Art of Ancient Cyprus, vol. 6, The Cypro-Archaic Period.
Monsters, Animals and Miscellanea, Nicosia: The A.G. Leventis Foundation, 1996.
KARAGEORGHIS, Vassos, LAFFINEUR, Robert & VANDENABEELE, Frieda (eds.), Four Thousand Years
of Images on Cypriote Pottery. Proceedings of the Third International Conference of Cypriote
Studies. Nicosia, 3-4 May, 1996, Brussel – Luik – Nicosia, Vrije Universiteit Brussel –
Université Liège: The A.G. Leventis Foundation, 1997.
KEIJ, Jan, Eenvoudig gezegd. Levinas, een nieuwe blik op mens en wereld, 3e druk, Kampen:
Kok Agora, 1994a.
KEIJ, Jan, Emmanuel Levinas: variaties op een thema, Kampen: Kok Agora, 1994b.
LEVINAS, Emmanuel, Totaliteit en oneindigheid: Essay over de exterioriteit, vertaald door Theo
DE BOER en Chris BREMMERS, annotaties Theo DE BOER, nawoord Chris BREMMERS, grondig
53
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
herziene editie van De totaliteit en het oneindige, Baarn: Ambo, 1987, Amsterdam: Boom,
2012.
LIS, Catharina & SOLY, Hugo, ‘Ambachtsgilden in vergelijkend perspectief: de Noordelijke en
de Zuidelijke Nederlanden, 15de-18de eeuw’, in: EIDEM (eds.), Werelden van verschil.
Ambachtsgilden in de Lage Landen, Brussel: VUBPress, 1997, p. 11-42.
MILLER, Alexander, Contemporary Metaethics: An Introduction, 2e ed., Cambridge: Polity,
2011.
MULLER, Jeffrey M., ‘De verzameling van Rubens in historisch perspectief’, in: Een huis vol
kunst. Rubens als verzamelaar (Rubenshuis, Antwerpen, 6 maart-13 juni 2004), Antwerpen:
Rubenshuis & Rubenianum, 2004, p. 10-85.
NAUERT, Charles G., ‘Webster, John (ca. 1578-ca.1625)’, in: IDEM, Historical Dictionary of the
Renaissance. Historical Dictionaries of Ancient Civilisations and Historical Eras, nr. 12,
Lanham (ML) – Oxford: The Scarecrow Press, 2004, p. 444-446.
PAAPE, Harry, De Geuzen, s.l.: Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandel,
1965.
Petit guide de la Haye et de ses environs, contenant la description sommaire des monuments,
des musees etc., Den Haag: J. W. Ten Hagen, 1855.
PIÉRARD, Louis, ‘Art décoratif’, Le Peuple, 21 juni 1924, p. 3.
PIERSON, Peter, ‘Parma, Alexander Farnese, Duke of’, in: DEWALD, Jonathan (ed.), Europe
1450-1789. Encyclopedia of the Early Modern World, vol. 4, New York: Scribner, 2004, p.
406-407.
POTT, Heleen, De liefde van Alcibiades: Over de rationaliteit van emoties, Amsterdam: Boom,
1992, Filosofiebank, https://www-filosofiebank-nl.kuleuven.ezproxy.kuleuven.be/?
tp=1&filp=1&Boom.Melding= Gebruiker+heeft+geen+toegang&BoomToken=fKgrTeDfZROnN
%2fQCM1JBpA.
REINARZ, Jonathan, ‘Learning by Brewing. Apprenticeship and the English Brewing Industry in
the Late Victorian and Early Edwardian Period’, in: DE MUNCK, Bert, KAPLAN, Steven L., SOLY,
Hugo (eds.), Learning on the Shop Floor. Historical Perspectives on Apprenticeship.
International Studies in Social History, vol. 12, New York – Oxford: Berghahn Books, 2007, p.
111-130.
54
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
RITTER, Harry, ‘Periodization’, in: IDEM, Dictionary of Concepts in History, New York –
Westport – Londen: Greenwood, 1986, p. 313-319.
RUPP, David W. (ed.), Western Cyprus Connections. An Archaeological Symposium Held at
Brock University, St. Catharines, Ontario, Canada March 21-22, 1986 , Studies in
Mediterranean Archaeology, 77, Gothenburg: Paul Åströms Förlag, 1987.
SCHIETECATTE, Liesbet & SEALY, Judy, ‘Fish in a medieval fishing village along the North
Sea: what do isotopes have to say?’, in: PIETERS, M., VERHAEGHE, F. & GEAERT, G. (ed.),
Visserij, Handel en Piraterij. Vissers en vissersnederzettingen in en rond de Noordzee in de
Middeleeuwen en later, vol. 1, Bijdragen van het colloquim in Oostende Raversijde,
Provinciaal Museum Walraversijde, België, 21-23 November 2003, Archeologie in
Vlaanderen, Monografie, 6, Brussel: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, 2006,
p. 62-80.
SCHÜRMANN, Wolfgang, Katalog der antiken Terrakotten im badischen Landesmuseum
Karlsruhe, Studies in Mediterranean Archaeology, 84, Gothenburg: Paul Åströms förlag,
1989.
SOEN, Violet, Geschiedenis is een werkwoord. Een inleiding tot historisch onderzoek, Leuven:
Universitaire Pers Leuven, 2016.
SOLY, Hugo, ‘Economische ontwikkeling en sociale politiek in Europa tijdens de overgang van
middeleeuwen naar nieuwe tijden’, Tijdschrift voor Geschiedenis, 88, 1975, p. 584-597.
SULLIVAN, Margaret A., ‘Bosch, Bruegel, Everyman and the Northern Renaissance’, Oud
Holland, 121, nr. 2/3, 2008, p. 117-146.
[VAN ASSEN, Cornelis Jacobus], Het onwettige der petitien aan de Staten-Generaal, of
geschied- en regtskundige uitlegging van art. 161 der Grondwet, Leiden: C. C. Van der Hoek,
1829.
VAN BRUAENE, Anne-Laure & VAN BOUCHAUTE, Sarah, ‘Rederijkers, kannenkijkers. Drinking and
drunkenness in the sixteenth and seventeenth-century Low Countries’, Early Modern Low
Countries, 1, 2017, p. 1–29.
VAN HEUGTEN, Sjraar, PISSARRO, Joachim & STOLWIJK , Chris (eds.), Van Gogh en de kleuren
van de nacht (Van Gogh Museum, Amsterdam, 13 februari-7 juni 2009; Museum of
Modern Art, New York, 21 september 2008-4 januari 2009), Amsterdam: Van Gogh
Museum, 2008.
55
Reglement Bachelorpaper Kunstwetenschappen & Archeologie
VAN LEEUWEN, Jacoba, ‘Balancing Tradition and Rites of Rebellion. The Ritual Transfer of
Power in Bruges on 12 February 1488’, in: EADEM (ed.), Symbolic Communication in Late
Medieval Towns, Leuven: Leuven University Press, 2006, p. 65-82.
VAN LOO, Anne (ed.), Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,
Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
WEIL, Stephen E., A Cabinet of Curiosities: Inquiries into Museums and their Prospects,
Washington DC: Smithsonian Institution Press, 1995.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Media Policy for the Digital Age,
Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006.
WOLFFRAM, Dirk Jan, ‘De moderne stad. Migratie, sociale beheersing en ruimtelijke ordening,
1850-heden’, in: LUCASSEN, Leo & WILLEMS, Wim (eds.), Waarom mensen in de stad willen
wonen. 1200-2010, Amsterdam: Bert Bakker, 2009, p. 173-199.
56