54

Inleiding - lkca.nl/media/downloads/meermuziekindeklas/windkracht 6... · Inleiding De AMV-methode die voor u ligt is geschreven als aanvulling op en als uitbreiding van het Lesprogramma

Embed Size (px)

Citation preview

Inleiding

De AMV-methode die voor u ligt is geschreven als aanvulling op en als uitbreiding van het Lesprogramma uit

het Windkracht 6 PEP-pakket.

Deze AMV-methode is primair bedoeld voor blaasorkesten die een eenjarige AMV-opleiding willen starten en is

gemaakt met als uitgangspunt dat de lessen worden gegeven door docenten met een muziekvakopleiding.

Daarnaast kan de methode prima gebruikt worden binnen het basisonderwijs; wellicht als vervolgtraject op een

school die meer wil na het Lesprogramma uit het Windkracht 6 PEP-pakket, maar ook als muziekmethode op

zich. Ook hiervoor geldt dat we er vanuit zijn gegaan dat de lessen zullen worden gegeven door een docent met

een muziekvakopleiding.

In de methode is ruim voldoende materiaal voorhanden voor een jaarcursus AMV, waarschijnlijk zelfs veel te

veel. Naar gelang de beschikbare lestijd, de groepsgrootte en uw leerdoelen, kunt u zelf uw keuzes maken uit

het materiaal en naar eigen inzicht materialen weglaten of eigen materialen toevoegen. Suggesties om de

lessen uit het Lesprogramma te integreren in de AMV-methode zijn in het eerste katern toegevoegd. Het al dan

niet meegeven van huiswerk en het al dan niet afnemen van een examen en/of het uitreiken van een diploma

wordt geheel aan u als docent overgelaten. De beoogde leeftijdsgroep is groep 5 van de basisschool.

De leerdoelen voor deze AMV-methode zijn:

1. Kennismaking met en enthousiasmeren voor muziek in het algemeen en blaasmuziek in het bijzonder.

2. Het ervaren van het zelf musiceren door middel van zingen en het spelen op instrumenten.

3. Het opbouwen van een muzikale gereedschapskist: het aanleren van elementaire kennis en het oefenen van

elementaire vaardigheden als basis voor een verdere muzikale ontwikkeling.

Het speelmateriaal in de methode is gedacht vanuit de praktijk dat bij veel AMV-cursussen naast het zingen van

liedjes het klokkenspel wordt gebruikt voor het praktisch musiceren en als hulpmiddel voor het leren noten

lezen. Dit instrument is praktisch, goedkoop, logisch in relatie tot het muzikaal voorstellingsvermogen en de

motoriek en vooral: het is voor de docent goed zichtbaar wat de leerlingen doen. Dit in tegenstelling tot

bijvoorbeeld het klassikaal bespelen van de blokfluit, waarbij het grootste gedeelte van de klankvorming zich

onzichtbaar voor de docent afspeelt.

Naast of in plaats van het bespelen van het klokkenspel kan worden gekozen voor het gebruik van bijvoorbeeld

keyboards, xylofoons, metallofoons, ritmisch slagwerk en natuurlijk de eigen instrumenten van leerlingen die al

begonnen zijn met het bespelen van een instrument. Hiervoor zijn in elk katern samenspelstukken opgenomen,

die de leerlingen een eerste kennismaking met orkestspel bieden en laten ervaren dat ieder daarin een eigen

rol en functie heeft. Elk samenspelstuk heeft partijen op het niveau dat bij het katern past, maar ook partijen

die wat moeilijker of juist gemakkelijker zijn om differentiëren binnen de groep mogelijk te maken.

Voor de samenspelstukken zijn getransponeerde partijen voor beginnende Bes-, Es- en F- instrumentalisten op

de website te vinden. Ook vindt u daar akkoordsymbolen bij al het speelmateriaal om de leerlingen te

begeleiden op bijvoorbeeld piano of gitaar.

Wij wensen u en uw leerlingen bijzonder veel muzikaal plezier bij deze methode.

De auteurs.

1

WK6 – Allemaal blaasmuziek Inleiding Katern 1

Katern 1 van deze AMV-methode is voor de leerlingen een eerste kennismaking met muziek in het algemeen en

blaasmuziek in het bijzonder. De begrippen ‘hoog en laag’, ‘snel en langzaam’ en ‘kort en lang’ staan centraal.

De leerlingen ervaren het bestaan van verschillende maatsoorten en zullen vanuit grafische notatie een eerste

stap zetten naar traditionele muzieknotatie. Gezongen worden de liedjes ‘Allemaal blaasmuziek’, ‘Mijn boom’,

‘Old MacDonald’, ‘Suikercanon’ en ‘Schoenen’. Het klokkenspel kan worden geïntroduceerd en er is een eerste

samenspelstuk in dit katern opgenomen.

Zoals reeds in de inleiding van deze AMV-methode vermeld bieden de 5 katernen meer dan voldoende

materiaal voor een jaarcursus AMV. Keuzes zijn geheel naar uw eigen inzicht, maar voor de docenten die dat

prettig vinden volgen hier enkele suggesties voor de opbouw van een les en de lessenserie ‘Allemaal

blaasmuziek’. Naar dit voorbeeld kunnen ook de lessenseries voor de katernen 2 t/m 5 worden opgebouwd.

Een AMV-les van een uur zou uit de volgende onderdelen kunnen bestaan:

0 – 5 minuten ontvangst, warming-up, inzingen

5 – 20 minuten blok 1 : - zingen van gekend liedrepertoire en instuderen van nieuw liedrepertoire* óf

- het uitvoeren van een opdracht uit het Lesprogramma, onderdeel 1 ‘Allemaal

blaasmuziek’.

20 – 40 minuten blok 2 : - ritmische en/of melodische opdracht en/of

- luister- / bewegingsopdracht.

40 – 55 minuten blok 3 : - spelen op klokkenspel** van gekend speelmateriaal en instuderen van nieuw

speelmateriaal en/of

- het instuderen van een samenspelstuk.

55 – 60 minuten herhaling nieuw ingestudeerd lied of bijvoorbeeld het nog even kort terugkomen op

een nieuw geleerd ritme of muzikaal begrip, eventueel huiswerk opgeven, afsluiting.

* Voor de auditieve ontwikkeling van de leerlingen is het gewenst alle liedjes uit het hoofd aan te leren.

Verdeel indien nodig het aanleren van een nieuw lied over meerdere lessen. Bij het zingen van gekend

liedrepertoire kan eventueel wel het lied op papier erbij genomen worden.

** Een paar tips uit de praktijk: als de leerlingen het klokkenspel mee naar huis krijgen zorg dan voor een

stevige doos en laat de leerlingen tijdens het spelen in de klas het klokkenspel daar bovenop zetten. Dit zorgt

voor minder gedoe met rondslingerende tassen en dozen, maar bovendien over het algemeen voor een

perfecte hoogte van het klokkenspel als de kinderen achter hun tafel staan bij het spelen. Voor thuis zijn de

houten of plastic stokjes die bij de klokkenspellen geleverd worden prima. In de klas, zeker bij grote groepen, is

het gebruik van stokken met rubber kop aan te raden om het gehoor van zowel leerlingen als docent te sparen

en een wat mildere klank te produceren. Bovendien is het voor de rust in de klas een goed idee om de stokjes

pas uit te delen op het moment dat de klokkenspellen daadwerkelijk gebruikt gaan worden en op tafel

klaarstaan en de stokjes weer in te nemen na het spelen. Een tasje met daarin voldoende stokken voor de hele

klas (2 stuks per leerling) is daarbij erg handig gebleken.

Indien een schooljaar uit 40 lessen bestaat en er dus 8 lessen beschikbaar zijn voor het katern ‘Allemaal

blaasmuziek’ zou u de lesmaterialen als volgt over de lessen kunnen verdelen:

Les Nieuw

liedrepertoire

Ritme Melodie Luisteren/

bewegen

(Samen)spelen Lesprogramma

WK6

1 Allemaal

blaasmuziek

Opdracht 1 + 2 Introductie

Old MacDonald

Opdracht 1

Opdracht 2

2 Mijn boom Opdracht 1 + 2 Old MacDonald

3 Old MacDonald Opdracht 3 Opdracht 3 + 4 Op de achterbank Opdracht 3 + 4

4 Suikercanon Opdracht 3 + 4 Opdracht 1 Op de achterbank

5 Opdracht 5 Suikercanon Opdracht 7

6 Schoenen Opdracht 5 Opdracht 5 Suikercanon Opdracht 5

7 Opdracht 1 Begeleidingsakk. Opdracht 8

8 Opdracht 6 Opdracht 6 Begeleidingsakk. Opdracht 6

NB de cursief gedrukte opdrachten zijn de opdrachten uit onderdeel 1 (‘Allemaal blaasmuziek’) van het

Lesprogramma uit het Windkracht 6 PEP-pakket.

2

WK6 – Allemaal blaasmuziek Opdrachten Katern 1

Ritme-opdracht 1: Ritmische ‘warming-up’.

Begin de les, of het onderdeel ritme, met het voor- en naklappen van eenvoudige ritmes, eventueel niet alleen

door middel van klappen in de handen, maar ook door het toevoegen van andere manieren van het ritme

voortbrengen (klap op de knie, gebruik van ritmestokjes, ritmes spreken op diverse klanken, etc.). Houd geen

pauze tussen de ritmes door, maar blijf in de cadans. In eerste instantie zonder de ritmetaal erbij te zeggen,

maar in samenhang met ritme-opdracht 2 en 5 al snel mét ritmetaal.

Uitbreiding 1: de docent klapt het ritme voor zónder de ritmetaal erbij te zeggen, de leerlingen klappen het

ritme na mét het erbij zeggen van de ritmetaal.

Voorbeeld:

Docent

1

Leerlingen

2

3

4

Docent

1

Leerlingen

e 2

e 3 4

Maak de gekozen ritmes steeds moeilijker in de loop van de katernen. Zónder het erbij zeggen van de ritmetaal

kan dit moeilijker zijn dan mét het erbij zeggen van de ritmetaal. Ritmes met zestiende noten, syncopes, triolen

en dergelijke zijn immers zeer nuttig om in een beginstadium al gewoon te doen, maar zonder bewust te

maken van wát er precies wordt geklapt door middel van het toevoegen van de ritmetaal.

Uitbreiding 2: Niet de docent verzint de ritmes die moeten worden nageklapt, maar een leerling neemt deze

taak op zich, of alle leerlingen om de beurt (‘weet je niks klap dan gewoon 1 2 3 4’), de docent klapt dan met de

groep mee het ritme na. Houd de cadans vast!

Ritme-opdracht 2: Spreektekst.

Zie werkblad 1, 1e opdracht. Neem de spreektekst ook over op het bord, inclusief de streepjesnotatie van het

ritme. Studeer de tekst in met gebruikmaking van alle mogelijke middelen: spreken, klappen, uitvoeren op

instrumenten of met ‘body percussion’, uitvoeren in groepen, met alleen de tekst op het bord of alleen de

ritmenotatie, toevoegen van dynamiek, variatie in tempo, …

Ritme-opdracht 3: We tellen tot 3, we tellen tot 4, …

Neem een (bijna) willekeurige cd: zeer geschikt zijn begeleidings-cd’s van instrumentale methodes, vooral

slagwerkmethodes, of cd’s met dansmuziek. Selecteer de tracks op basis van de maatsoort: is deze duidelijk te

horen, is er voldoende afwisseling tussen de verschillende maatsoorten, wellicht is er een duidelijke track in

5/4 maatsoort of 7/4 maatsoort. Laat bij elke track de leerlingen eerst even luisteren, dan hardop meetellen en

vervolgens bepalen of ze steeds tot 3 of tot 4 moeten meetellen (of ‘anders’ in het geval van 5 of 7). Een

tussenstap kan zijn om de leerlingen steeds de eerste tel van de maat te laten meeklappen en vervolgens de

tussenliggende tellen op te vullen.

Ritme-opdracht 4: Streepjesnotatie van ritmes.

Uitbreiding van de spreektekst uit ritme-opdracht 2. Neem duidelijke ritmes uit de gezongen liedjes, uit

bekende kinderliedjes of uit speelliedjes zoals ‘Op de achterbank’. Ook is het mogelijk een thema te nemen

zoals dierennamen of etenswaren. Noteer de woorden op het bord met boven elk woord de streepjesnotatie

van het ritme. Spreken, klappen, vergelijken (welke woorden klinken hetzelfde?), …

Voorbeeld:

_____ _____ ____________

ach – ter – bank

Ritme-opdracht 5: We tellen tot 3, we tellen tot 4 – vervolg.

Zie werkblad 1, 2e en 3

e opdracht. Gebruik bij het klappen van de ritmes steeds ritmetaal (zie ook het voorbeeld

bij de uitbreiding van ritme-opdracht 1) en maak een halve noot en een hele noot visueel door te klappen en

vervolgens de handen 2 resp. 4 tellen naar rechts of links te bewegen. Gebruik de ritmes ook als ritmisch

dictee, in een eenvoudige vorm (welk ritme klap ik nu?) of bijvoorbeeld volgens het principe van ‘Raad de

pincode’ (zie Katern 2, ritme-opdracht 2).

3

WK6 – Allemaal blaasmuziek Opdrachten Katern 1

Ritme-opdracht 6: Van streepjesnotatie naar traditionele notatie

Neem onderstaande over op het bord. De ritmes aan de linkerkant en de rechterkant van de streep zijn gelijk

en inmiddels goed bekend bij de leerlingen.

Introduceer aan de hand hiervan de traditionele ritmenotatie.

__________________________

____________ ____________

_____ _____ _____ _____

__ __ __ __ __ __ __ __

__ __ __ __ ____________

_____ __ __ _____ _____

_____ _____ ____________

Melodie-opdracht 1: Goede volgorde.

Zie werkblad 2, opdracht ‘Schoenen’. Neem de fragmenten over op het bord. Bespreek samen met de

leerlingen hoe de 8 vakjes zouden kunnen klinken. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de

verschillende vakjes? Laat de leerlingen een of meerdere vakjes zingen. Breng daarna de vakjes in verband met

het lied ‘Schoenen’ en zet dan samen met de leerlingen met behulp van het werkblad de fragmenten van het

lied ‘Schoenen’ in de goede volgorde.

Speel-opdracht 1: Introductie klokkenspel.

Introduceer het klokkenspel bij de leerlingen. Besteed aandacht aan klankvorming, houding en motoriek, hoog

en laag (speel bijvoorbeeld de eerste 3 noten van ‘Mijn boom’), maar ook aan regels rondom organisatie

(wanneer uitpakken, hoe zit het met de stokjes, niet spelen als de docent praat, etcetera). Experimenteer,

improviseer, speel voor en na…

Speel-opdracht 2: Old MacDonald.

Zie werkblad 2 bovenaan, schrijf eventueel de letters van de te gebruiken noten op het klokkenspel bij de

streepjes. Met slechts 3 verschillende tonen kan al e-i-e-i-o gespeeld worden, zing de rest van het lied. Als het

lied niet gekend is in de les ervoor voorbereiden, eventueel de Nederlandse versie zingen.

Speel-opdracht 3: Op de achterbank.

Leer het lied auditief aan, indien huiswerk wordt meegegeven kunnen de letters op werkblad 2 dienen als

geheugensteun. Suggestie voor samenspel op Orff-instrumentarium: laat de bourdon g-d op metallofoon

spelen, voeg eventueel nog een ritmisch ostinato toe op handtrom.

WW

Op de achterbank

U

Klet

G

rensen

--

lekmet

kerm'n

-moesla

D

derpen

-- op

op

dede

achach

G

terter

D

--

bank,bank,

G

--

vechhad

Em

tenik

- metmaar

m'nm'n

broergame

Am

tjeboy

--

opop

D

dede

achach

G

terter

C

--

bank.bank.

G

--

4

WK6 – Allemaal blaasmuziek Opdrachten Katern 1

Samenspel-opdracht 1: Liedbegeleiding Suikercanon

Verdeel de klas in 3 groepen. Elke groep speelt 1 akkoordtoon, de vier halve noten worden steeds herhaald. De

streepjesnotatie van werkblad 2 (bovenaan) is geschikt voor groep 1 en 2, schrijf eventueel groep 3 op het

bord. Als de begeleiding goed gaat zingt u zelf de melodie van de Suikercanon erbij.

Groep 1: g g g a

Groep 2: e e e f

Groep 3: c c b c

Samenspel-opdracht 2: Begeleidingsakkoorden

Op het bord staat een akkoordenreeks, bijvoorbeeld:

1) g 2) d

e b

c g

De leerlingen kiezen uit elk rijtje een noot. Neem een eenvoudig ostinaat ritme en speel dit ritme afwisselend

met de akkoordtoon uit rijtje 1 en 2. In eerste instantie blijft de akkoordenreeks beperkt tot 2 akkoorden en

kiezen de leerlingen alleen de onderste noot uit het rijtje, later uitbreiden naar ook de andere tonen uit het

rijtje kiezen, de akkoordenreeks wordt in de loop van de katernen uitgebreid tot maximaal 7 akkoorden. Dit

samenspel kan ook worden gebruikt als begeleiding van een gezongen lied: ‘Daar wordt aan de deur geklopt’

kan bijvoorbeeld met bovenstaande 2 akkoorden worden uitgevoerd, het akkoordenschema is dan als volgt:

1 1 2 1 (elk akkoord duurt 1 maat)

1 1 2 1

2 1 2 1

1 1 2 1

Luisteropdracht 1: Brahms, Hongaarse dans 5

Een Italiaanse vader, Adagio genaamd, en zijn zoon Allegro nemen deel aan een vader/zoon-atletiekwedstrijd:

hardlopen en verspringen.

- Track 1 ( ± 56 sec.): de hardloopwedstrijd

De conditie van vader Adagio is niet zo goed. Hoeveel maal hoor je vader Adagio hardlopen? (2x). Waar hoor je

dat aan: afwisseling snel – langzaam. Dan al luisterend samen met de leerlingen het eerste gedeelte van het

verloopschema op het bord tekenen. (vader Adagio: �, zoon Allegro: �, daarna nogmaals luisteren naar dit

gedeelte waarbij de leerlingen in de Adagiogedeelten meespelen:

Rus

tig

- aan

maar

(ritme uitvoeren schuivend met de hand over de tafel)

- Track 2 ( ± 43 sec.): wie springt het verst

Hoeveel maal hoor je Allegro in deze track vérspringen? (5x). En hoe vaak hoor je vader Adagio? (4x). Beluister

de track nogmaals en teken het verloopschema verder. Bij de volgende keer luisteren spelen de leerlingen bij

de Allegrogedeelten mee op de rand van de tafel: Bij het eerste Allegrogedeelte 4x het ritme Ik ben lek

ker- snel

ler- dan

m'n va

der!

-

, 2e t/m 5

e maal Allegro 1x het ritme

O wat ben

ik lek

ker- snel!

Bij de laatste keer luisteren spelen de leerlingen ook de adagiogedeelten (schuivend over de tafel, zie track 1).

- Track 3 ( ± 46 sec.)

Welk atletiekonderdeel denk je dat je nu hoort? (weer hardlopen: het eerste gedeelte van het stuk wordt

herhaald). Al luisterend weer het verloopschema op het bord verder tekenen. De kinderen klappen mee op de

laatste 3 noten van het stuk (XXX = applaus voor vader en zoon).

- Track 4: het gehele stuk wordt nu beluisterd. Het verloopschema is als volgt:

�______��� �

�___��� ���� �

�______��� � XXX

Neem dit verloopschema eventueel in het groot over op een A4-tje en laat de leerlingen tijdens het luisteren in

het eerste gedeelte de pijlen rood kleuren en de sterren blauw, in het tweede gedeelte geel en groen. Hierdoor

wordt naast de afwisseling Allegro-Adagio, ook het verschil in thema van het tweede gedeelte zichtbaar. Laat

de leerlingen daarna nogmaals meespelen aan de hand van het verloopschema. Uitbreiding: in de speelzaal kan

met bewegingen (vrije expressie) een eigen invulling aan het stuk gegeven worden.

5

WK6 – Allemaal blaasmuziek Werkblad 1 Katern 1

____________ ____________

hoor! waar?

__ __ _____ __ __ _____

blaas-mu - ziek blaas-mu - ziek

____________ ____________

hoor! daar!

__ __ __ __ ____________

mid - den op het plein

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

__________________________

____________ ____________

_____ _____ _____ _____

__ __ __ __ __ __ __ __

__ __ __ __ ____________

_____ __ __ _____ _____

_____ _____ ____________

We tellen tot 4

We tellen tot 3

1.

2.

3.

4.

5.

6.

___________________

_____ _____ _____

__ __ __ __ _____

_____ __ __ _____

_____________ _____

__ __ __ __ __ __

6

WK6 – Allemaal blaasmuziek Werkblad 2 Katern 1

Old MacDonald Suikercanon

__ __

__ __

___________ _____

_____ _____ _____

Op de achterbank

B B B B A A A A G A B

U ren lek ker sla pen op de ach ter bank

Klet sen met m’n moe der op de ach ter bank

B B B B A A A A G G G

Vech ten met m’n broer tje op de ach ter bank

Had ik maar m’n game boy op de ach ter bank

Schoenen

Hieronder zie je 8 vakjes met elk een stukje melodie van het liedje "Schoenen". Ze staan

alleen niet in de volgorde zoals ze in het liedje klinken.

Kun jij ze in de goede volgorde zetten?

1 2 3 _ _ _ 4

_ ________

_ _ _ ________

_ _ _ _

_ _ _ _ _

_ _

_ _ _ _

_

_

5 6 7 8

_ _____

_ _

_ _ _

_ _ _ ________ _ _

_ _

_ _

_ _ ________

Goede volgorde: ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____ ____

7

WK6 – Allemaal blaasmuziek Lied Katern 1

q = 108

iq = qK e WWMijn boom

Eerst een sprong

F

naar de eer

G

ste- tak,

C

soms blijf

Dm

ik daar ook zit

G

ten- met een

boek

C

en een zak drop.

C7

Dan om hoog

F

-

heel snel of op

G

m'n ge mak,-

C

voor je 't

weet

Dm

zit ik al bo

G

ven- in- de top!

C

Fine

HijHij

staatheeft

F

er

eennietdik

alke-

leenstam

- hij

enheeftknoes

eenten-

buurbij

C

de

vrouw,vleet,

-

zehoe

zijnoud

Dm

alhij

heelis

langdaar

staweet

G

pel

geen- op

mensel

ietskaar.van.

C

-

C7

Soms

En

fluissoms

Fm

teals

-ik

ren-hetde

eblaad

venjes

--

nietzacht 'ik

zohou

goed

C

van

meerjou',weet,

de

dan

windtroost

D

blaasthij

danme

zijnzo

woorals

-

dengeen

- snelan

naarder-

haar.kan.

G

G7

D.C. al Fine

q = 108 iq = qK e WW

Suikercanon

Drop

1 C

jes,

- pe per- munt,

- spe

Em

cu- laas.-

F

2

Pas

C

ta,

- ha gel- slag,

- pin

Em

da- kaas.-

F

Koek

3 C

jes,

- koek

jes,

- cho

Em

co- la.-

F

4

Ap

C

pel- flap- pen,- kren

ten- cake,

- slag

Em

room- vla!-

F

Mmmmm...

C

8

WK6 – Allemaal blaasmuziek Lied Katern 1

q = 120 WW

Schoenen

Splin

C

ter

Latin feel

- nieu

- we- voet

bal- schoe

- nen,- ren

F

nen- door

- de- bos

- sen- schoe

- nen,-

he

D

le- ho

- ge- hak

- ken- schoe

- nen,- ro

G

de- ge

le- paar

se- groe

ne-

schoe

C

nen,

- schoe

Gm/E

nen,

A

- mooi

Dm7

e- stoe

re- hip

G7

pe- coo

le- schoe

C

nen!

-

Fine

Tik

'k Heb

Dm7

tikge

tikluk

G7

-

tikkig

-

hoorook

Cmaj7

je

een

dat,oom,

Em/G

m'nda's

hodui

Dm7

gede

--

haklijk

--

keneen

- tanheel

G7

- te

an- komt

der

-

erver

aan.haal.

Cmaj7

--

Met

Want

ki

als

Bm7

lo'shet

- verf

o

E7

opver

-

haarschoe

Am

ge

nen

-

zicht,gaat,

- ja

danecht,spre

Am7/D

ze

ken-lijkthij

soms

enwelik

D7

eende

inzelf

-

dide

--

aan.taal.

G

-

C#dim

BeHij

-

hal

loopt

Dm

vegraag

- datop

ze

zijnnietslof

G7

zoufen-

kunook

nenal

- lezien

Cmaj7

venze

- vaner

de

nietjacht,uit,

Em/G

wantzijn

zachtnet

Bm7

jeste

--

sluischoe

pen,nen

--

needraagt

E7

dathij

zalals

niethet

gaan.moet.

Am

C7/G

EnEn

renlaar

Dm/F

nenzen,

--

opslip

die

pers,-hak

sport

F#dim

ken

schoe--

gaatnen,

-

ook't maakt

echthem

Am7/G

nietniet

goed,uit,

A7

jaals

't isze

Dm7

almaar

knaplek

datker-

zezit

G7

kanten-

blijis

venhet

- staan!goed!

C

G7#5

D.C. al Fine

1

WK6 – Hout Inleiding en Opdrachten Katern 2

Inleiding

In Katern 2 van deze AMV-methode worden de eerste stappen gezet naar het lezen van muziek in traditionele

muzieknotatie. Er wordt een begin gemaakt met het spelen op klokkenspel en samenspel vanuit traditionele

muzieknotatie (zie pagina 8 t/m 10), met improviseren en met componeren. Gezongen worden de liedjes ‘De

houtblazers’ (zie Lesprogramma), ‘Saxofoon’, ‘Kom van je stoel af’ en ‘Naar de film’.

Naar het voorbeeld uit de inleiding van Katern 1 kan in dit tweede katern de lessenserie ‘Hout’ worden

vormgegeven met het materiaal uit deze AMV-methode en de opdrachten uit onderdeel 2 (‘Hout’) van het

Lesprogramma uit het Windkracht 6 PEP-pakket.

Opdrachten

Vanwege de beperkt beschikbare ruimte is het slechts mogelijk elke oefening éénmaal in de katernen op te

nemen. Het is zeer wenselijk dat u met uw leerlingen vaker oefent met het schrijven van ritmetaal, met

oefeningen om te klappen en met het schrijven van de notennamen onder de noten. U kunt een ritme-

oefening meerdere malen gebruiken door bijvoorbeeld de opdracht waarbij de leerlingen zelf de maatstrepen

hebben gezet ook te gebruiken als oefening in ritmes klappen of door deze uit te voeren op instrumenten.

Speelrepertoire (dat anders ongebruikt blijft) kunt u gebruiken als extra oefening in het notennamen schrijven.

Het herhalen van de begrippen ‘adagio’ en ‘allegro’ uit Katern 1 en het voor het eerst introduceren van de

begrippen ‘forte’ en ‘piano’ (verdere verwerking bij de luisteropdracht in Katern 3) zou u bijvoorbeeld kunnen

doen door het lied ‘Mieke heeft een lammetje’ zowel langzaam als snel en zowel sterk als zacht te laten

uitvoeren. Ook het lied ‘Kom van je stoel af’ is erg geschikt voor afwisseling in forte en piano (per 2 maten

bijvoorbeeld) en voor het fysiek ervaren van ‘adagio’ en ‘allegro’ door de bijbehorende bewegingen. Wellicht

kunt u naar aanleiding hiervan ook de dirigeeropdracht uit onderdeel 1 van het Lesprogramma nog eens

herhalen.

Ritme-opdracht 1: Oefenen met traditionele ritmenotatie.

Zie werkblad 1. Oefen elke les het tekenen van de verschillende notenwaarden en hoe lang ze duren. Ook de

oefeningen ‘We tellen tot 4’ en ‘We tellen tot 3’ worden meerdere lessen herhaald:

- Klappen met daarbij het vertrouwd worden met de bijbehorende ritmetaal.

- Herhalen van de oefeningen in Katern 1 om te bepalen hoeveel tellen er in iedere maat komen. Grijp

hierop terug en leg de leerlingen uit hoe je dat door middel van de maatsoort kunt noteren. Neem

hierin ook de tweekwartsmaat mee en de C als alternatieve notatie voor de vierkwartsmaat.

Ritme-opdracht 2: Wat hoor je? – pincode.

Zie werkblad 1 onderaan, cijfer 1. Schrijf onderstaande over op het bord. De kinderen mogen uw pincode

raden. Elk ritme klapt u eerst voor, de leerlingen klappen het ritme na. Daarna laat u het ritme nog eens horen

en schrijven de leerlingen het bijbehorende cijfer op hun werkblad.

Uitbreiding: 2 ritmes achter elkaar klappen, welke 2 cijfers waren dit?

1. 4.

2. 5.

3. 6.

Ritme-opdracht 3: Maat, maatstreep, eindstreep, maatsoort, ritmetaal.

Zie werkblad 2, 1e opdracht. Neem het voorbeeld zonder ritmetaal over op het bord en bespreek de begrippen

maat, maatstreep en eindstreep. Schrijf samen met de leerlingen de ritmetaal onder de noten. Herhaal de

uitleg van de diverse maatsoorten en laat de leerlingen vervolgens de ritmetaal onder regel 1 t/m 4 schrijven.

Ritme-opdracht 4: Wat hoor je? – invuloefening.

Zie werkblad 1 onderaan, cijfer 2. Vooroefening (zie Katern 1): klap een ritme van 1 maat voor zónder

meetellen, de leerlingen klappen na mét meetellen. Kies als dat goed gaat een ritme van 2 maten om voor te

klappen zónder meetellen, de leerlingen klappen na met meetellen. Gebruik de eerste invulmaten om samen

met de leerlingen te bedenken hoe het ritme dat u hebt voorgedaan genoteerd zou moeten worden. De

tweede keer doen de leerlingen het zelf.

2

WK6 – Hout Opdrachten Katern 2

Ritme-opdracht 5: Maatstrepen zetten.

Zie werkblad 2, 2e opdracht). Tip voor de leerlingen: vergeet de eindstreep niet!

Ritme-opdracht 6: Klappen en stampen.

Zet onderstaande op het bord. De noten met de stokken omlaag stampen, met de stokken omhoog klappen.

Melodie-opdracht 1: Notenbalk en g-sleutel.

Zie werkblad 3.

Melodie-opdracht 2: Melodie-caleidoscoop.

In aanvulling op opdracht 2 uit onderdeel 2 van het Lesprogramma kan proef 2 nog als volgt uitgebreid worden:

Geef de drie (of meer!) flesjes met verschillende hoeveelheden water elk aan 1 leerling. Laat de leerlingen

steeds in een andere volgorde staan en vervolgens van links naar rechts het rijtje af hun toon aanblazen. Welke

melodie ontstaat als de leerlingen op grootte gaan staan? Of op haarkleur, of leeftijd, of soort schoenen…

Ter voorbereiding op het leren noten lezen en de notenbalk op werkblad 3 kan ook geprobeerd worden de

volgorde te vinden die een toonladder laat klinken.

Melodie-opdracht 3: Notennamen e1 t/m f2.

Zie werkblad 4, 1e opdracht. Behandel de noten e1 t/m f2, oefenen in dit katern e1 t/m c2. Maak van deze

oefening het begin samen. Verdeel de regels over meerdere lessen of geef een deel op als huiswerk. Benadruk

dat je bij noten aan de bolletjes kunt zien welke noot het is en nooit aan de stokjes.

Melodie-opdracht 4: Liedfragmenten.

Vervolg op melodie-opdracht 1 uit Katern 1, nu in traditionele notatie. Kies, afhankelijk van het seizoen, een

goed gekend lied (Sinterklaas kapoentje, Jingle bells, Schipper mag ik overvaren, o.i.d.). Verdeel dit lied in

fragmenten van 2 maten en zet deze in willekeurige volgorde op het bord. Ieder fragment krijgt een cijfer.

De leerlingen schrijven de goede volgorde van de fragmenten in cijfers op. Oefen dit eerst samen, neem de

volgende les een ander lied dat de leerlingen zelfstandig in de goede volgorde zetten. Speel de goede volgorde

(eventueel ook een verkeerde volgorde) daarna op een instrument voor of zing deze samen met de leerlingen.

Melodie-opdracht 5: Zelf schrijven.

Zie werkblad 4, 2e opdracht.

Speel-opdracht 1: Wat speel ik?

Het voor- en naklappen uit Katern 1 wordt nu uitgebreid met voor- en naspelen. Hou het eenvoudig. Speel

eerst op 1 toon, dus precies hetzelfde als voor- en naklappen maar nu op 1 staafje van het klokkenspel (of

ander instrument, zie inleiding). Later uitbreiden tot 2 of 3 tonen en verder zoveel als tijd of groep toelaten.

Speel-opdracht 2: Improvisatie.

Rondovorm. Het ‘refrein’ is het spelen van de laatste 4 maten van ‘Mieke heeft een lammetje’. Het refrein

wordt steeds door de hele groep gespeeld, tussen elk refrein zitten 4 maten rust. In die 4 maten rust worden

solo’s ingevoegd: alle kinderen uit de groep vullen om de beurt de 4 maten rust op, na elke solo wordt

klassikaal het refrein gespeeld (zonder pauze ertussen). Geef duidelijke opdrachten. De eerste keer

bijvoorbeeld : gebruik alleen de noot f en verzin zelf het ritme dat je speelt. Weet je niets te spelen ? Speel dan

4 noten f van 4 tellen. Geef eerst een voorbeeld. Als het goed gaat breidt de opdracht dan steeds wat uit:

gebruik de tonen f, g en a, gebruik alle tonen van je instrument, maak gekke geluiden met je instrument,

gebruik ook geluiden zonder je instrument (stem, klappen, tafel, …), maak er een beweging bij, …. etc.

3

WK6 – Hout Werkblad 1 Katern 2

is een hele noot en duurt 4 tellen.

of is een halve noot en duurt 2 tellen.

of is een kwartnoot en duurt 1 tel.

of is een achtste noot en duurt een halve tel.

of zijn 2 achtste noten en duren samen 1 tel.

We tellen tot 4 We tellen tot 3

1 2 3 4

1 2

3 4

1

2

3

4

1 e 2

e 3

e 4

e

1 e 2

e 3 4

1

2 e 3

4

1

2

3 4

1 2 3

1

2

3

1 e 2

e 3

1

2 e 3

1 2

3

1 e 2

e 3

e

Wat hoor je?

1. De pincode is: ____ ____ ____ ____

2.

4

WK6 – Hout Werkblad 2 Katern 2

Zet de goede ritmetaal onder de noten van de volgende regels.

Kijk eerst goed naar het voorbeeld.

voorbeeld

1

2

3

4 e 1

2 e 3

4

1

2 e 3 4

1 e 2

e 3

e 4

1.

2.

3.

4.

Zet nu zelf de maatstrepen in de volgende notenbalken.

Let op: kijk eerst goed naar de maatsoort, zodat je weet hoeveel tellen er in elke maat

komen !!

1.

2.

3.

4.

5.

5

WK6 – Hout Werkblad 3 Katern 2

Op een notenbalk worden de muzieknoten geschreven. Een notenbalk heeft 5 lijnen.

Een noot kan dóór een lijn staan:

Als een noot dóór een lijn staat dan noemen we dat een lijnnoot.

Een noot kan ook tússen de lijnen staan:

Als een noot tússen de lijnen staat dan noemen we dat een tussennoot.

Zo teken je zo op de notenbalk. Welke noten zijn lijnnoten? Welke noten zijn tussennoten?

Vooraan de notenbalk wordt de g-sleutel geschreven. De g-sleutel wordt ook wel eens

vioolsleutel genoemd.

Zo ziet de g-sleutel eruit:

Hieronder zie je een notenbalk met een g-sleutel.

Teken zelf nog meer g-sleutels, vraag je juf of meester hoe dat moet.

Je kent natuurlijk het alfabet wel. Als je al die letters optelt kom je aan 26 letters. Voor de

namen van de noten gebruiken we het muziekalfabet. Het zijn maar 7 letters: a b c d e f g

Natuurlijk bestaan er veel meer dan 7 noten, maar dan beginnen we gewoon opnieuw: na de

g krijg je wéér a b c d e f g en dan wéér a b c enz.

De g-sleutel vertelt waar de noot g zit: als je de g-sleutel gaat tekenen begin je bij het

tweede lijntje: door dat lijntje zit dus de noot g. Die ziet er zó uit:

Nu je weet waar de g zit kun je de andere noten heel makkelijk vinden.

Je telt gewoon vooruit of teruguit in het muziekalfabet:

e f g a b c d e f

g-lijn

6

WK6 – Hout Werkblad 4 Katern 2

Zet de namen onder de noten. Er zijn 6 verschillende: e, f, g, a, b en c.

Kun je ook nog opnoemen of het een hele noot, een halve noot, een kwartnoot of een

achtste noot is?

...

...

...

...

...

...

...

...

...

... ... ...

...

...

... ...

...

...

...

...

... ...

... ...

...

...

...

...

... ... ...

...

...

...

...

...

... ...

...

...

... ...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

... ...

...

... ...

...

...

...

...

...

...

Schrijf je eigen liedjes!

Bij de eerste vier liedjes hebben we je al een beetje op weg geholpen, maar de laatste twee

liedjes worden helemaal van jou, dus maak er iets moois van!

Kijk steeds goed of er 3 tellen of 4 tellen in elke maat moeten komen.

Vergeet niet om je liedjes te spelen als je klaar bent. Klinkt het zoals je had gedacht?

7

WK6 – Hout Speelmateriaal Katern 2

WW

En hoe!

ZachtHeelLang

En

jeshardzaamook

-

-

kankankansu

ikikik

per-

spe

spespe

snel

-

len

lenlen

ja

-

--

luisluisluisluis

terterterter

----

maar:maar:maar:maar:

1111

2222

3333

4444

'k ben'k ben'k ben

en

nognognognu

langlanglangben

nietnietnietik

klaar.klaar.klaar.klaar!

trad.

Mieke heeft een lammetje

Mie

ke

- heeft

een

lam

me

- tje,

- lam

me

- tje,

- lam

me

- tje.

-

Mie

ke

- heeft

een

lam

me

- tje,

- 't vacht

je

- is

van

wol.

WW/KL

De clown

Clowns

neus

- op

ge

- zet,

-

men

sen

- heb

ben

- pret!

Dan

op

eens

- een

knal,

want

o

jee

ik

val!

WW/KL

Een nieuwe fiets

'k Heb

een

he le- boel

- geld,

net

jes

- uit ge

- teld.

-

'k Ga

een

stoe

re

- cross

fiets

- ko

pen,

- 'k heb

een

ro de- be

steld.

-

Cros

sen

- ga

ik:

kei

hard

- dwars door het

veld.

Yeah !

8

WK6 – Hout Speelmateriaal Katern 2

WW/KL

Het schoolplein

Op

ons

plein

is

veel

te

doen.

Hin kel- pad,

- voet bal- doel,

- klau

ter

- baan.

-

Mooi

e

- kleu

ren

- rood,

geel,

groen.

Speel kwar- tier

- snel

naar

bui

ten

- gaan.

WW

M'n oude sok

WW/KL

Appels en peren

Kom

maar

ko

pen,

- kom

maar

snel.

Ap

pels,

- pe ren- die

lust

je

wel!

Ap

pels- mooi rond

en

heel ge zond

- eet

maar

fijn

met

vol le

- mond.

WW

Nog maar een keer !

9

WK6 – Hout Samenspelmateriaal Katern 2

WW

IJskoud!1e stem

IJs

koud,

- ijs

koud,

- brrr

wat

is

het

koud wat is het koud!

Sneeuw

bal- len- gooi

en,

- sleet

je

- rij

den,

- dik

ke

- jas

aan,

jeuj!

koud!

2e stem

IJs

koud,

- ijs

koud,

- brrr

wat

is

het

koudwat is hetkoud!

Sneeuw

bal len- gooi

en,

- sleet

je

- rij

den,

- dik

ke

- jas

aan,

jeuj!

koud!

slagwerk

Sjaal

om,

wanten aan

en een dik ke- muts

op.

'k Maak

een

gro

te

- sneeuw

pop.

-

Slee

en,

- schaat

sen,

- warme cho co- la

- de- melk.

Hier

is de win

ter,

- jeuj!

koud!

WW

De timmerman1e stem

2e stem

slagwerk

10

WK6 – Hout Samenspelmateriaal Katern 2

WW

1e stem

Oma's klok

Tik ke- tak ke- tik

ke- tak ke- ...

2e stem

Ding

dang

ding

dang

...

3e stem

zang

O

ma's

- klok

tikt

in

de

ka

mer,

- bui

ten

- is

het

don

ker.

-

Zacht

jes

- piept

de

keu

ken

- deur,

kop

je

- thee,

een

koek

je

- en

een

zoen.

11

WK6 – Hout Lied Katern 2

iq = qK e

q = 120

WWSaxofoon

Ik

F

speel de sax

o- foon,- ge loof

Bb

- het of niet.

F

Ik

F

speel de sax

o- foon- ik

blaas

C7

op m'n riet!

Ik

F

speel de sax

o- foon,- ge loof

Bb

- het of niet.

F

Soms

oe

C

fen- ik een uur

per dag dat is

Db

niet on ge- woon

- want ik

C7

leer sax

F

o

- foo

Bb- o

- -

o

C

o

- oon!-

FineF

1. 'k Leer

2. M'nel

vriend

F

keje

--

weekdie

eenwordt

lieddrum

je,

mer,

--

watnu

zegnog

Bb

ik

eensoms

giwelta-

vier.rist.

A

-

EnEn

ookdan

Gm

imeen

pronum

- vimer

--

se1

--

renhit,

--

gaatalda's

alsal

C

eenles-

tiewat

renog- lier.

mist.

-

MetMis

Kerstschien

F

-

speelook

iknog

vooreen

mazan

mager,

--

vandiemaar

mooi

no

Bb

edig-

-denis

nedat

- boom.niet.

A

-

EnDe

lavet

Gm

terste

--

game

iklo-

indie

-

eenmaak

band,ik

echtdan

waarzelf

C

weldat is

metmijnm'n

droom!riet!

C7

D.C. al

3. Ik heb

Bb

een coo le- le

F

raar

- en speel

Bb

in een or kest.

F

-

Want sa

Bb

men- is het leuk

F

ste- dus ik

doe

G

echt m'n best.

C

Ik speel

Bb

ook heel veel bui

F

ten

- en kijk

Bb

wel eens t. v.

F

Maar

't lief

Bb

ste- speel ik sax

A

o- foon

Dm

- dus zing

C

met me mee:

D.C. al FineC7

12

WK6 – Hout Lied Katern 2

q = 140

iq = qK e WWKom van je stoel af!

Zet je lin

D

ker- been- naar vo

ren- en je rech

E

ter- been- er bij.

-

Draai

A

dan nu een rond

je,- bei de-

han

D

den- in je zij.

Lek ker- swin

D

gen- met je heu

pen- want je bent

E

nog lang niet moe.

Gaan

A

we naar het twee

de- stuk je- toe.

D

Doe je ar

G

men- in de hoog

te

- en

zwaai

D

een keer naar mij.

Klap

Em

pen- in je han

A7

den- want dat hoort

D

er ook nog bij.

D7

Ren een

rond

G

je- om je vriend

je

- en ze

A

ker- niet te traag.

D

En

E

dat al les- zon

der- bot sen-

graag!

A7

Til je lin

D

ker- been- de lucht

in, daar na- ook

E

je rech ter been.

-

Kun

A

je met je vin

gers- tik ken- aan

D

je gro te- teen?

En nu lang

D

zaam- weer naar bo

ven,- jon gens-

rek

E

je lek ker- uit.

Maak

A

dan met een sprong

het lied je- uit!

D

Hoi!

q = 144 WW

Naar de film

Ik

1 Eb

ga naar de film

in de bi

Ab

os- coop,

Bb

2

ga

Eb

je

met

me

mee

Ab

Bb

3 Eb

Oe

waa

- naar

Ab

de bi os- coop,

Bb

-

4 Eb

oe

waa

- naar

Ab

de film.

Bb

1

WK6 – Koper Inleiding en Opdrachten Katern 3

Inleiding

In Katern 3 van deze AMV-methode worden de kwartrust en de hulplijn geïntroduceerd. De eerste liedjes in

driekwartsmaat worden gespeeld en er wordt getransponeerd. De begrippen ‘forte’ en ‘piano’ staan centraal.

Gezongen worden de liedjes ‘De koperblazers’ (zie Lesprogramma), ‘Ik ben ik’ en ‘Help! M’n ma doet aan de

lijn’.

De lessenserie ‘Koper’ kan weer worden vormgegeven met materiaal uit deze AMV-methode en de opdrachten

uit onderdeel 3 (‘Koper’) van het Lesprogramma uit het Windkracht 6 PEP-pakket.

Laat de begrippen ‘forte’ en ‘piano’ ook bij het werken met de opdrachten uit het Lesprogramma steeds

terugkomen. Het lied ‘De koperblazers’ biedt hier bijvoorbeeld aanknopingspunten voor, maar ook

bijvoorbeeld het speelliedje ‘Getikt’ uit deze AMV-methode.

Ritme-opdracht 1: Spreektekst.

Zie werkblad 1, 1e opdracht. Vul in eerste instantie de rusten op met een tik op de tafel, een klap in de handen

of iets dergelijks. Introduceer aan de hand van deze spreektekst de verschillende rusten en hun waarde. In deze

methode wordt alleen geoefend met de kwartrust, de overige rusten worden voor de volledigheid slechts

genoemd.

Ritme-opdracht 2: Oefenen met de kwartrust.

Zie werkblad 1 en 2. Op verschillende manieren wordt geoefend met de kwartrust: klappen, ritmetaal

schrijven, ritmes aanvullen, eigen ritme schrijven, ritmisch dictee. Let op bij ‘Wat hoor je’ (werkblad 2, midden):

indien het voorspelen gebeurt door middel van klappen is het verschil tussen een halve noot en een kwartnoot

+ kwartrust alleen duidelijk te maken door middel van beweging. Een beter alternatief is de ritmes voorspelen

op een blaasinstrument of de ritmes voorzingen. Om het voor de leerlingen duidelijk te maken dat een rust wel

degelijk meetelt in het aantal tellen in de maat kan het handig zijn een beweging te maken op elke rust,

bijvoorbeeld als tegenstelling tot het klappen van een noot de handen juist naar buiten bewegen bij een rust.

Voorbeeldritmes voor ‘Raad de pincode’:

1. 2. 3. 4.

5. 6. 7. 8.

Melodie-opdracht 1: Notennamen c1 t/m a2.

Zie werkblad 3. Behandel de noten c1 t/m a2, oefenen in dit katern c1 t/m d2. De begrippen ‘hoge d’ en ‘lage d’

behoeven waarschijnlijk extra toelichting, idem voor de noot c.

Melodie-opdracht 2: Zingen.

Oefen de notennamen niet alleen met de schrijfoefeningen op het werkblad, maar zeker en vooral ook tijdens

het spelen van de liedjes in dit katern. Zing de liedjes niet alleen op tekst, maar ook op notennamen en laat de

leerlingen de noten die ze zingen op hun werkblad aanwijzen.

Melodie-opdracht 3: Wat speel ik?

Zie ook speel-opdracht 1 uit Katern 2.

Uitbreiding: ‘Wat hoor je?’: zie werkblad 4, 2e opdracht. Zoals ‘Wat hoor je?’ bij het onderdeel ritme.

Melodie-opdracht 4: Transponeren.

Het liedje ‘En hoe!’ (zie Katern 2) wordt uit het hoofd gespeeld. Niet alleen met de noten f, g en a maar ook

met c, d en e en met g, a en b.

2

WK6 – Koper Opdrachten Katern 3

Melodie-opdracht 5: Oeps, foutje!

Zie werkblad 4, 1e opdracht.

Melodie-opdracht 6: 0 fout!

Zelf maken de leerlingen natuurlijk nóóit zoveel fouten als bij melodie-opdracht 5…

Schrijf op het bord in letters de notennamen van een bekend lied (bijvoorbeeld ‘Zagen zagen wiede wiede

wagen’) en laat de leerlingen dit lied vervolgens op een blad muziekpapier uitschrijven.

Bepaal eerst samen met de leerlingen welke maatsoort ze aan het begin moeten schrijven en bedenk hoeveel u

van het ritme wilt weggeven. Het makkelijkst is natuurlijk om het ritme onder de letters op het bord te

schrijven, maar een of meerdere maten zelf laten uitzoeken is ook een optie.

Het gaat bij deze opdracht echter vooral om het zonder fouten schrijven. Dus in elke maat genoeg tellen, de

eindstreep niet vergeten, de stokjes aan de goede kant van het bolletje, de stokken van de noten de goede

kant op, enzovoort. Uitbreiding: schrijf je eigen liedje met 0 fout, zie ook melodie-opdracht 5 uit katern 2.

Speel-opdracht 1: Uit het hoofd.

Leer het liedje ‘Au clair de la lune’ auditief aan op het klokkenspel. Wijs de leerlingen op de vorm van het liedje

om het goed te kunnen onthouden. Feitelijk zijn er maar 4 fragmenten van ieder 2 maten om aan te leren,

bespreek met de leerlingen hoe dat zit. Gebruik deze kennis van de leerlingen ook gericht bij het aanleren van

de andere speelliedjes, zeker nu ze wat moeilijker beginnen te worden. Laat de leerlingen in een andere les of

als huiswerk ook een speellied uit Katern 2 uit het hoofd leren.

uit Frankrijk

Au clair de la luneMaanliedje

Au

clair

de

la

lu

ne,

- mon

a

mi

- Pier

rot,

-

prê

te

- moi

- ta

plu

me

- pour

éc

rire

- un

mot.

Ma

chan

delle

- est

mor

te,

- je

n'ai

plus

de

feu,

ou

vre

- moi

ta

por

te

- pour

l'a

mour

- de

Dieu!

Luisteropdracht 1: Dvorak, Slavische dans 7.

Luister met de leerlingen naar het fragment: wat valt je op? (afwisseling sterk- zacht). Vertel dat in de muziek

de woorden Forte en Piano hiervoor gebruikt worden. Hoeveel maal hoor je Piano? (6 maal)

Luister nogmaals: zijn alle fragmentjes even lang? (Nee). Schrijf aan de ene kant van het bord met grote letters

het woord Forte en aan de andere kant met kleine letters het woord Piano of laat de leerlingen deze woorden

in hun map schrijven. De leerlingen wijzen tijdens het luisteren het juiste woord aan.

Nogmaals luisteren waarbij de leerlingen in plaats van wijzen bij Forte gaan staan en bij Piano gaan zitten.

Behalve de afwisseling Forte – Piano wisselen ook 2 instrumentengroepen elkaar af: Forte wordt (voornamelijk)

gespeeld door de strijkinstrumenten (hele orkest), Piano wordt (voornamelijk) gespeeld door de houten

blaasinstrumenten, met name de dwarsfluit. Laat de leerlingen dit al luisterend ontdekken. Hierna kunnen de

leerlingen meebewegen op de muziek: Forte = staand een violist imiteren; Piano = zittend een fluitist imiteren.

Laat tot slot de leerlingen enkele goede titels bij dit muziekstuk bedenken, alsof het muziek bij een film zou zijn.

Laat hierbij de leerlingen aangeven waarom ze de titel goed vinden passen bij deze muziek; wat er in de film te

zien zou zijn en kies met de hele groep de best passende titel.

3

WK6 – Koper Werkblad 1 Katern 3

Bots

au

- to's,

- spook huis,- acht baan,- reu

zen- rad.

-

No ga- ti- ne,- sui

ker- spin,

-

pa

tat!

-

O wat voelt dat gek,

'k ben een beet je- dol,

kom dan e ten- we

nog een

o lie- bol!

-

hele noot hele rust 4 tellen

of halve noot

halve rust 2 tellen

of kwartnoot kwartrust 1 tel

of achtste noot achtste rust halve tel

1.

2.

3.

4.

4

WK6 – Koper Werkblad 2 Katern 3

Schrijf de ritmetaal onder de noten. Kijk eerst goed naar het voorbeeld. 1.

1

2 e 3

e 4

1 2

3 4

1

2

3 e 4 e 1 2 3

4

2.

3.

4.

Wat hoor je?

1. De pincode is: ____ ____ ____ ____

2.

Maak de maten vol. Gebruik noten of rusten.

Schrijf hier je eigen ritmes met kwartrust!

5

WK6 – Koper Werkblad 3 Katern 3

c

d

e

f

g

a

b

c

d

e

f

g

a

Sommige noten staan niet in de notenbalk, maar liggen erop of hangen eronder. Om nóg

hoger of lager te kunnen spelen gebruiken we zelfs noten die een eigen privé-lijntje krijgen.

Zo’n lijntje noemen we een hulplijn.

Schrijf de notennamen onder de noten. Schrijf bij de noot c of het de hoge c of de lage c is.

Ook bij de noot d schrijf je hoge d of lage d.

...

...

...

... ... ...

...

...

...

...

... ...

...

...

...

...

... ...

...

... ...

...

... ...

... ...

...

...

...

...

... ...

... ...

...

...

...

... ...

...

... ...

...

...

...

...

Teken nu zelf de noten. Je mag zelf kiezen of je een hele noot, een halve noot, een

kwartnoot of een achtste noot tekent.

lage c lage d e f g a b hoge c

hoge d b a lage d f e a g

lage d e f lage c g b a hoge c

6

WK6 – Koper Werkblad 4 Katern 3

Oeps, foutje…. In elk liedje zitten 3 fouten.

Verbeter de fouten en speel het liedje.

Kortjakje

Hoedje van papier

Wat hoor je?

1

2

3

4

5 6

7 8

De pincode is: ____ ____ ____ ____

7

WK6 – Koper Speelmateriaal Katern 3

onze school

uit TurkijeOkulumuz

Çok gü zel

- o ku

- lu- muz.

- Ya zar- ya

zar- o

ku- ruz.

-

Mü zik- o

yun- hi

kay- e,

- Bu ra- da

- çok mut

lu- yuz.

-

WW/KL

Van de regen...

Na

een

dag

vol

zon

ne

- schijn

- kan

het

wel

eens

an

ders

- zijn,

donk

're

- wol

ken

- daar

heel

hoog,

het

blijft

vast

niet

droog...

WW/KL

... in de drup !

Bah,

wat een re

gen,

- wat een vies

weer.

U ren- da gen- maan

den- ja ren-

drup pels- vlie gen- heen

en weer.

Dus

er zit echt

niks

an ders- meer

op:

drip pe- drap pe- drop

een re gen- hoed

op m'n

kop!

WW

Dromen

8

WK6 – Koper Speelmateriaal Katern 3

WW

Dansen

WW

Getikt

WW/KL

Kermis

Zwie

ren

- en

zwaai

en

- en

draai

en

- steeds

weer.

Schie

ten

- en

snoe

pen

- en

graai

en

- steeds

meer.

Bot

sen,

- knot

sen,

- in

de

bots

au

- to's,

-

bots

sen,

- knot

sen,

- dol

le

- pret!

Zwie

ren

- en

zwaai

en

- en

draai

en

- steeds

weer.

Ker

mis

- is

cool,

ik

wil

weer,

ik

wil

meer!

9

WK6 – Koper Samenspelmateriaal Katern 3

trad. / WW

1e stem

'k Ving vandaag een grote mug

'k Ving

van

daag

- een

gro

te

- mug,

gro

ter

- dan

een

nijl

paard,

-

daar

kwam

zo

veel

- reu

zel

- af,

dat

was

wel

een

ton

waard.

Wie

dat

g'looft

die

is

een

koe,

gro

ter

- dan

een

nijl

paard,

-

wie

dat

g'looft

die

is

een

koe,

gro

ter

- dan

een

nijl

paard.

-

2e stem

Gro

te

- mug,

wat

is

dat

een

gro

te

- mug,

gro

te

- mug!

Gro

te

- mug,

wat

is

dat

een

gro

te

- mug,

gro

te

- mug!

Nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf,

nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf.

Nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf,

nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf.

3e stem

Ja

gen

- - kan

ik

goed!

Ja

gen

- - kan

ik

goed!

Nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf,

nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf.

Nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf,

nijl

paard,

- g'loof

je 't

zelf.

10

WK6 – Koper Samenspelmateriaal Katern 3

trad. / WW

Old MacDonald1e stem

Old

Mac

Do

nald

- had

a

farm

e

i

- e

- i

- o.

-

And

on

that

farm

he

had

some

chicks

e

i

- e

- i

- o.

-

With a

chick

chick

here

and a chick

chick

there,

here a chick,

there a chick,

ev' ry- where- a chick

chick.

Old

Mac

Do

nald

- had

a

farm

e

i

- e

- i

- o.

-

2e stem

Old

Mac

Do

nald

- had

a

farm

e

i

- e

- i

- o.

-

And

on

that

farm

he

had

some

chicks

e

i

- e

- i

- o.

-

With a

chick

chick

here

and a chick

chick

there,

here a chick,

there a chick,

ev' ry- where- a chick

chick.

Old

Mac

Do

nald

- had

a

farm

e

i

- e

- i

- o.

-

slagwerk

11

WK6 – Koper Lied Katern 3

WW

Ik ben ik

SomsVan

droom

mor

Cm

-

ikgen

-

datzag

ikik

eenin

prinde

ses

krant

Bb

- ben

staan:

manmet fan

redt

-

vrouw

tas

Ab

uitti

-

eensche

- jur

bran

ken,dend

--

eenkan

kas teel,toor.

G

-

- een

ver

land.

Ik

Geen

danstwij

Cm

o

fel

-

zohij

prachren

tigde

-

-benecht

de sterdwars

Bb

vandoor

elkhet

feest,vuur,

prinnam

senhaar

-

staanvast

Ab

inen

de

ging

rijer

voorweer

mijnvan

hand.door.

G

-

MijnZij

vahuil

Fm

derde

--

deen

ko

lach

ningte

--

isen

streng

kus

Cm

maar

te

-

ookhem

lief,

toen

'k hoef

hij

nooitkreeg

Fm

meergroot

naarap

schoolplaus

-

ende

heb

t.

zelfs

v.

C

eenwas

laer

kei.bij.

--

EenEen

koklin

Fmdietje

-

geeen

weltoe

- di

spraak

-

-gehet

- ijs

kon

Eb

taartecht

- jes

niet

- bakt,

op,

oo

prinals

-

ikses

Dm

zijntoch

is

een

echtheld

watwas

voorals

mij.hij.

G7

Maar...Maar...

Gik...ik...

G7

benben

C

geenpringeen prins,

ses,-

geengeen

held,held, geen

geen

F

prepre

sisi

--

--dent,dent,

ikik

hebheb

G

geengeen

perper

soso

--

neelneel

--

ikik

wordword

opop

straatstraat

C

nietniet

herher

kend.kend.

--

C7

SomsSoms

droomdroom

F

ikik

enen

dandan

wouwou

ik...ik...

maarmaar

tochtoch

G

eereer

lijklijk

--

gege

zegd,zegd,

Am

--

gege

--

woonwoon

D

meme

zelfzelf

--

zijnzijn

isis

hehe

lele

--

maalmaal

--

nietniet

G

zozo

slecht!slecht!

D7 Nee,Nee,

ikik

C

benben

gege

woonwoon

--

ikik

D

enen

datdat

isis

goed!goed!

G G7(1e keer)

12

WK6 – Koper Lied Katern 3

q = 140 WW

Help! M'n ma doet aan de lijn

Help!

C7

M'n

ma

F7

doet

aan

de lijn.

C7

(sjoe bi- doe

- wa)-

(sjoe

C7

bi- doe- wa)-

Help!

F7

M'n

ma

F7

doet

aan

de lijn.

C7

(sjoe bi- doe

- wa)-

(sjoe

C7

bi- doe- wa)-

Ze

1. vindt

G7

zich zelf- te rond,

stopt haast

F7

niks in haar mond,

want

C7

haar

broek

is

íets

G7

te

klein.

2.

íets

te

G7

klein.

ZeNor

eetmaal

C7

-

alheb

leenben

--

nogm'n

worma

tels,en

- apik

pelsal

- entijd

F7

-

watde

selgroot

deste

--

rij.lol.

- Nee,

Maareennu

lek

heeft

C7

kerze

- zaksteeds

jeeen

- chipsrot

ishu-

ermeur-

voordat

lohou

C7

- pig

ik- niet

nietmeerlang

bij.vol.

ZelfsGe

-

ik

zel

F7

kanlig-

nietklet

ontsen-

snapbij

- pen

het- want

ebijten-

alis

F7

leser

- watniet

ikmeer

eetbij.

zegt

Alzedat

"6

pra

C7

gramten-

veto

enver-

10lij

gramnen,-

suinee

kerzeg,

- 't isdat

C7

maar

isdatniks

je 'tvoor

weet".mij.

Geen

Ze

snoephoeft

G7

jesnog

- enmaar

geenéén

koekki

jes,lo,

--

zelfsnou

geendat

dropis

F7

meer

teino

dever-

kast.zien.

-

En

Dus

datla

C7

alten-

leenwe

- omdat

datvie

- m'n

ren-mamet

haareen

spijdrop

G7

kerve

--

broekter

--

nietof

past.tien!

(Aaah!)(Yeah!)

Help!

C7M'n

ma

F7doet

aan

de lijn.

C7

(sjoe bi- doe

- wa)-

(sjoe

C7

bi- doe- wa)-

Help!

F7

M'n

ma

F7

doet

aan

de lijn.

C7

(sjoe bi- doe

- wa)-

(sjoe

C7

bi- doe- wa)-

Ze

vindt

G7

zich zelf- te rond,

stopt haast

F7

niks in haar mond,

want

C7

haar

broek

is

íets

te

G7

klein.

Help!!!

C7

1

WK6 – Slagwerk Inleiding en Opdrachten Katern 4

Inleiding

In Katern 4 van deze AMV-methode wordt de punt achter de noot geïntroduceerd en komt de zestiende noot

erbij. Improvisatie en compositie spelen een grote rol. Gezongen worden de liedjes ‘De slagwerkers’ (zie

Lesprogramma), ‘Zwemdiploma’ en ‘Een oude vriend’.

De lessenserie ‘Slagwerk’ kan weer worden vormgegeven met materiaal uit deze AMV-methode en de

opdrachten uit onderdeel 4 (‘Slagwerk’) van het Lesprogramma uit het Windkracht 6 PEP-pakket.

NB Het samenspelstuk ‘Happy birthday’ is bedoeld als liedbegeleiding. Mochten er leerlingen zijn die al wat

verder zijn op een instrument dan kan de zangpartij eventueel ook gespeeld worden. De 5e stem kan worden

gepresenteerd als ‘bonustrack’ voor de meer gevorderde of erg handige leerlingen. Bij het lied ‘Zwemdiploma’

kunnen de rusten in maat 8 eventueel opgevuld worden (“klap-knie-hé” o.i.d.), evenals de rust in maat 4.

Ritme-opdracht 1: oefenen met de punt achter de noot.

Zie werkblad 1.

Ritmetaal voor de halve noot met punt en de Stra-Len-De figuur:

Ritme-opdracht 2: met handen en voeten.

1 2 3 4 5 6 7 8

stamp x x x

klap x x x x

knie x

‘knie’ betekent met de handen op de knieën slaan. Schrijf liefst de bovenstaande tabel op het bord. In het geval

er geen bord in uw lesruimte aanwezig is gebruik dan de tabel op werkblad 2. Tel steeds hardop tot 8 en laat

het ritme eerst in 3 groepen uitvoeren, elke groep neemt een rij voor zijn rekening. Later kunnen alle kinderen

het hele ritme uitvoeren of u kunt ervoor kiezen het ritme uit te laten voeren op instrumenten.

De bovenstaande tabel is gemakkelijk steeds weer te gebruiken door de kruisjes op andere plaatsen te zetten,

door steeds andere instrumenten te gebruiken of door de tabel uit te breiden met andere lichaamsdelen en zo

de moeilijkheidsgraad op te laten lopen. Een voorbeeld van een zeer uitgebreide versie:

1 2 3 4 5 6 7 8

stamp L x

stamp R x

knie L x

knie R x

klap x x x

knip x

Andere geluiden die gebruikt kunnen worden zijn bijvoorbeeld klakken met de tong, wrijven met de handen

tegen elkaar, fluiten, sissen, schuifelen met de voeten, tikken op de tafel, etcetera …

Bedenk geluiden samen met de groep, maar maak het niet te ingewikkeld. Houd het in het begin bij een

combinatie van 3 geluiden en breid dat later eventueel uit.

Ritme-opdracht 3: Oefenen met de zestiende noot.

Zie werkblad 2.

Ritme-opdracht 4: Liedbegeleiding ‘De slagwerkers’.

Zie werkblad 3, 1e opdracht, maar liefst auditief. Opdracht 7 uit het Lesprogramma kan nog worden uitgebreid

door het formeren van een ‘drumstelteam’ om daarmee het lied ‘De slagwerkers’ te begeleiden. Het

‘drumstelteam’ bestaat uit 3 (of 6 of 9) leerlingen: handtrom, tamboerijn en bekken (of wellicht liever

woodblock of claves ). Indien u bij bij deze opdracht de CD van het Lesprogramma gebruikt let dan wel op het

enorme ritenuto in de laatste twee maten!!

1 2 3

2

WK6 – Slagwerk Opdrachten Katern 4

Ritme-opdracht 4: Kraak de kluis

Zie werkblad 3, 2e opdracht, zoals ‘Wat hoor je – pincode’, maar nu raden de leerlingen de code van uw

geldkluis.

Melodie-opdracht 1: Notennamen c1 t/m a2.

Zie werkblad 4.

Melodie-opdracht 2: Zingen.

Ook in dit katern: de liedjes die worden gespeeld ook op notennamen zingen. Let op dat soms een octaaf lager

gezongen moet worden dan genoteerd omdat het anders tot problemen leidt…

Speel-opdracht 1: Hé daar.

Laat de leerlingen het speellied ‘Hé daar’ zelf uitzoeken. Verdeel de klas in 2 groepen : groep 1 zoekt de eerste

2 maten uit (geef hen van tevoren de letters a, g en e cadeau), groep 2 zoekt de tweede 2 maten uit (geef hen

van tevoren de letters a, b en c cadeau). De laatste 2 maten worden klassikaal aangeleerd.

Luisteropdracht 1: uit ‘Tarzan’, two worlds.

Speelduur: ± 28 sec.

Laat de leerlingen luisteren naar het fragment. Vraag de leerlingen wat voor soort muziek dit zou kunnen zijn

(bijv. filmmuziek), wat de muziek probeert uit te beelden en wat ze gehoord hebben (oerwoudgeluiden/

dierengeluiden). Luister na dit gesprekje nog eens naar het fragment. Welke instrumenten heb je gehoord?

(slagwerk en koperen blaasinstrumenten). Benoem hierbij nog eens de verschillende koperen

blaasinstrumenten en slagwerk. Bedenk samen met de leerlingen een grafische notatie van wat ze horen en

teken deze op het bord (voorbeeld: zie hieronder). Laat de leerlingen daarna in kleine groepjes een eigen

“oerwoudmuziekje/verhaaltje” maken. Ze kunnen hierbij gebruik maken van veel verschillende materialen:

instrumenten, eigen slagvlakken en andere materialen aanwezig in de klas. Maak de leerlingen erop attent dat

ze ook gebruik kunnen maken van de afwisselingen hoog-laag, sterk-zacht, snel-langzaam, herhaling en

afwisseling enzovoorts. Bespreek samen met de leerlingen hoe deze parameters grafisch genoteerd kunnen

worden. Laat de leerlingen vervolgens hun muziekstuk in grafische notatie tekenen op een blad en uitvoeren

voor de anderen. Wie weet ontstaat er zo wel een wat langer muziekstuk van meerdere groepjes achter elkaar.

Maak er een mooie opname van en beluister deze in de klas.

(slagwerk)

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

3

WK6 – Slagwerk Werkblad 1 Katern 4

Als er een punt achter een noot staat wordt de noot langer met de helft.

Dan is het een heel makkelijk rekensommetje:

2 + 1 samen is dat 3

Schrijf eerst de ritmetaal onder de noten en zet daarna de maatstrepen op de goede plek. 1. 2. 3. 4.

Dit ritme noemen we de ‘stralende figuur’:

Je klapt dit ritme precies zoals je het zegt: strá-len-de

Schrijf de ritmetaal onder de noten en rusten. 1.

1

2

3

1 e 2

3

S

L D

1

2

3

2. 3. 4.

4

WK6 – Slagwerk Werkblad 2 Katern 4

Met handen en voeten!

1 2 3 4 5 6 7 8

stamp x x x

klap x x x x

knie x

Nog ééntje dan…

Nog 1 noot gaan we leren: de zestiende noot.

Vaak zie je hem in een groepje van 4, samen duren ze dan 1 tel:

Maar 1 zestiende noot in z’n eentje kan ook, dan ziet hij er zo uit: of

Aan de slag met de zestiende noot!

1.

1

2 3

4

1 e 2

3 e 4

S

L D

4

1 e 2

te ne te 3 4

2. 3. 4. 5.

6.

7.

8.

5

WK6 – Slagwerk Werkblad 3 Katern 4

Het drumstelteam

De slagwerkers

Handtrom

Tamboerijn

Bekkens/Woodblock/

Claves

4x

Kraak de kluis

HELP! De code van de kluis is zoek! Kun jij helpen de goede code te kraken?

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

10.

De code van de kluis is: ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___

6

WK6 – Slagwerk Werkblad 4 Katern 4

Weet je nog?

c

d

e

f

g

a

b

c

d

e

f

g

a

Schrijf de notennamen onder de noten.

...

...

... ...

...

...

... ... ...

...

...

... ...

...

...

...

... ...

... ...

... ...

... ...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

... ...

...

...

... ...

...

...

...

...

...

...

...

...

... ...

... ...

Teken nu zelf de noten.

Je mag zelf kiezen of je een hele noot, een halve noot, een kwartnoot of een achtste noot

tekent en of je een hoge of een lage noot tekent.

c d e f g a b c d e f

g a c g d c f d a b e

c e g f g b e f c g b

7

WK6 – Slagwerk Speelmateriaal Katern 4

trad.

Hé daar

1

daar,

is er nie mand- thuis?

Woont

2

er soms een to

ve- naar- in

de

ze

- kluis?

To

3ve- naar

- doe

o

pen!

-

WW

Goede morgen

uit Tsjecho-Slowakije

Dobrú nocGoede nacht

Do

brú- noc

má mi

lá,

- do

brú- noc

má mi

lá,

-

do

brú

- noc,

do

bre

- spi,

nech

sa ti sní

va- jú- o

mne

- sny.

8

WK6 – Slagwerk Speelmateriaal Katern 4

uit Schotland

Auld Lang Syne

Should

auld

ac quain

- tance

- be

for got,

- And

ne

ver- brought

to

mind?

Should

auld

ac quain

- tance

- be

for got

- And

days

of auld

lang

syne?

And

days

of auld

lang

syne,

my dear,

and

days

of auld

lang

syne,

Should

auld

ac quain

- tance

- be

for got,

- And

days

of auld

lang

syne?

WW

Ruzie

WW

Kippenhok

9

WK6 – Slagwerk Samenspelmateriaal Katern 4

WW

Help! M'n ma doet aan de lijn1e stem

Help!

M'n

ma

doet

aan

de

lijn.

Help!

M'n

ma

doet

aan

de

lijn.

Ze vindt

zich zelf- te rond,

stopt

haast niks in haar mond,

want

haar

broek

is

íets

te

klein.

Help!!!

2e stem

3e stem

slagwerk

10

WK6 – Slagwerk Samenspelmateriaal Katern 4

zang

trad. / WWHappy birthday

Hap py- birth

day

- to

you,

hap py- birth

day

- to

you,

hap py-

birth

day,

- hap py- birth

day,

- hap py- birth

day

- to

you!

2e stem

Feest

voor

ons,

feest voor jou,

feest

voor

ons,

feest voor jou,

veel

ple

zier

- en

een

fij

ne

- dag!dag!

3e stem

Feest,

groot

feest,

groot

feest,

groot

feest!

Feest,

groot

feest,

groot

feest,

groot

feest!

4e stem

Nog een stuk

je- taart,

nog eenstuk

je- taart,

nog een stuk

je- taart,

nog eenstuk

je- taart,

nog een stuk

je- taart,

nog een stuk

je- taart,

nog een stuk

je- taart,

mmm!

bonustrack

Kijk eens gauw

wie is

er ja

rig,

- kijk eens gauw

wie is

er ja

rig,

-

kijk eens gauw

wie is

er ja

rig,

- kijk eens gauw

hé dat

is zij!

slagwerk

Slin

gers,

- bal

lon

- nen- en taart,

slin

gers,

- bal

lon

- nen- en taart,

blaas de kaars

jes- maar

uit:

ge

fe

- li

- ci

- teerd!

-

11

WK6 – Slagwerk Lied Katern 4

q = 120 WW

Zwemdiploma

Ja

F

ja

ja

ikheb

m'ndi plo

C

- ma's!

- Zwem

G

di- plo

- ma- A

B C

D E

C

en zo

tot Z!

C7

33

Ja

F

ja

ja

ik heb

m'n di plo

C

- ma's!

- 'k Heb

G

het zwem

bad- op

z'n kop

ge zet!

C

-

33

Van

HandO

C

de

standdie

-duikkop

zwem

plank

rolles

---

salzig

wat

tozagwas

--

achdoordat

F

terheteen

- uit,

bad,straf,

-

dui

doormoest

G

keneenik

- draaihoe

steeds

enpel

weer

--

drijdriein

venkeerdat

- zelfsomkou

metm'nde-

alei

nat

C

m'n kle

gente

--

ren- aan.as.wa

M'nter.

-

Tachpa

'k Kon

D

tig

zegter

- me'héniks

terje

van

- onlijktja

derwelzelfs

- waeenop

G

dolde

ter

-

fijn'kant

-

en

on

'k bensloeg

Am

derinik

- tuselk

steeds

- senge

weer

- redvaleen

D7 -

ikdeof

tansneland'

testere

---

Sjaanvanfla

G jadeter

-

zehe

maar

kerlenu

--

hieklas

ein

F

per- de- piep

jade

-

- hoe rajalijk

-

- ikik

heb

hebhebik

m'nm'nm'n

dididi

ploploplo

C

---

ma's!ma's!ma's!

---

ZwemZwemZwem

G

dididi

---

ploploplo

---

mamama

---

AAA

BBB

CCC

DDD

3 3 3

3

3

3

EEE

C

enenen

zozozo

tottottot

Z!Z!Z!

C7

hieJaEin

F

per- de- piep

jade

-

- hoe rajalijk

-

- ikik

heb

hebhebik

m'nm'nm'n

dididi

3 3 3

3

3

3 ---

ploploplo

C

ma's!ma's!ma's!

---

'k Heb'k Heb'k Heb

G

hethethet

zwemzwemzwem

badbadbad

---

opopop

z'nz'nz'n

kopkopkop

gegege

zet!zet!zet!

C

---

12

WK6 – Slagwerk Lied Katern 4

q = 136 e = e

WW

Een oude vriend

M'n hond

D

is mor

Em

gen- ja

F#m

rig,

- twaalf

jaar

Gmaj7

al,

ou we- rot.

A

M'n

hond

D

is mor

Em

gen- ja

F#m

rig,

-

hij krijgt een knuf

Gmaj7

fel

-

en een bot.

A

M'n

hond

D

is mor

Em

gen- ja

F#m

rig,

- die

heeft

Gmaj7

hij

dik

ver diend.-

A

Die

goei

G

e

- ou

A

we

- lob

Bm

bes

-

is

Gmaj7

m'n

bes

A

te- vriend.

D

Fine

HijIn

wordtde

welzo

G

eenmer

-

beetgaan

je

we- lang

vaak

D

zaam,-

en

naarhijhet

hoortbos

G

nietof

meernaar

zo

hetbest.strand.

D

Maar

Maarhij

zietals

G

noghij

scherp

een

alsko

vroenijn-

D

gerziet

-

en

looptzijnhet

neuswel

F#sus4

die

eens

doetuit

F#7

dede

rest.hand.

Bm

Z'nDan

staart

blij

G

wordtven

-

alwe

wat

maargrijzoe

D

zer,ken,

--

hijm'n

wordt ookpa

G

eenis

beetecht

je

niet- kaal.

blij.

D

MaarMaar

ruikt

ik

Em

hij

maak

erme

gensgeen- on

zor

F#m

raad,gen,

--

blafthij

hijkomt

't hardststeeds

G

vante

al

rug-lebij

- maal!

mij.-

A

D.C. al Fine

1

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Inleiding en Opdrachten Katern 5

Inleiding

Vier katernen lang heeft u uw leerlingen kennis laten maken met muziek in het algemeen en blaasmuziek in het

bijzonder. U heeft uw keuzes gemaakt uit het materiaal van deze AMV-methode, de opdrachten uit het

Lesprogramma gedaan, wellicht delen bekeken van de DVD ‘De Ontdekking van de Blaasmuziek’, instrumenten

behandeld aan de hand van het boekje ‘Instrumentenparade’, het ‘Memoryspel’ of het ‘Maestro muziekspel’

met uw leerlingen gespeeld. In dit vijfde katern werken we toe naar een mooie afsluiting van de cursus.

De geleerde liedjes en speelstukken vindt u op de cd, de liedjes zijn tevens gearrangeerd voor blazersensemble.

Maak er een feestje van, een echte ‘Mega Muziek Manifestatie’. Wellicht kunt u met uw leerlingen meedoen

aan de openbare repetitie van een blaasorkest, een voorspeelgelegenheid op (muziek)school in het buurthuis,

of nodigt u gastmusici uit en organiseert u zelf een presentatie voor de ouders van de leerlingen. Voeg

bewegingen toe bij de liedjes en/of de medley, of improvisatie, riffs en een solo. Doe iets met kleding, gebruik

zelfgemaakte instrumenten, zelfgemaakt promotiemateriaal, een yell, ….

Melodie-opdracht 1: Liedjesfestival

Zie werkblad 1, 1e opdracht.

Melodie-opdracht 2: Transponeren

Het liedje ‘Mieke heeft een lammetje’ wordt uit het hoofd gespeeld. Begin ook op a en op e (hoog en laag).

Herhaal in de volgende les en maak daarna samen met de leerlingen de liedjes op werkblad 1 (2e opdracht) af.

Melodie-opdracht 3: Schrijf een verhaal

Zie werkblad 2, 1e opdracht.

Luisteropdracht 1: Offenbach, Can can

- Track 1 ( ± 45 sec.)

Laat de leerlingen luisteren naar de inleiding en vraag ze waar ze deze muziek wel eens horen (in het circus).

- Track 2 ( ± 28 sec.)

Je kunt aan de muziek horen welke artiesten er in het circus aan het optreden zijn. Zing het thema van de

clowns voor met de tekst van het werkblad. Laat de leerlingen dan de tekst meezingen. Eerst met de docent in

een langzaam tempo, daarna met de cd, dit is in een snel tempo. Let op: het doel van het meezingen van de

teksten is níet dat de leerlingen het perfect kunnen zingen, het gaat erom dat ze op het einde van de les de

thema’s gemakkelijk herkennen!

- Track 3 ( ± 15 sec.)

Vraag vooraf aan de leerlingen hoe de persoon in het circus heet die de verschillende optredens aankondigt:

de spreekstalmeester. Zing zelf de tekst voor (4x) waarbij u op de woorden “Let nu goed op” in de handen

klapt. Laat daarna de leerlingen meedoen: eerst zonder, daarna mét cd.

- Track 4 ( ± 17 sec.)

Zing het thema van de acrobaten voor. Laat daarna de leerlingen meedoen: eerst zonder, daarna mét cd.

Neurie vervolgens in wisselende volgorde een aantal keren de 3 thema’s en laat de kinderen aangeven welk

thema ze horen. U kunt natuurlijk hiervoor ook de tracks van de cd gebruiken.

- Track 5 ( ±1.55 min.)

Vraag aan de leerlingen hoe je een beginstukje van een muziekstuk noemt: inleiding. Laat de leerlingen het

woord “inleiding” schrijven op de eerste lijn van werkblad 2, 2e opdracht. Vervolgens laat u het hele muziekstuk

horen waarbij de leerlingen de symbolen van de verschillende thema’s in de juiste volgorde op het werkblad

tekenen. U kunt eventueel tijdens de muziek aangeven wanneer er een nieuw thema komt; meestal blijkt dit

niet nodig te zijn. Hoe heet het slot van een circusvoorstelling als alle artiesten nog eenmaal in de piste komen

om het publiek te bedanken? (Finale). Laat de leerlingen het woord “finale” op de laatste lijn van het werkblad

schrijven. Spoel track 5 een klein stukje terug: in de finale hoor je de artiesten 2 maal buigen (een dalende

toonladder). Laat de kinderen meebuigen op die toonladder. Luister nogmaals naar het hele muziekstuk en

controleer met de leerlingen de volgorde van de thema’s:

inleiding / acrobaten / spreekstalmeester / clowns / acrobaten / clowns / finale.

Ter verwerking kunt u in de speelzaal de leerlingen bij elk thema een beweging laten bedenken en samen

uitvoeren. Zo ontstaat er een circusvoorstelling, compleet met inleiding en finale!

2

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Werkblad 1 Katern 5

Liedjesfestival! Hieronder staat van 6 liedjes het begin. Weet jij welke liedjes het zijn?

Als je het weet schrijf dan de tekst van het liedje op de juiste plek onder de noten. Kun je het

liedje zingen? Of spelen?

1

2

3

4

5

6

Mieke heeft een lammetje

Hé, hoe zit dat met deze Miekes?

Mie

ke

- heeft

een

lam

me

- tje,

- lam

me

- tje,

- lam

me

- tje.

-

Mie ke- heeft een lam me- tje,- 't vacht je- is van wol.

Mie

ke

- heeft

een

lam

me

- tje,

- lam me- tje,- lam me- tje.-

Mie ke- heeft een lam me- tje,- 't vacht je- is van wol.

3

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Werkblad 2 Katern 5

Schrijf een verhaal…

Gebruik het volgende geheimschrift en schrijf je buurman of buurvrouw een verhaaltje of

een geheime boodschap. Of begin een gesprek dat niemand buiten jullie klas kan volgen…

Vraag je juf of meester om muziekpapier om je verhaal op te schrijven. Dit is de code:

a

b

c

d

e

f

g h i j k

l m

n

o

p

q

r s

t

u

v

w x

ij

z

Of bedenk je eigen code:

a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x ij z

Het circus

Let nu goed op, lachen zal je om de clowns!

Oh wat een rare streken, wat een rare streken,

wat een dolle buitelingen maken toch die clowns.

Wat een rare streken, wat een rare streken

maken toch die clowns, die gekke clowns.

Hier zijn acrobaten die ons mooie toeren laten zien.

Zij gaan dansen, zij gaan springen,

doen veel kunsten ook met ringen.

Hier zijn acrobaten die ons mooie toeren laten zien.

Zij gaan dansen, zij gaan springen, daarin zijn ze oh zo goed.

4

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Medley P5

Medley blad 1 van 2.

5

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Medley P5

Medley blad 2 van 2.

6

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Werkblad 3 Katern 5

Puzzel

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

1.

2.

3.

4. Als je in groepen zingt en je begint na elkaar met het zingen van hetzelfde liedje, zing je een ….

5.

6.

7. 8. De fluit, hobo, klarinet, saxofoon en fagot vormen samen de groep …

9. Dit heb je nodig om de hoge a te kunnen tekenen.

10. Hoeveel tellen duurt deze noot in een vierkwartsmaat?

11.

12. Italiaans woord voor langzaam

13. Aan het eind van elk liedje staat de …

14.

c

Dit is geen hoge, maar een …

15.

16. Sterk spelen heet ook wel …

17.

Wat hier tussen staat moet je …

7

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Lied Katern 5

iq = qK e

q = 120

KLSwingorkest

Kom,

C

moet je ho

- ren mijn

swing

F

or- kest.

C

-

Swingt

C

echt de pan

uit; het

klinkt

G

op per- best.-

Sa

C

men- met an

de- ren

- spe

F

len- is cool,

C

fees

F

ten- en fun

G

heb ben,

- dát

G+

is ons doel.

C

Fine

Swin

F

gen- en ji

ven,- ja hoor

voel je de beat?

Spring

C

op de dans

vloer- en zorg dat

je ge niet.-

Ja,

jaz

F

zy- en fun

ky- spe len;- ook

Rock and Roll.

Doe

D

maar

mee

en

ga

G

uit je bol!

We spe len- hoog,

C

*

*

we spe len- laag.

F

*

*

We spe len-

snel

C

maar

ook heel

traag.

G

We spe len- sterk,

C

*

*

we spe len-

zacht,

* Laat hier klinken wat je hebt gezongen. Bedenk samen hoe je dat het beste kunt doen.

F

*

*

ja als het kan

C

tot

in de

nacht,

G

YEAH!

D.C. al Fine

8

WK6 – De Mega Muziek Manifestatie Lied Katern 5

q = 120 WW

Nummer één!

De

al

sterk

lerals

F

- besik

- te

dat- zan

isgerniet

- vanmeer

hetnor

land:maal:-

ikde

laatsterk

hetste-

jevan

vastde

wewe

tenreld

--

datdat

benben

ik!ik!

C7

HetDe

snelst

bes

Gm

bete-

zorgrap

- gen

pen--

vanvan

dede

zonhe

C

dags

le

--

krant:zaal:

-

jeje

kankan

C7

hethet

vastvast

welwel

rara

denden

--

datdie

doemaak

ik!ik!

F

HetDe

mooi

moois

F

stete

-- gro

zand

kaste-

- teelteen

- vanvan

heel

alhetle

-strand:maal:-

zozo

mooimooi

alsals

diedie

vanvan

mijmij

isis

erer

geengeen

een!een!

Bb

--

Bb

WatWat

dede

wedwed

strijdstrijd

--

ookook

zalzal

wewe

F

zen:zen:

--

G

ikik

wordword

zeze

C7

kerker

--

numnum

mermer

--

één!één!

F

Fine

Al

C

les

- wat

ik

zeg

F

is waar,

twij

C

fel

- daar

niet aan.

F

Let

C

maar

op,

je

zult

F

het zien,

als

G

ik mor gen- in

de krant zal staan.

C7

Ja

Am

want

D.S. al Fine

G#dim

zo

C7