123
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Beleidsrapport Brecht Hubau MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting NATIONALE POLITIEK PROMOTOR: Herwig Reynaert COMMISSARIS: Tony Valcke ACADEMIEJAAR 2015-2016 Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode 2004-2014 omtrent langdurig werklozen? Aantal woorden: 22.753

Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Beleidsrapport

Brecht Hubau

MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting NATIONALE POLITIEK

PROMOTOR: Herwig Reynaert

COMMISSARIS: Tony Valcke

ACADEMIEJAAR 2015-2016

Lessen voor de toekomst.

Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de

beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode 2004-2014

omtrent langdurig werklozen?

Aantal woorden: 22.753

Page 2: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

2

Page 3: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

3

1. Executive summary

Deze ex post evaluatie kwam tot stand omdat overheidsbeleid steeds moet kunnen worden

verantwoord. Verantwoording wordt hier ruim bekeken en omvat zowel de evaluatie van de

vooropgestelde doelen als de effecten van het beleid. Evenals de wijze waarop en de mate

waarin het gevoerde beleid geslaagd kan worden genoemd. Dit alles wordt gezien in een

context van efficiëntie, effectiviteit, doelbereiking en duurzaamheid. Het evalueren van

ondernomen beleidsmaatregelen is noodzakelijk om in de toekomst een daadkrachtig en

waardevol beleid ten aanzien van de doelgroep te kunnen voeren.

Het terugdringen van het aantal langdurig werklozen staat reeds decennialang op de politieke

agenda. Op verschillende beleidsniveaus worden doelen vooropgesteld om een groter

aandeel langdurig werklozen in de maatschappij te “re-integreren”. Dit komt voor op

macroniveau (IMF, OESO), mesoniveau (Federale en Vlaamse overheid) en zelfs op het

niveau dat het dichtst bij de burger staat: het microniveau (steden en gemeenten). Dit

beleidsrapport tracht aan de hand van een tweeledig onderzoek te achterhalen hoe

verschillende beleidsactoren het gevoerde beleid in de periode 2004-2014 omtrent langdurig

werklozen evalueren.

Omdat het hier gaat over het achterhalen van percepties, ervaringen en meningen van

stakeholders werd er geopteerd voor een kwalitatieve onderzoeksmethode.

Zo werden op basis van enerzijds een documentenanalyse en anderzijds een beleidsanalyse

(gebaseerd op 9 semigestructureerde diepte-interviews), enkele beleidsmaatregelen naar

voren geschoven. De meest prioritaire worden hier behandeld:

(1) Er wordt geadviseerd een doelgroepenbeleid voor langdurig werklozen te voeren. Dit

omdat de doelgroep waarvoor beleid gemaakt wordt in kaart moet worden gebracht voordat

kan worden gewerkt aan een terugdringing van de grote groep langdurig inactieven. Door het

afbakenen van de doelgroep kan een gericht beleid gevoerd worden en kunnen maatregelen

specifiek worden ingezet waardoor een meer daadkrachtig, efficiënt en effectief beleid kan

worden gevoerd.

(2) Vanuit beleidsperspectief is het noodzakelijk dat de minister van Werk ook voor de

beleidsdomeinen Onderwijs en Sociale Economie bevoegd is. Op die manier kan een

algemeen overzicht worden bewaard en kunnen maatregelen maximaal ingezet worden.

Momenteel bezitten verschillende ministers deze beleidsdomeinen waardoor het beleid

versnipperd is en sommige beleidsmaatregelen elkaar teniet doen. Het uitvoeren van deze

Page 4: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

4

aanbeveling ligt dan ook in de handen van de politici die consensus zullen moeten bereiken

bij het verdelen van deze één en ondeelbare beleidsdomeinen.

(3) Er wordt geadviseerd verplichte stages te implementeren die de brug tussen onderwijs en

arbeidsmarkt kunnen vormen. Op deze manier kan worden geproefd van de sfeer op de

werkvloer en kan een eerste werkervaring worden opgedaan. Het opdoen van werkervaring is

essentieel om het aantal langdurig werklozen, die vooral uit laaggeschoolden bestaan, een

vlottere aansluiting met de arbeidsmarkt te garanderen. Kennis en ervaringen buiten de

schoolmuren creëren namelijk kansen en scheppen opportuniteiten tot aanwerving van de

jongere.

(4) Er wordt geadviseerd de strijd aan te gaan met competentieverlies. Elke dag dat iemand

langer in de werkloosheid zit, maakt het moeilijker aansluiting met de arbeidsmarkt te vinden.

Daarom mag de kans niet achterwege worden gelaten hier iets aan te doen. Tijdens periodes

van inactiviteit moet ook zoveel mogelijk de context van een arbeidsomgeving worden

weerspiegeld, zodat de vele positieve effecten die verbonden zijn aan arbeid behouden blijven.

Concreet wordt er gedacht aan economisch mindere tijden waardoor de werkloosheid oploopt.

In plaats van pas ontslagen mensen voor een bepaalde tijd op non-actief te plaatsen is het

beter deze actief te houden. Dit kan binnen een alternatieve economie of binnen een bestaand

bedrijf. Beiden houden voor- en nadelen in en zullen aan verder onderzoek moeten worden

onderworpen.

(5) Een laatste aanbeveling heeft te maken met tendering voor langdurig werklozen. Hierbij

gelden dezelfde output-criteria die moeten worden bereikt als voor andere werklozen. Terwijl

een andere doelstelling moet worden bereikt. Er kan niet worden verwacht dat mensen die

gedurende een lange tijd geen werk hebben gehad na tendering wel ineens zullen

doorstromen naar de arbeidsmarkt. Het is verkeerd om langdurig werklozen op dezelfde

manier als andere werklozen te behandelen, omdat deze een langere weg af te leggen hebben

om de kloof met de arbeidsmarkt te overbruggen. Er wordt dan ook aangeraden een diverse

aanpak te hanteren waarbij minder op output wordt beoordeeld maar op de stappen die de

langdurige werkloze in zijn proces heeft gezet om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.

Deze aanbevelingen hebben als doel te leren uit het verleden en een aanzet te geven voor

toekomstig beleid.

Page 5: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

5

Inhoudsopgave

1. Executive summary .......................................................................................................................... 3

2. Inleiding .............................................................................................................................................. 7

2.1 Aanleiding voor dit onderzoek .................................................................................................. 7

2.2 Stand van zaken......................................................................................................................... 7

3. De gestelde objectieven .................................................................................................................. 9

3.1 Beleidsevaluatie ......................................................................................................................... 9

3.1.1 Ex post beleidsevaluatie als een methodisch proces ................................................. 10

3.2 Doel van dit rapport ................................................................................................................. 12

3.3 Synthese van het hoofdstuk ................................................................................................... 13

4. Theoretische achtergrond ............................................................................................................. 15

4.1 Wetenschappelijk werk als leidraad ................................................................................. 15

4.2 Definiëring van enkele begrippen ..................................................................................... 15

4.3 Langdurig werklozen .......................................................................................................... 16

4.3.1 Langdurig werklozen in Europa ...................................................................................... 18

4.3.2 Langdurig werklozen in België ........................................................................................ 20

4.3.3 België en zijn regio’s ........................................................................................................ 21

4.3.4 Het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid .......................................................................... 23

4.3.5 Communicerende vaten: (langdurige) werkloosheid en economische groei ........... 25

4.4 Synthese van het hoofdstuk .............................................................................................. 29

5. Methodologie................................................................................................................................... 30

5.1 Semi-gestructureerde diepte-interviews als basis … ......................................................... 32

5.1.1 … met aanvullingen dankzij de “Grounded Theory” .................................................... 32

5.2 Samenvatten van de interviews ............................................................................................. 33

5.3 Selectie respondenten ............................................................................................................. 34

5.4 Synthese van het hoofdstuk ................................................................................................... 37

6. Resultaten ....................................................................................................................................... 38

6.1 De krijtlijnen van het beleid in de periode 2004-2014 ........................................................ 38

6.1.1 Frank Vandenbroucke ...................................................................................................... 38

6.1.2 Philippe Muyters ............................................................................................................... 43

6.2 Documentenanalyse ................................................................................................................ 46

6.3 Analyse van de stakeholders ................................................................................................. 50

6.4 Potentiële aanbevelingen ....................................................................................................... 59

6.4.1 Macro politiek ...................................................................................................................... 59

6.4.2 Meso politiek ........................................................................................................................ 62

Page 6: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

6

6.4.3 Micro politiek ....................................................................................................................... 65

6.5 Synthese van het hoofdstuk ................................................................................................... 65

7. Conclusies ....................................................................................................................................... 66

8. Referenties ...................................................................................................................................... 70

9. Appendix .......................................................................................................................................... 75

Bijlage 1: Vragen semi-gestructureerde interviews ...................................................................... 75

Bijlage 2: Conceptuele samenvattingen diepte-interviews ........................................................... 77

Bijlage 3: Codeertabel ................................................................................................................. 104

Bijlage 4: Alle aanbevelingen opgelijst per stakeholder .............................................................. 118

Bijlage 5: De aanbevelingen die op academisch niveau werden afgetoetst ............................... 122

Page 7: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

7

2. Inleiding De aanleiding voor het onderzoek wordt hier uiteengezet. Eveneens wordt een stand van

zaken over het onderwerp meegegeven waardoor de actuele relevantie van het onderwerp

kenbaar gemaakt wordt.

2.1 Aanleiding voor dit onderzoek

Er zijn verschillende redenen mogelijk voor een (ex post) evaluatie van het beleid rond

langdurig werklozen. Zo is de belangstelling vanuit beleid voor deze problematiek groeiende,

zoals blijkt uit verschillende en onderstaande documenten.

Haast elke dag bericht de media over het scheppen van werkgelegenheid en het creëren van

banen. Regeerakkoorden puilen uit van maatregelen om werkgelegenheid te creëren. In

Vlaanderen klinkt het: “Wie wil Verbinden voor Groei, wil vanzelfsprekend meer mensen aan

het werk” (Vlaams regeerakkoord, 2014, p. 6). Het federale regeerakkoord stelt: “Het is onze

ambitie om een groeibeleid te voeren om ons concurrentievermogen te versterken en op deze

manier ervoor te zorgen dat onze ondernemingen extra banen creëren” (Federaal

regeerakkoord, 2014, p. 3). Het lijkt er dus op dat werkgelegenheid een belangrijk aspect is

dat zowel regionale, nationale als Europese overheden bezighoudt. Als men ziet dat in

Vlaanderen bijna 1 op 10 mensen geen baan heeft, is dit een pijnlijke vaststelling (VDAB,

2016).

In dit beleidsrapport wordt op één specifieke groep gefocust: de langdurig werklozen.

Langdurig werklozen vormen reeds decennialang een uitdaging waar veel ministers van

werkgelegenheid voorstaan. Het lijkt er zelfs op dat niemand echt een antwoord op deze

uitdaging weet te formuleren. Zo haalde de OESO dit jaar in haar werkgelegenheidsanalyse

nog aan dat ''Overheden nu moeten ingrijpen om een permanente toename te voorkomen van

arbeiders die vastzitten in chronische werkloosheid of die heen-en-weer gaan tussen

werkloosheid en slecht betaalde banen''. Deze moeten dan ook “de hoogste prioriteit krijgen”

(OESO, 2015).

2.2 Stand van zaken

Om zaken uit het verleden te begrijpen kan het een meerwaarde betekenen om het onderwerp

in de recente actualiteit te plaatsen. Zo wordt de materie voor de lezer beter te begrijpen en

zal ze minder als een ‘ver-van-mijn-bed’ worden aanzien. Daarom wordt in onderstaand deel

kort enkele actuele ontwikkelingen met betrekking tot langdurig werklozen aangehaald. Meer

Page 8: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

8

bepaald de discussie tot het opleggen van verplicht vrijwilligerswerk, en het beperken van de

uitkeringen in de tijd.

o Verplicht vrijwilligerswerk

In Groot-Brittannië is het al enige tijd zo dat langdurig werklozen verplicht worden tot het

uitoefenen van vrijwilligerswerk gedurende 30 uur per week. Zo “zullen alle langdurig

werklozen die kunnen werken, iets moeten doen in ruil voor hun uitkering” (Deredactie.be,

2013). Als een werkloze de eerste keer de nieuwe regels overtreedt, zal hij gedurende vier

weken zijn werkloosheidsuitkering verliezen. Vervolgens zal een tweede inbreuk leiden tot het

verlies van drie maanden uitkering (Deredactie.be, 2013).

In het federaal regeerakkoord van premier Michel staat omtrent het voorstel tot verplicht

gemeenschapswerk het volgende: “Er wordt een federaal kader uitgewerkt voor de invoering

van een gemeenschapsdienst voor langdurig werkzoekenden. [...] er zal een

samenwerkingsakkoord met de Gewesten moeten komen.” Concreet staat er in het

regeerakkoord dat het verplichte opgelegde vrijwilligerswerk voor langdurig werklozen uit twee

halve dagen per week zal bestaan (Federaal regeerakkoord, 2014, p.14).

Toch lijkt het erop dat dit compromis uit het regeerakkoord er in de praktijk de eerste jaren niet

zal komen. Zo stelt Vlaams minister van werkgelegenheid Philippe Muyters bijvoorbeeld dat

deze maatregel “het Vlaamse activeringsbeleid, ‘dat goed werkt’, zal beperken” (De

Standaard, 2015).

o Beperken werkloosheidsuitkering in de tijd

N-VA politica Zuhal Demir stemt in met deze maatregel, want “Als ze merken dat ze de

rekeningen niet langer kunnen betalen, zullen ze harder hun best doen” (Knack, 2015). Als de

plannen voor de verkiezingen van enkele partijen worden bekeken, wordt vastgesteld dat

zowel Open VLD als de N-VA in hun verkiezingsprogramma voorstellen om de

werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd. Zo stelden ze voor om personen die langer dan

drie jaar werkloos zijn, niet langer een uitkering te laten ontvangen, maar om ze bij het OCMW

een leefloon te laten aanvragen (De Standaard, 2014). Ook dit is een ideologische discussie,

die ook in de academisme wereld de gemoederen beroert. Joost Bollens, onderzoeker van het

Hoger Instituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) van de KU Leuven vat kort de discussie

en commotie omtrent dit voorstel samen: “Geef ruime uitkeringen, liefst onbeperkt in de tijd,

en je voorkomt armoedeproblemen, maar mogelijk zullen sommige werklozen dat een relatief

comfortabele situatie vinden, en zullen ze weinig inspanningen doen om uit de werkloosheid

te geraken.” (De Gids, 2013).

Page 9: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

9

3. De gestelde objectieven

Op basis van deel “2.2: Stand van zaken” werd aangetoond dat langdurig werklozen op

verscheidene beleidsniveaus aan bod komen en er over initiatieven nagedacht wordt. In deze

masterproef wordt bekeken wat van het voorbije ministeriële werk uit de periode 2004-2014

kan geleerd worden met het oog op toekomstig beleid. In dit onderzoek wordt eerst

weergegeven wat wordt verstaan onder een ex post beleidsevaluatie en wat het verschil met

andere vormen van beleidsevaluatie is. Dit dient om het kader te schetsen waarbinnen dit

onderzoek plaatsvindt. In dit deel wordt heel wat aandacht besteedt aan de politiek-

wetenschappelijke relevantie van een beleidsevaluatie in het algemeen en meer specifiek het

belang van een beleidsevaluatie m.b.t. langdurig werklozen. Verder zal worden uiteengezet

wat het doel van dit rapport is, alsook de manier waarop dit doel zal worden bereikt. Dit alles

zal kenbaar worden gemaakt dankzij het gebruik van een wetenschappelijk model.

3.1 Beleidsevaluatie

Allereerst rijst de vraag, wat is beleid? Volgens Verlet en Devos beoogt beleid het realiseren

van gewenste effecten. Beleid wordt geëvalueerd om na te gaan of en hoe deze effecten

bereikt worden. Naast beoogde beleidseffecten kunnen er zich ook neveneffecten voordoen

(Verlet en Devos, 2008, pp. 8-9).

Zoals bovenstaande auteurs aangeven is evalueren van beleid geen gemakkelijke opgave. Er

bestaan namelijk heel uiteenlopende meningen over wat beleidsevaluatie is en hoe dit het best

aangepakt wordt. Swanborn spreekt zelfs van strategisch gedrag. Hiermee bedoelt hij dat

beleidsactoren de methoden kennen waarmee beleid kan worden geëvalueerd. Hierdoor

kunnen ze bijvoorbeeld hun doelstellingen aanpassen afhankelijk van de methoden die zullen

worden gebruikt bij evaluatie (Swanborn, 1999).

Uit bovenstaande zaken valt reeds af te leiden dat beleidsevaluatie zeker en vast niet

waardenvrij is. Toch moet dit zo objectief mogelijk gebeuren. Hiervoor is vereist dat er een

duidelijk geformuleerde probleemstelling is, een doordacht design voor het onderzoek, een

systematische dataverzameling en –analyse en een rapportering die aangeeft in welke mate

de probleemstelling te beantwoorden valt en hoe dat precies is gebeurd (Swanborn, 1999).

Op basis van bovenstaande toevoeging van Swanborn zal er heel wat aandacht gaan naar

methodologie (dit zal in hoofdstuk 5 bondig worden uitgewerkt), omdat wetenschappelijk

onderzoek steeds betrouwbaar en valide moet zijn (Roose & Meuleman, 2014, pp. 47-51).

Verder dienen evaluaties enerzijds om te verantwoorden wat er met de ingezette middelen

bereikt is (ten opzichte van burgers, samenwerkingspartners en volksvertegenwoordigers).

Page 10: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

10

Anderzijds zegt evaluatie ons iets over de succes- en faalfactoren van beleid waarmee in de

toekomst rekening kan worden gehouden (Leeuw, 2003, p.7).

Afhankelijk van de fase van de beleidscyclus waarin het beleid zich bevindt, spreekt men van

een ex ante, tussentijdse of een ex post evaluatie (De Peuter, De Smedt & Bouckaert, 2007,

p. 36).

Omdat in deze masterproef de periode 2004-2014 voorwerp van studie is, betreft het hier een

ex post beleidsevaluatie. Het voorwerp van deze evaluatie is namelijk een reeds tot uitvoering

gebracht beleid (De Peuter, De Smedt & Bouckaert, 2007, p.137).

3.1.1 Ex post beleidsevaluatie als een methodisch proces

Zoals bij elke evaluatie moeten eerst de beoogde doelstellingen van het beleid en van de

verschillende maatregelen specifiek worden omschreven om deze te kunnen toetsen.

Tezamen met de doelstellingen vormt de strategie (in casu het gekozen wetenschappelijke

model van ex post evaluatie) het achterliggende frame waaraan we de ervaringen, percepties

en aanbevelingen verkregen door inbreng van de stakeholders zullen afmeten (Hanemaayer,

2016). De koppeling van de doelstellingen die beide ministers hadden voor uitvoering van hun

beleid, gekoppeld aan het gehanteerde model vormen in het wetenschappelijke jargon onze

beleidstheorie. Daarom worden strategie en doelstellingen gedurende het volledige onderzoek

en zeker tijdens de formulering van onze onderzoeksvragen in het achterhoofd gehouden.

Beleid evalueren verloopt volgens een duidelijk en welomschreven methodisch proces en

maakt gebruik van vooropgestelde criteria om te kunnen toetsen. In de literatuur werden

enkele geschikte modellen gevonden die een leidraad kunnen vormen om het onderzoek op

een gestructureerde manier te laten verlopen. Het standaardmodel is dat van De Peuter, De

Smedt & Bouckaert (Figuur 1). Dit open systeemmodel positioneert de beleids- en

beheerscyclus van de overheid in een maatschappelijke omgeving. Kort gezegd formuleert de

overheid hier oplossingen op de noden die komen vanuit de maatschappelijke omgeving,

hierbij rekening houdend met criteria zoals efficiëntie, effectiviteit, doelbereiking en

duurzaamheid. Het kenmerkende aan dit model is dat het geen eindpunt inhoudt, maar dat de

output verschillende neveneffecten kan inhouden waardoor de outcome terug als

maatschappelijke nood kan worden opgevat en de cyclus weer aanvat (De Peuter, De Smedt

Page 11: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

11

&Bouckaert,2007,p.38).

Figuur 1: Open systeemmodel. Overgenomen van De Peuter, De Smedt & Bouckaert, 2007.

Een afgeleid en meer toepasbare model van het open systeemmodel is een model ontworpen

door Dick Hanemaayer. Op basis van 20 jaar ervaring in het ex post evalueren van Nederlands

beleid in opdracht van departementen, provincies en gemeenten ontwierp hij als onderzoeker

onderstaand model (figuur 2). Dit model wordt in deze masterproef gebruikt omdat

doeltreffendheid hier het centrale begrip is. Dit centrale begrip is een geschikt uitgangspunt

omdat het nadien op een meer toegankelijkere wijze zal toelaten aanbevelingen te formuleren.

Een andere reden om voor dit model te kiezen zit vervat in het belang dat gehecht wordt aan

de stakeholders in deze masterproef.

Figuur 2: Ex-post beleidsevaluatie. Overgenomen van Hanemaayer, 2016.

Page 12: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

12

Het model omvat als hoofddoel de twee functies die in deze ex post evaluatie van belang zijn:

ten eerste meet dit de resultaten die bereikt zijn door de ondernomen initiatieven van de

minister en verklaart het ten tweede waarom de resultaten zijn zoals ze zijn. In dit model zit

met andere woorden een verantwoordingsfunctie (meten) en een lerende functie (verklaren)

vervat (Hanemaayer, 2016). Stakeholders zijn in dit onderzoek van belang door hun

ervaringen, opvattingen en percepties over het gevoerde beleid. Vooral met het oog op

toekomstig beleid is het van belang dat de stakeholders inzicht verschaffen in hoeverre

bepaalde beleidsmaatregelen wel/niet zijn bereikt.

Met effectiviteit bedoelt men in dit model op de verhouding tussen doelen en doelbereik. Met

andere woorden in hoeverre kan het bereiken van de vooropgestelde doelen worden

toegeschreven aan het gevoerde beleid. Met efficiëntie probeert men te verklaren in welke

mate de kosten tegen de baten af te wegen zijn. Was bijvoorbeeld niet hetzelfde of zelfs een

beter resultaat behaald door de middelen op een andere manier in te zetten?

Wat ook van belang lijkt en in dit model wordt benadrukt is dat men ervan uitgaat dat beleid

zich in een dynamische omgeving afspeelt. Hierdoor kan het dus onderhevig zijn aan interne

en/of externe verschijnselen die het beleid in een andere richting sturen. Wat is bijvoorbeeld

de impact van de financieel-economische crisis, waardoor het aantal werklozen, en bijgevolg

ook het aantal langdurig werklozen een stijging heeft gekend. (Nationale bank van België,

2011).

Zo stelt de auteur van bovenstaand model “dat het gewenst zou zijn wanneer deze

omgevingsdynamiek een centrale plaats heeft in de evaluatie. [...] anders is de kans groot op

over-vertekening van het beleid.”

Deze masterproef zal afsluiten met enkele conclusies en aanbevelingen. Deze zullen vooral

gaan over de mate van doelbereik en trachten een verklaring te geven waarom een andere

optie volgens de stakeholders een betere optie kon hebben ingehouden (Hanemaayer, 2016;

De Peuter, De Smedt & Bouckaert, 2007).

3.2 Doel van dit rapport

In deze masterproef wordt een aanzet gegeven tot een versterking en verbetering van het

beleid omtrent langdurig werklozen in functie van toekomstig beleid. In deze masterproef wordt

onderzocht hoe verschillende stakeholders reageren op het gevoerde beleid met betrekking

tot langdurig werklozen in de periode 2004-2014. Hierdoor wordt het beleid van enerzijds Frank

Vandenbroucke (2004-2009) en anderzijds Philippe Muyters (2009-2014) met elkaar

Page 13: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

13

vergeleken. Op basis van percepties, ervaringen en meningen van stakeholders hoe zij

bepaalde beleidsmaatregelen hebben ervaren en wat hiervan kan geleerd worden met het oog

op toekomstig beleid.

In deze masterproef wordt het begrip stakeholders nader gedefinieerd omwille van het belang

dat gehecht wordt aan stakeholders. Stakeholders worden in deze context gezien als actoren

die een individueel of collectief belang hebben bij het beleid (De Peuter, De Smedt &

Bouckaert, 2007, p. 65).

Stakeholders worden centraal gesteld in dit onderzoek omdat na literatuurstudie opgemerkt

werd dat het gebruik van stakeholders om wetenschappelijk onderzoek uit te voeren niet vaak

gebeurt. In de wetenschappelijke wereld zijn er zeer uiteenlopende visies op het gebruik en

de rol van stakeholders bij de evaluatie van het beleid. Ze kunnen bij dit proces een zeer

minimalistische of net een zeer maximalistische rol toebedeeld krijgen. Dit hangt vooral af van

de meerwaarde die je als onderzoeker hecht aan verscheidene belanghebbenden (De Peuter,

De Smedt & Bouckaert, 2007, p. 65).

Het is onze bedoeling tot suggesties te komen die het Vlaamse beleid omtrent langdurig

werklozen naar de toekomst toe kan optimaliseren, dit zowel vanuit het perspectief van het

individu, als dat van de overheid.

Er zal in dit onderzoek een tweeledig onderzoek uitgevoerd worden. Het eerste luik omvat een

documentenanalyse. Bij het tweede luik van het onderzoek komen de stakeholders aan bod.

Deze dubbele benadering zal een duidelijke kwalitatieve insteek weerspiegelen. In het eerste

luik van deze masterproef zal de klemtoon liggen op het verzamelen en het beschrijven van

het empirisch materiaal. Dit vooral met het doel inzicht te verwerven in het gevoerde beleid

van de minister. Vervolgens tracht het tweede luik effectief naar ervaringen, meningen en

suggesties van de stakeholders te peilen, door gebruik te maken van (semigestructureerde)

diepte-interviews.

In deze masterproef wordt geprobeerd aan de hand van een ex post beleidsevaluatie een

antwoord te formuleren op de klassieke vraag als het over beleidsevaluatie gaat: “Doet de

overheid de goede dingen, en doet ze de dingen goed”. Met andere woorden, zorgden de

verschillende beleidsinitiatieven tot een verbetering van het beleid met betrekking tot langdurig

werklozen? En wat kunnen toekomstige ministers van hun voorgangers leren?

3.3 Synthese van het hoofdstuk

In dit hoofdstuk werd aangegeven waarom beleidsevaluatie noodzakelijk is en waarom het van

belang is om beleid over langdurig werklozen te evalueren. Dit alles werd gekaderd door

Page 14: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

14

gebruik te maken van een wetenschappelijk model en vormt dan ook de leidraad doorheen dit

onderzoek. Nadien werden enkele verwachtingen van het onderzoek gegeven die de lezer een

beeld geven over het eindresultaat van het onderzoek. Er werd een blik geworpen op de

verwachte resultaten van het onderzoek, alsook het methodologisch proces dat zal worden

gebruikt om tot betrouwbare en valide resultaten te komen.

Bij het voeren van onderzoek is het van belang de huidige context te kennen waarin het

onderzoek plaatsvindt. Daarnaast moeten er enkele duidelijke en welomschreven definities

worden meegegeven. Daarom zal in het volgende hoofdstuk aandacht worden geschonken

aan de definiëring van enkele begrippen, en de actuele stand van zaken in Vlaanderen, België

en Europa. Bij het voeren van een werkgelegenheidsbeleid is het verder van belang om te

beseffen dat beleid niet in een vacuüm wordt gevoerd. Daarom mogen effecten van

economische groei in dit onderzoek niet worden vergeten en komen deze eveneens aan bod.

Page 15: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

15

4. Theoretische achtergrond

In dit deel wordt het begrip langdurig werklozen in Vlaanderen gedefinieerd. Er worden ook

enkele visies die bestaan op het inzetten op langdurig werklozen bekeken. In dit hoofdstuk

worden verschillende bestaande definities en theorieën gekoppeld aan de hedendaagse

cijfers. Op deze manier wordt de lezer meegenomen in het complexe samenspel van

verschillende actoren die maken dat ons langdurig werkloosheid beleid er zo uitziet.

Vlaanderen kan niet geïsoleerd behandeld worden, een helikopterperspectief verdient daarom

de voorkeur. België wordt eerst in Europa gesitueerd en nadien in vogelvlucht volgens de drie

gewesten bekeken. Het is van belang een complex probleem niet enkel vanuit micro-

perspectief te bekijken, maar de plaats van Vlaanderen in het ruimere geheel aan te duiden.

Werkloosheid is geen natuurlijke wetenschap en daarom moeilijk te voorspellen. Toch zijn er

enkele algemene dynamieken die kunnen worden afgeleid dankzij de economische context.

Vandaar dat enkele economische modellen zullen worden toegelicht die wat kunnen vertellen

over de samenhang tussen economie en werkloosheid.

Dit alles kan pas correct worden aangepakt door doorheen dit onderzoek meermaals terug te

grijpen naar het wetenschappelijke model. Dit om tot een valide en betrouwbaar onderzoek te

kunnen komen.

4.1 Wetenschappelijk werk als leidraad

Deze ex post evaluatie wordt aangevat met een beschrijving van het beleid. Door een

documentenanalyse wordt geprobeerd inzicht te krijgen in de verschillende ministeriële

initiatieven.

Zoals Hanemaayer aangeeft zijn doelen in de praktijk soms duidelijk geformuleerd, soms

onduidelijk en soms zelfs volledig afwezig (Hanemaayer, 2016). Het is dan ook

vanzelfsprekend dat naarmate doelstellingen duidelijker werden geformuleerd het

eenvoudiger is om deze doelstellingen te evalueren. Doorheen deze masterproef zal duidelijk

worden dat beide ministers niet steeds hun doelen helder hebben omschreven. Mede daarom

wordt geprobeerd de lezer een inzicht in de hedendaagse context van langdurige werklozen

te verschaffen, aan de hand van recente rapporten, cijfers en studies. Langdurig werklozen

worden ook in andere geografische afbakeningen dan Vlaanderen bekeken.

4.2 Definiëring van enkele begrippen

Om een correct referentiekader te creëren worden hieronder enkele definities weergegeven.

Page 16: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

16

De werkgelegenheidsgraad is het gedeelte van de bevolking dat werkt binnen de

bevolkingsgroep op beroepsactieve leeftijd. De totale werkzaamheidsgraad is het aandeel van

werkende mensen, voltijds of deeltijds, binnen het totaal van de bevolking tussen 15 tot 64

jaar. Met andere woorden, de werkgelegenheidsgraad is een term die aangeeft hoeveel werk

er beschikbaar is voor de mensen tussen 15 en 64 jaar (de beroepsbevolking). De

beroepsbevolking is de verzameling van allen die werken of wensen te werken (Federaal

Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling, 1996).

De arbeidsmarkt bestaat uit vraag en aanbod. Het aanbod van arbeidskrachten op de

arbeidsmarkt is de beroepsbevolking. De vraag naar arbeidskrachten noemt men de

werkgelegenheid (Federaal Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling, 1996, p. 25). Om als

persoon tot de beroepsbevolking te behoren is het volgens verschillende internationale

definities cruciaal om als persoon ten minste één uur per week betaalde arbeid te verrichten.

‘Het steunpunt Werk en Sociale Economie’ vertelt ons dat de werkloosheidsgraad een term is

die in procenten het aantal niet werkende werkzoekenden van de beroepsbevolking weergeeft.

Het geeft dus een beeld over hoeveel werklozen er in een land of regio zijn. Niet werkende

werkzoekenden zijn mensen die moeten aantonen beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt

(Steunpunt WSE, 2015).

In onderstaand deel wordt op het onderzoeksobject van deze masterproef ingezoomd,

namelijk langdurig werklozen.

4.3 Langdurig werklozen

De algemeen aanvaarde definitie van langdurig werkloosheid komt van het Internationale

Arbeidsbureau (IAO): “Long-term unemployment refers to people who have been unemployed

for 12 months or more.” (OECD, 2016). Als naar bovenstaande definities wordt teruggegrepen

zijn langdurig werklozen synoniem voor niet werkende werkzoekenden die minimum 12

maanden werkloos zijn, maar wel beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt.

Om diversificatie tussen verschillende duurtijden van langdurige werkloosheid te kunnen

maken bestaat er ook de term ‘Very long-term unemployed’. Dit zijn personen die reeds 24

maanden of langer zonder een job zitten (OECD, 2016). Verder kan het begrip “langdurig”

verschillen van land tot land en van tijd tot tijd. Zo is bijvoorbeeld langer dan één jaar werkloos

zijn voor een pas afgestudeerde iets totaal anders dan voor een vijftigjarige arbeider. Objectief

gezien liggen de criteria met andere woorden wel vast, subjectief worden deze anders

aangevoeld door verschillende groepen en personen in de samenleving (Hoge raad van

financiën, 1995, p. 4).

Page 17: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

17

Langdurige werkloosheid is een beleidsuitdaging waarop verschillende beleidsmakers maar

moeilijk een antwoord op kunnen vinden. Hierdoor is langdurige werkloosheid volgens het

Steunpunt Werk “een kip-of-het-ei- verhaal.” Het is volgens hen nog steeds gissen of iemand

langdurig werkloos blijft door bepaalde persoonskenmerken (lage inzetbaarheid), of net geen

werk vindt omwille van de langdurige werkloosheid (stigma op het CV, verlies van

competenties door inactiviteit, …) (Steunpunt Werk, 2015, p.30-31).

Positief hierbij is dat het huidige regeerakkoord blijft inzetten op langdurig werklozen. Zo lezen

we dat “langdurig werklozen zo maximaal mogelijk betrokken blijven bij de arbeidsmarkt en

niet sociaal geïsoleerd raken.” (Vlaams regeerakkoord, 2014, p. 35). (Langdurige)

werkloosheid moet volgens ons dan ook zoveel mogelijk worden beperkt en worden

achteruitgedrongen omdat het verscheidene negatieve effecten heeft, zowel voor het individu

als voor de maatschappij. Zo is bijvoorbeeld gekend dat er zich bij langdurig werklozen vaker

depressies voorkomen en dat deze bijvoorbeeld vaker een beroep moeten doen op diensten

van de overheid. Jahoda kwam na onderzoek tot enkele manifeste en latente functies van

arbeid. Zo is de meest bekende en zichtbaarste functie van arbeid het verwerven van een

inkomen (Jahoda 1981, pp. 184-191). Dit is een manifeste functie van arbeid. Andere, latente

functies die arbeid vervullen zijn volgens Jahoda:

-Tijdsstructurering: werk zorgt voor een tijdsstructuur overdag, het zorgt voor een zekere

regelmaat in de tijdsbesteding.

-Sociale contacten: werk verplicht tot contacten en gedeelde ervaringen buiten het eigen gezin.

-Maatschappelijke betrokkenheid/integratie of ‘nut’: werk laat zien dat er doelen en doeleinden

bestaan die verder reiken dan het individuele en die een gemeenschap vereisen.

-Sociale status: werk geeft status en sociale identiteit; men ontvangt respect door het werk.

-Persoonlijke ontplooiing: werk biedt de mogelijkheid vaardigheden en kennis verder te

ontwikkelen. (Sociaal en cultureel planbureau, 1998, p. 31).

Jahoda (1981, pp. 184-191) stelt dat alle soorten van arbeid beide functies in zich dragen. Wel

verschuift de verhouding tussen manifeste en latente functies, afhankelijk van het soort arbeid

en de context waarin men werkt.

Het langdurig niet uitvoeren van arbeid zorgt er dus voor dat bepaalde groepen in de

samenleving voor een lange tijd van verschillende functies worden uitgesloten. Verder is het

door verscheidene studies al langer geweten dat hoe langer iemand werkloos is, hoe groter

de kans bestaat op het niet vinden van een (nieuwe) job (Nichols, Mitchell, Lindner, 2013,

pp.2-5).

Page 18: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

18

Samengevat zijn er vele (nadelige) gevolgen verbonden aan langdurige werkloosheid, gaande

van inkomensverlies tot “individual’s physical and mental health, family dynamics, and the well-

being of his or her children.” (Nichols, Mitchell, Lindner, 2013, pp. 2-5). Vandaar dat er vanuit

verschillende politieke niveaus en organisaties acties worden ondernomen om langdurige

werkloosheid terug te dringen. Of zoals het IAO het zelf zegt: “Long-term unemployment

causes significant mental and material stress for those affected and their families. It is also of

particular concern for policy makers, as high rates of long-term unemployment indicate that

labour markets are operating inefficiently.” (International Labour Office, 2016).

Mede hierdoor pleit Nicaise in navolging van Rosanvallon1 voor een afdwingbaar recht op

arbeid. Het recht op arbeid als “een onderdeel van sociale, economische en culturele

mensenrechten” (Nicaise, 1998, p. 2).

Toegespitst op Vlaanderen staat in het Vlaams regeerakkoord dat de huidige Vlaamse

regering onder de vorm van tijdelijke werkervaring binnen een reële arbeidsomgeving wil

werken aan de competenties en werkervaring van langdurig werklozen om deze in te sluiten

in de samenleving. Verder ziet de Vlaamse regering bepaalde vormen van

gemeenschapsdienst als een middel tot het opbouwen van werkervaring. Meer bepaald wil

men het aanbod van begeleiding op de werkvloer voor langdurig werklozen verder uitbreiden.

(Vlaams regeerakkoord, 2014, p. 35). Daarover hadden we het kort al in paragraaf ‘2.7: Actuele

ontwikkelingen’.

4.3.1 Langdurig werklozen in Europa

Bij een ex post evaluatie van het beleid over langdurig werklozen is het onontbeerlijk om de

recente trends en meer bepaald de huidige werkloosheidscijfers met betrekking tot langdurig

werklozen uit Europa te behandelen. De aanvaarde regels kunnen weliswaar van land tot land

verschillen waardoor deze (uitsluitend op administratieve gegevens gebaseerde) cijfers per

land slechts gedeeltelijk met elkaar te vergelijken zijn. Er is met andere woorden een

vertekening op de geldigheid van de cijfers mogelijk.

Zoals uit onderstaande grafiek blijkt is de gemiddelde EU 28-werkloosheidsgraad voor 2014

(wat de meest recente cijfers zijn) voor mensen die meer dan 12 maanden, maar minder dan

24 maanden langdurig werkloos zijn 5,1% van de beroepsbevolking (Eurostat, 2016).

1 Rosanvallon is een Franse historicus, socioloog en intellectueel die zijn specialisatie heeft in de functie van de staat en meer specifiek de kwestie van sociale rechtvaardigheid in de huidige samenlevingen.

Page 19: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

19

Grafiek 1: Long term unemployment in the EU. Overgenomen van ec.europa.eu/eurostat, 2016

Deze hoge cijfers zorgen ervoor dat langdurige werkloosheid “is one of the main concerns of

policymakers. Apart from its financial and social effects on personal life, long-term

unemployment negatively affects social cohesion and, ultimately, may hinder economic

growth.” (Eurostat, 2016). Marianne Thyssen lanceerde daarom in september 2015 nog een

persbericht waarin ze extra investeringen aankondigde zodat 12 miljoen langdurig werklozen

(wat neerkomt op diezelfde 5,1% van de Europese beroepsbevolking) een baan zouden

kunnen krijgen (Thyssen, Europese Commissie, 2015).

Er bestaan grote verschillen tussen de lidstaten. Zo hebben Zweden en Oostenrijk slechts

1,5% langdurig werklozen op hun totale beroepsbevolking (tussen 15 en 74 jaar), terwijl Spanje

en Griekenland er respectievelijk 12,9% en 19,5% hebben. Thyssen verklaart in het

aangehaalde persbericht dat: “langdurige werkloosheid een van de moeilijkste en meest acute

problemen zijn die door de economische crisis zijn veroorzaakt [...] Langdurige werkloosheid

stelt een steeds groter deel van de bevolking bloot aan armoede en sociale uitsluiting. We

moeten maatregelen nemen om deze mensen weer aan werk te helpen.” (Thyssen, Europese

Commissie, 2015). Van deze 12 miljoen mensen in langdurige werkloosheid zijn 61% onder

hen reeds langer dan twee jaar werkloos staat in de country factsheet van de Europese

commissie (Europese Commissie, 2016).

Page 20: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

20

4.3.2 Langdurig werklozen in België

In grafiek één is te zien dat in 2014 4,3% van de Belgische beroepsbevolking langdurig

werkloos was, hiermee deed België het op papier net iets beter dan het Europese gemiddelde.

In wat volgt wordt gefocust op de Belgische situatie van langdurig werklozen. Zo lijkt 4,3%

langdurig werklozen op een volledige beroepsbevolking relatief mee te vallen. Toch vormt zich

een volledig ander beeld als deze cijfers in een ander perspectief geplaatst worden en als

wordt nagegaan wat het aandeel langdurig werklozen is in de populatie van alle werklozen in

België. Onderstaande grafiek van de Wereldbank toont het volgende aan:

Figuur 3: Long term unemployment in Belgium. Overgenomen van databank.worlddbank.org

Bijna de helft (49%) van alle Belgische werklozen zijn langdurig werklozen. De helft van alle

Belgische werklozen zitten met andere woorden reeds 12 maanden zonder werk. Wel is het

positief te noemen dat sinds 2015 de stijging van het aandeel langdurig werklozen geleidelijk

aan verminderde. Maar wat betreft kennis, vaardigheden en attitudes, zijn de langdurig

werklozen het verst van de arbeidsmarkt verwijderd en ook het moeilijkst weer in te schakelen,

zelfs wanneer de activiteit aantrekt (Hoge Raad voor de werkgelegenheid, 2015, p. 10).

Hierdoor kunnen volgens het rapport langdurig werklozen quasi conjunctuurongevoelig

genoemd worden. Dit kan volgens de Hoge Raad het groeipotentieel van de economie

schaden, wat de structurele werkloosheid weer kan doen stijgen (Hoge Raad voor de

werkgelegenheid, 2015, p. 39).

Page 21: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

21

In een studie van de Studiedienst van de Vlaamse regering werd onderzoek gedaan naar het

bestaan van hysteresis2 in de Belgische economie, dit vooral naar aanleiding van de financieel-

economische crisis van 2008. Wanneer de werkloosheid na een tijdelijke conjuncturele schok

niet terugkeert naar een ‘evenwichtsniveau’ is er sprake van hysteresis. De OESO definieert

dit begrip in de Economic outlook als “long-lasting structural labour market problems” (OECD,

2015, p.263). Men kwam tot de conclusie dat hysteresis in het Brussels hoofdstedelijk gewest

wel degelijk voorkwam. In Wallonië bleek een zekere mate van hysteresis aanwezig te zijn,

terwijl het fenomeen in Vlaanderen volledig afwezig blijkt (Studiedienst Vlaamse regering,

2011, pp. 1-7). Door deze studie wordt opgemerkt dat het fenomeen “langdurig werklozen”

toch niet helemaal conjunctuurongevoelig lijken te zijn zoals uit het rapport van de Hoge Raad

kon worden afgeleid. Wel hangt dit in België veeleer af van het soort gewest dat in de analyse

opgenomen werd (Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, 2015, p.48). Zo zullen in deze

masterproef de langdurig werkloosheidscijfers van de verschillende gewesten voorgesteld

worden en zal het fenomeen van hysteresis per gewest bekeken worden.

4.3.3 België en zijn regio’s

In dit gedeelte wordt een korte zijsprong gemaakt. Zo wordt bekeken waar Vlaanderen ten

opzichte van de andere twee gewesten staat als het aankomt op langdurig werklozen. De

meest recente en herwerkte cijfers zijn die van 2014. Verder wordt specifiek deze grafiek

gebruikt in het licht van de ex post beleidsevaluatie van beide ministers die later in deze

masterproef nog uitvoerig aan bod zal komen.

2 Zo bleek in het verleden bijvoorbeeld dat de Belgische werkloosheidsgraad na de olieschokken uit de

jaren ‘70 niet terugkeerde naar het niveau dat vroeger bereikt werd (Studiedienst van de Vlaamse regering, 2011).

Page 22: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

22

Figuur 4: Langdurig werklozen in België en zijn regio’s. Overgenomen van Hoge raad voor de

werkgelegenheid, 2014.

Bovenstaande grafiek toont dat er grote verschillen tussen de gewesten bestaan. Zo is te zien

dat langdurig werklozen in Brussel bijna 60% van de werklozen in Brussel uitmaken, terwijl dit

in Vlaanderen net geen 40% is. Wallonië haalt hier dezelfde cijfers als het Brussels gewest.

Hierdoor doet Vlaanderen het als regio beter dan vele Europese landen en regio’s, maar zit

het op Belgisch niveau bij de middengroep van de EU15-landen. Het is in het kader van deze

masterproef van belang deze verschillen te duiden en het studieobject (Vlaanderen) in de

Belgische context te plaatsen.

Verder is de Vlaamse werkloosheid in het algemeen de afgelopen jaren ook veel sterker

gestegen dan de Waalse en Brusselse. Dit omdat beide gewesten met een hogere structurele

werkloosheid kampen, terwijl de Vlaamse werkloosheid veel meer conjunctureel bepaald is

(Steunpunt Werk, 2015, p. 24). Er kan gesteld worden dat er in Vlaanderen meer marge is in

de schommelingen van het aantal werklozen, terwijl dit in het Brusselse gewest veel minder

het geval is, omdat de natuurlijke werkloosheid zich op een hoger niveau bevindt. Daarnaast

zorgen federale wetswijzigingen voor regionale verschillen zoals bijvoorbeeld bij de vrijstelling

van beschikbaarheid voor oudere werkzoekenden3 (Steunpunt Werk, 2015, p. 24). Daardoor

is er in 2015 een afname van de kortdurende werkloosheid in Vlaanderen ten opzichte van

2014 merkbaar (-4,3%), maar een toename van de langdurige werkloosheid (+0,8%).

3 Deze wetswijzigingen doen het aantal oudere werkzoekenden in de nwwz-statistieken stijgen. Voor Vlaanderen is deze stijging het sterkst omdat oudere werkzoekenden een belangrijker aandeel in de werkloosheid hebben.

Page 23: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

23

4.3.4 Het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid

De vraag hoe het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid tot stand komt is niet eenvoudig te

beantwoorden. In België leggen onder andere supranationale (de Europese Unie: EU 2020-

strategie, ...), nationale (de federale regering) en regionale instanties bepaalde normen en

eisen op waaraan het Vlaamse beleid minimaal moet voldoen. Er valt hierbij te wijzen dat in

een federale staat, die België is, er een nevenschikking tussen de drievoudige rechtsordening

bestaat. Hierdoor hebben in België bijvoorbeeld de wetten van de federale overheid evenveel

recht van kracht als een decreet van de Vlaamse overheid (Veny et al., 2009).

Verder is er door de verschillende staatshervormingen en de constitutieve autonomie die de

gemeenschappen en gewesten bezitten een steeds grotere overdracht van autonomie richting

de regionale overheden. Zo was er door de laatste staatshervorming voor werkgelegenheid

bijvoorbeeld een overdracht van het doelgroepenbeleid naar de regio’s (Vlinderakkoord, 2014,

pp. 29-31). Verder doet de Vlaamse overheid een beroep op haar gemeenschaps- en

gewestbevoegdheden om het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid vorm te geven.

De Federale overheid legt het grote kader vast en de Vlaamse overheid concretiseert dit kader

door middel van haar gemeenschaps- en gewestbevoegdheden. Zo is de federale overheid

bijvoorbeeld bevoegd voor het arbeidsrecht en het sociale zekerheidsrecht. Het arbeidsrecht

omvat onder andere het individueel en collectief arbeidsrecht, de reglementering inzake

arbeid, … (FOD WASO, 2016). De Vlaamse overheid daarentegen (door middel van het

Vlaamse gewest en de Vlaamse gemeenschap) voert onder andere de arbeidsbemiddeling,

werkgelegenheidsprogramma's, het activeringsbeleid, economische migratie,

dienstencheques en betaald educatief verlof, ... uit (Vlaamse overheid, 2016). De regio’s, in

casu Vlaanderen maken hierdoor het zwaartepunt van het werkgelegenheidsbeleid uit. Frank

Vandenbroucke verwoordde het in 2014 in De Morgen als volgt: “De staatshervorming creëert

een batterij mogelijkheden om beleid te voeren op maat van Vlaamse werkzoekenden. Allerlei

instrumenten om laaggeschoolden, langdurige werklozen en ouderen aan het werk te helpen,

worden Vlaamse bevoegdheid […] Zo kan het Vlaamse beleid versterkt worden.”

(Vandenbroucke, De Morgen, 2014). Het werkgelegenheidsbeleid wordt dus meer en meer

geregionaliseerd waardoor Vlaanderen volgens sommigen nu meer dan ooit de touwtjes in

handen heeft om het werkgelegenheidsbeleid vorm te geven.

Toch hebben de Vlaamse ministers van werkgelegenheid, of meer algemeen de Vlaamse

regering nog niet helemaal autonoom te beslissen hoe ze het werkgelegenheidsbeleid zullen

uitvoeren. De Vlaamse overheid voert inzake werkgelegenheidsbeleid vooral overleg met het

Page 24: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

24

VESOC4. In het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, voorgezeten door de minister-

president van Vlaanderen, voeren de Vlaamse werknemers- en werkgeversorganisaties

samen met de Vlaamse overheid overleg over socio-economische thema’s. Er is onderling

afgesproken dat indien dit orgaan een consensus bereikt, de Vlaamse regering deze

consensus loyaal zal uitvoeren (SERV, 2016). Dit overlegorgaan wordt dan ook gezien als één

van de belangrijkste architecten van het werkgelegenheidsbeleid in Vlaanderen (Devos, Mus

& Humblet, 2011, p. 19). De federale tegenhanger van dit orgaan kan de Groep van 10 worden

genoemd en is eveneens paritair samengesteld. In wat volgt wordt aan de hand van het recent

afgesloten Banenpact geschetst hoe de sociale partners samen met de Vlaamse regering

consensus bereikten over een langetermijnvisie met betrekking tot langdurig werklozen.

4.3.4.1 Het Banenpact

Een voorbeeld dat aantoont hoe het overlegmodel in Vlaanderen voor een groot deel het

werkgelegenheidsbeleid bepaalt is het recent overeengekomen “Banenplan”. De sociale

partners bereikten in het najaar van 2015 dit akkoord waarin verschillende socio-economische

beleidslijnen voor de komende jaren werden uitgezet. Kort samengevat kwam men hier een

vereenvoudiging in het doelgroepenbeleid overeen. Er werden enkele kwalitatieve

maatregelen genomen en men engageerde zich om een pact af te sluiten betreffende een

levensbrede en loopbaangeoriënteerde vorming en opleiding (SERV, Banenpact, 2015).

Relevant voor deze masterproef is dat men overeen kwam extra aandacht te besteden aan

langdurig werklozen tussen 25 en 55 jaar. Zo zou een financiële incentive het makkelijker

moeten maken voor zowel de langdurig werkloze als de werkgever om iemand die reeds meer

dan één jaar werkloos is aan een baan te helpen. Verder kwam men in dit “Banenpact” met

betrekking tot langdurig werklozen overeen dat tijdelijke werkervaring als een tussenstap moet

dienen naar duurzaam en kwalitatief werk, liefst zoveel mogelijk in het normaal-economische

circuit. Men ziet werkervaring als één van de belangrijkste schakels om uit de werkloosheid te

geraken. Naar gelang de afstand van de werkloze tot de arbeidsmarkt werden verschillende

modules opgezet naargelang de afstand van de langdurig werkloze tot de arbeidsmarkt

(SERV, Banenpact, 2015).

We merken hierbij vooral op dat verschillende stakeholders samen met de Vlaamse regering

een werkgelegenheidsbeleid zullen voeren. Dit verklaart dan ook voor een groot deel waarom

de positie van de stakeholders in deze masterproef een centrale rol zullen spelen. De

autonomie van de regering, of meer specifiek de Vlaamse minister van werkgelegenheid, is

hierdoor kleiner dan dat de buitenwereld beseft. Het bestaan van dit overlegorgaan en de

4 Werknemersorganisaties: ABVV, ACV en ACLVB Werkgeversorganisaties: UNIZO, Boerenbond, VOKA, Verso

Page 25: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

25

aanwezigheid van dezelfde vertegenwoordigers(-organisaties) impliceert dat het beleid van

minister x voornamelijk in punten en komma’s zal verschillen van minister y die in de volgende

legislatuur minister van werkgelegenheid zal worden (SERV, 2016). Dit lijkt ons een

belangrijke conclusie die de SERV hier maakt. Deze zal dan ook in het verdere verloop van

deze masterproef worden meegenomen.

Verder is men, zoals reeds vermeld, ook afhankelijk van Europa die door middel van

verordeningen, richtlijnen en (meer recent) richtsnoeren aangeeft in welke richting ze graag

het werkgelegenheidsbeleid ziet opschuiven. Eén van de meest bekende richtsnoeren die de

Europese Raad uitvaardigde was de Lissabon-strategie, waarbij men enkele richtsnoeren of

‘benchmarks’ opstelde waaraan de lidstaten moesten voldoen. Nieuw aan deze strategie was

dat de lidstaten zelf mochten invullen hoe ze aan deze doelstellingen tegemoet gingen komen.

Maar vooral dat Europa geen “harde wetten” meer maakte waardoor de lidstaten op de vingers

konden worden getikt door de Europese commissie indien ze niet aan de vooropgestelde

doelstelling kwamen (Vos, 2014)

Het werkgelegenheidsbeleid in Vlaanderen is met andere woorden een complex gegeven waar

met verschillende meningen, visies en ervaringen van beleidsactoren rekening dient mee

gehouden te worden.

4.3.5 Communicerende vaten: (langdurige) werkloosheid en economische groei

Algemeen wordt aangenomen dat er één factor is die de grote lijnen van werkgelegenheid in

het algemeen en langdurige werkloosheid in het bijzonder bepaalt, namelijk de economische

groei (Nayyar, 2014, pp. 351). Europa erkent ook het belang van deze economische factor. Zo

stelt Europa dat de werkgelegenheidsstrategie van de verschillende landen gebaseerd is op

de jaarlijkse groei. Want zo heeft een sterkere economische groei meer potentieel om meer

banen te creëren dan dat een zwakkere economische groei dat kan (Europese Commissie,

2006, p. 34; Nayyar, 2014, pp. 351-353).

Toch zijn niet alle auteurs ervan overtuigd dat je werkgelegenheid aan de economische groei

moet koppelen om een correct beeld te krijgen. Zo stelt Paul De Grauwe in zijn boek “Onze

schuld” dat je werkgelegenheid moet koppelen aan de overheidsschuld. Het is volgens hem

slechts schijn dat overheidsschuld en werkloosheid niets met elkaar te maken zouden hebben.

De Grauwe geeft aan dat de stijgende werkloosheid en de stijgende staatschuld het gevolg

zijn van dezelfde economische en maatschappelijke processen (De Grauwe, 1994, p. 12). “In

Euroland primeert de visie dat de begroting best altijd in evenwicht moet zijn, wat de

conjuncturele toestand ook moge zijn. En zo zien we dat de Europese Commissie landen

aanzet om belastingen te verhogen en uitgaven te verminderen wanneer de economie in een

recessie verkeert, waardoor de werkloosheid verder blijft stijgen”. (De Grauwe, 2013).

Page 26: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

26

4.3.6.1 De economische groei: het bbp

Omdat de economische groei een belangrijke en veel bepalende factor is, is het evident dat

de aandacht in deze masterproef hier even op gevestigd wordt.

Economische groei wordt vaak geoperationaliseerd onder de noemer bbp (bruto binnenlands

product). Volgens een definitie van de Vlaamse overheid vertegenwoordigt het bbp: “de totale

toegevoegde waarde van alle geproduceerde goederen en diensten binnen een bepaald

grondgebied gedurende een bepaalde periode (meestal één jaar).” Verder lezen we ook nog

dat de toegevoegde waarde van alles wat men in een land produceert, wordt gemeten aan de

hand van markttransacties. Deze markttransacties zorgen ervoor dat aan deze goederen en

diensten een soort van objectieve waarde wordt toegekend. Deze objectieve waarde kennen

wij, als consumenten, als de prijzen van verschillende producten (Studiedienst Vlaamse

regering, 2010, p. 1).

Hierbij willen we even opmerken dat er de laatste jaren kritieken opgaan die het bbp als ideale

maatstaf afwijzen. Dit omdat het kan worden “gemanipuleerd”. Zo heeft bijvoorbeeld de

Vlaamse vereniging voor Bestuur en Beleid (VVBB) regelmatig kritiek op het gebruik van deze

maatstaf. Deze stellen dat het bbp alles wat in de samenleving gepresteerd wordt als groei

beschouwen, dit ongeacht de effecten die het op de samenleving heeft. De vereniging stelt dat

het bbp zeer gunstig kan zijn, maar dat het onder andere niet gekoppeld is aan duurzaamheid.

“Hoe minder energiezuinig onze woningen, hoe beter voor het verbruik van energie en dus

voor het bbp; de samenleving kan steeds onveiliger worden en dat is goed voor het bbp (omdat

dit de investeringen in veiligheid opdrijft)” (Vlaamse vereniging voor bestuur en beleid, 2014,

p. 4).

Deze masterproef behandelt de periode 2004-2014. In deze periode valt vooral de duidelijke

impact van de economische crisis van 2008-2010 op (zie grafiek 2), wat de economische groei

in die periode onder 0 liet dalen. Toch deed België het ten opzichte van het gemiddelde van

de andere EU landen nog relatief goed in die periode. Economische groei in deze analyse

betrekken is essentieel. Algemeen wordt aangenomen dat wanneer een land in een periode

van veel economische groei zit, meer goederen zullen worden geproduceerd waardoor er

meer arbeidskrachten nodig zijn en dus een lagere werkloosheidsgraad ontstaat.

Page 27: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

27

Grafiek 2: De economische groei van 2000-2013. Overgenomen van de Nationale Bank van België,

2015.

4.3.6.2 Inflatie en (langdurige) werkloosheid

In dit deel worden vanuit economisch perspectief nog enkele belangrijke zaken aangestipt

alvorens naar het eigenlijke onderzoek over te gaan. Zo heeft William Phillips, een Nieuw-

Zeelandse econoom een model ontwikkeld die de relatie inflatie en werkloosheid met elkaar

in verband brengt. Dit model is in de economie gekend als de Phillips curve.

Figuur 5: De Phillips curve. Overgenomen van Vander Vennet, 2015.

Dit model toont dat werkloosheid en inflatie aan elkaar gekoppeld zijn. De grafiek laat zien dat

bij een hoge inflatie een laag werkloosheidspercentage voorkomt en bij een hoge werkloosheid

een lage inflatie. In dit model wordt ervan uitgegaan dat een verandering op de x-as een

verandering op de y-as teweeg zal brengen. Met inflatie bedoelde Phillips, bij het ontstaan van

zijn theorie, vooral de inflatie van de lonen. Nadien is men tot de conclusie gekomen dat inflatie

Page 28: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

28

verder kan worden doorgetrokken naar de inflatie van prijzen in de economie. De curve toont

aan wat de overheid moet doen. Ze kan dus niet én hoge prijzen bestrijden en de werkloosheid

bestrijden. Ze zal een evenwicht tussen punt A en punt B moeten zoeken om zo in positie C

uit te komen. Het meest ideale voor beleidsmakers zou zijn om de volledige curve naar links

op te schuiven waardoor de werkloosheid zal afnemen, maar het inflatieniveau wel constant

zal blijven. Dit model is lange tijd een soort van handleiding geweest om beleid te voeren, tot

op het ogenblik dat hoge werkloosheid en hoge inflatie voorkwamen omdat mensen zich

aanpasten aan de verwachtingen van het overheidsbeleid (OECD, 2016).

Zo kan bijvoorbeeld bij een inflatieverwachting van 2 % van de prijzen verwacht worden dat

de lonen van deze werkenden ook met 2 % zullen stijgen om de koopkracht te kunnen

behouden. De overheid zal ingrijpen om de hoge werkloosheid te bestrijden waardoor de

inflatie nog meer omhoog gaat dan de verwachte 2 % waardoor er ontevredenheid bij de

werkende bevolking zal ontstaan. De kloof tussen de verwachte inflatie en de werkelijke inflatie

is voor bedrijven en ondernemingen een surplus omdat hun arbeid goedkoper wordt en ze

meer mensen zullen aannemen. Het gevolg hiervan is dat de werkloosheid zal dalen. (Frisch,

1990, pp. 30-90; Forder, 2014, pp. 11-33).

Deze curve draagt bij om te begrijpen waarom een minister wel of niet voor een bepaald beleid

kan kiezen.

De NAIRU of “non-accelerating inflation rate of unemployment” is de werkloosheidsgraad die

samenhangt met een constante inflatievoet. De NAIRU is dus een

evenwichtswerkloosheidsgraad (Federaal Planbureau, 2003, p.45). Indien de werkloosheid

zich onder de NAIRU bevindt, zullen de lonen en na verloop van tijd ook de prijzen stijgen.

Omgekeerd zal er neerwaartse druk ontstaan op de prijzen en lonen als de werkloosheid

boven de NAIRU uitstijgt. Dit heeft tot gevolg dat beleidsmakers geen monetaire en/ of

budgettaire instrumenten kunnen hanteren om de werkloosheid te verminderen, behalve tegen

de prijs van een hoge(re) inflatie. De enige mogelijkheid om de werkloosheid op een langere

termijn toch terug te dringen bestaat erin om structurele maatregelen in de arbeidsmarkt door

te voeren die de evenwichtswerkloosheidsgraad doet verminderen (Federaal Planbureau,

2003, pp.44-46). De NAIRU geeft ons een beeld van de ‘normale, natuurlijke’

werkloosheidsgraad in België. Zoals onderstaande grafiek toont kan een werkloosheidsgraad

van 8% als ‘normaal’ worden beschouwd. Volgens de NAIRU kunnen veel maatregelen

worden genomen om de werkloosheid te beperken, toch zal ze structureel niet onder de 8%

geraken.

Page 29: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

29

Grafiek 3: Equilibrium unemployment rate Belgium. Overgenomen van OECD, 2016.

4.4 Synthese van het hoofdstuk

In dit hoofdstuk werd het onderwerp in de huidige context ingebed. Dit was van belang omdat

het bekijken en begrijpen van de huidige context een grote hulp biedt om het verleden te

kunnen evalueren. Op basis van wetenschappelijk uitgewerkte kaders werden verscheidene

begrippen gedefinieerd. Nadien werd Vlaanderen binnen een ruimere context geplaatst en

werd er op langdurig werklozen ingezoomd door deze in de andere Belgische regio’s te

bekijken en het Europese verhaal in de analyse mee te nemen. Dit alles kan niet worden

bekeken zonder de economische context waarbinnen dit volledige verhaal zich afspeelt te

betrekken in de analyse. Daarom werd hier enige aandacht aan geschonken. Verder ging er

in dit hoofdstuk specifieke aandacht naar de wetenschappelijke inbedding van het onderwerp

en werden de achterliggende theoretische doelstellingen waarop het onderzoek is gesteund

meegegeven. Door bovenstaande analyse is er genoeg bagage aanwezig om naar het

eigenlijke onderzoek over te gaan. Daarom wordt in volgend hoofdstuk een sterk

methodologisch kader uiteengezet waarin het onderzoek zal plaatsvinden.

Page 30: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

30

5. Methodologie

Deze masterproef wil suggesties geven die het huidige Vlaamse beleid omtrent langdurig

werklozen kunnen optimaliseren. Dit zowel vanuit het perspectief van het individu als vanuit

de overheid.

Deze masterproef wil een aanzet geven tot een versterking en verbetering van het beleid

omtrent langdurig werklozen met het oog op toekomstig beleid. Er wordt onderzocht hoe

verschillende stakeholders reageren op het gevoerde beleid met betrekking tot langdurig

werklozen in de periode 2004-2014. Hiervoor zal het beleid van enerzijds Frank

Vandenbroucke (2004-2009) en anderzijds Philippe Muyters (2009-2014) met elkaar

vergeleken worden.

Op basis van percepties, ervaringen en meningen van stakeholders wordt bekeken hoe zij

bepaalde beleidsmaatregelen hebben ervaren en wat hiervan kan geleerd worden met het oog

op toekomstig beleid. Om tot een correcte ex post beleidsevaluatie te komen, werd een

dubbele benadering gehanteerd die een duidelijke kwalitatieve insteek weerspiegelt. Vandaar

dat het eigenlijke onderzoek uit twee delen bestaat.

Het eerste deel is een verzameling van empirisch materiaal, waarbij vooral gebruik zal worden

gemaakt van een documentenanalyse. Hier zal de klemtoon liggen op het verzamelen en het

beschrijven van het empirisch materiaal. Dit heeft tot doel inzicht te verwerven in het gevoerde

beleid van de minister. In deze documentenanalyse zullen verschillende acties/maatregelen

van de ministers beschreven worden en in de historische context worden geplaatst. Dit op

basis van het regeerakkoord, de beleidsnota van beide ministers, de verschillende

beleidsbrieven, en parlementaire vragen waardoor de visie van de minister duidelijk wordt.

Omdat het een overzichtelijk geheel zou blijven en omdat de verschillende beleidskeuzes vaak

vanuit een verder verleden tot stand zijn gekomen, worden ze zoveel mogelijk behandeld als

keuzes die door de minister zelf tot stand zijn gekomen. De nadruk in deze

documentenanalyse ligt op het beschrijven van verschillende maatregelen, als aanzet tot het

tweede luik van dit onderzoek. Op die manier wordt getracht een zo duidelijk mogelijke

scheiding aan te brengen tussen de twee ministers die voorwerp zijn van deze studie. Het is

onmogelijk om alle ondernomen beleidskeuzes in deze studie op te nemen. Het zou zelfs

oneer aan het beleid aandoen als die slechts beknopt werden behandeld. Vandaar dat de

keuze gemaakt wordt om slechts enkele en zeer specifieke beleidsmaatregelen deel te laten

uitmaken van deze studie.

Page 31: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

31

Het tweede deel van deze masterproef zal trachten om een analyse te maken van de

beleidsmaatregelen omtrent langdurig werklozen wat het onderwerp van deze masterproef

uitmaakt. Aan de hand van 9 expertinterviews van actoren die mee vorm gaven, geven of

kunnen geven aan het beleid omtrent langdurig werklozen zal worden onderzocht welke

percepties en ervaringen er leven over de ondernomen beleidsmaatregelen. Waar leggen

deze stakeholders met andere woorden de oorzaken en gevolgen van het aantal langdurig

werklozen op Vlaams niveau.

Door stakeholders zo een belangrijke positie in het evaluatieproces te geven, wordt geneigd

naar een maximalistische invulling van stakeholders bij het evalueren van beleid (De Peuter,

De Smedt & Bouckaert, 2007, p. 65).

Deze stakeholders kunnen in het evaluatieproces een minimalistische of net een zeer

maximalistische rol toebedeeld krijgen. Dit hangt vooral af van de meerwaarde die de

onderzoeker hecht aan verscheidene belanghebbenden (De Peuter, De Smedt & Bouckaert,

2007, p. 65).

Er wordt ook bekeken welke oplossingen de stakeholders zelf zien voor de huidige problemen

met het aantal langdurig werklozen en welke beleidsmaatregelen er zouden kunnen genomen

worden, geïnspireerd op hun ervaringen. Het doel van de beleidsanalyse is te komen tot

eventuele beleidsaanbevelingen om het aantal langdurig werklozen nog verder terug te

dringen.

De vragen voor de diepte-interviews kwamen tot stand door elementen die worden gehaald uit

bovenstaande literatuurstudie en onderstaande documentenanalyse. Daarnaast werden alle

documenten uit het Vlaams Parlement gescreend waarbij het concept ‘langdurig werklozen’ in

de periode 2004-2014 aan bod kwam. Dit met als voornaamste doel geen belangrijke

maatregelen over het hoofd te zien. Op deze manier had de interviewer genoeg bagage om

deze diepte-interviews te kunnen afnemen en om te kunnen inspelen op verschillende

maatregelen en bedenkingen die door de respondenten werden aangehaald.

In deze masterproef wordt geprobeerd een antwoord te formuleren op de klassieke vraag als

het over beleidsevaluatie gaat. Namelijk doet de overheid de goede dingen, en doet ze de

dingen goed.

Met andere woorden, zorgen de verschillende ondernomen beleidsinitiatieven tot een

verbetering van het beleid met betrekking tot langdurig werklozen? En wat kunnen toekomstige

ministers van hun voorgangers leren?

Page 32: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

32

5.1 Semi-gestructureerde diepte-interviews als basis …

Er zal worden gewerkt met kwalitatieve diepte-interviews die gestandaardiseerde open vragen

bevatten (cf. Bijlage 1). Op die manier zullen er verschillende zaken spontaan door de

respondenten kunnen worden aangehaald en is er ruimte om af te wijken van een vraag. Op

die manier kunnen eventuele aspecten van het beleidsissue erbij worden betrokken die na het

bestuderen van de literatuurstudie nog niet werden opgemerkt. Voor de interviewer is het

mogelijk om bij- en doorvragen te stellen. De vragenlijst zal voldoen aan de criteria voor semi

gestructureerde diepte-interviews (Mortelmans, 2007). Bij het afnemen van dergelijke

interviews is de spontaniteit van het gesprek belangrijk. Daarom worden alle interviews

opgenomen. Op die manier kunnen ook meer data worden verwerkt bij het uitschrijven van de

interviews. Voor het afnemen van de interviews zal de opzet van de masterproef worden

besproken en zal de respondenten de keuze worden gelaten om een samenvatting van het

interview al dan niet openbaar te maken en wordt gegarandeerd dat discretie mogelijk is. De

vertrouwensband tussen de respondent en de interviewer kan er immers voor zorgen dat de

respondenten veel nauwkeuriger de interviewvragen beantwoorden en de antwoorden beter

staven met accurate voorbeelden.

5.1.1 … met aanvullingen dankzij de “Grounded Theory”

De keuze in deze masterproef ligt op het gebruik van semi-gestructureerde interviews. Toch

is het een meerwaarde om naarmate er meer interviews zijn afgenomen elementen van de

‘Grounded Theory’ te gebruiken. Zo is de Grounded Theory van Glaser en Strauss

(Mortelmans, 2007) een belangrijke aanvulling voor de verdere analyse van de verzamelde

data. Dit omdat huidig onderzoek geen sterke theoretische basis in de wetenschappelijke

literatuur heeft waarop kan voortgegaan worden. In het verleden zijn geen soortgelijke

evaluaties op deze manier en van deze specifieke doelgroep beschikbaar (Mortelmans, 2007).

Hierdoor kan niet terug gegrepen worden naar eerder onderzoek.

Na het afnemen van de eerste interviews worden de bevindingen geanalyseerd vooraleer

andere interviews af te nemen. Dit heeft tot doel blinde vlekken zoveel mogelijk te

minimaliseren, maar vooral om de verschillende aanbevelingen die de stakeholders zullen

doen bij de volgende stakeholders te kunnen aftoetsen (Mortelmans, 2007). Gedurende de

afname van de interviews zal zoveel mogelijk geprobeerd worden terug te koppelen naar

voorafgaande interviews.

Hiermee wordt getracht een duidelijk beeld te krijgen over het bestaan of de mate van

consensus over eventuele aanbevelingen. Het gebruik van deze aanvullende methode zal na

Page 33: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

33

afname van alle interviews uitmonden in een tweede interview met professor Stijn Baert

waardoor op academisch niveau enkele aanbevelingen afgetoetst worden. In deel “5.3:

Selectie van de respondenten” zal Stijn Baert worden voorgesteld en zal worden aangetoond

waarom deze van belang is in dit onderzoek.

5.2 Samenvatten van de interviews

Voor het analyseren van de interviews wordt gebruik gemaakt van inzichten en technieken die

gedurende de opleiding Politieke en Sociale wetenschappen werden meegegeven. Hierbij

wordt specifiek verwezen naar prof. Wayenberg die het vak Beleidsanalyse doceerde, prof.

Roose die een dieper inzicht in het kwalitatief onderzoek heeft verschaft, alsook prof. Devos

als titularis van het vak Politiekwetenschappelijke methoden waar kwalitatief onderzoek in de

praktijk uitgelegd werd.

Allereerst zullen alle negen interviews worden uitgetypt in de vorm van conceptuele

samenvattingen. Hierbij wordt erop gelet dat de conceptuele samenvattingen een vergelijkbare

en overzichtelijke structuur hebben. Er wordt geprobeerd deze zo kort en bondig mogelijk

samen te vatten, rekening houdende met de nodige nuance.

Een groot aandeel van stakeholders uit het werkveld werd geïnterviewd, zodat een sterk

uitgewerkte visie van elke stakeholder bekomen werd.

Het eerste interview is met professor Stijn Baert, om verschillende maatregelen die de

ministers hebben ondernomen te kunnen aftoetsen in een academische context. Hiermee

wordt academische bagage verzameld om de verschillende maatregelen wetenschappelijk te

kunnen kaderen. Dit zal meer inzicht geven om nadien de verschillende percepties en

meningen van de stakeholders te kunnen kaderen. Na afname van alle diepte- interviews wordt

opnieuw met professor Stijn Baert gepraat om de verschillende aanbevelingen die uit de

interviews naar boven zijn gekomen af te toetsen. Door deze terugkoppeling wordt gezorgd

dat de aanbevelingen die in deze masterproef zullen worden gegeven zo realistisch mogelijk

in de toekomst kunnen worden toegepast.

Page 34: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

34

5.2.1 Verloop van de interviews

Bij de start van het interview wordt gevraagd om het interview te mogen opnemen. Dit is een

handige geheugensteun bij het samenvatten van de interviews. Nadien wordt een korte

inleiding bij het doel van het onderzoek gegeven. Er wordt informatie gegeven over

voorbereidend werk en de verschillende onderzoeksvragen. Hierdoor hopen we een context

te scheppen waarin de geïnterviewde zo concreet mogelijk een antwoord op de vragen zal

kunnen geven.

Na de samenvatting van de interviews worden de verschillende antwoorden, bedenkingen en

aanbevelingen van de stakeholders tegen elkaar afgezet door gebruik te maken van een

codeertabel (Cf. Bijlage 2). Inductieve codering vormt hier de leidraad. Hierbij hangt de

codering af van de gegeven antwoorden. Door de codeertabel wordt elk antwoord van de

respondenten in kaart gebracht.

Vervolgens worden alle aanbevelingen op een rij gezet zodat het een overzichtelijk en

navolgbaar geheel blijft. Op basis van de conceptuele samenvattingen wordt in een

codeertabel weergegeven wat de verschillende respondenten op de onderzoeksvragen

hebben geantwoord. Dit gebeurt op gestructureerde wijze zodat geen belangrijke informatie

uit het interview verloren zou gaan. Op basis van deze overzichtstabel zal een antwoord op de

verschillende deelvragen en uiteindelijk de hoofdvraag kunnen geformuleerd worden. Wat is

de perceptie van de stakeholders op het beleid van beide ministers omtrent langdurig

werklozen?

Nadien zullen enkele aanbevelingen naar voren kunnen worden geschoven. De

aanbevelingen die uit de interviews zijn gekomen zullen zoals reeds beschreven nadien

worden teruggekoppeld naar professor Stijn Baert. Dit tweede en laatste interview met de

professor geldt in deze masterproef met andere woorden als een kwaliteitstoets, zoals

hierboven uitvoerig beschreven.

Inductieve codering vormt hier de leidraad. Hierdoor hangt de codering af van de antwoorden

die zijn gekregen, daarom wordt een codeertabel gebruikt zodat elk antwoord van de

respondenten in kaart kan worden gebracht.

5.3 Selectie respondenten

Zoals reeds beschreven werden semi-gestructureerde interviews afgenomen die elementen

bevatten van de Grounded Theory. Concreet werden stakeholders geïnterviewd die inzicht

hebben en in aanraking kwamen/komen met het beleid van beide ministers. De verschillende

stakeholders zijn belangrijke partners voor zowel de minister als voor de doelgroep (langdurig

Page 35: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

35

werklozen) waarmee ze werken. Een belangrijk criterium om de stakeholders te selecteren

was dat ze een belangrijke schakel zijn tussen, of omdat ze een brug vormen tussen het beleid

van de minister en de doelgroep. De keuze voor de verschillende stakeholders gebeurde met

zorg en met een zeker oog voor pariteit. Zo werd er rekening mee gehouden een evenwicht in

de keuze van de stakeholders te bekomen en door zowel werknemers- als

werkgeversorganisaties te kiezen. Er werden commerciële en non-profit organisaties

geïnterviewd en aandacht werd gegeven aan zowel regionale als aan lokale organisaties die

als stakeholders kunnen worden beschouwd. Verder werd er geopteerd een academicus te

interviewen om de beleidsproblematiek vanuit een ander perspectief te bekijken.

In “deel 6.3: Stakeholdersanalyse” worden de verschillende stakeholders ‘gemapt’. Dit is

noodzakelijk om tot een oplossing te komen en de verschillende beleidsproblemen aan te

kunnen pakken, alsook om aanbevelingen te kunnen formuleren, dit omdat een beleidsrapport

realiseerbaar moet zijn. Dit kan enkel als de stakeholders duidelijk gekend zijn.

De aanbevelingen die later uit dit beleidsrapport zullen komen zijn vooral tot stand gekomen

op basis van de ervaringen, kennis en informatie van de volgende stakeholders:

ABVV - Diepvents Philippe

ABVV is de socialistische vakbond van België en vertegenwoordigt ongeveer 1,5

miljoen leden. Hierdoor zijn ze een belangrijke partner die mede vorm geeft aan het

Vlaamse arbeidsmarktbeleid. Philippe Diepvents is directeur bij de studiedienst van het

Vlaams ABVV. In een verder verleden was hij adviseur van het arbeidsmarktbeleid voor

ABVV.

ACV - Reyns Bart

Het grootste vakverbond van België is het ACV. Zij vertegenwoordigen ongeveer 1,7

miljoen leden. Net zoals het ABVV zijn ze een belangrijke sociale partner die in tal van

organen zetelt die te maken hebben met sociaal beleid. Bart Reyns is

beleidsmedewerker bij het ACV in Oost-Vlaanderen.

Voka - Browaeys Johan

De derde stakeholder in dit onderzoek is Voka. Dit is de belangenvertegenwoordiger

van ondernemingen in Vlaanderen. Ze vertegenwoordigen ongeveer 18.000 bedrijven

in Vlaanderen en Brussel. Johan Browaeys is regiodirecteur van Voka-Oost-

Vlaanderen en is manager arbeidsmarkt & onderwijs.

Page 36: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

36

Federgon - Verschueren Paul

Federgon is de belangenvertegenwoordiger van onder meer de wervings- search en

selectiebedrijven, de outplacementbedrijven, de uitzendbedrijven, de

projectsourcingbureaus, de opleidingsbedrijven, de interim management- en de

dienstenchequebedrijven. Kortom, ze vertegenwoordigen de bedrijven die actief zijn

op het vlak van arbeidsbemiddeling en HR-dienstverlening. Paul Verschueren is

directeur “research and economic affairs” van Federgon Vlaanderen. Daarnaast is hij

ook lid van de raad van bestuur van de VDAB.

SLN (Sterpunt inclusief ondernemen) - Boone Bert

Het Vlaams Steunpunt Lokale Netwerken, kortweg SLN, overkoepelt de not-for-profit

aanbieders van opleiding, coaching en werkplekleren. SLN is door de Vlaamse

overheid erkend als gesprekspartner namens de sector. Bert Boone is algemeen

directeur van Compaan VZW (deze VZW wil mensen duurzaam activeren in

samenwerking met maatschappelijk verbonden ondernemingen). Verder was Bert

Boone acht jaar lang directeur van het ESF-Agentschap Vlaanderen.

Serr-Resoc – Schmidt Johan

Serr-Resoc is een sociaal - economische overlegstructuur van lokale besturen, sociale

partners en derden. Door afstemming, samenwerking, advisering en projectwerking

focussen ze zich op een duurzame arbeidsmarkt en streekontwikkeling. Johan Schmidt

is projectmanager bij Serr-Resoc Gent. Daarnaast is hij projectontwikkelaar diversiteit.

VVSG - Cousaert Peter

Dit is het steunpunt en belangenbehartiger van de lokale besturen. Zo

vertegenwoordigen ze de Vlaamse gemeenten, OCMW’s, politiezones en

intercommunales. Peter Cousaert is stafmedewerker bij VVSG, zijn specialisatie ligt

in het activeringsbeleid.

Stijn Baert

Is een Belgisch econoom, arbeidsmarktdeskundige en professor aan de Universiteit

Gent en Universiteit Antwerpen. Zijn specialisatie ligt in het arbeidsmarktbeleid. Zo

doceert hij op de Universiteit van Gent binnen de vakgroep sociale economie onder

andere arbeidseconomie.

Page 37: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

37

De aanbevelingen die later uit dit beleidsrapport zullen komen zijn vooral tot stand gekomen

op basis van de ervaringen, kennis en informatie van bovenstaande stakeholders.

5.4 Synthese van het hoofdstuk

In dit hoofdstuk werd specifieke aandacht aan de uitvoering van het eigenlijke onderzoek

geschonken. Zo is het van belang over een sterk beargumenteerde methodologie te

beschikken alvorens wetenschappelijk onderzoek te kunnen uitvoeren. Er kan pas over

wetenschappelijk onderzoek worden gesproken indien het voor andere onderzoekers op

precies dezelfde wijze kan worden overgedaan. Daarom vormt methodologie in elk

wetenschappelijk werk een essentieel onderdeel. In dit hoofdstuk werd beargumenteerd

waarom voor semi-gestructureerde interviews werd gekozen, alsook waarom elementen van

de Grounded Theory nuttige bijdragen aan onderzoek kunnen leveren.

Er werd in beeld gebracht op welke manier de verschillende interviews zullen worden

geanalyseerd en welke stappen hiervoor zullen worden gevolgd. Verder was enige toelichting

vereist bij de keuze van de respondenten.

In het volgende hoofdstuk zullen de resultaten van het onderzoek worden besproken en zullen

enkele aanbevelingen worden gegeven die voortvloeien uit dit kwalitatief onderzoek.

Page 38: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

38

6. Resultaten

In dit hoofdstuk wordt op basis van regeerakkoorden, beleidsnota’s, beleidsbrieven en

parlementaire vragen weergegeven in welke richting het beleid omtrent langdurig werklozen

geëvolueerd is. Nadien wordt ingegaan op enkele acties en/ of maatregelen die de ministers

hebben genomen en die hun beleid kenmerken. Na de documentenanalyse in kaart te hebben

gebracht, wordt overgegaan tot de inbreng van de verschillende stakeholders in deze

masterproef.

6.1 De krijtlijnen van het beleid in de periode 2004-2014

Allereerst wordt de algemene context weergeven waarin beide ministers hun beleid hebben

gevoerd. Frank Vandenbroucke komt eerst aan bod. Hij is een sp.a politicus en was

viceminister-president in de Vlaamse regering Leterme (20 juli 2004 - 27 juni 2007). Doordat

minister-president Yves Leterme naar de kamer overstapte, trad de regering-Peeters I (28 juni

2007 - 13 juli 2009) aan. Vandenbroucke was in beide Vlaamse regeringen bevoegd voor werk,

onderwijs en vorming.

De andere minister die we in deze masterproef onder de loep nemen is N-VA politicus Philippe

Muyters. Hij was minister in de Vlaamse regering-Peeters II (13 juli 2009 - 25 juli 2014).

Muyters was bevoegd voor financiën, begroting, werk, ruimtelijke ordening en sport.

6.1.1 Frank Vandenbroucke

Het Vlaamse regeerakkoord van de regering Leterme in 2004 - 2009 is duidelijk: “Dé uitdaging

is het omzetten van economische groei, ondernemingszin, onbeantwoorde vragen in de zorg,

… in extra werkgelegenheid. De rol van de overheid is die van spelverdeler” (Vlaams

regeerakkoord, 2004, p. 20). Vandenbroucke stelt dat de overheid heel wat kan doen, maar

dat ze vooral moet samenwerken met het middenveld en private partners. Op deze manier is

de overheid een spelverdeler in plaats van een regisseur.

Volgens Vandenbroucke behoort Vlaanderen tot één van de best presterende lidstaten van de

Europese unie. Hij concludeert dat dit komt door de hoge arbeidsproductiviteit die er in

Vlaanderen is. Deze verdienste wordt volgens hem geminimaliseerd door de lage

werkzaamheidsgraad en de demografische ontwikkeling die in Vlaanderen aanwezig is

(Vandenbroucke, 2004, pp. 6-9).

Hij wil inzetten op een sterkere samenwerking met de VDAB en met de werkwinkels.

Daarnaast pleit hij voor een sluitende aanpak: “het recht van elke werkzoekende op een

Page 39: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

39

aangepast begeleidingsaanbod gericht op de doorstroming naar werk”. Werkzoekenden wil hij

een tijdelijke werkervaring bieden, dit door in te zetten op onder andere

werkervaringsprojecten (WEP+) (Vandenbroucke, 2004, pp.35-37).

De beleidsnota van 2004-2009 laat ons enkele andere strategische doelstellingen zien die

minister Vandenbroucke naar voren schuift (Beleidsbrief Vandenbroucke, 2005, p. 7):

1. Een meer evenredige arbeidsdeelname

2. Een sluitende en efficiënte aanpak van de werkloosheid

3. Een efficiëntere aanpak van het jobverlies als gevolg van sluitingen, herstructureringen en

faillissementen

4. Een betere invulling van vacatures

5. Een verbetering van de werkbaarheidsgraad

6. Een hogere deelname aan permanente vorming

7. Meer gelijke kansen in de deelname aan permanente vorming

8. Een betere afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt

9. Inbreng publiek-private partnerschappen (privé-partners aantrekken om meer mensen aan

het werk te krijgen)

In wat volgt wordt op basis van de verschenen beleidsbrieven in kaart gebracht welke richting

voor langdurig werklozen minister Vandenbroucke tijdens zijn legislatuur voor ogen had.

Beleidsbrief 2005-2006

In de eerste beleidsbrief maakt Vandenbroucke duidelijk wat voor hem belangrijk is: “meer

mensen aan het werk, en meer ruimte voor talenten” (Beleidsbrief Vandenbroucke, 2005, p.

5).

De minister wil dat de universele basisdienstverlening voor zowel werkzoekenden, werkgevers

als werknemers gratis is en blijft. Op deze manier wil hij vraag en aanbod op de arbeidsmarkt

zo goed mogelijk op elkaar afstemmen. Een traject op maat voor elke werkzoekende is een

volgende prioriteit die de minister wil bereiken. Zo wil hij geen enkele werkzoekende aan zijn

lot overlaten, maar via intensieve begeleiding, beroepsopleiding of werkervaring wil hij voor de

werkzoekende streven naar een duurzame tewerkstelling.

Een volgende prioriteit in de beleidsbrief van 2005 is het afwegen of er mogelijkheden zijn om

aan ‘tendering’ te doen in de Vlaamse arbeidsmarkt. Via deze techniek worden volgens

Vandenbroucke elementen van marktwerking ingezet om zo te komen tot een efficiënte

begeleiding van de werkzoekende. Concreet houdt dit in dat men trajectbegeleiding, opleiding

en werkervaring uitbesteedt aan de markt. Deze derden zullen gefinancierd worden op basis

Page 40: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

40

van het aantal werkzoekenden die ze hebben kunnen bereiken en hoeveel procent van hen

een positieve uitstroom hebben gehad. Deze “tenderpartners” zullen worden gefinancierd op

basis van de output die ze bereiken. Een andere prioriteit die een grote invloed kan hebben

op langdurig werklozen is werkervaring. Vandenbroucke gaat ervan uit dat werkervaring een

belangrijke stap kan betekenen voor werkzoekenden. Daarom wil hij verder inzetten op

verschillende instrumenten: individuele begeleiding in de onderneming (IBO) en

werkervaringsprojecten (WEP+). Werkloosheidsvallen moeten ook worden aangepakt. De

werkloosheidsvallen zorgen ervoor dat mensen niet het statuut van werkende zullen

aannemen omdat het “vanuit het oogpunt van de betrokkene objectief minder voordelen

oplevert” (beleidsbrief Vandenbroucke, 2005, pp. 19-30).

Beleidsbrief 2006-2007

In de beleidsbrief van 2006 haalt de toenmalige minister van werk aan verder te willen

onderzoeken wat tendering kan betekenen voor de werkzoekende. Via tendering wil men de

sluitende aanpak voor werkzoekenden verder optimaliseren.

Zo schrijft Vandenbroucke in deze beleidsbrief dat hij voor het eerst ook “de mogelijkheden

van de invoering van marktwerking in het activeringsbeleid voor werkzoekenden” onderzoekt.

Het doel van deze “proeftuin tendering” is om de bepaalde, specifieke expertise van zowel de

commerciële private actoren (zoals uitzendkantoren) als de niet-commerciële derden

organisaties (vzw’s) aan te spreken om de beleidsdoelstelling van een sluitende aanpak voor

werkzoekenden mee te helpen realiseren. Nadien zal dit worden geëvalueerd met het oog op

toekomstige uitbreiding van het project. (Beleidsbrief Vandenbroucke, 2006, p.12).

In dit opzicht komt de sluitende aanpak van de werkloosheid erop neer dat “geen enkele

werkzoekende langdurig werkloos mag worden zonder dat een nieuwe kans op werk wordt

geboden via een intensieve begeleiding, beroepsopleiding of werkervaring.” (Beleidsbrief

2006, p.11). De sluitende aanpak komt er omdat er volgens de minister enkele pijnpunten van

het getrapte begeleidingsmodel zichtbaar werden. Het voornaamste pijnpunt was het hoge

niet-bereik bij oudere werkzoekenden. Daarom zal hij extra inspanningen voor deze groep

leveren. Een volgende pijnpunt was dat het getrapte begeleidingsmodel er niet in slaagt om

de meest intensieve vormen van dienstverlening (zoals beroepsopleiding en werkervaring) te

richten naar de groepen werkzoekenden die de sterkste behoefte aan dienstverlening hebben.

Een laatste pijnpunt volgens de minister is het aanzienlijk aandeel (ongeveer 20%) van de

langdurige werkzoekenden die blijken te kampen met problemen die niet onmiddellijk

Page 41: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

41

verholpen kunnen worden via het ‘klassieke recept’ van arbeidsbemiddeling. (Beleidsbrief

2006, p.21).

Waar de minister in de beleidsbrief vaak de nadruk op legt is het Meerbanenplan. De acties

binnen dit Meerbanenplan “vormen de speerpunten van deze beleidsbrief”. Deze acties zijn

gericht op het verbreden van de sluitende aanpak en zijn ook gericht op de groep van langdurig

werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. (Beleidsbrief 2006, p.22).

Verder wil hij zijn beleid in een breed partnerschap ontwikkelen. Samen met de sociale

partners, de ruimere stakeholders, de federale overheid, Wallonië, Brussel en Europa wil hij

beleid realiseren in plaats van in elkaars vaarwater te komen. Zo haalde hij in zijn beleidsbrief

bijvoorbeeld aan dat de begeleiding en opvolging van langdurige werkzoekenden gedeeltelijk

ook de bevoegdheid is van de federale overheid. Hierdoor wil hij zijn beleid afstemmen met de

verschillende partners (beleidsbrief Vandenbroucke, 2006, pp. 43-46). Dit zal ook in het kader

van het Meerbanenplan gebeuren (Beleidsbrief 2006, p.22).

Algemeen gezien stelt de minister dat voor een ‘harde kern’ van langdurig werkzoekenden er

“nood aan jobs buiten het normaal economisch circuit” is. Daardoor zal hij extra investeren in

sociale economie-projecten zoals arbeidszorg en sociale werkplaatsen.

Beleidsbrief 2007-2008

In de beleidsbrief van 2007 wil de minister de sluitende aanpak optimaliseren met een

bijzondere aandacht voor maatwerk en kansengroepen. Zo zal bijvoorbeeld harder ingezet

worden op langdurig werklozen en jeugdwerkloosheid. Verder haalt Vandenbroucke aan

verder in te zetten op de creatie van werkervaringsplaatsen om op die manier langdurig

werkzoekenden werkervaring te laten opdoen. De minister blijft ook in deze beleidsbrief een

fervent voorstander van het gebruik van werkervaringsplaatsen omdat “ervaring werkt”.

In de vorige beleidsbrief bleek reeds dat de minister zijn stempel wou drukken op een beleid

met betrekking tot competentieontwikkeling en loopbaanontwikkeling. Dit wil hij dan ook verder

zetten om op die manier het aantal mensen dat werkbaar werk heeft te verhogen.

In de analyse die de minister van zijn beleid maakt, kan het volgende worden gelezen: “Een

aantal werkzoekenden werd nog voor de invoering van de sluitende aanpak of ondanks het

vrijwel sluitende aanbod toch langdurig werkloos. Ook voor die ‘curatieve doelgroep’ van

langdurige werklozen wil ik een sluitende aanpak garanderen.”

Daarom lijkt volgens hem een verdere uitbreiding van het aantal acties voor langdurige

werkzoekenden nodig om de Europese doelstelling van 25% te halen.

Page 42: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

42

In de uitvoering van deze sluitende aanpak voor langdurige werkzoekenden verkende de

minister voor het eerst de mogelijkheden om het activeringsbeleid voor werkzoekenden uit te

besteden. Zo werden begin 2006 ongeveer 6.000 trajecten voor langdurige werklozen aan

private actoren uitbesteed (beleidsbrief Vandenbroucke, 2007, p 25).

Het doel van deze “proeftuin tendering” was de specifieke expertise van zowel de commerciële

private actoren (zoals uitzendkantoren) als de niet-commerciële derde organisaties (vzw’s)

aan te spreken om de beleidsdoelstelling van een sluitende aanpak voor werkzoekenden mee

te helpen realiseren.

Uit de tussentijdse resultaten resulteerde dit tot een gemiddelde uitstroom uit de werkloosheid

van 43%. Dit ligt enerzijds beneden de vooropgestelde norm van 50%, maar anderzijds is dit

resultaat toch behoorlijk, gelet op de bijzonder moeilijke doelgroep van zeer langdurig

werkzoekenden met een gemiddelde werkloosheidsduur van meer dan 5 jaar, zoals hij zelf

aanhaalt.

Daarom zal de minister in 2008 en 2009 een mogelijke uitbreiding van deze proeftuin

onderzoeken.

Verder blijft werkervaring een speerpunt van de minister, want dit “is een belangrijke schakel

in het traject van een werkzoekende naar werk”. Met WEP+ wordt vooral gericht op

werkzoekenden die meer dan twee jaar werkzoekend zijn en hierdoor een zekere afstand tot

de arbeidsmarkt hebben opgebouwd.

Het is een speerpunt van de minister omdat “de resultaten mogen worden gezien”. De

uitstroom naar werk met die maatregel is hoger dan de uitstroom naar werk van langdurig

werkzoekenden uit de trajectwerking. “Dit toont aan dat de maatregel wel degelijk vruchten

afwerpt.”

Met de individuele beroepsopleiding in de Onderneming (IBO) beschikt de minister nog over

een ander instrument om via een tijdelijke werkervaring de competenties van werkzoekenden

te versterken. Dit traject omvat een periode van begeleiding en opleiding op de werkvloer en

is beperkt tot maximaal 6 maanden.

Na afloop van het contract is de werkgever verplicht de betrokkene in dienst te nemen.

Hierdoor biedt de maatregel voor kansengroepen mogelijkheden tot een succesvolle instap

naar de arbeidsmarkt.

Belangrijk bij deze beleidsbrief is de extra aandacht die de minister wil besteden aan langdurig

werkzoekenden met een ernstige medische, psychische en/of psychiatrische problematiek. Er

is volgens de minister met andere woorden nood aan gespecialiseerde activeringstrajecten in

Page 43: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

43

partnerschap met actoren uit de welzijnssector of de sociale economie en aan jobs buiten het

normaal economisch circuit (beleidsbrief Vandenbroucke, 2007, p.56).

Beleidsbrief 2008-2009

In deze beleidsbrief wordt enkele keren aangehaald dat zowel de preventieve aanpak als de

actieve aanpak van langdurige werkloosheid “steeds sluitender” wordt. Dit betekent dat steeds

minder werkzoekenden minder lang aan hun lot worden overgelaten (beleidsbrief

Vandenbroucke, 2008, p.12).

Verder zal in dit jaar een poging worden ondernomen om nog beter zicht te krijgen op de

inactiviteitsvallen, in het bijzonder voor personen met een arbeidshandicap en langdurige

gezondheidsproblemen. Hiervoor stelt de minister een VIONA-onderzoeksopdracht op om dit

te bekijken (beleidsbrief Vandenbroucke, 2008, p.34).

6.1.2 Philippe Muyters

Het regeerakkoord van de regering Peeters II in 2009-2014 legt vooral de nadruk op het

wegwerken van de gevolgen van de financiële en economische crisis. Men wil via een

“duurzaam werkgelegenheidsplan volop inzetten op het wegwerken van de gevolgen van de

crisis en nog grotere gevolgen voorkomen” (Vlaams regeerakkoord, 2009, p. 14).

De minister van Werk in deze regering is Philippe Muyters. Hij is bevoegd voor werk, financiën,

begroting, ruimtelijke ordening en sport.

De visie van minister Muyters in de legislatuur 2009-2014 staat volledig in het teken van een

arbeidsmarkt die zich in een crisis bevindt. Door de financieel economische crisis zal een

groter aantal bedrijven sluiten en dus het aantal werklozen stijgen. Dit is nefast voor de

economie, stelt de minister. Verder maakt Philippe Muyters dezelfde analyse als

Vandenbroucke, namelijk dat de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen veel te laag is (66 %).

Zoals hierboven reeds vermeld, kenmerkt onze arbeidsmarkt zich door een ‘citroenmodel’. Met

een grote arbeidsdeelname in de middelste leeftijdsgroep en een sterk vervroegde uittreding

in de hoogste leeftijdsgroep. Hij ziet hierin een aanzienlijk potentieel voor een versterkt

activerend arbeidsmarktbeleid in Vlaanderen. Hiervoor spiegelt de minister zich aan de

Lissabonnorm die stelt dat 70% van de Europeanen tegen 2010 op actieve leeftijd een baan

moeten hebben. Dat wil zeggen dat er op dit moment in Vlaanderen van de mensen tussen 15

en 64 jaar er geen 3 op de 10 werken. Er moet ook extra worden geïnvesteerd in begeleiding,

beroepsopleiding en tijdelijke werkervaring van werkzoekenden en dit zowel in de private als

de publieke sector. Hij wil via een geïntegreerd beleid de werkloosheid terug dringen. Volgens

hem kan de werkloosheid enkel teruggedrongen worden door sociaal overleg met de sociale

Page 44: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

44

partners. Samengevat schuift hij drie ingrediënten naar voor die de nieuwe arbeidsmarktvisie

voor Vlaanderen moeten kenmerken. Ten eerste een versterkt activeringsbeleid voor

werkzoekenden, ten tweede investeren in competentieversterking en als derde ingrediënt het

stimuleren van de vraag naar arbeid. Volgens zijn analyse kan een verdere staatshervorming

niet uitblijven om een aantal blinde vlekken in het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid weg te

werken (Muyters, 2009, pp.11-16).

Beleidsbrief 2010-2011

In de beleidsbrief van 2010 van Muyters staan enkele zorgen die als neveneffecten van de

financieel-economische crisis kunnen gelden. Zo blijft voor laaggeschoolde jongeren de

situatie erg moeilijk. Verder is het aantal NEET-jongeren (not in employment, education or

training) in 2009 opnieuw toegenomen (beleidsbrief Muyters, 2010, p.8).

Werkloosheid, en vooral langdurige werkloosheid is in deze beleidsbrief zijn grootste zorg.

“Het moet absoluut vermeden worden, want hoe langer men werkloos blijft, hoe moeilijker het

wordt om opnieuw aan het werk te geraken en aan structurele werkloosheid te ontsnappen.”

(beleidsbrief Muyters, 2010, p.12).

Nadien stelt minister Muyters twee centrale prioriteiten op waaraan hij wil werken als het gaat

om langdurig werklozen. Eerst wil hij ervoor zorgen dat er geen stijging van het aantal mensen

in structurele werkloosheid kan plaatsvinden. Via “Werk@teliers” wil de minister ervoor zorgen

dat men niet langer dan één of twee jaar werkzoekende is. Deze ateliers zijn er voor

werkzoekenden tot 25 jaar en worden opgestart in Antwerpen, Gent en de Limburgse

mijnstreek. De maatregel was erop gericht om jonge werkzoekenden met een bemiddelbaar

profiel die door de crisis de aansluiting met de arbeidsmarkt gemist hebben aan werk te helpen.

Een tweede prioriteit valt uit bovenstaande reeds af te leiden. Via een sluitend maatpak en

een betere opvolging wil hij het aantal werkenden verhogen (beleidsbrief Muyters, 2010, p.

16).

Beleidsbrief 2011-2012

Een speerpunt in deze beleidsbrief is het gradueel sneller uitnodigen van langdurig werklozen.

Er zal korter op de bal worden gespeeld en langdurig werklozen zullen sneller terug worden

opgeroepen om bij de VDAB een evaluatiegesprek te hebben.

Page 45: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

45

Verder haalt de minister aan dat de curatieve aanpak tekort schiet. Zo “stelde de VDAB vast

dat haar begeleiding te kort schoot bij werkzoekenden met niet-arbeidsmarktgerelateerde

problemen”. De minister stelt hierdoor dat de trajecten meer op maat van de werkzoekende

moeten worden gemaakt, dit omdat de verschillende problematieken waarmee gekampt wordt

zeer divers zijn. Hierdoor is ook samenwerking met verschillende partners nodig (beleidsbrief

Muyters, 2011, p. 19).

De beleidsbrief van 2012 bevat nog verschillende prioriteiten. Ten eerste gaat het over de

ongekwalificeerde en laaggeschoolde jongeren. Via verschillende maatregelen zoals IBO,

werkplekleren en onderwijskwalificerende trajecten wil Muyters iets doen aan het aantal

jongeren die zonder kwalificatie de schoolbanken verlaten. Hij wil de laaggeschoolden

meenemen in de versterking van zijn beleid. Voor de eerste categorie, namelijk de

ongekwalificeerde jongeren die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, voorziet de

minister “werkinlevingstrajecten”. Hiermee kunnen jongeren via begeleiding, stage en

opleiding extra competenties bekomen die hen meer kansen zullen geven op de arbeidsmarkt.

(beleidsbrief Muyters, 2011, pp.17-22).

Beleidsbrief 2012-2013

De beleidsbrief van 2012 begint met minder positief nieuws. Het blijkt dat er ten opzichte van

het jaar daarvoor er 17% minder vacatures waren, waardoor de kans op langdurige

werkloosheid enkel maar groter wordt (beleidsbrief Muyters, 2012, p.8).

De minister is eveneens een voorstander van werkervaring. Er wordt hierbij in intensieve

begeleiding en competentieversterking op een reële werkvloer voorzien, tijdens een relatief

korte periode, voor een groep van langdurige en voornamelijk kortgeschoolde werkzoekenden.

Dit is volgens de minister “een duidelijk activerende tewerkstellingsmaatregel gericht op een

kwetsbare groep en op de reguliere arbeidsmarkt”. Maatwerk blijkt hier belangrijk zodat de

werkzoekenden leerervaring kunnen opdoen die aansluit bij de behoeften van de lokale

arbeidsmarkt. Nadien staan de leerwerkbedrijven in voor een gelijkwaardige begeleiding van

alle deelnemers en voor de uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt (beleidsbrief Muyters,

2012, p.24).

Beleidsbrief 2013-2014

In deze laatste beleidsbrief gaat het er eveneens over om de langdurige werkloze relevante

werkervaring te laten opdoen. Dit omdat “het ontbreken van relevante werkervaring voor zeer

langdurig werkzoekenden vaak een obstakel bij het vinden van een nieuwe job is”. Deze

Page 46: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

46

beschikken volgens de minister niet altijd over de passende arbeidsattitudes en technische

competenties.

Via de maatregel Werkervaring probeert men competentieversterking én begeleiding op een

werkvloer aan te bieden, om zo de negatieve impact van werkloosheid te doorbreken en de

brug naar het reguliere arbeidscircuit te slaan. De plaats van leerwerkbedrijven bestaat erin

bemiddeling en jobcoaching tijdens de werkervaring en gedurende de nazorgperiode te

voorzien.

De invoering van de leerwerkbedrijven bestaat nog maar sinds 2009 waardoor de deelnemers

volgens de minister een gelijkwaardigere begeleiding krijgen. Deze is meer gericht op

competentieversterking met aandacht voor maatwerk in functie van hun individuele

competenties en behoeften (beleidsbrief Muyters, 2013, p.18).

Het inzetten van werkervaring als middel ziet de minister als een operationalisering van het

concept ‘sluitend maatpak’ die hij in zijn beleidsnota had gelanceerd (beleidsbrief Muyters,

2013, p.38).

6.2 Documentenanalyse

In onderstaande tabel worden de belangrijkste klemtonen die beide ministers legden,

opgesomd. Op deze manier wordt het duidelijk welke richting en visie beide ministers hebben

gehanteerd bij het maken van beleid omtrent langdurig werklozen. Verder is getracht om de

verschillende acties zodanig op te lijsten dat ze in elkaars verlengde liggen. Zo is de ‘sluitende

aanpak’ bijvoorbeeld een term die Vandenbroucke heeft gelanceerd om het aantal langdurig

werklozen terug te dringen. Philippe Muyters daarentegen werkt verder op dit concept maar

verfijnt het naar eigen inzichten waardoor hij het van nu benoemt als ‘sluitend maatpak’.

Frank Vandenbroucke Philippe Muyters

De sluitende aanpak Het sluitend maatpak

De curatieve aanpak van langdurig werklozen (Meerbanenplan)

Een curatieve IBO (Individuele

beroepsopleiding) voor langdurig werklozen

& Gradueel sneller opvolgen van langdurig

werklozen (Werkåteliers)

Werkervaringsprojecten (WEP+) Betrekken van leerwerkbedrijven bij

werkervaring (WEP+)

Page 47: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

47

Figuur 4: Eigen bewerking, 2016.

De sluitende aanpak van Vandenbroucke houdt concreet in dat “geen enkele werkzoekende

langdurig werkloos mag worden zonder dat een nieuwe kans op werk wordt geboden via een

intensieve begeleiding, beroepsopleiding of werkervaring”. Dit stroomt voort uit het Vlaamse

regeerakkoord 2004-2009 waar er gesteld wordt dat elke werkzoekende voor de 6e maand

werkloosheid verplicht een individueel traject op maat krijgt aangeboden. Dit heeft als keerzijde

dat als de werkzoekende een opleiding/traject niet naar behoren doorloopt of een passende

betrekking weigert, hij het risico op een sanctie loopt (Beleidsbrief Vandenbroucke, 2007, p.

11). De sluitende aanpak bestaat uit een preventief en een curatief gedeelte. Zo is er een

preventieve aanpak voor alle werkzoekenden, dit wil zeggen: alle kortdurige (‘nieuwe’)

werkzoekenden moeten in een begeleidingssystematiek opgenomen worden. De curatieve

aanpak omvat alle langdurig werklozen waarbij alle werklozen vanaf hun 37ste maand

werkloosheid worden uitgenodigd. Via deze curatieve aanpak zouden alle langdurig werklozen

over een periode van drie jaar een gepast begeleidingsaanbod krijgen (Sampol, 2006, pp. 3-

14).

Het sluitend maatpak van Philippe Muyters houdt een andere aanpak in. Zo richt het zich “naar

alle werkzoekenden, maar de intensiteit van de bemiddeling of begeleiding wordt aangepast

aan de behoeften van de werkzoekende”.

“Dit heeft als voordeel dat het voor meer zelfredzame werkzoekenden het waarschijnlijk zal

volstaan om een meer lichte / automatische bemiddeling aan te bieden, eventueel aangevuld

met éénmalige bemiddelingsacties”. Dit zorgt ervoor dat er meer ruimte overblijft voor

personen die wel nood hebben aan een intensievere bemiddeling of begeleiding.

Zo zullen werkzoekenden die arbeidsmarktrijp zijn, maar toch een intensievere aanpak nodig

hebben inzake bemiddeling, ondersteuning krijgen via een bemiddelingstraject.

Werkzoekenden daarentegen die nog niet arbeidsmarktrijp zijn, krijgen een intensief

begeleidingstraject aangeboden. Hierbij zal de klemtoon in hun traject liggen op het

(gedeeltelijk) oplossen van aanwezige belemmeringen en problemen via opleiding,

sollicitatietraining en oriëntatie.

Werkervaring als middel tot

competentieversterking en begeleiding op

werkvloer

Proeftuin tendering Tendering als instrument

Voor een harde kern langdurig werklozen

jobs zoeken in het niet-economisch circuit

Vereenvoudigen doelgroepenbeleid

(tewerkstellingspremies), maar ook meer

trajecten op maat

Jeugdwerkplan Werkinlevingstrajecten voor jongeren (WIJ)

Page 48: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

48

Werkzoekenden zullen op een andere manier worden benaderd in dit sluitend maatpak. Zo zal

de VDAB gebruik maken van brieven, telefoon, e-mails en sms’en (VDAB, 2014).

Met de curatieve aanpak van langdurig werklozen doelt Frank Vandenbroucke op “passende

trajecten naar werk voor werkzoekenden die desondanks langdurig werkloos worden of dit al

zijn.”. De minister zal deze doelgroep gefaseerd benaderen volgens leeftijd. Hierbij wordt

rekening gehouden met de federale uitwerking van de controle op beschikbaarheid (cf. het

samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen

betreffende de actieve opvolging van werklozen van 30 april 2004) (Beleidsnota

Vandenbroucke, 2004, p.41).

Muyters bouwt een stukje verder op deze curatieve aanpak van langdurig werklozen en voegt

er een curatieve IBO aan toe. Deze speciale variant van Individuele Beroepsopleiding (IBO) is

specifiek bedoeld voor langdurig werkzoekenden. Personen die minstens 12 maanden (jonger

dan 25 jaar) of 24 maanden (vanaf 25 jaar) ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende.

De IBO is een opleiding waarbij een cursist op de werkplek wordt getraind en begeleid. Deze

curatieve IBO verschilt van de klassieke IBO wat betreft opleidingsduur en

productiviteitspremie. Een curatieve IBO kan voor alle werkgevers uit de private of openbare

sector. Door het systeem van een IBO betaalt een werkgever geen loon en RSZ, maar enkel

een productiviteitspremie (Beleidsbrief Muyters, 2011).

Specifiek voor jongeren heeft de minister Werk@teliers gelanceerd. Dit is een maatregel voor

jonge werkzoekenden jonger dan 25 jaar die minstens een jaar werkzoekend zijn en die wel

een bemiddelbaar profiel hebben maar door de recessie toch niet op de arbeidsmarkt konden

instromen.

Een volgend punt waarop beide ministers van elkaar verschillen gaat over werkervaring. Ze

zijn er beiden van overtuigd dat werkervaring nodig is en werkt om langdurig werklozen uit de

werkloosheid te krijgen. Over de concretisering zijn ze het minder met elkaar eens.

Zo zijn ze er beiden van overtuigd dat “hoe langer iemand werkloos is, hoe moeilijker het wordt

om terug werk te vinden”. Daarom lanceerde Vandenbroucke het WEP plus-statuut. Dit statuut

geeft langdurig werklozen de kans om gedurende 12 maanden werkervaring op te doen bij

een publieke overheid of een vzw. Ook een aantal andere doelgroepen (bv. leefloners) komen

hiervoor in aanmerking (Persbericht Vlaanderen.be, 2016).

Minister Muyters voegde aan de maatregel werkervaring nog een extra component toe,

namelijk de inzet van leerwerkbedrijven. Deze staan in voor bemiddeling en jobcoaching

tijdens de werkervaring en gedurende de nazorgperiode. Door de invoering van deze

leerwerkbedrijven in de maatregel zullen de deelnemers “gelijkwaardiger begeleiding krijgen,

gericht op competentieversterking met aandacht voor maatwerk in functie van hun individuele

Page 49: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

49

competenties en behoeften”. Leerwerkbedrijven hebben als functie langdurig werkzoekenden

werkervaring te laten opdoen én klaar te stomen voor de reguliere arbeidsmarkt (Beleidsbrief

2013-2014, 2013, p. 18).

Een volgend essentieel kenmerk van Vandenbroucke en Muyters is het gebruik van tendering.

Minister Vandenbroucke lanceerde het gebruik hiervan. Hij startte in 2006 een ‘proeftuin

Tendering’. Hierin probeerde de minister om enerzijds trajectwerking efficiënter te maken en

anderzijds de expertise van derden te gebruiken om (langdurig) werkzoekenden te activeren.

Zo zullen trajectbegeleiding, opleiding en werkervaring voor werkzoekenden deels worden

uitbesteed aan de markt. “De specifieke expertise van zowel de commerciële private actoren

(zoals uitzendkantoren) als de niet-commerciële derden-organisaties (vzw’s) worden

aangesproken om de beleidsdoelstelling van een sluitende aanpak voor werkzoekenden mee

te helpen realiseren”. (Beleidsbrief 2007-2008, 2007, p. 15).

Volgens Philippe Muyters toonde de “proeftuin tendering” van Vandenbroucke positieve

resultaten. Daarom “zorgen we in deze legislatuur, vanuit de VDAB als Vlaamse

arbeidsmarktregisseur, voor een structurele verankering en verdere uitbouw van deze vormen

van uitbesteding en samenwerking met zowel commerciële als niet-commerciële private

actoren”.

Volgens de minister is er nood aan een versterkte samenwerking met private actoren

(Beleidsnota Muyters, 2009, p.9).

In 2007 lanceerde Frank Vandenbroucke het veralgemeend Jeugdwerkplan (JWP(+)). De

doelstelling van het JWP is: “alle Vlaamse jongeren zo snel mogelijk te activeren en zo snel

en maximaal mogelijk te laten doorstromen naar een duurzame tewerkstelling in het normaal

economisch circuit”. Dit Jeugdwerkplan bouwt voort op de ervaringen uit een proefproject in

de 13 Vlaamse centrumsteden. Zo zag men dat er werk moest worden gemaakt van een snelle

contactname, een tijdige screening van eventuele drempels naar werk en het inzetten van

intensieve bemiddeling en begeleiding waar nodig op basis van individuele kenmerken.

Hierdoor moeten alle jongeren zo snel mogelijk hun plaats vinden in het normaal of eventueel

sociaal economisch circuit (Beleidsbrief Vandenbroucke 2007-2008, 2007).

In navolging van Vandenbroucke lanceerde Philippe Muyters in 2013 ‘Werkinlevingstrajecten’.

Deze projecten zijn gericht op jongeren zonder diploma en moeten hen via een reeks

begeleidingsmaatregelen, wapenen om hun plaats op de arbeidsmarkt in te nemen. Jongeren

die zonder diploma of werkervaring op de arbeidsmarkt terechtkomen, hebben het moeilijk om

een job te vinden. Dit heeft als doel hen te ondersteunen bij het vinden van een baan of het

Page 50: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

50

behalen van nuttige kwalificaties. Dit kan allerlei maatregelen omvatten, zoals opleidingen en

trainingen tot korte stages bij verschillende bedrijven (Werk.be, 2016).

6.3 Analyse van de stakeholders

In dit deel worden de percepties en meningen van de verschillende stakeholders weergegeven

op basis van de antwoorden die ze op de onderzoeksvragen gaven. De aanbevelingen die

hieruit volgen komen terecht in “Hoofdstuk 6.4: Aanbevelingen”.

Beleid als continuïteit?

De meeste stakeholders vinden dat er zeker sprake is van continuïteit tussen beide ministers

en niet zozeer een breuk. Er zijn enkele zaken die volgens de stakeholders een verklaring

kunnen geven waaraan dit ligt. Zo geven enkelen aan dat ministers niet heel veel autonomie

hebben om een radicaal anders arbeidsmarktbeleid te voeren. De ministers zitten namelijk

“gevangen” tussen enerzijds Europese richtlijnen die zij moeten toepassen en anderzijds

federale wetten die zijn vastgelegd waardoor ze niet ten volle autonomie kunnen uitoefenen

over het arbeidsmarktbeleid. Hierbij horen bijvoorbeeld de hoogte en de duur van de

werkloosheidsuitkeringen.

Een andere verklaring waardoor geen grote verschillen tussen beiden te zien zijn, komt

doordat beiden ideologisch ook niet heel ver van elkaar afstaan. Vandenbroucke gaf de aanzet

tot marktwerking door met allerlei projecten te experimenteren en er een proeftuin voor te

ontwerpen. Muyters zet veelal de paden die Vandebroucke bewandeld heeft verder uit.

Een kleine minderheid van de stakeholders vond dat er wel een breuk tussen beiden op te

merken was. Ze vonden dat Vandenbroucke iets meer aandacht en focus had op

kansengroepen en langdurig werklozen.

Iets waar bijna alle stakeholders het over eens zijn, is de cruciale rol die Fons Leroy in het

gehele proces inneemt. Zo blijkt Fons Leroy, als gedelegeerd bestuurder van de VDAB een

steunpilaar voor de minister in kwestie te zijn. Bijvoorbeeld werkplekleren en het inzetten op

competenties zijn factoren waar Fons Leroy ten volle achter stond. Vandaag de dag heeft dit

nog invloed op het beleid net doordat hij er een fervente voorstander van was.

Als de periode na 2014 en dus de tweede legislatuur van Muyters, in beschouwing genomen

wordt zijn alle stakeholders van mening dat er wel sprake is van een breuk. Dit komt volgens

sommigen omdat hij nu zijn werkterrein ten volle kent en meer durft, terwijl de eerste legislatuur

vooral aftoetsend was. Ook is de coalitie waarin de minister van Werk opereert, geheel anders.

In de legislatuur 2014-2019 zijn de socialisten vervangen door de liberalen waardoor de

Page 51: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

51

regering iets “vrijer” genoemd kan worden. Een andere verklaring kan liggen bij de

bevoegdheden van Muyters. In de vorige legislatuur was hij nog bevoegd voor Begroting. Door

het wegvallen van dit beleidsdomein is hij volgens sommigen minder geremd omdat de

eindverantwoordelijkheid van het laten kloppen van het budget, niet meer bij hem ligt.

Waar situeren zich de belangrijkste verschillen tussen beide ministers?

Het grootste verschil tussen beide ministers zit in de manier van aanpak. Muyters durft

verschillende structuren, die een evidentie lijken, in vraag te stellen. Vandenbroucke tracht

vanuit het bestaande beleid bij te schaven. Vandenbroucke observeert enkele “radartjes”

waaraan hij draait en probeert op die manier tegenmoet te komen aan een verbetering van

beleid. Muyters kiest ten volle de aanpak van de marktwerking, terwijl Vandenbroucke de

eerste aanzetten tot marktwerking gaf door bijvoorbeeld te experimenteren met de proeftuin

tendering. Muyters hanteert ten aanzien van langdurig werklozen een minder vrijblijvende

aanpak en probeert deze veel sneller dan Vandenbroucke op te volgen. Vandenbroucke was

veel meer “begeleidings-minded”.

Op het gebied van visie is er een groot verschil als we de ministers naast elkaar zetten. Zo

kwam enkele keren in de diepte-interviews naar voren dat Vandenbroucke een zeer sterke

visie ontwikkelde alvorens hij de maatregel ter discussie met de sociale partners stelde,

Muyters heeft op dit gebied een minder sterke visie en luistert veelal naar (enkele) sociale

partners om initiatieven tot stand te brengen. Zo kan Vandenbroucke eerder als “theoreticus”

en denker worden gezien. De stakeholders beschrijven Muyters eerder als “de tacticus”.

Verder verwoordde een stakeholder dat bij Muyters verschillende zaken in de conceptfase

blijven hangen net doordat hij in vergelijking met zijn voorganger een minder groot kabinet tot

zijn beschikking heeft.

Op het gebied van enkele specifieke maatregelen heeft Muyters de IBO iets meer flexibeler

gemaakt op vraag van enkele sociale partners. Doorheen de diepte-interviews wordt gezien

dat één stakeholder niet met deze stelling akkoord gaat. Zo beargumenteert deze dat de IBO

net schijnbaar flexibel is gemaakt door het contract dat na doorlopen van de IBO van een

contract van onbepaalde duur is veranderd naar een contract van bepaalde duur. Volgens het

arbeidsrecht is het moeilijker om als werkgever of bedrijf om deze werknemer nadien te

ontslaan.

Zoals daarnet even aangehaald kiest Muyters ervoor om de weg van de marktwerking te

kiezen, in combinatie met een vraaggerichte aanpak. De minister kiest voor deze aanpak

omdat hij de VDAB, nog meer als zijn voorganger, in de richting van regisseur in plaats van

actor wil zien bewegen.

Page 52: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

52

Het allergrootse verschil tussen beiden is dat Muyters het arbeidsmarktbeleid als een tabula

rasa heeft aangepakt, terwijl Vandenbroucke vanuit het bestaande beleid verbetering tracht

aan te brengen.

Muyters scoort wel sterker bij het geven van autonomie aan steden en gemeenten, stelt een

stakeholder. Vandenbroucke werkte veel meer vanuit een centralistische visie, met een

kleinere mate van autonomie voor het lokale niveau.

Het grootse verschil zit hem niet zozeer tussen Vandenbroucke en Muyters I, maar vooral

tussen Muyters I en Muyters II. Zo ziet Muyters II langdurig werklozen niet meer als doelgroep

waar specifieke aandacht naar toe moet. Dit baart bij zo goed als alle stakeholders zorgen.

Hierdoor worden geen specifieke (financiële) incentives ten aanzien van werkgevers gegeven

wat hen ertoe zou aanzetten kansengroepen en/of langdurig werklozen aan te werven. Verder

maken enkelen zich zorgen over het afgeschafte EAD-beleid dat als doel had evenredige

arbeidsmarktparticipatie te bewerkstelligen.

Waar situeren zich de belangrijkste gelijkenissen tussen beide ministers?

De stakeholders vinden dat beide ministers niet heel erg hard van elkaar verschillen, maar

vooral heel wat gelijkenissen vertonen. Zoals beschreven zijn er enkele zaken die dit in de

hand werken, bijvoorbeeld de Europese richtsnoeren die de ministers van hogerhand moeten

implementeren. Verder zijn er veelal gelijkenissen omdat Vandenbroucke al een nieuwe visie

op het werken van de Vlaamse arbeidsmarkt had ingezet. Zo werd onder Vandenbroucke door

middel van de “sluitende aanpak” overgegaan van een passieve naar een actieve

arbeidsmarkt. Muyters bouwt veelal in dit kader voort, maar hij legt de klemtoon nog iets meer

op het strenger en sneller gaan activeren door middel van “het sluitend maatpak”. In sé

verschilt dit niet veel van Vandenbroucke, maar het is niet doenbaar als politicus om dezelfde

concepten en termen zomaar over te nemen. Verder experimenteerde Vandenbroucke reeds

met zaken van marktwerking en bouwt Muyters hierop voort. Het belang dat aan werkervaring

wordt gehecht, vond zijn wortels tijdens de legislatuur van Vandenbroucke. Verder bouwt

Muyters I verder op het elan om de VDAB te optimaliseren. Hier heeft Vandenbroucke de

eerste stappen in gezet. Een andere gelijkenis, specifiek geldend voor de sociale partners en

andere actoren die te maken hebben met het beleidsdomein werk, is dat deze aangeven bij

beide ministers gehoor te vinden als het gaat om specifieke bezorgdheden. Een voorbeeld dat

enkele keren is teruggekomen gaat over de herbestendiging van de IBO. Zo heeft Muyters de

IBO een curatieve invulling gegeven op vraag van de sociale partners, meer specifiek de

vakbonden. De IBO moet ervoor zorgen dat mensen met een bepaalde afstand tot de

arbeidsmarkt, door middel van deze maatregel, werkervaring opdoen, met als ultieme doel dat

de werkgever hen een contract van bepaalde duur aanbiedt.

Page 53: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

53

Welke acties hebben wel/niet bijgedragen tot een verbetering van het beleid?

Hier bestaan heel wat uiteenlopende visies over het welslagen van bepaalde acties ten

aanzien van de doelgroep. Zo is er concreet de toepassing van tendering in het begeleiden

van langdurig werklozen. Bepaalde stakeholders zijn van mening dat deze vorm nog meer

moet worden uitgebreid omdat concurrentie er net voor zorgt dat het beste in organisaties naar

boven komt. Aanhangers van een bredere vorm van tendering halen aan dat hierdoor meer

kwaliteit tegen een lagere kostprijs kan worden gehaald. Indien de VDAB dit zou uitvoeren,

zou de kost hoger oplopen. Tenderorganisaties moeten zich elke dag opnieuw bewijzen en

hun best doen, omdat ze anders in de toekomst niet meer zullen kunnen meedingen naar deze

uitbesteding.

Tegenstanders van een bredere toepassing halen aan dat het net een verslechtering van

kwaliteit zal bieden, omdat je als organisatie afgerekend wordt op je output. Dit resulteert in

het eenzijdig inzetten op de begeleiding van de sociaal sterkeren omdat de kosten-baten beter

zijn. Verder zorgt het voor expertise-verlies omdat een organisatie die na drie jaar een

bepaalde doelgroep heeft begeleid de aanbesteding niet meer binnenhaalt. Dit zorgt ervoor

dat organisaties geen beleid op lange termijn zullen uitstippelen. Iemand haalde aan dat

Muyters deze bezorgdheid heeft meegenomen en daardoor de duur van een tenderproject

heeft verlengd. Toch gingen er verschillende stemmen op dat tendering internationaal op de

terugweg zou zijn en dat we geleidelijk aan zullen evolueren naar een systeem van enkele

vaste tenderpartners.

Waar er wel een zekere eensgezindheid over was bij de verschillende stakeholders is het

strenger opvolgen van werklozen. Er mag hen geen enkele kans gegeven worden om

langdurig werkloos te worden. Sommigen stellen een snellere begeleiding op individueel

niveau voor. Anderen stellen een uitbreiding van de sociale economie voor omdat de

bedrijfswereld niet zit te wachten op mensen die competentieverlies hebben geleden. Nog

anderen zien er heil in om de werkloosheidsuitkeringen (meer) degressief te maken, waardoor

een incentive bestaat werk te gaan zoeken.

Zoals daarnet aangehaald hechten beide ministers veel aan werkervaring als opstap naar

enige vorm van arbeid. Ook hier zijn er twee verschillende en uiteenlopende visies te

onderscheiden. Langs de ene kant willen stakeholders het systeem van

Werkervaringsprojecten in stand houden. Langs de andere kant vindt de andere helft van de

stakeholders dat het positief is dat Muyters II deze heeft afgeschaft om er een andere invulling

aan te geven. De tegenstanders van dit systeem staan er wel achter dat (langdurig) werklozen

werkervaring moeten opdoen. Maar het systeem moet een andere invulling krijgen, het moet

in vraag worden gesteld. Zo vindt men dat organisaties deze Werkervaringsprojecten in stand

Page 54: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

54

houden uit eigenbelang. Een stakeholder haalde aan dat in het verleden voor deze projecten

er een ratio was van 600 medewerkers voor 3500 deelnemers.

Verder kwam er heel wat kritiek op het decentraliseren van de controlemogelijkheid die sinds

de zesde staatshervorming naar de regio’s is overgeheveld. Door dit Vlinderakkoord is de

VDAB nu bevoegd om werklozen te schorsen als deze werkloze niet genoeg kan bewijzen

moeite te doen om aan werk te geraken. Dit zorgt ervoor dat de VDAB voor werkzoekenden

een afschrikkend effect teweegbrengt. Zo legde men vroeger als begeleider uit dat de VDAB

een coach was in de zoektocht naar werk en de RVA strenger moest zijn omdat die er moest

op toezien dat op het einde van de rit de rekening klopt. Nu aanziet men de VDAB als “de

strenge schoonmoeder” die controleert en erop toeziet dat men zich voldoende inspant. De

VDAB wordt in het traject naar werk niet meer als een partner gezien.

Een stakeholder haalde het gebruik en de invoering van de dienstencheques aan. Zo is het

enerzijds een goede maatregel, omdat het jobs creëert en zwartwerk uitsluit. Anderzijds is het

een zeer duur systeem voor de overheid en doen de middenklassers op deze gesubsidieerde

jobs een beroep. Hierdoor ontstaat een tweespalt bij mensen die arbeid verrichten. Zo zijn het

de mensen in een precaire situatie en vooral laaggeschoolden die arbeid in een

gesubsidieerde omgeving, met een precair arbeidsstatuut uitoefenen. Langs de andere kant

van het spectrum zijn er de hooggeschoolden die in kwalitatieve jobs zitten: ze hebben veel

doorgroeimogelijkheden, een sterk sociaal statuut, … Door de verdere creatie en

ondersteuning van dienstenchequejobs groeit de ongelijkheid in de samenleving.

Hebben we nood aan een diversificatie of net een vereenvoudigd (doelgroepen-)

beleid?

Bijna alle stakeholders vinden het nodig dat langdurig werklozen als een aparte doelgroep

gezien worden, omdat er dan beleid op maat kan worden gevoerd. Door langdurig werklozen

te erkennen als doelgroep kan beleid worden gemaakt en kan ervoor worden gezorgd dat hun

aantal teruggedrongen wordt. Op deze manier kunnen bijvoorbeeld financiële incentives

richting werkgevers worden ontwikkeld.

Muyters heeft veel meer dan zijn voorganger ingezet op een vereenvoudiging van

maatregelen, maar vooral ook op een vereenvoudiging van structuren. De stakeholders geven

allen toe dat het tijd werd dat dit gebeurde omdat men de bomen door het bos niet meer kon

zien, dit zowel vanuit werklozen- als werkgeversperspectief. Toch mag vereenvoudiging op

zich niet het doel zijn, maar moet vereenvoudiging zorgen voor een verbetering van het beleid

m.b.t. langdurig werklozen. Eén stakeholder haalde aan dat nog meer werkgevers van de

verschillende maatregelen gebruik zouden maken als het veel minder complex was. In de

toekomst zou ernaar gestreefd moeten worden een diverse aanpak te ontwikkelen langs de

Page 55: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

55

werklozenzijde en één aanpak langs werkgeverszijde, zodat werkgevers en ondernemers zich

met hun kerntaak kunnen bezighouden. Arbeidsconsulenten zouden zich op de werkvloer nog

meer moeten bezighouden met de begeleiding en opvolging van tewerkgestelde

kansengroepen. Op deze manier kan er heel wat vereenvoudigd worden langs

werkgeverszijde. Dit zal de werkervaring van kansengroepen ten goede komen.

Verder stellen de stakeholders dat Vandenbroucke een andere aanpak van vereenvoudiging

zou hebben voorzien en het veelal kleinschaliger zou opvatten. Dit in tegenstelling tot Muyters

die een andere aanpak voorstelt, en vertrekt vanuit een tabula rasa.

Toch is Muyters II volgens sommigen te ver gegaan in de vereenvoudiging. Hij schafte tot

ongenoegen van enkele stakeholders bijvoorbeeld het EAD-beleid, en de Serr-resoc’s af.

Verder was er de kritiek van de stakeholders op het afschaffen van langdurig werklozen als

kansengroep. Zo bestonden er vroeger vier kansengroepen waar extra aandacht naar ging.

De drie categorieën die vandaag onder de kansengroep vallen zijn de arbeidsgehandicapten,

ouderen en allochtonen.

In welke mate kan de sociale economie voor langdurig werklozen een oplossing

bieden?

Ook hier zijn er grosso modo twee visies te onderscheiden bij de stakeholders. Er is een visie

om de sociale economie zoveel mogelijk te beperken omdat het een grote kost betekent om

een alternatieve sector te creëren. Sociale economie moet enkel dienen voor diegenen die het

echt nodig hebben om in een meer aangepaste werkomgeving aan een aangepast werktempo

te presteren. Er moet met andere woorden onderzocht worden welke mensen mogen worden

ingezet in dit systeem. Indien dit nagelaten wordt, zullen sommigen zich hierin nestelen terwijl

ze in principe wel zouden kunnen meedraaien in het normaal economische circuit.

Een “derde weg” visie die zowel bij voor- als tegenstanders van een meer uitgebreide sociale

economie kan worden gevonden, is het gehele inclusie-verhaal. Deze stellen dat je geen

aparte sector moet creëren, maar dat er moet worden gezorgd dat “alle soorten mensen” zicht

blijven hebben op elkaar. Een stakeholder haalde volgende aan: “als ik op de autosnelweg

aan het rijden ben, en de persoon voor mij rijdt slechts 80km/uur, dan enerveert dat mij. Als ik

vervolgens deze persoon voorbijsteek en zie dat het een oude man van 85 jaar is, versta ik

waarom deze zo traag reed en kan ik er begrip voor opbrengen. Stel dat je in de toekomst

aparte rijstroken zou gaan maken voor oude mensen zal dit ervoor zorgen dat niemand er nog

naar om kijkt, we zullen doen alsof deze niet meer bestaan. Als je mensen in de sociale

economie stopt creëer je hetzelfde effect, we kijken er niet meer naar om, en we zullen doen

alsof deze niet bestaan”.

Page 56: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

56

De tegengestelde visie vertrekt vanuit de 70.000 mensen in Vlaanderen die langer dan twee

jaar werkloos zijn. Ze verklaren dit fenomeen door te stellen dat zij zo lang inactief zijn omdat

ze met verschillende problematieken te maken hebben waardoor werkgevers niet zitten te

wachten om hen in het normaal-economische circuit in te schakelen. Daarom moet de sociale

economie uitgebreid worden zodat deze mensen door arbeid te verrichten ook terug betrokken

kunnen worden bij het maatschappelijk leven. Verder stellen ze de kritiek bij dat bedrijven in

de sociale economie verlieslatend zouden zijn, omdat deze ook gebonden zijn aan bepaalde

richtlijnen die een break-even resultaat vooropstellen.

Zijn er blinde vlekken en/of neveneffecten in het gevoerde beleid terug te vinden?

Een neveneffect die bij verschillende stakeholders te horen was gaat over de vele en

verschillende maatregelen die worden ontwikkeld en worden ingezet, maar die vooral gebruikt

worden als een manier van loonkostenvermindering. Om dit aan te tonen wordt terug gegrepen

naar de IBO-maatregel. Zo is deze in het verleden tot stand gekomen om kansengroepen en

laaggeschoolden voor werkgevers en bedrijven meer aantrekkelijk te maken. De RSZ-korting

die hier uit voortkwam werd beargumenteerd uit een noodzaak om het productiviteitsverlies te

compenseren. Tot hier zijn de verschillende stakeholders het eens dat er een financiële

incentive moest komen zodat sommigen sneller aan de bak konden geraken. Op dit moment

zijn een relatief aandeel van de gebruikers van een IBO vaak hooggeschoolden. Dit zorgt

ervoor dat het doel waarvoor de maatregel ontworpen werd niet meer ten volle bereikt wordt.

Een stakeholder haalde aan dat mensen die een sterke technische middelbaar opleiding

hebben genoten de eerste maanden vaak aan de slag gaan met een IBO-contract, terwijl ze

voldoende competenties hebben om via een gewoon contract tewerk worden gesteld. Voor de

werknemer zelf maakt dit niets uit omdat hij via de tussenkomst van de overheid een goed en

volwaardig loon krijgt. Voor een werkgever is het een manier om goedkoop arbeidskrachten

aan te werven. Er is met andere woorden een scheeftrekking tussen enerzijds zij waarvoor het

ontworpen is er in relatieve getale geen gebruik van maken, terwijl anderzijds zij die er geen

nood aan hebben er wel gebruik van maken.

Meer macro bekeken bestaat er een grote ondervertegenwoordiging van kansengroepen en

laaggeschoolden in verschillende systemen en maatregelen zoals bijvoorbeeld

loopbaancheques, volwassenonderwijs, … Opnieuw werden deze maatregelen ontwikkeld om

een zekere mate van sociale mobiliteit en levenslang leren in te bouwen, zodat mensen aan

bepaalde competenties kunnen werken. Ook hier zijn het vooral middenklassers die van deze

maatregelen gebruik maken. Enkele stakeholders stellen dan ook voor het systeem te

herbekijken en gerichter te werken in de richting van mensen die deze maatregelen niet

gebruiken maar voor wie ze wel werden ontworpen.

Page 57: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

57

Volgens sommigen wordt aan marktwerking gedaan om de marktwerking en niet om een

betere dienstverlening te garanderen. Zo wordt er volgens sommigen alles aan gedaan dat de

VDAB niets anders meer kan dan dienstverlening uit te besteden. Ze stellen dat de organisatie

met een vermindering van middelen meer taken moet vervullen waardoor ze noodgedwongen

richting meer marktwerking moet. Marktwerking wordt hier als een oplossing gezien voor het

capaciteitsprobleem van de VDAB. Langs de andere kant van de zijde stellen stakeholders dat

uitbesteden van de taken van de VDAB net wel tot meer kwaliteit tegen een lagere kostprijs

leidt. Minder marktwerking wordt tegengesproken uit eigenbelang. Vooral vakbonden zouden

dit argument gebruiken om de zekerheid van tewerkstelling van eigen personeel te

bewerkstelligen. Meer concreet vormen zaken zoals tendering hier opnieuw een splijtzwam

tussen twee visies. De ene visie gaat uit van een verbetering van de kwaliteit waardoor

uitbesteding nog meer moet worden toegepast, een andere visie gaat uit van kwaliteitsverlies

en het gevaar geen oog meer te hebben voor de sociaal zwakkeren.

Een neveneffect dat gedeeltelijk nog met voorgaande te maken heeft als het over

marktwerking gaat, is dat de VDAB commerciële partners afschrikt. Zo stelt men dat de VDAB

meer een programmatorische aanpak zou moeten hanteren. Hiermee wordt bedoeld dat de

VDAB als regisseur van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid (profit en not-for-profit) organisaties

en partners die iets kunnen betekenen in de dienstverlening van de VDAB, perspectieven moet

bieden.

Een ander neveneffect van het beleid is dat men teveel de focus legt op diploma’s ten nadele

van verschillende competenties die mensen buiten de onderwijs-bedrijfswereld opdoen. Zo

kan iemand op basis van zijn diplomakwalificaties geen leidinggevende functies uitoefenen,

terwijl deze wel enkele keren per week jonge voetballertjes coacht. Het erkennen van eerder

verworven competenties en kwalificaties is iets wat de laatste jaren vaak op de agenda wordt

geplaatst en waar rekening mee wordt gehouden. Toch bestaat er volgens de stakeholders

nog ruimte om dit nog meer in de praktijk in te bedden. Vraagtekens die men bij dit idee plaatste

gingen dan ook vooral over de praktische uitwerking van eerder verworven competenties en

kwalificaties. Het is nu eenmaal moeilijk verworven competenties en kwalificaties te

operationaliseren waardoor iemand beoordelen en inschatten nog steeds via de meest

objectieve manier gedaan wordt, namelijk op basis van diplomaniveau.

Nog een ander neveneffect dat werd geschetst, had te maken met het loon dat deelnemers in

bepaalde activeringsprojecten krijgen. Zo vinden sommigen dat je als deelnemer in een

activeringsproject geen volwaardig loon mag krijgen zoals nu wel het geval is. Dit zorgt er

volgens sommigen voor dat mensen zich in allerlei tussenstructuren gaan nestelen, waardoor

er niet genoeg incentives bestaan om een vroegtijdige sprong naar het normaal economische

Page 58: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

58

circuit te maken. De kosten om uit de werkloosheid te geraken zijn immers gelijk aan de baten

door het bestaan van een quasi evenwaardig loon.

Een ander neveneffect van het beleid dat tot op de dag van vandaag bestaat is het ervaren

van activering als een bezigheidstherapie. Zo blijkt dat sommigen het gevoel hebben enkel

maar beziggehouden te worden waardoor ze geen stap vooruit zetten in de verschillende

trajecten die bestaan. Het is een ergernis van activering die bij een paar stakeholders te horen

was. Als oplossing zien ze diversificatie zodat activering op maat van zoveel mogelijk

individuele noden kan worden gemaakt.

Bij de werking van de VDAB werd nog een vraagteken geplaatst op het vlak van

personeelstaken. Zo uitte iemand zijn bezorgdheid dat slechts de helft van de VDAB met

effectieve dienstverlening te maken heeft. De andere helft van het personeel maakt deel uit

van de ondersteuning en de administratie. Als deze bezorgdheid aan andere stakeholders

werd voorgelegd beaamden sommigen dit neveneffect, terwijl andere stelden dat het normaal

is zoveel ondersteunende personeelsleden te hebben omdat je zo een grote organisatie

anders niet kan managen.

Page 59: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

59

6.4 Potentiële aanbevelingen

Na academische inoverwegingneming werden onderstaande aanbevelingen geformuleerd.

Om de aanbevelingen gestructureerd voor te stellen werden deze ingedeeld op basis van

“macro-politiek”, “meso-politiek” en “micro-politiek” -niveau. Hierbij wordt vermeld dat dit alle

te overwegen beleidsaanbevelingen zijn, waarvan in de conclusie de meest prioritaire worden

behandeld.

6.4.1 Macro politiek

Minister van Werk moet ook minister van Onderwijs en Sociale economie zijn

In de toekomst zou moeten rekening gehouden worden met de verdeling van de

minsterposten. Zo zou een Vlaams minister van Werk ook de minister van Onderwijs en zelfs

Sociale Economie moeten zijn. Op dit moment zijn alle drie deze portefeuilles in de Vlaamse

regering bij een andere minister ondergebracht. De reden waarom deze beleidsdomeinen bij

één en dezelfde minister zouden moeten zitten is op zich vrij simpel. Zo heeft een maatregel

van de minister van Onderwijs een rechtstreekse impact op het domein Werkgelegenheid en

Sociale Economie. Dit kan gedeeltelijk worden verholpen door op frequente tijdstippen samen

te zitten, toch zal hier efficiëntie- en effectiviteitsverlies optreden. Iets anders waar vraagtekens

bij kunnen worden geplaatst zit hem in het bestaan van de beleidsdomeinen Werk en Sociale

Economie die in sé één en ondeelbaar zijn. Zo werd tijdens de ex post evaluatie geen enkele

reden gevonden om deze beleidsdomeinen uiteen te trekken zoals nu het geval is. Het

beleidsdomein Sociale Economie gaat in essentie over het tewerkstellen van mensen met een

moeilijkere toegang tot de arbeidsmarkt. Een minister van Werk daarentegen ontwikkelt ook

allerlei instrumenten om mensen met een moeilijkere toegang tot de arbeidsmarkt kansen te

geven.

Na analyse is het duidelijk dat deze drie beleidsdomeinen zo cruciaal en complex zijn dat enkel

en alleen afstemming bereiken, niet voldoende kan zijn. Verder zit er nog een pervers effect

verscholen in de versnippering van deze beleidsdomeinen. Zo is het als kiezer moeilijk een

eventuele verantwoordelijke voor het falen van beleid aan te wijzen omdat er verschillende

ministers verantwoordelijk zijn. De zwarte piet kan naar een andere minister worden

doorgeschoven. Het efficiënt en op een effectieve manier bestrijden van langdurig werklozen

zou niet mogen afhangen van het politieke spel door middel van de verdeling van

ministerportefeuilles. Een meer constructief of verzoenend voorstel zou kunnen inhouden dat

deze drie beleidsdomeinen bij ministers van dezelfde partij zitten, dit om eventuele

ideologische verschillen in de afstemmingsperiode zoveel mogelijk te minimaliseren.

Page 60: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

60

Opgelet voor decentralisatie

Een verdere aanbeveling heeft te maken met de bevoegdheidsverdeling in het federale België

waar de tendens de laatste decennia bestaat federale bevoegdheden te decentraliseren. Zo

werd tijdens het onderzoek verscheidene malen opgemerkt dat een versnippering van

bevoegdheden op verschillende niveaus voor heel wat actoren negatieve effecten inhoudt.

Een Vlaamse minister van Werkgelegenheid beschikt hierdoor niet over de volledige

autonomie om het aantal langdurig werklozen terug te kunnen dringen. Verschillende zaken

zijn in België federaal geregeld zoals onder andere de hoogte van de

werkloosheidsuitkeringen, het arbeids- en sociaal zekerheidsrecht. Het lijkt meer

vanzelfsprekend een minister de autonomie te geven die hem toebehoort. Of er dan meer

gedecentraliseerd moet worden of net meer moet worden gefederaliseerd is een politieke

discussie die op het politiek niveau moet worden uitgevochten.

Hierbij aansluitend is een conclusie in de toekomst rekening te houden met werkgevers,

bedrijven en werknemers die over de gewestgrenzen heen werken. Zo bestaat er op dit

moment nog veel meer dan vroeger (dit door de overdacht van bevoegdheden met de laatste

staatshervorming) een stijging van complexiteit als er gewest-overschrijdend gewerkt wordt.

Bedrijven moeten met drie verschillende soorten van wetgeving rekening houden, wat niet te

rijmen valt met een eenvoudig en eenduidig beleid. In de toekomst moet dan ook rekening

gehouden worden met de impact van het verschuiven van bevoegdheden, zodat een

transparant, efficiënt en effectief beleid ten aanzien van werkgevers, ondernemers, werkenden

en werkzoekenden kan gevoerd worden.

Vereenvoudiging: één aanpak werkgevers, diverse aanpak (langdurig) werklozen

Aansluitend bij bovenstaande aanbeveling waar de noodzakelijkheid van vereenvoudiging

aangekaart werd bestaat er op het terrein van de verschillende maatregelen heel wat ruimte

om administratieve last te verminderen. De verschillende stakeholders concluderen dat je als

minister bij het uitdenken van beleid steeds een evenwicht moet trachten te zoeken tussen

enerzijds een diversiteit in beleidsmaatregelen voor personen die nood hebben aan diverse

vormen van aanpak en begeleiding. Anderzijds heb je de taak om beleidsmaatregelen aan de

vraagzijde van het spectrum te voorzien met zo weinig mogelijk complexiteit en administratieve

verplichtingen.

Hierdoor wordt voorgesteld om enerzijds arbeidsconsulenten in te schakelen die zich op de

werkvloer bezighouden met het in orde brengen van wettelijke verplichtingen bij het aanwerven

en ondersteunen van kansengroepen, en meer specifiek langdurig werklozen. Concreet wordt

hier aanbevolen om de ondersteuning vanuit de VDAB nog meer uit te breiden, dit zal ervoor

zorgen dat de drempel om aan te werven wordt verlaagd.

Page 61: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

61

Anderzijds moet er gestreefd worden naar één systeem, één manier om kansengroepen aan

te werven aan de vraagzijde van de economie en verschillende, diverse aanpakken langs de

andere kant. Zo bestaat het praktijkvoorbeeld van de IBO dat op dit moment federaal wordt

herbekeken. Men streeft ernaar de maatregel zodanig te vereenvoudigen zodat hij minder

complex wordt, maar toch nog ruime kansen aan werklozen biedt. Het is vanzelfsprekend dit

als uitgangspunt in de toekomst te nemen. Er moet meer worden gefocust op één aanpak aan

de werkgeverszijde en een diverse aanpak langs werklozen/kansengroepen-zijde.

Hervormen van verschillende maatregelen en het voeren van een doelgroepenbeleid

Het is van belang verschillende maatregelen die nu bestaan te herbekijken en eventueel bij te

schaven waar nodig. Meer concreet wordt hier op de opleidingscheques en centra voor

volwassenonderwijs gedoeld. Doorheen dit onderzoek bleek dat deze maatregelen vanuit een

goedbedoeld oogpunt tot stand zijn gekomen maar hun doel grotendeels voorbijschieten. In

sé zijn deze ontworpen om de afstand tot de arbeidsmarkt voor bepaalde kansengroepen te

verkleinen. Via deze maatregelen tracht men bepaalde competenties te ontdekken en deze

vervolgens te versterken. Hierbij wordt opgemerkt dat het vooral middenklasse-gezinnen zijn

die van deze maatregelen en voordelen genieten. Kansengroepen en langdurig werklozen

komen hier disproportioneel minder in voor, terwijl het net zij zijn die via deze weg sterker

kunnen worden om een plaatsje op de arbeidsmarkt te veroveren.

Verder werd er gedurende dit onderzoek enkele malen op gewezen dat het invoeren van het

IBO-statuut perverse effecten in de hand werkt. Dit gaven alle stakeholders in meerdere of

mindere mate toe. De Individuele Beroepsopleiding op de Opleidingsvloer wordt in grote mate

als een verkapte loonkostenvermindering gebruikt. Deze maatregel is vooral in het voordeel

van de midden- en hooggeschoolden. Het statuut zou moeten worden hervormd ten voordele

van langdurig werklozen en kansengroepen. Zoals het systeem nu bestaan worden deze

kansengroepen verdrongen door de sterkere profielen. Het systeem moet ten volle worden

afgestemd op langdurig werklozen zodat deze werkervaring kunnen opdoen en door middel

van de opleiding op de werkvloer kans maken op een contract.

Als laatste en meer als een algemene beleidslijn is het noodzakelijk om kansengroepen écht

meer kansen te geven. Zo is het van uiterst belang een doelgroepenbeleid te voeren waarbij

langdurig werklozen daadwerkelijk worden erkend als doelgroep. Het is onmogelijk beleid te

voeren als de doelgroep van langdurig werklozen niet kan worden afgebakend. Er kan anders

geen gericht beleid gevoerd worden waarbij de minister financiële incentives voor werkgevers

en bedrijven (bijvoorbeeld een RSZ-korting voor langdurig werklozen) kan inbouwen die ervoor

zorgen dat langdurig werklozen aan de bak komen. Het opdoen van werkervaring in een reële

sector is immers essentieel.

Page 62: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

62

6.4.2 Meso politiek

Inclusief werken als uitgangspunt

Vanuit verschillende oogpunten bestaat de overtuiging dat de toekomst van langdurig

werklozen zoveel mogelijk met inclusieve maatregelen moet rijmen. In dit onderzoek pleiten

we dan ook om dit als algemeen principe te aanvaarden.

Zo is er voor langdurig werklozen de keuze om deze te integreren in de maatschappij via

enerzijds de sociale economie of anderzijds de reële economie. Via verschillende stakeholders

werd opgemerkt hoe belangrijk het is zoveel mogelijk in het normaal-economische circuit

arbeid te laten verrichten. Er zijn verschillende argumenten die dit uitgangspunt ondersteunen.

Het voornaamste argument in deze context is dat het belangrijk is dat mensen elkaar blijven

zien en leren omgaan met de diversiteit in de maatschappij en dus ook op de werkvloer

aanwezig is. Het is een vreemde redenering dat de diversiteit die in een maatschappij

aanwezig is niet ten volle op een werkvloer vertaald zou kunnen worden. Het is belangrijk

langdurig werklozen zo weinig mogelijk in alternatieve structuren te werk te stellen. Dit is zowel

in het voordeel van de langdurig werklozen als van de maatschappij. Hierbij wordt erop

gewezen dat de realiteit er ook uit bestaat dat niet iedereen mee kan in een omgeving waar

de productiviteit dermate hoog is. Daarom moet er worden aanvaard dat de sociale economie

of bepaalde vormen van vrijwilligerswerk voor sommigen het hoogst haalbare zijn. Het kan in

deze context dan ook van belang zijn vrijwilligerswerk voor mensen met een lange vorm van

inactiviteit te erkennen en dit te ondersteunen als Vlaamse regering.

Competentiedenken i.p.v. eenzijdig denken in termen van diploma’s

Hiermee wordt het erkennen van Elders Verworven Competenties (EVC) en Eerder Verworven

Kwalificaties (EVK) bedoeld. Opgedane competenties kunnen tijdens een eerdere

werkervaring, je studietijd, vrijwilligerswerk en vrije tijd een heel aantal competenties

aanleveren die niet formeel worden erkend. Op dit moment kan je deze voor bepaalde

beroepen inzetten in de vorm van een “ervaringsbewijs”. Het uitbreiden hiervan zou een

positieve aanzet kunnen geven om het aantal langdurig werklozen (die vooral bestaan uit

laaggeschoolden bestaan) te verminderen. Zo vallen velen zonder kwalificatie van het

middelbaar onderwijs uit, terwijl ze via andere wegen dan het onderwijs bepaalde

competenties hebben behaald. Zo blijkt uit de cijfers dat de groep langdurig werklozen vooral

uit laaggeschoolden bestaat mede omdat maatschappelijk te éénzijdig op het waarderen van

diploma’s wordt gefocust en elders verworven competenties en kwalificaties minder in

rekening worden gebracht.

Page 63: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

63

Tendering voor specifieke doelgroep

Tendering was een centraal punt van deze masterproef omdat het vaak door de stakeholders

werd aangehaald. Tendering haalt volgens verschillende onderzoeken en stakeholders

positieve resultaten. Wel moet erover worden gewaakt dat deze vorm van begeleiding niet te

ver doorschiet. Daarom zou het een goede zaak zijn langdurig werklozen niet meer samen

met andere werklozen te begeleiden, omdat langdurig werklozen de dupe van deze manier

van aanpak zijn. Doordat je als organisatie op het einde van de rit een beoordeling op basis

van uitstroom krijgt worden de inspanningen ongelijk verdeeld en gaan deze veel meer naar

de sterkeren onder hen. Een tendering op maat specifiek voor langdurig werklozen, komt ook

tegemoet aan andere werklozen die een activeringstraject als tijdsverspilling ervaren. Door

langdurig werklozen niet meer als één groep te beschouwen in de begeleiding kan een

gerichtere begeleiding op maat van de diversiteit onder langdurig werklozen gebeuren. Een

betere oplossing die in het verlengde ligt, zou kunnen inhouden tenderpartners, die langdurig

werklozen begeleiden, niet meer af te rekenen op basis van output, maar op basis van criteria

die positieve evoluties van de langdurige werkloze doorheen het proces plaats vinden. Met

andere woorden dit is een manier waarop je als organisatie wordt afgerekend op kwaliteit en

in veel mindere mate op kwantiteit.

Creatie van een “nieuwe sociale economie”

De term “sociale economie” is hier niet op zijn plaats omdat iets anders wordt bedoeld dan de

sociale economie die we tegenwoordig kennen. Zo gaat het hier over een systeem dat zou

moeten zorgen dat men minder de kans krijgt langdurig inactief te zijn. Zo zou het een positieve

evolutie betekenen als het aantal mensen dat tijdens een economische recessie werkloos

wordt, niet te laten verzeilen in de passiviteit. Hierdoor kan competentieverlies optreden. Zo is

uit allerlei studies gebleken dat hoe langer iemand werkloos is, hoe moeilijker het is deze terug

aan het werk te krijgen. Daarom zou er in de toekomst moeten worden voor gezorgd dat een

aangepaste taak afhankelijk van iemands capaciteiten wordt gecreëerd zodat blijvend kan

worden ingezet op zijn opgebouwde competenties. Hierbij zijn er twee pistes om slachtoffers

van economisch mindere periodes in te schakelen.

Ofwel wordt dit systeem in een alternatieve economie buiten de arbeidsmarkt om geïntegreerd.

We kennen dit vandaag specifiek voor personen buiten het normaal economische circuit.

Ofwel wordt dit binnen bedrijven geïntegreerd. Aan beide pistes zijn voor- en nadelen

verbonden. Als het systeem buiten het normaal economische circuit wordt gecreëerd zal dit

grote financiële kosten voor de maatschappij teweegbrengen. Het creëren van een economie

buiten het gekende economische model vereist bijkomende financiële middelen. Anderzijds

Page 64: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

64

zorgt dit ervoor dat deze mensen, net doordat ze actief zijn gebleven, sneller terug aansluiting

met de arbeidsmarkt zullen vinden waardoor ze minder lang op financiële hulp vanuit de

overheid zullen moet teren. De andere piste om het in een bestaand bedrijf te integreren zou

uitgaan van een aanpak waarbij de voeling met de bedrijfswereld het grootst is. Meer concreet

kan er een bepaalde mate van tussenkomst in het loon van de werknemer komen ten voordele

van uitstel van ontslag van deze persoon. Op deze manier doet de overheid haar job wanneer

iedereen het meeste nood heeft aan één van de kerntaken van een overheid: investeren in

mensen en de toekomst verzekeren. Het perverse effect dat dit kan teweegbrengen is dat dit

systeem andere werknemers in een bedrijf kan verdringen omdat deze duurder zullen zijn,

omdat voor hen geen tussenkomst van de overheid bestaat. Daarom lijkt het verstandiger om

in het kader van deze masterproef geen uitspraken te doen over de piste die het beste de

noden kan opvangen. Er wordt gesuggereerd deze aanbeveling verder te onderzoeken zodat

de pro’s en contra’s tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Een systeem dat

competentieverlies tegengaat is namelijk broodnodig.

Tegenover een kwantitatieve aanpak moet een kwalitatieve begeleiding staan

Op dit moment bestaat het systeem om langdurig werklozen aan te werven langs

werkgeverszijde vooral uit een kwantitatieve aanpak. Zo bestaan er allerlei kortingen, premies

en loonlastenverminderingen die worden toegekend aan werkgevers, bedrijven en

ondernemers die langdurig werklozen aanwerven. Het zou een meerwaarde betekenen indien

deze financiële compensaties worden ingezet om de begeleiding van kansengroepen en

langdurig werklozen op de werkvloer te garanderen. Enkele stakeholders wekten het gevoel

dat extra financiële stimuli in sommige situaties niet gebruikt worden om een kwalitatieve

ondersteuning te bieden. In deze masterproef leeft de overtuiging dat indien men in een

werkomgeving voldoende aandacht heeft voor langdurig werklozen en deze van een gepaste

begeleiding kan voorzien, deze persoon meer kans tot slagen zal hebben. Het is nu eenmaal

een realiteit dat deze persoon voor een lange tijd inactief is geweest, waardoor het ook even

tijd zal kosten vooraleer deze terug ten volle mee kan draaien in het systeem. Er zouden

daarom voorwaarden aan financiële steun moeten worden gekoppeld. Deze voorwaarden zijn

op dit moment nog te veel vrijblijvend.

Verplichte stages als brug Onderwijs-Arbeidsmarkt

Bij de stakeholders bestaat een algemene tendens dat de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt

nog een stuk beter kan. Daarom zou het een goed idee zijn hier nog meer op in te zetten. Zo

is dit een goede manier om werkervaring op te doen en een eerste keer kennis te maken met

actoren in de arbeidsmarkt. Het is een positieve zaak dat er op dit moment verschillende

Page 65: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

65

systemen en maatregelen bestaan en verder worden uitgewerkt om een betere afstemming

tussen onderwijs en arbeidsmarkt te garanderen. Bijvoorbeeld het project “Duaal leren” heeft

een grote potentie om uit te groeien tot een maatregel waarbij onderwijs op maat van zoveel

mogelijk individuen kan worden afgestemd. Het is een noodzaak om jongeren van in de

beginjaren kennis te laten maken met de arbeidsmarkt. Verplichte stages lijken een noodzaak.

6.4.3 Micro politiek

Responsabilisering werkgevers en langdurig werklozen

Met deze aanbeveling wordt er vooral bedoeld dat er in elk systeem gaten in het net te vinden

zijn waar sommigen doorglippen. Daarom moeten er zowel aan de werkgeverszijde als aan

de zijde van de langdurig werkzoekenden blijvende controles op misbruiken plaatsvinden. Er

zullen steeds en altijd rotte appels bestaan die het voor de meerderheid van de bevolking

zullen verzieken.

6.5 Synthese van het hoofdstuk

In dit hoofdstuk werd gewerkt met een documentenanalyse om een inzicht in de verschillende

beleidsmaatregelen te krijgen. Dit was nodig om een beeld te geven over de verschillende

accenten die beide ministers in hun beleid hebben gelegd. Hierdoor was het mogelijk diepte-

interviews af te nemen om een antwoord op de verschillende onderzoeksvragen te geven. Na

dit alles kwamen enkele beleidsaanbevelingen voort die werden verkregen door middel van

de inbreng van de stakeholders. Deze werden ingedeeld in macro, meso en micro-niveau

zodat het een gestructureerd geheel zou blijven en het nadien een hulp kon betekenen bij het

in overweging nemen van enkele relevante beleidsaanbevelingen. Er werd geopteerd om de

overwegingen op een zo objectief mogelijke manier te laten plaatsvinden waardoor deze op

een academisch niveau werden afgetoetst.

In het laatste hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies aan de lezer meegegeven alsook

de vijf meest prioritair te behandelen beleidsmaatregelen.

Page 66: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

66

7. Conclusies

In de literatuurstudie werd aangetoond dat er vele negatieve effecten zijn verbonden aan

langdurige werkloosheid, dit zowel voor de maatschappij als voor het individu. Het aantal

mensen dat vandaag meer dan twee jaar werkloos is ligt zeer hoog en is nog steeds stijgende.

Daarom onderneemt men vanop verschillende politieke niveaus maatregelen om dit grote

aantal terug te dringen. Er werd onderzocht wat kan worden geleerd van de

beleidsmaatregelen die in de periode 2004-2014 werden ondernomen, alsook in welke mate

het beleid doorheen deze twee legislaturen efficiënt en effectief te noemen valt. In dit einddeel

worden de belangrijkste conclusies kort nog even aangehaald. Vervolgens wordt deze

conclusie beëindigd door de vijf belangrijkste en meest prioritaire aanbevelingen voor het

beleid te formuleren.

Deze masterproef werd zodanig opgemaakt dat alle bekomen informatie en de daaruit

volgende conclusies methodologisch sterk werden beargumenteerd. Toch moet worden

gewaarschuwd voor eventuele bias die bij elke onderzoeker in elk soort onderzoek kan

optreden. Deze conclusies moeten dan ook met de nodige zorg worden gelezen.

Er kan worden geconcludeerd dat de verschillen tussen beide ministers niet zo groot zijn als

politici ons soms graag willen laten geloven. Zo werd doorheen het onderzoek opgemerkt dat

er enerzijds verschillende restricties bestaan die ervoor zorgen dat het beleid van de huidige

minister niet heel hard van de vorige kan verschillen. Zo bestaan er Europese richtlijnen, het

federale niveau die de algemene kaders vastlegt en de rol van sterkhouders achter de

schermen. Anderzijds onderging de arbeidsmarkt onder Minister Vandenbroucke reeds een

grote transformatie. Zo werd in Vlaanderen onder Vandenbroucke overgegaan van een

passieve vorm naar een activeringsdiscours dat mensen op allerlei manieren ondersteunt en

aanzet tot het vinden van een gepaste arbeidsinvulling. Verder leunen beide ministers

ideologisch sterk tegen elkaar aan waardoor geen sprake kan zijn van een echte breuk.

Continuïteit tijdens de twee opeenvolgende legislaturen was dan ook de algemene trend.

Verschillende zaken die Vandenbroucke als proefprojecten lanceerde, werden in de praktijk

gebracht door Muyters. Zo kan gedacht worden aan “De proeftuin tendering” en het gehele

IBO-systeem. Muyters hanteert doorheen zijn beleid een meer repressieve manier van

aanpak, terwijl bij Vandenbroucke de begeleidingscomponent veel meer op de voorgrond trad.

Als even naar de literatuurstudie wordt teruggegrepen, wordt vastgesteld dat bij de beoordeling

van beleid de economische context steeds voor ogen moeten worden gehouden. Zo is het

ontegensprekelijk dat Muyters vooral de effecten van de net begonnen financieel-economische

Page 67: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

67

crisis heeft proberen weg te werken. Vandenbroucke moest in veel mindere mate met de

economische omstandigheden rekening houden.

Als gekeken wordt naar het allergrootste verschil tussen beide ministers kan volgens de

stakeholders geconcludeerd worden dat Vandenbroucke in tegenstelling tot Muyters meer oog

had voor langdurig werklozen. Hij bekeek deze meest kwetsbaren op een andere manier en

vestigde er meer aandacht op. Muyters laat bij deze groep de marktwerking meer ten volle

spelen. Vandenbroucke probeert deze doelgroep zoveel en zo lang mogelijk uit de

marktwerking te houden. Hij was van oordeel dat er sociale correcties ten voordele van deze

groep nodig zijn omdat de markt deze correcties niet kan bieden.

Ook bij de stakeholders maakte het meer of minder inzetten op marktwerking deel uit van de

grootste en hevigste discussies. Zo stelden sommigen dat marktwerking, bestaande uit

commerciële en non-profit organisaties een betere kwaliteit tegen een lagere prijs kan behalen.

De tegenstanders haalden dan weer aan dat deze vorm van begeleiding niet kan werken

omdat de zwakkeren zo steeds uit de boot vallen. Marktwerkingsorganisaties gaan zich

namelijk op de sterkere profielen concentreren omdat deze een grotere kans op positieve

uitstroom betekenen. Hoe hoger de uitstroom die je als organisatie kan bereiken hoe hoger de

financiële baten voor de organisatie.

Vandenbroucke zette meer in op een groter kabinet waardoor de stakeholders aanvoelden dat

zijn voorstellen en maatregelen veel sterker en kwalitatiever werden onderbouwd. Dit heeft

ook veel met de persoonlijkheid van een politicus te maken. Vandenbroucke werd enkele keren

omschreven als de man met een sterke macro-visie die allerlei kleine radartjes ziet om aan te

draaien. Muyters werd dan weer omschreven als de tacticus die door verschillende

stakeholders geprezen werd om enerzijds zijn inzet op vereenvoudiging en anderzijds zijn durf

om verschillende structuren in vraag te stellen.

Als afsluiter van de conclusies worden de vijf meest prioritaire aanbevelingen opgesomd. Voor

alle aanbevelingen wordt de lezer doorverwezen naar voorgaand hoofdstuk, waar een meer

uitgebreide en beargumenteerde omschrijving van de aanbevelingen gegeven wordt.

Allereerst is het van uiterst belang in de toekomst een doelgroepenbeleid voor langdurig

werklozen te voeren. Zo werd geconcludeerd dat het essentieel is een doelgroep af te bakenen

waardoor bepaalde (financiële) incentives aan zowel langdurig werklozen als aan werkgevers

kunnen worden gegeven. Hierbij aansluitend moet worden gezegd dat vereenvoudiging nodig

is. Hierbij moet erover gewaakt worden dat er geen vereenvoudiging ontstaat waardoor

langdurig werklozen geen aparte doelgroep meer vormen in het beleid.

Page 68: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

68

Een tweede aanbeveling komt tussen in het politieke spel. Zo zijn er voldoende aanwijzingen

dat het van belang is dat de minister van Werk ook de Minister van Onderwijs en Sociale

Economie is. Op deze manier kan veel meer afstemming worden bereikt tussen de

verschillende beleidsdomeinen en kunnen projecten zoals “duaal leren” ten volle hun kans

krijgen om te slagen. Zo was er bij verschillende stakeholders de voorspelling dat “duaal leren”

dreigt te mislukken doordat het tussen verschillende ministers is versnipperd. Duaal leren kan

een oplossing bieden voor verschillende problemen zoals vroegtijdige schooluitval en het

aanleren van praktische kennis. In dit onderzoek blijkt dat het samenvoegen van deze

beleidsdomeinen bij één en dezelfde minister beleidsmaatregelen meer kracht en kans tot

slagen geeft. Daarom wordt hierbij geconcludeerd dat vijf minuten politieke moed nodig is om

deze zwaarwichtige beleidsportefeuilles samen te voegen bij één en dezelfde minister.

Hierbij aansluitend zijn verplichte stages een noodzaak. Het meest ideale scenario is dit te

integreren in de opleiding. In de praktijk zijn er nog teveel richtingen waar mensen uitstromen

zonder stage-ervaring. Hierbij kan worden gedacht aan opleidingen in het secundair, bepaalde

masteropleidingen en soms zelfs nog bacheloropleidingen. Prioritair hierbij is het inzetten op

verplichte stages in alle secundair onderwijs opleidingen. Langdurig werklozen bestaan voor

80% uit laaggeschoolden, waardoor verplichte stages in dit verband de drempel tot de

arbeidsmarkt verkleinen indien er relevante werkervaring in deze stage-context wordt

opgedaan.

Een vierde aanbeveling wil een antwoord bieden in de strijd tegen competentieverlies. Als

gevolg van economisch mindere tijden verliezen heel wat mensen hun job en komen ze in de

werkloosheid terecht. In dit onderzoek werd aangetoond dat hoe langer iemand zonder een

job zit, hoe moeilijker het is om hen via allerlei maatregelen terug aan het werk te krijgen.

Daarom moet er worden nagedacht over een systeem waarin mensen bij jobverlies ten

gevolge van economisch mindere resultaten hun competenties blijven onderhouden. Dit moet

gebeuren op maat en op basis van het kennen en kunnen van de laatste job van deze persoon.

Met andere woorden een systeem waar mensen actief blijven in plaats van elke dag dat stapje

meer inactief te worden.

Een laatste prioritaire aanbeveling gaat over tendering. Zoals enkele keren aan bod gekomen,

houdt dit enkele neveneffecten in die negatief uitdraaien voor de allerzwaksten. Voor deze

allerzwakste langdurig werklozen moet daarom een ander criterium de bovenhand krijgen dan

een beoordeling op basis van output. Het criterium zou er moeten uit bestaan dat de

allerzwaksten worden beoordeeld op het proces dat ze in het traject doormaken. Zo is het een

verkeerde veronderstelling te denken dat multidimensionale problemen die personen in de

Page 69: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

69

langdurige werkloosheid hebben gestort na enkele maanden traject kunnen worden opgelost.

Het is dan onmogelijk deze personen te beoordelen op het criterium “vinden van werk”.

Als afsluiter van deze masterproef is het van belang nog even aan te halen dat de stakeholders

van beide ministers leerden dat moet worden opgepast met het gebruik en de lancering van

verschillende maatregelen. Dit omdat deze vaak als een vorm van verkapte

loonlastenverlaging gelden en in de praktijk niet zozeer gebruikt worden om langdurig

werklozen meer kansen te geven.

Met dit beleidsrapport werd getracht een aanzet te geven tot een meer doordacht en

daadkrachtig beleid ten aanzien van langdurig werklozen. Met dit onderzoek wordt dan ook

gehoopt dat beleidsmakers in de toekomst, in de mate van het mogelijke, rekening houden

met de uitkomsten van deze masterproef.

Page 70: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

70

8. Referenties

Geraadpleegde boeken en websites:

Bogaerts, K. , Marx, I. , Vandelannoote, D. , Van Mechelen, N. (2010) Activering bij werkloosheid en

recht op maatschappelijke integratie, Leuven, HIVA-K.U.Leuven.

Bourdieu, P. (1985). Handbook of Theory and Research for the Sociology of Education. New York,

Greenwood.

Bouverne-De Bie, M. (2007). Sociale Agogiek. Gent, België: Academia Press.

Bressers, J.Th.A. and Hoogerwerf, A. (1995) Beleidsevaluatie. Samsom H.D. Tjeenk Willink, Alphen

aan den Rijn.

De Grauwe, P. (1994). Onze schuld, ontstaan en toekomst van werkloosheid en staatsschuld. Tielt,

België: Lannoo.

De Peuter, B., De Smedt, J., & Bouckaert, G. (2007). Handleiding beleidsevaluatie. Deel 1:

Evaluatiedesign en -management. Leuven: Steunpunt beleidsrelevant onderzoek -

Bestuurlijke organisatie Vlaanderen.

Deleeck, H. (2001). De architectuur van de welvaartsstaat opnieuw bekeken. Leuven, België:

Uitgeverij Acco.

Deleeck, H. (2003). De architectuur van de welvaartsstaat opnieuw bekeken. Leuven, België:

Uitgeverij Acco.

Devos, C., Manus, M., & Humblet, P. (2011). De toekomst van het sociaal overleg. Gent, België:

Academia Press.

Esping-andersen, G. (1990). The three worlds of welfare capitalism. New Jersey, United states:

Princeton University Press .

Europese commissie. (2003, 22 juli). Besluit van de Raad van 22 juli 2003 betreffende de richtsnoeren

voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Geraadpleegd op 29 februari,2016, op

http://eur-lex.europa.eu .

Europese Commissie. (2010, 3 maart). Europa 2020. Geraadpleegd op 17 februari, 2016, op

http://ec.europa.eu/eu2020/pdf .

Europese commissie. (2012, 08 mei). Unemployment statistics - Youth unemployment trends.

Geraadpleegd op 27 februari, 2016, op http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained .

Europese unie. (2001). Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor het investeren in

kwaliteit. Paper gepresenteerd op de RAAD VAN Brussel, Brussel, België. Geraadpleegd op 26

maart, 2016, op http://www.eumonitor.nl .

Federaal planbureau. (2003). De macro-economische impact op langdurig werklozen. Geraadpleegd

van http://www.plan.be/admin/uploaded/200605091448090.WP0302nl.pdf.

Federale overheid. (2011, 11 oktober). Vlinderakkoord. Brussel: Federale regering.

Federale overheidsdienst Werk. (z.j.). Bevoegdheden van de federale overheid. Geraadpleegd van

http://www.werk.be/over-werk-sociale-economie/beleid/federaal.

Page 71: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

71

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. (2002). Belgisch rapport over

de kwaliteit van de arbeid. Geraadpleegd op 30 maart, 2016, op

http://www.werk.belgie.be/publicationDefault.aspx?id=4034 .

Federale regering 2014. (2014). Federaal regeerakkoord 2014: 'Een economisch engagement, een

sociaal project'. Brussel: Federale regering.

Hermans, K., Lammertyn, F., Seynaeve, T., Declercq, A. (2003), Aan de rand van de actieve

welvaartsstaat. Een socio-biografisch onderzoek naar jongeren en OCMW-hulpverlening.

Gent, Academia Press.

Hiva- KU Leuven. (2010). Eindrapport evaluatieonderzoek ‘Experimenten moeilijk bereikbaren in het

kader van het Jeugdwerkplan’. Geraadpleegd van

https://lirias.kuleuven.be/bitstream/123456789/286184/2/R1361.pdf.

Hiva- KU Leuven. (2013). Werkloosheidsuitkeringen beperken in de tijd?. Geraadpleegd van

https://lirias.kuleuven.be/bitstream/123456789/439073/1/ART_DeGids_201312_Werkloosh

eidsuitkeringen-beperken-in-de-tijd.pdf.

Hoge raad van Financien. (1995). Karakteristieken en mogelijke oorzaken van de langdurige

werkloosheid in België. Geraadpleegd van

http://financien.belgium.be/sites/default/files/downloads/hrf_1995_06.pdf.

Hoge raad voor de werkgelegenheid. (2015). Hoge Raad voor de Werkgelegenheid: verslag 2015.

Geraadpleegd van http://www.werk.belgie.be/publicationDefault.aspx?id=43631

International Labour Office. (z.j.). Promoting Jobs, Protecting People. Geraadpleegd van

http//www.ilo.org.

Jahoda, M. (1981). Work, Employment, and unemployment: Values,theories and Approaches in Social

Research., American Psychologist, (1981): 36(2), 184-191.

Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.

Navyar, D. (2014). Why employment matters: Reviving growth and reducing inequality. International

Labour Review, 153(3), 351-364.

NICAISE I., VLEUGELS I., Het onderste vangnet moet een trampoline zijn : een garantieplan voor

langdurig werklozen, in : RAMIOUL M. EN JANSSEN R. (RED.), Sirene. Voorstellen voor een

regeerprogramma voor werk, Leuven, Steunpunt Werkgelegenheid Arbeid Vorming, 1998,

p.163-178 .

Nichols, A., Mitchell, J., & Lindner, S. (z.j.). Consequences of Long-Term Unemployment. Washington,

United states: Urban Institute.

OECD (2015), OECD Employment Outlook 2015, OECD Publishing, Paris.

OECD. (2015). OECD ECONOMIC OUTLOOK (Economic Outlook No 98). Geraadpleegd van

https://stats.oecd.org/index.aspx?queryid=51396#

OECD. (2015). Rescuing the Phillips curve: Making use of long-term unemployment. OECD Journal:

Economic Studies, 2015(1), 109-127. Geraadpleegd van

http://www.oecd.org/eco/growth/Rescuing-the-Phillips-curve-Making-use-of-long-term-

unemployment-in-the-measurement-of-the-NAIRU-OECD-Journal-Economic-Studies-

2014.pdf.

Page 72: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

72

Oosterlynck, S. (z.j.). Armoede en Sociale Uitsluiting. In Oases- Uantwerpen (Red.), Colloquium: De

welvaartsstaat op kindermaat Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2015 (pp. 1-35).

Antwerpen, België: Oases.

Sampol (2006, 02 september). De sluitende aanpak ontsluierd. Sampol, 13(7), 03-14. Geraadpleegd

van http://www.stichtinggerritkreveld.be/samenleving-en-politiek/interviews/95-

2006/september-2006/689-de-sluitende-aanpak-ontsluierd.

Sociaal economische raad van Vlaanderen. (2015). Banenpact. Geraadpleegd van

http://www.serv.be/sites/default/files/documenten/20151021_Banenpact.pdf.

Sociaaleconomische raad van Vlaanderen. (2001, 22 november). Pact van Vilvoorde, 21 doelstellingen

voor de 21ste eeuw. Geraadpleegd op 27 februari, 2016, op

http://www.serv.be/serv/publicatie/pact-van-vilvoorde-21-doelstellingen-voor-de-21ste-

eeuw.

Sociaal-economische Raad van Vlaanderen. (z.j.). Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité.

Geraadpleegd van http://www.serv.be/serv/VESOC.

Startpunt werk en sociale economie. (2013, 30 januari). Werkinlevingsprojecten overmorgen van

start in 11 centrumsteden [Persbericht]. Geraadpleegd op 06 maart, 2016, van

http://www.werk.be/nieuws/werkinlevingsprojecten-overmorgen-van-start-11-

centrumsteden.

Steunpunt WSE. (2015). Langdurige werkloosheid in Vlaanderen. OVER.WERK Tijdschrift van het

Steunpunt WSE, 4(2), 24-31. Geraadpleegd van

http://www.steunpuntwerk.be/system/files/overwerk_2015_4_02.pdf.

Studiedienst van de Vlaamse regering. (2011). Hadden conjuncturele schommelingen een permanent

effect op de Vlaamse werkloosheid in het verleden? Mate van hysteresis in de Belgische

gewesten (D/2011/3241/011). Geraadpleegd van

http://www4dar.vlaanderen.be/sites/svr/publicaties/Publicaties/webpublicaties/2011-02-

07-webartikel2011-3-hysteresis.pdf.

Studiedienst Vlaamse regering. (2010). Het bbp als welvaartsindicator (D/2010/3241/363).

Geraadpleegd op 26 maart, 2016, op

http://www4.vlaanderen.be/dar/svr/afbeeldingennieuwtjes/economie/bijlagen/2010-10-12-

webartikel2010-15-bbp.pdf .

Swanborn, P. G. (1999). Evalueren: het ontwerpen, begeleiden en evalueren van interventies: een

methodische basis voor evaluatie-onderzoek. Amsterdam, Boom.

Van Parys, L. , Struyven, L. (2010) Experimenten moeilijk bereikbaren in het kader van het Jeugd-

werkplan, Leuven, HIVA-K.U.Leuven.

Vander Vennet, R. (2015). Politieke economie. Gent, België: Docunet.

VDAB. (z.j.). Nieuws voor partners: Sluitend Maatpak [Persbericht]. Geraadpleegd op 05 maart, 2016,

van https://partners.vdab.be/sluitendMaatpak.shtml.

Veny, L., Carlens, I., De Vos, N., & Verbeeck, B. (2009). Grondslagen van publiekrecht. Brugge, België:

Vandenbroele.

Page 73: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

73

Verlet, D., (2008). Good governance, corporate governance, government governance: what’s in a

name? Een theoretische situering van Beter Bestuurlijk Beleid in Vlaanderen. Brussel,

Studiedienst van de Vlaamse Regering, SVR-nota 2008/4

Vlaamse overheid. (2015, 07 juli). 380 bijkomende werkervaringsplaatsen via vernieuwde WEP-plus

[Persbericht]. Geraadpleegd op 05 maart, 2016, van http://www.vlaanderen.be/nl/vlaamse-

overheid/persberichten/380-bijkomende-werkervaringsplaatsen-vernieuwdewepplus.

Vlaamse overheid. (z.j.). Vlaamse bevoegdheden. Geraadpleegd van

http://www.vlaanderen.be/nl/vlaamse-overheid/organisatie-van-de-vlaamse-

overheid/vlaamse-bevoegdheden.

Vlaamse regering 2004-2009. (2004). Vlaams regeerakkoord 2004-2009: Vertrouwen geven,

verantwoordelijkheid nemen. Brussel: Vlaamse regering.

Vlaamse regering 2006. (2009, 19 januari). Vlaanderen in actie: Pact 2020. Geraadpleegd op 29

februari, 2016, op http://www.vlaandereninactie.be .

Vlaamse regering 2014 - 2019. (2014). Vlaams regeerakkoord 2014-2019: Vertrouwen, verbinden,

vooruitgaan. Brussel: Vlaamse regering.

Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid, De Rynck, F., Verschuere, B., Voets, J., & Van Dooren, W.

(2014). Besparen en hervormen van de overheid. Geraadpleegd op 12 maart, 2016, op

http://www.vvbb.be/algemeen/vvbb_synthese_fdr.pdf.

Vos, H. (2011). Besluitvorming in de Europese Unie. Leuven: Acco.

Geraadpleegde beleidsnota’s en beleidsbrieven:

Muyters, P. (2009). Beleidsnota werk 2009-2014: Een nieuwe arbeidsmarktvisie voor Vlaanderen.

Brussel: Vlaamse regering.

Muyters, P. (2010). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2010-2011. Brussel: Vlaamse regering.

Muyters, P. (2011). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2011-2012. Brussel: Vlaamse regering.

Muyters, P. (2012). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2012-2013. Brussel: Vlaamse regering.

Muyters, P. (2013). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2013-2014. Brussel: Vlaamse regering.

Vandenbroucke, F. (2004). Beleidsnota werk 2004-2009. Brussel: Vlaamse regering.

Vandenbroucke, F. (2005). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2005-2006. Brussel: Vlaamse

regering.

Vandenbroucke, F. (2006). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2006-2007. Brussel: Vlaamse

regering.

Vandenbroucke, F. (2007). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2007-2008. Brussel: Vlaamse

regering.

Vandenbroucke, F. (2008). Beleidsbrief werk. Beleidsprioriteiten 2008-2009. Brussel: Vlaamse

regering.

Geraadpleegde krantenartikelen:

Page 74: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

74

De Standaard. (2014, 13 mei). N-VA en Open VLD viseren 72.500 werklozen. De Standaard.

Geraadpleegd van http://www.standaard.be/cnt/dmf20140512_01102959

De Standaard. (2015, 02 september). Muyters niet enthousiast over verplichte gemeenschapsdienst

voor langdurige werklozen. De Standaard. Geraadpleegd van

http://www.standaard.be/cnt/dmf20150901_01845530

Deredactie.be. (2013, 03 september). Britse werklozen verplicht tot gemeenschapswerk.

Deredactie.be. Geraadpleegd van http://deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/1.1743224

De Morgen. (2014, 19 november). Vlaams werkgelegenheidsbeleid in ideologische mist. De Morgen.

Geraadpleegd van http://www.demorgen.be/plus/vlaams-werkgelegenheidsbeleid-in-

ideologische-mist-b-1416357303295/

Page 75: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

75

9. Appendix

Bijlage 1: Vragen semi-gestructureerde interviews

1) Merkt men een groot verschil op tussen verschillende ministers die de post van

werkgelegenheid bekleden? Of zijn de beleidslijnen die verschillende ministers

uitzetten vooral gelijklopend?

Zo denk ik bijvoorbeeld aan de vele verschillende maatregelen die beide ministers

hebben ondernomen, deze liggen vaak in elkaars verlengde. Zo bouwt Muyters

bijvoorbeeld voort op “de proeftuin tendering”, het verder gaan inzetten op

“werkervaringsprojecten”, …

(Zo heb ik de indruk dat Philippe Muyters op Frank Vandenbroucke’s beleid verder

werkt en vooral enkele negatieve effecten van de financieel-economische crisis wil

opvangen.)

2) Waar ziet u belangrijke verschillen en/of gelijkenissen tussen beide ministers?

Is er bijvoorbeeld een grote gelijkenis of eerder een groot verschil tussen het gebruik

van een sluitende aanpak of het sluitend maatpak?

3) In welke mate hebben de acties wel/niet bijgedragen tot een verbetering van het beleid

m.b.t. langdurig werklozen?

Was het bijvoorbeeld een verbetering van minister Muyters om een curatieve IBO te

lanceren, leerwerkbedrijven bij de activering van langdurig werklozen te gaan

betrekken, …

4) Waar hadden beide ministers meer op moeten inzetten?

Zijn er volgens u zogenaamde blinde vlekken in het beleid terug te vinden?

5) Is het een positieve zaak dat het doelgroepenbeleid is vereenvoudigd, of is het nodig

om zoveel diversificatie tussen langdurig werklozen in te bouwen?

Rekening houdende met enerzijds de noden van langdurig werklozen, en anderzijds

werkgevers die “door de bomen het bos niet meer zien”.

6) Merkt u bepaalde (neven-)effecten op die het beleid van de minister heeft

teweeggebracht? En zoja, hoeven deze worden weggewerkt?

Page 76: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

76

Kunnen langdurig werklozen bijvoorbeeld na een periode van inactiviteit ineens in het

normaal-economische circuit tewerk worden gesteld, of is er een tussenstap nodig om

bijvoorbeeld eerst aan een vorm van competentieversterking te gaan doen?

7) Hoe zou het beleid rond langdurig werklozen er hebben uitgezien als de minister niet

had ingegrepen?

8) Welke aanbevelingen voor toekomstig beleid m.b.t. langdurig werklozen ziet u op basis

van het geleverde werk van Vandenbroucke en Muyters?

Hoe zou het beleid omtrent langdurig werklozen er volgens u het best uitzien?

9) Heeft u zelf nog aanvullingen en/ of opmerkingen die ik best meeneem in deze ex post

beleidsevaluatie?

Page 77: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

77

Bijlage 2: Conceptuele samenvattingen diepte-interviews

Samenvatting interview Stijn Baert

Hij vindt allereerst dat er zeker en vast continuïteit tussen beide ministers zit. Maar dit is ook

nodig, ook al zijn er grote ideologische verschillen aanwezig tussen de partijen van beide

personen. Zo blijft bijvoorbeeld iets als activering op maat steeds terugkomen, in de zin van

inzetten op opvolging in plaats van sanctioneren. Toch merkt men op dat Muyters iets meer

inzet op het traject naar het individuele. Men zet natuurlijk niet volledig het beleid van de

ander voort, maar gaat iets meer of minder streng gaan opvolgen. Vandaar bijvoorbeeld de

verschillende benaming van sluitende aanpak van Vandenbroucke en sluitend maatpak van

Philippe Muyters. In sé verschilt dit niet zoveel, maar men kan het niet maken om dezelfde

termen en concepten van zijn voorganger te gaan gebruiken omdat het een andere partij is.

Er zijn vooral grote gelijkenissen, en niet zo nodig verschillen. Zo bouwt het ene verder op het

andere. Een verschil kan misschien zijn het indelen in doelgroepen, zo had Vandenbroucke

vier doelgroepen die hij onderscheidde, terwijl Muyters er nu drie heeft onderscheiden. Hij

vindt het concept van doelgroepen te gaan onderscheiden ondergeschikt aan een hoger

niveau die er bovenop te plaatsen is. Zo zou er allereerst een algemeen beleid moeten zijn, en

nadien een beleid gemaakt op maat van scholingsniveau. Zo zie je in de cijfers dat het grote

deel van de doelgroepen bestaat uit laaggeschoolden. Daarom is dit eigenlijk de allereerste

doelgroep die zou moeten worden onderscheiden.

Het grootste probleem in onze arbeidsmarkt is volgens hem dat het minimumloon voor

laaggeschoolden relatief hoog ligt. Dit zorgt ervoor dat bedrijven niet zo snel een

laaggeschoolde gaan aannemen omdat deze een grote loonkost in zich houdt. Is het met

andere woorden goed dat er voor deze laaggeschoolden zo een hoog minimumloon bestaat,

het werkt voor degene die nog geen werk hebben eerder beperkend dan dat het hen helpt.

Een bijkomende stap zou eigenlijk zijn om het minimumloon samen met diplomaniveau te

laten evolueren. Zo zorg je dat het minimumloon voor laaggeschoolden laag ligt waardoor dit

een deel van de grote loonkost compenseert. Dienstencheques zijn een maatregel die hier iets

in kan helpen. Enerzijds om zwartwerk wit te maken. Anderzijds zijn dit wel de minst goede

jobs die uitgevoerd worden hierdoor. Er zijn eigenlijk twee soorten jobs. Je hebt de goede

banen, dit zijn banen met een goede verloning, sterke sociale statuten, veel

promotiemogelijkheden. Slechte banen zijn banen met kortdurende contracten, weinig

mobiliteit,… Met dienstencheques vergroot je het segment op slechte jobs. Dienstencheques

vergoten zo de ongelijkheid op de arbeidsmarkt, vooral als dit versterkt wordt door

kansengroepen richting deze soort van jobs te duwen. Het geeft hen dus kansen, maar

versterk hun zwakke positie op de arbeidsmarkt.

Op Vlaams niveau is er zeker al heel wat vooruitgang geboekt. De arbeidsmarkt in Vlaanderen

was vroeger één van de meest passieve, zoals bijvoorbeeld een hoog systeem van

werkloosheidsuitkeringen. Nu evolueren we naar een actief arbeidsmarktbeleid door in te

zetten op activering. Nu onderhouden we wel nog mensen in hun levensnoodzakelijke

Page 78: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

78

bevoegdheden, maar stimuleren we ze wel om de stap richting arbeidsmarkt te maken. Sinds

Vandenbroucke is deze overgang naar een meer actieve arbeidsmarkt, door middel van

activering echt ingezet. Wel denkt hij dat een werkloze nog sneller mag worden opgevolgd, zo

zouden ze sneller een brief tot gesprek moeten krijgen, dit omdat de eerste maanden cruciaal

zijn zodat de afstand tot de arbeidsmarkt niet te groot wordt. Is verder de degressiviteit van

de werkloosheidsuitkeringen voldoende sterk? Van hem mag deze geruster nog meer

versterkt worden. Wel rekening houdende met specifieke doelgroepen die bijvoorbeeld te

maken hebben met ziekte, discriminatie waardoor mensen niet tot arbeid aankomen. We

hebben het te lang getolereerd dat mensen langdurig werkloos konden zijn, zo zie je dat

bijvoorbeeld in andere regio’s in België waar er minder streng opgevolgd wordt dat het aantal

langdurig werklozen hoger ligt, je kan hier dus wat aan doen. We kunnen met andere woorden

niet stellen dat het vooral aan de werkloze ligt dat hij niet aan werk toekomt, maar dat het

vooral met een cultuur te maken heeft die werklozen wel of niet stimuleert arbeid te gaan

verrichten.

Vooral voor jonge werklozen moeten de minimumlonen voor bepaalde sectoren worden

herbekeken. Verder moet er meer worden ingezet op de aansluiting arbeidsmarkt-onderwijs,

zoals bijvoorbeeld verplichte stages, naar voorbeeld van Duitsland waardoor men minder

gemakkelijk in de werkloosheid terecht komt.

Hij is een grote voorstander van vrijwilligerswerk als opstap naar de arbeidsmarkt in plaats

van gecreëerde overheidstewerkstelling zoals bijvoorbeeld sociale economie als de opstap

naar werk. Sociale economie kan voor een aantal mensen zijn nut bewijzen. Toch moeten we

hierin voorzichtig zijn en proberen om mensen via vrijwilligerswerk de opstap naar het

reguliere circuit te laten maken. Ook omdat sociale economie een vrij duur initiatief voor de

overheid is.

Page 79: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

79

Samenvatting interview ABVV

Er zijn enerzijds grote gelijkenissen tussen de beleidslijnen van beide ministers op te merken.

Anderzijds specifiek voor langdurig werklozen ging er onder Vandenbroucke veel meer

aandacht naar hen. Vandenbroucke experimenteerde met enkele manieren van begeleiding

zoals uitbesteding en tendering. Onder Muyters zien we een afbouw van maatregelen voor

langdurig werklozen, zo is deze doelgroep nu volledig verdwenen, terwijl het aantal langdurig

werklozen nog meer is toegenomen. Vanaf 2008 zien we een spectaculaire stijging, zo zijn er

nu ongeveer 70.000 langer dan twee jaar werkloos in Vlaanderen.

Er zijn drie grote beleidslijnen hoe je langdurig werklozen kan stimuleren. Een eerste manier

is via een loonkostenvermindering voor werkgevers, een tweede manier bestaat erin gebruik

te maken van werkervaringsprojecten, een derde is jobs creëren in de sociale economie.

Begeleiding is de vierde poot die overkoepelend is. We zien op macroniveau een groot verschil

tussen begeleiding onder Vandenbroucke en Muyters. De eerste tenders waren specifiek en

enkel voor langdurig werklozen afhankelijk van de provincie. Nu zitten er verschillende

groepen van werklozen in deze tenders. Tenders lossen als het ware het capaciteitsprobleem

van de VDAB op. Het nadeel van deze brede vorm van tendering is dat men vooral gaat

inzetten op de werklozen waar er niet veel werk aan is om deze naar de arbeidsmarkt te laten

doorstromen. Dit omdat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende types van

werklozen. De aandacht voor de langdurige werklozen is dus verminderd.

Verder is het doelgroepenbeleid afgeschaft waardoor langdurig werklozen geen specifieke

doelgroep meer vormen en er voor bedrijven minder incentives zullen zijn. Daarom dat de

sociale partners toch nog een financiële prikkel voor langdurig werklozen willen. Zo kreeg

werkervaring een volledig andere invulling. Verder zien we dat er geen investeringen meer in

de sociale economie zijn, wat voor velen een participatie aan de arbeidsmarkt betekent.

Per jaar gaat er nu iets meer dan 100 miljoen naar de tendering. Net zoals in het verleden voor

een specifieke vorm van loopbaanbegeleiding door middel van vouchers is gegaan. Muyters

heeft ook gesteld dat het personeel van de VDAB niet meer mag groeien, maar toch krijgen ze

extra opdrachten die ze moeten doen met minder geld. Vandaar dat de weg van uitbesteding

is gekozen, en het aantal tenders is gaan stijgen. Het is een verkeerde incentive om iets te

gaan uitbesteden omdat je de personeel en middelencapaciteit als VDAB niet meer hebt.

Werkervaring was een tweede beleidslijn waar je kan van uitgaan. Werkervaringsprojecten

heeft Muyters nu volledig afgeschaft terwijl er geen volwaardig alternatief voorhanden is. Nu

kan Muyters dit allemaal doen omdat hij veel vrijer is om keuzes te maken, terwijl in zijn eerste

termijn zaten de socialisten erbij die verschillende zaken hebben proberen tegenhouden.

We merken op dat het kabinet Werk van Muyters ook veel kleiner is in vergelijking met

Vandenbroucke, dit volgt uit het engagement van de Vlaamse regering om het aantal grote

kabinetten te reduceren. We merken op dat hierdoor bij Muyters verschillende initiatieven

blijven steken in de conceptfase en er geen concrete zaken uit voort komen. Vandenbroucke

kwam met té technisch uitgewerkte ideeën, waardoor je als sociale partner scherp uit de hoek

moest komen. Bij Muyters zie je enkele grote lijnen, maar geen concrete aanzetten.

Page 80: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

80

De curatieve IBO is iets die door de sociale partners is uitgedacht om extra aandacht aan

langdurig werklozen te geven. Het probleem van de IBO is dat werkgevers het initiatief voor

een IBO-contract moeten geven. De werkgever moet dus eerst zelf overtuigd zijn van de

persoon vooraleer hij een IBO kan geven. Hierdoor zie je dat de zwakkeren zoals langdurig

werklozen geen gebruik van IBO maken. Voor bepaalde doelgroepen werkt de IBO niet. IBO is

op zich een goed werkend instrument dat zou moeten worden beperkt tot laaggeschoolden,

en sectoraal zou moeten worden ingevuld. Sectoraal omdat er dan maar één plan van aanpak

bestaat voor de werkgevers van die sector en je enkele doelstellingen kan stellen waaraan de

opleiding moet aan voldoen.

Een blinde vlek is het beleid rond langdurig werklozen. Werkgevers hebben geen incentive

meer. Zo worden deze duurder om aan te werven omdat de loonkortingen verdwijnen. Bij

Vandenbroucke lag de focus echt op doelgroepen en specifiek langdurig werklozen omdat je

merkt dat dit een impact heeft op je arbeidsmarktkansen. Er mocht gerust wat worden

vereenvoudigd omdat het complex was geworden, dit in de hand gewerkt door het bestaan

van verschillende beleidsniveaus. Verder hoe meer je vereenvoudigt hoe meer je naar een

soort van algemene, structurele loonkostenvermindering voor iedereen gaat en je niet meer

de touwtjes in handen hebt om beleid in een bepaalde richting te sturen.

Het is niet nodig om werkgelegenheidsbeleid verder te gaan regionaliseren, zo heb je al een

enorme bevoegdheid als minister. Er moet dus niet worden gegaan naar meer homogene

bevoegdheidspakketten. Verder zie je dat bij zaken die van het federale niveau naar de

gewesten komen, vele zaken worden afgeschaft.

Een neveneffect van het beleid is dat mensen uit de statistieken worden gehaald en

terechtkomen bij OCMW’s. Terwijl dit zeker geen verbetering is, maar de minister de daling

dan wel door zijn toedoen kan omschrijven. Een tweede neveneffect situeert zich op de

verdere uitbreiding van de marktwerking waardoor VDAB zich uit verschillende zaken moet

terugtrekken. Zo vreest hij de evolutie dat in de toekomst ook een tender zich zal kunnen

uitspreken over het straffen, sanctioneren van werklozen. Sanctiemechanismen mogen niet

in de handen van een private partner liggen. Verder zal de evolutie van het werken met

partners in de toekomst blijven, dit in tegenstelling tot wat sommigen beweren.

Er is iets te vinden voor het idee van Voka om deelnemers van projecten door een externe

audit in plaats van hun begeleider te laten evalueren. Wel moeten sanctiemechanismen en

manieren van beroep wel goed zijn geregeld.

Het belangrijkste principe dat je als minister van werk zou moeten hanteren is beleid maken

op basis van consensus tussen sociale partners. Iets waar werkgevers en vakbonden zich

kunnen in terugvinden. Je mag daarom niet vertrekken vanuit een theoretisch concept, maar

op basis van sociale partners. Verder moet er geïnvesteerd worden in de sociale economie

zodat deze 70.000 langdurig werklozen daar aan de bak kunnen, want hoe langer je het uitstelt

hoe moeilijker het zal worden. Sociale economie, omdat de privé hier niet op zit te wachten.

Verdere investeringen in werkervaring zijn noodzakelijk, een formule waarbij het voor de

werkgever niet veel kost, de werknemer een goed loon krijgt en een sterke begeleiding gericht

op deze specifieke doelgroep. Want zo kan je niet iedereen dezelfde begeleiding geven. Het

Page 81: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

81

nadeel is dat het zeer duur is. Als je twee jaar werkzoekende bent zou je op zich in een soort

van nieuwe fase moeten komen, een start om terug intensief te gaan zoeken naar

bijvoorbeeld een stage. Dit bestaat momenteel niet, enkel aan de sanctioneringskant bestaat

deze alarmbel.

We moeten nog meer inzetten op sectoraal niveau, zo zijn er grote verschillen tussen sectoren

als het gaat over de aantrek van langdurig werklozen. Zo heb je werkgevers die gewoon willen

dat deze op tijd komen, terwijl in andere sectoren de grootste zorg vooral is zo weinig mogelijk

complexiteit m.b.t. het invullen van papieren. We gaan nog teveel uit van één aanpak. Net

zoals we verschillende maatregelen voor de regio’s moeten hebben, je hebt bijvoorbeeld een

andere aanpak nodig voor stad Antwerpen en West-Vlaanderen.

De kern blijft vooral werkervaring. Toch kan het een verbetering betekenen om steden en

gemeenten meer autonomie over het werkgelegenheidsbeleid te geven. Dit eventueel

aangevuld met een premie. Het idee van meer decentralisatie heeft Vandenbroucke mee

geëxperimenteerd in “Het Jeugdwerkplan” door 13 steden en gemeenten meer autonomie

inzake jongerenwerkgelegenheid te geven.

Inzetten op competenties kan een goede zaak betekenen, toch moeten we in het oog houden

wat de vacaturekant zegt. Zo mogen we blijven inzetten op competenties of er meer waarde

aan hechten, maar als de vacaturemaker als benchmark het hebben van een bepaald diploma

stelt dan schiet het competentieverhaal een beetje zijn doel voorbij. Verder zijn

laaggeschoolden steeds de dupe door het feit dat de economie en de jobs veranderen.

Vandaar dat vele maatregelen op de laaggeschoolden moeten worden afgestemd, zo zijn 70%

van de langdurig werklozen ook laaggeschoold. Toch mogen we er niet vanuit gaan dat

scholingsgraad de oorzaak is van langdurig werkloos zijn. Er kunnen verschillende zaken zoals

discriminatie, een handicap,… meespelen.

Verhoogt het gebruiken van een “sociale economie” in economisch slechte tijden de kansen

van deze mensen? Het mag geen bezigheidstherapie zijn en moet iets bijbrengen. Wel is er

iets te vinden voor stageplaatsen en inzetten op werkervaring. Wel oppassen dat je vacatures

niet verdringt voor werkelijke jobs. Het investeren van de overheid in de economie is een

belangrijke voorwaarde waardoor laaggeschoolden aan een job kunnen raken. We zouden

moeten berekenen wat een job in de sociale economie kost en wat de kost is van verschillende

opleidingen en begeleidingsinstrumenten.

Het goede aan de koppeling onderwijs-werk is de brug die gemaakt wordt. Toch hebben deze

een andere doelstelling. Iets anders kan misschien zijn om deze van dezelfde partij te maken.

De koppeling werk-sociale economie in één minister zou op zich moeten. Het is raar dat dit

gezien wordt als twee beleidsdomeinen, zo zal een minister van Werk bijvoorbeeld niet gaan

investeren in de sociale economie, want dit komt de rekening van zijn beleidsdomein niet ten

goede, maar wel de rekening van de minister met het beleidsdomein sociale economie.

“Duaal leren” is een zeer goed idee, maar men wil het te snel en te algemeen invoeren. We

zouden moeten starten met een proefproject. Vandaag vult men het in om het te laten

mislukken.

Page 82: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

82

Verplichte stages kunnen zeker een voordeel betekenen om wat praktijkervaring in een

opleiding te brengen. Het moet wel een zinvolle stage zijn. Geen stage om de stage. Meer

werkplekleren in het onderwijs is zeker positief.

Page 83: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

83

Samenvatting interview ACV- Bart Reyns

Het beleid van Vandenbroucke zat al grotendeels in de richting van vermarkting. Muyters

heeft deze principes verder toegepast. Zoals bijvoorbeeld tendering. Toch zie je deze

vermarkting niet enkel in Vlaanderen, maar ook in Europa, het is “big business” geworden.

Waardoor de kwaliteit van begeleiding niet altijd even hard bewaakt wordt. Vandenbroucke

kan zeker worden gezien als voorloper van een ander activeringsbeleid. Er wordt heel wat

geïnvesteerd in projecten, sommigen werken goed, maar in andere projecten ervaren de

mensen in activering dit als bezigheidstherapie. Muyters zet dit vooral voort, zo betrekt hij in

zijn streekbeleid bijvoorbeeld privépartners om op deze manier heel wat te kunnen besparen,

dit door uitbesteding. Maar voor het ACV kan het echt niet zijn dat werkzoekenden de dupe

zijn van uitbesteding. Het gaat er voor hen om wat het beleid als verbetering heeft betekend

voor de werkzoekende, als dit door een privé partner beter kan gedaan worden is dat zo, maar

besparingen mogen niet de drijfveer zijn. Er is dus zeker continuïteit tussen beiden aanwezig.

Het grootste probleem is dat vaak adviezen van vakbonden, maar ook van

werkgeversorganisaties gewoon naast zich neer worden gelegd. Ze hebben het gevoel dat de

sociale partners minder als een partner gezien worden.

IBO-systeem werkt niet voor werknemers, zo is dit vaak iets dat werkgevers gebruiken om aan

een goedkoper loon mensen te werk te kunnen stellen. IBO is bedoeld als een manier om

mensen in een bedrijf te laten werken terwijl ze ondertussen worden opgeleid. In de praktijk

zie je dat mensen van dag één al in de volle productie op het tempo moeten meedraaien. Het

systeem is volledig scheefgetrokken. Het doel dat deze maatregel zou moeten hebben werkt

niet. Dit is één concreet voorbeeld, maar dit geldt ook voor andere maatregelen. Toch is het

positief dat mensen op deze manier ervaring kunnen opdoen en ergens in een bedrijf aan de

slag kunnen, dit is wel een verbetering. Het systeem wordt jammer genoeg misbruikt, zo zie

je bijvoorbeeld jongeren die een technische opleiding hebben gehad en met de nieuwste

machines op school hebben leren werken bijna allemaal als IBO te werk gaan. Terwijl dit niet

nodig is. Ze draaien van de eerste dag al dezelfde productiviteit als de andere werknemers

met een arbeidscontract. Voor zowel werkgever als werknemer is dit een win-win situatie

omdat een IBO recht geeft op een deftig loon en een vermindering van sociale bijdragen voor

de sociale zekerheid inhoudt. Dit is een pervers effect van de maatregel, omdat op deze

manier de belastingbetaler een deel van het loon van de werknemer betaalt terwijl de

werknemer perfect een arbeidscontract kan worden aangeboden. Als men dus praat over

verdere besparingen in de sociale zekerheid moet misschien hier eens naar worden gekeken.

Vandaag zien we dat dit systeem onder Muyters nog meer flexibeler geworden is, terwijl net

de uitwassen zouden moeten weggewerkt worden.

Iets dat beter of anders kan is de werking van de VDAB. Hun beleid is op cijfers gebaseerd, wat

ik wel snap. Want je moet op een bepaalde manier wel verantwoording voor je grote pot

subsidies afleggen. Het grote probleem is de gigantische caseload dat de begeleiders hebben

waardoor alles snel moet gaan. Positief zijn de vele cursussen en specialisaties die ze

aanbieden. Een groot verschil tussen beide ministers is dat bij Muyters er meer voorwaarden

aan gekoppeld worden. Recent gaat de VDAB nu ook de controle van de werkzoekenden doen.

Dit vind ik dubbel omdat ten eerste de caseload nog hoger zal worden, en ten tweede omdat

Page 84: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

84

werkzoekenden de VDAB nog meer als vertrouwenspersoon zagen en de RVA als het

controleorgaan. Zo legde hij dit systeem vroeger aan werkzoekenden ook uit. De VDAB als je

coach, als je helper. Terwijl de RVA moest zien dat de rekening op het einde van de rit klopt,

de RVA als “de strenge schoonmoeder”. Hierdoor hebben werkzoekenden minder vertrouwen

in deze instantie. Kenmerkend aan de vele maatregelen is dat een verstrenging voor sterkere

werkzoekenden soms wel positief is, maar de zwakkeren achterblijven en niet om kunnen met

een verstrenging waardoor ze in een sukkelstraatje terechtkomen.

Jammer is dat het doelgroepenbeleid is afgeschaft omdat men in de praktijk nog heel wat

problemen opmerkt. Zo hebben onze diversiteitsconsulenten ook een analyse van het

kansengroepenbeleid gemaakt en kwamen ze tot een volledige andere visie dan de minister.

Dus om dit ineens volledig af te schaffen lijkt me een zwakke oplossing.

Verder lijkt het een goed idee om niet meer kansengroepen als uitgangspunten te gaan nemen

en te werken met scholingsniveau. Dit in de plaats van een doelgroepenbeleid. Zo stelt ACV

voor om een RSZ-korting te gaan toekennen op basis van scholingsniveau. Zo zou een

laaggeschoolde voor de werkgever een lagere kost om aan te werven moeten inhouden dan

een hooggeschoolde. Toch moet er nog heel wat worden gedaan aan de evenredige

arbeidsdeelname. Daar is er nog heel wat werk aan. Conclusie is dat een doelgroepenbeleid

niet herleid mag worden tot verscheidene vormen van korting.

Een breekpunt tussen Vandenbroucke en Muyters is de tewerkstelling van kansengroepen en

langdurig werklozen. Zo legde Vandenbroucke meer de nadruk op de sociale economie, terwijl

Muyters meer richting zoveel mogelijk reguliere arbeidsmarkt helt. Deze evolutie lijkt ACV

geen goede zaak omdat je nu eenmaal moet aanvaarden dat niet elke persoon in het normaal-

economisch circuit kan gaan werken. Er is nu eenmaal een restgroep die niet in de NEC kan

gaan werken. Dit door verscheidene factoren zoals bijvoorbeeld werktempo, mobiliteit, er als

ouder alleen voor staan, … Je kan het niet maken om allemaal deze mensen in het reguliere

circuit te gooien. Ten eerste zitten werkgevers niet te wachten op deze mensen met

multidimensionale problemen, ook niet als er grote financiële voordelen aan hangen.

In feite zou in kaart moeten worden gebracht welke maatregelen daadwerkelijk effectief zijn

in de praktijk en deze zo snel mogelijk bijsturen. Zoals bijvoorbeeld een IBO die veel goedkoper

is dan een interim contract, en een slechtere sociale bescherming biedt. Je zou in deze situatie

meer moeten gaan inzetten op controle van het juist gebruik van deze maatregel. Verder zou

het wettelijk moeten verankerd worden dat je als werkzoekende verplicht antwoord krijgt op

een sollicitatie. Zo zie je in de praktijk vaak dat slechts een minderheid (slechts 5%) van de

werkgevers een antwoord op je sollicitatie geeft. Het zou een recht van de werkzoekende

moeten zijn om antwoord te krijgen. Dit zou een grote stap vooruit kunnen betekenen. Dit

geeft mensen hoop als ze een concrete boodschap terug krijgen.

Page 85: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

85

Samenvatting interview SERR-RESOC (Johan Schmidt)

SERR-RESOC is de uitvoerder van Vlaams beleid, geen maker van Vlaams beleid. Een regionale

vertaalslag van de arbeidsmarkt, met centrale inslag evenredige arbeidsdeelname voor

personen. Dit omdat er per regio grote verschillen zijn, zo heb je bijvoorbeeld in een stedelijke

context veel meer armoede en dus andere factoren waar je moet op letten. In Gent heb je

bijvoorbeeld de paradox waar er een werkgelegenheidsgraad is van 101%, maar waar wel 15%

werkloosheid is. EAD-beleid zorgt ervoor dat je arbeidsmarkt een afspiegeling van de

samenleving vormt. Specifiek voor langdurig werkzoekenden heb je als instrumentarium het

maatwerkdecreet. Dit om personen zo snel mogelijk terug werkervaring te geven dit omdat je

na een tijdje werkcompetenties verliest. Vandaar zijn er onder andere sociale werkplaatsen.

Verder waren er vroeger invoegbedrijven, dit zijn bedrijven in het NEC, maar die een bepaald

deel van hun bedrijf beschikbaar stellen om kansengroepen te werk te stellen. Een andere

manier is via een IBO, opleiding op de werkvloer met verminderde loonkostvermindering voor

de werkgever. Muyters heeft dit volledig hervormd. Bij Vandenbroucke kreeg je na doorlopen

van je IBO een verplicht een vast contract. Muyters heeft dit voor bedrijven beperkt tot een

contract van bepaalde duur gelijk aan de periode van de IBO. Maar dit is een pervers systeem,

het is bedoeld voor laaggeschoolden en langdurige werklozen, maar we zien in de praktijk dat

de helft van mensen die een IBO hebben hooggeschoolden zijn. Het zou meer moeten worden

toegespitst op kansengroepen, want het is net zij die dit nodig hebben, door hun grote afstand

tot de arbeidsmarkt. Men gebruikt dit systeem als loonkostenvermindering, niet meer

waarvoor het ontworpen is, namelijk hoe kunnen we kansengroepen een plaats geven in het

bedrijf. En dit vind ik nu een algemene trend, alles wordt in het werk gesteldt om de

loonkosten te verminderen, maar niet meer specifiek voor kansengroepen, het wordt te

weinig gebruikt voor kansengroepen.

Een groot verschil tussen Muyters en Vandenbroucke is bijvoorbeeld het afschaffen van het

EAD-beleid, waardoor een blanco-cheque aan bedrijven gegeven wordt, zonder streefcijfers

die moeten worden gehaald. Dit zijn geen structurele maatregelen die zowel KMO’s als

werkzoekenden niet ten goede komen op lange termijn. Iets anders is de flexibilisering van

het IBO contract dat niet ten goede komt van kansengroepen. De functie van een minister is

volgens meneer Schmidt iemand die het beleid moet gaan sturen, dit doet Muyters veel

minder dan Vandenbroucke. Muyters stuurt niet, hij zegt gewoon “hier is een potje geld, en

werkgevers zoek de weg maar zelf naar subsidies”. Hij merkt een grote “mindswitch” op

tussen beide ministers. Zo vertrekt Vandenbroucke vanuit een socio-economische analyse,

terwijl Muyters minder vanuit een macro-analyse vertrekt. Muyters centrale gedachte

doorheen zijn beleid is dat er geen kansengroepen bestaan, maar dat iedereen talent heeft,

en zijn plan moet gaan trekken, zowel naar werkgevers als werkzoekenden toe. Als je als

individu zelf geen actie onderneemt, of nog niet sterk genoeg bent om actie te ondernomen

heb je pech. Zo heb je in Gent nu bijvoorbeeld 3000 jongeren die geen recht hebben op een

werkloosheidsuitkering of een leefloon, dit door een meer stringent beleid, waardoor je

Page 86: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

86

mensen uit de arbeidsmarkt duwt, die zich gaan vervreemden van het systeem. Je zal op

termijn hier terug veel meer moeten in investeren om ze terug met het systeem aansluiting

te laten vinden. Als je deze mensen wel iets van uitkering geeft heb je nog een volledig

instrumentarium in handen die je kan inzetten om mensen terug perspectieven te bieden.

Er is geen continuïteit te vinden vindt de geïnterviewde, maar er is tussen beide ministers net

een breuk te vinden. Zo werden onder Muyters bijvoorbeeld werkervaringsprojecten

afgebouwd, EAD-beleid die volledig geschrapt is, … Ook verschillende mensen die de brug

vormden tussen werkzoekenden en de arbeidsmarkt zijn weggevallen onder het beleid van

Muyters. Specifiek zitten langdurig werklozen niet meer in het doelgroepenbeleid. Er wordt

dus niet meer specifiek op hen ingezet. Nu beslaan de doelgroepen enkel 55+-ers,

arbeidsgehandicapten en jongeren. Werkervaring is een belangrijke brug voor mensen die

enige tijd inactief zijn, maar toch bestaat dit niet meer. Dit snap hij niet.

Het grootste probleem lijkt hem dat we te performant zijn, in vergelijking met de buurlanden

zijn we bijvoorbeeld veel productiever dan anderen (20% hoger dan Frankrijk) wat een hoger

loon rechtvaardigt, hij vindt het met andere woorden een pervers effect waardoor mensen

die minder productief zijn niet meer aan werk raken. Alsook vele jobs voor laaggeschoolden

die in lageloonlanden worden opgevangen. Daarom is het meest eerlijke dat er in Vlaanderen

gesubsidieerde jobs bestaan zoals bijvoorbeeld dienstencheques die iets minder productieve

laaggeschoolden ook een job kunnen verschaffen. Zo verdienen mensen met een lagere

scholingsgraad bijvoorbeeld ook een hogere vorm van subsidiëring. Verder vond ik het beleid

van Vandenbroucke ook beter omdat hij onder andere ook het departement onderwijs onder

zich had, waardoor er een betere afstemming nodig is. Je kan pas een goed

werkgelegenheidsbeleid voeren als je tegelijk ook kan inzetten op het onderwijs (bijvoorbeeld:

stages, afstemming deeltijds onderwijs-werk). Muyters denkt zeer vraaggericht, terwijl

Vandenbroucke meer vanuit de werknemerskant vertrok, waardoor hij een belangrijke rol

voor de overheid weglegt. Muyters zijn benadering gaat uit van vraaggericht werken, en

minder overheidsbeslag, dit terwijl een overheid ook voor meerwaarde zorgt en een belangrijk

aandeel heeft in de productiviteit van bedrijven. Sterker nog, onder Muyters is er geen beleid

meer voor langdurig werklozen. Zo maken ze geen deel meer uit van het doelgroepenbeleid,

en bestaat er geen instrumentarium (EAD) meer voor bedrijven. Terwijl bij deze

vereenvoudiging ook geen extra budget is vrijgekomen om iets te gaan doen aan het

terugdringen van langdurig werklozen.

Een ander probleem lijkt me te zitten in de overgang normaal-economische circuit en sociale

projecten. Zo willen de bazen van de sociale tewerkstellingen hun sterkere mensen ook niet

kwijt naar het NEC, omdat ze ook bepaalde streefcijfers moeten halen. Je moet streven naar

mensen terug in het NEC te laten instromen, maar voor velen in de sociale economie is dit niet

mogelijk, het lijkt geen goede optie volgens meneer Schmidt om zoals mensen na x-aantal tijd

in de sociale economie gewerkt te hebben automatisch naar het NEC te laten doorstromen.

Page 87: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

87

Verder lijkt tendering voor hem geen goede zaak. Deze techniek wordt vooral ingezet om

kostenbesparend te werken. Het neveneffect van tendering is dat je als organisaties expertise

verliest. Dit omdat je als derden-organisatie bijvoorbeeld steeds de goedkoopste moet zijn,

waardoor je voor een bepaalde termijn projecten misloopt en dus een verlies van de

opgebouwde expertise in het werkveld kwijtgeraakt. Dit is zeer nefast. Daarom denkt hij dat

er in de toekomst zal worden gegaan naar een systeem waarbij een paar vaste tenderings-

organisaties worden vastgelegd. Op deze manier kunnen ze ook structureel gaan werken en

een beleid op lange termijn uitdenken. Dit zal zowel de kwaliteit van de organisatie tegemoet

komen als de langdurige werkloze.

Ik denk dat er voor langdurig werklozen een meer verplicht karakter moet worden opgelegd.

Een soort “voor wat hoort wat”. Zowel voor de werkzoekende als de bedrijven die subsidies

krijgen. Zoals bijvoorbeeld zoveel procent van je werkvloer moet uit bepaalde kansen- en

doelgroepen bestaan. De werkvloer echt maken als een opleidingsplaats waar mensen leren,

waar ook een plaats is voor “mensen met een hoek af”, niet enkel voor de meest competente.

Als je dit als bedrijf niet wil, moet je in de toekomst ook niet meer op enige steun van de

overheid rekenen. Ik zou ook maatwerkbedrijven versterken. Dit omdat iedereen recht heeft

op werk. In tijden van crisis zou je bijvoorbeeld meer gesubsidieerde jobs moeten hebben

zodat zoveel mogelijk mensen aan de slag blijven en er geen competentieverlies kan optreden.

Ik vind werkervaring dus een zeer belangrijk instrument. Het nadeel is dat het wel heel wat

kost. Toch denk ik dat het een grotere kost op termijn is als je mensen die competentieverlies

door inactiviteit hebben geleden, terug naar hun niveau te krijgen dat ze hadden vóór de

werkloosheid. Eigenlijk zou hier eens een grondige studie naar moeten worden gedaan.

Iets als degressiviteit is geen goed idee, omdat het mensen straft. Er is nu eenmaal niet genoeg

werk. Dit kan wel perfect werken als er genoeg werk is. Maar dit is nu niet het geval, daarom

dat het geen goede beleidsmaatregel is.

Werkgelegenheidsbeleid gebeurt veel te top-down, SERR-RESOC moet bijvoorbeeld wel een

advies over bepaalde zaken geven, maar hij heeft niet het gevoel dat daar echt rekening mee

gehouden wordt.

ESF-subsidiering is volgens hem een neveneffect. Dit is bijvoorbeeld niet structureel, en niet

eerlijk. Zo zijn er bepaalde organisaties die iemand aannemen die gespecialiseerd is om ESF-

middelen binnen te halen.

Specifiek moeten er nog extra prikkels voor werkgevers bijkomen die hen in staat stellen

langdurig werklozen tewerk te stellen. Deze extra prikkels zijn nodig om hun verminderende

productiviteit op te vangen.

Als conclusie stelt hij dat er zeker geen continuïteit aanwezig is tussen beide ministers. Maar

net een keerpunt dat is ingezet. Dit wordt hier wel wat meer genuanceerd dan hij vroeger in

het interview zei. Zo is het positief dat bijvoorbeeld het doelgroepenbeleid nog eens

herbekeken wordt. Het was wel eens nodig om de vele tewerkstellingsmaatregelen te

Page 88: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

88

vereenvoudigen, omdat de werkgevers de bomen door het bos niet meer konden zien en het

een grote administratieve last betekende voor de werkgevers. Maar het was niet nodig om

het volledig “plat te vereenvoudigen”.

Als minister heb je de taak om te sturen, bij te sturen. Het is geen goed idee om dit aan de

markt over te laten waardoor je niet meer gaat voor het algemeen belang. Nu worden

werkgevers als stakeholder wat meer toegezegd, maar dan nog op een slechte manier. Enkel

een blanco-cheque (loonkostenvermindering) volstaat ook niet voor werkgevers.

Page 89: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

89

Interview VVSG: Peter Cousaert

Hij merkt geen groot verschil op tussen de verschillende ministers. Vandenbroucke heeft het

voorbereidende werk gedaan en Muyters bouwt erop voort. Zo heeft Muyters niet echt veel

nieuwe initiatieven ondernomen. Bijvoorbeeld de centrale gedachte van het beleid de laatste

jaren is tendering, wat een maatregel is van Vandenbroucke. Dus vooral een continuering van

beleid. Er is zoals sommige stakeholders aangeven geen sprake van een breuk tussen beiden.

Het strenger en meer gedisciplineerd optreden in de hoek waar Muyters vaak geduwd wordt

is afkomstig van Vandenbroucke. Langs de andere kant komt verstrenging vaak van het

federale niveau ten tijde van Muyters, het zou dus niet zozeer aan hem liggen. In feite is de

rode draad van het arbeidsmarktbeleid doorheen verschillende legislaturen Fons Leroy, van

cabinettard tot bestuurder van de VDAB. Hij heeft een grote impact op deze continuïteit.

Muyters heeft deze legislatuur ook veel sterkere mensen in zijn kabinet waardoor hij beleid

meer in een bepaalde richting kan gaan duwen. Vooral perceptie tussen beide is belangrijk.

Ze gebruiken wel hetzelfde instrumentarium maar geven ze het een andere naam.

Bijvoorbeeld PWA versus wijkwerk. Verder staan Vandenbroucke en Muyters ideologisch niet

heel ver van elkaar.

Toch is er een groot verschil van visie en aanpak tussen beide ministers. Zo was er bij

voorstellen, dat VVSG aan Vandenbroucke deed, vaak en veel discussie dat bepaalde

initiatieven iets meer of iets minder moesten zijn. Terwijl bij Muyters er iets minder visie en

discussie aanwezig was in het kabinet van Muyters. Dit kan verklaren waarom Muyters geen

nieuwe zaken en/beleid heeft gemaakt. Ook had hij heel wat bevoegdheden waaronder

begroting. Dit impliceert dat je als minister ook sneller zal besparen omdat je ook aan je

andere beleidsdomeinen moet denken. Deze legislatuur heeft Muyters de bevoegdheid

begroting niet meer en zie je dat hij meer beleid met een sterke visie maakt. Een groot verschil

tussen hen is dat Vandenbroucke vele kleine “radarkes” had waar hij aan draaide om zo een

verandering in beleid te weeg te brengen. Muyters neemt enkele grote blokken beleid die hij

verandert, hij werkt met andere woorden iets minder fijn. Wat niet slecht is omdat er wel

nood was aan een vorm van vereenvoudiging. De stijl is verschillend, maar het beleid niet.

Positief voor VVSG is dat Muyters meer vertrouwen heeft in lokale besturen waardoor hij

recent bepaalde tussenstructuren zoals bijvoorbeeld Serr-Resoc’s heeft afgeschaft.

Vandenbroucke was meer centralistisch van aanpak.

Een aanbeveling vanuit VVSG is om minder centralistisch te werken. Voor bepaalde kwetsbare

groepen is het nodig dat het lokaal niveau meer armslag kan krijgen. Op deze manier kan het

lokale niveau zelf bepalen wat de knelpunten in hun stad zijn en kunnen ze daar zelf

maatregelen op maat van hun specifieke context ontwikkelen. Zo is er vandaag nauwelijks

ruimte voor lokale besturen om werkgelegenheidsbeleid te gaan voeren. Dit ook omdat

verschillende studies van de OESO stellen dat een arbeidsmarktbeleid pas performant kan zijn

als het lokaal kan worden gevoerd. Hiervan is Muyters een veel grotere voorstander dan

Vandenbroucke. Vandaag kan dit nog niet omdat sommige steden en gemeenten nog te klein

zijn waardoor ze nog niet genoeg slagkracht hebben.

Page 90: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

90

Een ander aspect is dat Vlaanderen vanuit een koker per beleidsdomein werkt. Verschillende

domeinen zouden moeten samenwerken. Niet per domein beleid gaan voeren. En dit kan het

beste lokaal om de verschillende domeinen met elkaar te verbinden. Specifiek als je mensen

wil activeren hebben deze bijvoorbeeld nood aan een begeleider die ze kennen. Het lokale is

hier het beste voor geplaatst. Zo geeft Muyters middelen aan de VDAB, Homans aan

inburgering, Crevits aan onderwijs. Dit is zinloos om dit op het Vlaamse niveau te doen. De

ene maatregel heeft een direct effect op een ander beleidsdomein waardoor deze met elkaar

moeten worden verbonden afhankelijk van specifieke contexten, lokaal dus. Vandaar dat een

gedecentraliseerd arbeidsmarktbeleid is een sterker beleid omdat het net koppelt aan andere

domeinen. Hier is Nederland met grote steden en veel autonomie en vertrouwen voor steden

een goed voorbeeld. Toch nuanceert hij dit idee dat het algemene kader wel Vlaams moet

gaan blijven, het lokale moet er instrumenten naar eigen noden kunnen aanbouwen. Muyters

zet tegenwoordig wel enkele stappen richting meer autonomie voor lokale besturen, maar dit

is nog veel te weinig. Zo heeft de stad Genk met eigen middelen specifieke maatregelen

moeten ontwikkelen als reactie op het failliet van Ford Genk. Ze zouden hier van Vlaanderen

middelen moeten voor krijgen. Lokale politici zullen voor hun lokaal werkgelegenheidsbeleid

ook worden afgerekend, terwijl de VDAB op dit moment geen verantwoording hoeft af te

leggen. Nadeel van dit systeem is dat het sociaal overlegmodel hierdoor buitenspel gezet

wordt. Eigenlijk zou een groot percent van de enveloppe die de VDAB krijgt (ongeveer 500

miljoen) pas mogen vrijkomen als ze deals met de lokale besturen sluiten, of minder specifiek

per regio.

Een groot probleem van de Vlaamse arbeidsmarkt zijn alleenstaande ouders met kinderen die

oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheidsstatistieken. Voor deze mensen is er geen

beleid, ongelooflijk dat dit kan. Dit is zeker en vast een blinde vlek. Een andere opvallende

vaststelling zijn verschillende werkgevers die aangeven niet veel te hebben aan de vele

arbeidsbemiddelaars die instaan om de brug met de werkgever te maken. Een ander aspect is

dat slechts de helft van de 4500 werknemers van de VDAB bezig is met dienstverlening, dit

vindt hij een schokkende vaststelling.

Tendering heeft als voordeel dat je snel op enkele zaken kan inspelen, doch heeft het als groot

nadeel dat veel expertise verloren gaat omdat ze de tender niet meer binnen halen, dit vaak

door enkele grote spelers. Voor opleidingen, … is tendering een goed instrument, maar niet

voor de meest kwetsbaren. Dit omdat de nadruk hier ook op uitstroom ligt, terwijl dit niet

voor de meest kwetsbaren werkt. Een zekere objectivering door middel van tendering is wel

nodig. In het verleden werden projecten door middel van vriendjespolitiek gegund. Toch moet

je opletten met tendering, dat het niet te ver doorschiet.

Afgaande van het activeringswerk van OCMW’s hebben we drie grote zaken geleerd. Ten

eerste dat dwang niet werkt om mensen te activeren. Ten tweede scoren OCMW’s die veel

aanvullende steun aan hun cliënten geven, beter qua uitstromingscijfers. Ten derde OCMW’s,

die veel verschillende maatregelen gebruiken om te activeren halen ook betere cijfers. Dit als

nuance of het afschaffen van doelgroepenbeleid wel een goede zaak is geweest. Langs de

andere kant is het zeker geen goede zaak om elke maatregel millimeter per millimeter uit te

werken. Dus een vereenvoudiging van het doelgroepenbeleid is geen goede maatregel, maar

Page 91: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

91

een regulitis van regulering ook zeker niet. Daarom dat het een goede zaak is om bij elke

maatregel nog wat autonomie te laten. Verder maken werkgevers ook nauwelijks gebruik van

verschillende maatregelen die zijn ontworpen omdat er gewoon te veel zijn. Ze zien de bomen

door het bos niet meer. Dus vereenvoudiging is goed, toch moet je er voorzichtig mee

omspringen. Vandenbroucke ontwikkelde een groot fijnmazig doelgroepenbeleid gevolgd

door een grote rol voor de sociale economie. Terwijl Philippe Muyters minder heil ziet in de

sociale economie, dit natuurlijk in perspectief geplaatst met de moeilijke budgettaire context.

Er moet meer worden ingezet op de koppeling Werk-Welzijn. De zogenaamde W²-trajecten.

Deze link naar welzijn is bij Muyters veel minder aanwezig. OCMW’s kunnen veel betekenen

voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt omdat deze heel wat expertise

hebben met de link Werk-Welzijn. Dit zou voor een groot deel het nadeel van verkokering in

Vlaanderen kunnen wegwerken.

Page 92: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

92

Samenvatting interview VOKA- Johan Browaeys

Er is een groot verschil tussen beide ministers op te merken, vindt VOKA. Vandenbroucke

heeft het beleid trachten te vernieuwen vanuit het bestaande beleid. Terwijl Muyters van de

intentie uitgegaan is om alle bestaande structuren te herbekijken en te evalueren. Muyters

stelt alles wat evident is in vraag, waardoor het schokkend kan overkomen voor de

verschillende organisaties en personen in het werkveld. Het is positief dat er eens zo iemand

aan het roer staat die het durft aan te pakken en te herevalueren, niet iemand die zoals

Vandenbroucke vanuit het al bestaande enkele kleine wijzingen laat plaatsvinden. Maar toch

kan je inderdaad wel stellen dat Muyters in zijn eerste legislatuur op Vandenbroucke heeft

voortgebouwd. Zo heeft Vandenbroucke doordacht en met kennis van zaken beleid gevoerd.

Het ging bij Vandenbroucke al de goede richting op, waar Muyters dan een deel van de

vruchten van plukt. In de tweede legislatuur van Muyters zie je dat hij veel doortastender is

geworden.

Een gelijkenis is het inzetten op tendering wat een goede manier is om mensen te activeren.

Verder heeft Muyters erop ingezet om de VDAB scherp te houden en hun positie van

alleenheerser wat in te dijken. De grote continuïteit doorheen verschillende legislaturen als

het op werkgelegenheidsbeleid aankomt, is de tandem die de minister vormt met Fons Leroy

van de VDAB. Hij denkt dat het daardoor komt dat er geen grote aardverschuivingen tussen

beide minister plaatsvinden omdat Fons Leroy een duidelijke visie heeft waarin beide

ministers zich in grote mate wel in konden vinden. Vandenbroucke was iets meer begeleiding,

terwijl Muyters veel meer naar de output -mensen zo snel mogelijk aan het werk krijgen- kijkt.

Het is bij Muyters iets minder vrijblijvend, zo worden verschillende partners en de VDAB meer

gemonitord.

Het aantal maatregelen die zijn ontworpen zijn goed om het aantal langdurig werklozen terug

te dringen, maar langs werkgeverszijde is dit bijna een ramp te noemen. Zo zijn er veel te veel

maatregelen waardoor werkgevers niet meer van allemaal deze stimulansen op de hoogte

kunnen zijn. “Wat mag er nu wel nog, wat kan er nu nog, …”. Maak het dus allemaal iets

eenvoudiger. Vereenvoudig het aantal maatregelen. Dit is Muyters nu aan het doen, wat een

positieve zaak is.

We moeten opletten voor begeleiding voor langdurig werklozen. We moeten ons de vraag

stellen als mensen voor de zoveelste maal in de leerwerkbedrijven terechtkomen of het wel

nut heeft. Er moeten goede evaluatiemomenten komen in deze trajecten. De evaluatie moet

gebeuren door externe partners. Het kan toch niet dat dezelfde instructeurs de personen

evalueren die ze zelf kennen. Er zou een soort van externe audit moeten komen die deze

evalueert. Op basis daarvan kan je uitmaken naar bijvoorbeeld de reguliere arbeidsmarkt kan

doorstromen en wie niet. We zouden ons ook iets minder op uitstroomcijfers moeten

concentreren, maar kijken naar de resultaten van de externe audit, want er zijn mensen die

nooit richting reguliere arbeidsmarkt zullen kunnen doorstromen.

Iemand die werkzoekend is zou vanaf dag één bij de arm moeten worden gepakt zodat deze

niet de kans krijgt om langdurig in de werkloosheid te zitten. Hierbij is een stok achter de deur

Page 93: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

93

een goed middel omdat er mensen zijn die niet willen. Dit kan nog strenger worden aangepakt.

Iemand die niet kan moet zo hoog mogelijk worden ingeschakeld tot waar hij kan. Voor degene

die niet willen moeten we veel strenger zijn. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen

drie partners: overheid, werkgever en werkzoekende. De drie partners zijn er samen voor

verantwoordelijk. Soms wordt de schuld te snel bij de werkgever of de overheid gelegd.

Werkzoekenden zouden ook eens meer naar zichzelf moeten kijken.

Meer decentralisatie richting steden en gemeenten omtrent werkgelegenheidsbeleid lijkt

hem een goede zaak. Wel moeten onze steden en gemeenten eerst meer aan slagkracht

winnen en zullen ze bijvoorbeeld moeten gaan fusioneren. Het voordeel van deze

decentralisatie zou zijn dat als deze steden en gemeenten er dan ook effectief baat bij hebben

het aantal werkzoekenden in hun stad terug te dringen, het voor hen voordeliger wordt. Deze

steden en gemeenten gaan dan een tandje bijsteken waardoor ik wel geloof dat het aantal

werkzoekenden kan worden teruggedrongen. Ze pleiten voor een Oost-Vlaanderen van

ongeveer 15 steden (o.b.v. economische clusters) die heel wat autonomie kunnen krijgen

zoals bijvoorbeeld in werkgelegenheidsbeleid. Er zijn dus zeker mogelijkheden genoeg. Wel

moet dit stelselmatig gebeuren.

Werk op basis van competenties van mensen, en niet op basis van scholingsniveau die als

bovenliggende laag aanwezig zou moeten zijn. Dit omdat er verschillende mensen zijn die om

een bepaalde reden geen middelbaar diploma hebben maar heel wat competenties hebben

verworven door bijvoorbeeld elk weekend 15 voetballende jongeren te coachen. Dit zijn

competenties die niet in een diploma worden gegoten of op je CV staan. Toch zijn deze van

zeer grote waarde. Deze competenties moeten meer worden opgewaardeerd. Werken met

een soort van “competentiepaspoort” kan voor vele kansengroepen een opstap betekenen.

Kijk bij langdurig werklozen dus ook naar wat hun competenties zijn en versterkt deze

desnoods. Eigenlijk zou iedere werknemer bij het verlaten van een bedrijf een soort van

analyse van de werkgever moeten krijgen waarin de sterktes en de zwaktes staan opgesomd.

Een sterkte van Vandenbroucke is de optimalisering van de VDAB. Hij heeft veel meer op

begeleiding en individuele coaching ingezet. Hier bouwt Muyters een stukje verder op voort.

Vandenbroucke kon voor zijn tijd vooruitstrevend genoemd worden, toch is het goed dat

Muyters maatregelen van Vandenbroucke, bijvoorbeeld WEP+, in vraag stelt. Waarom moet

iemand met een WEP+- contract bijvoorbeeld een volwaardig loon krijgen? Hij staat dan als

werkende geregistreerd terwijl deze persoon technisch gezien werkzoekende blijft. Dit wordt

vooral bedoeld als het gaat over Muyters die alles in vraag durft stellen.

Hij zou nog sneller inzetten op ervaringen opdoen. Hij is een grote voorstander van

werkplekleren en “duaal leren”. Dit met een verschillende aanpak voor de vraagzijde, maar

met slechts één aanpak voor de werkgeverszijde. Dit om extra complexiteit te gaan besparen.

Via werkervaring moeten mensen hun competenties op een werkvloer bewijzen. Verder zou

er een intensievere begeleiding voor kansengroepen moeten worden gemaakt. En voor de

meest zwakkeren moeten zinvolle activiteiten, sociale werkplaatsen worden ontwikkeld. Wel

voor de juiste mensen die dezelfde capaciteiten hebben en voor degene die het echt nodig

hebben.

Page 94: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

94

Verder is een goede mix tussen tenderpartners uit de commerciële en non-profitsector nodig.

Deze versterken elkaar. Een tenderpartner die vandaag goed is kan dit morgen niet meer zijn.

Het probleem dat zich zou voordoen als er niet meer concurrentie in het gebruik van tendering

als instrument zou zijn is dat organisaties het als een evidentie zouden aanzien om steeds

opnieuw te kunnen werken met de subsidies en zich niet meer vernieuwen. Vernieuwing en

kritisch naar je organisatie kijken is noodzakelijk. Het is uiteindelijk de organisatie die de

grootste uitstroom kan aantonen die de tendering moet worden gegund. De ene dag kan dit

organisatie “x” zijn, de dag erop dag “y”. Dat is nu eenmaal zo, het moet in het belang van de

werkzoekende gebeuren. Zorg er met andere woorden voor dat iedereen scherp blijft.

Conclusie: mensen zo snel mogelijk van dag één begeleiding aanbieden en inzetten op

competenties gekoppeld aan ervaringen laten opdoen op de werkvloer door bijvoorbeeld een

systeem van IBO’s. Wel moet de trend verder worden gezet om de verschillende maatregelen

voor werkgevers veel eenvoudiger te gaan maken. We moeten af van de betuttelingsreflex

die mensen in een precaire situatie houdt terwijl ze een hoger niveau aankunnen.

Een initiatief dat goed werkt is “Gent: stad in werking”. Een organisatie in Gent die spontaan

is gegroeid met enkele middenveldorganisaties zoals werkgeversorganisaties, vakbonden,

tenderingspartners, … In feite allemaal verschillende instanties in Gent die iets met

werkgelegenheid te maken hebben. We zien na een aantal jaren dat deze vorm goed werkt.

Het brengt verschillende partners die veraf van iets staan, dichter bij elkaar, het zorgt met

andere woorden voor een meer compromishouding. Hij denkt dat dit een goede formule is

die in andere steden ook kan werken: namelijk verschillende belangenorganisaties die zich

samen achter het creëren van werkgelegenheid scharen in plaats van elkaar tegen te werken.

Er is een volledige andere sfeer dan dat je zou verwachten. Dit is een koppeling werk-

economie.

Page 95: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

95

Samenvatting interview Federgon – Paul Verschueren

Er is een groot verschil tussen beiden op te merken, een breuk zelfs. Voor het eerst zijn

langdurig werklozen niet meer erkend als kansengroep om middelen aan toe te kennen. In de

vorige legislatuur had je al deze aanzet naar dit competentie denken. In deze eerste legislatuur

is het dan ook vooral continuïteit tussen Muyters en Vandenbroucke. Zoals Muyters nu komaf

heeft gemaakt met de WEP-projecten. Dit is goed omdat deze over-subsidiëring van deze

structuur weinig teweegbracht. Het is beter enkele zaken uit te besteden aan de markt.

Het niet-financieel meer ondersteunen van mensen met langdurige werkloosheid is een

bezorgdheid vanuit Federgon, zo moet je werkgevers een financiële incentive geven om

langdurig werklozen te werk te stellen. Je moet in de reguliere economie investeren voor

langdurig werklozen, anders komen deze in de sociale economie terecht en wordt hun kunnen

teniet gedaan. Een financiële ondersteuning is dus zeker nodig.

Mensen zouden nooit langer dan twee jaar werkloos mogen zijn. Je moet ze sneller begeleiden

en “bij hun nekvel grijpen”. Want naarmate je langer werkloos bent, is het moeilijk is om uit

deze gestelde positie te geraken. Als land investeren we het meest in vergelijking met de

buurlanden in begeleiding, maar halen we er blijkbaar toch niet zoveel uit als we de cijfers

bekijken. Net zoals onze werkloosheidsuitkering die veel sneller degressief zou moeten zijn.

Toch is het ook eigen aan onze arbeidsmarkt. Zo krijgen ouderen minder kansen door ons

systeem van loonvorming waardoor we ouderen uit de arbeidsmarkt prijzen. Ten tweede zijn

we een zeer gesloten arbeidsmarkt door ons sociaal recht. Het is namelijk zo dat als je werk

hebt door allerlei systemen beschermd wordt. Dit gaat ten koste van de “outsiders”. Hierdoor

kan de arbeidsmarkt niet ademen.

Er schort vooral iets aan de begeleiding. Het kan niet dat mensen na 2 jaar nog niet terug aan

het werk zijn geraakt. Fons Leroy kan inderdaad als verklaring voor de continuïteit worden

gezien. Hij heeft zowel met Vandenbroucke als Muyters een goede verstandhouding gehad.

Zoals bijvoorbeeld het werkplekleren waar Fons Leroy voorstander van was en waardoor het

ingang in het beleid heeft gevonden.

Een vraag die we ons moeten stellen is of ministers wel zo autonoom functioneren als we

denken. Zo zijn vele maatregelen er gekomen onder impuls van Europa, onder het mom van

richtsnoeren, dus op zich worden vele zaken van hogerhand opgelegd en daar kan de minister

dan een beetje invulling aan geven. Er zijn dus wel verschillen tussen beide ministers, maar

deze verschillen zijn niet echt fundamenteel. Verder kan je als Vlaams minister ook niet zoveel

doen omdat enkele kaders nog steeds federaal liggen. Nu door de staatshervorming merk je

dat het sociaal overleg op het Vlaamse niveau terug wat moeilijker loopt omdat iedere sociale

partner zich terug moet settelen in deze nieuwe structuur.

Het systeem van IBO’s zijn eigenlijk een soort van verkapte loonkostenvermindering. Verder

is het systeem veel te ingewikkeld. Een zekere vorm van vereenvoudiging zou wel mogen. Het

is veel te complex. Muyters heeft de IBO niet flexibeler gemaakt, maar schijnbaar flexibel.

Onder Vandenbroucke kreeg je na de looptijd van de IBO een contract van onbepaalde duur,

Page 96: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

96

Muyters heeft dit hervormd naar bepaalde duur. Dit zorgt ervoor dat je het als werkgever net

moeilijker hebt iemand vroegtijdig te ontslaan. Er is dus net geen vorm van flexibilisering

onder Muyters waar te nemen. Maar op zich werken bedrijven niet echt veel met deze

maatregel.

Tendering is een succesverhaal. Zo weet de VDAB ook dat als ze zaken uitbesteden aan de

markt het beter en met meer kwaliteit gebeurt. Het blijkt dat commerciële spelers hierin beter

scoren. VDAB moet zich dan ook in een rol van regisseur in plaats van actor plaatsen. Daarom

dat VDAB veel partnerschappen onderhoudt. Net zoals de loopbaancheques die externe

partners ook uitvoeren en het beter doen. VDAB moet zorgen voor een sterke markt zodat er

voldoende concurrentie kan plaatsvinden. Tenderings met enkele vaste partners lijkt hem

geen goed idee, want competitie drijft de kwaliteit en resultaat omhoog. VDAB zou nog iets

meer oog moet hebben voor marktontwikkeling en voor een programmatorische aanpak: de

markt een perspectief bieden op lange termijn. Ze moeten een perspectief aan de spelers

bieden dat ze weet hebben van het aantal tenderings dat zouden plaatsvinden zodat bedrijven

zich ernaar kunnen organiseren. Zekerheid aan partners bieden is niet goed. Je moet je als

bedrijf ook elke dag inzetten om je klanten te houden. De toekomst is tendering, niet zoals

enkelen beweren dat ze zullen worden teruggeschroefd. De vakbonden vinden dit eigenlijk

ook een goed systeem omdat het kwaliteit biedt.

Vlaanderen is de laatste jaren positief bezig om activering toe te passen. We komen van een

passieve activering naar een actieve. Dit is goed. Mensen moeten sneller worden begeleid.

Toch glippen nog enkele mensen door de mazen van het net. Dit vaak door het bestaan van

niet-homogene bevoegdheidspakketten.

Het doelgroepenbeleid is er de laatste tijd net niet eenvoudiger op geworden zoals men

beweert. Zo zie je door de zesde staatshervorming een gigantische complexiteit.

Vereenvoudiging is geen doel, je moet kijken of bepaalde objectieven kunnen worden bereikt.

Een doelgroepenbeleid moet leiden tot bepaalde objectieven. Er is de bezorgdheid dat

langdurig werklozen zullen worden vergeten doordat ze niet meer erkend worden als groep.

Je kan als minister van werk geen echt beleid voeren, want je kan niet voluit gaan omdat je

niet over alle bevoegdheden beschikt. Je wordt geremd als minister omdat je in feite weinig

kan doen. Dus ofwel alle bevoegdheden federaliseren of volledig regionaliseren. Geen

tussenweg.

Verder zijn er te veel breuklijnen tussen verschillende beleidsdomeinen. Zoals bijvoorbeeld

het “duaal leren” project dat dreigt te mislukken. Ons schoolsysteem gaat nog te veel uit van

voorbereiden op het leven in plaats van voorbereiden op de arbeidsmarkt. We hebben

bijvoorbeeld geen nood aan de vele archeologen die elk jaar afstuderen. Dit is een

scheeftrekking. Daarom was het goed dat Vandenbroucke naast minister van Werk ook

minister van onderwijs was. Hij heeft hier enkele zaken in kunnen doen, maar dit is eigenlijk

gefaald doordat beide beleidsdomeinen niet op elkaar zijn afgestemd. Er moet meer worden

op toegezien dat jongeren in het middelbaar onderwijs uitstromen met een kwalificatie. De

jongeren die uitstromen zonder een kwalificatie zijn een dubbele investering. Zo eerst een

Page 97: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

97

investering in de middelbare opleiding die heeft gefaald en nadien een investering voor de

VDAB.

Verplichte stages lijken hem een goed idee zodat jongeren kunnen kennismaken met de

arbeidsmarkt. Daarom is het vele interim werk ook goed. Zo leert men de wereld realistisch

te bekijken. Het kan in feite niet om af te studeren zonder kennis te hebben gemaakt met de

arbeidsmarkt in je schoolcontext.

Er valt iets voor te vinden om mensen in economisch slechte tijden actief te houden.

Loopbaancompetenties zijn hierbij van belang, mensen werken niet meer hun volledige leven

in hetzelfde bedrijf, wat positief te noemen valt. De periodes tussen twee jobs moeten anders

worden ingevuld, zoals bijvoorbeeld vrijwilligerswerk als het kan helpen om de transitie van

punt A naar punt B te maken. Zo zijn loopbaancheques een positieve eerste stap waarbij we

anders beginnen na te denken over loopbanen.

Page 98: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

98

Samenvatting interview SLN- Compaan- Bert Boone

Er is geen continuïteit, een volledig andere koers tussen beiden. Alhoewel... Vandenbroucke

is begonnen met resultaatsgericht werken, Muyters zet “value for money” nog meer om in de

praktijk. Muyters werkt alleen nog meer vraaggericht en marktgericht. Voor het vraaggerichte

is nog iets te vinden, voor het marktgerichte niet. Het zijn net de uitwassen van het

marktgerichte dat moeten worden weggewerkt. De missie van onze organisatie is om te

werken rond onderbenut talent. Muyters wil ook zo weinig mogelijk continuïteit, om komaf

te maken met het verleden, hij redeneert vanuit een tabula rasa. Dit kan zijn nut hebben, maar

het is beter dit stapsgewijs aan te pakken zoals Vandenbroucke deed. Bij Vandenbroucke was

steeds de hoe-vraag aanwezig bij het uitwerken van een actie. Muyters is de langdurig

werklozen vergeten mee te nemen in zijn verhaal. Dit is ook in regeringskringen erkend

waardoor hij zich nu in bochten wringt. Muyters zet bijvoorbeeld in op jongeren, terwijl

Vandenbroucke dit niet zou hebben gedaan, dit omdat jongerenwerkloosheid zich

demografisch na verloop van tijd wel oplost. Wel zette hij in op de jongeren die niet door de

“mainstream-begeleiding” van de VDAB werden bereikt. Een ander voorbeeld is het EAD-

beleid die Muyters heeft afgeschaft, dit met de duidelijke insteek het anders te willen gaan

doen. Muyters zet nu in op kwantitatieve en kwalitatieve maatregelen. Kwalitatieve

maatregelen zijn bijvoorbeeld job korting. Dit is goed voor de werkgevers, maar als deze

werkgever dit geld niet verder bestemt voor kwalitatieve ondersteuning of om verder te

investeren is dit “een doodgeboren kind”. Met de hoe-vraag die bij Muyters ontbreekt gaat

het bijvoorbeeld over duaal leren. In plaats van dit kwalitatief te ondersteunen stelt men om

dit aan de markt over te laten. Hoe we van A naar B gaan, bepaalt de markt wel. Wij als

ministers hebben de aanzetten gegeven, het wijst zichzelf wel de weg. Dit is de discontinuïteit

tussen verschillende partners.

We mogen ook het klimaat niet vergeten, bijvoorbeeld de budgettaire waardoor men als

minister de kosten-baten moet afwegen. Men moet af van dit idee, want als men bij

arbeidsintegratie gaat blijven denken in functie van kosten en korte termijn kom je er niet. Je

moet het als een investering zien, een return on invest. Investering moet kwalitatief gebeuren.

Laat ondernemers en werkgevers zoveel mogelijk gerust met verschillende maatregelen op

hun werkvloer, maar laat arbeidsconsulenten dit in de praktijk werkbaar maken. Laat

ondernemers ondernemen, en neem als beleid zoveel mogelijk ondersteuning op zodat de

ondernemers zich op hun hoofdtaak kunnen blijven concentreren en niet bezig moeten zijn

met deze andere zaken die van belang zijn. Visie ontbreekt op het kabinet bij Muyters en op

ministerieel niveau, terwijl Vandenbroucke dit wel had. Vandenbroucke had ook wel het

voordeel naast de bevoegdheid werkgelegenheid ook de bevoegdheid onderwijs te hebben.

Bij deze regering heeft men het niet durven doen om op het elan van de vorige regering voort

te gaan. Dit had net een kans kunnen betekenen voor Muyters om echte hervormingen te

doen, zoals duaal leren en werkplekleren. Net zoals Werk en Sociale economie steeds samen

moeten horen.

Tendering is internationaal op de terugweg. We gaan naar enkele vaste partnerschappen,

waardoor expertise kan worden bewaard. Nu zijn er bijvoorbeeld interimkantoren die

Page 99: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

99

meedingen naar tenderings-projecten, maar dit trekt het systeem scheef waarbij

kansengroepen het eerste en grootste slachtoffer zijn. Dit omdat commerciële bedrijven een

aandeelhoudersstructuur hanteren. Voor hen telt dus enkel hoeveel uitstroom ze hebben

bereikt, kwalitatieve begeleiding komt minder aan bod. Men stelt dat non-profit organisaties

niet of minder zouden worden geëvalueerd wat efficiëntie in de hand zou werken, dit klopt

niet tuurlijk worden deze ook geëvalueerd, maar meer op een break-even, niet met het doel

winst te gaan maken. De winst die een non profit maakt is winst die terug in de missie gaat,

een return on invest. Er groeit bij stakeholders ook een ongenoegen over tendering. Zo zie je

het aantal werklozen terug stijgen. Er zal terug iets moeten ontploffen voor we naar een ander

systeem over zullen gaan. Een ander groot verschil is dat tegenwoordig de visie is dat

werkloosheid, ziekte, … allemaal individuele schuld is, wat zich ook in beleid vertaalt.

Vandenbroucke observeerde de problemen, pakte ze op en investeerde erin. Een verdienste

van Muyters is dat hij de mensen die bijvoorbeeld in een WEP+ zaten naarmate ze dichter

naar een job toekomen, de financiële prikkels ook verhoogde. Vandenbroucke gaf mensen

minder stimuli om aan de slag te gaan. Hun stijl verschilt ook veel harder. De ene is vooral een

denker, de andere een strategicus die beleidslijnen uitzet. Wel waren ze beiden zeer open

voor aanbevelingen vanuit stakeholders, wat zeer positief is.

Fons Leroy kan zeker als een steunpilaar achter de schermen worden gezien waardoor

continuïteit kan worden verklaard. Onder impuls van hem is bijvoorbeeld de duur van de

tenderpartners uitgebreid, wat een goede zaak was. Het zal in de toekomst uitkijken zijn naar

de opvolger van Fons Leroy, wiens termijn bijna afloopt.

Het idee van maatwerk dat Muyters voorstaat is een vraag voor hemzelf. Hoeveel middelen

wil hij investeren in de laagste, de moeilijkst op te leiden groep? Verder heeft hij vragen of

een arbeidsmarktbeleid wel lokaal kan werken, want een arbeidsmarkt werkt niet lokaal, maar

in een groter geheel. Enkel een paar grote steden zouden dit misschien kunnen doen. Lokaal

krijgen OCMW’s nu wel wat meer te doen, maar enkel voor degene die volledig uit de

mainstream begeleiding vallen. Dit omdat de VDAB te kort schiet. Dit is een trend die

momenteel in werking is. Een andere bezorgdheid gaat over het werkplekleren waar bedrijven

niet volledig voor open staan om de sociaal zwakkeren te werk te stellen in hun bedrijf. Dit zal

ervoor zorgen dat bepaalde mensen geen begeleiding meer krijgen en uit de boot vallen, met

alle gevolgen van dien.

Positief aan het IBO-systeem is dat het werkervaring oplevert, maar toch is het

scheefgetrokken omdat het vaak bachelors zijn die van een IBO gebruik maken. Dit wordt dus

in feite gesubsidieerd terwijl het voor hen niet nodig is. Op dit moment onderhandelen de

sociale partners over een vereenvoudiging van de verschillende soorten IBO’s, één IBO voor

kansengroepen: KIBO. Nu is er federaal een BIO, een vrijwillige overeenkomst waar een bedrijf

een opleidingsplan aan de werknemer aanbiedt zodat hij ervaring kan opdoen, dit zonder

verplichting nadien aan te werven. Dit is goed om als werknemer in je referenties te zetten.

Eigenlijk discrimineert de jongerenkorting de zwakkere jongen. Deze is van toepassing op alle

jongeren ten koste van degene die het nodig zouden hebben. Dit is net zoals bij

volwassenonderwijs en de loopbaanbegeleiding. Het is de middenklasse die van deze

gesubsidieerde zaken gebruik maakt, en die ondergroepen doen hier geen beroep op. Dit is

Page 100: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

100

een soort van Mattheus effect. Het verschil tussen beide ministers is dat Vandenbroucke dit

ging corrigeren. In de volgende regering gebeurde dit niet meer.

Een blinde vlek zijn langdurig werkzoekenden die als groep niet meer bestaan. Een andere

blinde vlek is dat nu wordt ingezet op een kwantitatieve aanpak. Enkel geldkorting geven

werkt toch niet. De werkgever zou dit geld moeten investeren in een kwalitatieve begeleiding.

Vroeger hadden we het sectorfonds die deze rol opnam, maar deze zijn moeten terugplooien

van de minister.

Subsidies zijn nodig om marktfenomenen te corrigeren, in het voordeel van de

kansengroepen. Natuurlijk moet er een resultaatsgerichtheid aan vast hangen.

Kansengroepen zijn een label dat je krijgt, maar eigenlijk is dat verkeerd. Iemand met een

arbeidshandicap behoort tot een kansengroep terwijl deze persoon nog perfect zijn werk kan

doen. Je moet weg van groepsdenken, maar je moet net het individu ook erkennen.

Het is een goed idee de focus te verleggen naar competenties, alhoewel dat het

competentieverhaal heel wat heeft weg gekregen van diploma’s. Toch is het gevaarlijk omdat

competenties gebonden zijn aan de omgeving waarin deze competenties tot stand komen.

Een arbeidsmarkt gedreven zonder de focus op competenties kan niet werken. Zo neem je als

werkgever bijvoorbeeld ook iemand aan op competenties die in de groep van je andere

werknemers ligt. Verplichte stages zijn verder een goed idee, deze zouden in feite wel tijdens

de opleiding moeten worden geïnstalleerd. Als samenleving hebben we er baat bij dat

jongeren vroeg in contact te komen met de bedrijfscultuur. Wel moet dit kwalitatief worden

ondersteund, anders vinden er misbruiken plaats.

Twee cruciale zaken naar de toekomst toe. Een minister moet een duidelijke visie over zijn

maatregelen hebben waar er geen twijfel meer in zit. We staan stil omdat er getwijfeld wordt

vanuit de minister en het kabinet. Verder zitten we in een verouderde opstelling van

consensus zoeken en beleidslijnen uitzetten als sociale partners. De tweespalt als werkgevers

en werknemers is in feite voorbijgestreefd. Ikzelf ben ondernemer en samen met mijn

collega’s, die mijn werknemers zijn hebben wij één gemeenschappelijke visie: bijdragen tot de

missie en visie van het bedrijf. Er bestaat dus geen tegenstelling, maar net een grote gelijkenis

wat ons met elkaar verbindt. Verder zijn er ook niet veel werkgevers, maar zijn de patroons

werkgever met een bediendenstatuut. We moeten naar een vernieuwde vorm van

samenwerking/overleg met elkaar zoeken. We moeten terug zoeken naar het punt waar het

gemeenschappelijke zit. Een compromis is vaak een verlies-verlies situatie. Zoals consensus

ook niet wenselijk is omdat nooit iedereen voor of tegen iets is.

Een grote verdienste van Vandenbroucke is de introductie van sociale innovatie. Het lijkt me

een goed idee in economisch slechte tijden iets te hebben waardoor mensen geen

competentieverlies lijden. Het is een goed idee werkloze mensen actief te houden en te

activeren. Eens je in de werkloosheid zit wordt het dag na dag moeilijker terug actief te

worden na een tijdje inactiviteit. Het is belangrijk een inclusieve samenleving te hebben, zicht

te hebben op iedereen die leeft in de maatschappij. Daarom is het ook een meerwaarde in

een bedrijf een mix van verschillende personen en persoonlijkheden te hebben. Vandaar

activering in bedrijven, niet in aparte sectoren, maar blijvend in de bedrijfswereld, in het

Page 101: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

101

bedrijf zelf. In Nederland is er een vereniging “werkgeversgaaninclusief.nl” waarbij

werkgevers zelf de handen in elkaar slaan en samen een doel stellen om een percentage van

de samenleving die een arbeidshandicap heeft, te werk te stellen.

Page 102: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

102

Aftoetsen aanbevelingen op academisch niveau – Stijn Baert

Aftoetsen aanbevelingen op academisch niveau aan de hand van zelfgemaakte Macro, Meso

en Micro -niveau.

De minister van Werk zou inderdaad ook de minister van Onderwijs en Sociale Economie

moeten zijn. Inhoudelijk valt hier veel voor te zeggen, zodat de overgang Onderwijs-Werk

vlotter kan verlopen. Maar politiek is dit zeer moeilijk omdat Onderwijs en Werk zware

portefeuilles zijn. Bij Vandenbroucke was het gelukt om deze samen te nemen, maar door de

zesde staatshervorming is de portefeuille Werk zwaarder geworden waardoor het nu

moeilijker lijkt. Sociale Economie is daarnaast een minder zware portefeuille. Anderzijds kan

er ook iets voor te zeggen zijn om deze niet samen te nemen omdat ze een andere finaliteit

hebben. Zo moet onderwijs meer zijn dan voorbereiding op de arbeidsmarkt, maar je

voorbereiden op het leven.

Verplichte stages kunnen de overstap naar arbeidsmarkt vanuit onderwijs minder bruusk

maken. Voor werkgevers is het een makkelijke manier om werknemers op een goedkope

manier te testen. Voor werknemers draagt het bij tot menselijk kapitaal en werkervaring. Er

is volgens hem in de praktijk wel nuance als het gaat over wanneer in een carrière deze stages

moeten plaatsvinden. Zo denkt hij dat vakbonden dit vooral willen zien ingebed in de

schoolcontext.

Academisch bekeken kan je niet anders dan voor homogene bevoegdheidspakketten zijn. Zo

is er geen enkel voordeel verbonden aan versnippering. Als minister zal je dan ook een veel

globaler en krachtiger arbeidsmarktbeleid kunnen voeren. Toch zien we door de zesde

staatshervorming dat er nog meer versnippering is opgetreden door nog meer richting

gewesten te decentraliseren. Zo zijn er bijvoorbeeld bedrijven die over de drie gewesten heen

werken en dus aan drie verschillende regels en soorten wetgeving moeten voldoen. Het meest

logische lijkt hem om alles van Werkgelegenheid naar het Vlaams gewest te decentraliseren,

dit om inhoudelijke meningsverschillen op federaal niveau te vermijden. Vandaar zoveel

mogelijk homogeniteit op Vlaams niveau.

Steden en gemeenten meer responsabiliseren klinkt goed, maar zorgt voor meer

versnippering. Een arbeidsmarktbeleid werkt ook niet lokaal en kan niet efficiënt. In de

verschillende provincies heb je ook dezelfde problematieken zoals hoge jeugdwerkloosheid,

ouderen die moeilijk terug aan het werk geraken, …

Het idee van gekleurde middelen (werkgevers die middelen krijgen om kansengroepen aan te

werven en in de toekomst verplicht te investeren in latere opleiding van kansengroepen) lijkt

geen goed idee. Dit kan ervoor zorgen dat de incentive voor bedrijven zal verdwijnen om in

de toekomst nog kansengroepen aan te werven, omdat ze niet meer kunnen beslissen wat

met hun geld gebeurt. Dit kan leiden tot nog minder kansengroepen die zullen worden

aangeworven. Het houdt een verscholen en pervers effect in.

Minimumlonen lijken hem de oplossing. Zo zou je laaggeschoolden een lager minimumloon

moeten geven waardoor ze goedkoper worden om aan te werven. Om complexiteit tegen te

Page 103: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

103

gaan zou scholingsniveau het enige criteria mogen zijn met als onafhankelijk variabele

minimumloon, omdat scholingsniveau een zeer sterke voorspeller is. Competenties mee in de

schaal leggen in de berekening van minimumlonen is geen goed idee omdat het ten eerste

niet objectief vast te stellen is en ten tweede omdat het voor complexiteit zal zorgen.

De vele opleidingen waar vooral de middenklasse gebruik van maakt terwijl het net is ontstaan

om kansengroepen en sociaal zwakkeren kansen te geven en hen te laten werken aan hun

competenties is een scheefgegroeid systeem. Hier lijkt hem dan wel ruimte om te besparen

en dit geld dan voor andere doeleinden zoals bijvoorbeeld de inzet van arbeidsconsulenten te

gaan gebruiken. Op het gebied van administratieve last is er zeker ook nog plaats om te

besparen. In het verleden deed hij onderzoek naar ongelijke behandeling van personen met

een handicap. Het bleek dat het niet uitmaakte of de persoon in zijn CV plaatste of hij een

handicap had ook al zijn er subsidies gekoppeld aan de aanwerving van personen met een

handicap. Werkgevers vrezen bij het krijgen van subsidies voor de aanwerving van een

persoon met een handicap dat ze meer controle door vb. arbeidsinspecteurs zullen krijgen en

ze vrezen ook de administratieve rompslomp. De werkgever zou zo weinig mogelijk

rompslomp mogen ondervinden, ook al bestaan er verschillende maatregelen en

doelgroepen.

We zien dat commerciële partners minstens evengoed presteren als de non-profit bedrijven

i.v.m. tendering. Een goede samenwerking tussen privé en non-profit is noodzakelijk blijkt uit

onderzoeken. We zien wel dat er een verschil is voor de sociaal zwakkeren. Vandaar dat de

VDAB ook deze doelgroepen bij zich houdt en niet uitbesteedt.

Het idee van een externe audit is voor hem een gematigd alternatief. Zo denkt hij niet dat er

incentives zijn voor de begeleiders om deelnemers op basis van eigenbelang te evalueren.

Het idee van de “sociale economie” vindt hij een goed idee omdat je hierdoor

competentieverlies op een krachtige manier kan tegengaan tijdens grote werkloosheid. Je zou

het gebruik van de gemeenschapsdienst breder moeten trekken, zo kan je mensen die op een

hoog niveau hebben gewerkt, niet herleiden tot een takenpakket van een minder intellectueel

takenpakket. Dit heeft de voorkeur op gesubsidieerd werk creëren. Dus gemeenschapsdienst

hoe het nu bestaat, moet ook kunnen worden uitgebreid naar jobs met meer intellectuele

capaciteiten. Toch is het moeilijk uit te werken. Daarom zou hij ervoor proberen zorgen dat

mensen sneller werk hebben, door een degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen. Een

overheid heeft als taak in economische tijden te investeren om de economie terug aan te

zwengelen. Als we het hebben over investeren in kennis en kunde bestaat het grotendeels al

door de werking van de VDAB.

Het idee van een sociale economie uitbreiden voor de langdurigste werklozen vindt hij geen

goed idee. Hierdoor gaan de belastingen van burgers en bedrijven omhoog wat een nefaste

invloed op de economie heeft. Het idee van inclusief werken vindt hij meer dan logisch om

toe te passen.

Page 104: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

104

Bijlage 3: Codeertabel

Organisatie Beleid als continuïteit of net geen continuïteit?

Verschillen tussen beiden

Gelijkenissen tussen beiden

Acties hebben wel/niet bijgedragen tot verbetering beleid

Blinde vlekken

ABVV Grote gelijkenissen, alhoewel Vandenbroucke meer aandacht had voor langdurig werklozen.

Muyters bouwt maatregelen voor langdurig werklozen af. Terwijl hun aandeel stijgt. Minder visie bij Muyters, zaken blijven steken in conceptfase, dit door kleiner kabinet. Koppeling werk-onderwijs niet meer aanwezig.

Vandenbroucke geeft aanzetten voor Muyters: tendering. Inzetten op werkervaring, al geven ze beiden een andere invulling aan het concept.

IBO wordt gebruikt voor hooggeschoolden en de sterkeren, niet voor degene die het echt nodig hebben.

Geen beleid meer voor langdurig werklozen en verdwijnen financiële incentives. Marktwerking om de marktwerking, niet uit oogpunt van beste begeleiding.

ACV Continuïteit. Muyters bouwt voort op uitgezette lijnen. Past binnen algemene Europese trend om vermarkting als vorm van activering te gebruiken.

Muyters die IBO flexibeler maakt t.v.v werkgevers. Muyters hanteert strengere aanpak t.o.v. langdurig werklozen.

Verstrenging van beleid kan positief zijn, wel opletten dat iedereen hiermee overweg kan. Vandenbroucke als aanzet tot nieuwe visie in Vlaanderen over activering.

IBO-systeem werkt niet, vooral als manier goedkopere arbeidskrachten te hebben. VDAB als “strenge schoonmoeder” i.p.v. coach.

Besparingen als argumentatie voor uitbestedingen. Sommige maatregelen herbekijken i.p.v. ze flexibeler te maken.

VOKA Verschillen. Vandenbroucke probeert te

Meer inzetten op tendering. Dominante positie van de VDAB

Tendering als instrument. Vandenbroucke gaf

WEP+- trajecten kosten heel wat terwijl ze aan de output-zijde niet

Voor de werkgevers zijn de vele maatregelen nog veel

Page 105: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

105

vernieuwen vanuit bestaande. Muyters durft alle structuren in vraag te stellen. Toch valt het op dat er grotendeels sprake is van continuïteit, zo ging het bij Vandenbroucke al de goede kant op en zet Muyters dit voort. Geen grote breuk door de band met Fons Leroy.

indijken ten voordele van de verschillende partners. Bij Muyters is alles minder vrijblijvend, terwijl Vandenbroucke meer begeleiding-minded was.

aanzet tot verdere optimalisering VDAB. Vandenbroucke als aanzet van passieve activering naar een actievere vorm.

veel te weegbrengen. Project “Gent: stad in werking”: een initiatief van vele en verschillende partners die werken rond werkgelegenheid, hier wordt samen gezocht naar oplossingen en werken organisaties elkaar niet tegen. Dit is de koppeling werk-economie, positief initiatief voor de toekomst.

te complex, we moeten gaan naar één aanpak voor werkgevers en diverse aanpakken en maatregelen aan werklozen kant. Tendering nog meer marktgericht maken, competitie brengt het beste in organisaties naar boven, zorgt dat ze blijven vernieuwen.

Federgon Muyters I vooral gelijkenis, Muyters II een breuk. Fons Leroy kan in deze gezien worden als de steunpilaar achter de schermen. Vb. door hem dat werkplekleren en het inzetten op competenties zou een grote inslag in het beleid vindt.

Muyters durft over subsidiëring in vraag te stellen. Langdurig niet meer als kansengroep erkend waar middelen naartoe gaan. Muyters maakt IBO net schijnbaar flexibel, contract bepaalde duur maakt ontslag nog complexer.

De minister werkt niet zo autonoom als we zelf denken, zo zijn initiatieven er vaak op voorzet van Europa (richtsnoeren) + de meeste kaders liggen federaal nog vast.

Mensen kunnen niet langer dan twee jaar werkloos zijn, nog sneller inzetten op begeleiding, en strengere aanpak. Tendering en grotere toepassing ervan positief, we zien dat kwaliteit en kostprijs positief evolueren, ervan afstappen zou dus geen goed idee zijn.

Langdurig werklozen die niet meer tot de kansengroepen behoren zijn een bezorgdheid, zo moet er een financiële stimuli aanwezig blijven op maat van je doelgroep. I.v.m. buurlanden investeren we veel in begeleiding, maar we komen aan veel slechtere resultaten dan onze buurlanden. Ons arbeidsmarktsysteem sluit mensen uit, vb. ouderen door hun

Page 106: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

106

hoog loon. IBO is verkapte loonkostenvermindering.

SLN Continuïteit, alhoewel Muyters naar de marktkant overhevelt.

Muyters werkt vraaggericht wat positief kan zijn, marktgericht werken niet, dit omdat niet de uitwassen van een vrije markt moeten worden gecompenseerd. Muyters stelt alles in vraag, tabula rasa. Hoe we bij Muyters van punt A naar punt B geraken bepaalt de markt, de hoe-vraag vergeet men, men kijkt enkel naar output, kwaliteit dreigt vergeten te worden. Vandenbroucke zette minder dan Muyters op de doelgroep jongeren in, maar focuste zich op het deel dat door de mainstream-begeleiding van de VDAB viel. Vandenbroucke zag en observeerde

Positief dat Muyters financiële stimulus aan mensen geeft eens ze verder staan in hun traject en vooruitgang boeken, dit deed Vandenbroucke veel minder. Staan beiden open voor constructieve feedback en nemen het zoveel mogelijk mee in de uitwerking van acties.

Tendering is internationaal op de terugweg, we gaan naar enkele vaste partnerschappen waarbij expertise kan worden bewaard. Muyters verlengde de duur van tenderingsprojecten wat een positieve zaak is, zo kan meer visie bij de tenderingspartners worden ontwikkeld.

Muyters vergeet de langdurig werklozen in volledig het verhaal, wordt ook in regeringskringen erkend. We moeten bij arbeidsintegratie af van het idee investeringen in langdurig werklozen als kost te zien. Minister van werk moet steeds ook degene van onderwijs en sociale economie zijn, deze drie beleidsdomeinen horen samen, enkel dan kan vb. de brug en het klimaat worden gemaakt duaal leren en werkplekleren te laten slagen.

Page 107: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

107

problemen en investeerde erin, Muyters laat dit aan de markt over “die het wel zal oplossen”. Vandenbroucke als denker, Muyters als tacticus

Serr-Resoc Geen continuïteit. Muyters als breuk.

IBO als opstap naar vast contract onder Vandenbroucke. Muyters hervormt tot contract van bepaalde duur na doorlopen IBO. Muyters schaft EAD-beleid af, weg evenredige arbeidsdeelname. Vandenbroucke als bestuurder van beleid, Muyters als “geld-uitstrooider”. Vandenbroucke had Macro-economische visie voor ogen, Muyters heeft gebrek aan visie.

Werklozen strenger opvolgen: strenger kader.

IBO is pervers, bedoeld voor laaggeschoolden en kansengroepen, maar veelal sterkere profielen maken hier gebruik van. Invoegbedrijven zijn positief (bedrijven in NEC die x-aantal kansengroepen te werk stellen). Afschaffen werkervaring, EAD-beleid, brugpersonen (tussen beleid en praktijk) geen goede zaak. Tendering is een slechte zaak, expertise-verlies en men kan niet nadenken als organisatie over lange termijn beleid.

Verschillende maatregelen worden als instrument tot loonkostvermindering gebruikt. Hoofddoel is niet meer langdurig werklozen en kansengroepen te integreren in de arbeidsmarkt.

VVSG Continuiteit. Rol van Fons Leroy.

Bij Vandenbroucke iets meer visie doordat hij een sterker kabinet had. Muyters ook

Vooral federale en Europese richtlijnen die de ministers uitvoeren. Ook is er

Tendering als voordeel snel op enkele zaken te kunnen inspelen,

Alleenstaande ouders die door de mazen van het net glippen omdat

Page 108: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

108

minister van begroting waardoor je er rekening dient mee te houden je uitgaven te beperken. Vandenbroucke draaide aan veel verschillende “radartjes” om zaken bewerk te stelligen, Muyters neemt enkele grote beleidsblokken waar hij aan werkt. Muyters staat de visie voor meer autonomie aan steden en gemeenten te geven wat een positieve evolutie is. Vandenbroucke had een veel meer centralistische ingesteldheid. Muyters durft structuren in vraag stellen.

ideologisch gezien niet echt een groot verschil tussen beide ministers.

nadeel is expertise-verlies.

er geen beleid is dat op hen is gericht.

Professor Stijn Baert (inwerkinterview)

Vooral continuïteit Muyters gaat meer naar het individuele traject, terwijl Vandenbroucke minder individueel op maat ging werken.

Beiden verschillen niet zoveel, al gebruiken ze wel een andere benaming voor ongeveer dezelfde concepten. Niet langer erkennen van langdurig werklozen als

Dienstencheques als een goede maatregel zwartwerk te minimaliseren, anderzijds zijn dit zeer precaire jobs waar de laaggeschoolden en

We hebben te lang een cultuur gecreëerd waarbij het toegelaten werd langdurig werkloos te zijn. Zo zie je nu bijvoorbeeld dat Vlaanderen het beter doet dan de andere

Page 109: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

109

Vereenvoudiging of diversificatie doelgroepen?

Neveneffecten? NEC of sociale economie?

Hoe zou u het aanpakken?

Aanbevelingen

ABVV

Diversificatie zodat beleid voor langdurig werklozen kan worden gevoerd, maar

Tenders worden ingezet om capaciteitsprobleem

Een grotere sociale economie voor de 70.000 mensen die langer dan twee jaar

Er zijn drie beleidslijnen: 1) Loonkostenvermindering. 2) Sociale

Financiële prikkels voor langdurig werklozen geven. Investeringen in de sociale economie.

een kansengroep is een groot verschil en een andere manier van beleid te voeren. Positief dat we zijn overgegaan van een passieve naar een actieve arbeidsmarkt, Vandenbroucke heeft hier de aanzet toe gegeven.

sociaal zwakkeren in terecht komen.

regio’s omdat ze een strenger beleid voeren.

Page 110: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

110

vereenvoudiging was wel nodig t.v.v. werkgevers en werklozen.

VDAB op te lossen. Zwaksten zijn de dupe. Oppassen met vereenvoudiging anders kan je geen specifiek beleid voor specifieke doelgroepen meer voeren, maar ga je naar een structurele loonkostenvermindering. Mensen uit werkloosheidsstatistieken halen die terechtkomen in OCMW statistieken.

werkloos zijn. Ook omdat werkgevers niet op mensen met multidimensionale problematiek zitten te wachten.

economie. 3) Werkervaring. Met begeleiding als overkoepelend instrument. Beleid maken o.b.v. consensus tussen de sociale partners, dit als uitgangspunt. Meer sectoraal gaan inzetten omdat er grote verschillen tussen aanpak bestaan afhankelijk van sectorniveau. Bepaalde autonomie aan steden en gemeenten geven inzake werkgelegenheidsbeleid (zie JWP).

IBO specifiek voor langdurig werklozen en sectoraal invullen. Opletten dat de sanctiemechanismen niet worden uitbesteed naar de markt, maar dat het in handen van de overheid blijft. Externe audit voor evaluatie deelnemers verschillende projecten kan. Werklozen na twee jaar een nieuwe start, nieuwe manier van aanpak geven. Sociale economie en werk als één beleidsdomein bij dezelfde minister. Werkplek- en duaal leren als opstap voor velen, stages zijn goed idee, moeten wel zinvol zijn.

ACV

Diversificatie. Verschillende aanpak is nodig. Jammer dat EAD-beleid is afgeschaft (evenredige arbeidsparticipatie).

Beleid van de VDAB die kwantitatief (streefcijfers) i.p.v. kwalitatief (kwaliteit van begeleiding) gemeten wordt. Activeringsprojecten voor sommige mensen

Er is nu eenmaal restgroep die niet in NEC kan werken. Werkgevers zitten ook niet te wachten mensen met multidimensionale

In kaart brengen welke maatregelen effectief bijdragen tot verbetering in de praktijk en bijsturen.

RSZ-korting introduceren afhankelijk van scholingsniveau. Inzetten op het juist gebruik van verschillende maatregelen. Nog

Page 111: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

111

als bezigheidstherapie. IBO schiet zijn doel voorbij, kost ons handenvol geld terwijl dit niet nodig is.

problemen aan te werven.

meer inzetten op werkervaring. Werkzoekenden hebben na versturen sollicitatie recht op antwoord (werkt motiverender).

VOKA

Vereenvoudiging is goed, het was veel te complex. Laat ondernemers ondernemen en laat hen niet in met de vele verschillende aanpakken, één aanpak werkgevers, diversificatie voor werklozen.

Inzetten op competenties i.p.v. diploma’s. Voorbeeld de voetbaltrainer die elke week leiding geeft over jongeren bezit hierdoor wel de competentie leiding geven, ook al heeft hij er geen diploma van. Werken met competentiepaspoort. Iemand in werkervaringsproject moet geen volwaardig loon krijgen, anders blijven mensen in deze tussenstapstructuren hangen.

Zoveel mogelijk NEC, er zitten momenteel nog heel wat mensen in de sociale economie die daar niet thuishoren. Sociale economie voor degenen die het echt nodig hebben.

Een strengere aanpak is nodig, zo is het nog te vrijblijvend. Werkzoekenden moeten ook eens naar zichzelf kijken, problemen liggen niet altijd aan de werkgeverszijde. Inzetten op werkervaring: werkplek – en duaal leren. Ontwikkelen van sociale werkplaatsen voor de meest zwakkeren.

Herbekijken of het voor sommige mensen nog een meerwaarde kan betekenen om hen voor de zoveelste keer in te schakelen in een leerwerkbedrijf. Externe audit die deelnemers evalueert. Decentraliseren van bepaalde aspecten van het werkgelegenheidsbeleid, zo worden steden en gemeenten geresponsabiliseerd het aantal werkzoekenden in hun stad terug te dringen, maar de steden zullen eerst aan slagkracht moete winnen.

Federgon

Vereenvoudiging niet als doel, maar als objectief beter beleid te kunnen gaan

Inzetten op marktwerking als VDAB is positief, toch schrikken ze nu

Sociale economie voor zij die het echt nodig hebben. Nu zitten er nog teveel mensen in

Degressiviteit werkloosheidsuitkeringen moet nog meer worden gedaan.

Werken met homogene bevoegdheidspakketten, het systeem zoals

Page 112: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

112

voeren. Toch is er van vereenvoudiging niet echt sprake, in tegendeel het is complexer geworden door zesde staatshervorming.

partners af doordat ze geen perspectieven beiden, gaan naar een programmatorische aanpak. Investeringen in begeleiding brengen ons weinig op.

die daar niet thuishoren. Vrijwilligerswerk, gemeenschapswerk kan voor velen dan ook een alternatief zijn in tussentijd dat opstap naar NEC wordt gemaakt.

Herbekijken van begeleiding, het kan toch niet zijn dat mensen na twee jaar begeleiding nog steeds geen werk hebben. VDAB als regisseur, niet als actor. Mensen glippen nog steeds door mazen van het net door niet bestaan van homogene bevoegdheidspakketten. Elke jongere moet in het middelbaar uitstromen met een kwalificatie, anders een dubbele maatschappelijke kost. Anders beginnen nadenken over loopbanen, loopbaancheques als eerste positieve aanzet. Vrijwilligerswerk toejuichen als competentieversterking.

het nu is vormt een veel te grote complexiteit en warboel waardoor het onmogelijk wordt voor bedrijven in het verhaal mee te zijn. Ons sociaal recht moet flexibeler worden ingevuld zodat de arbeidsmarkt kan ademen. Gaan van gesloten naar open arbeidsmarkt, zodat outsiders ook ingang vinden. Afstappen van het naast elkaar werken en het bestaan van kokers, meer integreren en afstemming tussen verschillende domeinen. Minister van werk moet ook minister van onderwijs zijn. Verplichte stages zouden er moeten komen, net zoals een bredere toepassing van interim werk voor jongeren, zo leren ze de arbeidsmarkt en cultuur kennen.

Page 113: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

113

SLN

Inzetten op kwalitatieve begeleiding (jobkortingen) positief, maar dan moeten werkgevers ook effectief iets doen hiermee, ze moeten dit gebruiken om in de toekomst verder in ondersteuning van langdurig werklozen te investeren.

Tendering met inbreng van commerciële partners zorgt dat men geen oog meer heeft voor kansengroepen, dit omdat commerciële bedrijven een aandeelstructuur hanteren waarbij het nu eenmaal voordeliger is in te zetten op de sterkeren en minder middelen te investeren in zwakkeren. IBO-systeem is scheefgegroeid, vooral mensen met bachelors maken hier gebruik van, subsidies en ondersteuning moeten gaan naar degene die het echt nodig hebben. Systeem van jongerenkorting, loopbaanbegeleiding, volwassenonderwijs moeten dringend eens worden herbekeken, dit is in sé voor de allerzwaksten bedoeld en daarom financieel laagdrempelig

Uitbreiding sociale economie noodzakelijk, wel kijken of sommigen niet sneller kunnen uitstromen. Toch zo weinig mogelijk in een aparte sector, maar op een bedrijfsvloer die zich openstelt naar inclusie. Dit omdat je geen zaken naast elkaar mag creëren, maar net integreren.

We moeten af van het idee van een individueel schuldmodel. Werkplekleren nog meer inbedden en zorgen dat kansengroepen ook gebruik maken van deze vorm van werkervaring. Gaan naar één IBO voor kansengroepen, is op federaal niveau bezig: KIBO. Systeem van allerlei kortingen gaan herbekijken, omdat kansengroepen er geen gebruik van maken, maar middenklasse wel, is Mattheus effect. Een weg vinden tussen niet meer denken in termen van labels op mensen, maar een middenweg vinden die samengaat met de erkenning van het individu. Verplichte stages tijdens

Laat arbeidsconsulenten van de VDAB op de werkvloer ondersteuning bieden zodat de werkgever en ondernemer met zijn core-business kan bezig zijn en niet met het in orde brengen van verschillende wettelijke bepalingen om kansengroepen aan te stellen en werkervaring te geven. Weg van het idee van enkel een kwantitatieve aanpak (= gewoon geld geven) we moeten naar een aanpak waarbij ook effectief ondersteuning geboden wordt (het geld dat een werkgever aan vermindering krijgt moet voorwaardelijk aan kwalitatieve begeleiding worden gestoken). Ervoor zorgen dat mensen in economisch mindere tijden geen

Page 114: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

114

gehouden, toch maken vooral middenklassers van deze vermindering gebruik. Competentieverhaal is positief, toch wordt dit nog veel te veel herleid naar diploma’s en het is te veel afhankelijk van de omgeving waarin competenties tot stand komen.

onderwijsloopbaan noodzakelijk. We moeten naar een ander model van overleg, dit is verouderd, we spreken niet zozeer meer in termen van werkgevers en werknemers, ze hebben niet allebei baat bij het zo goed mogelijk uitvoeren van de onderschreven visie, gaan kijken naar wat mensen verbindt, weg van polarisatie.

competentieverlies lijden. Inclusie als uitgangspunt.

SERR-RESOC

Vereenvoudiging goed als het i.f.v. terugdringen langdurig werklozen zou zijn, gebeurt niet. Langdurig werklozen bestaan nu plots niet meer als kansengroep, terwijl je hier blijvende aandacht moet voor hebben.

Kansengroepen bestaan niet meer onder Muyters. Men gooit geld in het rond, waar kansengroepen als KMO’s niets mee zijn. De bazen van sociale economie willen niet dat ze hun sterkste mensen kwijtraken naar het NEC, deze sociale bedrijven moeten ook streefcijfers halen. ESF-subsidiering als neveneffect, omdat je

Sociale economie is nu eenmaal een noodzakelijkheid om onze hoge productiviteit met bijvoorbeeld Frankrijk (+20%) op te vangen.

Gesubsidieerde jobs zijn noodzaak, omdat we i.v.m. buurlanden veel productiever zijn, waardoor sommigen niet meer meekunnen daarom op maat van hun competenties jobs creëren. Een aantal vaste tenderorganisaties kiezen en deze subsidiëren. Versterken van maatwerkbedrijven. Zo zou men in crisistijden

Langdurig werklozen in een meer verplichtend kader plaatsen, maar dan ook bedrijven ook verplichten mensen “met een hoek af” te werk te stellen. De werkvloer echt als opleidingsplaats waar werkervaring en arbeidscompetenties kunnen worden opgedaan. Minder top-down beleid gaan voeren, maar beleid voeren o.b.v.

Page 115: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

115

ziet dat organisaties professionelen gaan aannemen die zich specifiek met uitbestedingen gaan bezighouden, de kwaliteit van een organisatie zou terug op de voorgrond moeten komen. Onvoorwaardelijke blanco-cheque voor werkgevers werkt niet. Strenger worden van beleid heeft in Gent gezorgd voor 3000 NEET-jongeren, gaat binnen paar jaar veel middelen kosten deze terug in de maatschappij te integreren.

deze moeten uitbreiden zodat de stijging werklozen die met een crisis samengaan kunnen worden opgevangen en aan het werk blijven, waardoor er geen competentieverlies kan optreden.

praktijkervaringen van organisaties die dag in, dag uit in de praktijk staan. Extra (financiële) prikkels voor werkgevers zodat ze het competentieverlies van kansengroepen en/of langdurig werklozen kunnen opvangen.

VVSG

Vereenvoudiging is op zich goed, mocht eens gebeuren. Vandenbroucke zou dit nooit in deze mate hebben gedaan, maar probeert via kleine incentives zaken te veranderen.

Slechts de helft van het personeel van de VDAB is bezig met dienstverlening, de andere helft met administratie. Er wordt teveel beoordeeld obv uitstroom/ output waardoor de zwakkeren uit de begeleiding vallen en

Sociale economie is noodzakelijk en dit erkende Vandenbroucke ook vandaar dat hij er heel wat in investeerde.

Weg van de manier van werken uit kokers, beleidsdomeinen moeten gaan samenwerken en moeten integreren, niet naast elkaar werken, zo zie je dat een initiatief van de minister van onderwijs rechtsreeks effect op

Arbeidsmarktbeleid nog meer lokaal organiseren, het lokale meer autonomie geven zodat ze kunnen inspelen op hun noden en bezorgdheden, minder vanuit centrale aansturing gaan werken. OESO stelt dat arbeidsmarktbeleid pas

Page 116: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

116

geen verdere opvolging hebben.

het beleidsdomein werk heeft en omgekeerd. Een deel van de enveloppe die VDAB krijgt zou pas mogen vrijkomen als er afspraken worden gemaakt steden meer autonomie te geven.

performant kan zijn als het een lokaal arbeidsmarktbeleid is. Kijken naar de expertise van OCMW’s die heel wat expertise hebben over vb. langdurig werklozen om de brug Werk-Welzijn (W²) te maken.

Stijn Baert (inwerkinterview)

Vereenvoudiging goed, ook zijn er nog steeds te veel tussenstructuren. Af van het indelen in doelgroepen, maar je diploma-niveau als uitgangspunt nemen en o.b.v. daarvan beleid gaan voeren.

Verschillende gecreëerde systemen zoals bijvoorbeeld dienstencheques geven mensen kansen om aan de arbeidsmarkt te participeren, maar versterken de precaire positie waar deze mensen zich in bevinden en dragen dus bij tot meer ongelijkheid.

Sociale economie is een zeer duur gegeven, daarom moet dit zo weinig mogelijk worden gebruikt, we moeten meer gaan kijken naar een vorm van vrijwilligerswerk om mensen actief te gaan houden.

Het minimumloon is in feite te hoog, dit zorgt ervoor dat het voor outsiders, maar vooral voor kansengroepen moeilijk is om aansluiting met de arbeidsmarkt te gaan vinden. Het minimumloon zou o.b.v. je diploma-niveau moeten evolueren, hierdoor worden laaggeschoolden aantrekkelijker voor bedrijven om aan te werven. Verder zijn werkloosheidsuitkeringen te hoog en mogen deze gerust nog wat meer degressief worden gemaakt zodat

We moeten af van een doelgroepenbeleid, we zouden meer beleid o.b.v. scholingsniveau moeten gaan maken, op deze manier verschillende aanpakken creëren. Zo bestaat de groep langdurig werklozen voornamelijk uit laaggeschoolden, deze moeten dan ook als prioritaire groep worden behandeld. Werklozen moeten nog sneller worden opgevolgd, van dag één moeten ze worden begeleid en worden geactiveerd. Verder moet er worden ingezet op verplichte

Page 117: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

117

mensen overgaan tot arbeid. Inzetten op gemeenschapsdienst voor mensen die inactief zijn gaat competentieverlies tegen.

stages in het onderwijs naar Duits voorbeeld, deze moeten de brug vormen van de transitie.

Page 118: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

118

Bijlage 4: Alle aanbevelingen opgelijst per stakeholder

ABVV ACV VOKA

Koppeling ministerpost Werk-Onderwijs noodzakelijk.

Hervormen IBO. Dominante positie van de VDAB indijken, verstoort de marktwerking. Nog meer inzetten op tendering, brengt beste in organisaties naar boven.

IBO-systeem hervormen, vooral sterken(hooggeschoolden) maken hiervan gebruik, schiet doel voor wie het is ontworpen voorbij. Vooral één specifiek voor langdurig werklozen ontwikkelen (premies geven aan werkgevers).

VDAB als coach en als sanctioneerinstantie kan niet, beter twee verschillende organen.

Good practice: “Gent: stad in werking”. Samen met alle partners die rond werkgelegenheid werken een gemeenschappelijk doel bereiken.

Geen marktwerking in begeleiding doen om de marktwerking, wel als het meer kwaliteit oplevert.

Beleid van de VDAB moet kwalitatief worden gemeten, niet kwantitatief (obv streefcijfers, zoals nu het geval).

Herbekijken van de bestaande systemen van werkervaring die heel wat kosten, maar geen grote output opleveren.

Langdurig werklozen moeten (terug) worden erkend als kansengroep, als groep waar extra aandacht naartoe gaat.

RSZ-korting afhankelijk van je scholingsniveau.

De vele maatregelen zijn nog veel te complex, gaan naar een vereenvoudiging.

We moeten naar een grotere sociale economie om de langdurig werklozen in op te vangen, werkgevers zitten niet op deze mensen te wachten.

Nog meer inzetten op werkervaring. Eén aanpak voor werkgevers, diverse aanpak voor langdurig werklozen. Dit maakt minder complex en zal werkgevers aanzetten kansengroepen op te leiden en te begeleiden.

Sectoraal beleid gaan maken, dit omdat er veel diversiteit zit hoe langdurig werklozen terug in de arbeidsmarkt te integreren.

Werkzoekenden hebben recht op antwoord na sollicitatie.

Werken met competentiepaspoort.

Strengere aanpak werklozen is nodig, het is nog steeds té vrijblijvend.

Page 119: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

119

Externe audit die deelnemers evalueert.

SLN SERR-Resoc VVSG

Investeringen in langdurig werklozen niet als kost maar als “return on invest” bekijken.

IBO systeem werkt pervers, is ontworpen voor laaggeschoolden en kansengroepen, maar deze worden verdrongen door sterkere profielen. Maatregelen worden veelal als loonkostenvermindering ingezet.

Tendering voorzichtig gaan toepassen, dit omdat het voor- en nadelen heeft.

Minister van Werk moet zo goed als mogelijk ook departement Onderwijs & Sociale economie onder zich hebben.

Tendering terugschroeven, zorgt voor expertise-verlies en dat organisaties geen lange termijn beleid kunnen voeren.

Als VDAB minder de klemtoon en focus leggen op output, dit omdat anders de zwakkeren uit de boot dreigen te vallen.

Kansengroepen mag je niet aan hun lot overlaten, bijschaven van de vrije markt is noodzakelijk.

Subsidiëring van organisaties anders gaan bekijken, nu zijn er commerciële organisaties die specialisten aannemen zodat ze de aanbestedingen binnenhalen.

We moeten af van het naast elkaar werken in koker. Want een initiatief van bijvoorbeeld de minister van Onderwijs heeft een rechtstreeks effect op het beleidsdomein van de minister van Werk.

Af van het idee enkel kwantitatieve maatregelen, gaan naar andere aanpak waar er voor de werkgever iets tegenover staat voor het geld dat hij ontvangt. Dit moet in begeleiding worden geïnvesteerd.

In economisch mindere tijden zouden maatwerkbedrijven moeten worden uitgebreid zodat mensen niet plots in de werkloosheid vallen.

Een deel van de enveloppe die de VDAB krijgt zou pas mogen vrijkomen alvorens ze afspraken maakt om bepaalde zaken van het werkgelegenheidsbeleid richting steden en gemeenten te geven, deze kennen namelijk het beste de noden ter plaatse.

Page 120: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

120

Tendering met inzet van commerciële partners zorgt ervoor dat kansengroepen de dupe worden, deze werken met aandelenstructuur.

Langdurig werklozen responsabiliseren, alsook de werkgevers responsabiliseren.

Meer samenwerking met OCMW’s om een beleid rond langdurig werklozen op te stellen, deze hebben namelijk heel wat expertise (vb. W²-trajecten).

Verschillende systemen zoals jobkorting, volwassenonderwijs,… worden vooral door middenklasse gebruikt, moet worden herbekeken.

De werkvloer als opleidingsplaats waar werkervaring kan worden opgedaan. Niet in een andere gecreëerde structuur, maar in een reel bedrijf.

Een arbeidsmarktbeleid kan pas performant zijn als het een lokaal arbeidsmarktbeleid is, dit tonen vele studies van de OESO aan.

Inclusie als uitgangspunt. Extra financiële prikkels aan werkgevers geven zodat ze kansengroepen aannemen en tewerkstellen.

Laat arbeidsconsulenten op de werkvloer ondersteuning bieden, zodat de ondernemer zich kan concentreren op zijn kerntaak: ondernemen.

Federgon Professor UGent

Oversubsidiëring van verschillende structuren nog meer in vraag durven stellen.

Een strenger beleid voor werklozen werpt zijn vruchten af, zo plukt Vlaanderen nu de vruchten ervan tegenover de andere regio’s in België.

Streven naar homogene bevoegdheidspakketten en één regel voor werkgevers en bedrijven onafhankelijk van het gewest waar deze zijn gevestigd.

We moeten af van het maken van beleid op basis van doelgroepen, in feite is er één bovenliggende laag waarop je beleid moet maken: scholingsniveau.

Nog meer inzetten op tendering, we zien dat het goedkoper, en meer kwalitatief is.

Oppassen dat we laaggeschoolden die nu al zeer precaire jobs doen niet bestendigen in hun situatie.

Werklozen nog strenger opvolgen, en sneller begeleiden, ze geen kans geven zich in hun situatie te vestigen.

Sociale economie is een zeer dure vorm, daarom dat we moeten gaan naar bijvoorbeeld vrijwilligerswerk om te voorkomen dat mensen inactief worden.

Page 121: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

121

Er moeten financiële stimuli voor bedrijven aanwezig blijven zodat deze een incentive hebben langdurig werklozen aan te werven.

Minimumloon voor laaggeschoolden is te hoog, wat er voor de outsiders voor zorgt dat ze zichzelf uit de markt prijzen. Minimumloon zou moeten meegaan met je scholingsgraad.

Inzetten op vereenvoudiging, door zesde staatshervorming is alles nog complexer geworden.

Werkloosheidsuitkeringen zijn nog te hoog en moeten nog een stuk degressiever worden gemaakt, nu is er geen grote incentive om naar werk te zoeken.

Vrijwilligers- en gemeenschapswerk kunnen opstap betekenen naar NEC.

Verplichte stages in het onderwijs zijn noodzakelijk om de brug tussen onderwijs en arbeidsmarkt te maken.

VDAB moet gaan naar een programmatorische aanpak, bedrijven en latere tenderpartners perspectief bieden.

Werklozen zo snel mogelijk opvolgen omdat elke extra dag dat je werkloos bent ervoor zorgt dat het moeilijker wordt uit de werkloosheid te raken.

Herbekijken van ons sociaal recht; gaan van gesloten naar een meer open arbeidsmarkt.

Page 122: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

122

Bijlage 5: De aanbevelingen die op academisch niveau werden afgetoetst

Macro

Politiek

Minister van Werk moet ook minister van Onderwijs en Sociale Economie zijn (weg

van het werken uit verschillende kokers en beleidsdomeinen. De ene maatregel heeft

effect op ander beleidsdomein en omgekeerd).

Institutioneel

Probleem is bestaan van niet-homogene bevoegdheidspakketten.

Werkgelegenheidsbeleid meer decentraliseren (= responsabilisering steden). (of

meer sectoraal).

Onderwijs

Werken met verplichte stages als brug Onderwijs-Arbeidsmarkt (onderwijs wel als

kerntaak voorbereiden op leven, niet voorbereiden op arbeidsmarkt). & Duaal/

werkplekleren.

Meso

Maatregelen

Inclusie-toets.

Financiële incentives

Weg van het idee van enkel een kwantitatieve aanpak, we moeten naar een

aanpak waarbij ook effectief ondersteuning geboden wordt (het geld dat een

werkgever aan vermindering krijgt moet voornamelijk in kwalitatieve begeleiding

worden gestoken).

RSZ-korting afhankelijk van diploma, of afhankelijk maken van bepaalde

competenties.

Vereenvoudiging en herbestendiging

Verschillende maatregelen hervormen zodat degene voor wie het ontwikkeld is

echte toegang krijgen tot gebruik ervan (vb. IBO, Volwassenonderwijs,

Page 123: Lessen voor de toekomst. - Ghent University€¦ · Lessen voor de toekomst. Wat kunnen we van stakeholders leren op basis van de beleidsmaatregelen die zijn ondernomen in de periode

123

Opleidingen aangeboden door VDAB), vooral middenklasse maakt van deze

gesubsidieerde zaken gebruik, verdringen zo de echt rechthebbenden).

Verschillende maatregelen vereenvoudigen: één aanpak voor werkgevers, diverse

aanpak langdurig werklozen. (Toch oppassen met vereenvoudiging dat we niet

gaan naar één aanpak voor alle soorten werklozen).

Tendering terug minder uitbreid maken en laten focussen op langdurig

werklozen? Nu zitten deze in één poule samen met alle andere kort of langdurig

andere werklozen.

Anders denken

Soort van “nieuwe sociale economie” om mensen in economisch slechte tijden op

te vangen, vooral competentieverlies tijdens inactiviteit tegen gaan.

Externe audit die de deelnemers in tenderingsprojecten evalueert, niet meer de

begeleider van het project die beslist of mensen klaar zijn om verder door te

stromen.

Arbeidsconsulenten ondersteuning laten bieden op de werkvloer zodat de

werkgever zich niet moet bezighouden met begeleiding en administratieve lasten.

Competentiedenken i.p.v. denken in termen van diploma’s.

Micro

Responsabilisering werklozen

Een strenger beleid t.a.v. werklozen voeren.

Responsabilisering werkgevers

Werkgevers verplichten een bepaald percentage kansengroepen aan te werven

(soort van positieve discriminatie).