62
Effectieve interventies? Het effect van overheidsinterventies op het gebruik van verslavende goederen 20-8-2011 Naam: Kirsten Dingemanse

Literatuurlijst bachelorscriptie | Kirsten Dingemanse Kirsten... · Web viewHet feit dat er belasting wordt geheven op sigaretten en andere tabakswaren is al heel wat jaren oud. In

  • Upload
    others

  • View
    4

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Effectieve interventies?Het effect van overheidsinterventies op het gebruik van verslavende goederen

20-8-2011Naam: Kirsten DingemanseBegeleider: Tom van Ourti

13

Inhoudsopgave

Introductie..............................................................................................................................................2

Hoofdstuk 1 Roken.................................................................................................................................6

1.1 Inleiding............................................................................................................................................6

1.2 Belastingen.......................................................................................................................................6

1.3 Restricties op roken........................................................................................................................11

1.4 Gezondheidsinformatie en (anti)-advertenties..............................................................................13

1.5 Verhoging minimumleeftijd verkoop sigaretten.............................................................................18

1.6 Conclusie........................................................................................................................................21

Hoofdstuk 2 Alcohol.............................................................................................................................23

2.1 Inleiding..........................................................................................................................................23

2.2 Belastingen.....................................................................................................................................23

2.3 Gezondheidsinformatie en anti-alcohol campagnes......................................................................27

2.4 Minimum leeftijd verkoop alcohol.................................................................................................29

2.5 Drinking and driving.......................................................................................................................31

2.6 Conclusie........................................................................................................................................32

Hoofdstuk 3 Conclusie..........................................................................................................................34

3.1 Vergelijking roken en alcohol.........................................................................................................34

3.2 Eindconclusie..................................................................................................................................36

Literatuurlijst........................................................................................................................................37

13

13

Introductie

Het is geen vraag of het roken van sigaretten ongezond is. Het is geen vraag of het drinken van teveel alcohol negatieve gevolgen met zich meebrengt. Het is geen vraag of de overheid ongezond gedrag wil verminderen. Het is wel de vraag op welke manier dat moet gebeuren en welke interventies daarvoor geschikt zijn. Persoonlijk vind ik het een interessante vraag waarom de overheid voor een bepaalde interventie kiest en nog interessanter is of de interventie wel het gewenste effect heeft. In deze scriptie wordt onderzocht welke interventies gebruikt kunnen worden om sigaretten- en alcoholconsumptie te verminderen. Bij de verschillende interventies wordt gekeken naar het effect. De onderzoeksvraag luidt als volgt:

Wat is het effect van overheidsinterventies op het gebruik van verslavende goederen?

StructuurIn deze scriptie worden eerst de interventies bekeken die sigarettenconsumptie zouden moeten verminderen. Deze interventies zijn het verhogen van de belasting op sigaretten en andere tabakswaren, het leggen van restricties op roken in het kader van schone lucht, gezondheidsinformatie en (anti-roken)advertenties en als laatste het verhogen van de minimumleeftijd voor de verkoop van sigaretten. Daarnaast worden de interventies behandeld die de alcoholconsumptie en de negatieve gevolgen daarvan zouden moeten verminderen. Deze interventies zijn het verhogen van de belasting op alcohol, gezondheidsinformatie en anti-alcohol campagnes, het verhogen van de minimumleeftijd voor de verkoop van alcohol en drinking and driving interventies. Daarna worden de effecten van de interventies wat betreft roken en het drinken van alcohol met elkaar vergeleken en volgt de eindconclusie.

Deze structuur sluit aan bij de structuur van de papers van Chaloupka over roken en van Holder over alcoholgebruik waar de effecten per interventie worden behandeld. Deze structuur heb ik van hen overgenomen omdat ik dit de handigste structuur vind voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Wanneer het effect per interventie bekeken wordt, kan dit makkelijker met elkaar vergeleken worden. Vooral in de studie van Chaloupka worden veel studies van andere onderzoekers genoemd die ik noem in mijn scriptie. In dat geval refereer ik naar de studie van Chaloupka, welke ik bestudeerd heb, in tegenstelling tot alle verschillende onderzoeken die Chaloupka noemt in zijn studie. Overigens is in de literatuurlijst te zien welke papers ik heb gebruikt. Hierbij heb ik gebruik gemaakt van een hoofdstuk uit het Handbook of Health Economics en heb ik zoveel mogelijk geprobeerd om papers te vinden die gepubliceerd zijn in het Journal of Health Economics omdat het effect van interventies in deze scriptie op economische wijze wordt bestudeerd. Hierbij heb ik op interventie gezocht en geprobeerd specifieke papers te vinden. Daarnaast heb ik vooral gebruik gemaakt van twee overzichtsartikelen, namelijk van Chaloupka (Economics of smoking) en Holder (Effective alcohol policy). Aan de hand van referenties in deze overzichtsartikelen ben ik aan verschillende papers gekomen die ik kon gebruiken.

13

In deze scriptie beperk ik mij tot de verslavende goederen alcohol en tabaksproducten. Ik had ervoor kunnen kiezen om bijvoorbeeld het gebruik van drugs of overmatig voedselgebruik wat leidt tot obesitas kunnen behandelen, en zo zijn er veel meer voorbeelden van verslavende goederen. Ik heb mij gericht op alcohol en tabaksproducten omdat die verslavende goederen in grote mate en door veel mensen geconsumeerd worden en zodoende mij meer aanspreken.

Voordat ik de onderzoeksvraag zal gaan beantwoorden en de verschillende interventies zal beschrijven, volgt eerst wat theorie over de rol van de overheid in de markt van verslavende goederen en de optimale consumptie van verslavende goederen, waarbij het rational addiction model zal worden beschreven.

Waarom overheidsingrijpenEconomen houden zich bezig met positieve en normatieve economie. In dit geval is positieve economie een beschrijving van het verslavende gedrag van individuen, normatieve economie gaat over de vraag of dit gedrag wenselijk is. De vraag die volgt is: waarom zou de overheid interventies toepassen om verslavend gedrag aan te verminderen?Het belangrijkste doel is om negatieve externaliteiten te verminderen, hiervoor is (in dit geval) overheidsingrijpen noodzakelijk. Negatieve externatliteiten in het geval van roken zijn bijv. de gezondheid van (niet)-rokers en imperfecte informatie over het gezondheidsrisico van tabaksgebruik. In het geval van alcoholgebruik zijn verkeersongelukken een negatieve externaliteit. Omdat de prijs van negatieve externatliteiten niet verwerkt is in het marktmechanisme, is overheidsingrijpen nodig om deze externaliteiten te corrigeren. Immers, de sociale kosten verstoren het marktmechanisme. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een belastingverhoging, de sociale kosten van negatieve externaliteiten worden op deze manier wel verwerkt in het marktmechanisme en zal volgens de economische theorie leiden tot optimale consumptie van het desbetreffende goed. Het is wenselijk dat de overheid ingrijpt wanneer er sprake is van marktfalen. In het geval van roken en overmatig alcoholgebruik, is marktfalen mijns inziens duidelijk te zien, gezien het feit dat er negatieve externe effecten optreden. Daarom moet volgens mij de overheid zeker een rol spelen in het verminderen van de consumptie van verslavende goederen door middel van diverse interventies.

Optimale consumptieEen bekend model is het rational addiction model van Becker en Murphy. Het rational addiction model gaat over de vraag of de consument rationeel handelt in het geval van verslavende goederen. Becker en Murphy hebben een theorie ontwikkeld waarin door middel van rationeel gedrag het nut van een individu gemaximaliseerd kan worden. Wanneer er sprake is van een verslavend goed, uit dit zich in het feit dat eerdere consumptie invloed heeft op de huidige consumptie van het verslavende goed.1 Als definitie van verslaving noemen Becker en Murphy dat wanneer de huidige consumptie stijgt, ook de toekomstige consumptie zal stijgen. Dit impliceert ook dat eerdere consumptie zorgt voor een stijging van het marginale nut van huidige consumptie.2 Het model van Becker en Murphy onderscheid zich van andere modellen, volgens hen anticipeert het individu op de verwachte consequenties in de toekomst, die het gevolg zijn van huidige consumptie.3 Het individu weet dus dat de huidige consumptie invloed heeft op de toekomstige consumptie. Een rationele keuze houdt dan

1 Becker, Murphy, A theory of rational addiction. Journal of political economy vol. 96 no. 4 (1988) p6752 Becker, Murphy, A theory of rational addiction. Journal of political economy vol. 96 no. 4 (1988) p6813 Grossman, Chaloupka, Sirtalan, An empirical analysis of alcohol addiction: results from the monitoring the future panels. Economic Inquiry Vol. XXXVI (1998) p40

13

in (in geval van roken) dat het individu het voordeel van roken afweegt tegen de verdisconteerde kosten van roken, namelijk de prijs van sigaretten, de kosten van de stijgende hoeveelheid sigaretten in de toekomst en de gezondheidsnadelen die roken met zich meebrengt. Becker en Murphy gaan ervan uit dat een individu onder volledige zekerheid en perfecte informatie, rekening houdt met de toekomst bij het bepalen van de optimale hoeveelheid consumptie van een verslavend goed.

Hieronder worden de drie meest gebruikte modellen behandeld die gaan over de optimale consumptie van verslavende goederen: het conventionele model (imperfect rational), het myopic model en het rational model, wat aansluit bij het model van Becker en Murphy.

Conventionele studies laten zien dat de vraag naar verslavende goederen, zoals sigaretten, reageren op een prijsverandering. Verschillende typen individuen reageren verschillend op een prijsverandering, wat verklaard kan worden door verschil in mate van verslaving. Er is dus een relatie tussen de mate van verslaving en de vraagcurve.4 Het conventionele model gaat ervan uit dat het nut van een individu afhankelijk is van de consumptie van het verslavende goed en het composite goed op dat tijdstip. De vraag is dan afhankelijk van de prijs, het inkomen en factor z, die corrigeert voor smaak, ras, leeftijd etc. Bij dit model hangt de huidige consumptie alleen af van huidige factoren, een prijsstijging heeft dus alleen effect op de huidige consumptie. Een prijsstijging in het verleden of een verwachte prijsstijging in de toekomst hebben geen effect op de huidige consumptie. Bovenal komt in dit model niet tot uitdrukking dat de huidige consumptie afhankelijk is van eerdere consumptie.

Bij het myopic model hangt het nut van een individu af van eerdere consumptie en huidige consumptie van het verslavende goed en het huidige composite goed. De vraag wordt gegeven door prijs, inkomen, factor z en eerdere consumptie. Verschil met het conventionele model is dat de huidige consumptie hier wel afhankelijk is van eerdere consumptie. Dit komt overeen met de definitie van verslaving: een goed is immers verslavend wanneer een stijging in eerdere consumptie zorgt voor een stijging van de huidige consumptie. In het myopic model zijn deze twee afhankelijk van elkaar. Een prijsstijging zal huidige consumptie verminderen, maar een verwachte prijsstijging heeft geen invloed op de huidige consumptie. In dit model worden toekomstige consequenties die de consumptie van een verslavend goed met zich meebrengt, genegeerd.

In het rational model wordt de toekomstige consumptie beschouwd als afhankelijk van huidige consumptie. Zowel eerdere, huidige als toekomstige consumptie zijn onderling aan elkaar verbonden. De vraagfunctie hangt dus af van de prijs, eerdere, huidige en toekomstige consumptie en composite goed. Een prijsstijging van eerdere, huidige en toekomstige consumptie zorgt voor een vermindering van de huidige consumptie. Dit rational model laat zien dat de huidige consumptie afhangt van eerdere consumptie en dat toekomstige consequenties meegenomen worden bij huidige consumptiebeslissingen.

Het rational addiction model impliceert dat jongeren gevoeliger zijn voor prijsveranderingen dan ouderen. Dit komt omdat jongeren meer op het heden zijn georiënteerd, wat zorgt voor een hogere verdisconteringsvoet. Een hoge verdisconteringsvoet houdt in dat opbrengsten in de toekomst, op

4 Chaloupka, Emery, Liang, Choice, evolving models of addictive behavior: from neoclassical to behavioral economics. Uit: Choice, behavioral economics and addiction. (2003) Chapter 3 p74

13

dit moment minder waard zijn dan wanneer een lagere verdisconteringsvoet zou worden toegepast. Zoals gezegd zijn eerdere, huidige en toekomstige consumptie aan elkaar verbonden. Wanneer toekomstige consumptie minder waard is, geldt dat ook voor huidige consumptie. Op die manier zijn jongeren minder verslaafd en zullen zij meer reageren op een prijsverandering dan meer verslaafde volwassenen.Daarnaast zijn lager opgeleiden kortzichtiger dan hoger opgeleiden, en gedragen mannen zich kortzichtiger dan vrouwen. Lager opgeleiden en mannen houden minder rekening met toekomstige gevolgen van het consumeren van verslavende goederen. Huidige consumptie is belangrijker dan toekomstige consumptie wat resulteert in een hoge verdisconteringsvoet. Ook hiervoor geldt dezelfde redenering dat de opbrengsten in de toekomst op dit moment minder waard zijn, en lager opgeleiden sterker reageren op een prijsverandering. 5

Bij het rational addiction model wordt ervan uitgegaan dat verslaafden rationeel handelen en rekening houden met de toekomst. Critici vragen zich af of deze uitgangspunten terecht zijn. Iemand die veel kritiek heeft op het rational model is Jon Elster. Hij noemt dat rokers en niet-rokers inderdaad nadenken over de gevaren en nadelen van roken in de toekomst. Echter, niet-rokers schatten de risico’s groter dan dat ze zijn, en rokers schatten de risico’s kleiner dan in werkelijkheid. 6 Zijn conclusie is dan ook dat rationeel gedrag subjectief is en dat toekomstige consequenties daarom niet goed kunnen worden ingeschat en daarmee onjuist verdisconteerd worden naar het heden. 7

Samenvattend: eerst waren economen van mening dat consumptie van verslavende goederen irrationeel gedrag is en daarom niet bruikbaar voor een economische analyse. In het conventionele model wordt er bij het bepalen van de optimale consumptie geen rekening gehouden met het verslavend karakter wat bepaalde goederen kunnen hebben. In het myopic model wordt de consumptiebeslissing wel rationeel gezien. Hierbij is de huidige consumptie afhankelijk van eerdere consumptie. Individuen zijn hier echter kortzichtig wat betreft de negatieve effecten van het verslavende goed, wat zorgt voor een hoge discount rate waardoor het goed nog verslavender wordt omdat bij het bepalen van de huidige consumptie er minder negatieve effecten in de toekomst zijn. In het rational model is de optimale consumptie afhankelijk van zowel eerdere, huidige als toekomstige consumptie, waarbij de negatieve effecten van gebruik van het verslavende goed correct verdisconteerd worden.

5 Chaloupka, Tauras, Grossman, Economic models of addiction and applications to cigarette smoking and other substance abuse. Sheets presentatie. Bron: www.tigger.uic.edu/~fjc/Presentations/Slides/rational.addiction.pdf6 Elster, Explaining Social Behavior. More Nuts and Bolts for the Social Sciences. Cambridge University Press (2008) Chapter 11 Rational Choice p1927 Elster, Explaining Social Behavior. More Nuts and Bolts for the Social Sciences. Cambridge University Press (2008) Chapter 11 Rational Choice p209

13

Hoofdstuk 1 Roken

1.1 Inleiding

Niemand kan er omheen: roken is niet goed voor de gezondheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de overheid het gebruik van sigaretten en andere tabakswaren zoveel mogelijk wil ontmoedigen en op een zo laag mogelijk niveau wil brengen. Er is veel discussie over de manier waarop dat moet gebeuren en in de loop van de tijd zijn er diverse beleidsmaatregelen getroffen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste interventies beschreven en wordt het effect van de desbetreffende interventie onderzocht. De interventies die worden beschreven zijn achtereenvolgens: het verhogen van belastingen, restricties op roken, invloed uitoefenen door middel van informatie en advertenties en als laatste het verhogen van de minimumleeftijd waarop jongeren sigaretten kunnen kopen.

1.2 Belastingen

Het feit dat er belasting wordt geheven op sigaretten en andere tabakswaren is al heel wat jaren oud. In de Verenigde Staten werden sigaretten belast sinds de zogenaamde ‘Civil War’ die duurde van 1861-1865. Belastingen werden eerst geheven op federaal niveau, na 1920 op staatsniveau. In het jaar 1964 kwam het Surgeon General’s report uit, waarin voor het eerst de negatieve gevolgen van roken op de gezondheid werden beschreven. Sindsdien begonnen staten de belastingen te verhogen om roken te ontmoedigen. Omdat het verhogen van belastingen op staatsniveau geregeld werd, leidde dit in de jaren ’70 tot sigarettenhandel tussen verschillende staten, vanwege de grote verschillen in de prijs van sigaretten als gevolg van een hoge dan wel lage belasting. In de jaren erna bleven de verschillende staten de belastingen verhogen. Hoewel het heffen van belasting op sigaretten al zo’n 150 jaar gebeurd, is de vraag wat het effect daarvan is op de consumptie van sigaretten.

Redenen belasting heffenEr zijn verschillende redenen om belasting te heffen op sigaretten of om deze belasting te verhogen. Hieronder worden verschillende argumenten genoemd.

Als eerste het fairness-argument. Mensen die roken veroorzaken kosten voor gezondheidszorg die de door de samenleving als geheel worden gedragen. De kosten van rokers worden dus opgelegd aan anderen die niet roken. Wanneer de kosten om te roken omhoog gaan, demotiveert dit om te gaan roken. Dit zal in de toekomst kostenbesparend zijn en daarnaast worden, door middel van belastingen, de kosten gedragen door de rokers. Een kanttekening bij deze reden is dat er steeds meer aandacht komt voor het feit dat rokers voor netto-opbrengsten zorgen voor de samenleving. Dit komt doordat zij gemiddeld minder gezondheidszorg nodig hebben vanwege vroegtijdig overlijden. Wel is er nog veel onduidelijkheid over dit gevoelige onderwerp en verschillen de resultaten van de onderzoeken omdat bijv. de kosten die meegenomen worden verschillen per onderzoek en de tijd waarmee gerekend wordt. Op korte termijn zorgen rokers voor extra kosten voor de samenleving, op lange termijn zijn deze kosten minder, en wellicht geen kosten meer, maar baten.

13

Het tweede argument gaat over de gezondheidsvoordelen. Belastingverhoging is één van de meest effectieve beleidsmiddelen om roken te verminderen. Want zoals we straks zullen zien, is de prijs van sigaretten gerelateerd aan de vraag naar sigaretten en leidt een prijsverhoging tot verlaging van de vraag. Omdat de vraag lager wordt, leidt dit tot gezondheidsvoordelen voor zowel rokers als niet-rokers. Hierbij komt dat op deze manier ongemak veroorzaakt door roken, verminderd wordt en voorkomen wordt dat mensen overlijden als gevolg van roken. Als laatste kan het verhogen van belastingen zorgen voor meer economische efficiëntie. Dit omdat roken negatieve externe effecten met zich meebrengt: mensen in de omgeving van de roker kunnen last hebben van de rook en daarnaast is mee-roker zijn niet gezond. Kenmerk van een negatieve externaliteit is dat dit buiten het marktmechanisme om gebeurd. Wanneer negatieve externaliteiten meegenomen worden in de prijs van roken, leidt dit tot grotere economische efficiëntie.

Soort goedOm het effect van de prijs van sigaretten, die verhoogd wordt door belastingen, op de vraag naar en consumptie van sigaretten te beschrijven, is het allereerst van belang om te weten wat sigaretten voor goederen zijn. Immers, zijn sigaretten te beschrijven als een normaal goed of een verslavend goed en kunnen we hier het standaard economisch model op toepassen? Chaloupka8 noemt dat er verschillende onderzoekers zijn (Elster, Winston en Schelling) die laten zien dat het roken van sigaretten irrationeel gedrag is, waardoor er geen economische analyse op toegepast kan worden. De vraag naar sigaretten en andere verslavende goederen, volgen niet de basisregels van de economie, waarvan de belangrijkste regel de naar beneden lopende vraagcurve is. Daarom is het volgens Elster en zijn collega’s onmogelijk om de vraag naar een verslavend goed, zoals sigaretten, op economische wijze te benaderen.9 Het grootste kritiekpunt van Elster is dat rokers geen rationele keuze kunnen maken omdat ze toekomstige nadelen van roken niet juist inzien en daarom verkeerd verdisconteren.Echter, een aanzienlijke hoeveelheid aan economisch onderzoek laat zien dat de vraag naar sigaretten wel reageert op een verandering in prijs, zowel in traditionele vraagmodellen als modellen waar het verslavende karakter van roken meegenomen wordt. In de introductie is dit verschil uitgelegd: wanneer een goed als verslavend wordt gekenmerkt, heeft eerdere consumptie invloed op de huidige consumptie en heeft huidige consumptie invloed op toekomstige consumptie. Bij een niet verslavend goed zorgt eerdere consumptie niet voor een stijging in hoeveelheid van de huidige consumptie. In zowel het standaard als het rational addiction model, heeft een prijsverandering invloed op de vraag naar sigaretten. Het verschilt wel per model of een eerdere of toekomstige prijsstijging invloed heeft op de vraag en daarmee de consumptie.Daarnaast is de vraag of sigaretten een normaal of inferieur goed zijn, omdat de vraag naar sigaretten onder andere afhankelijk is van inkomen. Onderzoeken uit de jaren tachtig concluderen dat sigaretten te beschrijven zijn als een normaal goed: wanneer het inkomen stijgt, stijgt ook de sigarettenconsumptie. Recentere studies concluderen dat sigaretten steeds meer een inferieur goed worden en dat er minder gerookt wordt naarmate het inkomen stijgt.10 Dit onderscheid is van belang wanneer interventies ontwikkeld worden die een verschillend effect hebben op rijke vs. arme mensen.

8 Chaloepka, The Economics of smoking, p79 Chaloupka, Emery, Liang, Choice, evolving models of addictive behavior: from neoclassical to behavioral economics p7110 Chaloepka, The Economics of smoking, p8

13

PrijselasticiteitEen belangrijk middel om het effect van een verandering in prijs op de vraag van sigaretten te meten is de prijselasticiteit. Hierbij gaat het om de mate waarin een product reageert op een prijsverandering van dat product. In zijn ‘Economics of smoking´ geeft Chaloupka11 aan dat er reeds veel onderzoek is gedaan naar dit effect, waarbij er geen rekening is gehouden met het al dan niet verslavende karakter van sigaretten. De prijselasticiteit varieert in een vrij grote range van -0,14 tot -1,23. Echter, de meeste resultaten variëren minder van -0,3 tot -0,5. Baltagi en Goel en Peterson 12 hebben gekeken naar de verandering in sigarettenconsumptie in staten waar belastingen zijn verhoogd vergeleken met staten waar belastingen niet zijn veranderd. De prijselasticiteit ligt volgens hen in een range die loopt van -0,17 tot -0,56. Over het algemeen ligt de prijselasticiteit tussen de -0,3 en -0,5 hetgeen betekent dat een verhoging van de prijs leidt tot een vermindering van de vraag naar sigaretten. De prijselasticiteit is inelastisch, wat betekent dat de relatieve verandering van de vraag kleiner is dan de relatieve verandering van de prijs. Wanneer de vraag volkomen inelastisch zou zijn (0) dan zou een belasting geen invloed hebben op de vraag naar sigaretten. In het geval van een elasticiteit van -0,5 geeft dit aan dat wanneer de prijs stijgt met 10%, de vraag daalt met 5%, de prijsverhoging is dus groter dan de vermindering van de vraag. Wanneer een belastingverhoging zorgt voor een hogere prijs, is de vermindering van de vraag relatief gezien kleiner dan de belastingverhoging. Omdat de prijselasticiteit inelastisch is, zal een hogere belasting vooral gedragen worden door de consument. Immers, bij volledige elasticiteit wordt de belasting volledig gedragen door de producent en bij volledige inelasticiteit door de consument. In die zin is het verhogen van de belasting een effectieve interventie.De Cicca, Kenkel en Mathios13 maken bij het bepalen van de prijselasticiteit onderscheid tussen de prijselasticiteit van beginnen met roken en de prijselasticiteit van stoppen met roken. De elasticiteit is hier een gewogen gemiddelde van. Zij maken dit belangrijke onderscheid omdat ze veronderstellen dat roken verslavend is. Wanneer roken niet verslavend zou zijn, zou er geen onderscheid zijn tussen de elasticiteit wat betreft beginnen en stoppen met roken omdat eerder rookgedrag irrelevant is bij de huidige beslissing om te roken. Zoals in de introductie is behandeld, gaat het rational addiction model ervan uit dat de eerdere, huidige en toekomstige consumptie onderling afhankelijk zijn van elkaar. Eerder rookgedrag heeft dus invloed op de huidige consumptie en de beslissing om te stoppen met roken. Bij jongeren wordt de elasticiteit vooral bepaald door beginnen met roken en bij ouderen door stoppen met roken.In hun studie vergelijken de auteurs de verschillen in rookgedrag in 1992 en 2000 door middel van een cohortstudie. In die jaren is de prijs meer dan 50% gestegen. 34% van de rokers in 1992 is gestopt met roken in 2000, maar 13% van de niet-rokers in 1992 rookt in 2000. Omdat er geen cijfers beschikbaar zijn van het aantal rokers en niet-rokers in 1992 kan er geen vergelijking worden gemaakt of er absoluut gezien meer mensen zijn gaan roken of meer mensen zijn gestopt. Alleen de veranderingen in beginnen en stoppen met roken tussen 1992 en 2000 worden weergegeven in percentages, het is niet bekend wat het percentage rokers en niet-rokers is in 1992.Volgens De Cicca en zijn collega’s is er geen bewijs dat hogere belastingen lijden tot minder rokers of mensen die beginnen met roken. Er is enig bewijs dat hogere belastingen ertoe leiden dat mensen

11 Chaloepka, The Economics of smoking, p912 Chaloepka, The Economics of smoking, p1013 DeCicca, Kenkel, Matthios, Cigarette taxes and the transition from youth to adult smoking: smoking initiation, cessation, and participation.

13

stoppen met roken.14 Hierbij moet opgemerkt worden dat de studie gaat over jongeren, die in 2000 rond de 26 jaar zijn. Deze studie geeft dus geen overkoepelend beeld. Daarnaast is er verschil in de prijselasticiteit voor jongeren en ouderen. Ouderen reageren meer op prijsveranderingen dan jongeren. Dit is in tegenstelling tot de breed gedragen veronderstelling dat jongeren gevoeliger zijn voor prijs dan ouderen, wat hieronder nader toegelicht zal worden. Mijns inziens is het verschil in conclusie van DeCicca te verklaren in het feit dat hij onderscheid maakt tussen de prijselasticiteit van beginnen en stoppen met roken. Omdat de prijselasticiteit van ouderen vooral bepaald wordt door de prijselasticiteit van stoppen met roken, zal een verhoging van de prijs leiden tot een grotere daling dan bij jongeren, waarbij de prijselasticiteit vooral bepaald wordt door beginnen met roken. Een prijsverhoging heeft volgens mij meer effect op consumenten wanneer zij het goed al consumeren, dan wanneer zij de beslissing maken of ze het goed überhaupt gaan consumeren. Zeker in het geval van verslavende goederen. Maar wanneer het alleen gaat om stoppen met roken en de prijselasticiteit van het beginnen met roken buiten beschouwing wordt gelaten, zullen jongeren eerder stoppen met roken dan ouderen omdat zij minder verslaafd zijn. Concluderend: er is een verschil in prijselasticiteit wat betreft leeftijd. Op dit verschil en andere verschillen zal hieronder dieper worden ingegaan.

LeeftijdDe prijselasticiteit, die het effect beschrijft van de verandering in vraag naar sigaretten als gevolg van een prijsverhoging, varieert tussen verschillende subgroepen. Als eerste is leeftijd van belang. Lewit15 heeft in zijn onderzoek aangetoond dat er een inverse relatie is tussen de waarde van de prijselasticiteit en leeftijd. De prijselasticiteit van de vraag voor mensen van 20-25 jaar is meer dan twee keer zo groot dan voor mensen van 26 jaar en ouder. Hij noemt verschillende redenen waarom jongeren gevoeliger zijn voor de prijs dan ouderen. Als eerste reageren volwassenen die al lang roken minder snel op een prijsverandering dan jongeren die relatief korter roken. Hij gaat ervan uit dat roken verslavend is, daarom kunnen volwassenen die al langer roken minder goed stoppen met roken of minder gaan roken. Ten tweede zijn jongeren gevoeliger voor het peer-effect. Dit zorgt voor een dubbel effect. Wanneer de prijs om te roken omhoog gaat, leidt dit tot vermindering van roken en ook tot vermindering bij anderen uit de peer-groep. Ten derde is de fractie van het besteedbaar inkomen voor roken van een jongere groter dan de fractie van besteedbaar inkomen voor roken van volwassenen, een prijsverhoging heeft voor jongeren dus meer effect. Als laatste zijn jongeren meer op het heden georiënteerd dan volwassenen. Jongeren hebben een hogere verdisconteringsratio, dus verandering in prijs heeft hierdoor een grotere impact. Er werd lange tijd aangenomen dat de prijselasticiteit van de vraag van jongeren meer prijselastisch is dan van volwassenen, totdat Wasserman in 1991 zijn onderzoek presenteerde. Daaruit blijkt dat de vraag van volwassenen eerst relatief ongevoelig was voor prijs maar dat de vraag steeds elastischer wordt door de tijd heen. Anderzijds zijn er veel onderzoeken die de conclusie van Lewit ondersteunen. Bijvoorbeeld Farrelly16 die concludeert dat de vraag meer dan twee keer zo elastisch is voor jongvolwassenen (18-24 jaar) dan voor de totale sample (-0,58 jongvolwassenen, -0,25 totale

14 DeCicca, Kenkel, Matthios, Cigarette taxes and the transition from youth to adult smoking: smoking initiation, cessation, and participation, p91115 Chaloepka, The Economics of smoking p1516 Chaloepka, The Economics of smoking p18

13

sample). Evans en Huang17 concluderen dat roken bij jongeren steeds meer prijsgevoelig wordt door de tijd heen.

InkomenNaast leeftijd, is prijselasticiteit verschillend bij verschillende inkomensgroepen. Townsend18 heeft hier onder andere onderzoek naar gedaan. Hij komt tot de conclusie dat zowel mannen als vrouwen in lagere sociaaleconomische groepen gevoeliger zijn voor prijs dan mensen met hogere inkomens die ook een hogere sociaaleconomische status hebben. Ook Chaloupka en Wechsler19 bewijzen dat de vraag naar sigaretten minder elastisch is voor mensen die meer geschoold zijn en een hoger inkomen hebben. Farrelly20 noemt dat een individu met een familie inkomen lager dan de mediaan, 70% sterker regeert op prijs dan degene met een hoger familie inkomen.

GeslachtNaast verschil in leeftijd en verschil in inkomen of sociaaleconomische status is er verschil tussen mannen en vrouwen. Volgens Townsend reageren vrouwen meer op prijs dan mannen, dit betekent dat vrouwen een hogere prijselasticiteit hebben dan mannen. Andere studies komen tot de tegenovergestelde conclusie. Lewit21 concludeert dat jonge mannen sterk reageren op prijs terwijl vrouwen daar ongevoelig voor zijn. Farrelly22 komt tot dezelfde conclusie als Lewit, namelijk dat mannen gevoeliger zijn voor de prijs dan vrouwen.

Samengevat kan gezegd worden dat jongeren gevoeliger zijn voor prijs dan ouderen, dat mensen met een laag inkomen en sociaal economische status gevoeliger zijn voor prijs dan mensen met een hoger inkomen en dat mannen gevoeliger zijn voor prijs dan vrouwen. Deze conclusie komt overeen met het rational addiction model, zoals in de introductie is uitgelegd. Omdat jongeren, mensen met een laag inkomen en mannen kortzichtiger zijn en meer op het heden zijn georiënteerd, zorgt dat voor een hogere verdisconteringsvoet en zijn opbrengsten in de toekomst op dit moment minder waard.

Effect belastingenUit de gevonden prijselasticiteit blijkt dat wanneer de prijs verhoogd wordt door belastingen, de consumptie omlaag gaat. Hieronder volgen enkele concrete cijfers waarbij het gaat om absolute getallen. Warner23 concludeert dat een verdubbeling van de belasting (in dit geval een belasting van $0,32) leidt tot het feit dat 800.000 jongeren ervan weerhouden zullen worden om te beginnen met roken. Daarnaast leidt dit tot 2,7 miljoen volwassenen die zullen stoppen met roken. Een verhoging van belastingen heeft ook effect op het aantal mensen dat overlijdt ten gevolge van roken. Volgens Moore24 worden er 5200 levens per jaar gered bij een verhoging van 10%. En uit onderzoek van de ‘Coalition on Smoking or Health’, leidt een verhoging van $0,75 tot een vermindering van 900.000 vroegtijdige sterfgevallen ten gevolge van roken. Omdat genoemde onderzoekers slechts absolute getallen weergeven, is het relatieve effect helaas onbekend. Wel laten 17 Chaloepka, The Economics of smoking p1918 Chaloepka, The Economics of smoking p1219 Chaloepka, The Economics of smoking p1820 Chaloepka, The Economics of smoking p1821 Chaloepka, The Economics of smoking p1522 Chaloepka, The Economics of smoking p1823 Chaloepka, The Economics of smoking p5624 Chaloepka, The Economics of smoking p57

13

deze cijfers zien dat een prijsverhoging niet alleen de consumptie veranderd, maar ook de negatieve gevolgen van roken (zoals vroegtijdig overlijden).

KanttekeningenEr zijn enkele kanttekeningen te noemen die het verhogen van de belasting met zich meebrengen. Als eerste kan het leiden tot in- en verkoop van sigaretten tussen landen, vanwege een hogere dan wel lagere belasting in het desbetreffende land. Daarnaast is de belastinglast voor armere mensen hoger dan voor mensen met een hoog inkomen. Dit hoeft overigens geen nadeel te zijn wanneer het doel van de interventie is om het rookgedrag van mensen met een laag inkomen te beïnvloeden. Als laatste zijn er hoge politieke kosten verbonden aan het invoeren van een belastingverhoging.

ConclusieWanneer de prijs van sigaretten verhoogd wordt door middel van belasting, heeft dit effect op de vraag naar sigaretten. De prijselasticiteit van de vraag ligt tussen de -0,3 en -0,5, wat betekent dat verhoging van de prijs een vermindering van de vraag tot gevolg heeft. Jongeren hebben een hogere prijselasticiteit dan ouderen, mensen met een laag inkomen hebben een hogere prijselasticiteit dan mensen met een hoog inkomen en mannen hebben een hogere prijselasticiteit van vrouwen. Verhoging van de belasting leidt ertoe dat er minder jongeren beginnen met roken, er zullen mensen stoppen met roken of minder gaan roken. Daarnaast zal het aantal mensen dat overlijdt ten gevolge van roken verminderd worden.

1.3 Restricties op roken

Naast het heffen van belastingen, is het leggen van restricties op roken een veelgebruikt middel om roken te verminderen. Restricties worden hier bedoeld in de zin van beperkingen op plaatsen waar gerookt mag worden. In deze paragraaf worden de effecten van deze restrictie, vaak benoemd als ‘clean indoor air laws’, beschreven. De paragraaf over deze restrictie is duidelijk korter dan andere, omdat over dit onderwerp minder papers beschikbaar waren.

Inhoud restrictieChaloupka en Saffer25 maken onderscheid tussen publieke en private restricties. Bij de eerste is het verboden om te roken in gezondheidsinstellingen, winkels, openbaar vervoer, in culturele en recreatieve voorzieningen, overheidsgebouwen, scholen en restaurants. Bij private restricties is het naast voorgaande, ook verboden om te roken op werkplekken.Er zijn verschillende redenen om deze restrictie in te voeren. Sinds dat bekend werd dat roken ook slecht is voor de mensen in de omgeving van de roker, is er meer aandacht gekomen voor ‘schone lucht’. Een voordeel van deze restrictie is dat het de algemene gezondheid ten goede komt.Ten tweede zorgt de restrictie er voor dat de prijs van roken stijgt. Zoals in de vorige paragraaf over belastingen geconcludeerd is, kan de prijs van sigaretten verhoogd worden door een hogere belasting te heffen. Echter, wanneer een brede prijsdefinitie gehanteerd wordt, kan er gezegd worden dat de prijs van sigaretten ook kan stijgen door tijd en andere kosten die geassocieerd worden met het gebruik van het desbetreffende product. Wanneer er restricties gelegd worden op

25 Chaloupka, Saffer, Clean indoor air laws and the demand for cigarettes, p73

13

plaatsen waar gerookt mag worden, leidt dit tot hogere kosten voor de roker omdat roken door de restrictie meer tijd kost en minder comfort met zich meebrengt.Als laatste heeft de restrictie effect op normen en waarden. Wanneer de overheid door middel van een restrictie aangeeft dat het ongewenst is dat er gerookt wordt in publieke plaatsen, wordt de norm dat er niet gerookt wordt. In plaats van vanzelfsprekend wordt roken een uitzondering. Hoewel dit niet de hoofdreden kan zijn om restricties op roken te leggen, kan er wel door de tijd heen sprake zijn van een verandering in het denken van de mens.Het hoofddoel van het beperken van plaatsen waar gerookt mag worden, is het verlagen van het percentage rokers en het verlagen van de gemiddelde sigarettenconsumptie.

Effect restrictieUiteraard hangt het effect van de restrictie af van welke restrictie er ingevoerd wordt, publiek of privaat. Het is te verwachten dat private restricties meer invloed hebben dan publieke restricties, omdat mensen gemiddeld meer tijd doorbrengen op hun werkplek.

In de paper ‘Clean air demand for cigarettes’ beschrijven Chaloupka en Saffer hun model waarin ze het effect van restricties op de vraag naar sigaretten hebben onderzocht. Hierbij maken ze onderscheid tussen publieke en private restricties, de reële sigarettenprijs en het inkomen. Ze concluderen dat zowel publieke als private restricties en de reële prijs een negatieve en significante invloed hebben op de vraag naar sigaretten. De variabele inkomen kan zowel een positief als een negatief effect hebben. Van de genoemde drie negatieve effecten, heeft de reële prijs het grootste effect op de vraag naar sigaretten (-0,51), gevolgd door private restricties (-0,013). Publieke restricties hebben het minste effect op de vraag naar sigaretten (-0,010), hoewel er niet veel verschil is tussen het effect van publieke en private restricties in dit onderzoek. 26

Hierna onderzoeken Chaloupka en Saffer de mogelijkheid dat restricties op roken endogeen zijn. Hun resultaat, gebaseerd op de VS, zegt dat staten met de sterkste (private) restricties dezelfde staten zijn waar het anti-roken sentiment relatief hoog is en weinig wordt gerookt. Nadat hiervoor gecorrigeerd is, blijkt dat de private restricties geen impact hebben op de vraag naar sigaretten.27 Minder strenge, publieke restricties (inclusief restrictie op roken in restaurants) hebben een significant effect en verminderen roken. Het feit dat publieke restricties wel invloed hebben en private restricties niet, is in tegenstelling tot de verwachting dat private restricties meer invloed hebben omdat mensen gemiddeld meer tijd doorbrengen op hun werkplek. Chaloupka en Saffer geven als verklaring dat het verschil ligt in het endogeniteits-probleem. De eerdere resultaten dat private restricties meer effect hebben zijn onjuist en eenzijdig. Echter, later onderzoek toont aan dat private restricties eveneens een significante en negatieve invloed hebben op de vraag (ook nadat gecorrigeerd is voor mogelijke endogeniteit).

In ‘The economics of smoking’ concludeert Chaloupka28 dat uit verschillende econometrische en overige studies blijkt dat restricties op roken zowel het percentage rokers laat dalen als de gemiddelde dagelijkse sigarettenconsumptie van rokers. Dit wordt eveneens beaamd door Chaloupka en Grossman en Chaloupka en Wechsler. Wasserman noemt concrete cijfers: hij verwacht dat van relatief weinig restricties (zoals liften, wachtkamers) tot verdergaande restricties (werkplekken) het totaal aan roken verminderd met 6%.

26 Chaloupka, Saffer, Clean indoor air laws and the demand for cigarettes, p7927 Chaloupka, Saffer, Clean indoor air laws and the demand for cigarettes, p8128 Chaloepka, The Economics of smoking p85

13

KanttekeningenHet gevaar bij het leggen van private restricties (werkplekken) is zelfselectie van werkplekken. Dat niet-rokers aangetrokken worden tot werkplekken waar niet gerookt mag worden en rokers andersom. Evans en zijn collega’s29 hebben hier onderzoek naar gedaan waarbij ze gekeken hebben naar wanneer werknemers kiezen voor een bedrijf waarbij de private restricties gelden. Nadat de auteurs hebben gecorrigeerd voor mogelijke zelfselectie, hebben ze gevonden dat restricties op roken de kans dat een volwassene rookt verlaagt met 5%. Daarnaast wordt de dagelijkse sigarettenconsumptie van rokers verlaagd met 10%. Als zodanig hebben Evans en zijn collega’s geconcludeerd dat vermindering in roken wat betreft werkenden en niet-werkenden, toegewezen kan worden aan het stijgende aantal bedrijven met private restricties.30

In hun paper ‘do workplace smoking bans reduce smoking’ worden wel de oorzaken van zelfselectie genoemd, maar niet het precieze effect van zelfselectie. Overigens wordt het nadeel van zelfselectie steeds minder omdat meer bedrijven private restricties opleggen aan hun werknemers. En wanneer op last van de overheid bedrijven verplicht zouden zijn om private restricties op te leggen, zal het effect van zelfselectie nihil zijn.

ConclusieRestricties kunnen onderverdeeld worden in publieke en private restricties, waar bij de laatste ook niet gerookt mag worden op de werkplek. Restricties zorgen voor een gezondheidsvoordeel en schonere lucht. Daarnaast verhoogt het indirect de prijs van roken en als laatste geeft het opleggen van restricties een signaal af dat roken niet gewenst is. Zowel publieke als private restricties hebben een significant en negatief effect op de vraag naar sigaretten. Het percentage rokers daalt en de consumptie sigaretten per roker daalt. Het is te verwachten dat het totaal aan roken verminderd met 6%. Een kanttekening bij deze interventie is dat het opleggen van private restricties kan leiden tot zelfselectie van werkplekken. Wanneer steeds meer bedrijven private restricties op gaan leggen of hiertoe verplicht worden door de overheid, zal dit gevaar verminderen omdat rokers minder mogelijkheden hebben.

1.4 Gezondheidsinformatie en (anti)-advertenties

In deze paragraaf wordt gekeken naar het effect van gezondheidsinformatie op roken. Sinds de jaren ‘50 is er aandacht voor het negatieve effect wat roken heeft op de gezondheid. De vraag is of deze informatie effect heeft op het rookgedrag van mensen. Daarnaast wordt in deze paragraaf gekeken naar het effect van advertenties (waarin rookwaren gepromoot worden) op rookgedrag en de rol van anti-advertenties daar in.

Gezondheidsinformatie op pakjes sigarettenEr komt steeds meer aandacht voor het effect van roken op de gezondheid. Rond de jaren 50 werd de link gelegd tussen roken en longkanker. Toen in 1964 het Spurgeon General Report verscheen waarin de negatieve gevolgen van roken werden beschreven, heeft dit volgens Warner31 geleid tot een directe daling van 5% wat betreft sigarettenconsumptie. Toen het negatieve effect van roken

29 Chaloepka, The Economics of smoking p8630 Chaloepka, The Economics of smoking p8731 Chaloepka, The Economics of smoking p81

13

bekend werd, heeft dit geleid tot maatregelen van de overheid, om deze informatie bekend te maken door middel van waarschuwingen op sigarettenpakjes. Door de tijd heen zijn deze waarschuwingen op sigarettenpakjes steeds sterker en prominenter geworden. Volgens de WHO (World Health Organisation) hebben kleine en onopvallende waarschuwingen met weinig specifieke gezondheidsinformatie geen effect. Daarentegen zijn sterke en directe waarschuwingen die opvallend zijn, wel effectief.32 Er is weinig econometrisch onderzoek gedaan, hieruit komt wel dat waarschuwingen leiden tot een klein negatief maar significant effect op sigarettenconsumptie. Viscussi33 verbindt hier de conclusie aan dat wanneer mensen gezondheidsinformatie horen en begrijpen, ze een rationele keuze maken wat betreft roken. Hij houdt er geen rekening mee dat sigaretten verslavende goederen zijn, het verslavende effect van roken wordt dan niet meer meegenomen. Anderzijds betrekken veel mensen het gezondheidsrisico niet op zichzelf. Vooral jonge, minder geschoolde mensen met een laag inkomen onderschatten het risico van roken. Dus of mensen daadwerkelijk een rationele keuze maken blijft een vraag.

Educatieve programma’sEr zijn meer mogelijkheden om ervoor te zorgen dat mensen weten welk effect roken heeft op de gezondheid, bijvoorbeeld via educatieve programma’s. Chaloepka34 noemt als voorbeeld dat men in de staat Californië een gedeelte van de winst ten gevolge van een belastingverhoging heeft gebruikt voor educatieve programma’s inclusief een grote mediacampagne. Deze grote campagne heeft tot gevolg gehad dat er minder gerookt werd in Californië, zo bewijzen Hu en zijn collega’s. 35 Hierbij moet wel onderscheid gemaakt worden tussen het effect van de belastingverhoging en het effect van de campagne. De elasticiteit van sigarettenverkoop, wat betreft uitgaven aan campagne is -0,05. Dit betekent dat wanneer de uitgaven aan campagne verhoogd worden, de verkoop van sigaretten zal dalen. Uitgedrukt in pakjes sigaretten, daalt het aantal pakjes per inwoner met 27 ten gevolge van de belastingstijging en met iets minder dan acht ten gevolge van de campagne. Hoewel een verhoging van de belasting dus meer effect heeft, hebben educatieve programma’s eveneens een negatief effect op de verkoop en daarmee de consumptie van sigaretten.

Invloed advertentiesEen andere manier om gezondheidsinformatie een prominente plaats te geven, is via anti-advertenties, advertenties tegen roken. Daarvoor is het eerst van belang te onderzoeken wat het effect is van advertenties op sigarettenconsumptie, in hoeverre zijn anti-advertenties noodzakelijk?

Sigaretten zijn één van de meest gepromote producten, er wordt veel geld uitgegeven aan advertenties en andere promotiemiddelen zoals reclame op televisie en radio, billboards, kranten, tijdschriften, internet of sponsoring van evenementen. In verschillende studies naar het effect van adverteren en promotie, worden verschillende conclusies getrokken.36 Volgens Andrews en Francke is er een significante relatie tussen adverteren en sigarettenconsumptie. Het positieve effect daalt echter door de tijd heen als gevolg van ontwikkelingen in de sigarettenmarkt. Anderzijds concludeert Duffy dat er geen relatie is tussen adverteren en de vraag naar sigaretten, er zijn volgens hem geen aanwijzingen dat adverteren en promoten invloed heeft op de totale sigarettenconsumptie.

32 Chaloepka, The Economics of smoking p8133 Chaloepka, The Economics of smoking p8634 Chaloepka, The Economics of smoking p8635 Chaloepka, The Economics of smoking p8336 Chaloepka, The Economics of smoking p69

13

Schmalensee concludeert eveneens dat er geen verband is tussen uitgaven aan adverteren en promoten en sigarettenconsumptie. Hij kijkt wel of uitgaven een endogene of exogene variabele zijn. Uitgaven aan adverteren kunnen namelijk een endogene variabele zijn. Wanneer er sprake is van een endogene variabele, wordt de desbetreffende variabele beïnvloedt door andere variabelen in het model. De variabele uitgaven aan advertenties kan bijvoorbeeld beïnvloedt worden door het niveau van de verkoop. Wanneer er sprake is van endogeniteit moet hiervoor gecorrigeerd worden, wanneer de mogelijke endogeniteit genegeerd wordt, leidt dit tot verkeerde resultaten. Schmalensee behandelt uitgaven aan advertenties als endogeen en vindt geen significant effect van uitgaven aan advertenties op sigarettenconsumptie. Al met al is er geen eenduidigheid tussen de verschillende onderzoeken. Deze kunnen verklaard worden door verschillen in data, design en empirische methoden. Een andere reden is dat er veel verschillende vormen zijn van adverteren, die allemaal verschillend effect hebben op de vraag naar sigaretten. Daarnaast hebben ook niet alle advertenties dezelfde tijdsduur. Algemene conclusie is dat uitgaven aan adverteren en promoten een klein of geen effect hebben op de sigarettenconsumptie.

Omdat advertenties waarin rookwaren en daarmee roken aangemoedigd wordt, geen of slechts een klein effect hebben op rookgedrag, kunnen we ons afvragen of anti-adverteren zin heeft. Enerzijds lijkt het niet direct noodzakelijk omdat advertenties weinig invloed uitoefenen. Anderzijds kunnen anti-advertenties los gezien worden van advertenties. Anti-advertenties kunnen misschien wel invloed hebben, als een advertentie geen invloed heeft betekent dat niet direct dat alle advertenties geen invloed hebben.

Anti roken-advertentiesHier worden de resultaten van verschillende onderzoeken weergegeven. Hierbij gaat het om de vraag of anti-advertenties effect hebben op het rookgedrag van mensen. Dit kan gebeuren door restricties te leggen op adverteren, restricties op de hoeveelheid en locatie van advertenties en anti-advertenties met bijv. gezondheidswaarschuwingen. Met anti-advertenties worden advertenties bedoeld die tegenovergesteld zijn aan advertenties, dus die roken afraden.

De studie van Goel37 gaat over het effect van de Master Settlement Agreement. Dit is een overeenkomst die in 1998 is gesloten tussen de overheid en de tabaksindustrie. In deze overeenkomst worden de afspraken wat betreft adverteren weergegeven, inclusief restricties. Goel onderzoekt de advertentie-elasticiteit van de vraag en kijkt daarbij of deze is veranderd na de MSA. Wanneer er sprake is van een lage advertentie-elasticiteit is het de vraag of anti-advertenties het investeren waard zijn. Wanneer er sprake is van een hoge advertentie-elasticiteit geldt het omgekeerde. Hij komt tot de conclusie dat het effect positief is, een groter aantal anti-advertenties leidt tot vermindering van de vraag naar sigaretten. Het is wel noodzakelijk om een langere periode te nemen omdat het tijd kost voordat anti-advertenties effect hebben. De advertentie-elasticiteit is relatief klein en varieert van 0,006 tot 0,07 in de verschillende modellen die Goel onderscheidt naar gelang het aantal dummy’s dat wordt toegevoegd. Zo voegt Goel een dummy MSA toe, die de waarde 1 heeft in de jaren na 1997 om het effect van de MSA mee te nemen, en die waarde 0 heeft in de jaren voor 1997. Daarnaast zijn er de jaren van zijn onderzoek (1975 – 2004) exogene veranderingen in

37 Goel, Cigarette advertising and U.S. cigarette demand: a policy assessment.

13

technologie en maatregelen van de overheid tegen roken. Daarom wordt de dummy YEAR toegevoegd, wat resulteert in een kleinere advertentie-elasticiteit.Vanwege de lage advertentie-elasticiteit adviseert Goel om minder aandacht te geven aan het onder controle houden van advertenties en het plaatsten van anti-advertenties. Het verhogen van de prijs van sigaretten heeft meer effect dan een verlaging in uitgaven aan advertenties, dus het reguleren van advertenties. Daarnaast duurt het een tijd voordat anti-advertenties effect hebben.Advertenties na de MSA, waarbij er restricties zijn gelegd op de mate van adverteren, zorgen voor een vermindering in roken. De veranderingen in advertenties, door de MSA, hebben dus een negatief effect op de vraag naar sigaretten, die kleiner wordt.

Het tweede onderzoek is een studie van Farrelly, Pechacek en Chaloupka.38 Deze studie gaat over meerdere programma’s om roken te verminderen. Deze programma’s variëren per staat, maar hebben allemaal één van de volgende componenten: televisie, radio of andere educatie campagnes, preventieprogramma’s op scholen, materialen om te stoppen met roken, subsidies om stoppen met roken te promoten, het beleid dat er niet gerookt mag worden in publieke plaatsen of het verhogen van de minimumleeftijd (toegang jongeren tot rookwaren). Voor deze paragraaf wordt alleen de informatie over anti-adverteren gebruikt.De meeste studies maken gebruik van trendanalyses waarbij niet gecontroleerd wordt voor andere veranderingen zoals veranderingen in belastingen en sigarettenverkoop tussen staten. Daarom maken Farelly, Pechacek en Chaloupka in hun studie gebruik van time-series om te kunnen controleren voor deze en andere relevante factoren. De afhankelijke variabele is sigarettenverkoop. Daarom is het belangrijk om te controleren voor sigarettenverkoop tussen landen. Deze verkoop kan optreden wanneer er een belastingverschil is tussen twee of meerdere landen. Wanneer dit effect niet meegenomen wordt, wordt de consumptie in landen met hoge belasting onderschat en in landen met een lage belasting overschat. Farelly en zijn collega’s hebben in hun onderzoek sigarettenverkoop tussen landen/staten gecorrigeerd. De aanname die ze hierbij gemaakt hebben is dat de verkoop afhangt van het belastingverschil tussen de staten, de grootte van de populatie die dicht bij de grens woont en de afstand van deze populatie naar het land met lagere belastingen.Farrelly en collega’s noemen eveneens de MSA in Californië en refereren aan het onderzoek van Hu en zijn collega’s.39 Wanneer uitgaven aan anti-adverteren stijgen leidt dit tot een verlaging in de consumptie van sigaretten per inwoner. De elasticiteit van het effect van uitgaven op de sigarettenconsumptie is -0,05. Ondanks de goede insteek om gebruik te maken van time-series en zo te controleren voor sigarettenverkoop tussen landen, geven de auteurs in hun studie geen uitwerking per interventie. Ze komen tot de algemene conclusie dat uitgaven aan programma’s om roken te verminderen een negatief effect hebben op tabaksgebruik.

Fairness doctrineNaast de MSA was er nog een grote campagne in de Verenigde Staten om roken te verminderen, namelijk de Federal Communications Commissions Fairness doctrine. Deze campagne vond eerder

38 Farrelly, Pechacek, Chaloupka The impact of tobacco control program expenditures on aggregate cigarette sales: 1981-2000.39 Farrelly, Pechacek, Chaloupka The impact of tobacco control program expenditures on aggregate cigarette sales: 1981-2000, p847

13

plaats dan de MSA, eind de jaren ’60. Van 1967 tot begin 1971 was het verboden om te adverteren via radio en televisie en er werden anti-roken boodschappen uitgezonden ter compensatie. Schneider40 komt tot de conclusie dat deze vorm van anti-advertenties leiden tot een vermindering in de sigarettenconsumptie per inwoner van 5%. Eveneens heeft deze campagne geleid tot een vermindering van het aantal jongeren dat rookt, zo blijkt uit onderzoek van Lewit.41

Niet economische argumentenNaast economische argumenten zijn er andere argumenten om invloed uit te oefenen op advertenties en daarnaast anti-advertenties te plaatsen. Een studie42 naar de invloed van advertenties op kinderen blijkt dat advertenties de aandacht trekken van kinderen. De mate van aandacht of interesse in advertenties zijn gecorreleerd met beginnen met roken en rookgedrag. Dit zou dus een argument zijn voor restricties op advertenties en anti-advertenties.

KanttekeningenHet nadeel van waarschuwingen met gezondheidsinformatie is dat ze alleen over specifieke nadelen gaan, zoals longkanker en roken tijdens de zwangerschap. Dit zijn niet de enige negatieve effecten van roken. Ten tweede is gebleken dat veel mensen de waarschuwingen niet op zichzelf betrekken. Ze geloven wel dat het gezondheidsrisico reëel is, maar hebben vaak een excuus om het niet op zichzelf toe te hoeven passen. Als laatste hebben anti roken-advertenties tijd nodig om effectief te zijn.

ConclusieSamengevat kan gezegd worden dat waarschuwingen met gezondheidsinformatie leiden tot een klein negatief maar significant effect op de sigarettenconsumptie. Een andere manier om te waarschuwen tegen de consumptie van sigaretten is via een educatieve campagne. Wanneer de uitgaven aan de campagne verhoogd worden, zal de verkoop van sigaretten dalen. Verder kunnen er restricties gelegd worden op de hoeveelheid en locatie van advertenties die sigaretten promoten. Het effect van advertenties is echter klein, conclusie is dat uitgaven aan advertenties en andere promotiemiddelen een klein of geen effect hebben op de sigarettenconsumptie. Wanneer er restricties opgelegd worden leidt dit wel tot een negatief effect, bij evaluatie van de Master Settlement Agreement. Er kunnen ook als beleidsmiddel anti roken-advertenties geplaatst worden. Deze leiden tot een vermindering in sigarettenconsumptie en een vermindering van het aantal jongeren dat rookt.

40 Chaloepka, The Economics of smoking p8241 Chaloepka, The Economics of smoking p6942 Chaloepka, The Economics of smoking p78

13

1.5 Verhoging minimumleeftijd verkoop sigaretten

Naast het verhogen van belastingen, het leggen van restricties op roken, het rookgedrag beïnvloeden door advertenties en het geven van gezondheidsinformatie, is er aandacht voor het verhogen van de minimumleeftijd van de verkoop van sigaretten. Dit is een vorm van restricties leggen, waarbij het niet gaat om schone lucht creëren zoals in een eerdere paragraaf, maar het doel is om ervoor te zorgen dat het voor jongeren lastiger is om te (beginnen met) roken. Hierbij kunnen er twee effecten onderscheiden worden. Als eerste wordt de leeftijd waarop jongeren beginnen met roken verhoogd, ten tweede is er een indirect effect op het rookgedrag van volwassenen.

Voordeel jongerenJongeren kunnen op verschillende manieren in aanraking komen met roken. Via ‘commercial sources’ of via ‘social sources’.43 Bij de eerste gaat het om directe aankoop in winkels, bij de ‘social sources’ krijgen jongeren sigaretten van anderen, of kopen vrienden, kennissen of andere relaties sigaretten voor hen. Toen in de Verenigde Staten de minimumleeftijd werd verhoogd naar 18 jaar, is de proportie van minderjarige rokers die gebruik maakte van ‘commercial sources’ in 8 jaar gedaald van 38,7% naar 18,8%. Deze verlaging geeft echter geen goed beeld van de verandering in sigarettenconsumptie omdat de proportie van minderjarige rokers die gebruik maakt van ‘social sources’ toenam van 16% naar 30%.

Wanneer de minimumleeftijd verhoogd wordt naar 21 jaar (in het geval van de Verenigde Staten) heeft dit als eerste invloed op de leeftijd waarop jongeren beginnen met roken. Volgens DiFranza en Coleman44 is het grootste voordeel van het verhogen van de minimumleeftijd dat jongeren minder gebruik maken van ‘social sources’ om sigaretten te verkrijgen. Hun verklaring is dat het voor minderjarigen lastiger is om meerderjarigen van 21 jaar en ouder te bereiken in vergelijking met iemand van 18 jaar. Zonder verhogen van de minimumleeftijd, is het voor een doorsnee middelbare scholier makkelijk om in contact te komen met een 18-jarige, echter een 21-jarige is lastiger te bereiken in hun sociale omgeving. Daarnaast zullen jongeren minder gebruik maken van ‘commercial sources’, althans zij zullen daar minder succes mee boeken. Bij het controleren op leeftijd door caissières worden er meer jongeren gecontroleerd die er jonger uit zien dan 21 jaar, dan in vergelijking met 18 jaar. Hierdoor wordt de toegang van jongeren tot sigaretten beter gecontroleerd.

Ahmad en Billimek45 hebben een model gemaakt om het effect van het verhogen van de minimumleeftijd te meten, hierbij hebben ze gekozen voor een periode van 75 jaar. Op die manier willen ze het effect van het verhogen van de minimumleeftijd op volwassenen in kaart brengen. Ze maken onderscheid tussen 15-17 jarigen en jongeren ouder dan 18. Bij de status quo wordt verondersteld dat er geen verandering optreedt in rookgedrag. Zoals in onderstaande tabel te zien is, heeft een verhoging van de minimumleeftijd een verlaging van het percentage rokers tot gevolg, waarbij dit effect het sterkst is bij 15- tot 17- jarigen. Overigens moet bij deze tabel opgemerkt

43 Ahmad, Billimek, Limiting youth access to tobacco: comparing the long-term health impacts of increasing cigarette excise taxes and raising the legal smoking age to 21 in the United States, p37944 Ahmad, Billimek, Limiting youth access to tobacco: comparing the long-term health impacts of increasing cigarette excise taxes and raising the legal smoking age to 21 in the United States, p38045 Ahmad, Billimek, Limiting youth access to tobacco: comparing the long-term health impacts of increasing cigarette excise taxes and raising the legal smoking age to 21 in the United States, p384

13

worden dat het gaat om het effect in 75 jaar, een relatief lange periode. Wanneer het effect bekeken wordt over 10 jaar, is de waarde aanzienlijk minder. Wel is in deze tabel te zien dat het verhogen van de minimumleeftijd niet alleen effect heeft op jongeren, maar ook op volwassenen.

Tabel 1 Percentage rokers in 207815-17 jaar >18 jaar

Status quo 22,1% 22,3%Interventie 7,5% 13,6%

Voordeel volwassenenHet tweede effect van het verhogen van de minimumleeftijd is het (indirecte) effect op het rookgedrag en daarmee de gezondheid van volwassenen. Wanneer de minimumleeftijd wordt verhoogd heeft dit een direct effect op degenen die niet beginnen met roken, maar ook een gezondheidsvoordeel voor degenen die later beginnen met roken. De slechte effecten van roken op de gezondheid worden hierdoor vertraagd. Omdat is gebleken dat 90% van de volwassenen die roken, zijn begonnen met roken voordat ze de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, zal het later beginnen met roken effect hebben op hun gezondheidsrisico. Op lange termijn zal dit voordeel steeds groter worden, als steeds meer mensen hun jeugd doorbrengen zonder sigaretten te roken. In bovenstaande tabel is te zien dat het percentage volwassen rokers in 75 jaar daalt van 22,3% tot 13,6%.

Wanneer de minimumleeftijd verhoogd wordt naar 21 jaar, zal de leeftijd waarop mensen beginnen met roken toenemen, jongeren gaan dus later in hun leven beginnen met roken. In onderstaande grafiek is het effect hiervan te zien. In de figuur wordt de kans weergegeven dat een jongere begint met roken op een bepaalde leeftijd. Ahmad en Billimek46 gaan uit van een verhoging van 3 jaar, dit is het gunstigste geval. Omdat het proces van beginnen met roken vertraagd wordt, zal de lijn opschuiven naar rechts. In dit scenario is het zo dat na het verhogen van de minimumleeftijd een 18-jarige dezelfde kans heeft om te beginnen met roken als een 15-jarige in de status quo. Jongeren

vanaf 21 jaar zullen dezelfde kans behouden omdat de verhoging van de minimumleeftijd voor hen niet relevant is. Ondanks dat het precieze effect niet precies bekend is, is het plausibel om te veronderstellen dat verhoging van minimumleeftijd de toegang van jongeren tot sigaretten verminderd en dat daardoor de leeftijdsspecifieke grens van het beginnen met roken opschuift.

Figuur 1 47

46 Ahmad, Billimek, Limiting youth access to tobacco: comparing the long-term health impacts of increasing cigarette excise taxes and raising the legal smoking age to 21 in the United States, p38347 Ahmad, Billimek, Limiting youth access to tobacco: comparing the long-term health impacts of increasing cigarette excise taxes and raising the legal smoking age to 21 in the United States, p383

13

Peer-effectEen ander aspect wat een rol speelt in het rookgedrag van jongeren is het peer-effect. Het peer-effect gaat er over dat het nut dat een individu ontvangt van het doen van een bepaalde activiteit, afhangt van de acties van andere individuen uit zijn referentiegroep of peer-groep.48 Het effect van een bepaalde interventie wordt beïnvloedt door deze sociale multiplier, die vooral sterk is bij jongeren omdat hun gedrag en nut sterk afhankelijk is van het gedrag van anderen. Wanneer jongeren later starten met roken of in mindere mate roken, heeft dit invloed op het rookgedrag van andere jongeren. Powell49 heeft gemeten dat de marginale impact van het peer-effect de waarde 0,5780 is. Dit betekent dat wanneer een jongere van een school waar niemand rookt, naar een school waar 25% van de jongeren rookt, de kans dat hij ook gaat roken stijgt met 14,5%. Het peer-effect speelt een significante rol in beslissingen die jongeren nemen over roken. Hoewel er geen exacte gegevens beschikbaar zijn welke invloed het verhogen van de minimumleeftijd heeft, kan er wel geconcludeerd worden dat de interventie indirect (via het peer-effect) invloed heeft op het aantal jongeren wat rookt. Wanneer het peer-effect meegenomen wordt, zal het effect van het verhogen van de minimumleeftijd nog groter zijn.

Kanttekeningen verhogen minimumleeftijdEr zijn enkele kanttekeningen te plaatsen bij deze interventie. Als eerste is het bij het uitvoeren van deze interventie van belang dat leveranciers van sigaretten strikt toezicht houden. Het nadeel voor de leveranciers is dat dit zorgt voor extra kosten, bijvoorbeeld caissières die tijd kwijt zijn aan het controleren van identiteitsbewijzen of paspoorten. Leveranciers ontvangen geen directe baten terwijl ze wel de kosten van het extra toezicht moeten dragen. Ten tweede zal het verhogen van de minimumleeftijd het gebruik van alternatieve tabakswaren doen stijgen. Daarom is het van belang dat een verhoging van de minimumleeftijd voor alle tabakswaren geldt omdat het anders geen effect heeft.Ten derde kunnen minderjarigen altijd toch via ‘social sources’ aan sigaretten komen, dit is nooit uit te sluiten. Zo is na het verhogen van de minimumleeftijd naar 18 jaar gebleken dat het aantal jongeren dat via ‘social sources’ aan sigaretten komt is gestegen van 16% naar 30%. Wel is het zo dat het voor jongeren moeilijker gaat naarmate de minimumleeftijd hoger ligt en dat ook de hoeveelheid sigaretten die zij op deze manier verkrijgen zal dalen, waardoor de consumptie lager zal zijn.

ConclusieWanneer de minimumleeftijd verhoogd wordt, wordt de leeftijd waarop jongeren beginnen met roken hoger. Voor hen is het moeilijker om van zowel ‘social’ als ‘commercial sources’. Dit leidt tot een verlaging van het percentage rokers. Daarnaast heeft het verhogen van de minimumleeftijd indirect effect op het rookgedrag van volwassenen. Omdat men later begint met roken, worden de negatieve gezondheidseffecten vertraagd. Dit voordeel zal door de tijd heen steeds groter worden. Ook is het peer-effect belangrijk bij jongeren. Het peer-effect gaat er over dat het nut dat een individu ontvangt van het doen van een bepaalde activiteit, afhangt van de acties van andere individuen uit zijn referentiegroep of peer-groep. Omdat het gedrag van jongeren sterk afhankelijk is van anderen, zal dit het negatieve effect van het verhogen van de minimumleeftijd groter maken.

48 Powell, Tauras, Ross, The importance of peer effects, cigarette prices and tobacco control policies for youth smoking behavior, p95149 Powell, Tauras, Ross, The importance of peer effects, cigarette prices and tobacco control policies for youth smoking behavior, p961

13

1.6 Conclusie

Om de verschillende interventies met elkaar te vergelijken, is het goed om te kijken naar de voor- en nadelen per interventie.

BelastingenBij het verhogen van belastingen, is het eerste voordeel dat er een groot gezondheidsvoordeel optreedt. Ten tweede is het een populair beleidsmiddel vanwege het dubbele effect: hogere belastingen, en daarmee hogere prijzen, ontmoedigt mensen om te beginnen met roken en moedigt rokers aan om te stoppen met roken. Ten derde is het voordelig voor de staatsopbrengsten, vanwege hogere belastingen komt er meer geld binnen. Een nadeel van het verhogen van belastingen is dat de verhoging kan leiden tot vorming van een zwarte markt of sigarettensmokkel. Wanneer een naburig land een lager belastingtarief heeft, zal dit ertoe leiden dat rokers daar sigaretten gaan kopen omdat daar goedkopere sigaretten beschikbaar zijn. Het tweede nadeel is dat de belastinglast voor arme mensen groter is dan voor rijke mensen vanwege het proportionele tarief. Als laatste zijn er hoge kosten verbonden aan het doorvoeren van een belastingwijziging.

Het verhogen van de belastingen is een effectieve interventie wanneer de overheid sigarettenconsumptie wil verminderen. De prijselasticiteit van de vraag laat zien dat wanneer de prijs van sigaretten stijgt, de consumptie zal dalen. Daarnaast zullen er minder mensen overlijden ten gevolge van roken.

Het verhogen van belastingen is een goede keuze wanneer de overheid een groot effect wil bereiken. In vergelijking met andere interventies, is het verhogen van de belasting het meest effectief in het reduceren van roken.

Restricties op rokenHet voordeel van deze interventie is dat smokkel hier niet van toepassing is. Daarnaast beïnvloedt het opleggen van restricties niet alleen het gedrag van rokers, maar is het ook voordelig voor anderen. Vanwege het rookverbod zal de lucht in publieke plaatsen schoner zijn, dit betekent een gezondheidsvoordeel voor de omgeving. Ten derde geeft de overheid met deze interventie een signaal af dat roken niet gewenst is. Door de jaren heen kan de norm wat betreft roken veranderen. Het nadeel van deze interventie is, in vergelijking met het verhogen van de belasting, dat het effect op de vraag en consumptie van sigaretten kleiner is. Een tweede nadeel is dat er, net als bij het verhogen van de minimumleeftijd, streng toezicht moet worden gehouden op de naleving van de restricties. Zowel op rokers als op bijv. café-eigenaren. Dit toezicht brengt onvermijdelijk hoge kosten met zich mee.

Het leggen van restricties zorgt ervoor dat de kosten van roken hoger worden (niet in monetaire prijs, maar wel in de tijd en moeite die het kost om bijv. vanaf de werkplek naar buiten te gaan om te kunnen roken), waardoor de consumptie zal dalen. Daarnaast is er een gezondheidsvoordeel voor de omgeving. Het opleggen van restricties is daarom een effectieve interventie wanneer de overheid sigarettenconsumptie wil verminderen en de volksgezondheid wil verbeteren.

13

Het leggen van restricties op roken is een goede keuze wanneer de overheid niet alleen gericht is op rokers, maar ook op de volksgezondheid inclusief de gezondheid van niet-rokers.

Gezondheidsinformatie en advertentiesHet voordeel van waarschuwingen met gezondheidsinformatie is dat ze relatief makkelijk te plaatsen zijn, bijvoorbeeld op pakjes sigaretten. De waarschuwingen met de negatieve effecten van roken zorgen ervoor dat de kosten van roken stijgen. In tegenstelling tot het verhogen van de minimumleeftijd, gaat het bij waarschuwingen over kosten op de lange termijn. Nadelig is dat deze waarschuwingen vaak over specifieke risico’s gaan zoals longkanker. Roken is sowieso ongezond en waarschuwingen moeten dus breder zijn. Een nadeel daar aan gerelateerd is dat mensen waarschuwingen vaak niet op zichzelf betrekken. Een ander nadeel is dat anti roken-advertenties tijd nodig hebben voordat ze effect hebben op de consumptie van sigaretten.

Waarschuwingen op sigarettenpakjes hebben een negatief effect op de consumptie, hoewel dit effect tijd nodig heeft. Educatieve campagnes hebben eveneens een negatieve invloed op de consumptie van sigaretten. Anti-advertenties leiden tot een vermindering van de sigarettenconsumptie en tot een vermindering van het aantal jongeren wat rookt. Alle genoemde middelen zijn effectief.

Gezondheidswaarschuwingen is een interventie die relatief makkelijk uit te voeren is. Verder kan de overheid educatieve programma´s ontwikkelen specifiek voor een bepaalde doelgroep. Nadeel is dat deze interventies tijd kosten voordat ze effectief zijn. Er moet dus sprake zijn van een lange termijn plan.

Verhogen minimumleeftijdHet voordeel van het verhogen van de minimumleeftijd is dat dit op nationaal niveau ingevoerd wordt. Het gevaar van smokkel of ontwijking is niet aanwezig. Een voordeel is dat voor jongeren de kosten van roken wel omhoog gaan omdat het moeilijker is om aan sigaretten te komen, maar een nadeel is dat dit slechts op de korte termijn betekenis heeft. Immers, wanneer de minimumleeftijd bereikt is, vallen deze extra kosten weg. Daarnaast moeten leveranciers strikt toezicht houden op de naleving van deze interventie. Als laatste kunnen jongeren via ‘social sources’ altijd aan sigaretten komen en zo de minimumleeftijd omzeilen. Wel zal dat moeilijker worden en zal de hoeveelheid sigaretten die zij op deze manier verkrijgen, dalen.

Het verhogen van de minimumleeftijd zorgt eveneens voor een stijging van de kosten van roken. Voor minderjarigen wordt het moeilijker om aan sigaretten te komen en een verhoging van de minimumleeftijd zorgt, ondanks genoemde nadelen, voor een vermindering in de sigarettenconsumptie.

Deze interventie kan de overheid toepassen wanneer ze zich specifiek op jongeren wil richten. Ook hierbij is er sprake van een lange termijn effect. Maar door dat lange termijn effect zal het de sigarettenconsumptie onder volwassenen eveneens afnemen.

Verdere aanbevelingen wat betreft de interventies zullen gegeven worden in hoofdstuk 3.

13

Hoofdstuk 2 Alcohol

2.1 Inleiding

Het drinken van alcohol heeft voor- en nadelen. Het geeft plezier aan de gebruiker en speelt een rol in sociale contacten. Echter, overmatig gebruik van alcohol heeft veel nadelen zoals negatieve effecten op de gezondheid, verminderde productiviteit of meer afwezigheid, geweld en misdaad, verkeersongelukken en vroegtijdig overlijden. In de ontwikkeling van effectieve interventies om de alcoholmarkt te beïnvloeden, speelt economie geen grote rol in de onderzoeken die worden gehouden. Daarom is het effect van een interventie meestal niet uitgedrukt in een verandering in consumptie, maar veelal in nadelen van alcohol (zoals aantal alcohol-gerelateerde verkeersongelukken). Wanneer het effect wel wordt uitgedrukt in een verandering in consumptie, wordt dit meestal niet uitgedrukt in een percentage, maar wordt alleen vermeld of het effectief is of niet. Daarnaast was het lastig om verschil in effectiviteit wat betreft gematigde drinkers en frequente drinkers te beschrijven. Wanneer hierover werd geschreven in de papers heb ik het vermeld, maar niet voor alle interventies heb ik dit onderscheid kunnen maken.

2.2 Belastingen

In tegenstelling tot belastingen op rookwaren, is de overheid over het algemeen terughoudend wat betreft belastingen op alcohol. Omdat niet alle mensen die alcohol drinken verslaafd zijn en daarom niet ontmoedigd hoeven te worden om alcohol te drinken. Een belastingverhoging zou daarmee onterecht negatieve gevolgen hebben. Het verhogen van belastingen is een onderbelichte interventie. Landen zoals Australië en het Verenigd Koninkrijk gebruiken belastingen om alcohol-gerelateerd geweld in te dammen. Verder zijn er veel landen die niets doen met belastingen. In de Verenigde Staten is de reële prijs van alcohol zelfs gedaald door de tijd heen. Het enige wat deze trend tijdelijk doorbrak was een belastingverhoging in 1991. Wanneer verondersteld wordt dat alcohol een naar beneden lopende vraagcurve heeft, zorgt een dalende prijs voor meer alcoholconsumptie, verslaving en andere problemen die gerelateerd zijn aan alcoholgebruik. Doran en Jainullabudeen50 noemen twee (economische) redenen voor een belastingverhoging. De eerste reden is om te corrigeren voor marktfalen, omdat de negatieve externaliteiten van alcohol niet in de prijs zijn inbegrepen. Ten tweede kunnen belastingen zorgen voor winst voor de overheid. Naast deze economische redenen is de vraag of een belastingverhoging de alcoholconsumptie zal verlagen. In deze paragraaf wordt dit effect onderzocht. Opmerkelijk is dat er vooral literatuur te vinden is over het effect op het alcoholgebruik van jongeren. Voor volwassenen is weinig specifieke literatuur te vinden. Waarschijnlijk is er meer onderzoek gedaan naar jongeren omdat overmatig alcoholgebruik vooral onder jongeren voorkomt en bij jongeren voor meer negatieve (gezondheids)gevolgen zorgt.

Soort goedDe eerste vraag is of alcohol een verslavend goed is, dit heeft immers consequenties voor de omvang van het effect wat een prijsverhoging zal hebben. Chaloupka, Grosmann en Saffer beschrijven in hun 50 Doran, Jainullabudeen, Economic efficiency of alcohol policy, p352

13

paper51 het rational addiction model. De consumptie van verslavende goederen wordt niet alleen beïnvloedt door hun nut, maar ook door nut uit het verleden. Een stijging in vroegere consumptie van een verslavend goed zorgt voor een stijging in de huidige consumptie van het betreffende goed. Het model voorspelt ook dat de korte termijn prijselasticiteit kleiner is dan de lange termijn prijselasticiteit. Bij de eerste wordt eerdere consumptie als vast verondersteld, terwijl die bij de laatste mag variëren. Wanneer de prijs stijgt in jaar 1, verminderd de consumptie in jaar 1. Vanwege het verslavende karakter wordt verondersteld dat de consumptie in jaar 2 en verder ook minder wordt waarbij de vermindering groter is dan in jaar 1. De lange termijn elasticiteit is dus groter dan de korte termijn elasticiteit.

EffectBij het beschrijven van het effect van belastingverhoging wordt onderscheid gemaakt tussen jongeren en de populatie in het algemeen.

AlgemeenBij het bepalen van de prijselasticiteit kan er onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten alcohol namelijk bier, wijn en sterke drank. De prijselasticiteit gemeten door Leung en Phelps52 zijn respectievelijk -0,3, -1,0 en -1,5. Hieruit kan afgeleid worden dat bier minder prijsgevoelig is naar aanleiding van verandering in prijs, terwijl wijn en sterke drank sterk reageren op een prijsverandering. Een verhoging van de belasting heeft dus niet voor iedere soort alcohol hetzelfde effect. Hier moet rekening mee worden gehouden wanneer gekeken wordt naar de effectiviteit van een interventie.Een verhoging van de prijs zorgt voor een vermindering in overmatig alcoholgebruik en een vermindering in de mate van afhankelijkheid. Daarnaast daalt het aantal verkeersongelukken. Ook daalt het geweld als gevolg van een te grote alcoholconsumptie.Holder noemt in zijn paper het effect van een belastingverhoging van 10% en maakt daarbij onderscheid tussen Zuid-Europa, Centraal Europa en Noord-Europa. De vermindering in alcoholconsumptie is het grootste in Noord-Europa, namelijk 8%, in Centraal Europa 5% en in Zuid-Europa 2%. Hierbij moet opgemerkt worden dat er niet is gecorrigeerd voor alcohol inkoop en verkoop tussen landen. Het verhogen van belastingen heeft dus niet in ieder land hetzelfde effect. Het verschil in prijselasticiteit kan vooral verklaard worden door inkomensverschillen tussen betreffende delen van Europa.53 Helaas heb ik weinig specifieke papers gevonden over het precieze effect van een prijsverhoging op de vraag van volwassenen. In het algemeen wordt gesteld dat een verhoging van de prijs een vermindering van de vraag tot gevolg heeft. Verder verschilt de prijselasticiteit per soort alcohol en kan er onderscheid gemaakt worden tussen landen, waarbij het verschil in prijselasticiteit per land verklaard kan worden door inkomensverschillen.

JongerenHet is belangrijk om de prijselasticiteit specifiek voor jongeren te weten, hier zijn verschillende redenen voor. Als eerste hebben jongeren meer alcohol gerelateerde problemen, bijvoorbeeld door het autorijden met een te hoog alcoholpromillage. Fatale auto-ongelukken zijn doodsoorzaak nummer één voor mensen onder de 35 jaar. In meer dan de helft van die fatale auto-ongelukken is

51 Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems.52 Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems, p2553 Holder, Effective alcohol policy, p260 en p263

13

alcohol in het spel. Verkeerd gebruik van alcohol en afhankelijkheid van alcohol komen het meest voor bij jongeren tussen de 18 en 29 jaar. Als laatste is het belangrijk om de prijselasticiteit voor jongeren te onderzoeken omdat misbruik van alcohol als jongere gerelateerd is aan alcoholmisbruik in het verdere leven. Wanneer interventies gericht zijn op jongeren, hebben deze het meeste effect op de gehele samenleving.Uit onderzoek van Coate en Grossman54 blijkt dat bierconsumptie een inverse relatie heeft tot de prijs van bier. Coate en Grossman hebben jongeren onderverdeeld in 3 groepen: in frequente drinkers (consumeren minder dan 1x per week bier), tamelijk frequente drinkers (consumeren 1 tot 3 keer per week bier) en frequente drinkers (consumeren 4 tot 7 keer per week bier). Uit hun analyse volgt dat een hogere prijs zorgt voor een vermindering in fractie van de drie soorten drinkers. De fractie van tamelijk frequente en frequente drinkers daalt het meest.Laixuthai en Chaloepka55 hebben verder geborduurd op het onderzoek van Coate en Grossman. Ook zij komen tot de conclusie dat een hogere belasting op bier de frequentie van jongeren die drinken verlaagt. Ook wordt de kans op zwaar/overmatig alcoholgebruik verminderd. Grossman en zijn collega’s56 hebben het verslavende aspect van alcohol meegenomen in hun onderzoek onder jongvolwassenen van 17 – 29 jaar. Daaruit volgt dat de een prijsstijging het aantal alcoholische drankjes die geconsumeerd worden, verminderd. Het blijkt dat alcohol in deze leeftijdscategorie verslavend is omdat huidig alcoholgebruik afhangt van vroegere alcoholconsumptie. Ook heeft huidig alcoholgebruik weer consequenties voor toekomstig alcoholgebruik.Omdat alcohol een verslavend goed is, heeft dit consequenties voor het effect wat een verhoging van de prijs heeft op alcoholgebruik. Wanneer het verslavende effect niet meegenomen wordt is de gemiddelde elasticiteit van de vraag -0,29. Wanneer het verslavende effect verrekend wordt is de elasticiteit -0,65, meer dan twee keer zo hoog. Ook is de lange termijn prijselasticiteit hoger dan de korte termijn prijselasticiteit wat overeenkomt met het rational addiction model en wijst op het verslavende karakter van alcohol in deze leeftijdscategorie.

De conclusie is dat een prijsstijging door middel van het verhogen van de belasting een negatieve invloed heeft op de consumptie van alcohol. Wanneer de prijs omhoog gaat, gaat de hoeveelheid geconsumeerde alcohol omlaag. Wanneer er geen rekening wordt gehouden met het verslavende karakter van alcohol, wordt het effect onderschat. Omdat alcohol verslavend is, is de prijselasticiteit hoger en heeft een prijsstijging meer effect op de alcoholconsumptie.Het verhogen van de alcoholprijs heeft ook effect op het aantal auto-ongelukken. Saffer en Grossman57 concluderen dat er een vermindering in fatale ongelukken is, waarbij jongeren van 18-20 jaar oud zijn betrokken, van 15%. Daarnaast heeft het verminderen van de consumptie van alcohol gezondheidseffecten. Het vermindert ziekte, schade en overlijden gerelateerd aan alcoholgebruik en verslaving. Als laatste zorgt verlaging van de alcoholconsumptie voor minder alcohol-gerelateerd geweld en andere misdaden.

Gematigd vs. overmatig drankgebruik54 Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems, p2655 Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems, p2656 Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems, p2857 Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems, p30

13

Chaloupka en Wechsler hebben onderzoek gedaan naar overmatig alcoholgebruik onder jongeren waarbij minderjarigen (<21 jaar) werden vergeleken met personen ouder dan 21 jaar. Daarbij hebben ze gekeken naar het verschil in prijselasticiteit tussen overmatig alcoholgebruik en gematigd alcoholgebruik. Overmatig alcoholgebruik is gedefinieerd als meer dan vijf alcoholconsumpties voor mannen per keer en meer dan vier alcoholconsumpties voor vrouwen. De resultaten zijn te zien in onderstaande tabel.58

Tabel 2

Minderjarigen >21 jaar

Prijselasticiteit Drankgebruik Overmatig drankgebruik

Drankgebruik Overmatig drankgebruik

Mannen - 0.072 0.054 - 0.068 - 0.141

Vrouwen - 0.18 - 0.231 - 0.052 - 0.18

Bij deze tabel moet de kanttekening worden gemaakt dat de gegevens zijn gebaseerd op de prijs. Echter, jongeren uit de sample zijn studenten van middelbare scholen of universiteiten waar overmatig drankgebruik vooral voorkomt op feesten waar alcohol gratis is of in lokale cafés waar alcohol tegen een laag tarief aangeboden wordt. Verder zal de prijselasticiteit groter zijn dan hierboven, gegeven het verslavende karakter van alcoholconsumptie. Daarnaast is in de tabel te zien dat de prijselasticiteit iets groter is in het geval van overmatig drankgebruik. Bij minderjarige mannen is er een klein positief effect. Als laatste zijn vrouwen gevoeliger voor prijs dan mannen (uitgezonderd bij gematigd drankgebruik >21 jaar) wat in tegenstelling is tot de bevindingen bij roken.

KanttekeningenNet als bij een belastingverhoging op sigaretten en andere rookwaren, zijn er bij belasting op alcohol dezelfde bezwaren. Namelijk alcohol inkoop en verkoop tussen landen, een hoge belastinglast voor de armeren, gegeven dat die meer alcohol consumeren59 en de hoge kosten voor het doorvoeren van een belastingwijziging. Wanneer het specifieke doel is om alcoholgebruik onder mensen met een laag inkomen te verminderen, wordt het gegeven nadeel een voordeel. Een andere kanttekening is dat een kleine alcoholconsumptie gezond is, in tegenstelling tot sigarettenconsumptie. Wanneer er belasting wordt geheven op alcohol, is dat ook nadelig voor degenen die op een goede manier met alcohol omgaan.

ConclusieBelastingen zijn onterecht een ondergeschoven middel om de alcoholconsumptie en negatieve gevolgen daarvan in te dammen. Belastingen zijn een erg effectief middel om de alcoholconsumptie te verlagen. Alcohol is vooral bij jongeren, een verslavend goed. Dat betekent dat het effect van een

58 Chaloupka, Wechsler, Binge drinking in college: the impact of price availability and alcohol control policies, p118 en p11959 Doran, Jainullabudeen, Economic efficiency of alcohol policy , p351

13

prijsverhoging des te groter is omdat de toekomstige consumptie wordt beïnvloedt door de huidige consumptie. Een belastingverhoging heeft een negatief effect op de consumptie van zowel bier, wijn als sterke drank, waarbij de vermindering het grootst is bij de laatste twee. Wanneer er gekeken wordt naar de leeftijdscategorie 18-29 jaar is de prijselasticiteit groter wanneer er gecorrigeerd wordt voor het verslavende karakter van alcohol. Prijsverhoging zorgt voor een lagere alcoholconsumptie, minder fatale alcohol-gerelateerde verkeersincidenten, minder ziekte, schade, overlijden en verslaving ten gevolge van de consumptie van alcohol.

2.3 Gezondheidsinformatie en anti-alcohol campagnes

In deze paragraaf wordt gekeken naar het effect van waarschuwingen, die onder andere gezondheidsinformatie kunnen bevatten, op alcoholflessen en advertenties. Er zijn verschillende landen waar het verplicht is om een gezondheidsinformatie te vermelden op alcoholflessen. Zo is het in de Verenigde Staten verplicht om waarschuwingen te vermelden over het risico van alcoholgebruik in combinatie met autorijden en zwangerschap. Waarschuwingen kunnen leiden tot meer besef van de kosten en nadelen die het drinken van alcohol met zich meebrengen. In deze paragraaf zullen als eerste de verschillende typen waarschuwingslabels worden beschreven, daarna wordt gekeken naar het effect van de aanwezige waarschuwingslabels. Ook wordt gekeken naar het effect van educatieve programma’s en anti-alcohol campagnes.

Verschillende informatielabelsDe informatie die op het label vermeld staat kan verschillende vormen aannemen en op verschillende locaties worden vertoond, die achtereenvolgens worden genoemd.Als eerste kan het informatie bevatten over de inhoud van de fles, zoals de hoeveelheid, percentage alcohol, voedingswaarde, ingrediënten en uitspraken over de kwaliteit van de ingrediënten of productiemethode. Overheden eisen doorgaans dat de hoeveelheid en het percentage alcohol vermeld worden. Het kan ook juist verboden worden, met de gedachtegang dat wanneer het een relatief laag percentage is, dat mensen aanzet om alcohol met een hoger percentage alcohol te nemen. In de meeste ontwikkelde landen is het verboden om positieve gezondheidsclaims (iets als ‘alcohol is gezond’) te vermelden in advertenties of op flessen. Ten tweede zijn er waarschuwingen die gaan over gezondheid. Dit zijn statements over hoe men op een normale manier met alcohol omgaat en waarschuwingen over specifieke effecten van alcohol zoals tijdens de zwangerschap, waarschuwingen over algemene effecten van alcohol zoals gezondheidsproblemen. Naast verschillende waarschuwingen zijn er verschillende locaties. Ten eerste op de fles of verpakking. Dit heeft als voordeel dat de boodschap gezien wordt door degenen die alcohol consumeren. Echter, degenen die alleen in restaurants of cafés alcohol consumeren (is een minderheid) krijgen de waarschuwing niet onder ogen. Ten tweede kan er een waarschuwing geplaatst worden op plaatsen waar alcohol verkocht wordt. Vroeger werd in elk Zweeds klaslokaal een waarschuwingsposter gehangen. Hoewel dit niet meer gebeurd, is het op sommige plaatsen verplicht om een waarschuwing te plaatsen.Als laatste kunnen er waarschuwingen geplaatst worden als advertentie: op billboards, kranten, tijdschriften et cetera.

Effect waarschuwingen

13

Waarschuwingen zijn een relatief populair middel, niet alleen volgens de overheid maar ook volgens de bevolking. In Europa is 47% het totaal eens en 30% geheel eens met de verplichting tot waarschuwingen op alcoholflessen. Uit een gehouden poll blijkt dat 13% van de respondenten minder alcohol koopt wanneer er waarschuwingen op de producten zijn.60 Nu is 13% geen hard bewijs omdat het slechts uit een poll komt. Een studie van Stockwell laat zien dat in de Verenigde Staten waarschuwingen wel steeds meer opgemerkt worden, maar geen effect hebben op alcohol-gerelateerd gedrag.61 Hij concludeert dat waarschuwingen minimaal tot geen effect hebben op het drinkgedrag van mensen. Dit komt volgens Ferrence doordat waarschuwingen niet specifiek genoeg en dubbelzinnig zijn.62 Ondanks dat waarschuwingen weinig tot geen effect hebben, pleit Stockwell vóór waarschuwingen. Gezien de lage kosten en het feit dat er geen negatieve consequenties zijn, is het niet nadelig om waarschuwingen te plaatsen.

In de Verenigde Staten is het verboden om positieve gezondheids-gerelateerde statements in advertenties of op flessen te zetten. Dit omdat er wel degelijk gezondheidsrisico’s zijn, ook bij matig alcoholgebruik. Daarnaast treden de positieve gezondheidseffecten van matig alcoholgebruik niet bij iedereen op, maar bij een bepaald deel van de populatie. Ook zijn er veel mensen die juist afstand moeten nemen of minder moeten gaan drinken. Daarbij komt dat positieve gezondheidsstatements de waarschuwingen van de overheid ondermijnen.

Educatieve programma’sEen voorbeeld van een educatief programma is voorlichting die wordt gegeven op scholen om zo de houding van jongeren ten opzichte van alcohol te veranderen. Hierbij wordt ingegaan op het effect en de gevaren van alcoholgebruik. Echter, uit onderzoek is gebleken dat deze programma’s geen effect hebben. Er kan wel kennis over alcohol overgebracht worden, maar ze hebben geen invloed op de daadwerkelijke consumptie van alcohol.63 Er wordt een voorbeeld gegeven van Australisch onderzoek. Het ‘school health and alcohol harm reduction project’, met als doel om alcohol-gerelateerde nadelen of schade te verminderen. De intervention groep kreeg acht tot tien lessen over alcohol toen ze 13 jaar waren en twaalf lessen op 14-jarige leeftijd. In de volgende acht maanden, consumeerden zij minder alcohol (31% verschil tussen de alcoholconsumptie van de interventie- en controlegroep). Echter, 17 maanden na de interventie was er nog maar een verschil van 9%. Er is dus een klein effect in het begin, maar door de tijd heen verdwijnt dit effect.64 Ook Doran en Jainullabudeen concluderen dat educatieve programma’s op scholen geen effectief middel is om alcohol-gerelateerde nadelen te verminderen en vinden het onterecht dat het geven van educatieve programma’s op scholen een populaire interventie is.65

Anti-alcohol campagnes

60 Wilkinson, Room, Warnings on alcohol containers and advertisements: international experience and evidence on effects, p43161 Wilkinson, Room, Warnings on alcohol containers and advertisements: international experience and evidence on effects, p43162 Wilkinson, Room, Warnings on alcohol containers and advertisements: international experience and evidence on effects, p4363 Holder, Effective alcohol policy, p25464 Holder, Effective alcohol policy, p25565 Doran, Jainullabudeen, Economic efficiency of alcohol policy, p351

13

Naast waarschuwingen op alcoholflessen en educatieve programma’s, kunnen er anti-alcohol advertenties worden geplaatst. Deze gaan direct in tegen advertenties die alcohol promoten. Hiermee worden mensen bewust gemaakt van de tactieken die de alcoholindustrie gebruikt om alcohol te promoten. In de meeste landen worden niet veel anti-advertenties geplaatst, deze zijn slechts een kleine fractie van het totale aantal alcohol advertenties. Daarnaast is de kwaliteit vaak slecht. Een studie die gehouden is in Frankrijk, laat zien dat anti-advertenties minder effect hebben dan alcohol advertenties. Echter, anti-alcohol advertenties kunnen wel de aandacht vestigen op de problemen ten gevolge van alcoholgebruik. In individueel alcoholgebruik wordt geen verandering gezien als gevolg van anti-advertenties, maar anti-advertenties kunnen wel de populatie in het algemeen beïnvloeden door aandacht te vragen voor de negatieve gevolgen van roken, of aandacht voor een nieuwe interventie. Daarvoor kunnen anti-advertenties wel gebruikt worden, waarbij het meer gaat om een verandering in denken en wellicht op de lange termijn zorgt voor een vermindering in alcoholgebruik.66

Restricties op advertentiesAdvertenties waarin alcohol aangeprezen wordt, zorgen ervoor dat het alcoholgebruik stijgt. Alcohol advertenties leiden tot positieve verwachtingen en een positieve houding ten opzichte van alcohol. Er is dus een relatie tussen de mate van adverteren en drinkgedrag. Dus wanneer er restricties worden gelegd op adverteren en andere promotiemiddelen die alcohol aanprijzen, leidt dit tot een vermindering van de nadelen ten gevolge van het drinken van alcohol.67

ConclusieHet geven van gezondheidsinformatie kan via waarschuwingen op alcoholverpakkingen, educatieve programma’s op scholen en anti-alcohol advertenties. Waarschuwingen hebben geen effect op het alcoholgebruik. Echter, er is wel een stijging in de mate waarin waarschuwingen opgemerkt worden. Educatieve programma’s op scholen hebben eveneens geen effect op het alcoholgebruik van jongeren. Wel stijgt de kennis over de risico’s van alcoholgebruik, hier wordt echter het alcoholgebruik niet door beïnvloed. Anti-alcohol advertenties hebben geen effect op de individuele alcoholconsumptie. In het algemeen kan worden opgemerkt dat gezondheidsinformatie wel opgemerkt wordt, maar men past daar de alcoholconsumptie niet op aan. Wanneer de overheid restricties legt op het aantal advertenties en andere promotiemiddelen, leidt dit tot een vermindering van de nadelen als gevolg van alcoholconsumptie.

2.4 Minimum leeftijd verkoop alcohol

In de Verenigde Staten is het verhogen van de minimumleeftijd één van de belangrijkste interventies om overmatig alcoholgebruik te verminderen. Dit begon al in 1976 toen de staat Minnesota de minimumleeftijd voor het drinken van alcohol verhoogde van 18 naar 19 jaar. In 1988 werd in alle staten de minimumleeftijd verhoogd naar 21 jaar. De vraag is of het deze interventie terecht de belangrijkste interventie is. Hierbij wordt gekeken of het verhogen van de minimumleeftijd effect heeft op de consumptie van alcohol.Het verhogen van de minimumleeftijd heeft tot gevolg dat de kosten om alcohol te drinken hoger worden. Het is voor jongeren immers moeilijker om aan alcohol te komen.66 Holder, Effective alcohol policy, p25267 Holder, Effective alcohol policy, p287

13

EffectVerschillende studies laten zien dat verandering in de minimumleeftijd effect heeft op het drinkgedrag van jongeren en alcohol-gerelateerde nadelen zoals verkeersongelukken. Wanneer de minimumleeftijd van 18 naar 21 jaar gaat, leidt dit tot een vermindering van verkeersongelukken die ’s nachts plaatsvinden van 11% tot 16%. Verder zijn veranderingen in de minimumleeftijd gerelateerd aan het aantal opnames in ziekenhuizen.68 Ook Chaloupka, Grossman en Saffer concluderen dat er een inverse relatie is tussen bierconsumptie en de minimumleeftijd. Wanneer de minimumleeftijd verhoogd wordt, zal de consumptie van bier dalen. Jongeren werden verdeeld in drie groepen: infrequente drinkers (die minder dan 1x per week bier drinken), gemiddelde drinkers (die 1-3x per week bier drinken) en frequente drinkers (die meer dan 7x per week bier drinken). Wanneer de minimumleeftijd verhoogd wordt, zal de fractie van jongeren die gemiddeld en frequent drinken meer dalen (in zowel absolute als relatieve zin) dan de fractie van jongeren die infrequent drinken. Een prijsverhoging heeft dus meer effect op frequente en gemiddelde drinkers dan op infrequente drinkers. 69

Wederom wordt er in de literatuur weinig aandacht besteed aan het effect van de interventie op volwassenen. Het is te verwachten dat het verhogen van de minimumleeftijd vooral effect heeft op jongeren die de minimumleeftijd nog niet bereikt hebben. Wel haalt Holder een Deens onderzoek aan, waarbij gevonden is dat niet alleen het alcoholgebruik van jongeren jonger dan de minimumleeftijd zal verminderen, maar ook van degenen die ouder zijn dan de minimumleeftijd. 70 Echter, ik heb te weinig hierover gevonden om uitspraak te kunnen doen over het effect van de interventie op volwassenen.

KanttekeningenDe voordelen van het verhogen van de minimumleeftijd bestaat alleen wanneer deze verhoging daadwerkelijk nagevolgd wordt door verkopers. Ondanks verhoging van de minimumleeftijd blijkt dat minderjarigen toch alcohol kunnen kopen. Uit een Europese studie blijkt dat de meerderheid van de jongeren die 15 jaar oud zijn (in Europa ligt de minimumleeftijd doorgaans op 16 jaar) denkt dat elk type alcohol makkelijk verkregen kan worden. Hieruit blijkt wel dat er weinig en inconsistent toezicht wordt gehouden door leveranciers van alcohol. Wanneer toezicht verbeterd wordt, kan dit ertoe leiden dat verkoop aan minderjarigen verminderd met 35%-40%71. Een andere kanttekening is dat de genoemde effecten slechts korte termijn effecten zijn. Wanneer minderjarigen de minimumleeftijd bereiken, zullen deze effecten verminderen.

ConclusieConcluderend kan gezegd worden dat het verhogen van de minimumleeftijd een effectief middel is omdat het invloed heeft op het drinkgedrag van jongeren, het aantal verkeersongelukken en het aantal opnames in ziekenhuizen. Nadeel is dat de meeste jongeren toch aan alcohol kunnen komen wanneer er niet voldoende toezicht gehouden wordt. Ook zijn de genoemde effecten slecht tijdelijk.

2.5 Drinking and driving

68 Holder, Effective alcohol policy, p26569 Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems, p2670 Holder, Effective alcohol policy, p26571 Holder, Effective alcohol policy, p265

13

Deze maatregelen hebben als doel om te voorkomen dat automobilisten teveel alcohol gedronken hebben zodat ze niet goed meer kunnen functioneren waardoor er een grotere kans is op ongevallen. De maatregelen zijn: het verlagen van het toegestane alcoholpromillage, random blaastesten, het intrekken van het rijbewijs en restricties voor jonge en onervaren automobilisten. De eerste maatregel gaat over welk alcoholpromillage wettelijk toegestaan is, terwijl random blaastesten en het intrekken van het rijbewijs ondersteunende maatregelen zijn waarmee het alcoholpromillage gecontroleerd wordt en in geval van overtreding gestraft wordt. De effectiviteit van deze maatregelen wordt gemeten in (vermindering van) het aantal ongelukken. Er kan verondersteld worden dat wanneer er minder ongelukken worden veroorzaakt er minder alcohol wordt gedronken en dat de maatregel zodoende effectief is.

Verlagen toegestane alcoholpromillageHet alcoholpromillage geeft de hoeveelheid ethanol in een gegeven hoeveelheid bloed aan en wordt meestal gemeten in het aantal gram ethanol per 100 milliliter bloed. Wanneer het toegestane alcoholpromillage verlaagd wordt, mogen automobilisten minder alcohol drinken.In de Verenigde Staten is onderzoek gedaan naar het effect van de verlaging van het alcoholpromillage naar 0,8g/l. Hierbij is gecorrigeerd voor andere veiligheidsmaatregelen en economische condities die invloed kunnen hebben. Tippetts72 concludeert een verlaging van 15% in fatale alcohol-gerelateerde ongelukken. Australisch onderzoek laat zien dat verlaging van 0,8g/l naar 0,5g/l leidt tot een vermindering van 8% wat betreft fatale ongelukken. Hierbij moet opgemerkt worden dat het effect van het verlagen van het toegestane alcoholpromillage minder wordt door de tijd heen. Dit komt omdat automobilisten eerst moeten wennen aan een nieuwe regel en deze navolgen. Daarna realiseren ze zich dat de kans dat ze betrapt worden met een te hoog alcoholpromillage niet heel groot is en daarom weer meer gaan drinken.73 Zweeds onderzoek laat zien dat een verlaging van 0,5g/l naar 0,2g/l leidt tot een vermindering van 8-10 procent van fatale alcohol-gerelateerde ongelukken.74

Een maatregel hieraan gerelateerd is het leggen van restricties op jonge en onervaren automobilisten. Een manier om dat te doen is een maximaal alcoholpromillage invoeren voor deze automobilisten, bijvoorbeeld 0,1g/l – 0,2g/l. Onderzoeken laten zien dat er een vermindering is in fatale ongelukken tussen de 9% en 24%. Onderzoek uit de Verenigde Staten laat zien dat er een vermindering is van 24% in het aantal jonge automobilisten met een te hoog alcoholpromillage.75

BlaastestDeze maatregel houdt in dat automobilisten willekeurig staande gehouden worden door de politie en verplicht een blaastest moeten doen. Verschillende studies hebben aangetoond dat er een vermindering is van 22% in fatale ongelukken. Deze 22% is het gemiddelde van de range 13% - 36%. In Australië worden de meeste blaastesten uitgevoerd met als resultaat een vermindering van 36% in fatale ongelukken. Ook in Nederland leidt de implementatie van blaastesten tot een vermindering van automobilisten met alcohol in hun bloed, vooral bij automobilisten met een alcoholpromillage hoger dan 0,5g/l. De WHO (World Health Organization) heeft de situatie na invoering van blaastesten vergeleken met de situatie waarin er nog geen blaastesten werden afgenomen. De invoering van de

72 Holder, Effective alcohol policy, p24373 Holder, Effective alcohol policy, p24374 Holder, Effective alcohol policy, p24475 Holder, Effective alcohol policy, p246

13

blaastest leidt tot een kostenbesparing van €233 miljoen per jaar. Blaastesten kunnen dus gezien worden als een effectieve maatregel.76

Rijbewijs intrekkenWanneer automobilisten beschuldigd worden van rijden met een te hoog alcoholpromillage in hun bloed, kan hun rijbewijs ingetrokken worden voor een bepaalde tijd. Studies naar het effect van deze maatregel concluderen dat het intrekken van het rijbewijs leidt tot een algemene vermindering van 5% in alcohol gerelateerde ongelukken. Daarnaast leidt het tot een vermindering van 25% wat betreft fatale ongelukken.77 Hierbij moet worden opgemerkt dat het intrekken van het rijbewijs alleen effect heeft in de tijd dat de rijbevoegdheid is ontzegd, tenzij in combinatie met een educatief programma.

ConclusieWe kunnen concluderen dat het verlagen van het toegestane alcoholpromillage, het invoeren van blaastesten en het intrekken van het rijbewijs wanneer automobilisten betrapt worden met een te hoog alcoholpromillage allemaal effectieve maatregelen zijn die invloed hebben op het aantal fatale ongelukken en andere alcohol-gerelateerde ongelukken. Tussen de maatrelen zit niet veel verschil qua effectiviteit.

2.6 Conclusie

Onderstaande tabel komt uit de paper van Gordon en Anderson.78 Zij beschrijven hoe in de Europese Unie de ‘2006 Communication: an EU strategy to support member states in reducing alcohol related harm’ tot stand is gekomen. In hun paper onderzoeken ze de mate waarin de 2006 communication en daaraan verbonden interventies de volksgezondheid weerspiegelen. Door de achtergronddocumenten en het document ‘2006 communication’ met de weergegeven aanbevelingen kritisch te analyseren, komen de auteurs uiteindelijk tot een tabel waarin de interventies weergegeven worden. De tabel laat duidelijk de mate van evidence en het al dan niet positieve of negatieve effect per interventie zien. De gearceerde interventies zijn in deze scriptie behandeld. Na de tabel volgt een toelichting per interventie.

Tabel 3 Degree of evidence Evidence of action that reduces

alcohol-related harmEvidence of action that does not reduce alcohol-related harm

Convincing Alcohol taxes School-based education & information

Government monopolies for retail sale

Restrictions on outlet density

Restrictions on days and hours of sale

Minimum purchase age

76 Holder, Effective alcohol policy, p24477 Holder, Effective alcohol policy, p24578 Gordon, Anderson, Science and alcohol policy: a case study of the EU strategy on alcohol, p57

13

Lower legal BAC levels for driving

Random breath testing

Brief advice programmes

Treatment for alcohol use disorders

Probable Restrictions on the volume of commercial communications

Training of alcohol servers

Enforcement of restrictions of sales to intoxicated and underage people

Designated driver campaigns

Consumer labelling and warnings

Public education campaigns

Limited Suspension of driving licences Campaigns funded by alcohol industry

Alcohol locks

BelastingenWanneer de belastingen verhoogd worden, leidt dit tot een vermindering van de alcoholconsumptie. Er is onderscheid tussen verschillende soorten alcohol, een belastingverhoging leidt tot een sterkere vermindering in de consumptie van sterke drank, daarna wijn en de kleinste vermindering is waar te nemen bij bier. Vooral bij jongeren is alcohol te kenmerken als een verslavend goed. Dat betekent dat het effect van een prijsverhoging bij jongeren des te groter is omdat de toekomstige consumptie wordt beïnvloedt door de huidige consumptie. In het algemeen zorgt een prijsverhoging voor een lagere alcoholconsumptie, minder fatale alcohol-gerelateerde verkeersincidenten, minder ziekte, schade, overlijden en verslaving ten gevolge van de consumptie van alcohol. Wanneer de overheid alcoholgebruik wil verminderen, is het verhogen van de belasting dus een effectieve maatregel.

Zoals gezegd is het effect van prijsverhoging verschillend bij verschillende subgroepen. Zware drinkers zullen sterker reageren op een prijsstijging dan gemiddelde drinkers. Daarnaast reageren jongeren sterker op een prijsstijging dan ouderen. Wanneer de overheid niet alleen alcoholgebruik onder jongeren, maar ook onder zware drinkers wil verminderen, is het een goede keuze om de belasting op alcohol te verhogen.

Gezondheidsinformatie en (anti-alcohol) advertentiesWaarschuwingen op alcoholverpakkingen hebben geen effect op het alcoholgebruik en zijn daarmee geen effectieve interventie wanneer de overheid alcoholgebruik wil verminderen.. Hoewel waarschuwingen wel steeds meer opgemerkt worden, heeft dit geen invloed op het gedrag. Educatieve campagnes op scholen laten slechts een klein effect zien op de korte termijn en geen effect op de lange termijn. De kennis over de nadelen van alcoholgebruik wordt meer, maar er volgt geen aanpassing van het alcoholgebruik. Er is dus geen bewijs dat de nadelen ten gevolge van alcoholconsumptie minder worden. Anti-alcoholadvertenties worden in de tabel niet genoemd, maar hebben eveneens geen effect op de alcoholconsumptie en daaraan verbonden nadelen. Restricties op het aantal advertenties en overige promotiemiddelen hebben wel effect.

13

Wanneer er restricties worden gelegd op het aantal alcohol-advertenties, zal dit vooral effect hebben op jongeren. Jongeren reageren sterker op reclames. Wanneer zij reclame zien, geeft dat positieve verwachtingen wat betreft alcoholgebruik. Door deze positieve verwachtingen wordt de alcoholconsumptie vermeerderd.

MinimumleeftijdHet verhogen van de minimumleeftijd is een effectief middel omdat het de alcoholconsumptie en daaraan verbonden nadelen verminderd. Wanneer de mate van toezicht op de verkoop van alcohol aan minderjarigen wordt verhoogd, leidt dit eveneens tot vermindering van de alcoholconsumptie. Het verhogen van de minimumleeftijd en het verhogen van het toezicht zijn dus beide effectieve interventies wanneer de overheid alcoholconsumptie (vooral) onder jongeren wil verminderen.

Drinking and drivingHet verlagen van het toegestane alcoholpromillage (in de tabel aangeduid als BAC: blood alcohol concentration) is een effectieve interventie om alcoholgebruik en de gevolgen van overmatig alcoholgebruik te verminderen. Ook het invoeren van de blaastest en het intrekken van het rijbewijs wanneer de automobilist betrapt wordt zijn effectieve interventies. Ze hebben invloed op het aantal fatale ongelukken en andere alcohol-gerelateerde ongelukken en verminderen zo de nadelen ten gevolge van alcoholgebruik.

Deze maatregelen zijn vooral gericht op jongeren die uitgaan en dan overmatig alcohol consumeren. Deze interventie heeft als enige een direct effect op verkeersongelukken, veroorzaakt door overmatig alcoholgebruik. Wanneer het doel van de overheid is om (fatale) ongelukken te verminderen, is het een goede keuze om drinking and driving interventies in te voeren.

13

Hoofdstuk 3 Conclusie

Voordat de eindconclusie gegeven wordt, is het interessant om de hoofdstukken over roken en het drinken van alcohol met elkaar te vergelijken. Er zijn ten eerste verschillen tussen de goederen alcohol en sigaretten. Daarnaast zijn is het effect van sommige interventies verschillend. Als laatste wordt ingegaan op de relatie tussen roken en alcohol, bij de interventies tegen roken.

3.1 Vergelijking roken en alcohol

GoedHet eerste verschil tussen sigaretten en alcohol is het gezondheidseffect. Bij het roken van sigaretten heeft iedere mate van consumptie negatieve invloed op de gezondheid. Echter, bij alcohol is heeft een lichte consumptie geen negatief effect op de gezondheid. Hierbij moet opgemerkt worden dat dit verschilt per leeftijd. Voor jongeren onder de 16 jaar is het negatieve effect groter dan voor ouderen.Het tweede verschil tussen roken en het drinken van alcohol, is de mate waarin mensen bereid zijn om te stoppen of te verminderen in consumptie. Er zijn veel mensen die willen stoppen met roken, maar waarbij het niet wil lukken. Daarentegen zijn er weinig mensen die willen stoppen met het (overmatig) drinken van alcohol. Dit heeft consequenties voor de mate waarin een interventie effectief is.79 Daarnaast noemen Grossman en zijn collega’s dat alcohol minder verslavend is dan roken, waarbij ze gekeken hebben naar de ratio van de lange termijn prijselasticiteit in relatie tot de korte termijn prijselasticiteit. Hoe groter deze ratio, hoe verslavender het goed. Uit hun bevindingen blijkt dat het drinken van alcohol minder verslavend is dan roken.80 Het derde verschil is het verschil in gezondheidseffect. Roken heeft vooral invloed op het individu wat rookt en in beperkte mate op de omgeving (de zogenaamde meerokers). Alcohol heeft ook invloed op het individu wat alcohol consumeert, maar daarbij gaat het verder. Overmatige alcoholconsumptie heeft invloed op het functioneren van het individu, bijvoorbeeld bij het autorijden. Overmatig alcoholgebruik is een belangrijke oorzaak voor verkeersongevallen.

Effect interventieNiet altijd heeft dezelfde interventie hetzelfde effect voor het roken van sigaretten en het drinken van alcohol. Hieronder zullen de eventuele verschillen in het effect van de interventie behandeld worden.

BelastingenHet verhogen van de belasting is een veel en langdurig gebruikt middel om de sigarettenconsumptie te verminderen. Echter, bij het verminderen van het alcoholgebruik wordt dit middel minder

79 Wilkinson, Room, Warnings on alcohol containers and advertisements: international experience and evidence on effects. Drug and alcohol review (July 2009) p43380 Grossman, Chaloupka, Sirtalan, An empirical analysis of alcohol addiction: results from the monitoring the future panels. Economic Inquiry Vol. XXXVI (1998) p46

13

gebruikt. Een reden kan zijn dat men lichte gebruikers niet wil belasten omdat een lichte consumptie positieve gezondheidseffecten heeft.

Gezondheidsinformatie en anti-advertentiesWaarschuwingen op sigarettenpakjes hebben een negatief effect op de sigarettenconsumptie. Waarschuwingen op alcoholflessen hebben geen effect op het gebruik van alcohol. Hoewel waarschuwingen de kennis over gezondheidsrisico’s doet toenemen, heeft dit geen effect op de consumptie van alcohol. Educatieve campagnes hebben een negatief effect op de sigarettenconsumptie en een minimaal korte termijn effect en geen effect op de lange termijn wat betreft de alcoholconsumptie.

MinimumleeftijdHet verhogen van de minimumleeftijd heeft een negatief effect op zowel de sigarettenconsumptie als de alcoholconsumptie. Bij beide is er slechts een tijdelijk effect, totdat de minderjarige de minimumleeftijd bereikt. Bij roken heeft het verhogen van de minimumleeftijd ook effect op het rookgedrag van volwassenen.

Kruiseffect81

Het is goed mogelijk dat interventies om de sigarettenconsumptie te verminderen, invloed hebben op het alcoholgebruik. Wanneer de prijs van roken wordt verhoogd, verminderd dit de sigarettenconsumptie, maar kan dit ook de alcoholconsumptie verminderen. Chaloupka en Wechsler82 komen onder andere tot de conclusie dat alcoholconsumptie en sigarettenconsumptie positief gecorreleerd zijn. Een vermindering van de sigarettenconsumptie leidt dus tot vermindering van de alcoholconsumptie. Andersom is het lastiger om een effect van alcoholconsumptie op roken te zien. Dit effect is in ieder geval kleiner of zelfs nihil. Een verklaring daarvoor kan zijn dat het drinkgedrag van ouders meer invloed heeft op de alcoholconsumptie van kinderen dan het rookgedrag van ouders.Andere studies hebben gevonden dat alcohol consumptie hoger is onder rokers dan onder niet-rokers. Wanneer er dus minder mensen gaan roken, zal de alcoholconsumptie eveneens dalen.83

Een voorbeeld waar deze relatie van belang is, is bij het leggen van restricties op roken in publieke plaatsen. Gallet en Eastman concluderen in hun onderzoek dat vanwege restricties op roken (bijvoorbeeld het verbieden van roken in restaurants), de vraag naar alcohol zal dalen. Hierbij kan alcohol onderverdeeld worden in drie groepen. De meeste daling in de vraag geldt voor bier en sterke drank, de vraag naar wijn zal stijgen.84 Uitgezonderd wijn, is deze daling in overeenstemming met de algemene conclusie dat sigarettenconsumptie en alcoholconsumptie aan elkaar gerelateerd zijn. De auteurs geven geen verklaring waarom de wijnconsumptie stijgt. Mijns inziens wordt wijn minder met alcohol geassocieerd dan sterke drank en bier. Wanneer alcohol en sigarettengebruik gerelateerd zijn, is het plausibel dat drank die geassocieerd wordt met alcohol verminderd.

In hoofdstuk 1 is enkel gekeken naar het effect van restricties op roken. Nu blijkt dat restricties ook effect hebben op de alcoholconsumptie, waardoor de effectiviteit van de interventie wordt vergroot.

81 In deze korte alinea in wordt uitgelegd wat het kruiseffect is, betreffende roken en alcohol. Ik heb dit aspect niet specifiek onderzocht, maar geef slechts weer wat ik in de gelezen papers ben tegengekomen.82 Gallet, Eastman, The impact of smoking bans on alcohol demand, p66583 Gallet, Eastman, The impact of smoking bans on alcohol demand, p66584 Gallet, Eastman, The impact of smoking bans on alcohol demand, p671

13

13

3.2 Eindconclusie

Als antwoord op de onderzoeksvraag ‘Wat is het effect van overheidsinterventies op het gebruik van verslavende goederen?’ kan het volgende gezegd worden.

RokenWat betreft roken, zijn de volgende interventies effectief: het verhogen van de belasting, het leggen van restricties op roken, gezondheidsinformatie door middel van waarschuwingen, educatieve programma’s, restricties op advertenties en anti-advertenties en het verhogen van de minimumleeftijd.

Mijn aanbeveling aan de overheid zou zijn om verschillende interventies met elkaar te combineren. Gegeven het feit dat iedere interventie zijn eigen voor- en nadelen heeft en het feit dat iedere interventie op een verschillende doelgroep toegepast kan worden. Het verhogen van de minimumleeftijd, gaat vooral over jongeren en heeft op korte termijn effect op jongeren. Dit compenseert het feit dat gezondheidswaarschuwingen en (anti)advertenties tijd nodig hebben om effectief te zijn. Verder is het verhogen van de belasting een effectieve maatregel voor de gehele populatie (zij het dat het een groter effect heeft op jongeren). Hierdoor zal de sigarettenconsumptie dalen, echter het geld wat de overheid binnenkrijgt via de belasting, kan gebruikt worden om minder effectieve interventies desondanks toch uit te voeren (zoals waarschuwingen en educatieve programma´s). Daarnaast is gebleken dat gecombineerde interventies in zijn geheel effectiever zijn dan het uitvoeren van slechts één interventie. Als laatste is het belangrijk om het kruiseffect verder te onderzoeken. Omdat restricties op roken leidt tot vermindering van alcoholconsumptie is het effect groter dan aanvankelijk gedacht.

Vanwege sigaretteninkoop en –verkoop tussen landen is het van belang om als overheid samen te werken met andere EU-landen, of in het geval van de Verenigde Staten op federaal niveau beslissingen te nemen. Dit zal leiden tot een groter en optimaler resultaat.

Welke interventies het meest effectief zijn verschilt ook per land en de maatregelen die al genomen zijn. Bijvoorbeeld in de VS is de minimumleeftijd in de meeste staten relatief hoog, terwijl deze in Nederland lager ligt op 16 jaar. Daarom zal het verhogen van de minimumleeftijd in Nederland op dit moment meer effect hebben omdat hier meer rookvrije jaren te winnen zijn.

AlcoholWat betreft het drinken van alcohol zijn de volgende interventies effectief: het verhogen van de belasting, restricties op advertenties, het verhoging van de minimumleeftijd en drinking and driving interventies. Niet effectief is gezondheidsinformatie door middel van waarschuwingen, educatieve programma’s op scholen en anti-advertenties. Wanneer er restricties worden gelegd op roken in publieke plaatsen, zal dit eveneens zorgen voor een daling van de alcoholconsumptie.

Mijn aanbeveling aan de overheid zou zijn om meer nadruk te leggen op belastingen dan tot nu toe het geval is. Omdat alcohol minder verslavend is dan roken en daarom een hogere prijselasticiteit heeft, is het effect wat bereikt kan worden met een prijsverhoging door middel van belastingen groter dan bij roken. Ook hier is het aan te bevelen om interventies met verschillend tijdseffect te combineren zoals het verhogen van de minimumleeftijd en restricties op advertenties. Drinking and drinving interventies zijn mijns inziens belangrijk om vooral jongeren bij te brengen dat overmatig

13

alcoholgebruik ongewenste effecten heeft, zoals verkeersongevallen. Juist daarom is het goed om bijvoorbeeld het verlagen van het toegestane alcoholpromillage te combineren met gezondheidsinformatie. Daarnaast denk ik dat het de moeite waard is om niet alleen jongeren te informeren over de risico´s van alcoholgebruik, maar ook ouderen. Alcoholconsumptie begint vooral thuis en het drinkgedrag van ouders heeft een grote invloed op het drinkgedrag van jongeren. De interventies die toegepast worden, moeten (terecht) vooral gericht zijn op jongeren, echter ouders en volwassenen moeten hierbij niet vergeten worden.

Ook bij alcohol zal het effectief zijn om de minimumleeftijd in Nederland te verhogen. Hiervoor is echter strenger toezicht nodig dan bij roken, omdat alcohol niet alleen in winkels maar vooral in cafés en restaurants wordt gekocht. Maar omdat het vooral bij alcohol belangrijk is om het alcoholgebruik van jongeren te veranderen omdat alcohol ernstige (hersen)schade bij jongeren teweegbrengt, is het volgens mij belangrijk om als overheid daarin te investeren.

13

Literatuurlijst

Ahmad, Billimek, Limiting youth access to tobacco: comparing the long-term health impacts of increasing cigarette excise taxes and raising the legal smoking age to 21 in the United States. Health Policy 80 (2007) 378-391

Ahmad, Closing the youth access gap: the projected health benefits and cost savings of a national policy to raise the legal smoking age to 21 in the United States. Health Policy 75 (2005) 74-84

Becker, Murphy, A theory of rational addiction. Journal of political economy vol. 96 no. 4 (1988) 675-700

Chaloepka, The Economics of smoking. The Handbook of Health Economics (2000) Chapter 29 1-131

Chaloupka, Emery, Liang, Choice, evolving models of addictive behavior: from neoclassical to behavioral economics. Uit: Choice, behavioral economics and addiction. (2003) Chapter 3 71-89

Chaloupka, Grossman, Saffer, The effects of price on alcohol consumption and alcohol-related problems. Alcohol research and health 26 (2002) 22-34

Chaloupka, Macro-social influences: the effects of prices and tobacco-control policies on the demand for tobacco products. Nicotine & Tobacco Research (1999) 1, 77-81

Chaloupka, Saffer, Clean indoor air laws and the demand for cigarettes. Contemporary Policy Issues Vol. X (1992) 72-83

Chaloupka, Tauras, Grossman, Economic models of addiction and applications to cigarette smoking and other substance abuse. Sheets presentatie. Bron: www.tigger.uic.edu/~fjc/Presentations/Slides/rational.addiction.pdf

Chaloupka, Wechsler, Binge drinking in college: the impact of price availability and alcohol control policies. Contemporary Economic Policy Vol. XIV (1996) 112-124

Chaloupka, Wechsler, Price, tobacco control policies and smoking among young adults. Journal of Health Economics 16 (1997) 359-373

DeCicca, Kenkel, Matthios, Cigarette taxes and the transition from youth to adult smoking: smoking initiation, cessation, and participation. Journal of Health Economics 27 (2008) 904-917

Doran, Jainullabudeen, Economic efficiency of alcohol policy. Appl Health Econ Health Policy (2010) 351-354

Elster, Explaining Social Behavior. More Nuts and Bolts for the Social Sciences. Cambridge University Press (2008) Chapter 11 Rational Choice 191-213

Farrelly, Pechacek, Chaloupka The impact of tobacco control program expenditures on aggregate cigarette sales: 1981-2000. Journal of Health Economics 22 (2003) 843-859

13

Gallet, Eastman, The impact of smoking bans on alcohol demand. The Social Science Journal 44 (2007) 664-676

Goel, Cigarette advertising and U.S. cigarette demand: a policy assessment. Journal of Policy Modeling 31 (2009) 351-357

Gordon, Anderson, Science and alcohol policy: a case study of the EU strategy on alcohol. Addiction, 106 (2011) 55-66

Grossman, Chaloupka, Sirtalan, An empirical analysis of alcohol addiction: results from the monitoring the future panels. Economic Inquiry Vol. XXXVI (1998) 39-48

Holder, Effective alcohol policy. Hoofdstuk 7 239 – 342. Bron: http://ec.europa.eu/health-eu/doc/alcoholineu_chap7_en.pdf

Leu, Anti-smoking publicity, taxation, and the demand for cigarettes. Journal of Health Economics 3 (1984) 101-116

Powell, Tauras, Ross, The importance of peer effects, cigarette prices and tobacco control policies for youth smoking behavior. Journal of Health Economics 24 (2005) 950-968

Wilkinson, Room, Warnings on alcohol containers and advertisements: international experience and evidence on effects. Drug and alcohol review (July 2009) 426-435