40
nr. 8, juni 2012 Naar een open toekomst “Verlies de professional niet uit het oog” Zeer zwak: en nu? Wat jij doet telt ‘Rol toezichthouder is opbouwend kritisch’ Marketing: zin en onzin Magazine van de Besturenraad voor managers, bestuurders en toezichthouders

Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

nr. 8, juni 2012

Naar een open toekomst

“Verlies de professional niet uit het oog”

Zeer zwak: en nu?

Wat jij doet telt

‘Rol toezichthouder is opbouwend kritisch’

Marketing: zin en onzin

Magazine van de Besturenraad voor managers, bestuurders en toezichthouders

Page 2: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

AgendaDatum Activiteit Doelgroep Plaats Contactpersoon

12-6-2012 Netwerk bovenschools managers Drenthe

PO Hoogeveen 13.00 – 16.00 uur

Wob van Beek

12-6-2012 Netwerk toezichthouders en bestuurders

PO/VO/MBO/HO

Doorn 16.00 – 19.00 uur

Carla Rhebergen

6-9-2012 Symposium VO Afscheid Harm Jan Luth

VO Bomencentrum Baarn14.00 – 18.00 uur

Anneke Uyterlinde

11-9-2012 Netwerk bovenschools managers Drenthe

PO Hoogeveen 13.30 – 16.00 uur

Wob van Beek

13-9-2012 Netwerk bovenschools managers regio Utrecht

PO 12.15 – 15.15 uur Wob van Beek

13-9-2012 Netwerk bovenschools managers Zuid-Holland Zuid/Oost, Zeeland, West-Brabant

PO De Wouwse Tol Bergen op Zoom 14.00 – 16.30 uur

Hans Bruggeman

17-9-2012 Netwerk Groningen

PO Oude Pekela 9.00 – 12.00 uur

Wob van Beek

25-9-2012 Netwerk bovenschools managers Overijssel

PO Nijverdal 13.30 – 16.00 uur

Wob van Beek

26-9-2012 Netwerk kleine schoolbesturen Drenthe / Overijssel

PO Alteveer 19.30 uur

Wob van Beek

2-10-2012 Netwerk bovenschools managers Gelderland/Flevoland

PO 8.30 – 12.00 uur Wob van Beek

23-11-2012 ALV Besturenraad PO/VO/MBO/HO

Informatie plaats en tijdstip volgt

Pieter Houwers

InfoUitgeverBesturenraadPostbus 381, 3440 AJ Woerden

BezoekadresHouttuinlaan 5b, 3447 GM Woerden

T 0348 74 44 44 F 0348 41 14 56E [email protected]

BestellingenT 0348 74 44 70 F 0348 41 14 56E [email protected]

Mutaties namen/adressen/abonnementenT 0348 74 44 76E [email protected]

LedenserviceT 0348 74 44 00E [email protected]

Besturenraad AcademieT 0348 74 44 47 E [email protected]

Besturenraad AdviesT 0348 74 44 25E [email protected]

Besturenraad Advocaten & JuristenT 0348 74 44 48 E [email protected]

Juridische helpdeskE [email protected] 0348 74 44 60ma-vr: 9.00-15.00 uur

SBM digitaalDe artikelen van SBM kunt u als pdf- bestand downloaden van onze site. Maakt u gebruik van onze teksten, wilt u daarbij dan de bron vermelden?

Digitale NieuwsbriefU kunt zich via onze site opgeven voor de wekelijkse gratis digitale nieuws-brief met het laatste nieuws uit het onderwijsveld en uit onze organisatie.

Producten en diensten Op www.besturenraad.nl treft u steeds de meest actuele nieuwsberichten en informatie over onze vereniging, onze diensten, producten, leergangen en cursussen. Ook vindt u hier een overzicht van onze medewerkers.

ColofonBesturenraad | De Besturenraad, centrum voor christelijk

onderwijs, verenigt christelijke onderwijs-

instellingen en geeft samen met hen stem aan

het christelijk onderwijs in onze samenleving.

Bij de Besturenraad zijn 540 besturen aan-

gesloten, met meer dan 2.200 scholen en bijna

800.000 leerlingen, deelnemers en studenten

in alle onderwijssectoren.

Redactie | Hester van de Kaa (redacteur)

Guido de Bruin (hoofdredacteur)

Corine de Reus (eind- en beeldredacteur/

productbegeleiding)

Redactieadres | Houttuinlaan 5b,

Postbus 381, 3440 AJ Woerden

[email protected]

Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag

Foto omslag | Janita Sassen

Druk | Drukkerij Ten Brink, Meppel

Abonnementen | (excl. 6% btw)SBM/Thema voor leden gratis

SBM voor niet-leden € 37,00

SBM met Thema voor niet-leden € 51,00

Zonder schriftelijke opzegging voor

1 december van het lopende jaar worden

abonnementen automatisch verlengd voor het

daaropvolgende kalenderjaar. Voor informatie

en losse nummers: 0348 74 44 44.

Copyright | Voor overname van artikelen of

gedeelten daarvan graag voorafgaand contact

met de redactie.

Disclaimer | Aan de informatie in dit magazine

kunnen geen rechten worden ontleend.

De redactie is niet verantwoordelijk voor de

inhoud van de advertenties.

ISSN: 1570-2332

nr.8, juni 2012 Magazine van de Besturenraad voor managers, bestuurders en toezichthouders

Amsterdam 21 september Amersfoort 28 september Arnhem 4 oktober Zwolle 1 november Assen 8 november Rotterdam 15 november

Ledenborrel Onderwijsrecht 2012

Meer informatie over de bijeenkomsten kunt u krijgen via onze ledenservice.

Nadere informatie volgt.

Page 3: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

6 Naar een open toekomstALV Besturenraad

8 Voorzichtig in de schijnwerpersMarketing in het onderwijs

16 Beleidsvorming: lessen uit de statistiek

14 “Verlies de professional niet uit het oog”Ledencongres Besturenraad

18 Zeer zwak: en nu?

22 In debat: Geen voorrangsposities meerVrijheid van onderwijs

28 Wat jij doet telt

30 Een eigen kijk op authenticiteit

32 Grensoverschrijdend denken gevraagdLedencommissies Besturenraad

34 ‘Rol toezichthouder is opbouwend kritisch’

37 Een uitstervend ras?Christen in de klas

38 Van onbewust onbekwaam naar bewust bekwaamOpbrengstgericht financieel management

Rubrieken | 02 Agenda | 04 Uitgelicht | 04 Column voorzitter | 05 Nieuws

11 Column | 12 Wat mijn school mijn school maakt | 20 Inspiratie

26 Leerling aan het woord | 27 Juridische kwestie | 36 Nieuws Besturenraad

Page 4: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Reageren? Mail Wim Kuiper op [email protected]

Nederland maakt zich weer op voor landelijke verkiezingen. Het regeerakkoord, waar het onderwijs niet bepaald blij mee kon zijn, is van tafel. Een ad-hoccoalitie heeft al reparaties aangebracht. Zo is het liberale stokpaardje van de prestatiebeloning (tijdelijk?) begraven. Ik verwacht dat geen enkele partij grote bezuinigingen op onderwijs zal voorstellen. Maar jammer genoeg zal er wel veel populistische retoriek in verkiezingsprogramma’s belanden. Zo hoor je nu al politici zaken roepen als ‘geef de school terug aan de ouders’. Vergroting van ouder betrokkenheid is natuurlijk zeer belangrijk, maar dit onderwerp leent zich niet voor veel Haagse bijdragen. Ook zal het wel weer gaan over te veel overhead, de grootschaligheid en overdreven nieuwbouw. Incidenten en daarop gebaseerde, tot vervelens toe herhaalde beeld vorming, scoren helaas vaak meer dan droge feiten. Iedereen die zich echt goed informeert, kan weten dat de overhead in het onderwijs heel gering is en dat er op schoolniveau nog steeds veel menselijke maat is. Een interessant feitje is ook dat de huisvesting van het HBO maar liefst de helft goedkoper werd sinds scholen erover gaan en niet de overheid. Het negatieve sentiment over het maatschappelijk midden-veld is zonder meer bedreigend. Partijen die nostalgisch verlangen naar een overheid die alles weer beheerst en controleert, kunnen wel eens de wind in de zeilen krijgen in deze onzekere tijden. Meest extreem is de SP, die het bijzonder onderwijs geheel wil afschaffen. Een punt dat ten onrechte weinig aandacht krijgt. De Besturenraad heeft zijn bijdrage aan de verkiezings programma’s al geleverd. Wij vinden het van groot belang dat de diversiteit van het scholenbestand positief gewaardeerd wordt en pleiten daarom voor behoud van de kleinescholentoeslag. Van belang is ook dat er zoveel mogelijk ruimte blijft voor de school als waardegemeen schap en een eigen invulling van brede vorming. De kerndoelen moeten weer beperkt worden tot de basis vaardigheden. Het economisch denken en de eenzijdige toetsgerichtheid moeten doorbroken worden. Jammer genoeg moeten we ook opnieuw aandacht vragen voor terugdringing van bureaucratie. Nieuwe verkiezingen bieden een kans voor het christelijk onderwijs als de partijen onze signalen goed oppakken. Wij zullen ons daar de komende maanden van harte voor inzetten.

Column Wim Kuiper Voorzitter Besturenraad

Verkiezingen

Onderwijs vraagt leiderschap

Prof. dr. Mathieu Weggeman schreef Leidinggeven aan professionals? Niet doen!

(2007). Dat boek leek hem echter ongeschikt voor het onderwijs. Daar dachten

Dick Both, Alex de Bruijn, Bram ter Harmsel, Willem Poppe en Rens Rottier, allen

onder meer verbonden aan Driestar Managamentadvies, anders over. Zij hebben

Weggemans leiderschapsinzichten vertaald in het boek Onderwijs vraagt leider-

schap en een bijbehorende website: www.onderwijsvraagtleiderschap.nl.

Praktijkgericht De auteurs zijn onderwijsmensen. Hun boek is zodoende niet alleen met het

oog op, maar ook vanuit de onderwijspraktijk geschreven. Het primaire onderwijs-

proces staat bij hen ook voorop in hun visie op leidinggeven in het onderwijs.

Sterker nog, zij passen hun leiderschapsvisie zowel toe op de schoolleider en de

schoolbestuurder/toezichthouder als op de leraar als leidinggevende in de klas.

Theoretisch ligt de nadruk op leiderschap, de praktijkvoorbeelden worden naar

alle drie niveaus uitgewerkt. Het boek eindigt met twee instrumenten: een scan

voor de leraar (die leerlingen invullen) en een voor de leidinggevende (die leraren

invullen). De scans tonen echter wederom de praktijkgerichtheid van de auteurs.

Het is, samen met de site, werkmateriaal (waarbij zij hun hulp aan bieden).

De scans tonen bovendien al hun acht leiderschapsaspecten in één blik.

Visie op leiderschapDe auteurs zien onderwijskundig leiderschap als het functionele aspect van leider-

schap, persoonlijk leiderschap als de aard daarvan en nemen waardengericht

leiderschap als conceptuele benadering. Vervolgens worden leraar, leidinggevende

en bestuurder benaderd als professionals die in of voor de school als een profes-

sionele organisatie werken. Samen realiseren zij een professionele cultuur, waarin

authentieke, betrokken, gepassioneerde en zelfverantwoordelijke personen werken

aan een ‘collectieve ambitie’. Die collectieve ambitie is voor de auteurs het eerste

leiderschapsaspect in het onderwijs: gezamenlijk afspraken maken in de school

en in de klas. Daaraan verbinden zij nog zeven leiderschapsaspecten: inspireren

(van anderen), (goed) communiceren, duidelijk zijn over resultaat en feedback

geven, assertief optreden (bij onderpresteren), hitteschild zijn (tegen wat afleidt

van het primaire proces), een gezaghebbende, dienende, bescheiden attitude en

sturen op flow. In elk hoofdstuk wordt het wat, waarom en hoe van elk leider-

schapsaspect uitgewerkt.

WaarderingDe auteurs hebben een handzaam en helder boek over leiderschap van leiding-

gevende en leraar geschreven, waarin bovendien goede praktische modellen zitten.

Grootste waardering verdienen hun praktijkgerichtheid en hun hart voor het primaire

proces: voor leerlingen, voor leraren en voor het menselijke aspect van onderwijs

en leidinggeven. Op fundamenteel niveau konden twee zaken beter uitgewerkt

worden, te meer daar de auteurs vanuit een christelijke levensvisie schrijven.

Zo wordt inspireren als leidinggevende erg bij het zelf actief inspireren gelegd,

terwijl je daarvoor ook inspiratie dient te ontvangen. Daarnaast wordt de waarden-

gerichtheid van onderwijsleiderschap amper uitgewerkt, terwijl het juist boeiend

is welke waarden oriëntatie bieden in het onderwijs. Ten slotte zijn de praktijk-

voorbeelden meer gericht op het primair, dan op het voortgezet onderwijs.

Onderwijs vraagt leiderschapBoth, D. & De Bruijn, A. (2012), Schiedam: Scriptum

4Uitgelicht

Uitgelicht

Page 5: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Ouders, leerlingen, schoolbesturen

en medewerkers in het bijzonder

onderwijs kunnen voortaan op één

website terecht voor alle informatie

over geschillen in het confessioneel

en algemeen bijzonder onderwijs:

www.gcbo.nl, de website van de

Geschillencommissies Bijzonder

Onderwijs.

Samenwerkingsverband De GCBO bundelen voor het katholiek,

protestants-christelijk, algemeen

bijzonder en gereformeerd onderwijs

ongeveer twintig landelijke geschillen-,

beroeps-, klachten- en bezwaren-

commissies die op grond van de

wet of de cao’s verplicht zijn voor

Bovenstaande vragen staan centraal tijdens de leergang Bestuurlijk

leidinggeven in het po van de Besturenraad Academie. Na afloop

van de leergang weet u wat uw leidinggevende talenten zijn en hoe

u deze optimaal inzet. De leergang is speciaal voor bestuurders en

bovenschools directeuren, maar is ook geschikt voor potentials.

Tijdens de leergang worden de deelnemers intensief begeleid.

Er vinden 8 bijeenkomsten plaats waarin thema’s als govenance,

persoonlijk leiderschap, financiën, juridische zaken en communicatie

aan de orde komen.

Naast het intakegesprek heeft u gedurende de leergang twee

coachingsgesprekken met de kerndocent waarin hij u gerichte feed-

back geeft. Onderling leren krijgt ook aandacht. Alle deelnemers

brengen een stagebezoek bij een medecursist en krijgen zo een ‘kijkje

in de keuken’ van een collega.

SectorPO

Voor wieMeerschoolse en bovenschools directeuren, leden colleges

van bestuur en potentials

DocentenKerndocent: Adriaan van Hove

Overige docenten: Carla Rhebergen, Dick den Bakker,

Carla Schaap

Gastdocenten: Renske Kolvoort, Lenette Schuijt,

Loek van der Kroon, Noud Cornelissen

Wanneer en tijdstip2012: 6 november, 4 december

2013: 8 januari, 5 en 6 februari, 12 maart, 9 april, 14 mei

WaarLeerhotel Het Klooster in Amersfoort, www.leerhotelhetklooster.nl

Prijs€ 4.500 inclusief studiemateriaal, Big Five test, coachings-

gesprekken, overnachting, lunches, diner, koffie en thee.

Aanmeldenwww.besturenraad.nl/bestuurlijkleidinggeven

Leergang: Bestuurlijk leiding geven in het po

Hoe blijf ik op bestuurlijk niveau actief zonder me te verliezen in ‘regelzaken’?

Hoe verhoud ik mij tot de toezichthouder en gunnen we elkaar verantwoordelijkheid?

Eén website over geschillen in confessioneel en algemeen bijzonder onderwijs

onderwijsinstellingen. Het is het

enige samenwerkingsverband dat

de kringenrechtspraak op basis van

richting organiseert en combineert.

Informatie Op de website kunt u terecht voor

informatie over de GCBO, de (klach-

ten)procedures, de samenstelling

van de commissies, de wet- en

regelgeving en de jurisprudentie.

U leest er bijvoorbeeld welke stap-

pen een ouder moet zetten voor het

indienen van een klacht tegen de

school en hoe het in z’n werk gaat

als een medewerker van de school

een bezwaar indient over de waar-

dering van zijn functie.

CDA, ChristenUnie en D66 in volgend kabinet volgens christelijk onderwijs

Dit blijkt uit onze ledenpeiling Uw

wensen voor de verkiezingsprogram-

ma’s, waaraan 140 schoolleiders uit

met name het primair en voortgezet

onderwijs deelnamen.

Ondanks de kritiek op het gevoerde

beleid van CDA-minister

Van Bijsterveldt, worden de ideeën

van het CDA over onderwijs gewaar-

deerd. De ChristenUnie en D66

scoren daarnaast beduidend hoger

bij de schoolleiders dan de overige

partijen. De VVD scoort na de PVV en

de Partij voor de Dieren het laagst.

De volledige uitkomst van onze

ledenpeiling staat op onze website:

www.besturenraad.nl.

Als het alleen om het onderwijs-

beleid gaat, blijkt dat schoolleiders

uit het christelijk onderwijs het liefst

zien dat CDA, ChristenUnie en D66

plaatsnemen in een volgend kabinet.

Daarnaast geven zij aan dat de kleine

scholentoeslag behouden moet blijven

en de politiek moet stoppen met

focussen op internationale ranglijsten.

Ook stellen zij vast dat de bureau-

cratie weer niet is teruggedrongen

door dit kabinet, terwijl dit dringend

noodzakelijk is.

Verminderen van bureaucratie, niet

bezuinigen op onderwijs, ruimte en

waardering voor de vormende taak

van het onderwijs. Dat zou de kern

moeten zijn van de onderwijspara-

grafen van de politieke partijen.

Nieuws

Page 6: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

De toekomst stond centraal tijdens de algemene leden-vergadering van de Besturenraad op 1 juni. Heel inhoudelijk ging het over de toekomstverwachting die het (christelijk) onderwijs bij jonge mensen aanwakkert. In organisatorisch opzicht was de toekomst van de Besturenraad aan de orde. “Ik ben uit op een vernieuwd pact tussen de Besturenraad en de sectorraden”, zei voorzitter Wim Kuiper.

SpanningDe Besturenraad laat op diverse terreinen een

“ander geluid” horen, en dat leidt volgens Kuiper

tot “een natuurlijke spanning met de neutrale

brancheorganisaties, de sectorraden”. Daarmee

opende hij een discussie waarin diverse leden

zich stevig roerden.

Welke kant moet het op met de Besturenraad nu

de voorgenomen fusie met de VKO is opgeschort,

omdat de katholieke evenknie de mogelijkheid van

‘indalen’ in de sectorraden onderzoekt? “Volledig

opgaan in de sectorraden past niet bij onze missie”,

luidt Kuipers heldere uitgangspunt.

Dat werd niet weersproken, al uitten sommige

leden hun zorgen over de “haperende toenadering”

tussen de Besturenraad en de sectorraden. “Daar

ben ik buitengewoon ongerust over. In 2012-2013

moet echt een stap gezet worden in de richting van

constructieve samenwerking”, aldus Sam Terpstra,

collegevoorzitter van CSG Reggesteyn in Nijverdal

en Rijssen.

Anderzijds was er steun voor het voortbestaan

van de Besturenraad als “krachtige, zelfstandige

organisatie” die tegenwicht biedt aan de “zware

bestuurlijke deken” die, mede als gevolg van de

bestuursakkoorden tussen sectorraden en mini-

sterie, over de scholen is komen te liggen. “Ik ben

erg gecharmeerd van het eigenwijze geluid van de

Besturenraad en zijn rol als luis in de pels’’, zei

rector Ton Liefaard van het Hermann Wesselink

College in Amstelveen.

PactKuiper maakte duidelijk dat hij uit is op een

“vernieuwd pact” met de sectororganisaties dat

leidt tot “effectief en constructief samenspel voor

een goede belangenbehartiging’’. De vorm die dat

pact moet krijgen, ligt nog open. De leden zullen

Voorzitter Frank Petter van de raad van toezicht

had in zijn openingswoord het christelijk onderwijs

de “weg van de zalm” ten voorbeeld gesteld.

Tegen de stroom in zwemmend hebben christenen

volgens hem de blik gericht op een toekomst die

ons wordt ‘’geschonken in de verwachting van het

koninkrijk, waar mensen samen kunnen leven in

verzoende verscheidenheid. Die toekomstverwach-

ting moeten we ook in onze scholen aanwakkeren.”

In dat licht ziet hij toekomst voor een “sterke

christelijke Besturenraad die tegen de stroom in

durft te gaan”. Kuiper onderstreepte in zijn jaarrede

de inzet van de Besturenraad “om als zelfstandige,

herkenbare en vitale beweging van en voor het

christelijk onderwijs onze bijdrage te leveren aan

de vorming van een nieuwe generatie en daarmee

aan de Nederlandse samenleving als geheel.”

Naar een open toekomst

ALV Besturenraad

Frank Petter

Naar een open toekomst 6 Tekst Guido de Bruin | Fotografie Ruben Schipper

Page 7: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Contributie 2013

De ALV heeft ingestemd met het

voorstel om de contributiehoogte

ongewijzigd te laten ten opzichte van

2012. Volgens de statuten vindt er

een automatische prijscompensatie

plaats. Gelet op het feit dat scholen

deze ook niet krijgen, zal de betref-

fende ophoging bij het contributie-

voorstel in 2013 weer ongedaan

worden gemaakt door de contributie

dan met hetzelfde percentage te

verlagen.

Drie schoolleiders in het voortgezet onderwijs en

mbo was gevraagd in hoeverre zij zich herkenden

in de drie schooltypen die de onderzoekers in het

christelijk primair onderwijs onderscheiden. Met

inachtneming van de verschillen tussen de diverse

onderwijssectoren bleek die herkenning er zeker

te zijn.

De reacties van de drie schoolleiders zijn voor de

Besturenraad genoeg stimulans om dit onderzoek

ook in het vo en mogelijk het mbo te laten uitvoeren.

Ook daarin ziet de Besturenraad in de toekomst

een rol voor zichzelf weggelegd.

In plaats van te voldoen aan de eisen van overheid

en markt, gegoten in meetbare doelen, rendement

en opbrengsten, moeten scholen doen waar ze

voor zijn: “leerlingen een bredere blik verschaffen

dan ze van huis uit zouden hebben meegekregen

door deuren te openen naar nieuwe werelden”,

aldus Meijer.

Door kinderen zo te vormen, brengt het onderwijs

hun volgens haar “zelftranscendentie” ofwel “dienst

aan de zaak” bij. “Als we leerlingen daarmee

kunnen ‘besmetten’, geven we hun iets anders

mee voor de toekomst dan alleen maar ‘meer,

meer, meer’.”

GetallenfetisjismeOok haar collega Siebren Miedema, hoogleraar

algemene en godsdienstpedagogiek aan de VU,

hekelde het “getallenfetisjisme” dat het huidige

onderwijsbeleid met zijn nadruk op smalle basis-

vaardigheden en toetsresultaten tekent.

Tot zijn tevredenheid hebben christelijke scholen

in weerwil daarvan juist aandacht voor en een

visie op brede vorming. Dat concludeert hij uit

het onderzoek dat hij met collega’s van de VU en

Inholland in opdracht van de Besturenraad heeft

verricht. Het onderzoek brengt in beeld hoe school-

leiders van christelijke basisscholen de eigenheid

van hun school zien. Meer over het onderzoek en

de daarop gebaseerde film was in SBM maart en

april te lezen.

actief bij het gesprek daarover worden betrokken.

Directeur-bestuurder Wim Drenth van CSG Het

Noordik in Almelo e.o. waarschuwde nog dat dit

proces niet moet verzanden in een discussie over

de vorm. “Waar het om gaat, is het gebrek aan

een dragende visie op waar het met de samen-

leving en het onderwijs naartoe moet. Daar wordt

ook in de VO-raad over nagedacht.” Voor het gesprek

daarover heeft hij de Besturenraad nodig. “In dit

debat moet ik ergens mijn inspiratie vandaan halen.”

TegenspraakEen inspiratiebron daarvoor zou het boek Je kan me

nog meer vertellen van Cil Wigmans kunnen zijn.

De theoloog en onderwijskundige, collegevoorzitter

van SCOPE Scholengroep in Alphen aan den Rijn,

schreef het op verzoek van de Besturenraad en

hield het na de ALV ten doop.

In het boek bepleit Wigmans hartstochtelijk zijn

overtuiging dat het christelijk onderwijs kinderen

moet leren “tegen de stroom in te zwemmen”.

“Vanuit onze traditie en droom van de toekomst

moeten wij kinderen bouwstenen leveren waarmee

zij aan een nieuwe toekomst kunnen bouwen.”

Tegenspraak en toekomst stonden ook centraal in

het aansluitende betoog van Wilna Meijer, hoog-

leraar algemene pedagogiek aan de Rijksuniversiteit

Groningen. Het onderwijs zou volgens haar bij

uitstek een tegenwicht moeten bieden aan het

heersende economisch denken dat het in de greep

probeert te krijgen.

Wilna Meijer Siebren Miedema

7 Naar een open toekomst

Page 8: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Doordat het aantal kinderen in het basisonderwijs daalt, komen steeds meer scholen in de gevarenzone. Sommige schoolbesturen kiezen voor een marketing campagne: met folders en billboards vestigen ze de aandacht op hun scholen. Hoe timmert een school succesvol aan de weg?

Hij wilde zijn collega-bestuurders niet de stuipen op het lijf

jagen en lichtte ze daarom allemaal in. “De reacties waren

gemengd”, blikt hij terug. “In Schiedam vond men het niet leuk,

maar men lag er ook niet wakker van. In Rotterdam was er

meer onrust.”

Daardoor liet Damen zich niet weerhouden. Samen met een

tekstbureau bedacht hij een marketingcampagne, gericht op de

ouders in de wijken waar de scholen van 5maalO gevestigd zijn.

In september werden kleurrijke folders bezorgd bij gezinnen met

schoolrijpe kinderen, in oktober volgde een billboardcampagne

langs de snelweg, en de in januari verschenen er advertenties

in weekbladen, waarin de aandacht vooral lag bij onderwijs-

kwaliteit. In mei werd er nogmaals gefolderd.

“De folders van september waren schoolgericht”, legt Damen

uit. “In mei hebben we een eenvoudige versie daarvan verspreid,

met alle schoolnamen.”

In september 2011 viel bij een aantal ouders van 3-jarigen

in Schiedam en Rotterdam een fullcolourfolder op de mat.

Het vrolijke drukwerk was deze keer niet afkomstig van een

elektronicagigant of een afhaalpizzeria. De afzender was de

naburige basisschool. De boodschap: in onze school krijgt

uw kind plezierig, veilig en goed onderwijs.

Weg omhoogDe bedenker van deze campagne is Martin Damen, voorzitter

van het college van bestuur van stichting 5maalO.

Damen bestuurt sinds 2011 in Rotterdam en Schiedam negen

scholen met 1.400 leerlingen. “Toen ik aantrad, zag ik dat mijn

scholen onzichtbaar werden. Het leerlingaantal liep terug”,

vertelt hij. Om de weg omhoog te vinden, lanceerde hij een

marketing campagne.

School waar leren en

leven hand in hand gaan

COS de Wereld is superfijn

Voorzichtig in de schijnwerpers

Marketing in het onderwijs

8Voorzichtig in de schijnwerpers Tekst Peter Louwerse | Illustraties Janita Sassen /Tekstproducties Annemieke Uittenbroek

Page 9: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

UitzonderingDamen noemt de campagne een groot succes. “Het aantal

nieuwe leerlingen is met 30% toegenomen”, zegt hij. “Dat komt

door de werving. Dat weten we omdat wij ouders daarnaar

vragen. Vooral de locatiegebonden folders hebben de aandacht

getrokken.”

Volgend jaar gaat 5maalO dus door met de campagne.

“Uiteraard”, meent Damen. “Marketing moet je over meer jaren

doen. We gaan binnenkort met het tekstbureau om de tafel

zitten om de campagne te evalueren en een nieuwe versie te

ontwerpen.”

In het onderwijs zijn mensen als Damen een uitzondering.

“Scholen weten niet goed hoe ze met marketing moeten

omgaan”, weet Kaj Morel, lector identiteitsmarketing aan de

Hogeschool Saxion en tevens marketingadviseur. “Omdat steeds

meer marktwerkingsprincipes de non-profitsector binnendringen,

zijn schoolbestuurders gedwongen om zich ermee bezig te

houden. Dan krijg je grootscheepse campagnes met slogans en

logo’s. Ze kosten veel geld en leveren weinig op, want de mensen

denken: ‘nou, nou, wat is dat voor flauwekul.’ Dat is slecht voor

de school, maar ook voor het vakgebied.”

BestaansrechtHoe moet het wel? “Start bij de vraag wie je bent of wilt zijn”,

adviseert Morel. “Geef antwoord op de vraag wat je bestaans-

recht is. Welke waarde voegt jouw organisatie toe aan de

samenleving? Je kunt pas aan marketing gaan doen als je die

fundamentele vragen hebt beantwoord.”

Geen makkelijke opdracht, erkent Morel. Zijn klanten staan

soms met de mond vol tanden als ze zulke wezenskwesties

moeten beantwoorden. “Maar als je doorvraagt, komt er altijd

iets uit. Iedere organisatie heeft een doel, een oorspronkelijke

intentie. Door essentiële vragen te stellen, ontdekken organi-

saties weer waar ze voor staan.”

Het klinkt misschien abstract. Toch is die werkwijze praktisch

zeer toepasbaar, verzekert Morel. Zijn bedrijf De Betekenis-

fabriek gaf advies aan het gymnasium Juvenaat in Bergen op

Zoom. De leerlingen bleven weg vanwege een ‘stoffig’ imago.

De vwo-afdelingen van de lokale scholengemeenschappen

waren een geduchte concurrent.

“De school profileerde zich met hoge kwaliteit”, verklaart Morel.

“Dan red je het nooit; van iedere school verwachten we kwaliteit.

Maar waartoe dient die kwaliteit? Wij hebben de vraag gesteld:

wat maakt jullie bijzonder? Toen bleek dat de school over een

enorme maatschappelijke betrokkenheid beschikte en in staat was

om de leerlingen te leren hoe zij hun intellect kunnen inzetten

voor anderen. Leiderschapsontwikkeling kwam hoog op de

agenda. Slimme kinderen leren dat hun capaciteiten ook verant-

woordelijkheid met zich meebrengen.” De school was ineens

een opleidingsinstituut voor maatschappelijk leiders.

De marketingstrategie is vervolgens geen trucje, maar een logisch

gevolg van de identiteit. De website werd aangepast en er kwamen

nieuwe folders. In gedurfde projecten werd en wordt uiting

gegeven aan de belofte. Resultaat: een leerlingengroei van 10%

binnen enkele maanden.

KrimpVoor het bestuur van Probaz, een vereniging voor protestants-

christelijk basisonderwijs in Midden-Zeeuws-Vlaanderen, was

de demografische krimp aanleiding om na te denken over

marketing.

“We hebben sinds 2010 te maken met een dalend leerling-

aantal”, zegt Han van Opdorp, voorzitter van het college van

bestuur. “In het bestuur hebben wij de mogelijkheid besproken

om samen te werken met andere denominaties. Uiteindelijk

hebben wij gekozen voor de eigen profilering. Onze scholen zijn

relatief goed bezet. Samenvoegen kan altijd nog.”

Probaz heeft nu negen scholen met in totaal 1.461 leerlingen.

“De kleinste school, in Sluiskil, heeft nog altijd 75 leerlingen”,

vertelt Van Opdorp. Om aan noodgedwongen fusies te ontkomen,

grijpt Probaz nu naar marketing. “Daar doen we te weinig aan”,

meent de cvb-voorzitter. “We gaan meer feiten op onze website

vermelden.”

De vereniging heeft genoeg om trots op te zijn: vier scholen

zitten volledig in nieuwbouw, de vijf andere zijn volledig gereno-

veerd, alle negen scholen leveren volgens de onderwijsinspectie

het hoogste niveau van kwaliteitszorg. “Die positieve feiten zijn

in de wijken bekend, maar staan niet op onze site. Dat gaat

veranderen”, zegt Van Opdorp.

Doodlopende wegGerard Langeraert, voorzitter van het college van bestuur van

het Zeeuws-Vlaamse scholenbestuur LeerTij, bestempelt de

‘Alleingang’ van Probaz als een doodlopende weg. “Stel dat

Probaz straks alle leerlingen in, stel, Terneuzen heeft”, betoogt

Langeraert. “Dan worden die scholen bevolkt door een groot

aantal kinderen van wie de ouders niet de identiteit onder-

schrijven. Dan zal het bestuur moeten luisteren naar die ouders

en verliezen de scholen hun identiteit.”

Basisschool COS De Wereld

Sonmansstraat 87

3039 DH Rotterdam

T: 010 4663332

E: [email protected]

Directie: Sharon Hirschfeld

COS De Wereld is een christelijke ontmoetingsschool

9 Voorzichtig in de schijnwerpers

Page 10: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Maar wat dan? LeerTij is een denominatie-overstijgend

bestuur, waarin openbare en rooms-katholieke scholen en

één protestants-christelijke school samenwerken.

Die samenwerking is niet ontstaan uit luxe, maar uit pure

noodzaak. “Zeeuws-Vlaanderen zit bij de top 3 van de

Nederlandse krimpregio’s”, licht Langeraert toe. In 2020

zullen de 26 LeerTij-scholen naar verwachting 40% minder

leerlingen hebben dan in 2002.

“De vraag is dan welke strategie je kiest”, zegt Langeraert.

“We hebben eerst gekeken hoe we intern kosten konden

besparen. Op een gegeven moment heb je dan een onder-

grens bereikt. Datzelfde geldt voor slim inkopen. Je kunt ook

nadenken over het uitbreiden van de markt, maar dat heeft

in Zeeuws-Vlaanderen niet zo veel zin. Je vist allemaal in

dezelfde vijver.”

Over de grensHet enige wat dan overblijft is: over de grens kijken.

Want daar, in Vlaanderen, liggen volop kansen voor de

Zeeuws-Vlaamse scholen. Langeraert schat dat zo’n 600

kinderen dagelijks de grens oversteken, naar scholen in

Belgische grensplaatsen als Zelzate, Moerbeke, Stekene

en Sint Gilles Waas.

Dat zijn deels kinderen van Vlamingen die in Nederland

wonen, maar ook van Nederlanders die hun kinderen op

Vlaamse scholen doen. Dat laatste omdat de kinderopvang

veel goedkoper is. “We kunnen niet concurreren met het

gunstige arrangement van Vlaamse scholen”, stelt Langeraert.

Daarom vroeg hij het ministerie van OCW om toestemming

voor het aanbieden van kinderopvang in de scholen.

Dat groene licht is er nu. Via ‘sleutelexperimenten’ mogen

Nederlandse scholen in de grensstreek een voordelig arrange-

ment met kinderopvang inrichten. “Door alle geldstromen

te bundelen lukt het”, verklaart Langeraert.

Een experiment op een school in Koewacht was een door-

slaand succes. Binnen een week was de groep voor

3- jarigen vol. Langeraert verwacht voor het eind van dit

schooljaar de zogeheten ‘kindcentra’ operationeel te hebben.

Dat hij daarmee een ander probleem oplost (Vlaamse

scholen kunnen de toestroom van Nederlandse kinderen

nauwelijks nog aan) is mooi meegenomen.

Over de marketing van dit initiatief maakt LeerTij zich geen

zorgen. “Je hoeft de informatie alleen maar neer te leggen

bij de ouders”, meent Langeraert. “Het product verkoopt

zichzelf.” Zo hoopt Langeraert de scholen in Hulst, Koewacht,

Clinge en Sint Jansteen nieuw leven in te blazen.

Geen vies woordOnderwijsmarketing is voor veel bestuurders nog een onbekend

terrein, waarop ze zich niet graag begeven. Voor degenen die

zich er toch aan willen wagen, volgen hier nog wat tips.

Eerst een van Kaj Morel: “Heb je een helder beeld van je

bestaansrecht, en heb je ook een beetje verstand van marke-

ting, dan kun je jezelf behoeden voor flauwekulacties en in

plaats daarvan bouwen aan een sterk merk.”

Tenslotte een advies van Martin Damen: “Bereid je goed voor,

stel anderen op de hoogte. Profileren is geen vies woord.

Wat goed is, mag je voor het voetlicht brengen.”

Met dat laatste formuleert hij een universele marketingwet, of

het nu gaat om het promoten van een school, een wasmiddel

of een nieuwe auto. Een slecht product marketen is gedoemd te

mislukken. Een goed product verkoopt zichzelf, en kan daarbij

soms een duwtje in de richting van de schijnwerpers gebruiken.

Dat duwtje heet marketing.

Wat vindt een onafhankelijk marketingdeskundige van de aanpak van 5maal0, Probaz en LeerTij? Een korte reactie van dr. Kaj Morel van Hogeschool Saxion.

Over de campagne van 5maal0:“Typisch voor traditionele marketing

is het competitiedenken: zoveel

mogelijk van het beperkte aantal

leerlingen binnenhalen. Als daardoor

een andere school in de problemen

komt, is dat jammer voor hen.

Terwijl het in ons onderwijs niet

gaat om het recht van de sterkste,

maar om een passend en gediversi-

fieerd onderwijsaanbod. Ik zou

Damen willen vragen waarom zijn

scholen meer leerlingen verdienen.

De belofte van 5maalO is: plezierig,

veilig en goed onderwijs. In marke-

tingtermen zijn dit hygiënefactoren:

zaken die vanzelfsprekend zijn.

Onderscheiden kun je je er niet mee

op de lange termijn. Eigenlijk is de

boodschap van 5maalO: overal

elders is het een rommeltje, maar

bij ons niet. Het is zoiets als

Mercedes dat zou adverteren met

de slogan: onze auto's rijden wél.”

Over de plannen van Probaz:“De argumenten die Van Opdorp

geeft (feiten waarop ze trots zijn)

zijn ook allemaal zogenaamde hygië-

nefactoren: zaken waarop je wel

slecht kunt scoren maar niet goed.

Mensen verwachten niet anders.

Hygiënefactoren leiden niet tot

extra aantrekkingskracht en duur-

zame binding met kinderen en

ouders. Probaz gaat voorbij aan de

essentie van marketing, namelijk

duidelijk maken waarom je doet

wat je doet en welk verschil Probaz

maakt in de levens van hun leer-

lingen, hun ouders en de samen-

leving waarvan zij deel uitmaken.”

Over de inspanningen van LeerTij:“In feite breiden ze hun portfolio

uit. Je hebt een friettent, en je gaat

ook ijs verkopen. Misschien is dat

voor hen op de korte termijn een

oplossing. Een nadeel is dat zulke

oplossingen gemakkelijk te kopiëren

zijn, en daarmee kwetsbaar.

Een identiteit daarentegen kun je

niet kopiëren. Ik mis in dit verhaal

de vraag naar het bestaansrecht.

In een krimpsituatie heb je minder

scholen nodig. Is het nu werkelijk

belangrijk dat deze school blijft

bestaan? Het wordt mij niet

duidelijk waarvoor LeerTij staat.

Wat bindt hen? Waarin versterken

ze elkaar? Delen ze een visie op

onderwijs?”

10Voorzichtig in de schijnwerpers

Page 11: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Carla Schaap is senior

adviseur Kwaliteit bij de

Besturenraad

Wilt u reageren? Mail naar

[email protected]

Column

Deze mythe vind ik zo bijzonder door de onvoorwaar-

delijke liefde en het droevige eind, want Orfeo kan het

niet laten achterom te kijken en raakt daardoor voor

de tweede keer zijn Euridice kwijt. Gelukkig heeft de

opera op Soestdijk een happy end, ondanks het feit

dat Orfeo achterom kijkt.

Is achterom kijken een blokkade voor de beweging

naar de toekomst? Een vraag die ook in het onderwijs

met regelmaat speelt. Ervaringen in het verleden

hebben soms een verlammende werking op mensen,

maar tegelijkertijd zijn onze tradities en ervaringen de

basis voor het heden en de belofte voor de toekomst.

Daarin een balans vinden, is voor scholen niet altijd

eenvoudig. Een voorbeeld daarvan zag ik toen ik

onlangs een school bezocht waar het opzetten van een

nieuwe gesprekscyclus stevig stagneerde door negatieve

beeldvorming uit het verleden. Niet alleen in het beleid,

maar ook in het primaire proces vallen verleden en toe-

komst samen én lijken ze soms op gespannen voet te

staan. Leerlingen worden immers opgeleid met het oog

op de toekomst, en docenten vragen hen ook om daarbij

achterom te kijken, oog te hebben voor het verleden.

Omkijken en vooruitkijken worden sterk belicht in de

examenperiode en de diplomering. Voor scholen een

periode waarin drie momenten dicht bij elkaar komen:

de terugblik op de leerlingen zoals ze als bruggers

binnenkwamen, het feestelijke moment als de jong-

volwassenen het diploma in ontvangst nemen en de

vlaggen uitgaan, en dan de stap naar de toekomst:

jongeren vol verwachting op weg naar vervolgonderwijs

of een baan in de maatschappij. Een moment ook om

even stil te staan bij de betekenis van het onderwijs.

Wat hebben de school en het onderwijs leerlingen

meegegeven? En vanuit welke tradities?

Tex Gunning verwoordt dat zo mooi in zijn bekende

NIVOZ Lezing (2011): “Waardengedreven onderwijs

levert jonge mensen af die hun passie en talent willen

gebruiken om een bijdrage te leveren aan de wereld

en die dat ook kunnen omdat ze geleerd hebben hun

creativiteit aan te boren en out of the box te denken.

Ze zijn vertrouwd met hun interne kompas en zijn in

staat om van daaruit hun leven en de wereld vorm

te geven”.

Op scholen en ook bij de Besturenraad ronden wij

binnenkort het schooljaar af. De zomervakantie staat

voor de deur. Een moment van stilstaan en even

verstillen. Geniet van de zomer, de zon en de vrijheid.

Geniet van de ruimte, de ontmoetingen en de nieuwe

ideeën. Blik terug en vooruit en ontdek wat je kracht

is. Ik rond een schooljaar van columns schrijven af.

Dat was niet altijd eenvoudig, wel zeer verrijkend.

Ik kijk er met plezier op terug en geef de pen graag

door aan collega Ouko Beuving.

Ik wens iedereen een zonnige en rustgevende vakantie

toe. Kom na de zomer weer verfrist terug om de

volgende stap te kunnen zetten, met de blik vooruit,

vormgevend aan het onderwijs en daarmee ook aan de

wereld van morgen. En soms is even omkijken daarbij

gewenst!

Kijk niet om?Onlangs bezocht ik de opera Orfeo ed Euridice in de sprookjes-achtige setting van Paleis Soestdijk. Orfeo, die met zijn betoverende stem en snarenspel zelfs bij stenen ontroering weet te wekken, treurt om zijn gestorven geliefde Euridice. Liefdesgod Amore besluit dat de zanger haar uit de onderwereld mag terug-halen, maar stelt één voorwaarde: Orfeo mag niet om kijken tot ze in de bovenwereld zijn teruggekeerd.

11 Tekst Carla SchaapColumn

Page 12: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Merkwaardig, vond rector Marjolein Willemsen al

bij haar aantreden in 2010. Wel een hele nauwe

relatie en bijna bij elkaar op schoot, maar echt

samen iets ondernemen was er tot dan toe niet

bij. Zo af en toe deden docenten ad hoc wel eens

iets gezamenlijks, maar daar bleef het bij.

“Terwijl toch voor beide scholen hier veel winst

is te behalen”, aldus Willemsen. “Je kunt elkaar

versterken. Het is ronduit dom dat na te laten.”

Ze nam het initiatief voor een gesprek met de

bestuursvoorzitter van de CHE, die volgens haar

gelijk zijn enthousiasme toonde over het idee de

samenwerking breder in te vullen. Een gesprek

met de directeuren van de verschillende acade-

mies van de CHE volgde en ook die reageerden

met belangstelling.

Na een jaar van plannen maken en bezinning wer-

den april dit jaar de handtekeningen gezet onder

een samenwerkingscontract. Een belangrijk

moment, aldus Willemsen, want met een contract

op papier krijgt vrijblijvendheid in elk geval geen

kans. “De activiteiten moeten bestuurlijk geborgd

worden”, licht ze toe. “Het welslagen van samen-

werking mag niet afhangen van één of enkele

personen.”

Win-winHet Streek en de CHE doen nu op zowel bestuur-

lijk als vakinhoudelijk gebied dingen samen.

Een van de eerste doelstellingen is verbetering van

de aansluiting van de middelbare school op het

hbo. Willemsen: “Het verwachtingspatroon van

Veel leerlingen van CSG Het Streek in Ede stromen door naar de hbo-opleidingen van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). En de leraren en schoolbestuurders van beide onderwijsinstellingen kijken vanuit hun raam zo ongeveer op elkaars bureau. Toch was de goede buur op de kenniscampus ook tegelijkertijd een verre vriend, want van hecht samenwerken was het tot voor kort nimmer gekomen. Dat is begin dit jaar enorm veranderd.

12 Tekst Loek Mulder | Fotografie CSG Het StreekSamenwerking geeft Veluws onderwijs een impuls

Wat mijn school mijn school

maakt

Samenwerking geeft Veluws onderwijs een impuls

Page 13: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Ambitieuze schoolbestuurder met opvallende loopbaan

“Schrijf het maar op, wat maakt het ook

uit”, zegt Marjolein Willemsen tegen het

eind van het gesprek. Lachend wuift ze

haar eigen eventuele bezwaren tegen de

uitspraak weg. “Laat mij maar minister

van Onderwijs worden.” Ze ziet zoveel

mogelijkheden tot verbetering in de sector

dat ze zelf dolgraag op het hoogste niveau

de handen uit de mouwen zou willen

steken. Ze meent het serieus. En waarom

ook niet, haar loopbaan lijkt allerminst op

een vooraf uitgestippeld pad. “Aan carrière-

planning heb ik nooit gedaan”, zegt ze.

Via een baan als pr-manager voor Philips

en zestien jaar fulltime moederschap,

ging ze op haar 38e Nederlands studeren.

“Maar een baan in het onderwijs was zo

ongeveer mijn ergste nachtmerrie.

Waarschijnlijk omdat ik het zelf nooit leuk

heb gevonden op school.” Dat bleek een

vergissing, en na een stage en een tijdje

lesgeven ontdekte ze het tegendeel. “Het

werd helemaal mijn ding”, aldus

Willemsen. Na een kweekvijvertraject

voor management kreeg ze een leiding-

gevende functie op het Ichthus college.

“Dat was nogal wat. Ik zat pas drie jaar in

het onderwijs en was ook nog een vrouw.”

Via een directeurschap op een vmbo/mbo-

school werd ze rector van CSG Het Streek.

het hbo en de competenties en vaardigheden van

leerlingen die de middelbare school verlaten,

komen niet goed overeen. Wij identificeren nu

waar het aan schort en wat leerlingen dus moeten

bijleren om de overstap eenvoudiger te maken.”

Bedoeling is via lesprogramma’s en projecten de

scholieren van Het Streek op natuurlijke wijze

kennis te laten maken met het hbo. Omdat ze zo

tijdens hun middelbareschooltijd al regelmatig

bij de hbo-school over de vloer komen, wordt de

drempel van vo naar hbo verlaagd en stijgt de

kans op een succesvolle hbo-loopbaan. Ter voor-

bereiding op de overstap laat Het Streek scholieren

bijvoorbeeld alvast de taaltoets doen die hbo-leer-

lingen verplicht moeten afleggen voordat ze aan

hun tweede jaar mogen beginnen. CHE-studenten

op hun beurt zijn welkom op Het Streek voor bijvoor-

beeld de stages die ze lopen ter voorbereiding op

hun baan als leraar.

Omdat leerlingen van Het Streek al min of meer

kind aan huis zijn bij de CHE, ligt de keuze voor

een vervolgopleiding aan deze naburige hbo-

instelling meer voor de hand dan voorheen.

Het voordeel van de samenwerking zit hem voor

de CHE in de eerste plaats dus in de verzekering

van een instroom van ook nog eens goed voor-

bereide leerlingen. Een win-winsituatie, zoals dat

tegenwoordig heet.

Een ander samenwerkingsvoorbeeld, meer vak-

inhoudelijk van aard, is het debatproject van

beide scholen. “Een belangrijk onderdeel van ons

gymnasium-lesprogramma is het leren debatteren”,

licht Willemsen toe. “Wij doen ons best dat in te

vullen, maar de CHE beschikt over een docent van

de afdeling journalistiek die in dit onderwerp is

gespecialiseerd. Hij heeft onze leerlingen lesge geven

en een debattoernooi op de CHE georganiseerd.”

GebruikelijkDe schwung zit er nu goed in, aldus Willemsen.

“Over en weer is er betrokkenheid en sympathie.

Dat krijgt in de praktijk gestalte en dat versterkt

weer de betrokkenheid. De projecten komen snel

van de grond en worden door beide scholen serieus

aangepakt. Wederzijds is de wil aanwezig er iets

van te maken. Ook docenten zien er de meer-

waarde van in, en niemand die erbij is betrokken

wil dat het gerommel in de marge wordt.”

Ook al zien beide scholen tal van voordelen in de

samenwerking, zo heel gebruikelijk is een alliantie

als die tussen Het Streek en de CHE nou ook weer

niet. “Het voortgezet onderwijs heeft sterk de

neiging de blik vooral naar binnen te richten”,

aldus Willemsen. “Maar ik ben van mening dat

vo-scholen juist door de vensters naar buiten moet

kijken. Letterlijk een van de eerste dingen die ik

hier op de kenniscampus dan zie, dat is de CHE.”

Laat het maar ongebruikelijk zijn, vindt Willemsen.

“Ik ben misschien wat atypisch voor het onder-

wijs. Ik ben erg ondernemend en heb oog voor

zaken die misschien niet zo snel voor de hand

liggen. Maar wat zou het, we hebben nu iets

opgezet dat leerlingen en docenten inspireert,

verdieping biedt in de leerstof en bijdraagt aan

professionalisering van het onderwijsproces.”

Versterking identiteitEr lopen nu vijf pilot-onderdelen en de scholen

hebben een reeks andere projecten op de planken

liggen die het samenwerkingsproject moet verdie-

pen en verbreden. Met name op docentniveau is

verdieping een thema, zegt Willemsen: “Voor onze

leerkrachten kan lesgeven op de CHE bijzonder

inspirerend zijn, en andersom geldt dat ook voor

de CHE-docenten.”

Overigens werkt Het Streek op kleinere schaal ook

samen met de ROC A12, eveneens een buur op de

Edese kenniscampus, met de openbare scholen-

gemeenschap Pallas Athene en met het Marnix

College. Met die eerste wordt bijvoorbeeld gebruik

van lokalen gedeeld en met het Marnix College

worden de lessen Grieks gezamenlijk ingevuld.

En hoe zit het met de eigen identiteit binnen al

die samenwerkingsovereenkomsten, verwatert die

niet? Van invloed is het zeker, betoogt Willemsen.

Maar aangezien het begrip ‘christelijk’, op zowel

de CHE als op Het Streek nog echt inhoud heeft,

biedt de samenwerking ook op dit punt mogelijk-

heden van versterking. “Met Pallas Athene praten

we ook over gezamenlijke lessen filosofie”, vult

Willemsen aan. “Dat is een duidelijk identiteits-

gebonden vak. We moeten dus vooraf goed

bespreken hoe de christelijke component daarin

overeind blijft.”

FlowUiteraard leidt de samenwerking tot extra druk op

de reeds overvolle agenda van schoolbestuurders

en docenten, erkent Willemsen. “Wij zijn een

doodnormale vo-school die zich ook bekommert

om zaken als onderwijstijd en verzuim. Maar we

kunnen het samenwerkingsproject er goed bij

hebben, want we doen het om er beter van te

worden. Het zijn juist dergelijke projecten die het

onderwijs een impuls geven. Het doet iets met de

school, collega’s en leerlingen worden er blij van.

Het geeft flow in de scholen.”

13 Samenwerking geeft Veluws onderwijs een impuls

Page 14: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Het ledencongres van de Besturenraad stond dit jaar in het teken van besturen en toezicht houden in een onderwijsinstelling. Een actueel thema dat volop de aandacht heeft van overheid en samenleving. Gastspreker Doekle Terpstra, bestuursvoorzitter van Hogeschool Inholland, gooide in hoog tempo enkele stenen in de vijver.

Dat was even schrikken voor de zaal vol bestuurders

en toezichthouders in het onderwijs. Een diepe

crisis zoals bij Inholland kan zich bij élke onder-

wijsinstelling voordoen. Schijnbaar vanuit het

niets kan van de ene op de andere dag het voort-

bestaan van de organisatie op het spel staan.

Geen getobDie waarschuwing had Doekle Terpstra, voorzitter

van het college van bestuur van hogeschool

Inholland, in petto voor de ruim honderd deel-

nemers aan het ledencongres van de Besturenraad

in Amersfoort. Onder de titel ‘Geen getob aan de

top’ ging het over het verbeteren van de kwaliteit

van besturen en toezicht houden in het onderwijs,

en over Management Drives als een instrument

om de juiste balans in een organisatie te krijgen.

Met Terpstra als keynotespeaker op het congres

had de Besturenraad een ervarings deskundige bij

uitstek aangetrokken. Anderhalf jaar geleden werd

de voormalig voor zitter van de HBO-raad en van

de vakcentrale CNV binnengehaald om de diepe

bestuurscrisis bij Inholland te bezweren en te

voorkomen dat de instelling helemaal zou kap-

seizen. Een periode die hij beschreef als ‘buiten-

gewoon spannend’.

Hij wilde de deelnemers aan het congres maar al

te graag deelgenoot maken van de stormachtige

ontwikkelingen die Inholland heeft doorgemaakt.

Want daar kunnen anderen alleen maar wijzer

van worden. Maar Inholland is geen casus op

zich. “Zie het verhaal Inholland als een metafoor

van wat er in de hele samenleving aan de hand is.

Het gaat om het gebrek aan vertrouwen.

Het speelt niet alleen in het onderwijs, maar

in het hele publieke domein. In de zorg, bij de

woningbouwcorporaties, bij de banken.”

OpdrachtIn de ogen van de bestuursvoorzitter is er de

af gelopen jaren iets grondig misgelopen bij onder-

wijsinstellingen als Inholland. In de kern komt het

erop neer dat de verantwoordelijke bestuurders uit

het oog zijn verloren wat de opdracht van het

Aanwezigen luisteren geboeid naar het verhaal van Doekle Terpstra en maken gebruik van de mogelijkheid hem vragen te stellen.

“Verlies de professional niet uit het oog”

Ledencongres Besturenraad

14 Tekst Emmanuel Naaijkens | Fotografie Ruben Schipper“Verlies de professional niet uit het oog”

Page 15: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

onderwijs is: jonge mensen betekenisvol opleiden,

hun talenten tot bloei laten komen en hen voor-

bereiden op een plek in de samenleving.

Onderwijs draait om passie, engagement, emotie,

toewijding en gedrevenheid, maar het was volgens

Terpstra toch vooral de zogenaamde rationaliteit

wat bij bestuurders de klok sloeg.

“Wat ik bij Inholland aantrof, was een bijna getrau-

matiseerde groep medewerkers. Gefrustreerd door

de ene fusiegolf na de andere”, aldus Terpstra.

Voor de bestuurders draaide het vooral om de

structuur, ze waren ervan overtuigd dat door de

samenvoegingen als vanzelf een nieuwe organisatie

met een eigen identiteit zou ontstaan. Maar voor

de medewerkers was het tegendeel het geval, zij

hadden nauwelijks een band meer met hun eigen

instelling. De les van Terpstra: “Niet dat ik een

tegenstander ben van samenwerking, fusies en

schaalvergroting, maar alleen als uitkomst

van een zorgvuldig proces.”

De bestuurders van Inholland waren volkomen

losgezongen van de werkvloer, analyseerde

Terpstra, en ze werden daarin niet gecorrigeerd

door de raad van toezicht, omdat die geen kaas

gegeten had van onderwijs. “Het is leuk als je

bekende Nederlanders als toezichthouder kunt

aantrekken, maar je hebt er niets aan als ze zich

door een bestuurder het bos in laten sturen.”

Inholland was in de woorden van Terpstra verworden

tot een ‘dienstengedreven organisatie’ waar niet-

onderwijsgerichte activiteiten als ‘zelfrijzend

bakmeel’ toenamen. Het onderwijs kwam op het

tweede plan. Dat was ook te zien aan de opbouw

van de organisatie: slechts de helft van het perso-

neel bestond uit onderwijsmensen. Daar heeft het

nieuwe bestuur dan ook meteen het mes in gezet.

En Terpstra wilde achteraf best toegeven dat de

kritiek van Beter Onderwijs Nederland op dit punt

volkomen terecht was.

AanspreekcultuurHoe uit deze crisis te komen, c.q. hoe te voor-

komen dat een onderwijsinstelling uit de rails

loopt? Voor Terpstra is de richting duidelijk: het

eigenaarschap van het onderwijs moet ook bij

de professionals liggen, bij de mensen die dag in

dag uit met hun poten in de onderwijsklei staan.

Maar in het adagium dat de professional als indi-

vidu de ruimte moet krijgen, gelooft Terpstra niet.

Want dat levert het schrikbeeld op van de docent

in zijn klaslokaal die zelf wel bepaalt wat goed

onderwijs is. “Het onderwijs mist een aanspreek-

cultuur, we spreken elkaar niet aan op wat wel en

niet goed gaat. Er wordt wel in teams gesproken,

maar dat is toch een soort van veredeld werk-

overleg.”

Het is de taak van de bestuurders en het manage-

ment om dat gedeelde eigenaarschap te facili teren.

Het is volgens Terpstra ‘dom en naïef’ om te denken

dat je vanuit een ivoren toren kunt uit tekenen wat

goed is voor een organisatie. “De energie zit bij

de mensen die de organisatie dragen, niet bij de

leiders.”

DrijfverenNa het verhaal van Terpstra zou je als congres-

deelnemer bijna gaan denken dat het een haast

onmogelijke opdracht is om de kwaliteit van een

organisatie te versterken. Maar daarvoor bood

Cor Keijser op het congres een wenkend perspec-

tief. Hij is ontwikkelaar van Management Drives,

een instrument om de drijfveren van mensen in

een organisatie – maar ook van de organisatie als

geheel – in beeld te brengen.

Die drijfveren laten zien wat de denkpatronen zijn,

ze bepalen het gedrag van individuen en organisa-

ties. Met Management Drives kan dus inzicht

worden verkregen in de sterke en zwakke kanten.

Een goede mix van drijfveren is van belang om

een evenwichtige leiding of organisatie te krijgen

die in staat is om haar doelstellingen waar te

maken.

Evert Helfferich, directeur van Landstede Salland

in Raalte en congresdeelnemer, heeft dat laatste

goed in zijn oren geknoopt. “We gaan op zoek

naar een nieuw lid voor ons directieteam, en dat

moet dus iemand zijn die andere drijfveren in

zijn of haar profiel heeft dan jezelf hebt, zodat

je elkaar kunt aanvullen.” Ook het verhaal van

Doekle Terpstra vond Helfferich heel leerzaam.

“Zijn opmerking over zelfrijzend bakmeel en dat je

er alert op moet zijn dat je voeling houdt met het

onderwijs, dat sprak me wel aan. Het interessante

van deze bijeenkomst is dat je een spiegel krijgt

voorgehouden.”

‘Maak professionals weer mede-eigenaar van het onderwijs’

Carla Rhebergen

Cor Keijser

Lydeke Zandbergen en Frits Hoekstra Herstructurering; een van de vijf workshops

15 “Verlies de professional niet uit het oog”

Page 16: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

16

Om in onderwijsinstellingen goed beleid uit te zetten, is het van groot belang om rekening te houden met statistische wet-matigheden. Dat betoogt Kees Jansen, senior adviseur Personeel & Organisatie bij de Besturenraad, op basis van het boek Ons feilbare denken van de Israëlische psycholoog Daniel Kahneman.

Veel mensen hebben een voorkeur voor causaal

denken. Wanneer we eerst A waarnemen en dan

B hebben we de neiging om te veronderstellen

dat er een verband bestaat tussen A en B, en het

liefst een oorzakelijk verband. En dan associëren

we er op los.

Regressie naar het gemiddeldeEen paar voorbeelden: Diederik presteert bij een

bepaalde rekentoets uitzonderlijk goed. Hij krijgt

daarom van zijn leerkracht een uitbundig compli-

ment. “Geweldig, goed gedaan jongen!” Twee

dagen later is er weer een rekentoets over ongeveer

dezelfde stof en Diederik presteert aanmerkelijk

slechter dan de vorige keer. “Tja,” zegt de leerkracht,

“als je leerlingen complimenten geeft, worden ze

lui! Je kunt hen beter eens flink op hun kop geven

als ze niet goed presteren. Dat helpt tenminste.

William maakte twee dagen geleden dezelfde toets

allerbelabberdst, ik heb hem een fikse schrobbering

gegeven, en de tweede toets maakte hij een

stuk beter!”

Zijn vooronderstelling en tevens conclusie is:

1. Complimenten maken leerlingen lui.

2. Standjes leiden tot betere prestaties.

Wat vergeten wordt, is dat zowel bovengemiddelde

als ondergemiddelde prestaties de volgende keer

respectievelijk minder goed en beter zullen zijn,

op grond van een statistische wet die bekend

staat als regressie naar het gemiddelde.

Eigenlijk weet deze leerkracht dat heus wel, want

als hij op zijn pianoles op woensdagmiddag dat

stukje van Grieg volgens zijn leraar betoverend

heeft gespeeld, beseft hij heel goed dat het een

volgende keer wel minder zal gaan. En zijn directeur

weet dat als de school dit jaar een uitzonderlijk

lage Cito-score haalt, deze het volgend jaar wel

beter zal zijn.

Vaklui en beunhazenHet is dus veelal niet, en zeker niet alleen, een

kwestie van oorzaak en gevolg, maar van statis-

tiek. Alleen echte vaklui weten constant hoge

prestaties neer te zetten. En alleen een volslagen

gebrek aan professionaliteit veroorzaakt

permanent mislukkingen. Dan is er sprake van

oorzaak en gevolg. Maar het eigen gemiddelde

van een op topniveau presterende professional of

van een beunhaas ligt op een ander niveau dan

dat van de gemiddelde beoefenaar van diezelfde

activiteiten.

Voor beleidsvorming betekent dit dat een prestatie

die een keer ver boven of onder de maat is, nog

niet meteen tot maatregelen hoeft te leiden. Pas

als er sprake is van permanent hoge of juist lage

prestaties, moet er iets gebeuren. Dat betekent

niet dat iemand die uitzonderlijk goed presteert,

geen compliment mag krijgen of dat iemand die

ver onder de norm presteert, niet aangesproken

mag worden, maar maatregelen (een bepaalde

expertrol binnen de school, een niet verlengde

benoeming) zijn pas aan de orde als de gemid-

delde prestaties gedurende een langere periode

zeer afwijken van wat verwacht mocht worden.

ExtremenHet wordt ernstiger als de intuïtieve behoefte

aan verklaringen en causale verbanden bij

Beleidsvorming: lessen uit de statistiek

16Beleidsvorming: lessen uit de statistiek Tekst Kees Jansen | Fotografie Thinkstock

Page 17: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Beleidsvorming: lessen uit de statistiek

beleidsvorming een (te) grote rol gaat spelen,

vooral als dat gepaard gaat met een negeren van

statistische wetmatigheden. Een mooi voorbeeld

daarvan zien we bij de veronderstelde relatie tussen

de kwaliteit van scholen en de omvang daarvan.

Goed opgezette en uitgevoerde onderzoeken naar

die relatie wijzen er op dat kleine scholen beter

presteren dan grote. En evenzoveel onderzoeken,

net zo goed opgezet en uitgevoerd, tonen juist het

omgekeerde aan.

Hoe kan dat? Dat kleine proeven anders uitpakken dan grote is

eenvoudig aan te tonen. Stel dat twee personen

elk een pot met honderd knikkers hebben, vijftig

blauwe en vijftig rode. A pakt steeds vier knikkers

uit zijn pot en B zeven uit de zijne. Na elke keer

pakken worden de knikkers terug gedaan, er wordt

geschud en A en B pakken opnieuw. Beide noteren

ze de keren dat ze allemaal knikkers van eenzelfde

kleur pakken.

Iedereen kan begrijpen dat A vaker knikkers van

dezelfde kleur zal pakken dan B. Bij A zal dat

eens per acht keer pakken voorkomen, en bij B

eens per 64 keer. De kans op zo’n opvallende

uitkomst is dus bij kleine aantallen 12,5% en

bij grotere 1,56%. Dat scheelt nogal.

Zuivere vergelijkingIets dergelijks doet zich voor wanneer de resultaten

van kleine scholen vergeleken worden met die van

grote. De resultaten van kleine scholen zullen zich

eerder in extremen bevinden dan die van grote,

om de doodeenvoudige reden dat er kleinere aan-

tallen ‘knikkers uit de pot’ genomen worden voor

het onderzoek.

Wil men dus een zuivere vergelijking kunnen

maken tussen de resultaten van basisscholen met

bijvoorbeeld vijfhonderd leerlingen en die van

basisscholen met honderd leerlingen, dan zal men

de gezamenlijke resultaten van vijf scholen met

honderd leerlingen moeten vergelijken met die van

scholen met vijfhonderd leerlingen. De kans op

‘extreme’ resultaten is dan aanmerkelijk gedaald.

En als er dan nog significante verschillen zijn, dan

is het de moeite waard nader onderzoek te plegen

om de verschillen en hun oorzaken in kaart te

brengen. Overigens geldt deze wet van de extremen

bij kleine getallen ook als het gaat om risico-

beheersing. Veel risico’s zullen zich in grote organi-

saties vaker verwezenlijken, zo vaak dat men

ongeveer kan berekenen welk bedrag men er jaar-

lijks voor moet reserveren. In kleine organisaties

zal een vergelijkbaar risico aanmerkelijk minder

vaak werkelijkheid worden, maar áls dat gebeurt,

kan het leiden tot een catastrofe, omdat men er

geen rekening mee had gehouden.

Vertraging en budgetoverschrijdingEen laatste voorbeeld van besluitvorming waarbij

statistiek te zeer een onderschikte rol speelt is dat

van projecten. Veel projecten die scholen of andere

organisaties starten, hebben een te strakke tijds-

planning en begroting. Stel dat een project wordt

uitgevoerd in een traject dat vijf stappen omvat.

Iedere stap vergt een investering van € 10.000, en

voor iedere stap geldt een kans van 80% dat die

zonder vertraging wordt afgewikkeld en een kans

van 90% dat die zonder budgetoverschrijdingen

uitgevoerd kan worden.

Voor het hele project betekent dat een kans van

0,85 (ongeveer 33%) dat het hele traject zonder

vertraging kan worden uitgevoerd, en een kans

van 0,95 (ongeveer 59%) dat er geen budget-

overschrijding zal plaatsvinden. Omgekeerd:

de kans dat het hele traject vertraging zal oplopen

is 67%, en de kans op budgetoverschrijdingen

is 41%.

Dit besef hoeft er niet toe te leiden dat het project

wordt afgeblazen, maar het verkleint de teleurstelling

bij vertraging of overschrijding van de begroting,

en stimuleert de zoektocht naar mogelijkheden om

de kansen op succes groter te maken.

Het loont derhalve de moeite om bij het voorberei-

den van een project goed na te denken over de

kans dat een stap in het projectplan zonder

vertraging kan worden afgerond, en de kans dat

voor die stap het budget niet overschreden wordt.

Wanneer al die kansen vermenigvuldigd worden is

de kans op een probleemloze afronding eenvoudig

te berekenen. Als dat te riskant uitpakt en een

ruimer tijdpad en/of budget niet mogelijk zijn, kan

worden besloten om het project geen doorgang te

laten vinden, maar dan kan aan iedereen worden

uitgelegd waarom dat zo is.

Naar aanleiding van: Daniel Kahneman,

Ons feilbare denken (Thinking, fast and slow),

Amsterdam: Uitgeverij Business Contact, 2011.

17

Page 18: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Zeer zwak: en nu?

“Onderwijskundig is uw school een karkas”: het zal je maar gezegd worden. Ben Roeten was net directeur van De Hoekstee in Beerzerveld toen de onderwijsinspectie dat oordeel velde. Samen met het team ging hij er tegenaan. Terwijl de school zich terug-

vocht naar het basisarrangement, ontwikkelde Roeten een visie op hoe je zo’n verbeterproces het beste kunt begeleiden. Hij was sindsdien interim-directeur op diverse zwakke scholen en spreekt regelmatig over dit onderwerp.

Roeten is gefascineerd door wat zo’n veranderingsproces met

mensen doet. Twee jaar geleden begon hij met een masterstudie

aan de Universiteit van Utrecht, waarin hij zich met name richt

op de betekenis die betrokkenen geven aan de ontwik keling van

een zeer zwakke naar een opbrengstgerichte school.

Als het oordeel ‘zwak’ of ‘zeer zwak’ eenmaal is geveld, is de

reactie van het betrokken team standaard, zegt hij. “Verbazing,

ongeloof, ontkenning, verwarring. Maar ook woede, en de schuld

buiten zichzelf zoeken.” Sommige leerkrachten, die veel moeite

hebben met de situatie en hun aanpak niet willen veranderen,

stappen meteen op.

Roeten laat hen bij voorkeur zelf die conclusie trekken.

Degenen die wel willen blijven, gunt hij de tijd om zich aan te

passen. Met verzet moet je aan de slag. “Als je de onderstroom

van wanhoop en verwarring niet op tafel krijgt, ontstaat er

veelal vervelend gedrag. De dwarsliggers zijn degenen die zich

niet identificeren met het nieuwe plan. Daar moet je draagvlak

voor creëren, voor zover de tijd dat toelaat.”

Op zwakke scholen zie je volgens Roeten vaak een optelsom

van factoren die samen de kwaliteit ondermijnen. Het team is

niet gefocust op data. Men is didactisch niet sterk, en er wordt

te weinig tijd uitgetrokken voor de basisvakken. Het ambitie-

niveau is laag, men analyseert niet of te weinig, en er worden

te weinig doelen gesteld. Er wordt hard gewerkt, maar niet aan

de juiste dingen.

Het onderwijs sluit vaak ook onvoldoende aan op de leerlingen-

populatie. “Als je veel gewogen leerlingen hebt die zwak zijn in

18Zeer zwak: en nu? Tekst Marijke Nijboer | Fotografie Wilbert van Woensel

Page 19: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

taal, moet je daar je methode en leertijd op afstemmen.”

Het ontbreekt veel zwakke scholen aan een gemeenschappelijke

visie en een doorgaande lijn. Soms staan de besturen op te

grote afstand. “Ze bemoeien zich wel met huisvesting en perso-

neel, maar niet met de kwaliteitszorg.”

Dialoog durven aangaanDe directeur moet onderwijskundig sterk zijn, maar ook inlevend.

“Hij moet de problemen aanvoelen en de dialoog durven aangaan.”

Op veel zwakke scholen, zegt Roeten, zitten de directeuren al

jarenlang op hun plek. “Soms stellen ze zich teveel op als

manager. De directeur moet er op de juiste momenten zijn.

Hij moet de leerkrachten volgen, zien wat het leerkrachtgedrag

oplevert en dat in functioneringsgesprekken aan de orde stellen.

Hij neemt de mensen mee in het proces, waardoor zijzelf beslissen

dat ze moeten bijscholen.”

Roetens voorkeur gaat naar de ‘ontwikkelaanpak’, waarbij het

team en de school naar een andere werkwijze toegroeien.

Een robuustere aanpak is de planstrategie: je dropt een plan en

zegt: zo gaan we het doen.

Roeten zag zich vijf jaar geleden gedwongen om deze strategie

toe te passen toen hij interim-directeur werd op een zeer zwakke

school in Vroomshoop. Hij kreeg slechts twee jaar de tijd voor

het verbeterproces. “Het team klapte als reactie vol ledig uit

elkaar. Het ging sommige mensen veel te snel.”

Hij formeerde een nieuw team, dat inzette op rekenen, taal en

lezen. Er werd regelmatig geëvalueerd en bijgesteld en na

anderhalf jaar hard werken was de school uit de gevarenzone.

Bij De Hoekstee kreeg hij geen strakke deadline en kon hij het

team beter meenemen in het proces. “De helft wilde aandacht

voor de basisvakken, de creatieve vakken en een goed peda-

gogisch klimaat. De andere helft koos voor een goede basis én

opbrengstgericht werken. Uiteindelijk hebben we al die zaken

aangepakt. Het een hoeft niet te lijden onder het ander.”

De imagoschade van het predicaat ‘zwak’ is vaak enorm, heeft

Roeten ervaren. “We stonden in de Volkskrant als een van de

honderd slechte scholen van Nederland.” In drie jaar tijd kwam

de school er bovenop. “De inspectie vindt de school nu uiter-

mate goed.”

Stip aan de horizonHij wijt het succes aan de ontwikkelaanpak. De uitgangspunten

hiervoor ontleende hij aan Peter Senge, een Amerikaanse

wetenschapper op het gebied van kennismanagement.

“We hebben als team samen gedefinieerd wat onze waarden

zijn. Dat werd de stip aan de horizon. De Hoekstee koos voor

een klimaat waarin het kind zich optimaal kan ontwikkelen.

We beschouwden de school als één systeem, waarbij alles op

elkaar inwerkte. We gingen de dialoog aan over de definitie van

zwak en goed onderwijs en bevorderden door scholing het

persoonlijk meesterschap. We groeiden samen en er ontstond

er meer synergie.”

Een van Roetens huidige besturen, VPCO Hasselt, verbond zich

aan meerdere pabo’s. In samenwerking met lectoren, docenten

en studenten wil Roeten de betrokken scholen tot onderzoekende

scholen maken. Lectoraten zetten onderzoeken op, en onder

begeleiding van docenten gaan studenten samen met leer-

krachten op zoek naar antwoorden.

Diverse scholen hebben inmiddels een profiel gekozen, bijvoor-

beeld Dalton-onderwijs. Een van de onderzoeken richt zich op

de vraag hoe de verschillende schoolconcepten zich verhouden

tot opbrengstgericht werken.

Roeten vindt dat de overheid teveel energie stopt in de uitersten;

zeer zwakke- en excellente scholen. “Ik vrees ook dat excellentie

wordt gekoppeld aan opbrengsten. Dan krijg je ongewenste

effecten, zoals leren voor de toets. We zijn nog steeds alleen

maar op de flanken bezig. Waarom is er geen gerichte aandacht

voor de middengroep?”

Maar mocht het ministerie onder het volgende kabinet blijven

afkoersen op excellente scholen, dan denkt hij dat voormalige

(zeer) zwakke scholen een goede kans maken op dit predicaat.

“Neem De Hoekstee: die is twaalf jaar geleden uit een diep dal

gekomen. Het hele verbeterproces is verinnerlijkt, het team is

zelfsturend en de relatie met de ouders is uitstekend. Van zo’n

school gaat een enorme kracht uit.”

Tips voor directeuren van (zeer) zwakke scholen

Zoek samen naar de betekenis van het verander-

proces. Hoe heeft deze situatie kunnen ontstaan?

Geef ruimte aan emoties. Is het stempel ‘zwak’

verdiend? Als teamleden vinden van niet, denk dan

samen na over de definitie van een goede school en

wat de maatschappij vraagt van basisscholen.

De school die je wilt zijn, de waarden die je deelt

en dat wat je wilt bereiken met de kinderen vormt

je gezamenlijk doel. Het is belangrijk dat alle team-

leden zich uiteindelijk achter dit doel scharen.

Kijk welke bijdrage een ieder kan leveren.

Zorg dat alle teamleden toewerken naar hun

persoonlijk meesterschap en verbind dit met de

vak literatuur.

Vind een gezamenlijke taal en houd het gezamen-

lijke doel voor ogen. Maak de groeiende synergie

zichtbaar.

Analyseer ‘harde’ en evalueer zachte opbrengsten

om de vooruitgang te monitoren.

Stuur waar nodig krachtig bij. Wees zacht op de

mensen en hard op de inhoud.

19 Zeer zwak: en nu?

Page 20: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Zorg en liefdeJullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt.

Matteüs 5:13 (Nieuwe Bijbelvertaling)

Wees zelf de verandering die je in de wereld wilt zien.

Mahatma Gandhi

Mijn bronnen van inspiratie zijn het lezen van

boeken en tijdschriften en het voeren van vele

gesprekken met een diversiteit aan mensen.

Vanuit deze inspiratiebronnen heb ik mijn

persoonlijke overtuiging ontwikkeld.

Ik ga voor een betere en mooie samenleving,

en ik geloof dat dat begint bij de basis: het kind.

Ik geloof dat ieder mens op zijn of haar plek de

zorg heeft om het op die plek zo goed mogelijk te

doen. Of dat nu op je werk is of thuis. Jij bent de

steen in het water en maakt de cirkel groter – het

is als een olievlek.

Christelijk onderwijs heeft alles te maken met

verantwoordelijkheid en zorg voor de samenleving,

en dat geven we kinderen mee. Je mag zijn wie je

bent in zorg en liefde voor je medemens.

Tilly Jaarsma

Directeur CBS De Kring, Apeldoorn

Inspiratie

Inspiratie voor christelijk onderwijs

20 Samenstelling Guido de BruinInspiratie

Page 21: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Ik ben sinds januari 2012 directeur van PCBS

Ichthus te Apeldoorn. Een school met 33 natio-

naliteiten. Een kleurrijke werkomgeving waar 240

jonge wereldburgers elkaar iedere dag ontmoeten

en met elkaar samenspelen, samenwerken en

leren samenleven.

Het bovenstaande verhaal heb ik voorgelezen tijdens

de teamvergadering waarin ik bekend mocht

maken dat ik de nieuwe directeur zou worden.

Ik ben geïnspireerd geraakt door het boek De die-

nende leider van James A. Autrey. Een dienend

leider werkt vanuit een diepere verbinding met het

werk. Zo voelt het ook: een school als Ichthus is

maatschappelijk heel relevant voor de gezinnen,

voor onze leerlingen. Ook ik voel die verbinding

met deze bijzondere werkomgeving.

Ik wil in mijn leiderschap laten zien dat je met

respect, eerlijkheid en spiritualiteit anderen kunt

inspireren tot verantwoordelijkheid. Leiding geven

is voor mij niet van een afstand toekijken en een

ander iets toeroepen. Ik wil ander laten delen in

mijn kracht. Dat betekent soms letterlijk ‘een

hand toesteken’.

Het verhaal geeft voor mij ook de essentie weer

van het leven van Jezus. Jezus als dienende leider.

Hij is voor mij een inspiratiebron door te laten

zien hoe je niet door lawaai, geweld en bravoure

maar juist door stilte en bescheidenheid anderen

voorgaat en helpt. Dat zijn woorden en daden

nog steeds wereldleiders inspireren, blijkt uit de

uitspraak van Nelson Mandela. Een leider van

wereldformaat. Niet door geweld, lawaai of

wapengekletter, maar juist door stilte, geduld,

bescheidenheid, en innerlijke kracht.

Elke Melody

Directeur PCBS Ichthus, Apeldoorn

Een hand toestekenIn het noorden van Perzië zonk een man weg in een moeras. Alleen zijn hoofd kwam nog boven het slijk uit. Luidkeels schreeuwde hij om hulp. Al spoedig verzamelde zich een menigte bij de plek des onheils en iemand had de moed om de ongelukkige te helpen.“Geef me je hand”, riep hij hem toe. “Ik zal je uit het moeras trekken.” Maar de verdrinkende man bleef om hulp roepen en deed niets waardoor de ander hem eruit kon trekken. “Geef me je hand”, moedigde deze hem meermalen aan. Het antwoord was slechts een erbarmelijk geschreeuw om hulp. Toen bemoeide een andere man zich ermee: “Je ziet toch dat hij je nooit zijn hand zal geven. Geef hem jouw hand, dan kun je hem redden.”

Uit: Erich en Leo Kaniok, Een vleugje wijsheid. Levensverhalen voor een wijs leven, Haarlem: Uitgeverij ZintenZ, 2011

Als ik iets goeds zie, geef ik een compliment.Als ik iets zie wat fout gaat, bied ik hulp aan.

Nelson Mandela

Inspiratie

In december 2010 verscheen onze uitgave Inspiratie voor christelijk onderwijs, een ‘schat-kistje’ met teksten die mensen inspireren in hun werk voor het christelijk onderwijs. Op deze pagina’s gaan we door met het verzamelen van teksten die u raken, bemoedigen of richting geven in uw werk als schoolleider, schoolbestuurder, toezichthouder, leraar of medewerker van een christelijke onderwijsinstelling. U kunt uw tekst met een korte toelichting (beide maximaal 200 woorden) sturen naar Guido de Bruin, e-mail [email protected].

21

Page 22: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Vrijheid van onderwijs

Geen voorrangs-posities meer

Meer ruimte voor het stichten van scholen. Daarvoor pleit de Onderwijsraad in zijn advies over artikel 23 van de Grondwet. Een school die voldoende leerlingen weet te trekken en vooraf deugdelijk onderwijs garandeert, voorziet in een maatschappelijke behoefte en heeft recht op overheids-bekostiging. Hoe valt die ruimere interpretatie van de onderwijsvrijheid in het christelijk onderwijs? Schoolbestuurders gaan in gesprek met de opsteller. “Er is geen preferente positie meer voor de zuilen.”

In debat22Geen voorrangsposities meer Tekst Bert van der Kruk | Fotografie Ruben Schipper

Page 23: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Geen preferente positieAllemaal mooie en vriendelijke woorden, reageert

Elza Kuyk, adviseur van de Besturenraad en debat-

leider. “Maar wat moeten we met de periodieke

oudertoetsing waarvoor de Onderwijsraad een lans

breekt? En welke ‘kleur’ krijgt straks de school in

een nieuwbouwwijk, als nog volstrekt niet duidelijk

is welke ouders hun kinderen daarnaartoe sturen?”

In het rapport ‘Vrijheid van stichting’, dat vier hoog-

leraren vorig jaar schreven, werd nog de suggestie

gewekt dat de eerste school in een nieuwbouw-

wijk een openbare zou moeten zijn. “Zo staat het

gelukkig niet meer in het advies van de

Onderwijsraad. Maar ik lees daarin wel een variant,

namelijk dat eerst het bijzonder onderwijs een

kans krijgt; als die niet slaagt, heeft de gemeente

de verplichting om een openbare school op te

richten.”

Op dit punt moet Geert ten Dam, voorzitter van

de Onderwijsraad, toch even een nuancering aan-

brengen: “Nee, nee, wij zeggen niet dat eerst het

bijzonder onderwijs het initiatief krijgt. Wij zeggen

dat het initiatief bij de ouders ligt. Zij kunnen ook

het initiatief nemen om een openbare school te

stichten. Dat betekent dat noch het bijzonder

onderwijs noch het openbaar onderwijs een

preferente positie heeft. De school is van de ouders.

In eerste instantie is het particulier initiatief aan

zet. Pas bij het falen van de ‘markt’ is de overheid

aan de beurt, omdat er nu eenmaal een onderwijs-

voorziening in de wijk moet zijn.”

Miek Laemers, hoogleraar onderwijsrecht aan

de Vrije Universiteit en een van de opstellers van

‘Vrijheid van stichting’, geeft toe dat er “in ons

rapport sprake leek te zijn van een voorrangspositie

voor het openbaar onderwijs, al hoef je die er niet

in te lezen”. De Besturenraad reageerde daar des-

tijds zeer kritisch op. Voorzitter Wim Kuiper is blij

dat in het advies van de Onderwijsraad die suggestie

niet meer is te lezen. “Het lijkt nu eerder andersom

te zijn, wat ik overigens prima vind: als het primaat

bij de ouders wordt gelegd, is eigenlijk bijzonder

onderwijs de norm.”

De schoolbestuurders lachen, maar Geert ten

Dam trapt er niet in: “Nee, nee, ik moet daar heel

streng in zijn: ouders kunnen er ook om heel

principiële redenen voor kiezen om een openbare

school op te richten. De vanzelfsprekendheid

waarmee een nieuwe school nu een bepaalde

kleur krijgt – op grond van het marktaandeel of

omdat een bepaalde denominatie nu eenmaal aan

de beurt – is niet meer van deze tijd. Er is geen

preferente positie meer voor de zuilen.”

“Ik ben blij dat artikel 23 even uit de storm is.”

Frits Hoekstra, rector van het Bornego College

in Heerenveen, vindt het een verademing dat de

Onderwijsraad “op een frisse manier” tegen het

Grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs

aankijkt, “zonder dat er meteen een strijd uitbreekt

over christelijke identiteit of levensbeschouwelijke

richting”.

Ook de andere schoolbestuurders aan tafel hebben

lof voor het advies van de Onderwijsraad. In politieke

kringen wordt artikel 23 steeds vaker beschouwd

als “een beetje raar en achterhaald”, zegt Egbert

Boerma, rector van het Corderius College in

Amersfoort. “Maar de Onderwijsraad stelt dat

het een heel eigentijds artikel is, dat hier en daar

nieuwe accenten moet krijgen.”

Die ‘eigentijdse invulling’ van het bijna honderd

jaar oude artikel kan volgens Boerma onderhand

ook geen kwaad. “Te lang hebben sommige

denominaties er gebruik van gemaakt, zonder zich

nadrukkelijk te profileren. Het is goed dat scholen

nu worden wakker geschud: jullie hebben bestaans-

recht op grond van artikel 23, maar maken jullie

dat ook werkelijk waar?”

Even lijkt het erop of het SBM-debat dit keer in

een kwartier kan worden afgerond, want ook van

de andere zijde van de tafel klinken louter positieve

geluiden over het advies van de Onderwijsraad.

“Ik vind het verrassend om daarin enorm veel

ruimte te bemerken”, stelt Anco van

Moolenbroek, directeur van de evangelische

middelbare school De Passie in Utrecht.

De grote nadruk die de Onderwijsraad legt op

de vrijheid van ouders om scholen op te richten,

is ook goed gevallen bij Jan Overweg, voorzitter

van het college van bestuur van de Vereniging

Gereformeerd Primair Onderwijs HAAL (Midden-

Nederland). “Een mooi rapport, dat artikel 23

op positieve manier belicht. Artikel 23 heeft tot

kwalitatief goed onderwijs geleid in Nederland.

Daar mogen we best trots op zijn.”

Van boven naar beneden:

Frits Hoekstra

Egbert Boerma

Jan Overweg

Geert ten Dam

23 Geen voorrangsposities meer

Page 24: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Problemen opwerpen Toch blijft het een lastig punt: hoe kom je erachter

welk soort school ouders voor hun kinderen in een

nieuwbouwwijk willen? Ouderverklaringen, zoals

de Onderwijsraad wil, stuiten op allerlei praktische

bezwaren. Waarom niet gewoon vasthouden aan de

systematiek die nu ook wordt toegepast, waarbij

de bestaande verhoudingen in andere wijken als

uitgangspunt gelden, vraagt Jan Overweg.

“Daarmee kun je de zaken redelijk goed voorspel-

len.” Hij krijgt bijval van Wim Kuiper: “De methode

oogt misschien wat kunstmatig, maar waarom zou

je hem opgeven voor iets wat in de praktijk moeilijk

is uit te voeren?”

“Maar waarom vooral problemen opwerpen”,

vraagt Frits Hoekstra. “Natuurlijk zijn er hier en

daar problemen, maar ik zie in het advies van de

Onderwijsraad vooral veel kansen. Het teruggeven

van de verantwoordelijkheid om scholen te stichten

aan ouders, sluit direct aan bij onze eigen traditie.

Daar komen wij vandaan. Ik hecht persoonlijk

sterk aan die traditie. Om die reden is onze school

geen stichting, maar een vereniging waarin ouders

nog steeds hun invloed kunnen uitoefenen.”

Ook de voorzitter van de Onderwijsraad wijst op

het grotere principiële belang. Geert ten Dam:

“Wij willen artikel 23 op zo’n manier interpreteren

dat het zijn kracht kan blijven behouden in deze

tijd. Dat is in een notendop ons advies. Vanuit die

principiële lijn hebben we verder geredeneerd: als

het onderwijs van de ouders is en zij de vrijheid

hebben om hun kinderen onderwijs te gunnen

vanuit hun eigen levensbeschouwelijke oriëntatie,

moet daarvoor ook alle ruimte zijn. Op dit

moment heeft bijvoorbeeld het ontwikkelings-

gericht onderwijs alleen maar kans van slagen als

het zich kan verbinden aan een van de zuilen.

Vanuit onze principiële redenering is daar helemaal

geen reden toe. Sterker nog: als we de ruimte in

het bestel niet principieel openlaten, halen we

uiteindelijk de kracht van artikel 23 onderuit.

Dat moeten we met elkaar niet willen.”

Van boven naar beneden:

Wim Kuiper

Miek Laemers

Anco van Moolenbroek

Van kleur verschietenDezelfde principiële redenering volgend, ziet Ten

Dam de oprichting van nieuwe scholen vooral als

een taak van ouders en niet van schoolbesturen.

Maar, werpt Kuiper tegen, “die schoolbesturen

hebben hun ticket al verdiend, omdat zij veel

ouders aan zich hebben weten te binden”.

Opnieuw laat de voorzitter van de Onderwijsraad

zich van haar strenge kant zie: “Nee, dat is een

omkering van zaken.”

Tegelijk spelen de besturen een belangrijke rol als

het gaat om de continuïteit van de school, stelt

Miek Laemers. “Je kunt natuurlijk niet bij iedere

wisseling van je schoolpopulatie voor een andere

identiteit kiezen. Ouders geven aan een bestuur

een zeker bevoegd gezag. Zij hebben allerlei

instrumenten om invloed uit te oefenen, onder

meer via medezeggenschap, waardoor de dialoog

gaande blijft. Het vinden van evenwicht is daarbij

een heel subtiel spel. Maar ik voorzie geen situa-

ties waarin iedereen opeens tot de verrassende

ontdekking komt: jongens, we zijn nu al jarenlang

protestants-christelijk bezig, maar kunnen we toch

niet beter katholiek worden?”

“Ik kan me daar ook helemaal niks bij voorstellen”,

beaamt Geert ten Dam. “Als er na een aantal

jaren een verkleuring van identiteit optreedt, zou

ik tegen het schoolbestuur zeggen: u heeft uw

werk niet goed gedaan. Hoe kan het nou dat u

zoiets in goed overleg met ouders niet gezien

heeft? Heeft u zich niks aan hen gelegen laten

liggen en na oprichting van de school de deur

meteen achter u dichtgetrokken?”

Als de kans daarop zo klein wordt geacht, vraagt

Wim Kuiper zich hardop af, waarom stelt de

Onderwijsraad dan toch een periodieke ouder-

toetsing voor? Ten Dam: “Omdat wij denken dat

het verstandig is. Wij raden schoolbesturen aan om

het op gezette tijden met ouders expliciet te hebben

over de vraag: Waar staan wij voor en vanuit

welke oriëntatie willen wij kinderen les geven?”

Kuiper is niet overtuigd, hij blijft licht achterdochtig.

“Waarom wordt dit geponeerd? Waarom een perio-

dieke toets om de vier jaar, waarbij het vrij simpel

wordt voor een gekwalificeerde meerderheid om

de kleur van de school te veranderen en aan te

passen aan de ideeën van de ouders? Als er toch al

allerlei mechanismen bestaan om de aansluiting

tussen ouders en bestuur goed te houden?

Stel dat je aan ouders gaat vragen: Vindt u dat

we als school pc moeten blijven? En stel dat drie

kwart nee zegt. Dan moet je als school, met

alle docenten die je hebt aangenomen op een

bepaalde identiteit, opeens een heel andere kant

24Geen voorrangsposities meer

Page 25: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

op. Ik kan me daar, ook in praktische zin,

heel moeilijk iets bij voorstellen.”

Egbert Boerma ziet het minder zwart-wit. Wat

vaker gerichte feedback vragen van ouders kan

volgens hem helemaal geen kwaad, al moet de

vraagstelling dan wel anders luiden: “Heeft u het

gevoel dat we als school protestants-christelijk

zijn en ziet u dat als een kwaliteit van de school

die ook in het onderwijs terugkeert? Als dan

driekwart van de ouders nee zegt, heb je wel een

probleem en dat moet je oplossen. Wil je het

probleem oplossen zonder van kleur te verschieten,

dan moet je aan de bak. Wil je dat niet, dan word

je toch een algemeen bijzondere school? Daar

moeten we niet krampachtig over doen.”

De vraag is alleen, werpt Anco van Moolenbroek

op, welke waarde heeft zo’n peiling? “Wij doen nu

ook al jaarlijks peilingen onder ouders en leerlingen

over de kwaliteit en identiteit van onze school.

Maar ik zou niet graag zien dat op basis daarvan

de school van kleur verschiet.” Ook Jan Overweg

vindt overleg met ouders een normale zaak. “Maar

de kleur waarvoor ik sta, wil ik zelf blijven uitstralen.

Daar ga ik over.”

Ons soort mensenIn het gereformeerd onderwijs hoeft Overweg zich

daar vooralsnog weinig zorgen over te maken.

Maar wat nu, zo vraagt hij, als een groep ouders

in een nieuwbouwwijk elkaar vindt op een wille-

keurige grootste gemene deler. “Welke eis gaan

we stellen aan die gemene deler? Ik zou willen dat

het om een duidelijke identiteit gaat, waarvan ook

in de dagelijkse gang van zaken in de school iets

te merken is.”

Hij verwijst naar een eerdere SBM-column van

Wim Kuiper over Gooise hockeyouders die met dit

advies in de hand voor hun kinderen een elitaire

Ons-Soort-Mensenschool kunnen oprichten. Geert

ten Dam begrijpt de argwaan. “Maar wie bepaalt

wanneer iets een identiteit is? De overheid? Nee,

die positie heeft de overheid niet; dat druist lijn-

recht in tegen artikel 23. Dus als de school voor

hockeyende leerlingen er komt, dan zal het zo zijn.”

Wim Kuiper is er niet blij mee; zoiets voedt alleen

maar de tweedeling in de samenleving. De meeste

scholen – openbaar, protestants, katholiek – werpen

daartegen een dam op met hun open-aanname-

beleid. “Maar dat kan dus ook veranderen.

Er kunnen scholen komen die de boel tamelijk

gesloten houden. Er kunnen dubieuze identiteiten

ontstaan…”

“Maar wat is dat een Ons-Soort-Mensenschool?”,

vraagt Ten Dam. “Dat is een evangelische school

toch ook? En is dat slecht? Nee. En wat zijn dat

dan, dubieuze identiteiten? We hebben een buiten-

gewoon helder kader: men mag niet buiten de

grenzen van de democratische rechtsstaat treden.

Het gaat mij veel te ver om bij voorbaat te zeggen:

aannamebeleid is aan de ene school wel voor-

behouden, want die zal er secuur gebruik van

maken, en aan de andere niet. Daarmee gooi je

het principe weg dat ouders onderwijsvrijheid

hebben. Ik vind dat principe kostbaarder dan

de angst.”

Ledenpeiling Besturenraad

Verandering niet nodig

Vlak voordat de Onderwijsraad met zijn advies over de vrijheid

van onderwijs kwam, hield de Besturenraad een ledenpeiling

over hetzelfde onderwerp. Honderdvijftig schoolleiders vulden

de enquête in.

Bijna 80% van hen vindt het niet nodig dat er iets verandert

aan de wettelijke vrijheid van onderwijs. Ongeveer de helft laat

weten het liefst de huidige erkende richtingen te willen behouden.

Bijna een derde vindt verruiming van het richtingbegrip, zoals

ook de Onderwijsraad voorstelt, prima.

De grote meerderheid van de respondenten hecht grote waarde

aan elementen van de onderwijsvrijheid die de laatste jaren in

de politiek geregeld ter discussie worden gesteld. Zo vindt 82%

het ‘heel erg belangrijk’ en 16% het ‘belangrijk’ dat een school

de vrijheid heeft om personeelsleden aan te nemen die goed

passen bij de identiteit van de school.

Ook de vrijheid om personeelsleden te ontslaan, om dezelfde

reden, krijgt massale steun (respectievelijk 46% en 42%).

Een kleinere meerderheid (56%) vindt het (heel erg) belangrijk

dat scholen de vrijheid hebben om ook leerlingen af te wijzen

die niet bij de identiteit passen.

Onderwijsraad

Meer ruimte

Er moet ruimte komen voor het stichten van scholen op basis

van pedagogische visies of relatief nieuwe levensbeschouwelijke

overtuigingen. Dat stelt de Onderwijsraad in zijn advies Artikel

23 Grondwet in maatschappelijk perspectief. Aanpassing van het

Grondwetsartikel is niet nodig, een ruimere interpretatie wel.

De Onderwijsraad pleit voor een systeem van richtingvrije scholen-

planning: een systeem waarin het begrip richting geen rol meer

speelt bij de stichting van scholen. Een school die voldoende

leerlingen weet te trekken, heeft maatschappelijk draagvlak en

komt in principe voor overheidsbekostiging in aanmerking. Bij de

stichting van de school moet wel meer controle mogelijk zijn op

de onderwijskwaliteit. De raad stelt voor om voorafgaand aan de

bekostiging scherpere eisen te stellen.

Een ruimere interpretatie van het begrip richting brengt met zich

mee dat ‘richting’ geen bepalende rol meer speelt in de wetgeving.

Verder kan een ruimer richtingbegrip in de school meer discussie

oproepen over de invulling van de grondslag. Daarom wil de raad

dat het bevoegd gezag opvattingen van ouders hierover periodiek

toetst.

De Onderwijsraad vindt het tenslotte gerechtvaardigd dat de

overheid deugdelijkheidseisen nadrukkelijker verbindt aan daad-

werkelijke kwaliteit. De ontwikkeling van individuen en van de

samenleving als geheel hangen immers sterk samen met de

kwaliteit van het onderwijs.

25 Geen voorrangsposities meer

Page 26: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Remco Ankersmit (17), derdejaars cursist Medewerker Maatschappelijke Zorg aan het Albeda College in Rotterdam

“Vorig jaar liep ik stage in een vrouwenhuis van Bouman GGZ ver-slavingszorg. Het is de laatste stap voordat ex-verslaafde vrouwen met psychische klachten weer onder begeleiding zelfstandig gaan wonen. Als woonbegeleider bied ik structuur en zorg voor activering, bijvoorbeeld door een dagbesteding, en als iemand een hele dag op haar kamer zit, stap ik er op af. Zo probeer je de woonvorm met 21 vrouwen leefbaar te houden. In mijn derde jaar ga ik naar een huis met alleen mannelijke gebruikers. Dat is heel anders: als cliënten ‘trek’ hebben zijn ze onrustig, als ze gebruiken rustiger. Zeker als de uitkering net binnen is, dan zitten ze allemaal stoned op de bank. Het is een superleuke doelgroep: het contact met je cliënten, de gesprekken… Je wilt graag zien dat het goed met hen gaat, en dat waarderen ze. Al vallen negen van de tien terug in hun verslaving, toch krijg ik veel voldoening. Op het Albeda heb ik het prima naar mijn zin. Ik zat op een christelijke middelbare school en wilde nu graag een multiculturele school. ’t Is heel anders dan wanneer je alleen tussen de christelijke jongeren zit.”

26 Tekst Hester van de Kaa | Fotografie Peter HilzLeerling aan het woordLeerlingaan het woord

Page 27: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

27Juridische kwestie

In deze rubriek komt elke maand een juridische kwestie uit de onderwijspraktijk aan de orde.

Al bijna 25 jaar werkte Emmy Franssen (naam gefingeerd) tot

tevredenheid van de schoolleiding als docent op een middelbare

school toen ze te kennen gaf een middenmanagementfunctie te

ambiëren. Ze kreeg de begeerde aanstelling als teamleidster,

maar na verloop van tijd bleek dat geen gelukkige stap in haar

carrière. Althans in de ogen van haar directeur, want die vond

dat ze niet goed functioneerde. Mevrouw Franssen meldde zich

daarna ziek. Uit de gesprekken die volgden, trok de directeur de

conclusie dat hij geen heil zag in een herplaatsing van mevrouw

Franssen als teamleidster.

Het bestuur zegde vervolgens de arbeidsovereenkomst op

wegens gewichtige omstandigheden, als bedoeld in artikel 9.a,

eerste lid, sub i van de CAO VO. De docente liet het er niet bij

zitten en diende een beroepschrift in bij de Commissie van

Beroep voor het VO. Met succes. Het bestuur gaf namelijk

tegenover de commissie aan dat de docente in een andere

unctie zou kunnen terugkeren. De commissie oordeelde daarop

dat er dus geen sprake was van een vertrouwensbreuk die

voort zetting van het dienstverband onmogelijk zou maken.

Daarmee waren ook de eerdergenoemde gewichtige omstandig-

heden van de baan.

Het overleg over een andere functie leidde echter tot niets.

Het bestuur zette daarom de opzegging van de arbeidsovereen-

komst door. De docente stapte vervolgens naar de kantonrechter

omdat de opzegging volgens haar ‘kennelijk onredelijk’ was,

verwijzend naar het oordeel van de beroepscommissie.

Een forse schadevergoeding vanwege inkomensverlies en een

lager pensioen was in de ogen van mevrouw Franssen op zijn

plaats. Maar voor de kantonrechter speelde de beslissing van

de beroepscommissie in zijn beoordeling op zich geen rol.

“Die beslissing laat het gegeven ontslag onverlet, evenals het uit

de wet volgende systeem dat het uitsluitend aan de kantonrechter

is om te oordelen of een ontslag kennelijk onredelijk is of niet”,

aldus de rechter. Hij maakte derhalve een eigen afweging over

het al dan niet onredelijk opzeggen van de arbeidsovereenkomst.

Immers, uit artikel 7:681 eerste lid van het BW volgt dat indien

van onredelijkheid sprake is, de rechter een schadevergoeding

aan de wederpartij kan toekennen.

De afweging door de kantonrechter van het belang van enerzijds

de docente en anderzijds het schoolbestuur bij een ontbinden

van de arbeidsovereenkomst pakte uit in het nadeel van de

werkneemster. De rechter stelde in zijn uitspraak vast dat de

docente bij herhaling een aanbod was gedaan om, na de beëin-

diging van haar functie als teamleidster, weer les te gaan geven

en/of werkzaamheden te verrichten op het gebied van remedial

teaching. Hij begreep niet waarom ze dat aanbod niet had

aanvaard. Gezien haar opleiding en bekwaamheden moest ze

daartoe in staat zijn geweest. Ook ging de rechter niet mee in

de redenering van de werkneemster dat haar werkgever bij

wijze van genoegdoening een aanvulling op haar werkloosheids-

uitkering voor zijn rekening zou moeten nemen. De rechter wees

de vordering dan ook af.

Bij deze uitspraak zijn twee opmerkingen te plaatsen:

Er zijn ook zaken waarbij de civiele rechter zich wél gecon-

formeerd heeft aan uitspraken van de Commissie van Beroep.

Over het functioneren van de teamleidster stelt de rechter

dat in dit soort managementfuncties het niet alleen gaat om

concrete bekwaamheden van de betrokkene, maar dat er ook

het vertrouwen moet zijn bij hogergeplaatsten en/of overige

teamleden dat hun collega in staat is om de taken naar

behoren uit te oefenen. Dat het beeld dat beide partijen

daarvan hebben wellicht uiteenloopt, doet daar volgens de

rechter niet aan af. Als bij de hogergeplaatsten en/of andere

teamleden dat vertrouwen ontbreekt, dan kan dat leiden tot

ontheffing van betrokkene uit die functie.

M.m.v. mr. Marco De Vita,

jurist bij de Besturenraad.

Juridische kwestie

Kantonrechter negeert uitspraak Commissie van Beroep

Tekst Emmanuel Naaijkens

Page 28: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Ze hebben een theater tot hun beschikking, de mensen van het project ‘Wat jij doet telt’: Walhalla in Rotterdam Zuid. Daar presenteren ze wat ze met vijftien jongeren van scholen-gemeenschap Hugo de Groot in twee dagen hebben bereikt als het gaat om het ontwikkelen van persoonlijk leiderschap. Biedt dat een antwoord op de vraag van jongeren om greep te krijgen op hun leven? Een gesprek met coach Johanneke Mulder en trainer Julia Claasz Coockson, initiatiefnemers van het project.

DoenGelukkig zijn er nog velen die met jongeren

optrekken op hun weg naar zelfrealisatie. Mensen

die weten hoe belangrijk het is dat er dan een

verband nodig is waarin jongeren kunnen ‘worden’.

Scholen bijvoorbeeld die jongeren een gemeen-

schap bieden om te groeien en leraren die enige

richting geven aan het zelfontwerp.

Dat geldt ook voor de coaches Johanneke en Julia.

Zij richten zich op het bouwen van com munities

van mensen die dóen. Zoals op scholengemeen-

schap Hugo de Groot. Tijdens het programma van

twee dagen is met vijftig leerlingen, vier mentoren

en de directeur toegewerkt naar de presentatie in

Walhalla op 7 maart 2012. Die laat zien wat het

project doet om jongeren te helpen bij het ontwik-

kelen van zelfsturing en persoonlijk leiderschap.

Het is een bijzondere benadering. De coaches

willen jongeren inspireren om vol te houden bij

teleurstellingen en om de kracht te vinden om

individu, dat niet zwak kan en mag zijn. Wie vangt

echter de jongeren op die aan de hoge eisen van

de zelfsturing niet kunnen voldoen?

Ik heb altijd wat moeite met deze fixatie op het

zelf. Ik denk dat mensen vaak hun betekenis krijgen

van anderen, dat ze pas mens worden in de

erkenning die ze van anderen krijgen. Die krijgt de

mens als hij niet zichzelf centraal stelt, maar een

zaak of een medemens of God waarvoor of voor

wie hij of zij leeft. Een groter verband dat hem of

haar identiteit geeft.

Nu kunnen verbanden ook knellen, en het is

begrijpelijk dat er tijden zijn waarin mensen zich

daarvan bevrijden. Onze cultuur heeft dat al een

aantal decennia heftig gedaan, zozeer dat het de

vraag is of jongeren nog knellende verbanden

ervaren. Wat wel opgaat, is dat jongeren vandaag

de dag hun eigen weg moeten vinden: “jij moet

het doen”.

Nederlandse jongeren behoren tot de gelukkigste

van de wereld. Ze hebben volop ruimte en moge-

lijkheden. Veel jongeren redden zich behoorlijk.

Ze moeten wel hun eigen koers vinden.

Hun bestemming ligt niet vast in familiaire,

so ciale of maatschappelijke verbanden. In het

onderwijs ligt de nadruk dan ook op het opbouwen

van zelfvertrouwen, zelfkennis opdoen, verant-

woordelijkheid durven nemen, respectvol met

elkaar omgaan, flexibel zijn, stressbestendig zijn,

je capaciteiten ontplooien, je stemmingen reguleren,

jezelf motiveren, doorzetten als het tegenzit.

De kern is dat je persoonlijk leiderschap over je

leven kunt voeren.

Fixatie op het zelfDaar zijn zeker kanttekeningen bij te plaatsen.

Met de trend van individuele toerusting om je zo

goed mogelijk staande te houden in onze samen-

leving, vormen wij vooral een uitgebalanceerd

Wat jij doet telt

Persoonlijk leiderschap van jongeren

28 Tekst Paul Boersma | Fotografie WatjijdoetteltWat jij doet telt

Page 29: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

iets van hun leven te maken, vooral door te doen.

Dat laatste is van groot belang. Het hoort ook wel

bij Rotterdam: wat jij doet telt. Dit mag je twee-

ledig horen: wat JIJ doet telt, én: wat jij DOET telt!

Mooie principesAls begeleiders van jongeren hanteren ze vijf

principes, die samen het woord C.A.R.E.S vormen.

Ik vind het mooie principes, al vertaal ik ze anders

dan zij. Voor hen betekenen ze:

Commitment: er voor gáán;

Abundance: leven vanuit tevredenheid met

wat je hebt en bent;

Resilience: veerkracht en doorgaan totdat

je resultaat hebt;

Excellence: meer doen dan wat nodig is,

risico’s nemen en fouten durven maken;

Service: bijdragen aan iets en daarbij

bescheiden blijven en dankbaarheid ervaren.

Ze geloven in hun aanpak, willen graag verder

werken met leerlingen van scholen om hun aan de

hand van de principes van C.A.R.E.S. zelfvertrouwen

te geven en te helpen bij het maken van de keuzes

waarvoor ze staan.

Deze principes maken hen bewust van eigen

waarden en normen en hoe deze uit te dragen in

de maatschappij. Daarvoor is de pilot die ze nu

hebben gehouden, nog maar een begin. Er zouden

meer bijeenkomsten moeten komen, en uiteindelijk

zou het zelfs een vak moeten worden op school:

persoonlijk leiderschap. Ook leraren, mentoren en

ouders krijgen los van het programma voor jongeren

ondersteuning bij de begeleiding.

Er toe doenEr zijn situaties waarin deze aanpak helpt. Vooral

in zwakke sociale omgevingen, zoals Harlem in

New York, waar deze werkwijze al jaren wordt

toegepast. Hun werkwijze in Rotterdam-Zuid was

ook gericht op de persoonlijke benadering.

Zo hebben ze de leerlingen eerst allemaal persoon-

lijk gesproken om zo ook vertrouwen op te bouwen.

Niet alle jongeren geven zich zomaar in zo’n

setting, soms zijn ze afwachtend. Maar wie zich

geschoold heeft als personal coach, weet daar wel

raad mee. De dames passen de principes zeker op

zichzelf toe: wat zij doen telt. Ze zijn gedreven en

hebben grootse plannen om hun werk te verbreden.

Ze willen scholen stimuleren zelf met de principes

aan de slag te gaan.

Of dat lukt is de vraag. Ze hadden voor hun

presentatie heel wat mensen uit het Rotterdamse

uitgenodigd, de wethouder incluis. En waardering

kregen ze. Maar of scholen zoveel ruimte zullen

maken voor een vak persoonlijk leiderschap, valt

te betwijfelen. Mogelijk is het voldoende wanneer

scholen leerlingen tussen twaalf en achttien jaar

enkele van deze bijzondere ervaringen meegeven.

En dat gebeurt ook al. Veel scholen hebben

mentoren die met hun leerlingen goede banden

opbouwen, of bijvoorbeeld leraren levensbeschou-

wing die hun leerlingen gelegenheid geven om na

te denken over wat ze willen en waarvoor ze zich

willen inzetten. Soms gebeurt het niet heel bewust.

Zo blijkt de maatschappelijke stage veel met jonge-

ren te doen. Dan ervaren ze immers dat ze er toe

doen! Dat wat ze doen telt!

Opdracht voor jongerenDat is wel de kern van hun boodschap en ook de

reden waarom we er aandacht aan besteden. In

wat je doet krijg je immers betekenis. Dat vertaalt

zich er uiteindelijk in dat je je keuzes maakt ten

dienste van iets wat meer is dan jij zelf.

Voor Johanneke een belangrijk principe dat zij van

huis uit (christelijk) heeft meegekregen, voor Julia

vooral omwille van de mens zelf: je wordt er rijker

van.

Een gesprek met Julia kan een school helpen na

te gaan wat zij voor haar leerlingen kan betekenen

als het erom gaat greep te krijgen op hun eigen

leven en er richting aan te geven. Want meer dan

wellicht ooit eerder in de geschiedenis lijkt dat

een opdracht voor de jongeren van nu. En daarbij

kunnen anderen hun van dienst zijn. Ook wat een

school in deze doet telt!

Informatie: Julia Claasz Coockson,

06 39 48 28 24, [email protected]

29 Wat jij doet telt

Page 30: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

En dat komt volgens Doorman allemaal door Rousseau, die het

voelende zelf met zijn verlangen naar zijn natuurlijke, oorspron-

kelijke staat introduceerde. Sindsdien zitten we met de gebakken

peren, want dat verlangen zadelt ons met allerlei paradoxen op.

De ondertitel van Doormans boek luidt niet voor niets: Over de

erfzonde van de authenticiteit.

NatuurmensNeem nu het portret dat Ramsay van Rousseau schilderde.

De filosoof moest daarvoor een aantal keren poseren ‘om

natuurlijk over te komen’. “Eigenlijk zien we hier in een noten-

dop de fascinerende paradox die altijd aan het ideaal van

authenticiteit vastzit”, schrijft Doorman. “Wie echt wil zijn,

is het per definitie niet, want met het bewustzijn van dat

ve rlangen is de onechtheid er ook, zoals de dag slechts bestaat

bij gratie van de nacht.”

Rousseaus ideaal is dat van de ‘natuurmens’ die “zich onafhan-

kelijk van de mening der anderen opstelt en uitsluitend door zijn

eigen neigingen en de onbedrieglijke ingevingen van het geweten

laat leiden”, aldus de omschrijving door de Nederlandse filosoof

R.F. Beerling.

Doorman ziet dat ideaal, met bijbehorende paradoxen, overal

terug: in politiek en kunst, op tv en internet, en niet in de laatste

plaats in het onderwijs. Dankzij Rousseaus pedagogische klas-

sieker Émile heerst volgens hem op scholen het idee “dat het

kind zichzelf moet ontplooien en niet lastig mag worden gevallen

met regels, uit het hoofd leren en andere dwangmiddelen die

de zuiverheid van de jeugd bederven en het spontane leerproces

frustreren”.

Pedagogisch ideaalAls het over de doorwerking van Rousseaus gedachtegoed in

het onderwijs gaat, heeft Doorman het vooral over didactiek,

maar juist daarin lijkt het toch wat op zijn retour te zijn – zie

de aanzwellende kritiek op het zogeheten nieuwe leren.

Als pedagogische ideaal staat het ideaal van de authentieke

mens die zijn ware zelf verwerkelijkt, echter fier overeind.

Ook in visiteteksten en schoolgidsen in het christelijk onderwijs

kom je authenticiteit geregeld tegen als kernwaarde of richting-

gevend ideaal, al dan niet expliciet gekoppeld aan de christelijke

traditie. Authenticiteit, zo stelt een christelijke school, is “de

erkenning van de eigenheid van de ander die hem of haar de

ruimte biedt om zichzelf te durven zijn en in vrijheid zijn of

haar eigen keuzes te maken. Respect voor de uniekheid van

de persoon is kenmerkend voor het christelijk mensbeeld”.

IJdele fictieHoe paradoxaal het ook is, helemaal zonder het idee van

authenticiteit kunnen we ook niet, betoogt Doorman. Als het

ware zelf een “ijdele fictie” is, moeten we dan alles en iedereen

wantrouwen, en vooral onszelf, vraagt hij zich af. “Kunnen we

het kortom stellen zonder de ideologie van het authentieke,

en als dat kan, nemen we dan op de koop toe dat we met het

opgeven van die idealen vele kinderen met het badwater weg-

gooien? De vraag stellen is haar bijna beantwoorden, en wel

ontkennend.”

Er is een website waar je visitekaartjes kunt bestellen met

het bekende portret van Rousseau door de Schotse schilder

Allan Ramsay. Even personaliseren, en dan heb je je eigen

unieke creatie tegen de achtergrond van de geestelijk vader van

het authentieke zelf. Net als de duizenden anderen die dezelfde

manier hebben gekozen om zich als unieke persoon te presen-

teren.

Hard werkenEen mooie illustratie van de doorwerking van het gedachtegoed

van Rousseau, én van de paradoxen ervan. Je oorspronkelijke,

echte zelf vinden en laten zien, daar komt het vandaag de dag

op aan. “Die behoefte om jezelf te uiten en je van anderen te

onderscheiden lijkt door ons digitale bestaan sterker dan ooit”,

aldus Doorman. “En dat is hard werken, want wat lijken al die

unieke uitingen van bijzondere ikken op elkaar! Hoe lastig is het

om jezelf als een origineel te presenteren en authentiek te blijven

tussen al die anderen die zoveel van je weg hebben.”

Een eigen kijk op authenticiteit

De filosoof Jean-Jacques Rousseau werd driehonderd jaar geleden geboren, maar zijn erfenis is nog spring-levend. We hebben zelfs ons ideaal van het authen-tieke zelf aan hem te danken, betoogt filosoof Maarten Doorman in zijn boek Rousseau en ik. Een ideaal waarvan we dagelijks de paradoxen zien op tv en Facebook en in politiek, kunst en vooral het onderwijs. Heeft het christelijk onderwijs daar iets eigens over te zeggen?

30Een eigen kijk op authenticiteit Tekst Guido de Bruin | Fotografie Corine de Reus

Page 31: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Daarbij gaat Doorman te rade bij onder andere de katholieke

Canadese filosoof Charles Taylor. “Volgens Taylor slaagt het

individu er pas in authentiek te zijn, wanneer het de beperktheid

van het eigen ik overstijgt en een zinvol perspectief ontwikkelt

dat verankerd ligt in de tradities van de gemeenschap.” Daar

ziet Doorman wel iets in, maar hij houdt liever “een ingewikkelde

discussie buiten de deur” door af te zien van de reli gieuze

dimensie die voor Taylors opvatting van authenticiteit essentieel is.

WaartoeDe vraag is echter, of dat zomaar kan. Want juist vanuit die

religieuze dimensie kan bijvoorbeeld de christelijke traditie een

heilzaam tegenwicht bieden tegen het heersende ideaal van

authenticiteit. Dat doet ze alleen al door de waartoe-vraag te

stellen. Waartoe zou je je eigen unieke zelf ontdekken en

ontplooien? Om daarmee je unieke project van een succesvol leven

te ontwikkelen, met individueel geluk als ultieme maatstaf?

We zijn ons lang niet altijd bewust hoezeer we ook in het christe-

lijk onderwijs dit ideaal impliciet communiceren en hoezeer

juist de christelijke traditie ons daaruit zou kunnen bevrijden.

De fundamentele notie daarbij is dat de mens niet de schepper

is van zijn eigen levensproject, maar is geschapen naar

Gods beeld – “Gij die ons hebt geschapen naar U toe” (Huub

Oosterhuis).

De overtuiging dat het leven gegeven is, en dus bij voorbaat

waardevol, ongeacht de mate van persoonlijk en maatschappe-

lijk ‘succes’, en dus al een bestemming heeft meegekregen –

beelddrager van God te zijn –, kan ons bevrijden van de kramp

die we onszelf bezorgen door ons zelf volledig verantwoordelijk

te maken voor een authentiek, geslaagd leven.

Eigen mensvisieDat klinkt mooi, maar kun je als christelijke school met zo’n

‘tegencultuurlijk’ uitgangspunt ingang vinden bij ouders en leer-

lingen aan wie de taal van de christelijke traditie volslagen

vreemd is? Daarvoor woorden te vinden is misschien wel de

moeilijkste opgave voor christelijk onderwijs dat in deze seculiere

tijd een eigen mensvisie wil blijven uitdragen.

Zou het bijvoorbeeld zo kunnen? Zo maar een suggestie voor een

missietekst van een christelijke school anno nu: “Wij geloven

dat mensen geschapen zijn om lief te hebben, met vaste grond

onder hun voeten en met uitzicht op een leefbare wereld.

Wij helpen kinderen om in dat licht hun eigen weg in het leven

te vinden, vanuit het besef dat het leven ons gegeven is, en dus

bij voorbaat waardevol en zinvol, dat wij als medemensen aan

elkaar gegeven zijn.”

Maarten Doorman, Rousseau en ik. Over de erfzonde van de

authenticiteit, Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 2012.

We hechten veel waarde aan authenticiteit, iedereen mag er zijn, iedereen is welkom en mag gezien worden.

Centraal staat het mens-zijn en de authenticiteit (het “echt-zijn”) van elk kind;

Zorg voor elkaar

Authenticiteit maakt het mogelijk om te functioneren op eigen niveau met een groot

gevoel van eigenwaarde en zelfrespect. Door ieders unieke identiteit en diversiteit te respecteren en te waarderen ben je in staat om ieders talent te zien, te benoemen en

te ontplooien.

31 Een eigen kijk op authenticiteit

Page 32: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Grensoverschrijdend denken gevraagd

Ledencommissies Besturenraad

In het verband van de Besturenraad komen de verschillende onderwijssectoren elkaar in al hun verschillen en diversiteit tegen. Dat is een kracht die we moeten koesteren, vindt voorzitter Wim Kuiper. Het ‘sectoroverschrijdend denken’ komt het sterkst tot uiting in het werk van de drie ledencommissies die de bestuurder gevraagd en ongevraagd adviseren. De leden maakten onlangs tijdens een gezamenlijke bijeenkomst de balans op van twee jaar commissiewerk.

Met de invoering van een nieuw bestuursmodel bij de

Besturenraad in 2010 is de ledenraad verdwenen. Om de leden

naast de jaarlijkse algemene ledenvergadering meer mogelijk-

heden te bieden om invloed uit te oefenen op het bestuursbeleid,

zijn in datzelfde jaar drie adviescommissies in het leven geroepen.

In totaal dienen 45 leden uit alle sectoren in de com missies

Maatschappelijke Agenda, Governance, Leiderschap en

Participatie (GLP) en Onderwijs en Zingeving voorzitter

Wim Kuiper gevraagd en ongevraagd van advies.

VerbindingDe commissies hebben zich na twee jaar elk een eigen werkwijze

eigen gemaakt. Er zijn duidelijke verschillen te zien in dynamiek

en benadering van vraagstukken. De commissie

Maatschappelijke Agenda zit logischerwijs dicht op de actualiteit,

terwijl de commissie Onderwijs en Zingeving naar haar aard

meer beschouwend bezig is.

De commissie GLP zit daar ongeveer tussenin, vindt voorzitter

Wim-Jan Renkema, in het dagelijks leven rector van Bogerman

in Sneek. “Wij laten ons minder leiden door de waan van de

dag en hebben drie thema’s geïdentificeerd waarmee we in

de komende periode aan de slag gaan: vrijheid van onderwijs,

de rol van ouders en de kwaliteit van toezicht.”

Kuiper ziet in de diversiteit aan benaderingen “verschillende

invullingen van wat het betekent om Besturenraad te zijn”.

De kracht van de commissies is volgens hem vooral dat ze de

verschillende onderwijssectoren met elkaar in gesprek brengen.

32 Tekst Guido de Bruin | Fotografie ThinkstockGrensoverschrijdend denken gevraagd

Page 33: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

“In de commissies zie je die verbinding duidelijk, maar tegelijker-

tijd moet je constateren dat er ook veel sectorgebonden thema’s

spelen. Toch is voor een organisatie als de Besturenraad sector-

en grensoverschrijdend denken belangrijk als tegenkracht tegen

het denken in hokjes.”

Ook Renkema ervaart de diversiteit aan achtergronden van de

leden van ‘zijn’ commissie positief. “Maar het heeft wel tijd

gekost om elkaar te leren verstaan.”

EigenzinnigBij elk onderwerp waarover de commissie GLP zich buigt, stelt

ze zich drie vragen, legt Renkema uit. “De eerste vraag is: wat

moet het christelijk onderwijs hiermee? Vervolgens: wat moet

de Besturenraad hiermee? En ten slotte vragen wij ons af hoe

we op een creatieve en niet voorspelbare manier kunnen reage-

ren.” De pogingen van de commissie om in haar adviezen een

“eigenzinnig, eigengereid geluid” te laten horen weet Kuiper te

waarderen. “Daarnaast is het belangrijk om zelf onderwerpen

te agenderen, los van wat de politiek en het ministerie op ons

afsturen.”

Ook de commissie Maatschappelijke Agenda stelt zich bij de

vele actuele thema’s die zich aandienen, allereerst de vraag wat

het belang van het christelijk onderwijs daarbij is en hoe de

Besturenraad dat het best kan behartigen. “Daarbij is het soms

lastig om te bepalen wat bij de Besturenraad thuishoort en wat

bij de sectorraden”, constateert voorzitter Pieter Dijkshoorn,

collegevoorzitter van De Goudse Waarden in Gouda.

Intuïtie, ervaring en vertrouwenBij de vergaderingen van de commissie passeert steevast een

veelheid aan onderwerpen de revue, van de rol van de inspectie

tot ‘Artikel 23’ en van de economisering van het onderwijs tot

gescheiden lessen voor jongens en meisjes. Over de thema’s

verantwoording, segregatie, het maatschappelijk programma van

de school en ouderbetrokkenheid heeft de commissie adviezen

uitgebracht.

Om ‘zijn’ commissie te kenschetsen, vertelt Dijkshoorn het

verhaal van het beroemde Keulse concert van jazzmusicus Keith

Jarrett in 1975. De controlfreak Jarrett wilde, vermoeid over-

gevlogen uit Zürich, het concert op het laatste moment afblazen

omdat hem in de Opera van Keulen alleen een slechte piano ter

beschikking stond. Uiteindelijk liet hij zich door de 17-jarige (!)

organisator Vera Brandes overhalen om toch te spelen.

De opname van het concert is de geschiedenis ingegaan als een

van de bestverkochte jazzplaten ooit.

“In dit verhaal staan drie woorden centraal: intuïtie, ervaring

en vertrouwen. Zo willen we ook in onze commissie met elkaar

optrekken. We nemen intuïtie, ervaring en soms inspiratie en

wijsheid mee om ons in een sfeer van vertrouwen te beraden op

wat op ons afkomt.”

Scenario’sIn zo’n sfeer werkt ook de commissie Onderwijs en Zingeving.

Het lidmaatschap van de commissie is ook voor de leden zelf

waardevol, weet voorzitter Barbara de Kort, lid van het college

van bestuur van de Marnix Academie in Utrecht. “We bemoe-

digen elkaar in een tijd waarin het niet altijd gemakkelijk is om

gestalte te geven aan de idealen van christelijk onderwijs.”

De commissie kende een vliegende start met adviezen over

intern identiteitsberaad in christelijk onderwijsinstellingen en

over de ‘evangelicale uitdaging’. “Maar al snel rees de vraag

vanuit welk kader wij adviseren. Daarom hebben wij de eigen-

zinnige stap gezet om een traject van scenariodenken in te

gaan. We willen de scenario’s voor de toekomst van christelijk

onderwijs die daaruit voortkomen, na het consulteren van

deskundigen voorleggen aan de bestuurder van de Besturenraad

met de vraag: zou dit een kader kunnen zijn van waaruit wij

voortaan advies uitbrengen?”

Daarnaast gaat ook in deze meer beschouwende commissie het

gesprek vaak – gepland of ongepland – over actuele zaken die

zich aandienen. “Daarbij is het heel boeiend en inspirerend dat

iedereen zijn of haar eigen context meeneemt en inbrengt.”

Het is voor De Kort nog wel een vraag hoe dat gesprek ook

vruchtbaar kan zijn voor mensen buiten de commissie.

Bezielend verbandDat is precies de vraag die ook Kuiper zich stelt. “De commissies

hebben de juiste thema’s te pakken, maar we moeten de kring

van mensen die profiteren van het commissiewerk, zien

te vergroten.”

Daardoor zouden de commissies een nog zichtbaarder onder-

deel worden van het ‘bezield verband’ dat de Besturenraad wil

zijn. “In deze tijd van uniformering en vervlakking is er meer

dan ooit behoefte aan bezielende verbanden met een duidelijk

profiel.”

Juist nu is de behoefte aan die bezieling groot, aldus Govert Buijs,

hoogleraar politieke filosofie en levensbeschouwing aan de Vrije

Universiteit. Buijs sloot de gezamenlijke bijeenkomst van de

drie ledencommissies af met een betoog over de ontwikkelingen

in het maatschappelijk middenveld.

Het marktdenken in maatschappelijke organisaties, met zijn

nadruk op targets, output, efficiëntie en grootschaligheid, is

volgens Buijs op zijn retour. Hij spreekt van een “nieuwe

be tekenis van inspiratie”. Zeker sinds de kredietcrisis van 2008

dringt de vraag ‘waar deden we het ook al weer voor?’ zich

steeds sterker op.

“Onderwijsinstellingen en andere maatschappelijke organisaties

staan nu voor de uitdaging een kwalitatief, inhoudelijk verhaal

te ontwikkelen en te vertellen, in een taal waarin ze transparant

verantwoorden waar ze voor gaan en wat ze doen.”

Voor meer informatie: www.besturenraad.nl/ledencommissies.

33 Grensoverschrijdend denken gevraagd

Page 34: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

‘Rol toezichthouder is opbouwend kritisch’

‘Rol toezichthouder is opbouwend kritisch’

Voor het eerst is er (door mr. Trudy Blokdijk en prof. dr. Rienk Goodijk) een breed onderzoek uitgevoerd naar het reilen en zeilen van het toezicht in onderwijsinstellingen. Drie mensen uit de praktijk geven een reactie op de uitkomsten. “Zet geen vriendjes in een raad van toezicht, blijf onafhankelijk”.

Het onderzoek is prima, maar bevat voor Frank Ponsioen, lid

van de raad van toezicht van SCOPE Scholengroep (po en vo)

in Alphen aan den Rijn, niet veel verrassingen. “Het is ook

mijn ervaring dat een raad van toezicht uit leden van diverse

pluimage moet bestaan. Een onderwijsachtergrond is niet perse

noodzakelijk. Als je, zoals ik, uit het bedrijfsleven komt, dan

kijk je op een andere manier naar onderwerpen”, zegt register-

accountant Ponsioen.

Hij geeft als voorbeeld het masterplan huisvesting dat voor

Alphen aan den Rijn in voorbereiding is. Een ingewikkeld vraag-

stuk, waarbij het niet alleen gaat om onderwijsinhoudelijke,

maar ook om bedrijfseconomische afwegingen.

Eigen functionerenDe belangrijkste taak van een raad van toezicht is, zo staat in

het rapport, de controle op het bestuur, gevolgd door adviseren

en werkgeverschap. “Dat controle op één staat is niet zo

vreemd, daar zit je voor als raad van toezicht. Je kijkt of het

bestuur de dingen doet conform de doelstelling van onderwijs-

instelling en de afspraken die we met elkaar gemaakt hebben.

Maar het gaat om meer dan alleen financiële controle. Je kunt

als raad van toezicht ook zelf thema’s agenderen, zoals de door-

lopende leerlijn van po naar vo en de relatie onderwijs-arbeids-

markt. En je eigen functioneren als raad, niet alleen onderling,

maar ook naar het bestuur toe. Bijvoorbeeld of je adviesfunctie

wel voldoende uit de verf komt, of je een klankbord bent.”

Een aanbeveling in het rapport is om als lid van een raad van

toezicht ook zelf informatie te vergaren en niet alleen af te gaan

op de bestuurder. Dat vindt Ponsioen een lastig punt. “Met de

GMR is dat goed geregeld. Maar je kunt niet op eigen houtje

contacten leggen in de organisatie, dat heeft toch iets stiekems.

Het zou wel zo moeten zijn dat je, in alle openheid naar de

bestuurder toe, bijvoorbeeld in gesprek gaat met schoolleiders.

Puur om een goed beeld te krijgen van een bepaald onderwerp.”

Diepgang in analyseKarel Aardse, sinds drie jaar voorzitter van de raad van toezicht

van PCBO Rotterdam-Zuid, noemt het rapport ‘Toezicht binnen

onderwijsinstellingen’ heel herkenbaar. “Het is goed dat er feite-

lijke informatie is verzameld over wat de stand van zaken is.

De politieke discussie wordt nu toch vooral bepaald door one-

liners, op basis van incidenten. De diepgang in de analyse

ontbrak. Uit het onderzoek blijkt dat men op alle fronten bezig

is de toezichtfuncties uit te werken en te professionaliseren.”

De aanbeveling die Aardse in het bijzonder aanspreekt, gaat

over het vergaren van relevante informatie door de raad van

toezicht. “Ik wil daar met onze raad verder over nadenken.

Wij hebben bijvoorbeeld jaarlijks contact met de MR, maar het

probleem is dat het moeite kost om ouders voor een MR te

interesseren. Wat wij ook doen, is themabesprekingen houden met

een bredere vertegenwoordiging uit de organisatie. Zo hebben we

bijvoorbeeld met directeuren en experts gesproken over passend

onderwijs. In zo’n gesprek hoor je wat er in een organisatie leeft

ten aanzien van dit thema.”

Aardse plaatst wel een kanttekening bij de suggestie in het

rapport om als raad van toezicht een rol op te pakken in de

horizontale dialoog. “Je moet ervoor waken om op de stoel van

de bestuurder te gaan zitten. De horizontale dialoog is de

verantwoordelijkheid van de bestuurder. Als raad moet je erop

toezien hoe die vorm krijgt.”

De onderlinge verstandhouding tussen bestuur en raad moet in

balans zijn, zegt Aardse. Teveel afstand kan door de bestuurder

als een uiting van wantrouwen worden ervaren, een te innige

band kan het kritisch vermogen van een raad aantasten.

“Wij hechten als raad niet alleen aan het formele toezicht, maar

wij zijn ook sparringpartner. De bestuurder legt in een vroegtijdig

stadium de dilemma’s van belangrijke vraagstukken voor en

toetst hoe de raad daarover denkt. De bestuurder blijft verant-

woordelijk voor de uiteindelijke keuze. Maar mede ingegeven

door overwegingen die de raad van toezicht naar voren heeft

gebracht.”

Tekst Emmanuel Naaijkens | Fotografie Thinkstock34

Page 35: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Vrij beangstigendHenk Breukink, sinds een klein jaar voorzitter van de raad van

toezicht van hogeschool Inholland, vindt het een interessant

rapport. “Wat opvalt aan het onderzoek, en dat was ook al mijn

eigen waarneming, is dat men bij veel instellingen denkt dat het

voldoende is als aan de formele regels wordt voldaan. Op zich

is dat niet onbelangrijk, maar het is pas een begin. De volgende

stap is: hoe haal je er nieuwe mensen bij en hoe beoordeel je

hoe je het met elkaar doet. Het onderzoek laat zien dat er nog

veel organisaties zijn die via coöptatie en zonder hulp van derden

een raad samenstellen. Dat vind ik vrij beangstigend, want dat

is vragen om problemen. Je moet geen vriendjes binnen halen,

want hoe onafhankelijk ben je dan als toezichthouder ten

opzichte van de bestuurder?”

Breukinks aanbeveling zou zijn om de instroom, doorstroom en

uitstroom van een raad van toezicht professioneel te regelen.

“Er zou de verplichting moeten zijn dat je met extern gekwalifi-

ceerden de werving doet voor nieuwe mensen en om de paar

jaar het eigen functioneren onder de loep neemt. Dat zet meer

zoden aan de dijk dan allerlei andere regeltjes die nu toegevoegd

gaan worden.”

Concreter nog zou gekeken moeten worden naar de persoonlijk-

heid van kandidaten, zowel op bestuurlijk als toezichthoudend

niveau. “Met name voor toezichthouders is het essentieel dat

die vanuit hun persoonlijkheid in staat zijn een onafhankelijke

en deskundige rol te spelen. Ze moeten het vermogen hebben

op momenten dat het echt nodig is, door te pakken. Dat je

tegen een bestuurder kunt zeggen: ‘Dat is gewoon niet goed

genoeg, doe dat nog eens over’.”

Niet méér regelsToezichthouders moeten hun rol als werkgever veel serieuzer

oppakken, ook al is dat best lastig. “Ik ben ervan overtuigd dat

als je dat goed voor elkaar hebt, 70 tot 80% van de issues die

nu spelen, verdwijnt.”

Breukink vindt dat toezichthouden flink wat inzet vergt. Het zijn

niet alleen de reguliere vergaderingen, maar ook contacten met

bijvoorbeeld vestigingsdirecteuren, medezeggenschapraad,

bijeenkomsten over de sector, rapporten die bestudeerd moeten

worden, enzovoort. “Dat is nodig om een goed beeld te kunnen

vormen van wat er speelt.”

De veranderende economische en maatschappelijke omstandig-

heden hebben aan het licht gebracht dat de kwaliteit van

bestuurders en toezichthouders niet zo goed is als altijd werd

gedacht. “Maar de oplossing is niet méér regels en méér

overheidsbemoeienis. Niet de rol moet veranderen, maar de

wijze waarop die wordt ingevuld.”

T.M.M. Blokdijk en R. Goodijk, Toezicht binnen onderwijs-

instellingen: onderzoek naar samenstelling, werkwijze en

functioneren van RvT’s in het onderwijs, NRC&T/TiasNimbas

Business School, april 2012

“Raad van toezicht is ook een sparringpartner”

‘Rol toezichthouder is opbouwend kritisch’ 35

Page 36: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Jaarverslag Besturenraad 2011Zichtbaar, tastbaar,van invloed

Ons jaarverslag over 2011 ‘Zichtbaar,

tastbaar, van invloed’ werd eind mei naar

de leden verstuurd. Hierin leest u hoe

de Besturenraad in 2011 vasthoudend,

praktijkgericht, oorspronkelijk, prikkelend,

vertrouwd, helpend, inspirerend, kritisch

en nog heel veel meer was.

Een ver eniging die scholen zichtbaar en

tastbaar stem en steun geeft. U vindt het

jaar verslag 2011 ook op onze website:

www.besturenraad.nl/jaarverslag 2011.

Zichtbaar, tastbaar, van invloed

Nieuws Besturenraad

Een analyse van elf jaar Narthex en de

Nederlandse godsdienstpedagogische

literatuur maakt duidelijk dat de vak-

didactiek godsdienst/levensbeschouwing

een ondergeschoven kindje is.

Veelal worden hetzij vakinhoudelijke

theorieën, visies, reflecties en onder-

zoeken gepu bliceerd, of (les)praktijken

beschreven. Het ‘tussengebied’ waarin

de vakin houden en de lespraktijken GL

onderwijskundig met elkaar verbonden

worden, komt er bekaaid van af.

Het juninummer van Narthex wil deze

vakdidactische lacune opvullen en geeft

recente vakdidactische ontwikkelingen.

In het nummer passeren diverse nieuwe

vakdidactische modellen en noties de

revue. Auteurs zijn onder meer de (oud)

vakdidactici Pim de Haas, Thom Geurts,

Jeannette den Ouden, Johan Valstar en

Taco Visser en jonge veelbelovende

leraren als Andries Boekhout,

Annette Koops, Arnoud Malenstein en

Pauline Weseman. Met dit nummer

luiden we een dynamisch schooljaar uit.

Na nummers over religie, mensen en

scholen in beweging, eindigen we met

Vak in beweging.

Vak in beweging

Thema juni

E

‘ ’

|

E

E

‘ ’

|

E De Thema’s van deze maand zijn geschreven

door Kees Jansen en hebben beide als titel

‘De raad van toezicht als werkgever’. Wilt u

meerdere exemplaren van Thema ontvangen?

Ze kosten € 3 per stuk en u kunt ze bijbestellen

via [email protected], of u belt met

Lies Lamboo via 0348 74 44 70.

Je kan me nog meer vertellen Tegenspraak als opdracht van chris telijk

geïnspireerd onderwijsCil Wigmans, auteur van het smaakmakende boek

De oude (joodse en christelijke) wortels van het

nieuwe leren, heeft een nieuw boek geschreven.

Je kan me nog meer vertellen is een actualisering

van dat eerste boek waarin Wigmans – tegen de

achtergrond van het huidige maatschappelijke

klimaat – de grote onderwijsdoelen analyseert:

maatschappelijke participatie, kennisverwerving,

en persoonlijke ontplooiing. Uitvoerig staat hij

stil bij de opkomst van het populisme en de crisis

van het kapitalisme. Wigmans is vooral strijder

met als wapen het verhaal. Hij plaatst tegenover

de heerschappij van de hebzucht een ander tegen-

draads (Bijbels) verhaal.

Zo is zijn boek vooral een inspirerend tegendraads

boek voor scholen waar de Bijbel een gebruiks-

boek is. Dit boek is ontwikkeld en geschreven

in opdracht van de Besturenraad. Het boek kost

€ 19,95 en kan besteld worden via

www.kwintessens.nl.

NieuwsBesturen-

raad

36

Page 37: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Een uitstervend ras?

Christen in de klas

‘Theoloog in de klas’ had volgens de rector de lading beter

gedekt. “Als een krant het al nieuws vindt dat er een christen

voor de klas staat, en dan nog wel op een christelijke school,

illustreert dat hoever de secularisatie inmiddels gevorderd is.

Het wekt de suggestie dat christenen een uitstervend ras zijn.”

Tegelijk vormde de krantenkop een interessante aanleiding voor

een interne discussie op school. “Mag je niet verwachten dat

er op een christelijke school regelmatig een christen voor de

klas staat? Dat kan natuurlijk niet altijd, dat begrijp ik ook wel.

Maar dan nog zou het niet uitzonderlijk moeten zijn.”

Eigen traditie in beeldZe vervolgt: “Wij willen kinderen in levensbeschouwelijke zin

met zoveel mogelijk opvattingen en stromingen laten kennis

maken. Tegelijkertijd vergeten we daarbij soms onze eigen

roots. Wij zijn geworteld in de christelijke traditie. Maar hoe

komt het dan dat we kinderen makkelijker meenemen naar

de moskee of sjoel dan naar de kerk? Heel veel kinderen zien

nooit meer een kerk van binnen.” Slechts ongeveer 10% van

de leerlingen van het Ds. Pierson College heeft nog een protes-

tants-christelijke achtergrond.

De rector voerde gesprekken met de sectie levensbeschouwing:

“Laten we ervoor zorgen dat leerlingen in alle diversiteit ook

onze eigen christelijke traditie in beeld krijgen. Als zij de school

verlaten, mogen ze weten wie dominee Pierson was en waar-

voor hij stond. En ook wat de betekenis daarvan is in de school

van nu.”

De discussie sloot aan bij andere vragen die op dit moment

binnen de school leven: “Hoe geven we vorm aan onze identiteit,

passend bij deze tijd en context? Voor veel docenten is dat een

lastig punt. Er zit soms ook veel handelingsverlegenheid bij hen.

Sommigen vinden aandacht voor de christelijke identiteit

misschien wat eenzijdig of dogmatisch. Ik zie onze christelijke

identiteit juist als verbredend en verrijkend. Er gebeurt op onze

school heel veel dat goed in onze traditie past: aandacht en

zorg voor elkaar, bewust omgaan met de omgeving, acties voor

doelen – petje af. Maar waar komt dat uit voort? Uit onze wortels.

De meesten benoemen dat vooral als een pedagogische identiteit;

voor mij is het veel meer.”

Southpark en Simpsons De sectie levensbeschouwing probeert, aldus Van Bommel,

zoveel mogelijk activiteiten te verbinden met de buitenwereld.

“We willen buiten naar binnen halen, ervaringsdeskundigen

voor de klas krijgen.” Zo belandde ook theoloog Frank Bosman

in februari als ‘christen in de klas’. Bosman: “Ik voelde me wel

wat exotisch, alsof ik een vreemde diersoort was. Maar dat is

niet erg, ik vind het wel fijn om een buitenbeentje te zijn.”

De theoloog grijpt elke gelegenheid die hij krijgt aan om iets

te vertellen over “de schat van de christelijke traditie” en “de

positieve kant van de kerk”. Maar verwacht niet dat hij de

leerlingen, tijdens zijn lessen voor vmbo 1 en atheneum 3,

probeerde “Augustinus of Thomas door de neus te lepelen”.

Nee, zijn lessen gingen over Twitter en Facebook, over pesten

en haten. En over Southpark en The Simpsons. “In die tv-

programma’s en in videogames en reclamefilmpjes gebeurt

levens beschouwing; daar gaat het over vergeving, verlossing,

vrijheid. Er wordt mee gespeeld: oude woorden krijgen een

nieuwe context. Maar er zitten elementen uit ons gedeelde,

christelijke collectieve geheugen in.”

Theoloog Frank Bosman in de klas

Tekst Bert van der Kruk | Fotografie Maarten HartmanEen uitstervend ras?

Alma van Bommel, rector van het Ds. Pierson College in Den Bosch, was niet echt blij met de kop die dagblad Trouw boven een artikel over haar school zette: ‘Christen in de klas’. Het betrof een verslag van een gastles door theoloog Frank Bosman. De sectie levensbeschouwing was via Twitter op zoek gegaan naar een christelijke ‘ervaringsdeskundige’. Bosman, vorig jaar verkozen tot de meest spraakmakende theoloog van Nederland, reageerde direct.

37

Page 38: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

De invoering van lumpsumbekostiging in het basisonderwijs gaf scholen vrijheid en autonomie bij de besteding van gelden. Maar daarmee namen ook de verantwoordelijk-heden toe. Scholen worstelen daarmee. Ze vinden het lastig grip en zicht op hun financiën te krijgen. Met een doel-gerichte cursus helpt de Besturenraad schoolbestuurders hun bedrijfsvoering te professionaliseren.

Dat in het onderwijs een enorme behoefte

bestaat om kennis op financieel gebied bij te

spijkeren, blijkt wel uit het overweldigende

aantal aan meldingen voor de tweedaagse training

Opbrengstgericht Financieel Management, die de

Besturenraad samen met de Bond KBO en LVGS

heeft opgezet. De cursus is een uitwerking van het

project ‘Eerst kiezen, dan delen’ van de PO-Raad.

“De interesse geeft aan dat er een urgentiegevoel

is”, zegt Besturenraad-adviseur Jan Langelaar.

“Veel scholen constateren dat het hard nodig is

iets te doen aan hun bedrijfsvoering en financiële

huishouding.”

Scherp oordeelDat dit eigenlijk nog zacht uitgedrukt is, blijkt

uit het rapport (2009) van de commissie onder

leiding van econoom Henk Don. Het velt een

scherp oordeel over de deskundigheid van scholen

op financieel gebied. “Onbewust onbekwaam”,

oordeelt het rapport.

Volgens de commissie moet en kan het financieel

beheer van onderwijsinstellingen verbeteren.

Dat is een standpunt dat schoolbestuurders trou-

wens zelf ook delen. Uit een onderzoek dat de

Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) onlangs

deed, blijkt dat maar liefst 90% van de school-

leiders in het basisonderwijs vindt dat profes-

sionaliseren voor bestuurders, schoolleiders en

leerkrachten zelfs verplicht moet worden.

Ze willen er dus graag mee aan de slag, en dat

heeft zeker ook betrekking op de deskundigheid

op financieel terrein. Don stelt daarnaast vast dat

er teveel geld op de plank blijft liggen, dat meer-

jarige financiële planning veelal ontbreekt en dat

risicoanalyses meer uitzondering dan regel zijn.

Uit balansEven terug naar de bron van het geworstel van

basisschoolbestuurders met hun financiën.

“In 2006 veranderde de financieringsstructuur

ingrijpend, maar veel scholen hebben hun bedrijfs-

voering niet aangepast”, analyseert Jan Langelaar.

“De bekostiging verloopt nu via lumpsum, waarbij

scholen het geld dat ze krijgen naar eigen inzicht

kunnen besteden. Veel scholen zijn in hun bedrijfs-

voering het declaratiestelsel als uitgangspunt

blijven hanteren. Daardoor zijn exploitaties uit

balans geraakt.”

Dankzij de potjes die in de loop der jaren waren

opgebouwd, konden veel scholen hun exploitatie-

tekorten lange tijd opvangen, maar volgens

Langelaar liep het vorig jaar bij veel scholen serieus

spaak, zeker nadat de overheid in 2009 een

bedrag voor ondersteuning van bestuurders en

management had geschrapt. En daar was ineens

de bodem van de pot.

Maar tekorten wegwerken is niet het enige,

scholen moeten ook een stap voorwaarts maken

met hun bedrijfsvoering, betoogt Langelaar: “Het

is belangrijk dat scholen organisatiedoelen en

beschikbare middelen leren koppelen. Daar schort

het aan. Schoolbestuurders vinden dat over het

algemeen erg lastig.” Onderwijsinstellingen die

Van onbewust onbekwaam naar bewust bekwaam

Opbrengstgericht financieel management

38Van onbewust onbekwaam naar bewust bekwaam Tekst Loek Mulder | Fotografie Thinkstock

Page 39: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

groot genoeg zijn om een eigen controller aan te

trekken, slagen er wel enigermate in doelen en

middelen af te stemmen, schoolbesturen zonder

eigen financieel specialist lukt dat vrijwel niet.

Dat geldt ook voor de basisscholen die hun finan-

ciële administratie hebben uitbesteed. Want het

boekhoudkantoor houdt weliswaar de cijfertjes

netjes in de gaten, maar de administrateur weet

meestal niets van de beleidsuitgangspunten van

de school en houdt dus niet in de peiling of deze

worden gerealiseerd.

Inhoud“We leren cursusdeelnemers te werken vanuit een

meerjarenperspectief en rekening te houden met

risico's die het bereiken van de doelen in de weg

staan”, zegt Langelaar over de inhoud van de

training Opbrengstgericht Financieel Management,

die is bestemd voor eindverantwoordelijke

bestuurders, bovenschools en algemeen directeu-

ren, directeuren van eenpitters en toezichthouders

in het primair onderwijs. De training is ook van

belang voor controllers en stafleden financiën.

“We leren doelen te formuleren, gericht op onder-

wijsresultaten, en hoe de doelen onderbouwd

moeten worden”, aldus Langelaar. “Ook besteden

we aandacht aan de risico's die schoolorganisaties

lopen en met welke maatregelen zij deze kunnen

beheersen. Denk daarbij ook aan bepaling van de

weerstandscapaciteit. Dan volgt de vertaling van

beleid naar inzet van middelen, het opstellen van

begrotingen en de bewaking hiervan. Ten slotte

laten we zien hoe op een heldere manier verant-

woording kan worden afgelegd over verwezen-

lijking van de doelen, de inzet van middelen,

vermogensbeleid en risicobeheersing.”

Een onderwijsinstelling is inderdaad geen bedrijf,

benadrukt Langelaar, maar iedere school draait

wel rond bedrijfsmatige processen. En juist een

gedegen financieel beleid schept ruimte voor

aandacht voor het primaire proces en komt op

die manier de onderwijsresultaten ten goede.

Ordelman zegt dat de training hem ook op het

goede spoor heeft gezet voor formulering van een

beleid gericht op risicobeheersing. “Nog niet heel

gebruikelijk in onderwijsland”, aldus Ordelman.

“Zo wordt het bewustzijn aangescherpt dat op een

bedrijfsmatige wijze naar de school moet worden

gekeken.”

De school als bedrijf

Als voorzitter van het college van

bestuur van de stichting LOGOS, een

scholenorganisatie in Gorinchem en

Leerdam, bestiert Gerrit Ordelman

scholen in het basisonderwijs, een

school voor zeer moeilijk lerende

kinderen en een praktijkschool. Die

vallen elk onder een eigen wetgeving

met telkens een andere bekostigings-

systematiek.

“Ik heb me niet voor de cursus inge-

schreven omdat ik de financiële boek-

houding van de organisatie wil doen.

Als bestuurder moet je ervoor waken in

de uitvoering terecht te komen. Ik heb

echter wel sterk de behoefte mijn kennis

aan te scherpen over de financiële

consequenties van de hoofdlijnen van

ons beleid en de uitgangspunten daar-

van. Ik hecht er aan te weten welke

kengetallen van belang zijn en wat de

variabelen zijn waarop de organisatie

kan sturen.”

In 2011 werd LOGOS voor het eerst

met een tekort op de exploitatie gecon-

fronteerd. Dat kon worden opgevangen

vanuit de reserves. “We hebben een

paar jaar nodig gehad om na de invoe-

ring van de lumpsum op een andere

manier met onze personeelsbezetting

om te gaan. Dat kost nou eenmaal

tijd en heeft niks met onbewuste

onbekwaamheid te maken.”

Ordelman wijst er op dat zijn stichting

al een aantal jaren werkt met meer-

jarenplannen en koppeling van mid delen

en beleid. “Uitgangspunt is ons school-

plan, daaruit volgen de meerjaren-

plannen, investeringsplannen en de

begrotingen. Eind vorig jaar hebben we

ook op het niveau van de stichting een

strategisch beleidsplan geformuleerd

waarin ook onderwijsinhoudelijke

streefdoelen zijn vastgelegd.”

“Niet controleren, wel begrijpen”

Bert Wierenga is schoolleider van

basisschool De Stelberg en de Albert

Plesmanschool, beide onderdeel van

stichting Kind en Onderwijs Rotterdam,

een onderwijsinstelling met 28 basis-

scholen.

Het antwoord op de vraag waarom het

op veel scholen misloopt met de exploi-

tatie, is wat hem betreft niet zo inge-

wikkeld: “Wij zijn meesters en juffen en

hebben geen economie of bedrijfskunde

gestudeerd. Wij hebben geleerd met

kinderen om te gaan. Veel collega's zijn

vanuit die achtergrond doorgestroomd

naar een leidinggevende functie, terwijl

hun vaardigheden op een aantal punten

daarbij achterbleven.” Dat in de opleiding

voor schoolleider geen aandacht is voor

financiële vaardigheden, noemt

Wierenga “een groot gemis”.

Hij schreef zich in voor de tweedaagse

cursus Opbrengstgericht Financieel

Management omdat hij niet met de

mond vol tanden wenst te zitten wanneer

hij rond de tafel zit met het hoofd

financiën van het stafbureau, de con-

troller en de P&O-medewerker. “Ik wil

tijdens de kwartaalbesprekingen over

de begroting en de vergadering over de

jaarrekening een serieuze gespreks-

partner zijn”, zegt Wierenga. “Ik hoef

het niet allemaal te kunnen controleren,

maar ik wil wel begrijpen waar het

over gaat.”

‘Onbewust onbekwaam’ is na de cursus

op Wierenga zelf niet meer van toepas-

sing, zegt hij. “Ik ga ervan uit dat ik me

ontwikkel via bewust onbekwaam naar

bewust bekwaam.” Meer kennis betekent

nou eenmaal beter gefundeerde keuzes,

aldus Wierenga.

39 Van onbewust onbekwaam naar bewust bekwaam

Page 40: Marketing in het onderwijs. Voorzichtig in de schijnwerpers

Donderdag 6 september 201214.00 – 18.00 uurBomencentrum Nederland BaarnDoelgroep: schoolleiders en bestuurders in het voortgezet onderwijsLeden in het voortgezet onderwijs ontvangen een uitnodiging.

Met medewerking van o.a. Kees Blokland, voorzitter College van Bestuur Stichting Scholengroep Christelijk Onderwijs Zwolle

Symposium Scholenplanning VO: vandaag en morgen

Voor informatie kunt u contact opnemen met Anneke Uyterlinde

via [email protected] of 0348 74 44 44.

Afscheid Harm Jan LuthHet symposium wordt georganiseerd ter gelegenheid van het afscheid van Harm Jan Luth vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.Tijdens de receptie kunt u persoonlijk afscheid van hem nemen.