60
Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

Motorisch leren

Algemeen gedeelteTrainer B en Instructeur B

Page 2: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

2

Doelstellingen en werkwijze in de cursus

InzichtAlgemene begrippenHoe komt een beweging tot stand ?Hoe wordt een vaardigheid (aan)geleerd ?

Vooraan elk hoofdstuk Achteraan elk hoofdstuk

Doelstellingen Aandachtspunten

Sleutelbegrippen

Studievragen

ExamenExamenopdracht en examen (elk 50%)

Page 3: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

3

Inleidende begrippen

Hoe komt een beweging tot stand ?

Het leren van een vaardigheid

Overzicht van de presentatie

Motorisch leren

Page 4: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

4

Inleidende begrippen

Algemene inleidingWat is vaardig bewegen ?Wat is motorisch leren ?

Wat is coördinatie ?Classificaties van vaardigheden

Retentie en transferAandacht op training

Page 5: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

5

Algemene inleiding

Techniek

Kracht

Snelheid Lenigheid

UithoudingOptimale

coördinatie

Algemene richtlijnen Individualiseren

AanlerenCorrigeren

Sterk afhankelijk van motorischleervermogen (genetisch bepaald)

Fouten zijn zeer moeilijk te corrigeren: frustratie van trainer en atleet

Page 6: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

6

Algemene inleiding

Aandeel van de techniek(verschillend van sporttak tot sporttak)

Dit geldt ook voor K, S, L, U

Functies van de techniek(verschillend van sporttak tot sporttak)

Verhogen van het bewegingsrendementOndersteunen van het mechanisch doel van de bewegingOndersteuning van de oplossing van een spelprobleem

Preventie van blessuresTechniek als einddoel van de training

Fucntie van de techniek(afhankelijk van het vaardigheidsniveau)

Beginnende atleten: Beleving en plezier is belangrijker dan technische vaardigheid

Meer gevorderd: Techniek wordt belangrijker om plezier te behouden

Zeer gevorderd: Techniek wordt essentieel

Page 7: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

7

Wat is vaardig bewegen ?Vaardigheid = doel van motorisch leerproces

= gerelateerd aan fysieke basiseigenschappen= mogelijkheid tot uitvoeren van een doelgerichte handeling, die leidt tot een eindresultaat met een hoge consistentie, grote flexibiliteit, minimale energiekost, en optimale timing

reactievermogenkoppelingsvermogenoriëntatievermogen

differentiatievermogen

evenwichtsvermogenwendbaarheidritmegevoel

KrachtSnelheidLenigheidUithouding

COORDINATIE

VAARDIG BEWEGEN

Techniektraining

Motorisch leren

Page 8: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

8

Wat is motorisch leren ?Motorisch leren = geheel van inwendige processen waarbij door oefening en

ervaring een relatief permanente en stabiele verandering in gedragsmogelijkheden optreedt

Inwendige processen

Oefening en ervaring

Relatief permanent enstabiel

Minder meetbaar dan spierkracht of uithoudingVooral veranderingen op neuraal niveau Pas veel later uit dit zich in een gewijzigd bewegingspatroon en betere prestaties

Wel: Gestructureerd en doelgericht leerproces (herhalingen, foutenverbetering, aanwezigheid van trainer, …)Alle belevenissen en trainingservaringen

Niet: Normale ontwikkelingLouter conditionele vooruitgang (meer kracht of meer lenigheid)

Alleen als de veranderingen lange tijd aanwezig blijvenOpgelet dat er geen fouten worden aangeleerd

Page 9: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

9

Wat is coördinatie ?Coördinatie = vermogen om de bewegingsmogelijkheden van de verschillende

lichaamsdelen op een efficiënte manier te controleren

= basiseigenschap die samen met K, S, L, U, E in min of meerdere mate noodzakelijk is voor elke specifieke vaardigheid

= vermogen van het zenuwstelsel om motorische prikkels met een aangepaste intensiteit en timing aan de juiste spiergroepen door te geven zodat daaruit een correcte ruimtelijke, getimede, doelmatige en economische bewegingsuitvoering volgt

Kracht

Kracht

Intensiteitvan prikkel

Tijd= is niet voor elke sport even belangrijk

Page 10: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

10

Wat is coördinatie ?

Zo snel mogelijk reageren op een gesloten signaal (A, V, T) of open signaal (spelsit.)

Vermogen om deelbewegingen en enkelvoudige bewegingen optimaal af te wisselen, in elkaar te laten vloeien, of tegelijk uit te voeren

Deelbeweging: 1 of enkele lichaamssegmentenEnkelv. bew.: met hele lichaam en bestaat uit meerdere deelbewegingenVaardigheid: opeenvolging van verschillende enkelvoudige bewegingen

Positie van lichaam en ledematen in ruimte, tijd, t.o.v. tegenstrevers of object

Deelbewegingen kunnen aanpassen binnen een totale vaardigheid (vaak subtiele aanpassingen)

Statisch evenwicht: Behoud en herstel van evenwichtDynamisch evenwicht: Tijdens een beweging (ski, worstelen, ritmische gymn., …)Hangt af van informatie uit evenwichtsapparaat in binnenoor, visuele info en proprioceptie

Bewegingsuitvoering snel en accuraat kunnen corrigeren

Reactievermogen

Koppelingsvermogen

Oriëntatievermogen

Differentiatievermogen

Evenwichtsvermogen

Wendbaarheid

Ritmegevoel

Ontdekken van ritme in begeleidende muziek, ritme houden (aanloop, trapfrequentie)

Page 11: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

11

Classificaties van vaardigheden

Motorische componentCognitieve component

Gesloten vaardigheidOpen vaardigheid

Discrete vaardigheidContinue vaardigheidSeriële vaardigheid

Groot motoriekKleinmotoriek

Page 12: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

12

Classificaties van vaardigheden

Motorische componentCognitieve component

Motorische component

Cognitieve component

Afhankelijk van de sporttak

Tactisch aspectSpelinzicht

BeslissingsboomSnelheid van beslissen

BewegingsuitvoeringBasiseigenschappen

Technische vaardigheidMogelijkheid om bewegingen aan te leren

Page 13: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

13

Gesloten vaardigheidOpen vaardigheid

Classificaties van vaardigheden

Gesloten vaardigheid

Open vaardigheid

Omgeving is stabiel: Uitvoerder kan op voorhand perfect plannen wat hij/zij kan doenSituatieveranderingen kunnen in principe nietAandacht vooral naar bewegingsuitvoeringVoorbeelden: Gymnastiek, boogschieten, zwemmen, …

Omgeving is onstabiel en onvoorspelbaarSituatieveranderingen kunnen tijdens bewegingsuitvoeringAandacht naar bewegingsuitvoering en mogelijke bijsturingenVoorbeelden: Voetbal, boksen, autorijden, tikspelen, …

CONTINUÜM met mengvormenVoorbeeld uit baseball:

Terugslag stilliggende bal

Terugslag stilliggende bal hoogte varieert

Terugslag bal van machine constante baan

Terugslag bal van werper

Terugslag bal in open spelsituatie

Gevolgen voor training:Training via onstabiele omgevingen

Gevolgen voor training:Training via stabiele omgevingen (bv. altijd zelfde afstand)

Page 14: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

14

Classificaties van vaardighedenDiscrete vaardigheidContinue vaardigheidSeriële vaardigheid

Duidelijk begin- en eindpuntKorte duurDikwijls bouwstenen van ruimere sport- en spelactiviteitenVoorbeelden: werpen, vangen, trappen

Geen duidelijk begin- en eindpuntLange soms onbeperkte duurDikwijls cyclisch-repetitiefVoorbeelden: lopen, fietsen, zwemmen, autorijden

Discrete vaardigheid

Continue vaardigheid

Seriële vaardigheid

Aantal discrete vaardigheden achter elkaarVoorbeelden: grondoefening gymnastiek

Page 15: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

15

Classificaties van vaardigheden

Groot motoriekKleinmotoriek

Kleinmotoriek

Grootmotoriek

Weinig spiergroepenDikwijls veel detail in bewegingsuitvoering

Veel spiergroepenMinder detail in bewegingsuitvoering

Page 16: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

16

Retentie en transferMeten hoeveel de atleet geleerd heeft (Is de verbetering stabiel ?)Retentie = In hoeverre wordt het geleerde behouden of vergeten

= Hoe stabiel is de gedragsveranderingTransfer = Mate waarin het beheersen van een vaardigheid ook een invloed

heeft op het beheersen van een andere gelijkaardige vaardigheid

Praktijkvoorbeeld

Een basketbaltrainer wil nagaan in hoeverre het leerproces van de shottechniek bij zijn homogene groep spelers is gevorderd. Bij het begin van de training laat hij hen allemaal 10 keer shotten van op de vrijworplijn. Hij noteert zowel het product (de bal gaat erin of niet) als het proces (een score op 10 voor de technische bewegingsuitvoering). Na de training die bijna volledig gewijd is aan de shottechniek besluit de coach om na te gaan in hoeverre zijn spelers de techniek hebben geleerd, en laat ze de test opnieuw uitvoeren. Alle spelers zijn verbeterd qua product als qua proces. De coach maakt zijn speltactiek voor de komende wedstrijd op in functie van hun vooruitgang, zodat de ‘betere’ shotters meer aan bod komen. In de wedstrijd worden maar liefst 70% van de vrijworpen gemist…

Leereffect versus oefeneffect

Page 17: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

17

Wat liep mis in vorig voorbeeld:Retentie en transfer

2. Testsituatie is geen wedstrijdsituatieTransfer: Slechts gedeeltelijke transfer van training naar

wedstrijdHeel wat factoren spelen mee in de wedstrijdsituatie

LawaaiMentale drukVermoeidheid

Prestatietest:Kan overschatting of onderschatting van mogelijkheden geven: slechts gedeeltelijke imitatie van wedstrijdsituatieMen valt vaak terug op vastgeroeste patronen ook al heeft men juist een nieuw patroon aangeleerdOnderscheid leren en presteren

Leren: Zoeken naar nieuw bewegingspatroonProberen los te komen uit stabiel en vastgeroest patroonEinddoel = hoger prestatieniveau

Presteren:Stabiliseren van gekend bewegingspatroon

Retentietest: Gebeurt na een ruim tijdsintervalHoudt rekening met:tijdstip

activiteiten voor de trainingpsyche van de sportervermoeidheid

1. Slechts een momentopname, geen retentietestMomentopname: Het is vrij logisch dat vlak na training de prestatie

verbetertTijdelijke vooruitgang (15%), stabiele vooruitgang

(17%)

Page 18: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

18

Retentie en transferTransfer treedt op:

1. Training naar wedstrijd (slechts gedeeltelijk)

2. Tussen niet volledig identieke vaardighedenLoopdrills voor atletenDroogtraining voor zwemmersJongleren op voetbaltraining

3. Bij fysieke gelijkenissen tussen 2 vaardigheden

4. Bij betrokkenheid van dezelfde spieren bij 2 vaardigheden

5. Bij gelijkaardige motorische programma’s in de hersenen

6. Vooral in de eerste fase van het leerproces (maar ook later)

7. Tussen gelijkaardige tactische situaties:Begrijpen en “lezen” van schijnbewegingenOpbouwen van een reeks bewegingen

Page 19: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

19

Aandacht op trainingTechniektraining =

Verwerken van informatie van buiten en binnen het lichaamNemen van beslissingen over de herhaling van de beweging

Daarom is aandacht is een cruciale en beperkende factor in de techniektraining

Consequenties voor de trainer:1. Geef slechts 1 aandachtspunt mee aan de atleet2. Goed bewegingsinzicht is belangrijk3. Details moeten onderscheiden worden van belangrijke aandachtspunten4. Relatie tussen verschillende fouten (foutenboom) moet gekend zijn

1. Aandacht is een beperkte capaciteit:2 soorten info kunnen zeer moeilijk tegelijk verwerkt worden2 techniekcorrecties tegelijk geven eveneens conflicten (bv. Verspringen)

Mogelijke gevolgen:Slechts 1 aspect wordt correct uitgevoerd, ander aspect nietAtleet probeert de aandacht te verdelen wat dikwijls resulteert in een totaal mislukte uitvoering

2. Aandachtscapaciteit is sterk persoon-, taak- en tijdgebonden

3. Aandachtsproblemen hangen sterk af van de moeilijkheid van de gevraagde correcties

4. Tijdens leerproces is steeds minder aandacht nodig voor correcties (automatisatie)

Page 20: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

20

Hoe komt een beweging tot stand ?

De juiste informatieVan informatie naar beweging

AandachtProgrammeren van handelingen

Bijsturen van handelingenSamenvattend schema

Page 21: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

21

De juiste informatie

Een succesvolle uitvoering is alleen mogelijk als vooraf de relevante informatie wordt gedetecteerd en gebruikt

Sensorische informatieNiet – sensorische

informatieInteractie tussen

soorten informatie

Page 22: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

22

De juiste informatie

Sensorische informatie

Informatie vanuit het lichaam (vestibulair apparaat, Golgi, spierspoeltjes, gewrichtsrecep- toren, huidreceptoren)Informatie over de positie, snelheid, versnelling van het lichaam of lichaamsdelenVestibulair: Binnenoor (info over beweging en oriëntatie van hoofd)

Statisch – dynamische receptorSpierspoeltjes: Spierbuik (info over lengteveranderingen van spier)

Bescherming van spieren tegen plotse rekGolgi: Tussen pees en spierbuik (info over lengteveranderingen van spier)

Bescherming van spieren tegen plotse rekGewrichtreceptor: Gewrichtskapsel (info over hoek waarin een gewricht zich bevindt)Huidreceptoren: Huid (info over pijn, hitte, koude, vorm van een voorwerp)

Druksensoren in voet spelen zelfs een rol in evenwichtscontrole

Exteroceptieve informatie

Proprioceptieve of kinesthetische informatie

Exproprioceptieve informatieInformatie van buiten het lichaam over oriëntatie of beweging van het lichaam

Informatie van buiten het lichaam (zicht, geluid, geur) over de omgevingZicht: info over hindernissen in de omgeving zodat we kunnen anticiperen

info over bewegingen van voorwerpen in de omgeving (bv. balbaan)Optische receptor: Centrale visuele veld (15° L en R) en perifeer zicht

Gehoor: Tijdelijk (trappen tegen bal) of lange duur (looppassen tijdens lopen)Akoestische receptor

Page 23: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

23

De juiste informatieNiet – sensorische

informatie

Informatie vanuit het geheugen voor het plannen en uitvoeren van een beweging

FunctieMotorisch programma startenWat doen in tactische situatie ?Hoe moet een goede bewegingsuitvoering aanvoelen ?

Page 24: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

24

De juiste informatieInteractie tussen

soorten informatie

Exteroceptieve info en proprioceptieve info over een beweging leiden normaal tot hetzelfde resultaat

Visuele informatie domineert over andere informatiebronnen (zeer gedetailleerde info)Voorbeeld: Trein die vertrekt (jouw trein of andere trein

Conflict tussen zicht en vestibulaire receptor

Aanvoelen van een beweging(vanuit geheugen)

(niet-sensorische info)

Sensorische info(zicht, gehoor, gevoel)

Continue vergelijking

Page 25: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

25

Van informatie naar bewegingHogervermelde informatiebronnen maken geen onderscheid tussen:

Relevante informatieOverbodige, onduidelijke, verkeerde informatie

3 fasen

Verwerkingsproces

Page 26: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

26

Stimulus Identificatie Fase

Respons SelectiefaseRespons Programmering

Fase

Van informatie naar beweging

Page 27: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

27

Stimulus Identificatie Fase

Van informatie naar beweging

Is er een stimulus ?STIMULUSDETECTIE

Waaruit bestaat die stimulus ?PATROONHERKENNING

Prikkel via afferente zenuwen naar de hersenen

Prikkel wordt vergeleken met geheugen

Detectie van alle stimuluskenmerken (zacht, luid, dicht, ver, dreigend, …) balcontact

Detectie wordt beinvloed door:Helderheid (ruisvrij)Intensiteit (volume)

Kenmerken van een stiumuls worden gecombineerd(bv.zicht en gehoor omde richting van een opslag en het effect in te schatten

Detectie en selectie van relevante kenmerken

Beweegt de bal, richting, snelheid

Informatie wordt geanalyseerd om juist te reageren of interageren

Einde fase: interne representatie van de stimulus als start voor de respons selectie

Page 28: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

28

Van informatie naar beweging

Respons Selectiefase

Interne representatie van de stimulus als start voor de respons selectie

Begin fase = einde vorige fase:

Bepaling van wat in de specifieke situatie de meest geschikte handeling isBijv: Pass of dribbel

Einde fase

Keuze van het motorisch antwoord (centraal zenuwstelsel)

Page 29: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

29

Van informatie naar bewegingRespons Programmering

Fase

Keuze van het motorisch antwoord (centraal zenuwstelsel)

Begin fase = einde vorige fase:

Voorbereiding motorische respons

Einde fase

Programmeren van het antwoord (ZIE OOK VERDER)Starttijdstip van het motorisch antwoord

Opeenvolging van deelbewegingenBetrokken spiergroepen

Commando’s voor het uitvoeringsniveau worden klaargemaakt

Page 30: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

30

Aandacht

Aandacht = beperkte capaciteit

Stimulus Identificatie Respons Selectie Respons Programmering

Page 31: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

31

Aandacht

Stimulus Identificatie

Aandacht: minimale rol

Verschillende soorten info worden tegelijk gedetecteerd, geïdentificeerd en gebruiktExteroceptiefProprioceptiefExproprioceptief

Page 32: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

32

Respons Selectie

Aandacht

Twee soorten informatieverwerking:Gecontroleerde verwerking

Vooral in begin van leerproces of bij zeer complexe takenSerieel, traagOnder controle van de wil

Geautomatiseerde verwerkingSnel en parallel verwerken van info met weinig aandacht

Succes van geautomatiseerde verwerking hangt af van:de regelmaat in het patroon van de tegenstreversstabiliteit van de omgeving (gesloten vaardigheden beter dan open vaardigheden)

Vaardigheid wordt bijna automatisch uitgevoerd (jarenlang oefenen)PRODUCTIE-EENHEDEN:automatische koppelingen tussen stimuli en selectie van respons

Automatisatie IS NIET GELIJK AAN anticipatie

Soms aandacht nodig = Afhankelijk van oefening en ervaring in de sporttak

Page 33: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

33

Aandacht

Respons Programmering

Aandacht is absoluut noodzakelijkSlechts 1 motorisch programma kan tegelijk klaargezet worden voor uitvoering

Flessenhalsprincipe

SI: Veel ruimte voor informatieInformatie uit veel kanalen

RS: Ruimte verkleint afhankelijk van automaticiteitSelectie van relevante informatie

RP: Zeer veel aandacht is nodigPrikkels worden één na één doorgestuurd

weinig aandacht soms aandacht veel aandacht

Page 34: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

34

Aandacht

Respons Programmering veronderstelt:

Programmering Gegeneraliseerd Motorisch Programma (GMP)

Bijsturing Soms niet nodigSoms een beetje nodigSoms veel nodig

Studietip

Page 35: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

35

Programmeren van handelingenMotorisch programma = vooraf gestructureerde set van bewegingscommando’s die

de beweging in gang zetten en bijsturen

Openlusmodellen

Doel = bal terugslaan

Effect, snelheid, richting,…

Wat is relevant ?

Welk bewegingsantwoord isvereist ?

Programmeren van bewegingsantwoord Geen feedback mogelijk

Geïnspireerd op verkeerslichten of computerprogramma’sAls alles goed loopt: Programma loopt gewoon afAls er iets fout loopt:Programma loopt gewoon af, ook al is dit irrelevant en fout

Openlusmodel = zeer geschikt voor gesloten vaardigheden= niet geschikt voor open vaardigheden= tijdsvoordeel (vooraf klaar zetten van commando’s is zeer snel)= cognitieve component is klein tijdens de uitvoering (esthetisch voordeel)

Leerproces: programma’s worden stabieler, langer, nauwkeuriger en complexer

Aandacht komt vrij voor het esthetische

Page 36: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

36

Programmeren van handelingenGegeneraliseerd Motorisch Programma (GMP)

= programma dat bruikbaar is voor een groep van bewegingen die weinig van elkaar verschillen wat betreft spiergebruik, volgorde van activering en temporele invariantie

Indien elke beweging ander Motorisch Programma Capaciteitsprobleem in hersenen

GMP moet bestaan

GMP = basiskenmerken van MP voor groep van bewegingen zijn identiek= door toevoeging van enkele details efficiënte bewegingsuitvoering

Basiskenmerken:betrokken spierenvolgorde van spieractiviatierelatieve temporele invariantie

Kenmerken:Bij het sneller uitvoeren van een globale beweging moeten ook de deelbewegingenevenredig versneld worden (bv. Slagbeweging tennis)

Snelheid verandert niets aan het GMP (bv. Afspelen van 45-toerenplaat op 33)

Page 37: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

37

Bijsturen van handelingen

Geslotenlusmodellen

Geslotenlusmodel = SI – RS – RP niet alleen voor de uitvoering aanwezig, maar ook tijdens= de geregistreerde fout wordt terug verwerkt via SI – RS – RP = dit vraagt dus veel aandacht (m.a.w. trage doorstroming door flessenhals= daardoor is gesloten lus model uiterst geschikt voor continue, lang- durende vaardigheden waar veel tijd voor is (bijvoorbeeld evenwichtsregeling) (bijvoorbeeld verkeer)

Page 38: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

38

Bijsturen van handelingen

Perceptueel spoor Geheugenspoor

Kleine MP voor de sturing van de bewe-ging zolang er geen feedback aanwezig is(eerste 100-en miliseconden)

Correctie en beeindigen van de beweging op basis van binnenkomende informatie

Verwachte feedback is opgeslagen in perceptueel spoor

Binnenkomende feedback wordt vergeleken met de verwachte feedback

Trage en bewuste vorm van bijsturing

Page 39: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

39

Samenvattend schema

Page 40: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

40

Het leren van een vaardigheid

Fasen in het motorisch leerprocesFeedback

Oefening en organisatie van de trainingAndere visie op motorisch leren

Page 41: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

41

Fasen in het motorische leerproces

Doelstellingen

Leermodel

Bewegingsidee

Proprioceptie

Automatisatie

Afleren van fouten

Sam

enva

ttin

g

Page 42: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

42

Fasen in het motorische leerproces

Doelstellingen

Startpunt = Vastleggen van doelstellingen= Bepaalde termijn, specifieke atleet, specifieke capaciteiten

Korte termijn Middellange termijn Lange termijn

Hoog genoeg om de interesse te bewaren

Hoe specifieker hoe beter

Hou voldoende rekening met externe factoren (examens, trainingsfrequentie, accommodatie)

Interne factoren kunnen het leerproces beïnvloeden (blessures, privesit., beginniveau)

Doelen moeten voor jezelf, atleet en omgeving realistisch zijnBuiten bereik (niet te hoog, hoog genoeg) en binnen beleving (niet te laag)

Realistisch

Uitdagend

Specifiek

Haalbaar

R

U

S

H

Meetbaar

Inhoud en methodiek moeten afgestemd zijn op niveau van de atleet inzicht in leerproces is noodzakelijk

Page 43: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

43

Fasen in het motorische leerproces

Leermodel

VERWACHTE

Cruciale fase:Vergelijking Image of Action met de feedback van coach, lichaam, omgeving

Page 44: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

44

Fasen in het motorische leerproces

Leermodel

Image of action: Beeld van hoe de specifieke beweging moet aanvoelenDe verwachte feedback

Motorisch leerprocesZeer geleidelijk: Vooruitgang (kunnen of net niet kunnen) is niet altijd even duidelijk

Soms kunnen er wel sprongen optreden (ineens iets doorhebben)Progressie is groot in begin, maar neemt dan af (meer inspanning voor zelfde vooruitgang)Kan zeer lang blijven duren (10-15 jaar) en is nooit af

Daling cognitieve inspanning: Steeds meer geautomatiseerd (minder aandacht)

Steeds minder bijsturing: Atleten kunnen steeds beter zelf inschatten wat fout loopt

Steeds vergelijking tussen uitvoering, verwachte aanvoelen en uiteindelijke aanvoelenCoach stuurt deze processen (juist uitvoeren en juist aanvoelen)Beginner: zeer veel aandachtGevorderde atleet: onbewust (meer tijd voor andere aspecten)Voorbeeld: Gevorderde hoogspringer is bezig met het doel, niet met de

uitvoering

Image of acting: Programma waar de details van de bewegingsuitvoering worden opgeslagen (spiergebruik, snelheid, …)Vlak voor de wedstrijd moet je als coach geen bijkomende instructies meer geven, wel info over details waar de atleet toch al mee bezig is

Page 45: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

45

Fasen in het motorische leerproces

Bewegingsidee

Begin van leerprocesIMAGE of ACTING of IMAGE of ACTION nog niet aanwezig

Resultaat feedbackRESULTAATFEEDBACK is voor een beginner de belangrijkste bron om een volgende

keer dezelfde uitvoeringswijze te gebruiken (TRIAL en ERROR); Proprioceptieve feedback is niet belangrijk in deze fase

DOE-instructies van de coach zijn zeer belangrijk (strek eerst je been voor de armzwaai); De atleet voelt dit niet zelf aan

DEMONSTRATIES zijn in principe het beste hulpmiddel in deze fase (zicht = dominant)

Cognitieve belastingCognitieve belasting is in begin hoog (Wat is de taak? Wat moet ik doen? Wat heb ik

gedaan? Is er iets verkeerd?) Atleet beseft al dat er iets verkeerd is, maar nog niet wat

Gerichte en gedoseerde feedback van trainer, overvloedige feedback absoluut vermijden

SELF TALK: mondeling ondersteunen van de beweging is nuttig in deze fase

Onmiddellijk toepassen van vaardigheid in spelsituatie is nefast (er gaat te veel aandacht naar de spelsituatie, te weinig naar de vaardigheid) vereenvoudigde spelsituaties

Ruw bewegingsideeRuw bewegingsidee, bewegingsaanvoelen en ruwe bewegingsuitvoering is einddoel

Page 46: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

46

Fasen in het motorische leerproces

Proprioceptie

Verfijning van het ruwe bewegingsideeIMAGE of ACTING wordt gevormd

Doel = onbewuste controle --- Middel = veel aandacht voor proprioceptieve feedback

PROCESFEEDBACK (bewegingsverloop) wordt meer en meer belangrijk:Info uit omgeving via gehoor of zicht

Info van binnen lichaam (wat voelt de atleet)Info van de trainer of andere externe bron (ev. via hulpmiddelen)

Doelstellingen in deze faseImage of acting (wat moet ik doen) verder verfijnen

Leren analyseren van binnenkomende feedback en koppelen aan de bewegingsuitvoering = verfijnen van Image of Action

Taak van de trainer = aandacht van atleet richten op Image of Action waardoor het verschil tussen GOEDE en SLECHTE uitvoering ONBEWUST wordt aangevoeld

Page 47: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

47

Fasen in het motorische leerproces

Automatisatie

Onbewuste bijsturingBijsturing van de beweging verloopt onbewust

Vooral proprioceptieve feedback (atleet voelt het zelf en kan zelf corrigeren)

Voor competitie is dit het minimale niveau: er is dan voldoende aandacht vrij buiten de techniek

Hoe deze fase herkennen als trainer ?Criteria voor een automatische controle:

Bewegingsuitvoering blijft correct wanneer:oefensituaties aangepast wordenoefesituatie complexer wordtdetails worden aangepast

Wat in geval van problemen met onbewuste bijsturing ?Indien een fout niet onbewust kan gecorrigeerd worden, moet de fout op een bewuste

manier aangepakt worden

Voorbeelden: atleet zelf de fout laten verwoorden, aandacht vestigen op wat de atleet zou moeten voelen

Page 48: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

48

Fasen in het motorische leerproces

Afleren van fouten

Bron van frustratieOp jonge leeftijd wordt een fout vaak niet gecorrigeerd omwille van:

Onachtzaamheid - Onwetendheid van de trainer - Niet noodzakelijk bij de jeugdcategorie

Als het niveau toeneemt kan die fout echter een belemmering vormen

Hoe langer men een fout maakt, hoe moeilijker om ze nog af te leren

Fouten afleren is vaak moeilijker dan een vaardigheid aan te leren

Waarom kost het zo veel moeite om een fout af te leren ?Door jarenlange oefening werd een stabiel Image of action gevormd (hoe moet de

beweging aanvoelen?) = overeenkomst tussen wat atleet doet, voelt en verwacht te voelen

Als de atleet bewust corrigeert conflict tussen verwachte feedback en reële proprioceptieve feedback en eventueel nog conflicterende feedback van de trainer

Praktische tipsAfleren van fouten gebeurt dan ook best NOOIT in de COMPETITIEPERIODE

Coach moet: eerst een nieuw bewegingsidee overbrengendan feedback geven over gelijkenissen en verschillen met het oude bewegingsidee (bijvoorbeeld video)dan ervaren atleten overtuigen waarom de nieuwe uitvoering beter is

Page 49: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

49

Fasen in het motorische leerproces

Sam

enva

ttin

g

RUSH doelstellingen

Relatie binnenkomende feedback en verwachte feedback analyseren

Leerfase 1: RESULTAATFEEDBACK leidt tot een verkozen uitvoering

Snelle vooruitgangVooral doe-instructies, demonstratie, self talk

Eindvorm leerfase 1 = ruw bewegingsidee

Leerfase 2: PROPRIOCEPTIEVE FEEDBACK

Voel-instructies en doe-instructiesAtleet krijgt besef van fouten

Er komt aandacht vrij voor details

Leerfase 3: Controle = onbewust en er is aandacht voor wedstrijdaspecten

Sporter kan zelfstandig fouten aanvoelen en corrigeren

Page 50: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

50

FeedbackFeedback = alle informatie die betrekking heeft op de uitgevoerde vaardigheid die

bezig is, of reeds afgelopen Vóór de uitvoering = INSTRUCTIE Tijdens uitvoering = GUIDANCE

Page 51: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

51

Feedback

Hoe werkt feedback ?

Extrinsieke feedback: Feedback van buiten het lichaamInhoud, timing en vorm (woorden of beelden) is belangrijkBijsturing kan sterk gemanipuleerd wordenEssentieel voor het aanleren van een nieuwe beweging (er is nog geen intrinsieke referentie aanwezig)Essentieel als intrinsieke feedback te kort schiet, en overbodig als er al voldoende intrinsieke feedback is

Intrinsieke feedback: Feedback van in het lichaam

Feedback werkt motiverend en is een teken van aandacht

Feedback heeft ook een aandacht-richtende functie (feedback moet dus over essentiële punten gaan)

Vroeger: Hoe meer feedback, hoe beterNu: Alleen essentiële feedback

Bedenking: Zelfs zonder feedback kan men zelf leren maar:

TragerKans op aanleren van fouten is groter

Page 52: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

52

Feedback

Foutieve feedback

Extrinsieke feedback: Kan het leerproces sterk beïnvloedenDe feedback moet dus correct zijn

Anders conflict tussen intrinsieke feedback en extrinsieke feedback verwarring en kans dat de atleet zijn beweging verkeerd aanpast

Extrinsieke feedback haalt dikwijls de bovenhand (zeker in begin van leerproces)

Page 53: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

53

Feedback

Te veel feedback

Als trainer hebben we vaak de neiging om veel feedback te geven

Gevolgen: Positief effect op trainingAtleet wordt afhankelijk van extrinsieke feedbackNegatief effect op wedstrijd want

Trainer mag niet altijd aanwezig zijnBeperkt aantal pogingen

Ander voorbeeld: Coach van een gymast die op training altijd een tik geeft ter ondersteuning van de afsprong

Page 54: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

54

Feedback

Soorten feedback

Kwalitatieve feedback Kwantitatieve feedbackZeker niet geschikt voor een beginner

Resultaatfeedback ProcesfeedbackGeschikt wanneer onvoldoende intrinsieke feedback aanwezig is, bijvoorbeeld begin van leerproces

Selectie maken waarover je feedback geeft als trainerHou rekening met hoofddoelstelling van de training

Positieve feedback Negatieve feedbackGeschikt om de motivatie te onderhoudenZoek een evenwicht PF en NF

Snellere leerresultaten bij begin van leerprocesOpgelet voor motivatie van atleet

GMP feedback Parameter feedbackInfo over basisstructuur van de bewegingVeranderingen gebeuren traag en moeizaamVooral begin van leerproces

Oppervlakkige bijsturingen

Later in het leerproces

Prescriptieve feedback Descriptieve feedback

Nauwgezette instructiesDoe – instructiesVooral bij beginners geschikt

Objectieve info over voorgaande beweging die gevorderde sporter kan vergelijken met het beeld dat hij heeftStimuleert reflectie van atleet

Page 55: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

55

Feedback

Timing van de feedback

De feedbackfrequentie daalt (moet dalen) tijdens het leerproces

Middelen om de feedbackfrequentie te doen dalen:Extrinsieke feedback: Extrinsieke feedback beperken

Teveel extrinsieke feedback creëert afhankelijkheid

Bandbreedtefeedback: Enkel feedback geven wanneer een fout ernstig genoeg isErnst = afhankelijk van trainingsdoelstellingenTwee positieve effecten:

enkel belangrijke fouten, geen detailsduidelijk motivationeel (als er geen feedback komt, zijn de fouten in het oog van de atleet verwaarloosbaar)

Samenvattende feedback: Na enkele pogingen zonder bijsturing, samenvatting van fouten geven

Gemiddelde feedback: Na enkele pogingen zonder bijsturing, gemiddelde beoordeling over uitvoering geven

Page 56: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

56

Oefening en organisatie van de training (micro en macroniveau)

Activiteit en rust tijdens de training

Conditionele trainingen: Er bestaan goede richtlijnen voor rustpauzesTechniektrainingen: Er bestaan bijna geen richtlijnen

Vragen bij trainers: Zijn 50 herhalingen van een techniek op 1 training genoeg ?Is het nuttig of gevaarlijk voor blessures om techniek na het optreden van vermoeidheid verder te oefenen ?

Algemeen principe: Techniektraining zo veel mogelijk in onvermoeide toestandMaar: Ook in wedstrijdverband is de atleet niet altijd uitgerust, dus

SOMS mag een techniektraining verdergezet worden bij optreden van vermoeidheidOnderscheid continue en discrete taken Continue taken: rust respecteren tijdens techniektraining, anders permanente vertraging van leerproces Discrete taken: vermoeidheid is negatief voor prestatie maar niet voor het leerprocesNaar motivatie toe mag wel niet overdreven worden met het trainen van techniek onder vermoeidheid

Page 57: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

57

Oefening en organisatie van de training (micro en macroniveau)

Variatie op training

Open vaardigheden: Variatie is nuttig om te kunnen inspelen op wedstrijdsituatiesGesloten vaardigheden: Ook nuttig

Bv. Discuswerper werpt met zware, lichte discussen, …

Voorbeeld:Door het oefenen van verschillende afstanden voor het shotten bij basketbal wordt het GMP sterker aangemaakt

Positieve effecten van variabel oefenen:Eens de basisidee van een beweging gevormd kan het leren bevorderd worden door variabel oefenenHet GMP dat gemaakt wordt voor een klasse van gelijkaardige bewegingen wordt sterker, en ook de parameters worden nauwkeuriger opgeslagenVariatie op training is belangrijk voor aandacht en motivatie en FUN

Page 58: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

58

Oefening en organisatie van de training (micro en macroniveau)

Gerandomiseerd en in blok oefenen

Vele sporten: Meerdere vaardigheden volgen elkaar opVraagstelling: Laat je dan de verschillende onderdelen na elkaar of door elkaar

oefenen ?

Langetermijn voordeel van tegelijk (gerandomiseerd) oefenen:VerklaringenVoortdurend switchen leert de atleet vaardigheden onbewust van elkaar te onderscheiden (bij een atleet die in blok oefent is dit niet het geval)In blok oefenen (SI – RS – RP) wordt slechts 1 keer geoefend, maar blijft dan alle verdere bewegingsuitvoeringen aanwezig; bij gerandomiseerd oefenen moet elke keer SI – RS- RP doorlopen worden waardoor het op termijn beter loopt

Tijdelijk nadeel van tegelijk (gerandomiseerd) oefenen:Tijdelijke daling van de prestatie op trainingMaar prestatie op training is niet belangrijk, wel de lange termijn effecten

Algemeen principe: Laat vaardigheden zeker voor beginners, maar ook voor gevorderden door elkaar oefenen indien praktisch haalbaarVoorbeelden: grondoefening gymnastiek, boogschieten op versch. afst.

Page 59: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

59

Oefening en organisatie van de training (micro en macroniveau)

Globaal en fragmentarisch of analytisch oefenen

Globaal: Als geheel oefenenAnalytisch: Opdelen in relevante onderdelen

Analytisch oefenen:Wegwerken van geïsoleerde foutenWerkt alleen als er voldoende transfer is naar de volledige oefening

Transfer hangt af van:Seriële taken: (grondoefening gymnastiek)Transfer is goed (flikflak apart, of flikflak in grondoefening)Continue taken: (lopen, zwemmen, fietsen, …)Meestal beter om globaal te oefenen (coördinatie van de verschillende deelbeweg.)Stukjes kunnen analytisch (bv.oefenen van armactie bij lopen)Discrete taken:Mate van transfer hangt af van de duur van de bewegingKortdurend: weinig nut om op te splitsen (1 GMP)Langer met deelvaardigheden: transfer is groter bij analytisch oefenen (bv.opslag)

Globaal oefenen:Bij techniekcorrecties in het midden van de oefening moet telkens de volledige oefening opnieuw gedaan worden vermoeidheid en klein aantal herhalingenHet geheel van de opdarcht wordt ingestudeerd

Algemeen principe:Optimaal afwisselen van globaal en analytisch oefenen

Page 60: Motorisch leren Algemeen gedeelte Trainer B en Instructeur B

60

Oefening en organisatie van de training (micro en macroniveau)

Mentaal leren

Imaginair oefenen zonder echte bewegingsuitvoering

Hoe toepassen ?Extern zelfbeeld: De sporter ziet zichzelf een correcte uitvoering doen

Intern zelfbeeld De sporter blijft in zijn eigen lichaamDe kinesthetische aspecten worden beter geoefend (spieractivatie)

Nut ?Wel: Positief voor de cognitieve en tactische aspecten van de vaardigheid

Als bewegingsuitvoering tijdelijk onmogelijk is (bv. gekwetst)Vooruitgang is beter dan wanneer er niet geoefend wordt, achteruitgang wordt tegengegaanEffectief doorlopen van motorisch programma (GMP) waarbij er EMG-activiteit werd geregistreerdVooral bij gevorderde sportersAls variatie in de training (bij vermoeidheid)Psychologisch effect (oppeppen) bijvoorbeeld tijdens competities

Niet: Vooruitgang is nooit even groot als wanneer er wel geoefend wordtBeginners hebben nog geen correct zelfbeeld (leerproces zou zelfs verstoord worden) en trainer kan nog geen foute imaginaire uitvoeringen corrigerenMentaal leren is individueel verschillend