Upload
movisie
View
217
Download
0
Embed Size (px)
DESCRIPTION
MOVISIES is de relatiekrant van MOVISIE. De krant bevat veel onderwerpen waarmee u zich als relatie van MOVISIE dagelijks bezighoudt. Ook leest u er hoe wij u kunnen ondersteunen met onze producten en diensten. In dit thema alles over de Decentralisaties.
Citation preview
MOVISIESRelatieblad voor het sociaal domein * oktober 2013 * nr 18
THEMA Decentralisaties
In dit nummer:
Themapagina's Decentralisaties 3-6
Sociale zorg 7
Participatie 8-9
Wijkgericht werken 10
Huiselijk & seksueel geweld 11
Professionalisering 12
Effectieve sociale interventies 13
Onderwijs en Agenda 14
Trainingen 15
Publicaties 16
Maatwerk past iedereen het beste
“Als ik aan mensen vraag hoe ze hun oude dag
voor zich zien, krijg ik vrijwel altijd dit antwoord:
ik wil zo lang mogelijk thuis wonen en niet
eenzaam zijn. En eerlijk gezegd is dat ook zoals
ik het later voor me zie. Hoe we mensen langer
thuis kunnen laten wonen, is dus een hele
relevante vraag en mijn antwoord is ondertussen
bekend: maatwerk. Maatwerk bereiken we
door de zorg lokaal en dichter bij de mensen te
organiseren. Gemeenten zijn daartoe het best
in staat. Zorg dichtbij betekent dat gemeenten
in samenwerking met bijvoorbeeld de sociale
wijkteams en wijkverpleegkundigen de zorg
kunnen bieden die nodig is voor mensen om
langer thuis te wonen. Daar heb ik al hele mooie
voorbeelden van voorbij zien komen, zoals
een groep Friese gemeenten die samenwerkt
met verzekeraars en zorgaanbieders binnen
‘Frieslab’.”
“Ik ben bezig met een grote en spannende
operatie. Het gaat over mensen, over
geld, over de kwaliteit van leven, over
overheidsfinanciën en over vraag en aanbod.
Gemeenten zullen met cliëntenorganisaties,
verzekeraars, zorgaanbieders, woningcorporaties
en professionals samen moeten werken om
ondersteuning en zorg dichtbij mogelijk te maken.
Waarbij er gekeken moet worden wat de cliënt
nodig heeft, in zijn of haar eigen situatie. Niet
vanuit het aanbod, maar vanuit de vraag gestuurd.
Mijn insteek is dat maatwerk, dat tenslotte
iedereen het beste past, het best geboden kan
worden door de gemeenten. Die staan het dichtst
bij de burger en zien samenhang in mogelijke
problematiek.”
“Het kabinet zet in op een nieuwe verhouding
tussen de gemeente en het Rijk. Gemeenten
horen tegen het Rijk te zeggen: ‘Je moet goede
randvoorwaarden scheppen en ons voldoende
beleidsruimte geven om te opereren.’ En dan
zeg ik: ‘Goed. Maar ik wil kijken of er wordt
geleverd wat er is beloofd en of die kwaliteit wel
deugt’. De nieuwe Wmo bevat ook waarborgen
dat iedereen de ondersteuning krijgt die passend
is, zonder dat het botst met de beleidsvrijheid
die inherent is aan een decentralisatie. Ik denk
dat we niet zozeer moeten kijken naar de
De decentralisaties zijn een
radicale operatie die vooral een
enorme omslag in denken vraagt
van gemeenten, professionals
en burgers. MOVISIES sprak met
staatssecretaris van Rijn over de
decentralisaties, de inzet van
vrijwilligers en de rol van sociale
wijkteams.
pagina 5
pagina 9
* Cliënten- en burgerparticipatie in 2020
* Geef buurthulp de ruimte!
* MOVISIE Participatieprijs 2013
* Laat cliënten niet zwemmen
* Leren van mantelzorg in Europa
* Bewoners zorgen zelf voor hun wijk
* Sociale innovatie heeft de aandacht
* Handig: training keukentafelgesprek
pagina 6
pagina 10
pagina 7
pagina 12
pagina 8
pagina 14
Staatssecretaris van Rijn pleit voor maatwerk door zorg lokaal en dichter bij de mensen te organiseren.
7 december (Meer dan handen vrijwilligersprijzen,
red.), maar eigenlijk zou ik dat elke dag wel
kunnen doen. Het SCP concludeert dat er
geen tekenen zijn van een vermindering van
vrijwilligerswerk. Wel van een andere invulling –
bijvoorbeeld minder in verenigingsverband – maar
de som van al dat vrijwilligerswerk is volgens het
SCP niet lager dan voorheen. Het kabinet streeft
Meer weten over sociale wijkteams? pagina 6
"50 miljoen voor verbinding sociaal en
medisch domein."
verantwoording per onderdeel, maar dat we ons
afvragen: is het beleid succesvol?”
“De investering van 50 miljoen euro voor de
sociale wijkteams is vooral vrijgemaakt met het
oog op het versterken van de verbinding tussen
het sociaal en medisch domein. Het is mijn ogen
essentieel om een goed afgestemde toegang en
aanbod in te richten na de decentralisaties.”
Voor de decentralisaties zijn actieve burgers
nodig, maar volgens het Sociaal Cultureel
Planbureau zijn mensen minder bereid om
vrijwilligerswerk te doen. Hoe lossen
we dat op?
“Laat ik eerst zeggen dat ik trots ben op de mate
waarin Nederlanders zich voor elkaar inzetten.
Ik prijs en bedank vrijwilligers ieder jaar op
lees verder op pagina 2 >>
1
>> vervolg pagina 1
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
naar een situatie waarin burgers meer
de ruimte nemen én meer de ruimte
krijgen om de maatschappij in te
richten zoals zij die voor ogen hebben.
De overheid zal hen daarbij onder-
steunen. Ik ben ervan overtuigd dat
mensen die ruimte benutten, wanneer
de overheid hen die ruimte biedt.”
De ‘kanteling’ blijft lastig: wat is
er nodig om de sector echt te laten
veranderen?
“Een gedeelde visie! Dat is de basis
voor de samenwerking die nodig is om
de ingrijpende veranderingen in de
langdurige zorg met aandacht uit te
voeren. Met het afgesloten zorgak-
koord in april hebben we die goede
basis gelegd en zijn zorgpartijen aan de
slag gegaan om de hervorming van de
zorg op een verantwoorde wijze uit te
voeren. Ook gemeenten bereiden zich
zorgvuldig en hard voor op de nieuwe
taken die zij met de nieuwe Wmo
krijgen. Natuurlijk zijn er voorlopers
en gemeenten die wat minder voorop
lopen, maar op de keper beschouwd
zijn gemeenten goed bezig met de
voorbereidingen. Denk daarbij aan
het verstrekken van opdrachten,
het inrichten van de toegang en het
organiseren van gesprekken met hun
burgers: het loopt.”
Wat kan meer aan de informele
zorg worden overgelaten en
wat niet?
“Ik ben blij dat u dat vraagt. Staat
u me toe te herhalen wat ik aan
de Kamer heb geschreven: dat ik
mantelzorgers en vrijwilligers tot
niets zal verplichten en nooit zal laten
opdraaien voor lijfsgebonden zorg. Wat
door een professional moet gebeuren,
gebeurt door een professional. Nu en
in de toekomst. Ik moet eerlijk zeggen
dat ik me heb geërgerd aan het beeld
dat de buurman uw billen zou komen
wassen. Dat is niet waar.”
“De grens is echter niet altijd met een
schaartje te knippen. Mantelzorg vloeit
als vanzelf voort uit de relatie tussen
twee personen. En die relatie bepaalt
wat je nog wel en wat je niet meer
voor die ander doet. In de ene situatie
kan een vrijwilliger wel respijtzorg
leveren, in een andere situatie moet dat
een professional zijn. Daarom zijn we
op zoek naar vormen waar mantelzor-
ger en professional elkaar aanvullen
en versterken. Ik zie hen als partners.
Daarom versterk ik de positie van
mantelzorgers. Een goede aansluiting
van de formele, professionele, zorg
op de informele zorg is een van mijn
prioriteiten op dit gebied. Want op
werkbezoek merk ik hoe groot de rol is
die mantelzorgers spelen in het geluk
van de mensen om hen heen. En dat
is in een instelling trouwens echt niet
anders dan thuis.”
Wie gaat straks de eigen kracht
helpen aanboren?
“Het eerste dat in me opkomt is:
dat zullen we toch echt met z’n
allen moeten doen. Maar ik zie ook
een belangrijke rol weggelegd voor
welzijnswerkers. Zij kunnen in gesprek
gaan over het benutten van de eigen
kracht of bij het helpen opbouwen
van een sociaal netwerk, als dat niet
aanwezig is. De eerste vraag zal altijd
moeten zijn: ‘Wat kunt u nog zelf?’
De gemeente kan die gesprekken
zelf voeren, maar er ook voor kiezen
om daar een welzijnsorganisatie of
zorginstelling voor in te zetten. Of
anders een sociaal wijkteam.”
Hoe zorgen we dat er op
gemeentelijk niveau aandacht is
voor de aanpak van geweld in
afhankelijkheidsrelaties en dus
voor veiligheid van burgers thuis?
“Ik investeer extra in de aanpak van
geweld in afhankelijkheidsrelaties
door gemeenten. Zo voer ik samen
met de VNG en de Federatie Opvang
het project ‘Regioaanpak Veilig
Thuis’ uit. Doel van dat project is te
komen tot een toekomstbestendig
stelsel van hulp en opvang aan alle
slachtoffers van geweld in huiselijke
kring. De 35 centrumgemeenten
vrouwenopvang zijn volop aan de slag
met het ontwikkelen en invoeren van
een regiovisie geweld in huiselijke
kring. Ook werken we samen als
het gaat om de samenvoeging van
de steunpunten huiselijk geweld en
de advies- en meldpunten kinder-
mishandeling. Daarnaast houden
de gemeenten toezicht op de Wet
verplichte meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling.”
“Ten slotte kunnen de decentralisaties
op gebied van Jeugd en in het kader van
de Wmo juist de aanpak van geweld in
huiselijke kring versterken. Bij geweld
in huiselijke kring spelen vaak meerdere
problemen, zoals werkloosheid of het
hebben van schulden. Hoe dichter bij
de burger, hoe eerder deze problemen
worden gesignaleerd en in samenhang
kunnen worden aangepakt. Dat is echt
een verbetering, hoor.”
Tot slot: welke rol ziet u voor de
kennisinstituten?
“Ik denk dat het voor MOVISIE, VILANS
en het Nederlands Jeugdinstituut
zaak is de transitie mee te maken.
Niet zozeer passief maar actief: juist
in deze tijden van verandering kan
het juiste advies, de juiste website of
brochure de vragen van de veldpartijen
beantwoorden. Dat vraagt wel om
goede samenwerking! Op die manier
wordt het aanbod beter afgestemd op
de vraag.”
“Het zijn spannende tijden. We
zitten midden in de besluitvorming
over wat we gaan overdragen, hoe
de financiering eruit zal zien en hoe
de verantwoording en het toezicht
geregeld zullen worden. Pas als die
besluiten genomen zijn, kunnen
we met elkaar die transitie in detail
uittekenen. Kennis en onderzoek
vormen de randvoorwaarden van de
komende transitie.”
Auteur: Jandirk Veenstra
"Lijfsgebonden zorg blijft bij professionals."
"Kennis en onderzoek vormen de randvoorwaarden van de transities."
“MOVISIE heeft tal van goede, onderbouwde voorbeelden van de ondersteuning van eigen kracht.”
KB: “Het NJi is in de kern met jeugd
bezig, maar de heroriëntatie dat alles
meer naar de eerste lijn gaat geldt voor
het hele sociaal domein. De transitie
AWBZ, de overheveling van de begelei-
ding naar de Wmo en de participatiewet
raakt ook jongeren. Als kennisinstituten
is het dan ook logisch dat we onze
inzichten bundelen en samenwerken.”
MS: “Vanaf het begin van MOVISIE en NJi
werken we al samen op het gebied van
huiselijk geweld en kindermishandeling.
De steunpunten huiselijk geweld gaan
nu samen met de advies- en meldpunten
kindermishandeling en komen zo onder
de Wmo. MOVISIE en NJi begeleiden die
overgang samen met de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten.”
KB: “Jeugdzorg en maatschappelijke
opvang raken veel meer verweven op
Nederlands Jeugdinstituut en MOVISIE
Samenwerken rond effectiviteit en wijkteamsDe samenvoeging van AMK en SHG, de behoeften
van gemeenten om het hele sociaal domein integraal
aan te sturen met monitoring en benchmarking en de
decentralisaties: allemaal redenen waarom het NJi en
MOVISIE steeds meer gaan samenwerken. Kees Bakker
(KB) van het NJi en Marijke Steenbergen (MS) van
MOVISIE lichten toe.
het punt van kindermishandeling, dus
dat is ook een reden om juist nu de
samenwerking te zoeken. Kijk naar
de sociale wijkteams en de wijkteams
jeugd en gezin. Gaan die samen? Of
wordt jeugd en gezin een specialisatie
van het sociale wijkteam?”
MS: “En die samenwerking wordt
nog intenser, bijvoorbeeld doordat
we samen aan de slag gaan met Eén
gezin – één plan.”
EffectiviteitsagendaMS: “MOVISIE heeft veel kunnen
overnemen van het ontwikkelwerk dat
NJi heeft verricht voor de Databank
Effectieve Jeugdinterventies. Welzijn
loopt daar wat in achter, maar door
samen te werken zorgen we dat er
vergelijkbare kwaliteitsstandaarden
komen.”
KB: “We maakten ons wel zorgen of
de effectiviteitsagenda in het geweld
van de transities overeind blijft bij
gemeenten, maar dat staat gelukkig
hoog op de agenda. Gemeenten willen
weten wat werkzame elementen zijn
en kijken naar kosteneffectiviteit.”
MS: “Ik hoor ook terug dat gemeenten
die functie zelf moeilijk kunnen
organiseren en dat ze blij zijn dat die
door VWS bij de kennisinstituten is
belegd.”
KB: “Het effectiviteitsthema wordt nu
ook echt een verberterbeweging en
gaat niet alleen meer over databanken
met effectieve interventies, maar over
echt zicht krijgen op effectiviteit. Wat
zijn prestatie indicatoren? Hoe meet
je output en outcome? En nu ook:
wat zijn de transitie en transformatie
indicatoren? Minder speciale hulp
is een mooie ideologie, maar gaat
het echt werken? Daar is het laatste
woord nog niet over gezegd. We
proberen daar een centrale rol in
te spelen, en dat moet leiden tot
geaggregeerde beleidsinformatie
waarbij je aanbieders ten opzichte van
elkaar kunt vergelijken. Daar is nog
wel wat vrees voor in het veld, maar
dat is onontkoombaar. Gemeenten en
anderen eisen inzicht in de kwaliteit
en effectiviteit van de voorzieningen.
We willen dan ook samenwerken in
de ontwikkeling van Evidence Based
beleid waarmee je kunt zien of wat je
als verandering hebt doorgevoerd ook
echt werkt. MOVISIE en NJi kunnen
elkaar daar in versterken.”
Meer informatie: [email protected] en [email protected]
Kees Bakker: "Gemeenten eisen inzicht in de kwaliteit en effectiviteit van voorzieningen."
2
THEMA Decentralisaties
Nieuwe werkwijze MOVISIE stond in 2007 aan de wieg van de Wmo,
de wet die ervoor zorgde dat de verantwoordelijk-
heid voor het welzijnswerk bij gemeenten kwam
te liggen. Bij de introductie van Welzijn Nieuwe
Stijl en de Kanteling vervulde MOVISIE een
spilfunctie. In veel gemeenten en welzijnsinstel-
lingen hebben we het gedachtegoed verspreid en
de nieuwe werkwijze geïmplementeerd. Inmiddels
denken én werken de meeste gemeenten
‘gekanteld’. Gelukkig maar, want dit levert
uiteindelijk beter passende ondersteuning op voor
cliënten, met minder kosten. Nu staan gemeenten
voor een nieuwe uitdaging: het goed aangaan van
de drie decentralisaties.
‘Wat’ en ‘hoe’ Het kan soms frustrerend zijn dat de inhoud en
invoeringsdata van de drie decentralisaties – het
wat – nog niet vast staan, terwijl al volop aan de
inrichting van nieuwe werkprocessen – het hoe –
gewerkt moet worden om uiteindelijk alles op tijd
en naar wens klaar te hebben. MOVISIE kan u als
geen ander bijpraten over het wat. Daarvoor zijn wij
dan ook hét landelijk kennisinstituut op het sociale
domein. Daarnaast zijn wij ook adviesbureau en
leveren onze ervaren adviseurs procesbegeleiding
om de transformatie samen met aanbieders,
maatschappelijke organisaties en burgers in goede
banen te leiden.
Zorg én welzijn Met de decentralisatie van de AWBZ naar de
Wmo komen zorg en welzijn samen. Nieuwe
doelgroepen staan binnenkort bij uw gemeente
op de stoep met een ondersteuningsvraag. Om
een goed inzicht te krijgen in de extramurale zorg
- inclusief hoe dit een plek moet krijgen binnen
de Wmo - heeft MOVISIE al enige jaren een
intensieve samenwerkingsrelatie met Vilans, het
kenniscentrum voor langdurende zorg. En op het
terrein van jeugdzorg werken we natuurlijk samen
met het Nederlands Jeugdinstituut. Makkelijk,
want we zijn buren. Korte lijntjes. Letterlijk.
Bezuinigingen We zien dat het voor veel gemeenten een
uitdaging is om te bedenken hoe grote groepen
MOVISIE, krachtige combinatie van kennis en adviesMet de decentralisaties op het terrein van zorg & ondersteuning,
jeugd en werk & inkomen verandert er veel voor gemeenten en
aanbieders. Meedoen, integraal werken, gekantelde werkwijze en
doelmatige oplossingen, dáár gaat het om. MOVISIE adviseert en
ondersteunt gemeenten bij vraagstukken rond deze transformatie.
En met succes!
VraagstukDe gemeente Apeldoorn wil zorg- en welzijns-
professionals informeren over de vernieuwing van
het sociale domein en hen input vragen voor de
hervorming van de langdurige zorg.
AanpakMOVISIE verzorgt op vijf avonden interactieve
introductiemodules. Aan de hand van associatie
en videomateriaal formuleren de deelnemers
samen de essentie van Welzijn Nieuwe Stijl en de
Kanteling. Aansluitend licht de MOVISIE-adviseur
toe wat de transformatie in het sociale domein
inhoudt. Tot slot maken de deelnemers met
persona’s (concrete casussen) zichtbaar wat de
transformatie voor burgers en cliënten gaat
betekenen, waar mogelijkheden liggen voor
samenwerking en hoe burgers betrokken kunnen
worden bij de nieuwe manier van werken.
Opdrachtgever Antonie de Vlieger, beleidsmedewerker: “De
deelnemers zijn heel positief over de introductie-
modules. Als gemeente willen wij een beweging
in gang zetten en de nieuwe manier van werken
in het sociaal domein stimuleren. De modules
vormen een goede aanjager. Daarnaast hebben de
professionals een beeld gekregen van de gevolgen
van de transities voor cliënten en zijn de eerste
samenwerkingsmogelijkheden verkend.”
VraagstukDe gemeente Bergen overweegt om sociale
wijkteams in te gaan zetten. Zij wil een
draagvlakonderzoek laten doen, zowel onder
bewoners als professionals.
AanpakMOVISIE begeleidt drie interactieve bijeenkom-
sten met bewoners, professionals en mensen
van de gemeente om samen tot een wijkanalyse
te komen voor de drie kernen van Bergen:
welke problemen en vraagstukken leven er, wat
is er nodig om die problemen aan te pakken,
en is er draagvlak voor een sociaal wijkteam?
Het eindresultaat: een gedragen advies over hoe
het sociale wijkteam er in Bergen uit moet zien.
OpdrachtgeverLaureen Hulskamp, projectleider 3 transities:
“De aanpak van MOVISIE om échte burger-
participatie tot stand te brengen, was voor
ons heel vernieuwend. Bewoners, cliënten én
maatschappelijke organisaties gingen met elkaar
in gesprek over thema’s die hen raakten. Dat
leverde verrassend veel op. Achteraf kregen
we veel positieve feedback over deze aanpak
van de betrokken professionals en informele
professionals.”
VraagstukIn de gemeente Spijkenisse is behoefte aan
meer respijtvrijwilligers, mensen die tijdelijk de
zorg van een mantelzorger kunnen overne-
men. De gemeente wil mensen inzetten die
langdurig geen werk hebben.
AanpakMOVISIE adviseert de gemeente en een
aantal lokale zorg- en welzijnsorganisaties
over de aanpak, de samenwerking en de
begeleiding van de respijtvrijwilligers. Ook
ontwerpt MOVISIE een trainingstraject,
voert dit uit en zorgt voor lokale inbedding.
Onderdeel van de lokale inbedding is de
train-de-trainersconstructie: MOVISE werkt
een trainer (ambtenaar) in die vanaf dit
najaar zelf de training gaat geven.
OpdrachtgeverBeleidsmedewerker Marianne Trustfull: “In
het traject legt MOVISIE de nadruk op de
mogelijkheden van elke deelnemer in plaats
van op diens beperkingen. Die benadering
levert na twee jaar een groep krachtige
respijtvrijwilligers op. Wij hopen dat dit traject
op termijn eraan bijdraagt dat de deelnemers
hun positie op de arbeidsmarkt verbeteren.”
Transities algemeen en AWBZ - Wmo
Hilde van Xanten, 030 789 21 67, [email protected]
Transities algemeen en Participatiewet
Marjet van Houten, 030 789 20 74, [email protected]
Transitie Jeugdzorg
Lou Repetur, 030 789 21 17, [email protected]
Neem contact op met een van onze adviseurs:
VraagstukDe zes Dongemond-gemeenten – Aalburg,
Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout,
Werkendam en Woudrichem – willen in
cocreatie aan de slag met de transitie
AWBZ/Wmo.
AanpakMOVISIE organiseert en begeleidt thema-
tische werkateliers en stelt samen met de
lokale projectleiders een nota met uitgangs-
punten en doelstellingen op. Daarnaast
adviseert MOVISIE de gemeenten over hoe
zij zich kunnen voorbereiden op de inkoop
van ondersteuning en begeleiding, én op
het maken afspraken met de aanbieders en
vrijwilligersorganisaties. Inmiddels hebben
alle colleges en Wmo-raden ingestemd met
de nota, uiteraard met aandachtspunten
voor de verdere uitwerking.
OpdrachtgeverMarian Janse, wethouder in Oosterhout:
“MOVISIE is een deskundige procesbegeleider,
brengt veel inhoudelijke kennis mee over
het onderwerp én heeft nuttige contacten in
het land. De adviseurs brengen waardevolle
voorbeelden in, waar wij van kunnen leren.”
Ervaren adviseurs leiden de transformatie in goede banen.
Onze opdrachtgevers aan het woord:
Dongemond-gemeenten: Samen een plan maken voor de transitie AWBZ/Wmo
Apeldoorn: Lokale partners betrekken bij vernieuwing sociale domein
Bergen: Gedragen advies voor sociale wijkteams
Spijkenisse: Langdurig werklozen inzetten als vrijwilliger
kwetsbare burgers de juiste ondersteuning
krijgen met minder en effectievere inzet van
geld. Dat daarbij gedacht wordt aan de inzet
van mantelzorgers, vrijwilligers en andere actieve
burgers is dan heel logisch. MOVISIE weet
als geen ander hoe burgers te activeren. Hoe
vrijwilligers te werven. Maar ook welke risico’s
eraan kleven om bijvoorbeeld mantelzorgers
meer te belasten.
MOVISIE-aanpak Geen gemeente is gelijk. Wij stemmen onze
aanpak af op uw specifieke situatie en vraag.
MOVISIE werkt door heel Nederland en kent
een rijke hoeveelheid praktijkvoorbeelden. Onze
adviseurs zijn daardoor uitstekend toegerust om
in uw gemeente op maat aan de slag te gaan.
3
THEMA Decentralisaties
Model 1: Prestatie-inkoopBij prestatie-inkoop geeft u alleen in
hoofdlijnen aan wat het aanbod moet
opleveren. U zegt wat het budget is
en nodigt zoveel mogelijk partijen
uit om hierop een plan van aanpak
in te dienen. Dat gebeurt volgens
een vast format, waarbij de nadruk
ligt op de kansen die ze zien om het
extra goed te doen en de manier
waarop ze risico’s gaan beheersen.
Op basis van deze voorstellen en een
toelichting door de aanbieders kiest u
één aanbieder om zijn plan verder uit
te werken. Daarbij moet hij alle risico’s
meenemen die in de voorfase zijn
benoemd. Tijdens de uitvoering wordt
zeer frequent terug gerapporteerd
over de manier waarop de aanbieder
de plannen realiseert.
Vier inkoopmodellen voor gemeentenVanaf 2015 gaan gemeenten zorg en welzijn anders
organiseren. Vernieuwing is het uitgangspunt, ook
omdat er minder geld is. Maar wie vernieuwing echt
ruimte wil geven, zal wellicht anders moeten inkopen.
Niet meer sec op producten, meer op prestaties en
resultaten voor de cliënt. Stappen we af van de
traditionele verhouding inkoper en leverancier?
Voor- en nadelen model 1
U krijgt wat u wilt en vaak nog iets
extra’s, binnen het budget en de
tijd.
U maakt optimaal gebruik van de
expertise van de aanbieder.
De verantwoordelijkheid voor het
aanpakken van de risico’s ligt bij de
aanbieder.
Het is lastig als u vooraf nog niet
precies weet wat u wilt inkopen.
Dit model gaat uit van de selectie
voor één uitvoerder, dat sluit niet
aan op de gewenste keuzevrijheid
voor de cliënt.
Model 2: Subsidietender met prestatiecontractenIn dit model formuleert u vooraf
wat u wilt realiseren en wat u van
de aanbieders verwacht. U kunt
dit per product formuleren, maar
het kan ook een meer algemene
omschrijving zijn van het resultaat dat
u gerealiseerd wilt zien. Vervolgens
kunt u verschillende partijen vragen
om met een voorstel te komen. U
subsidieert de partij of partijen met
het beste voorstel en de beste prijs/
kwaliteitverhouding. Dit is dus geen
open inkoopronde, u nodigt zelf de
partijen uit om een voorstel te doen.
En degene die van u het contract
krijgt, gaat uitvoeren wat hij zelf heeft
voorgesteld.
Voor- en nadelen model 2
U krijgt wat u wilt, er kunnen
meerdere samenwerkende partijen
zijn waarmee u dit afspreekt.
U heeft zelf tussentijds geen invloed
op de uitwerking van de voorstellen.
U kunt niet meer tussentijds
bijsturen als de subsidie eenmaal
verleend is.
Model 3: Bestuurlijk aanbestedenIn dit model is er geen inkoper en
leverancier meer in de traditionele
betekenis. Dit is een bekend Zeeuws
model voor de inkoop van huishoude-
lijke hulp dat verder is doorontwikkeld
waarbij aanbieders meer betrokken
worden bij het formuleren van de
opdracht. Alle partijen die voldoen
aan minimale kwaliteitseisen gaan met
elkaar in gesprek over de uitkomst
die u als gemeente wilt zien. Als
gemeente geeft u aan wat het kader
is, vervolgens praat u met de partijen
die zich committeren aan deze
uitgangspunten en maakt u met hen
een verdere uitwerking. Qua financiën
wordt vooraf een bandbreedte
afgesproken. Met de aanbieders die
mee willen doen, worden op basis
van het uitgewerkte plan van aanpak
individueel contracten afgesloten
binnen die bandbreedte. Dit model
werkt goed als u nog niet weet wat
voor producten er precies nodig zijn.
U blijft met elkaar in gesprek en al
werkend komt er een uitwerking.
Nieuwe aanbieders kunnen altijd
aansluiten als ze het kader en de
uitwerkingen accepteren en qua prijs
binnen de bandbreedte vallen.
Voor- en nadelen model 3
Handig als u vooraf nog niet precies
de producten weet.
Flexibel, u kunt tussentijds bijsturen.
Het werkt samenwerking tussen
aanbieders meer in de hand.
Het biedt cliënten keuzevrijheid als
er meer aanbieders gecontracteerd
worden.
Het kost tijd, u investeert echt in en
samen met uw aanbieders.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
In de provincie Utrecht zijn persona’s
gebruikt als instrument om de
mogelijkheden en problemen van
mensen in kaart te brengen, in gesprek
met de mensen zelf. Een persona is een
archetype van een cliënt. Het werkt zo:
je gaat in gesprek met bijvoorbeeld een
groep mensen met een verstandelijke
beperking over hun situatie. Denk aan
items als levensstijl, ondersteuningsbe-
hoefte, financiële situatie, ziektebeeld,
netwerk en relaties. Op basis van die
informatie en kennis bouw je met
hen een persona die de belangrijkste
kenmerken van de doelgroep in zich
heeft. Overigens vraagt dit wel om
een vaardige gespreksleider. Kerstin
Hogenbirk van Cliëntenbelang Utrecht:
“Het is precies wat we nodig hebben:
een methode die de vragen en moge-
lijkheden van cliënten en hun sociale
omgeving in beeld brengt, zonder dat
steeds rekening wordt gehouden met
het aanbod. In de praktijk pakt het
ook zo uit. Via persona’s kun je als
gemeente de vraag realistisch in beeld
brengen. En dat is waar de kanteling
over moet gaan.”
Inkoop voorbereiden via persona’s
BestekDe persona’s blijken voor bijna alle
doelgroepen te werken. Kerstin
Hogenbirk: “Dus zowel voor mensen
met psychische en verstandelijke
beperkingen als voor mantelzorgers.
Het is ook een aanpak die
gemeenten zelf kunnen oppakken.
Wij ondersteunen op dit moment de
gemeenten nog, maar die kunnen het
daarna helemaal zelf doen.”
Welzijn- en zorgarrangementenKomende periode worden op basis
van de persona’s welzijn- en zorgar-
rangementen ontwikkeld. Lukt dat?
Karin Sok van MOVISIE: “Het is best
spannend om daar nu mee aan het
werk te gaan, in coproductie met
alle betrokkenen. Op basis van de
informatie rond persona’s kun je heel
concreet in beeld brengen wat mensen
bijvoorbeeld in één week nodig
hebben. Die arrangementen kunnen
vervolgens worden gebruikt om een
‘bestek’ voor de inkoop van diensten te
maken. Het is een boeiend traject van
Hoe zorg je als gemeente voor een beheersbare inkoop van zorg en welzijn?
Cliëntenbelang Utrecht begeleidt gemeenten in de provincie Utrecht bij het
samenstellen van zorg- en welzijnsarrangementen, samen met MOVISIE. De
sleutel? Persona’s.
Cliëntenbelang Utrecht dat we volgen
en waar nodig ondersteunen.“
Hele proces is te overzienVraagverheldering op basis van
persona’s zorgt ervoor dat zowel de pro-
blemen als de eigen kracht van de cliënt
én zijn of haar sociale omgeving in beeld
komen. Cliënten herkennen zich daarin.
Het hele proces is voor de betrokkenen
te overzien en ‘mee te maken’. Dat
draagt bij aan de geloofwaardigheid
en daarmee de legitimiteit van de
zorginkoop door de gemeenten. Kerstin
Hogenbirk: “In de praktijk blijkt boven-
dien dat door deze aanpak gemeenten
een beeld van de doelgroep en het
werkveld ontwikkelen dat ze onderling
kunnen uitwisselen. Het kan daarmee
ook een basis zijn voor samenwerking.”
Meer informatie: Karin Sok ([email protected] of 030 788 20 76) of Kerstin Hogenbirk ([email protected] of 030 262 80 24).
Model 4: Populatiegebon-den financieringPopulatiegebonden financiering is
globaler dan bestuurlijk aanbesteden.
Bij dit inkoopmodel geeft u aan welke
resultaten u wilt voor een bepaald
geografisch gebied of voor een
bepaalde bevolkingsgroep. Achteraf
gaat u meten of de uitkomsten zijn wat
met de aanbieder of groep aanbieders
was overeengekomen. De weg naar
die uitkomsten, dus het ‘hoe’, laat u
open. Dit is een ambitieuze manier van
inkopen die alleen werkt als er veel
vertrouwen is.
Voor- en nadelen model 4
U blijft in de rol van bewaker van de
grote lijnen.
U hoeft zich niet te verdiepen in de
manier waarop het resultaat behaald
dient te worden.
U moet in staat zijn de resultaten
echt te meten, dat kan tijdsintensief
zijn en kosten met zich meebrengen.
Er is een risico dat u niet krijgt wat
u wilt.
Meer informatie: Hilde van Xanten ([email protected] of 030 789 21 67) of Anne-Marie van Bergen ([email protected] of 030 789 20 67).
De uitvoering van de
Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) ligt
bij de gemeente. Deze heeft veel
vrijheid om het beleid naar eigen
inzicht in te richten. Wél moet de
gemeente uitvoering geven aan de
doeleinden van de wet, zoals die
door de rijksoverheid zijn vastgesteld:
de maatschappelijke doelen die zijn
gericht op meer zelfredzaamheid en
participatie van (kwetsbare) burgers
en de bestuurlijke doelen, die onder
andere zijn gericht op een betere
afstemming en samenhang in de
beleidsvorming en de uitvoering van
het beleid. Daarbij nodigt de Wmo
gemeenten nadrukkelijk uit burgers
en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het beleid te betrekken.
Dit vergt van gemeenten een vorm van sturing die burgers en instellingen actief
betrekt bij de beleidsvorming en de beleidsuitvoering.
Vier Wmo-werkplaatsen – Groningen-Drenthe, Nijmegen, Twente en Utrecht –
hebben de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar de wijze waarop gemeenten
projecten op het terrein van de Wmo aansturen. Daarbij gaat het om zaken als
de manier waarop gemeenten sturen (van bovenaf of meer ruimte voor burgers
en instellingen), de samenhang en samenwerking en natuurlijk de vraag of
het lukt om te sturen volgens de filosofie van de Wmo. Het boek ‘Wat zegt u,
burger?’ is een neerslag van de onderzoeken van de vier werkplaatsen.
De nieuwste uitgave van de Wmo-werkplaatsen is te bestellen voor € 7,50 op www.wmowerkplaatsen.nl.
Wat zegt u, burger?
sturin
g in
de w
mo
-praktijk
Wm
o - werkplaatsen
Sturing in deWmo-praktijk
drs. Ferry wester en dr. martha van Biene, m.m.v. dr. margriet Braun en drs. inge scheijmans
p op weg naar nieuwe sturingsmodellen in de wmo
4
THEMA Decentralisaties
Karin Sok (Kennisprogramma cliënten-
participatie) schreef samen met Maarten
de Gouw (Koepel Wmo-raden) en Rita
Meuwese (Zorgbelang Noord-Holland) ‘Modellen
voor lokale participatie. Een zoektocht naar
toekomstbestendige, lokale burger- en cliënten-
participatie’. De gemeente Medemblik ging er
mee aan de slag.
MedemblikMinke Jellema, beleidsmedewerker Welzijn van
de gemeente Medemblik: “In Medemblik zijn
we veertien collectieve bewonersgroepen rijk die
opkomen voor de belangen voor hun kern/dorp.
Nu zijn ze nog vaak gericht op de ‘grijs- en
groen-kant’. Ik zie dat hier zeker een wisseling in
komt en dat we daar nu op in kunnen spelen als
gemeente. Maar daar zit ook wel de crux: niet
alle bewonersgroepen zijn die mening bedeeld,
hoe kun je dat tij keren?”
Volgens de beleidsmedewerker sta je als fusie-
gemeente gevoelsmatig maar ook fysiek verder
af van inwoners. “Zeker in kernen die nu geen
‘gemeente’ meer zijn. De verschillende modellen
zijn voor mij herkenbaar en in sommige kernen
zijn we er al actief mee bezig en ontstaat het
van onderaf. Ik ga ook zeker gebruik maken van
de modellen om de lokale discussie op gang
te brengen en wellicht tot andere inzichten te
komen.”
TegenstrijdigOp 16 mei 2013 organiseerde MOVISIE voor
een breed gezelschap ‘Toekomstontwikkelingen
cliënten- en burgerparticipatie sociale domein’.
Karin Sok: “Je ziet dan dat verschillende trajecten
mogelijk zijn, maar dat iedereen meer dialoog,
meer ontmoeting wil. Bij burgers en cliënten
bestaat ook duidelijk de wens tot actievere
participatie in projecten. Dit vraagt om thema’s
die dichter bij mensen liggen, concreter en
eenvoudiger zijn. Maar we zien vooralsnog vooral
een reactie naar opschaling bij gemeenten en
brede Wmo-raden, vanwege de omvang van
decentralisaties en de regionale aanpak die daarbij
wordt gekozen. Dit brengt thema’s en projecten
niet dichterbij, maar juist verder weg en bemoei-
lijkt directe en concrete participatie van burgers
en cliënten. Het is een tegenstrijdige ontwikkeling
om alert op te zijn.”
Meer dan raadMOVISIE begeleidt diverse steden bij dit soort
trajecten, bijvoorbeeld begeleiding bij het
fusieproces van raden. Karin Sok: “Ambtenaren
en wethouders zullen in dit proces hun rol
moeten pakken en de stap naar cliënten
en burgers moeten zetten en het gesprek
aangaan. Dit kan richting dorps- en wijkraden,
maar ook naar huiskamers van instellingen,
activiteiten waaraan cliënten deelnemen en
inloopochtenden. Op die manier bereikt een
gemeente meer diverse mensen dan wanneer zij
cliënten- en burgerparticipatie alleen vormgeeft
via een raad.”
Alternatieve en meer informele vormen waarin
burgers en cliënten kunnen meedoen in de
beleidsvorming en waardoor er ontmoetingen
plaatsvinden zijn belangrijk. “Maar voor de
continuïteit van cliënten- en burgerparticipatie
en de formele stem van cliënten/burgers in het
beleidsproces blijft een geïnstitutionaliseerde
vorm belangrijk. Gemeenten moeten dus actief
nadenken over hoe zij burgers en cliënten ten
eerste op diverse manieren betrekken bij het
beleid en ten tweede vertegenwoordigd zien in
raden. Dus ook in de gemeenteraad.”
Meer informatie: Karin Sok ([email protected] of 030 789 20 76). ‘Modellen voor lokale participatie’ kunt u downloaden op movisie.nl.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Hoe ziet cliënten- en burgerparticipatie er in 2020 uit?Meedenken over beleid, recht op inspraak en invloed uitoefenen op
zaken waarbij je betrokken bent. Door de transities en de integrale
aanpak stijgt participatie op de gemeentelijke agenda’s. Sommige
gemeenten ontwikkelen brede participatieraden. Andere gemeenten
zoeken naar combinaties, samenwerking, nieuwe vormen.
De deelnemers aan de T-Tank zullen - los
van het eigen organisatie - of branche-
belang - aanbevelingen geven voor het
jeugdstelsel, op basis van kennis en praktijkervarin-
gen. Deze aanbevelingen zullen worden voorge-
legd aan verschillende ouder- en cliëntorganisaties
voor aanvullingen.
Centrale vraag is hoe de (kosten)effectiviteit
van het jeugdstelsel kan worden vergroot, dus
‘beter met minder’. En wat zijn in het licht van de
transformatie daarbij de ankerpunten waarmee
gemeenten, aanbieders en cliënten rekening
moeten houden bij de herinrichting van het stelsel?
Op de agenda van de T-Tank staan items als: de
ontwikkeling van een sterke eerste lijn, zelfregie
en probleemoplossend vermogen van ouders,
jongeren en hun netwerk, de nieuwe jeugdbe-
scherming, de positie van de gespecialiseerde
zorg, de samenwerking tussen onderwijs en
jeugdhulp en het monitoren van effecten van
beleid, zorg en ondersteuning.
Voorzitter Job Cohen: “ Ik zie de bereidheid om verder te kijken.”
“Er komen enorme veranderingen op de jeugd-
zorg en gemeenten af. Als oud-burgemeester
kijk ik van enige afstand naar wat er allemaal
gebeurt. Daarom vind ik het interessant om mee
te denken over de vraag hoe ‘het eindbeeld’ of
de mogelijke ‘eindbeelden’ op het gebied van
de jeugdzorg eruit zouden kunnen zien. Er zijn
twee T-Tank bijeenkomsten geweest. Wat opvalt,
zijn de betrokkenheid, ervaring en de bereidheid
om verder te kijken dan de eigen ervaringen en
opvattingen.”
Kees Bakker van het Nederlands Jeugdinstituut: “ We willen betere uitkomsten voor ouders.”
”Veel aandacht en energie gaat momenteel uit
naar de transitie en de nieuwe jeugdwet. Dat is
begrijpelijk maar daarmee dreigt de aandacht voor
het proces en de inhoud van de transformatie
op de achtergrond te raken. Terwijl iedereen
vindt dat het wel daarom moet gaan. NJi,
MOVISIE en de transitiecommissie pleiten voor
een meerjarig traject om de transformatie verder
vorm en inhoud te geven. De uitkomsten van de
T-Tank moeten een meerwaarde hebben voor de
ontwikkeling van een landelijk ondersteunings-
programma. In de memorie van toelichting bij
de conceptjeugdwet word daar aandacht aan
besteed. De T-Tank wil bouwstenen leveren voor
zo’n ondersteuningsprogramma en tegelijkertijd
betrokkenen verder inspireren en uitdagen om
aan de slag te gaan met kernthema’s van de
transformatie. De deelnemers aan de T-Tank
zijn zorgvuldig gekozen: ze zijn overstijgend
gericht op het gemeenschappelijk belang van
de transformatie van het jeugdstelsel waarbij de
traditionele verdeling in branches vervagen en
veranderen. Centraal staat de vernieuwing gericht
op betere uitkomsten voor ouders en jeugd en
een kosteneffectiever stelsel.”
Desiree van Doremalen van Transitie Jeugdzorg Ouders: “ Niet over maar met jongeren praten.”
”Door de inzichten van ouders mee te nemen in de
aanbevelingen van de T-Tank hebben we meer kans
dat niet opnieuw dezelfde fouten worden gemaakt.
Namelijk de fout dat er wordt gepraat over en niet
met jeugdigen en hun ouders. Hun ervaringen
meenemen in dit proces is essentieel als we een
geslaagde transformatie willen.”
Meer informatie: Lou Repetur ([email protected] of 030 789 21 17).
Burgers en cliënten verlangen naar meer dialoog en participatie.
Hoe zorg je dat cliënten worden vertegenwoordigd
in de gemeenteraad?
Nieuwe Denktank Transformatie Jeugdstelsel
Wie zitten er in de T-Tank?
1. Peter Dijkshoorn, bestuurder Accare
(JGGZ)
2. Mariënne Verhoef, bestuurder Spirit
Jeugdzorg & Opvoedhulp
3. Frank Candel, bestuurder
Intermetzo
4. Martin Dirksen, directeur Bureau
Jeugdzorg Overijssel
5. Mariëtte van Dorst, bestuurder
Moviera, vrouwenopvang (en hun
kinderen)
6. Ineke Moerman, directeur Centrum
voor Jeugd en Gezin
7. Kitty de Laat, bestuurder welzijns-
organisatie Vivaan
8. Erna Hooghiemstra, Lector Avans
Hogeschool
9. Kees Bakker, organisator en bestuur-
der Nederlands Jeugdinstituut
10. Corrie Noom, wethouder Zaanstad.
De T-Tank wordt ondersteund door
medewerkers van het NJi (Tom van
Yperen, Caroline Vink, Joanka Prakken)
en MOVISIE (Lou Repetur).
Job Cohen is voorzitter
van de nieuwe Denktank
Transformatie Jeugdstelsel. Deze
T-Tank houdt zich bezig met
duurzame transformatie van
het jeugdstelsel. De T-Tank is
opgericht door het Nederlands
Jeugdinstituut, ondersteund
door MOVISIE, samen met
bestuurders uit verschillende
werkvelden in de jeugdsector.
5
THEMA Decentralisaties
Dilemma 1: sociaal wijk-team of Wmo-loket?Er is veel voor te zeggen om een
sociaal wijkteam de toegang tot
voorzieningen te laten regelen. Zo’n
team heeft laagdrempelig contact
met mensen in de wijk en kent hun
situatie en ondersteuningsvragen.
Ze weten bovendien hoe ze mensen
op het spoor kunnen zetten om
het eigen netwerk in te schakelen.
Aan de andere kant heeft vrijwel
elke gemeente al een Wmo-loket
waar aanvragen voor hulp bij het
huishouden en bijvoorbeeld vervoers-
voorzieningen worden behandeld.
Dus waarom niet dit loket geschikt
maken? Afstemming van de intake/
vraagverheldering van het loket en
het sociaal wijkteam ligt voor de hand
om te voorkomen dat zaken dubbel
worden gedaan.
lichamelijke en psychische klachten
liggen op de loer en zo word je als
gemeente op veel hogere kosten
gejaagd.
Dilemma 3: nu regelen of op de wet wachten?Najaar 2013 wordt de concept-wet-
tekst van de herziene Wmo bekend.
Waarschijnlijk zal de wet pas medio
2014 door het parlement zijn. Wat
precies de regelruimte is, is dus nog
onduidelijk. Dit brengt gemeenten in
een lastig pakket: nu vast de toegang
regelen en inbouwen dat de regels
misschien toch nog worden aangepast
of wachten tot de wetstekst wordt
gepubliceerd? De richting waarin de
veranderingen gaan, is wel duidelijk. En
er is tijd nodig om ‘in te leren’ voor de
mensen die het gesprek gaan voeren.
Daarom adviseren wij om toch nu al te
starten om ervaring op te doen.
Dilemma 4: zelf beslissen of aan sociaal wijkteam overlaten?Een sociaal wijkteam stelt met iemand
een arrangement samen. Wat doe je als
gemeente: vertrouw je het sociaal wijk-
team en ga je af op haar advies of wil je
als gemeente toch ook zelf beoordelen
In 2014 verschijnen de resultaten
van een driejarig onderzoek van
MOVISIE naar buurthulp. Nu al is
duidelijk dat buurthulp succesvol kan
zijn als gemeenten zich niet dwingend
opstellen. Onderzoeker Wilco Kruijswijk
van MOVISIE: “We weten dat mensen
best iets willen doen in hun buurt maar
niet als de overheid hen dat oplegt.
Tegelijk snap ik dat gemeenten - met
al die decentralisaties in het verschiet -
buurthulpinitiatieven willen stimuleren.
Maar vooral bij particuliere buurthul-
pinitiatieven blijkt het belangrijk dat
je als gemeente mensen de ruimte
geeft en dat je je eigen doelen naar de
achtergrond verlegt.”
Dilemma’s van gemeenten
Hoe gaan we de toegang tot voorzieningen regelen?In 2015 is 55 procent van het totale inkoopbudget
van gemeenten voor de zachte sector. Logisch dat
gemeenten de toegang naar voorzieningen goed
willen regelen. Maar wat is wijsheid?
Geef buurthulp de ruimte!Dus? “Dus dat is spannend. Als gemeente
zal je na moeten denken over je rol
en doel. De Raad voor het openbaar
bestuur heeft een overheidspartici-
patietrap gemaakt, van loslaten en
faciliteren naar stimuleren, regisseren
en het zwaarste instrument: reguleren.
Stel dat een groepje ouderen iets
gaat opzetten dat alleen bedoeld is
voor andere ouderen uit de buurt. Als
gemeente kun je je afvragen: is het
echt zo erg dat niet iedereen hiermee
bereikt wordt? Verder is mijn advies
aan gemeenten die buurthulp willen
stimuleren: sluit aan bij wat er al is.
Is er in een buurt al een huis voor
dementerenden? Sluit daar met je
buurthulp bij aan.”
Wat het isBuurthulp gaat over uitwisseling van
diensten voor en door buurtbewoners.
Het betreft kleine taken zoals
boodschappen doen, vervoer, samen
wandelen. Buurthulp zit eigenlijk
Buurthulp: voor en door buurtbewoners.
Wat zijn sociale wijkteams?Sociale wijkteams zijn er voor alle bewoners in die wijk die vragen en
ideeën hebben. De focus ligt op het leggen van contact met en het
bieden van ondersteuning aan bewoners in een kwetsbare situatie.
Het sociaal wijkteam pakt vragen op het terrein van zorg en welzijn
van burgers in samenhang op. Daarbij wordt aangesloten op hun
eigen mogelijkheden en die van het sociaal netwerk. Doel van een
sociaal wijkteam: het activeren, participeren en ondersteunen van
wijkbewoners in hun sociaal functioneren en hun zelfredzaamheid.
Dilemma 2: de beste of de goedkoopste oplossing? Gemeenten willen cliënten zoveel
mogelijk de regie geven. Uit onderzoek
is bekend dat oplossingen waar iemand
zichzelf ‘eigenaar’ van voelt de meest
duurzame zijn. En dat wil je! Het gaat
immers om kwetsbare mensen met
grote en vaak langdurige problemen.
Tegelijk moet er worden bezuinigd
en wil je als gemeente de toegang
zo goedkoop mogelijk regelen. Maar
wanneer wordt goedkoop duurkoop?
Neem een alleenstaande moeder met
een dochter met een verstandelijke
beperking. Ze gaat minder begeleiding
krijgen en moet meer zelf en met
haar kleine netwerk oplossen. De
extra belasting kan ervoor zorgen
dat deze moeder overbelast raakt of
haar betaalde werk niet meer kan
volhouden. Financiële problemen en
of de inzet van voorzieningen op de juiste
manier gebeurt? Een mogelijkheid is om
te werken aan dat vertrouwen door als
loket tijdelijk deel uit te maken van een
sociaal wijkteam zodat je als gemeente
dichterbij zit en situaties en perspec-
tieven mee overweegt. Op die manier
ontstaat inzicht en wederzijds begrip
voor de keuzes die worden gemaakt. Ook
ontstaat vertrouwen als met elkaar de
vraagverheldering wordt vastgesteld.
Dilemma 5: vernieuwen of continueren?Het budget dat naar de gemeente gaat,
is naar verwachting 25 procent minder
dan wat nu in de AWBZ wordt uitge-
geven. En het overgrote deel van het
budget zal nodig zijn voor de mensen
die nu al begeleiding hebben. Natuurlijk
zullen gemeenten gesprekken voeren
met deze mensen om te zien of de
manier waarop ze nu begeleid worden
optimaal aansluit op de visie vanuit de
Wmo. Maar er zal hierdoor toch weinig
geld zijn voor vernieuwing. Terwijl er
juist vernieuwing nodig is om op langere
termijn goede kwaliteit te kunnen bieden
met minder geld. Op korte termijn moet
een gemeente dus extra bezuinigen op
de maatwerkvoorzieningen ten gunste
van de ontwikkeling van algemene
voorzieningen en de ondersteuning van
mantelzorgers en vrijwilligers.
Meer informatie: Karin Sok ([email protected] of 030 789 20 76).
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
NaoberzorgPunt in LimburgEen huisarts in het Limburgse dorp Roggel, 4100 inwoners, heeft
ontdekt dat 25 tot 40 procent van de vragen van haar patiënten niet
medisch is. Deze mensen gaan naar de huisarts, simpelweg omdat
ze niet weten waar ze anders met hun vragen naartoe moeten.
Dit bracht Karin van der Plas op het idee om een burgernetwerk te
bouwen: NaoberzorgPunt. Het netwerk bestaat uit acht ontmoe-
tingspunten in het dorp. Die punten zijn bij mensen thuis, maar
ook op de school, de bibliotheek en bij de pastoor in de kerk. Ook
kunnen dorpsbewoners twee keer per week binnenlopen in het
gemeenschapshuis dat tot die tijd niet werd gebruikt. Karin: “Nao-
berzorgPunt gaat over ontmoeten en naar elkaar luisteren. Het leuke
is dat al zeker vijftig mensen uit het dorp zich als vrijwilliger hebben
gemeld. Ze nemen allemaal hun eigen netwerk mee en zo ontstaat
de beweging van onderop!”
www.naoberzorgpunt.nl
tussen mantelzorg en vrijwilligerswerk
in. Het is breder dan burenhulp waarbij
mensen iets voor hun eigen buren
doen. Er zijn twee soorten buurthulp:
particuliere initiatieven zoals het Nao-
berzorgPunt in Limburg en initiatieven
die vanuit een organisatie worden
opgezet. De organisatie verschilt per
initiatief. Vaak komen vraag en aanbod
bij elkaar via een website, via de
telefoon of via een loket.
Meer informatie: Wilco Kruijswijk ([email protected] of 030 789 20 87) en Anita Peters ([email protected] of 030 789 20 64).
6
Participatie
Jongerenparticipatie is nodig omdat veel
projecten van jongeren zelf afkomstig zijn en
niet door volwassenen worden opgelegd”,
zegt Annika Aerts, voorheen Frisse Blikken, nu
Human Capital Group. “Daarnaast dragen de
activiteiten concreet bij aan een maatschappelijke
vraag, bijvoorbeeld in de wijk waar de jongeren
wonen.” Pink Hilverdink van het Nederlands
Jeugdinstituut vult aan: “Jongeren bouwen zo
aan nieuwe manieren waarop mensen zich in de
samenleving tot elkaar verhouden. Ze bouwen
aan nieuwe communities zoals zij vinden dat de
samenleving van de 21ste eeuw moet worden
ingericht. Daar moeten we als volwassenen goed
naar luisteren.”
ZetjeHet Nederlands Jeugdinstituut is partner van
MOVISIE bij de Participatieprijs 2013. Pink:
“Wij kunnen met deze prijs de initiatieven van
jongeren zelf in de etalage zetten. We willen
Participatieprijs 2013: meedoen, doe je zó!‘Jongerenparticipatie: meedoen, doe je zó!’ is het motto en een
recordaantal projecten dingt dit jaar mee. Twee experts uit de
adviesgroep van de Participatieprijs 2013, Pink Hilverdink en
Annika Aerts, vroegen we waarom jongerenparticipatie meer
aandacht verdient.
Op 8 november 2013 vindt in De Nieuwe Liefde in Amsterdam de
uitreiking van de tweede Participatieprijs plaats. Komt u ook?
Jongeren van project LevelZ overhandigden met trots hun inzending voor de Participatieprijs aan Marijke Steenbergen
van MOVISIE.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
de goede projecten beschrijven voor onze
databanken, maar ook de filmpjes erover zo veel
mogelijk verspreiden. Dat moet beleidsmakers en
werkers inspireren voor het verder ontwikkelen
van een participatief en kansgericht jeugdbeleid.
En we hopen met deze prijs jongeren het juiste
zetje te geven.”
FlashmobsAnnika: ”Jongeren zijn op dit moment erg
bewust van de maatschappij om hen heen.
Onderzoek van Frisse Blikken voor de Utrecht
Development Board laat zien dat Utrecht een
broedplaats is voor maatschappelijke initiatieven
door jongeren.
Trend hierbij is dat veel bottom-up begint:
jongeren nemen zelf initiatief, vaak via sociale
platformen én zorgen dat er daadwerkelijk
iets gebeurt.” Pink: “De circulaire economie is
belangrijk met innovatieve, slimme projecten
die worden verspreid via Instagram, Pinterest,
Facebook en internet (zie futurefuel.nu/jongeren-
initiatieven/). Andere voorbeelden: samen
festivals opzetten, feesten organiseren en die
zelf via crowdfunding financieren, elkaar verder
helpen via platforms als Peerby. En guerrilla-
achtige activiteiten zoals tuintjes in de stad en
flashmobs, die door werving via social media
veel bekendheid krijgen.”
Meer weten?Meer weten over de initiatieven die op de
longlist staan voor de Participatieprijs 2013?
Kijk op www.movisie.nl/participatieprijs. Hier
kunt u zich ook aanmelden voor het feestelijke
uitreikingsevenement op vrijdagmiddag
8 november 2013 dat plaatsvindt bij
Participatieprijs partner De Nieuwe Liefde in
Amsterdam (www.denieuweliefde.com).
Meer informatie: Jamila Achahchah ([email protected] of 030 789 22 53).
De vlag kon uit bij MOVISIE
maar ook bij het Trimbos-
instituut. “Blij? Natuurlijk!
We roepen al jarenlang dat EVC
werkt. Maar het komt niet vaak voor
dat er wetenschappelijk bewijs wordt
gevonden voor een interventie in de
sociale sector”, lacht Els Hofman van
MOVISIE. Al jaren geleden ontwikkelde
zij samen met Marjet van Houten de
EVC-A methode: Erkenning Verworven
Competenties voor vrijwilligers. EVC
is een methode waarbij vrijwilligers
letterlijk laten zien wat voor competen-
ties ze in huis hebben. In principe is dit
voor alle vrijwilligers bedoeld, maar het
meest interessant is het voor degene
die een extra steuntje in de rug kunnen
gebruiken om mee te doen.
UitkomstenEn die methode werkt, blijkt nu dus
uit wetenschappelijk onderzoek. De
vrijwilligers die de methode gebruiken,
hebben meer zelfvertrouwen en meer
inzicht in de eigen competenties.
Voor de deelnemers die de methode
helemaal afronden, is het positieve
effect ook te zien op empowerment
en hoop. Ze hebben een actievere
houding en staan open voor nieuwe
uitdagingen. Daarmee is de kans op
werk groter. “Maar dat geldt alleen
als de vrijwilligers na het traject
verder gaan met hun competenties
en bijvoorbeeld een opleiding
gaan volgen of een baan zoeken”,
nuanceert Els Hofman. “Je moet het
vuurtje wel blijven opstoken.”
LeeuwardenDe gemeente Leeuwarden werkt al
anderhalf jaar met de EVC-procedure.
Mensen met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt worden uitgenodigd om
deel te nemen aan het traject, via hun
trajectbegeleider of via de organisatie
waar ze vrijwilligerswerk doen. Na
een informatief intakegesprek door
medewerkers van de Stichting Welzijn
Centraal, gaat de helft met EVC
aan de slag. De EVC-A methode
bevat twaalf competenties zoals
jezelf presenteren. Vervolgens werkt
het zo: elke vrijwilliger gaat bij die
competenties bewijzen zoeken. “Dat
kan een e-mail zijn of een kaartje
waarop staat dat je een goede
presentatie hebt gegeven”, vertelt Els
Hofman. “Het leuke is dat vrijwilligers
bij het eerste bewijs zeggen ‘het zal
wel’. Maar als ze vier keer horen dat
ze zo’n goede presentatie hebben
gegeven, zie je het kwartje vallen.”
Zo vullen ze hun portfolio in dat
vervolgens door een onafhankelijke
beoordelaar wordt gecheckt. Als
het klopt, krijgen de deelnemers
een certificaat waarop staat welke
competenties zij aantoonbaar
bezitten.
Zelfverzekerder“Het mooie is dat de uitkomsten
van het onderzoek overeenkomen
met wat we in Leeuwarden in de
praktijk zien”, aldus Els Hofman. “In
Leeuwarden zie je dat mensen die
laag op de participatieladder staan
een stap verder worden geholpen. Ze
voelen zich zelfverzekerder, ze weten
beter wat ze kunnen. Je ziet ook dat
je als gemeente moet doorpakken
als mensen het certificaat eenmaal
op zak hebben. Anders verdwijnt
het positieve effect.” Laatst hoorde
ze de beleidsmedewerker van de
gemeente Leeuwarden zeggen dat
EVC niet alleen werkt maar ook best
heel goedkoop is. “De methode zelf
is gratis. Voor ca. 1500 euro heb je
een deelnemer met een portfolio,
een certificaat, meer zelfvertrouwen
en een grotere kans op werk.”
Zij hoopt dat de uitkomst van het
onderzoek meer gemeenten en
organisaties stimuleert om ermee te
gaan werken.
Volgens de gemeente Leeuwarden is EVC niet alleen effectief, maar ook nog eens
heel goedkoop.
Onderzoekers vinden het bewijsDe EVC-A methode van MOVISIE over erkenning van
verworven competenties is aantoonbaar effectief. Dat
blijkt uit onderzoek van het Trimbos-instituut. Het is
goed nieuws voor alle gemeenten die mensen met een
uitkering een stapje hoger op de participatieladder
willen zien, zonder dat het al teveel geld kost.
Bew
ijs gevo
nd
en
16
Bewijs gevonden
Kwetsbare vrijwilligers sterker met Erkenning Verworven Competenties – Algemene vrijwilligerscompetenties
Harry MichonManja van WezepAnne-Marije RijkaartKarin Overweg Lonneke VinkHans Kroon
OnderzoeksrapportHet onderzoeksrapport ‘Bewijs
gevonden’ kunt u downloaden via
www.movisie.nl. Het Trimbos-instituut
deed het onderzoek bij 25 uiteen-
lopende praktijkorganisaties.
Meer informatie: Els Hofman ([email protected] of 030 789 20 25).
7
Participatie
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Vanaf het schooljaar 2015-2016 is de
maatschappelijke stage niet meer
verplicht voor leerlingen in het voortgezet
onderwijs. Maar dat betekent niet het einde van
de samenwerking tussen onderwijs en maatschap-
pelijke organisaties. Doorgaan met de maatschap-
pelijke stages biedt veel voordelen, getuige ook
de petitie over maatschappelijke stages op
www.petitie.nl. Nieuwe samenwerkingsvormen
en stage-praktijken zijn in de maak.
Juist nu de maatschappelijke stage niet meer
verplicht is, is er ruimte om de stage in te vullen
naar de wens van de betrokken partijen. Er zijn
vier mogelijke scenario’s om de maatschappelijke
stage nieuwe stijl in te zetten. Voorwaarde
voor al deze scenario’s is dat de partijen met
elkaar samenwerken. Voor een succesvolle
maatschappelijke stage nieuwe stijl is het nodig
om opnieuw met alle partners om de tafel te gaan
en ieders belangen helder te krijgen. Daarna kan
gezamenlijk een keuze worden gemaakt voor één
van de scenario’s.
Deze vier scenario’s zijn aan de hand van voorbeelden uitgebeeld in het filmpje ‘Toekomstscenario’s maatschappelijke stage’ op www.youtube.com/movisie
Maatschappelijke stage nieuwe stijl
UitvoerenDoordat scholieren zich inzetten voor activiteiten, heeft de vrijwilligersorganisatie extra handen. Scholieren leren wat het is om vrijwilligerswerk te doen.
KennismakenDoor samen te werken, maken maatschappelijke organisaties, bedrijven en scholieren kennis met elkaar. Scholieren leren zo de maatschappelijke sector of een beroep leren waarin ze in de toekomst kunnen gaan.
MeedoenDoor mee te doen aan projecten voor de buurt of gemeente, dragen scholieren bij aan leefbaarheid en leren ze wat het is om iets te doen voor anderen in de samenleving.
LerenVia leren buiten school kunnen scholieren de kennis die ze in de les opdoen in de praktijk toepassen en hun talenten ontplooien.
Vier scenario’s voor maatschappelijke stages
De cliënt geeft zoveel mogelijk zelf zijn ondersteuning en participatie vorm.
Nieuwe publicatie over cliënt- en samensturing
Laat cliënten niet zwemmenDe MOVISIE-publicatie ‘Cliënt- en samensturing’ geeft antwoord
op vragen als: Wat is cruciaal als een cliënt zoveel mogelijk zelf
verantwoordelijk is voor het proces en resultaat van zijn eigen
ondersteuning? En hoe organiseer je dat met elkaar, als cliënt en
professioneel ondersteuner? Acht praktijkvoorbeelden komen aan bod
waarin de aanpak van de betrokken organisaties beschreven wordt,
waarom ze doen wat ze doen en wat hun aanpak succesvol maakt.
Waarom?Er is steeds meer belangstelling voor de eigen
kracht en talenten van kwetsbare burgers of cliën-
ten. Eigenaarschap, dialoog en maatwerk blijken
van groot belang om te komen tot duurzame
oplossingen voor mensen die ondersteuning nodig
hebben. Bij cliënt- en samensturing gaat het om de
cliënt die zoveel mogelijk zelf zijn eigen onder-
steuning en participatie vormgeeft: hij levert een
actieve bijdrage als organisator en medebeslisser. Er
SCIP is gevestigd in Amsterdam en in 2000 gestart als zelfstandig initiatief. Sinds 2009 is de
organisatie een zelfstandig cliëntgestuurd onderdeel van HVO-Querido dagbesteding. SCIP
wordt grotendeels gefinancierd door de AWBZ inloopgelden, deelnemers hebben geen
AWBZ-indicatie nodig.
SCIP wil de maatschappelijke participatie en zelfsturing van ggz-cliënten bevorderen.
Vernieuwing en verbetering van de zorg ligt in handen van de betrokkenen zelf en
projecten en initiatieven komen voort uit de vraag van cliënten. De kern van de werkwijze
ligt in cliëntsturing. Dit uit zich alleen al in het feit dat een meerderheid van de deel-
nemers, vrijwilligers en betaalde krachten cliënt is (geweest) van de ggz. Anita Schaaij,
directeur HVO Querido: “Wij als SCIP zijn continu bezig met het invullen van cliëntsturing
en het zo laag - of decentraal - mogelijk leggen van alle verantwoordelijkheden. Wij
willen met onze projecten laten zien dat ook cliënten in staat zijn om kwalitatief goede
en duurzame projecten op te zetten.”
Eigen uitgeverij
SCIP heeft circa achttien projecten gericht op ontmoeting en zinvolle bezigheden en
werk. Een daarvan is een eigen uitgeverij die praktisch gerund wordt door vrijwilligers
die alle aspecten van het uitgeef- en drukproces overzien. Uitgeverij Tobi Vroegh houdt
zijn eigen broek op, de opbrengsten van de uitgaven dekken de kosten. Het democratisch
gehalte is hoog: iedere maand vergaderen alle bij de uitgeverij betrokken medewerkers
over de gang van zaken. Bas is sinds drie jaar werkzaam bij SCIP, heeft een Wajong-
achtergrond en is via het UWV bij SCIP terechtgekomen. “Ik ben gestart als vrijwilliger en
ben sinds een jaar betaald werkbegeleider. Mijn werk is in de loop van de tijd veranderd:
ik kreeg meer ervaring, begon anderen in te werken en draag steeds meer verantwoor-
delijkheid.” Een ander project dat onder SCIP valt: twee computercentra waar cliënten
onder begeleiding van docenten en vrijwilligers cursussen kunnen volgen of zelfstandig
werken. www.scipweb.nl
ontstaat samenwerking tussen cliënten, burgers en
professionals uit zorg en welzijn. Elk draagt medever-
antwoordelijkheid voor het proces en het resultaat.
Meer informatie: Cora Brink ([email protected] of 030 789 20 68) of Anne-Marie van Bergen ([email protected] of 030 789 20 67).
Praktijkvoorbeeld: SCIP Amsterdam
8
Sociale zorg
Italië is zo’n land dat voor Nederland interessant
is om te zien hoe zij omgaan met informele
zorg. Jolanda Elferink, projectleider informele
zorg van MOVISIE: “In Italië is altijd al minder geld
geweest voor formele zorg. Ze hebben allerlei
oplossingen om de formele zorg te ontlasten.
Er is bijvoorbeeld een grote groep ‘migrant care
workers’. Dat zijn mensen uit Oost-Europa en de
Filippijnen die bij ouderen thuis inwonen en hen 24
uur per dag ondersteunen omdat de familie geen
tijd heeft voor deze zorg. In Nederland kennen we
sinds kort dergelijke situaties ook. Een ontwikkeling
die we nauwlettend in de gaten houden. Waarom?
Omdat in de praktijk veel van deze mensen onder
slechte arbeidsomstandigheden werken. Zo krijgen
zij vaak slecht betaald en geen opleiding. Met VWS
en au pair-bureaus gaan we in gesprek om tot
eerlijke oplossingen te komen."
SchotlandJolanda Elferink merkt dat informele zorg een
hot item is in Nederland. “Het is altijd belangrijk
geweest maar nu krijgen we bij MOVISIE dagelijks
telefoontjes van gemeenten en organisaties die
de informele zorg goed willen organiseren. We
hebben het nog nooit zo druk gehad.” Via het
Europese netwerk Eurocarers heeft ze dagelijks
contact met collega’s in andere Europese landen
over knelpunten en oplossingen. “Schotland
is heel ver met het ondersteunen van jonge
mantelzorgers. Ze hebben hier veel aandacht voor
in de media, er zijn vakantieweken voor jonge
mantelzorgers en speciale trainingen. We maken
in Nederland gebruik van hun materialen.”
En het geld?Het valt Jolanda op dat de overheden in andere
landen weinig geld hebben voor het organiseren
van informele zorg. “In Italië hoef je niets van de
overheid te verwachten. Daar boren ze alleen Euro-
pese fondsen aan. Ook in Nederland zien we dat
de overheid zich terugtrekt en daarom is dit heel
leerzaam. MOVISIE oriënteert zich nu veel meer
op Europese fondsen, ook vanwege die Europese
context dat we veel kunnen leren van de expertise
in andere landen.”
ICT-systemenSinds kort participeert Jolanda in de ‘advisory board
van Innovage’, een groot meerjarig project met 27
EU-partners waarbij een webbased platform wordt
opgezet voor werkgevers en professionals. “Wij
Marijke Steenbergen, voorzitter van de
Raad van Bestuur van MOVISIE, is sinds
mei 2013 bestuurslid van Eurocarers,
European association working for carers.
www.eurocarers.org
Jongste cijfers van SCPHet Sociaal en Cultureel Planbureau heeft juni 2013 de publicatie ‘Informele zorg in
Nederland’ uitgebracht. Daaruit blijkt dat ongeveer twintig procent van de volwassen
Nederlanders meer dan drie maanden of meer dan acht uur per week mantelzorg geeft en
dat acht tot vijftien procent van de volwassenen actief is in het vrijwilligerswerk in de zorg.
Naast het traditionele vrijwilligerswerk zijn er allerlei nieuwe vormen van vrijwilligerswerk
in opkomst. Vrouwen zijn actiever in de informele zorg dan mannen. Overbelasting is een
thema dat vooral bij mantelzorgers speelt. Mensen vinden het lastig om grenzen te stellen.
Dit geldt zeker voor mensen die mantelzorg geven, maar ook voor degenen die vrijwil-
ligerswerk doen. Welke zorg wil en kan iemand (een ander laten) doen? De publicatie kunt
u gratis downloaden via www.scp.nl/publicaties.
Beleidsbrief mantelzorgOp 20 juli 2013 heeft staatssecretaris Van
Rijn de beleidsbrief mantelzorg naar de
Tweede Kamer gestuurd. De staatssecre-
taris wil de informele ondersteuning en
zorg versterken, verlichten en verbinden.
Versterken, omdat de positie van
informele ondersteuning en zorg goed
moet worden verankerd in de nieuwe
Wmo en de kern-AWBZ. Verlichten,
omdat juist vanwege de grote waarde
van het geven van hulp en ondersteu-
ning mantelzorgers en vrijwilligers
ondersteuning verdienen. Verbinden,
omdat de samenwerking tussen mantel-
zorgers, vrijwilligers, professionele zorg
en de mensen die zorg en ondersteuning
nodig hebben, beter kan en moet. Lees
de beleidsbrief op www.movisie.nl.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Wat wij kunnen leren van mantelzorg in EuropaIn de Beleidsbrief Mantelzorg die 20 juli 2013 verscheen,
onderstreept het kabinet wat we eigenlijk allang weten. We zullen
in Nederland een groter beroep moeten doen op de informele zorg:
op mantelzorgers en vrijwilligers. Jolanda Elferink werkt samen met
collega-organisaties uit andere Europese landen. Wat kunnen we
leren van de informele zorg in andere landen?
Even buurten in Rotterdam‘Even buurten’ is een project voor ouderen vanaf
70 jaar die zelfstandig in Rotterdam wonen. Het
project richt zich op ouderen met een klein sociaal
netwerk. In het project wordt een wijkaanpak
ontwikkeld om hun netwerk sterker te maken
en het zorg- en welzijnsaanbod beter aan te
laten sluiten bij hun behoeften. Samen met de
ouderen wordt gekeken waar ze behoefte aan
hebben. Vervolgens wordt samen met de buurt
gekeken naar een oplossing. Inmiddels zijn in zes
pilotwijken spillen aangesteld: professionals die
zorgen voor een netwerk van sleutelfiguren in de
wijk, die de huisbezoeken bij ouderen afleggen en
ter plekke ondersteuning bieden.
Studenten van de Hogeschool Rotterdam
hebben een overzicht gemaakt met tal van
interventies die de professionals in Rotterdam
gebruiken, zoals een netwerk opbouwen via
een kraampje op de weekmarkt, een netwerk-
borrel voor sleutelfiguren en een brunch voor
buurtbewoners en spillen. Alle interventies zijn
op internet beschikbaar met een beschrijving van
de sterke en zwakke kanten. Evaluatieonderzoek
moet aantonen of deze integrale wijkaanpak
inderdaad de zelfredzaamheid van ouderen
vergroot. Verder wordt in dit project een lerende
organisatie gemaakt waarin successen uit de
ene wijk worden gedeeld met andere wijken
en uitgerold over de hele stad. In 2014 zijn de
resultaten bekend.
Nationaal Programma Ouderenzorg‘Even buurten’ is één van de 75 projecten
van het Nationaal Programma Ouderenzorg.
Dit programma werkt sinds 2008 aan betere,
samenhangende zorg voor ouderen met
complexe hulpvragen in Nederland. Ruim 650
partijen hebben hiervoor op regionaal niveau
de krachten gebundeld, aangestuurd in acht
regio’s door acht universitair medische centra.
Doel: met elkaar een samenhangend zorgaanbod
creëren dat beter is afgestemd op de individuele
behoeften van ouderen. Voor ouderen moet
deze kwaliteitsslag leiden tot meer zelfredzaam-
heid, meer functiebehoud, minder leunen op de
zorg en minder kans op zorg en behandelingen
die onnodig belastend zijn.
Wat doet MOVISIE?ZonMw heeft MOVISIE gevraagd om de imple-
mentatie van de projecten en experimenten voor
rekening te nemen, samen met twee andere
landelijke kenniscentra: Vilans en het CBO.
Deze zomer zijn de drie partijen gestart met
deze opdracht. Er worden gesprekken gevoerd
met de regionale netwerken, er komt een quick
scan van alle opbrengsten en er volgen meetings
met ruim twintig sleutelorganisaties over wat
zij nodig hebben. Op basis daarvan wordt een
gezamenlijk implementatie- en verspreidingsplan
gemaakt. Eind 2014 moet deze klus geklaard
zijn.
Meer informatie: Willem-Jan de Gast ([email protected] of 030 789 21 01). Kijk ook op www.nationaalprogrammaouderenzorg.nl
Ouderenzorg wordt beter en beterAl vijf jaar werkt het Nationaal Programma Ouderenzorg aan betere
zorg voor ouderen met complexe hulpvragen. Het programma telt
75 regionale projecten met opbrengsten die de moeite van het
verspreiden waard zijn. Samen met Vilans en het CBO is MOVISIE
gestart moet de inventarisatie van de opbrengsten en het maken
van plannen voor verdere verspreiding en implementatie.
In Rotterdam bouwen professionals een netwerk op via de weekmarkt.
Acht tot vijftien procent van de volwassenen is actief in het vrijwilligerswerk in de zorg.
krijgen vaak de vraag welk ICT-systeem het beste is
als je mantelzorg organiseert. We hebben in Neder-
land nooit een vergelijking gemaakt, maar dat gaat
nu dus wel gemaakt worden voor dit internationaal
platform. Zodat we snel kunnen zien welk systeem
waarvoor geschikt is.” Het Europese project heeft
een interactieve opzet. “Het is geen project waarbij
we met de samenwerkingspartners vergaderen,
maar we betrekken steeds per land alle relevante
partijen erbij. Zo ontstaat er directe uitwisseling en
leren we meteen van elkaar.”
Meer informatie: Jolanda Elferink ([email protected] of 030 789 20 63).
9
Wijkgericht werken
Niet of maar hoeMOVISIE is ervan overtuigd dat er
naast deze ‘echte’ sociaal onderne-
mers ruimte is voor sociaal onder-
nemende welzijnsorganisaties. Hun
ervaring met kwetsbare doelgroepen
waarborgt de sociale kant. Het is het
ondernemerschap waar nog stevig aan
gewerkt moet worden. Moet, omdat
de transities en de crisis ertoe leiden
dat de grondvesten van de gemid-
delde welzijnsorganisatie min of meer
weggeslagen zijn: er zijn geen vaste
subsidiestromen meer. Een toenemend
aantal spelers zit op dezelfde markt.
Werksoorten verdwijnen of worden
samengevoegd. En er ontstaat een
nieuwe verhouding tussen burgers
en beroepskrachten. De vraag is
dus niet of u ondernemender moet
gaan opereren, maar hoe dat het
beste kan. Het gaat daarbij om een
ondernemende houding en om een
slim samengesteld inkomstenmodel.
Dit is ondernemendOndernemende welzijnswerkers zien
kansen en weten die ook te grijpen.
Ze zoeken naar nieuwe werkende
oplossingen en ontwikkelen die
in cocreatie. Ook zijn ze trots op
hun vak. Ze zijn in staat om hun
organisatie en diensten positief onder
de aandacht te brengen, zichzelf als
professional te presenteren en ze
zoeken samenwerking met andere
partijen. Verder zijn ondernemende
welzijnswerkers niet bang om een
prijs aan hun dienstverlening te
hangen en daarover met financiers
in onderhandeling te gaan. MOVISIE
merkt dat deze competenties lang
niet altijd gevraagd worden, er
wordt ook niet op gestuurd. Dat
is jammer, want ondernemende
welzijnsprofessionals kunnen alleen
maar tot hun recht komen in een
organisatie die een dergelijke houding
bevordert en beloont, bijvoorbeeld
door vormen van zelfsturing, tijd
en geld voor experimenten en
dienstenontwikkeling, en door
cocreatie met klanten en financiers.
VerdienmodellenSociaal ondernemende welzijnsorgani-
saties weten ook op nieuwe en andere
manieren waarde te creëren. Aan de
ene kant vinden ze nieuwe bronnen
van inkomsten bij fondsen, bedrijfsle-
ven en klanten, omdat ze producten
en diensten ontwikkelen die voor deze
financiers aantrekkelijk genoeg zijn
om ervoor te willen betalen. Aan de
andere kant reduceren ze hun kosten
door slim samenwerken en de inzet
van vrijwilligers.
En MOVISIE? Al geruime tijd is MOVISIE bezig om
het ondernemerschap in welzijn te ver-
sterken. Materiaal over ondernemend
werken is gratis te downloaden. We
hebben een trainings- en adviesaanbod
voor welzijnsorganisaties, steunpunten
vrijwilligerswerk en vrijwilligersorga-
nisaties. Dit najaar besteden we extra
aandacht aan sociaal ondernemerschap
door middel van artikelen, studiedagen
en bijeenkomsten. Op 26 september
2013 organiseerde MOVISIE met
WelzijnNederland en iuliano Intelligent
Marketing de studiedag ‘Op zoek
naar nieuwe business’. Ook start
MOVISIE met Punt Welzijn Weert
en de MO-groep een community
rond Financieringsvraagstukken in
welzijn. Op 27 november is er een
sociaal ondernemersmarkt waar u als
welzijnsorganisatie advies en coaching
van ervaren ondersteuners kunt krijgen
over uw businessplannen. Kijk voor
meer informatie en aanmelden op
www.movisie.nl.
Meer informatie: Willem-Jan de Gast ([email protected] of 030 789 21 01).
Of de sociaal ondernemende welzijnswerker nu wil opstaanMaatschappelijke vraagstukken op een innovatieve
en financieel duurzame wijze aanpakken. Dat is
waar sociaal ondernemerschap voor staat. De
afgelopen jaren is het aantal sociaal ondernemers
explosief gegroeid. Denk bijvoorbeeld aan Resto
van Harte (eettafels voor mensen met een krappe
beurs), FairPhone (duurzame mobieltjes) en de online
marktplaats Zorgvoorelkaar.
Radius doet het gewoon
Radius, organisatie voor welzijn in het land van Cuijk, is zo’n sociaal
ondernemende welzijnsorganisatie. “Sinds juli 2012 doen we zaken
en werken we vanuit ondernemerschap”, vertelt manager Mieke
Vloet. Ze zijn niet langer afhankelijk van één opdrachtgever, maar
hebben een gevarieerd inkomstenmodel. Continu zoekt Radius naar
kansen bij potentiële opdrachtgevers, zoals het lokale bedrijfsleven,
woningcorporaties en zorgverzekeraars. Om daarnaast het onder-
nemerschap van de Radius-professionals zoveel mogelijk de ruimte
te geven, worden onder het motto ‘elke kans is een beginpunt’
nieuwe ideeën gewaardeerd én uitgeprobeerd. Experimenteren is
volgens Mieke de kern van succes. “Door gewoon dingen te gaan
doen, er intensief mee bezig te zijn, kom je met elkaar verder in het
ondernemend werken.”
Ondernemende welzijnswerkers zijn niet bang om een prijs aan hun
dienstverlening te hangen.
Anderhalf jaar terug deed DOENJA de
hekken van de speeltuin de Zandloper
dicht omdat er een negatieve sfeer hing
en het de organisatie niet lukte er een vreedzame,
veilige plek van te maken. “Maar al snel na
sluiting bleek dat de behoefte aan de speeltuin
er nog steeds was”, aldus Judith Loffeld, sociaal
makelaar bij DOENJA Dienstverlening.
AmbitieSamen met bewoners heeft DOENJA de
Zandloper nieuw leven ingeblazen. Daarbij is
gewerkt volgens de methodiek ‘Wijvandestraat’,
ontwikkeld door Mieke van Dommelen en
Kathinka Bruinsma van de Welzijnsvernieuwer.
“Bewoners die zich betrokken voelen, hebben
we uitgenodigd om met elkaar om de tafel te
zitten”, vertelt de sociaal makelaar. “Ze zijn met
DOENJA-medewerkers in gesprek gegaan. Dat
was heel verhelderend. De professionals hebben
in essentie dezelfde ambitie als de bewoners, ze
kijken er alleen vanuit een andere rol naar. Ons
gezamenlijk doel was dat de speeltuin op korte
termijn weer open ging."
MethodiekDe methodiek Wijvandestraat gaat uit van
vraaggericht werken en het op termijn overdragen
van de verantwoordelijkheid aan de bewoners.
De professional krijgt een coachende rol en de
relatie tussen professional en burger is meer
gelijkwaardig. Elk project start op basis van een
signaal in de wijk. Vervolgens worden bewoners
gemobiliseerd om met hun talenten aan een
project bij te dragen. Ook andere wijkpartners
worden betrokken. Samen met de burgers maakt
de professional een plan van aanpak dat de
betrokken burgers regisseren en uitvoeren.
Drie bouwstenen Het streven van Wijvandestraat is dat een initiatief
een duurzame bijdrage aan de ontwikkeling
Wijvandestraat: bewoners zorgen zelf voor hun wijk“We hebben het al ver geschopt in een jaar. In de speeltuin is
iedereen gelijk en we voelen ons daar allemaal thuis.” Anita de
Rooij woont in de Rivierenwijk in Utrecht en runt samen met
medebewoner Siham Chemlal ‘hun’ speeltuin de Zandloper. In
het begin met ondersteuning van welzijnsorganisatie DOENJA
Dienstverlening, nu bijna helemaal zelfstandig.
Vrijwilligers Anita de Rooij en Siham Chemlal zijn blij
met de nieuwe energie in hun wijk.
van de wijk levert. Om dit te bereiken zijn drie
bouwstenen altijd onderdeel van de aanpak:
Economie en bedrijvigheid, Gedrag en gezondheid
en Veiligheid en leefbaarheid. ‘Wijvandestraat
is geen receptenboek’, licht Kathinka Bruinsma
toe. ‘Het is meer een visie op een proces. De drie
bouwstenen maken een aanpak kansrijk.’
Enthousiasme“Het is mooi om te zien dat door Wijvandestraat
een nieuwe dynamiek in de wijk ontstaat”,
vindt Kathinka Bruinsma. “Er zit nieuwe energie
in de wijk en door het enthousiasme van de
vrijwilligers committeren steeds meer mensen
zich aan de speeltuin.” Mieke van Dommelen:
“Dat is ook de beweging waar Wijvandestraat
voor staat. Wij zitten in het proces, we geven
tijdelijk ondersteuning, maar we gaan er ook
weer uit. Het project is uiteindelijk van de
bewoners zelf.”
BuurttuinVrijwilliger Anita de Rooij heeft grote plannen
met de Zandloper. “Het is onze droom een echte
buurttuin van de speeltuin te maken. Niet alleen
voor kinderen, maar voor iedereen in de wijk.”
Als aanzet hiervoor is er nu een eigen pagina
op Facebook. “Ik had nooit verwacht dat de
speeltuin zo’n succes zou worden”, zegt Anita.
“De speeltuin hoort bij mij. Ik voel me als een
coach voor de buurt.”
Meer informatie over Wijvandestraat en de Welzijnsvernieuwer: www.welzijnsvernieuwer.nl.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
10
Huiselijk en seksueel geweld
Centrumgemeente, regiogemeente? Elke gemeente!De verantwoordelijkheid voor
het voorkomen en aanpakken
van huiselijk geweld wordt
nadrukkelijk bij elke gemeente
gelegd. De laatste jaren wordt
deze verantwoordelijkheid
zeer ongelijk opgepakt
door centrumgemeenten en
regiogemeenten. Alle reden om
deze verhouding te veranderen!
De oorspronkelijke taakverdeling tussen
centrumgemeente en regiogemeenten
kwam voort uit de inrichting van ons
stelsel van opvang voor slachtoffers van huiselijk
geweld. De tegenwoordige aanpak van huiselijk
geweld wordt gezien als onderdeel van de aanpak
van problemen in huishoudens. Hiervoor zetten
veel gemeenten sociale wijkteams in. Deze
worden lokaal aangestuurd en ingericht.
Huiselijk geweld is van alle tijden en zeker niet
onbekend bij sociaal werkers. Tegelijk is de
inzet lange tijd geweest dat alle situaties waarin
huiselijk geweld voorkwam direct ‘opgeschaald’
moest worden en overgedragen aan specialisten.
Ze werden, met andere woorden, doorgeschoven
naar het niveau van de centrumgemeente.
Daar zat de opvang en ook het Steunpunt
Huiselijk Geweld. Het Advies- en Meldpunt
Kindermishandeling is ook regionaal van opzet.
Dat kan nog steeds, maar er zal steeds vaker
een beroep worden gedaan op algemene sociale
professionals. Vanuit de Wmo is het namelijk
belangrijk dat iemand zelf uit een situatie van
huiselijk geweld stapt.
Op dit moment wordt gewerkt aan regiovisies.
Dit zijn visies op het voorkomen, signaleren en
Saskia Daru van MOVISIE: “In de nieuwe
Wmo wordt huiselijk geweld als belem-
mering gezien om te kunnen participeren.
Denk daarbij aan kindermishandeling, ouderen-
mishandeling, partnergeweld. Ik ben blij dat dit
nu expliciet in de Wmo komt. Dat betekent dat
elke gemeente zich verantwoordelijk moet voelen
voor preventie, goede hulpverlening en opvang
van slachtoffers en plegers van huiselijk geweld.”
RegiovisieVeiligheid is volgens Saskia Daru een voorwaarde
om te kunnen participeren. “Gemeenten hebben de
taak om belemmeringen voor de participatie weg te
nemen. Dat betekent dus dat gemeenten veiligheid
moeten bevorderen. Gemeenten kunnen met de
Geweld kost gemeenten geld
nieuwe Wmo een link leggen tussen veiligheid en
participatie. Dat gebeurt nog niet vaak. De G4 heeft
een integrale visie opgesteld over de aanpak van
huiselijk geweld en kindermishandeling. Andere
gemeenten kunnen dit als inspiratie gebruiken hun
regiovisie."
G4In de visie van de G4 staat dat bij de aanpak van
huiselijk geweld niet altijd kan worden aangeslo-
ten bij de principes van de Wmo. Saskia Daru is
het daarmee eens. “In principe wordt bij huiselijk
geweld eerst onderzocht wat de eigen kracht is,
wat de mogelijkheden zijn van het sociaal netwerk
en van de inzet van algemene voorzieningen? Pas
daarna ga je kijken naar opvang en of begeleiding.
Ik vraag me af of dit wel altijd de beste aanpak is.
De G4 erkent dat het veiligheidsaspect soms vergt
dat deze stappen worden overgeslagen.”
GeldMOVISIE raadt gemeenten aan om nu al aan de
slag te gaan met het combineren van maatregelen
ter bevordering van veiligheid en participatie. ”Het
is een kans om geld te besparen. We weten uit
onderzoek dat kindermishandeling grote gevolgen
heeft voor je leven. Het belemmert je participatie.
Wie als kind is mishandeld, is als volwassene vaker
ziek, heeft minder kans op een baan, heeft minder
vaak een goede relatie en dan heb ik het nog eens
over de emotionele gevolgen. Geweld kost de
samenleving geld. Alleen al om die reden is het voor
gemeenten interessant om veiligheid op de agenda
te zetten,” aldus Daru.
Meer informatie: Saskia Daru ([email protected] 030 789 20 49).
Saskia Daru bepleit met de nieuwe Wmo een link tussen
veiligheid en participatie.
Lang niet iedereen voelt zich in Nederland veilig. Veiligheid
is een verantwoordelijkheid van de gemeente maar die
verantwoordelijkheid beperkt zich nu vaak tot het bestrijden van
criminaliteit. Dat verandert als in 2015 de nieuwe Wmo van kracht
gaat. MOVISIE heeft het ministerie van VWS feedback gegeven op
de conceptwettekst.
Gemeenten, ga nu al aan de slag en bespaar geld.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
stoppen van huiselijk geweld. Over het algemeen
neemt de centrumgemeente hierin het voortouw.
Deze gemeente werkt de visie uit in overleg met
de regiogemeenten. Er is alle reden om het nu
eens anders te doen. Met het oog op de toekomst
kunnen verbanden worden gelegd tussen
verschillende sectoren en velden en kan veel meer
gekeken worden naar de rol die sociale teams en
andere lokale voorzieningen kunnen spelen. En
het mooie is, dat hoeft niets extra te kosten.
Meer informatie: Saskia Daru ([email protected] 030 789 20 49).
VoorbeeldMeneer Bakker zorgt voor zijn echtge-
note met dementie. Hij is 85 jaar, zijn
vrouw 83 jaar. Mevrouw Bakker weegt
100 kilo. Gisteravond heeft hij zijn
vrouw geholpen om naar het toilet te
gaan. Hij kreeg haar niet van het toilet
af. Hij is gaan slapen. Zijn vrouw heeft
de hele nacht op het toilet gezeten.
Neem AmsterdamKarin van Bodegraven van Markant: “Het stappenplan zit goed in elkaar. Dat merken
wij als we trainingen geven over ontspoorde mantelzorg aan professionals. Allerlei
belemmeringen om te melden, bijvoorbeeld de angst dat je het niet goed hebt gezien,
verdwijnen als sneeuw voor de zon als je je in de stappen verdiept. In Amsterdam
hebben we het originele stappenplan van MOVISIE overgenomen en aangepast aan de
Amsterdamse situatie. In Amsterdam lopen de routes nu eenmaal soms wat anders, we
willen bijvoorbeeld dat mensen meteen naar het Loket Zorg en Samenleven gaan. Nu kan
iedereen in Amsterdam er meteen mee aan het werk!”
www.markant.org
Sinds 1 juli 2013 zijn professionals
verplicht om te werken volgens de Wet
verplichte meldcode huiselijk geweld
en kindermishandeling. MOVISIE heeft ter
aanvulling een stappenplan gemaakt over
ontspoorde mantelzorg. Want wat kun je doen
als een mantelzorger de grens van goede zorg
overschrijdt? Ontspoorde mantelzorg is een
moeilijk bespreekbaar onderwerp. Mantelzorg
wordt veelal uit liefde gegeven en het ontsporen
van deze zorg lijkt hiermee in strijd.
Wat te doen bij ontspoorde mantelzorg? Het stappenplan ‘Handelen bij Ontspoorde
Mantelzorg’ van MOVISIE helpt professionals in
mantelzorgsituaties die een vermoeden hebben
van geweld. Het plan volgt de stappen van de
meldcode, maar dan toegesneden op situaties
van ontspoorde mantelzorg. Voor professionals
in zorg en welzijn die getraind willen worden in
het signaleren van en handelen bij ontspoorde
mantelzorg heeft MOVISIE een training
ontwikkeld.
Dit zijn de vijf stappen Stap 1: Breng de situatie in kaart. Kijk goed: wat
ziet u, wat hoort u? Check dit op een neutrale
wijze door vanuit uw bezorgdheid vragen te
stellen aan de zorgvrager en mantelzorger.
Stap 2: Overleg uw vermoedens eerst intern.
Win eventueel advies in bij het SHG (voor
volwassenen) of het AMK (voor minderjarigen).
Overleg eventueel extern met andere organi-
saties die betrokken zijn bij de zorgvrager en
mantelzorger. Welke organisatie zet de volgende
stap? Wie heeft het beste contact met de
mantelzorger/zorgvrager? Wie komt het vaakst
over de vloer?
Stap 3: Praat met de mantelzorger of zorgvrager.
Openheid is de beste manier om de cliënt te
ondersteunen.
Stap 4: Maak een inschatting van de ontsporing.
Er zijn vier verschillende situaties mogelijk:
1 Er is geen sprake van ontspoorde mantelzorg.
2 De twijfel over ontspoorde mantelzorg blijft
bestaan.
3 Er is sprake van ontspoorde mantelzorg, maar
betrokkenen willen geen hulp.
4 Er is sprake van ontspoorde mantel-
zorg, en betrokkenen willen hulp.
Stap 5: Neem een beslissing. Gaat u zelf hulp
organiseren, evt. samen met andere organisaties
of wilt u een melding doen?
Het stappenplan ‘Handelen bij Ontspoorde Mantelzorg’ en de signalenkaarten kunt u downloaden via www.movisie.nl.Meer informatie: Oka Storms ([email protected] of 030 789 21 68).
11
Professionalisering
Hoezo zou welzijn achterlopen
bij alle digitale ontwik-
kelingen? Marijke Vos wil er
niets van horen. “Ik zie zoveel goede
voorbeelden van sociale innovatie in
de sector! Jongerenwerkers waren
de eersten die via Twitter contact
hielden met hun jongeren. Er zijn
tal van maatschappelijk werkers en
andere hulpverleners die online contact
hebben met hun cliënten, bijvoorbeeld
via de website Hulpmix.”
Digitale toolsOok Nienke Kuyvenhoven is positief
over de digitale vaardigheden van
welzijnsprofessionals. “Je ziet dat
hulpverleners zelftestjes, filmpjes
en andere digitale tools inzetten en
flexibel omgaan met spreekuren. Ik zie
ook al de eerste organisaties die cliën-
tendossiers online zetten. Komende
jaren zullen steeds meer organisaties
switchen naar blended hulpverlening,
dus naar een mix van face-to-face en
online hulpverlening. En waarom niet?
De GGZ doet dit al langer. Het blijkt
dat blended hulpverlening effectief is
en de productiviteit van hulpverleners
kan verhogen.”
InvesteringEen beetje digitale achterstand heeft
welzijn hier en daar wel, erkent Marijke
Vos. Maar dat heeft alles te maken met
de verdeling van geld. “In Nederland
gaan de miljoenen naar de gezond-
heidszorg en wordt er keer op keer
gesneden in het welzijnsbudget. Grote
ZonMw-onderzoeks- en ontwikkel-
programma’s zijn bijvoorbeeld amper
toegankelijk voor welzijn.” Welzijn
moet dus zelf investeren in sociale
innovatie. En dat is lastig als er weinig
geld is, merkt de bestuursvoorzitter.
“Er is zoveel bezuinigd op welzijn dat
het nu tijd wordt voor een investering
in de branche, een branche die geacht
wordt de basis voor decentralisaties en
transities te zijn. ”
Geen trucjeOnline hulpverlening is volgens
Nienke Kuyvenhoven geen trucje
maar een andere manier van werken.
“Het vraagt om een andere houding
van hulpverleners. De tijd dat je
uitsluitend in je spreekkamer met een
cliënt spreekt, is voorbij. Jazeker, ik
hoor bezwaren, dat je bijvoorbeeld
de gezichtsuitdrukking niet ziet bij
online hulpverlening. Maar dat is op
te lossen, je gaat op andere dingen
letten als je online hulp verleent.”
Wat kunnen welzijnsprofessionals
doen als ze hiermee willen starten?
“Begin met een klein groepje.
Vernieuwing begint bij enthousiaste
mensen die ergens warm voor lopen.
Vervolgens helpt het om ideeën op
te doen bij anderen. Er zijn heel
veel goede voorbeelden van online
hulpverlening. Ga kijken, haal eruit
wat je in jullie eigen praktijk kan
gebruiken. Zoek samenwerking met
collega-organisaties, dat scheelt
geld. Hogescholen kunnen bijscho-
lingen organiseren. En lectoraten van
hogescholen kunnen je helpen met de
evaluatie en methodiekontwikkeling.”
BusinesscaseDe MOgroep heeft een businesscase
uitgewerkt waarbij antwoord wordt
gegeven op de vragen: is online hulp-
verlening effectiever, is het goedkoper
en worden er meer mensen geholpen?
Marijke Vos: “Het is te vroeg om te
weten of het goedkoper is. Er moet
immers nu eerst worden geïnvesteerd.
Wel zien we dat het bereik veel groter
wordt, de drempel voor mensen om
hulp te zoeken is lager via internet.”
En de effectiviteit? “Onderzoek bij
onder meer de GGZ laat zien dat online
hulpverlening effectief is, zeker als je
het combineert met face-to-face. En uit
een TNO-onderzoek onder gebruikers
van online hulp in het maatschappelijk
Sociale innovatie heeft de aandachtOver vijf jaar is blended hulpverlening standaard.
Dan combineren hulpverleners moeiteloos online
hulp met telefonische en face-to-face contacten.
Dat voorspellen Marijke Vos, bestuursvoorzitter van
de MOgroep en Nienke Kuyvenhoven, teamleider
Markt & Strategie. Vos: “Voor hulpverleners wordt
het werk alleen maar leuker. Online bereik je meer
mensen en je kunt ze beter helpen. Dit is 100%
welzijn nieuwe stijl!”
Geeft u uitvoering aan een of
meerdere prestatievelden van
de Wmo en wilt u zich laten
bijscholen? Maar vindt u het lastig
een weg te vinden in al het scholings-
aanbod dat er op dit gebied is? In de
nieuwe databank bijscholing Wmo op
de website van MOVISIE vindt u een
overzicht van alle trainingen, scholin-
gen, cursussen en leer/werktrajecten
voor professionals in zorg en welzijn
rond de Wmo.
Nieuw bij MOVISIE: databank bijscholing Wmo
De databank probeert een zo eerlijk
mogelijk beeld te geven van het
aanwezige opleidingsaanbod. U blijft
dus – in tegenstelling tot andere
zoekmachines – niet steken bij de
grootste of bekendste aanbieders.
Alle opleidingsaanbieders kunnen hun
aanbod kosteloos aanmelden voor
de databank en daarmee een groter
publiek bereiken. Kijk op www.movisie.
nl/databank-bijscholing-wmo. Daar
vindt u ook het aanmeldformulier.
Digivaardig in WelzijnDe week van 30 september werd door MOVISIE uitgeroepen
tot de Week van de Sociale Technologie. Centraal stonden de
laatste trends en ontwikkelingen van sociale technologie in
de welzijnssector.
Gemist? Bestel alsnog de krant op www.movisie.nl/
publicaties. In de toekomst op de hoogte blijven van ons
aanbod op sociale innovatie? Laat het ons weten via
[email protected] o.v.v. sociale innovatie.
TEDxDelft: van inspiratie naar actie
Afgelopen 4 oktober vond TEDxDelft plaats. TED is een inspirerend spreker-spodium dat ideeën verspreidt
over Technologie, Entertainment en Design. MOVISIE was partner van TEDxDelft. “Een buitenkans om ideeën
op te doen voor een krachtiger zorg en welzijn”, aldus MOVISIE-projectleider Christine Kuiper.
Waarom meedoen aan TEDxDelft? Christine Kuiper: “Vanuit MOVISIE vinden we het belangrijk om de
sector zorg en welzijn te ondersteunen bij vernieuwing. Juist in deze tijd van verandering is het de kunst om
buiten de kaders te kijken, sociaal innovatief te denken en vooral te doen. Tijdens TEDxDelft delen sprekers
uit verschillende sectoren innovatieve ideeën, creatieve aanpakken en inspiratie. Deze kunnen helpen het
blikveld te verruimen.”
Op 4 oktober passeerden diverse sprekers de revue. Bijvoorbeeld Jamal Mechbal, ex-dakloze: “Je kunt je
tegen alles verzekeren maar niet tegen dakloosheid, dat terwijl het iedereen kan overkomen.” Dak-en
thuislozenopvang Je Eigen Stek (JES) gaf hem de ruimte om zelf zijn leven weer op te pakken. Voor sociale
professionals betekent dit een andere rol: faciliteren van eigen kracht en rekening houden met de eigen
regie van de cliënt.
TEDxDelft was méér dan een inspirerende dag. Er zijn nieuwe verbindingen gelegd, plannen gesmeed en
persoonlijke acties geformuleerd. Het thema ‘Do try this at home’ daagde uit om ook in je eigen omgeving
anders aan de slag te gaan. Om dit te faciliteren organiseert MOVISIE maandag 28 oktober MOVISIE in
Utrecht een follow-up meeting om de ‘vernieuwingsspirit’ vast te houden.
De TED-talks zijn te zien op www.movisie.nl/tedxdelft.
Meer info: Christine Kuiper ([email protected] of 030 789 21 03) of Anouk Poll ([email protected] of 030 789 20 99)
Over vijf jaar is blended hulpverlening standaard. Dan combineren hulp-
verleners moeiteloos online hulp met telefonische en face-to-face contacten.
Dat voorspellen Marijke Vos, bestuursvoorzitter van de MOgroep en Nienke
Kuyvenhoven, teamleider Markt & Strategie MOgroep. Vos: “Voor hulpverleners
wordt het werk alleen maar leuker. Online bereik je meer mensen en je kunt ze
beter helpen. Dit is 100% welzijn nieuwe stijl!”
In deze krant maak je kennis met de nieuwste ontwikkelingen en trends
op het gebied van sociale technologie in de welzijnssector
steeds meer organisaties switchen
naar blended hulpverlening, dus naar
een mix van face-to-face en online
hulpverlening. En waarom niet? De
GGZ doet dit al langer. Het blijkt dat
blended hulpverlening effectief is en de
productiviteit van hulpverleners kan
verhogen.”
InvesteringEen beetje digitale achterstand heeft
welzijn hier en daar wel, erkent
Marijke Vos. Maar dat heeft alles te
maken met de verdeling van geld. “In
Nederland gaan de miljoenen naar de
gezondheidszorg en wordt er keer op
keer gesneden in het welzijnsbudget.
Grote ZonMw-onderzoeks- en ontwik-
kelprogramma’s zijn bijvoorbeeld am-
per toegankelijk voor welzijn.” Welzijn
moet dus zelf investeren in sociale
innovatie. En dat is lastig als er weinig
geld is, merkt de bestuursvoorzitter.
“Er is zoveel bezuinigd op welzijn dat
het nu tijd wordt voor een investering
in de branche, een branche die geacht
wordt de basis voor decentralisaties en
transities te zijn. ”
Geen trucjeOnline hulpverlening is volgens
Nienke Kuyvenhoven geen trucje
maar een andere manier van werken.
“Het vraagt om een andere houding
van hulpverleners. De tijd dat je uit-
sluitend in je spreekkamer met een
cliënt spreekt, is voorbij. Jazeker, ik
hoor bezwaren, dat je bijvoorbeeld
de gezichtsuitdrukking niet ziet bij
online hulpverlening. Maar dat is op te
lossen, je gaat op andere dingen letten
als je online hulp verleent.” Wat kun-
nen welzijnsprofessionals doen als ze
hiermee willen starten? “Begin met
een klein groepje. Vernieuwing begint
bij enthousiaste mensen die ergens
warm voor lopen. Vervolgens helpt het
om ideeën op te doen bij anderen. Er
zijn heel veel goede voorbeelden van
online hulpverlening. Ga kijken, haal
eruit wat je in jullie eigen praktijk kan
gebruiken. Zoek samenwerking met
collega-organisaties, dat scheelt geld.
Hogescholen kunnen bijscholingen
organiseren. En lectoraten van hoge-
scholen kunnen je helpen met de eva-
luatie en methodiekontwikkeling.”
BusinesscaseDe MOgroep heeft een businesscase
uitgewerkt waarbij antwoord wordt
gegeven op de vragen: is online hulp-
verlening effectiever, is het goedkoper
en worden er meer mensen geholpen?
Marijke Vos: “Het is te vroeg om te
weten of het goedkoper is. Er moet
Ga jij ook voor blended hulpverlening?
Hoezo zou welzijn achterlopen bij alle
digitale ontwikkelingen? Marijke Vos
wil er niets van horen. “Ik zie zoveel
goede voorbeelden van sociale innova-
tie in de sector! Jongerenwerkers wa-
ren de eersten die via Twitter contact
hielden met hun jongeren. Er zijn tal
van maatschappelijk werkers en an-
dere hulpverleners die online contact
hebben met hun cliënten.”
Digitale toolsOok Nienke Kuyvenhoven is positief
over de digitale vaardigheden van wel-
zijnsprofessionals. “Je ziet dat hulpver-
leners zelftestjes, filmpjes en andere
digitale tools inzetten en flexibel om-
gaan met spreekuren. Ik zie ook al de
eerste organisaties die cliëntendossiers
online zetten. Komende jaren zullen
Nienke Kuyvenhoven
Marijke Vos
> lees verder op pagina 2
Digivaardig in welzijn
digivaardig in welzijn krant.indd 1
23-09-13 11:25
werk blijkt dat veel cliënten tevreden
zijn. Maar er is geld nodig en steun van
hogescholen en kennisinstituten om dit
verder te onderbouwen en de effectivi-
teit te vergroten.”
De MOgroep is de branche- organisatie voor Welzijn & Maatschappelijke dienst- verlening. www.mogroep.nl.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
12
Effectieve Sociale Interventies
Het boek draagt bij aan
meer draagvlak voor
evaluatieonderzoek en
meer besef en gevoel
voor urgentie waarom
dat belangrijk is. De
bijdragen in dit boek
geven lezers inspiratie om zelf daadwerkelijk aan
de slag te gaan met evalueren en anderen te
overtuigen om hiervoor middelen vrij te maken.
Doet u mee?
Het boek Weten wat werkt is een uitgave van MOVSISIE bij SWP en is te bestellen bij www.swpbook.com voor € 28,80.
De honderdste interventie is ‘Community
Support’, een methode over het vergro-
ten van de zelfredzaamheid van mensen
en het voeren van de eigen regie over hun leven.
De medewerkers van ‘Community Support’ zijn
met bloemen en taart in het zonnetje gezet.
Het maken van de interventiebeschrijving voor
de databank Effectieve sociale interventies was
een waardevolle stap in het proces. De methode
stond al wel op papier, maar het verder uitzoeken
en concretiseren van de achterliggende theorie
en werkzame elementen zorgde ervoor dat de
methodiek nu scherper op het netvlies staat van
de ontwikkelaars. Het handboek, beschikbaar
als e-book via www.communitysupport.nl, is
gedurende het maken van de interventiebeschrij-
ving aangevuld en concreet op papier gezet.
Goed Beschreven: praktijk- beoordelingen van interventies MOVISIE gaat de interventies in de databank
‘Effectieve sociale interventies’ beoordelen. Een
panel van drie onafhankelijke beoordelaars is
gestart met het geven van praktijkbeoordelin-
gen. Een voldoende score levert de beoordeling
‘Goed Beschreven’ op. Deze interventies krijgen
een bijzondere vermelding in de databank.
Hiermee wil MOVISIE interventieontwikkelaars
meer waardering geven voor de kwaliteit van
hun interventie. Bij de beoordeling zit een advies
aan de ontwikkelaar over de inhoud en mogelijk
verdere kwaliteitsverbetering van de beschrijving
of ontwikkeling van de interventie.
De beoordelingDe interventiebeschrijving wordt beoordeeld op
vier onderdelen:
1. Aanleiding, doelen, doelgroep en aanpak
2. Randvoorwaarden
3. Overdraagbaarheid
4. Ervaringen met de uitvoering.
AanmeldenStaat uw interventie al in de databank ‘Effectieve
sociale interventies’ en wilt u in aanmerking
komen voor Goed Beschreven? Of wilt u meer
weten over de praktijkbeoordelingen? Kijk op
www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies voor
meer informatie of neem dan contact op met
Hanneke Mateman ([email protected] of
030 789 20 55)
MOVISIE heeft de procedure voor Goed Beschreven
samen met de kennisinstituten Centrum Gezond
Leven (CGL) van het RIVM en het Nederlands
Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) vormgegeven.
Op de hoogte blijven van Effectieve sociale interventies? Kijk op www.movisie.nl/effectievesocialeinterventies en meld u aan voor de nieuwsbrief via www.movisie.nl/nieuwsbrieven
100 interventies in de databankDe databank ‘Effectieve sociale interventies’ bestaat drie jaar.
Een mijlpaal, zeker nu interventie nummer 100 aan de databank
is toegevoegd.
Nieuw: Weten wat werkt
100
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Op naar de tweehonderd?
Saskia Keuzenkamp, manager team Effectiviteit
Meer informatie:[email protected] of 030 789 20 34
De Nijmeegse hoogleraar Jan
Willem Veerman zei onlangs
in Binnenlands Bestuur dat
er naar schatting duizend interventies
in de jeugdzorg zijn. Volgens hem
is maar hooguit vijf procent daarvan
bewezen effectief. Het werkveld van
de sociale sector is veel breder dan
dat van de jeugdzorg, dus wellicht zijn
er in onze sector wel veel meer dan
duizend interventies.
De databank ‘Effectieve sociale inter-
venties’ bevat er inmiddels ruim 100.
In hoeverre die ook echt effectief zijn,
is onzeker. De naam van de databank
verwoordt vooralsnog vooral een
ambitie. Stapsgewijs werkt MOVISIE
met de sector aan het vergroten
van kennis over de effectiviteit van
werkwijzen en interventies.
De sociale sector ontbeert helaas een
stevige wetenschappelijke onderbou-
wing. Dat valt niet zozeer de profes-
sionals te verwijten die in die sector
werken. Binnen de sociologie en
andere wetenschappelijke disciplines
is er weinig aandacht voor onderzoek
naar werkzame mechanismen en
effectiviteit van interventies. En politici
en beleidsmakers hebben nauwelijks
geïnvesteerd in onderzoek daarnaar.
Dat gebrek aan bewijs maakt het voor
de sector moeilijk om de legitimiteit
van de werksoort aan te tonen.
MOVISIE start dit najaar met het
beoordelen van interventies door prak-
tijkbeoordelaars op het niveau Goed
beschreven. Hiermee sluit MOVISIE
zich aan bij het erkenningstraject. Met
het Nederlands Jeugdinstituut, het
Nederlands Centrum Jeugdgezondheid,
het RIVM Centrum Gezond Leven en
het Nederlands Instituut voor Sport en
Bewegen ondertekenen we in oktober
2013 een convenant over afstemming
en samenwerking van de databanken
op het terrein van sport, gezondheid,
jeugd en welzijn. Daarmee maken we
gebruik van elkaars kennis en leggen
verbindingen om integrale oplossingen
te stimuleren.
Hoogleraar Veerman heeft gelijk
wanneer hij wijst op de noodzaak om
effectief te werken. Maar we moeten
ons niet blind staren op die vijf procent
‘Bewezen effectief’. De weg naar
bewezen effectief levert onderweg de
nodige inzichten op. Het erkenningstra-
ject voorziet niet alleen in erkenning op
het niveau ‘(bewezen) effectief’, maar
ook op ‘goed beschreven’ en ‘goed
onderbouwd’. Belangrijke stappen die
inzicht geven in wat er gedaan wordt
en waarom dat zou bijdragen tot de
oplossing van sociale problemen.
De databank van MOVISIE voorziet
in een breed overzicht van in de
praktijk ontwikkelde, kwalitatief
goede werkwijzen voor de aanpak van
sociale vraagstukken. Deze worden
dagelijks toegepast in talloze gemeen-
ten. Onderzoekers, beleidsmakers
en uiteindelijk de professionals staan
samen voor de uitdaging om de juiste
keuzes te maken uit de beschikbare
interventies.
Het kabinet spreekt van een omslag van
de verzorgingsstaat naar een partici-
patiesamenleving. Dat is een enorme
uitdaging met mogelijkheden en risico’s.
Het compensatiebeginsel in de Wet
maatschappelijke ondersteuning wordt
omgezet in een maatwerkvoorziening.
Eens temeer moeten we willen weten
wat we doen, waarom we dat doen en
wat het voor burgers en cliënten ople-
vert. Keukentafelgesprekken oké, maar
laten we wel volgen wat de impact
van zo’n werkwijze is voor kwetsbare
burgers.
Ook al kunnen we nog geen bewezen
effectieve interventies leveren, de
stapsgewijze kwaliteitsverbetering
biedt onderweg al inzichten waar
wel degelijk rekening mee gehouden
kan worden. Dus: op naar de
tweehonderd!
Weten wat werkt’ biedt inzicht
in verschillende methoden van
evaluatieonderzoek. Het boek biedt
een overzicht van methoden die specifiek ingezet
kunnen worden om het werk in de sociale sector
te evalueren. Veel goede evaluatiemethoden blijven
nu vaak onbenut. Daarbij gaat het juist om passend
onderzoek waarin aansluiting is op de kennisbe-
hoeften uit de praktijk. Dit betekent dat praktijk en
wetenschap elkaar duidelijkheid verschaffen over
de wensen en de mogelijkheden. De praktijk kan
kennisbehoeften formuleren, onderzoekers kunnen
op hun beurt aangeven in hoeverre zij deze kennis
kunnen bieden, welk onderzoek daarvoor nodig is
en wat dat onderzoek oplevert.
Degelijk en nauwkeurigHet boek biedt handvatten om vooral degelijk,
gericht en heel nauwkeurig onderzoek te doen.
De verschillende auteurs maken gebruik van
voorbeelden uit de dagelijkse praktijk van maat-
schappelijke ondersteuning in zorg en welzijn. Uit
de voorbeelden blijkt dat samenwerking tussen
onderzoekers en professionals bijdraagt aan
praktisch bruikbare kennis over de doelen, de
werkzame mechanismen en de effecten van de
interventie. In de conclusie plaatsen de redacteu-
ren de diverse bijdragen in een breder perspectief.
Wat is de waarde van evaluatieonderzoek?
Hoe kan kennis over wat werkt in het dagelijks
handelen van professionals worden geïntegreerd?
En hoe verhouden de opbrengsten van onderzoek
zich tot politieke en morele keuzes?
Zelf doenDe redacteuren pleiten voor een cultuur waarin
het vanzelfsprekend is dat betrokkenen zelf
reflecteren op het sociaal werk en waarin evalu-
atieonderzoek gebruikelijk is. Een cultuur waarin
professionals, organisaties en bestuurders een
nieuwsgierigheid koesteren naar de effecten van
hun activiteiten en: waarom werkt het zoals het
werkt? En dat geldt vanzelfsprekend ook voor de
cliënten en burgers die betrokken zijn bij sociale
interventies. Om verder te komen, is minder
vanzelfsprekendheid nodig en meer onderzoek.
13
Onderwijs en Agenda
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Vanaf november 2013 wordt het aantal
Wmo-werkplaatsen uitgebreid naar 13.
De Wmo-werkplaatsen zijn regionale
samenwerkingsverbanden van hogescholen, zorg-
en welzijnsinstellingen en gemeenten.
De kennisproducten (boeken, websites, bij- en
nascholingsmodules) van de Wmo-werkplaatsen
worden uitgegeven en beheerd door MOVISIE
via de website www.wmowerkplaatsen.nl. Op de
website staan de activiteiten van de werkplaat-
sen, een agenda, nieuwsoverzicht en downloads
van de producten van de Wmo-werkplaatsen.
MOVISIE faciliteert ook het landelijk overleg tussen
de Wmo-werkplaatsen. Zo moet er een betere ken-
nisinfrastructuur komen en samengewerkt worden
Wmo-werkplaatsen uitgebreid
MOVISIE blijft ook de komende jaren het netwerk van Wmo-werkplaatsen ondersteunen
Wmo-werkplaatsen zijn in 2009 opgericht om vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand
te brengen en beroepskrachten te scholen. Opzetten, uitvoeren en evalueren van Wmo-
interventies en methodieken zijn de kernactiviteiten. Tijdens de eerste periode (2009-
2012) waren er zes Wmo-werkplaatsen in Amsterdam, Utrecht, Twente, Noord-Brabant,
Nijmegen en Groningen/Drenthe. In de tweede periode (tot 2015) komt Rotterdam
daarbij. Vanaf november 2013 komen er nog zes bij, die zich vooral met implementatie
gaan bezighouden bij lectoraten in Limburg, Brabant (Avans), Den Haag/Leiden, Noord
Holland (Inholland), Friesland en Zwolle/Almere.
Marokkaans-Nederlandse jongeren met
een beperking zijn een onzichtbare
groep die we niet mogen vergeten”,
vindt Hayat Dahmazi (32). Hayat heeft zelf een
Marokkaanse achtergrond en zit vanwege een
spierziekte in een rolstoel. “De jongeren die ik heb
geïnterviewd, proberen uit alle macht een plekje
in deze maatschappij te bemachtigen. Dat kost
veel energie, je wordt afgerekend op de dingen
die je niet kan. De maatschappij zit niet op ons te
wachten. Dus moet je je constant bewijzen.”
Dat kun jij nietEr zijn in Nederland ongeveer 90.000 jongeren met
een beperking. Ze lopen tegen hindernissen aan als
overbeschermde ouders, ontoegankelijke voorzie-
ningen en afwijzende werkgevers. Marokkaanse
jongeren met een beperking merken extra belem-
Liever een gezonde Nederlandse studentMarokkaans-Nederlandse jongeren met een lichamelijke beperking
hebben een dubbele achterstand op de arbeidsmarkt. Er is veel
meer voorlichting nodig maar ook goede subsidievoorwaarden
voor werkgevers. Dat blijkt uit een onderzoeksrapport dat
MOVISIE juni 2013 heeft uitgebracht. Dertig jongeren zijn voor
dit onderzoek geïnterviewd, onder meer door Hayat Dahmazi uit
Sittard. Wat is haar opgevallen?
meringen, zoals het feit dat de handicap thuis vaak
een taboe is en het feit dat Nederlanders niet voor
ze openstaan. “Ik herken veel in de verhalen van de
jongeren. Als ik de stad in ga, weten mensen niet
hoe ze met mij om moeten gaan. De Marokkaanse
gemeenschap is overbeschermend. Nederlandse
ouders zeggen: probeer het. Marokkaanse ouders
zeggen: dat kun jij niet.”
ToekomstHayat stak elke jongere aan het eind van het
interview een hart onder de riem. “Ik zeg altijd:
geloof in je dromen, ongeacht wat anderen ervan
denken. Ga niet leven volgens de verwachtingen
van anderen. Ik doe dat zelf ook niet. Ik heb mijn
handicap geaccepteerd en voor mezelf besloten
om me niet te laten hinderen door anderen. Ik
volg nu een schrijfcursus en ga hierna naar de
school voor journalistiek.”
Het rapport ‘Marokkaans-Nederlandse jongeren met een beperking’ is te downloaden via www.movisie.nl/publicaties
Nederlandse ouders zeggen: probeer het. Marokkaanse ouders
zeggen: dat kun jij niet.
op thema als wijkgericht werken, monitoring ge-
volgen transities voor cliënten, professionals en
organisaties, eenzaamheid, legitimiteit en gover-
nance en het versterken van informele zorg.
Met de 13 Wmo-werkplaatsen wil VWS een
landelijk dekkend netwerk ontwikkelen van
regionale samenwerkingsverbanden voor
onderzoek, ontwikkeling en implementatie ten
behoeve van instellingen en gemeenten om
innovatie en professionalisering op het gebied
van de Wmo en aankomende decentralisaties
concreet gestalte te geven.
Meer informatie: Paul Vlaar ([email protected] of 030 789 21 30).
Hoe houden we wijken
leefbaar? Kan welzijn bieden
wat zorg niet meer kan?
Wat te denken van MOE-landers, zijn
zij slechts te gast? Deze en andere
vraagstukken staan centraal tijdens de
conferentie Uitdagen tot coalities die
op 19 november plaatsvindt in
Den Haag.
’s Ochtends gaat u in een van de acht
werkplaatsen aan de slag met een
vraagstuk naar keuze. Het middag-
programma start met twee bekende
sprekers over de belangrijkste transities
die het lokale speelveld veranderen. In
de verdiepingssessies daarna worden
de verkenningen uit de ochtendsessie
gecombineerd met lezingen. Welke
inzichten levert dit op? We eindigen
het programma met een borrel.
Uitdagen tot coalities wordt
georganiseerd door de Haagse
Hogeschool, Hogeschool Rotterdam,
SONOR, BOOG, ZET en MOVISIE. Zij
brengen kennis, expertise, ervaringen,
ideeën, locaties en mensen bij
elkaar. Zo zorgen we voor maximale
kennisuitwisseling.
Meld u aan op www.movisie.nl
31 oktober Kenniscafé 'Huiselijk Geweld in het Sociale Domein' MOVISIE, Utrecht 13:30 – 16:30 uurGemeenten zijn druk bezig met het vormgeven van de decentralisaties van
de AWBZ/Wmo, Jeugdzorg en de Participatiewet. Problemen zoals kindermis-
handeling, huiselijk en seksueel geweld verdienen daarin extra aandacht. Hoe
waarborgen wij de veiligheid van slachtoffers en de aanpak van geweld in
afhankelijkheidsrelaties binnen het nieuwe sociale domein?
8 november Uitreiking Participatieprijs 2013De Nieuwe Liefde, Amsterdam 13:30 – 17:00 uur Welk jongerenproject wint in 2013 de Participatieprijs - en dus 2500 euro?
Welk succesvol, creatief en vernieuwend project geeft het allerbest invulling aan
het thema van 2013: Jongerenparticipatie; meedoen doe je zo!
18 novemberLandelijk Congres Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ‘Ontschotten en doorpakken’ NBC Nieuwegein 10:00 – 17:00 uur € 149,-De decentralisaties naar gemeenten zetten de zorg voor jeugd en de aanpak
van huiselijk geweld flink op stelten. Hoe kunnen we doorpakken zonder de
veiligheid van kinderen in gevaar te brengen en de kwaliteit van de hulpverlening
waarborgen en zelfs nog beter maken? Met o.a. Jacques Wallage over de dillema's
van een veiligheidsgarantie in het lokaal bestuur, Eileen Munro over omgaan met
onzekerheid bij kinderbescherming en meer dan 50 inspiratiesessies.
20 novemberHet beste medicijn tegen moderne armoede – Debat Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken LUX Nijmegen 20:00 uur, gratis toegangToenemende werkloosheid en meer armoede. Wat betekent een toenemende
onbalans tussen arm en rijk voor de samenleving? Met o.a. Godfried Engbersen
(Erasmus Universiteit), Hans Spekman (PvdA), Hayke Veldman (VVD) en Sascha
Meyer (auteur van De Nieuwe Arme).
Meer informatie: www.movisie.nl > agenda
Uitdagen tot coalities
Agenda
Iedere maand per e-mail op de hoogte blijven? Meld u aan voor de MOVISIE Mail en ontvang onze nieuwsbrief
met nieuws en artikelen over zelfgekozen thema’s!
Meld u aan via www.movisie.nl/nieuwsbrieven.
14
Trainingen
© MOVISIE, Utrecht 2013
Jaargang 7, oktober 2013, nummer 18
Eindredactie: Communicatie MOVISIE, i.s.m.
Tekstburo Gort
Teksten: MOVISIE; Tekstburo Gort.
Vormgeving en productie: Suggestie & illusie, Utrecht.
Fotografie: Robert-Jan Stokman (pag 11 en 13); 123rf
(pag 15); Hollandse Hoogte/ Werry Crone (pag 1), Bart
Maat (pag 5), Dirk-Jan Visser (pag 6), Guus Dobbelman
(pag 8) en Sabine Joosten (pag 9).
Overname van (delen van) artikelen is met
bronvermelding toegestaan.
De afgebeelde personen op de cover hebben geen
directe relatie met de tekst.
ISSN: 1876-0422
MOVISIE
Postbus 19129, 3501 DC Utrecht
Catharijnesingel 47, 3511 GC Utrecht
T 030 789 20 00 * F 030 789 21 11
www.movisie.nl * [email protected]
Volg movisie op Twitter @movisie
Inhoudelijke vragen: [email protected]
Gratis abonnement op MOVISIES aanvragen of
beëindigen? Ga naar www.movisie.nl --> Relatiekrant
Iedere maand per e-mail op de hoogte blijven?
Meld u aan via www.movisie.nl/nieuwsbrieven
MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en advies-
bureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden
toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de
aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van
welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons
werk staan vijf actuele thema’s centraal: huiselijk &
seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid,
mantelzorg en vrijwillige inzet.
Colofon
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Wilt u zich verdiepen in nieuwe thema's, nieuwe vaardigheden
opdoen of ervaringen uitwisselen met collega's uit andere
organisaties? MOVISIE heeft een open trainingsaanbod waarvoor
u zich kunt inschrijven. Kijk voor een volledig overzicht van alle
trainingen op onze website. Daar vindt u ook informatie over
onze maatwerktrainingen. Deze kan MOVISIE afhankelijk van uw
wensen speciaal voor u samenstellen.
U wilt meer leren over het voeren van
keukentafelgesprekken? Volg deze
interactieve training van MOVISIE, voor
iedereen die de gesprekstechnieken nog beter in
de vingers wil krijgen.
Inhoud trainingDe training bestaat uit twee dagdelen. In het pro-
gramma komt uw rol als gespreksvoerder aan bod.
Wat zijn lastige onderdelen van het gesprek? Hoe
gebruikt u motiverende gesprekstechnieken? Er
komen verschillende instrumenten voor het voeren
van gesprekken aan de orde, evenals methoden van
evalueren met de cliënt. De inhoud van de training
is maatwerk en afhankelijk van leerwensen, aan-
wezige en gewenste competenties en de kwaliteit
van de ingebrachte cases. Er wordt zoveel mogelijk
interactief gewerkt.
Doel en resultaatU krijgt meer greep op de inhoud van het gesprek
en bent beter toegerust het gesprek te voeren.
U weet waar een goed gesprek aan voldoet,
Hoe bouw je een netwerk op? En wat zijn
de do’s en don’ts van samenwerken?
Tijdens de training leert u via oefeningen
en praktijkcases een netwerk op te bouwen, te
onderhouden en te benutten. Er is aandacht
voor persoonlijke netwerkstijlen en het begrip
cocreatie.
Inhoud trainingIn de training gaat u op een praktische manier
aan de slag met het versterken van netwerk- en
samenwerkingsvaardigheden. Aan de hand van
uw eigen werkpraktijk brengen we in beeld
wie uw (potentiële) samenwerkingspartners
zijn. Hoe gaat u om met mogelijke concur-
rentiegevoelens of vooronderstellingen? U leert
hoe u constructieve samenwerking versterkt
of uitbreidt, op een zodanige manier dat deze
Hoe kun je een sociaal netwerk opbouwen
voor kwetsbare mensen? In deze training
gaan we vanuit de principes van eigen
kracht en zelfregie aan de slag met het mobili-
seren van het informele netwerk van de cliënt.
Hoe kun je hierbij als professional een belangrijke
verbinder zijn?
InhoudTijdens de training komt enerzijds aan bod wat
netwerken van cliënten nu eigenlijk zijn, ander-
zijds onderzoeken we in hoeverre samenwerking
gestalte kan krijgen. U werkt met methoden
om een netwerk in kaart te brengen en oefent
met eigen casuïstiek. Ook de samenwerking met
minder voor de hand liggende partijen als de
lokale middenstand komen aan de orde. Daarbij
is er aandacht voor wederkerigheid en gelijkwaar-
digheid. Besproken technieken worden direct
gekoppeld aan uw werkpraktijk. Op aanvraag
worden in deze training ervaringsdeskundigen of
trainingsacteurs uitgenodigd.
welke relevante competenties u bezit en welke u
verder kunt versterken.
DoelgroepDeze training is bij uitstek geschikt voor
professionals die al gesprekservaring hebben
zoals Wmo-consulenten, ouderenadviseurs,
trajectbegeleiders, mantelzorgondersteuners,
maatschappelijk werkers en welzijnswerkers.
Waarom nu?Het is belangrijk de juiste vragen te stellen die een
cliënt helpt in het ontwikkelen en bedenken van
eigen oplossingen. Niet het overbrengen van een
zienswijze, maar het ontwikkelen van eigen keuzes
werkt het meest effectief. Het stellen van vragen
is een zeer effectief middel om de eigen kracht en
motivatie bij cliënten boven tafel te krijgen.
Meer informatie:[email protected] of 030 789 22 22.
meerwaarde oplevert voor de cliënt of burger en
uw samenwerkingspartners.
Doel en resultaatU bent in staat uw eigen netwerkstijl te herken-
nen en u bent bekend met het begrip cocreatie.
U kunt met vertrouwen aan de slag met burgers,
de netwerken rondom burgers en met maat-
schappelijke organisaties en gemeenten.
DoelgroepProfessionals in zorg en welzijn die zich willen
ontwikkelen als netwerker.
Meer informatie: [email protected] of 030 789 22 22.
Doel en resultaatU leert werken met verschillende methoden als
‘natuurlijk een netwerk’ en technieken zoals het
maken van een sociogram. U leert hoe u samen
met cliënten de mogelijkheden van hun netwerk
optimaal kunt benutten. U verkent manieren
waarop u de vraagverlegenheid van cliënten
en handelingsverlegenheid van de omgeving
bespreekt. Als hulpverlener leert u hoe u
verbindingen tot stand kunt brengen.
DoelgroepDeze training is bedoeld voor zorg- en welzijns-
professionals die willen leren hoe zij het netwerk
van cliënten effectiever in kunnen zetten.
Meer informatie: [email protected] of 030 789 22 22.
Training
Het keukentafelgesprek
TrainingSamenwerken en netwerken in de wijk
Training
Versterk het netwerk van (kwetsbare) burgers
Hoe houdt u zich als professional staande
in tijden van krimp? Hoe kunt u effec-
tieve ondersteuning bieden aan mensen
in kwetsbare situaties? Tijdens dit leerwerktraject
passeren belangrijke vernieuwingen in maatschap-
pelijke organisaties de revue.
Inhoud trainingHet leerwerktraject is een mix van trainingsbijeen-
komsten, werkopdrachten en intervisie. Het traject
bestaat uit vier bijeenkomsten van een dagdeel. In
de eerste bijeenkomst staat uw rol binnen de veran-
deringen centraal. De daaropvolgende bijeenkom-
sten behandelen steeds een thema: werken met de
eigen kracht van de kwetsbare burger, het verster-
ken van informele netwerken en het samenwerken
met formele netwerken en organisaties. Breed
kijken betekent immers niet altijd alles zelf doen,
maar juist ook de mogelijkheden van de cliënt
en zijn systeem benutten en samenwerken met
anderen. Tijdens de bijeenkomsten wordt gewerkt
met informatie uitwisseling, de laatste instrumen-
ten voor de sociale professional, oefeningen en de
vertaalslag naar de eigen praktijk.
Doel en resultaatU herkent wat de belangrijkste veranderingen zijn
en u kunt hier constructief mee omgaan. Een geza-
menlijke visie wordt binnen de eigen deelnemers-
groep ontwikkeld. U leert hoe u kwetsbare mensen
effectief ondersteunt en hoe u beter inspeelt op
verwachtingen en vragen vanuit de omgeving. U
bent beter in staat de eigen kracht van kwetsbare
mensen te versterken en u weet het informele
netwerk van de cliënt te benutten.
DoelgroepProfessionals die uitvoering geven aan zorg en
welzijn.
Meer informatie: [email protected] of 030 789 22 22.
Leerwerktraject
De kracht van de sociale professional
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
15
De burger Eigen Kracht geven...
maar hoe?
MOVISIE heeft als kennisinstituut een unieke combinatie van kennis én advies in huis. Samenhang tussen de transities, inzicht in ‘wat werkt’ en ervaren adviseurs: zo wijst MOVISIE gemeenten de weg bij het uitdenken en uitzetten van nieuw beleid in het sociale domein.
MOVISIE ontzorgt gemeenten bij alle transities in het sociale domein! Meer weten? www.movisie.nl
Naamloos-2 1 11-10-13 09:59
Met de overgang van de verzorgingsstaat naar de participatie-
samenleving wordt het beroep op mantelzorgers en vrijwil-
ligers alleen maar groter. Naast de professional zijn zij degene
die zorgvragers in vele opzichten ondersteunen. Eind augustus
2013 is het boek ‘Mantelzorgers en vrijwilligers in beeld’ ver-
schenen, met kennis over en aandacht voor het samenwerken
van professionals met mantelzorgers en vrijwilligers.
De auteurs, adviseurs van MOVISIE en Vilans, pleiten
voor een integrale benadering. Hiermee doelen zij op een
benadering waarin mantelzorgers en vrijwilligers samen
met professionals zorgen voor de ondersteuning van de
zorgvrager. Studieboeken gaan vaak over óf mantelzorgers
óf vrijwilligers in de zorg. In dit studieboek is aandacht voor
beiden, als onderdeel van een zorgnetwerk en bezien vanuit
de rol van een social werker ten opzichte van vrijwilligers en
mantelzorgers.
Bestel dit boek ‘Mantelzorgers en vrijwilligers in beeld’ van Kruijswijk, Peters, Elferink, Schouten en de Bruijn voor € 24,99 op de website van uitgever Bohn, Stafleu en Van Loghum, www.bsl.nl.
PublicatiesOp deze pagina staat een selectie van de MOVISIE-publicaties die recent zijn uitgebracht of binnenkort verschijnen. De meeste publicaties zijn gratis
te downloaden op www.movisie.nl/publicaties. Een drukwerkexemplaar wordt tegen kostprijs aangeboden. Bij elke verzending vragen wij een
bijdrage in de handling- en verzendkosten van € 2,50.
De invloed van de drie decentralisaties voor lokaal LHBT-beleidHet kabinet zet bij de decentralisaties in op zelfredzaamheid, inzet van
vrijwilligers en mantelzorgers. Maar de veranderingen gaan gepaard met
forse bezuinigingen. Dit heeft ook voor lesbische, homoseksuele, biseksuele
en transseksuele burgers (LHBT’s) ingrijpende gevolgen. Welke rol kan een
gemeente vervullen om de eigen kracht van LHBT-burgers blijvend
te versterken?
JongensprostitutieDeze publicatie levert een bijdrage aan de preventie en hulp bij jongens-
prostitutie. Meestal presenteren jongens die zichzelf prostitueren dit als eigen
keuze. Daarmee wordt ook door hen het zicht ontnomen op het feit dat het
om jeugdprostitutie gaat en dat de gevolgen daarvan erg groot kunnen zijn.
Een gespreksmodel helpt op een positieve manier met de jongen in gesprek
te gaan en lukt het u wellicht om hem te motiveren hiermee te stoppen.
Gratis downloaden via www.movisie.nl.
Samenwerken in de wijk, actuele analyse van sociale wijkteamsSociaal Werk in de Wijk volgt sociale wijkteams van dichtbij. Het programma
ondersteunt teams bij vernieuwingen en beschrijft de ontwikkeling die wijk-
teams doormaken. In een nieuwe brochure vindt u hoe een sociaal wijkteam
werkt op basis van deze praktijkervaringen en meer toepasbare informatie.
Download de brochure gratis op www.sociaalwerkindewijk.nl.
Samenwerken in de wijkActuele analyse van sociale wijkteams
Het kabinet zet bij de decentralisaties in op zelfredzaamheid, inzet van vrijwilligers
en mantelzorgers. Maar de veranderingen gaan gepaard met forse bezuinigingen.
In het regeerakkoord staat dat op de AWBZ structureel € 1,7 miljard wordt
bezuinigd, op de Participatiewet € 1,8 miljard en op de jeugdzorg € 450 miljoen. Dit
heeft ook voor Lesbische, Homoseksuele, Biseksuele en Transseksuele burgers (LHBT’s)
ingrijpende gevolgen. Welke rol kunt u als gemeente vervullen om de eigen kracht van
LHBT-burgers blijvend te versterken?
Waarom is juist nu extra aandacht voor de LHBT-burger nodig?
Voor de LHBT-burger is mantelzorg geen van-
zelfsprekendheid. Met name bij oudere LHBT’s
is het contact met familie en buren moeizaam
of zelfs afwezig. LHBT’s hebben vaker ook geen
kinderen.
De LHBT-burger blijkt vaak een witte vlek
binnen het Wmo-beleid. Betrokkenheid van
LHBT-experts is daarom een must.
Bestaande subsidies voor LHBT-activiteiten en
organisaties kunnen onder druk komen te staan
of verdwijnen. Hierdoor verdwijnt expertise over
deze kwetsbare groep.
Jongeren vormen een kwetsbare groep, maar
LHBT-jongeren zijn dubbel zo kwetsbaar in
vergelijking met leeftijdsgenoten.
Wat zijn de kansen voor het lokaal LHBT-beleid?
Een gemeente kan zelf invulling geven aan
het lokaal (LHBT) Wmo-beleid. De gemeente
kan zorgen voor voldoende informatie over de
positie van kwetsbare (LHBT) burgers door hier
gericht naar te vragen in hun monitoren.
Een gemeente kan maatwerk met betrokken-
heid van LHBT-specialisten ontwikkelen.
Een gemeente kan regionale samenwerking
organiseren. De 41 gemeenten die lokaal LHBT-
beleid voeren kunnen hierbij de regierol pakken.
Een gemeente kan effectievere maatregelen
voor LHBT’s maken door hen bij het opstellen
van het beleid te betrekken. Hoe is de LHBT-
vertegenwoordiging geregeld binnen de advies-
groepen van uw gemeente?
Wat betekenen de 3 decentralisaties voor uw lokaal LHBT-beleid?
Stel de volgende vragen over het lokaal LHBT-beleid in uw gemeente:
* Wat is de visie van uw gemeente op de
eigen kracht van LHBT-burgers?
* Wat is daarbij de toekomstige rol van
uw gemeente?
* Wie pakt de regionale regierol ten
aanzien van LHBT-beleid op?
* Hoe betrekt uw gemeente(raad) LHBT-
burgers, cliënten en zorgorganisaties?
* Welke rol speelt LHBT-beleid bij de
aanbesteding van zorgaanbieders?
* Hoe gaat uw gemeente maat-
werk leveren m.b.t. LHBT-beleid en
-uitvoering?
TIP
Mantelzorgers en vrijwilligers in beeld
Hier wil ik wonenIn 2012 startte MOVISIE met het volgen van 25 initiatieven in buurt- of dorps-
kracht: burgerinitiatieven waarbij de kracht van een gebied benut wordt en de
burger centraal staat om een vraagstuk aan te pakken. MOVISIE doet nu verslag
van de bevindingen via het e-boek ‘Stappen in buurt- en dorpskracht’. Het boek
zal continu worden aangevuld met nieuwe ontwikkelingen en initiatieven. Blijf
op de hoogte via www.movisie.nl/projectbuurtkracht.
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
De TSV-Jaarboeken van 2013De regering wil dat iedereen ‘mee kan doen’ in
de samenleving. Er is echter één dilemma: de
voortdurend te maken keuze tussen bemoeien
en afstand houden. In ‘De affectieve burger’
onderzoeken sociale wetenschappers de publieke
moraal van zorgzaamheid.
Hoe komt het dat een welwillende overheid
welwillende burgers kan ontmoedigen? Om die
vragen te beantwoorden, deden de auteurs van het
boek 'Als meedoen pijn doet' diepgaand onderzoek in ‘achterstandswijken’; bij uitstek plekken
waar intensieve overheidsbemoeienis en heftige emotionele reacties daarop te vinden zijn.
Te bestellen via www.movisie.nl/publicaties voor € 22,50 per boek of ontvang de jaarboeken gratis bij een jaarabonnement 2014 op Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Zie www.movisie.nl/tsv
De burger Eigen Kracht geven...
maar hoe?
MOVISIE heeft als kennisinstituut een unieke combinatie van kennis én advies in huis. Samenhang tussen de transities, inzicht in ‘wat werkt’ en ervaren adviseurs: zo wijst MOVISIE gemeenten de weg bij het uitdenken en uitzetten van nieuw beleid in het sociale domein.
MOVISIE ontzorgt gemeenten bij alle transities in het sociale domein! Meer weten? www.movisie.nl
Naamloos-2 1 11-10-13 09:59
16