23
OMNI VERBINDT MENSEN, MENINGEN EN FEITEN OVER PENSIOENEN EN VERMOGENSBEHEER | Q2’16 ‘Met startups heeſt Nederland goud in handen’ Neelie Kroes, speciaal gezant voor StartupDelta in gesprek met Eric Uijen, voorzier uitvoerend bestuur PME INTERVIEW ERICA VERDEGAAL Tegendraads in tien stellingen WOONVORM VOOR DEMENTERENDEN Investeringskans voor pensioenfondsen? PENSIOENLAB Betrokken jongeren willen Pensioenvergelijker

Omni Q2 2016

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Omni Q2 2016

OMNIV E R B I N D T M E N S E N , M E N I N G E N E N F E I T E N O V E R P E N S I O E N E N E N V E R M O G E N S B E H E E R | Q 2 ’ 1 6

‘ Met startups heeft Nederland goud in handen’

Neelie Kroes, speciaal gezant voor StartupDelta in gesprek met Eric Uijen, voorzitter uitvoerend bestuur PME

INTERVIEW ERICA VERDEGAAL

Tegendraads in tien stellingen

WOONVORM VOOR DEMENTERENDEN

Investeringskans voor pensioenfondsen?

PENSIOENLAB

Betrokken jongeren willen Pensioen vergelijker

Page 2: Omni Q2 2016

OMNI Q2’16 OMNI Q2’16 32

The best age to be

Ronald Harreveld (48)Eigenaar Siffror Administratieve Dienstverlening

‘Net afgestudeerd vond ik een vaste baan: dat betekende financiële zekerheid. Tegelijkertijd leerde ik veel leuke nieuwe mensen kennen, met wie ik nu nog steeds contact heb. Eigenlijk

kun je wel zeggen dat ik rond mijn twintigste de basis heb gelegd voor mijn verdere leven. Ik ben in die tijd ook zelfstandiger

geworden, zekerder van mezelf.’ Lees het vervolg op pagina 39

BEST AGE RONALD HARREVELD

Page 3: Omni Q2 2016

OMNI Q2’164 OMNI Q2’16 5

Neelie Kroes pleit in deze OMNI voor investeringen door pensioenfondsen in startups, nieuwe innovatieve ondernemingen. Dat is natuurlijk niet verbazend. Zij is voorzitter van het nationaal initiatief StartupDelta, dat in 2015 werd opgezet. Kroes vindt dat er een dubbel belang is: pensioenfondsen kunnen rendement halen door in startups te investeren en startups kunnen het geld goed gebruiken. Maar het is ook goed voor Nederland. Bedrijven blijven in Nederland en zorgen voor werkgelegenheid, dus de pensioenbetalers van de toekomst. Volgens Eric Uijen, voorzitter uitvoerend bestuur PME, is het een terecht pleidooi. Jonge startende bedrijven hebben geld nodig om te groeien, om hun vernieuwende ideeën te realiseren. Tegelijkertijd moeten pensioen fondsen kijken naar de risico’s die zij lopen. De kansen op hoge rendementen zijn aanwezig maar ook de kans op falen. Een boeiend tweegesprek tussen Neelie Kroes en Eric Uijen. By the way… Nederland kent ontzettend veel startup events en initiatieven. Maar slechts een heel klein aantal bereikt succesvol de tweede ronde. Het kan geen kwaad daar de schijnwerper op te zetten.In de sector metaal en techniek zijn veel onder­nemingen actief die met innovatieve technieken inspelen op de toenemende eis van duurzaamheid. Deze OMNI portretteert er enkele. PANalytical ontwikkelt instrumenten en software die productie processen efficiënter en schoner maken. Colt International verbetert het luchtklimaat in bedrijven en Green Energy Services richt zich op windenergie. Deze bedrijven maken echt werk van hun groene ambitie en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Over verantwoord ondernemen gesproken!

De steeds hogere levensverwachting is een van de oorzaken van de moeilijke tijden waarin de pensioensector zich bevindt. Mensen leven langer en ontvangen dus ook langer een pensioenuitkering dan oorspronkelijk voorzien. Mede daarom heeft Nederland de AOW­leeftijd verhoogd en is de leeftijd waarop mensen doorwerken omhoog gegaan. Wij gaan in op de

vraag hoe oudere werknemers gemotiveerd en zinvol aan het werk kunnen blijven. Aansluiting zoeken bij hun kennis en vaardigheden, ze in staat stellen zich verder te ontwikkelen, te groeien en te leren en ze samen met jongere werknemers te laten optrekken. Het zijn slechts enkele handvatten die Beatrice van der Heijden van de Radboud Universiteit aanreikt om vergrijzing niet als probleem maar als kans te zien. Het sluit aan bij de praktijk van Bosch Scharnieren & Metaal. Dit bedrijf heeft het Middeleeuwse gildesysteem van leerling, gezel en meester nieuw leven in geblazen. Oudere medewerkers brengen hun ervaring over op jongeren. Gelijktijdig leren de ouderen ook van de jongeren, in kleine werkteams die met grote verantwoordelijkheid en zelfstandigheid taken uitvoeren. Wij belichten het initiatief van Omroep MAX om een nieuwe kleinschalige woonvorm voor ouderen op te zetten met aandacht voor zorg. Als het aan MAX ligt, gaan pensioenfondsen daarin investeren, waarmee een fonds voor de doelgroep meer betekent dan uitsluitend pensioen uitkeren.Het vertrouwen in de pensioensector is cruciaal om het collectieve solidaire stelsel intact te houden. Dat vinden ook de jongeren van het PensioenLab, de denktank waarin jongeren zich buigen over pensioenvraagstukken. Ruben Beil van het PensioenLab constateert dat de sector en de deelnemers elkaar onvoldoende kennen. Hoe gaan we elkaars taal leren begrijpen en naar elkaar leren luisteren. Een goed initiatief is de Pensioenvergelijker die in samenwerking met de Pensioenfederatie is ontwikkeld. Die geeft de deelnemers inzicht in hun keuzen en in de kosten die met pensioen zijn gemoeid.Kortom, deze OMNI bevat een kleurrijk pallet van verfrissende nieuwe ideeën om bestaande problemen op een innovatieve manier te benaderen.

Ik wens je veel leesplezier.

René van de KieftDirectievoorzitter MN

De bron van vernieuwing…

INHOUDO M N I Q 2 / 2 0 1 6

8 Cover

Neelie Kroes, StartupDeltaEric Uijen, pensioenfonds PME

14 Interview

Jan Slagter en Sigrid Muusse, Omroep MAX

‘Met investeringen kunnen pensioenfondsen hun leden zorg op maat bieden’

18

Pensioen in natura: Oud concept, nieuwe verkenningen

30 Consolidatie van pensioenfondsen

De deelnemer wordt er mogelijk zelfs beter van

32 Tien stellingen

Erica Verdegaal over pensioenbewustzijn

36 PensioenLab en

PensioenfederatieSamenwerken aan

Pensioenvergelijker

40 MVO

Innovatie op duurzaamheid in metaalsector

2 Best Age (1)

5 Voorwoord

6 Kort

13 ColumnHenri den Boer

29 RecensiePlakbandpensioen

37 Best Age (2)

43 Cartoon

VOORWOORD

21 Longread

Langer doorwerken: hoe gaan we dat doen?

32

Page 4: Omni Q2 2016

OMNI Q2’166 OMNI Q2’16 7

KORT

Pensioen en sociale verzekeringen, hoe het allemaal begonZo goed als we het nu hebben, was het natuurlijk vroeger niet. Toch hebben mensen altijd hun best gedaan zich financieel in te dekken voor mindere tijden. Door de eeuwen heen.

In 1901 werd de Ongeval-lenwet ingevoerd voor werknemers bij gevaarlijke industriële bedrijven. In 1913 kwam de Invaliditeits-wet tot stand waarbij werk-nemers ouder dan 70 jaar een uitkering ontvingen, zodat ze konden stoppen met werken. In 1919 werd de pensioengerechtigde leeftijd verlaagd naar 65

jaar. De uitkering was toen drie gulden per week. Ondanks dergelijke voor-zieningen bleef een grote groep ouderen verstoken van pensioen. Pas in 1947 trad onder Drees een Nood-wet Ouderdomsvoorzienin-gen in werking: een uitke-ring voor alle 65-plussers. Eigen inkomsten werden van de uitkering afgetrok-

ken. De hoogte van de uitkering kon per gemeente verschillen: in de steden waren de uitkeringen hoger dan op het platteland.Tien jaar later werd deze Noodwet opgevolgd door onze huidige AOW: een verplichte verzekering voor alle Nederlandse ingezete-nen, gefinancierd via het omslagstelsel.

RomeinenVan oudsher waren kinderen de oudedagsvoorziening: zij konden hun ouders helpen wanneer die niet meer in staat waren in hun eigen onderhoud te voorzien. Familieleden leefden bij elkaar in huis en zorgden voor elkaar. Toch ontstonden al vroeg formele regelingen voor de oude dag. Wie in het Romeinse leger had gediend, kreeg een stuk grond om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. En er bestond een soort lijfrente waarbij de successen op het slagveld bepalend waren voor de hoogte van de uitkering.

GildesDoor de verstedelijking vielen uitgebreide familiestructuren uit elkaar. Ouderen bleven daardoor soms achter zonder verzorging. In de Middeleeuwen konden leden van de gildes premies betalen aan het gilde en zo een spaarpotje opbouwen voor als zij ziek of arbeidsongeschikt zouden worden. In sommige gevallen bouwden ze hiermee ook een nabestaandenpensioen op.

Hofjes, oudemannenhuizen en proveniershuizenMensen die niet in hun eigen inkomen konden voorzien, waren afhankelijk van anderen. Zowel de kerk als rijke weldoeners stichtten hofjes, oude-mannenhuizen en proveniershuizen.

Eerste Nederlandse pensioenfondsDoor de Industriële Revolutie kwam er een drastische verandering in de werkomgeving, die ging gepaard met een dringende vraag naar veiligheid en zekerheid voor werknemers. In 1845 werd het eerste Nederlandse pensioenfonds opgericht: het fonds van de Hollandse IJzeren Spoorwegmaat-schappij.Het pensioen van de eerste fondsen bleef beperkt tot het minimum dat nodig was voor het levensonderhoud. Veel fondsen keerden alleen weduwen- en wezenpensioen uit. Men beschouwde deze zorg als de ‘zedelijke plicht’.

De hofjeswoningen waren meestal bestemd voor arme, alleenstaande vrouwen ‘van onbesproken gedrag’. Zij mochten hier gratis wonen, op voorwaarde dat zij zich deugdzaam gedroegen en iedere zondag de juiste kerk bezochten. De eerste hofjes werden in de 13e eeuw gesticht.Mannen werden geacht minder goed voor zichzelf te kunnen zorgen dan vrouwen en kwamen daardoor niet in aanmerking voor een hofjeswoning. Zij konden terecht in het

‘oudemannenhuis’, de 16e ­eeuwse variant van het bejaardenhuis. Ook hier gold de eis van deugdzaam gedrag en kerkgang. Dronkenschap en vrouwenbezoek waren uiteraard uit den boze. Proveniershuizen waren wooncomplexen waar bewoners zich inkochten. Voor een eenmalig bedrag genoten zij levenslang kost en inwoning. De inwoners werden proveniers (preuve = gift) of kostkopers genoemd. De provenier had een eigen kamer of een bedstede op een zaal.

Sociale verzekeringen

Page 5: Omni Q2 2016

OMNI Q2’168

Neelie Kroes kreeg de Amerikaanse topmannen Tim Cook (Apple) en Eric Schmidt (Google) enthousiast voor Nederlandse startups. Nu de Nederlandse pensioenfondsen nog. ‘We moeten voorkomen dat kansrijke bedrijven naar het buitenland vertrekken omdat ze hier geen geld kunnen ophalen.’

INVESTEREN IN STARTUPSGOED VOOR HET RENDEMENT EN GOED VOOR NEDERLAND

T E K S T A N D R É D E V O S B E E L D L I N E L L E D E U N K

INTERVIEW NEELIE K ROE S

Page 6: Omni Q2 2016

OMNI Q2’16 OMNI Q2’16 1110

INTERVIEW NEELIE KR OE S

De smalltalk voor het interview gaat, uiteraard, over pensioenen. Neelie Kroes heeft in haar carrière nogal wat ingewikkelde dossiers behan­deld, maar de brieven die ze over haar pensioen krijgt, plaatsen ook haar voor vraagtekens. En het bedrag valt ook niet erg mee. ‘Maar maakt u zich geen zorgen, ik hoef geen droog brood te eten.’

Neelie Kroes bereikte de pensioengerechtigde leeftijd al bijna tien jaar geleden, maar met pensioen is ze nog lang niet. Afgelopen anderhalf jaar was de voormalige Eurocommissaris voor Mededinging en Digitale Agenda speciaal gezant voor StartupDelta, dat als doel heeft het onder­nemingsklimaat voor startups in Nederland te verbeteren. Ze haalde in die hoedanigheid Tim Cook, Eric Schmidt en nog veel meer grote namen naar Nederland, sprak geregeld met premier Mark Rutte, reisde Nederland en buitenland door en was veelvuldig te zien in de media. En daarom zit ze nu ook op de zestiende verdieping van het MN­gebouw in Den Haag. Om met Eric Uijen, voorzitter uitvoerend bestuur PME, te praten over de bijdrage die pensioenfondsen kunnen leveren aan een betere starterscultuur in Nederland. ‘Pensioenfondsen laten grote kansen liggen.’

Uw periode als speciaal gezant voor startups zit er bijna op. Hoe goed staat Nederland ervoor als het om startups gaat?‘Daar ben ik positief over. We staan er goed voor. Er zijn prachtige initiatieven op veel locaties in Nederland. Rond Eindhoven gebeurt er natuurlijk veel op het oude Philips­terrein, maar hetzelfde geldt voor Enschede, Groningen, Delft. We hebben in Nederland een tiental ‘hubs’ waar veel talent is verzameld, waar razendspannende dingen gebeuren. Het was voor mij een plezante ervaring om al die plaatsen te bezoeken en met al die enthousiaste ondernemers te praten. Zoveel talent, fascinerende ontwikkelingen op gebied van photonics, nanotechnologie, life sciences.’

Maar als alles op rolletjes loopt, dan was een initiatief als StartupDelta natuurlijk niet nodig geweest.‘Meer dan de helft van de Nederlandse startups overleeft. Dat is internationaal een heel hoog percentage. Daar zouden al die jongens en meisjes wat minder bescheiden over mogen zijn. Ik ver­moed dat ze te druk zijn om hun succesverhalen te vertellen. Maar dat is wel nodig. Nederland heeft goud in handen. We hebben het talent, we hebben een uitstekende locatie als ‘gateway’ van Europa…’

Maar?‘Het kan nog veel beter. Al die innovatiecentra werken los van elkaar, zijn allemaal voor zichzelf het wiel aan het uitvinden. Wij hebben al die hubs met elkaar verbonden, zodat ze van elkaar kunnen leren. Er kan nog veel verbeteren op gebied van regelgeving, zodat die startende bedrijfjes de mensen kunnen halen die ze nodig hebben, ook als die in het buitenland zitten. En ook op het gebied van financiering is er een probleem. Niet voor de allereerste fase. Dan is er altijd wel een tante met wat geld in een oude sok. Het is vooral die fase erna, de opschaalfase, die lastig blijkt. Dat heeft te maken met het feit dat Nederland een kleine markt is en dat de interne Europese markt nog niet optimaal werkt. Daarnaast zijn er in die ‘scale­up’­fase te weinig financiers. Dus zie je vaak dat Nederlandse bedrijfjes die op het punt van door­breken staan, worden opgekocht door buitenlandse partijen, terwijl er toch ook in Nederland voldoen­de geld is.’

Bij de pensioenfondsen.‘Precies.’

En hoe enthousiast zijn die bezig met startups?We hebben met vier fondsen gepraat. En er is zeker interesse voor onze plannen. Men vindt het ‘interessant’, men gaat ernaar kijken. Ik begrijp best dat pensioenfondsen voorzichtig zijn, maar geduld is niet mijn beste eigenschap. Op dit specifieke terrein moet je snel kunnen schakelen, anders is er al iemand anders op gedoken. We hebben niet het eeuwige leven.’

Eric Uijen, voorzitter uitvoerend bestuur van pensioenfonds PME, heeft Kroes’ inleidende verhaal aandachtig gevolgd. Hij voelt zich uiter­aard aangesproken door de opmerking van Kroes.

Uijen: ‘Ik begrijp best dat er ook naar de pensioen­fondsen wordt gekeken. De pensioenfondsen hebben een belegd vermogen van meer dan 1.200 miljard euro. Alleen PME beheert al zo’n veertig

Samen met drie andere grote pen sioen­fondsen hebben we de Neder­landse investe­rings instelling opgericht: NLII

miljard euro. We moeten als pensioenfondsen verstandig en voorzichtig omgaan met dat geld, dus een groot deel zit in veilige beleggingen, vastrentende waarden zoals staatsobligaties. Dat is bijna de helft. Aan de andere kant moeten we ook rendement met het geld maken, zodat we goede pensioenen kunnen betalen. Dan komen aandelen in beeld, maar ook financieringen van bedrijven, private equity. Dat doen we nu nog heel beperkt. Met 2 procent van ons belegd vermogen. Eigenlijk te weinig. We willen naar 5 procent. Verder gaan we ook met onze tijd mee door steeds meer maatschappelijk verantwoord te beleggen. Dat is allang niet meer de hype die het een aantal jaar geleden was, maar inmiddels eigenlijk de norm. Investeringen worden strak langs een meetlat gelegd van milieubewustzijn, sociaal profiel en transparant bestuur. Als een partij zich daar niet naar gedraagt, stellen we ons op als actieve aandeelhouder en gaan we in gesprek om afspraken voor verandering te maken.’

Pensioenfondsen beleggen miljarden, bij startups gaat het om tonnen. Zitten die twee partijen niet op volstrekt verschillende niveaus?

Uijen: ‘Die heel kleine en jonge bedrijfjes zijn voor pensioenfondsen te ingewikkeld. Het vergt heel veel inspanning om daaruit de juiste te selecteren en dan nog loop je veel risico; veel startups redden het niet. Er is vaak ook meer nodig voor groeipo­tentie en toekomstvastheid dan alleen een goed idee. En creativiteit en innovatie moeten ook goed samengaan met een solide bedrijfsvoering. Vaak vraagt het wat tijd voordat dat beeld er is. En het is ook zeker niet zo dat we helemaal niets doen. We nemen verantwoorde keuzes, maar zijn wel degelijk in staat om tamelijk vroeg in een groeipro­ces van nieuwe bedrijven in te stappen. We zitten bijvoorbeeld in thuisbezorgd.nl, dat is inmiddels heel succesvol.’

Kroes: ‘Goede move.’

Uijen: ‘Ik denk dat we juist in die scale-up fase meer kunnen betekenen voor jonge bedrijven. Zeg maar de fase vlak voor een buy­out of voor een beursgang. Dan heb je vaak al het tastbare bewijs dat het startgedeelte goed was georganiseerd.’

Kroes: ‘Precies! In die doorgroeifase ligt het gat. Het zou fantastisch zijn als Nederlandse pensioen­

Disruptieve vernieuwingen gaan voor andere dyna­miek zorgen. Pensioen­fondsen moeten daarin meedoen

Page 7: Omni Q2 2016

OMNI Q2’16 13OMNI Q2’1612

INTERVIEW NEELIE KR OE S

N E E L I E K R O E S (1941, Rotterdam) studeerde economie. Ze kwam in 1971 voor de VVD in de Tweede Kamer en was staats-secretaris en later minister van Verkeer en Waterstaat. In 2004 werd Kroes EU-commissaris voor mededinging. In die functie legde ze miljardenboetes op aan bedrijven als Microsoft. In 2010 werd ze EU-commissaris voor de digitale agenda. Toen zette ze zich onder meer in voor lagere tarieven voor mobiele telefonie. Sinds begin vorig jaar is Kroes ‘special envoy’ voor StartupDelta.

E R I C U I J E N (1959) studeerde rechten in Rotterdam. Hij is sinds een jaar voorzitter uitvoerend bestuur van het Pensioenfonds van de Metalektro (PME). Daarvoor was hij onder meer directeur van het Notarieel Pensioenfonds, pensioenfonds Stork en het pensioenfonds Horeca & Catering. Hij was directeur bij uitvoerder MN en bestuurder bij diverse fondsen. Uijen was in 1989 initiatiefnemer van de Stichting Pensioen Opleidingen. Hij is getrouwd en heeft twee volwassen kinderen.

Henri den BoerDirecteur Pensioenen

‘A ls mensen ons vragen wat wij bij MN doen, zeggen we vaak dat we een pensioenuitvoer­der zijn. Dat woord suggereert dat wij het

pen sioenproces afhandelen; mutaties verwerken, de administratie doen. En dat doen we natuurlijk ook, maar dat alleen is niet meer genoeg. De tijd dat onze deelnemers rustig gingen slapen, zonder zorgen over hun pensioen, is voorbij. Door de financiële crisis zien ze steeds vaker de noodzaak om zelf invloed uit te oefenen op hun pensioen. Daar moeten wij in mee. Wij moeten ons inleven in de klant, hem helpen. Want pensioen is niet meer iets dat pas speelt als je stopt met werken.

Neem de geboorte van een kindje, een echtscheiding, of een sterf­geval: er zijn tal van live events die van invloed zijn op het pensioen. Wij willen er zijn op die momenten. Dan moeten we niet wachten tot de klant contact zoekt met ons; we spelen proactief in op de informatie die bij ons binnenkomt. Zelf dat contact zoeken. Dat werkt, zo ervoer ik laatst zelf. Ik wilde documenten lezen, waar­voor ik moest inloggen in ons softwarepakket. Ik wist de inloggegevens niet meer en voerde drie keer het verkeerde wachtwoord in. Direct kreeg ik een tele­foontje van de maker van het pakket, of ze mij mis­schien ergens mee konden helpen. Zij hebben die draai gemaakt.

Als wij dat ook willen bereiken, moeten we leren den­ken en spreken in de taal van de klant. Wij hebben be­hoorlijk specialistisch werk en vinden het vaak lastig om daarvan los te komen. Stel, iemand vindt een nieuwe baan en wil zich aanmelden bij een van de fondsen. Dan noemen wij hem een nieuwe deelnemer. Die term is voor de klant helemaal niet relevant. Hij is iemand die blij is met zijn nieuwe baan, die geld gaat verdienen en pensioen opbouwt. Dat dat voor ons betekent dat we een nieuwe deelnemer moeten aanmelden, hoeft de klant niet te weten. We moeten van buiten naar binnen kijken en het simpel houden. Niet alleen richting werk­

nemers, ook richting werkgevers. Nu leve­ren werkgevers bijvoorbeeld elke maand salarisgegevens bij ons aan. Zouden we niet de koppeling kunnen zoeken met sa­larispakketten om die gegevens automa­tisch binnen te halen, zodat de werkgever zich kan richten op zijn corebusiness?

Het bewustzijn dat we bij MN deze ser­vicegerichte kant op moeten, komt er meer en meer. We zijn bijvoorbeeld gestart met een Nabestaanden­desk. De collega’s die hier werken, hebben een training gevolgd over hoe om te gaan met het verdriet van de nabestaanden, om hen nog beter van dienst te zijn. Zo zetten we de eerste voorzichtige stapjes. Toch hebben we nog een lange weg te gaan als we de omslag willen maken van pensioenuitvoerder naar pensioen service center. Het is mijn droom om dat neer te zetten.’

‘Mijn droom: van pensioenuitvoerder naar service center’

COLUMN

OMNI Q2’16

‘We moeten leren denken en spreken in de taal van de

klant’

fondsen daarin kunnen duiken. Nu gaan die bedrijven naar buitenlandse kopers. Het is toch veel mooier als Nederlandse pensioenfondsen ze kopen.’

Waarom moeten pensioenfondsen dat doen? Om een mooi rendement te maken of omdat het goed is voor Nederland?Kroes: ‘Allebei. Het gaat om ons pensioengeld, ook dat van mij. Ik vind het ook prettig dat daar verstandig mee wordt omgesprongen. Maar ik heb de indruk dat pensioenfondsen wel heel erg voorzichtig bezig zijn. Alles draait om het op peil houden van de dekkingsgraad. Logisch, toch moeten we niet alleen onze vinger in de dijk houden, maar ook kijken waar de kansen liggen. Startups vragen niet om een aalmoes. Er zijn mooie rendementen te halen met jonge Nederlandse bedrijven, al zal er best wel eens een misser worden gemaakt.’

‘Maar het is ook goed voor Nederland. Een manier om banen te creëren. De economie staat voor grote veranderingen. Disruptieve vernieuwingen gaan voor andere dynamiek zorgen. Pensioen­fondsen moeten daarin meedoen, want ze zijn een essentiële radar in de Nederlandse economie. Ze moeten investeren in kansrijke ondernemingen waar straks de pensioenbetalers van de toekomst werken, waar de banen van onze kinderen en kleinkinderen zijn. Het is toch raar dat Neder­landse pensioenfondsen hun geld investeren in Amerikaanse partijen die vervolgens Nederlandse bedrijven opkopen. Dat kan slimmer.’

Mooie kansen dus voor pensioenfondsen. Maar ze worden nu amper benut. Bij de 298 investeerders die zich hebben aangesloten bij StartupDelta zit één pensioenfonds: Inkef van ABP.Uijen: ‘We zijn ermee bezig, we onderzoeken het als een serieuze optie. PME is met 16 procent van het belegd vermogen in Nederland sowieso al sterker in de lokale economie vertegenwoordigd dan de meeste andere pensioenfondsen. En we verkennen continu nieuwe wegen en terreinen. Zo hebben we samen met drie andere grote pensioenfondsen de Nederlandse investeringsin­stelling opgericht: NLII. Die richt zich specifiek op investeringen waar de standaardfinancierin­gen slecht op aansluiten vanwege de omvang of het profiel, en die juist ook goed zijn voor Nederland. Dat initiatief is aan het groeien, en kan in de toekomst ook een prachtig vehikel zijn voor juist dit soort bedrijven. Zeg maar het loket van pensioenfondsen voor startups.’

Waarom investeert PME niet in innovatieve bedrijven in de metaalsector. Daar zitten ook interessante startups en die sector kent u goed?Uijen: ‘Ons beleid op dit moment is om dat juist niet te doen, om allerlei belangenverstrengeling te voorkomen. Want dan zit je ineens met verschil­lende petten in de sector. En het is in potentie ook een extra risico om zwaar in één sector te zitten. Maar we kijken wel hoe we toch kunnen investe­ren in de technologie van de toekomst. Onze eigen achterban is trots op innovatieve Nederlandse metalektrobedrijven, zoals ASML. Die zijn ook ooit klein begonnen. Het lijkt ons verstandig als we als pensioenfonds al in een eerder stadium in dat type bedrijven kunnen beleggen. We zullen altijd alert moeten zijn op tegenstrijdige belangen. We zijn eigenlijk continu in overleg – bijvoorbeeld met werkgeversvereniging FME ­ om te kijken hoe we dat kunnen vormgeven.’

Dat klinkt allemaal niet alsof er heel grote haast mee wordt gemaakt. Wordt u enthousiast van dit verhaal, mevrouw Kroes?Kroes: ‘Ik vind het opmerkelijk om te horen dat de achterban van pensioenfondsen het blijkbaar een goed idee vindt als hun fonds in kleinere bedrijven uit de sector belegt. Dat lijkt me een goed begin. Maar inderdaad, het gaat allemaal niet zo snel als ik zou willen. Voor de duidelijkheid: Nederlandse pensioenfondsen hoeven het niet alleen te doen. Het is juist heel goed als ze partners zoeken, ook in het buitenland. Als ze er maar bij zijn. En als die startups maar weten wáár ze moeten zijn, hoe ze contact kunnen maken.’

Ziet u voorbeelden van hoe we dit in Nederland beter kunnen organiseren?Kroes: ‘Het Israëlische JVP is een van de grootste investeringsfondsen ter wereld. En Israël heeft toch echt niet die geografische voordelen die Nederland heeft. Het gekke is, Nederlandse pensioenfondsen beleggen wel in JVP. Ver weg is blijkbaar lekkerder. Waarom zouden we zoiets niet in Nederland kunnen opzetten? We hebben de investeringskracht, we hebben de relaties en we hebben het talent. We missen alleen het lef om het van de grond te krijgen.’

Uw anderhalf jaar als speciaal gezant zit er bijna op. Bent u tevreden met wat u heeft bereikt?Kroes: ‘Tevreden is niet echt een woord dat bij me past. Maar we hebben dingen in beweging gekregen. Er is geen Nederlander meer die niet weet wat een startup is. En wat ze voor Nederland kunnen betekenen.’ |

Page 8: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1614 OMNI Q2’16 15

Pensioenfondsen in ouderenzorg?Dat er dingen misgaan in de ouderenzorg, is geen geheim. Dat er initiatieven zijn om daar verandering in te brengen evenmin. Zo start de directeur van Omroep MAX, Jan Slagter, een woonvorm voor dementerende ouderen. Wellicht komt er een moment waarop deze zorg als ‘pensioen in natura’ kan worden aangeboden. Samen met eindredacteur Sigrid Muusse, een van de mensen die de plannen ten uitvoer brengt, licht Slagter zijn onorthodoxe ambitie toe.T E K S T R U U D S L I E R I N G S B E E L D J O B J A N S S E N

ind 2014 discussieerde Ben Oude Nijhuis, wiens dementerende vrouw in een verpleeghuis zwaar te lijden had onder de falende zorg,

in het televisieprogramma Pauw met Martin van Rijn, staatssecretaris van VWS. Dit bleek de start voor een golf van verontwaar­diging over de gevolgen van de overheidsbe­zuinigingen in deze kwetsbare sector. Om­roep MAX opende een meldpunt voor misstanden. Binnen een week kwamen er 1.400 meldingen, het signaal om er niet al­leen boeiende televisie van te maken, maar ook aan het probleem zelf iets te doen.

Wat is het plan?Slagter: ‘Er zijn niet alleen veel misstanden in de zorg, er is ook enorm veel verspilling van zorggeld. Bijna 1 miljard euro gaat op aan management, pr, panden, papierwerk, noem maar op. Met als gevolg: veel te weinig handen aan het bed. Wij gaan een kleinscha­lige woonvorm voor dementerenden opzet­ten waarin het geld dat beschikbaar is voor zorg ook daadwerkelijk naar de handen aan het bed gaat.’

Omroep MAX in een branchevreemde activiteit?Muusse: ‘De activiteiten voor deze woon­vorm ­ het Ben Oude Nijhuis ­ zijn in een

aparte stichting ondergebracht. De docu­mentaire die gaat over de realisatie van de plannen, is wel een productie van Omroep MAX.’Slagter: ‘Los daarvan: MAX is meer dan een omroep. We zijn belangenbehartiger, heb­ben een eigen ombudsman. Er komen dage­lijks brieven binnen van oudere mensen die in de problemen raken. In onze programma’s hebben we daar aandacht voor.’

Een nieuwe woonvorm opzetten, dat is geen invuloefening.Slagter: ‘Het is moeilijker dan ik vooraf had gedacht. Maar als we ons ergens in vastbijten laten we niet los.’Muusse: ‘We willen laten zien dat het kan, een kleinschalige woonvorm opzetten waar het in de eerste plaats gaat om zorg. We wil­len ook laten zien dat je veel obstakels tegen­komt, rond de financiering, de opzet van de zorg en elkaar tegensprekende deskundigen. We hebben inmiddels een pand in Rotterdam gevonden waarin we plek kunnen bieden aan 26 mensen met dementie, plus een aantal echtparen van wie een van de twee demente­rend is, zodat die niet gescheiden hoeven te leven. Daarnaast willen we een blauwdruk maken, een handreiking voor mensen die kleinschalige zorg willen opzetten.’

Waarin onderscheidt het concept zich van bestaande woonvormen?Slagter: ‘Het sleutelwoord is aandacht. Het Ben Oude Nijhuis is bedoeld voor mensen met alleen AOW en misschien een klein pen­sioentje. Kleinschalige woonvormen zijn in opkomst, maar dat zijn bijna allemaal BV’s die winst willen maken en zich richten op vermogende ouderen. Het PGB komt daar vaak maar zeer ten dele ten goede aan de zorg.’

Wij gaan een kleinschalige

woonvorm voor dementerenden

opzetten waarin het geld dat beschikbaar

is voor zorg ook daadwerkelijk naar de handen aan het

bed gaat

INTERVIEW OMROEP MAX

Page 9: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1616 OMNI Q2’16 17

INTERVIEW OMROEP MAX

Muusse: ‘We hebben uitgerekend hoeveel uur zorg en verpleging per persoon wense­lijk is: drie verzorgenden per acht bewoners. In veel verpleeghuizen is één op acht of één op nog meer gebruikelijk. Natuurlijk, er zijn ook kleinschalige verpleeghuizen waarbij veel handen beschikbaar zijn, maar als je geen geld hebt, kom je daar niet.’

De voor de hand liggende vraag: wie gaat dat betalen?Slagter: ‘Het PGB komt volledig ten goede aan de zorg. De huisvesting moet anders worden gefinancierd. Het is de kerntaak van corporaties: mensen met een smalle beurs woonruimte bieden. Maar ze geven niet thuis. Ze gaan wel in zee met De Herbergier, ook een aanbieder van kleinschalige zorg, maar daar is slechts plek voor een paar men­sen met alleen AOW, de rest van de bewo­ners moet zelf geld inbrengen.’Muusse: ‘We hebben een stuk of zestig cor­poraties gebeld, bijna niemand was bereid om zelfs maar met ons mee te denken. Zelfs Woonzorg Nederland, de organisatie die is gericht op ouderen en zorg, wil niet mee­doen. “Wij zijn alleen maar panden aan het afstoten”, was het verweer.’

Zij zien het dus kennelijk niet als een kerntaak.Muusse: ‘Ik heb het gecheckt bij het ministe­rie waaronder de corporaties vallen. Het ís een kerntaak, ook het meedenken over dit soort woonvormen. Er zijn zelfs Kamervra­gen over gesteld, maar het heeft tot nu toe niks opgeleverd.Slagter: ‘Je zou zeggen: corporaties hebben wat goed te maken. Dit is een kans voor open doel om wat aan dat gedeukte imago te doen. Maar ze willen niet, dat maakt me echt gif­tig.’

Kan de overheid niet wat meer dwang gebruiken?Slagter: ‘Dat is een nog grotere frustratie, de overheid. Al decennia weten we dat de groep ouderen alsmaar groter wordt, maar er is een totaal gebrek aan visie op de aanpak van vergrijzing. De overheid wil dat er klein­schalige woonvormen voor dementerenden komen, maar dat moet je dan wel faciliteren. Dit kun je niet aan de markt overlaten, marktpartijen kiezen voor de groep die veel kan betalen.’

Als corporaties niet willen, dan misschien pensioenfondsen?Slagter: ‘Dat zou je denken ja. Probleem is dat die vooral financieel rendement zoeken. Aan mensen met alleen AOW kun je geen hoge huur vragen. Maar dan nog: uit de huuropbrengst kunnen we een rendement van 5 à 6 procent bieden, voor 20 jaar. Niet slecht, lijkt mij. Het risico is beperkt, de doelgroep groeit alleen maar.’Muusse: ‘Daarbij: het sociaal­maatschappe­lijk rendement is enorm. Het vertrouwen in de pensioenfondsen heeft een flinke deuk opgelopen. Dit lijkt me een uitstekende ma­nier om daar iets van terug te winnen. Maar er is weinig interesse.’Slagter: ‘Onbegrijpelijk. Het gebrek aan be­trokkenheid zit me enorm dwars. Wel in zee gaan met dubieuze vermogensbeheerders, maar dit soort kansen laten liggen. Ik be­grijp het niet: als een pensioenfonds een paar procent van het vermogen belegt in dit soort projecten, met een niet extreem hoog maar wel gegarandeerd rendement, dan ben je toch fantastisch bezig? Na lang zoeken hebben we nu contact met een Belgische investeerder die veel pensioengeld beheert, die de stichting wil financieren. Belgisch!’

Is er niet een vorm denkbaar waarbij mensen hun pensioen uitbetaald kunnen krijgen in natura, in casu een plek in zo’n woonvorm?Muusse: ‘Het zou het imago van pensioen­fondsen goed doen als ze hun leden zoiets kunnen bieden: we doen goede dingen met uw geld, we zorgen voor u, mocht dat nodig zijn.’ Slagter: ‘Het lijkt me goed als pensioenfond­sen dit soort projecten gaan ondersteunen en erin gaan investeren, zodat ze hun leden zorg kunnen aanbieden als hun gezond­heidssituatie daarom vraagt. Maar dan zal overleg moeten plaatsvinden tussen over­heid, zorgverzekeraars en pensioenfondsen om een klip en klare formule te bedenken. Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn, je moet het alleen wel doen. Maar hoe je het ook doet, ik vind dat de voorwaarde moet zijn dat het voor iedereen mogelijk is, ook voor mensen met een klein pensioentje.’ |

In NRC Handelsblad van 23 april 2016 hield Ad Verbrugge, filosoof en directeur van het Centrum Ethos van de VU Amsterdam, een pleidooi voor het ontwikkelen van ‘een fundamenteel ander beleid’ bij pensioenfondsen: ‘Als pensioen fondsen de vraag naar

levensgeluk van hun leden zouden betrekken bij hun beleid, ontstaan er andere afwegingen.’ Verbrugge breekt een lans voor het toepassen van ‘zorgzaam kapitalisme’ in plaats van de rücksichtslose en eenzijdige oriëntatie op financieel rendement. In zo’n beleid ‘dienen

waardecreatie, extra econo-mische activiteit en maatschap-pelijke meerwaarde te worden verdisconteerd.’ Mede zorgdragen voor de oude dag van deelnemers in het pensioenfonds - hoe deze oude dag er ook uitziet - zou goed in zo’n beleid kunnen passen.

Investeren in levensgeluk

Het vertrouwen in de pensioenfondsen heeft een flinke deuk opgelopen. Dit lijkt me een uitstekende manier om daar iets

van terug te winnen

Page 10: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1618

ACHTERGROND PENSIOEN IN NATURA

Pensioen in natura: oud concept, nieuwe verkenningenVoorstellen om ons pensioenstelsel te veranderen passeren regelmatig de revue. Een benadering die daarbij misschien niet direct voor de hand ligt, is pensioen in natura. In natura wil zeggen dat de deelnemer een deel van zijn pensioen niet in geld krijgt uitgekeerd, maar in de vorm van een product of dienst. Bijvoorbeeld woonruimte of zorg als onderdeel van de oudedagsvoorziening. Arie Gravendeel, senior productstrateeg en ­ontwikkelaar bij MN, verkende de mogelijkheden en schreef daarover een essay tijdens zijn opleiding tot Executive Pensions Professional op Nyenrode.T E K S T J O S É D E V R E E D E

Niets nieuws onder de zonPensioen in natura is geen nieuw idee. Inte­gendeel, het concept is al duizenden jaren oud. Aan het begin van onze jaartelling wer­den Romeinse soldaten na hun trouwe dienst beloond met een stukje grond waar­mee ze in hun levensonderhoud konden voorzien. De vroege voorlopers van de hui­dige pensioenfondsen, zoals de kerken en gilden, stonden hun leden bij in moeilijke tijden en op hun oude dag. Soms met geld, maar veel vaker met primaire levensbehoef­ten als voedsel, onderdak en kleding. Wie kent niet de hofjeswoningen in oude steden waar bejaarden onderdak en zorg ontvin­gen. Arie Gravendeel: ‘Waar het door de eeu­wen heen in de basis op neerkomt, is dat men tijdens het werkende leven een bijdra­ge levert aan de groep en daar later als te­genprestatie iets voor terugkrijgt. Die basis is vandaag de dag nog steeds hetzelfde. Waarvoor bouw je pensioen op? Om na je ac­tieve, werkende leven verder te kunnen le­ven zoals je gewend was. Daar heb je echter niet altijd per se geld voor nodig.’

Ieder voor zich?Anno 2016 is de maatschappij niet meer de­zelfde als in het verleden. De moderne mens is in toenemende mate een individu. Solida­riteit en uniformiteit lijken steeds minder belangrijk te zijn. Ook als het om pensioen gaat, individualiseert de maatschappij. Dat uit zich regelmatig in de roep om meer keu­zemogelijkheden en een ‘eigen’ pensioenpot. Heeft pensioen in natura wel kans van sla­gen in een maatschappij waar zelfbeschik­king en keuzevrijheid als groot goed worden gezien?Gravendeel: ‘Natuurlijk is er de maatschap­pelijke trend van individualisering. Maar

aan de andere kant zien we ook dat vrijwel iedereen deel uitmaakt van een groep ge­lijkgestemden. Het pensioenfonds kun je zien als zo’n gemeenschap van mensen met een vergelijkbare achtergrond. Een groep die samen heeft gespaard voor de oude dag. En wat misschien nog wel belangrijker is: ondanks alle individuele verschillen, kiezen mensen ­ als puntje bij paaltje komt ­ vaak toch allemaal voor hetzelfde. Bij veel keuze­mogelijkheden is de default­optie nog altijd de meest gekozen variant. Iedereen heeft een ander wensenpatroon, maar er is altijd een basisbehoefte die voor iedereen gelijk is. Die kan heel goed in natura worden aan­geboden, waarbij de rest kan worden bijge­kocht.’

Alle maatschappelijke ontwikkelingen ver­gen een andere inrichting van ons pensioen­stelsel dan de huidige. Waarom zouden pen­sioenfondsen en uitvoerders dan niet een stap verder denken en verkennen hoe ze daarop kunnen inspelen? In de sharing economy waarin Uber en Air bnb floreren, is

De basisbehoefte bij pensioenen is voor

iedereen gelijk

OMNI Q2’16 19

Page 11: Omni Q2 2016

er een duidelijke trend van bezit naar ge­bruik te herkennen. Tijd om af te stappen van het idee dat pensioen alleen een spaar­pot is om later diensten of producten mee aan te kopen.

VerkenningHoe zou pensioen in natura er vandaag de dag uit kunnen zien? De gedachten gaan dan als eerste naar primaire levensbehoeften, als zorg, wonen en energie. Zaken die ieder­een nodig heeft en waaraan een gemiddeld huishouden een behoorlijk deel van zijn in­komen besteedt. Gravendeel: ‘Energieleve­ring is een interessante mogelijkheid die ik in mijn essay heb uitgediept. Pensioenfond­sen zouden bijvoorbeeld kunnen investe­ren in een windmolenpark dat stroom aan gepensioneerden levert. Het gezamenlijk bezitten en exploiteren van windmolens of zonnepanelen levert diverse voordelen op, voor zowel de pensioenfondsen als de deel­nemers. Voor de fondsen betekent dit dat zij minder vermogen hoeven te beheren. Bij pensioen in natura leveren ze immers stroom in plaats van geld. Een toezegging van een bepaalde hoeveelheid energie blijft in twintig jaar tijd hetzelfde. Een toezegging in geld brengt onzekerheid met zich mee: rente en inflatie. Pensioenfondsen hebben nu al grote last van de lage rente. Als je een deel van het pensioen niet in geld toezegt, nemen de toekomstige financiële verplich­tingen af. Dat kan een positief effect hebben op de dekkingsgraad.’

Tussen droom en daadAndere voor de hand liggende mogelijkhe­den zijn wonen of zorgdiensten. Een groep senioren kan met elkaar thuiszorg inko­pen. En dan is de stap naar een gezamenlijk woonconcept niet zo groot. Pensioenfond­sen kunnen hierbij de rol van financier op zich nemen. Gravendeel: ‘Bij wonen hoor je dan al snel de vraag: “Kunnen we het geld in onze pensioenpot niet gebruiken om de hypotheek af te lossen?” Maar dat is, naast de wellicht oneerlijke bevoordeling van hui­zenbezitters, wettelijk gezien nog niet mo­gelijk. De discussie loopt dan al snel dood en dat is jammer. Waarom niet een stapje ver­der gaan, buiten de huidige kaders denken en de wet aanpassen? Ik zie het als een uit­daging om de bezwaren op te lossen.’

Tussen droom en daad staan inderdaad wetten in de weg en praktische bezwaren. Niet alleen de Pensioenwet is nog niet inge­richt op pen sioen in natura, ook de fiscale aspecten van uitkeringen in natura zullen moeten worden uitgewerkt. Een ander ar­gument tegen is de afgenomen binding van deelnemers met hun pensioenfonds. Door steeds kortere dienstverbanden en flex­contracten wisselen werknemers vaker van bedrijfstak en bouwen de meesten niet meer een leven lang pensioen op bij het­zelfde fonds. Ook verschillen de wensen en behoeftes per persoon. Bij het concreet uitwerken van pensioen in natura moet dan ook zorgvuldig worden gekeken naar de uitgangspunten zodat elke deelnemer ge­lijkwaardig wordt behandeld. Gravendeel: ‘In het huidige stelsel levert de solidariteit tussen onder andere de generaties al volop stof voor discussie. Bij naturapensioen komt daar nog de complexiteit bij van de niet­geldelijke waardeoverdracht wanneer men van pen sioenfonds verandert of wanneer men maar kort aan het fonds heeft deel­genomen. Ondanks dat zie ik volop kansen voor de pensioenfondsen. Zij zijn bij uitstek in staat om hier een rol in te spelen: ze be­reiken grote groepen mensen en hebben het financiële vermogen en de denkkracht om nieuwe pensioenconcepten te ontwikkelen. Sterker nog, een aansprekend naturapensi­oen kan de binding van deelnemers met hun pen sioenfonds als een moderne community juist versterken.’ |

Pensioenfondsen hebben het financiële

vermogen en de denkkracht om

nieuwe pensioen­concepten te ontwikkelen

HH

/RIN

K H

OF

OMNI Q2’1620 OMNI Q2’16 21

ACHTERGROND PENSI OE N I N N AT URA

Leve de lange loopbaan

24 Beatrice van der Heijden

25 Fried Kaanen

27 Philip Fontijn

LONGREAD

Geen ontkomen aan, we gaan langer werken. Prima, als we dat met kennis van zaken, met plezier en in goede gezondheid blijven doen. Het vraagt creatief denkwerk om daarvoor de voorwaarden te scheppen. Ook het pensioen kan onderdeel zijn van de oplossing.

Langer doorwerken: hoe houden we dat vol?

Page 12: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1622 OMNI Q2’16 23

LONGREAD LANGER WERKEN

Langer doorwerken zou de oplossing zijn voor de financiële problemen, mede veroorzaakt door de toenemende

vergrijzing. Als mensen langer leven, wordt de AOW te duur en kunnen pensioenfondsen, die het toch al moeilijk hebben door

de lage rente, de verplichtingen niet nakomen. Doorwerken dan maar?

T E K S T R U U D S L I E R I N G S I L L U S T R A T I E S P A T K

En ze werkten nog lang en gelukkig

ONZE LEVENSVERWACHTING kruipt omhoog. En als we toekomst­goeroes mogen geloven, schiét die binnenkort zelfs omhoog. We worden steeds ouder en profiteren daardoor langer van oudedagsvoor­zieningen waar we relatief gezien steeds minder aan bijdragen. Door langer door te werken komen de ‘opbouwjaren’ weer in verhouding met de ‘gebruiksjaren’. Hoewel...

Langer leven betekent niet per definitie ‘beter leven’ of zelfs maar ‘goed leven’. En om langer te kunnen werken, moet er wel passend werk zijn en moeten ouderen serieuze deelnemers op de arbeidsmarkt kunnen zijn. De vraag is: hoe zorgen we ervoor dat mensen langer kunnen, mogen en willen werken, hoe houden we ze inzet­baar, vitaal en gemotiveerd, en ­ dit

wordt vaak vergeten ­ hoe zorgen we ervoor dat ze, na dat doorwerken tot op hoge leeftijd, ook nog kunnen genieten van hun pensioen? Het zijn bijna niet te verenigen doelen, tenzij we beleidsterreinen combine­ren, de arbeidsmarkt anders inrichten, en niet levensverwach­ting als bepalend criterium nemen maar gezónde levensverwachting.

Page 13: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1624 OMNI Q2’16 25

‘STEREOTYPERING over leeftijd en werk is een zeer hardnekkig fenomeen,’ zegt Beatrice van der Heijden, hoogleraar Strategisch Human Resource Management aan de Radboud Universiteit Nijmegen. En dat staat duurzame inzet­baarheid in de weg: ‘Werkgevers zouden meer moeten aansluiten bij de levensfase van een werknemer. En dan niet vanuit een normatief kader, zo van: tussen je twintigste en je veertigste ben je bezig met kinderen, of: boven je vijftigste begin je met aftellen naar je pensioen. Een werkgever zou maatwerk moeten bieden, ongeacht de leeftijd van een

werknemer. Dat betekent: aansluiten bij de privésituatie, de gezondheid, de levensfase en de ambities en capaciteiten van de medewerker. Met idio syncratische deals, persoon­lijke maatwerkafspraken, kun je duurzame inzetbaarheid vaak heel succesvol vormgeven in je organisatie. Veel leidinggeven­den zijn daar helaas niet toe in staat. Zeker leidinggevenden niet, zo blijkt uit onderzoek, die nauwelijks eigen ervaring hebben met sterk bepalende persoonlijke factoren, zoals een ziek kind of andere vormen van mantelzorg.’

Van der Heijden verricht met haar collega’s veel onderzoek naar employability: het vermo­gen om werk en een arbeids­marktpositie te verkrijgen en te behouden, ongeacht leeftijd of geslacht. Daarbij komt ze ingesleten denkpatronen tegen: ‘Bijvoorbeeld het tijdsperspec­tief. Het is inderdaad zo dat jonge mensen vaker een open tijdsperspectief hanteren en ouderen op een bepaald moment gaan denken: ik moet nog tien of vijftien jaar. Dat komt niet in de laatste plaats doordat leidingge­venden meer aandacht besteden aan jongeren dan aan ouderen. Als het gaat om opleidings­ of mobiliteitsmogelijkheden, komen ouderen er vaak bekaaid van af. Terwijl daar geen grond voor is: het is niet zo dat mensen van middelbare of oudere leeftijd minder goed leren of zich minder makkelijk aan veranderingen aanpassen. Het is simpelweg een vastgeroest vooroordeel en een zichzelf versterkend fenomeen. Dat kun je doorbreken door beter met elkaar in gesprek te gaan, maatwerkafspraken te maken en afscheid te nemen van het generaliserende groepsdenken. Veertigers, vijftigers, zestigers, dat soort eenvormige groepen

LONGREAD LANGER WERKEN

Beatrice van der Heijden: ‘Niet naar groepen kijken, maar naar het individu’

Fried Kaanen: ‘Vakmanschap is doorslaggevend, niet de leeftijd’

bestaat helemaal niet. Naarmate mensen ouder worden, zie je juist de onderlinge variëteit en differentiatie toenemen.’En dat betekent, stelt Van der Heijden, dat je ouderen ook passend moet opleiden, ‘dat je niet koste wat ‘t kost eist dat ze zich in een razendsnel tempo allerlei social media eigen maken of alle nieuwe ICT­toepassingen, maar dat je aansluiting zoekt bij de kennis, vaardigheden en ervaring waarover ze beschikken, en zo daadwerkelijk hun expertise uitbreidt. En dat je toestaat dat ze fouten maken in dat proces. Want juist door ouderen te prikkelen en uit te dagen hun potentieel optimaal te ontwik­kelen, kun je ze duurzaam binden en productief houden. En dan willen ze daar zelf ook in investeren en dat gesloten tijdsperspectief ­ “nog tien jaar tot mijn pensioen” ­ wordt wellicht weer wat meer open. Hoewel in veel organisaties dit amper tot de mogelijkheden behoort, blijkt het voortdurend uit onderzoek: ook ouderen kunnen zich ontwikkelen en groeien. Arbeid is voor veel mensen de beste vorm van zingeving. En persoonlijke groei is de beste voorspeller van duurzame inzetbaarheid.’

De vraag is alleen hoe je die situatie bereikt. Het belangrijk­ste is de attitudewijziging, vooral bij de werkgever: ‘Beoordeel werknemers werkelijk op hun merites en capaciteiten, en stap af van functioneringsgesprek­ken conform voorgekauwde vragenlijsten zonder persoons­gerichte onderbouwing. Creëer synergie in gemêleerde teams waarin verschillende leeftijds­groepen samenwerken. En zorg voor complementariteit, zodat iemand die net van een oplei­ding komt en over nieuwe kennis beschikt, samenwerkt met iemand die niet over die kennis beschikt, maar wel de toepassingsmogelijkheden in de organisatie kan inschatten. Ik ben voorstander van reversed mentorship, tweerichtings­verkeer, waarbij een oudere een jongere helpt en vice versa. Dan maak je gebruik van de beschik­bare kennis en vaardigheden en ga je leeftijdsstereotypering tegen.’Ook de overheid kan in het verbeteren van de employability van ouderen een cruciale rol spelen: ‘Enerzijds door sterk in te zetten op bewustwording, en door de kracht van senioriteit beter voor het voetlicht te brengen. Anderzijds door stimulerings­ en subsidiepro­gramma’s voor duurzame inzetbaarheid op te zetten, want daarin valt nog een wereld te winnen. En vooral ook door niet vanuit een reactieve houding te handelen, niet te roepen dat de vergrijzing een probleem is, maar juist in te zien dat die enorm veel opportunities biedt.’

‘DUURZAME INZETBAARHEID begint bij je eigen bedrijfssys­teem, bij de manier van werken in je organisatie’, zegt Fried Kaanen, directeur­eigenaar van Bosch Scharnieren & Metaal uit Doetinchem (en voorzitter van de Koninklijke Metaalunie). Hij wil maar zeggen: het is niet een methode die je je snel via een trai­ning kunt eigen maken, het moet in je bedrijfs­DNA zitten. Dat is bij zijn onderneming het geval: ‘Ons bedrijf is ingericht in flexibele werkcellen, niet in afdelingen. Die werkcellen beschikken over

‘Juist door ouderen te prikkelen en uit te dagen hun potentieel optimaal te ontwikkelen, kun je ze duurzaam binden en productief houden’

Page 14: Omni Q2 2016

zelfsturende teams. Vanuit de cel ‘Autorisatie’ wordt de prioritering van het werk gefaciliteerd door middel van een online softwareprogramma dat voorkomt dat de cellen zelf moeten gaan overleggen over de planning van de productie. De zelfsturende teams werken op basis van senioriteit en vak­manschap. We gebruiken het middeleeuwse gildesysteem van leerling, gezel, meester. Bij ons: junior, medior, senior. In zo’n werkmodel is vakmanschap de essentie, niet de leeftijd, waardoor dat vakmanschap veel meer waarde krijgt. De senior neemt de junior op sleeptouw. Die junior is echt niet altijd de jongste, dat kan ook een zij­instromer zijn. Waar het om gaat is dat ze van elkaar leren. Zo leerde je als tiener ook bromfiets rijden, van vriendjes die er al ervaring mee hadden, daar kwam geen rijinstructeur aan te pas.’

Het mooie van deze werkwijze is dat het de oudere werknemer een groot gevoel van waarde verschaft, waar die in de meer traditionele bedrijfsmodellen zich eerder uitgerangeerd zal voelen. Bosch werkt al vele jaren op deze manier en dat legt het bedrijf geen windeieren: ‘De doorstroming is beter, er worden minder fouten gemaakt, de motivatie is veel groter en de productiviteit is hoger. De cellen werken vooral samen, ze leveren elkaar elementen in het produc­tieproces aan, maar zonder tussenkomst van een chef of manager. In het traditionele model zie je dat al het werk langs de chef gaat, die het werk stuurt en ongemerkt experts kiest die een bepaald stuk werk het beste kunnen doen. Maar dan komen juniors nooit aan leerwerk toe. Door het te doen, door fouten te maken en die van elkaar te accepteren, leer je het meest. Ik wil in de uitvoering geen experts, ik wil generalisten die in de breedte groeien en elkaars werk kunnen opvangen mocht dat nodig zijn. Jong en oud blijven zodoende leren, on the job. En die generalisten zet je in een zelfsturend multifunctio­neel team bij elkaar. De expert is dan de organisatie als geheel.’

Bosch telt ruim dertig medewer­kers, verdeeld over elf cellen, variërend in grootte van twee tot vier mensen. Soms kan een cel ook uit één persoon bestaan, of zelfs onbemand zijn waarbij die dan wordt aangestuurd door medewerkers uit de opvolgende cel. Als je het organisatieschema van Bosch moet tekenen, dan is dat een omgekeerde piramide. Kaanen staat helemaal onder­aan, hij levert support aan de werkcellen. Boven hem staan de teams voor algemene zaken, de commerciële activiteiten en engineering. De bovenste laag wordt gevormd door de produc­tiemensen op de werkvloer en door de man van de expeditie, die ervoor zorgt dat goederen geleverd worden, de pakbonnen kloppen en de facturen gemaakt kunnen worden. ‘De belangrijk­ste man in ons bedrijf’, zegt Kaanen. Het model is bekend onder de naam QRM (Quick Response Manufacturing), een methode om de kwaliteit van productie en de snelheid van leveren te verbeteren. Bij Bosch werken ook 55­plussers. Zeer gemoti­veerde 55­plussers, aldus

Kaanen: ‘Er is een werkcel waarin de jongste medewerker 59 jaar is. Het zijn maar twee mensen in deze cel, maar die twee gaan fluitend hun pensioen halen.’

Duurzame inzetbaarheid is geen doel voor Kaanen, het is het gevolg van de bewust gekozen werkwijze bij Bosch. Maar met die grote zelfstandigheid en verantwoordelijkheid moet je als medewerker natuurlijk wel kunnen omgaan. Kaanen: ‘Dat moet je je inderdaad eigen maken. We proberen dat zoveel mogelijk te faciliteren: weke­lijks teamoverleg, verbeterpun­ten benoemen, en de onderlinge competitie op speelse wijze aanwakkeren. We doen veel met visuele communicatie, elke cel heeft een eigen kleur. Die kleur staat op de productiebonnen, het gereedschap is in kleuren gemarkeerd, de kleuren zijn in de fabriekshal letterlijk op de vloer bij de cellen geschilderd. Alle kleuren samen vormen een soort voetbalteam: onderling wil je de beste zijn, maar samen wil je de wedstrijd winnen.’

‘Duurzame inzetbaarheid is geen doel op zich, het is het gevolg van een bewust gekozen werkwijze’

OMNI Q2’1626 OMNI Q2’16 27

L ONGREAD LANGER WE RK E N

WEINIG MENSEN vragen zich af wat de consequenties van langer doorwerken zijn voor het pensioen. Dat deed Philip Fontijn, Pensioenspecialist bij MN, wel in zijn masterscriptie voor de studie Economics and Finance of Aging aan de Universiteit van Tilburg. Samen met VU­hoogleraar Dorly Deeg, die is verbonden aan LASA (Longitudinal Aging Study Amsterdam), publiceerde hij erover.‘In de pensioendiscussie gaat het vooral over het vraagstuk hoe de pensioenen en de AOW betaal­baar kunnen worden gehouden’, is zijn bevinding, ‘maar aan de uitvoerbaarheid wordt vaak weinig aandacht besteed. De aanname die daarnaast vaak wordt gedaan, is dat bij de stijgende levensverwachting de gezonde levensverwachting in dezelfde mate zal stijgen. Helaas is dat niet het geval, we leven langer maar ook langer in minder goede gezondheid. De extra levensjaren die erbij komen, zijn ongezonde levens­jaren. Medici slagen erin het leven te rekken, maar niet de kwaliteit ervan te verbeteren.’

De verhoging van de pensioen­gerechtigde leeftijd moet leiden tot minder AOW­kosten voor de overheid. Maar het risico bestaat, aldus Fontijn, dat de gezondheidsproblemen bij langer doorwerken zodanig toenemen dat de WIA­, WW­ of bijstandskosten zo sterk groeien dat de overheidsuitgaven als totaal misschien juist gaan stijgen. Dat is niet de conclusie waar beleidsmakers en politici op

Philip Fontijn:‘Gezond werken én gezond met pensioen’

zitten te wachten. Feit is dat de balans tussen ‘gezond werken’ en ‘gezonde levensverwachting’ onder druk staat bij langer doorwerken, zo leert Fontijns onderzoek: ‘Onder gezond werken verstaan we dat je geen ernstige beperkingen ervaart op je werk. Drie factoren zijn daarop vooral van invloed: multimorbiditeit, oftewel twee of meer chronische ziekten, functionele beperkingen (de mate waarin je voor jezelf kunt zorgen, eten, douchen, traplo­pen, et cetera) en depressie. Voor ‘gezonde levensverwachting’ is sociale participatie een graad­

meter ­ sociale contacten, verenigingslidmaatschap, vrijwilligerswerk. De eigen ervaren gezondheid is ook een goede indicatie of iemand nog sociaal kan participeren, naast de drie genoemde factoren. Doordat deze gezondheidsindi­catoren sterk gecorreleerd zijn met leeftijd zal het percentage mannen dat beperkingen op het werk ervaart, toenemen van 38 naar 50 procent in 2050. Door de slechtere gezondheid bij vrouwen is het percentage vrouwen dat beperkingen op het werk ervaart momenteel al 52; dit stijgt naar 63. Het gevolg van

Page 15: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1628 OMNI Q2’16

Journalist Gerhard Hormann verhaalt in zijn boek Het Plakband Pensioen hoe hij na bijna een kwart eeuw trouwe dienst op 51­jarige leeftijd werd ontslagen. Voor velen een horrorscenario, maar hij zag het als een kans.

Hormann besloot zijn leven op z’n kop te zetten en ging ‘met pensioen’. En hij geniet daar elke dag van. Eigenlijk was hij zich al een tijdje aan het voorbereiden. Hij

loste de hypotheek op zijn huis af en spaarde in korte tijd een behoorlijk bedrag bij elkaar. Van dat geld keert hij zichzelf een basisinkomen uit van 1.000 euro per jaar, gedurende vijf jaar. In feite bestaat zijn ‘pensioen’ uit allerlei losse componenten, die Hormann ‘met plakband aan elkaar plakt’: een hypotheekvrij huis, zijn ontslagvergoeding, de inkomsten uit zijn boeken, het inkomen van zijn vrouw, die parttime werkt.

Naast die inkomsten heeft Hormann driftig gesleuteld aan de uitgavenkant. Hij zet daarmee ook vraagtekens bij de gekte van onze consumptiemaatschappij. Hebben we dat dure huis of die dure auto echt nodig, of kunnen we goed leven met iets goed­kopers? De vakantie kan net zo goed in een tentje niet al te ver

van huis. Negentig op de snelweg is snel genoeg. En we hóéven ons niet gek te laten maken door reclames.

Waarmee niet gezegd is dat Hormann zichzelf als de maat der dingen beschouwt. Een ander kent weer andere inkomens­elementen of een ander uitgavenpatroon. Of wil met deeltijd­pensioen. Voor Hormann staat vast dat we niet moeten sparen voor onze oude dag, maar sparen om zo vroeg mogelijk met pensioen te gaan. Dat we te weinig pensioen opbouwen, vindt hij bangmakerij: ‘Misschien heb je na 25 jaar loondienst al genoeg pensioen opgebouwd.’ Als pleitbezorger voor een vroeg pen­sioen, is Hormann dan ook voorstander van een flexibele AOW. Is het niet vreemd dat in deze tijd van maatwerk nog steeds één AOW­datum geldt? Staat u elke morgen te trappelen om aan het werk te gaan, om nieuwe uitdagingen aan te gaan? Dan is dit boek niets voor u. Maar voor hen die het wel gehad hebben met de rat race van alle­dag, zijn er onverwachte vergezichten. Belangrijke voorwaarde: staar je niet blind op het geld: ‘Het gaat in deze nieuwe levens­fase niet om de hoogte van je inkomen, maar om je intenties, je interesses, je inspanningen en je inventiviteit.’

Gerhard HormannHet Plakband Pensioen

RECENSIE

L ONGREAD LANGER WE RK E N

het zoekraken van de balans is dat mensen een minder positief gevoel bij hun pensionering krijgen als de kans groot is dat ze alleen nog maar ongezonde jaren voor de boeg hebben. De bereidheid om voor je pensioen te sparen zal daardoor ook afnemen.’

Een positieve gevoelswaarde bij pensionering is belangrijk, voor het eigen welbevinden maar ook voor de economie (denk aan de stijgende groep kapitaalkrach­tige pensionado’s). Hoog tijd dus om te voorkomen dat die balans doorslaat in de foute richting, zegt Fontijn: ‘Ik geloof erin dat we langer kunnen werken, maar dan moeten werkgever en werknemer bereid zijn te investeren in langer gezond blijven. Een belangrijke oplos­sing kan zijn: deeltijdpensioen. Mensen zijn wel in staat langer door te werken, maar niet in een fulltime functie. Bovendien leert onderzoek dat het beter voor de gezondheid is als mensen geleidelijk wennen aan een nieuwe levensfase zonder werk, dan wanneer ze abrupt met pensioen gaan. Soms gaat deeltijdpensioen ook gepaard met een carrièreswitch. Werkgevers kunnen hierin een belangrijke rol spelen door het carrièreverloop aan te passen aan de leeftijdsontwikkeling.

Een derde maatregel kan zijn dat werkgevers meer faciliteiten aanbieden om werknemers gezond aan het werk te houden: sportfaciliteiten, aangepaste werkomgeving, medisch adviseurs.’Fontijn ziet ook een rol voor de overheid: ‘De overheid kan veel doen aan bewustwording, zowel richting werkgever als werk­nemer, promotie van het deeltijdpensioen, stimuleren dat werkgevers een goede context voor ouderen bieden. Als dat lukt, dan heb je misschien niet eens wetgeving nodig. En uiteindelijk is dan iedereen winnaar: de overheid die de AOW betaalbaar houdt, werk­gevers die langer met gezonde mensen kunnen werken en werknemers die nog mooie pensioenjaren tegemoet gaan.’ |

‘Een positieve gevoelswaarde bij pensionering is belangrijk, voor het eigen welbevinden maar ook voor de economie’

Pensioenleeftijd- Gemiddelde pensioenleeftijd: 64,5 jaar

(cijfer 2015).- Laag- en middelbaar opgeleiden tussen de

50 en 64 jaar willen gemiddeld op 62,6-jarige leeftijd met pensioen, maar verwachten dat pas op 65,3-jarige leeftijd te kunnen.

- Hoogopgeleiden tussen de 50 en 64 jaar willen op 63,3-jarige leeftijd met pensioen, maar verwachten dat pas op 65,5-jarige leeftijd te kunnen. (2012).

Levensverwachting- Levensverwachting: 81,6 jaar; mannen:

79,9 jaar; vrouwen: 83,3 jaar (2014).- Levensverwachting vanaf AOW-leeftijd:

mannen: 18,5 jaar; vrouwen: 21,3 jaar (2014) (in 1957 ten tijde van de invoering van de AOW:

mannen 14,5 jaar; vrouwen: 15,7 jaar).- Gezonde levensverwachting na pensionering:

mannen: 5,5 jaar; vrouwen: 4,5 jaar (prognose 2050: mannen: 3,4 jaar;

vrouwen 2,8 jaar) (NB vrouwen leven dus langer, maar minder lang gezond).

Doorwerken- 17% van de werkgevers vindt het belangrijk

dat ouder personeel doorwerkt tot de pensioenleeftijd (43% vindt dat helemaal niet belangrijk).

- 32% van de Nederlandse bevolking tussen 55 en 64 jaar zoekt niet naar werk vanwege ziekte of de geringe kans op werk.

Bronnen: CBS, CPB, Philip Fontijn

Page 16: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1630 31

ACHTERGROND FINANCIEEL

olgens De Nederlandsche Bank is het aantal liquiderende fond­sen de laatste jaren stabiel: rond de 35 tot 40 per jaar. De kleine­

re fondsen, over het algemeen wat kwets­baarder, zijn inmiddels voor een groot deel verdwenen. Waar consolidatie eerst vooral plaatsvond onder de ondernemings­pensioenfondsen, zie je die nu ook regelma­tig onder de bedrijfstakpensioenfondsen. Voorlopig is het einde van de consolidatie­beweging nog niet in zicht.

Elk zichzelf respecterend pensioenfonds­bestuur overweegt van tijd tot tijd kri­tisch de toekomstbestendigheid van het eigen pensioenfonds. Lang niet altijd zijn de bevindingen geruststellend. Dat heeft te maken met de toegenomen wet­ en regelgeving en met de strengere eisen die aan pensioenfondsen worden gesteld. Pensioenfondsbesturen moeten professio­

En toen waren er nog…De Nederlandse pensioensector telde in 1992 nog meer dan 1.100 pensioenfondsen. Eind 2015 waren er nog welgeteld 325 over. De consolidatie in de pensioensector verloopt dus in een razendsnel tempo. Een prettige bijkomstigheid voor de deelnemers: zij onder­vinden er mogelijk voordeel van. T E K S T G E R H A R D S L U I T E R

naliseren. De eisen waaraan bestuursleden moeten voldoen, worden steeds hoger. De tijdsbesteding is navenant gestegen. Dat trekt een zware wissel op de kleine pool van geschikte mensen. Bestuursleden hebben diepgaande kennis nodig van een breed sca­la aan onderwerpen om in control te blijven. Daarnaast is de focus op kostenverlaging sterk toegenomen en missen kleinere fond­sen de schaal om de kosten verder te verla­gen.

BedrijfstakpensioenfondsenPensioenfondsen die liquideren, hebben verschillende opties. Zij kunnen zich aan­sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Voorbeelden zijn grote bedrijven als Stork en Siemens, die zich inmiddels hebben aan­gesloten bij PME. Een nadeel van conso­lidatie is dat deelnemers van het liquide­rende fonds de nieuwe situatie als minder persoonlijk kunnen ervaren. Het ‘bekende

gezicht’ verdwijnt, en daarmee mogelijk ook de persoonlijke benadering en laagdrem­peligheid. Daarom vindt Wim Hoek, direc­teur Strategie, Marketing & Communicatie en Acquisitie bij MN, het belangrijk dat het liquiderende fonds aansluiting zoekt bij een partij die affiniteit heeft met de achterban van dat fonds. ‘Een partij die de achterban begrijpt. Zodat ze in hun houding, gedrag en dienstverlening zijn ingericht op dit type deelnemers. Onze opdrachtgevers PMT, PME en Koopvaardij willen, net als wij, een rol spelen in de consolidatie. Daarbij kiezen ze een strategie gericht op een passende achterban, bijvoorbeeld een pensioenfonds in de maaksector (zoals techniek, chemie, levensmiddelenproductie en overige pro­ductie) en de maritieme sector. Die mensen snappen ze en kunnen ze goed bedienen.’

Voor pensioenuitvoerder MN staan ­ als niet­commerciële partij – de belangen van

OMNI Q2’16

de bestaande klanten en de aangesloten deelnemers voorop. MN adviseert daarom positief als de pensioenuitvoerder voor hen voordelen ziet.

Andere optiesEen andere optie voor een liquiderend fonds is de keuze voor een verzekerde regeling. Maar de lage rente maakt het voor verze­keraars lastig een aantrekkelijk contract te bieden. Doordat verzekeraars een gega­randeerde uitkering verzorgen, liggen de solvabiliteitseisen een stuk hoger. Voor veel ondernemingspensioenfondsen is het momenteel geen aantrekkelijke optie. Aan de multi­opf, een krachtenbundeling van ondernemingspensioenfondsen, heeft de overheid zoveel beperkende voorwaarden gesteld, dat dit vehikel amper van de grond is gekomen. Volgens Hoek is het APF, het algemeen pensioenfonds, een kansrijkere optie. ‘Dat biedt verzekeraars de mogelijk­

heid om naast een regeling met een gega­randeerde uitkering, ook een regeling te bieden met minder zekerheid, maar tegen een lagere premie. In het APF gelden voor hen dezelfde spelregels als voor pensioen­fondsen. Liquiderende fondsen hebben het

voordeel dat ze makkelijker schaalgrootte bereiken zonder de eigen identiteit hele­maal op te geven.

Belang van deelnemer staat vooropOndanks alle beweging hebben de deel­nemers niets te vrezen als het liquide­rende fonds kiest voor aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds. Zij mogen er niet op achteruit gaan, schrijft toezicht­houder DNB voor. ‘Het moet ten minste gelijkwaardig zijn aan wat de deelnemer had, en bij voorkeur beter’, stelt Hoek. Dat geldt zowel voor deelnemers in het fonds dat opgaat in een ander fonds, als voor de deelnemers in het overnemende fonds. Als het liquiderende fonds niet genoeg geld kan inbrengen om hun deelnemers dezelf­de financiële zekerheid te bieden als ze al hadden, dan moet de werkgever bijstorten. ‘Anders komt er sowieso geen toestemming van DNB.’ |

Een nadeel van consolidatie is dat

deelnemers van het liquiderende fonds de nieuwe situatie

als minder persoonlijk kunnen

ervaren

Page 17: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1632 OMNI Q2’16 33

‘ER WORDT WEL VEEL VAN PENSIOENFONDSEN GEVRAAGD’Minder zeuren, meer nadenken, beter informeren, slimmer beleggen en minder kosten maken. Dat is - kort door de bocht - wat ons volgens Erica Verdegaal te doen staat. Daarin hebben zowel pensioenfonds als deelnemer hun verantwoordelijkheid.

INTERVIEW ERICA VERDE G AAL

conoom Erica Verdegaal schrijft en spreekt over ‘alles wat met geld te maken heeft’. Ze publiceert in onder meer het FD, Opzij en op radartv.nl. Ze werkt mee aan radio­ en tv­programma’s en is de auteur

van boeken als ‘Waar doen ze het van?’, ‘Sparen voor later en nu’ en ‘Vorstelijk met pensioen’. Omni legt haar 10 stellingen voor.

1. Nederlanders gaan er te gemakkelijk van uit dat het wel goed komt met hun pensioen.

‘Dat is steeds minder het geval. De korting op de pensioenen en de voorlichting daarover, maakt mensen onrustig. Maar dat betekent inderdaad nog niet dat ze er ook iets aan doen. Ik denk dat een tegenvallend pensioen veel mensen straks zal ver­rassen. De urgentie om nu in actie te komen, wordt

niet gevoeld. Opvallend is wel dat tegenwoordig meer jongeren zich zorgen maken om het feit dat zij met hun pensioenbijdrage de uitkering van ouderen op peil moeten houden, terwijl het nog maar de vraag is of er straks voor hen zelf wat over is.’

2. Opbouw van de oudedagvoorziening is de volledige verantwoordelijkheid van de

pensioendeelnemer zelf.‘Dat vind ik niet. Ik ben voorstander van verplichte pensioenopbouw, maar ik vind wel dat je eruit moet kunnen stappen als je dat wilt. Juist omdat mensen er nauwelijks over nadenken, is het prettig dat ze verplicht iets opbouwen. Laat je het helemaal aan de mensen over, dan zal waarschijnlijk een grote groep niets doen. Dan krijg je een grote groep ouderen die niks heeft en waarvoor de overheid dan toch weer

T E K S T R U U D S L I E R I N G S B E E L D L I N E L L E D E U N K

Page 18: Omni Q2 2016

OMNI Q2’16 OMNI Q2’16 353434 35

INTERVIEW ERICA VERDEGAAL

iets moet organiseren, en waarvoor misschien zelfs de mensen die wél gespaard hebben, moeten op­draaien. Bijvoorbeeld in de vorm van extra belasting.’

3. Bij meer keuzevrijheid gaan mensen zich verdiepen in hun pensioen en beleggingen.

‘De meeste Nederlanders zijn niet in staat zelf keu­zes te maken voor het beleggen van hun pensioen­geld. Ik denk dat ze alleen maar meer fouten gaan maken. Veel mensen hebben geen ervaring met beleggen en nemen dan onverantwoorde risico’s. Ervaring opdoen op dit vlak is vaak duur, want dat doe je door fouten te maken. Het beste is om be­perkte keuzevrijheid te bieden, zodat mensen die voor zekerheid gaan ­ de grootste groep ­ veilig kun­nen opbouwen. Mensen die het per se zelf willen

doen, mogen dat, maar zitten dan ook zelf met de gebakken peren als het misgaat.’

4. Het star vasthouden aan oude ideeën over pensioenrechten hindert vernieuwing.

‘Dat doen vooral ouderen ja. Jongeren hebben geen zin geld in een fonds te stoppen waar ze zelf moge­lijk veel minder van terugzien, en terecht. Het slaat nergens op om te eisen dat de rekenrente omhoog moet. Of deze dooddoener: “Wij hebben het land opgebouwd en daar hard voor gewerkt.” Het is hart­stikke dankbaar werk en leuk om een land op te bouwen, daar ontleen je geen rechten aan. De vak­bonden zijn de spreekstalmeesters voor de behoud­zucht. Puur uit eigenbelang. Vernieuwen dus dat stelsel!’

5. Overheid en pensioenfondsen moeten ervoor zorgen dat iedereen snapt hoe zijn

pensioen is opgebouwd.‘Nou en of. Daarin is een wereld te winnen. Je kunt er als individu moeilijk achter komen wat het betekent als je eerder stopt, wat je straks ontvangt, hoe je daarin andere inkomstenbron­nen of spaargeld kunt verwerken, wat het bete­kent als je langer doorwerkt, et cetera. Waarom is er niet een gebruiksvriendelijke app, waarop je alleen de essentiële gegevens ziet? Banken kunnen dat ook: je kijkt even op je telefoon en weet hoe je ervoor staat. Mooi bijeffect is dat bankklanten daardoor minder rood staan. Waar­om kunnen pensioenfondsen dat niet? Op die eenvoudige manier je deelnemers informeren zou het begrip voor je beleid enorm kunnen vergroten.’

6. Pensioenfondsen moeten de deelnemers meer betrekken bij het beleggingsbeleid.

‘Als de vraag er is, moet je daar als bestuur ge­hoor aan geven. Ik ben er geen fel voorstander van. De meeste mensen kan het niks schelen en slechts weinigen hebben de expertise om beleid te kunnen beoordelen. Bovendien: als je mensen erbij betrekt en het rendement daalt omdat je er bijvoorbeeld voor kiest duurzaam en verant­woord te beleggen of minder risico te nemen, dan moet je daarvan ook wel de consequenties nemen: een lagere pensioenuitkering. Waar ik wel voor ben, is openheid van zaken. Over het beleid, de gemaakte kosten per deelnemer, het waarom van die kosten, over deals met derden. Dan creëer je vertrouwen en betrek je deel­nemers bij je keuzes.’

7. Pensioenfondsen verliezen het belang van de deelnemers vaak uit het oog.

‘Dat geloof ik niet. Als je ervan uit gaat dat het belang van de deelnemer een goed waardevast pensioen is, dan is dat precies waar de fondsen naar streven. Of ze dat verantwoord en op een betrouwbare manier doen, zonder de eigen zak­ken te vullen of die van partners waarmee ze in zee gaan, is een andere kwestie. Het is logisch als mensen zich daar druk om maken. Daarom denk ik dat de sector vooral gebaat is bij deskundig en onafhankelijk toezicht, namens de deelnemers.’

8. Pensioenfondsen richten zich te weinig op sociaal-maatschappelijk belang.

‘Allicht dat pensioenfondsen gericht zijn op finan­cieel rendement. Je kunt wel inzetten op sociaal­maatschappelijk welbevinden, maar dat doen de deelnemers zelf: ze krijgen een pensioen en daar kopen ze als het ware levensgeluk van. Misschien kun je het zoeken in pensioen in natura, dat je bijvoorbeeld betere zorg krijgt voor een betere prijs in plaats van dat je dat zelf moet inkopen. Maar ja, of dat werkt... Het moet me van het hart dat er van pensioenfondsen wel veel gevraagd wordt tegenwoordig. Ze moeten uiteraard geld goed beheren, tegen zo laag mogelijke kosten, en de deelnemers goed informeren. Maar nu moeten ze volgens sommigen ook nog de Nederlandse economie steunen, hypotheekproblemen oplossen en het levensgeluk van mensen bevorderen. Pffff.’

9. Pensioenfondsen moeten vooral scherp letten op de kosten.

‘Dáár ligt de winst. De beste voorspeller van ren­dement is: lagere kosten. Dit geldt niet voor elk fonds even sterk, want de kosten per fonds ver­schillen enorm. Maar elk tiende procent die je in de kosten bezuinigt, maakt een flink verschil in de pensioenuitkering. En als je het over duidelijkheid naar deelnemers hebt: laat helder zien welke kosten je maakt. Ik ben heel erg tegen prestatie­beloningen. Die krijgen managers als er winst wordt gemaakt, maar ze hoeven niks terug te betalen als het fout gaat. Het is een raar systeem dat beheerders bovendien aanzet om extra risico te nemen. Met geld van pensioenspaarders! Dat moet echt veranderen.’

10. Vernieuwing van het pensioenstelsel vergt meer actie van overheid en fondsen.

‘Aanpassing van het stelsel is hard nodig. Het is min of meer nog steeds gebaseerd op wat in de jaren 50 is opgezet. Het past niet meer in deze tijd van flexibele arbeidsverhoudingen. De samen­leving is veel individualistischer. Het is al 40, 50 jaar bekend dat de vergrijzing een bepalende rol in de samenleving gaat spelen, maar consumenten, politici, pensioenfondsen, niemand trekt daar de consequenties uit. Overheid en pensioenfondsen zouden daar best wat meer vaart achter mogen zetten, om het heel voorzichtig te zeggen.’ |

‘Als je het over duidelijkheid naar deelnemers hebt: laat helder zien welke kosten je maakt’

Page 19: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1636 OMNI Q2’16 37

ACHTERGROND INNOV AT I E

‘We moeten er zijn voor de deelnemer’Vertrouwen in de pensioensector is cruciaal, menen Ruben Beil van het Pensioenlab en Roos Kuip van de Pensioenfederatie. Zonder vertrouwen brokkelt de steun voor ons collectieve, solidaire stelsel af. Maar hoe het vertrouwen tussen deelnemer en pensioenfonds te herstellen? Bouwen aan de relatie blijkt een belangrijk speerpunt. T E K S T G E R H A R D S L U I T E R B E E L D P A T K

et PensioenLab is een landelijke denktank waarin jongeren zich over actuele pensioenvraagstuk­ken buigen en de pensioensector

gevraagd en ongevraagd strategisch advies geven. Een werkgroep van het PensioenLab heeft zichzelf ten doel gesteld het vertrou­wen in de pensioensector te versterken. Een ambitieus streven, want ondanks vele in­spanningen van de pensioensector, blijkt steeds weer dat al die pogingen tot herstel van het vertrouwen maar weinig zoden aan de dijk zetten.

Bouwen aan relatieDeelnemer aan het Pensioenlab Ruben Beil, in het dagelijks leven consultant strategie bij MN, snapt dat wel: ‘Enerzijds is de Pen­sioensector hierin niet uniek. Je ziet ook bij andere instanties en autoriteiten dat het vertrouwen laag is. Anderzijds stimuleert de boodschap van de pensioensector ook niet. Die roept drie dingen: “Vertrouw ons”, “Wij kunnen u niets beloven” en “Geef ons geld”. Dat geld ziet de deelnemer voor lange tijd niet terug.’ Volgens Beil kennen en begrijpen de sector en haar deelnemers elkaar onvol­doende. Een gezonde relatie, essentieel voor vertrouwen, ontbreekt. ‘Het herstellen van de relatie is cruciaal om vertrouwen te win­nen en daarmee om collectief en solidair pensioen op te bouwen. Die relatie kun je op­bouwen door elkaars taal te leren begrijpen, naar elkaar te luisteren, elkaars onvolko­menheden te accepteren, etc.’

Roos Kuip, Hoofd Communicatie van de Pen­sioenfederatie, kan zich daar wel in vinden. Zij vult aan: ‘We hebben net een groot deel­nemersonderzoek gedaan, waarbij we onder andere gevraagd hebben in hoeverre deelne­mers de pensioenfondsen vertrouwen. Het rapportcijfer dat daaruit komt, is een 5,3. Vervolgens noemen deelnemers veelal rede­nen die niet aan pensioenfondsen zijn toe te schrijven, zoals de financiële crisis en het vluchtelingenprobleem. Dat maakt het las­tig om het vertrouwen op te krikken. Verder zien we veel misverstanden. Mensen weten niet dat aanvullend pensioen kapitaal ge­dekt is. Veel mensen denken dat het omslag is. Dus dat de pot leeg is als zij eindelijk aan de beurt zijn. We zien ook in het onderzoek dat als mensen meer pensioenkennis heb­ben, ze meer vertrouwen hebben.’

PensioenvergelijkerDe Pensioenvergelijker, een instrument om pensioenregelingen te vergelijken, is zo’n middel om meer inzicht te verschaffen in het pensioen. De Pensioenvergelijker kun je bijvoorbeeld inzetten als je van baan wilt wisselen. Je kunt dan je huidige regeling met je toekomstige vergelijken, zodat je niet tegen verrassingen aanloopt en eventu­eel actie kunt ondernemen. Behalve op pa­pier is de Pensioenvergelijker ook te down­loaden via laag 1 van Pensioen 1­2­3. Het Pensioenlab stelde de Pensioenvergelijker voor, maar de Pensioenfederatie bleek het model al grotendeels gereed te hebben. ‘Het staat in de wet, dus het moest er komen’, stelt Kuip. ‘De procedure is dat de Pensioen­federatie en het Verbond van Verzekeraars een model ontwikkelen, de AFM daar advies op geeft en het ministerie van SZW goed­keurt.’ Maar, zegt Kuip, meer inzicht krijg je alleen als je de Pensioenvergelijker ook daadwerkelijk gebruikt. ‘Daarom moeten we de Pensioenvergelijker naar de deelne­mer toe brengen. We moeten het mensen makkelijk maken, hun taal spreken, onze zichtbaarheid vergroten en het contact tot stand brengen. We moeten er gewoon zijn voor de deelnemer. Als sector moeten we daarin meer samenwerken. We gaan daar ook voorstellen voor doen, in de sfeer van het stimuleren van de dialoog. Vanuit de sector is de roep om vergroting van de zicht­baarheid, om verbetering van de reputatie heel sterk.’

Het herstellen van de relatie is cruciaal

om vertrouwen te winnen en daarmee

om collectief en solidair pensioen

op te bouwen

Page 20: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1638 OMNI Q2’16 39

The best age to be

k kwam eind jaren 80 van de MEAO. De banen lagen niet voor het oprapen. Min of meer toe­

vallig kwam ik bij een boekhoudcollectief terecht. Dat bleek bij mij te passen. De combinatie van cijfers en het helpen van mensen spreekt mij aan. Ik haalde het staatpraktijkdiploma boekhouden (SPD) en zit nu al meer dan dertig jaar in het vak. Onlangs ben ik voor mezelf begonnen. Mijn hart ligt bij de kleine zelfstandigen, vooral in de creatieve sector. Een leuke doelgroep met interes­sante verhalen. Ik heb al gemerkt dat jonge zzp’ers vaak nog niet met hun pensioen bezig zijn. Als ze wat ouder worden of kinderen krijgen, komt dat wel. Ik leg ze uit dat het pensioenpotje aftrekbaar is en dat het goed is om geld te reserveren voor later, maar meest­al houden ze weinig over om opzij te zetten. Ze kiezen

dan eerder voor een ar­beidsongeschiktheidsver­zekering of aansprakelijk­heidsverzekering.Nu ik net voor mezelf be­gonnen ben, bouw ik even geen pensioen op, maar dat heb ik de afgelopen dertig jaar wel gedaan.

Daarnaast los ik extra hypotheek op mijn huis af en zet ik al jarenlang elke maand 50 euro opzij voor mijn pensioen. Dat is fiscaal inderdaad niet zo aantrekke­lijk, maar ik weet wel zeker dat mijn 50 euro ook 50 euro blijft, en dat ik het potje in nood kan aanspreken. Dat spaarzame heb ik van huis uit meegekregen. Als ik iets wilde kopen, moest ik er eerst voor sparen. Le­nen deed je alleen voor een huis. Dat advies deel ik nog steeds met mijn klanten. Daarbij geef ik ze mee dat een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een pensioenpotje belangrijk zijn, maar genieten van het leven ook. Het draait om de balans.’

‘I

‘Een arbeids­ongeschiktheids­verzekering en een pensioenpotje zijn belangrijk, maar genieten van het leven ook’

Ronald Harreveld (48)Eigenaar Siffror Administratieve Dienstverlening

FOTO

: SO

PHIE

EEK

MA

N

ACHTERGROND INNOV AT I E

ontsluiten.’ Kuip blijft op het punt van kos­ten voorzichtig. ‘Naast de kosten wilden we ook inzichtelijk maken hoeveel pensioen ie­mand in een jaar opbouwt. We hebben dat in een eerdere versie van de Pensioenvergelij­ker getest, maar het is dermate complex dat deelnemers daarover struikelden. Voor een doorontwikkeling zouden we er zeker weer naar kunnen kijken.’ Beil stelt dat het be­langrijk is dat de Pensioenfederatie en het PensioenLab hierover in gesprek blijven om te kijken wat mogelijk is en in welke vorm het kan worden gegoten.

Een onderwerp waarover Kuip en Beil het niet eens zijn, is de Vertrouwensmonitor. Dit idee van het PensioenLab laat pensioen­fondsen zien hoe deelnemers over hun fonds denken. Niet voor de openbaarheid, maar om fondsen inzicht te geven in mogelijke verbeterpunten. Kuip heeft haar twijfels: ‘Op het grootste gedeelte van vertrouwen kun je weinig invloed uitoefenen. Er zijn ini­tiatieven in de sector om actief aan de repu­tatie te werken. We denken dat die effectie­ver zijn dan weer een onderzoek dat bevestigt dat het vertrouwen laag is.’

SamenwerkingDit verschil van inzicht laat onverlet dat de Pensioenfederatie en het PensioenLab uit­stekend samenwerken. ‘Over de onderwer­pen die het PensioenLab aandraagt, zijn we volop in gesprek’, stelt Kuip. ‘Als we zaken meteen kunnen meenemen, doen we dat. Als dat niet lukt, zeggen we dat ook eerlijk te­gen elkaar. En sommige zaken hebben een lange doorlooptijd. Kijk maar naar diversi­teit. We willen graag meer diversiteit, maar de praktijk is weerbarstig.’ ‘Ook een mooie voor de Pensioenvergelijker’, reageert Beil. ‘Hoe divers is het bestuur? Zelf zie ik graag meer diversiteit. Zoals een jongere die meedenkt in het bestuur.’ Beil ziet dat in de pensioensector sterk de be­hoefte leeft om in gesprek te gaan, om te peilen hoe ze het beter kunnen doen. En dat de eigen frisse blik van het Pensioenlab daarin wordt gewaardeerd.’ Kuip beaamt dat: ‘We vinden het geweldig dat er jonge mensen zijn die geïnteresseerd zijn in het onderwerp pensioen. Die dat bij andere jon­ge mensen voor het voetlicht willen brengen en die serieus met ons mee willen denken over actuele pensioenonderwerpen. Die in­put is voor ons heel belangrijk.’ |

Beil is blij dat de Pensioenfederatie de Pensioenvergelijker al eerder heeft om­armd. ‘Ons advies is nu: pak door en bouw het verder uit!’ Het PensioenLab heeft daar nog wel wat ideetjes over. ‘We zien graag dat de Pensioenvergelijker digitaal kan worden ingevuld; dan wordt het dus een online ver­gelijker. Het zou mooi zijn als in de toekomst de Pensioenvergelijker onderdeel uitmaakt van mijnpensioenoverzicht.nl. Dat geeft dit platform echt meerwaarde. De kosten van de pensioenregeling en met name de vermo­gensbeheerkosten, willen we ook graag ver­gelijken. En: op welke aspecten scoort mijn pensioenfonds goed en minder goed? Dan kun je denken aan duurzaam beleggen en communicatie. Er is nog veel informatie te

Vanuit de pensioensector is de roep om vergroting

van de zichtbaar­heid, om verbetering

van de reputatie heel sterk

Page 21: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1640 OMNI Q2’16 41

ACHTERGROND MVO

Geen woorden, maar dadenEen aantal pensioenfondsen en hun toezichthouders twijfelt nog over het financiële belang van verantwoord beleggen. De deelnemende bedrijven van PME en PMT zijn juist optimistisch over de economische impact van het streven naar duurzaamheid. Zij zijn de gangmakers achter de transitie naar een efficiëntere en schonere economie, waar ook rekening wordt gehouden met de kwaliteit van werken en leven. Vier van de gangmakers aan het woord.T E K S T M A R L E E N J A N S S E N

Deelnemende bedrijven PME en PMT lopen voorop in de economische transitie

1. Producten terughalenDe mensheid heeft altijd een circulai­

re economie gehad’, zo opent Maarten van Andel, general manager van het bedrijf PANalytical. ‘Tot de industriële revolutie, toen hebben we het systeem laten ont­sporen: we zijn afval gaan produceren.’ PANalytical maakt instrumenten en soft­ware die chemische analyses doen van alle soorten materialen. ‘Onze systemen kunnen analyseren wat er uit een hoogoven of een pijpleiding komt en dragen zo bij aan het efficiënter en schoner maken van produc­tieprocessen’, aldus Van Andel.In 2005 is PANalytical begonnen met het structureel reduceren van energiegebruik en CO2­uitstoot. Dat heeft geleid tot een besparings­ en recyclingbeleid dat niet al ­leen honderdduizenden euro’s per jaar ople­vert, en een indrukwekkend voorbeeld is voor de circulaire economie, al vindt Van Andel al dat gedoe om de ‘circulaire econo­mie’ overdreven. Maar de aanpak levert zoveel financiële en milieuvoordelen op dat PANalytical ‘niet meer zonder zou kunnen’.Van Andel somt de aanpak op: ‘Ten eerste

recyclen wij onze eigen producten. Waar ze ook terechtkomen, overal ter wereld, bij uni­versiteiten, commerciële bedrijven, we wil­len ze terug en als daar een financiële incen­tive tegenover moet staan dan kan dat.’ PANalytical haalt nu al tussen 60 en 80 pro­cent van zijn röntgenbuizen terug en wil naar de 100 procent.Uit de teruggehaalde producten haalt PAN­alytical veel onderdelen die direct kunnen worden hergebruikt. Verder worden er edel­metalen en andere zeldzame materialen teruggeleverd aan leveranciers. Daarnaast werkt het bedrijf met herbruikbare verpak­kingen en doet het strikt aan afvalscheiding zodat recyclingbedrijven als Van Gansewin­kel het afval goed kunnen verwerken.

2. Circulaire economieRecycling en upcycling zijn dage­

lijks werk voor installatiebedrijf HOMIJ, onderdeel van bouwbedrijf VolkerWessels. Martijn Haan, verantwoordelijk voor mar­keting en communicatie, vindt het niet zo erg dat circulaire economie nu nog regelma­tig als een hype wordt gezien. ‘Dat dachten

we tien jaar geleden ook van maatschappe­lijk verantwoord ondernemen.’ Het nieuwe hoofdkantoor van energiebedrijf Alliander in Duiven is een voorbeeld van circulair bou­wen en HOMIJ heeft een belangrijke bijdra­ge geleverd aan het tot stand komen van de bouw en de aanpak van het hergebruik van materialen. Haan: ‘Het nieuwe Alliander­gebouw is een vernieuwbouw, zo is er over een aantal gebouwen een overkapping gemaakt en er zijn heel veel materialen opnieuw gebruikt. Voor de gevelbekleding is pallethout gebruikt. Een medewerker van Alliander kwam zelfs met het idee om oude werk­kleding als isolatiemateriaal te gebruiken en dat is uitgevoerd.’

Een andere bijzonderheid is dat zelfs pro­ducten zijn hergebruikt, waarvan de bou­wers dat jaren geleden niet hadden kunnen denken, zoals wasbakken en wc­potten. Haan: ‘Nu hebben alle materialen een grond­stofpaspoort. In de toekomst weten we dus nog precies de samenstelling van gebruikte producten, dat zal hergebruik alleen maar

Page 22: Omni Q2 2016

OMNI Q2’1642 OMNI Q2’16 43

AD KOLKMAN

OMNI is het relatiemagazine van MN dat vier keer per jaar verschijnt. Uitgever MN, Prinses Beatrixlaan 15, 2595 AK Den Haag, Postbus 30025, 2500 GA Den Haag, tel. +31(0)70 316 01 60Hoofdredactie Hester IJgosse Eindredactie Natasja Verheij

Redactie Marleen Janssen, Tryntsje Leijenaar, Ruud Slierings, Gerhard Sluiter, André de Vos, José de VreedeConcept & realisatie Scripta Communicatie Art director Patk/Patrick Keeler

Beeld Linelle Deunk, Sophie Eekman, Job Janssen, Patrick KeelerCartoon Ad Kolkman Traffic Herjan Schutte Lithografie Grafimedia Amsterdam Drukwerk Zalsman, Zwolle

COLOFONNummer 2 | Juni 2016

A CHTERGROND MVO

Vanaf het eerste ontwerp denken onze

onderhouds­specialisten mee bij

de bouw van een pand

makkelijker maken.’ Bouwen op deze nieu­we manier vergt veel creativiteit en goede samenwerking in de hele keten. Haan: ‘Hoe wij nu bouwen is een nieuwe invulling van het vak en daar moeten alle partijen voor openstaan. Dat betekent ook dat je soms niet alles weet en dat je mensen van buiten moet halen.’Haan ziet ook dat door de circulaire aanpak het businessmodel aan het veranderen is. ‘Steeds vaker zijn wij tientallen jaren ver­antwoordelijk voor de levensduur en het onderhoud van het pand, dat kan betekenen dat we bij de bouw wat duurdere materialen gebruiken omdat dat later scheelt in de exploitatiekosten. Dus vanaf het eerste ont­werp denken onze onderhoudsspecialisten mee bij de bouw van een pand.’

3. Frisse en schone lucht binnen

Een meer circulaire manier van bouwen maakt ook dat architecten, bouwers en installateurs beter zijn gaan nadenken bij het implementeren van producten die bij­dragen aan een beter binnenklimaat. Dat kunnen materialen zijn, maar het hangt niet in de laatste plaats af van goede installaties. Bij Colt International draait het allemaal om systemen die ervoor zorgen dat mens en dier veilig en gezond kunnen verblijven, zelfs onder uitdagende omstandigheden. Colt is de bedenker van het concept de Frisse Fabriek, en is de grote initiator voor brand­veiligheid (Rookbeheersingssystemen) in stallen volgens de maatlat duurzame vee­houderij. ‘Het idee achter de Frisse Fabriek’, zo legt commercieel directeur Kor Foekens uit, ‘is ontstaan uit de gedachte dat, als we oplossingen hebben voor frisse, dus goed geventileerde huizen en kantoren, dan moe­ten we dat ook kunnen voor fabrieken.’ Een van die fabrieken is de Roti in Amsterdam waar al het GFT­afval verza­meld wordt om biobrandstof van te maken. Foekens: ‘Daar komen per dag honderden containers met frituurvet, fruit, groenten en ander weggegooid eten binnen. De dek­sels staan de hele dag open. Door onze venti­latieoplossing ruikt het daar nu beter dan bij uw GFT­container thuis. En dat maakt het voor de medewerkers een stuk prettiger om daar te werken.’

Een andere groep van medewerkers die pro­fiteert van de innovatieve aanpak van Colt

mensen hebben over windenergie, en met name wind op land. ‘Bijna iedereen ziet de noodzaak voor schone energie van wind en zon, en toch wil bijna niemand een wind­molen in zijn achtertuin en maken mensen zich zorgen over het veranderende land­schap. Als we de Europese en Nederlandse doelstellingen voor schone energie willen halen, dan zijn windmolens in de polder het nieuwe landschap.’ Den Engelsen denkt dat de weerstand wel afzwakt; ‘Mensen zijn altijd tegen iets in de ontwikkelfase, dat komt veelal voort uit angst. In de vijftiende eeuw zal er ook verzet zijn geweest tegen de molens die we nu zo karakteristiek vinden.’

GES is een allround dienstverlener voor windenergie. Het bedrijf is al tien jaar actief in onderhoud, service, revisie en montage van windturbines. Windturbines kunnen meer dan 25 jaar mee – Green Energy Services heeft driehonderd wind­turbines in onderhoud – maar in Nederland zijn ze na vijftien jaar wel afgeschreven. Den Engelsen: ‘Dan worden ze verkocht aan Italië, Polen, Ierland, Engeland waar ze een tweede leven krijgen. In Nederland hebben we relatief jonge windmolens vanwege het overheidsbeleid. De subsidies moeten ervoor zorgen dat de industrie en de tech­nologie zich blijven ontwikkelen en dat betekent dat wij steeds het nieuwste van het nieuwste op het gebied van windener­gie neerzetten. Het enige wat in Nederland hergebruikt wordt, is het materiaal van de betonnen fundering als grondstof voor de bouw.’Den Engelsen werkt sinds januari bij GES, maar zit, zoals hij het zelf zegt, ‘al langer in de wind’. ‘De windsector is de branche van de toekomst omdat de vraag naar wind­energie alleen maar zal groeien, zeker als de economie ook weer aantrekt in Europa. Neem Kaapverdië, daar groeit het toerisme en daarmee de vraag naar windenergie.’

Op de vier eilanden waaruit Kaapverdië bestaat, zijn de afgelopen vijf jaar de elek­triciteitskosten met 20 procent vermin­derd. Dertig windturbines produceren ruim 20 procent van het dagelijkse energie­verbruik. Met een aandeel van slechts 5,5 procent aan hernieuwbare energie op het totaal kan Nederland daar een voorbeeld aannemen. |

International zijn de mensen die in distribu­tiecentra werken. Foekens: ‘In distributie­centra zijn veel mensen, veel computers en bijvoorbeeld vorkheftrucks. Waar veel men­sen werken en veel lampen en apparatuur aanwezig zijn, kan het heel warm worden. Ook daar hebben we met onze kennis en technieken gezorgd voor frisse lucht en dat komt de productiviteit ten goede.’

Naast alle klimaatoplossingen is een van de pijlers van Colt International brand­veiligheid. ‘Ook hier gaat het om zorgen voor verse lucht’, zegt Foekens. ‘Onze brandvei­ligheidoplossingen voor de mens waren al gebaseerd op het zorgen dat er bij een brand mogelijkheden zijn om te vluchten. Bij de duurzame veeteelt, waar het dierenwelzijn belangrijk is, werd voorheen veelal geko­zen voor bouwkundige brandveiligheid. Wij zorgen ervoor dat bij brand bijvoorbeeld var­kens, die instinctief in een hoek kruipen bij gevaar, door dat instinct gedwongen worden de frisse lucht op te zoeken en dus zo hun weg naar buiten vinden.’

4. Goedkope energieWouter den Engelsen, managing

director van Green Energy Services (GES), verbaast zich soms over de meningen die

Page 23: Omni Q2 2016

PENSIOENFONDSEN MOETEN INVESTEREN IN

KANSRIJKE ONDER­NEMINGEN WAAR

STRAKS DE PENSIOEN­BETALERS VAN DE

TOEKOMST WERKEN, WAAR DE BANEN VAN

ONZE KINDEREN EN KLEINKINDEREN ZIJN.

Neelie Kroes, speciaal gezant voor StartupDeltaPagina 8