Upload
others
View
8
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
ONDERZOEK NAAR DE GEZONDHEIDSRISICO'S
dr. M. Wijnans M.J. Saris-Wijnans
september 1983
BIJ SCHILDERS
IN ROTTERDAM EN DEN HAAG
Dit rapport maakt deel uit van een serie onderzoeken over de arbeidsomstandigheden van schilders en de mogelijke gevolgen die deze hebben voor hun gezondheid. Een verkorte samenvatting van de vijf onderzoeksprojecten is uitgebracht onder de titel:
"Gezondheidsrisico's van schilders in de bouwnijverheid"
De andere onderzoeken betreffen:
Arbeidshygiënisch onderzoek naar de blootstelling van onderhoudsschilders aan oplosmiddelen
Arbeidshygiënisch onderzoek naar de blootstelling aan oplosmiddelen bij het schilderen in kleine ruimten
Ziekteverzuim van schilders in de bouwnijverheid
De prevalentie van huidaandoeningen bij huisschilders
Deze rapporten zijn te bestellen bij de BGBouw, postbus 8114, 1005 AC AMSTERDAM
Inhoudsopgave
Samenvatting Inleiding 1. Opzet van het onderzoek 2. Selectie van personeel 3. Methoden van onderzoek
3.1. vragenlijsten
DEEL I:
METHODEN
3.2. lichamelijk onderzoek 3.3. biometrie 3.4. chemie 3.5. hematologie 3.6. urine
4. De methoden van statistische verwerking 4.1. de vragenlijsten 4.2. lichamelijk onderzoek 4.3. biometrie 4.4. chemie 4.5. hematologie 4.6. urine
Literatuurlijst Appendices A t/m J
DEEL II:
RESULTATEN
pagina
1 2 2 3 4 4 4 4 5 5 6 6 6
10 10 11 12 12 13 14
1. De vragenlijsten 47 1.1. algemene gezondheidstoestand en huidklachten 47 1.2. arbeidsanamnese 49 1.3. vragen over het werk 49 1.4. de leeftijd 50
2. Lichamelijk onderzoek 50 3. Biometrie 51 4. Chemie 53 5. hematologie 56 6. urine 58 Tabellen en figuren 59
DEEL III:
ALGEMENE BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK
1. Inleiding 155 2. Problemen bij een survey 155 3. Referentiewaarden 156 4. Het vergelijken van twee groepen 157 5. Statistiek van het tweeling-onderzoek 158
5.1. het onderscheidingsvermogen van de toetsingen 159 6. Nabeschouwing 160 7. Samenvatting 161
-1-
Onderzoek naar de gezondheidsrisico's bij schilders in
Rotterdam en Den Haag. I en II
Dr. M. Wijnans en M.J. Saris-Wijnans
SAMENVATTING
In 1980-'81 is op last van de B.G.-Bouw een onderzoek ingesteld naar de
gezondheidstoestand van schilders. Daarbij werden gegevens verzameld en
vergeleken met die van een controle-groep bouwvakkers.
Bij het parallelle onderzoek in Den Haag en Rotterdam worden statis
tisch significante verschillen alleen aanvaard als deze gelijkelijk in beide
steden zijn gesignaleerd.
De gegevens bevatten de antwoorden op in te vullen vragenlijsten
betreffende de algemene gezondheidstoestand en klachten over de huid, de
arbeidsanamnese en vragen over het werk. Tevens is een lichamelijk, een
biometrisch, een hematologisch en een klinisch-chemisch onderzoek verricht,
in totaal zijn er omstreeks 450 gegevens per werknemer verzameld.
Belangrijk is dat de groep schilders meer met lood besmet is dan de
controle-groep, gezien de hogere waarden van zinkprotoporfyrine (ZPP) in het
bloed. Ook wordt relatief frequent een loodconcentratie in het bloed hoger
dan 400 ppb gemeten. De herkomst van de besmetting is nog duister, er zijn
namelijk geen verschillen in ZPP concentraties waargenomen tussen verschil
lende subgroepen ingedeeld naar: kortere of langere diensttijd (meer of
minder dan 25 dienstjaren), al of niet kontakt met afbrandgassen van verf,
met loodmenie en -plamuur of met stof of damp.
Zoals te verwachten is, komt de groep schilders frequenter dan de
controle-groep in kontakt met schildersbenodigdheden, afbrangassen van verf,
loodmenie en -plamuur, ontsmettingsmiddelen voor metaal en ammonia, en
minder frequent met cement en beton. De schilders hebben ook frequenter last
van stank, damp en nevel en minder frequent van psychosomatische klachten in
de deelcategorie, rol+ prive's, en behoeven ze minder frequent iets te doen
wat niet bij hun werk hoort dan de overige bouwvakkers.
-2-
Onderzoek naar de gezondheidsrisico's bij schilders in
Rotterdam en Den Haag. I: Methoden
Dr. M. Wijnans en M.J. Saris-Wijnans
INLEIDING
In de jaren 1980-1981 is een onderzoek ingesteld naar de gezondheids
toestand van schilders in Rotterdam en Den Haag. Voor het oorspronkelijke
protocol van dit onderzoek zij verwezen naar Appendix A. In het onderhavige
deel van dit rapport worden achtereenvolgens beschreven:
1. de opzet van het onderzoek.
2. de selectie van personeel.
3. de methoden van onderzoek.
3.1. vragenlijsten
3.2. lichamelijk onderzoek
3.3. biometrie
3.4. chemie
3.5. hematologie
3.6. urine
4. de methoden van statistische verwerking.
In deel II van dit rapport worden de resultaten van de statistische
verwerkingen en de conclusies vermeld, terwijl bovendien een algemene
bespreking van het onderzoek is toegevoegd.
1. Opzet van het onderzoek
Een onderzoek naar gezondheidsrisico's levert per individu een breed
scala van mogelijk relevante gegevens op. Per individu kunnen deze gegevens
vergeleken worden met de door de onderzoekcentra opgegeven zogenaamde
referentiewaarden (vroeger normaalwaarden genoemd) . Dit zijn meestal 95%
tolerantiegrenzen, die bij een groot aantal waarnemingen overeenkomen met
95%-betrouwbaarheidsgrenzen.
Bij de beoordeling van de gezondheidsrisico's waaraan personen als
groep blootstaan dient men tevens te beschikken over analoge gegevens van
een groep zogenaamde contröles waarmee de gegevens van de onderzoeksgroep
vergeleken kunnen worden. Statistisch veronderstelt men dan dat er geen
verschillen zijn tussen de twee groepen, d.w.z. de onderzoeksgroep niet aan
extra gezondheidsrisico's is blootgesteld, en men toetst vervolgens hoe
- 3 -
betrouwbaar deze veronderstelling is. Is deze betrouwbaarheid kleiner dan
een tevoren vastgestelde waarde (level of significance, onbetrouwbaarheids
drempel of a genoemd) dan verwerpt men de veronderstelling en concludeert
dat er een verschil tussen beide groepen bestaat (er is een statistische
significantie). Gebruikelijk is a (tweezijdig) gelijk aan 5% te stellen. Nu
is er een grote moeilijkheid bij multivariate gegevens (meerdere gegevens
per individu). Toetst men univariabel, d.w.z. vergelijkt men de twee groepen
voor elke variabele apart, dan vindt men op grond van het toeval bij onge
veer 5% van de toetsingen die men uitvoert significante verschillen tussen
de groepen indien er in werkelijkheid helemaal geen verschillen zijn. Men
kan ook het verschil tussen beide groepen multivariabel toetsen, waarbij het
pakket van gegevens van de ene groep als geheel wordt vergeleken met dat van
de tweede groep. De statistische modellen die hierbij worden gebruikt
stellen echter vele voorwaarden aan het waarnemingsmateriaal. Een eis is
o.a. dat het aantal personen per groep ca. 10 maal het aantal onderzochte
variabelen bedraagt, hetgeen een onpraktisch groot aantal in de twee
groepen met zich meebrengt. Een uitweg uit deze moeilijkheden is gelijk
tijdig een parallel onderzoek te doen. Voor dezelfde variabele zullen
toevalssignificanties zoals bovengenoemd zich in de beide onderzoekingen
tegelijkertijd met vrijwel de geëiste onbetrouwbaarheid voordoen, indien
beide verschillen tevens in dezelfde richting liggen.
Op basis van deze overwegingen is gekozen voor een parallel onderzoek
in Rotterdam en Den Haag met een praktisch zo groot mogelijke onderzoeks
groepen en even grote controlegroepen. Zowel in Den Haag als Rotterdam zou
een onderzoeksgroep van 50 schilders en een controlegroep van 50 overige
bouwvakkers worden onderzocht.
2. Selectie van personeel
Bij een experimenteel onderzoek wordt geëist dat individuen aselect
worden uitgekozen. Dit is bij een bedrijfshygiënisch onderzoek praktisch
onuitvoerbaar. Daarom vond selectie als volgt plaats.
Routinematig worden elk kwartaal schilders en overige bouwvakkers,
die een leeftijd bereiken van 35, 40, 45, 50, 53, 56, 58, 60, 62 of 64 jaar
voor een periodiek onderzoek uitgenodigd. Personen die in de periode
1-11-1980 tot 1-4-1981 aan dit verzoek gehoor gaven, werd gevraagd of ze aan
het onderhavige wat uitgebreidere wetenschappelijke onderzoek wilden
meewerken. Het betrof uitsluitend mannen uit de onderzoeksgroep
onderhoudsschilders (s) en de controlegroep onderhoudsbouwvakkers,
merendeels timmerlieden en metselaars (b).
- 4 -
3. Methoden van onderzoek
3.1 Vragenlijsten
Er werden vragenlijsten verstuurd naar de te onderzoeken werknemers,
die thuis konden worden ingevuld en die achteraf werden gecontröleerd en
zonodig aangevuld door de bedrijfsgeneeskundige. De vragenlijst bestond uit
vier onderdelen (appendices B t/m E).
a. Vragen betreffende de algemene gezondheidstoestand.
b. De arbeidsanamnese.
c. Vragen over het werk.
d. Vragen over huidklachten.
3.2 Lichamelijk onderzoek
Het lichamelijk onderzoek werd verricht door de bedrijfsartsen van
Rotterdam en Den Haag. Daarbij diende een bevindingenlijst te worden inge
vuld (appendix F). De psyche werd niet onderzocht. Nadien moest nog een
aanvullende lijst huidafwijkingen worden ingevuld (appendix G).
3.3 Biometrie
Dit onderzoek werd verricht door de betreffende bedrijfsartsen en
bedrijfsverpleegkundigen. De door hen gebruikte invullijst is weergegeven in
appendix H.
Uit de lengte en het gewicht werd de Quetelet-index als volgt
berekend:
Q = g/12.
g = gewicht in kilogrammen.
1 = lengte in centimeters.
Hier is zoals gebruikelijk vermeld Q x 105
. Als normaalwaarden geeft men op
195 tot 269, waarbij men op basis van de gegevens van levensverzekeringssta
tistieken ook voor ouderen de waarden voor 20-35 jarigen hanteert.
58-89
De polsslag werd afgelezen uit het ECG. Als grenzen zijn aangenomen -1
min (8).
De bloeddruk werd gemeten met een automatische bloeddrukmeter,
waarbij de exemplaren in Rotterdam en Den Haag gelijktijdig geijkt werden.
In Den Haag werd één en in Rotterdam twee keer gemeten. Als grenzen werden
voorgesteld diastolisch 95 en systolisch 160. Dit zijn pathologische gren
zen. Moderner is voor alle leeftijden een grens van 139 aan te houden en
waarden tussen 140 en 159 als teken van subgezondheid te beschouwen (1, 2).
.- 5 -
De longfunctie werd gemeten door onder standaardomstandigheden na een
geforceerde expiratie de hoeveelheid uitgeademde lucht tegen de tijd te
registreren. Uit de registratie worden de diverse parameters afgelezen (FEVx
= Forced Expiration Volume na x sec, Vitale capaciteit = het maximale
uitgeademde volume) .
Uit een nomogram (appendix I) wordt de verwachte waarde van FEVS
afgelezen. De grenzen zijn deze waarde~ 0,7 liter. Voorts wordt de
Tiffenau-index (FEVl/FEVS x 100%) berekend. 90%-grenzen zijn 78 ~ 10%.
Over de parameters die uit het E.C.G. (elektrocardiogram) zijn
verkregen zijn zo weinig subjectieve bijzonderheden vermeld dat ze niet in
de beschouwingen zijn opgenomen. Ook de metingen van de visus zijn
fragmentarisch en daarom niet in de beschouwing opgenomen.
3.4 Chemie
De chemische bepalingen, die merendeels in het laboratorium te
Rotterdam werden verricht, zijn samen met de betreffende "norrnaalwaarden" in
appendix H vermeld (de laatste drie bepalingen vermeld onder "Hematologie"
vallen ook onder deze categorie) •
Als bepalingsmetheden zijn opgegeven:
cholesterol
y-GT
SGOT
SGPT
LDH
cholinesterase
ZPP in bloed
Pb in bloed
Liebermann Burchard, fotometrisch
fotometrisch kinetisch
fotometrisch kinetisch
fotometrisch kinetisch
fotometrisch kinetisch
fotometrisch kinetisch
hematofluorimetrisch, voor Den Haag zijn deze
bepalingen uitgevoerd in het Medisch Biologisch
Laboratorium TNO, Rijswijk
atomaire absorptie, voor Den Haag uitgevoerd in het
MBL
De Pb-bepaling werd alleen verricht indien de ZPP-waarde groter was dan 2,0.
3.5 Hematologie
De hematologische bepalingen en de betreffende normaalwaarden zijn
eveneens vermeld in appendix H. De normaalwaarden voor BSE (bezinking) zijn
als grenswaarde voor subgezondheid (appendix I) discutabel. Waarden van 5
tot ca. 20 of 30 komen bijvoorbeeld reeds voor bij kleine wondjes aan de
vingers, zoals bij werknemers veel voorkomen. In het ziekenhuis wordt bij
deze waarden de bepaling herhaald. Slechts waarden boven de 30 mm worden als
- 6 -
ziekelijk gezien. De vraag is nu of men waarden van 5-30 door kleine wondjes
aan de handen als teken van subgezondheid kan zien.
Als methoden zijn opgegeven:
BSE
Hemoglobine
Erythrocyten
Leucocyten
Differentiaties
methode van Westergren, na 1 uur
fotometrisch (sysmex)
conductometrisch
conductometrisch
microscopisch, aangenomen wordt dat er visueel 200
cellen gedifferentieerd zijn
3.6 Urine
Zie appendix H. Er zijn geen methoden opgegeven.
4. De methoden van statistische verwerking
4.1 De vragenlijsten
4.1.1 De vragenlijsten betreffende de algemene gezondheidstoestand (appen
dix B) en de huidklachten (appendix E) zijn tezamen verwerkt. Hierbij zijn
deze vragen in 19 categorieën onderverdeeld (zie appendix J).
a. Neurasthene klachten.
Hiertoe behoren vragen 200 t/m 204, hierop zijn 10 antwoorden te
geven. Ja wordt met 1, nee met 0 gewaardeerd. De relatieve frequentie
van het aantal ja's werd gescoord en tussen onderzoeksgroep en
controlegroep statistisch verwerkt met de tweezijdige toets van
Fisher voor deze zogenaamde 2x2-tabellen (3). Vervolgens werd de
totaalscore per werknemer bepaald. Aangezien er bij verschillende
werknemers een enkel antwoord niet is aangekruist wordt om de homo
geniteit te handhaven het aantal waarnemingen gesteld op het aantal
onderzochte werknemers; geen antwoord = 0. Voor de vier groepen werd
het gemiddelde met de standaardfout berekend. Deze gemiddelden van
onrterzoeksgroep en controlegroep zijn voor Den Haag en Rotterdam
afzonderlijk vergeleken met behulp van de toets van Welch (4). Een
overeenkomstige bewerking is toegepast op alle andere antwoorden van
de vragenlijsten.
b. Oogklachten.
Op de vragen 210 en 211 zijn vier antwoorden mogelijk; ja ~ 1, nee ~
o.
- 7 -
c. Oorklachten.
Op de vragen 220 t/m 222 zijn zeven antwoorden mogelijk; ja = 1, nee
= o. d. Longklachten.
Op de vragen 240 en 241 zijn negen antwoorden mogelijk; ja = 1, nee =
0.
e. Hartklachten.
Op de vragen 250 t/m 253 zijn elf antwoorden mogelijk; ja = 1, nee =
0.
f. Maag-, darm- en mictieklachten.
Op de vragen 260 t/m 264 zijn vijftien antwoorden mogelijk; ja = 1,
nee == 0.
g. Botklachten.
Op de vragen 280 t/m 321 zijn achttien antwoorden mogelijk; ja = 1,
nee = 0. Op vraag 320 zijn twee en op 321 vier antwoorden mogelijk.
h. Hoofdpijn/duizeligheid.
Op de vragen 340 en 341 zijn zes antwoorden mogelijk; ja
0.
1, nee =
i. Bloedvaten.
Op de vragen 360 en 361 zijn twee antwoorden mogelijk; ja = 1, nee =
0.
j. Allergische klachten.
Op vraag 370 zijn vier antwoorden mogelijk; ja = 1, nee = 0.
k. Onder behandeling arts/laatste drie jaar.
Op de vragen 390 t/m 408 zijn negentien antwoorden mogelijk; aange-
kruist = 1, anders 0.
1. Operaties.
Op de vragen 410 t/m 413 zijn vier antwoorden mogelijk; ja = 1,
o. m. Familie-ziekten.
Op de vragen 420 t/m 423 zijn vier antwoorden mogelijk; ja = 1,
o. n. Algemeen.
Op vraag 430 is één antwoord mogelijk; ja = 1, nee = 0.
o. Roken.
De kruisjes op de vragen 440 t/m 447 zijn als volgt gewaardeerd:
440 ja = 1, nee = 0
nee
nee
441 kruis = 1
442 kruis = 2
444 kruis = 1
445 kruis = 2
446a kruis = 1.
=
=
443 kruis ~ 3
maximum score ; 7
p. Alcohol.
- 8 -
446 kruis ~ 3
De kruisjes op de vragen 450 t/m 453 zijn als volgt gewaardeerd:
450
451
452
453
ja ~
kruis
kruis
kruis
1, nee
~ 1
2
~ 3
maximum score = 4
q. Inspanning.
~ 0
Op de vragen 460 t/m 462 zijn drie antwoorden mogelijk; ja ~ 1, nee ~
0. Voor de somscore wordt het antwoord op vraag 460 niet meegerekend.
r. Diversen.
Op de vragen 470 t/m 500 zijn vier antwoorden mogelijk; ja ~ 1, nee
o. s. Huidklachten (appendix E).
Er zijn zeven vragen waarop twaalf antwoorden mogelijk zijn. Vraag
615 komt niet voor statistische analyse in aanmerking.
De vragen 601, 602, 605, 607, 616 en 617 betreffen huidklachten; ja~
1, nee ~ 0.
De vragen 609 t/m 614 betreffen voorzorgen; ja~ O, nee ~ 1.
De vragen 603, 604, 606 en 608 dienen eventueel met een jaartal te
worden ingevuld.
De vragen 613 en 615 dienen eventueel met een middel te worden
ingevuld, de vragen 616 en 617 met een stof.
4.1.2 Arbeidsanamnese (appendix C)
Relevant en relatief volledig ingevuld zijn de antwoorden op vraag 12
en 13. Deze zijn verwerkt als volgt: op vraag 12 zijn veertien antwoorden
mogelijk: ja ~ 1, nee of weet ik niet ~ 0. Subvraag 15 werd te fragmenta
risch ingevuld om verwerkt te kunnen worden. Op vraag 13 zijn vijftien
antwoorden mogelijk: ja~ 1, nee of weet ik niet~ 0. Subvraag 16 werd te
fragmentarisch ingevuld en het antwoord "weet ik niet" is onmogelijk, zodat
het antwoord niet is verwerkt.
4.1.3 Vragen over het werk (appendix D)
De met 1 gewaardeerde antwoorden op de vragen het werk betreffende
zijn in appendix D aangekruist. De vragenlijst is opgesteld na overleg met
de SBGZ (Stichting Bedrijfsgezondheidszorg West-Brabant) aan de Werkgroep
- 9 -
Directeuren Gezamenlijke Bedrijfsgezondheidsdiensten en is opgebouwd uit de
volgende negen categorieën (zie ook appendix J):
a. Fysieke belasting: vraag 1 t/m 5; vijf a~twoorden, ja = 1, nee = 0.
b. Perceptief-mentale belasting: vraag 6 t/m 10; vijf antwoorden, ja =
1, nee = 0, behalve bij vraag 9, nee = 1.
c. Omgevingsaspecten: vraag 11, 12, 13a t/m 13e, l4a t/m 14g en 15;
vijftien antwoorden, ja= 1, nee 0, behalve bij vraag 15, nee = 1.
d. De werktaak: vraga 16 t/m 20; vijf antwoorden, ja = 1, nee = 0,
behalve bij vraag 18, nee = 1.
e. Organisatie + leiding: vraag 21 t/m 25; vijf antwoorden, ja= 1, nee
= 0, behalve bij vraag 21, nee = 1.
f. Sfeer + samenwerking: vraag 26 t/m 30; vijf antwoorden bij vraag 26,
29 en 30, ja = 1, bij vraag 27 en 28, nee = 1.
g. Werkkring (verwachting, waardering en zekerheid): vraag 31 t/m 35;
vijf antwoorden, ja = 1, nee = o, behalve bij vraag 32, nee = 1.
h. Eigen rol + privé: vraag 36 t/m 40; vijf antwoorden, bij vraag 36, 39
en 40, ja 1, bij vraag 37 en 38, nee = 1.
i. Samenvattende vraag: vraag 41; vier antwoorden.
Op de somscores leverde de computer de P2's van de univariate F-toets; deze
komen overeen met die van de toets van Student. Bij de gebruikte aantallen
en door de geringe verschillen tussen de varianties (SD2
) van de onderzoeke
groepen en de overeenkomstige contrölegroepen zijn deze vrijwel gelijk aan
de P2's berekend met de toets van Welch, die elders werd toegepast.
Op de samenvattende vraag zijn de antwoorden in te
2x4-tabel. De tweezijdige overschrijdingskans is berekend
van Woolf (5).
4.1.4 De leeftijd
delen in een 2
met de X -toets
De leeftijd werd verkregen uit het antwoord op vraag 101 (arbeide
anamnese). De gegevens zijn uitgezet in histogrammen, waarbij de leeftijd
ingedeeld is in groepen van vijf jaren, en in cumulatieve frequentieverde
lingen. Het verschil in leeftijd tussen de onderzoeksgroepen en overeenkom
stige contrölegroepen werd getoetst met de toets van Kolmogorov-Smirnov (4),
P2's ~0,05 worden vermeld. Tevens zijn de gemiddelden met hun standaard
fouten opgegeven, waarop wederom de univariate F-toets (= Student t-toets)
is toegepast; de P2's zijn vermeld. P2's ~0,05 zijn onderstreept.
- 10 -
4.2 Lichamelijk onderzoek
De gegevens van het lichamelijk onderzoek zijn onder te verdelen in
13 categorieën met elk een vrij groot aantal bevindingen (appendix F en voor
specifieke huidafwijkingen appendix G, appendix J4). De relatieve frequen
ties zijn weer getoetst met de methode van Fisher voor de 2x2-tabellen. P2's
~0,05 zijn onderstreept.
4.3 Biometrie
De biometrische gegevens (appendix H) zijn uitgezet in histogrammen,
waarbij er naar gestreefd is een aantal categorieën te kiezen dat ongeveer
gelijk is aan de vierkantswortel van het aantal waarnemingen. Bovendien zijn
deze gegevens samengevat in cumulatieve frequentieverdelingen, waarbij zoals
bij de leeftijd (zie 4.1.4) twee toetsen zijn toegepast, Kolmogorov-Smirnov
op de frequentieverdelingen en Welch op de gemiddelden.
De polsfrequentie werd in Den Haag nog eens extra geteld, deze
gegevens zijn niet verwerkt, wel de hartfrequentie die werd afgelezen uit
het ECG. De bloeddruk werd in Rotterdam twee keer gemeten. De laagste
waarden hiervan zijn vermeld. De bijzonderheden die zijn vermeld onder
ritme, as, ST-T interval en algemene bijzonderheden zijn zo specialistisch
dat deze moeilijk statistisch te verwerken zijn. Wat de longfunctie betreft
zijn als karakteristieke parameters vermeld de vitale capaciteit, FEV1/FEV5,
de peak flow en de FEVS-verwachte waarde. FEVl en FEVS zijn niet afzonder
lijk vermeld. Er zijn geen figuren gemaakt van de deels afgeleide variabelen
Quatelet-index en EeG-parameters. Deze zijn apart getabelleerd.
Een aantal variabelen is zinvol gegroepeerd (zie hieronder). zowel
voor Den Haag als voor Rotterdam werden deze variabelen voor schilders en
bouwvakkers met een multivariate toets vergeleken. Er werden P's berekend
met behulp van de lambda-toets van Wilks, gereduceerd voor twee groepen. Dit
komt overeen met de T2-toets van Hotelling en met de D
2-toets van Mahalano
bis (6). De aantallen, gemiddelden met standaardfouten en P2's berekend met
de to~ts van Student zijn eveneens vermeld. Met het computerprogramma werden
tevens de correlatiecoëfficiënt voor elk tweetal variabelen berekend en deze
werd getoetst tegen de hypothese dat er geen correlatie tussen het betref
fende tweetal bestaat (7). Significante correlaties (P2 ~0,05) zijn vermeld.
De groeperingen waren als volgt:
Longfunctie :
Bloedsomloop:
vitale capaciteit, peak flow, FEVl/FEVS en FEVS-verwachte
waarde.
leeftijd, cholesterol, Quetelet-index, systolische en
diastolische bloeddruk.
- 11 -
ECG QRS, FR-interval en frequentie.
De volgende referentiewaarden werden aangenomen (vgl. appendiced Hen I):
a. Voor leeftijd, gewicht en lengte werden geen grenzen gehanteerd.
b. Grenzen voor de vitale capaciteit (1) werden berekend met de formule
(8) 50,8 x (gem. lengte in zm) - 32,0 x (gem. leeftijd) - 3020 + 2SD.
SD = 450 ml. Voor gemiddelde lengte is genomen 175 cm en voor de
gemiddelde leeftijd 46,0 jaren.
De gemiddelde vitale capactiteit is dan 4,36 liter met 95%-grenzen (2
x SD) 3,46 en 5,26. Aangenomen is dat de metingen zittend zijn
verricht.
c. Grenzen voor de peak flow (1/min) zijn berekend met de formule:
4,45 x lengte- 3,09 x leeftijd- 7 + 2SD. SD = 114. Condities als
onder c. De gemiddelde peak flow is dan 630 1/min met grenzen 400 en
860 1/min.
d. FEV1/FEV5: gemiddelde 0,88 met 90%-grenzen 0,78 en 0,98.
e. FEV5-verwachte waarde, -0,7 tot +0,7 liter.
f.
g.
Cholesterol: 3,9- 7,3 mmol/1.
Quete1et-index: 195 x 105
tot 269 5
x 10 •
h. Systolische bloeddruk: bovengrens 139 mm Hg.
i. Diastolische bloeddruk: bovengrens 89 mm Hg.
j. EeG-parameters voor de leeftijd van 40-60 jaar (voor 20-40 jaar
verschillen de waarden minimaal) met 95%-grenzen werden geschat uit
de spreidingsbreedte van metingen aan 424 personen (8):
frequentie (per minuut) gem. 70 met grenzen van 58 tot 89; QRS tijd
(sec) gem. 0,091 met grenzen 0,077 en 0,111; FR-interval (sec) gem.
0,164 met grenzen 0,141 en 0,189.
4. 4 Chemie
Onder "Chemie" (appendix H) zijn naast de bepalingen van cholesterol,
y-GT, SGOT, SGFT en LDH in het bloed ook de bepalingen van cholinesterase,
ZFF en lood in bloed opgenomen. Van de verschillende parameters zijn
histogrammen en cumulatieve frequentieverdelingen gemaakt. Ook de aantallen,
gemiddelden met standaardfouten worden opgegeven. Verschillen tussen de
cumulatieve verdelingen werden getoetst met de toets van Kolmogorov-Smirnov
en verschillen tussen de gemiddelden met de toets van Student. De
leverfunktie, d.w.z. de groep bepalingen y-GT, SGOT, SGFT en LDH tezamen,
van de onderzoeksgroep in de controlegroep werd onderworpen aan de
mu1tivariate toets van Wilks. Voor de leverfunktie zijn voorts de
correlatiecoëfficiënten voor alle paren variabelen berekend.
- 12 -
De volgende referentiewaarden werden gehanteerd (appendix H):
a. cholesterol 3,9 - 7, 3 mmol/1.
b. y-GT 6 - 28 U/1
c. SGOT tot 18 U/1.
d. SGPT tot 22 U/1.
e. LDH 120 - 240 U/1.
f. cholinesterase 3000 - 9300 U/1.
g. ZPP tot 2,0 )lg/gHb.
h. Lood in bloed tot 400 )Jg/1.
4.5 Hematologie (appendix H)
De gegevens van de bloedbezinking (BSE), hemoglobine (Hb), aantallen
erythrocyten (Ery's), leucocyten (Leuco's) en thrombocyten (Thrombo's) zijn
samengevat in histogrammen en cumulatieve frequentieverdelingen. Verschillen
tussen de cumulatieve freqeuntieverdelingen werden getoetst met de toets van
Kolmogorov-Smirnov, verschillen tussen gemiddelden met de toets van Student.
De gegevens zijn tevens multivariaat getoetst met behulp van de lambda toets
van Wilks en er zijn correlatiecoëfficiënten berekend voor alle paren
variabelen. Gezien de onnauwkeurigheid van de bepalingen, zijn van de
gegevens van de differentiatie alleen de frequenties vermeld van de waarne
mingen die buiten de referentiegrenzen liggen. Er werd getoetst met de
exacte toets van Fisher.
De volgende referentiewaarden werden gehanteerd (appendix H):
a. BSE tot 5 mm/uur, beter is tot 30 mm/uur.
b. hemoglobine 8,5 - 11,2 mmol/1.
c. erythrocyten 4,0 x 1012
- 6,0 x 1012
;1.
d. leucocyten 5 x 109
- 9 10 x 10 /1.
9 9 e. thrombocyten 150 x 10 - 350 x 10 /1.
4.6 Qrine (appendix H)
De frequenties van positieve bevindingen van albumen, reductie en
bloed zijn getoetst met de exacte toets van Fisher.
- 13 -
LITERATUURLIJST
1. H.E. Bock. Pathophysiology, Band II. George Thieme Verlag, Stuttgart,
1972, pag. 111.
2. Advies maximaal toelaatbare concentraties natrium in drinkwater.
Advies van de Gezondheidsraad, 1980, ~. 12-13.
3. H. de Jonge. Inleiding tot de Medische Statistiek, deel I, Ze druk
1963, p. 257. Verhandeling van Instituut voor Praeventieve Genees
kunde XLI.
4. M.G. Natrella. Experimental Statistica. Nat. Bureau of Standards,
Handhook 1, 1963, p. 3.26 t/m 3.30.
5. L. Sachs. Angewandte Statistik. Springer Verlag, Berlin, 1974, p.
273-281.
6. R. Darrell Bock. Multivariate Statistical Methods in Behavioral
Research. McGraw Hill Bo. Co., New York, 1975, p. 153, formule
3.4.11, p. 400.
7. L. Sachs. Angewandte Statistik, Springer Verlag, Berlin, 1974, p.
329-330.
8. Ph.L. Altman and D.S. Dettmer. Respiration and circulation, Fed. of
Am. Soc. for Exper. Biolog., 1970, p. 37, 47, 277-278.
9. L. Sachs. Angewandte Statistik, Springer Verlag, Berlin, 1974, p.
228-230.
- 14 -
Appendices
A Protocol enz.
B Personalia, vragenlijst gezondheidstoestand
C Vragenlijst voor werknemers in de bouwnijverheid
[arbeidsanamnese)
0 Werkvragen
E Vragenlijst huidklachten
F Personalia, lichamelijk onderzoek
G Onderzoek huidafwijkingen
H Biometrie
I Normen voor subgezondheid
J Aantallen antwoorden in de verschillende categorieën
pag. 1 - 3
pag. 4 - 8
pag. 9 - 14
pag .15 - 16
pag .17 - 18
pag .19 - 22
pag. 23
pag. 24
pag.25 - 28
pag.29 - 32
Appendix A
Protocol van onderzoek schilders die mogelijk waren~
Doel
- 15 -
naar gezondheideeffecten bij onderhoudeeen gevolg zijn van hun contact met verf-
Doel van het onderzoek is het meten van statistische associaties tussen gezondheidsparameters en arbeids-parameters in een groep van 200 werknemers uit de bouwnijverheid.
Op de eerste plaats wordt onderzocht of verschillen aanwezig zijn tussen schilders en andere bouwvakkers. Op de tweede plaats wordt onderzocht of de tijd het voorkomen of ernst van gevonden effecten beïnvloedt. Daarvoor zullen vragen gesteld worden over leeftijd, dienstjaren en duur van blootstelling aan schadelijke stoffen zoals oplosmiddelen en andere verfwaren.
Inleiding
100 ondeLl•<>udsschilders en 100 onderhoudsbouwvakkers van boven de 35 jaar krijgen een uitgebreide APO-keuring en vullen een gedetailleerde Arbeideanamnese in. De keuringen worden verricht door de BGD-Rotterdam en BGD-Den Haag. De beide BGD'en keuren ieder 50 schilders en 50 bouwvakkers uit hun eigen regio in de periode 1 september 1980 t/m 1 april 1981.
11ethode
e Van de in de periode (1 september 1980 - 1 april 1981} te keuren bouwpopulatie worden in beide regio's de onderhoudsbouwvakkers en de onderhoudsschilders uitgenodigd om mee te doen in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Per BGD zullen één arts en één verpleegkundige het hele APO-onderzoek uitvoeren. De bloed en urine bepalingen worden zoveel mogelijk op één lab gedaan (Rotterdam} behalve de uitzaksnelheid van het bloed.
e De resultaten van de keuring worden vastgelegd in de door de Commissie Standaardisatie van de Werkgroep Directeuren van Gezamenlijke Bedrijfsgezondheidsdiensten definitief voorgestelde vragen en observatielijsten.
e Naast de vraag- en observatielijsten komt er één arbeidshygiënische vragenlijst over kontakten met verfwaren en oplosmiddelen en over het aantal jaren dat men aan deze stoffen heeft blootgestaan.
e Alle gegevens zullen volstrekt vertrouwelijk worden behandeld.
Uitvoering
Het onderzoek van de personen is grofweg in drie groepen te verdelen:
I Invullen van enquêtes II Onderzoek door de arts III Klinisch chemisch onderzoek
ad. r
ad. !I
- 16 -
De bedrijfsverpleegkundige loopt de volgende reeds thuis ingevulde lijsten samen met de onderzochte persoon na en voegt zonodig nog wat gegevens toe.
1. Arbeidsanarnnese
2. Personalialijst (vragenlijst gezondheidstoestand)
3. Werkvragenlijst
De verpleegkundige bergt arbeidsanamnese en werkvragenlijst op en brengt de werknemer met de "vragenlijst gezondheidstoestand" mee naar de arts, waarbij ernaar wordt gestreefd, dat de arts het beroep van de werknemer niet kent.
Lichamelijk onderzoek omvat•
1. Ogen
2. Hoofd en hals
3. Longen en borstkas
4. Hart
5. Buik
6. Bovenste extremiteiten
7. Onderste extremiteiten
8. Wervelkolom
9. Zenuwstelsel
10. Vaten
11. Huid en slijmvliezen
12. Habitus
Resultaten worden genoteerd in de personalialijst. Een extra lijst wordt nog toegevoegd door huidklachten.
De verpleegkundige zal van der werknemer verder nog bepalen:
1. Visueel prestatie profiel
2. Electracardiogram (klinische beoordeling)
3. Longfuntie (droge spirometrie)
4. Bloeddruk
5. Gewicht
6. Lengte
- 17 -
Van de Rotterdamse werknemersgroep zal aanvullend de natte spirometrie en een computerbeoordeling van het electracardiogram worden uitgevoerd.Bij de onderzoeken van BGD Den Haag vindt ook vetplooimeting en flikkerfusietest plaats.
ad. III Klinsich chemisch onderzoek In het bloed zullen de volgende parameters onderzocht worden:
1.(5-GT
2. SGOT
3. SGPT
4. LDH
5. Cholinesterase
6. BSE
7. Hemoglobine
8. Leucocyt en •
9. Eosmofielen (Dit'GJ
10. ZPP
Urine-onderzoek
1. Albumen
2. Reductie
3. Bloed
chemie
hematologie
Al het bloed en urine onderzoek zal plaatsvinden in Rotterdam. Dagelijks zal het in Rijswijk afgenomen bloed naar Rotterdam worden vervoerd. De BSE zal ook in Rijswijk worden bepaald.
Verwerking
Van de biometrie en andere cijfermatige gegevens zullen de gemiddelden en de standaardafwijkingen worden bepaald. Van elke pathologie wordt het aantal schilders met deze pathologie vergeleken met het aantal bouwvakkers met deze pathologie.
Kosten
De kosten van het normale APO onderzoek Z1Jn ~n principe voor de BGD'en. Extra onderzoeken en bepalingen zijn voor rekening van BGBouw. Onkosten (bv. transport van bloed- en urinemonsters) en de verwerking zijn voor rekening van BGBouw
- 18 -
Appendix B
PERSONALIA
VRAGENLIJST GEZONOHEIOSTOESTANO
Deze liragenlijst is ui_tslultend bedoeld om een inzicht te verkrijgen
in uw gezondheidstoestand, met name in de re1atle met uw werk,
Wi !t u de v~agen op de volgende bladzijden beantwoorden door uw
antwoord met een kruisje aan te geven in het hokje achter de vraag.
200. Bent u v~:~<:~k moe?
Zo ja: ~ij het op~ taan?
na het werk?
'!>-avonds?
201. Bent u vaak slaperig o{ suf?
202. Slaapt u slecht?
- 19 -
20]. Heeft u voortdurend het gevoel, dat u er niet
tegenop kunt?
ZOG. Heeft u nerveuze klachten (last van 'zenuwen'}?
Zo ja: Sent u vaak prikkelbaar?
Sent u vaak op~cwonden of gejaagd?
nee ja
DO DO DCl
BB DO
200
201
202
DO 203
OD 204
DO DD ----·
210. Draagt u een bril of contactlenzen?
211. Heeft u klachten over het zien (zelfs als u
contactlenzen of uw bri I draagt)?
·zo ja: bij het zien veraf?
bij het zien' dichtbij?
220. Heeft u klachten van de oren?
Zo ja: - sI echt horen?
oorsuizen?
loopoor?
221. ,, "" neus regelmatig verstopt?
Zo ja: - langer dan maanden achter elkaar?
222. Bent u vaak hees?
240. Moet u regelmatig hoesten?
Zo ja: - moet u gedurende de laatste 2 jaar
regelmatig hoesten?
- hoest u langer dan 3 maanden achter elkaar?
- moet u ook si i jm ophoesten?
zq1. Heeft u 0ogal eens Jast van kortademigheid?
Zo ja: in rust
bij lichte lichamelijke inspanning,
(gewoon lopen?)
Bij zwaardere lichamelijke inspanning,
(de trap oplopen, tegen de wind inlopen,
of fletsen)?
komt de kortademigheid in aanval I en van
benauwdheid {astma)?
250. Heeft u 's-nachts vaak last van benauwdheid?
Zo ja: - Is het noodzakelijk op meer dan één kussen
te slapen?
251. Heeft u nogal eens pijn of een beklemd gevoel op de
borst of in de hartstreek.?
Zo Ja: in rust?
bij lichte lichamelijke Inspanning (gewoon
lopen)?
biJ zwaardere lichamelijke Inspanning (de trap
oplopen. tegen de wind inlopen of fietsen)?
bij opwinding?
- bij overgang van warmte naar koude?
na de maaltijd?"
"2$2. 'Hoei U 1 s-paCbis gewooi'll !jk meer dan eens plass\!n?
25). Heeft 1.1 's~avonds \!aak dikke voeten?
DO "o
DCJ 211
0 0
DO 220
DO DO DO DO 221
DO DO 222
DO 240
DO DO DO DO DO
241
DO
DO DO
DO 250
DO DO 251
DO DO DO DO DO DO DO 252
DO 253
- 20 -
260. Heeft u regelmatig klachten over de maagstreek?
Zo ja: - maagpijn?
- •zuur branden'?
261. Heeft u regelmatig buikpijn?
Zo ja: - in hevige aanv'~Jlen7
- langdurig en zeurend?
262. Heeft u regelmatig problemen met de ontlasting?
Zo ja: verstopping?
diarree?
bloed bij de ontlasting?
26). Heeft u een breuk (I iesbreuk, navelbreuk of andere breuk)?
264. Heeft u klachten bij het plassen?
2B0.
281.
282.
283.
284.
285.
300.
)01.
302.
303.
)04.
305,
Zo ja: moet u vaak plassen?
plrut u moeilijk?
- heeft u een branderig gevoel tijdens het plassen?
Heeft u regelmt.~tig pijn of stijfheid in de bovenste ledematen?
Zo ja: scho•Jder
bovenarm
eI leboog
onderarm
pols
hand of vingers
Heeft u regelmatig pijn of stijfheid In de onderste ledematen?
Zo ja: heup
bovenbeen
knie
onderbeen
enkel
voet of tenen
320, Heeft u regelmatig pijn of stijfheid in de nek?
Zo ja: - trekt het ergens naar toe7
321. Heeft u regelmatig pijn of stijfheid in de rug?
Zo ja: middr.n in de rug
in de lendestreek
trekt het ergens naar toe?
340. Heeft u regelmatig Jast van ernstige hoofdpijn?
Zo ja: - migraine?
)-41. S!!nt 'J "<iè!k (fulzelig?
1n:.•et u dan gaan zitten?
v"<lt u d<}n fla~JW?
bent u duizelig bij verandering van houding?
360. Heeft u spataderen?
361. Heeft u pijn in de kuit(en) gedurende het lopen?
)70: Bent u ergens overgevoelig voor?
Zo ja, hebt u daarbij last van:
-de huid (bijv. uitslag, jeuk)
- de neus (biJv. loopneu!}
de ademhaling (b1jv. benauwd, kriebelhoest)
nee J•l
DO 260
LJO DO DO 261
00 DO [JU 262
0[.] DO DO D[J 263
DO 264
DO DO DO
DO 0 280
0 281
0 28~
0 283
0 284
0 285
DO 0 300
0 301
0 302
0 30 3
0 304
0 305
DO 320
DO DO 321
0 0 0
DO 340
DO DO 341
DO DO DO
DO 360
DO 361
DO 370
DO DO DO
Bent u de ~'!..t~_!!...!:!L.!_!:_l:~!. onder behaode I i nq gcwees t voor enn of mceïdere
vo1n de hieHmCer gC!noemde ziekten of aanducnin'Jcn (gen('csmiddclen, operatie$,
dieet, rustkuur, bes.tr<ding, maHage of leefregels):
39(1. (aankruisen) suikerziekte
391.
392.
393.
)94.
395.
396.
397.
398.
399·
400.
401.
402.
403.
404.
405.
406.
407. 408.
hoge blócddruk
hartliek:.P..
vaatziek te (biJv. trombose)
overgewicht
overspanMnh~id
slapeloosheid
vallende ziekte
huidziekte
bronchitis (of astma)
rheuma
spier- of gewrichtskiachten
langdurige nek- of rugklachten
maag
galblaas
lever (bijv. geelzucht}
nieren
-ernstig ongeval
andere ziekten of aandoeningen
zo ja, welke?
410. Sent u w~l eens geopereerd?
411. z~ ja: - de laatste 3 jaren?
Zo ja, waarvoor? Korte omschrijving van operaties gedurende de laatsle 3 jaar
~12. Heeft u nog klachten van vroegere operaties?
Zo ja, welke? Korte omschrijving:
0 390
0 391
0 391
l1 393
0 )94
0 395
0 396
0 397
0 )98
0 399
0 4oo
0 401
0 407
0 403
0 404
0 405
0 406
0 407
0 408
DO 410
DO 411
DO 412
~13. Gebruikt u nogal eens geneesmlddelen (slaapmiddelen, asperine, de pil, enz.)? DO 413
420.
421.
422.
42).
4)0.
440.
441.
442.
44),
444.
445.
446.
Zo ja, welke? (zo mogelijk naam en aantal) .••.•••..•.•..•••.•••••••.•.•.•••••••.•..•
Zijn één of meer van uw ouders, broers, zusters, voor het 55e jaar lijdende (geweest)
aan een:
hartinfarct
beroerte (hersenbloeding)
te hoge bloeddruk
suikerziekte
Heeft u nog iets anders over
Zo ja: - korte omschrijving:
Rookt u?
Zo ja: hoeveel sigaretten,
minder dan 10
10 tot 20
meer dan 20
uw gezondheid op te merken?
shagjes of sigaartjes per dag:
hoeveel pijpen of grote sigaren per dag?
minder dan 5
5 tot 10
meel"' dan 10
1461. - be::t u het .1fge!opm Jnr d~f:r,itief 6e1topt met ro:...<!ll ?
DO 420
DO 421
DO 412
DO 423
DO 4)0
DO 440
8 441
442
0 443 .
0 444 ;
0 445 i
0 446 '
0 •Hb
- 22 -
~·so. Drinkt u alcoholische drank bier, jenever, wijn of dergelijke}?
Zo ja: Hoevee I glazen P" week:
45 I. minder ''" 10
452. 10 tot 25
'5). meer d.1n 25
'60. Spant " zich I icharnel ijk wel eens f 1 i nk in?
461. tijdens het werk
462. - In vrije tijd (bijv. sport)
lj]O. Denkt u, dat u in deze lijst kf.:.chten heeft gen~"'md, die mog~lijk met het werlo.. ~amenhangen?
Zo ja, wilt u hieronder aangeven: nummer van de vraag, klacht en oorzaak volgens u:
no. vraag klacht oorzaak volgens u
480. Voelt u zich gezond?
~90. Zijn alle in deze I ijst opgegeven klachten bij uw huisarts of special i st bekend?
Zo nee: -welke klachten niet (wilt u de nummers, die voor de desbetreffende vragen staan, hier
vermelden): ............................. .
korte omsc.hrijvi ng: •• ,, •••••......•••.. , ••• , ........................... , .•.....•.....
500. Heeft u er bezwaar tegen, dat g~gevens van~ onderzoek naar uw huisarts worden doorgestuurd?
neo j•
Oll 'SO
0 '•S 1
0 ,52
[] 1153
[§Ja 1160
0' ,,, d "' ~J
Oll '7•
480
490
DO 5oo
Appendix C - 23 -
VRAGENLIJST VOOR WERKNEMERS IN DE BOUWNIJVERHEID (ARBEIDSANAMNESE)
In deze lijst worden vragen gesteld over uw opleiding en uw
werkzaamheden vanàf de lagere schooltijd. Ook worden er
vragen gesteld over het gebruik van gezondheidsschadelijke
stoffen binnen en buiten uw beroep.
~lilt u alle vragen beantwoorden? Indien u met bepaalde vra
gen moeilijkheden hebt dan kunt u hierover, op de dag dat
u gekeurd wordt, met de bedrijfsverpleegkundige overleggen.
1. Wat is uw geboorte jaar?
2. In welke stad of gemeente bent u geboren?
........ ~ ................................ .
3, In welke gemeente is uw huidige werkgever ge-
vestigd? ................................
4. Uit hoeveel werknemers (inclusief bedrijfs
leiders, administratief- en winkelpersoneel)
bestaat het bedrijf waar u thans werkt?
(Alleen het vakje achter het juiste antwoord
aankruisen) •
·eigen eenmansbedrijf
1 - 5 werknemers
6 - 10 werknemers
10 - 20 werknemers
21 - 50 werknemers
meer dan 50 werknemers
5, School, militaire dienst en vorige betrekkingen
_Wilt u hieronder aangeven welke dagopleiding u
hebt gevolgd, welke beroepen u hebt uitgeoefend
en in welke jaren u dit heeft gedaan? Gelieve
119 ...
bij de periodes dat u in de bouwnijverheid heeft
gewerkt aan te kruisen of u in de nieuwbouwsector
de onderhouds- en verbouwsector of de overige
sectoren (scheepsbouw en constructie, grond-:
weg- en waterbouw, spuiterij enz.) heeft ge
werkt.
- Indien u een of meerdere keren van werkgever
bent veranderd Eonder van beroep en sector te
Deze kolom niet eschrijven,
!lol
•
- 24 -
veranderen kunt u die periodes als één •
aaneengesloten periode invullen.
- een beroep dat u korter dan 5 maanden hebt uit
gevoerd hoeft u niet apart te vermelden
Voorbeeld
periode van tot
1952 ... ~ 1958
1963
1958
1953
1965
soort opleiding en beroep
lagere school ~~~--~············· LTS Electratechniek ................... Militaire dienst ...................
1965 . 1965 w.w . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1965 1973 Electromonteur ................... 1973 heden Sterkstroommonteur
Vul hier uw
periode van .tot
19. . 19 .•
19. . 19.
19. . 19. . 19 •• 19.
19 •. 19. . 19. 19. . 19 •• 19. . 19. 19. .
.................... eigen gegevens in:
soort opleiding en beroep
... . . . . . . . .. . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . ...
. . . . . . . . . . ... . ..
. . . . . . . . ...... . .
. . . . . . .
... . . . . . . . . . . . . .. .
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . .. . . .. .
. . . . . . . . . . . . . . . .. . .
bouwnijverheidssector .nieuw- onderhoud overige bouw en verbouw
bouwnijverheidssector nieuw- onderhoud overige
· bouw en verbouw
5. Zijn er periodes in uw loopbaan geweest dat u in
deeltijd (part-time: minder dan 40 uur in de
W•Jek.) 'o<:rkte door werktijdverkorting ,ziekte e.d.?
Zo·nee,dan kunt u doorgaan naar vraag 7
Zo ja, kunt u dan aangege~n in welke jaren dat
was, hoeveel maanden u toen deeltijdwerk ver
richtte en hoeveel uur u toen gemiddeld per
week werkte?
Periodes korter dan één maand hoeft u niet
te vermelden
105
106
107
108
109
- 25 -
van tot aantal maanden aantal uren werk • per week
19 •• 19 .. . . . . . . . . . . . . . . . ........... · .... 19 •• 19 •• . . . . . . . . . . . . . . . ................ 19 •• 19 .. . . . . . . . . . . . . . . . ............... 19 .. 19 .. . . . . . . . . . . . . . . . ............... 19 .. 19 .. . . . . . . . . . . . . . . . . ............... 19 .. 19 .. . . . . . . . . . . . . . . . . ...............
De volgende vragen gaan niet allemaal over uw beroeps
uitoefening. Wij zijn geïnteresseerd in de vraag hoe
veel uur men per week met schadelijke stoffen in kon
takt is zowel binnen het beroep als daarbuiten. U kunt
er op rekenen dat uw antwoorden vertrouwelijk zullen
worden behandeld.
7. Hoeveel uur hebt u het afgelopen jaar gemiddeld
per week overgewerkt? (Alleen het vakje achter
het juiste antwoord aankruisen.)
niet overgewerkt
4 uur of minder per wee~
van 5 tot en met 9 uur per week
van 10 tot en met 19 uur per week
van 20 tot en met 29 uur per week
"" "van 30 tot en met 39 uur per week
40 uur of meer
8. Verrichtte u vroeger minder, evenveel of
meer overwerk dan.het afgelopen jaar?
(Alleen het vakje achter het juiste antwoord
aankruisen. ) minder
evenveel
meer
•
rrn=J ( 120
- 26 -
9. Hoeveel uur besteedde u het afgelopen jaar
gemiddeld aan k~ussen bij uzelf thuis of
bij anderen die direct met uw huidige beroep
te maken hebben?
(Alleen het vakje achter het juiste antwoord
aankruissen).
geen klussen
lt uur of minder
van 5 tot en met 9 uur per week
van 10 tot en met 19 uur per week
van 20 tot en met 29 uur per week
van "30 tot en met 39 uur per week
ltO uur of meer per week
10. Kluste u vroeger minder, evenveel of
meer dan het afgelopen jaar? minder
evenveel
meer
11. Hebt u hobby's?
Zo nee, dan kunt u doorgaan naar vraag 13
Zo ja, wilt u die hieronder kort omschrijven?
" ............................................. . . . . .. . . . .. . .. . . . . . .. . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. . ······~······································ • • o o • e • • • • ,. • • • • • • • " • • • .. • • " • • • • • o • • o o • o • • • o • • •
.... ~ ................................................. .
J 2. Hieronder vindt u een lijst met mogelijk
scha1•dijke stoffen. Met welke van de ge
noemde stoffen bent u het afgelopen jaar
:i.n uw beroep (werk,overwerk) ten minste
~~n keer in kontakt geweest? (Per stof
of groep van stoffen alleen het vakje
onder het juiste antwoord aankruisen.)
ja •nee
1. Bestrijdings middelen (tegen algengroei, insekten e.d.)
DO 2. houtveredelings- en conserveer
middelen DO
jm
wee:t: ik niet
D l12s
D 1127
. ' - 27 -
3. lasmaterialen en lasrook
4. soldeermaterialen en soldeer-
5. stof (van asbest, cement, hout, kalk, kwarts, allerlij soorten schuurstof)
6. teer, pek, bitumen, asfaltmaterialen
7. schildersbenodigdheden (verf, lak, vernis, peut, afbijt)
8. afbrandgassen bij verfverwijdering
9. lijm en plakmiddelen (behangers-lijm, glaskit)
10. loodplamuur, loodmenie
11. cement, beton
12. betonreparatiemateriaal
13. ontvettingsmiddelen voor metaal (bijv. tri)
14. ammonia
15. andere u bekende schadelijke stoffen namelijk •.•••.•...
13. Hieronder vindt u nogmaals de lijst
met mogelijk schadelijke stoffen.
Met welk van de genoemde stoffen
bent u het afgelopen jaar in uw
vrije tijd (hobby, klussen) ten
minste ~en keer in aanraking geko
men? (Per stof of groep van stoffen
alleen het vakje onder het juiste
antwoord aankruisen.)
1. bestrijdingsmiddelen (tegen planteziekten, insekten, ratten, muizen, algengroei e.d.)
2. houtveredelings- en conserveermiddelen
3. lasmaterialen, lasrook
4. soldeermaterialen, soldeerdamp
5. stof (asbest, cement, hout, kalk, kwarts, allerlij soorten schuurstof)
ja nee weet ik niet
§ § § DO DO DO DO
BB
ja nee
DO
D 0 0 0
B
weet ik niet
0
0 0 D
§§ §
128
129
130
135
136
137
138
143
144
145
• . . - 28 -
• 6. teer, pek, bitumen, as-faltmaterialen
7. schildersbenodigdheden (verf, lak, vernis, peut, afbijt)
8. afbrandgassen bij verfververbranding
9. lijm en plakmiddelen (ook modelbouw, behangerslijm, glaskit)
10. cement beton
11. loodplamuur, loodmenie
12. betonreparatiemateriaal
13. ontvettingsmiddelen voor metaal (bijv. tri)
14. bij fotografie gebruikte stoffen (ontwikkelen, afdrukken)
15. ammonia
16. andere u bekende schadelijke stoffen namelijk •••••••.•••
ja nee
DO DO DO DO
DO
BB
weet ik niet
D D 0 D
0
B
1146 I 1147 I 1148 I 1149 I 150
151
152
153
115'+ I
ill8 6
- 29 -
Appendix 0 Oe antwoorden,die met 1 zijn gewaardeerd,zijn aangekruist
Voornamen
Geboren
woonp 1 aan
Strdatnaam
.. , ' ....
W E R K V R A G E N
Bedrijf
Fu'lktie
Huisarts
Adres
Na~l.c vragen over uw g~.zondheia wi I de bedrljfSl1rts meer weten over uw werk. Dit kan een evt. gesprek met de beariJfsarts nuttig maken. ~eantwoord u de vragen zo ~~untaan moge~ tijk. Het is niet de bedoeling dat u lang gaat litten nadenken. Uw antwoorden worden even vertrouwelijk behandeld als de vraqen over uw gezondheid. ~i I t u ook nu weer het Juiste antwoord aangeven met een kruisje In het hokje achter de vraag.
I. Ondt:r<Jindt u tijdens het wt: rk vee I hind~r van langdurig .ti tten7
2. Ondervindt u tijdens het werk vee I hinder van l•ngdur i g staan?
). Ondervindt u t 1 jdens het werk veel h I ode r van langere tIjd te moeten
werken in eenl.e! fde houding?
4. Ondervindt u tijdens het werk vt!el hinder van regelmatig te moeten bukken?
5. Is uw werk lichamelijk erg -inspannend?
6. Is uw werk geestelijk erg in5;pannend?
7. Moet u zich tijdens her werk sterk concentreren?
8. Vereist uw werk grote nauwkeurigheid?
9. Kunt u gemakkelijk weg van de plaats waar u wtHkt?
10. Werkt.u geregeld onder tijdsdruk?
I I. Ondervindt u in het werk veel hinder vdn lawaai?
12. Ondervindt u veel hinder van (mechanische) tri I Jingen of schokken i .h. werk?
1]. Ondervindt u in het werk veel hinder van:
stank
- stof
- rook
damp o t neve I
ga;
14. Ondervindt u in het werk veel hinder van:
- koude
- warmte
temperdtuurswiss~lingen
- tOCht
- droge lucht
- vochtige lucht
- gebrek aan frisse lucht
lS. VIndt u dac het in orde h met de veiligheid In hel werk7
nee ja
0~ 00 OCJ
00 OQ
0(] OQ
DB 00 DGJ 00 om OQ DGl
B~
m
- 30 -
17. Hcbt u 10 uw wc.[k vvlllucnUt= uh-11S'::il!l iny?
tB. Vindt u uw wctk lc ccHI/uudH:I?
1~. Htbl u Wt=lk Ll<.tt U!J u !J<.l':>l?
10. Hebt u lllt!C~ldl vlcltCf 10 het wtrk7
21. \olurdt uw werK vuuk ln.~lcnvnt:rJ door unverw..lchte si tuutit:.'!l?
22. h hc.::t wcrk Jvt..<~y ... ~t.Hl'> yut:d 'Jeurguoi3ecrd7
13. Werkt u undl:!f yuctlc duycll Jlo.-;,C leiding?
1~. Houdt Je l.iuyci•Jio.-.c lcidtlHJ .... uldoend~ rekening met wat u Legt?
L~. !ie~;;tt ûe dugc-\1 Jk':.c lt!1Jiny een jui'!)t beeld van uw wcrlo..?
l/. V11Hh u de utH.kliHHjl'" -:.lcc1 u!J hel werk goed?
18. Kunt u voldocnllc uvcr legyen over uw werk?
11). Wordt uw wef}.. tJcmuc1lijkt \.luur ,dwt:!ziyheid 'tldll ~ndtrt:n?
}0. WOrdt u .In uw \<o~t:flo. tJcreyeld l.jt:hlnderd omdat anderen hun werk niet got 1 doen1
J3. liJII uw vuvruitLiLiltt:n
34. Vue I t u ll dl in d 1 t Ued
JS. Vindt u uw belun1oy in
\/U I JUl . .! I Hit: ;;:ekerheid?
• nncnhur t ungun<., ti ye vef.JIIdc•
lJI j tJcLt: werkgever yoed!
f I jt voldoende gewaardeerd'!
ovc' een-, tewm 1 ng met het werk
inycn '" uw wt::rk1
<J•t u doet?
j6 Moet u Vd..Jio. lt.;'l':> doen d<Jt el~t!idijk niet tot uw tddk bt!hoort?
j/. l.let::t u wuu.lvüur u wel en niet verdotwoordelijk bent in uw werk?
j8. \oleet u w..Jl dildelen u~ dt: •. dd~::-1 ing van u verwachten?
j'j. Ltjn c1 vm::>l<~nû,;jht:Jen in het wc1k die een onyuo':>tîge invloed hebben op uw
1--lf 1 vé~ leven?
!;0. I.Jurdt u leven ulltjUH':>tty UcïuvlucJ door onregelmdtÎgè werktijden7 (lüdl':>
IJIOt!ljCfldlt:n':>t, lhH .. htJien-:.r, overwerk)
4!. Al me( ..1!, v1nJt u nu Lt!ll dut u goed. cedelijk, motig of niet goed zit met
yueJ
lli<J t! y
niet yu~.;J
fi<.:L' j .J
riJD 00 DGJ DID 0@
-~-~'::'
x IJ x
:::::~ 00 00
00
GD
0 0 0 0
. ' , . ·, \
VRAGENLIJST HlJIDKLACHTt:N
- 31 -
Appendix E
1. Heeft u op het o~cnblik huidklaehten? •
2. Heeft u vroeger huidklachten gehad?
Zo nee, GA DOOR NAAR VRAAG 3
Zo ja in welk jaar is dat begonnen?
119 .. Indien u op het ogenblik geen huidklachten
meer hebt in welk jaar zijn die dan geëin-
digd? 119 ..
3. Bent u ooit door een arts behandeld voor
huidafwijkingen?
Zo nee, GA DOOR NAAR VRAAG 4.
Zo ja, in welk jaar voor het eerst?
119 .. Bent u hiervoor nog steeds in behandeling?
Zo ja, GA DOOR NAAR VRAA~ 4.
Zo nee, in
eindigd?
welke jaar
119 .. is de behandeling ge-
4. Gebruikt u op het werk over het algemeen
een of andere bescherming voor de huid?
-beschermende kleding (overall e.d.)
- hoed of pet
- handschoenen
- crème's
- andere, namelijk ••••....••.•.•••••
5. Wast u na het werk de huid met iets anders
dan met water en zeep?
Zo ja, hoe heet dat middel?
...........................................
6. Zijn er op het werk stoffen waar uw huid
niet tegen kan?
Zo ja, welke stoffen?
.............................................
. . . . . . . . . . .. .. . .. . .. . .. . . . . . . .. .. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .. . . . . . . .. .. ,. ..................... .
JA
0
0
0
0
0 0
0
NEE
D
0
0
0
D D
D
Deze kolom niet beschrijven.
1608
609
610
611
612
613
- 32 -
7. Zijn er thqis stoffen waar uw huid niet
tegen kan?
Zo ja, welke stoffen?
..........................................
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
JA NEE
0 D
Indien u huidklachten heeft of had, zal de bedrijfsarts hierover
nader vragen en/of onderzoeken.
I .
I
Appendix F - 33 -
PERSONALIA
toe! ichting
- 34 -
LICHAMELIJK ONDERZOEK
I. OGEN
AfwiJkingen van: - conjunctivae
- pup i !Jen
-pupilreflex
Nystagmus
Ptosîs
I I. HOOFD EN HALS
Operatie-littekens
oogbewegingen
Afwijkingen van: -keel (tonsillen)
- 1 ymphk 1 ie ren
loopoor
Otitis externa
-neus (doorgankelijkheid)
stem
-schildklier
-trommelvliezen
Slechte toestand gebit
Foeter ex are
I I I. LONGEN EN BORSTKAS
Afwijkingen van: - vorm
-beweeglijkheid
Asymetrie
Afwijkingen bij: -percussie
-auscultatie
IV.~
Afwijkingen bij: - percussie
- auscultatie
Ritme-stoornissen
..........................................
V.~
Operatie-littekens
Lever palpabel
Milt palpabel
Herniae
Haemorrhoi den
Genitaal afwijkingen
u
• • u L
uo .o 'ë~ re I i
OGEN
DDD 212
000 213
000 214
000 215
D 0 216
0 0 217
0 0 218
hoofd en hals
88 00 DO DO DO 000 000 OOD DO DO DO Jongenborstkas
DO DO DO DO DO DO hart
oo oo OD DO buik
DO oo Do oo 0.0 DO DO
223
224
225
226
227
228
229
230
231
2)2
233
234
242
243
244
245
246
247
254
255 256
257
265
266
267
268
269
270
271
toe I ichting
- 35 -
VI. BOVENSTE EXTREMITEITEN
Operatie littekens
Anatomische of functionele afwijkingen van:
- schouder
- bovenarm
elleboog
- onderarm
pols
hand + vingers
- Sensibele afwijkingen
- Zweethanden
Vil. ONOERSTE EXTREMITEITEN
Operatie littekens
Anatomische of functionele afwijkingen van:
heup
bovenbeen
knie
onderbeen
enkel
voet + tenen
Sensibele afwijkingen
Zweetvoeten
VIII. WERVELKOLOM
Operatie littekens
Versterkte kyphose
Scoliose: -cervicaal
- thoracaal
- 1 umbaa 1
lordose: - versterkt
- verstreken
Bewegingsbeperklng: cervicaal
lumbaal
Schobert <:: 9 cm.
Bekkenscheefstand
. ZENU\ISTELSEL
Abnormale - KPR
- APR
- voetzoolreflex
Andere reflexpathologie
Romberg positief
lasègue positief
Tremoren
Sensibiliteitsafwijkingen
"0
" " "0 ~
~o 00 ·-" c: .o re I;
Bov. Extrem.
000 Z86
000 Z87
000 Z88
000 Z89
000 290
000 291
BBB 292
29)
oo 294
DO 295
Ond. Extrem.
000 )06
000 307
[100 )08
000 )09
000 J 10
000 ) 1 I
000 )12
000 3 I)
DO 314
DO )15
wervelkolom
DO 323
DO 324
000 325
000 326
000 327
DO )28
DO )29
DO )JO
DO 3 3 1
DO 332
DO 333
DO 334
zenuwstelsel
000 342
000 343
000 )44
00 345
DO 346
000 347
DO 348
000 349
0 0 350
toelichting
- 36 -
X. VATEN
Varices
Afwijkingen van pulsaties been- en voetarteriën
XI. HUID- EN SLIJMVLIEZEN
Excemen, dermatitis
Ontstekingen
Andere huidafwijkingen
SJ ijmv\ iesafwijkingen
Cyanose
Ulcus cruris
Sterk zweten
XII. HABITUS
Asthenie
Adipositas
XII I. PSYCHE
" • • " -~o • 0 ï: ]l re 1 i
vaten
000 362
000 36)
0 0 364
huid en sl. vl.
DO 371
DO 372
DO 373
DO 374
DO 375
000 376
DO DO habitus
DO DO DO
377
378
)80
381
)82
Appendix G
- 37 -
ONDERZOEK
Huidaf'wijkingen momenteel nanwe:zig/af'wezi.g
Lokalisatie vingers rugzijde palmzijde zijkanten
nagels handpalm handrug pols palmzijde
strekzijde arm buigzijde·
strekzijde elleboog plooi
punt
Beeld + omschrijving:
• 4 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Diagnosf': 00 = psoriasis 01 = dishyd:--otisch eczeem 02 ~ allergisch kontakteczeem 03 = orthoergische kontelctdermati tis o4 " constitutioneel eczee-n 05 = allergisch + orthoergisch eczeem o6 = allergisch + constitut:looneel 07 = orthoergisch + constitutioneel 08 = nummulair eczeem 09 = ongeklassificeerd 10 = paronychia 11 -- vitiligo 1:? = fotodermutos" 13 = andere
Hoofddiagnose zekerheidsdiagnose of waarschijnlijkheidsdiagnose
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
.·
aanw atw
I I I neen ja
I 2 cijfers
I zeker waarach
BIOME1'RIE:
Gewicht zonder kleding: Lengte zonder schoenen:
Longfunctie: FEVl FEV5
ECG
Vitale cap.: FEV1/FEV5 Peak Flow
ritffie QRS
- 38 -
App~mdix H
as : bijzonderheden:
Visus
Chemie:
cholesterol Y-GT SGOT SGPT LDH
Hematolo9'ie:
BSE hemoglobine erythrocyten leuco•s leuco diff.
eos baso staafk. segm~
lymfo mono div. tot.
thrombo's
met correctie zonder correctie:
mmol/1 U/1 U/1 U/1 U/1
mm/uur mmolÜ x !JO /1. 10 /1.
% % % % % % % %
109 /l. x
cholinesterase: U/1 ZPP ~g/gHb PbB IJg/1.
Urine: Albumen negatief Reductie necgatief Bloed , negatief
kg. cm.
1. 1. 1. % 1/min.
dossierno:
(verw. war ràe:
frequentie : PR-interval: ST-T
OD: OS: OD: OS:
normaalwaarcle:
~.9-7.3 JO: 6-28 v: m: tot 18 v: m: tot 22 v: 120-240
m: tot 5 v: m: 8,5-11.2 v: m: 4.0-6.0 v: 5-10
1-4 0-1 0-4 55-66 22-35 4-8
100 150-350 3000-9300 tot 2.0 tot 40,0
sl/min. I l
4-18 tot 15 tot 17
tot 10 7.5-9.9 3.9-5.0
- 39 -
Appcndj: J
v.•J'V.'l'll, lo
B\.D Rolt(•xd.1rn d.d. 24-JO-'RO
Aanwezig: Neclcm~n, Rijpstr~, l:lop en Schcffers (notulist).
polsslag wordt afgelezen uit het ECG
ondergrens.( 50 slagen per minuut
bov.engrens>l20 sle~gen per minuut
bloeddruk: a na] oog aan bes taande normen f.;te 1 t men de norm op:
/95 diastoliscli €n ) 160 systolisch.
longfunctie: hiervoor zijn twee. kriteria.
Met behulp van leeftijd en lengte wordt in een nomogn1m de
verv.•ac.htc FEV5
afgelezen. De werkelijke FEV5
mae niet meer
of minder zijn dan de verwachte waarde plus of minus 0.7
liter.
Met behulp van de FEV1en FEV
5 wordt in een nomogram de
Tiffenait index bepaald (FEV(FEV5
) x 100%). De berekende
waarde mag niet buite.n hc.t interval 687.-88% komen.
Vetgehalte:
Met behulp van de lengte en gewicht v10rdt de Broca..:.index
bepaald. Rijpstra zorgt voor de normering.
B-S.E
De B.G.D. Rotterdam houdt een norm aan van 5 mm/uur. Men
vindt dit aan de lage kant. Neeleman stelt lOrom/uur voor.
Geen overeenstemming kon worden bereikt. Men zal uitzoeken
hoe men aan deze norm komt.
d.d. 13-11-'80
Vetzucht.
In overleg met Rijpstra is kontakt gezocht met deskundigen •
. Deze wezen erop dat niet de llroca-index maar de Quetelct
index een aanvaardbae~r kriterium is voor vetzucht.
Zie bijlage I en II
Voorgesteld wordt deze index en normering te ge~ruiken.
Bezinking. mm Het MBL hanteert voor mannen 3-5 /uur. Een groep gezonde
mnnnt.'lijke werknemers vnn het M.BL kwam niet boven de '2 mm/uur.
i '
- 4U - l -CLASSIFIC11TIE VOOR Ef.N AOIPOSIT,\S-11/CEX l.l' B .. SIS v,;u G(~ICHT/LLI:Gn: (kg/crr. l
(INDEX Vi\:1 QUETELET) Appendix I (vervolg]
indien men niet boschikt over huidplooidiktc .. ctlngon van een populatie, kan""" aan da eoti>1nat1a 1n;l•o c~ gewicht een rodelijk gocdo aandjzing ontlcnan voor do oatc van overtollig vot rcsc. velnig vat. Voor cp\cec\clogisch ond,;rzock n.1>r do Invloed van overgewicht resp. ondarqs<icht op ggzondhold$para•aters van een bevolL:!~g, bijv. ziektcfrcquentio, doodsoorza:wn etc. Is do Oudclct-in.jox (G/L2) eon aanvaardbaar kr1tcr!um voor vetzucht dot hoog gccorre 1 cerd 1s met totaa 1 11 chaarnsgevl cht ( r - 0.85) en onafhankelijk van 1i chaamsgroottn (loog to) (T. KOSI!LA en G.T. LO:IE, Brit, J. Prev. Soc. Med. 21 (1967) 122-128; Ch. du V. FLORE.Y, J. Chron. Dis • .?l (1973) 93-103). Oe Ouotelctindox Is bij mannen van 20-35 jaar hoog gncorrolocrd !let de som van de triceps • subscapu]a huidplooidikten (R • 0,75).
Van een rcfcronticgroep von het C.I.V.O,-TI!O~an 2û-35 jarige gezonde 1113nnen (N • 217) en vrouwen (N • 14:i) Is een frequentle~verdellng verkregen van OI f 10.1l'J11 dio het rogolijk maakt tot eon classificatie te kooen o;> basis van percentlelgrenzcn, vari3rend van 'zeer mager'(< P2•5) tot 'adipeus'(> Pg7,5l. ·
Bevindingen bij een gezonde leeftijdsgreep van 20-35 jarigen vordt •stand;ard' geacht ook voor oudere led• t!jd, o,a. offidat het handhavan van het lichaamsgewicht rond 25-30 jaar volgens statistiskon van levensverzokerings~aatschappljen de bcsto prognose inhoudt voor ziekte- en sterftecijfers or ood"ro 'oe'tljd.
Do Quetalet-1ndax is niet een kwantitatieve maat voor overgewicht, maar een lndicdor voor vetmassa, d.w.z •.. deze Index Is redolijk hoog gecorreleerd. met vetmassa. Voor kinderen geldon andere indices.
HIJlNEN " :-· ·', <-,:-:: . ,_.~' '·: #
Percentielen Score Classificatie voor Ql)( 10.000 C ~··_,
; .. -0 < 195. zeer mager ··.:·
. j
;
.;. >·, .. -' .·,,
P2.5 u 195
p10 • 207 195 • 219
p25 • 219
p50 ·230 11 220- 2A4
p75 • 245
p90 • 255 lil 245- 209
p97.5. 269
IV > 270
VROUWEN
0 < 165. zeer mager
P2,5 • 165
p10 • 188 165 - 200
p25 ·200
Pso • 210 11 200 - 229
p75 • 229
P9o ·242 lil 230 - 259
p97.5 • 2f:ll
IV I > 200
mager tot s 1 ank
gemiddeld
tamelijk dik
vat
sagor tot slank
gom i dde ld
tamelijk dik '
vat C,l.V,O. 100; li1.B.1973 lV
--::·;~ ':_ ·:· .._
' f _, . .'
~.::·<:~ i I . -; .. , ..
;t-._: -· f
··· . . .
-:;, .•·
: ~: ~~ _ ....
. ,"!
' i
'
I I' t
_,
Figvre 2.2.4
Age- an.d sex-specific mean value~ of Quetelet-index (105xW/H2)
Gesfachts- en leeftijdsspecifieke gemiddelde waarden van de Ouetelet-index (105 x G/L2),
n = 10.334 (EPOZ, 1978) G/L2r-------------------------------------------; w;:;2
260
220
180
140
QUETELETINDEX
-···· •••••••••••••••
G :=kg, l =cm
••
•••••••••••••••••••••••••••••• ••• • • ...
<! (n = 4956}
••••••••••• ~ (n = 5378)
----.,----- -,---- -- ~~ -.----r--'
10 20 30 40 50 60 70 80 (jr)
280 "" u u ID ::J 0. .....
240 x
"' H ~
~ 1\) < . ID w '1 1\) < 0 ,_,
OQ 200 ~
160
- 42 -
-- ------·---~---;---.--··
i ,J
. .'
' '·
·-- 'r . -~, .. ·., ..
~~- . ·•
~~ ... "" •. :-!.:~_..;:~~.:.::;..; .. Postbus 3S. !. • . \. .:!. ~ ~ :::. :Vt.
i- 2 . :...--·~ ",.._:. ,.. . _,.,; .. - . -.~ ·. -~-··'"' ... . . .. ---- -·-'-·-----.-:
NCMOGRAM VÓOR HET t.EPALEN VP.N DE NORMAALWAAJ\D5 vÁN \}J; .. -- ·--~-·-· . . - -·;---- . .· ... :·:-
• I Appendix I vervolg
- 43 -
Appendix J
Aantallen antwoorden in de verschillende categorieën
1. Vragenlijst gezondheidstoestand+ huidklachten 152
2. Arbeideanamnese 31
3. Vragen over het werk 51
4. lichamelijk onderzoek + huidafwijkingen 92
5. Klinisch fysisch en klinisch chemisch onderzoek + 24
hematologie
Voor 200 werknemers is het totaal ongeveer 200 x 350 antwoorden.
- 44 -
1. Vragenlijst gezöhdheidstoestand
a) neurasthene klachten 10
b) oogklachten 4
cl oorklachten 7
dl longklachten 9
el hartklachten 11
f) maag-~ darm- en mictieklachten 15
g) botklachten 16
hl hoofdpijn/duizeligheid 6
i) bloedvaten 2
j) allergische klachten 4
k) onder behandeling arts/laatste 3 jaar 19
1} operaties 4
m) familie - ziekten 4
nJ algemeen 1
o) roken 8
p) alcohol 4
q) inspanning 3
r) diversen 4
s) huidklachten 17
2. Arbeidsanamnese
vraag 12: werk - schadelijke stoffen 15
vraag 13: thuis - schadelijke stoffen 16
- 45 -
3. Vragen over het werk
al fysieke belasting 5
b) perceptief-mentale belasting 5
cl omgevingsaspecten 15
d) werktaak 5 ! el organisatie + leiding 5 psycho-sociale '
fl sfeer + samenwerking 5 "' \ aspecten g) werkkring (verwachting, zekerheid) 5
hl eigen rol + privé 5
i) samenvattende vraag 1
4. Lichámelijk onderzoek
a) ogen 7
b) hoofd en hals (+oren) 12
cl longen en borstkas 6
d) hart 4
e) buik 7
fJ bovenste extremiteiten 10
g) onderste extremiteiten 10
hl wervelkolom 12
i) zenuwstelsel 9
j] beenvaten 3
k) huid en slijmvliezen 8
1) habitus 3
ml huid: 14 ziektes 1 12 lokelisaties
- 46 -
5. al Klinisch fysische metin!1;en
1 • longfunctié 4
2. ECG 3
3. gewicht + lengte 2
4. bloeddruk 2
b) Klinisch chemische metingen
1 • enzymen 5
2. ZPP (lood) 2
3. cholesterol 1
cl Hematologie 5
(+differentiaties)
- 47 -
Onderzoek naar de gezondheidsrisico's bij schilders
in Rotterdam en Den Haag. II: Resultaten
Dr. M. Wijnans en M.J. Saris-Wijnans
Resultaten van de statistische verwerking en conclusies
1. De vragenlijsten
1.1 Algemene gezondheidstoestand en huidklachten
De relatieve frequenties van de ja-antwoorden zijn samengevat in tabel
la, de gemiddelde scores met hun standaardfouten in tabel lb. Ze zijn
onderverdeeld in Den Haag, respectievelijk Rotterdam. De frequenties zijn
getoetst door de tweezijdige overschrijdingskans (P2) te berekenen met de
exacte toets van Fisher (tabel la) en de somscores met de toets van Welch
(tabel lb). In de tabellen en figuren zijn de P2's opgegeven in Engelse
notatie, terwijl de 0 voor de komma niet is vermeld, naar analogie van de
getallen zoals ze uit de computer komen. P2's ~0,05 zijn onderstreept.
a. Neurasthene klachten.
Wat de frequenties betreft zijn er in Den Haag twee P2's >0,05. De
conclusie is dat er noch in Den Haag, noch in Rotterdam verschillen
zijn gevonden tussen schilders en andere bouwvakkers.
b. Oogklachten.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen tussen s en b, noch
in Den Haag, noch in Rotterdam.
c. Oorklachten.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen tussen s en b, noch
in Den Haag, noch in Rotterdarna
d. Longklachten.
In Rotterdam is één klacht met P2 ~0,05, in Den Haag geen. De P2 (0,05
in Rotterdam wordt dus in Den Haag niet bevestigd. Bij de somscores is
geen P2 onderstreept. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
e. Hartklachten.
In Rotterdam één P2 (0,05, in Den Haag geen. Conclusie: geen verschil
len in Den Haag en Rotterdam tussen s en b.
- 48 -
f. Maag-, darm- en mictieklachten.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
g. Botklachten.
In Rotterdam bij twee klachten P2 onderstreept, in Den Haag geen.
Conclusie: geen verschillen in Den Haag en Rotterdam tussen s en b.
h. Hoofdpijn/duizeligheid.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
i. Bloedvaten.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
j. Allergische klachten.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
k. Onder behandeling arts/laatste 3 jaar.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
l. Operaties.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
m. Familie-ziekten.
In Den Haag één klacht met onderstreepte P2, in Rotterdam geen. Bij de
somscores is er geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in
Den Haag en Rotterdam tussen s en b.
n. Algemeen.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschil in Den Haag en Rotter
dam tussen s en b.
o. Roken.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
p. Alcohol.
Geen onderstreepte P2. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
q. Inspanning.
In Rotterdam twee klachten met onderstreepte P2, in Den Haag geen.
Verder geen P2 (0,05. Conclusie: geen verschillen in Den Haag en
Rotterdam tussen s en b.
- 49 -
r~ Diversen.
In Den Haag is één klacht met onderstreepte P2, in Rotterdam geen.
Conclusie: geen verschillen in Den Haag en Rotterdam tussen s en b.
s. Huidklachten.
Een overzicht geeft tabel lc (zie ook appendix C van deel I van dit
rapport). Geen onderstreepte P2. Er zijn dus geen verschillen tussen s
en b waargenomen.
wat betreft de "voorzorgen11 geven de somscores aan dat zowel in Den
Haag als in Rotterdam de bouwvakkers minder voorzorgen nemen dan de schil
ders. Het verschil berust voornamelijk op de beantwoording van vraag 614; b
wast zich na het werk minder frequent dan s. In Den Haag is er gezien de
zeer kleine P2 nog een tweede element: de schilders dragen vaker bescher
mende kleding (zeer kleine P2 bij beantwoording vraag 609).
Wat betreft de "jaartallen", vragen 603, 604, 606 en 608, zijn er geen
verschillen gevonden in de duur van de klachten en de behandeling daarvan.
1.2 Arbeidsanamnese
De resultaten van de antwoorden op de vragen 12 en 13 zijn samengevat
in tabel 2. (vgl. appendix C van deel I van dit rapport). De somscores zijn
niet vermeld; dit heeft voor de verschillende toxinen weinig zin.
Vraag 12:
Subvragen met zowel voor Den Haag als Rotterdam onderstreepte P2's
geven aanleiding tot de volgende conclusies:
subvr. 7.
subvr. 8.
subvr. 10.
subvr. 11.
subvr. 13.
subvr. 14.
De s komen frequenter in aanraking met schildersbenodigdheden
dan de b.
De s komen frequenter in aanraking met afbrandgassen bij
verfverwerking dan de b.
De s komen frequenter in aanraking met loodplamuur en lood
menie dan de b.
De b komen frequenter in aanraking met cement en beton dan de
s.
De s komen frequenter in aanraking met ontvettingsmiddelen
voor metaal dan de b.
De s komen frequenter in aanraking met ammonia dan de b.
De van te voren te voorspellen uitkomsten zijn door de resultaten
bevestigd.
- 50 -
Vraag 13:
Conclusies analoog aan die bij vraag 12 zijn mogelijk.
1.3 Vragen over het werk
De resultaten zijn samengevat in tabel 3 (zie ook appendix D van deel I
van dit rapport). De relatieve frequenties zijn vermeld in tabel 3a. Er zijn
maar 3 vragen waarbij zowel in Den Haag als in Rotterdam de P2 is onder
streept (P2 ~0,05). Dit levert de volgende conclusies op: des ondervinden
frequenter veel hinder van stank (vraag 13a) en van damp of nevel (vraag
13d). Bovendien hoeven ze minder frequent iets te doen dat eigenlijk niet
tot hun taak behoort (vraag 36).
In tabel 3b zijn de somscores samengevat. Op de gemiddelden leverde de
computer de P2's van de univariate F-toets; dit komt overeen met die van de
toets van Student. Bij de gebruikte aantallen verschillen deze weinig van de
P2's die de toets van Welch oplevert, waarbij rekening wordt gehouden met
ongelijke varianties van de groepen s en b. Zowel voor Den Haag als Rotter
dam is de P2 van de deelscore van "rol + privé" onderstreept, een onderdeel
van de categorie psycho-sociale klachten. Dit wettigt de conclusie dat
waarschijnlijk s gemiddeld hoger scoren dan b.
In tabel 3c zijn de frequenties van de antwoorden op vraag 41, de 11 samenvattende" vraag, weergegeven. Eén P2 is onderstreept. Conclusie: geen
verschillen tussen de antwoorden van s en b.
1.4 De leeftijd
De gegevens zijn samengevat in fig. lal, la2 en lb. Hieruit blijkt dat
zowel in Den Haag als in Rotterdam de groepen schilders en bouwvakkers zeer
goed vergelijkbaar zijn.
2. Lichamelijk onderzoek
De relatieve frequenties en de berekende P2's zijn vermeld in tabel 4.
Wat betreft de specifieke huidafwijkingen (deeli, appendix F) is de lijst
uit Rotterdam zeer fragmentarisch ingevuld.
Er zijn geen P2's ~0,05. Conclusie: er zijn noch in Den Haag, noch in
Rotterdam verschillen geconstateerd tussen de relatieve frequenties van
lichamelijke afwijkingen van schilders en van de overige bouwvakkers. In
tenminste een van de twee gemeenten zijn de relatieve frequenties van de
volgende afwijkingen hoog:
- 51 -
Den Haag Rotterdam
schilders bouw schilders bouw
slechte toestand gebit 26% 32% 2% 0%
opmerkingen gebit 8% 14% 48% 65%
operatielittekens 24% 10% 13% 8%
lever palpabel 10% 10% 2% 0%
schouder 18% 20% 0% 4%
knie 12% 8% 2% 0%
lordose verstreken 22% 20% 2% 0%
bewegingsbeperking 22% 18% 4% 4%
varices 18% 10% 6% 4%
adipositas 52% 32% 2% 0%
Opmerking de verschillen tussen Den Haag en Rotterdam zijn mogelijk te
wijten aan verschillende inzichten van de twee bedrijfs
artsen.
3. Biometrie
In fig. 2, a t/m h zijn de histogrammen weergegeven van de biometrische
gegevens (zie ook deel I, appendix H). De index 1 achter de letters a t/m h
duidt op gegevens afkomstig van werknemers uit Den Haag, 2 op gegevens voor
Rotterdam. De cumulatieve frequentieverdelingen zijn weergegeven in fig. 3,
a t/m hl boven de gegevens uit Den Haag, beneden die uit Rotterdam. Hierbij
zijn vermeld de P2 <0,05 van de toets van Kolmogorov-Smirnov (K.S.), de
aantallen, de gemiddelden met hun standaardfouten en de P2's berekend
volgens de toets van Student.
Uit de histogrammen kan men zien of de verdelingen symmetrisch zijn,
één of meertoppig zijn en of er uitschietende waarnemingen zijn. De
cumulatieve frequentieverdelingen laten duidelijk uitkomen of er verschillen
zijn tussen de waarnemingen van schilders (s) en andere bouwvakkers (b).
Achtereenvolgens worden besproken:
a. De lichaamsgewichten.
Er zijn noch in Den Haag, noch in Rotterdam verschillen tussen s en b.
Ook de verdelingen zijn van beiden redelijk gelijk.
b. De lichaamslengte.
Hiervoor gelden dezelfde opmerkingen als bij de gewichten.
- 52 -
c. De systolische bloeddruk.
Er zijn noch in Den Haag, noch in Rotterdam verschillen tussen s en b.
Bij een groot percentage van de werknemers is de druk boven de gezond
heidsgrens van 139 mm Hg, in Den Haag 70 tot 90%, in Rotterdam 30 tot
40%. In Den Haag is zelfs een vrij groot percentage boven de patholo
gische grens van 160 mm Hg, namelijk ca. 25%. De gemiddelden in Den
Haag liggen rond 150, in Rotterdam rond 130 mm Hg. De verschillen
tussen Den Haag en Rotterdam zijn waarschijnlijk te groot om verklaard
te kunnen worden door verschillen in de procedure van het opnemen van
de bloeddruk. Bij de bouwvakkers is er over het algemeen een groter
percentage met een druk onder 139 mm Hg dan bij de schilders.
d. De diastolische bloeddruk.
Geen verschillen tussen s en b. Ongeveer 50% heeft een druk boven de
grens van 89 mm Hg.
e. De vitale capaciteit.
Geen verschillen tussen s en b. Een acceptabel klein percentage van
ongeveer 5 à 10% van de werknemers heeft een vitale capaciteit onder de
ondergrens van 3,46 liter.
f. FEV1/FEV5.
Geen verschillen tussen s en b. Een te groot percentage werknemers
heeft een waarde beneden de ondergrens van 78%, namelijk ongeveer 30
tot 45%.
g. De peak flow.
In Rotterdam is er in de cumulatieve frequentieverdeling tussen s en b
een P2 (K.S.) ~0,05. Dit wordt in Den Haag niet teruggevonden. De
conclusie is dan ook: geen verschillen tussen s en b. Bij ca. 10% van
de werknemers, 20% bij de Haagse bouw, vinden we een waarde onder de
ondergrens van 400 1/min; 20% is een te hoog percentage.
h. FEV5-verwachte waarde.
In Rotterdam is er één P2 (K.S.) ~0,05. Dit wordt niet teruggevonden in
Den Haag. Conclusie: geen verschillen tussen s en b. Een te hoog
percentage werknemers heeft een waarde beneden de ondergrens van -0,7
1; in Den Haag respectievelijk 30 tot 45%, in Rotterdam 10 tot 20%.
In tabel 5 zijn de gegevens gerangschikt naar lichaamsfunktie voor het
toepassen van een multivariabele toets. Daar voor toepassing van deze toets
voor elke werknemer alle metingen moeten zijn verricht, zijn de aantallen
van s en b in Den Haag en Rotterdam meestal kleiner dan die voor de eerder
vermelde univariabele toetsingsmethoden. Besproken worden achtereenvolgens:
- 53 -
I. De longfunktie.
Ook de lambda-toets van Wilks levert geen verschillen tussen s en b
(zie tabel 5) . Over het algemeen is er een significante positieve
correlatie tussen de vier parameters. De correlatiecoëfficiënt is
echter slechts in één geval groter dan 0,71 (in dat geval wordt meer
dan 50% van de variantie verklaard door de correlatie), dat is in Den
Haag de correlatie tussen vitale capaciteit en FEV5-verwachte waarde.
II. De bloedsomloop.
Ook hier worden geen verschillen gevonden bij de multivariabele toets
tussen s en b. Wat de univariabele toetsing betreft wordt cholesterol
elders besproken. Het aantal werknemers met een Quetelet-index boven
269 x 105 is zowel bij s en b in Den Haag en Rotterdam te hoog. Wat de
systolische en diastolische bloeddruk betreft is het aantal werknemers
dat waarden boven de 139 respectievelijk 89 heeft veel te hoog. Ook is
in Den Haag het aantal werknemers met een pathologische hoge bloeddruk
(>160 mm Hg) te hoog, bij s n=14, bij b n=13. Bij deze werknemers zal
vaker de bloeddruk gecontroleerd moeten worden. Er zijn tussen de
verschillende parameters vooral in Den Haag vele significante positieve
correlaties. Behalve voor de systolische en diastolische bloeddruk in
Den Haag (r=0,808) zijn deze correlaties echter niet hoog. Men had toch
tussen leeftijd en systolische bloeddruk, Quetelet-index en systolische
bloeddruk en tussen cholesterol en diastolische bloeddruk hogere
correlaties verwacht.
III. E.C.G.
Er zijn geen verschillen bij univariabele of multivariabele toetsingen
tussen s en b. Het aantal werknemers dat een frequentie lager dan de
ondergrens heeft is in Den Haag opvallend groot; ook is zowel in Den
Haag als in Rotterdam het aantal werknemers met een FR-interval hoger
dan de bovengrens groot.
4. Chemie
Van de verschillende parameters (deel I, appendix H) zijn histogrammen
en cumulatieve frequentieverdelingen gemaakt. De histogrammen zijn weerge
geven in fig. 4, a t/m g, de cumulatieve frequentieverdelingen in fig. 5, a
t/m g. In fig. 5 zijn de aantallen, gemiddelden met standaardfouten vermeld.
Verschillen tussen de cumulatieve verdelingen zijn getoetst met de toets van
Kolmogorov-Smirnov (K.S., een P2 ~0,05 werd vermeld), verschillen tussen
gemiddelden met de toetst van Student (P2 ~0,05 onderstreept). De lever
funkties zijn met de multivariate lambda-toets van Wilks vergeleken (tabel
- 54 -
6), waarbij significante correlaties (P2 <0,05) zijn vermeld. Achtereenvol
gens worden besproken:
a. Cholesterol.
In het histogram van de bouw in Rotterdam zijn twee uitschietende
waarnemingen, respectievelijk 3,50 en 10,30 mmol/1, niet opgenomen.
Deze zijn te zien in de cumulatieve frequentieverdeling. In Den Haag is
er een significante P2 (0,042), dit is niet het geval in Rotterdam. Er
zijn dus geen verschillen tussen s en b. Waarden boven de bovengrens
van 7,3 mmol/1 komen zowel voors als b voor. In Den Haag respectieve
lijk 30 en 10%, in Rotterdam 20 en 10%. Voor de schilders is dit te
hoog.
b. y-Glutamyltransferase (y-GT).
De histogrammen zijn alle scheef. Er zijn geen verschillen tussen s en
b. Waarden boven de bovengrens van 28 U/1 komen in Den Haag voor bij
respectievelijk 15 en 20% van de s en b, in Rotterdam bij respectieve
lijk 20 en 5%, 20% is een te hoog percentage.
c. Aspartaat aminotransferase (SGOT).
Voor de bouw in Rotterdam is één uitschietende waarneming van 37,0 U/1
niet in het histogram uitgezet, in de cumulatieve frequentieverdeling
is deze duidelijk te zien. Er is geen verschil tussen s en b. De
frequentieverdelingen zijn iets scheef. Waarden boven de bovengrens van
18 U/1 komen in Den Haag voor bij respectievelijk 5 en 15% van de s en
b, in Rotterdam bij respectievelijk 5 en 5%.
d. Alanine aminotransferase (SGPT).
Er zijn geen verschillen tussen s en b. De frequentieverdelingen zijn
iets scheef. In het histogram van de bouw in Den Haag zijn twee uit
schietende waarden van elk 61,0 U/1 niet uitgezet. Waarden boven de
bovengrens van 22 U/1 komen in Den Haag voor bij respectievelijk 15 en
15% van de s en b, in Rotterdam bij respectievelijk 10 en 10%.
e. Melkzuurdehydrogenase (LDH).
Er is geen verschil tussen s en b. De verdelingen zijn iets scheef.
Slechts een zeer gering percentage van de waarden ligt boven de
bovengrens van 240 U/1.
In tabel 6 is de multivariate toets voor de leverfunktie vermeld. Het
betreft de vier leverenzymen beschreven onder b tot e. De aantallen zijn
door de onvolledigheid van de gegevens iets geringer dan die bij de univa
riate toetsen. Er is geen verschil tussen s en b. Zoals verwacht zijn er
paarsgewijs significante positieve correlaties tussen de enzymconcentraties,
- 55 -
maar geen een is er groter dan 0,71. In Den Haag zijn niet alle correlaties
significant.
f. Cholinesterase.
Er zijn geen verschillen tussen s en b. Bij de schilders komt zowel in
Den Haag als in Rotterdam slechts één waarde beneden de ondergrens van
3000 U/1.
g. Zinkprotoporfyrine (ZPP).
In de histogrammen van de schilders zijn enkele uitschietende waarne
mingen boven de 6 ug/g Hb niet opgenomen. Deze verdelingen zijn scheef.
zowel voor Den Haag als voor Rotterdam zijn de toetsen van Kolmogorov
Smirnov en Student significant. De s hebben een hogere ZPP-waarde dan
de b. Zowel in Den Haag als Rotterdam hebben 50% van de schilders
waarden boven de grens van 2 ug/g Hb.
Boven een ZPP-waarde van 2 zijn er bepalingen van de Pb-concentratie in
bloed verricht. De gegevens zijn vermeld in tabel 7. Van de enige bouwvakker
met ZPP >2 is geen Pb bepaald. De waarden zijn te hoog, in Den Haag zijn er
acht (33%) en in Rotterdam vier (20%) schilders met een Pb-waarde boven de
400 ppb. Dat het ZPP en Pb in het bloed verhoogd zijn stemt tot enige
verwondering daar het sinds 20 jaar verboden is loodverfstoffen te gebruiken
(behalve loodplamuur, loodmenie die relatief weinig worden gebruikt en het
onoplosbare loodchromaat). Daarom is een nadere analyse gemaakt door de
schilders in bepaalde subgroepen in te delen. Het gemiddelde en de stan
daardfout van de ZPP-waarden werd berekend en het verschil werd getoetst met
de toets van Student. De indelingen waren als volgt (zie tabel 8):
I. Meer of minder dan 25 dienstjaren.
II. Komt in aanraking met afbrandgassen of niet.
III. Komt in aanraking met loodmenie en/of loodplamuur of niet.
IV. Komt in kontakt met stof of niet.
v. Komt in aanraking met damp of niet.
Er is slechts één tweezijdige overschrijdingskans P2 (0,05, namelijk in
Rotterdam voor de subgroep die in aanraking komt met loodplamuur en/of
loodmenie. Er is dus geen duidelijke aanwijzing voor de herkomst van de
loodbesmetting. Voorts is er nog een rangcorrelatiecoëfficiënt van Spearman
(1) berekend voor de ZPP-waarden en het aantal dienstjaren van schilders.
voor Den Haag en Rotterdam bedragen deze respectievelijk 0,004 en -0,473.
Deze laatste is significant (P2 ~0,05) verschillend van 0. Bij meer dienst
jaren dus lagere ZPP-waarden. Voorts zijn er nog significant positieve
correlaties tussen ZPP-waarden en enkele leverenzymen:
- 56 -
ZPP - y-GT in Den Haag 0,252
ZPP - SGOT in Den Haag 0,458, in Rotterdam 0,395
ZPP - SGPT in Den Haag 0,242
De correlatiecoëfficiënten zijn niet groot en de redenen voor deze
correlaties zijn duister.
5 Hematologie
De gegevens van de bloedbezinking (BSE), het hemoglobinegehalte (Hb) en
de aantallen erythrocyten (Ery's), leucocyten (Leuco's) en thrombocyten
(Thrombo's) zijn samengevat in de histogrammen in fig. 6 at/me, en de
cumulatieve frequentieverdelingen in fig. 7 a t/m e. Getoetst is met de K.S.
en Student toetsen. Ook zijn de gegevens multivariaat getoetst met behulp
van de lambda toets van Wilks (tabel 9).
Gezien de onnauwkeurigheid van de bepalingen zijn van de gegevens van
de differentiatie alleen de frequenties vermeld van de waarnemingen die
buiten de referentiewaarden liggen. Getoetst werd met de exacte toets van
Fisher (tabel 10).
Achtereenvolgens worden besproken (zie fig. 6 en 7):
a. Bloedbezinking.
De histogrammen zijn alle scheef, enkele uitschietende waarnemingen
zijn niet uitgezet. Deze komen tot uitdrukking in de cumulatieve
freqeuntieverdelingen. Er zijn geen verschillen tussen s en b. Voor de
s en b zijn de percentages boven de statistische grens van 5 mm/uur in
Den Haag respectievelijk 40 en 40% in Rotterdam, 25 en 20%; boven de
pathologische grens van 30 mm/uur liggen in Den Haag respectievelijk 5
en 0%, in Rotterdam 2 en 2%.
b. Hemoglobine.
Bij schilders is er een enkele uitschietende (lage) waarde niet in de
histogrammen uitgezet. Er zijn geen verschillen tussen s en b. In Den
Haag komen waarden onder de referentiewaarde van 8,5 mmol/1 voor bij 5%
van de s en 10% van de b, in Rotterdam bij 10% van de s en 5% van de b.
Waarden boven de bovengrens van 11,2 mmol/1 komen niet voor.
c. Erythrocyten.
Er zijn geen verschillen tussen s en b. In Den Haag komen waarden onder
de ondergrens van 4,0 x 1012
;1 voor bij 2% van de s en 0% van de b, in
Rotterdam bij 2% van de s en 0% van de b. Waarden boven de bovengrens
van 6,0 x 1012
;1 komen niet voor.
- 57 -
d. Leuco's.
De verdelingen zijn iets scheef, één uitschietende waarneming (15,7 x
109/1) is niet in het histogram van schilders in Den Haag uitgezet. Er
zijn geen verschillen tussen s en b. Waarden beneden de ondergrens van
5 x 109
11 komen in Den Haag voor bij respectievelijk 20% van de sen
35% van de b, in Rotterdam bij 15% van de s en 20% van de b. Deze
percentages zijn te hoog. Pathologisch neemt men wel een waarde van 3 x
10911 als ondergrens aan. Boven de bovengrens van 10 x 10911 komen in
Den Haag 2% van de s en 5% van de b, in Rotterdam respecteivelijk 5% en
2%.
e. Thrombo's.
Er zijn geen verschillen tussen s en b.Waarden beneden de ondergrens
van 150 x 10911 komen in Den Haag voor bij 2% van de s en 10% van de b,
in Rotterdam bij respectievelijk 0% en 2%. Stoornissen in de bloedstol
ling (pathologische grens) komen bij niet inferieure thrombocyten voor 9
bij waarden onder de 30 x 10 /1.
In tabel 9 zijn de gegevens voor multivariate toetsen vermeld. Er zijn geen
verschillen tussen s en b. Als bovengrens voor de BSE is 30 mm/uur aangehou
den. Boven 5 mm/uur zijn de frequenties voor s en b respectievelijk 17 en 13
in Den Haag, 11 en 11 in Rotterdam. Significant negatieve correlaties werden
gevonden tussen BSE en aantal Ery's. Dit is bekend. Bovendien tussen BSE en
Hb, hetgeen ten dele berust op de significant positieve correlaties (r
>0,71) tussen Hb en Ery's. In Den Haag werd bovendien een positieve corre
latie gevonden tussen BSE en Thrombo's, maar niet in Rotterdam.
f. Differentiatie van leucocyten.
De frequenties beneden de onder- en boven de bovengrens zijn vermeld in
tabel 10. In Den Haag is er een onderstreepte P2 bij lymfe. Bij s komen
vaker hogere waarden voor dan bij b. Dit wordt niet gevonden in Rotter
dam, er zijn dus geen verschillen tussen s en b.
Van eosinofielen, de staafkernige en segmentkernige neutrofielen en de
monocyten zijn de aantallen buiten het referentiegebied hoog. De
getelde aantallen eosinofielen en monocyten zijn relatief klein, zodat
telfouten groot zijn.
Belangrijk is of de referentiewaarden opgesteld zijn in hetzelfde
laboratorium. Alleen in dat geval zou men voorzichtig conclusies kunnen
trekken.
De percentages staafkernigen en lymfocyten zijn sterk afhankelijk van
het aantal getelde leucocyten. Verder is het bekend dat er bij ouderen
hogere percentages lymfocyten voorkomen. Ook zijn er personen die hun
- 58 -
hele leven een infantiel hoog percentage lymfocyten houden. Daar de
diverse mogelijkheden geen belang hebben voor de vraag of er verschil
len tussen s en b zijn, zijn ze niet nader statistisch geanalyseerd.
6. Urine
In tabel 11 zijn de relatieve frequenties van afwijkingen in de urine
samengevat. Er zijn geen vershillen tussen s en b wat betreft albumen,
positieve reductie en bloed.
- 59 -
Tabel 1a Vragenlijst betreffende de algemene gezondheidstoestand:
relatieve frequenties
Oen Haag 200. Bent u vult ~e7
Zo ja: ~ij het op~taan7
- na het werk7
- 's-i.".ön-';1-i?
201. Bent u vaa~ slaperig of suf?
202. Slaapt .., '!>lecht1
20). Heeft u voortd~rend het gevoel, dat u er niet
tegenop kunt?
20~. Heeft u n~rveuze klachten (last van 1 z~ouwen')?
zo ja: -Bent u ~~~k prikkelbaar?
- Sel'lt v vaak opgewonden of g~jél<l!Jd?
210. ofaagt u een bri 1 of contactlenzen?
211. Heeft u llachten ever het zien (zelfs als u
cootacttenz.eJ'1 of U"" bri 1 draagt)?
Zo ja: bij het zien verrJf?
bij het zien' dichtbij?
220, Heeft u klachten van de oren?
Zo ja; - slecht horen?
- oonvizen?
- loopoor?
221. Is uw netts reçelm.atig verstopt?
Zo ja: - langer dan 3 maanden achter elkaar?
222. Bent v vaak hees?
240, Moet u regelMatig hoe!oten?
Za ja: - moet u gedurende de laatste 2 jaar
regelr.~<~:ig hoesten?
- hoest u langer dan 3 maanden achter elkaar?
-moet u ook slijm ophoesten?
241. Heeft u nogal eens tast van kortademigheid?
Zo ja: in rust
-bij lichte lkhi!melijke inspaMing,
(gewoon lopen?)
- Sîj zwaadere lichamelijke inspanning,
(de trap oplopen, tegen de wind inlopen,
of fietsen)?
-komt de kortademigheid in aanvallen van
b-etl..'uwdkeid (astma)?
250. Heeft u 's-nachts vaak last van benauwdheid?
Zo ja: - h het tloodzakelijk op meer dan één kussen
te sl.apen?
2)1, Heeft u nogal eens pijn of een beklemd gevoel op de
borst of in de hartstreek7
Zo ja: - in rust?
-biJ lichte lichame.lijll.e inspanning (gewoon
topen} 1
-bij r.~aardere liche~l!lelijke insp.anning {de trap
oplopen. tegen de wind Inlopen of fietsen)?
• biJ opwinding7
- biJ overgang van warmte na.ar koude?
-na de ma.altljdl
2)2, Ho~t u l~·nachts gewoon! Ijk meer dan eens plaHen?
25), Heeft u •s-avonds vaak dikke voeten1
schiJders
22/5[1 1 o;~;o 21/50 11/50 10/50
5/50
2/SO
21/50 15/50 23/50
22/50 8/50
3/50 7/50
8/50 4/50
4/50 1/50
11/50 3/50 3/50
8/50
7/50
6/50
8/50 14/50 1/50 1/50
13/50
1/50
0/50 2/50
18/50
12/50 3/50
5/50
7/50 3/50 2/50 4/50 5/50
bout.oJ P2
7?./SO 1 .o 11/Sfl • ~~!!~l ?1/'.iO 1 .0 1~/40 .4B4 8/50 . 785 5/50 1.0
1/49 .908
9/49 .016 12/50 -:553
11/50 .020
17/50 .412 6/50 .774
3/50 1 .o 8/50 .999
3/50 .200 3/50 .899
1/50 .362 0/50 .999
13/50 . 815 3/50 1 .0 1/50 .617
6/50 .774
5/50 .760
2/50 .269
5/50 .554 8/49 .227 1/50 1.0 3/50 .617
10/50 .6 5
1/50 1. 0
0/50 1.0 1/50 .999
9/50 .070
5/50 .108 2/50 .989
3/50 • 715
4/50 .525 0/50 .242 2/50 1 .o 3/50 .999
2/50 .436
- 60 -
260. l!.:.q,ft u regclm,~otig k!achte.., ov~r dr. r."<lo3<JHrt-ek7
Zo ja: ~ maJgpljn1
- 'zuur branden'?
261. Heeft u regelmati2 touikpi jn?
Zo ja:- in hevige Hnvallen7
• langdurig en zeurend?
262. l!et:ft u regelmatig problemen met de ontlasting?
Zo j~: - v~rstopping7
diarree?
-bloed bij Ce ontlasting?
263. Heeft u een breuk {llesbre~,~k, n<~:velbreuk of andere breuk)?
264, tltr.ft u klachten bij het plas5en1
Zo j11: - I'I'>Ooet u vaak pI assen?
pb;t u moeilijk?
-heeft u c":n branderig gevoel tijdens het plHsen7
-------------------!leeft u regelmatig pijn of stijfheid in de t.ovcn-;tt! ledc.w . .:~tcn?
280, Zo ja: schouder
281. bovenarm
zez. elleboog
283. onderarm
28~. - pols
zes. -hand of vingers
Heeft u regelmatig pijn of stijfheid in de onderste ledematen?
)00. Zo ja: heup
)0 I. bollenbeen
302. knie
30). • onderbeen
304. • enkel
305. • voet of tenen
320, Heeft u regelmatig pijn of stijfheid in de nek?
lo ja: ~ trekt het ergens na~r toe?
321. Het\ft u regelmatig pijn of stijfheid in de rug?
Zo ja: w midden in de rug
In de lendestreek
~ trekt het ergens naar toe?
~40. Heeft u regelmatig la.st van ernstige hoofdpijn?
Zo ja: w migraine?
)41. Sent u 11aak duizelig?
Zo ja: - moet u dan gaan ti tten1
· valt u dan flaw1
-bent u duilelig bij verandering 11an houding?
360. Heeft u spataderen?
)61. Heeft u pijn in de kuit{en} gedurende het lopen?
l70 •. aent u ergens Ollerge."oellg 1100r?
Zo J•• hebt u daarbij l<1st v.an:
• de huid {bij .... uitslag, jeuk}
de neus (bijv. loopneus)
-de .ademhaling (bijv. benauwd. kriebelhoest)
........................
schilders
13/50 S/50
1 0/~}0
1/50 0/50 1/50
4/50 1/50 0/50 1/50
1/50 1/50 4/50 0/50
2/50
16/50 13/50 9/50
8/50 4/50 8/50
8/50 3/50 9/50
4/50 5/50 -4/50
10/50 6/50
17/50
6/50 15/59
8/50
7/50 4/50 3/50 1/50 1150
9/50
5/50 4/50
11/50
10/50 2/50 7/50
bouw
8/50 4/50 4/49
0/50 0/50 1/50
1/50 1/50 0/50 0/50
1/50 1/50 5/50 0/50
0/50
12/50 7/50 4/50
2/50 4/50 3/50
3/50 2/50 9/50
4/50 3/50 5/50
6/50 3/50
21/50
5/50 17/50 7/50
8/50 1/50 3/50 2/50 0/50
7/50
1/50 2/50
8/50
7/50 4/50 2/50
P2
.326 • 9~iQ
.148
.999 1. 0 1 . c • ::HJ ;; 1 . (J 1 .ll .~9J
1. D 1 'fJ .999 1.0
.495
.504
.211
.234
.o,:?. -1,Q
.200
.200
.999 1 .0
1.0 .715 .999
.414
.487 • 537
.999
.830
.999
.999
.362 1.0 .999 .999
.786
.204
.678
.611
.595
.678 .1Bo
- 61 -
Den Haag
Btnt v dct l.:!!.:~.~~j~'!! onder beJ·,önde I i nq gcw~es t voor t..tn of 11\eCrdere
v.':!n de hiero"é<'.r genccmd!! ziekten of "'~ndc.eningtn (genee,..-nidde!en, operaties, schildors dieet, ruHkuur, benr~ling, md~sage of leefregels):
390. (aankrvisen) - suike-rziekte
391. ~ hoge blol:!d"'ruk
)92.
)9).
)94.
)95.
);.:6.
)97.
)98.
)99.
400.
40 I.
402.
40).
404.
405.
406.
407. 408.
- hartziekte
- vaatziEkte {bijv. trombos~)
- overgewicht
- oyenpannen!1eid
- slapeloosheid
- vallende ziekte
huidziekte
bronchi tls (of astma)
rheuma
spier- of gewrichnkl<lchten
langdurige nek- of rugklachten
- maag
- galblaas
- lever (bijv. gct::lzucht)
- nieren
- ernstig on9eval
- andere ziekten of aandoeningen
zo ja, welke?
410. eent u wel eens geopereerd?
411. Zo ja: - de laatste 3 juen7
Zo ja, wailrvoor1 Korte omschrijving van operaties gedurende de laatste 3 jaar
412. Heeft u nog klachten van vroegere operaties?
Zo ja, welke? Korte omschrijving: .. ." ............ , , ••••.•..•..••••• , •••.••• , , •••.••...
1/50 6/~iO
2/50 2/50 3/50
9/50 4/50 1/50
4/50 1/50 1/50
14/50
16/50 8/50 1/50 0/50
2/50 0/50 6/50
25/50 6/50
5/50
41). Gebruikt u nogal eens gen.aesmiddelen (slaapmiddelen, asperine, de pil, enz.)7 12/50
Zo ja, welke? (zo ~gelijk naam en aantal) ......................................... .
Zijn één of meer van uw ouders, broers, zusttrs, voor het 55e jaar lijdende (geweest)
.. n een:
~20. hartinfarct 4/50 421. beroerte (hersenbloeding) 7/50
422. - te hoge bloeddruk 7/50 423. suikerziekte 5/50
............................................................................... ; ....
4]0. Heeft u nog iets anders over uw gezondheid op te ~rken1 6/50 Zo ja: - korte omschrijving: ..................................... .,. ................ .
440. Rookt u7 31/50 Zo ja: • hoeveel sigaretten, shagje' of sigadrtjes per dag:
"'· ·minder dan 10 6/50 412. • UI tot 20 14/50 'IJ. - meer dan 20 10/50
-hoeveel pijpen of grote 1lgaren per dag7
144. - mlnder dan 5 1/50 11s. - S tot 10 1/50
41(6. .. m<er dan 10 0/50
'-~4} (.",., • 6.....1 n ..-kt t-~1,\. t"""'- ,u ~ .. J ~ "-"''- <;<>lrf 0/50
·- ··----.··-,··----··--·-··-
bouw
2/50 "1/50
1/50 1/50 0/50
4/50 2/50 o;:)o 5/50 0/50 0/50
12/50
13/50 4/50 0/50 1/50
1/50 2/50 1/50
21/50 4/50
6/50
9/50
2/50 0/50
2/50 2/50
2/50
21/50
5/50 8/50 6/50
0/50 2/50 0/50 1/50
P2
.SUB
.741
.999
.889
.242
.234
.078 .898
.988
.899
.999
., 820
.EGO
.357
.999
.999
.999
.485
.112
.422
.741
.899
.624
.678
.012
.~60
.436
.269
. 071
.998
.227
.414
.988 .889 1 .0 .888
- 62 -
Den Haag schildars bouw P2 ---···---
450. OdnY.t u .11col-iol hch~ dran\.;; ( biH, jenever, w!jn of dergelijke)? 39/,-l9 33/50 .176 Zo ja: Hoev<!el çhzel'l per loó'~ek:
451. minder d•n 10 18/48 23/50 ~)2. 10 tot 25 16/49 9/50 45). meer dan 2S 5/49 3/50 q{,o. SpAn• u zlcfl lich.u"elijkwel eens flink in? 35/47 32/49 461. tijdens het "...erk 31/47 29/49 462. - in vrije tijd (bijv. sport) 25/47 16/49
q70. Oe~kt u, dat u in deze lijst klachten heeft genoemd, die moqelijk ~~et het werk samenh-'ln!]en? 12/28 9/31
Zo ja, wilt: u hieronder aangeven; nu!Mler "an de vraag, kl.i!•;ht en oorzaak volgefls u:
no. vraag k I acht oorzaak volgen~ u
.41G
.110
.487
.378
.53?
.06:1
. 41fJ
~80. Voelt u zich gezond?
430. Zijn alle in deze lijst opgege"Jen klachten bij uw huisarts of specialist bekend? 33/47 35/42
33/49 21/40
.820 ,004
Zo nee; -welke klac.!•ten niet (wilt u de nummers, die voor de desbtHreff~nde vragen staan, hier
vermelden): •••.•••.••
- korte omschrijving: .... , ................... ,,.,,,,,, .....•. ,. .•• ,., ...••. ,,,., ...... .
500. Heeft u er be<:.vaar tegen, dat gegevens van E.i.!. onderzoek naar uw huisarts worden doorgestuurd? 1/50 1/49 .999
Hotterdam 200. Bent u v~ak rrç~?
lo jol: qiJ het op~t.I.;n?
na het .,.,erk 7
's-avonds?
201. Bent u vaak slaperig of suf?
202. Sl<t<3pt u sled1l?
- 63 -
20). Hf!eft u voortdure:r'ld het gevoel, dot u er niet
tegenop kunt?
20li. Heeft u nerveuze klachten (last ViHJ 'zcntr ... en')?
Zo ja: Sent u vla~ prikkelbaar?
~ Bent u vaa\., op~e·.•onden of gejaagd?
·--210. Oia<:gl u een bril of cor.t?ctlenzen?
211. Heeft u klachten over het zien (zelf5 als u
conta~tl~nt~n of~ bril draagt)?
Zo ja: ûlj het zit>n veraf?
bij het zien' dichtbij?
220. Heeft u klachten van de oren?
Zo ja: slecht horen?
ooro;ui zen?
loopoor?
221. l'S uw neus regelmatig verstopt?
Zo ja: - langer d<1n 3 maanden achter elkaar?
212. Bent u vaak hees?
2~0. Hoet u regelmatig hoesten?
Zo ja: ~ moet u gedurende de laatste 2 jaar
reg~l~tig hoesten?
~ hoest u ldnger dan 3 maanden achter elkaar?
-moet u ook slijm ophoesten?
241. Heeft u nogal eens last van kortademigheid?
Zo ja: in rust
bij lichte lichamelijke inspanning,
(gewoon lopen?)
Bij zwaardere lichamelijke inspanning,
{de trap oplopen, tegen de wind inlopen,
of fietsen}?
komt de kortademigheid in aanv~l !en Yan
benauwdheid (astma)?
250. Hoeft u 's~nachts vaak last van benauwdheid?
Zo ja: * Is het noodzakelijk op meer dan !én kussen
te slapen?
251. Heeft u no;a1 eens pijn of een beklemd gevoel op de
borst of in de hartstreek.?
Zo ja: in rust?
• bij lichte Tfchamelijke insp4~ning (gewoon
lopen)?
~bij rwa.tr'dere ll<;.harnelijke Inspanning (de trap
oplopen. tegen de wind Inlopen of fietsen)?
- bij opwinding?
• bij over;ang van warmte naar koude?
- na de maaltijd?
252. Hoet u 's~nachts gewoonlijk meer dan eens plassen7
lSJ. Heeft u 's~avonds vaak dikke voeten1
schilden;
17/4ll 9/48
15/48 12/40
8/48 7/48 5/48
14/48 12/48 15/48
24/48 5/48
1/48 10/48
12/48 6/48 4/48 3/48
8/48 4/48
2/48
12/48 10/48
5/48
8/48 13/48 1/48 5/48
13/48
3/48
4/48 3/48
14/48
7/48 5/48
6/48
9/48 5/48 4/48 4/48 3/48
bouw
18/52 8/52
18/52 16/52
9/52 6/52 6/52
19/52 9/52
17/52
31/52 4/52
2/52 7/52
17/52 11/52 6/52 0/52
9/52 4/52
3/52
7/52 4/52
4/52
4/52 12/52
0/52 0/52
14/52
1/52
2/52 1/52
18/52
10/52 1/52
5/52
6/52 1/52 0/52 3/52 3/52
P2
1.0 .791 .832 .656
1 .o .7G9 1 .0
. 525
.462 1 • 0
.422
.734
.999
.426
.509
.295
.743
.107
1 .0 1 .0
1 .o
.202
.083
.734
.223
.653
.480
.023
1.0
.348
.423
.348
.669
.601
.102
.754
.404
.102 .aso .707 1.0
- 64 -
2GO. 1/~:l:lft u regelmatig kl.achten over dt: ma.1g-strcekl
Zo Ja: ~ "'.Ut:p;jn7
~ ".tuur branden'?
261. Heeft u r-t'qel'llatig buikpijn?
Zo ja:- in hevige a.tTwallen?
- langdurig en zeurend?
262. lluft u reqell'l'atig problem~n met de ontla-stin91
Zo ja: - verstopping?
- diarree?
- bloed bij de ontlasting?
26), Hu ft u een bre1.1k {1 ie<;breuk, navelbr.:uk of andere bre~:l-.)1
26~. Hel.'ft u klachten bij het plass-en?
Zo J•: - ~t u Ya<Jk plassen?
- p&c u moei 1 ijk?
-he-eft u een branderig sevO"!I tijdens het pl.:~ssen?
Heeft u regelmatig pijn of stijfheid in de bovenste ledematen?
280. Zo ja: - schouder
28 I • - bovenarm
282. - elleboog
283. - onderarm
284. - pols
20~. - hand of vingers
P.eeft u regel~atig pijn of stijfheid in de onderste led~maten1
300. Zo ja: - heup
)01. -bovenbeen
302. - knie
30 3. - ondubeen
304. - enkel
305. - voet of tenen
320. Heeft u regelmatig pijn of stijfheid in d~ nek?
Zo ja; - trekt het ergens naar toe7
)21. Heeft u regelrnatig pijn of stijfheid ln de rug7
Zo ja: - ~nidden in de rug
- in de lendestreek
- trekt het ergens naar toe?
3~0. Heeft u regelmatig last van ernstige hoofdpijn?
Zo ja: - ~igraine?
3-'lt. Bent u vuk duizelig?
Zo ja: - ~t u dan gaan zitten?
- valt u dan flaiJW'7
-bent u duitelig bij verandering van houding?
360. Hedt u spataderen?
)61. Heeft u pijn in de kult(en) gedurende het lopen?
370. Bent u ~rgens overgevoelig voor7
Zo ja., hebt u daarbij last van:
-de huid {bijv. ultsl.lg, jeuk)
-de neus (bijv. loopneus)
-de ademhaling (bijv. benauwd, kriebelhoest)
........................
schi ldor::-,
8/48 5/48 5/48 3/48 0/48 3/48
5/48 1/48 2/48
2/48 3/48 1/48 5/48 0/48
0/48
14/48 9/48 4/48
5/48 6/48 6/48
1/48 2/48 7/48
2/48 1/48 4/48
14/48 8/48
16/48 5/48
11/48 7/48
3/48 1/48
11/48 4/48 0/48 7/48
8/48 2/48
10/48
9/48 4/48 3/48
8/52 3/52 5/:i2 1/52 0/52 1/S2
6/52 3/52 3/52
1/52 3/52 2/52 8/52 0/52
1/52
1S/S2 9/52 5/52
2/52 2/52 8/52
7/52 4/52
10/52
2/52 4/52 3/52
11/52 6/.G2
29/52 5/52
23/52 7/52
8/52 2/52
8/52 2/52 1/52
10/52
5/52 4/52
13/52
12/52 4/52 4/52
P/
1. 0 .47S 1 .0 .34B 1.0 .348
1 .o .619 1 .0
.606 1.0 .899 .558 1 .0
1 .0
1 .0 .989 1 '0
.256 '149 .777
.061
.679 '601
.999
.364
.707
.368
.568
.G28 1. 0 .034 1.0
.204
.999
.445
.423 1 .o .601
.377
.679
.643
.631 1. 0 .999
- 65 -
schilders bouw
Bent \l de 1.!~..!~!..~~~~-<t_! or.d!lr hehand!!!linq ge .. ~es( voor een of n•~trdcre
van dt hieronder g<!noe'~~de zid<.ten of aMd~ningen {genee-;..,iddelen, op(,r,.tits,
dieet, rustk•Jvr, beHr.;;ling, rM~s.açe of leefre!ieh):
}9'.'. (<~ankruisel'l) w s>Jiken:iek~l'!
)')1. .- hoge bloeddruk
)91.
393.
394.
395.
)96.
m. )98.
399. 400.
4C1.
1!02..
40J. 404.
l!OS.
406.
40).
400.
~ hartziekte
- vaatziekte (bijv. trombose)
- ovcrge~>dcht
- ov~rspdnnenheid
w slapeloosheid
-vallend!;) ziekte
- huidziekte
bronchitis (of astma)
spier- of gewrlchtsklachLen
langdur i ge nek- of rugk 1 ach ten
- ma.;~g
- galblaas
- lever (bijv. geelzucht}
- nieren
- ernstig ongeval
-andere zi(:kten of aandoc.ningen
zo jh, welke?
410. &ent u wel eens geopereerd?
411. Zo ja: -de laatste 3 jaren?
Zo ja, _waarvoor? Korte omschrij,dng van operaties gedurende de laatste 3 jaar
412. Heeft u nog klachten van vroegere operaties?
Zo ja, welke? Korte omschrijving: ••.••.....••••••..•.•••..••.••••••••• _ .••.••••.•.•••
0/48 7/48 2/48 0/48 1/48
4/48 2/48 0/48
3/48 4/48 0/48
11/48 15/413
4/48 0/48
1/48 2/48 1/48 5/48
24/48 6/48
5/48
41). Gebruikt u r~ogal eens geneesmiddelen (slaaPJ'liddelen, asperi!'e, de pil, enz.)? 6/48
uo. 421.
422.
4ZJ.
Zo ja, welke? {zo mogelijk 11aam en aantal) ........................................ ..
Zijn één of meer van uw ouders, broers, zusters, voor het 5Se jau lijdende (geweest)
aan een:
hartinfarct
bf!:rO<:rte (henanbloeding)
tf! hoge bloeddruk
- suikerziekte
7/48
3/48 9/48 4/48
4)0. Heeft u oog iets anders over uw gezondheid op te merken? 13/48
Zo ja: - korte omschrijving; ... , ......................... , .......................... .
440. Rookt u? 23/48 Zo ja: • hoeveel sigaretten-, shagjes oF sigaartjes per- dag:
441. -minder dan 10 6/48 442. ~ 10 tot 20 14/48
41). - meer d~n 20 2/48
• hoeveel pijpen of grote slg~ren per dag?
411. • mindet dan S 1/48
445. - S tot 10 2/48
446. - meer dan 10 1/48
'-14} (..""' • b...-1 lA ...-kt t..~l,\t (~- .<.t ~ .. J~f """L '>'-'~r~ 1/48
1/52 5/~12 2/52 U/52 1/52
6/S2 2/52 0/52
6/52 2/52 0/52
13/52 13/52 2/52 1/52
0/52 2/52 1/52 2/52
26/52 6/52
7/52
12/52
7/52
4/52 9/52 7/52
10/52
24/52
6/52 15/52
3/52
0/52 0/52 0/52 1/52
1'2
1 .o .544 .989 1 .0 1 . 0
. 743
.999 1 .o .490 .423 1 .0
.82n
. ~~ 1;
.423 1.0
.480
.999 1. 0 .2S6
1 .o .999
• 762
.200
1 .0
.999
.999
.529
.476
.999
.999 1 .0 1.0
.480 .228 .480 1 .o
- 66 -
Rotterdam schiJders boul:! I'? ----- ----------450. Orlnt<t u alcohol tscht: drank ( bi ~:r • Jen<sv.c.·, wijn of dergelijke:)? 37/48
Zo j.a: Hoeveel gl aun per week:
~sI. - minder ''" 10 19/48 452. 10 tot 25 15/48
4>J. meer dJn 25 3/48
460. Sp<"ot u zich I ichamd ijk wol eens flink . ' !!1t 37/47 1.61. tijdens het werk 33/47 46 z. - in vrije tijd (bijv. sport) 23/47
--------------470. Oe:-~kt u, dat u in deze lijst ldachtl:!n heeft genoemd, di~ moqelijk met het ~~crk samenhaPgCt!?'i9/41
Zo ja, wilt u hieronder aangr.ven: nu!T'I'ller van de vraag, klacht en oorzaak volgens u:
480.
4)0.
no. vraag klacht oorzaak volgens u
Voelt u zich gezond? ............ ····· ......•......... ":i6Ï46
Zijn alle in deze lijst opgegeven !(Jachten bij IJiot huisarts of .specialist bekend? 32/43 Zo nee: - welke klachten niet (wî I t u de nummers, die voor de desbetreffende vragen sti'lan, hier
vermelden): • . . . . .• . •• .. • • ... . .. . •. , •...•.
• korte omschrijving: •••...•••.••.•..••••.•••.••.••••....••.•.•••••••....•.•.....•••••.
SOC. Heeft u er bezwaar tegen, dat gegeYens van~ onderzoek naar uw huisarts worden doorge~tuurd7 2/47
44/5:!" .44S
23/52 • Gf'IO 18/~j/. .832
3/o;< 1 .0
45/l'lü .040 43/48 . D2~: 15/48 .096
18/35 .818
43/48
25/40
.165
.34(
1/52 .603
- 67 -
Tabel 1b.
Gemiddelde met standaardfout van de somscores van de 18 categorieën
betreffende de algemene gezondheidstoestand.
Den HE!Bg
klachten schilders bouw
M+SEM n M+SEM n
neurasthene 2.480+.2774 50 2.440+,3285 50
oog .700+.1116 50 .860+,1213 50
oor .580+.1110 50 .680+.1193 50
long .920+.1934 50 .860+.1539 50
hart . 940+ .1925 50 .780+.1721 50
maag,darm,mictie .740+.1303 sa .540+.1284 50
bot 3.040+.4490 50 2.520+.3706 50
hoofdpijn/duizelig .600+.1370 50 .680+.1725 50
bloedvaten .220+.0592 50 .160+.0597 50
allergischa .400+.0946 50 .360+.0893 50
onder beh. arts/ 1. 700+ .1922 50 1.280+.1853 50 laatste 3 jaar
operaties 1.100+,1348 50 • 900+ .1378 50
familie ·· ziekten .500+.1464 50 .220+.0871 50
algemeen .120+.0464 50 .100+.0429 50
roken 1. 540+ .1647 50 1. 320+ .1677 50
alcohol 1.521+.1191 48 1.340+.1092 50
inspanning 1.391+.1006 46 1.224+.0786 49
diversen:
vraag 470 .560+,1013 25 .539+.0997 26
vraag 480 .783+.0615 46 .894+.0455 47
vraag 490 .949+.0358 39 .757+,0715 37
vraag 500 .020+.0204 49 .021+.0208 48
P2
.927
.334
• 541
.810
.537
.277
.374
. 718
.477
.760
.119
.302
.104
.753
.351
.265
.194
.884
.150
.020
.973
- 68 -
Tabel 1b, vervolg.
Rotterdam
klachten schilders bouw
M+SEM n M+SEM n P2
neurasthene 2.021+.3227 48 2.096+.2844 52 .863
oog • 750+ .1094 48 • 7 89+ .1 003 52 • 794
oor .583+.1326 48 .692+.1274 52 .555
long .958+.2207 48 . 577+ .1261 52 .138
hart 1.021+.2335 48 .673+.1420 52 .207
maag,darm~mictie .583+.1222 48 .577+ .1110 52 .971
bot 2.250+.3701 48 2.404+.3758 52 .772
hoofdpijn/duizelig . 542+ .1487 48 .596+.1607 52 • 807
bloedvaten .208+.0592 48 .173+.0597 52 .678
allergische .333+.0860 48 .404+.0921 52 .575
onder beh. arts/ 1.292+.1683 48 1.135+.1822 52 .528 laatste 3 jaar
operaties .854+ .1396 48 1.000+.1288 52 .444
familie-ziekten . 458+ .1152 48 . 51 9+ .1148 52 .709
algemeen .271+.0648 48 .192+.0552 52 .356
roken 1. 042+ .1858 48 . 885+ .1418 52 .504
alcohol 1.208+.1262 48 1.333+.1108 51 .459
inspanning 1.277+.0787 47 1.250+ .0815 48 .813
diversen:
vraag 470 .475+ .0800 40 .514+.0857 35 • 741
vraag 480 .787+.0600 47 .896+.0446 48 .148
vraag 490 .744+.0673 43 .610+.0771 41 .194
vraag 500 .043+.0298 47 .019+.0192 52 .500
- 69 -
Tabel 1c. Vragenlijst betreffende huidklachten: relatieve frequenties
en somscores (gem. + standaardfout).
Huidklaèhten Den Ha a~ Rotterdam
vraag no. schilders bouw P2 schilders bouw P2
601 10/50 6/49 .795 6/47 8/51 • 777
602 12/50 12/49 1.000 8/47 14/51 .236
605 13/50 11/49 .815 7/47 14/51 .147
607 1/50 3/49 .362 0/47 3/51 .244
616 11/50 5/49 .171 7/47 6/51 .769
617 1/50 1/49 1,000 0/47 1/51 .999
somscores n=50 n=49 n=47 n=51 M + SEM .960+.161 .816+.174 .596+,142 .902+.188
P2=.545 P2= .1 97
Voorzor~en Den Haag Rotterdam
vraag no. schilders bouw P2 schilders bouw P2
609 4/50 33/49 .42x10 -9 19/47 29/51 .112
610 43/50 45/49 .525 38/47 45/51 .403
611 39/50 39/49 1.000 33/47 32/51 .523
612 39/50 47/49 .0147 43/47 49/51 .423
613 47/50 47/49 1. 000 42/47 49/51 .255
20/50 43/49 -6 22/47 45/51 614 .83x1D . 11 x1 0
somscores n=50 n=49 n=47 n=51
M + SEM 3.74+.180 5.18+.136 4.19+.168 4.88+.176
P2=.74x10 -a P2=.56x10 -3
-4
tabel 1c,vervolg
vraag no
jaartallen (+1900)
603
604 (verschil met 603)
606
608 (verschil met 606)
middelen, stoffen
vraag 613:
alcohol
stofkap/masker
bril
zalf
straalpak
werkschoenen
vraag 61S:
terpentine/thinner
peu:: (+ lij noliel
Fit fris verfreiniger /swarfega/sigma
wasbenzine
waspoeder/sunil
typol
dreumex hand cleaner
zeep op oliebasis
zeep + koffiedik
- 70 -
Den Haag
schilders bouw
n~6 n~7
56.0+5.04 63.6+2.89 - P2~.226
n~4 n~7
1.25+.48 1.0+0
P2=.639
n~7 n~5
60.7+5,78 63.5+4.69 P2~.715
n~5 n~2
3.80+3.31 1.0+0 P2~.445
n~3 n=2
1 x
1 x
1 x
n=30 n=6
17 x
3 x
8 x 1 x
1 x
5 x
1 x
Rotterdam
schilders bouw
n~6 n~11
74.7+2.30 66.1+2.28 P2~.o2o
n=5 2.8+1.59
!'2=.962
n~4
5.5+2.60
n~6 n=13 74.0+2.21 68.1+2.52
P2~.098 n=5 n~7
2.0+1.30 5.0+1.77
P2=.202
n=5 n=2
2 x
1 x
1 x
1 x
1 x 1 x
n=25 n~6
15 x 2 x
3 x 1 x
4 x
1 x 1 x
1 x
1 x
- 71 -
tabel 1c, vervolg
Den Haag Rotterdam
middelen, stoffen schilders bouw schilders bouw
"ra a!( 616: n=11 n=5 n=7 n=O
peut 1 x
terpentine/thinner 4 x 6 x
cement/kalk/gips 1 x 2 x
afbijt betonreparatie/ 4 x bijtende stoffen
celluloseverdunning 1 x
xyleen 1 x
ontvettingsmiddelen 1 x
isolatiemateriaal 1 x
2 houtsoorten 1 x
steen/glasvJOl 1 x
vraag 617: n=1 n=1 n=O n=1
nylon 1 x
huismyt 1 x
afwasmiddelen 1 x
- 72 -
tabel 2 ArbeidSanamnese: relatieve frequenties van de ja-erihmorden.
vraag 12
Den HaaJ;_ Rotterdam --·--schilders bouw P2 schilders bouv.• P2
' sub vx:_.· 1. 8/50 4/50 .357 7/47 4/50 .347
2. 33/50 22/50 .044 32/47 24/50 1.0
3. 2/50 8/50 .092 6/48 9/50 .577
4. 6/50 6/50 1.0 4/48 3/50 .712
5. 42/50 42/50 1.0 39/48 45/50 .257
6. 1a/50 14/50 .521 11/4a 13/50 • 81G
7. 49/50 ;>7/50 .13a x 10-6 48/48 31/50 .4[1'1 x 10 ··G
----- ~~~~-~~:_-{1 a. 44/50 4/50 .794 x 10 ·16 37/48 4/50 ------· 9. 41/50 2a/50 .0089 33/48 29/50 .300
10. 43/50 14/50 .523 x 10-8 42/48 '17/50 -7
.445 >:_1Q__
11. 16/50 45/50 .243 x 10- 8 15/48 44/50 .820 x 10 -8 ------
12. 30/50 16/50 .0088 19/48 19/50 .999
13. 33/50 5/50 .778 x 10-8 35/48 7/50 .345 x 1[)-B
14. 44/50 12/50 .814 x 10- 10 42/48 6/50 .149 Y. 10-13
vraag 13
DE'n Haag Rotterdam
schilders bouw P2 schilders bouw P2
sub vr. 1. 9/50 5/50 .38a 7/48 10/50 .595
2. 22/50 18/50 .541 25/48 22/50 .544
3. 2/50 4150. .678 2/48 2/50 .999
4. 13/50 11/50 .a15 8/48 6/50 .573
5. 33/50 29/50 .537 29/48 32/50 .835
6. 9/50 a/50 1.0 7/48 9/50 • 786
7. 43/50 26/50 .00044 38/48 30/50 .aso a. 29/50 4/50 .112 x 10-6 19/48 3/50 .684 x 10- 4
9. 38/50 31/50 .194 27/48 27/50 .842
10. 13/50 25/50 .023 11/48 30/50 .00023 ---11. 27/50 7/50 .426 x 10-4 19/48 7/50 .0057
12. 16/50 5/50 .013 8/48 10/50 .796
13. 19/50 1/50 .585 -5 x 10 . 15!4a 6/50 .027
14. 3/50 2/50 1.0 1/48 0/50 .490
15. 34/50 14/50 .00012 23/48 6/50 .00013
vraag 1.
2.
3.
4.
s. 6.
7.
8.
9.
10.
11 •
12.
13a.
b.
Co
d.
e.
14a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
- 73 -
Tabel 3a Vragen over het werk: relatieve frequentjes ven de met
1 gewaardeerde antwoorden
Den Haag
schilders bouw
2/50
14/50
21/50
23/50
27/47
4/49
17/49
35/50
36/46
29/49
10/50
3/50
29/50
38/50
3/50
14/50
3/50
26/49
16/49
33/49
31/49
14/50
19/49
13/49
34/50
27/50
45/50
12/48
45/48
43/50
17/50
41/50
29/43
33/41
36/41
1/49
17/49
22/50
31/50
32/46
13/50
27/48
41/48
31/46
16/48
16/49
9/48
3/50
31/49
3/50
2/50
3/48
26/49
10/50
27/50
33/49
9/49
10/50
5/47
30/47
34/46
40/47
8/47
38/45
41/45
10/47
29/44
25/42
28/43
30/42
.999
.521
.999
.160
.283
• 031
.042
.091
.349
.015
.176
.068
.193 x 10-7
.194
1 .o .0019
.999
1. 0
.176
.218
.832
.342
.049
.066
.675
.057
.546
.452
.189
.530
.1 81
.098
.504
.145
.1 01
Rotterdam
schilders bouw
2/47
15/46
15/46
14/44
18/41
7/46
14/45
35/45
34/44
14/46
12/42
7/44
16/42
29/44
7/46
15/44
4/45
18/45
15/45
21/45
22/47
16/46
10/46
17/46
37/45
27/45
40/46
10/41
41/47
40/45
9/43
37/45
27/41
26/34
27/35
1/52
13/52
15/51
17/50
29/48
13/49
23/47
35/49
34/49
9/49
15/46
6/49
5/51
31/~0
2/50
1/51
0/49
22/50
10/48
28/51
29/50
6/51
10/50
4/49
36/48
33/50
49/51
6/51
44/49
43/51
14/50
36/49
32/48
38/48
42/49
P2
.603
.503
.827
.999
.140
.213
.093
.636
.484
.231
. 818
. 766
.0022
.830
• 082
.35 x 10-4
.049
.835
.242
.540
.312
.0082
.999
.0010
.456
.671
.145
.166
.757
.564
.478
.334
.999
.792
.390
tebel 3a, vervolg - 74 -
Den Haag Rotterd11m
schilders bouw P2 schilders bouw P2
vrellg 26. 22/48 16/44 .401 13/45 14/48 1. 0
27. 36/46 39/45 .410 37/43 38/49 .420
28. 39/45 35/48 .126 36/45 45/49 .136
29. 9/45 9/47 .999 5/44 5/52 1 .o 30. 21/45 16/46 .290 9/41 10/51 . 801
31. 29/45 18/44 .034 29/44 29/46 • 828
32. 7/45 11/36 .118 8/47 8/46 .999
33. 26/41 18/37 .254 29/43 31/41 .473
34. 35/46 33/44 .999 36/42 43/52 .782
35. 27/46 19/43 .206 24/44 26/49 1. 0
36. 13/49 28/47 .0018 3/44 31/50 .101 x 10-7
37. 48/48 40/44 .049 44/46 50/52 .999
38. 33/41 36/45 1. 0 35/43 39/48 1. 0
39. 5/48 8/48 .552 3/47 8/51 . 204
40. 2/49 0/48 .495 0/46 0/52 1. 0
- 75 -
tabel 9b
Somscores: gemiddelde~ standaardfout
Den Haag schilders bouw
categorie n = 50 n = 50 P2
Fysieke belasting 1.77 + .190 2.12 + .202 .209
Perceptief-mentale 1.97 + .173 2.34 + .1 92 .156 belasting
Omgevingsaspecten 5.38 + .485 4.24 + .456 .090
Werktaak 3.96 + .174 4.04 + .168 .742
Organisatie + 3. 72 • . 1 82 3.32 • .239 .187 leiding
Sfeer/samenwerking 3.48 + .165 3.60 + .192 .636
Werkkring 3.37 • • 209 2.71 • .226 .0346
Rol • privé 4.32 • .117 3.84 • .129 .0069
::r. = psycho-sociale 18.85 • . 548 17.51 • .692 .132 1'\Specten
Rotterdam
categorie n=47 n=52 P2
Fysieke belasting 1 .48 • . 208 1 . 51 • .156 ,9 06 Perceptief men~ale 1. 80 + .168 1.99 • .202 .479 belasting
Omgevingsaspecten 4.97 + .484 3.86 + .332 .576
Werktaak 3.86 • .173 4.19 t .143 .145 Organisatie • 3.70 + .185 3.69 + .215 .984 leiding
Sfeer/samenwerking 3.91 • .191 4.05 • .154 .562
Werkkring 3.50 + .211 3.44 • .208 .841 Rol + privé 4. 58 ~ .1 02 3.97 + .125 .00029
~ = psycho-sociale 18.55 • .568 19.35 • • 568 • 798
aspecten
tabel 3c - 76 -
vraag 41: Samenvattende vraag: Vindt u zelf dat u goed, redelijk, matig of niet goed
zit met uw werk?
goed 13/47 16/46 18/47 21/52
redelijk 29/47 16/46 24/47 21/52
matig 5/47 11/46 4/47 9/52
niet goed 0/47 3/46 1/47 1/52
WooH' test: I(_ 2 = 10.575 ?( 2
= 2.152
df = 3 cr 3
p = • 014 p = • 54
I j
- 77 -tabel 4. Lichamelijk onderzoek en huidafwijkingen: relatieve frequenties.
toelichting
.....................
......................
LICH~ELIJK ONOE~ZOEK
t. OCEII
A~ijkingen van: - conjunctivae
• pupilfen
- pup i 1refle~
.. oogbewegingen
Nystagmus
Ptosis
b;i.jl'JlrJdarbaden ....................... .
11. HOOFOEN HALS
Operatie-littekens
Afwijkingen van: -keel (tonsillen)
• - fymphkl i eren
... neus (doorganke 1 ijkhei d)
-stam ~~
- schildR.lier
.. t rOfn'Tle t v 1 ie zen
toopoor
Otitis externa
Slechte toestand gebit
Feetor ex ore
OPJ1l8I:~î.ngçm. OY.tlr . .geb;i. t ............ .
lil. LONGEN EN BORSTKAS
Afwijkingen van: - vorm
-beweeglijkheid
Asymetrie
Afwijkingen bij: ... percussie
- auscultatie
t;J~,.j. ~::'.')9!".r:~!'.c!'?~ ....................... .
IV. HART
Afwijkingen bij: - percussie
- auscultatie
Aitme-stoornissen bij zonderheden ..........................................
V.~
Opera ti e-1 i t tekens
Lever palpabel
11i1t palpabel
HernT ae
Haemorrhoiden
Genitaal a~ijkingen
I;J;i.JzDnoar.J:>î".den ...................... .
Den Haag
schilders bouw
1/50 0/50 0/50 0/50
0/50 0/50 1/50
1/50 1/50 0/50
1/50 0/50
0/50 4/50 0/50
3/50 13/50
0/50 4/50
0/50
0/50 0/50 0/50 3/50
1/50
0/50 1/50
3/50 0/50
12/50 5/50 0/50
2/50
0/50 3/50
0/50 0/50 0/50 0/50
0/50 0/50 0/50
0/50 0/50 0/50
0/50 0/50
0/50 4/50 0/50
1/50 16/50
0/50 7/50
1/50
0/50 0/50 0/50 2/50
1/50
0/50 1150
0/50 0/50
5/50 5/50 0/50
0/50 niet bepaald
0/50 1/50
P2
1.0 1. 0 1. 0 1. 0
1. 0 1. 0 1. 0
1. 0 1 • 0 1 • 0
1 • 0 1 .0
1. 0 1. 0 1 • 0
.617
.660 1 .o .525
1 • 0
1 .0 1 . 0 1 • 0 1. 0
1 • 0
1. 0 1. 0
.242 1 • 0
.1 OB 1. 0 1. 0
.495
1. 0 .617
- 78 - Den Haag
schilders bouw P2
t~l icht!ng Vl. BOVENSTE EXTREMITEITEN
................................ Operatie littekens
... ........ ... .•... ..•••. .. ..... Anatomische of functionele afwijkingen van;
......... ····· ................. .
....... ········ .... ······ ...... .
................................
.. ············ ................. .
................................
................................
................................
- schouder
- bovenarm
- elleboog
- onderarm
- pols
- hand + vingers
- Sensibele afwijkingen
- Zweethanden . ?.i.~ ~-~'"!?.e.':'~-~9~.'! ... __ ............. ____ .. _.
Vil. ONDERSTE EXTREMITEITEN
Operatie littekens
Anatoml~che of functionele afwijkingen van:
heup
bovenbeen
knie
onderbeen
enkel
voet + tenen
Sensibele afwijkingen
Zweetvoeten
_i;> ~J ;;ÇJ nc)\l.r:IJ \l.c!E!D •........•..•...•..•.......
VI I I. WERVELKOLOM
Operatie littekens
Versterkte kyphose
Scoliose: - cervicaal
.... , . . . . • . . . . . . . . . . . • . . . . . . . . . . " thoracaa I
··········•·················•··· -lumbaal • . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Lordose: ... versterkt
- verstreken
Beweg!ngsbeperking: cervicaal
lumbaal
Schobert ..C: 9 cm.
Bekkenscheefstand
.t: tJ.z. q fl.c! '! r.CJ'! çl_fl D .......................... .
XI. ZENUWSTELSEL
.. . . . . . . . . .. . . . . . . . . .. . . • . . . . . . . Abnormale - KPR
................................
................................
.................................
- APR
- voetzool reflex
Andere reflexpathologie
Romberg positief
Lasàgue positief
Tremorert
Senslbi1iteitsafwijkingen
..
!'.U ;z_qoçlgrr.El9.sn ...•.................••...
1/50
9/50 1/50
3/50 0/50 0/50 2/50
niet 0/50 0/50
3/50
2/50 1/50 6/50
2/50 1/50 1/50
0/50
10/50 0/50
3/50 0/50 1/50 0/50
bepaald 0/50 0/50
1/50
0/50 0/50 4/50
1/50 0/50 0/50
niet bepaald 2/50 0/50
1/50 1/50 1/50
4/50 0/50 1/50
11/50 1/50
11/50 0/50
4/50 0/50
2/50 0/50 0/50
2/50 1/50 1/50
5/50
0/50 0/50
1/50 2/50 0/50
1/50 1/50 3/50
10/50 1/50 9/50 2/50
2/50 1/50
1/50 0/50 0/50
1/50 1/50 1/50
1/50
1. 0
1 • 0 1 • 0
1. 0 1. 0 1. 0 .495
1 • 0 1 . 0
.617
.495 1 . 0 . 741
.999 1 .0 1. 0
.495 1 . 0
1.0 .999 1 . 0
.362 1 . 0 .617
.999 1 . 0 .803 .495
.678 1 . 0
.999 1. 0 1 . 0
.999 1.0 1. 0
.204 niet bepaald
0/50 0/50 1. 0
:oettchting
' •••••• * •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••
····· ... ······· ............................... . ..............................................
............................ ··················
..............................................
..............................................
.............................................. -............................................ . ..............................................
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- 79 -
X. VATEN Varic;es
AFwijkingen van pulsaties been- en voetarteriën
~~). ~?.r:<!~.r:~~.d.~~ ............................ .
XI. HUID- EN SLIJMVLIEZEN
Excemen. dermatitis
Ontstekingen
Andere huidafwijkingen
SI i jmv1 fesafwijkingen
Cyanose
Ulcus cruris
Sterk Z\.,eten
~ ~Jz;q r!'l~r.~'l9.e.Q ............................. .
XII. HABITUS
Atthenie
Adlposltas
.~~~.~?!'.~:'!':~~~.';':' ........................... .
XIII. PSYCHE
' . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ........................... ' .................. .
Den Haag
schilders
9/50 0/50 0/50
bouw
5/50 0/50 0/50
P2
.388 1 .0 1 • 0
niet bepaald
3/50 26/50 4/50
2/50 16/50 1/50
.669
.068
.362
niet bepaald
tabel 4, vervolg. - 80 -
toeltchtfng
..........................
.......................
........ ~.~···········
..... ~ .............. .
.......................
.. ~ ................. .
.....................
LICHAMELIJK ONDE~ZOEK
I. OGEN
A~fJklngen van: - conjunctivae
• pup i I fen
... pup i I reflex
.. oogbeweg i ngen
Nystagmus
Ptosis
. !J.:i,j f:.qo>l.'lrl>.'lc;il'n •..•..•.•..•.•••..•.••.
11. HOOFD EN HALS
Operatie-littekens
Afwijkingen van: .. keel (tonsillen)
"' - fymphkl i eren
-neus (doorgankelijkheid)
... stem ~-
- schildR.lier
- tronme1v1 iezen
loopoor
Otitis externa
Slechte toe,tand gebit
Foeto,. e" ore
. ~P.'!'!l!.~ ~-~!'.'!"~. ÇJ:V:~r. .&!'!J.H ........... .
111. LONGEN EH BORSTKAS
AfwiJkingen van: - vorm
- beweeglijkheld
Asymetrie
AfwiJkingen bij: .. percussie
-auscultatie bijzonderheden ..........................................
IV. HART
Afwijkingen biJ: - percussie
- ausc~,~ltatie
Ritme~stoorni5sen
bij zonderheden ..........................................
V.~
Operatfe-1ittekens
Le ... er palpabel
Milt po1lpabel
ttef'nlaa
Hotemorrhoiden
Genitaal afwijkingen
. ~f . .J.:?Pn9~.r:0!l.cl'?!"1. ..................... .
Rotterdam
schilders
0/48
0/48 0/48 0/48
0/48 0/48 2/48
2/48 0/48 0/48
1/48 0/48 0/48
1/48 1/48 0/48 4/48
1/48 23/48
0/48 0/48
0/48 0/48 0/48 1/48
0/48 3/48 0/48
0/48
6/48
1/48 0/48 1/48 0/48
1/48 3/48
bouw
0/52
1/52 0/52 0/52
0/52 0/52 2/52
0/52 0/52 0/52
0/52 0/52 0/52
1/52 0/52 0/52 2/52
0/52 34/52
0/52 0/52
0/52 0/52 0/52 0/52
0/52 1/52 0/52
0/52
4/52
0/52 0/52 0/52 0/52
0/52 2/52
P2
1 • 0
1.0 1 .o 1. 0
1.0 1. 0 .999
.228 1 .o 1 .o .480 1. 0 1 • 0
1 • 0 .480 1 • 0 .423
.480
.106
1. 0 1. 0
1. 0 1. 0 1. 0 .480
1.0 .348 1. 0
1 .0
.514
.480 1 . 0 .480 1 • 0
.480
.669
too l i ct'lt i ng
....... ········ ................ .
'• ............................ .
' -............................ .
' • * •• ~ ~ •••••••••••••••••••••••••
- 81 -
Vl. BOVENSTE EXTREMITEITEN
Operatie littekens
Anatomische of functionele afwijkingen van:
- schouder
- bovenarm
- elleboog
- onderarm
- pols
- hand + vingers
- Sensibele afwijkingen
- Zweethanden bijzonderheden ..............................................
VIl. ONDERSTE EXTREMITEITEN
Operatie littekens
Anatomische of functionele afwijkingen van:
heup
bovenbeen
knie
onderbeen
enkel
voet + tenen
Sensibele afwijkingen
Zweetvoeten
. ?.~~ ~.~~?.~~~.~9!'l.~ ......................... .
VIII. liERVELKOLOM
Operatie littekens
Versterkte kyphose
Scoliose:- cervicaal
- thoracaal
- lumbaal
Lo;dose: - versterkt
- verstreken
Bewegingsbeperking: cervicaal
lumbaal
Schobert < 9 cm.
Bekkenscheefstand
. ?.i) ~?.~?.e~~!':c!~n ............... .......... .
XI. ZENUWSTELSEL
Abnormale - KPR
- APR
- voetzool reflex
Andere reflexpathologie
Romberg positief
lasègue positief
Tremoren
Sens i bi I i te i tsafwi jki ngen
..
. ~~). ~?.~~!".':~~.~?~ ......................... .
Rotterdam
schilders
0/48
0/48
1/48 0/48 1/48 0/48
0/48 0/48 0/48
1/48
2/48
0/48 0/48
1/48 2/48 0/48 3/48
0/48 0/48 3/48
0/48 1/48
0/48 0/48 0/48
0/48 1/48 2/48
2/48 0/48 1/48 0/48
0/48 0/48 0/48
0/48 0/48 0/48
0/48 1/48 0/48
bouw
0/52
2/52
2/52 2/52 0/52 1/52
1/52 0/52 0/52
0/52
2/52
0/52 0/52
0/52 1/52 2/52 0/52
0/52 2/52 1/52
0/52 1/52
0/52 1/52 0/52
0/52 0/52 0/52
2/52 0/52 0/52 1/52
0/52 0/52 0/52
0/52 0/52 0/52
0/52 0/52 0/52
P2
1 • 0
.496
.999
.496
.480 1. 0
1. 0 1 • 0 1. 0
.480
1.0
1. 0 1. 0
.480
.606
.496
.107
1. 0 .496 .348
1. 0 1. 0
1 . 0 1 . 0 1. 0
1. 0 .480 .228
1 .o 1. 0 .480 1 .o
1. 0 1 . 0 1.0
1 .o 1 . 0 1. 0
1 . 0 .480 1. 0
toe ti d'1t i ng
...............................................
...............................................
...............................................
...............................................
- 82 -
Rotterdam
X. VATEN schilders bouw P2
.669 1 .o 1 .o
Vartees
Afwijkingen van puls~ties been- en voetarteriën
.~ ~,l.<wn.<!~ :r:~~~.~'! ........................... .
XI. HUID• EH SLIJMVLIEZEN
Excemen. dermatitis
Ontstekingen
Andere huidafwijkingen
Slijmvliesafwijkingen
Cyanose
Ulcus cruris
Sterkzweten
.~i).~'? !'.t!~!'".~\'9.~1! ............................ .
XII. HABITUS
Asthenie
Adtpositas bijzonderheden
XIII. PSYCHE
3/48 1/48 0/48
3/48 0/48 2/48
0/48 0/48 0/48
0/48 2/48
0/48 2/48 1/48
2/52 1/52 1/52
3/52 0/52 1/52
0/52 0/52 0/52
0/52 5/52
1/52 2/52 0/52
1 .o 1. 0 .606
1 . 0 1 .o 1 .0
1 . 0 .439
1 .0 .999 .480
niet bepaald
- 83 -tabel 4, vervolg. Den Haag
schilders bouw P2 _ Huidafwijkingen
( momenteel aanwezig l
voet
oksel
vingers rugzijde
palmzijde
zijkanten
nagels
handpalm .l handrug
pols palmzijde
strekzijde
arm buigzijde
strekzijde
elleboog plooi
punt
gezicht
rug
borst
buik
onderbenen
DO = psoriasis
01 dishydrotisch eczeem
02 = allergisch kontakteczeem
03 = orthoergische kontaktdermatitis
04 constitutioneel eczeem
10/50 5/49
1/50 0/49
1/50 0/49
0/50 2/49
1/50 0/49
0/50 2/49
0/50 0/49
0/50 0/49
1/50 0/49
1/50 0/49
0/50 0/49
0/50
2/50
1/50
2/50
1/50
0/50
0/50
3/50
1/50
0/50
1/50
0/49
0/49
1/49
0/49
0/49
1/49
05 = allergisch + orthoergisch eczeem 1/50
0/49
2/49
0/49
0/49
0/49
0/49
0/49
0/49
0/49
0/49
0/49
0/49
0/49
3/50
DB allergisch • constitutioneel
07 orthoergisch + constitutioneel
08 nummul.air eczeem
09 ongeklassificeerd
10 paronychia
11 = vitiligo
12 = fotodermatose
13 = andere
0/50
0/50
0/50
0/50
0/50
0/50
0/50
6/50
.262
Rotterdam
schilders bouw P2
1/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
0/47
1/47
2/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
1/51
1/51
0/51
1/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
~ /51
0/51
0/51
0/51
0/51
0/51
1 .0
a
b
c
d
Q
b
ç
d
- 84 -
tabel 5 Biometrische gegevens waarop de multivariate lambda toets van
Wilks is toegepast. Opgegeven zijn de gemiddelden + standaard
fouten, n = aantal waarnemingen.
u = aantal waarnemingen kleiner dan de ondergrens en groter dan
de bovengrens van de parameters voor schilders; v = idem
voor de bouw.
P2 = overschrijdingskans berekend voorStudent's t-toets.
P overschrijdingskans berekend voor Wilks' lambda.
w = significante correlaties (P2~.05) tussen paarsgewijs ver
geleken parameters (voor s+b).
r = correlatiecoefficient.
I longfunctie
Den Haa!l; schilders bouw
parameter n = 43 u n = 48 V P2 w
vitale capaciteit ( 1 ) 4.51+.154 4 - 7 4.56+.137 7 - 9 . 795 a-b
peak flow (1/minl 512+15.8 4 - 0 518+16.0 9 - 0 .777 a-d
FEV1/FEV5 .78+.010 3 - 1 .79+.012 6 - 2 .730 b-c
FEV5-verw. waarde ( 1) -.54+.109 19- 1 -.53+.106 16- 1 .933 c-d
b-d
À = .997 p .993
Rotterdam
parameter n = 44 u n = 52 V P2 w
vitale capaciteit (1) 4. 85+ .132 2 -17 5.13+.106 1 -19 .1 03 a-b
peak flow (1/min l 478+8.6 2 - 0 503+10.8 5 - 0 .078 a-d
FEV1/FEV5 .77+.012 4 - 2 .79+.009 1 - 3 .252 b-c
FEV5-verw. waarde (1) -.09+.092 7 - 4 .13+.076 5 - 6 .059
À= .931 p = .160
r
.527
. 784
.557
.253
.401
r
.250
.674
.103
- 85 -
tabel 5 vervolg
II Bloedsomloop
Den Haag schilders bouw
parameter n = 49 u n = 46 V P2 w r
a leeftijd (jaren l 45.8+1.31 45.6+1.14 .943 a-c .287
b Quetelet-index (x105J 260+4.30 0 -16 254+4.43 0 -15 .343 a-d .228
c syst.bloeddruk (mm Hgl 152+2,20 - 42 147+2.83 -29 .170 a-e .211
rl diast.bloeddruk(mm Hgl 90.8+1.31 - 32 87.7+1.45 - 21 .116 b-c .492
8 cholesterol (mmol/1) 6.81+.149 0 -16 6.40+.143 0 -10 .049 b-d .426
c-d .808
À= .939 p = .334 d-e .214
Rotterdam
parameter n = 40 u n = 46 V P2 w r
a leeftijd (jaren) 46.4+1;32 45.4+1.09 .580 c-d .685
b Quetelet-index (x105J 251+4.39 1 - 8 249+3.75 0 -11 .728
c syst.bloeddruk (mm Hgl 133+1.98 - 12 131+2.39 - 15 .564
d diast.bloeddruk(mm Hg) 86.6+1.69 - 12 84.7+1.34 - 12 .368
e cholesterol (mmol/1) 6.69+.166 0 -10 6.36+.169 1 - 8 .165
}= .963 p = .684
III E.C.G.
Den Haag schilders bouw
parameter n = 47 u n = 48 V P2 w r
a frequentie (min) 62.5+1.27 6 - 0 62.0+1.55 14- 0 .801 a-b .212 ,, QRS (sec) .082+.0011 2 - 0 .083+.0011 2 - 0 .620
·- PR (sec) .174+ .0029 0 -12 .175+.0032 0 - 8 .901
À= .996 p = .994
Rotterdam
parameter n = 45 u n = 49 V P2 w r
a frequentie (min) 69.1+2.29 2 - 1 69 .9+1.34 4 - 1 .761 b-c -.290
b QRS (sec) .084+.0012 0 - 1 .083+.0012 0 - 1 .584
c PR (sec) .175+. 0031 1 - 7 .175+.0033 0 -12 1.000
À= .995 p .923
a
b
c
d
a
b
c
d
- 86 -
tabel 6 Chemische gegevens waarop de multivariate toets van Wilks
is toegepast. Indeling als bij tabel 5.
De leverfunktie
Den Haag schilders bouw
parameter n=50 u n=49 V P2 w
"t-GT 20.6+1.64 0-10 18.1+2.04 0-5 .341 a-c
SGOT 12.4+ .52 - 3 12.6+ .62 -5 .833 b-c
SGPT 16.6+ .96 - 7 16.8+1.61 -5 .891 b-d
LDH 173+4.7 0- 1 168+3.8 0-1 .424
À= .969 p = .552
Rotterdam
parameter n=45 u n=50 V P2 w
'g'-GT 19.4+2.02 0- 8 14.7+1.27 0-3 .044 a-b
SGOT 11. 8+ .47 - 2 12.4+ .60 -1 .426 a-c
SGPT 15.1 + .98 - 5 14.9+ .es -7 .859 a-d
LDH 158+3.4 0- 0 156+3.3 o-o .700 b-c
b-d
À= .903 p .0545 c-d =
r
.629
.674
.450
r
.524
.474
.252
.583
.395
.242
- 87 -
tabel 7 Concentraties van lood (Pb) in bloed in delen per miljard
(p.p.b.) van schilders en bouwvakkers in Den Haag en
Rotterdam. Vermeld zijn de aantallen (n), de gemiddelden
met standaardfouten en P2 (tweezijdige overschrijdingskans)
berekend met de toets van Student. Tevens zijn het aantal
waarden boven de 400 (a) en 600 ppb (b) vermeld.
schilders bouw
n a b n b P2
Den Haag 24 353+28.7 8 1 4 199+32.8 0 0 .043
Rotterdam 20 268+26.3 4 0 0
- 88 -
tabel 8 ZPP-waarden (~g/1 x 100) bij schilders. Subgroepenindeling op grond van verschillende criteria, opgegeven zijn aantallen (n), gemiddelden met standaardfouten en P2's (toets van Student).
I Meer (+) of minder (-) dan 25 dienstjaren.
Den Haag
Rotterdam
n=25
n=19
+ 265+42.8
236+51.7
n=23
n=12
229+41.1
240+27.4
II In aanraking met afbrandgassen, ja=+, nee=-.
Den Haag
Rotterdam
n=44
n=37
+ 241+30.0
203+21.4
n=6
n=10
278+96.9
221+84.1
P2 .548
.273
P2 .672
.766
III In aanraking met loodplamuur sn/of loodmenie, ja=+, nee=-.
Den Haag
Rotterdam
n=43
n=41
+
250+30.6
222+26.5
n=7
n=6
IV In aanraking met stof, ja=+, nee=-.
Den Haag
Rotterdam
n=38
n=28
V In aanraking met
Den Haag n=14
Rotterdam n=14
+
262+34.8
207+28.9
damp, ja==+"
+ 261+52.9
231+48.1
n=12
n=15
nee=-.
n=36
n=29
204+83.7
107+31.2
183+42.1
219+53.6
236+34.3
204+31.3
P2 .587
.014
P2 .242
.837
P2 .706
.629
a
b
c
d
e
a
b
c
d
e
- 89 -
tabel 9 Hematologische gegevens waarop de multivariate toets van
Wilks is toegepast. Indeling als bij tabel 5.
Oen Haag schilders bouw
parameter n=50 u n=48 V P2 w r
BSE 6.8+1.08 -2 4.6+.54 -o .080 a-b -. 318
Hb 8.7+.10 2-0 8.8+.07 o-o .720 a-c -.332
Ery's 4.86+.046 1-0 4.88+.043 0-0 .592 a-e .231
Lauco's 6.34+.294 10-2 5.76+.251 18-2 .136 b-c .794
Thrombo's 244+6.6 1-0 226+8.0 4-2 .077
À= .930 p = .238
Rotterdam
parameter n=46 u ns49 V P2 w r
BS E 5.0+1.03 -1 4.4+.64 -o .636 a-b -.372
Hb 9. 3+. 1 0 3-0 9.4+.07 1-0 .482 a-c -.424
Ery's 4.89+.055 1-0 4.92+.041 0-0 .603 b-c .804
Leuco 's 6.62+.276 5-2 6.24+.238 11-2 .302
Thrombo's 232+5.6 o-o 236+7.2 2-1 .714
À =. 973 p =.785
- 90 -
tabel 10 Gegevens van de leucocytendifferentiatie.
Den Haa~
Aangegeven is het aantal waarden dat onder (<l
de onder- of boven ()) de bovenreferentiewaarde
ligt. P2 is de tweezijdige overschrijdingskans
berekend met Fisher's exacte toets voor 2x2-ta
bellen van de aantallen (=) binnen deze referen
tiewaarden. De volgende afkortingen zijn gebruikt
met tussen haken de referentiewaarden in %.
eos = eosinofielen baso = basofielen
(1-4) (0"11
staafk = staafkernige neutrofielen (0-4) segm = gesegmenteerde neutroffelen (55-66) lymfo = lymfocyten (22-35) mono = monocyten (4-8)
s n=SO b n=49
soort cellen < > = < > = P2
eos 11 8 31 8 11 30 1. 0
baso 1 49 0 49 1. 0
staafk 2 48 1 48 1. 0
segm 21 8 21 18 5 26 .317
lymfo 7 23 20 2 13 34 .0046
mono 7 16 27 5 13 31 .416
Rotterdam s n=45 b n=51
soort cellen < ) = ..( > = P2
eos 11 7 27 11 8 32 .835
baso 2 43 2 49 1 .o staafk 0 45 1 50 1. 0
segm 16 9 30 19 6 26 .148
lymfo 5 15 25 2 22 27 .839
mono 10 9 26 15 6 30 1. 0
- 91 -
tabel 11 De relatieve frequenties ven afwijkingen in de urine
(albumen, positiève reductie en bloed). P2's berekend
volgens Fisher.
Den Haag
meting
albumen
reductie
~loed
Rotterdam
meting
albumen
reductie
bloed
schilders
0/50
1/50
0/50
bouw
0/49
3/49
0/50
schilders bouw
2/45 0/51
0/45 1/51
0/45 1/51
P2
1. 0
.362
1 .o
P2
.217
1.0
1 .0
- 92 -Fig. 1a 1 Histogram van de relatieve frequentie van de leeftijden
W SO· 1.!1 g fü 45 u
~40
35·
30·
25·
20·
15·
fO
5·+-----1
30 35
tB so J•
lf t-
45-c w u I! w 11.
4(].
35
30·
li!S·
20·
15
10
5·
30 35
van werknemers in Den Haag
SC.I-I ILOERS LEEFTIJD
40
BOUIU LEEFTIJD
40 45
n. so
50
n. 50
so
55
.
55
60
60
65
J~r-~En
6S
J~En
Fig. 1 a2
IB so J•
!! 45-fii
!!! ~ 40·
3S
30
a;.
20
15-
10-
5·
30
w 50 1-
l!J 0: ,__
45-c w lt w 0..
40
35
30-
25
20-
15
10
5-
30
- 93 -Histogram van de relatieve frequentie van de lee~tijden van werknemers in Rotterdam
SCHILDERS n • 48 LEEFT IJO
.
35 45 50 55 60
BOUUJ n. 52 LEEFTIJD
•
35 45 so ss 60 :::c
- 94 -Fig. 1b de cumulatieve frequentieverdelingen van de leeftijden
van de werknemers in Den Haag en Rotterdam
.. 100
~ u. 80
§ u
40
20
... tOO
à w I! 11. 1!10 É :a u
60
Den Heag LES:TIJO
30
Rotterdam LEEFTIJD
• SCHILOEI'5 n • 50 • BOUUJ n • SO
35 40 45 50
• 5CHILDEI'5 • BOUUJ
55
45.6+1.29 45.971.10
60 65
46.2+1.22 45.971.03
P2•.860
P2=.868
~ 50
0: ,_ 45-c w
u I! w 11.
40
35
30
25
20-
15·
10
5
..!. 50
w 50 1·
l!J II ,_
45-c w u I! w Q.
40
35
30-
25-
20-
15-
10-
5
.!. so
- 95 -Fig. 2, a1 Histogrammen van de relatieve frequentie van biometrische
gegevens van werknemers in Den Haag (1) en Rotterdam (2)
SCHILDEr-IS n - 5o GEWICHT
60 .]_ 70 80
BOUW n - 50 GEWICHT
60 .! • 70 80
' 90 100
•
I ' 90 100
I
' 110
KG
' 110
Fig. 2, a2
~ so J•
a: ,_ 45-1: w
u I!
~ 40
35·
30·
25
20·
15
10·
5
I • 50 60
w 50 J·
l!J a: .... 45 c w
u I! w 40 tl.
35·
30·
25
20·
IS
10
5
I • so 60
- 96 -
SCHILOEI'IS GEWICHT
I 70 80
BOUW n - 52 GEWICHT
I 70 80
I
90
T 90
• 100
•
I •
100
110
KG
110
KG
Fig. 2, b1
lH so
a: .... 45 c w
u 1!: w 40-Q.
35-
30-
25·
20
15·
10·
5·
r ' 155 160
w so l!l a: ....
45 c w u 1!:
Ir 40·
35-
30-
25
20-
15·
10
5
155 160
- 97 -
SCHILDERS n • so LEnGTE
165 170 175 180
BOUUJ n - 50 LEnGTE
165 170 175 1BO
I 185 190 195
cm
t
I ' 185 190 195
cm
Fig. 2, bZ - 98 -
50 SCHILOEr-IS
w ,_
LEnGTE L!J 111: ,_
45-5i I!! w 40-n.
3'5-
30-
25-
20-
15-
10
5-
I ~
155 160 165 170 175 180 185 190 195 cm
50 BOUW n - sz
w ,_
LEnGTE L!J a: ,_
45-c w u I! w 11.
.110
35
30
25
20-
15-
10-
• 5
-. 155 160 !65 170 175 180 185 190 195
cm
Fig. 2, c1
~ SC J•
.... 45 fii ~ w a. 40-
35·
30-
25
20
15·
10-
5-
IOC
w 50-l!l a: .... c 45-w u !! w 40-0..
35
30-
25·
20-
IS
10
100
I ' 120
• 120
99
SCHILOEr:IS n - 49 SYSTOLISCHE BLOEOORUI<
• 140 160
BOUW SVSTOLISCHE BLOEOORUI<
140 160
I I
• 180
180
I • 200
mm Hg
I 200
mm Hg
~ c w
~
~ a: ,._ c w u I! w a.
Fig. 2, c2
50-
45·
40·
30
25
20
1 s-
10-
5i----l
• 100 120
50
45
40-
35
30
25
20-
15-
10"
5·
. 100 120
- 100
!öC!oliLOERS n- 43 SVSTOLISCHE BLOEDDRUI<
140 160
BOUUJ n- 4& SVSTOLISCHE BLOEDDr.lUK
• 140 160
180
'
I 180
200
mm Hg
:! 200
mm Hg
Fig. 2, d1
w 50 l!l a: ....
45· c w u I! w a. 40-
35-
30
25-
20-
15-
10-
5 I I
60 70
w 50-l!l a: ,_ m 45-
u I! W40 a.
35
30-
25-
20
15
10-
- 101 -
SCHILDEf-IS n. 49 DII'ISTOLISCHE BLOEDDf.IUK
' 80 90 100
BOUIU n- 46 DII'ISTOLISCHE BLOEDOf-lUK
5"J----..--~
I ' 60 70 BO 90 100
T 110
'
' 110
I T
120
mm Hg
I 120
mm Hg
Fig. 2, d2 - 102 -
so SCHILOE~S w OII=ISTOLISCHE BLOEOOI=IUI< l.!l II ... 45 5i u I! w 11.
40-
3!!;.
30-
25-
20
is.
10
s
I I I
60 70 80 90 100 110 120
mm Hg
so BOUilJ n- 46
m J• OII=ISTOLISCHE BLOEOOr.IUK
g: ... 4S. c: ~ I! w !!.
40
3'S·
30-
25-
20-
15·
10-
s- •
I I I I
60 70 80 90 100 110 120
mm Hg
Fig. 2, e1 - 103 -
50 SCHILDEr-!5 n • 48
UI VITI'lLE CI=!PI'lC I TE I T l!J a: noT PLOTTED: 8,00 ...
45-c UI u !! UI Q.
40·
35
30
25-
20-
15-
10
5-
I ' '
2 3 4 s 6 7
L
BOUW n- 49
~ 50-
VIT~LE C,:;jP,:;jCITEIT
a: nor PLOTTED: 1 • 10 ... 45-c
UI u !! UI 0.
40-
35
30-
25-
20·
15
10
5- • I I
' 2 3 4 5 15 7
L
Fig. 2, e2 - 104 -
so SCHILDERS n - 47
~ J· VITI=ILE CRPI=ICITEIT
a: ... .115 !ii
u l! w 40-ll
35
30-
25·
20
15
10
5
l ' 0 0 l
2 3 5 6 7
50 BOUUJ n • 52 w VITI'ILE Ct:IF't:ICITEIT l!J a: ,_
45 c w u C! w ll
40-
3S
30
25
20-
15
10
5
I • 0 0
6 2 3 6 7
L
Fig. 2, f1 - 105 -
50 SCHILDEr-tS n • 49 w J• . l!1
I=EV 1/I=EVS tr ....
45 c w u C! w 40-n.
35-
30-
25-
20-
15
10
5
r 1 l ' ' 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9
X 100Z
50 BOUUJ n - 48
w J· I=EV1/FEV5
l!1 tr nor PLOTTED: 1 . 0 1 ....
45-c w u er w 40-n.
35
30-
25-
20-
15
10
5 • l l
' 0.5 0.6 ' 0.7 0.8 0.9
x 1001
Fig. 2, f2 106 -
so SCHILDEr-IS n. 47 w
. 1!1
FEV11FEV5 a: ,_
4115 c w u [! w 40-0.
35·
30·
è!S
è!O
t!l·
10·
5· l I I I
I 0.5 0.6 0.7 o.a 0.9
x 1001
so BOUUJ n - 52 w J- FEV1/FEV5 1!1 a: ,_
45· c w u [! w 40 Cl
35·
30-
25
20
15
10-
5·
I I • --. I
0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 x 100S
Fig. 2, g1 - 107 -
50 SCI-liLDEr:!S
~ ,. .
PERI< F=LOW a: riOT PLOTTED: 2.25 ...
45-5i 1:!! !f 40
35·
30
25
20
IS
. 10
5
I ' • • -. 2 3 4 5 6 7 B
100 Llmtn
50 BOUW n • 49
w PEI=IK FLOW 1!1 er ...
45· c w !i! w Q.
40·
35·
30
25·
20·
15·
10
5· • I
I I I • ' 2 3 4 5 6 7 B
1oo Llmtn
- 108 -Fig. 2, g2
SO· SCHILD li:r:lS n. 47 .
UI PEt:lK F LOW !!) a: ....
45· c: UI u I! UI Q.
40
35
30
25
20
15·
10
5·
• • • 2 3 4 5 6 7 B
100 Lllmn
50 BOUW n- 52
UI J• PEt:lK FLOW
l!J a: ..... 45 c UI u !! w Q.
40
35
30
25
20
15·
10-
5· •
I I I ' ' ' ' I
2 3 4 5 6 7 B
1 DO L/lTlln
Fig. 2, h1
w 50· l!l « ... 5i 45
l!' w 40-D.
35·
30
25
20-
15-
10
5~----i
-2.0
w 50 I!J er ...
45-c w l!' w IJ.
40-
35-
30-
25
20-
15
10
5
' -2.0
-1.5
-1.5
- 109 -
SCHILOE~S n • 4a ~EV5-VE~W~CHTTE W~~~DE
nor PLOTTEO: 1 . 75
' -1.0 -o.5 -0.0 0.5 1.0 1.5 L
BOUW ~EV5-VE~W~CHTTE W~~~DE
nor PLOTTEO: -3.30
•
I I I I
-1.0 -o.5 -o.o 0.5 t.O 1.5 L
Fig. 2, h2
~ 50
a: .... "'S-c w u t:! w 11.
40-
35-
30
25·
20-
15-
10
5-
' -2.0
w 50-
g fü
~ 45-
40-
35-
30·
25
20
15-
10
5
-2.0
• -1.5
r 1 l
-1.5
- 110 -
SCHILOE~S
FEVS-VERW~CHTTE W~~~DE
' ' ' -1.0 -0.5 0.5 1.0 -0.0 1.5
L
BOUW
I I
-1.0 -o.5 -0.0 0.5 1.0 1.5
L
Fig. 3
a
- 111 -cumulatieve frequentieverdelingen van de biometrische gegevens van werknemers in Den Haag en Rotterdam. P2 K.S .. ~.OS zijn opgegeven. Tevens zijn gemiddelden met standaardfouten en P2 's opgegeven. Î P2~.05 zijn onderstreept. De referentiewaarden zijn aangegeven met •
Oen Haag GEWICHT
• SCHILDERS • BOUW
n • so n- so
79.9•1.33 77.971.49 P2~.336
.. ,00 ------ó
~ § u
.. d w I! l.l
É :J u
40
20
100
BO
60
40
20
Rotterdam GEWICHT
• , • I
--• I I
•' • --· , , ,
70
• SCHILDEr-IS • BOUW
70
80
n • 46 n = sa
I --•' , , • ' ' '
90 100
76.7+1.59 76.671.16
--· ' -· ' '
•
100
110
KG
P2=.945
, 10
KG
.. d w I! u. É :J u
.. d w I! u. É :J u
fig. 3b
100
80
60
40
20
100
80
60
40
20
Den Haag LEnGTE
130 140
Rotterdam LEnGTE
130 140
- 112 -
• SCHILDERS n • 50 -souw n-so
150 160
• SCHILDEr-IS • SOUU.J
150 160
170
n • 44 n - 52
170
' • • ' , I
I
• •
175.7+,96 17s.e7.es
' • ' I
• • •
180 190
cm
174.6+.95 175.2+.97
t
180
P2=1.0DO
P2=.642
Fig. 3c
.. 100
d w I! u. 80 É ~ u
60
.. 100
d
ff 80
60
40
20
- 113 -Den Haag
SYSTOLISCHE BLOEDDRUK • SCHILDERS n - 419 • BOUW n- 46
100 120 1410
Rotterdam SYSTDLISCHE BLOEDDRUK
• SCHILDERS n • 43
---------- • BDUUJ n • 46
/ , '
' ' '
,-' ' '
' ' ' ' ' ' ' ' ' ' ' /
' ' '
/
,' '
160
152.2+2.20 147.3+2.83
180
mm Hg
133.8+2.05 131.3+2.39
__ ..... ---
oL-~~~·~~-4~-41~~~ 100 120 140 160 180
mm Hg
P2=.438
Fig. 3d
.. d w I! u. 6 :::l u
.. d w I! lL
É :::l u
100
110
60
40
20
Oen Haag - 114 -OII'ISTOLISCHE BLOEDDr.lUK
• SCHILDE~S
• BOUW
, ........ ,. .... ---""
n - 49 n. 46
, , ,I , ,
• I I
, , I
' I I
,
90.8+1.31 87,7"+1.45
__ ,.._
I" I ,
0~--~~--~-,~~~--~~--~--~ 50 60 70 110 90
Rotterdam OIRSTOLISCHE BLOEOOr:IUK
• SCHILDEr:IS n • 43 ---------- = BOUUJ n • 46
!00
80
, , ' ,
60 , , , I ,
I , I I
40 I , I I ,
I I
20
0 50 60 70 110 90
100 110
mm Hg
86.4+1.58 84.7"+1.34
•
100 110
mm Hg
P2=.116
P2=.406
Fig. 3e - 115 -
.. é I!! u. É :l u
.. d w I! u. É :l u
Oen Haag VITffi.E CI'IPI'!CI TElT
• SCHILDERS
---------- - souw n - 49 n- so
100
ao
60
40
20
2 3 4
Rotterdam VITf:ILE Ct:IFACITEIT
• SCHILDERS
---------- • BOUW
' '
• ' ' ' ' ' ' •
' ' • , ' ' '
5
n • 47 n -sa
!00
80
60 • ' • ' ' I ' ' ' ' ,
' ' -' ' ' • ' ' • ,.•
0 • 1 3 4 5 G
6
4. 50+ .140 4.547.137
.......
7
4.91+.130 5.137.106
7 11
L
a L
P2=.819
P2=.185
Fig. 3f
.. ó w l! Ll
Ê :::l u
100
80
60
40
20
Den Heag FEV1/FEV5
- 116 -
• SCHILDEr-G • BOUW
n - 49 n - 49
.78+.010
.797.012
... --- ... --
P2•.713
--OJ--,--~-~--r----~----L,------r----Lr-0.5
Rotterdam FEV1/FEV'5
0.6 0.7 0.8
• SC::HILOEr:t!ió n • 417 • BOUW n • '52
0.9 1.0 x 100%
.78+ .011
.79+.009
x 100%
P2•.309
Fig. 3g
.. 100
ó w I! IL 80 Ei ::l u
60
.. 100
d
~ 110
§ u
ISO
0
'
Oen Haag
PEI'IK FLOW
2 3
Rotterdam PEI:IK F'LOW
----------
- 117 -
• SCHILDERS • BOUW
4 5
• SCHILDERS - BOUUJ
' I
' I I I I
' • • • I
' ' • , I
'
....... --• , 2 3 4 5
'
n - 44 n - 49
6
n- 47 n- 50!
' ' ' ' I I I ,
'
6
5.11+.155 5.14+.161
----~
7 8
1 o o Lltrun
4.77+ .082 5 .03"+.1 08
------
7 8
100 L.llnln
P2=.875
P2=.062
K.S. P2(.05
t
Fig. 3h
... 100
~ 80
60
40
.. 100
cj w [! u. É :J u
80
60
40
20
- 118 -Oen Haag FEV5-VE~W~CHTTE W~E
a SCHILDE~S n • 49 ---------- • BOUUJ n • 49
'
-3 -2 -1
Rotterdam FEVS-VE~WRCHTTE W~R~DE
0
• SCHILDE~S n • 44 ---------- • BOUW n • 52
' , ' ' '
' '
-3 -2 -1
, • ' ' ' ' ' ' ' ,
0
•
• ' • ' ' •
-.581+.103 -.521•.104
1
-.093+.092 .133-; :076
1
2
L
2
L
P2=.688
P2=.059
K.S. P2~.05
Fig. 4, a1
w so l!J a: ....
'IS c w u I! w Q.
'10-
3S-
30-
2S-
20
15
10-
5-
"
w so l!J a: .... 'IS c w u I! w Q.
'10
35
30-
25-
20-
15
10-
s
"'
- 119 -Histogrammen van de parameters van het chemische onderzoek in Den Haag (1] en Rotterdam (2]
SCHILDEr-IS n. so CHOLESTEI'IOL
I
s 6 7
BOUUJ n • 5o CHDLES TEr-lOL
' s 6 7
8 9
• I .
8 9
I ' 10
mmOLIL
I
10
mmOLIL
fig. 4, a2
w 50 J•
I!J a: .... 45· c
w !i! w 40-11.
35·
30·
25
20-
15-
10
5
4
w 50·
Ij! .... fii !i! w a
45·
40-
35-
30
25·
20-
15
10-
5-
•
5
- 120 -
SCHILDERS n • 47 CHOLESTEROL
6 7 8
BOUUJ n • 50 CHOLESTEROL
noT PLOTTED: 1 0. 30 3.50
• I
-,-9 10
mmoLIL
r 1 6 7 8
I
9 10
mmOLIL
Fig. 4, b1
1!1 50·
a: ,_ 45-c w
u I! w 40-4.
3S
30-
25
20
15·
10
5
I
0 20
w 50 l!J a: ,_
45-c w u I! w 40 a.
35·
30·
25-
20-
15-
10-
5
0 20
- 121 -
SCHILDEr-IS n. 50 V-GLUT~mVLTr.l~nSFEr.I~SE
I
40 60
BOUW n • 49 V-GLUT~mVLTr.l~nSFEr.IRSE
I I • 40 60
.
I . 80
• BO
•
I I
100
UIL
100
U/L
Fig. 4, b2
w 50 l!J a: .....
45· c w u I!
lf 40
35
30·
25-
20
15
10-
5·
I 0 20
w 50-<!l a: ...
45-c w u I! w 40 IL.
35
30-
25·
20-
15
10-
5
I
0 20
- 122 -
SCHILDERS n. 47 V-GLUT~mVLT~n5FER~SE
I I
40 60
BOUW n- 50 V-GLUT~mVLT~nSFER~SE
I -. ' 40 60
I I
BO
I I
BO
l
•
T 100
UIL
• 100
UIL
Fig. 4, c1
w 50 ,. l!J a: ... 45 c w ~i w 40· 11.
35-
30-
25
20
15
10·
5
I
5 10
w 50 l!J a: ....
45 c w u !! w 11.
40
35
30·
25
20
15
10
5·
I
5 10
- 123 -
SCHILOEr:IS n. 50 RSPRr:ITRRT AmlnOTRRn5FEr:IRSE
I I
15 20
BOUW n - 50 RSPRr:!TART RmlnOTRRn5FEr:!ASE
I
15 20
I
25
•
I
25
I I
I
I
30
UIL
30 UIL
Fig. 4, c2
w 50 ,. l!l a: ....
45 c w u !! w 40 D.
35-
30-
25-
20-
IS-
10
5
5 10
w 50 J•
l!l a: ,_ 45 c w
u !! w D.
40
35-
30-
25-
20-
!5-
10
5-
5 10
- 124 -SCHILDEr-IS n - 45 t:!SPI'II'ITr:lr:IT r:JmlnOTr:lr:lnSI=EI'Ir:ISE
I -r 15 20 25
BOUUJ n - 49 r:ISPr:lr:ITI=Ir:IT r:~mlnOTI'Ir:lnSFEr:lr:ISE
nOT PLOTTED: 37 • 00
I I I ' 15 20 25
I
•
30
UIL
30
U/L
Fig. 4, d1
w 50 1!1 a: ...
45 c w u I!
lf 40
35·
30·
25·
20
IS
10·
S·
s 10 15
w 50 1!1 a: ... 45 c w u I! w 11.
40·
35·
30·
25
20·
15
10
5
' 5 10 15
- 125 -
SCHILDEr:IS n- so t=ILt=lnlnE t:lmlnOTr:lr:ln5f=Er:lr:ISE
I l I •
20 25 30 35
BOUW t=~Lt=~nlne l=!mlnOTr:~t:~nSFEr:lt:ISE
naT PLOTTED!
' ' ' ' 20 25 30 35
I • 40
61 .00 61 .00
•
40
I 45
• 45
50 UIL
• 50
UIL
Fig. 4, d2
~ 50 J·
a: ..... 45 c w u I! w 11.
40-
35
30
25
20
IS
10·
5
' 5 10 15
w 50 1!.1 a: ....
45 c: w u !! w 11.
40
35
30
25
20
15
10
5
' ' ' 5 10 15
- 126 -
SCHILDEr-IS n- 45 ~l..~nlnE ~lnlnOTf.ll'lnSFEr::II'ISE
I ' 20 25 30 35
BOUUJ n • 50 ~LI'InlnE RmlnOTr:ll'lnSFEr:II'ISE
' ' ' 20 25 30 35
I I 40
I I ' 40
• 45
•
45
' 50
UIL
' 50
UIL
Fig. 4, e1
w 50· l!J g m ti! lf
45-
40-
35-
30-
25-
20·
15-
10+----1
5-
120
m SO-
II E 45-w ti! lf 40
35
30
25-
15
10
5-
120
140
140
- 127 -
SCHILDEr:IS na 50 mELKZUUr:IOEHVDr:IOGE~SE
I 160 180 200 220 240 260
U/L
BOUW n - 50 mELKZUUr:IDEHYDr:IDGEn~
l
I 160 180 220 240
UIL
f'ig. 4, e2
w 50 ll) a: 1- 45 c: w u [! w D.
40
35-
30·
25-
20
15
10-
5
120
tll 50-
a ::= 45-w 51 Ir 40-
35
30-
25-
20-
15
10·
5·
120
140
140
- 128 -
SCHILDEr:lS n - 45 mELKZUUr:lDEHYDr:lOGEn~SE
160 180 200 220
BOUUJ n- 50 mELKZUUr:lDEHYDr:lOGEn~SE
160 180 200 220
240
•
I • •
240 260
UIL
Fig. 4. f1
tll 50
er .... 45-c w
u I! w Q.
40-
35-
30-
25
20
15-
10-
5
I ' ' 1000 2000 3000
w 50 ,. l!J a: ....
45 c w u I! w 40 D.
35
30-
25
20-
15-
10
5
' ' 1000 3000
- 129 -
SCHILDERS n • 50 CHOLtnESTERt:ISE
' ' 4000 5000 6000
BOUUJ n- 50 CHOLinESTERRSE
. ' ' 5000 6000
' 7000 aooo
•
' 7000 8000
I 9000
UIL
• 9000
UIL
Fig. 4, f2
w 0 5 J·
1!1 a: ... 45 c w b! w 40 Q.
35
30-
25·
20
15
10-
5
T ' 1000 2000 3000
w 50 1!1 !I ...
45· c w u I! w 40· Q.
35
30
25
20-
15-
10
5·
I ' ' 1000 2000 3000
- 130 -
SCHILDERS n- 45 CHOI...InESTERI=ISE
l T
4000 5000 6000
BOUW n - 50 CHOLinES TERI'ISE
' ' 4000 5000 6000
' 7000
'
&000
•
8000
9000
u/L
9000
UIL
Fig. 4, g1
w 50 1!1 II ...
45· c w u t! w 40-11.
35
30·
25-
20·
15
10-
5-
I ' 0 1
w 50 1-
1!1 a: ... 45-c w
u t! w 40-11.
35
30
ë!S-
ë!Q.
15
10
5·
r 0 1
- 131 -
SCHILDE~ ZlnKF'~TOF'OI=IFVr:llnE
nor F'LOTTED:
I ' I
2 3 4
BOUW n • 49 ZlnKF>~TOPOr:IFVr:llnE
I ·-:r .!_ • ii! 3 4
. 6.40 10.50
5
'
T 6
~-~oG/GHB
·r
- 132 -Fig. 4, g2
50 SCHILOEI'IS n- 45 .
tU ZlnKPr-KJTOPO~FV~tnE
a: nor PLOTTEO: 7.30 ....
45 9.30 c: w u I! w Q.
40·
35·
30· .
Z5
20
15·
10
5
I I I I I ' I • I
0 1 2 3 4 5 6
~/GHB
50· BOUUJ n - 51
w ZlnKPROTOPORFVRtnE l!l a: ....
45 c: w u I! w 11.
40·
35·
30
25
20·
15
10-
5
I ' '
0 1 2 3 4 5 6
~IGHB
a
b
c
d
ll b
c o
- 133 -
tabel 5 Biometrische gegevens waarop de multivariate lambda toets van
Wilks is toegepast. Opgegeven zijn de gemiddelden~ standaard
fouten, n = aantal waarnemingen.
u = aantal waarnemingen kleiner dan de ondergrens en groter dan
de bovengrens van de parameters voor schilders; v = idem
voor de bouw.
P2 = overschrijdingskans berekend voorStudent's t-toets.
P = overschrijdingskans berekend voor Wilks' lambda.
w = significante correlaties (P2~.05) tussen paarsgewijs ver
geleken parameters (voor s+b).
r = correlatiecoefficient.
I longfunctie
Oen Haag schilders bouw
parameter n = 43 u n = 48 V P2 w
vitale capaciteit (1) 4.51+.154 4 - 7 4.56+.137 7 - 9 .795 a-b
peak flow Cl/min J 512+15.8 4 - 0 518+16.0 9 - 0 .777 a-d
FEV1/FEV5 . 78+. 010 3 - 1 .79+.012 6 - 2 .730 b-c
FEV5-verw. waarde (l) -.54+.109 19- 1 -.53+.106 16- 1 .933 c-d
b-d
À = .997 p = .993
Rotterdam
parameter n = 44 u n = 52 V P2 w
vitale capaciteit (1) 4. 85+ .132 2 -17 5.13+.106 1 -19 .103 a-b
peak flow Cl/min) 478+8.6 2 - 0 503+10.8 5 - 0 .078 a-d
FEV1/FEV5 .77+.012 4 - 2 .79+.009 1 - 3 .252 b-c
FEV5-verw. waarde (l) -.09+.092 7 - 4 .13+.076 5 - 6 .059
\ = .931 p = .160
r
.527
.784
.557
.253
.401
r
.250
.674
.103
fig. Se
... 100
d w ff 1!10 r;; ::l u
60
40
20
.. 100
d w I! IJ. ao
60
20
- 134 -De cumulatieve frequentieverdelingen van de parameters van het CBemische onderzoek. Tevens zijn opgegeven de PZ's~.OS van de toets van Kolmogorov·Smirnov (K.S.) en de.aantallen, gemiddelden met standaardfouten en P2's berekend met de toets van Student. Onderstreept zijn P2's~.OS. De referentiewaarden zijn aangegeven met een t.
Den Haag CI-IOLESTEI"'IL
• SCHILDEr:lS
- souw
Rotterdam CHOLES TEr-lOL
5 6
• SCHILDEr::lS • BOUUJ
, I
,
n • 50 n- sa
,. ·' I • ,
' • I , . ,
7 8
n - 47 n- s2
, , ' ,•'
4 5
,• ' ' ,·1
, ' ' ,
6
• ' ' I
I
' ' ,
7 8
6.81+.146 6.407.134
9 10
mmOLIL
6.67•.157 6 .43"+.166
---------
9 10
mmOLIL
P2=.042
P2=.296
Fig. Sc - 135 -Den Haag
r:ISPQr-ITAr:IT QmiOOTr:u::lnSFEr-IRSE
.. 100
d w I! u. 80 È :::l u
60
20
.. 100
d w [
80
~ u
60
40
20
5
Rotterdam RSPr:IRTr:IRT
5
• SCHILDERS n • 50 • BOUUJ
, t --· , ' ------
,. ' I I
'
• • I ' '
,. I
10 15 20 25
l=!m I nOTRRnSFERI=ISE • SCHILDERS n • 45 • BOUUJ n • 50
12.4+.52 -. 12.8+.65
30 35
U/L
P2•.647
11 . B+. 47 12.4-:;:-,60 P2•.426
----~~--~------------------
I ,I
10
' ' ' I I
,I
15 20 35
UIL
Fig. 5d - 136 -
Den Haag RLRn1ne Rmlnorr-u=~nsFERRse
• SCHILDERS n • 50
---------- • BOUUJ n • 50 16.6+.96 17.3~1.64
... 100 ' ". ________ _
i
.. d !!! u. r;; :l u
... -------, ..... -"
...... --""
.-
20
0+-----,------r~---r-----,----~~----r-0 10 20 30
Rotterdam I=ILI'lnlnE RmlnDTRI'lnSFERI=ISE
= SC:HILDEI'IS n - 45 ---------- • SOUUJ n = 50
100 __ ............
ao
60
40
30 40
50
15.1+.98 14.9+.85
60
U/L
• 60
UIL
P2=. 721
P2=.859
.. 100
d w I! u. 80 r;:; ::l u
80
.. 100
d w I! u. 80 r;:; ::l u
60
Fig. Se - 137 -
Oen Haag mELKZUU~DEHYO~OGEn~SE
• SCHILOE~S n • 50 ---------- • BOUW n • 50
100 150
Rotterdam mELKZUU~OEHYO~OGEn~se
/-
,• -· .-I
200
• SCHILDE~S n • 45 ---------- • BOUW n • 50
100 150 200
--
173+4.7 168+3.7
---..
250
UIL
158+3.4 156+3.3
250 UIL
P2=.700
.. 100
d ~ u. 80
§ u
.. 100
d ~ u. 80 É :J u
60
Fig. 5f - 138 -
Den Haag CHOLinES TERI'lSE
• SCHILDERS
---------- • BOUIU '
2000 4000
Rotterdam CHOLinES TERI'lSE
=SCHILDERS
---------- • BOUIU
2000 4000
n - 50 n - so
6000
n - 45 n- so
6000
5255+156 5325-;165
8000
5088+156 5394-;135
' ----
8000
UIL
UIL
P2=.760
i
P2= .140
i
.. 100
0 w I! ll
Ê a 80
60
20
... 100
~ u. Ê
80
a 60
40
20
Fig. 5g - 139
Oen Haag ZlnKPROTOPORI=YRinE
• SCHILDERS ---------- • SDUUJ
' ' ' ' I
I
I
' I
• • • • • • I
• • • I I I _.
-• • • I
,-1
I I I --• I
2 4
Rotterdam ZlnKPROTDPORI=YRinE
' ' ' ' ' I
' I I I
I I
I
' I I
' I
' I
' ' I
' I I
' ' ' '
I ,
2
• SCHILDERS • BOUW
4
n - 5o n - 49
6
n- 47 n - 51
6
8
8
2.43+.285 1.02+.087
10
11-G/GHB
2.07+.240 1.07+.058
10
~J,G/GHB
-5 P2=.8x10
K.S. P2<'D01
-4 P2=.6x10
K.S. P2<.001
Fig. 6, a1 - 140 -
Histogrammen van de relatieve frequentie van hematologische gegevens van werknemers in Den Haag (1) en Rotterdam (2)
SCHILDEr:lS n • 47 50 w BSE
l!J nDT PLOTTED: 27.00 a: .... 45 30.00 c w 38.00
u [! w 40-11.
35
30
25
20
15
10-
5
I ' ' ' ' '
-2 0 2 4 6 a 10 12 14 16 18 20 22
mmtuur:t
50 BOUW n • 50
w BSE l!J II ....
45 c w u [! w 11.
40·
35-
30
25
20·
15
10·
5 • I I I
' I I I I ' 0 2 6 a 10 12 14 16 18 20 22
mm/UUR
Fig. 6, a2 - 141 -
0 SCHILOEr-IS n- 47
w 5 J• BSE .
l!l a nor PLOTTEO: 46.00 ... 45-c: w
u [! w 40 Q.
35
30
25
20
15-
10-
5-
I I ' --. • ' • • •
-2 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 mm/uUr-1
so BOUUJ n - 5o w J· BSE l!l nor PLOTTEO: 24. 00 a ...
45-c: w u [! w 40 Q.
35
30·
25·
20-
IS·
10-
5· • I I I I
• • • • • • • • • -2 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22
Fig. 6, b1
w 50 J•
I!J a: ... 45· c: w u
C! w 40-Q.
35
30-
25-
20-
15·
10
5·
I I
8.0 8.5
w 50 ·-I!J a: 1-
45-c: w u C! w Q.
40-
35
30·
25-
20-
15-
10-
5-
• I
8.0 8.5
- 142 -
SCHILOEI=IS n"' 49 . HElilOGLOBinE
nDT PLOTTEO: 6 . 90
I
9.0 9.5 10.0 10.5
BOUUJ n - 49 HEmOGLOBinE
I • I
9.0 9.5 10.0 10.5
11.0
mmOLIL
l I
11.0
mmOLIL
Fig. 6' b2
~ 50 J·
a: ... 45 c w
~ w IL
40-
35
30-
25-
20-
15
10-
5
a.o a.5
w 50 ·-l!J a: .... 45 c w u I!
lf 40
35
30
25
20·
15-
10
5
I • a.o 8.5
- 143 -
SCHILDEr:IS n. 47 HE1!10GLOBinE
nor PLOTTEO:
9.0 9.5 10.0
SOUUJ n - 52 HEmOGLOBinE
• 9.0 9.5 10.0
. 7.40
10.5
•
• 10.5
I
I • 11.0
mmoLIL
I 11.0
mmoLIL
Fig. 6, c1
i 50
1-45· c: w
u t:r w 40-Q.
35
30-
25-
20-
15
10-
5-
T • 4.0
w 50 L~ !I 1-
45· c: w u t:r w 40-Q.
35
30
25-
20·
15
10
5·
r 4.0
- 144 -
SCHILDERS n • 50 ERVTHROCVTEn
• 4.5 5.0
BOUUJ n • 49 ERVTHROCVTEn
I 4.5 5.0
.
5.5
'
.. 5.5
l 6.0
1.E12/L
:l 6.0
1.E12/L
Fig. 6, cZ
lH 50 J·
a: ... 45· c w
u I!
lf 40·
35·
30
25
20
15·
10
5
. 4.0
w 50 J•
l!l a: ... 45· c w
u I!
lf 40
35-
30·
25·
20
15·
10·
5
I 4.0
- 145 -
SC: Hl LDEf.lS n • 47 Ef.lYTHROC:YTEn
4.5 5.0
BOUW n - 52 Ef.lVTHROC:VTEn
' <4.5 5.0
.
' 5.5
•
' 5.5
I ' 6.0
1.E f ii!IL
I ' 6.0
1.E12/L
Fig. 6, d1 - 146 -
so SCHILOEr-IS n. 49 w ,.
LEUCOCYT En 1.!1 a: OOT PLOTTEO: 15.70 ....
45 c: w u I! w 11.
40
35
3Q.
;as.
ë!Q.
15
10· (
5
I I I I I I r
2 3 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1.E9/L
so BOUUJ n - 49 w LEUCOC:YTEn 1.!1 0: ....
45· c: w u I! w 11.
40-
35-
30
25
ë!O-
15-
10-
5 • 1 I I I
"' I I I • .1 . I
2 3 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1.E9/L
Fig. 6, d2 - 147 -
50 SCHILDE~S
w J• LEUCOCYT En
l!J II 1-
45-c w u I! w 40-Q.
35
30-
25-
20-
15-
10
5-
-, 1
2 3 5 6 7 B
50 BOUW
w ,_
LEUCOCVTEn l!J II 1-
45-c w u I! w IB.
40-
35-
30
25-
20-
15-
10
5-
• T
2 3 5 6 7 B
n - 47
I I
l 9 10 11
n - 52
I I I I
9 10 11
12
•
I 12
l T 13 14
1.E9/L
I
13 14
1.E91L
Fig. 6, e1 - 148 -
50 SCHILDERS
w TI-4AOn1BOCVTEn I!J a ....
45 c w à' w 40· a.
35-
30-
25-
20-
f5·
10·
5-
I ' ' 100 150 200 250 300 350 400
I.E9/L
50 BOUW n - 4&
w ·- THr.!OmBOCVTEn l!l a ..... 45 c w u I! w a. 40·
35·
30
è5
zo.
15-
10-
5
l • I -T
100 150 200 cso 300 350 400
t.E9/L
Fig. 6, e2 - 149 -
50 SCHILDEr-IS n - 47 .
w THr-~omsocvren l!l er ...
45 c w u I! w 40· a.
35·
30-
25-
20
15
10-
5-
' ' 100 150 200 250 300 350 400
1.59/L
50 BOUW n - 5o w THRomsocvren l!l er ...
45 c w u I! w a. 40-
35
30
25-
20-
15-
10-
5 • -I L I
• • - ' 100 150 200 250 300 350 400
1.E9/L
- l~U -Fig. 7a De cumulatieve frequentieverdelingen van de parameters van het
hematologische onderzoek. Tevens zijn opgegeven de P2's ~.OS van de toeta van Kolmogorov-Smirnov (K.S.J en de aantallen, gemiddeldén met standaardfouten en P2's berekend met de toets van Student. Onderstreept zijn P2's ~.os. De referentiewaarden zijn aangegeven met een f .
.. ó w I! IJ.
Ê ::3 u
.. ó
~ r;; ::3 u
100
80
60
40
20
• Oen Haag
ese
•
,
, I I
' •
• SCHILOEr-IS • eeuw
" ...... ----· ., ... "" ,
I
n - so n • so
6.8+1,09 4.8-:; .ss
O+---~--r-------,------;-------.-----
100
80
60
40
20
0 10
Rotterdam a se
20
• SCHILDERS - e.ouw
--·
30
n- 48 n • s1
40
mmtuUR
S.1+.99 4.4-:;.61
• o·~--~--T-------~-----;-------.-----
0 10 40
mm/UUr:l
P2= .1 OS
P2=.528
Fig. 7b - 151 -
.. 100
ó
~ 80
60
40
.. 100
ó w I! u. 80 ,;;; ::l u
60
Den Haag HEmOGLOSinE
• SCHILDERS • SOUUJ
6 7
Rotterdam HEmOGLOSinE
8
• SCHILOEr-IS
---------- - souw
6 7 a
n. so n - 49
9
n - 4B n- 52
9
9.72+.097 9. 76-:;. 066
10 11
mmoLIL
9.33+.095 9.42+,071
,,
10 11
mmOLIL
P2=. 629
P2=.438
Fig. 7c
.. 100
é w I! u. ao r;; ::l U·
50
.. 100
d w I! u. 80 É :;) u
60
40
zo
Oen Haag ERVTHROCVTEn
- 152 -
• SCHILOERS n • 50 ---------- - e.oUUJ n • 49
' • '
4.96+,046 s.oo+.044
' ' ' ' I ,• , ' I ,-
'
3.5 4.0 4,5 5.0 5.5 t.E1ZIL
Rotterdam
ERVTHr:IOCYTEn • SCHILDERS n • 47
---------- • BOUW n • SZ
• ,• ,
• • • • ·'
' ' I I
'
I I
I I
} I
'
4.90+.054 4.91'+.040
I
'
• l
oJl~-r-r~T-~~::=:~-~·:·~~~~~-r~T-~~~--3.5 4.0 4.5 s.o 5.5
t.EtZ/1..
P2=.476
T
P2=.824
i
Fig. 7d - 153 -
.. "100
d
~ 80 É a
so
40
20
0
.. 100
d ~ u. 80
~ u
80
Den Haag LEUC:OCYTEO
• 5C:HII..OEI'lS
---------- - e.ouw
'
' I •
' ' • I I I
I I ,
• • • • I • • • • • • • • • •
4 s s
Rotterdam Leucoc.-ren
-.-
I I
I I ,
I
• I I
I I
I I
I
• 5C:HII..OEI'lS - e.ouw
-· --I -- I
I I
~-~ I I
I
• , I
I I
n - 50 n • 49
'
10 12
n- 47 n - sa
6.34+.294 5.73!:.248 P2• .115
14 16
1.E9/I..
6.72+.285 6 .29+.248
P2=.263
0~~·-T~+-~--~~--~-+--r--r--r--r----~ 6 to 12 14 16
f.E9/I..
Fig. 7e · - 154 -
.. 100
d ~ u. 80
ISO
40
20
.. 100
d w (! u. ao Ê ::J u
60
Den Haag THRDmaocvren
• SCHILDERS n • 60 ---------- • BOUUJ n • 48
100 ISO
Rotterdam THROmBOCYTEn
,,- ...... I -' I
I
' t
' ' ·" t
' ' ' ' I I
' I
'
200 250 300
244+6.6 226+"8.0 P2=.077
350 400
1.E9/I..
• SCHILDERS
---------- • BOUUJ
n- 47 232+5.5 n - 50 237+"7 .1 P2=.583
-------------
100 150 200 250 350 400
1.E9/I..
- 155 -
ONDERZOEK NAAR DE GEZONDHEIDSRISICO'S
BIJ SCHILDERS IN ROTTERDAM EN DEN HAAG
III, Algemene beschouwingen naar aanleiding van het onderzoek
Dr. M. Wijnans en M.J. Saris-Wijnans
1. Inleiding
In de jaren 1980-1981 werd een onderzoek ingesteld naar de gezond
heidstoestand van schilders in Rotterdam en Den Haag. De opzet van het
onderzoek is beschreven in Appendix A van het eerste deel van dit rapport.
In dit derde deel worden enkele probleme.n besproken, die zich bij een der
gelijk bedrijfstoxicologisch onderzoek voordoen, met het doel suggesties te
doen en algemene richtlijnen te geven voor dit type onderzoek. Er worden
problemen naar voren gebracht, die in het schildersonderzoek te weinig aan
dacht hebben gekregen. Tevens wordt erop gewezen dat een ongerichte survey,
hoe uitgebreid ook van opzet, in het algemeen slechts een betrekkelijk ge
ringe hoeveelheid informatie zal opleveren.
2. Problemen bij een survey
Het doel van een survey is na te gaan of de arbeidsomstandigheden in
een bedrijf of bedrijfstak de gezondheidstoestand van de werknemer aantas
ten. In tweede instantie wordt dan vastgesteld of er beschermende maatre
gelen moeten worden genomen.
De vele onbekende factoren bij en de. beperkte mogelijkheden van een
survey nopen tot een bijzondere aanpak. Elk uitzonderlijk verschijnsel dat
wordt waargenomen moet vaak afzonderlijk worden beoordeeld. De volgende
maatregelen, die in de kliniek gemakkelijk kunnen worden genomen, zijn bij
een survey vaak minder goed te verwezenlijken.
a. Het nemen van bepaalde voorzorgen, bijv. in de vorm van toediening van
bepaalde stoffen, alvorens een waarneming te verrichten.
b. Herhaling van een waarneming bij een uitzonderlijke uitslag.
c. Herhaling van een bepaling waarvan de uitslag door psychische factoren
wordt beïnvloed (bijvoorbeeld, bepaling van de bloeddruk) onder betere
condities.
d. Vergelijking van een resultaat met zogenaamde referentiewaarden. Men
moet meestal zoeken naar geringe, incidenteel voorkomende afwijkingen.
- 156 -
Op de problemen met betrekking tot referentiewaarden wordt hieronder nader
ingegaan.
3. Referentiewaarden
Referentiewaarden worden nog dikwijls ten onrechte "normaalwaarden"
genoemd. In feite verstaat men hieronder waarden die frequent worden gevon
den bij gezonden. Een normstelling aan de hand hiervan is echter niet goed
mogelijk. Daarvoor is de variatie tussen mensen te groot; elk individu is
uniek.
Bij het vaststellen van referentiewaarden en het vergelijken hiermee
dient men steeds het volgende voor ogen te houden:
Talloze eigenschappen van de mens hebben over 24 uur een cyclisch ver
loop, veelal aangeduid met dag-nachtritme. Men moet ook de nodige voorzich
tigheid betrachten bij het vergelijken van dag- en nachtwerkers, alleen al
met het oog op ander eetgedrag. Er doen zich ook seizoenschommelingen voor.
Vanzelfsprekend moet men bij werknemers rekening houden met de 5-daagse,
40-urige werkweek en de vrije dagen. Ook talrijke tijdelijke factoren kun
nen andere waarden tot gevolg hebben. Leeftijd, geslacht, erfelijke aanleg,
lichaamsbouw, ras e.d. zijn dikwijls van invloed. Zo kan men, als gevolg
van verschillen in lichaamsbouw, fouten maken bij vergelijking van admini
stratief personeel met personeel dat zware lichamelijke arbeid verricht
(bijv. met betrekking tot de hartfrequentie of tot de grootte van de lever
bij referentie t.o.v. de ribbenboog).
De bepalingsmetbode moet gevoelig genoeg zijn, d.w.z. de minimaal te
meten hoeveelheden (concentraties) moeten liggen onder de grens die rele
vant is voor het onderscheid gezond-ziek. Voorts moet de reproduceerbaar
beid, die de variatie in de uitkomst bij herhaling van de bepaling weer
spiegelt, voldoende zijn. In het algemeen neemt de variatie toe als een
nieuw monster wordt genomen voor een herhaling van de meting, op een andere
tijd wordt gemeten, een andere analist(e) de meting verricht, een ander
exemplaar van hetzelfde type of een apparaat van een ander type wordt ge
bruikt, de herhaling in een ander laboratorium wordt verricht of een andere
bepalingsmetbode wordt gebezigd. Bij het hanteren van referentiewaarden
boude men hiermee terdege rekening.
Bij de berekening van referentiewaarden gaat men er dikwijls van uit
dat de resultaten verdeeld zijn volgens een normale of log-normale verde
ling. Dit moet echter eerst getoetst worden. Anderzijds gebruikt men para
metervrije methoden. Vergeten wordt dat men hierbij weliswaar geen veron
derstellingen over de verdeling behoeft te maken, maar toch wel enkele
- 157 -
andere. Verdelingsvrije grenzen zijn sterk afhankelijk van het aantal
waarnemingen en meestal onbruikbaar ver uiteen gelegen.
Op grond van de grote variabiliteit tussen de te onderzoeken werkne
mers, de vele factoren die biologische waarden heinvloeden en de fouten die
aan de bepalingsmetboden kleven heeft het vergelijken van de resultaten van
een survey met referentiewaarden slechts een zeer beperkte waarde. Te meer
daar waarden buiten het referentiege.bied niet in een voortgezet onderzoek
geanalyseerd worden en onderling slecht met elkaar in verband kunnen worden
gebracht. In een survey dient dan ook steeds een groep geëxponeerden met
een groep niet-geëxponeerde werknemers te worden vergeleken, waarbij andere
(aspecifieke) verschillen tussen de groepen zo veel mogelijk moeten worden
vermeden.
4. Het vergelijken van twee groepen
Statistisch gezien is het optimaal indien de twee groepen uit gelijke
aantallen werknemers bestaan.
Het is een misvatting om te denken dat er altijd meer informatie wordt
verkregen naarmate een onderzoek groter wordt opgezet en daardoor in het
algemeen engerichter is. Hoe groter het aantal werknemers, hoe groter de
kans op invoering van aspecifieke verschillen. Men moet dan bijvoorbeeld de
controlegroep uitbreiden met werknemers uit een ander bedrijf, of men moet
in elk van de groepen mannen en vrouwen of binnen- en buitenlandse werkne
mers samenvoegen.
Naarmate het aantal onderzoekingen en bepalingen (variabelen genoemd)
toeneemt, neemt de "ruis" van grootheden die niet verschillen tussen de
groepen toe en gaan werkelijke verschillen hierin onder. Dit houdt verband
met de aard van de statistische toetsingamethoden ("Bonferroni statis
tiek"). Toepassing van multivariabele methoden stelt de nodige voorwaarden
aan het waarnemingsmateriaal: de variabelen moeten multinormaal verdeeld
zijn, multi-homoscedastisch zijn (de variantie van overeenkomstige variabe
len dient in beide groepen gelijk te zijn) en de correlaties in de onder
zeeksgroep dienen gelijk te zijn aan de overeenkomstige in de controle
groep. Praktisch komt dit neer op de eis dat het aantal werknemers in elke
groep 10 x het aantal variabelen moet zijn, bij 200 variabelen dus 2000
werknemers in elke groep. In de medische biologie wordt vrijwel nooit aan
deze eisen voldaan.
Men dient te beseffen dat met een survey dikwijls alleen maar aanwij
zingen worden verkregen. Slechts indien dan bij herhaling van het onderzoek
overeenkomstige resultaten worden gevonden, is er meer houvast. Daarom is
- 158 -
bij het BG-Bouw onderzoek gekozen voor twee parallelle onderzoekingen, die
gelijktijdig in Den Haag en in Rotterdam werden uitge.voerd. In het kader
van dit "tweelingonderzoek" zou in beide steden in het zelfde tijdvak bij
een geëxponeerde en een niet-ge!!xponeerde groep onderzoek worden gedaan.
Een dergelijk onderzoek heeft enkele voordelen boven een "eenling-onder
zoek". Men komt gemakkelijker aan vergelijkbare groepen en aan een groter
aantal werknemers. Bovendien spreekt de gebruikelijke statistiek meer aan.
Men kan ook de strenge kriteria voor alle werknemers wat afzwakken: de
werknemers in Den Haag mogen iets verschillen van die in Rotterdam, als het
maar geen essentiële verschillen zijn. Het vergelijken van de gegevens van
beide steden met elkaar is namelijk niet aan de orde. Slechts de verschil
len tussen de groepen in Den Haag worden vergeleken met de overeenkomstige
verschillen in Rotterdam. Voor de onbetrouwbaarheidsdrempel voor elke toets
wordt de alom bekende 0,05 gekozen, met de eis dat de verschillen in beide
steden hetzelfde teken moeten hebben.
5. Statistiek van het tweeling-onderzoek
Als men de gekozen onbetrouwbaarheidsdrempel c noemt, de drempel die
in werkelijkheid gehanteerd wordt a en het aantal van elkaar onafhankelijke
variabelen k, dan geldt volgens Bonferroni voor significanties van ver
schillen tussen de groepen in beide steden bij dezelfde variabelen: a = 2 0,5 x k x c • De factor 0,5 is een gevolg van de eis dat de verschillen in
beide steden hetzelfde teken moeten hebben.
Vanzelfsprekend wordt steeds tweezijdig getoetst, daar men bij biolo
gisch onderzoek (en a fortiori op het vrij onontgonnen terrein van de be
drijfstoxicologie) van tevoren nooit weet in welke richting een verschil
zal liggen. Het invoeren van persoonlijke opvattingen hieromtrent zou het
onderzoek van tevoren onzuiver maken.
Voor c = 0,05 of voor a = 0,05 geeft dit het volgende lijstje:
- 159 ·-
c = 0,05 a = 0,05
k a c
1 0,00125 0,3162
10 0,0125 0,1000
20 0,0250 0,0707
40 0,0500 0,0500
50 0,0625 0,0447
100 0,1250 0,0316
200 0,2500 0,0224
400 0,5000 0,0158
450 0,5625 0,0149
500 0,6250 0,0141
Zoals reeds opgemerkt, geldt dit voor variabelen die niet gecorreleerd
zijn. Bij toeneming van het aantal variabelen verwacht men dat ook het aan
tal correlaties toeneemt. Toenemen van correlaties komt overeen met afname
van het aantal variabelen. In eerste benadering kan men zich houden aan de
tweede kolom. Wil men zeer streng zijn, dan houde men zich aan de derde.
Aangezien het volgende gedeelte geïllustreerd wordt aan de hand van de ge
gevens van het BG-Bouw onderzoek, zij hier opgemerkt dat hantering van de
strenge eis c = 0,0149 voor de 450 variabelen vrijwel geen verschil maakt
met toepassing van de minder strenge eis. Het heeft alleen gevolgen voor de
antwoorden op vraag 13 (kontakt met schildersbenodigheden buiten het werk),
sub 7, 10 en 13.
5.1 Het onderscheidingsvermogen van de toetsingen
Men kan een schatting maken welke verschillen tussen geëxponeerden en
niet-geëxponeerden kunnen worden gedetecteerd. De verschillen kunnen zowel
worden uitgedrukt in de populatie SD (sigma) op grond van Student's t-toets
als in de werkelijk bestaande verschillen op grond van analyse van 2x2-ta
bellen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een benadering met behulp van de
binomiale verdeling. In het volgende lijstje is een 95% betrouwbaarheid
gekozen voor 3 verschillende c's. Hierbij is gestandaardiseerd op 4 groepen
van 50 werknemers.
- 160 -
tweeling-onderzoek
n = 4 x 50
eenling-onderzoek
n = 2 x 100
c = 0,05
a= 0,450
1-10
5-19
10-27
20-40
30-52
40-62
50-72
C a 0,0149 c = 0,05/450
(Bonferroni, 450 variabelen)
Student's t-toets
a= 0,736
2x2 tabellen
(verschillen in procenten)
1-20
5-31
10-40
20-54
30-65
40-75
50-83
a= 0,812
1-22
5-33
10-43
20-57
30-68
40-77
50-85
Opmerking: men kan uit de tabel ook de complementen aflezen, bijv. het
complement van 50-72 is 28-50.
Onder de beschouwde condities heeft het tweeling-onderzoek een groter on
derscheidingsvermogen dan het eenling-onderzoek, al is het verschil tussen
de kolommen 2 en 3 niet groot.
6. Nabeschouwing
Het eerste onderzoek betrof een vergelijking van het ziekteverzuim van
schilders met dat van andere bouwvakkers. Er was geen verschil tussen het
gemiddelde aantal ziektedagen per man. Ook werd er geen verschil ontdekt in
het patroon van diagnoses, maar de gebrekkige standaardisatie van de diag
noses belemmerde het onderscheiden ernstig (T.M.L. Scheffers, J.M.F. de Wit
en M.J. Saris-Wijnans (1983), Ziekteverzuim van schilders in de bouwnijver
heid).
Het tweede onderzoek betrof ruimtemetingen en persoonlijke monsterne
ming. Bij een vrij groot gedeelte van de werknemers werd een specifieke
blootstellingsindex boven 0,5 of 0,8 gevonden, bij enkelen zelfs boven 1,0
(T.M.L. Scheffers en F.J. Jongeneelen (1981), Arbeidshygiënisch onderzoek
naar de blootstelling van onderhoudsschilders aan oplosmiddelen).
Het derde onderzoek betrof de survey, waarvan de resultaten in de de
len I en II van dit rapport zijn verwerkt. De vragenlijsten zijn met veel
- 161 -
overleg samengesteld en gerangschikt in zeer veel relevante categorieën.
Het verdere onderzoek was zeer uitgebreid en maakt de indruk weloverwogen
te zijn. Helaas is de opzet niet beschreven. Er zijn in beide steden weinig
verschillen tussen de geëxponeerde en niet-geëxponeerde groepen gevonden.
Wat betreft de verschillen die er wel zijn, zijn de waarnemingen voor Den
Haag en Rotterdam zeer consistent. In alle groepen zijn er te veel
werknemers met een slecht gebit en naar moderne opvattingen teveel met een
te hoge bloeddruk. Opmerkelijk zijn de hoge loodwaarden. Het verdient zeker
aanbeveling de bron van de loodbesmetting op te sporen en de werknemers met
een loodconcentratie in bloed boven 400 ppb nauwlettend te vervolgen.
Dit is de plaats om enkele opmerkingen te maken over de ZPP- (zinkpro
toporfyrine) en de Pb-bepaling in bloed. Het resultaat van de eenvoudige
ZPP-bepaling werd, zoals wel vaker gebeurt, gebruikt om te beslissen of een
Pb-bepaling zou worden uitgevoerd. De relatie tussen Pb en ZPP is echter
onvoldoende eenduidig om met enige betrouwbaarheid uit de ZPP-bepaling de
Pb-concentratie af te leiden. Stelt men de biologische grenswaarde voor Pb
op 600 ppb, dan geeft het dubbel-criterium "Indien ZPP groter is dan 2 )Jg
per g hemoglobine dan de Pb-bepaling uitvoeren; indien in een groep de
fractie personen met ZPP > 2 boven een bepaalde frequentie uitkomt dan in
de hele groep Pb bepalen" geen onaanvaardbaar hoge fractie vals positieven
of vals negatieven. Bij een lagere biologische grenswaarde schiet ook dit
dubbel-criterium te kort. In het onderhavige onderzoek ware het achteraf
bezien beter geweest de Pb-bepaling bij alle werknemers te verrichten.
Op grond van de resultaten van het onderzoek in zijn geheel kan worden
geconcludeerd dat de schilders geen gezondheidrisico's van enige betekenis
lopen, al blijft "individuele" controle gewenst. Voor verdere aanbevelingen
zij verwezen naar de samenvattingen van de rapporten I en II.
7. Samenvatting
De resultaten van het onderzoek van de BG-Bouw naar de gezondheidsri
sico's bij schilders geven geen aanwijzing voor een bijzonder risico. Er
worden enkele suggesties gedaan waarmee rekening zou moeten worden gehouden
bij voortgezet onderzoek.