OpenbareOrde LV

Embed Size (px)

DESCRIPTION

ontwerp-Iandsverordening houdende vaststelling van regels ter bevordering van de openbare orde, rust en veiligheid, en ter bescherming van de gemeenschap

Citation preview

  • STATEN VAN CURACAO ontv.:MAY 1 6 2014 No.:

    STATEN V AN CURA

  • - 2

    De Minister van Economische Ontwikkeling,

    De Minister van Sociale Ontwikkelin& Arbeid en W

  • STATEN VAN CURA
  • b. ambtenaar van politie: opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering;

    c. binnenstad: het gebied bestaande uit de wijken Punda, Otrobanda, Pietermaai en Scharloo, begrensd in het zuiden door de territoriale zee en in het noorden door de Sint Anna Boulevard en de Romulo Betancourt Boulevard;

    d. eigenaar: beheerder en voorts een ieder, die krachtens enig zakelijk recht, beschikking over enige zaak heeft;

    e. evenement: elk voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak of ontspanning in de ruimste zin van het woord, waaronder een muziek-, dans-, toneel- of zangui tvoering;

    f. huisdieren: honden, katten en pluimvee; g. openbare weg: aile straten, wegen, stegen, gangen,

    paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs, plantsoenen of andere gronden of plaatsen, die al of niet voor de publieke dienst bestemd, feitelijk voor een ieder toegankelijk zijn en, voor zover de bij de betrekkelijke artikelen bedoelde fei ten daarop kunnen plaats hebben, ook aile watervlakten;

    h. vee: eenhoevige of herkauwende dieren en varkens.

    Artikel2

    1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

    2. Een vergunning of ontheffing kan worden geweigerd, indien verlening van de vergunning of ontheffing strijdig is met het belang van de openbare orcie, rust of veiligheid, of met de welstand volgens bij ministeriele regeling met algemene werking, vast te stellen regels.

  • 3. Een vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd, indien: a. de verstrekte gegevens na de verlening zodanig onjuist of onvolledig

    blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens verstrekt waren;

    b. als blijkt dat de vergunningsvoorwaarden niet in acht worden genomen, waarbij de aard en de ernst van de niet-nakoming en het aantal keren dat dit is geschied meewegen voor een beslissing;

    c. de vergunning in strijd met wettelijke voorschriften is gegeven; d. de vergunninghouder zulks schriftelijk verzoekt.

    Artikel 3

    1. Voor de afgifte van een vergunning of ontheffing zijn leges verschuldigd vast te stellen bij landsverordening.

    2. Bij ministeriele regeling met algemene werking kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het aanvragen van een'vergunning of ontheffing, alsmede met betrekking tot het behandelen van een aanvraag, en het model voor een vergunning of ontheffing.

    Artike14

    1. Met rijtuigen bestemd v~~r het vervoer van personen, worden in deze landsverordening gelijk gesteld rijtuigen bestemd voor het vervoer van zaken.

    2. Indien een rechtspersoon eigenaar is in de zin van deze landsverordening, dan zijn de leden van het bestuur van die rechtspersoon naast de rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk voor een verplichting of een verbod, in enige bepaling van deze landsverordening ten aanzien van eigenaars voorkomende.

    2. MAATREGELEN TER BEVOROERING VAN DE OPENBARE OROE, RUST, VEILIGHEID EN REINHEID

    Artikel5

    1. Bij openbare feesten, vermakelijkheden, optochten, orkaan, brand en andere buitengewone omstandigheden moet ieder zich onderwerpen aan de voorschriften in het belang der openbare orde, rust of veiligheid, bij iedere gelegenheid door de Minister van Justitie vastgesteld.

  • 2. Het is verboden een plaats te betreden die in het kader van het onderzoek naar een mogelijk strafbaar feit door het bevoegd gezag is afgezet.

    Artikel6

    1. Het is verboden zonder of in afwijking van een voorafgaande schriftelijke vergunning van de Minister van Justitie op de openbare weg optochten te houden, te leiden, te organiseren of daaraan deel te nemen.

    2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan te allen tijde worden i nget rokken.

    Artikel7

    1. Degene aan Wle, bij gelegenheid van een volksverzameling, optocht of betoging op de openbare weg door de ambtenaar van politie gelast wordt zich te verwijderen, is verplicht aan deze last onmiddellijk te voldoen en wei langs de weg of in de richting door de ambtenaar van politie aangewezen.

    2. Na het eindigen van openbare vermakelijkheden, of waar een grote volksmenigte samengestroomd is of zich bijeen bevindt, of wanneer de orde of rust verstoord of bedreigd wordt, is ieder op de openbare weg verplicht gevolg te geven aan de bevelen van de ambtenaar van politie in het belang van het verkeer op die weg ter plaatse gegeven.

    Artikel8

    Personen die op of aan de openbare weg staande, op stoepen of treden zittende of zich heen en weer bewegende, door enigerlei houding, handeling of vertoning de aandacht van de voorbijgangers tot zich trekken, zijn, als hun door de ambtenaar van politie gelast wordt zich daarvan te onthouden of zich vandaar te verwijderen, verplicht onmiddellijk aan deze last te voldoen.

    Artikel9

    Personen die op of aan de openbare weg staande, op stoepen of treden zittende of z ich heen en weer bewegende, door enigerlei houding, handeling of vertoning aan weggebruikers of omwonenden naar het oordeel van de ambtenaar van politie of een door de Minister van Justitie, in het kader van de naleving van deze landsverordening aan te wijzen persoon, overlast of hinder veroorzaken, zijn verplicht op een daartoe strekkend bevel van de ambtenaar van ambtenaar van politie of een door de Minister van Justitie, in het kader

  • van de naleving van deze landsverordening, aan te wijzen persoon, hun weg te vervolgen of zich in de door deze aangewezen richting te verwijderen .

    ArtikellO

    Het is aan personen van wie redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat zij zich aan prostitutie of andere ontucht overgeven, verboden met kennelijke ontuchtige bedoelingen op of aan de openbare weg of op een van de openbare weg waarneembare plaats iemand door handelingen, houding, gebaren, woorden, geluiden of op enigerlei andere wijze aan te lokken.

    Artikelll

    Het is verboden de geregelde gang of de volgorde van een begrafenisstoet, een marcherende troep of een optocht te belemmeren of te storen.

    Artikel12

    Het is, behalve ter uitvoering van een van overheidswege opgedragen taak, verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van ]ustitie op de openbare weg of aan de huizen inzameJingen van geld te houden.

    Artikel13

    Het is verboden zonder de nodige voorzorgsmaatregelen genomen te hebben explosieven te gebruiken of door middel van ontploffing stenen te springen op plaatsen, waar zulks voor naburige erven of voor voorbijgangers schadelijk of gevaarlijk kan zijn.

    Artikel14

    1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning explosieven te gebruiken of door middel van ontploffing stenen te springen.

    2. Wordt er ten behoeve van de overheid onder toezicht van de Uitvoeringsorganisatie Openbare Werken stenen gesprongen, dan is de vergunning, bedoeld in het eerste lid, niet vereist, doch geeft het hoofd van de Uitvoeringsorganisatie Openbare Werken, alvorens met de werkzaamheden te beginnen, daarvan kennis aan de minister.

  • Artikel15

    1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning: a. in, op, aan of over de openbare weg iets hoegenaamd te planten, te

    plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te spreiden, uit te slaan, te drogen, te luchten, te slepen of te hebben;

    b. op de openbare weg voorwerpen, stoffen, of water te werpen, uit te storten of te doen afvloeien;

    c. goederen, puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest of bouwmaterialen op de open bare weg neder te leggen of te hebben, behalve wanneer en v~~r zolang dit voor geregeld voortgezet laden of lossen noodzakelijk is;

    d . de openbare weg tot werkplaats te bezigen, te overdekken, bij het bouwen of verbouwen van percelen ten gebruik in te nemen.

    2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Economische Ontwikkeling: a. op of aan de openbare weg standplaats in te nemen, waarbij onder

    stand plaats wordt verstaan een vaste plaats voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van waren dan wei het aanbieden van diensten, al dan niet gebruik makend van zaken;

    b. op of aan de openbare weg stand plaats in te nemen met een carrosserie of een voertuig dat uitsluitend dan wei mede voor het ten verkoop in voorraad hebben of voor de verkoop van eet- of drinkwaren is ingericht, en vanuit die carrosserie of dat voertuig deze waren aan het publiek te koop aan te bieden of te verkopen.

    Artikel 16

    1. Het is verboden handelsreclame op of aan een onroerende zaak welke van de openbare weg af zichtbaar is, aan te brengen dan wei als eigenaar of gebruiker van die onroerende zaak die reclame in stand te houden of de aanwezigheid daarvan te gedogen.

    2. Het eerste lid is niet van toe passing op: a. handelsreclame voor zaken, welke worden vervaardigd of verhandeld

    dan wei voor bedrijven, welke worden uitgeoefend op of in de onroerende zaak, voor zover de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning niet in een aanschrijving aan de eigenaar of gebruiker van de onroerende zaak he eft verklaard, dat de handelsreclame naar zijn mening de welstand op ontoelaatbare wijze

  • schendt. Deze aanschrijving wordt niet verzonden alvorens vier weken zijn verlopen nadat de minister de eigenaar of de gebruiker schriftelijk mededeJing heeft gedaan van zijn bezwaren.

    b. handelsreclame, aangebracht op een bord met een oppervlakte van ten hoogste 1,5 m2, tot het te koop of te huur aanbieden van een of meer gebouwen of terreinen.

    3. De minister kan van het verbod, bedoeld in het eerste lid, aileen ontheffing verlenen, indien de handelsreclame waarvoor de ontheffing wordt verzocht, de welstand niet op ontoeJaatbare wijze schendt volgens bij ministeriele regeling met algemene werking vast te stellen regels.

    4. Het is verboden ideele propaganda in verband met een op handen zijnde verkiezing voor de leden van de Staten op of aan de openbare weg aan te brengen of in stand te houden, buiten de periode gelegen tussen de dag van kandidaatstelling en acht dagen na die waarop de stemming is gehouden, en voor zover dit niet leidt tot beschadiging van bomen of objecten bestemd voor of gebruikt ten behoeve van het publiek of schending van een beschermd stadsgezicht.

    5. Het is verboden ideeJe propaganda als bedoeJd in het vierde lid en overige ideele propaganda op of aan een onroerende zaak welke van de openbare weg af zichtbaar is, aan te brengen dan wei als eigenaar of gebruiker van die onroerende zaak die reclame in stand te houden of de aanwezigheid daarvan te gedogen, indien deze strijdig is met de openbare orde.

    Artikel 17

    Het is behaJve ter uitvoering van werken ten behoeve of onder toezicht van de overheid verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning de bestrating of wegbedekking op te breken of te beschadigen of in de openbare weg te graven.

    Artikel18

    Het is verboden de verlichting bij de voorwerpen of de plaatsen, bedoeJd in de artikelen 15 en 17, aangebracht gedurende de tijd gelegen tussen zonsondergang en zonsopgang te doyen of te verplaatsen.

    Artikel19

    Het is verboden een van openingen . voorziene put, kelder, regenbak of soortgelijk reservoir te hebben, dat niet op zodanig deugdelijke wijze is gesloten dat er geen gevaar voor personen of dieren kan ontstaan.

  • Artike120

    1. Het is verboden afval of resten van etenswaren, bussen, papier of andere voorwerpen of stoffen neer te leggen, te werpen of zichtbaar achter te laten op of aan de openbare weg.

    2. Degene, door wie of op wiens last enige werkzaarnheid op of aan de openbare weg verricht wordt, is verplicht hetgeen tengevolge daarvan op de openbare weg achterblijft, onrniddellijk na afloop op te ruirnen of te doen opruimen.

    3. Degene die op of aan de openbare weg waren aan het publiek aflevert, is verplicht hetgeen van die waren of van haar verpakking In de onmiddellijke orngeving van de plaats van aflevering langs of op de openbare weg achterblijft, onrniddellijk op te ruimen.

    Artikel21

    Het is verboden zander of in afwijking van een vergunning van de Minister van Justitie voorwerpen op de openbare weg uit te stallen of uitgestald te hebben of aan de openbare weg aan de buitenzijde van gevels, deuren of vensters ter uitstalling op te hangen, te bevestigen of opgehangen of bevestigd te hebben.

    Artikel22

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergwming van de Minister van Economische Ontwikkeling op of aan de openbare weg te venten, waarbij onder venten wordt verstaan het niet gebonden aan een vaste plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wei diensten.

    Artikel23

    Het is verboden op de openbare weg: a. schadelijke of gevaarlijke voorwerpen of stoffen te verkopen, te koop aan te

    bieden of ten verkoop in voorraad te hebben; b. bij het venten, bij het omraepen of bij het verspreiden, aanbevelen,

    aankondigen of bekend maken van gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen, zodanig te rae pen, rand te gaan of te rijden met zodanige reclamemiddelen of zadanige geraasrnakende middelen dat daardoor de openbare orde verstoord of bedreigd, of de goede zeden aanstoot gegeven wordt.

    Artikel24

  • Het is verboden: a. in vensterbanken, op de rand van balkons, op bordessen of in goten

    voorwerpen te plaatsen of te hebben, zonder dat deze tegen het vallen op de openbare weg beveiligd zijn;

    b. aan hekken, omheiningen, muren, deuren, vensters, bomen of palen voorwerpen op te hangen, te bevestigen of te hebben indien deze gevaar opleveren op de openbare weg te vallen.

    Artikel25

    Eigenaars van bomen of struiken, waarvan de takken over de openbare weg hangen of groeien, zijn verplicht, ter pJaatse, waar zulks het verkeer belemmert of gevaar oplevert, op eerste aanzegging door of vanwege de Minister van Verkeer, Vervoer en RUimtelijke Planning zodanige takken te snoeien.

    Artikel26

    1. Het is verboden afvalstoffen over te dragen of ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de door de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur aangewezen inzameldienst, tenzij deze beschikt over een geldige vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan weI anders dan op een door de inzameldienst aangewezen stortplaats of overslagstation, te storten.

    2. Het is een ander dan de inzameldienst verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur, van derden afvalstoffen in te zamelen. De houder van een vergunning draagt deze tijdens het inzamelen steeds bij zich en toont deze op verzoek van degenen bij wie hij inzamelt.

    3. Het is verboden: a. fecalien of andere afvalstoffen op open of gesloten erven te storten of

    te verbranden; b. mest-, vuilnis- of ashopen op open of gesloten erven aan te brengen of

    te hebben; c. anders dan tijdens of onmiddellijk voor of na het verrichten van

    werkzaamheden puin, afbraak, kalk-, klei- of zandhopen op open of gesloten erven aan te brengen of te hebben;

    d . vee te begraven; e. huisdieren in het openbaar te doden.

    4. Onverminderd het eerste en derde lid is het verboden op of aan de openbare weg: a. fecalien of andere afvalstoffen te storten of te verbranden; '

  • b. metalen te bewerken anders dan ten behoeve van een aantoonbare bedrijfsmatige activiteit;

    c. anders dan tijdens of onmiddellijk voor of na het verrichten van werkzaamheden puin, afbraak, kalk-, klei- of zandhopen aan te brengen of te hebben;

    d. enig vee of huisdier te verbranden of te begraven, of het lijk te plaatsen.

    5. Bij ministeriele regeling met algemene werking, kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

    Artikel27

    Het is verboden op een terrein, bij een ander in gebruik of op eens anders terrein te plaatsen, te werpen, te verbranden, uit te gieten of te ]aten vallen of vloeien een voorwerp of stof, waardoor dat terrein of de lucht kan worden verontreinigd.

    Artikel28

    1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur: a. vee te houden; b. meer dan 25 stuks pluimvee te houden, of c. een pluimveefokkerij te drijven.

    2. De vergunning wordt niet gegeven dan onder de voorwaarden na overleg met de directeur van de Uitvoeringsorganisatie Geneeskundige en Gezondheidszaken te stellen en verva]t een jaar na een daartoe strekkende schriftelijke aanzegging door de minister.

    Artikel29

    Het is verboden dieren te houden op een v~~r de omgeving schadelijke of hinderlijke wijze.

    Artikel30

    1. Het is verboden op de openbare weg: a. bloed of ingewanden van dieren of stank verspreidende stoffen te

    vervoeren anders dan op voldoende wijze afgedekt en op andere uren dan tussen des avonds tien uur en des morgens vijf uur;

  • b. puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest, zaagsel, krullen, spaanders, los stro, pakhooi, as, slijk of andere afvalstoffen anders te vervoeren dan in vervoermiddelen, die zodanig zijn ingericht en worden gebruikt dat het storten of wegstuiven van de inhoud voorkomen wordt;

    c. suikergoed, brood en andere eetwaren, bestemd om ongekookt of ongeschild genuttigd te worden, anders dan behoorlijk en zindelijk gedekt te vervoeren, te koop aan te bieden of ten verkoop in voorraad te hebben.

    2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder c, geldt v~~r wat het te koop aanbieden en het ten verkoop in voorraad hebben betreft, ook indien zulks aan de openbare weg geschiedt.

    Artikel31

    1. Het is verboden anders dan conform zedelijkheidsnormen deugdelijk dan wei voldoende gekleed in het openbaar te zwemmen of te baden.

    2. Het is verboden binnen een afstand van 200 meter ter weerszijden van de brug "Koningin Emma der Nederlanden" te zwemmen of te baden zonder vergunning van de Minister van Justitie.

    Artikel32

    Het is verboden op of aan de openbare weg, buiten de door de Minister van Justitie als openbare toiletten aangewezen piaatsen, datgene te verrichten, waartoe zulke inrichtingen bestemd zijn.

    Artikel33

    1. Het is verboden op de openbare weg: a. anderen hinder of overlast aan te doen, het verkeer enig beletsel in de

    weg te leggen of zich op een daarvoor hinderlijke wijze te bewegen of te bevinden;

    b. te vechten, te schreeuwen, stenen of andere voorwerpen voort te schoppen, straatvuurtjes te stoken, in bomen of palen, op hekken, muren, afsiuitingen, op een in beweging zijnd rijtuig, motorrijtuig of handkar te klimmen, daaraan te hangen of lopende achter of terzijde daarvan vast te houden, tegen kiosken, paviljoenen of muziektenten te leunen, daarop te klimmen, daaraan te hangen of op enig gedeelte daarvan te zitten, te liggen of te staan;

  • c. straatafsluitingen of afsluitingen die met vergunning of op last van het bevoegde gezag geplaatst zijn, weg te nemen, te verplaatsen of omver te halen;

    d. vee door het afsteken van vuurwerk of anderzins te doen schrikken; e. vee of rijwielen enige hinder of enig beletsel in de weg te leggen; f. met kaarten, geld, dominostenen of dobbelstenen of om geld te spelen.

    2. Het is verboden op de openbare weg te plaatsen, te werpen, uit te gieten of te laten vallen of vloeien een voorwerp of stof waardoor: a. de weg kan worden verontreinigd of beschadigd; b. aan de gebruikers van de weg schade, hinder of letsel kan worden

    toegebracht. 3. Het is verboden op of aan de openbare weg een voertuig te plaatsen of te

    hebben dat: a. rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud verkeert; b. waarvoor geen geldig goedkeuringsbewijs als bedoeld in artikel 95

    van de Wegenverkeersverordening Cura~ao 20003 is afgegeven; en c. waarvoor geen geldig bewijs van verzekering als bedoeld in artikel

    11, eerste lid, van de Landsverordening aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen4 is afgegeven; of

    d. anders in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

    Artikel34

    1. Indien de rechthebbende op of de beheerder van een inrichting, een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is, waarover hij de beschikking heeft, toestaat of gedoogt, dat daarin of van daar middelen als bedoeld in de artikelen 2, 2a, 3, 3a of 4 van de Opiumlandsverordening 1960 zonder dat daartoe de op grond van die landsverordening vereiste verI oven zijn verstrekt worden gebruikt, bereid, bewerkt, verwerkt, gekocht of verkocht, besteld, afgeleverd, verstrekt, vervaardigd dan weI aanwezig zijn, kan de Minister van Justitie, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of aantasting van het woon- of leefklimaat is vereist, de sluiting van die inrichting, dat perceel of perceelsgedeelte of die ruimte bevelen.

    2. De minister maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de toegang of toegangen van de

    .1 P.B. 2013. 41 (G.T.). -l P.B . [977, 4.

  • inrichtin& het perceel of perceelsgedeelte of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

    3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

    4. Het is de rechthebbende op en de beheerder van een inrichtin& een perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte als bedoeld in het eerste lid verboden daarin bezoekers of betreders toe te laten of daarin te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

    5. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten inrichting, perceel of perceelsgedeelte of enige andere ruimte te betreden of als bezoeker daarin te verblijven of zich als betreder daarin op te houden.

    6. Onder bezoekers of betreders worden voor de toe passing van het vierde en het vijfde lid niet verstaan: a. de levenspartner en kinderen van de rechthebbende of beheerder,

    alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten of die van zijn levenspartner in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;

    b. personen wier aanwezigheid in de inrichting, het perceel of perceelsgedeelte of de ruimte wegens dringende redenen strikt noodzakelijk is.

    7. De sluiting kan op aan vraag van de belanghebbende door de minister worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

    Artikel35

    Onverminderd de Opiumlandsverordening 1960 is het verboden op of aan de openbare weg met de daaraan gelegen portieken, galerijen, arcaden of nissen post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan openbare wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, indien redelijkerwijze kan worden aangenomen, dat zulks geschiedt om middelen als bedoeld in de artikelen 2, 2a, 3, 3a of 4 van de Opiumlandsverordening 1960, of daarop gelijkende waar al dan met tegen beta ling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

  • Artikel36

    1. Het is verboden op of aan wegen, die door de Minister van Justitie zijn aangewezen indien de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van of handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2, 2a, 3, 3a of 4 van de Opiumlandsverordening 1960, naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.

    2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet als de verzameling personen geen verband houdt met het openlijk gebruik van of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2, 2a, 3, 3a of 4 van de Opiumlandsverordening 1960.

    3. Een ieder, die zich bevindt in een verzameling van personen als in het eerste lid bedoeld, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie of van een ander door de minister, in het kader van de naleving van deze landsverordening, aan te wijzen persoon, zijn weg te vervolgen of zich in de door deze aangewezen richting te" verwijderen.

    Artikel37

    Het is verboden, op of aan de openbare weg, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2, 2a, 3, 3a of 4 van de Opiumlandsverordening 1960 te gebruiken, toe te dienen, dan wei voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

    Artikel38

    Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg dan weI in afvalbakken achter te laten.

    Artikel39

    1. De Minister van Justitie kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met de artikelen 35, 36, 37 en 38, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.

    2. De minister kan in het beJang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt

  • geconstateerd, dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste veertien dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.

    3. De minister beperkt het verbod, genoemd in het eerste of tweede lid, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkenen noodzakelijk is.

    Artikel39a

    1. Het is verboden op of aan een openbare plaats, die door de Minister van Justitie is aangewezen omdat het belang van de bescherming van de openbare orde dit naar zijn oordeel nodig maakt, deel te nemen aan een groep van meer dan vier personen, waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat deze groep een bedreiging voor de openbare orde met zich meebrengt.

    2. De aanwijzing van een openbare plaats, als bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven voor ten hoogste zes maanden, welke termijn telkenmale kan worden verlengd.

    3. Degene die zich bevindt in een groep als bedoeld in het eerste lid is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van polit-ie direct zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangegeven richting te verwijderen.

    Artikel39b

    1. Een ieder is verplicht op een daartoe strekkend beschikking, schriftelijk genomen door of namens de Minister van Justitie in het belang van de openbare orde, zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door deze aangewezen gebied gedurende de tijd die in de beschikking genoemd is.

    2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen, die in het aangewezen gebied: a. zich bevinden in een mid del van openbaar vervoer; b. aldaar werkzaam zijn dan wei aldaar staan ingeschreven bij een

    onderwijsinsteUingi c. volgens de basisadministratie persoonsgegevens aldaar woonachtig

    zijn.

  • 3. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid is slechts geldig gedurende een in beschikking genoemde periode van ten hoogste 12 weken.

    Artikel40

    Het is verboden op of aan de openbare weg voorwerpen, waarin zich afvalstoffen bevinden: a. te plaatsen of te hebben anders dan behoorlijk afgedekt en anders dan

    onmiddellijk tegen het perceel of de wand; b. op een andere dag dan die waarop de inzameldienst volgens het normale

    schema het afval ophaalt, te plaatsen of te hebben, tenzij de inzameldienst een wijziging in het schema publiekelijk bekend heeft gemaakt;

    c. te hebben op zondag of op een met de zondag gelijk gestelde dag als bedoeld in de Arbeidsregeling 2000;

    d. te doorzoeken, om te halen of uit te storten; e. te plaatsen of te hebben, indien die voorwerpen, reeds voor hetzelfde doel

    gebruikt zijnde, niet zodanig zijn gereinigd, dat zij geen stank verspreiden.

    Artikel41

    1. Het is verboden op de openbare we~ op andere dan door de Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap en Sport aangewezen plaatsen vliegers op te laten of enig balspel te spelen.

    2. Het is verboden vliegers op te laten of in de lucht te houden: a. binnen een afstand van 3 kilometer van de grens van het

    luchtvaartterrein; b. indien daardoor schade kan ontstaan aan bovengrondse telefoon- of

    elektrische leidingen; c. tussen zonsondergang en zonsopgang; d. indien de lengte van de uitgevierde lijn langer is dan 100 meter; e. door middel van een nylonlijn.

    Artikel42

    1. Het is verboden vuurwapens of windbuksen af te schieten, behoudens op of in krachtens vergunning van de Minister van Justitie,.daartoe bijzonder ingerichte schietbanen, die alvorens in gebruik te worden genomen door de Minister van Justitie moeten zijn goedgekeurd.

  • 2. Het gebruik van de schietbanen geschiedt onder de door de Minister van Justitie te stellen voorwaarden.

    Artike143

    Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergwming van de Minister van Justitie in overeenstemming met de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur wilde of exotische dieren te verhandelen of te hebben, indien zij schadelijk of gevaarlijk voor de omgeving kunnen zijn.

    Artike144

    1. Het is verboden: a. op de openbare weg voorwerpen, langer dan drie meter, anders dan in

    horizon tale stand en daarbij zodanig te dragen, dat elke uiteinde op de schouder of in de hand van een drager rust;

    b. op daken, buiten aan gevels, muren of wanden van aan de openbare weg grenzende gebouwen of getimmerten enig werk te verrichten of aan de openbare weg te bouwen, gebouwen, muren of getimmerten af te breken, zonder dat op een van die weg zichtbare plaats aan of bij het gebouw, de muur of het getimmerte ter hoogte van 2,5 a 3 meter boven de begane grand een rode driehoek met gelijke zijden van ten minste 0,3 meter uithangt en overeenkomstig bij vergunning van de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning te steJlen voorwaarden zodanige maatregelen zijn genomen dat gevaar voor voorbijgangers uitgesloten is en tussen zonsondergang en zonsopgang bovendien behoorlijke verlichting ter plaatse is aangebracht;

    c. op of aan de openbare weg voorwerpen te hijsen, neer te laten of te werpen, zonder dat beneden een meerderjarig persoon staat, die voorbijgangers tijdig waarschuwt;

    d. over de open bare weg openslaande deuren, vensters, luiken of bladen anders dan behoorlijke plat tegen de muur of wand vastgezet open te laten staan;

    e. aan de openbare weg in de binnenstad metalen pinnen of puntige, stekende, scherpe of snijdende voorwerpen te plaatsen of te hebben op, aan of tegen hekken, palen of afsluitingen, muren of percelen zodanig dat zij over de openbare weg uitsteken;

    f. afsluitingen, muren, percelen of houtwerk aan de openbare weg staande binnen een verticale afstand van 2 meter boven de begane

  • grond te beschilderen of te teren, zonder maatregelen te nemen om zawel bij dag als bij nacht voorbijgangers te waarschuwen, zalang het beschilderde of geteerde nog niet droog is;

    g. van daken op de openbare weg in de binnenstad afstromend hemelwater te laten afvloeien, anders dan door goten, leidingen of afvoerbuizen, die niet hoger dan een halve meter boven de openbare weg verheven zijn of uitmonden, en overeenkomstig bij vergunning van de Minister van Verkeer, Vervoer en RUimtelijke Planning, de directeur van de uitvoeringsorganisatie Openbare Werken gehoord, te stellen voorwaarden maatregelen te hebben genomen, dat de wegbedekking niet door het neerstortend water beschadigd wordt;

    h. condenswater op de openbare weg te laten vloeien anders dan door leidingen die niet hoger dan een halve meter boven de openbare weg eindigen, onverminderd artikel 33, tvveede lid .

    2. Degene op wiens last werkzaamheden, als bedoeld in het eerste lid, onder b, c en f, plaats hebben, is verplicht te zorgen, dat de daarin opgenomen voorschriften nagekomen worden .

    Artikel45

    1. Het is verboden zander of in afwijking van een evenementenvergunning van de Minister van Justitie openbare vermakelijkheden te geven of voor het publiek toegankelijke bijeenkomsten tot ontspanning of vermaak te houden.

    2. Het eerste lid geldt niet voor de houder van een vergunning als bedoeld in de Vergunningslandsverordening die beschikt over de toestemming, bedoeld in artikel 52 van die landsverordening, mits een te houden evenement" valt binnen de voorschriften en beperkingen verbonden aan deze toestemming.

    3. Het is verboden deel te nemen aan een danspartij gehouden in strijd met het eerste lid.

    4. Onverminderd artikel 2, tweede lid, kan de minister een evenementenvergunning weigeren, indien na verlening van een eerdere evenementenvergunning vast is komen te staan dat de vergunninghouder zich niet aan de vergunningsvoorwaarden in het kader van de openbare orde, rust of veiligheid heeft gehouden.

  • Artikel46

    1. Het is verboden zonder of in afwijking van een evenementenvergwming van de Minister van Justitie op de openbare weg: a. muziek- of zanguitvoeringen of vertoningen te geven, muziek te

    maken of te zingen; b. vuurwerk af te steken of daarmede te werpen, buskruit of andere

    ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen fakkels of teertannen te branden en vuur aan te leggen of te hebben;

    c. voordrachten of toespraken te houden; d . zich te bevinden geheel of gedeeltelijk vermomd of gemaskerd .

    2. Het verbod onder b geldt ook ten aanzien van de daarin bedoelde feiten, indien zij aan de openbare weg plaats hebben.

    3. Het verbod onder d geldt niet ten aanzien van kinderen beneden de leeftijd van tien jaren.

    Artikel47

    1. Het is verboden zander of in afwijking van een evenementenvergunning voor buitenlandse artiesten van de Minister van Justitie een artiest die geen ingezetene van Cura

  • schriftelijk met reden omkleed verbod dat daarmede wordt voortgegaan, bereikt heeft, welk verbod de Minister van Justitie heeft uitgevaardigd omdat daardoor de openbare rust, orde of veiligheid verstoord of bedreigd wordt, of de goede zeden aanstoot gegeven wordt, of op grond dat de toestand van een in de buurt aanwezige zieke zulks vordert, in welk laatste geval een schriftelijke verklaring van een geneeskundige mede moet worden vertoond.

    2. Het is verboden bij de danspartijen, muziekuitvoeringen en andere feestelijkheden of vermakelijkheden, bedoeld in het eerste lid, alsmede bij het op enigerlei wijze ten gehore brengen van enige vorm van muziek of zang hetzij in een al dan niet afgesloten ruimte hetzij in de buitenlucht, zodanig geluid voort te brengen dat daardoor schade of overlast voor omwonenden ontstaat.

    Artikel50

    1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Justi tie een niet openbare of niet voor het publiek toegankelijke danspartij te houden, waartoe bezoekers tegen vergoeding in geld toegelaten worden .

    2. Een vergunning als bedoeld in het vorige lid wordt geweigerd: a. indien het oogmerk van de danspartij is persoonlijk geldelijk gewin

    voor zichzelf of voor een ander te verkrijgen; b. indien de aanvrager in enig opzicht van slecht levensgedrag is; c. indien er gegronde redenen bestaan om te verwachten dat van de

    vergunning gebruik zal worden gemaakt in strijd met de openbare orde of goede zeden;

    d. indien de aanvrager reeds viermaal in de periode van een jaar een vergunning is verleend.

    3. In afwijking van het tweede lid, onder d, kan de minister aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, werkzaam ten algemene nutte in de periode van een jaar ten hoogste negenmaal een vergunning, als bedoeld in het eerste lid verlenen.

    Artike151

    1. Het is verboden zonder vergunning van de Minister van Justitie personen beneden de leeftijd van vijftien jaren toe te laten tot een danspartij als bedoeld in artikel 45 of artikel 50.

  • 2. Degene, die met inachtneming van artikel 45 of van artikel 50 een danspartij houd t, is verplicht te zorgen, dat personen beneden de leeftijd van vijftien jaren niet daartoe worden toegelaten, tenzij een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verkregen.

    Artikel52

    Het is verboden een danspartij, tot het houden waarvoor ingevolge deze landsverordening een vergunning nodig is, na des nachts drie uur te laten voortduren of na bedoeld uur daaraan deel te nemen.

    Artikel53

    Bij ongeregeldheden, wanordelijkheden, rumoer of burengerucht zijn de houders van een danspartij, waarvoor i!",gevoJge deze landsverordening een vergunning nodig is, op eerste vordering van ambtenaren, met het opsporen van overtredingen van deze landsverordening be last, verplicht de danspartij te staken en zijn de deelnemers daaraan verplicht uiteen te gaan.

    Artikel54

    Op de eerste vordering van ambtenaren met het opsporen van overtredingen van deze landsverordening belast, zijn de houders van een in strijd met deze landsverordening gehouden danspartij verplicht die te staken en de deelnemers daaraan verplicht uiteen te gaan.

    Artikel55

    De artikelen 50 tot en 54 blijven buiten toepassing ten aanzien van wettelijk erkende, bij het in werking treden van die artikelen bestaande verenigingen en ten aanzien van danspartijen te houden in gebouwen, behorende tot die verenigingen.

    Artikel56

    Het is verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur:

  • a. enig werk te verrichten, dat geraas of andere hinder van ernstige aard veroorzaakt of schadelijke of walgelijke lucht verspreidt, indien zulks op de naburige erven of op de openbare weg waargenornen kan worden;

    b. in de open gaanderijen van de huizen aan de openbare weg vuur aan te leggen of te hebben.

    Artike157

    1. Het is verboden: a. enig aanplakbiljet, reclameplaat, ander drukwerk of geschrift

    hoegenaarnd op eens anders eigendorn aan te plakken, te bevestigen of aan te brengen zonder toestemming van de eigenaar of de huurder. Deze bepaling is niet toepasselijk op gerechtelijke akten en andere stukken, waarvan de aanplakking door of op last van openbare ambtenaren krachtens wettelijk voorschrift geschiedt;

    b. zonder daartoe gerechtigd te zijn, niet eigen muren, schuttingen, hekken, stoepen, deuren, ramen of vensters te besmeren, te bekrassen of daarop te schrijven of te tekenen;

    c. tussen zonsondergang en zonsopgang op of aan de openbare weg te liggen of zonder daartoe gerechtigd te zijn tegen enig perceel te leunen of op de stoepen of treden te zitten of post te vatten.

    2. Onverminderd de artikelen 33, 46 en 56, is het verboden een vuur aan te leggen, aan te doen leggen of aan te houden, indien daardoor schade, hinder of overlast voor anderen kan ontstaan.

    Artikel58

    Het is verboden holle voorwerpen, waarin of waartussen hemelwater zich kan verzamelen, op of tegen hekken, palen, afsluitingen of percelen te bevestigen ofbeveshgd tehebben .

    Artikel59

    1. Het is verboden hetzij in de woning of in het bij een woning behorend erf hetzij in het besloten lokaal of erf bij een ander in gebruik orde, rust of veiligheid verstorende handelingen te plegen.

    2. Het is verboden zich wederrechtelijk te bevinden op of in een voertuig, vaartuig of luchtvaarttuig, bij een ander in gebruik.

  • Artike160

    Het is verboden: a. zich tot een begraafplaats toegang te verschaffen anders dan ter daartoe

    aangewezen plaats, tenzij op last van de beheerder; b. op een begraafplaats bij gelegenheid van het begraven of vervoeren van

    lijken de orde te verstoren.

    Artikel61

    1. De eigenaar of gebruiker van lokalen of percelen, niet voor bewoning bestemd zijnde, is indien daarin niemand van 18.00 tot 8.00 uur onafgebroken aanwezig pleegt te zijn, verplicht aan de Minister van Justitie of een door hem aan te wijzen ambtenaar schriftelijke opgave te doen van de naam, het adres, en zo mogelijk het telefoonnummer van tenminste een onmiddeUijk bereikbare persoon, die in het bezit is van de sleutels van het lokaal of perceel.

    2. De eigenaar of gebruiker, bedoeld in het eerste lid, is verplicht elke verandering in de door hem bij zijn schriftelijke opgave verstrekte gegevens terstond schriftelijk op te geven aan de Minister van Justitie of door deze aangewezen ambtenaar.

    3. HET RIJDEN, HET VERVOEREN EN LOS LOPEN VAN DIEREN

    Artike162

    1. Het is verboden: a. vee onbeheerd op of los langs de openbare weg te laten lopen; b. vee op het terrein, bij een ander in gebruik, zonder diens toestemming

    los te laten lopen. 2. Het vee, bedoeld in het eerste lid, wordt vanwege de Minister van Justihe

    in bewaring genomen en indien het binnen acht dagen na mededeling aan de rechthebbende of na openbare bekendmaking vanwege de Minister van Justitie niet door de rechthebbende is opgeeist, verkocht.

    3. Bij teruggave van het in bewaring genomen vee worden de gemaakte kosten ingevorderd.

    4. Bij verkoop worden uit de opbrengst betaald de kosten van verkoop en van bewaring alsmede de kosten die z ijn gemaakt tot opsporing van de rechthebbende.

  • 5. De overblijvende gelden worden in de landskas gestort en ter beschikking van de rechthebbende gesteld.

    6. Vee dat los over de openbare weg loopt, mag door de ambtenaar van politie worden afgemaakt, zo het vangen gevaar oplevert.

    Artike163

    Het is verboden niet-uitvliegend pluimvee op de openbare weg te laten lopeno

    Artikel64

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Justitie wilde dieren over de openbare weg te laten gaan of te vervoeren.

    Artikel65

    Het is verboden uitvliegend pluimvee te houden of te doen of laten houden binnen een door de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning vastgestelde afstand vanaf een vliegveld of luchthaven.

    Artikel66

    Onverminderd artike126, eerste lid, onder d en e, en het tweede lid, onder c, is het verboden een kadaver of dergelijk walgelijk voorwerp te brengen of te hebben op of in een verzameling van vuilnis of van dergelijke stoffen, dan wei op of in een vuilnisemmer, ton, kist of dergelijke.

    Artike167

    Het is verboden: a . op de openbare weg een trekdier te besturen, dat gewond of door een

    uiterlijk waarneembare ziekelijke aandoening is aangetast, tenzij het dier in die toestand is geraakt tijdens het gebruik dat er van gemaakt werd op het ogenblik dat het feit geconstateerd werd en het nog niet mogelijk is geweest het buiten gebruik te stellen;

    b. een stuk vee op de openbare weg te laten gaan, wanneer redelijkerwijs te . voorzien is, dat het tengevolge van verwonding of zwakte zlJn bestemming niet zal kunnen bereiken;

    c. op de openbare weg vee te vervoeren met de kop buiten het vervoermiddel of in liggende houding in zuik een aantai, dat de bodem

  • van het vervoermiddel niet elk stuk vee voldoende en behoorlijke ligplaa ts verschaft;

    d. op de openbare weg een rijtuig te besturen, indien het vervoerde, daaronder begrepen de bestuurder en andere inzittenden, zich niet in evenwicht bevindt of wegens de zwaarte bovenmatige inspanning bij het trekdier vergt;

    e. op de openbare weg een rijtuig of een trekdier te besturen, indien enig deel van het tuig, wegens hardheid, onvoldoende breedte of afmetingen bij het dier verwondingen, vervelling of schaving veroorzaakt.

    Artikel68

    1. Het is verboden een hond vast te [eggen, te doen vastleggen of vastgelegd te hebben of te houden, tenzij de hond is voorzien van een halsband, waarvan de lengte en breedte zodanig zijn dat de band voor hem niet schadelijk is en op zodanige wijze is vastgelegd dat hij zich ongehinderd kan bewegen.

    2. Binnen het bereik van de vastgelegde hond moeten zich een schaduwrijke plek of ruimte bevinden waar het dier beschutting heeft tegen weersomstandigheden.

    Artike169

    1. Het is verboden anders dan kortstondig vee vast te zetten dan weI in een koraal of stal te hebben, indien het niet afdoende wordt beschut tegen weersomstandigheden zoals zon en regen .

    2. Het is verboden katten vast te leggen, vast te zetten, vastgelegd of vastgezet te hebben, dan weI te doen of laten vastzetten.

    4. PERCEELNUMMERS, STRAA TNAAMBORDEN, WAARSCHUWINGSBORDEN EN

    VERKEERSTEKENEN

    Artikel70

    1. De eigenaar van een gebouw of getimmerte is verplicht te zorgen, dat: a. het voorzien is van een duidelijk zichtbare, bi; de

    Uitvoeringsorganisatie Ruimtelijke Ordening en Planning tegen beta ling verkrijgbare plaat, welke het nummer vermeldt door die ambtenaar voor het betrokken of getimmerte bepaald.

  • b. de plaat zo spoedig mogelijk op een van de openbare weg zichtbare, daarvoor geschikte plaats van het gebouw of getimmerte wordt aangebracht, welke ter hoogte van ten minste anderhalve meter en ten hoogste drie meter boven de begane grond is gelegen;

    c. het op de plaat aangebrachte nummer in goed leesbare staat blijft. 2. Bij vernummering van het perceel mag het oude nummer mits

    doorgestreept nog zichtbaar blijven gedurende de tijd van een jaar, te rekenen van de dag, waarop het nieuwe nummer aangebracht is.

    3. Indien een woning zelfstandig tot huisvesting wordt ingericht dient het een plaat, vermeldende een afzonderlijk nummer, te verkrijgen.

    Artikel71

    1. Bij bouw, herbouw, verbouwing, splitsing of vereniging van percelen, is het de eigenaar verboden een gebouw of getimmerte in gebruik te nemen of op enige wijze in gebruik te geven, alvorens dit voorzien is van het door Uitvoeringsorganisatie Publieke Zaken aangewezen nummer.

    2. De eigenaar is verplicht te zorgen, dat tijdens het verrichten van werkzaamheden aan het perceel het nummer d uidelijk leesbaar blijft aangeduid.

    Artikel72

    1. Het is verboden het nummer, krachtens de artikelen 70 en 71 aangebracht van het perceel te verwijderen of een ander nummer aan te brengen of te hebben.

    2. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld met betrekking tot de naamgeving van openbare ruimten en de nummering van percelen.

    Artikel73

    1. Eigenaars zijn verplicht toe te laten dat door of vanwege het bevoegde gezag straatnaamborden, waarschuwingsborden of verkeerstekenen aan hun gebouw of getimmerte of op hun erf worden aangebracht.

    2. Het is verboden het aldus aangebrachte bord of teken te};X.,ijzigen, onzichtbaar of onkenbaar te maken, te verwijderen of aldaar een bord met de naam van een andere openbare weg of een ander waarschuwingsbord of verkeersteken aan te brengen of te hebben.

  • 5. TOEZICHT EN HANDHAVING

    Artikel74

    1. Met het toezicht op de naleving van de regels gegeven bij of krachtens deze landsverordening, zijn belast de personen aangewezen in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, alsmede de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren of personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Cura

  • 6. Een ieder verleent aile medewerking aan de ambtenaren en personen, bedoeld in het eerste lid.

    Artikel75

    1. De betrokken minister is bevoegd op kosten van de overtreder van een bepaling gegeven bij of krachtens deze landsverordening te doen wegnemen, te beletten of in de vorige toestand te herstellen hetgeen in strijd met die bepalingen is of wordt gehouden, gemaakt of gesteld, ondernomen of weggenomen. Een beslissing tot toepassing van bestuursd wang wordt op schrift gesteld en geldt als een beschikking.

    2. Met uitzondering van spoedeisende gevallen wordt van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, geen gebruik gemaakt, dan nadat van de belanghebbende schriftelijk is gevorderd binnen een redelijke termijn te doen datgene waartoe hij bij of krachtens deze landsverordening is gehouden.

    3. De betrokken minister is eveneens bevoegd tot het in de vorige toestand herstellen van schade toegebracht aan overheidswerken, voor rekening van degene door wiens toedoen de schade is veroorzaakt, alsmede tot het treffen van maatregelen ter voorkoming van meerdere schade.

    4. De kosten we gens schade toegebracht aan overheidswerken, alsmede de kosten wegens de te nemen of genomen maatregelen, worden door een daartoe door het bevoegd gezag aangewezen persoon geraamd en vermeld in een proces-verbaal dat aan degene die de schade heeft toegebracht wordt toegezonden.

    Artikel76

    1. De overtreder is de kosten verbonden aan de toe passing van bestuursd wang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

    2. De beschikking, bedoeld in artikel 75, eerste lid, vermeldt dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder plaatsvindt.

    3. Indien de kosten geheel of gedeeltelijk niet ten laste van de overtreder wilen worden gebracht, wordt zulks in de beschikking vermeld.

    4. Onder kosten, worden tevens begrepen de kosten verbonden aan de voorbereiding van bestuursd wang, v~~r zover deze kosten zijn gemaakt na het tijdstip waarop de termijn, bedoeld in artikel 75, tweede lid, is verstreken.

  • 5. De kosten zijn ook verschuldigd, indien de bestuursdwang door opheffing van de onrechtmatige situatie niet of niet voUedig is uitgevoerd.

    Artikel77

    1. De betrokken minister kan van de overtreder bij dwangbevel de verschuldigde kosten, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen.

    2. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

    3. Ged urende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevelopen.

    4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de minister, kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

    Artikel78

    De kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang zijn bevoorrecht op de zaak ten aanzien waarvan zij zijn besteed en worden, na de kosten, bedoeld in artikel 284, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, uit de opbrengst van de zaak betaald.

    Artikel79

    1. Met opsporing van de in deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in De Curac,:aosche Courant.

    2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

    Artikel80

    De feiten bij deze landsverol"dening strafbaar gesteld zijn overtredingen.

  • Artikel81

    1. Overtreding van enige bepaling van deze landsverordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste de tweede categorie.

    2. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is veriopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige "vegens gelijke overtreding onherroepelijk geworden is of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarde door de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie krachtens artikel 1:161 van het Wetboek van Strafrecht gesteld, kan hechtenis of geldboete tot het dubbele van het maximum gesteld in het vorige lid worden opgelegd.

    3. Bij een veroordeling wegens overtreding van enige bepaling van deze landsverordening als bedoeld in het tweede lid, kunnen de voorwerpen in de desbetreffende bepaling genoemd, waarmee de overtreding is gepleegd of door mid del van overtreding verkregen, worden verbeurd verklaard, voor zover zij aan de veroordeelde toebehoren, met uitzondering evenwel van d ieren en vervoermiddelen.

    6. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

    Artikel82

    1. Artikel 15, onderdeel a, is niet van toepassing op voorwerpen als bedoeld in dat artikel, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, gedurende een jaar na die datum, mits de eigenaar of gebruiker van het voorwerp binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze landsverordening, ontheffing van het verbod aanvraagt.

    2. Artikel 16, eerste lid, is niet van toepassing op handelsreclame, aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening gedurende een jaar na die datum, mits de eigenaar of gebruiker van de onroerende zaak binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze landsverordening ontheffing van het verbod aanvraagt.

    3. De beschikking tot weigering van een ontheffing vermeldt binnen welke termijn een voorwerp als bedoeld in het eerste lid, of handelsreclame als bedoeld in het tweede lid, wordt verwijderd.

    4. Beschikkingen gegeven krachtens het Landsbesluit van 22 maart 2011 (2011/028249), zoals verlengd, voor zover nog geldend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, gelden als gegeven krachtens deze landsverordening.

  • Artikel83

    De Eilandsverordening leges, precariorechten en retributies Curac;aos word t gewijzigd als voigt: 1. In artikel 33 wordt "artikel 18, onder b van de Eilandsverordening

    Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: artikel 22 van de Landsverordening openbare orde.

    2. In artikel 34 wordt "Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: Landsverordening openbare orde.

    3. In artikel 35, aanhef, worden "artikel 36 van de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: artikel 45 van de Landsverordening openbare orde en het woord "eilandsverordening" door: landsverordening.

    4. In artikel 36, eerste lid, wordt "artikel 37, sub a en c van de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: artikel 46, eerste lid, onderdelen a of c, van de Landsverordening openbare orde.

    5. In artikel 36, tweede lid, wordt "artikel 40 van de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: artikel 50 van de Landsverordening openbare orde.

    6. In artikel 37, aanhef, wordt "Eilandsverordening Bevordering Open bare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: Landsverordening openbare orde.

    7. Artikel 37, onderdeel j, komt te luiden: J. het houden van een sterrit, puzzel- of speurtocht. .. ...... Naf. 100,-.

    8. In artikel 39, eerste lid, aanhef, wordt "Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: Landsverordening openbare orde.

    9. In artikel 39, eerste lid, onder c, wordt "artikel 1 onder z van de Wegenverkeersverordening Curac;ao" vervangen door: artikel 1, onderdeel e, van de Wegenverkeersverordening Curac;ao 2000;

    10. In artikel 39, derde lid, wordt "artikel 10 lid 1 sub e van de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: artikel 15, tweede lid, van de Landsverordening openbare orde.

    5 A.B. 1992. 20.

  • 11. In artikel 40 wordt "Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Cemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: Landsverordening openbare orde.

    12. In artikel 44, aanhef wordt "Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Cemeenschap (A.B. 1980, no. 19)" vervangen door: Landsverordening openbare orde.

    Artike184

    Deze landsverordening wordt aangehaaJd als: Landsverordening openbare orde.

    Artikel85

    Deze landsverordening treed t in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van bekendmaking.

    Cegeven te Willemstad,

    De Minister van Justitie,

    De Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning,

    De Minister van Cezondheid, Milieu en Natuur,

    De Minister van Economische Ontwikkeling,

    De Minister van Sociale Ontwikkeling, -Arbeid en Welzijn,

  • De Minister van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap en Sport,

    Uitgegeven de

    De Minister van Algemene Zaken,

  • STATEN VAN CURA~AO

    ZITTINGSJAAR 2013 - 2014 _05 0

    LANDSVERORDENING houdende vaststelling van regels ter bevordering van de openbare orde, rust en veiligheid, en ter bescherming van de gemeenschap (Landsverordening openbare orde)

    No.3 MEMORIE VAN TOELICHTING

    I. ALGEMEEN DEEL

    1. llliciding

    lngevolge Additioneel artikel r bij de Staatsregeling van Cura

  • Onderhavig on twerp heeft niet de strekking om de regeling van de openbare orde en veiligheid op moderne leest te schoeien, maar een regeling tot stand te brengen die de ruimte biedt de noodzakelijke modemisering gedegen voor te bereiden.

    Er zijn noodzakelijkerwijs wei een aantal wijzigingen aangebracht, mede naar aanleiding van de ad viezen van de Raad van Advies. De wijzigingen houden in de eerste plaats verband met de nieuwe staatkundige verhoudingen per 10 oktober 2010 en het opheffen van de dubbele bestuurslaag. Daarbij zijn enkele wijzigingen aangebracht die verband houden met de verstedelijking van Cura

  • 10 Buitenlandse artiest De Raad van Advies heeft ten aanzien van verschillende onderdelen die het vergunningsstelsel voor buitenlandse artiesten regelt, geadviseerd am de betreffende bepalingen te herzien of te heroverwegen. De definitie van buitenlandse artiest is geschrapt. Artikel 47 is verkort en de verantwoordelijkheid voor regulering van de ontheffing is neergelegd bij Minister van Justitie en de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn gezamenlijk.

    20 Evenement De Raad adviseert ten aanzien van de bepalingen omtrent de evenementenvergunning te verduidelijken of het hebben van een vergunning als bedoeld in artikel 52 van de Vergunningslandsverordening de organisator van een evenement vrijstelt van de verplichting te beschikken over een evenementenvergunning. De Raad verwijst onder meer naar hotels en restaurants. Artikel 52 van de Vergunningslandsverordening verbiedt het zonder schriftelijke toestemming van de Minister van J ustitie in een voor het publiek toegankelijke lokaliteit vertoningen of andere verrichtingen ten vermake van het publiek te maken, te geven of toe te laten, of gelegenheid tot dansen te geven of dansen toe te laten. Dit artikel van de Vergunningslandsverordening beschermt, gelijk onderhavige landsverordening, de openbare orde en zedelijkheid . Het ad vies van de Raad van Advies tot heroverweging van artikel 45 43 in het licht van de Vergunningslandsverordening heeft geleid tot de volgende aanpassing van het on twerp. [n artikel 45 43 is in een nieuw tweede lid opgenomen dat het verbod niet geldt voor de houder van een vergunning als bedoeld in de Vergunningslandsverordening, die beschikt over een toestemming als bedoeld in artikel 52 van die landsverorden.ing, mits een te houden evenement valt binnen de voorschriften en beperkingen verbonden aan deze toestemming. Deze kwalificatie is noodzakelijk ter bescherming van de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid . Indien de organ.isator van het evenement n.iet tevens vergunninghouder is, dient de organisator van het evenement een vergunnmg als bedoeld in artikel 45 43 van de onderhavige landsverordening aan te vragen. De organisator en de beheerder van de plaats of ruimte waar het evenement zal worden gehouden, dienen zich er van te vergewissen dat het houden van het evenement zich verhoudt met de vergunning en artikel 52 van de Vergunningslandsverordening. Gelet op het voorgaande wordt tevens voorgesteld artikel 47, derde lid, te schrappen en in plaats daarvan het nieuwe artikel 45, tweede lid, van overeenkomstige toepassing te verklaren op evenementen waar buitenlandse artiesten optreden.

  • 30 Bebouwde kom en stadsdistrict De Raad adviseert artikel 14, eerste lid, artikel 28, eerste lid, artikelen 40, 41 en 42 te heroverwegen wat betreft de beperking van de daarin opgenomen verboden tot het stadsdistrict. Deze beperking is deels opgeheven door de werking van de verboden uit te breiden naar het gehele grondgebied van het eiland.

    In artikel 44, onderdeel e, is "eerste district" geschrapt en is de reikwijdte van onderdelen e en g van het artikel beperkt tot de binnenstad .

    Het ad vies van de Raad met betrekking tot arhkel 5 is niet overgenomen. De voorschriften waamaar wordt verwezen in artikel 5 betreffen de handhaving van de openbare orde, rust en veiligheid. Deze taak komt ingevolge artikel 6, onderdeel c, van de Landsverordening ambtelijk-bestuurlijke organisatie toe aan de Minister van Justitie. Artikel 5 betreft de voorschriften die ter plekke worden gegeven ter behoud van de openbare orde, rust en veiligheid. Deze voorschriften staan los van eventuele voorschriften en beperkingen verbonden aan een vergunning verleend door een andere minister maar op basis van deze landsverordening.

    Het advies van de Raad met betrekking tot artikel 22 was aanleiding tot verdere wijziging van het ontwerp ten aanzien van het onderwerp venten. In de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap gold een verbod op venten door meisjes jonger dan zestien jaar. In onderhavig ontwerp is het verbod uitgebreid naar minderjarigen. De Raad heeft gead viseerd het verbod te handhaven, maar te beperken tot jeugd igen tot zestien jaar, dus tot en met vijftien jaar. Bij nader inzien wordt voorgesteld de bepaling te veralgemeniseren en niet te beperken tot jeugdigen. Bescherming van jeugdigen in deze landsverordening is niet noodzakelijk gelet op het volgende. Venten is een vorm van arbeid. Hoewel straatventers niet vallen onder de werking van de Arbeidsregeling 2000, heeft die landsverordening wei betrekking op kinderen en jeugdigen. In artikel 18 van de Arbeidsregeling 2000 is het verbod op kinderarbeid geregeld. Dit verbod heeft ingevolge de defirutie van kind in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, betrekking op personen die de leeftijd van vijftien jaar nog niet hebben bereikt. Dus personen tot en met veertien jaar. Voor jeugdigen geldt dat zij geen nachtarbeid mogen verrichten. Jeugdigen zijn personen van vijftien, zestien of zeventien jaar. Naast de Arbeidsregeling 2000 geldt ook de Leerplichtlandsverordening. Deze landsverordening regelt in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, dat de persoon die het gezag voert over een jongere of met de feitelijke verzorging over deze is belast, zorg draagt dat de jongere de lessen voigt die voor deze zijn bestemd. Deze plicht eindigt met het door de jongere bereiken van de achttiende verjaardag of het behalen van een van de diploma's genoemd in artikel 3, tweede lid , onderdeel b.

  • Gelet op het voorgaande wordt de oorspronkelijke doelstelling van artikel 22 zoals het eerst luidde in de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Gemeenschap, namelijk het beschermen van jeugdigen tegen onverantwoorde arbeid, voldoende beschermd door de Arbeidsregeling 2000 en de Leerplichtlandsverordening. Het is echter wei wenselijk het venten in het algemeen aan een vergunningsplicht te verbinden. Hiertoe is artikel 22 van de onderhavige ontwerp-landsverordening dan ook ruimer geformuleerd dan In de oorspronkelijke eilandsverordening het geval was. In Iijn met de Landsverordening ambtelijk-bestuurlijke organisatie is de verantwoordelijkheid voor het reguleren van het venten neergelegd bij de minister be last met economische ontwikkeling.

    De Raad adviseert de artikelen in het on twerp te heroverwegen, waarin de werking van een verbod wordt beperkt tot het stadsdistrict. De artikelen 14, eerste lid, 28, eerste lid, 40, 41 en 42 zijn nader bestudeerd. Geconcludeerd is dat in aIle gevallen de beperking van het verbod tot het stadsdistrict heden ten dage niet gerechtvaardigd is gezien de verstedelijking van het eiland. Mede naar aanJeiding van het advies van januari 2014 is de werking van deze verboden uitgebreid naar het gehele grondgebied van Cura;ao.

    De Raad adviseert artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel d, te heroverwegen, waarin het is verboden zich zonder vergunning op de openbare weg te bevinden gekleed in de klederen der kUlme, waartoe men niet behoort. Het verbod geldt niet voor kinderen jonger dan tien jaar. Gelet op het advies van de Raad is het onderdeel in zijn geheel opnieuw beoordeeld en in het bijzonder in het licht van artikel12, eerste lid, van de Staatsregeling van Cura

  • politie gegeven. In de versie van artikel 74 waar het advies van de Raad van 2012 betrekking op had, werd in artikel 74 de bevoegdheden van de opsporingsambtenaren geregeld. Inmiddels is dit artikel vervangen door een nieuw geformuleerd artikel 76, waarin de gebruikelijke formulering voor het opdragen van de opsporing aan de personen, genoemd in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, wordt gebruikt. Naast het opdragen van de opsporing van mogelijk strafbare feiten, wordt in artikel 74 de opdracht tot het houden van toezicht gegeven. Het houden van toezicht geschiedt door de ambtenaren of personen bij landsbesluit aangewezen.

    De functie van artikel 1, onderdeel a, is een andere dan die van de artikelen 74 en 76. De definitie van ambtenaar van politie wordt in de tekst van de landsverordening gebruikt om de algemene politie aan te duiden die de bevoegdheid heeft op te treden bij de feitelijke handhaving van de openbare orde. Een persoon geconfronteerd met een opdracht in dit kader gegeven, dient deze opdracht uit te voeren. Oit kan bijvoorbeeld betekenen dat een persoon een bepaalde plek dient te verla ten.

    De Raad vraagt aandacht voor de regeling van de rechten verschuldigd voor de diverse vergunningen vereist ingevolge de ontwerp-Iandsverordening. Oat er rechten zijn verschuldigd en de hoogte van deze rechten, was door het eilandgebied Cura

  • wordt gedaan. Een verbeterblad dient niet voor het alsnog aanbrengen van

    additionele wijzigingen na vaststelling van de regeling.

    Nu de Raad van Advies blijkbaar een coulante interpretatie van de gang van

    zaken toentertijd voor staat, houdt de regering in onderhavig geval de citeertitel

    Eilandsverordening Bevordering Openbare orde en Bescherming Cemeenschap,

    aan.

    De Raad stelt voor na te gaan of de ministers genoemd in het slotformulier de landsverordening dienen te ondertekenen. De Raad gaat hierbij uit van het stand punt dat het aantal ondertekenaars dient te worden beperkt. Hoewel dit uitgangspunt zich verhoudt met Aanwijzing 153, is in onderhavig geval sprake van een bijzondere situatie. De onderwerpen geregeld in onderhavig ontwerp behoren tot de verantwoordelijkheid van meerdere ministers. Bij herziening van de landsverordening zou het zo kunnen zijn dat deze onderwerpen uit onderhavig on twerp worden gehaald en apart worden geregeld. Celet op de staatkundige vernieuwingen is het wenselijk te onderstrepen dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze landsverordening tijdelijk bij verschillende ministeries ligt en niet enkel bij de Minister van Justitie.

    De overige opmerkingen van de Raad van Advies zijn zonodig verwerkt.

    4. Fillanciiilc collsequenties

    Celet op de aard van de aangelegenheden die in dit ontwerp worden geregeld heeft vaststelling van dit ontwerp geen (negatieve) financiele consequenties voor het Land Curac;ao. De meeste taken waren reeds voorzien bij het opzetten van de ambtelijke organisatie voor Land Curac;ao. Oat de regeling per abuis op de negaheve [ijst bij de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curac;ao is geplaatst, doet hier niet aan af. Voorts, is het handhaven van de openbare orde en veiligheid een kemtaak van de overheid en wordt bekostigd uit de begroting van het Ministerie van Justitie in het bijzonder wat betreft de korpspol i tie.

    II ARTIKELSGEWIJS DEEL

    In d it deel van toelichting word t noodzakelijkerwijs niet ingegaan op a lie bepalingen van de ontwerp-landsverordening. De meeste bepalingen zijn overgenomen van de vervallen Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Cemeenschap. Voor zover er significante wijzigingen zijn aangebracht of nieuwe bepalingen zijn toegevoegd, wordt het een en ander hieronder kort toegelicht.

    De algemene bepalingen van de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Bescherming Cemeenschap stonden dchteraan In de

  • eilandsverordening (artikelen 64 tot en met 69) en zijn aan het begin van het ontwerp opgenomen als artikelen 1 tot en met 4. In de definitiebepaling zijn begrippen gehanteerd in de Eilandsverordening Bevordering Openbare Orde en Beseherming Gemeensehap overgenomen, aangezien die in de ontwerp-landsverordening regelmatig worden gebruikt. Ten opziehte van de Eilandsverordening is het begrip stadsdistriet gesehrapt. In de regeling werden ook de begrippen "bebouwde kom" en "binnenstad"gebruikt, zonder te zijn gedefinieerd. Het begrip bebouwde kom wordt niet langer gebruikt in het on twerp en voor binnenstad is een definitie toegevoegd. Ten slotte, is een definitie van afvalstoffen toegevoegd ten behoeve van de regeling tot voorkoming van het illegaal storten van afvalstoffen. Deze definitie is gekoppeld aan de handeJing en niet aan de aard van het voorwerp of de stof. De definitie is geinspireerd door de riehtlijnen van de Europese Unie voor het beheer van afvalstoffen. Gelet op de mogeJijkheid dat stoffen en voorwerpen kunnen worden hergebruikt, worden stoffen en voorwerpen waarvan iemand zieh ontdoet ten behoeve van hergebruik, niet aangemerkt als afvalstoffen. Stoffen en voorwerpen die de oorspron.kelijke functie hebben vervuld kunnen immers dienen als grondstof voor een (geheel) nieuwe functie . In het kader van de beheersing van afvalstoffen is tevens van beJang dat de definitie van "openbare weg" tevens wateroppervlakten omvat.

    In artikel 2 is een grondslag opgenomen voor het stellen van voorsehriften en beperkingen bij het verstrekken van een vergunning of ontheffing, alsmede het kunnen weigeren, intrekken of wijzigen van een vergunning of ontheffing. Het inkaderen van deze bestuurlijke bevoegdheden is wenselijk ter bevordering van de rechtszekerheid van de burger. Het kunnen intrekken of wijzigen van een vergunning zijn bovendien instrumenten voor handhaving van de bepalingen gegeven bij of kraehtens de landsverordening en de voorschriften en beperkingen verbonden aan een vergunning. Deze bevoegdheid wordt ingevolge Aanwijzingen 102 en 103 uitdrukkelijk op het niveau van landsverordening geregeld.

    In artikel 3 is een grondslag opgenomen voor het bij ministeriele regeling met algemene werking stellen van regeJs voor de procedure voor het aanvragen van vergunningen en ontheffingen, en het behandelen van deze aanvragen. De Eilandsverordening bevatte in artikel 66 een juridisehe fietie, waarbij het handelen in afwijking met een vergunning werd geacht een handeling zonder vergunning te zijn. Ingevolge Aanwijzing 47 is een juridisehe fietie in een wettelijke regeling onwenselijk. De verboden in het ontwerp zijn dan ook uitgebreid naar het handelen zonder of ill nfwijkillg van een vergunning.

    Artikel 5 biedt een brede grondslag voor het feitelijk beheersen van een situatie waar de openbare orde en veiligheid in het geding kunnen zijn. Uit de opsomming voigt een oplopende ernst van de situatie. Het artikel benadrukt dat

  • de burger in deze situaties de aanwijzingen van het bevoegd gezag dient op te volgen. In het tweede lid is een specifieke situatie geregeld, namelijk die waarin er sprake is van een plaats delict. Een plaats delict is een plaats waar er mogelijk een strafbaar feit is gepleegd, of die van belang is in het kader van de opsporing naar een mogelijk strafbaar feit. Het is in dat geval essentieel dat mogelijk bewijsmateriaal wordt veiliggesteld ten behoeve van het sporenonderzoek. Het is dan niet wenselijk als burgers de plaats kunnen betreden, bijvoorbeeld om foto's te maken. De tegenhanger van het verbod voor de burger om de plaats te betreden, is de bevoegdheid voor het bevoegd gezag om de plaats af te zetten. Deze bevoegdheid wordt geregeld in de algemene instructie van de procurellrgeneraal aan de opsporingsambtenaren te geven op basis van artikel 11 van de Rijkswet op het openbaar ministerie van Curac;ao en Sint Maarten, Bonaire, Saba en Sint Eustatius.

    Artikel7 In dit artikel wordt de bevoegdheid van de politie geregeld tot feitelijk optreden bij samenscholingen van personen. Een ambtenaar van politie is bevoegd om ook bij een betoging de openbare orde en rust te handhaven. Artikel 7 dient ter lIitvoering van artikel 11, tweede lid, van de Staatsregeling van Curac;ao, op basis waarvan de vrijheid van vergadering en betoging kan worden beperkt in het belang van het verkeer, en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

    [n artikel 15 wordt het gebruik van de openbare weg gereguleerd. Ingevolge de splitsing van bevoegdheden over verschillende ministeries is het artikel gesplitst in twee led en.

    Artikel 16 is een bijgewerkte versie van artikel 12 van de Eilandsverordening Bevordering Openbare orde en Bescherming Gemeenschap. Het oorspronkelijke artikel is in lijn gebracht met artikel 9 van de Staatsregeling van Curac;ao. Artike19 van de StaatsregeJing spiegelt aan artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit artikel 9 van de Staatsregeling voigt een verbod op preventieve censuur. Artikel 9 maakt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen ideele propaganda en handelsreclame. Onder handelsreclame verstaat de Staatsregeling reclame voor commerciele doeleinden. De vrijheid van meningsuiting is essentieel voor het goed functioneren van een democratische rechtsstaat. De overheid kan echter de uitoefening van dit grondrecht beperken, indien dit noodzakelijk is in een democratische samenJeving. Artikel 10 van het EVRM geeft de gronden die kunnen leiden tot beperking. Deze gronden worden toegepast in het vierde en vijfde lid van artikel 16 van het on twerp. In het vierde lid wordt een verbod gegeven op het op of aan de openbare weg aanbrengen of in stand houden van ideele propaganda in verband met Statenverkiezingen, buiten een periode rond de verkiezing voor de leden van de

  • Staten. Het verbod betreft de openbare weg en geldt niet voor particuliere gronden. Deze beperking verhoudt zich met de gronden genoemd in artikel 10 van het EVRM, in het bijzonder de openbare veiligheid. Wat overige ideele propaganda betreft, beperkt het vijfde lid deze vorm van meningsuiting conform artikel 10 van het EVRM. In het vijfde lid wordt het verboden ideele reclame op prive eigendom aan te brengen of te gedogen, indien deze strijdig is met de openbare orde. Het begrip openbare orde vat in casu de gronden voor beperking van het recht op vrije meningsuihng zoals neergelegd in artikel 10 van het EVRM samen. Deze gronden zijn de bescherming van de nationaJe veiligheid, de territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, de voorkoming van de verspreiding van vertrouweJijke mededelingen, of met het waarborgen van het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht.

    De eerste twee leden van artikel 26 zijn ontleend aan de vervallen EiJandsverordening chemische en vaste afvalstoffen". Deze bepalingen vormen de basis voor de voorkoming van illegale vuilstort. Tevens is het verbod op het storten van afval uitgebreid naar een verbod op het verbranden van afval. Deze verboden gelden niet aileen op of aan de openbare weg, maar ook op erven en terreinen in gebruik of in eigendom. Dit in verband met de mogelijke overlast voor omwonenden. Artikel 26 is op verschillende punten uitgebreid om ook overlast door verbranding van afvalstoffen tegen te gaan. Zoals in de toelichting op de definities is aangegeven, wordt onderstreept dat het verbod neergelegd in artikel 26, vierde lid, ook geldt met betrekking tot watervlakten. Tevens is een verbod op het bewerken van metalen op of aan de openbare weg opgenomen, anders dan ten behoeve van een aantoonbare bedrijfsmatige achviteit. Deze bepaling is opgenomen met het oog op het fenomeen dat koperen leidingen worden gestoten . Deze bepaling geeft aan toezichthouders de specifieke bevoegdheid op te treden warmeer zij een situatie aantreffen, waarbij metalen op of aan de openbare weg worden bewerkt. De betrokken personen zullen dan moeten aantonen dat er sprake is van een aantoonbare bedrijfsmatige acti viteit. Bijvoorbeeld het instaileren van hekwerk. Indien geen bewijs kan worden gegeven dat de activiteit bedrijfsmatig van aard is, dan kan, mede naar aanleiding van de omstandigheden, een opsporingsonderzoek worden ge'iniheerd naar een mogelijk overtreden van het verbod. Dit onderzoek kan leiden tot een onderzoek naar de oorsprong van het metaal.

    Artikel 37a en 37b beogen de Minister van Justihe de bevoegdheid te verlenen aan iemand een gebiedsontzegging op te leggen. Een gebiedsontzegging omvat

    , A.B. 1995,47.

  • een bevel zich te verwijderen en verwijderd te houden uit een door de minister aangewezen gebied gedurende een bepaalde tijd. Een gebiedsverbod kan worden opgelegd voor maximaal twaalf weken. De Minister van Justitie kan deze bevoegdheid mandateren aan de Korpschef of ander leidinggevende ambtenaar. Deze bevoegdheden kunnen worden toegepast bij herhaalde overlast waarbij emstige vrees bestaat voor verdere ordeverstoring. Het geldt aileen voor ernstige vormen van aanhoudende overlast waarbij het inzetten van lichtere instrumenten niet het gewenste effeet zal hebben.

    Handhaving van de openbare orde en veiligheid geniet hoge prioriteit. Onacceptabele overlast wordt aetief tegengegaan. De focus ligt daarbij op preventie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Desondanks blijven overlastsituaties in bepaalde delen van het eiland aanhoudend aandacht vragen.

    Artikel 39a betreft een verbod gericht aan een groep van meer dan vier personen om zich (zonder doel) op een nader aangewezen plek op te houden. Dit verbod betreft een gebiedsgebonden samenscholingsverbod. Een openbare plaats word t in de Landsverordening openbare manifestaties, gedefinieerd als een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek, waaronder niet wordt verstaan een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Staatsregeling. Een voorbeeld is een groep hangjongeren op een speelplek die over last veroorzaken. Van oudsher ontmoeten jongeren elkaar op straat. Het ontstaan van hangplekken heeft verschillende redenen. Jongeren willen alledaagse zaken delen, maar sommigen mogen hun vrienden niet thuis uitnodigen. Ze zoeken elkaar dan op een openbare plek op . Soms wordt er drank of drugs gebruikt. Op een hangplek voelen de jongeren zich minder beperkt. Het rondhangen wordt vaak afgewisseld met andere activiteiten, zoals het op onveilige manier rijden op motoren (fever) en handel in drugs.

    De afgelopen jaren zijn er met de nodige inventiviteit van de politieleiding diverse maatregelen genomen om de veiligheid in het uitgaansgebied te vergroten. Ondanks aile inspanningen zullen deze ordeverstoringen zich regelmatig voordoen. Dit in de vorm van onveilige gedraging (fever), bedreigingen, uitlopende in vechtpartijen, wederspannigheid tegenover de politie, vernielingen van straatmeubilair, schelden en agressie tegen onschuldige voorbijgangers. Het gaat vaak om daders die zich bij herhaling schuldig maken aan verstoringen van de openbare orde en die binnen een groep als initiator of katalysator optreden. Het betreft veelal delieten die worden gepleegd onder invloed van alcohol of drugs. Dit leidt ertoe dat de sfeer in het uitgaanscentrum verhardt. Het gedrag van de daders heeft een grote negatieve invloed op de openbare orde en veiligheid tijdens uitgaansavonden. Het is wenselijk om deze daders voor een bepaalde tijd de toegang tot het uitgaansgebied te kunnen ontzeggen.

  • Binnen de groep overlastgevende personen in het uitgaansgebied of de binnenstad bevindt zich een beperkte groep personen (o.a. motorrijders of autobestuurders) die vaak beginnen met het plegen van overlastgevende feiten. Anderen nemen dit gedrag over. De overlast ontstaat of neemt af, indien de initiator wei respectieveljjk niet aanwezig is. Er is dan ook behoefte om deze veelvuldige daders voor enige tijd uit het uitgaansgebied te kunnen weren. Het betreft doorgaans een beperkt aantal identificeerbare daders die het initiatief neemt en een leidende rol heeft. Daamaast kunnen drugsrunners, straatdealers, zwervers en alcohol isten indi vid ueel of in groepsverband de openbare orde verstoren. Een persoonsgebonden gebiedsverbod op grand van artikel 39b, kan ook in die gevallen effectief zijn om de overlast in de buurt terug te brengen.

    Hoewel artikel 43 het houden van wilde of exotische dieren reguleert, is de grondslag van dit artikel niet zozeer de bescherming van het welzijn van de dieren, maar de bescherming van de gemeenschap. Hierin is het element van openbare veiligheid vervat. Aangezien beide belangen overlappen is de regulering een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Minister VelD Justitie en de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur. Hierbij wordt ook overwogen dat laatstgenoemde minister verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming ter implementatie van het CITES-verdragJ . Dit artikel zal in de praktijk van weinig betekenis zijn, aangezien de invoer van exotische dieren reeds vergunningsplichtig is.

    Artikel 45 regelt de vergunningsplicht voor evenementen. Uit de definitie van evenement opgenomen in artikel 1, onderdeel d, voigt dat een evenement een voor het publiek toegankelijke verrichting is. Dus elk optreden of georganiseerde activiteit waar het publiek naar toe kan gaan, is een evenement als bedoeld in artikel 43. Artikel 43 regelt evenementen die niet op of aan de openbare \,veg worden gehouden, maar wei op een voor het publiek toegankelijke plaats. Bijvoorbeeld een stadion, hotel of discotheek.

    In het tweede lid is geregeld dat de evenementenvergunning niet geldt voor de houder van een vergunning als bedoeld in de Vergunningslandsverordening die tevens beschikt over de toestemming, bedoeld in artikel 52 van die landsverordening. Wei is het hebben van deze toestemming geclausuleerd in dier voege, dat de eventuele voorschriften of beperkingen verbonden aan de toestemming, het voorgenomen evenement ook dekken. Op deze wijze wordt voorzien dat de administratieve lasten gemoeid met de uitvoering van de regeling worden beperkt.

    . ; Op 3 maart 1973 te Washington gesloten Overeenkomst inzake de internationale handel in hedreigde in het wild levende dier- en plantsoorten, met bijlagen (Trb. 1975, 23)

  • Ter volledigheid wordt opgemerkt dat artikel 45 geen be trekking heeft op bijeenkomsten waar godsdienst of een levensovertuiging in gemeenschap met anderen wordt beleden. Artikel 8, eerste lid, van de Staatsregeling van Curac;:ao erkent het recht van een ieder om zijn godsdienst of levensovertuiging individueel of in gemeenschap met anderen te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens landsverordening. Deze be perking houdt echter niet in de mogelijkheid van regulering door middel van een vergunningsplicht. In artikel 8, tweede lid, van de Staatsregeling van Curac;:ao delegeert de grondwetgever de bevoegdheid aan de wetgever om bij landsverordening regels te stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden, indien het recht, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgeoefend buiten gebouwen of besloten plaatsen. Oeze regels zijn neergelegd in artikel 4 van de Landsverordening Openbare Manifestaties. Maar ook hier is geen sprake van een vergunningsplicht, maar een meldingsplicht.

    Mede naar aanleiding van het advies van de Raad van Advies is artikel 47 aangepast. In het eerste lid is een verbod opgenomen tot het laten optreden van een buitenlandse artiest of aan deze gelegenheid te geven op te treden, zonder of in afwijking van een vergunning van de Minister van Justitie. De vergunningsplicht geldt voor de persoon die de artiest laat optreden of gelegenheid geeft op te treden. Oit betreft in het algemeen een promotor die de artiest naar Curac;:ao brengt of de beheerder van de plaats waar het optreden wordt gegeven. Het tweede lid sluit de periode van 1 december tot en met de woensdag na de dag van de carnavalsoptocht uit, behalve in die gevallen geregeld bij ministeriele regeling met algemene werking. De regering acht het wenselijk gedurende deze periode evenementen met buitenlandse artiesten te beperken mede gelet op de reeds verhoogde belasting op het apparaat belast met de handhaving van de openbare orde en rust in verband met de vele activiteiten die inherent zijn aan deze periode. In het licht van de economische ontwikkeling van Curac;:ao is echter ook enige flexibiliteit wenselijk. Oeze flexibiliteit wordt mogelijk gemaakt door bij ministeriele regeling met algemene werking gevallen vast te stellen, waarin de ministers ontheffing kan kunnen geven van het verbod verwoord in het tweede lid. Het vaststellen van een algemeen verbindend voorschrift ter regeling van de gevallen waarin wei een vergunning wordt gegeven, biedt de nodige rechtszekerheid aan personen die een buitenlandse artiest willen laten optreden in de desbetreffende periode.

    In artikel 70 wordt de handhaving van de voorschriften gegeven in de artikelen 68 en 69 geregeld. Het artikel voorziet in handhaving door het opnemen van een verbod op het verwijderen van nummers aangebracht op een perceel in overeenstemming met de artikelen 68 en 69. In het tweede lid is een grondslag opgenomen om bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels te geven met betrekking tot de

  • nummering van percelen en de naamgeving voor openbare ruimten zoals pleinen, parken en straten. Deze regeling dient als onderdeel van het adressenproject van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning.

    In artikel 74 is de standaardbepaling voor toekenning van toezichtbevoegdheden opgenomen. Deze bepaling is geintroduceerd bij de invoering van het huidige Wetboek van Strafvordering door de Nederlandse Antillen in 1997. Bij de aanwijzing van ambtenaren en personen die als toezichthouder kunnen optreden kan worden gedacht aan ambtenaren van de diverse inspectiediensten binnen de ministeries, maar ook aan het personeel van de Kustwacht voor Aruba, Cura

  • De citeertitel zoals geregeld in artikel 84 is in overeenstemming met Aanwijzing 147 kemachtig geformuleerd.

    Willemstad, 1!e MEl 201\ De Minister van Justi tie,

    De Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning, a.... i...,

    De Minister van Economische Ontwikkeling,

    De Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en eIz'jri,

  • Raad van Advies van Cura~ao

    Onderwerp: Ontwerplandsverordening houdende vaststelling van regels ter bevordering van de openbare orde, rust en veiligheid , en ter bescherming van de gemeenschap (Landsverordening bevordering open bare orde en bescherming gemeenschap) (zaaknummer 2013/050752 e.a.)

    Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 7 oktober 2013, ontvangen op 14 oktober 2013, om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandel