83
UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2008-2009 OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN MEER HOOFDPIJN Over het willen oplossen van pijn, catastroferen en het emotioneel welbevinden bij hoofdpijnpatiënten Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde Door Ine Cloet Promotor: Prof. Dr. Geert Crombez Copromotor: Prof. Dr. Koen Paemeleire Begeleidster: Emelien Lauwerier

OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

  • Upload
    others

  • View
    6

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

UNIVERSITEIT GENT

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2008-2009

OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN MEER HOOFDPIJN

Over het willen oplossen van pijn, catastroferen en

het emotioneel welbevinden bij hoofdpijnpatiënten

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in de Verpleegkunde en de Vroedkunde

Door Ine Cloet

Promotor: Prof. Dr. Geert Crombez

Copromotor: Prof. Dr. Koen Paemeleire

Begeleidster: Emelien Lauwerier

Page 2: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken
Page 3: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

Abstract

Probleemstelling: Medication-overuse headache (MOH) is een groeiend

universeel probleem, met prevalentiecijfers van één tot twee procent binnen de

totale bevolking. Toch is er weinig gekend over de onderliggende factoren die

leiden tot het ontstaan of in stand houden van MOH. Doelstelling: Het doel

van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in onderliggende factoren die

een aanleiding kunnen geven tot het ontwikkelen of in stand houden van

Medication-overuse headache. Methode: Achtennegentig patiënten met

episodische migraine en 51 patiënten met MOH werden gerekruteerd vanuit de

hoofdpijnkliniek van een Universitair Ziekenhuis. Er werd gevraagd een aantal

vragenlijsten in te vullen over ondermeer copinggedrag (PaSol), hinder

(MIDAS), pijnintensiteit en -frequentie (MIDAS), angst en depressie (HADS),

ziektecognities (ZCL), catastroferen (PCS) en zorgen omtrent medicatiegebruik

(PMAQ). Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken in sterkere

mate een oplossing te zoeken voor hun pijn en minder aanvaardend te staan

ten opzichte van hun pijn in vergelijking met patiënten met episodische

migraine. Ook ervaren patiënten met MOH meer negatieve gevolgen, zoals een

hogere mate van hinder, meer gevoelens van angst en depressiviteit en een

grotere bezorgdheid omtrent hun medicatiegebruik. Verder bleek het blijvend

zoeken naar een oplossing voorspellend naar de mate van catastroferen toe.

Conclusie: Psychologische variabelen, zoals catastroferen en de manier van

omgaan met pijn, lijken cruciaal te zijn in het bestaan van MOH. Verder

onderzoek is aangewezen om meer inzicht te krijgen in factoren die bijdragen

tot de ontwikkeling ervan.

Page 4: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

Inhoudstafel Woord vooraf

Inleiding............................................................................................................. 1

Literatuuroverzicht ........................................................................................... 2

Migraine .......................................................................................................... 2

Medication-overuse headache ........................................................................ 6

Coping ............................................................................................................ 9

Coping bij pijn ............................................................................................... 12

Medication-overuse headache en de rol van assimilatieve coping ............... 14

Onderzoeksvragen........................................................................................ 15

Onderzoeksmethode ...................................................................................... 16

Steekproef .................................................................................................... 16

Onderzoeksdesign ........................................................................................ 17

Meetinstrumenten ......................................................................................... 18

Procedure ..................................................................................................... 23

Statistische analyse ...................................................................................... 23

Resultaten ....................................................................................................... 24

Descriptieve analyses ................................................................................... 24

Correlationele analyses ................................................................................ 27

t-toetsen voor onafhankelijke steekproeven .................................................. 32

Hiërarchische regressie analyse ................................................................... 34

Page 5: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

Discussie ......................................................................................................... 36

Bevindingen uit het onderzoek ...................................................................... 36

Onderliggende factoren in het bestaan van Medication-overuse headache . 40

Sterktes en beperkingen van dit onderzoek .................................................. 41

Aanbevelingen voor verder onderzoek ......................................................... 43

Conclusies ...................................................................................................... 45

Literatuurlijst .................................................................................................. 47

Bijlagen

Page 6: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

Woord vooraf Deze masterproef is tot een goed einde volbracht, mede door een aantal

bijzondere mensen. Een dankwoordje is hier zeker op zijn plaats. In eerste

instantie wil ik graag mijn promotor Prof. Dr. Geert Crombez bedanken voor het

idee om over dit onderwerp een masterproef te schrijven. Ook wil ik hem

bedanken voor het advies en de kansen die hij me heeft gegeven. Dit gebeurde

steeds in samenspraak met mijn begeleidster Emelien Lauwerier. Een oprechte

dankjewel voor de uitstekende begeleiding die zij me heeft gegeven. Steeds

stond zij me met raad en daad bij. Ik kon altijd op haar ervaring en kennis

rekenen. Ze gaf me de kans om bij te leren, alsook om mijn eigen ideeën aan te

brengen. Een derde persoon die ik zou willen bedanken, is mijn copromotor

Prof. Dr. Koen Paemeleire. Hij leidde het onderzoek en ik kon steeds bij hem

terecht voor eventuele vragen of problemen. Ook gaf hij regelmatig tips om het

onderzoek in goede banen te leiden. Bovendien wil ik het personeel van de

hoofdpijnkliniek in het Universitair Ziekenhuis Gent bedanken voor hun hulp aan

het onderzoek.

Vervolgens wil ik Jeffrey De Laere bedanken voor de goede

samenwerking. Ook hij maakte een masterproef rond dit onderwerp. Wij

probeerden zoveel mogelijk het onderzoek samen uit te voeren en bij

problemen wisselden we vaak onze ideeën uit.

Tenslotte gaat mijn dank uit naar mijn familie en vrienden voor hun steun

en blijvend geloof in de goede afloop van deze masterproef, ook tijdens de

momenten wanneer het minder goed ging. Bedankt voor jullie grenzeloos

geduld.

Page 7: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

1

Inleiding De titel van deze masterproef doet vermoeden dat overgebruik van

pijnstillende medicatie een belangrijke factor is in het ontstaan en het in stand

houden van hoofdpijn. Patiënten met een episodische vorm van hoofdpijn die

(bijna) dagelijks teveel pijnstillende medicatie innemen, kunnen Medication-

overuse headache ontwikkelen (Katsarava & Jensen, 2007). Zoals blijkt uit de

literatuurstudie lijdt één à twee procent van de populatie aan deze aandoening

(Diener & Limmroth, 2004; Dodick & Freitag, 2006; Paemeleire, 2005;

Katsarava & Jensen, 2007). Toch is er weinig gekend over onderliggende

factoren die kunnen leiden tot de ontwikkeling van MOH (Paemeleire, 2005;

Katsarava & Jensen, 2007).

Op de hoofdpijnkliniek van een Universitair Ziekenhuis worden

vragenlijsten uitgedeeld aan patiënten met een episodische vorm van migraine

en aan patiënten die lijden aan Medication-overuse headache. Aan de hand van

deze vragenlijsten wordt op zoek gegaan naar mogelijke onderliggende

factoren van de ontwikkeling van MOH.

In de literatuurstudie wordt ingegaan op de aandoeningen migraine en

Medication-overuse headache. Het lijkt dat de manier waarop patiënten

omgaan, copen met hun pijn, een cruciale rol blijkt te spelen naar pijnervaring

toe. In het literatuuroverzicht wordt het begrip coping daarom uitvoerig

theoretisch toegelicht. De theoretische onderbouw zal toelaten concrete

onderzoeksvragen te formuleren. In de daaropvolgende hoofdstukken worden

de onderzoeksmethode en de resultaten van het onderzoek uitvoerig

beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op een discussie, alsook op enkele

sterktes, beperkingen en aanbevelingen voor verder onderzoek. Tot slot worden

de conclusies van dit onderzoek weergegeven.

Page 8: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

2

Literatuuroverzicht Hoofdpijn is in de huidige maatschappij een probleem van grote omvang.

Het is een aandoening met een hoge prevalentie: 50% van de volwassen

populatie in Europa heeft hoofdpijn, vier procent van de populatie lijdt aan

chronische hoofdpijn en 10 tot 12% lijdt aan migraine (Stovner, Zwart, Hagen,

Terwindt & Pascual, 2006; Vincent & Hadjikhani, 2007). Er bestaan

verschillende soorten hoofdpijn. De prioriteit van een arts is het bepalen van

met welk soort hoofdpijn de patiënt zich presenteert. Dit om de behandeling te

kunnen opstarten. Algemeen kunnen er drie grote types van hoofdpijn worden

onderscheiden: primaire, secundaire hoofdpijn en craniale neuralgieën. Elk van

deze types wordt nog onderverdeeld in subtypes (Couturier, Bomhof,

Gooskens, Keyser & Mulleners, 2007; Olesen et al., 2004). Primaire hoofdpijn

ontstaat niet door een onderliggende pathologie maar is een hoofdpijnvorm die

los staat van andere aandoeningen (Couturier et al., 2007). Migraine,

spanningshoofdpijn en clusterhoofdpijn zijn voorbeelden van het primaire type.

Secundaire hoofdpijn is toe te schrijven aan een onderliggende conditie

(infectie, trauma, vasculaire stoornissen, structurele beschadigingen)

(Lawrence, 2004; Olesen et al., 2004). Sommige patiënten die

hoofdpijnmedicatie overgebruiken, kunnen evolueren naar een subtype van

secundaire hoofdpijn: Medication-overuse headache.

De subtypes migraine en Medication-overuse headache worden in wat

volgt verder besproken. Andere subtypes worden niet behandeld, daar ze niet

worden geïncludeerd in het onderzoek.

Migraine Migraine is een veelvoorkomende vorm van primaire hoofdpijn. De

aandoening wordt door de World Health Organization geclassificeerd als

nummer 19 op de wereldranglijst van ziektes die invaliditeit veroorzaken

(Olesen et al., 2004). Prevalentie- en incidentiecijfers variëren sterk binnen de

verschillende populaties. De cijfers zijn afhankelijk van de leeftijd, het geslacht,

Page 9: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

3

de geografische spreiding en de socio-economische status van de patiënten.

Migraine komt het meest voor in Noord- en Zuid-Amerika, Europa volgt en de

laagste prevalentiecijfers worden gemeten in Afrika en Azië (Lipton & Bigal,

2005). In Westerse landen lijdt 11% tot 14% van de bevolking aan migraine

(Becker et al., 2007; Lipton & Bigal, 2005). Een lage socio-economische status

wordt gerelateerd aan een hoog risico op migraine. Hoe hoger het huishoudelijk

inkomen, hoe lager de prevalentie van migraine (Bigal & Lipton, 2006; Lipton &

Bigal, 2005, Scher, Midgette & Lipton 2008). Vóór de puberteit komt migraine

meer voor bij jongens dan bij meisjes. Tijdens de adolescentie stijgen de

prevalentiecijfers van de vrouw meer dan die van de man. Algemeen wordt dus

aanvaard dat migraine meer voorkomt bij de vrouw dan bij de man. Bij

volwassen vrouwen varieert de prevalentie tussen 3.3% en 21.9%. Bij

volwassen mannen varieert het tussen 0.7% en 16.1%. De prevalentie is voor

beide geslachten het hoogst tussen 25 en 55 jaar (Lipton & Bigal, 2005).

Migraine is een neurologische stoornis die wordt gekenmerkt door steeds

terugkerende episodes van hoofdpijn en geassocieerde symptomen als nausea,

braken en gevoeligheid voor licht en geluid. De duur van een migraineaanval

varieert van vier tot 72 uur (Becker et al., 2007; Lipton & Bigal, 2005). Een

aanval kan getriggerd worden door hormonale veranderingen, voedsel,

zintuiglijke stimuli waaronder licht en bepaalde smaken, een gemiste maaltijd

en verdwijnen van spanning na een stressvolle gebeurtenis (Aukerman,

Knutson & Miser, 2002).

Migraine kan worden opgedeeld in twee subtypes: migraine zonder aura

en migraine met aura. Migraine zonder aura is een klinisch syndroom,

gekarakteriseerd door hoofdpijn met specifieke kenmerken en geassocieerde

symptomen (Olesen et al., 2004). Migraine met aura wordt hoofdzakelijk

gekenmerkt door focale neurologische symptomen, visuele veranderingen

(bijvoorbeeld blinde vlekken) die de hoofdpijnaanval voorafgaan of tegelijkertijd

met de hoofdpijnaanval voorkomen (Aukerman et al., 2002; Olesen et al.,

2004). In 99% van de gevallen met aura komen visuele aurasymptomen voor,

Page 10: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

4

bij 31% sensorische, bij 18% afatische en zelden motorische aurasymptomen

(slechts bij zes procent) (Ferrari, 1998).

Het staat vast dat migraine voor een aanzienlijke socio-ecomomische

impact zorgt en dit zowel voor de patiënt als voor de maatschappij: er wordt

frequent gebruik gemaakt van medicatie en urgentiediensten, patiënten worden

vaak doorverwezen naar specialisten, ze hebben verhoogde medische

behoeften, er is een verlies van productiviteit door werkabsenteïsme en een

verminderde prestatie op het werk (Becker et al., 2007; Dodick et al., 2008;

Lawrence, 2004; Lipton & Bigal, 2005). Vijfenzeventig procent van de

migrainepatiënten geeft aan dat ze tijdens een episode beperkt worden in de

mogelijkheid om te functioneren. Eén derde tot de helft van de patiënten moet

de activiteiten stoppen en bedrust houden (Lipton & Bigal, 2005). Meer dan

70% van de migrainepatiënten ervaart een beperking in de interpersoonlijke

relaties. De helft van de patiënten zegt meer ruzie te hebben door de migraine

en minder betrokken te zijn met partner en/of kinderen. Meer dan een derde

gelooft dat ze een betere partner zouden zijn zonder migraine (Lipton & Bigal,

2005). De duur van de aanval is een belangrijke determinant voor de sociale

belasting (Dodick et al., 2008). Algemeen gezien tonen studies aan dat het

hebben van migraine in belangrijke mate een negatieve invloed uitoefent op de

kwaliteit van het leven (Becker et al., 2007; Dodick et al., 2008; Lipton & Bigal,

2005). Opmerkelijk is dat migraine vaak verkeerd wordt gediagnosticeerd en

bijgevolg onadequaat behandeld blijft (Lawrence, 2004). Het blijft een

onderbehandelde aandoening, niettegenstaande de hoge prevalentiecijfers en

de grote impact die het teweeg brengt.

Naar tijdsperspectief toe wordt dikwijls een onderscheid gemaakt tussen

episodische of chronische migraine. Episodische migrainepatiënten krijgen op

geregelde tijdstippen een aanval van migraine. Een subgroep van deze

patiënten evolueert naar een progressieve aandoening, waarbij de frequentie

van de migraineaanvallen stijgt en soms leidt tot constante pijn. Deze vorm van

hoofdpijn noemt men chronische migraine (Bigal & Lipton, 2006). Chronische

Page 11: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

5

migrainepatiënten ervaren op 15 of meer dagen per maand hoofdpijn. De

frequentie van de hoofdpijnaanvallen stijgt, maar de hevigheid van de hoofdpijn

en de geassocieerde symptomen verminderen (Lipton & Bigal, 2005). Er blijkt

dat ongeveer 15% van de episodische migrainepatiënten chronische migraine

ontwikkelt over een periode van één jaar (Katsarava et al., 2004). In een

vergelijkende studie tussen patiënten met episodische en chronische migraine,

wordt aangetoond dat chronische migrainepatiënten een grotere familiale

voorgeschiedenis van migraine of middelenmisbruik vertonen, alsook meer

psychiatrische comorbiditeit, vooral angst en depressie (Ferrari et al., 2007).

Bigal en Lipton (2006) spreken over veranderlijke en niet-veranderlijke

risicofactoren voor het evolueren naar een chronische migraine. Niet-

veranderlijke risicofactoren zijn leeftijd (het risico daalt bij het ouder worden),

geslacht (een groter risico bij de vrouw dan bij de man) en de socio-

economische status (SES: een lage SES houdt meer risico in voor het

evolueren naar chronische migraine dan een hoge SES) (Bigal & Lipton, 2006).

Uit de literatuur blijken een aantal mineure veranderlijke risicofactoren aanwezig

te zijn, zoals het gebruik van cafeïne, slaapstoornissen, snurken, depressie en

stressvolle levensgebeurtenissen (Bigal & Lipton, 2006). Bigal & Lipton (2006)

concentreerden zich echter op drie majeure factoren die een invloed lijken te

hebben op de evolutie van episodische naar chronische migraine. Een eerste

factor is de frequentie van hoofdpijnaanvallen: drie of meer aanvallen houden

een risico in voor de ontwikkeling van chronische migraine. Zwaarlijvigheid, een

tweede majeure risicofactor, zorgt voor een hogere frequentie van

hoofdpijnaanvallen: een BMI tussen 25 en 29 veroorzaakt drie keer meer

hoofdpijnaanvallen en een BMI > 30 vijf keer meer hoofdpijnaanvallen. Een

derde majeure veranderlijke risicofactor lijkt het overgebruik van medicatie te

zijn: één derde van de chronische migrainepatiënten blijkt medicatie te

overgebruiken (Bigal & Lipton, 2006). Dezelfde resultaten zijn terug te vinden in

de Head-HUNT study. Het doel van deze studie was om de relatie te bepalen

tussen overgebruik van analgetica en het risico op het ontwikkelen van

chronische hoofdpijn en chronische hoofdpijn geassocieerd met analgetica-

overgebruik tijdens een follow-up 11 jaar later. Deze studie toont aan dat

Page 12: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

6

patiënten die analgetica overgebruiken tot zes keer meer risico hebben op het

ontwikkelen van chronische hoofdpijn dan patiënten die geen analgetica

overgebruiken (Zwart, Dyb, Hagen, Svebak & Holmen, 2003).

Overgebruik van medicatie lijkt dus een belangrijke risicofactor te zijn in

de evolutie van episodische naar chronische hoofdpijn. Bovendien zou het bij

sommige patiënten aanleiding kunnen geven tot de ontwikkeling van een

secundaire vorm van hoofdpijn, namelijk Medication-overuse headache

(Rainero et al., 2006).

Medication-overuse headache Medication-overuse headache (MOH) is een groeiend universeel

gezondheidsprobleem. Na migraine en spanningshoofdpijn is het geëvolueerd

tot de derde meest frequente vorm van hoofdpijn (Paemeleire, 2005). Ongeveer

één tot zelfs twee procent van de totale bevolking heeft MOH (Diener &

Limmroth, 2004; Dodick & Freitag, 2006; Paemeleire, 2005; Katsarava &

Jensen, 2007). Het komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen. De prevalentie

bij de vrouw in de totale populatie bedraagt 2,6% en bij de man 0,19% (Dodick

& Freitag, 2006; Dowson et al., 2005). Het stellen van de diagnose Medication-

overuse headache is van groot belang, want patiënten met MOH reageren

zelden op preventieve medicatie wanneer ze acute medicatie overgebruiken

(Calabresi & Cupini, 2005). Bovendien kunnen er tal van andere secundaire

effecten ontstaan door het overgebruiken van de medicatie (Dowson, Dodick &

Limmroth, 2005; Paemeleire, 2005).

De diagnose Medication-overuse headache wordt gesteld wanneer een

hoofdpijnpatiënt op 15 of meer dagen per maand hoofdpijn ervaart en

gedurende drie of meer maanden acute medicatie voor hoofdpijn overgebruikt

en de hoofdpijn ontwikkeld of opvallend verergerd is tijdens het overgebruik

(Olesen et al., 2004; Silberstein et al., 2005). Om te kunnen spreken van MOH,

moet er bovendien teruggekeerd worden naar het episodische patroon binnen

Page 13: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

7

de twee maanden na het beëindigen van de overgebruikte medicatie (Olesen et

al., 2004). Dit laatste criterium moet volgens het Headache Classification

Committee worden weggelaten, daar de diagnose pas gesteld kan worden na

het beëindigen van het overgebruik en de patiënt dus in principe geen MOH

meer heeft (Olesen et al., 2006). Saper & Lake (2006) stellen voor om

Medication-overuse headache in te delen in twee subtypes: de eenvoudige

MOH (type één) en de complexe MOH (type twee). Patiënten met eenvoudige

MOH zijn patiënten van wie hun overgebruik niet gerelateerd is aan een

psychologische toestand. De complexe MOH-patiënt vertoont dikwijls

neuropsychiatrische – of gedragsstoornissen als angst, depressie, borderline

persoonlijkheidsstoornis, narcistische persoonlijkheidsstoornis of antisociale

persoonlijkheidsstoornis. Saper & Lake (2006) stellen dat de behandeling van

de 2 subtypes verschillend zal zijn. Bij de complexe MOH-patiënt zal zowel een

medische als een gedragsinterventie vereist zijn (Saper & Lake, 2006; Lake,

2008). Dit onderscheid is echter nog niet algemeen aanvaard en er blijken ook

geen gegevens beschikbaar te zijn die ertoe leiden dat een verschil in aanpak

tot een betere outcome zou leiden. In deze masterproef wordt dit onderscheid

dan ook achterwege gelaten en wordt MOH niet opgedeeld in subtypes.

Tot op heden is er weinig gekend over onderliggende factoren die

kunnen leiden tot de ontwikkeling van Medication-overuse headache

(Paemeleire, 2005; Katsarava & Jensen, 2007). De belangrijkste factor die

vermeld wordt, is een veralgemeend overgebruik van alle soorten pijnstillende

medicatie voor acute hoofdpijn (voornamelijk migraine en spanningshoofdpijn)

(Katsarava & Jensen, 2007). Bij de evolutie van een episodische naar een

chronische hoofdpijnvorm (in hoofdzaak migraine), wordt dikwijls een dagelijks

of bijna dagelijks overgebruik van hoofdpijnmedicatie geobserveerd (Katsarava

& Jensen, 2007). Bovendien blijkt dat dit overgebruik bij sommige patiënten

aanleiding kan geven tot de ontwikkeling van MOH (Rainero et al., 2006).

Wanneer acute hoofdpijnmedicatie op meer dan 10 dagen per maand

ingenomen wordt, dan is het risico op MOH 20 keer hoger dan wanneer die

medicatie slechts minder dan vijf dagen per maand ingenomen wordt.

Page 14: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

8

Bovendien verdubbelt dat risico wanneer er gelijktijdig twee of meer soorten

medicatie wordt ingenomen (Katsarava & Jensen, 2007). Het fenomeen

‘ontwenningshoofdpijn’ kan een mogelijke verklaring bieden voor deze

belangrijke factor die bijdraagt tot het ontwikkelen of in stand houden van MOH.

Wanneer er een onthouding van medicatie plaats vindt, ontstaat er een

ontwenningshoofdpijn, wat bijgevolg leidt tot inname van meer medicatie. Dit

fenomeen kan aanleiding geven tot het verergeren van het hoofdpijnpatroon en

zo komt men in een vicieuze cirkel terecht (Dowson et al., 2005). Overgebruik

van medicatie kan ook in stand gehouden worden door bepaalde gedragingen

en psychische toestanden, bijvoorbeeld door angst voor hoofdpijn

(cefalgiafobie), anticiperende angst, obsessief gedrag van medicatie-inname,

psychologische afhankelijkheid van medicatie en door bepaalde

persoonlijkheidsstoornissen (voornamelijk Cluster B-

persoonlijkheidsstoornissen) (Saper, Hamel & Lake, 2005). Andere mogelijke

onderliggende factoren die worden vermeld in de literatuur zijn: psychiatrische

comorbiditeit (vooral borderline persoonlijkheidsstoornissen), afhankelijkheid

van psycho-actieve bestanddelen (inclusief nicotine en alcohol), familiale

voorgeschiedenis van middelenmisbruik en een lagere socio-economische

status (Calabresi & Cupini, 2005; Katsarava & Jensen, 2007; Lake, 2008).

Al bij al blijkt dat er nog maar weinig geweten is over onderliggende

mechanismen die kunnen leiden tot de ontwikkeling van Medication-overuse

headache. De manier van omgaan, of copen met de hoofdpijn, zoals ondermeer

de inname van medicatie, lijkt van primordiaal belang te zijn. In wat volgt wordt

het concept coping eerst gedefinieerd en theoretisch toegelicht vanuit een

dynamisch-motivationele visie, waarna de toepasbaarheid wordt getoond

binnen het domein van pijn. Vervolgens wordt die definiëring aangewend

binnen de problematiek van Medication-overuse headache, met als doel meer

inzicht te krijgen in de ontwikkeling ervan.

Page 15: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

9

Coping Het concept ‘coping’ verwijst naar de manier waarop een individu omgaat

met problemen of stressvolle gebeurtenissen in zijn of haar leven. Alle

handelingen die een individu stelt om om te gaan met stressvolle ervaringen

worden samengevat in een bepaalde copingstijl die het individu hanteert

(Skinner, Edge, Altman & Sherwood, 2003). Coping werd in het verleden vaak

categoriaal benaderd. De copingstijlen die het meest voorkomen in de review

van Skinner et al. (2003) zijn: actieve versus passieve coping, emotiegerichte

versus probleemgerichte coping of vermijdende coping versus toenaderende

coping (Skinner et al., 2003). Actieve coping verwijst eerder naar het actief

aanpakken van het probleem, terwijl passieve coping verwijst naar het

vermijden van het probleem om zo weinig mogelijk met het probleem

geconfronteerd te worden. Deze twee copingstijlen kunnen worden vergeleken

met respectievelijk toenaderende en vermijdende coping. Individuen die een

probleemgerichte copingstijl hanteren, zullen hun probleem willen aanpakken

en naar oplossingen willen zoeken, terwijl individuen die een emotiegerichte

copingstijl hanteren, meer gericht zijn op de emoties die het gevolg zijn van het

probleem (Skinner et al., 2003).

Bovenstaande copingstrategieën leggen de klemtoon op het gedrag dat

iemand stelt. Skinner, Edge, Altman en Sherwood (2003) argumenteren dat

deze copingstrategieën te weinig rekening houden met het dynamische karakter

van coping. Coping is niet enkel vast te leggen in observeerbaar gedrag. Niet

enkel het gedrag van een individu moet in rekening worden gebracht, ook de

emoties en de doelen van individuen zijn belangrijk (Skinner et al., 2003). Een

model dat rekening houdt met het dynamische karakter van coping, is het ‘Dual

Process Model’ (Brandtstädter & Renner, 1990). Dit model werd oorspronkelijk

geformuleerd om een verklaring te bieden voor het feit dat de levenskwaliteit bij

ouderen vaak verbetert ondanks de verminderde mogelijkheden. Het Dual

Process Model onderscheidt twee copingprocessen: assimilatieve coping en

accommodatieve coping.

Page 16: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

10

Elk individu streeft doelen na die centraal staan in het leven. Wanneer de

realisatie van een bepaald doel niet verloopt zoals het individu zich had

voorgesteld, ontstaat er een discrepantie tussen de actuele situatie en de

gewenste situatie. Het individu kan dan blijven streven om het doel alsnog te

realiseren en alle mogelijke middelen aanwenden om het doel te bereiken, of

obstakels verwijderen die een belemmering zouden kunnen vormen om het

doel te bereiken. Alle aandacht is gericht op de verwezenlijking van het doel. Dit

is een eerste manier om om te gaan met de discrepantie en wordt

geconceptualiseerd als assimilatieve coping (Brandtstädter & Rothermund,

2002). Het individu kan ook een tweede manier hanteren om met die

discrepantie om te gaan, namelijk accommodatieve coping. Accommodatie is

een fase die dikwijls voorafgegaan wordt door assimilatie. De overgang tussen

de twee fases wordt meestal gekenmerkt door het herhaaldelijk falen in de

pogingen om het doel te bereiken. Men voelt zich hulpeloos en depressief.

Enerzijds probeert men het doel vast te houden en anderzijds wordt het doel al

losgelaten. Uiteindelijk bereikt men de accommodatieve fase (Brandtstädter,

Wentura & Rothermund, 1999; Brandtstädter & Renner, 1990). Wanneer het

individu de accommodatieve fase bereikt, zal hij de (oorspronkelijk negatieve)

huidige situatie herbeoordelen en, in het besef dat het doel niet kan

verwezenlijkt worden, ook afstand doen van het vooropgestelde doel en

uiteindelijk het doel loslaten. Het aandachtsveld verruimt en is niet meer

uitsluitend op het doel gericht (Brandtstädter & Rothermund, 2002). Figuur 1

geeft schematisch de twee copingprocessen weer, namelijk assimilatie en

accommodatie (Brandtstädter & Renner, 1990).

Page 17: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

11

Figuur 1: Assimilatieve en accommodatieve fases van coping, gerelateerd aan cognitieve en emotionele beoordelingen van de persoonlijke ontwikkeling (Brandstädter & Renner, 1990).

Page 18: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

12

Coping bij pijn Dezelfde processen van assimilatie en accommodatie lijken ook

aanwezig te zijn wanneer mensen geconfronteerd worden met pijn (Logie et al.,

2006). Er ontstaat een discrepantie tussen leven met pijn (actuele situatie) en

leven zonder pijn (gewenste situatie). Initieel zal iedereen op zoek gaan naar

een oplossing voor het pijnprobleem. Wanneer een patiënt geconfronteerd

wordt met acute pijn, kan een assimilatieve copingstijl vruchtbare resultaten met

zich meebrengen. De patiënt gaat op zoek naar een oplossing voor zijn of haar

probleem, neemt eventueel acute medicatie en het probleem verdwijnt meestal

of wordt controleerbaar. Wanneer deze oplossing niet voorhanden is, kan men

blijven persisteren in het zoeken naar een oplossing voor het pijnprobleem. Dit

lijkt het geval te zijn bij chronische pijnpatiënten. Hun pijn is oncontroleerbaar

en kan meestal niet opgelost worden. Een herhaaldelijk falen in de zoektocht

naar een oplossing kan leiden tot gevoelens van hulpeloosheid en depressie.

Enerzijds blijven ze persisteren in het zoeken naar een oplossing en anderzijds

komen ze tot het besef dat het blijven zoeken naar een oplossing geen baat

heeft. Uiteindelijk kunnen ze terecht komen in de accommodatieve fase waarin

ze hun initiële situatie herevalueren en proberen om het oplossen van hun

pijnprobleem niet meer als prioriteit te zien (Logie et al., 2006).

Veel van deze chronische pijnpatiënten blijken echter de verkeerde weg

te kiezen en blijven dikwijls vastzitten in de assimilatieve fase (Eccleston &

Crombez, 2007; Logie et al., 2006). Eccleston & Crombez (2007) trachten dit

aan te tonen met het ‘model voor misgericht probleem oplossen’. Vaak komt

men in een ‘perseverance loop’ terecht. Persevereren is het blijven vastzitten in

hardnekkige assimilatieve tendensen. Wanneer alle aandacht gericht is op de

pijn en het oplossen van de pijn prioritair is, kan men gevoeliger worden voor

pijn. Men spreekt dan over hypervigilantie (Aldrich, Eccleston & Crombez, 2000;

Eccleston & Crombez, 2007). Figuur 2 geeft het ‘model voor misgericht

probleem oplossen’ van Eccleston en Crombez (2007) weer. Dit blijven

vastzitten gaat meestal gepaard met piekeren en catastrofale gedachten (De

Vlieger, Van den Bussche, Eccleston & Crombez, 2006b; Eccleston &

Page 19: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

13

Crombez, 2007). Patiënten die catastroferen over hun pijn, blijken te volharden

in pogingen om hun pijnprobleem op te lossen, ondanks het feit dat ze er niet in

geloven dat hun pijn oplosbaar is (De Vlieger et al., 2006b). Ook hebben ze het

moeilijker om het pijnprobleem los te laten dan patiënten die minder

catastroferen (Van Damme, Crombez & Eccleston, 2004). In een vergelijkende

studie tussen patiënten met acute en chronische pijn, blijkt dat catastroferen

meer voorkomt bij chronische dan bij acute pijnpatiënten, alsook bij chronische

pijnpatiënten die assimilatieve copingstrategieën hanteren (Crombez,

Eccleston, Van Hamme & De Vlieger, 2008).

Figuur 2: Model voor misgericht probleem oplossen (Eccleston & Crombez, 2007).

Belangrijk om te komen tot de accommodatieve fase, is om de

‘perseverance loop’ te doorbreken en het oplossen van de pijn niet meer als

een kernprobleem te aanschouwen. Men moet het streven naar het

Page 20: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

14

onbereikbare doel (dat van een pijnvrij leven) loslaten en proberen een

waardevol leven te leven in de aanwezigheid van pijn (Eccleston & Crombez,

2007). Men zou moeten proberen om een leven op te bouwen ondanks de pijn

en er tegelijkertijd zin en betekenis aan te geven (Logie et al., 2006).

Aanvaarding van het chronisch pijnprobleem lijkt deel uit te maken van

de accommodatieve respons. Aanvaarding houdt de bereidheid in om met de

pijn te leven, zonder verdere pogingen te ondernemen om de pijn te

verminderen en ondanks de pijn te streven naar een bevredigend leven

(McCracken, 1998; McCracken & Eccleston, 2003). Studies hebben

aangetoond dat het aanvaarden van chronische pijn volgende positieve

consequenties met zich meebrengt: een lagere rapportage van pijn, minder

pijngerelateerde angst en vermijding, minder depressie en invaliditeit, een

betere werkstatus, een betere mentale gezondheid, minder aandacht naar pijn,

meer engagement in betekenisvolle activiteiten, beter functioneren op

emotioneel, sociaal en lichamelijk vlak en minder gebruik van medicatie

(McCracken, 1998; McCracken & Eccleston, 2005; Viane, 2003; Viane et al.,

2004).

Medication-overuse headache en de rol van assimilatieve coping Binnen deze masterproef worden de processen van assimilatie en

accommodatie aangewend om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van

Medication-overuse headache. Wanneer men MOH in verband brengt met het

Dual Process Model van Brandstädter & Renner (1990), zou men hypothetisch

kunnen stellen dat patiënten die neigen naar een overgebruik van medicatie,

blijken vast te zitten in een vorm van assimilatieve coping. Terwijl patiënten die

niet neigen naar een overgebruik, eerder hun pijnprobleem blijken te

aanvaarden en de overgang kunnen maken naar accommodatieve coping.

Patiënten met Medication-overuse headache nemen meer medicatie, ondanks

hun toenemende hoofdpijnaanvallen. Vermoedelijk blijven ze op zoek gaan

naar een oplossing voor hun pijnprobleem en blijken ze te geloven dat die

Page 21: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

15

oplossing het innemen van medicatie is. Hieronder worden vanuit dit kader een

aantal onderzoeksvragen geformuleerd, waarop met deze masterproef een

antwoord wordt gezocht.

Onderzoeksvragen De onderzoeksvragen kunnen onderverdeeld worden in twee luiken. Het

eerste luik bevat drie onderzoeksvragen. Binnen de eerste onderzoeksvraag

wordt nagaan of MOH-patiënten een hogere mate van assimilatie en een lagere

mate van accommodatie of aanvaarden vertonen in vergelijking met patiënten

met episodische migraine zonder overgebruik van medicatie. Binnen de tweede

onderzoeksvraag wordt onderzocht of de patiëntengroep met MOH een hogere

mate van catastroferen vertoont ten opzichte van de migrainepatiënten zonder

MOH. Een derde onderzoeksvraag gaat na of de mate van assimilatie een

voorspellende waarde heeft voor de mate van catastroferen, bovenop

demografische variabelen en bovenop pijnintensiteit en de duur van de pijn.

Binnen het tweede luik wordt gepeild naar het verschil in uitkomstmaten

tussen de beide onderzoeksgroepen. Er wordt verwacht dat patiënten met MOH

meer hinder ervaren bij het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, meer

bezorgdheid uiten omtrent hun medicatiegebruik en meer angst en

depressiviteit vertonen in vergelijking met de groep migrainepatiënten zonder

MOH.

Page 22: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

16

Onderzoeksmethode

Steekproef Patiënten werden gerekruteerd vanuit de hoofdpijnkliniek van een

Universitair Ziekenhuis. Inclusiecriteria van de studie waren: leeftijd van 18 jaar

of ouder, de Nederlandse taal beheersen en aan episodische migraine of

Medication-overuse headache lijden. Patiënten waarvan de diagnose

twijfelachtig was of waarbij men een mengvorm van hoofdpijnvarianten kon

diagnosticeren, werden geëxcludeerd uit het onderzoek. Alsook patiënten met

andere types van hoofdpijn, bijvoorbeeld clusterhoofdpijn of

spanningshoofdpijn, werden geëxcludeerd. Het onderzoek werd goedgekeurd

door het ethisch comité van het Universitair Ziekenhuis in Gent (zie bijlage 1).

In zijn totaliteit werden 490 vragenlijsten uitgedeeld, 159 werden

teruggezonden, wat een response rate geeft van 32%. Tien ingevulde

vragenlijsten werden geëxcludeerd. De reden hiervoor was dat de patiënten

geen episodische migraine of Medication-overuse headache bleken te hebben,

of omdat er onduidelijkheid was in verband met de diagnose. De definitieve

steekproef bestond uiteindelijk uit 149 deelnemers. De deelnemers uit deze

studie kunnen worden opgedeeld in 2 onderzoeksgroepen: enerzijds de

episodische migrainepatiënten en anderzijds de patiënten met Medication-

overuse headache of een voorgeschiedenis van MOH. Achtennegentig

deelnemers waren episodische migrainepatiënten (65.8%) en 51 deelnemers

hadden MOH op het moment van deelname of een voorgeschiedenis van MOH

(34.2%).

De groep episodische migrainepatiënten bestond uit 16 mannen (16.3%)

en 82 vrouwen (83.7%). De gemiddelde leeftijd van deze groep patiënten was

38.12 jaar (bereik = 17 – 68 jaar, SD = 12.3). Het grootste deel was gehuwd of

samenwonend (63.3%), 7.1% was gescheiden en 29.6% was ongehuwd.

Eenenzestig patiënten volgden hoger onderwijs (62.2%) en slechts 3

deelnemers met episodische migraine volgden lager onderwijs tot hun 12 jaar

Page 23: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

17

(3.1%). Zes patiënten hadden als beroep huisvrouw of huisman (6.5%), 10

waren arbeider of arbeidster (10.8%), 39 patiënten waren bediende (41.9%), 5

hadden een vrij beroep (5.4%), 6 waren lid van een hoger kader (6.5%) en 27

patiënten hadden een ander beroep (29%). Het merendeel (89.5%) ontving

geen uitkering omwille van hun hoofdpijn. Bij 54 (60%) patiënten was de

hoofdpijn geleidelijk ontstaan en bij 36 (40%) was er een plotseling ontstaan

van de hoofdpijn. De gemiddelde duur van hun hoofdpijn was 167.55 maanden

(bereik = 3 – 660 maanden, SD = 123.45). Zestig patiënten (65.9%) hadden

betaald werk en 25 (33.8%) van de patiënten die werkten, zeiden dat hun werk

lichamelijk inspannend was.

De tweede onderzoeksgroep, de patiënten met MOH of een

voorgeschiedenis van MOH, bestond uit 9 mannen (17.6%) en 42 vrouwen

(82.4%). Hun gemiddelde leeftijd was 46.24 jaar (bereik = 23 – 75 jaar, SD =

10.44). Veertig patiënten (80%) waren gehuwd of samenwonend, 12% was

ongehuwd en 8% gescheiden. Het merendeel van de patiënten volgde hoger

onderwijs (46%) en 4% van de patiënten volgden lager onderwijs tot hun 12

jaar. Zeven patiënten (14%) waren huisman of huisvrouw, 12 (24%) waren

arbeider of arbeidster, 21 (42%) waren bediende, 1 deelnemer had een vrij

beroep (2%), 3 (6%) patiënten waren lid van een hoger kader en 6 (12%)

hadden een ander beroep. Ook in deze onderzoeksgroep ontving het grootste

gedeelte (75.7%) van de patiënten geen uitkering omwille van hun hoofdpijn en

gaven de meeste patiënten (79.6%) een geleidelijk ontstaan van de hoofdpijn

weer. De gemiddelde duur van de hoofdpijn van deze patiëntengroep was

246.51 maanden (bereik = 14 – 600 maanden, SD = 146.30). Dertig patiënten

(63.8%) hadden betaald werk en 39.4% van de mensen die werkten, gaf aan

dat hun werk lichamelijk inspannend was.

Onderzoeksdesign Dit onderzoek heeft een niet-experimenteel crossectioneel

onderzoeksdesign. De patiënten worden op een bepaald moment in de tijd

Page 24: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

18

bevraagd en de variabelen worden slechts op één tijdstip onderzocht. Het

betreft een convenience sample waarbij de geschikte patiënten aangesproken

worden en anderen geëxcludeerd worden. De subjecten uit de beide

onderzoeksgroepen zijn niet dezelfde personen maar patiënten met enerzijds

episodische migraine en anderzijds met Medication-overuse headache.

Meetinstrumenten Voor dit onderzoek werden een aantal vragenlijsten afgenomen die

verschillende constructen proberen te meten. In de algemene vragenlijst werd

er gevraagd naar demografische gegevens van de patiënten (zie bijlage 2).

Alsook werd er gevraagd naar de frequentie van inname van medicatie en de

soorten medicatie. De patiënten werden verwacht om variabelen als het

geslacht, de leeftijd, de burgerlijke staat, de opleiding, al of niet werkend, het

beroep, de duur en het ontstaan van de hoofdpijn en de diagnose te

beantwoorden. De patiënten werden ook gevraagd een patiëntenagenda bij te

houden. Dit is een maandkalender om aan te geven wanneer hun hoofdpijn

optreedt, alsook de ernst ervan en de medicatie die ze hiervoor innemen. De

ernst van de pijn wordt gescoord van 0 tot 10 (0 is geen pijn, 10 is de ergste pijn

die ze ooit gehad hebben). Wanneer een migraineaanval voorkomt, duiden ze

dit aan met de letter M, een hoofdpijnaanval tussen de migraineaanvallen krijgt

de letter H en wanneer ze dit behandeld hebben met medicatie, moeten ze er

de letter X bij noteren. Eventueel kan een afzonderlijk lijstje aangelegd worden

van de ingenomen medicatie en de dosis. Vrouwen moeten ook de eerste dag

van hun menstruatieperiode invullen met de letter O. Vervolgens werden

volgende constructen bevraagd: de ervaren hinder, gevoelens van angst en

depressiviteit, de mate van catastroferen, assimilatieve en accommodatieve

responsen op pijn, de bezorgdheid omtrent het medicatiegebruik en

ziektecognities. Deze constructen worden hieronder verder verduidelijkt.

De hinder die patiënten ervaren door de pijn tijdens dagdagelijkse

bezigheden en vrijetijdsbestedingen, werd bevraagd in de Migraine Disability

Page 25: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

19

Assessment Questionnaire (MIDAS; Stewart et al., 1999) (Zie bijlage 3). Deze

lijst bevat 5 vragen. Er wordt gevraagd naar het aantal dagen (tijdens de

afgelopen 3 maanden) dat de patiënten afwezig waren op werk of school en op

familiale of sociale activiteiten, het aantal dagen dat de patiënten geen

huishoudelijk werk konden verrichten wegens de hoofdpijn en het aantal dagen

dat de productiviteit met de helft of meer verminderd was door de hoofdpijn. Het

aantal dagen wordt opgeteld en de totaalscore wordt onderverdeeld in vier

klassen. MIDAS I (score van 0 tot 5 dagen) geeft weinig tot geen hinder weer,

MIDAS II (score van 6 tot 10 dagen) geeft een lichte hinder weer, MIDAS III

(score van11 tot 20) geeft een gemiddelde hinder weer en MIDAS IV (score

hoger dan 20) geeft een ernstige hinder weer (Lipton, Stewart, Sawyer &

Edmeads, 2001). Binnen deze vragenlijst worden ook de pijnfrequentie en

pijnintensiteit bevraagd. ‘Hoeveel dagen tijdens de laatste 3 maanden had u

hoofdpijn?’ vraagt naar de pijnfrequentie en ‘Op een schaal van 0 tot 10, hoe

pijnlijk was de hoofdpijn gemiddeld?’ polst naar de pijnintensiteit. De interne

consistentie werd op basis van onderzoek aangetoond. Cronbach’s alpha

varieert tussen .73 en .76 (Stewart et al., 1999). De validiteit werd aangetoond

aan de hand van een vergelijkende studie tussen items uit de MIDAS vragenlijst

en gelijkwaardige metingen uit dagboeken (Stewart et al., 2000).

Angst en depressie werden gemeten met de Hospital Anxiety and

Depression Scale (HADS; Spinhoven, Ormel, Sloekers, Kempen, Speckens &

Van Hemert, 1997) (Zie bijlage 4). De HADS bevraagt hoe de patiënten zich

gedurende de laatste week gevoeld hebben. Deze vragenlijst bevat 14

meerkeuzevragen waarbij er telkens 4 mogelijke antwoorden kunnen ingevuld

worden. De HADS is onderverdeeld in 2 subschalen, die de mate van angst (“Ik

krijg een soort angstgevoel alsof er elk moment iets vreselijks zal gebeuren”)

ofwel de mate van depressie (“Het interesseert me niet hoe ik er uit zie”) meten.

Elk van de subschalen bevat 7 vragen. Per vraag is score 0 tot en met 3

mogelijk. De totaalscore van de beide subschalen kan variëren tussen 0 en 21.

Een score 0 tot 7 duidt op een normale gemoedstoestand, een score hoger dan

11 wijst op de aanwezigheid van een mogelijke stoornis van de

Page 26: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

20

gemoedstoestand en een score tussen 8 en 10 geeft een suggestieve

aanwezigheid van een mogelijke stoornis van de gemoedstoestand weer

(Snaith, 2003). De betrouwbaarheid van de schalen wordt aan de hand van

Chronbach’s alpha (waarden tussen .73 en .85) aangetoond (Mykletun, Stordal

& Dahl, 2001). De test-hertest Pearsons correlatiecoëfficiënten zijn significant (p

<.001). Voor de subschaal voor angst bedraagt dit .89, voor de subschaal

depressie .86 en voor de totale schaal .91 (Spinhoven et al., 1997).

De gedachten en gevoelens bij een pijnervaring werden bevraagd in de

vertaling van de Pain Catastrophizing Scale (PCS-DV; Crombez & Vlaeyen,

1996) (Zie bijlage 5). Dertien beweringen beschrijven verschillende gedachten

en gevoelens die mogelijk met pijn te maken hebben. De patiënten kunnen de

beweringen beantwoorden aan de hand van een vijfpuntenschaal. Bijvoorbeeld:

“Als ik pijn heb, vraag ik mij voortdurend af of de pijn wel zal ophouden.” “Als ik

pijn heb, is er niets dat ik kan doen om die intensiteit van de pijn te

verminderen.” Score 0 duidt op ‘helemaal niet’, score 1 op ‘in lichte mate’, score

2 op ‘in zekere mate’, score 3 op ‘in grote mate’ en score 4 op ‘altijd’. De interne

consistentie van de PCS wordt aangetoond. Waarden van Chronbach’s alpha

variëren tussen .60 en .87 (Sullivan, Bishop & Pivik, 1995). De waarden van de

Nederlandstalige versie van de schaal (PCS-DV) variëren tussen .85 en .91

(Van Damme, Crombez, Bijttebier, Goubert & Van Houdenhove, 2002).

Assimilatieve en accommodatieve responsen op pijn werden gemeten

met de Pain Solutions Questionnaire (PaSol; De Vlieger et al., 2006b) (Zie

bijlage 6). De patiënten moeten 14 uitspraken beantwoorden aan de hand van

een zevenpuntenschaal. Score 0 wijst op ‘helemaal niet van toepassing’ en

score 6 wijst op ‘helemaal van toepassing’. Ze worden gevraagd om in te vullen

in welke mate de uitspraken voor hen van toepassing waren gedurende de

afgelopen 4 weken. De 14 uitspraken worden verdeeld over 4 subschalen. Vier

items behoren tot de Solving Pain scale (“Ik blijf zoeken naar manieren om mijn

pijn onder controle te krijgen”), vijf items behoren tot de Meaningfulness of Life

Despite Pain scale (“De pijn krijgt me niet klein”), drie items behoren tot de

Page 27: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

21

Acceptance of the Insolubility of Pain scale (“Ik kan er mee leven dat er geen

oplossing is voor mijn pijn”) en 2 items behoren tot de Belief in a Solution scale

(“Ik ben ervan overtuigd dat er een behandeling voor mijn pijn bestaat”). De

subschalen vertonen een goede interne consistentie (Chronbach’s alpha

varieert tussen .78 en .86). Ook een goede validiteit werd aangetoond (De

Vlieger et al., 2006b). Binnen dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een

totaalscore assimilatie. Deze totaalscore wordt berekend aan de hand van de 3

subschalen ‘Solving Pain scale’, ‘Meaningfulness of Life Despite Pain scale’ en

‘Acceptance of the Insolubility of Pain scale’. Deze laatste 2 subschalen worden

omgekeerd gescoord, want deze subschalen bevragen de mate van

accommodatie.

De attitudes en zorgen bij de patiënten betreffende hun pijnmedicatie,

werden nagegaan met behulp van de Pain Medication Attitude Questionnaire

(PMAQ; McCracken, Hoskins & Eccleston, 2006) (Zie bijlage 7). De patiënten

worden gevraagd om zevenenveertig uitspraken te beoordelen aan de hand

van een zespuntenschaal. Bijvoorbeeld: “Ik ben bezorgd om verslaafd te

worden aan mijn pijnmedicatie.” Score 0 = nooit, 1 = bijna nooit, 2 = zelden, 3 =

soms, 4 = bijna altijd en 5 = altijd. De vragenlijst beoordeelt 7 gebieden

betreffende de patiënten hun bezorgdheid. Het eerste gebied ‘Verslaving’ bevat

5 items en gaat na of de patiënten al dan niet bezorgd zijn om verslaafd te

worden aan de medicatie (“Ik vrees dat ik een verslaafde aan het worden

ben.”). Het tweede gebied ‘Nood aan medicatie’ bevat 8 items en bepaalt de

nood aan de pijnmedicatie (“Ik wil mijn pijnmedicatie vaker innemen dan

voorgeschreven.”). Ten derde omschrijft het gebied ‘Kritiek uit de omgeving’ de

ervaringen die patiënten hebben van hoe de omgeving over hen denkt (“Ik ben

bezorgd wat anderen denken over mijn gebruik van pijnmedicatie.”). Dit gebied

bevat eveneens 8 items. Het vierde gebied ‘Bijwerkingen’ bevat 7 items en

bepaalt de bezorgdheid die patiënten hebben over mogelijke bijwerkingen (“Ik

heb overwogen het innemen van mijn pijnmedicatie te stoppen omwille van de

bijwerkingen.”). Als vijfde is er het gebied ‘Tolerantie’ en zegt iets over de

tolerantie met betrekking tot de medicatie (“Ik moet mijn gebruik van

Page 28: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

22

pijnmedicatie beperken in geval mijn pijn in de toekomst verergert.”). Dit gebied

bevat 6 items. Het voorlaatste gebied geeft het wantrouwen in de artsen weer

(“Ik voel me tevreden over de informatie die mijn arts me geeft over

medicatie.”). Ten laatste is er het gebied ‘Ontwenningsverschijnselen’ die de

opvattingen over ontwenningsverschijnselen weergeeft (“Ik ben bezorgd dat ik

enkele ontwenningsverschijnselen zal ervaren wanneer ik stop met mijn

medicatie.”). De laatste twee gebieden bevatten respectievelijk 7 en 6 items.

Interne consistentie varieert van α = .77 tot .85 met een gemiddelde van .83.

Intercorrelaties tussen schalen tonen aan dat de domeinen ‘verslaving’, ‘kritiek

uit de omgeving’, ‘bijwerkingen’, ‘tolerantie’ en ‘ontwenningsverschijnselen’

significant positief gecorreleerd waren aan andere gelijkwaardige schalen in het

onderzoek (McCracken et al., 2006).

Cognities en attitudes die patiënten hebben met betrekking tot hun

ziekte, werden bevraagd in de Ziekte-Cognitie-lijst (ZCL; Evers, Kraaimaat, Van

Lankveld, Jacobs & Bijlsma, 1998) (Zie bijlage 8). De patiënten moeten bepalen

in welke mate ze het eens zijn met 18 stellingen. Score 1 = niet mee eens,

score 2 = een beetje mee eens, 3 = in sterke mate mee eens en 4 = helemaal

mee eens. De ZCL bevat drie subschalen, waarvan elk 6 items. Een eerste

subschaal ‘hulpeloosheid’ bepaalt de mate waarin een patiënt zich hulpeloos

voelt door zijn of haar ziekte (“Door mijn ziekte voel ik mij vaak hulpeloos”). Een

tweede subschaal ‘acceptatie’ bepaalt de mate waarin een patiënt zijn of haar

ziekte heeft leren aanvaarden (“Ik heb de beperkingen van mijn ziekte leren

aanvaarden.”). En een laatste subschaal ‘ziektevoordelen’ gaat na in welke

mate de patiënt een positieve betekenis aan zijn of haar ziekte geeft (“Achteraf

gezien, hebben er door mijn ziekte ook positieve veranderingen in mijn leven

plaats gevonden.”). Waarden van Chronbach’s alpha tussen .84 en .91

illustreren een goede interne consistentie voor alle schalen en Pearsons

correlatiecoëfficiënten illustreren een hoge test-hertest betrouwbaarheid (Evers,

Kraaimaat, van Lankvel, Jongen, Jacobs & Bijlsma, 2001).

Page 29: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

23

Procedure De patiënten met migraine of Medication-overuse headache die in

behandeling zijn bij de artsen verbonden aan de hoofdpijnkliniek van het

Universitair Ziekenhuis in Gent, alsook nieuwe hoofdpijnpatiënten, werden

aangesproken door hun arts omtrent het vrijwillige onderzoek (zie bijlage 9).

Nadat ze hun akkoord hadden verklaard, werd hen gevraagd een informed

consent te ondertekenen (zie bijlage 10). Hierna werd hen een vragenlijstbundel

meegegeven die ze thuis op eigen tempo konden invullen. Er werd hen

gevraagd de bundel ingevuld terug te sturen in een voorgefrankeerde

enveloppe die hen werd meegegeven.

Statistische analyse In een descriptieve analyse worden de gemiddelden en

standaarddeviaties van de onderzoekspopulatie vergeleken met die van

patiëntenpopulaties in andere studies. Aan de hand van t-toetsen voor

onafhankelijke variabelen worden de 2 onderzoeksgroepen, episodische

migrainepatiënten en patiënten met Medication-overuse headache of met een

voorgeschiedenis van MOH, vergeleken op een aantal variabelen. De

correlationele analyse laat toe om verbanden te meten tussen een aantal

schalen en subschalen. Ook worden voor deze schalen en subschalen

betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd aan de hand van Cronbach’s alpha. Tot

slot wordt aan de hand van een hiërarchische multiple regressie analyse

onderzocht of de mate van assimilatie een voorspellende waarde heeft voor de

mate van catastroferen, bovenop demografische variabelen en bovenop

pijnintensiteit en de duur van de pijn. Deze analyses worden uitgevoerd in het

statistisch softwareprogramma SPSS 15.

Page 30: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

24

Resultaten

Descriptieve analyses Binnen deze analyses worden de gemiddelde waarden en

standaarddeviaties van de totale onderzoeksgroep vergeleken met de waarden

van onderzoeksgroepen uit andere studies. Tabel 1 geeft op een overzichtelijke

manier de descriptieve gegevens van de schalen en subschalen voor de totale

onderzoeksgroep weer.

Tabel 1: gemiddelden (M) en standaarddeviaties (SD) van de (sub)schalen voor de totale onderzoeksgroep M SD

Coping (PaSol) - Solving Pain Scale 20.36 4.07 - Meaningfulness of Life Despite Pain Scale 21.37 7.02 - Belief in a Solution Scale 8.07 3.29 - Acceptance of Insolubility of Pain Scale 8.36 4.86

Ervaren hinder (MIDAS) 35.30 42.66

Angst (HADS) 7.93 4.56 Depressie (HADS) 6.67 4.14

Bezorgdheid omtrent medicatiegebruik (PMAQ) - Verslaving 9.66 7.13 - Nood aan medicatie 21.10 7.17 - Kritiek uit de omgeving 11.15 7.51 - Bijwerkingen 15.18 7.19 - Tolerantie 14.55 7.33 - Wantrouwen in artsen 6.06 4.29 - Ontwenningsverschijnselen 9.95 7.54

Catastroferen (PCS-DV) 26.49 10.94

Noot. PaSol = Pain Solutions Questonnaire, MIDAS = Migraine Disability Assessment Questionnaire, HADS = Hospital Anxiety and Depression Scale, PMAQ = Pain Medication Attitude Questionnaire, PCS-DV = Pain Catastrophizing Scale – Dutch Version, ZCL = Ziekte Cognitie Lijst.

Page 31: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

25

De assimilatieve en accommodatieve responsen op pijn van de totale

onderzoeksgroep werden vergeleken met die van een groep chronische

pijnpatiënten (De Vlieger et al., 2006b). Het gemiddelde van deze normgroep

voor de subschaal Solving Pain is 17.92 (SD = 5.09). Het gemiddelde van de

onderzoeksgroep is hoger dan deze van de normgroep (M = 20.36, SD = 4.07, t

(147) = 7.30, p < .001). De episodische migrainepatiënten en patiënten met

MOH verschillen niet van de normgroep op de subschaal Meaningfulness of

Life Despite Pain. Het gemiddelde van de normgroep is 20.48 (SD = 5.7) en het

gemiddelde van de onderzoeksgroep is 21.37 (SD = 7.02, t (148) = 1.54, p =

.13). Het gemiddelde van de subschaal Belief in a Solution is 6.07 (SD = 3.40).

De onderzoeksgroep gelooft gemiddeld meer in een oplossing dan de

normgroep (M = 8.07, SD = 3.29, t (146) = 7.39, p < .001). Het gemiddelde van

de subschaal Acceptance of Insolubility of Pain is 9.59 (SD = 4.38). De

onderzoeksgroep accepteert gemiddeld minder dan de normgroep dat er geen

oplossing is voor de pijn (M = 8.36, SD = 4.86, t (144) = -3.05, p < .01). De

onderzoeksgroep probeert gemiddeld meer een oplossing te zoeken voor de

pijn en gelooft ook meer dat er een oplossing bestaat dan de chronische

pijnpatiënten. Alsook geloven ze minder dat de pijn onoplosbaar is.

De mate van de hinder werd vergeleken met een groep patiënten die aan

migraine lijdt (Stewart et al., 1999). Het gemiddelde van deze normgroep is

19.50. De onderzoekgroep ervaart significant meer hinder door de pijn dan de

normgroep (M = 35.30, SD = 42.66, t (123) = 4.13, p < .001).

De mate van angst en depressie werd vergeleken met een groep

chronische pijnpatiënten (Mead, Theadom, Byron & Dupont, 2007) De

onderzoeksgroep ervaart meer gevoelens van angst dan de normgroep. Het

gemiddelde van de normgroep is 9.96 (SD = 4.92) en het gemiddelde van de

onderzoeksgroep is 7.93 (SD = 4.56, t (148) = -5.45, p < .001). Ook ervaart de

onderzoeksgroep meer gevoelens van depressiviteit dan de normgroep. Het

gemiddelde van de groep chronische pijnpatiënten is 7.65 (SD = 3.95) en het

Page 32: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

26

gemiddelde van de onderzoeksgroep bedraagt 6.67 (SD = 4.14, t (147) = -2.87,

p < .01).

De mate waarin de patiënten zich zorgen maken betreffende hun

pijnmedicatie en de subschalen van de Pain Medication Attitude Questionnaire

(PMAQ), werden vergeleken met een normgroep, meerbepaald met een groep

chronische pijnpatiënten (McCracken et al., 2006). De onderzoeksgroep maakt

zich significant meer zorgen om verslaafd te worden aan de medicatie dan de

normgroep, alsook om eventuele bijwerkingen te ontwikkelen. Het gemiddelde

van de normgroep op de subschaal ‘verslaving’ is 7.05 (SD = 6.65) en het

gemiddelde van de onderzoeksgroep bedraagt 9.66 (SD = 7.13, t (148) = 4.46,

p < .001). Het gemiddelde van de normgroep op de subschaal ‘bijwerkingen’ is

13.79 (SD = 8.82) en van de onderzoeksgroep bedraagt het gemiddelde 15.18

(SD = 7.19, t (147) = 2.36, p < .05). Ook op de subschalen ‘kritiek uit de

omgeving’ en ‘tolerantie’ scoort de onderzoeksgroep gemiddeld hoger dan de

groep chronische pijnpatiënten uit het onderzoek van McCracken, et al. (2006),

wat impliceert dat ze zich meer zorgen maken over wat de omgeving over hun

medicatiegebruik denkt, alsook over de mogelijke tolerantie voor medicatie. Het

gemiddelde van de normgroep op de subschaal ‘kritiek uit de omgeving’

bedraagt 8.32 (SD = 7.92) en van de onderzoeksgroep 11.15 (SD = 7.51, t

(148) = 4.61, p < .001). Het gemiddelde van de normgroep op de subschaal

‘tolerantie’ bedraagt 13.08 (SD = 7.38) en het gemiddelde van de

onderzoeksgroep is 14.55 (SD = 7.33, t (144) = 2.42, p < .01). De patiënten met

episodische migraine en de patiënten met Medication-overuse headache of een

voorgeschiedenis van MOH, hebben gemiddeld minder nood aan medicatie en

minder wantrouwen in artsen dan de normgroep. Het gemiddelde van deze

normgroep op de subschaal ‘nood aan medicatie’ bedraagt 22.48 (SD = 9.28)

en van de onderzoeksgroep bedraagt het 21.10 (SD = 7.17, t (148) = -2.35, p <

.05). Het gemiddelde van de normgroep op de subschaal ‘wantrouwen in

artsen’ is 9.1 (SD = 7.84) en dat van de onderzoeksgroep bedraagt 6.06 (SD =

4.29, t (144) = -8.52, p < .001). Voor de subschaal ‘ontwenningsverschijnselen’

was er geen significant verschil tussen het gemiddelde van de normgroep (M =

Page 33: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

27

10.8, SD = 8.16) en dat van de onderzoeksgroep (M = 9.95, SD = 7.54, t (144)

= -1.35, p = .09).

In het onderzoek van Van Damme, et al. (2002) wordt er naar de

gedachten en gevoelens bij chronische lage rugpijnpatiënten gevraagd. De

mate van catastrofale gedachten van deze groep patiënten werd vergeleken

met de onderzoeksgroep. Het gemiddelde van de groep chronische lage

rugpijnpatiënten bedraagt 21.99 (SD = 9.31). De onderzoeksgroep scoort

significant hoger op de Pain Catastrophizing Scale (PCS-DV) dan de

normgroep (M = 26.49, SD = 10.94, t (147) = 5.01, p < .001). De episodische

migrainepatiënten en patiënten met MOH hebben gemiddeld meer catastrofale

gedachten dan de chronische lage rugpijnpatiënten.

Correlationele analyses Correlationele analyses worden uitgevoerd om verbanden te

meten tussen de verschillende schalen en subschalen, dit aan de hand van

Pearson correlatiecoëfficiënten (r). Cronbach’s α wordt gerapporteerd om de

interne consistentie van de verschillende (sub)schalen weer te geven. Deze

analyses worden tweemaal uitgevoerd, zowel voor de onderzoeksgroep

episodische migrainepatiënten zonder overgebruik van medicatie als voor de

onderzoeksgroep patiënten met Medication-overuse headache. Dit omdat er

verwacht werd dat er voor de beide onderzoeksgroepen andere verbanden

tussen de schalen mogelijk waren.

Voor de eerste onderzoeksgroep, met name de patiënten met

episodische migraine, hebben de meeste schalen of subschalen een goede

interne consistentie. De Crohbach’s α-waarden variëren tussen .70 en .90. De

schalen voor de hinder die patiënten ervaren (MIDAS), de nood aan medicatie

(PMAQ) en wantrouwen in artsen (PMAQ) hebben een minder goede

betrouwbaarheid. De α-waarde voor de hinder die de patiënten ervaren

(MIDAS) is eerder zwak (α = .35). Voor de nood aan medicatie (PMAQ) en

Page 34: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

28

wantrouwen in artsen (PMAQ) kunnen de waarden als matig beschouwd

worden. Cronbach’s alpha voor deze schalen zijn respectievelijk .66 en .65.

De correlationele analyses voor deze patiëntengroep tonen zoals

verwacht een positief verband aan tussen de mate van assimilatie (PaSol) en

het catastroferen (PCS-DV) (r = .59, p < .001) en een negatief verband tussen

de mate van assimilatie (PaSol) en het aanvaarden (ZCL) (r = -.70, p < .001).

Dit toont aan dat hoe hoger men scoort op de mate van assimilatie, hoe meer

men catastrofeert en hoe minder men de ziekte aanvaardt. De mate van

aanvaarden (ZCL) is met alle andere schalen negatief gecorreleerd. Hoe

makkelijker iemand zijn/haar ziekte aanvaardt (ZCL), hoe minder bezorgd hij/zij

is omtrent de medicatie (PMAQ) (rverslaving = -.27, p < .01; rnood aan medicatie = -.29, p

< .01; rkritiek uit de omgeving = -.40, p < .001; rbijwerkingen = -.30, p < .01; rtolerantie = -.40,

p < .001; rwantrouwen in artsen = -.38, p < .001; rontwenningsverschijnselen = -.40, p < .001),

hoe minder gevoelens van angst (HADS) (r = -.32, p < .01) en depressiviteit

(HADS) (r = -.36, p < .001) hij/zij vertoont, hoe minder hinder hij/zij ervaart

(MIDAS) (r = -.41, p < .001) en hoe minder catastrofale gedachten hij/zij heeft

(PCS-DV) (r = -.45, p < .001). Opmerkelijk is dat er geen significant verband

bestaat tussen de mate van assimilatie (PaSol) en de hinder die men ervaart

(MIDAS) (r = .16, p = .16).

Cronbach’s alpha voor de schalen en subschalen binnen de tweede

onderzoeksgroep, meerbepaald voor de MOH-patiënten, varieert tussen .65 en

.90. De meeste schalen hebben een goede betrouwbaarheid, behalve de

subschaal voor de nood aan medicatie (PMAQ), met een α-waarde van .65.

Opmerkelijk in de correlationele analyses voor de groep patiënten met

Medication-overuse headache, is dat de subschaal ‘nood aan medicatie’

(PMAQ) slechts een significant verband vertoont met de subschaal ‘verslaving’

(PMAQ), de subschaal ‘tolerantie’ (PMAQ) en de subschaal

‘ontwenningsverschijnselen’ (PMAQ). Deze schalen zijn telkens positief

Page 35: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

29

gecorreleerd aan de subschaal ‘nood aan medicatie’ (PMAQ) (rverslaving = .57, p

< .001; rtolerantie = .33, p < .05; rontwenningsverschijnselen = .64, p < .001).

De mate van assimilatie (PaSol) is zoals verwacht positief gecorreleerd

met gevoelens van angst (HADS), depressiviteit (HADS) en de mate van

catastroferen (PCS-DV) en negatief gecorreleerd met de mate van aanvaarden

(ZCL). Hoe hoger iemand scoort op de totaalscore assimilatie, hoe meer

gevoelens van angst (r = .38, p < .01) en depressiviteit (r = .36, p < .05) en

catastrofale gedachten (r = .37, p < .05) iemand ervaart en hoe minder iemand

zijn/haar ziekte kan aanvaarden (r = -.51, p < .001). In tegenstelling tot wat er

verwacht werd, is er geen significant verband tussen de mate van assimilatie

(PaSol) en de hinder die iemand ervaart (MIDAS) (r = .21, p = .20), noch tussen

de mate van assimilatie (PaSol) en de bezorgdheid omtrent de medicatie

(PMAQ) (rverslaving = .17, p = .23; rnood aan medicatie = .07, p = .63; rkritiek uit de omgeving =

.15, p = .30; rbijwerkingen = -.13, p = .37; rtolerantie = .20, p = .18; rwantrouwen in artsen =

.09, p = .54; rontwenningsverschijnselen = .25, p = .08). Ook op te merken is dat er geen

verband bestaat tussen de mate van catastroferen (PCS-DV) en de mate van

aanvaarden (ZCL) (r = -.24, p = .10). Tabel 2 geeft de correlationele analyses

voor de episodische migrainepatiënten weer, tabel 3 voor de patiënten met

Medication-overuse headache.

Page 36: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

30

Tabel 2: interne consistentie (Cronbach's α), aantal subjecten (N) en Pearson correlatiecoëfficiënten (r) voor de subschalen verslaving, nood aan medicatie, gedachten van de omgeving, bijwerkingen, tolerantie voor medicatie, wantrouwen in artsen, ontwenningsverschijnselen, voor de subschalen depressie en angst, voor de subschaal pijnintensiteit, alsook voor de schalen hinder, aanvaarden, catastroferen en totaalscore assimilatie, voor de patiënten met episodische migraine.

Schaal α N 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

1. Verslaving (PMAQ) .88 96 1 .44*** .53*** .57*** .65*** .37*** .70*** .11 .07 .26* .29** -.27** .21* .29**

2. Nood aan medicatie (PMAQ) .66 93 - 1 .35*** .35*** .54*** .21* .48*** .25* .14 .29** .36*** -.29** .40*** .31**

3. Kritiek uit de omgeving (PMAQ) .86 94 - - 1 .40*** .44*** .40*** .31** .11 .02 .32** .32** -.40*** .22* .41***

4. Bijwerkingen (PMAQ) .82 90 - - - 1 .64*** .38*** .49*** .03 .07 .22* .23* -.30** .11 .25*

5. Tolerantie (PMAQ) .82 93 - - - - 1 .41*** .58*** .12 .18 .15 .33** -.40*** .32** .37***

6. Wantrouwen in artsen (PMAQ) .65 93 - - - - - 1 .33** .24* .08 .33** .30** -.38*** .26** .31**

7. Ontwenningsverschijnselen (PMAQ) .83 86 - - - - - - 1 .22* .19 .30** .29** -.40*** .37*** .35**

8. Hinder (MIDAS) .35 77 - - - - - - - 1 .04 .40** .37** -.41*** .26* .16

9. Pijnintensiteit (MIDAS) - 96 - - - - - - - - 1 -.01 .11 -.13 .33** .17

10. Depressie (HADS) .79 96 - - - - - - - - - 1 .64*** -.36*** .29** .35**

11. Angst (HADS) .84 97 - - - - - - - - - - 1 -.32** .40*** .26**

12. Aanvaarden (ZCL) .90 95 - - - - - - - - - - - 1 -.45*** -.70***

13. Catastroferen (PCS) .90 96 - - - - - - - - - - - - 1 .59***

14. Totaalscore assimilatie (PaSol) .77 94 - - - - - - - - - - - - - 1

Noot. PMAQ = Pain Medication Attitude Questionnaire; MIDAS = Migraine Disability Assessment Questionnaire; HADS = Hospital Anxiety and Depression Scale; ZCL = Ziekte Cognitie Lijst; PCS-DV = Pain Catastrophizing Scale - Dutch Version; PaSol = Pain Solutions Questionnaire. * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

Page 37: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

31

Tabel 3: interne consistentie (Cronbach's α), aantal subjecten (N) en Pearson correlatiecoëfficiënten (r) voor de subschalen verslaving, nood aan medicatie, gedachten van de omgeving, bijwerkingen, tolerantie voor medicatie, wantrouwen in artsen, ontwenningsverschijnselen, voor de subschalen depressie en angst, voor de subschaal pijnintensiteit, alsook voor de schalen, hinder, aanvaarden, catastroferen en totaalscore assimilatie, voor de patiënten met Medication-overuse headache.

Schaal α N 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14

1. Verslaving (PMAQ) .87 49 1 .57*** .52*** .49*** .48*** .01 .68*** -.11 -.26 .18 .21 -.28 .11 .17

2. Nood aan medicatie (PMAQ) .65 44 - 1 .20 .16 .33* -.01 .64*** .04 .32* .15 .17 -.15 .25 .07

3. Kritiek uit de omgeving (PMAQ) .70 47 - - 1 .36* .45** .37** .35* .15 .-05 .30* .37** -.45** .21 .15

4. Bijwerkingen (PMAQ) .74 47 - - - 1 .37** .09 .34* .04 -.21 .10 .19 -.03 .04 -.13

5. Tolerantie (PMAQ) .88 46 - - - - 1 .03 .54*** .20 -.05 .22 .23 -.30* .40** .20

6. Wantrouwen in artsen (PMAQ) .70 47 - - - - - 1 -.07 .07 -.18 .29* .26 -.24 -.01 .09

7. Ontwenningsverschijnselen (PMAQ) .81 47 - - - - - - 1 .09 -.24 .16 .28* -.26 .29* .25

8. Hinder (MIDAS) .79 38 - - - - - - - 1 .36* .18 .34* -.04 .36* .21

9. Pijnintensiteit (MIDAS) - 47 - - - - - - - - 1 .22 .00 .08 .25 .04

10. Depressie (HADS) .76 48 - - - - - - - - - 1 .51*** -.35* .41** .36*

11. Angst (HADS) .84 50 - - - - - - - - - - 1 -.34* .50*** .38**

12. Aanvaarden (ZCL) .90 48 - - - - - - - - - - - 1 -.24 -.51***

13. Catastroferen (PCS) .90 49 - - - - - - - - - - - - 1 .37**

14. Totaalscore assimilatie (PaSol) .74 49 - - - - - - - - - - - - - 1

Noot. PMAQ = Pain Medication Attitude Questionnaire; MIDAS = Migraine Disability Assessment Questionnaire; HADS = Hospital Anxiety and Depression Scale; ZCL = Ziekte Cognitie Lijst; PCS-DV = Pain Catastrophizing Scale - Dutch Version; PaSol = Pain Solutions Questionnaire. * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

Page 38: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

32

t-toetsen voor onafhankelijke steekproeven Aan de hand van t-toetsen voor onafhankelijke steekproeven worden

verschillen in variabelen onderzocht tussen de onderzoeksgroep met

episodische migraine en de onderzoeksgroep met Medication-overuse

headache.

Binnen het eerste luik van de onderzoeksvragen wordt nagegaan of

MOH-patiënten een hogere mate van assimilatie en een lagere mate van

accommodatie of aanvaarden vertonen in vergelijking met patiënten met

episodische migraine zonder overgebruik van medicatie. Zoals verwacht scoren

de patiënten met MOH significant hoger op de mate van assimilatie dan de

episodische migrainepatiënten (t (146) = -2.64, p < .01). Ook blijkt dat de

patiënten met MOH minder aanvaardend staan ten opzichte van de episodische

migrainepatiënten (t (145) = 3.34, p < .001).

Verder wordt onderzocht of de patiëntengroep met MOH een hogere

mate van catastroferen vertoont ten opzichte van de migrainepatiënten zonder

MOH. Uit de analyses blijkt dat de patiëntengroep met MOH meer catastrofale

gedachten ervaart dan de groep episodische migrainepatiënten zonder MOH (t

(146) = -3.84, p < .001). In tabel 4 worden deze resultaten op een

overzichtelijke manier weergegeven.

Binnen het tweede luik van de onderzoeksvragen wordt er gepeild naar

het verschil in uitkomstmaten tussen de beide onderzoeksgroepen. Er wordt

verwacht dat patiënten met MOH meer hinder ervaren bij het uitvoeren van

dagdagelijkse activiteiten, meer bezorgdheid uiten omtrent hun

medicatiegebruik en meer gevoelens van angst en depressiviteit ervaren in

vergelijking met de groep migrainepatiënten zonder MOH. Zoals verwacht

ervaren de patiënten met Medication-overuse headache meer hinder bij het

uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten (t (40.78) = , p < .01), alsook

rapporteren ze meer gevoelens van angst (t (147) = -2.13, p < .05) en

depressiviteit (t (146) = -5.02, p < .001). De patiënten met MOH maken zich

Page 39: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

33

significant meer zorgen omtrent hun medicatiegebruik ten opzichte van de

patiënten met episodische migraine. Ze maken zich meer zorgen om verslaafd

te worden aan hun medicatie (t (147) = -6.21, p < .001), hebben meer nood aan

medicatie (t (147) = -6.79, p < .001) en zijn vaker bezorgd over eventuele

ontwenningsverschijnselen (t (143) = -5.85, p < .001). Tabel 4 geeft

schematisch een overzicht van de t-toetsen weer.

Tabel 4: gemiddelden (M), standaarddeviaties (SD) en t-waarden in het zoeken naar verschillen tussen episodische migrainepatiënten en patiënten met Medication-overuse headache, voor wat betreft de totaalscore assimilatie, mate van aanvaarden, catastroferen, hinder, angst, depressie en bezorgdheid omtrent pijnmedicatie

Variabelen Episodische

migraine MOH t-waarde M SD M SD

Totaalscore assimilatie (PaSol) 36.98 10.35 41.77 10.56 -2.64** Aanvaarden (ZCL) 14.91 4.19 12.48 4.12 3.34*** Catastroferen (PCS-DV) 24.13 10.54 31.11 10.30 -3.84*** Hinder (MIDAS) 25.15 18.61 57.44 66.28 -2.99** Pijnintensiteit (MIDAS) 6.44 1.73 6.00 1.66 1.44 Angst (HADS) 7.36 4.38 9.01 4.73 -2.13* Depressie (HADS) 5.52 3.82 8.86 3.89 -5.02***

Bezorgdheid medicatie (PMAQ) - Verslaving 7.32 6.21 14.15 6.65 -6.21*** - Nood aan medicatie 18.58 6.44 25.94 5.94 -6.79*** - Kritiek uit de omgeving 9.28 7.24 14.76 6.70 -4.50*** - Bijwerkingen 13.87 7.28 17.67 6.37 -3.15** - Tolerantie 12.97 6.86 17.67 7.30 -3.82*** - Wantrouwen in artsen 5.48 3.94 7.21 4.74 -2.33* - Ontwenningsverschijnselen 7.56 6.61 14.50 7.14 -5.85***

Noot. PaSol = Pain Solutions Questionnaire; ZCL = Ziekte Cognitie Lijst; PCS-DV = Pain Catastrophizing Scale - Dutch Version; MIDAS = Migraine Disability Assessment Questionnaire; HADS = Hospital Anxiety and Depression Scale; PMAQ = Pain Medication Attitude Questionnaire. * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

Page 40: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

34

Hiërarchische regressie analyse Om te onderzoeken of de mate van assimilatie een voorspellende

waarde heeft voor de mate van catastroferen, bovenop de demografische

variabelen leeftijd en geslacht en bovenop de pijnintensiteit en de duur van de

hoofdpijn, werd een hiërarchische regressie analyse uitgevoerd. In deze

analyse werden leeftijd en geslacht (man = 0, vrouw = 1) ingevoegd in een

eerste stap om de effecten van demografische variabelen te controleren.

Vervolgens werden pijnintensiteit en de duur van de hoofdpijn ingevoegd in een

tweede stap. De totaalscore assimilatie werd in een derde stap ingevoegd om

na te gaan in welke mate assimilatie een voorspellende waarde heeft voor het

catastroferen, bovenop het geslacht, de leeftijd, de pijnintensiteit en de duur van

de hoofdpijn. Tabel 5 geeft een overzicht van deze resultaten weer.

Uit de analyses blijkt dat assimilatie een significante bijdrage levert in het

voorspellen van de mate van catastroferen, zelfs na het controleren van de

effecten van demografische variabelen, pijnintensiteit en de duur van de

hoofdpijn (β = .60, p < .001; Adjusted R² = .36, F-Change (2, 125) = 66.54, p <

.001). Dit effect is positief, wat impliceert dat hoge scores op de totaalscore

assimilatie hoge scores op catastroferen voorspellen. De pijnintensiteit levert

ook een significante bijdrage in het voorspellen van de mate van catastroferen,

na controle van de demografische variabelen leeftijd en geslacht (β = .17, p <

.05; Adjusted R² = .02, F-Change (2, 126) = 2.75, p = .07). Ook dit effect is

positief, wat inhoudt dat hoge scores op de pijnintensiteit hoge scores op

catastroferen voorspellen. De demografische variabelen leeftijd en geslacht en

ook de duur van de hoofdpijn blijken geen voorspellers te zijn voor de mate van

catastroferen (βleeftijd = .04, p = .60; βgeslacht = -.04, p = .56; Adjusted R² = -.01, F-

Change (2, 128) = .67, p = .51; βduur van de hoofdpijn = .04, p = .62; Adjusted R² = -.01,

F-Change (2, 126) = 2.75, p = .07).

Page 41: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

35

Tabel 5: overzicht van de hiërarchische regressie analyse met catastroferen als afhankelijke variabele. In elke regressie analyse werden leeftijd, geslacht, duur van de hoofdpijn, pijnintensiteit en de totaalscore assimilatie ingevoegd als onafhankelijke variabelen.

Afhankelijke variabele Blok Voorspeller β ΔR² R² Adjusted

Catastroferen (PCS-DV) 1 Leeftijd .04 .01 .01 -.01

Geslacht -.04 2 Duur van de hoofdpijn .04 .04 .05 .02

Pijnintensiteit (MIDAS) .17* 3 Totaalscore assimilatie (PaSol) .60*** .33*** .38 .36

Noot. PCS-DV = Pain Catastrophizing Scale - Dutch Version; MIDAS = Migraine Disability Assessment Questionnaire; PaSol = Pain Solutions Questionnaire. * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

Page 42: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

36

Discussie Binnen deze discussie worden vooreerst de onderzoeksresultaten op

een overzichtelijke wijze weergegeven en bediscussieerd vanuit de huidige

literatuur. Vervolgens worden de sterktes en beperkingen van dit onderzoek

aangehaald en enkele aanbevelingen voor verder onderzoek geformuleerd. Tot

slot worden implicaties voor de praktijk toegelicht.

Bevindingen uit het onderzoek Tot op heden is er weinig gekend over de onderliggende factoren van de

ontwikkeling van Medication-overuse headache (MOH) (Paemeleire, 2005;

Katsarava & Jensen, 2007). In deze masterproef wordt op zoek gegaan naar

mogelijke onderliggende factoren die meer inzicht kunnen bieden in het

ontstaan en het in stand houden van Medication-overuse headache. Binnen

deze masterproef werden de theoretische conceptualisaties van het Dual

Process Model (Brandtstädter & Renner, 1990) en het model rond misgericht

probleem oplossen (Eccleston & Crombez, 2007) aangewend om de

problematiek van MOH te herformuleren. Vanuit deze dynamisch-motivationele

conceptualisaties op coping met pijn werd MOH omschreven als een vorm van

vastzitten in assimilatieve coping met hoofdpijn. Dit idee werd in een aantal

onderzoeksvragen gegoten.

In het eerste luik van de onderzoeksvragen werd er onderzocht of MOH-

patiënten een hogere mate van assimilatie en een lagere mate van

accommodatie of aanvaarden vertonen in vergelijking met patiënten met

episodische migraine zonder overgebruik van medicatie. Uit de resultaten blijkt

dat dit voor deze steekproef wel degelijk het geval is. De patiënten met MOH

scoren gemiddeld hoger op de totaalscore assimilatie (PaSol) en zijn minder

geneigd om hun pijnprobleem te aanvaarden dan de episodische

migrainepatiënten. Deze resultaten zijn gelijkaardig met de verwachtingen. Het

Dual Process Model van Brandtstädter en Renner (1990) werd door Logie et al.

Page 43: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

37

(2006) al in verband gebracht met patiënten met chronische pijn. Patiënten met

chronische pijn blijken vast te zitten in de assimilatieve fase van het model. Ze

blijven op zoek gaan naar oplossingen voor hun pijnprobleem (Logie et al.,

2006). Ze blijken de verkeerde weg te kiezen en blijven dikwijls vastzitten in de

assimilatieve fase (Eccleston & Crombez, 2007; Logie et al., 2006). Eccleston

en Crombez (2007) spreken in hun ‘model rond misgericht probleem oplossen’

over hypervigilantie. Alle aandacht is gericht op het oplossen van het

pijnprobleem, men wordt gevoeliger voor de pijn met als gevolg dat men in een

vicieuze cirkel terecht komt (Eccleston & Crombez, 2007). Patiënten die blijven

vastzitten in de assimilatieve fase zouden moeten proberen om het

pijnprobleem los te laten en een leven op te bouwen ondanks de pijn (Logie et

al., 2006). Belangrijk binnen deze overgang is het aanvaarden van het

probleem, bereid zijn om met de pijn te leven zonder verdere pogingen te

ondernemen om de pijn op te lossen (McCracken & Eccleston, 2003). Het blijkt

ook dat het niet aanvaarden van een pijnprobleem kan leiden tot het blijven

vastzitten in de assimilatieve fase (Crombez et al., 2008).

De tweede onderzoeksvraag ging na of de patiëntengroep met MOH

meer catastrofeert dan de patiëntengroep zonder MOH. De resultaten tonen

aan dat de patiënten met MOH gemiddeld hoger scoren op de mate van

catastroferen dan de episodische migrainepatiënten zonder MOH.

Er werd verwacht dat patiënten met MOH hoger zouden scoren op de

mate van assimilatie alsook op de mate van catastroferen. Vanuit dit opzicht

werd een derde onderzoeksvraag geformuleerd. Binnen deze derde

onderzoeksvraag werd onderzocht of de mate van assimilatie een

voorspellende waarde heeft voor de mate van catastroferen, bovenop leeftijd,

geslacht, pijnintensiteit en duur van de hoofdpijn. Demografische variabelen als

leeftijd en geslacht, alsook de pijnintensiteit en de duur van de hoofdpijn werden

in de hiërarchische regressie analyse in de eerste 2 stappen ingevoegd. Dit om

te controleren of deze variabelen al of niet een invloed uitoefenen op de

voorspellende waarde van de mate van assimilatie op de mate van

Page 44: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

38

catastroferen. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat catastroferen een

belangrijke uitkomstmaat is. De mate van assimilatie blijkt een significante

bijdrage te leveren in het voorspellen van de mate van catastroferen, zelfs na

controle van demografische variabelen, pijnintensiteit en duur van de hoofdpijn.

Hoe hoger men scoort op de totaalscore assimilatie, hoe meer men

catastrofeert. Ook de pijnintensiteit blijkt een effect uit te oefenen op de mate

van catastroferen. Hoe intenser men de pijn ervaart, hoe meer men blijkt te

catastroferen. Deze onderzoeksresultaten kunnen gerelateerd worden aan

resultaten uit andere studies: patiënten die catastroferen, blijken te volharden in

pogingen om hun pijnprobleem op te lossen en ze blijken het ook moeilijker te

hebben om het pijnprobleem los te laten. Catastrofale gedachten worden

gerelateerd aan een assimilatieve copingsstijl (De Vlieger et al., 2006b; Van

Damme et al., 2004). Uit een andere studie blijkt dat catastroferen meer

voorkomt bij chronische pijnpatiënten dan bij acute pijnpatiënten en ook meer

voorkomt bij patiënten die een assimilatieve copingstijl hanteren (Crombez et

al., 2008).

De correlatie tussen de schalen totaalscore assimilatie (PaSol) en

catastroferen (PCS-DV) en de correlatie tussen de totaalscore assimilatie

(PaSol) en aanvaarden (ZCL) vertonen zoals verwacht een positief verband.

Hoe hoger men scoort op de totaalscore van assimilatie, hoe meer catastrofale

gedachten men heeft. Hoe hoger men scoort op de totaalscore van assimilatie,

hoe minder men geneigd is om het pijnprobleem te aanvaarden. Opmerkelijk is

wel dat voor de patiënten met Medication-overuse headache geen significant

verband wordt gevonden tussen de schalen aanvaarden (ZCL) en catastroferen

(PCS-DV), terwijl dat dit bij de episodische migrainepatiënten wel het geval is.

Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de onderzoeksgroep met

MOH te klein is om een significant verband te meten.

Een tweede luik onderzoeksvragen gaat op zoek naar verschillen in

uitkomstmaten tussen patiënten met episodische migraine en patiënten met

MOH. Er werd verwacht dat patiënten met Medication-overuse headache meer

Page 45: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

39

hinder ervaren in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, meer

bezorgdheid uiten omtrent hun medicatiegebruik en meer gevoelens van angst

en depressiviteit vertonen ten opzichte van patiënten met episodische migraine

zonder MOH. Uit de resultaten blijkt dat deze hypotheses kunnen bevestigd

worden. Dit is in overeenstemming met de verwachtingen. Het blijkt immers dat

patiënten met Medication-overuse headache hun pijnprobleem minder

aanvaarden dan episodische migrainepatiënten. Studies toonden reeds aan dat

het aanvaarden van chronische pijn positieve consequenties met zich

meebrengt, zoals minder gebruik van medicatie, minder pijngerelateerde angst,

minder depressie en beter functioneren op emotioneel, sociaal en lichamelijk

vlak (McCracken, 1998; McCracken & Eccleston, 2005; Viane, 2003; Viaene et

al., 2004). De negatieve correlatie tussen het aanvaarden van een pijnprobleem

en de bezorgdheid omtrent medicatie, de mate van angst en depressiviteit en

de ervaren hinder is dan ook niet verwonderlijk. Hoe minder het pijnprobleem

aanvaard wordt, hoe meer bezorgdheid omtrent de pijnmedicatie er ontstaat,

hoe meer gevoelens van angst en depressiviteit men vertoont en hoe meer

hinder men ervaart in het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten.

Dat patiënten met Medication-overuse headache meer hinder ervaren in

het uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, zou kunnen verklaard worden door

het feit dat deze onderzoeksgroep veel meer hoofdpijn ervaart dan patiënten

met episodische migraine zonder overgebruik van medicatie. Episodische

migrainepatiënten ervaren op geregelde tijdstippen een hoofdpijnaanval, terwijl

patiënten met Medication-overuse headache op 15 of meer dagen per maand

hoofdpijn ervaren (Bigal & Lipton, 2006; Olesen et al., 2004). Nog een mogelijke

verklaring voor het verschil in de ervaren hinder is het feit dat de hevigheid en

frequentie van aanvallen opvallend verergerd is tijdens het overgebruik (Olesen

et al., 2004).

Verwonderlijk is wel dat er geen significant verband gevonden wordt

tussen de totaalscore assimilatie (PaSol) en de bezorgdheid omtrent het

medicatiegebruik (PMAQ) bij de patiënten met MOH, terwijl dit bij de patiënten

Page 46: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

40

met episodische migraine wel zo is. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn

dat er te weinig patiënten met Medication-overuse hedache deelnamen aan het

onderzoek, waardoor er geen significant verband werd gemeten tussen deze

schalen. Nog een opmerkelijk resultaat uit het correlationeel onderzoek is de

lage interne consistentie voor de MIDAS bij de episodische migrainepatiënten.

Uit het onderzoek van Stewart et al. (1999) werd een goede interne consistentie

voor de MIDAS gevonden, terwijl Chronbach’s alpha voor de onderzoeksgroep

met episodische migraine slechts .35 bedraagt. De waarde voor de

onderzoeksgroep met Medication-overuse headache bedraagt daarentegen .79.

De antwoorden met betrekking tot de ervaren hinder bij episodische

migrainepatiënten mogen als weinig betrouwbaar gevonden worden. Een

mogelijke verklaring voor dit gegeven kan zijn dat de patiënten een andere

interpretatie gaven aan de vragen die gesteld werden, of dat enkele patiënten

een afwijkend antwoord gaven. Hierdoor werden waarschijnlijk niet meer

dezelfde karakteristieken gemeten dan oorspronkelijk bedoeld met deze schaal.

Onderliggende factoren in het bestaan van Medication-overuse

headache Wordt overgebruik van medicatie nu gezien als een belangrijke factor

voor het ontstaan en in stand houden van Medication-overuse headache? Dit

onderzoeksopzet laat niet toe om een sluitend antwoord op deze vraag te

formuleren. Kan Medication-overuse headache nu worden gezien als een soort

vastzitten in assimilatieve coping? Het blijkt uit de resultaten van dit onderzoek

dat deze veronderstelling opgaat, maar het blijft eerder speculatief. MOH-

patiënten scoren hoger op assimilatie dan patiënten zonder MOH, maar of ze

blijven vastzitten in deze persevererende tendens kan met dit onderzoek niet

worden bevestigd.

Binnen dit onderzoek wordt aangetoond dat nog andere psychologische

factoren een rol kunnen spelen binnen het bestaan van Medication-overuse

headache. Niet enkel de dynamisch-motivationele visie op pijn lijkt van belang.

Page 47: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

41

Patiënten met Medication-overuse headache ervaren meer hinder in het

uitvoeren van dagdagelijkse activiteiten, alsook meer gevoelens van angst en

depressiviteit dan episodische migrainepatiënten. Ook uiten ze een grotere

bezorgdheid omtrent hun medicatiegebruik. Deze onderliggende factoren

kunnen eventueel het in stand houden van MOH beïnvloeden, maar zorgen ze

ook voor de ontwikkeling ervan? Zijn dit voorspellers van Medication-overuse

headache of leiden ze enkel tot het in stand houden van de aandoening? Deze

veronderstellingen kunnen een aantal hypotheses vormen in verder onderzoek,

maar werden binnen deze masterproef niet onderzocht.

Sterktes en beperkingen van dit onderzoek Tot nog toe is er weinig geweten over onderliggende mechanismen van

Medication-overuse Headache. Een meerwaarde van dit onderzoek is dat het

op zoek gaat naar onderliggende factoren die het bestaan van MOH in stand

houden. Bovendien worden twee onderzoeksgroepen, met name patiënten met

episodische migraine en patiënten met MOH, met elkaar vergeleken. Uit

onderzoek blijkt dat Medication-overuse headache meestal een gevolg is van

een veralgemeend overgebruik van alle soorten pijnstillende medicatie voor

acute hoofdpijn en voornamelijk voor migraine (Katsarava & Jensen, 2007).

Een aantal belangrijke beperkingen binnen dit onderzoek zorgen ervoor

dat men met voorzichtigheid moet omgaan met de resultaten. Deze resultaten

kunnen niet zomaar gegeneraliseerd worden. Dit onderzoek is een

crossectioneel onderzoek, wat impliceert dat de verschillende variabelen op één

bepaald tijdstip gemeten werden. Hierdoor kunnen geen causale verbanden

tussen de variabelen gemeten worden. Ook worden de patiënten met

Medication-overuse headache en de patiënten met een voorgeschiedenis van

MOH in een zelfde onderzoeksgroep ondergebracht. Het kon een meerwaarde

zijn om de deelnemers in drie onderzoeksgroepen te verdelen, namelijk de

patiënten met episodische migrainepatiënten zonder overgebruik van medicatie,

Page 48: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

42

de patiënten met MOH en de patiënten met een voorgeschiedenis van MOH. Zo

konden verschillen tussen de drie groepen onderzocht worden.

Een andere belangrijke beperking binnen dit onderzoek is dat het

gebaseerd is op vragenlijsten die dienen ingevuld te worden door de patiënten.

Bij vragenlijsten is de kans klein dat er een hoge response rate zal zijn, zoals bij

dit onderzoek de response rate 32% bedraagt. De steekproef bestond uit 149

patiënten en hoe groter de steekproef, hoe representatiever ze is. Een

mogelijke manier om deze response rate te verhogen, is om als onderzoeker de

patiënten rechtstreeks aan te spreken en zelf de vragenlijsten uit te delen aan

de patiënten. Men kan als onderzoeker de patiënten meer informatie geven

betreffende het onderzoek en meer tijd spenderen aan het motiveren van het

belang van deelname, dan de artsen die in dit onderzoek de vragenlijsten

hebben uitgedeeld. De patiënten worden gevraagd om een aantal vragenlijsten

in te vullen. Hun aandacht kan verzwakken naarmate men naar het einde van

de vragenlijstbundel komt waardoor de antwoorden niet meer nauwkeurig

worden ingevuld. Ook het feit dat de vragenlijsten gebaseerd zijn op

zelfrapportage is een belangrijke belemmering. Het moment van invullen kan

beïnvloed worden door een aantal variabelen waardoor de concentratie van de

patiënt verlaagd is. Bijvoorbeeld kunnen spelende kinderen in de buurt

rondlopen of evengoed kan de patiënt net voor het moment van invullen

geconfronteerd worden met een hoofdpijnaanval. Deze omgevingsfactoren

kunnen de antwoorden van de patiënt beïnvloeden. Zelfrapportage brengt

bovendien nog een aantal gevaren met zich mee. Het gevaar voor de ‘sociaal

wenselijke antwoorden’ is reëel. Patiënten kunnen invullen wat ze denken dat

anderen ook zouden invullen. Ook het gevaar voor extreme antwoorden

bestaat. Sommige patiënten hebben de neiging om steeds extreem positieve of

extreem negatieve antwoorden te geven. Tenslotte kan het ‘instemmen zonder

nadenken’ aanwezig zijn: sommige patiënten hebben de tendens om alsmaar

akkoord te zijn of niet-akkoord te zijn.

Page 49: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

43

Het feit dat de patiënten gerekruteerd worden volgens een ‘convenience

sample’ is een volgende belangrijke beperking. Niettegenstaande het een

gemakkelijke en economisch voordelige sampling methode is, het vergt niet

veel tijd en weinig middelen, is het een weinig representatieve methode. De

patiënten die geschikt zijn om deel te nemen worden aangesproken, anderen

niet. Men dient dus voorzichtig te zijn in het generaliseren van de resultaten. De

patiënten die de vragenlijsten krijgen, komen op consultatie op de

hoofdpijnkliniek. Dit gegeven op zich kan al een probleem vormen in het

interpreteren van de resultaten. Willen patiënten die op consultatie komen niet

altijd dat hun pijnprobleem opgelost wordt, los van het feit of ze nu episodische

migraine of Medication-overuse headache hebben? Blijven ze dus met andere

woorden niet allemaal voor een groot deel vastzitten in assimilatieve coping?

De patiënten die niet op consultatie komen, zullen geen vragenlijst ontvangen

en dus geen kans maken om deel te nemen in het onderzoek. Misschien zijn dit

juist de patiënten die het streven naar het onbereikbare doel (dat van een

pijnvrij leven) hebben losgelaten en geprobeerd hebben om een waardevol

leven te leiden in de aanwezigheid van pijn?

Aanbevelingen voor verder onderzoek In verder onderzoek kan een longitudinaal design een belangrijke

meerwaarde bieden. De patiënten kunnen gevolgd worden in de tijd en de

variabelen kunnen op verschillende tijdstippen gemeten worden. Causale

verbanden kunnen hierdoor onderzocht worden. Ook een follow-up kan

belangrijk zijn in de opvolging van de patiënten. Hierbinnen kan nagegaan

worden welke patiënten evolueren van een episodische naar een chronische

migraine en welke niet, alsook welke patiënten Medication-overuse headache

ontwikkelen en welke niet. Verschillende variabelen (bijvoorbeeld het gebruik

van medicatie, psychologische variabelen, …) kunnen als mogelijke

onderliggende factoren beschouwd worden en vergeleken worden tussen de

verschillende onderzoeksgroepen.

Page 50: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

44

Binnen dit onderzoek werden enkel psychologische variabelen

onderzocht als mogelijke onderliggende factoren in de ontwikkeling van

Medication-overuse headache, maar er kunnen ook pathofysiologische

risicofactoren voor deze hoofdpijnvariant bestaan. In verder onderzoek kunnen

ook pathofysiologische variabelen onderzocht worden.

Page 51: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

45

Conclusies Medication-overuse headache is een aandoening die een belangrijk

probleem vormt in de huidige samenleving. Eén à twee procent van de totale

populatie lijdt aan Medication-overuse headache en nog steeds is er weinig

gekend over het onderliggend mechanisme die leidt tot de ontwikkeling van

MOH (Diener & Limmroth, 2004; Dodick & Freitag, 2006; Paemeleire, 2005;

Katsarava & Jensen, 2007). Overgebruik van pijnstillende medicatie blijkt een

belangrijke factor te zijn in het ontstaan en in stand houden van de aandoening,

alhoewel dit onderzoeksopzet niet toelaat om deze onderliggende factor te

onderzoeken. Het onderzoek richt zich meer op een aantal psychologische

variabelen die kunnen leiden tot de ontwikkeling van MOH. Het onderzoek is

ook gericht op het omgaan, copen met het pijnprobleem. Het steunt op de

dynamisch-motivationele visie waarin het Dual Proces Model van Brandstädter

en Renner (1990) als achtergrondmodel gebruikt wordt voor het omgaan met

pijn. De copingprocessen ‘assimilatie en accommodatie’ lijken aanwezig te zijn

wanneer patiënten geconfronteerd worden met pijn. Er wordt een oplossing

gezocht voor de pijn, maar voor chronische pijn is er dikwijls geen oplossing

voorhanden. Enerzijds kan men dan blijven persevereren in het zoeken naar

een oplossing en anderzijds kan men het pijnprobleem loslaten en een

waardevol leven opbouwen ondanks de pijn (Logie et al., 2006).

Binnen deze masterproef wordt er verondersteld dat patiënten met

Medication-overuse headache hoger scoren op de totaalscore assimilatie, een

lagere mate van aanvaarden vertonen en meer catastroferen dan patiënten met

episodische migraine zonder overgebruik van medicatie. Uit de resultaten van

dit onderzoek blijkt dat deze hypotheses kunnen bevestigd worden. Ook blijkt

dat de mate van assimilatie een significante bijdrage kan leveren in het

voorspellen van de mate van catastroferen. Een aantal andere psychologische

variabelen, zoals het ervaren van hinder bij het uitvoeren van dagdagelijkse

activiteiten, bezorgdheid omtrent het medicatiegebruik en gevoelens van angst

en depressiviteit worden ook hoger gescoord door de patiënten met Medication-

overuse headache dan de episodische migrainepatiënten zonder overgebruik

Page 52: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

46

van medicatie. Deze resultaten gelden voor de onderzochte populatie en

kunnen niet zomaar veralgemeend worden, daar het onderzoek een aantal

belangrijke beperkingen met zich meebrengt.

Een aantal psychologische variabelen blijken cruciaal te zijn in het

bestaan van Medication-overuse headache. Verder onderzoek, bij voorkeur

longitudinaal onderzoek, moet uitwijzen of deze variabelen ook bijdragen tot de

ontwikkeling van deze aandoening. Bovendien moet niet enkel rekening

gehouden worden met psychologische variabelen, ook pathofyisologische

factoren kunnen een belangrijke rol spelen in het ontstaan en het in stand

houden van MOH. Medication-overuse headache is en blijft een groeiend

universeel probleem en zal een boeiend onderzoeksthema blijven. Bovendien is

het een uitdaging naar de toekomst toe, daar onderzoek naar het onderliggend

mechanisme van het ontstaan en het in stand houden ervan nog steeds in de

kinderschoenen staat.

Page 53: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

47

Literatuurlijst Aldrich, S., Eccleston, C., & Crombez, G. (2000) Worrying about chronic pain:

vigilance to threat and misdirected problem solving. Behaviour Research

and Therapy, 38, 457-470.

Aukerman, G., Knutson, D., & Miser W. E. (2002) Management of the Acute

Migraine Headache. American Family Physician, 66 (11) 2123-2130.

Becker, C., Brobert, G. P., Almqvist, P. M., Johansson, S., Jick, S. S., & Meier,

C. R. (2007) Migraine incidence, comorbidity and health resource

utilization in the UK. Cephalalgia 28, 57-64.

Bigal, M. E., & Lipton, R. B. (2006) Modifiable Risk Factors for Migraine

Progression. Headache, 46, 1334-1343.

Brandtstädter, J., Wentura, D., & Rothermund, K. (1999) Action and self-

development: Theory and research through the life span. Thousand

Oaks, CA: Sage.

Brandtstädter, J., & Renner, G. (1990) Tenacious Goal Pursuit and flexible Goal

Adjustment: Explication and Age-Related Analysis of Assimilative and

Accommodative Strategies of Coping. Psychology and Aging, 5(1), 58-

67.

Brandtstädter, J., & Rothermund, K. (2002) The Life-Course Dynamics of Goal

Pursuit and Goal Adjustment: A Two-Process Framework.

Developmental Review, 22, 117-150.

Calabresi, P., & Cupini, L. M. (2005) Medication-overuse headache: similarities

with drug addiction. TRENDS in Pharmacological Sciences, 26(2), 62-68.

Couturier, E. G. M., Bomhof, M. A. M., Gooskens, R. H. J. M., Keyser, A., &

Mulleners, W. M. (2007) Richtlijnen diagnositiek en behandeling

chronisch recidiverende hoofdpijn zonder neurologische afwijkingen.

Nederlandse Vereniging voor Neurologie, 1-104.

Crombez, G., Eccleston, C., Van Hamme, G., & De Vlieger, P. (2008)

Page 54: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

48

Attempting to solve the problem of pain: A questionnaire study in acute

and chronic pain patients. Pain, 137, 556-563.

Crombez, G., & Vlaeyen, J. W. S. (1996) De Pain Catastrophizing Scale (PCS).

Ongepubliceerde geautoriseerde Nederlandstalige bewerking.

De Vlieger, P., Crombez, G., & Eclleston, C. (2006a) Worrying about chronic

pain. An examination of worry and problem solving adults who identify as

chronic pain sufferers. Pain, 120, 138-144.

De Vlieger, P., Van den Bussche, E., Eccleston, C., & Crombez, G. (2006b)

Finding a solution to the problem of pain: Conceptual formulation and

the development of the Pain Solutions Questionnaire (PaSol). Pain, 123,

285-293.

Diener, H-C., & Limmroth, V. (2004) Medication-overuse headache: a worldwide

problem. The Lancet, 3, 475-483.

Dodick, D., & Freitag, F. (2006) Evidence-Based Understanding of Medication-

Overuse Headache: Clinical Implications. Headache, 46, 202-211.

Dodick, D. W., Lipton, R. B., Goadsby, P. J., Tfelt-Hansen, P., Ferrari, M. D.,

Diener, H-C., et al. (2008) Predictors of Migraine Headache Recurrence:

A Pooled Analysis From the Eletriptan Database. Headache, 48, 184-

193.

Dowson, A. J., Dodick, D. W., & Limmroth, V. (2005) Medication Overuse

Headache in Patients with Primary Headache Disorders. Epidemiology,

Management and Pathogenesis. CNS Drugs, 19(6), 483-497.

Eccleston, C., & Crombez, G. (2007) Worry and chronic pain: A misdirected

problem solving model. Pain, 132, 233-236.

Evers, A. W. M., Kraaimaat, F. W., Van Lankveld, W., Jacobs, W. G., & Bijlsma,

J. W. J. (1998) De Ziekte-Cognitie-Lijst (ZCL). Gedragstherapie, 31,

205-220.

Evers, A. W. M., Kraaimaat, F. W., Van Lankveld, W., Jongen, P. J. H., Jacobs,

Page 55: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

49

J. W. G., & Bijlsma, J. W. J. (2001) Beyond Unfavorable Thinking: The

Illness Cognition Questionnaire for Chronic Diseases. Journal of

Consulting and Clinical Psychology, 69(6), 1026-1036.

Ferrari, A., Leone, S., Vergoni, A. V., Bertolini, A., Sances, G., Coccia C. P. R.,

et al. (2007) Similarities and Differences Between Chronic Migraine and

Episodic Migraine. Headache, 47, 65-72.

Katsarava, Z., & Jensen, R. (2007) Medication-overuse headache: where are

we now? Neurology, 20, 326-330.

Katsarava, Z., Schneeweiss, S., Kurth, T., Kroener, U., Fritsche, G., Eikermann,

A., et al. (2004) Incidence and predictors for chronicity of headache in

patients with episodic migraine. Neurology, 62, 788-790.

Lake, A. E. (2008) The Chronification of Headache. Screening And Behavioral

Management: Medication-overuse headache – The Complex Case.

Headache, 48, 26-31.

Lawrence, E. C. (2004) Diagnosis and Management of Migraine Headaches.

Southern Medical Journal, 97(11) 1069-1077.

Lipton, R. B., & Bigal, M. E. (2005) Migraine: Epidemiology, Impact, and Risk

Factors for Progression. Headache, 45, 3-13.

Lipton, R. B., Stewart, W. F., Sawyer, J., & Edmeads, J. G. (2001) Clinical Utility

of an Instrument Assessing Migraine Disability: The Migraine Disability

Assessment (MIDAS) Questionnaire. Headache, 41, 854-861.

Logie, H., Van Damme, S., & Crombez, G. (2006). Coping met chronische pijn:

nieuwe inzichten en perspectieven. In B. J. P. Crul, B. van Houdenhove,

R. S. G. M. Perez, K. C. P. Vissers & R. de Wit (Eds.). Pijnfo, 11 (pp. 15-

28). Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum.

Lousberg, R., Van Breukelen G. J. P., Groenman, N. H., Schmidt, A. J. M.,

Arntz, A., & Winter, F. A. M. (1999) Psychometric properties of the

Multidimensional Pain Inventory, Dutch language version (MPI-DVL).

Page 56: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

50

Behaviour Research and Therapy, 37, 167-182.

McCracken, L. M. (1998) Learning to live with the pain: acceptance of pain

predicts adjustment in persons with chronic pain. Pain, 74, 21-27.

McCracken, L. M., & Eccleston, C. (2005) A prospective study of acceptance of

pain and patient functioning with chronic pain. Pain, 118, 164-169.

McCracken, L. M., & Eccleston, C. (2003) Coping or acceptance: what to do

about chronic pain? Pain, 105, 197-204.

McCracken, L. M., Hoskins, J., & Eccleston, C. (2006) Concerns About

Medicatoin and Medication Use in Chronic Pain. The Journal of Pain,

7(10), 726-734.

Mead, K., Theadom, A., Byron, K., & Dupont, S. (2007) Pilot study of a 4-week

Pain Coping Strategies (PCS) programme for the chronic pain patient.

Disability and Rehabilitation 39(3), 199-203.

Mueller, D. J., & Kim, K. (2004) The tenacious goal pursuit and flexible goal

adjustment scales: examination of their validity. Educational and

Psychological Measurement, 64(1), 120-142.

Mykletun, A., Stordal, E., & Dahl, A. A. (2001) Hospital Anxiety and Depression

(HAD) scale: factor structure, item analyses and internal consistency in a

large population. British Journal of Psychiatry, 179, 540-544.

Olesen, J., Bousser, M-G., Diener, H-C., Dodick, D., First, M., Goadsby, P. J.,

et al. (2004) The International Classification Of Headache Disorders, 2nd

Edition. Cephalalgia, 24, 1-151.

Paemeleire, K. (2005) Medication- overuse Headache. Migraine Contact, 3, 12-

14.

Rainero, I., Ferrero, M., Rubino, E., Valfrè, W., Pellegrino, M., Arvat, E.,

et al. (2006) Endocrine Function Is Altered in Chronic Migraine Patients

with Medication-Overuse. Headache, 46, 597-603.

Saper, J. R., Hamel, R. L., & Lake, A. E. (2005) Medication-overuse headache

Page 57: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

51

(MOH) is a biobehavioural disorder. Cephalalgia, 25, 545-546.

Saper, J. R., & Lake, A. E. (2006) Medication-overuse headache: type I and

type II. Cephalalgia, 26, 1262.

Scher, A. I., Midgette, L. A., & Lipton, R. B. (2008) The Chronification of

Headache. Risk Factors for Headache Chronification. Headache, 48, 16-

25.

Silberstein, S. D., Olesen, J., Bousser, M-G., Diener, H-C., Dodick, D., First, M.,

et al. (2005) The International Classification of Headache Disorders, 2nd

Edition (ICHD-II) – revision of criteria for 8.2 Medication-overuse

headache. Cephalalgia, 25, 460-465.

Skinner, E. A., Edge, K., Altman, J., & Sherwood, H. (2003) Searching for the

Structure of Coping: A Review and Critique of Category Systems for

Classifying Ways of Coping. Psychological Bulletin, 129(2), 216-269.

Snaith, R. P. (2003) The Hospital Anxiety And Depression Scale. Health and

Quality of Life Outcomes, 1, 1-4.

Spinhoven, PH., Ormel, J., Sloekers, P. P. A., Kempen, G. I. J. M., Speckens,

A. E. M., & Van Hemert, A. M. (1997) A validation study of the Hospital

Anxiety and Depression Scale (HADS) in different groups of Dutch

subjects. Psychological Medicine, 27, 363-370.

Stewart, W. F., Lipton, R. B., Kolodner, K. B., Sawyer, J., Lee, C., & Liberman,

J. N. (2000) Validity of the Migraine Disability Assessment (MIDAS)

score in comparison to a diary-based measure in a population sample of

migraine sufferers. Pain, 88, 41-52.

Stewart, W. F., Lipton, R. B., Whyte, J., Dowson, A., Kolodner, K. B.,

Liberman,J. N., et al. (1999) An international study to assess

reliability of the Migrain Disability Assessment (MIDAS) score.

Neurology, 53, 988-994.

Stovner, L. J., Zwart, J.-A., Hagen, K., Terwindt, G. M., & Pascual, J. (2006)

Page 58: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

52

Epidemiology of headache in Europe. European Journal of Neurology,

13, 333-345.

Sullivan, M. J., Bishop, S. R., & Pivik, J. (1995) The Pain Catastrophizing Scale:

Development and Validation. Psychological Assessment, 7 (4), 524-532.

Van Damme, S., Crombez, G., Bijttebier, P., Goubert, L., & Van Houdenhove,

B. (2002) A confirmatory factor analysis of the Pain Catastrophizing

Scale: invariant factor structure across clinical an non-clinical

populations. Pain, 96, 319-324.

Van Damme, S., Crombez, G., & Eccleston, C. (2004) Disengagement from

pain: the role of catastrophic thinking about pain. Pain, 107, 70-76.

Viane, I., Crombez, G., Eccleston, C., Devulder, J., & De Corte, W. (2004)

Acceptance of the unpleasant reality of chronic pain: effects upon

attention to pain and engagement with daily activities. Pain, 112, 282-

288.

Viane, I., Crombez, G., Eccleston, C., Poppe, C., Devulder, J., Van

Houdenhove, B., et al. (2003) Acceptance of pain is an

independent predictor of mental well-being in patients with chronic pain:

empirical evidence and reappraisal. Pain, 106, 65-72.

Vincent, M., & Hadjikhani, N. (2007) Headache Medicine in Brazil: Review.

Headache, 47, 820-833.

Zwart, J. A., Dyb, G., Hagen, K., Svebak, S., & Holmen, J. (2003) Analgesic

use: A predictor of chronic pain and Medication-overuse headache. The

Head-HUNT Study. Neurology, 61, 160-164.

Page 59: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

Bijlagen Bijlage 1: Goedkeuring ethisch comité

Bijlage 2: Algemene vragenlijst

Bijlage 3: Migraine Disability Assessment Questionnaire

Bijlage 4: Hospital Anxiety and Depression Scale

Bijlage 5: Pain Catastrophizing Scale – Dutch Version

Bijlage 6: Pain Solutions Questionnaire

Bijlage 7: Pain Medication Attitude Questionnaire

Bijlage 8: Ziekte Cognitie Lijst

Bijlage 9: Begeleidende brief en informatiebrief

Bijlage 10: Informed consent

Page 60: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 1: Goedkeuring ethisch comité

Page 61: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 2: Algemene vragenlijst

Geboortedatum : ____/__/ 19__

Datum vandaag : __ __/__ __/ 20_ _

Geslacht: MAN VROUW

Wat is uw huidige burgerlijke staat? Ongehuwd

Gehuwd / samenwonend

Gescheiden

Weduwe / weduwnaar

Wat is uw hoogst genoten schoolopleiding? Lager onderwijs (tot 12 jaar)

Lager secundair onderwijs (tot 15 jaar)

Hoger secundair onderwijs (tot 18 jaar)

Hoger onderwijs (langer dan 18 jaar)

Wat is uw beroep? huisvrouw/-man arbeid(st)er bediende vrij beroep hoger kader ander beroep

Verricht u momenteel (betaald) werk? (meerdere antwoorden mogelijk)

werkloos

betaald werk voor ____ uur per week

onbetaald werk (vrijwilligerswerk) voor ____ uur per week

school of studie voor ____ uur per week

huisvrouw/-man

mutualiteitsuitkering omwille van de hoofdpijn, sinds:

Page 62: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 2 -

invaliditeitsuitkering omwille van de hoofdpijn, sinds:

er loopt een juridische procedure (bv. Arbeidsongeval)

gepensioneerd

Indien werkend: is uw werk lichamelijk inspannend?

ja, vermoeiend: ja / nee

nee

Indien u momenteel niet werkt of een deeltijdse baan hebt, is dit te wijten aan de hoofdpijn? ja

nee

Duur van de hoofdpijn sinds het allereerste begin van de pijn:

______ jaar, ______ maand, ______ weken

Hoe is uw hoofdpijn ontstaan? plotseling

geleidelijk

Diagnose: ___________________________

Page 63: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 3: Migraine Disability Assessment Questionnaire

Page 64: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 4: Hospital Anxiety and Depression Scale

H.A.D.S.

A.S. Zigmond en R.P. Snaith

Artsen zijn er zich van bewust dat de emoties een belangrijke rol spelen bij ziekte. Als uw arts meer weet over uw gevoelens zal hij of zij beter in staat zijn u te helpen. Deze vragenlijst dient als hulpmiddel om te weten te komen hoe u zich voelt. Lees iedere vraag goed door en geef uw antwoord aan met een kruisje in het hokje dat het beste weergeeft hoe u zich gedurende de laatste week gevoeld heeft. Denk niet te lang na over uw antwoord. Het gaat bij al deze uitspraken over uw eigen indruk. Er bestaan geen foute antwoorden, elk antwoord is goed, zolang het maar uw eigen indruk weergeeft.

Ik voel me gespannen: Ik heb het gevoel dat alles moeizamer gaat:

Meestal Bijna altijd

Vaak Heel vaak

Af en toe, soms Soms

Helemaal niet Helemaal niet

Ik geniet nog steeds van de dingen waar ik Ik heb een soort angstig, gespannen gevoel in

vroeger van genoot: mijn buik:

Zeker zo veel Helemaal niet

Niet zo veel als vroeger Soms

Weinig Vrij vaak

Haast helemaal niet Heel vaak

Ik krijg een soort angstgevoel alsof er elk Het interesseert me niet hoe ik er uit zie:

moment iets vreselijks zal gebeuren: Inderdaad, helemaal niet meer

Page 65: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 2 -

Heel zeker en vrij erg Niet meer zoveel als eigenlijk zou moeten

Ja, maar niet zo erg Het interesseert me wel, maar iets minder dan

Een beetje, maar ik maak me er geen vroeger

zorgen over Het interesseert me nog net zoveel als vroeger

Helemaal niet

Ik kan lachen en de dingen van de vrolijke Ik ben onrustig en voel dat ik iets te doen moet

kant zien: hebben:

Net zo veel als vroeger Inderdaad, heel duidelijk

Niet zo goed als vroeger Duidelijk

Beslist niet zo veel als vroeger Enigszins

Helemaal niet Helemaal niet

Ik voel me vaak ongerust: Ik verheug me vantevoren op dingen die komen gaan:

Heel erg vaak Net zoveel als vroeger

Vaak Een beetje minder dan vroeger

Af en toe maar niet vaak Veel minder dan vroeger

Heel soms Bijna nooit

Ik voel me opgewekt: Ik raak plotseling in paniek:

Helemaal niet Inderdaad, zeer vaak

Heel af en toe Tamelijk vaak

Soms Soms

Meestal Helemaal nooit

Page 66: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 3 -

Ik kan best rustig zitten en me ontspannen: Ik kan van een goed boek genieten, of van zoiets zoals

Jazeker een radio- of televisieprogramma:

Meestal Vaak

Af en toe Tamelijk vaak

Helemaal niet Af en toe

Heel zelden

Wilt u nu controleren of u alle vragen beantwoord hebt

Adapted and translated, with permission, by Dr. B. Bonke and Drs. A.W. Serlie

Page 67: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 5: Pain Catastrophizing Scale – Dutch Version

PCS

Iedereen ervaart wel eens pijn in zijn leven, zoals hoofdpijn, tandpijn, gewrichts- of spierpijn. Mensen komen ook vaak in situaties terecht die pijn veroorzaken zoals een behandeling bij de tandarts of een chirurgische ingreep.

Wij zijn geïnteresseerd in de soort gedachten en gevoelens die u ervaart als u pijn hebt. In de onderstaande lijst staan dertien beweringen die verschillende gedachten en gevoelens beschrijven die mogelijk met pijn te maken hebben. Probeer aan te geven in welke mate deze gedachten en gevoelens ook voor u van toepassing zijn. Maak daarbij gebruik van de volgende puntenschaal.

0 – helemaal niet 1 – in lichte mate 2 – in zekere mate 3 – in grote mate 4 – altijd

Als ik pijn heb…

1. vraag ik mij voortdurend af of de pijn wel zal ophouden.

2. voel ik dat ik zo niet verder kan.

3. is dat verschrikkelijk en denk ik dat het nooit beter zal worden.

4. is dat afschuwelijk en voel ik dat de pijn mij overweldigt.

5. voel ik dat ik het niet meer uithoud.

6. word ik bang dat de pijn erger zal worden.

7. blijf ik denken aan andere pijnlijke gebeurtenissen.

8. verlang ik hevig dat de pijn weggaat.

9. kan ik de pijn niet uit mijn gedachten zetten.

10. blijf ik eraan denken hoeveel pijn het wel doet.

11. blijf ik denken hoe graag ik zou willen dat de pijn ophoudt.

12. is er niets dat ik kan doen om de intensiteit van de pijn te verminderen.

13. vraag ik mij af of er iets ernstig kan gebeuren.

Page 68: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 6: Pain Solutions Questionnaire

PaSol

De Vlieger P., Van den Bussche, E., Viane I. & Prof. Dr. Crombez G.(2004) Mensen die pijn ervaren, gaan hier op verschillende manieren mee om. Wij zouden willen nagaan hoe u met uw pijn omgaat. Hieronder vindt u een lijst met uitspraken. Zou u voor elk van deze uitspraken willen aangeven in welke mate deze uitspraken de afgelopen 4 weken voor u van toepassing zijn. Omcirkel daartoe het cijfer rechts van elke uitspraak van 0 ‘helemaal niet van toepassing’ tot 6 ‘helemaal van toepassing’. 0 1 2 3 4 5 6

helemaal niet helemaal

van toepassing van toepassing

1. Ook als ik hevige pijn heb, vind ik mijn leven nog zinvol

0 1 2 3 4 5 6

2. Zelfs bij hevige pijn, zie ik nog een uitweg

0 1 2 3 4 5 6

3. Ik probeer te leven met mijn pijn

0 1 2 3 4 5 6

4. Ik kan leven met de gedachte dat er geen afdoende oplossing bestaat voor mijn pijn

0 1 2 3 4 5 6

5. Ik kan aanvaarden dat ik geen meester ben over mijn pijn

0 1 2 3 4 5 6

6. Ik heb er vertrouwen in dat ze een oplossing zullen vinden voor mijn pijn

0 1 2 3 4 5 6

7. Ik blijf zoeken naar manieren om mijn pijn onder controle te krijgen

0 1 2 3 4 5 6

8. Ondanks de pijn probeer ik het beste van mijn leven te maken

0 1 2 3 4 5 6

9. Ik kan er mee leven dat er geen oplossing is voor mijn pijn

0 1 2 3 4 5 6

10. Ik doe er alles aan om van de pijn verlost te zijn.

0 1 2 3 4 5 6

11. Ik blijf zoeken naar een oplossing voor mijn pijn

0 1 2 3 4 5 6

12. Ik heb er veel voor over om geen pijn meer te hebben.

0 1 2 3 4 5 6

13. De pijn krijgt me niet klein 0 1 2 3 4 5 6

Page 69: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 7: Pain Medication Attitude Questionnaire

PMAQ

nooit bijna zelden soms bijna altijd

nooit altijd

1. Ik ben bezorgd om verslaafd te worden aan mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

2. Ik vertrouw op mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

3. Ik ben bezorgd over hoe andere mensen mijn gebruik van pijnmedicatie zien 0 1 2 3 4 5

4. Ik heb zorgen over de bijwerkingen van mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

5. Ik ben bezorgd dat ik meer pijnmedicatie nodig zal hebben in de toekomst 0 1 2 3 4 5

6. Ik ben bezorgd dat ik bij verschillende artsen verschillende informatie kreeg over mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

7. Ik ben bezorgd dat ik enkele ontwenningsverschijnselen zal ervaren wanneer ik stop met mijn medicatie 0 1 2 3 4 5

8. Ik ben bezorgd dat langdurig medicatiegebruik tot verslaving zal leiden 0 1 2 3 4 5

9. Ik vrees dat mijn pijmedicatie kan opraken 0 1 2 3 4 5

10. Ik probeer te verbergen dat ik pijnmedicatie gebruik 0 1 2 3 4 5

11. Ik ben bezorgd dat mijn pijnmedicatie een effect heeft op mijn denkvermogen 0 1 2 3 4 5

12. Ik ben bezorgd dat mijn pijnmedicatie niet meer zal werken 0 1 2 3 4 5

Page 70: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 2 -

13. Mijn arts begrijpt mijn pijnmedicatie volledig 0 1 2 3 4 5

14. Ik ben bang om me ziek te voelen wanneer ik mijn pijnmedicatie beëindig 0 1 2 3 4 5

15. Ik vrees dat ik een verslaafde aan het worden ben 0 1 2 3 4 5

16. ik zou mijn pijnmedicatie niet willen verminderen 0 1 2 3 4 5

17. Andere mensen steunen mijn gebruik van pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

18. Ik ben bang dat ik niet voldoende weet over bijwerkingen 0 1 2 3 4 5

19. ik vrees dat ik uiteindelijk geen pijnmedicatie meer zal hebben die de pijn zal verhelpen 0 1 2 3 4 5

20. ik vertrouw erop dat mijn arts me de correcte dosis voorschrijft 0 1 2 3 4 5

21. Ik ben bezorgd het stoppen van mijn pijnmedicatie me wat schade zal berokkenen 0 1 2 3 4 5

22. Ik ben bang dat ik de controle zal verliezen over het gebruik van mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

23. Ik zou zonder mijn pijnmedicatie kunnen 0 1 2 3 4 5

24. Ik ben bezorgd dat andere mensen me als een verslaafde zullen zien 0 1 2 3 4 5

25. Ik vind het moeilijk om de bijwerkingen van mijn pijnmedicatie te verdragen 0 1 2 3 4 5

26. Het baart me zorgen dat ik de dosis moet verhogen om dezelfde pijnvermindering te ervaren 0 1 2 3 4 5

27. Mijn arts vertelt me alles over mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

28. Ik zou eerder verkiezen mijn pijnmedicatie te blijven innemen, dan ontwenning te ervaren 0 1 2 3 4 5

29. Ik ben bezorgd dat ik misschien verslaafd ben aan mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

30. Ik voel dat ik meer pijnmedicatie nodig heb dan mijn arts me geeft 0 1 2 3 4 5

31. Het moeten nemen van mijn pijnmedicatie brengt me in verlegendheid 0 1 2 3 4 5

32. Ik heb overwogen het innemen van mijn pijnmedicatie te stoppen omwille van de bijwerkingen 0 1 2 3 4 5

33. Ik moet mijn gebruik van pijnmedicatie beperken in geval mijn pijn in de toekomst verergert 0 1 2 3 4 5

34. Ik ben bang dat ik de verkeerde pijnmedicatie voorgeschreven krijg 0 1 2 3 4 5

Page 71: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 3 -

35. Ik ben bang om mijn medicatie te vlug te verminderen 0 1 2 3 4 5

36. Ik wil mijn pijnmedicatie vaker innemen dan voorgeschreven 0 1 2 3 4 5

37. Ik ben bezorgd wat anderen denken over mijn gebruik van pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

38. Ik ben bezorgd om beschadiging van mijn interne organen door mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

39. Uiteindelijk zal ik geen pijnmedicatie meer hebben die ik kan gebruiken om mijn pijn te verlichten 0 1 2 3 4 5

40. Ik heb vertrouwen in het advies en management mijn arts met betrekking tot mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

41. Ik vind ontwenningsverschijnselen ondraaglijk 0 1 2 3 4 5

42. Ik ben afhankelijk van mijn pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

43. Andere mensen begrijpen mijn gebruik van pijnmedicatie 0 1 2 3 4 5

44. Ik vind het moeilijk om bijwerkingen van mijn medicatie te verdragen 0 1 2 3 4 5

45. Ik voel me tevreden over de informatie die mijn arts me geeft over medicatie 0 1 2 3 4 5

46. Zonder medicatie zou mijn pijn ondraaglijk zijn 0 1 2 3 4 5

47. Mensen aanvaarden dat ik pijnmedicatie moet nemen 0 1 2 3 4 5

Page 72: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 8: Ziekte Cognitie Lijst

ZIEKTE-COGNITIE-LIJST

Evers, A.W.M. & Kraaimaat, F.W. (1998)

Instructie:

Op de volgende bladzijde vindt u een lijst met diverse uitspraken van mensen

met een langdurige ziekte. Wij willen u vragen aan te geven in welke mate u het

met deze uitspraken eens bent. U doet dit door één van de

antwoordmogelijkheden achter de uitspraak te omcirkelen.

Hieronder vindt u een voorbeeld van de manier waarop u de uitspraken kunt

beantwoorden.

Voorbeeld:

Als u het in sterke mate eens bent met de onderstaande uitspraak, dan

omcirkelt u het getal 3:

niet een in sterke helemaal

beetje mate

Ik heb met de ziekte leren leven. 1 2 3 4

Op deze manier werkt u de gehele lijst uitspraak voor uitspraak af. Denkt u niet

te lang na en geef uw eerste indruk; die is meestal de beste.

Page 73: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 2 -

ZIEKTE-COGNITIE-LIJST

In welke mate bent u ermee eens? niet een in sterke

helemaal

beetje mate

1. Door mijn ziekte mis ik de dingen die ik het liefst doe. . 1 2 3 4

2. Ik kan de problemen, die de ziekte met zich mee brengt aan. 1 2 3 4

3. Ik heb met de ziekte leren leven. . . . .1 2 3 4

4. Het omgaan met mijn ziekte heeft mij sterker gemaakt. .1 2 3 4

5. Mijn ziekte beheerst mijn leven. . . . .1 2 3 4

6. Ik heb een heleboel geleerd door mijn ziekte. . . 1 2 3 4

7. Mijn ziekte geeft me soms het gevoel nutteloos te zijn. .1 2 3 4

8. Door mijn ziekte ben ik het leven meer gaan waarderen. .1 2 3 4

9. Mijn ziekte houdt mij ervan af om te doen wat ik graag

zou willen doen. . . . . . . .1 2 3 4

10. Ik heb de beperkingen van mijn ziekte leren aanvaarden. 1 2 3 4

11. Achteraf gezien, hebben er door mijn ziekte ook

positieve veranderingen in mijn leven plaats gevonden. . 1 2 3 4

Page 74: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 3 -

12. Mijn ziekte beperkt me in alle dingen die belangrijk

voor me zijn. . . . . . . .1 2 3 4

13. Ik kan mijn ziekte goed accepteren. 1 2 3 4

14. Ik denk dat ik de problemen van mijn ziekte aan kan,

zelfs als de ziekte erger wordt. 1 2 3 4

15. Door mijn ziekte voel ik mij vaak hulpeloos. 1 2 3 4

16. Mijn ziekte heeft mij geholpen te realiseren wat

belangrijk is in het leven. 1 2 3 4

17. Ik kan goed met mijn ziekte omgaan. 1 2 3 4

18. Mijn ziekte heeft mij geleerd meer van het moment

te genieten. 1 2 3 4

Page 75: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 9: Begeleidende brief en informatiebrief

POLIKLINIEK VOOR NEUROLOGIE 1K12

- De Pintelaan 185

Dir.: Prof. Dr. P. BOON B-9000 Gent

Tel: 09-240.64.80

Prof. Dr. K. Paemeleire

Betreft: Onderzoek Medication-overuse headache

Geachte Mevrouw,

Geachte Heer,

U weet beter dan wie ook dat hoofdpijn een grote impact heeft op het dagelijkse leven. De ondraaglijke pijn die een aanval met zich meebrengt zijn vaak een zware last. En dit niet alleen gedurende uw dagdagelijkse bezigheden, maar ook tijdens uw vrijetijdsbesteding. Soms stuit u wellicht ook op onbegrip vanuit uw omgeving, omdat men het vaak moeilijk heeft om te begrijpen wat u meemaakt.

Onderzoek naar Medication-overuse headache is schaars. De afdeling Experimenteel-Klinische en Gezondheidspsychologie van de Universiteit Gent zal in samenwerking met de polikliniek onderzoek verrichten naar de wijze waarop hoofdpijnpatiënten omgaan met hun pijn en de invloed van pijnstillende medicatie op de ervaren pijn.

Page 76: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 2 -

Het uiteindelijke doel van de studie is de zorgen rond medicatiegebruik bij hoofdpijnpatiënten in kaart te brengen, evenals de ervaren hoofdpijn en de invloed daarvan op het dagelijks leven. De resultaten van deze studie zullen aanwijzingen opleveren voor de verbetering van de behandeling van patiënten met hoofdpijn.

In bijlage vindt u naast dit begeleidend schrijven ook de bundel vragenlijsten en het toestemmingsformulier.

Als u bereid bent deel te nemen aan dit onderzoek, kan u dit doen door bijgaande bundel vragenlijsten in te vullen. Deze zal ongeveer 1 uur van uw tijd in beslag nemen. Mogen wij u vragen om de ingevulde bundel vragenlijsten, samen met het toestemmingsformulier, in de gefrankeerde envelop terug te sturen. De door u verstrekte gegevens zullen vertrouwelijk worden verwerkt.

Met vriendelijke groeten,

Prof. Dr. Koen Paemeleire

Page 77: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 3 -

Page 78: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 4 -

Page 79: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 5 -

Page 80: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 6 -

Page 81: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 1 -

Bijlage 10: Informed consent

Page 82: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken

- 2 -

Page 83: OVERGEBRUIK VAN PIJNSTILLENDE MEDICATIE ALS BRON VAN …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/392/057/RUG01-001392057... · 2010-06-07 · Onderzoeksbevindingen: Patiënten met MOH lijken