Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Projectnummer: 13-06
Projectverslag
EMP-project Versterken van de selecterende functie van het eerste bachelorjaar Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht en Criminologie
Faculteit der Rechtsgeleerdheid, augustus 2007
Opgesteld door: mw. drs. I.J. van den Oord (Faculteit der Rechtsgeleerdheid / Onderwijscentrum VU)
en dr. mr. W. Huisman (Faculteit der rechtsgeleerdheid)
2
Inhoudsopgave
Samenvatting................................................................................................................................................. 2
1 Inleiding, opzet, doelen en structuur ...................................................................................................... 3
2 Beschrijving van de uitgevoerde activiteiten en resultaten.................................................................... 5
3 Evaluatie van de activiteiten en van de resultaten.................................................................................. 8
4 Conclusies .............................................................................................................................................. 9
Bijlagen:
1 Projectaanvraag.................................................................................................................................... 10
2 Eindtermen eerste bachelorjaar Rechtsgeleerdheid (B1) ..................................................................... 24
3 Eindtermen eerste bachelorjaar Criminologie (BC1)........................................................................... 29
4 Selectie-instrumenten........................................................................................................................... 35
5 Aanpassing B1-curriculum................................................................................................................... 39
6 Aanpassing BC1-curriculum................................................................................................................ 42
7 Checklist voor eerstejaarsvakken......................................................................................................... 46
8 Studiebegeleiding................................................................................................................................. 49
9 Definiëring van studieadvieskleuren.................................................................................................... 59
10 Invoeren van een BSA ......................................................................................................................... 63
11 Eerste uitwerking vervolgproject ‘Implementatie en evaluatie selectiemaatregelen B1/BC1’............ 71
12 Aandachtspunten vervolgproject B2/B3 .............................................................................................. 75
3
Samenvatting
Het bestuur van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid streeft naar meer kwaliteit: kwaliteit van de
eerstejaarscurricula als geheel, onderwijs, toetsen, studiebegeleiding, maar ook die van studenten.
Door de dalende onderwijsrendementen en stijgende studentenaantallen ziet het faculteitsbestuur zich
genoodzaakt maatregelen te nemen om studenten met weinig kans van slagen binnen één jaar met de
opleiding te laten stoppen en de overige studenten zoveel mogelijk te stimuleren zich optimaal te
ontwikkelen. Binnen het project ‘EMP-selectie’ zijn onder leiding van de portefeuillehouder onderwijs
van het faculteitsbestuur door een breed samengestelde projectgroep en onder begeleiding van de
Vaste Commissie voor Onderwijs (VCO)1 en het Onderwijscentrum VU plannen ontwikkeld die in het
studiejaar 2007-2008 worden geïmplementeerd en geëvalueerd door nagenoeg dezelfde projectgroep.
Deze plannen hebben betrekking op de verbetering van de curricula en studiebegeleiding in het eerste
jaar en de introductie van aangescherpte eisen voor studievoortgang. De maatregelen dienen ertoe te
leiden dat minimaal 70% van de studenten die het eerste jaar behalen binnen vier jaar het
bachelordiploma behaalt en minimaal 85% binnen zes jaar.
1 In de VCO zijn de opleidingscommissies van alle facultaire opleidingen vertegenwoordigd.
4
1. Inleiding, opzet, doelen en structuur
1.1 Inleiding
De Faculteit der Rechtsgeleerdheid heeft al lange tijd te kampen met lage onderwijsrendementen en
heeft hierop bij visitaties en een accreditatie kritiek gekregen. Daarnaast is de instroom van nieuwe
studenten aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid in de afgelopen drie jaar verdubbeld en zijn de
onderwijsrendementen verder gedaald. Er zijn dus meer studenten die het minder goed doen. Een
andere ontwikkeling is dat het aandeel eerstejaarsstudenten dat elders een negatief bindend
studieadvies (BSA) heeft gekregen in twee jaar is gestegen van 9% naar 22%, waarbij opgemerkt kan
worden dat de studieresultaten van deze groep zeer matig zijn. Deze ontwikkelingen bevestigen de
binnen de faculteit breed gedragen noodzaak de selecterende functie van het eerste jaar te versterken.
Het faculteitsbestuur wil echter niet louter op basis van het aantal behaalde studiepunten selecteren,
maar wil de selectie baseren op een inhoudelijke, valide en betrouwbare beoordeling van de
geschiktheid van de student voor de gekozen opleiding. Daarvoor vindt het faculteitsbestuur het nodig
om in het eerste jaar die zaken te onderwijzen en toetsen, die zowel de student als de opleiding goed
inzicht geven in de geschiktheid van de student voor de gehele opleiding. Het project ‘EMP-Selectie’,
is een omvangrijk project geworden, waaraan door een grote groep betrokkenen succesvol is gewerkt.
1.2 Opzet
Om de selecterende functie van het eerste jaar te kunnen versterken zijn binnen het project
verschillende activiteiten ondernomen, zoals reeds gepland in de Projectaanvraag (zie bijlage 1), maar
enigszins aangepast. Deze activiteiten hebben geleid tot een aantal beleidsplannen en deels reeds tot
uitvoering van de plannen (zie paragraaf 2).
1.3 Doelen
In de oorspronkelijke projectaanvragen zijn de doelen reeds opgesomd. Aan het begin van het project
zijn er nog enkele wijzigingen doorgevoerd, wat geleid heeft tot de volgende set doelstellingen:
1. te beschikken over eindtermen voor het eerste bachelorjaar en cruciale competenties die een
geschikte student na een jaar zou moeten bezitten en op basis waarvan selectie plaats kan vinden,
2. helder te hebben met behulp van welke instrumenten (toetsvormen) en op welke momenten
geselecteerd kan worden,
3. helder te hebben welke veranderingen in het curriculum nodig zijn in het licht van de eindtermen
van het eerste bachelorjaar en de cruciale competenties,
4. te beschikken over een opzet voor herziening van specifieke (door het faculteitsbestuur
aangewezen) programmaonderdelen (op zowel opzet en inhoud van vakken als werk- en
toetsvormen),
5. bepaald te hebben op welke momenten welke soorten adviezen aan studenten worden gegeven en
wat de consequenties zijn van die adviezen,
6. helder te hebben welke maatregelen genomen kunnen worden om de kwaliteit van
studiebegeleiding te verbeteren en hoe deze geïmplementeerd kunnen worden,
7. helder te hebben welke formele regels met betrekking tot studievoortgang (bij voorkeur in de
vorm van een bindend studieadvies) nodig zijn om de selecterende functie van het eerste jaar te
versterken en hoe deze geïmplementeerd kunnen worden,
8. te beschikken over een plan van aanpak om de maatregelen om de selecterende functie te
versterken te kunnen implementeren en evalueren.
9. te beschikken over een plan van aanpak om de kwaliteit van het tweede en derde bachelorjaar van
de drie opleidingen te kunnen verbeteren.
1.4 Structuur
Binnen het project is gewerkt met een kerngroep, een projectgroep en een begeleidingscommissie. In
de kerngroep (bestaande uit de portefeuillehouder onderwijs, enkele medewerkers van Bureau
Onderwijs en een medewerker van Onderwijscentrum VU) werden de meeste beleidsstukken
voorbereid en werd wekelijks overleg gevoerd over de voortgang van het project. In de projectgroep,
waarvan de leden van kerngroep deel uitmaakten, werden conceptstukken besproken. De projectgroep
bestond verder uit docenten van de afdelingen en secties die betrokken zijn bij het onderwijs in het
5
eerste jaar en een student. De projectgroep is ongeveer eens per maand bij elkaar gekomen. Buiten de
vergaderingen om hebben groepjes projectgroepleden enkele specifieke beleidsstukken voorbereid,
overleg gevoerd met collegadocenten over wijzigingen in het curriculum en begeleiding geboden bij
herziening van specifieke studieonderdelen. De begeleidingscommissie, bestaande uit de leden van de
opleidingscommissies (Vaste Commissie voor Onderwijs, VCO), is in totaal vijf keer bij elkaar
geweest en heeft de projectgroep geadviseerd over beleidsstukken, voordat deze aan het
faculteitsbestuur werden voorgelegd. Deze groep mensen (docenten en studenten) kregen als
opleidingscommissies zijnde nadien steeds nog de mogelijkheid om het faculteitsbestuur rechtstreeks
te adviseren ten aanzien van de bijgestelde versies van de stukken. Op deze wijze was de
betrokkenheid groot, wat ertoe geleid heeft dat de genomen beslissingen breed gedragen worden.
Samenstelling projectgroep (kerngroep in grijze blok)
Wim Huisman Projectleider, portefeuillehouder onderwijs FB
Rob van Bogget Hoofd Bureau Onderwijs
Ingrid van den Oord Beleidsmedewerker onderwijs
Zwanette Tobi Beleidsmedewerker onderwijs
Ed Bosschaart / Ingrid van den Oord Adviseur Onderwijscentrum VU
Lieke Coenraad Universitair hoofddocent afdeling Privaatrecht
Bas de Wilde Docent sectie Strafrecht
Jan Willem Sap Universitair hoofddocent afdeling Internationaal recht en
rechtsvergelijking
Wouter Veraart Universitair docent afdeling Rechtstheorie en -geschiedenis
Hemme Battjes Universitair docent afdeling Staats- en bestuursrecht
Guillaume Beijers Universitair docent sectie Criminologie
Els de Jong Studentlid FSR
Pim Koenen Studieadviseur en onderwijscoördinator Criminologie
Mariëlle Klerks Studieadviseur Rechtsgeleerdheid en Notarieel recht
6
2. Beschrijving van de uitgevoerde activiteiten en resultaten
2.1 Kernvragen
Aan het begin van het project zijn de doelen vertaald in een aantal kernvragen:
1. Wat moet een student aan het einde van het eerste jaar kunnen om een betrouwbare inschatting te
kunnen maken van zijn kans om de bacheloropleiding tijdig af te maken?
2. Hoe kan het eerste jaar zo ingericht worden dat al die competenties ook in voldoende mate worden
onderwezen en getoetst?
3. Hoe kunnen we studenten zo adviseren en begeleiden dat we zoveel mogelijk studenten die in de
huidige situatie ergens is de bacheloropleiding uitvallen, voortaan tijdens het eerste jaar van
inschrijving al laten stoppen? En daarnaast: hoe kunnen we studenten met voldoende aanleg voor
de cruciale vaardigheden zo adviseren en begeleiden dat ze ook studiesucces ervaren?
4. Welke consequenties worden verbonden aan de beoordeling van de geschiktheid van de student?
Vervolgens zijn deze vier kernvragen uitgewerkt binnen de projectgroep wat geleid heeft tot een aantal
beleidsdocumenten, die tevens als bijlage bij dit verslag zijn bijgevoegd.
2.2 Hoofdactiviteiten
Per kernvraag wordt hieronder toegelicht tot welke hoofdactiviteiten dit heeft geleid en welke
resultaten dit heeft opgeleverd.
2.2.1 Wat moet een student aan het einde van het eerste jaar kunnen om een betrouwbare
inschatting te kunnen maken van zijn kans om de bacheloropleiding tijdig af te maken?
De Faculteit der Rechtsgeleerdheid heeft in de Onderwijs- en examenregelingen van de verschillende
bacheloropleidingen opgenomen wat de eindtermen zijn van de opleidingen als geheel. Voor het eerste
jaar bestonden er echter nog geen eindtermen. De projectgroep was van mening dat om te kunnen
bepalen wat een geschikte student moet weten en kunnen, eerst eindtermen geformuleerd moesten
worden voor de eerste jaren van de opleidingen (zie notitie Eindtermen B1 Rechtsgeleerdheid en
Eindtermen B1 Criminologie, bijlagen 2 en 3). Daarnaast was de projectgroep van mening dat een
geschikte student niet per definitie alle eindtermen (en dus 60 studiepunten) moet hebben binnen een
jaar. Volgens de projectgroep is een geschikte student te herkennen aan zijn houding en de wijze
waarop hij leert en het geleerde presenteert. Dit heeft geleid tot een set cruciale competenties voor een
jurist en criminoloog, waarvan een student al in het eerste jaar voldoende blijk van dient te geven.
Deze betreffen: cognitieve, probleemoplossende, schriftelijke en studievaardigheden en voor
Criminologie tevens statistiekvaardigheden (zie notitie Selectie-instrumenten, bijlage 4).
2.2.2 Hoe kan het eerste jaar zo ingericht worden dat al die competenties ook in voldoende mate
worden onderwezen en getoetst?
De beantwoording van deze vraag heeft geleid tot een plan voor de herziening van het curriculum voor
het eerste bachelorjaar Rechtsgeleerdheid (zie notitie Aanpassing B1 Rechtsgeleerdheid, bijlage 5) en
Criminologie (zie notitie Aanpassing B1 Criminologie, bijlage 6). Dit plan is voornamelijk tot stand
gekomen onder leiding van de docentleden van de projectgroep. Belangrijke vernieuwingen in de
eerste bachelorjaren zijn een diagnostische taaltoets voor alle studenten en een wiskunde-
/statistiektoets voor studenten Criminologie aan het begin van het jaar, een nieuw vak Juridische
vaardigheden (ter vervanging van Project) voor de opleiding Rechtsgeleerdheid, een nieuwe Inleiding
in de rechtswetenschappen voor de opleidingen Rechtsgeleerdheid en Criminologie en beoordeling
van schriftelijke vaardigheden bij een aantal tentamens door de introductie van essayvragen.
Taaltoets en wiskunde-/statistiektoets
De diagnostische taaltoets zal VU-breed worden ingevoerd, waarbij de organisatie bij het Taalcentrum
VU ligt. In het studiejaar 2007-2008 neemt de faculteit deel aan een pilot, wat inhoudt dat alle
eerstejaarsstudenten deel kunnen nemen aan de toets. Studenten met een onvoldoende voor deze toets
zullen worden geadviseerd bepaalde cursussen te volgen bij het Centrum voor Studie en Loopbaan
(CSL). De wiskunde-/statistiektoets zal door de sectie Criminologie zelf ontwikkeld worden aan de
hand van vwo-wiskundemateriaal. Na de toets zal voor die studenten met een aanwijsbare
7
achterstanden op (delen van) de veronderstelde vwo-basiskennis wiskunde drie of vier
responsiecolleges worden georganiseerd.
Juridische vaardigheden
In het nieuwe vak Juridische vaardigheden, dat gedurende het hele eerste jaar zal lopen, zal
schrijfvaardigheidsonderwijs nog belangrijker zijn dan in het huidige Project en er zal een onderdeel
'Argumentatieleer' worden toegevoegd. Bovendien zullen alle toetsen individueel worden afgenomen.
Een aantal docentleden van de projectgroep is betrokken geweest bij de herziening van het vak door
tussentijds feedback te leveren op de uitvoering van de plannen.
Inleiding in de rechtswetenschappen
Bij het nieuwe inleidende vak komt de nadruk veel meer dan voorheen te liggen op een algemene
inleiding in het recht als een coherent geheel, op algemene begrippen en leerstukken, rechtsvinding,
interpretatiemethoden, rechtsbeginselen, internationaalrechtelijke aspecten, enz. Het vak zal een goede
theoretische voorbereiding zijn op de overige juridische vakken die in het eerste jaar worden
aangeboden. Criminologen zullen de juridische vakken in hun curriculum met meer voorkennis
kunnen starten. Een aantal docentleden van de projectgroep is betrokken geweest bij de herziening van
het vak door tussentijds feedback te leveren op de uitvoering van de plannen.
Overige vakken
Voor wat betreft de overige eerstejaarsvakken is door de projectgroep in kaart gebracht in hoeverre
deze vakken voldoen aan de randvoorwaarden zoals gesteld binnen de vastgestelde notities die het
project heeft opgeleverd. Hiervoor is gebruik gemaakt van een opgestelde checklist (zie Checklist voor
eerstejaarsvakken, bijlage 7). Belangrijke voorwaarden zijn dat altijd individueel wordt getoetst in een
gestandaardiseerde setting, gebruik wordt gemaakt van een beoordelingsprotocol bij het beoordelen
van tentamens, modeluitwerkingen van tentamenvragen voorafgaand aan de nabespreking op
Blackboard worden gezet, ongeveer twee weken voorafgaand aan de herkansing een responsiecollege
wordt georganiseerd en dat er zoveel mogelijk uitdagingen worden geboden aan goede studenten.
Essayvragen
Bij minimaal twee vakken in beide eerste jaren zal een essayvraag onderdeel uitmaken van het
tentamen en zal het antwoord hierop mede beoordeeld worden op schrijfvaardigheid. Er is reeds een
werkgroep, bestaande uit docenten en een beleidsmedewerker onderwijs, opgericht en aan de slag om
onder begeleiding van een medewerker van Taalcentrum VU tot afstemming te komen over de wijze
waarop essayvragen opgesteld en beoordeeld kunnen worden. Deze werkgroep maakt onderdeel uit
van het vervolgproject B1/BC1 (zie Eerste uitwerking vervolgproject B1/BC1, bijlage 13).
Roostering van tentamens
De hertentamens worden over het algemeen eerder ingeroosterd dan in de huidige situatie, om eerder
een beeld te hebben van de aanwezigheid van de cruciale competenties.
2.2.3 Hoe kunnen we studenten zo adviseren en begeleiden dat we zoveel mogelijk studenten die in
de huidige situatie ergens is de bacheloropleiding uitvallen, voortaan tijdens het eerste jaar
van inschrijving al laten stoppen? En daarnaast: hoe kunnen we studenten met voldoende
aanleg voor de cruciale vaardigheden zo adviseren en begeleiden dat ze ook studiesucces
ervaren?
Hiertoe is een gericht systeem van studiebegeleiding ontwikkeld (zie notitie Studiebegeleiding, bijlage
8), waarin een student twee maal in het eerste jaar een formeel advies krijgt over zijn geschiktheid
voor de studie. Deze notitie is met name tot stand gekomen onder leiding van de studieadviseurs. In
januari krijgen studenten op basis van de mate van beheersing van de cruciale vaardigheden (blijkend
uit de taaltoets, wiskunde-/statistiektoets, papers en tentamenresultaten) een eerste advies. Hierbij
wordt de metafoor van het verkeerslicht gehanteerd. Groen licht betekent dat de student goed bezig is
en deel mag nemen aan extra onderwijs (bijvoorbeeld bij Beginselen Europees recht). Oranje licht
betekent dat de student er nog hard aan moet trekken. Er zal een gesprek met deze student worden
gevoerd en de student zal worden gewezen op mogelijkheden om tekorten weg te werken. Rood licht
betekent dat de student wordt geadviseerd om te stoppen met de studie, aangezien het in de
8
verwachting ligt dat deze student aan het eind van het jaar een negatief (al dan niet bindend)
studieadvies zal krijgen. Aan het eind van het jaar krijgen studenten op basis van behaalde
studiepunten (waarin de cruciale vaardigheden voldoende worden weerspiegeld) een tweede advies:
positief (groen licht) of negatief (rood licht) (zie notitie Definiëring van de studieadvieskleuren,
bijlage 9).
Daarnaast is in de notitie Studiebegeleiding besloten dat studenten actiever doorverwezen worden naar
cursussen bij gebleken deficiënties, de namen van studenten met zeer slechte schrijfvaardigheid door
docenten gemeld worden bij de studieadviseurs, standaarduitwerkingen van tentamenvragen door
docenten op Blackboard worden geplaatst en dat er voor ieder vak voorafgaand aan de tweede kans
van ieder eerstejaarstentamen een responsiecollege georganiseerd wordt, waarin ingegaan wordt op de
veelgemaakte fouten bij het eerste tentamen.
2.2.4 Welke consequenties worden verbonden aan de beoordeling van de geschiktheid van de
student?
Om een antwoord te kunnen formuleren op deze vraag heeft de projectgroep onderzoek verricht naar
de regels omtrent studievoortgang bij andere juridische faculteiten in Nederland en bij andere
faculteiten van de VU. Het resultaat van dit onderzoek was dat de projectgroep aan het
faculteitsbestuur voorgesteld heeft een bindend studieadvies (BSA) in te voeren met ingang van het
studiejaar 2008-2009. De belangrijkste reden hiervoor is dat de kwaliteit van de instroom en daarmee
het onderwijs naar verwachting zal afnemen, naarmate steeds meer andere Nederlandse
Rechtenfaculteiten een BSA invoeren en de UVA met ingang van komend studiejaar de regels omtrent
het BSA zelfs aanscherpt en de VU hierin achterblijft. Het voorstel van de projectgroep voor het
invoeren van een BSA, dat mede tot stand is onder begeleiding van de VCO als
begeleidingscommissie, is reeds vastgesteld door het faculteitsbestuur (zie notitie Invoeren van een
BSA?, bijlage 10). Eind oktober 2007 zal de gezamenlijke vergadering de notitie nog goed dienen te
keuren alvorens overgegaan kan worden tot aanvraag van een BSA bij het College van Bestuur.
2.2.5. Communicatie
In de oorspronkelijke projectaanvraag was de communicatie over de ontwikkelde plannen niet
voorzien. In het project zijn uiteindelijk wel acties ondernomen om de plannen te communiceren.
Begin mei heeft het faculteitsbestuur een brief gestuurd aan alle afdelingshoofden om hen voor te
bereiden op de geplande veranderingen. Half mei heeft er daarnaast een onderwijsmiddag
plaatsgevonden, georganiseerd door de projectgroep, om de plannen die op dat moment beschikbaar
waren te presenteren en docenten en studenten uit commissies mee na te laten denken over de
implementatie van de plannen. De coördinatoren van de nieuw op te zetten vakken hebben begeleiding
ontvangen van de docenten van de projectgroep. De vakcoördinatoren van alle andere
eerstejaarsvakken hebben vervolgens, in juni, een checklist ontvangen met de kenmerken waaraan alle
eerstejaarsvakken moeten voldoen. Gedurende het project is een aantal keer een digitale nieuwsbrief
verstuurd waarin de meest recente plannen werden aangekondigd. Tenslotte is in augustus is een
voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd om de veranderingen in het studiejaar 2007-2008 met de
vakcoördinatoren te bespreken. Eerstejaarsstudenten worden op de nieuwe regels voorbereid via de
‘Wegwijzer eerstejaars’ en via de mentoren, die in hun training zijn voorgelicht over de
veranderingen.
2.2.6 Vervolg
In het komende studiejaar zullen alle plannen worden geïmplementeerd en geëvalueerd onder
begeleiding van de bestaande projectgroep (zie projectplan Implementatie en evaluatie
selectiemaatregelen B1/BC1, bijlage 11). Daarnaast zal op een nader te bepalen moment gestart
worden met een project om het tweede en derde bachelorjaar van beide opleidingen onder de loep te
nemen (zie Aandachtspunten vervolgproject B2/B3, bijlage 12). Het is niet mogelijk om hier direct in
september 2007 mee te beginnen, aangezien dan ook gestart wordt met het bekijken van de
masteropleidingen. Uitkomsten van dat project kunnen mede gevolgen hebben voor de opzet van het
tweede en derde bachelorjaar.
9
3. Evaluatie van de activiteiten en van de resultaten
3.1 Werkwijze
De werkwijze waarvoor binnen dit project is gekozen, is zeer succesvol gebleken. De samenstelling
van de projectgroep, waarbij de portefeuillehouder onderwijs van het faculteitsbestuur als projectleider
optrad (wat een wijziging inhield ten opzichte van de oorspronkelijke projectaanvraag) en docenten
van alle afdelingen en een lid van de facultaire studentenraad vertegenwoordigd waren, heeft ertoe
geleid dat geproduceerde stukken steeds op draagvlak konden rekenen binnen de gehele faculteit.
Hierdoor kon efficiënt worden gewerkt. Daarnaast wordt het thema van dit project ook als zeer
belangrijk ervaren binnen de faculteit, waardoor veel mensen bereid waren mee te denken en werken.
Doordat al snel gewerkt werd met een kerngroep, die wekelijks vergaderde en de planning in de gaten
hield en bijwerkte, was er voortdurend aandacht voor het project en was het meestal goed mogelijk de
planning te volgen.
Een activiteit die aanvankelijk niet was ingepland, maar wel nodig bleek te zijn, is de communicatie
met de faculteit. Achteraf gezien zou het prettig geweest zijn als de communicatie naar docenten toe
eerder had plaatsgevonden. De voorlichtingsbijeenkomst in augustus is georganiseerd omdat er onrust
bleek te bestaan onder docenten van het eerste jaar.
Een ander punt van verbetering is de inschatting van tijd die nodig is om vakken ter herzien. Het bleek
achteraf behoorlijk ambitieus te zijn geweest om in enkele maanden twee vakken, die onder
verantwoordelijkheid van één sectie, vielen te herzien. Doordat erg hard is gewerkt, is er heel wat
bereikt, maar de vakken zullen naar verwachting in het vervolgproject B1/BC1 nog verder ontwikkeld
moeten worden. De docenten van de projectgroep blijven hierbij betrokken.
3.2 Resultaten
De notities die het project heeft opgeleverd, zijn helder en volledig. Voor docenten en studenten is
duidelijk wat er van hen verwacht wordt. In het vervolgproject ‘Implementatie en evaluatie
selectiemaatregelen B1/BC1’ zal de projectgroep in nagenoeg gelijke samenstelling docenten
ondersteunen bij de implementatie van de verschillende maatregelen en zal uitgebreid worden
geëvalueerd of de veranderingen leiden tot een betere selectie.
10
4. Conclusies en aanbevelingen
Het project kan geslaagd genoemd worden. Alle geplande activiteiten zijn verricht en hebben geleid
tot duidelijke resultaten in de vorm van beleidsnotities die vastgesteld zijn door het faculteitsbestuur
en positief ontvangen zijn door de opleidingscommissies. De voorgenomen en deels voorbereide
maatregelen dienen te leiden tot verbetering van de kwaliteit van eerstejaarscurricula als geheel,
onderwijs, toetsen, studiebegeleiding en studenten. Aangezien de implementatie van de plannen niet
tot het project behoorde, kan nog niets gezegd worden over het effect van de geplande maatregelen en
of deze daadwerkelijk gaan leiden tot stijgende onderwijsrendementen na het behalen van het eerste
jaar. Implementatie en evaluatie van de plannen is ondergebracht in een vervolgproject, dat zonder
begeleiding van het Onderwijscentrum VU zal worden uitgevoerd.
11
Bijlage 1
Projecten Educatieve Middelen Pool 2006 – 2007 Aanvraagformulier ondersteuning Onderwijscentrum VU
Projectaanvraag eerste prioriteit:
Versterken van de selecterende functie van het eerste
bachelorjaar Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht en
Criminologie (06.0139)
Auteur: Ingrid van den Oord
Faculteit der Rechtsgeleerdheid
Bureau Onderwijs
Opdrachtgever namens het faculteitsbestuur:
Drs. J.P. Gaemers, directeur bedrijfsvoering
Juni 2006
Onderwijscentrum VU
De Boelelaan 1105
1081 HV Amsterdam
www.onderwijscentrum.vu.nl
Contactpersonen:
Procedure en overige vragen: mevr. C.M.J. Peters (E: [email protected] T: 020 –598 9221)
ICT&Onderwijs: dhr. drs. G.J. Los (E: [email protected] T:020 – 598 5493)
Digitaal Portfolio: mw. drs. J. Poortinga (E: [email protected] T: 020 - 598 5481))
Kwaliteitszorg: dhr. dr. W. van Os (E: [email protected] T: 020- 598 5480)
12
1. Projectbeschrijving
1.1 Samenvatting Een korte samenvatting van de hoofdkenmerken van het project, de doelen en de beoogde resultaten en welk probleem er
opgelost moet worden
De Faculteit der Rechtsgeleerdheid heeft al lange tijd te kampen met lage onderwijsrendementen en
heeft hierop bij visitaties en een accreditatie kritiek gekregen. Er zijn inmiddels regelingen ingevoerd
om de selecterende functie van het eerste jaar te versterken en maatregelen aangekondigd om de
studievoortgang in de gehele bacheloropleiding te bevorderen. Het geheel van maatregelen dient ertoe
te leiden dat 70% van de studenten die het eerste jaar behalen binnen vier jaar het bachelordiploma
behaalt en 85% binnen zes jaar. Dit is alleen mogelijk als de selectie in het eerste jaar effectief is.
Het faculteitsbestuur heeft nu de wens uitgesproken de selecterende functie van het eerste bachelorjaar
bij Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht en Criminologie verder te versterken en wil binnen het project,
dat in het gehele studiejaar 2006-2007 zal lopen, onderzoeken welk pakket van maatregelen nodig is
om de selecterende functie van het eerste bachelorjaar te optimaliseren. Hierbij heeft het
faculteitsbestuur expliciet aandacht voor het invoeren van een bindend studieadvies en daarnaast voor
het aanbrengen van kwaliteitsverbeteringen in het onderwijsprogramma, het onderwijs, toetsing en
studiebegeleiding.
Dit project zal onderdeel uitmaken van het geheel van maatregelen dat de faculteit de komende jaren
wil nemen om het profiel van de faculteit, op het gebied van onderzoek en onderwijs, te versterken.
Uitgangspunt bij de beoogde veranderingen is versterking van kwaliteit. De visie van het
faculteitsbestuur op de veranderingen die hiervoor nodig zijn, is opgenomen in de facultaire
'Strategienotitie' van april 2006 (zie bijlage), die onlangs in de faculteit is gepresenteerd. Bespreking
ervan in diverse gremia, waaronder alle afdelingshoofden en commissies waarin studenten zijn
vertegenwoordigd geeft aan dat de visie op brede steun kan rekenen. Het faculteitsbestuur beoogt een
fasegewijze curriculumherziening te realiseren, waarbij de nadruk in het studiejaar 2006-2007 zal
liggen op herzieningsplannen met betrekking tot het eerste bachelorjaar en het algemene toetsbeleid,
zoals vastgelegd in de EMP projectaanvraag 'Opzetten van facultair toetsbeleid'.
1.2 Doelstellingen Hier wordt aangegeven welk facultair belang gediend wordt met de projectresultaten en hoe dit past binnen de facultaire
onderwijsvisie op de langere termijn of binnen de onderwijsvisie van de VU
Het uitgangspunt van het faculteitsbestuur is dat het eerste jaar sterk selecterend moet zijn; er dienen
duidelijke eindtermen geformuleerd te worden voor het eerste bachelorjaar en iedereen die deze
eindtermen niet behaalt binnen een bepaald termijn, zal af moeten vallen. Er dient een gemotiveerde
groep studenten over te blijven in het tweede bachelorjaar. Deze studenten zijn bereid hard te werken,
te discussiëren over juridische of criminologische thema's in werkgroepen (nieuwe stijl) en zijn in staat
een bijdrage te leveren aan rechtswetenschappelijk of criminologisch onderzoek (in de vorm van
onderzoekend leren, waarbij oordeelsvorming en kritische reflectie een belangrijke rol spelen). Om dit
te kunnen bereiken, zal een vernieuwd curriculum worden geïntroduceerd. In het studiejaar 2006-2007
zal hierbij de nadruk liggen op voorstellen voor veranderingen in het eerste bachelorjaar.
Om zicht te krijgen op het pakket van maatregelen dat getroffen moet worden om de selecterende
functie van het eerste bachelorjaar te kunnen versterken, wenst het faculteitsbestuur aan het eind van
het project:
1. te beschikken over eindtermen voor het eerste bachelorjaar en leerdoelen voor alle eerstejaars
vakken (met daarbinnen de aandacht voor kennis, inzicht, vaardigheden en attituden en
onderzoekend leren),
2. helder te hebben welke formele regels met betrekking tot studievoortgang (bij voorkeur in de
vorm van een bindend studieadvies) nodig zijn om de selecterende functie van het eerste jaar te
versterken en hoe deze geïmplementeerd kunnen worden,
13
3. helder te hebben welke veranderingen in het curriculum nodig zijn in het licht van de eindtermen
van het eerste bachelorjaar,
4. te beschikken over een opzet voor herziening van specifieke (door het faculteitsbestuur
aangewezen) programmaonderdelen (op zowel opzet en inhoud van vakken als werk- en
toetsvormen),
5. helder te hebben welke maatregelen genomen kunnen worden om de kwaliteit van
studiebegeleiding te verbeteren en hoe deze geïmplementeerd kunnen worden,
6. te beschikken over criteria om de selecterende functie van het eerste bachelorjaar te kunnen
evalueren.
1.3 Afbakening Afbakening waar het project zich op richt en waar het zich nadrukkelijk niet op richt (bijvoorbeeld dat het gaat om het
selecteren van geschikte tools en niet om het ontwikkelen van nieuwe applicaties)
Hieronder is per doel, zoals geformuleerd in 1.2 aangegeven waar het project zich op zal richten.
1. Eindtermen en leerdoelen
Het faculteitsbestuur dient duidelijk voor ogen te hebben op basis van welke criteria geselecteerd dient
te worden. Over welke basiskwalificaties dienen studenten binnen welk termijn te beschikken?
Ten eerste dienen hiervoor binnen het project eindtermen geformuleerd te worden in termen van
kennis, inzicht, vaardigheden en attituden (tevens op het gebied van onderzoekend leren) waaraan
studenten aan het eind van het eerste bachelorjaar dienen te voldoen. Deze eindtermen dienen afgeleid
te zijn van de eindtermen van de bacheloropleiding als geheel en op een wijze dat alle eindtermen van
de bacheloropleiding aan het eind van het eerste bachelorjaar op een basaal niveau worden beheerst.
Alleen dan kan beoordeeld worden of studenten wel of niet geschikt zijn om de opleiding voort te
zetten. Daarnaast dient het onderwijsprogramma zo opgebouwd te zijn dat studenten in staat worden
gesteld de eindtermen van het eerste bachelorjaar te behalen door alle vakken te doorlopen. Daarom
dienen er binnen het project leerdoelen geformuleerd te worden per vak op een manier dat duidelijk is
over welke kwalificaties en op welk niveau studenten na afloop van ieder vak dienen te beschikken. Er
dient sprake te zijn van een oplopend niveau van beheersing van de betreffende kwalificaties
gedurende het eerste bachelorjaar. De leerdoelen van vakken dienen afgeleid te zijn van de eindtermen
van het eerste bachelorjaar. Bij het formuleren van op elkaar aansluitende leerdoelen per vak, kan
geconstateerd worden of het huidige onderwijsprogramma in het eerste jaar voldoet (zie
curriculumanalyse).
Ten tweede zal vastgesteld moeten worden hoe lang studenten erover mogen doen om aan deze
eindtermen te voldoen. Dit dient vastgelegd te worden in de formele regels met betrekking tot
studievoortgang.
2. Formele regels met betrekking tot studievoortgang
Om goed te kunnen selecteren dient de faculteit goede en eenduidige regels te hebben, op basis
waarvan studenten die niet aan de basiskwalificaties voldoen, kunnen worden weggestuurd. Deze
regels hebben betrekking op het niet bereiken van de eindtermen van het eerste bachelorjaar binnen
een vastgesteld termijn en eventueel op het niet voldoen aan vastgestelde voortgangscriteria binnen het
eerste bachelorjaar op een tussentijds toetsmoment.
In het studiejaar 2005-2006 is de blokkerings- en vervallenregeling ingevoerd, die inhoudt dat
studenten Rechtsgeleerdheid en Notarieel recht zes van de tien vakken van het eerste bachelorjaar
behaald moeten hebben om aan vakken van het tweede bachelorjaar deel te mogen nemen. Studenten
Criminologie dienen minimaal vijf van de tien vakken, waaronder Inleiding methoden en technieken
(12 studiepunten) te hebben behaald om aan tweedejaars vakken deel te mogen nemen. Vanaf het
studiejaar 2006-2007 vervallen alle behaalde resultaten van het eerste bachelorjaar van studenten die
binnen 24 maanden niet het gehele eerste bachelorjaar hebben afgerond. Het is voor de faculteit niet
mogelijk inschrijving van studenten te weigeren op basis van onvoldoende studievoortgang in het
14
eerste bachelorjaar. Hiervoor is een bindend studieadvies nodig. Bovendien kunnen studenten met een
bindend studieadvies al na één studiejaar worden weggestuurd, wat voor zowel studenten als de
faculteit beter is dan studenten pas na twee jaar min of meer weg te sturen. Het faculteitsbestuur voelt
er erg veel voor een bindend studieadvies in te gaan voeren om daarmee de kwaliteit van de
studentenpopulatie te kunnen verhogen. Deze maatregel maakt onderdeel uit van de voornoemde
strategienotitie.
Binnen het project zal onderzocht moeten worden op welke wijze een bindend studieadvies ingevoerd
kan worden en voor zover mogelijk zullen de effecten van de huidige blokkerings- en
vervallenregeling worden geëvalueerd. Bij te nemen maatregelen zal zoveel mogelijk aansluiting
gezocht worden bij de huidige regeling.
3. Curriculumanalyse
Het onderwijsprogramma van het eerste jaar dient zo ingericht te zijn en dat studenten in staat zijn
eindtermen van het eerste jaar te bereiken door alle vakken met een voldoende af te sluiten. Dit houdt
tevens in dat de inhoud, de werk- en toetsvormen van vakken optimaal dienen aan te sluiten bij de
geformuleerde leerdoelen.
Uit de curriculumanalyse en bij het formuleren van leerdoelen per vak kan blijken dat functies (en
daarmee de inhoud) van bepaalde programmaonderdelen gewijzigd dienen te worden, bijvoorbeeld
omdat er aan bepaalde kwalificaties in het eerste bachelorjaar te veel of juist te weinig aandacht wordt
besteed of dat de opbouw van het programma niet effectief is. Hierbij zullen ook de resultaten van
vakevaluaties van de laatste jaren worden betrokken en worden indien nodig aanvullende evaluaties
verricht. Daarnaast wordt gekeken naar de kwaliteit van gebruikte toetsvormen en toetsen. Indien uit
het project blijkt dat veranderingen in opbouw en/of kwaliteit van programmaonderdelen nodig is, zal
dit leiden tot voorstellen aan het faculteitsbestuur om programmaonderdelen (qua functie, inhoud,
werk- en/of toetsvormen) te wijzigen.
4. Inrichting van het curriculum
Indien de plannen om de functie en inhoud van programmaonderdelen te herzien door het
faculteitsbestuur worden goedgekeurd, zullen werkgroepen (bestaande uit docenten en een
projectmedewerker) binnen het project aan de slag gaan met het wijzigen van de opzet en inhoud van
de betreffende programmaonderdelen. Binnen het project zal moeten blijken hoe omvangrijk dit
deelproject zal zijn (met andere woorden: voor hoeveel vakken herzieningsplannen moeten worden
opgesteld). Het faculteitsbestuur gaat ervan uit dat curriculumherziening noodzakelijk zal zijn om de
selecterende functie van het eerste jaar te kunnen optimaliseren en garandeert ondersteunings- en
docentcapaciteit met betrekking tot het uitwerken van plannen voor curriculumherzieningen op
vakniveau.
Door het nauw betrekken van docenten (zoals de faculteit gewoon is te doen) bij een dergelijke
curriculumherziening, verwacht het faculteitsbestuur geen grote problemen bij het gezamenlijk
formuleren van nieuwe functies en inhouden van specifieke programmaonderdelen. De implementatie
van de binnen het project te formuleren herzieningsplannen zal plaatsvinden in het studiejaar 2007-
2008. Op basis van de projectresultaten kan een planning worden gemaakt voor
curriculumherzieningen in hogere jaren.
5. Kwaliteit van studiebegeleiding
Om te kunnen selecteren op kwalificaties is het onder andere van belang dat het klimaat waarbinnen
studenten studeren ook stimuleert tot efficiënt en effectief studiegedrag, dat studenten begeleid worden
bij het bepalen of de gekozen opleiding ook bij hen past, dat studenten goede studiebegeleiding
kunnen ontvangen wanneer zij tegen blokkades oplopen en dat studenten erop gewezen worden als ze
zich niet op de juiste manier of in het juiste tempo ontwikkelen.
Studenten worden binnen de faculteit begeleid door docenten, mentoren en studiebegeleiders, mede
met behulp van een digitaal portfolio. Binnen het project kan worden geanalyseerd of de huidige
studiebegeleiding effectief genoeg is (efficiënt en effectief studeergedrag zoveel mogelijk bevordert en
15
belemmeringen zoveel mogelijk wegneemt) en of er sprake is van een geschikte verhouding tussen
eigen verantwoordelijkheden van de studenten en verantwoordelijkheden van de faculteit. Deze
analyse kan leiden tot een advies om verbeteringen aan te brengen in de studiebegeleiding.
6. Evaluatiecriteria
Indien er maatregelen worden genomen om de selecterende functie van het eerste bachelorjaar te
versterken, dient ook nagedacht te worden over de wijze waarop de maatregelen geëvalueerd zullen
worden. Hoe kan het faculteitsbestuur straks vaststellen of de selecterende functie van het eerste
bachelorjaar daadwerkelijk is verbeterd? Hiervoor is het wenselijk dat er binnen het project toetsbare
streefdoelen worden geformuleerd, wordt bepaald op welke wijze en in welke frequentie de
maatregelen geëvalueerd zullen worden en door wie en wat er wordt gedaan als de streefdoelen niet
worden bereikt. Deze werkwijze past binnen het gehele kwaliteitszorgbeleid van de faculteit, dat
gebaseerd is op de eisen die binnen het accreditatiesysteem aan opleidingen worden gesteld.
1.4 Resultaten Zie criteria: voldoende geoperationaliseerd, realistisch en haalbaar. (SMART)
Hieronder is per doel, zoals geformuleerd in 1.2, aangegeven tot welke resultaten het project dient te
leiden.
1. Eindtermen en leerdoelen:
� eindtermen voor het eerste bachelorjaar, die afgeleid zijn van de eindtermen van de
bacheloropleiding als geheel,
� leerdoelen voor alle eerstejaars vakken, die afgeleid zijn van de eindtermen van het eerste
bachelorjaar en een duidelijke opbouw laten zien in kennis, inzicht, vaardigheden, attituden
(tevens op het gebied van onderzoekend leren).
2. Formele regels met betrekking tot studievoortgang:
� advies over de (wijze van) invoering van een bindend studieadvies (of over het handhaven van de
huidige blokkerings- en vervallenregeling).
3. Curriculumanalyse:
� analyse van het huidige onderwijsprogramma van het eerste jaar in het licht van de aansluiting van
vakinhouden, werk- en toetsvormen bij de binnen het project geformuleerde leerdoelen,
� analyse van de kwaliteit van het onderwijs in het eerste bachelorjaar (in het licht van leerdoelen)
op basis van beschikbare onderwijsevaluaties en eventueel aanvullende evaluaties,
� advies over wijzigen van functies, inhouden, werk- en toetsvormen van programmaonderdelen,
� advies over (implementatie van) verbeteringen ten aanzien van de onderwijskwaliteit.
4. Inrichting van het curriculum:
� bijgestelde opzet en inhoud van programmaonderdelen, daar waar het faculteitsbestuur dit nodig
acht (de implementatie zelf vindt plaats in studiejaar 2007-2008).
5. Kwaliteit van studiebegeleiding:
� analyse van het huidige systeem van studiebegeleiding,
� advies over (implementatie van) mogelijke verbeteringen in de studiebegeleiding.
6. Evaluatiecriteria
� voorstel voor evaluatie van maatregelen om de selecterende functie van het eerste bachelorjaar te
versterken aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Op basis van besluiten van het faculteitsbestuur ten aanzien van bovengenoemde adviezen, zal een
implementatieplan worden geschreven. De implementatie van de verbetermaatregelen zal plaatsvinden
in studiejaar 2007-2008.
16
1.5 Facultair commitment Betrokkenheid van facultaire medewerkers en van de leiding van een faculteit is een cruciale succesfactor voor het
welslagen van een project. Hier wordt aangegeven hoe het draagvlak is voor het project (De urgentie van het project, de
vrijgemaakte uren van projectleider en andere projectmedewerkers en de communicatie naar andere betrokken facultaire
medewerkers; inschatting van de implementatieactiviteiten van de projectresultaten, met bijzondere aandacht voor de nog te
realiseren infrastructuur en scholing).
De faculteit is verantwoordelijk voor de vakinhoudelijke inbreng in het project. In dit deel wordt vermeld welke afspraken er
zijn gemaakt met betrokken docenten en/of andere facultaire medewerkers en of de medewerkers hiervan al op de hoogte zijn
gesteld. Tevens wordt hier beschreven hoe de faculteit de projectresultaten denkt te gaan implementeren in het onderwijs en
hoe een adequate infrastructuur wordt gerealiseerd voor het gebruik van het projectresultaat.
Draagvlak
Het faculteitsbestuur vindt het van groot belang dat de selecterende functie van het eerste jaar wordt
versterkt en is ook genoodzaakt adequate maatregelen te nemen, aangezien aan goede
onderwijsrendementen in het accreditatiesysteem veel waarde wordt gehecht. Ter illustratie kan
genoemd worden dat de faculteit kritiek heeft gekregen bij de onderwijsvisitatie in 2002 over de lage
onderwijsrendementen. In de periode 1988 – 2000 stopte in totaal gemiddeld vijftig procent van de
oorspronkelijke instroom studenten met de opleiding zonder een doctoraaldiploma Nederlands recht of
Notarieel recht. Van de studenten die het eerste jaar hadden behaald, viel gemiddeld nog 26 procent uit
in de doctoraalfase. Het faculteitsbestuur is van mening dat het eerste jaar zodanig selecterend dient te
zijn, dat de uitval na het behalen van het eerste jaar (in de bachelorfase) tot maximaal vijftien procent
dient te worden beperkt.
Het voornemen van het faculteitsbestuur om maatregelen te nemen om de selecterende functie van het
eerste jaar te versterken past binnen de voornoemde strategienotitie. Deze notitie is onlangs in de
faculteit gepresenteerd en kan op brede steun rekenen van alle betrokkenen bij het onderwijs. Het
faculteitsbestuur is bovendien bereid, indien noodzakelijk, structurele organisatorische maatregelen te
nemen om de voorgestelde curriculumherzieningen te kunnen realiseren. Indien uit het project blijkt
dat het uitwerken van de herzieningsplannen om meer capaciteit vraagt dan opgenomen in de
begroting bij deze projectaanvraag, garandeert het faculteitsbestuur de benodigde extra capaciteit te
kunnen leveren.
Bij docenten blijkt een sterke behoefte te bestaan om hogere eisen te kunnen stellen aan studenten, die
gemotiveerd zijn om de gekozen opleiding serieus te doorlopen, die bereid zijn hard te werken, te
discussiëren in werkgroepen en een kritische, onderzoekende houding kunnen aannemen. Het
faculteitsbestuur verwacht dat als de selecterende functie van het eerste jaar optimaal is, dat het ook
beter mogelijk wordt om in hogere jaren zwaardere eisen aan studenten te stellen en daarmee ook het
curriculum in de overige jaren te kunnen vernieuwen. Om het draagvlak onder docenten te versterken,
zullen in het project discussiebijeenkomsten worden georganiseerd, waarvan de resultaten
meegenomen worden in de projectresultaten en zullen vertegenwoordigers van alle afdelingen deel
uitmaken van de begeleidingscommissie. Het is gebruikelijk binnen de faculteit om docenten te
betrekken bij het formuleren en implementeren van beleid. Tijdens de laatste facultaire
onderwijsmiddag van 24 mei 2006 over 'Selectie en academische vorming binnen de Faculteit der
Rechtsgeleerdheid', waar voornoemde strategienotitie werd gepresenteerd, bleek bij de aanwezigen,
waaronder 31 docenten en 4 studenten van facultaire commissies een groot draagvlak te bestaan voor
het versterken van de selecterende functie van het eerste jaar en het veranderen van de opzet van het
onderwijs in het eerste jaar. Docenten en studenten gaven aan graag betrokken te zijn bij de vorming
van plannen.
Daarnaast worden docenten gestimuleerd hun eigen vakken te verbeteren in specifieke werkgroepen
onder leiding van een projectmedewerker en zullen alle docenten van de faculteit regelmatig op de
hoogte worden gehouden van ontwikkelingen binnen het project door middel van een facultaire
onderwijsnieuwsbrief.
Implementatie (incl. infrastructuur)
Op basis van de projectresultaten (waar implementatieadviezen deel van uitmaken) zal het
faculteitsbestuur beslissen welke maatregelen genomen moeten worden en welke
implementatieprojecten opgezet moeten worden. De uitwerking van de besluiten van het
17
faculteitsbestuur in een implementatieplan maakt onderdeel uit van het project. Het
implementatieproces zal aanvangen in het studiejaar 2007-2008. Het faculteitsbestuur garandeert een
adequate infrastructuur voor het gebruik van projectresultaten.
Vakinhoudelijke inbreng
Docenten van het eerste jaar leveren vakinhoudelijke inbreng voor zover noodzakelijk. Dit zal
voornamelijk nodig zijn bij het formuleren van eindtermen en leerdoelen en het maken van een opzet
voor een gewijzigde aanpak en inhoud van specifieke programmaonderdelen op verzoek van het
faculteitsbestuur.
Afspraken met betrokken medewerkers
Binnen Bureau Onderwijs zullen twee medewerkers worden vrijgesteld voor onderwijskundige
bijdragen aan het project conform de begroting aan het eind van deze projectaanvraag. Daarnaast
wordt een medewerker vrijgesteld voor het projectleiderschap. De betrokken docenten zullen hun
projectwerkzaamheden in bestaande formatie uitvoeren.
1.6 Onderwijskundig kader Hier wordt beschreven hoe het project aansluit bij het onderwijsconcept van faculteit en universiteit (Onderwijsvisie van de
VU, 14 dec 2005) of hoe het project bijdraagt aan een betere kwaliteit van het onderwijs of de begeleiding van studenten.
De Faculteit der Rechtsgeleerdheid is bezig met het maken van een vertaling van de Onderwijsvisie
van de VU, zoals grotendeels vastgelegd in de voornoemde Stategienotitie. Voor de faculteit
belangrijke elementen in de onderwijsvisie van de VU die betrekking hebben op dit project zijn:
� aandacht voor onderzoekend leren,
� aandacht voor individuele ontplooiing en studiebegeleiding.
Onderzoekend leren
De eindtermen voor het eerste bachelorjaar, die binnen het project worden geformuleerd, geven aan
over welke kennis, inzicht, vaardigheden en attituden studenten dienen te beschikken aan het einde
van het eerste bachelorjaar, tevens op het gebied van onderzoekend leren. In de leerdoelen van de
eerstejaars vakken dient tevens te blijken dat er aandacht is voor onderzoekend leren (doel 1). In het
eerste bachelorjaar zal dit voornamelijk inhouden dat studenten leren wat rechtswetenschappelijk of
criminologisch onderzoek inhoudt en dat zij methoden van elementair juridisch redeneren
respectievelijk methoden van criminologisch onderzoek verwerven. In het eerste bachelorjaar
Criminologie maken studenten reeds ruim kennis met methoden van criminologisch onderzoek. In het
eerste bachelorjaar Rechtsgeleerdheid en Notarieel recht is hier echter nog nauwelijks aandacht voor.
Het faculteitsbestuur wil meer eenheid aanbrengen in de wijze waarop in het onderwijs aandacht wordt
besteed aan methoden van rechtswetenschappelijk onderzoek. Hiervoor zal binnen het project
aandacht zijn bij de analyse van het curriculum en het bijstellen van de opzet en inhoud van specifieke
programmaonderdelen (doel 3 en 4).
Individuele ontplooiing en studiebegeleiding
Om studenten te kunnen stimuleren en begeleiden bij hun individuele ontplooiing is het van belang dat
studenten een juiste keuze voor de opleiding hebben gemaakt, in staat zijn de geformuleerde
leerdoelen en eindtermen te bereiken en gemotiveerd zijn hun opleiding serieus te doorlopen.
Enerzijds zal de faculteit er alles aan moeten doen studenten gemotiveerd te krijgen door goed en
uitdagend onderwijs en voldoende begeleiding aan te bieden. Anderzijds dient de faculteit studenten
die niet geschikt lijken te zijn voor de gekozen opleidingen vroegtijdig hierop te wijzen. Binnen het
project zal aandacht zijn voor mogelijke verbeteringen in onderwijs en studiebegeleiding (doel 5),
maar ook voor het verbeteren van de mogelijkheden om studenten al vroegtijdig te wijzen op
onvoldoende studievoortgang en indien nodig te weigeren de opleiding voort te zetten, waarschijnlijk
door het introduceren van een bindend studieadvies (doel 2).
Dit project valt daarmee binnen thema 3 ‘Onderwijsvisie VU’ van de EMP-ronde 2006-2007.
18
1.7 Kwaliteit Een gebruikersevaluatie maakt onderdeel uit van het project. De resultaten hiervan worden teruggekoppeld naar de
projectdoelstellingen, en maken deel uit van de eindrapportage.
Zoals aangegeven onder 4.2 wordt het project geëvalueerd en wordt een verslag van de evaluatie
opgenomen in de eindrapportage.
1.8 Disseminatie Geef aan hoe de resultaten van het project binnen de eigen faculteit bekend worden gemaakt en daarbuiten.
De kennis die in het project wordt opgedaan, wordt beschikbaar gesteld aan anderen binnen de VU. Het Onderwijscentrum
VU houdt de projectvoortgang bij die via een website te raadplegen is. Verder zorgt het Onderwijscentrum voor een gedegen
documentatie van de ontwikkelde toepassingen en werkwijzen en onderwijsvormen.
Binnen de faculteit zullen de projectresultaten beschikbaar worden gesteld door alle docenten op de
hoogte te stellen van de besluiten van het faculteitsbestuur zoals opgenomen in het implementatieplan.
Tussentijds zullen docenten op de hoogte gehouden van ontwikkelingen binnen het project door
middel van een facultaire onderwijsnieuwsbrief. Voor geïnteresseerden buiten de faculteit zullen de
resultaten op verzoek beschikbaar worden gesteld.
2. Gewenste ondersteuning Onderwijscentrum VU Bij alle EMP-projecten gaat het om een samenwerkingsproject tussen medewerkers van een faculteit en van het
onderwijscentrum. Tijdens het project vervult ieder een rol om tot het gezamenlijke eindproduct te komen. M.a.w. het
Onderwijscentrum voert het project niet uit in opdracht van een faculteit. Het gaat om een gezamenlijke inspanning, waarbij
ieder de eigen expertise inbrengt.
In dit deel wordt beschreven welke ondersteuning van het Onderwijscentrum wordt verwacht: bijvoorbeeld bij voorlichting
over portfolio’s, inhoudelijke en technische voorbereiding implementatie portfolio’s, trainingen en workshops voor docenten
en/of studenten m.b.t. begeleiden en beoordelen van portfolio(opdrachten), evaluatie). De gevraagde ondersteuning betreft
aanvullende expertise bij het ontwikkelen van curricula of leerlijnen, didactische expertise zoals bijvoorbeeld bij het gebruik
van streaming-video of bij academische vorming, technische expertise m.b.t ICT&O tools.
De faculteit wenst voor het project ondersteuning van het Onderwijscentrum VU te ontvangen bij:
1. het opstellen van eindtermen van het eerste bachelorjaar,
2. het begeleiden van docenten bij het formuleren van leerdoelen,
3. het adviseren van het faculteitsbestuur over het invoeren van een bindend studieadvies (of het
handhaven van de blokkerings- en vervallenregeling) door het uitvoeren van een
evaluatieonderzoek van de huidige blokkerings- en vervallenregeling en door het in kaart brengen
van de consequenties van het invoeren van een bindend studieadvies,
4. het verrichten van aanvullende evaluaties om de onderwijs- en toetskwaliteit in kaart te brengen,
5. het adviseren van het faculteitsbestuur over het wijzigen van de opzet van specifieke vakken,
6. het begeleiden van docenten van het bijstellen van de opzet van hun vak,
7. het verrichten van evaluaties om de kwaliteit van studiebegeleiding in kaart te brengen,
8. het begeleiden van Bureau Onderwijs bij het opstellen van een adviesrapport voor het
faculteitsbestuur,
9. het schrijven van een projectevaluatie en eindrapportage.
19
3. Projectstructuur (zie criteria projectstructuur)
Wie is de officiële opdrachtgever van het project? (Naam en functie van de verantwoordelijke persoon binnen de faculteit).
Het project zal worden uitgevoerd in opdracht van het faculteitsbestuur.
3.1 Projectleider en medewerkers
Naam
Functie
Afdeling
Projectrol
Uren
p/w
Telefoon Email
Rob van Bogget,
Hoofd Bureau
Onderwijs
Projectleider / schrijven
van adviezen en
beleidsvoorstellen voor FB
4
86203 [email protected]
Ingrid van den Oord +
Zwanette Tobi,
beleidsmedewerkers
onderwijs
Onderwijskundige
ondersteuning / schrijven
van adviezen en
beleidsvoorstellen voor FB
16
86203 [email protected]
Docenten van eerstejaars
vakken
Vakinhoudelijk:
formuleren van leerdoelen,
bijstellen van opzet
specifieke vakken
16 (=
tot.)
Medewerker
Onderwijscentrum VU
Advies en
onderwijskundige
ondersteuning
24
3. 2 Begeleidingscommissie Namen, rol/verantwoordelijkheden/taken, titel, functie, afdeling
De begeleidingscommissie bestaat uit:
� de studieadviseurs Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht en Criminologie, mw. J.Z. Schutte, mw. drs.
G.M. Klerks, drs. P.J. Koenen,
� de opleidingscommissies van de drie bacheloropleidingen (VCO), waarin zowel docenten als
studenten vertegenwoordigd zijn. Omdat de bezetting van de opleidingscommissies nu nog niet
bekend is, kunnen nog geen namen worden opgevoerd,
� enkele studenten van verschillende 'gradaties' (studenten met verschillende studieresultaten),
� vertegenwoordigers van alle afdelingen die de faculteit kent.
De studentleden zullen bij aanvang van het project worden geselecteerd. Daarnaast zullen alle
afdelingshoofden begin september worden verzocht een lid voor de begeleidingscommissie aan te
dragen. De faculteit hanteert deze aanpak ook bij andere projecten, welke als geslaagd wordt
gekenmerkt. Als voorbeeld hiervan is in het studiejaar 2005-2006 en 2006-2007 de
Begeleidingscommissie werkgroeponderwijs actief. In deze begeleidingscommissie werken docenten
van verschillende afdelingen en een student aan een evaluatie- en adviesproject ten aanzien van de
invoering van een minimumstandaard voor werkgroeponderwijs.
4. Planning
4.1 Projectplanning
Beoogde startdatum project: 1 september 2006
Beoogde einddatum project: 31 augustus 2007
20
4.2 Activiteitenplanning
Maand Hoofdactiviteit Omschrijving Medewerker(s) Rol medewerker(s)
September t/m
oktober 2006 (hier
kan al voor
september een
begin mee worden
gemaakt)
1. Formuleren van
eindtermen voor
het eerste
bachelorjaar (doel
1)
Aan de hand van eindtermen van de
bacheloropleiding eindtermen opstellen voor het
eerste bachelorjaar (in september klaar!). De
geformuleerde eindtermen dienen door het
faculteitsbestuur (FB) vastgesteld te worden (na
advies opleidingscommissies, VCO), voordat een
vervolg kan worden gegeven aan het project (hier
gaat een maand overheen!).
Bureau Onderwijs
(BO),
Onderwijscentrum
(OC) en
begeleidingscommi
ssie (BC)
Docenten van
eerstejaars vakken
en coördinatoren
van grote vakken
uit het tweede en
derde bachelorjaar
Opstellen van (wenselijke) eindtermen.
Feedback leveren op geformuleerde
eindtermen.
November 2006 t/m
december 2006
2. Formuleren van
leerdoelen voor
alle eerstejaars
vakken (doel 1)
De eindtermen van het eerste bachelorjaar worden
vertaald naar leerdoelen van individuele vakken,
zoals deze nu zijn ingevuld. Als start van deze
operatie kan er een discussiebijeenkomst met
docenten worden georganiseerd.
Docenten van
eerstejaars vakken
BO + OC + BC
Formuleren van leerdoelen voor het eigen
vak.
Organiseren van een discussiebijeenkomst
met docenten en begeleiden van docenten
bij het formuleren van leerdoelen die
aansluiten bij de eindtermen van het eerste
bachelorjaar.
Januari t/m februari
2007
3. Analyseren van de
kwaliteit van het
geheel van
geformuleerde
leerdoelen en
indien nodig
bijstellen van
leerdoelen (doel
1)
Hoofdactiviteit 2 zal zichtbaar maken welke
kwalificaties onvoldoende of teveel nadruk krijgen
en of er sprake is van een goede opbouw in
leerdoelen over de vakken heen. Dit zal leiden tot
'wenselijke leerdoelen'.
BO + OC + BC
Docenten van
eerstejaars vakken
Opstellen van wenselijke leerdoelen (indien
nodig) bij specifieke vakken.
Feedback leveren op bijgestelde leedoelen.
21
September 2006 t/m
februari 2007
4. Opstellen van
formele regels met
betrekking tot
studievoortgang
(in de vorm van
een bindend
studieadvies (doel
2)
Er wordt in kaart gebracht welke consequenties het
invoeren van een bindend studieadvies zou hebben
voor de faculteit (zowel organisatorisch als met
betrekking tot het studeergedrag van studenten).
Hierbij worden ervaringen bij andere opleidingen
en de eigen ervaringen met de blokkerings- en
vervallenregeling betrokken. Om een BSA vanaf
september 2007 in te kunnen voeren, dient het FB
hier in februari een besluit over te kunnen nemen.
Daarnaast wordt zover mogelijk de huidige
blokkerings- en vervallenregeling geëvalueerd. Een
mogelijk besluit van het faculteitsbestuur zou
kunnen zijn om de blokkerings- en
vervallenregeling te handhaven.
OC
BO
Evalueren van de huidige regels, in kaart
brengen van consequenties van het invoeren
van een BSA en het opstellen van een
advies aan het FB.
Input leveren aan OC.
Januari t/m februari
2007
5. Analyse van
onderwijs- en
toetskwaliteit
(doel 3)
In kaart brengen van onderwijs- en toetskwaliteit
van alle eerstejaars vakken a.d.h.v. beschikbare
evaluatieresultaten en aanvullend onderzoek doen
naar kwaliteit in relatie tot leerdoelen + formuleren
van mogelijke verbeteringen. Samen met
hoofdactiviteit 3 dient dit te leiden tot een advies
aan het FB over bij te stellen vakken
(besluitvorming kost een maand).
BO
OC
BO + OC + BC
In kaart brengen beschikbare
evaluatieresultaten.
Aanvullende evaluaties verrichten.
Schrijven van een advies aan het FB over
het wijzigen van de opzet en inhoud van
specifieke vakken (incl. toetsing).
Januari t/m maart
2007
6. Analyse van
kwaliteit van
studiebegeleiding
(doel 5)
In kaart brengen van kwaliteit van systeem van
studiebegeleiding + formuleren van mogelijke
verbeteringen.
OC + BC Maken van de analyse en conclusies
formuleren t.b.v. advies aan FB
(hoofdactiviteit 8).
Maart t/m juni 2007
7. Wijzigen van
opzet en inhoud
van specifieke
programma-
onderdelen (doel
4)
N.a.v. FB besluit werkgroepen instellen die zich
bezighouden met het bijstellen van specifieke
vakken, opdat 'wenselijke leerdoelen' kunnen
worden bereikt. Aangezien nog niet duidelijk is hoe
omvangrijk de herzieningen zullen zijn, is ook nog
niet goed in te schatten hoeveel tijd hiermee
gemoeid zal zijn. (De begeleidingscapaciteit vanuit
de faculteit wordt in ieder geval door het FB
Werkgroep per vak,
bestaande uit
docenten van het
vak en medewerker
BO/OC
BC
Bijstellen van opzet en inhoud van het vak,
waarbij resultaten van hoofdactiviteit 3 en 5
worden meegenomen.
Feedback leveren op voorstellen voor
wijziging van opzet en inhoud van
22
gegarandeerd.) De implementatie van de plannen
zal na goedkeuring door het FB in het studiejaar
2007-2008 plaatsvinden.
specifieke programmaonderdelen.
April t/m juni 2007 8. Advies aan FB en
besluit van het FB
(doel 5 en 6)
Het advies bestaat uit:
� verbetermaatregelen t.a.v. studiebegeleiding
(hoofdactiviteit 6),
� een beleidsvoorstel t.a.v. het evalueren van
maatregelen om de selecterende functie van het
eerste jaar te versterken.
Het besluit van het FB n.a.v. de adviezen wordt
vastgelegd in een implementatieplan.
BO
OC
BC
Verwerken van verbetermaatregelen
hoofdactiviteit 6 en schrijven van de
beleidsvoorstellen.
Verwerken van het besluit van het FB in een
implementatieplan.
Begeleiden van BO, inbrengen van
expertise.
Feedback leveren op concept advies aan het
FB.
Juni t/m augustus
2007
9. Evaluatie project
+ schrijven
eindrapportage
BO + OC + BC Schrijven van projectevaluatie volgens
formele eisen.
23
5. Begroting Geef in een tabel volgens onderstaand schema aan welk deel van de kosten ten laste komt van de betrokken faculteit(en),
voor welk deel een beroep wordt gedaan op personele ondersteuning door het Onderwijscentrum VU en wat de totale kosten
zijn.
Fac. in fte # mnd Fac. in K€ OND in fte # mnd
PERSONEEL
projectleiding 0.1 12 - - -
onderwijskundige expertise 0.4 12 - 0.6 12
technische expertise - - - - -
vakinhoudelijke expertise 0.4* 12 Nnb** - -
secretariële ondersteuning - - - - -
MATERIEEL
hardware/ infrastructuur - - - - -
software - - - - -
TOTAAL 0.7 12 0.6 12
* Indien meer capaciteit nodig blijkt te zijn voor het opstellen van herzieningsplannen voor vakken, garandeert
het faculteitsbestuur deze te kunnen leveren.
**Indien blijkt dat specifieke programmaonderdelen een nieuwe opzet dienen te krijgen, zal het faculteitsbestuur
financiële middelen beschikbaar stellen om dit te kunnen realiseren.
6. Ondertekening en datum De aanvraag dient door of namens het faculteitsbestuur of het diensthoofd ondertekend te worden, alsmed voor akkoord door
het Onderwijscentrum VU.
Juni 2006,
Namens het faculteitsbestuur, Namens Onderwijscentrum VU,
drs. J.P. Gaemers prof. dr. J.J. Beishuizen
directeur bedrijfsvoering hoogleraar-directeur
24
Bijlage 2
EMP-project selecterende functie eerste jaar Eindtermen eerste bachelorjaar Rechtsgeleerdheid (06.0582a)
A. Na afronding van het eerste jaar beschikt de student over een academisch werk- en denkniveau
Eindtermen bacheloropleiding Eindtermen eerste jaar Toelichting m.b.t. eerste jaar
A.1
heeft kennis van en inzicht in het geldende
recht alsmede de systematiek daarvan; heeft
kennis van en inzicht in het privaatrecht,
staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht en
internationaal en Europees recht;
heeft kennis van en inzicht in de hoofdlijnen
van het privaatrecht, staatsrecht,
bestuursrecht, strafrecht en Europees recht,
alsmede de systematiek daarvan;
In het eerste jaar gaat het er vooral om dat studenten de hoofdlijnen
van de verschillende rechtsgebieden kennen op basaal of inleidend
niveau. Verdieping hiervan vindt na het eerste jaar plaats.
De kennis van Europees recht ligt aan het eind van het eerste
bachelorjaar al op eindniveau.
A.2
heeft kennis van en inzicht in het
internationale en het Europese recht in hun
verhouding tot het nationale recht;
heeft kennis van en inzicht in het
internationale en het Europese recht in hun
verhouding tot het nationale recht;
Studenten moeten inzicht hebben in het internationale en Europese
recht om het positieve recht in context te kunnen zien. Zij dienen
kennis te hebben van aspecten van verdragen en typen van
internationale organisaties. In de positiefrechtelijke vakken wordt
wel eens een verband gelegd met het Europese en internationale
recht, maar studenten hoeven die verbanden nog niet zelf te kunnen
leggen.
A.3
is in staat om te reflecteren op de grenzen
van het vakgebied en heeft inzicht in de
maatschappelijke context waarin het recht
zich ontwikkelt en manifesteert;
is zich bewust van de maatschappelijke
context waarin het recht zich ontwikkelt en
manifesteert;
Studenten dienen zich bewust te zijn van het feit dat het recht
normatief is en gedeeltelijk losstaat van de empirie. De
maatschappelijke context komt vooral aan de orde doordat er een
relatie wordt gelegd met actualiteiten, maar er wordt nog niet van
studenten verwacht dat ze vanuit andere disciplines naar het recht
kunnen kijken. De grenzen tussen de rechtsgebieden worden wel
aangekaart, maar de nadruk ligt op de hoofdlijnen (het 'midden' van
de rechtsgebieden). Studenten moeten wel al in staat zijn juridische
problemen vanuit verschillende rechtsgebieden te benaderen.
25
A.4
heeft kennis van de grondslagen van het
(Nederlandse) recht, de rechtshistorische en
rechtsfilosofische aspecten en heeft besef
van de eigen aard van de rechtsbeoefening.
heeft kennis van de grondslagen van het
(Nederlandse) recht, in rechtshistorisch en
rechtsfilosofisch perspectief.
Studenten dienen zich ervan bewust te zijn dat het recht dynamisch
is, zich in een historische context ontwikkelt, en gevoed wordt door
filosofische discussies over waarden en beginselen en de relatie
tussen recht en staat en samenleving. Zij dienen zich een abstracte
manier van denken eigen te maken. Ze hoeven echter nog niet
zelfstandig te reflecteren op de vraag wat 'recht' is. Daar wordt in
het tweede jaar meer nadruk op gelegd.
B. De afgestudeerde bachelor beschikt over de volgende (juridische) vaardigheden:
Eindtermen bacheloropleiding Eindtermen eerste jaar
Analytische vaardigheden
B.1
lezen, begrijpen en analyseren van
juridische en metajuridische teksten,
waaronder jurisprudentie en wetgeving, en
betogen (ook in de Engelse taal);
lezen, begrijpen en analyseren van
juridische en metajuridische teksten,
waaronder jurisprudentie en wetgeving, en
betogen (ook in de Engelse taal);
Studenten dienen al in het eerste jaar in staat te zijn tot het lezen,
begrijpen en analyseren van redelijk eenvoudige juridische en
metajuridische teksten (literatuur, wetgeving en jurisprudentie) en
betogen (dit alles ook in de Engelse taal). Deze teksten kenmerken
zich door een duidelijke structuur, waardoor studenten in staat
worden gesteld hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Bovendien
dient de student in staat te zijn argumentatiestructuren in arresten te
herkennen en geldige van ongeldige argumentaties te
onderscheiden.
B.2
kritisch reflecteren op regelgeving,
rechtspraak en literatuur, onder meer vanuit
een rechtshistorisch en rechtsfilosofisch
perspectief.
reflecteren op regelgeving, rechtspraak en
literatuur, onder meer vanuit een
rechtshistorisch en rechtsfilosofisch
perspectief.
Studenten dienen in staat te zijn op basis van juridische en
metajuridische teksten een geïnformeerde opinie te geven. Zij
dienen feiten van waardeoordelen te kunnen onderscheiden.
26
Probleemoplossende vaardigheden
B.3
selecteren van juridisch relevante feiten uit
een empirisch feitencomplex;
selecteren van juridisch relevante feiten uit
een empirisch feitencomplex;
Deze vaardigheid maakt onderdeel uit van een methode voor het
oplossen van juridische problemen. Eerstejaars studenten moeten
deze methode evengoed beheersen als afgestudeerde bachelors,
alleen is de materie waarop ze de methode toepassen minder
complex in het eerste jaar. Studenten moeten in staat zijn vast te
stellen of casus juridische feiten bevatten en de hoofd- en bijzaken
in juridische casus te onderscheiden. Eerstejaars worden nog sterk
begeleid in het onderwijs bij het selecteren van relevante feiten.
B.4
selecteren van rechtsregels die bijdragen aan
het oplossen van een concrete juridische
casus;
selecteren van rechtsregels die bijdragen aan
het oplossen van een concrete juridische
casus;
Ook deze vaardigheid maakt onderdeel uit van een methode voor
het oplossen van juridische casus (zie hierboven). Studenten
moeten in staat zijn uit rechtsbronnen, al dan niet met
gebruikmaking van rechtsgeleerde literatuur, de juiste rechtsregels
te selecteren voor het oplossen van een specifiek juridisch
probleem.
B.5
oplossen van een juridische casus, hanteren
van een systematische aanpak bij het
toepassen van rechtsregels op concrete
gevallen;
oplossen van een juridische casus, hanteren
van een systematische aanpak bij het
toepassen van rechtsregels op concrete
gevallen;
Ook deze vaardigheid maakt onderdeel uit van een methode voor
het oplossen (waar nodig op creatieve wijze) van juridische casus
(zie hierboven).
B.6
onderkennen, analyseren en oplossen van
juridische problemen.
onderkennen, analyseren en oplossen van
eenvoudige juridische problemen
Studenten dienen in staat te zijn een eenvoudig juridisch probleem,
dat niet als casus wordt gepresenteerd, te onderkennen, analyseren
en op te lossen. De inhoud is minder complex in het eerste jaar,
namelijk afgestemd op de kennis waarover ze op dat moment
kunnen beschikken.
27
Schriftelijke en mondelinge vaardigheden
B.7
Schriftelijk presenteren van een (juridisch)
betoog (opbouw, juridisch kunnen
argumenteren, leesbaarheid) in correct
Nederlands;
Schriftelijk presenteren van een (juridisch)
betoog (opbouw, juridisch kunnen
argumenteren, leesbaarheid) in correct
Nederlands;
Over deze vaardigheid dienen eerstejaarsstudenten al op hetzelfde
niveau te beschikken als afgestudeerde bachelors. De inhoud (en
dus ook de juridische argumenten) is minder complex in het eerste
jaar (namelijk afgestemd op de kennis waarover ze op dat moment
kunnen beschikken) en studenten ontvangen meer begeleiding bij
het totstandkomen van schriftelijke stukken. Studenten dienen in
staat te zijn zelfstandig te redeneren en juridische informatie in
eigen woorden weer te geven.
Studenten moeten duidelijk een probleemstelling kunnen
formuleren, argumenten kunnen aandragen en een conclusie
kunnen formuleren.
B.8
mondeling presenteren van een juridisch
betoog;
mondeling presenteren van een juridisch
betoog;
Over deze vaardigheid dienen eerstejaarsstudenten al op hetzelfde
niveau te beschikken als afgestudeerde bachelors. De inhoud (en
dus ook de juridische argumenten) is minder complex in het eerste
jaar (namelijk afgestemd op de kennis waarover ze op dat moment
kunnen beschikken). Studenten dienen in staat te zijn zelfstandig te
redeneren en juridische informatie in eigen woorden weer te geven.
Studenten moeten duidelijk een probleemstelling kunnen
formuleren, argumenten kunnen aandragen en een conclusie
kunnen formuleren.
B.9
een gefundeerde en beargumenteerde positie
innemen in een maatschappelijk, juridisch
debat, een standpunt verwoorden met kracht
van argumenten.
Niet als eindterm van het eerste jaar
opnemen.
28
Informatievaardigheden
B.10
op een efficiënte manier juridische bronnen
raadplegen en informatie verzamelen uit
juridische (digitale) bibliotheken en
databestanden, en de waarde daarvan weten
te bepalen.
op een efficiënte manier belangrijke
juridische bronnen raadplegen, informatie
verzamelen uit juridische (digitale)
bibliotheken en databestanden, en de waarde
daarvan weten te bepalen.
Studenten weten welke van de belangrijke informatiebronnen voor
de oplossing van een juridisch probleem moeten worden
geraadpleegd en zijn ook in staat deze te raadplegen.
Algemene vaardigheden, waaronder studievaardigheden
B.11
reflecteren op het eigen leerproces en het
eigen leerproces sturen en plannen;
het eigen leerproces kunnen sturen en
plannen;
Studenten dienen zich bewust te zijn van hun manier van studeren
en de invloed hiervan op hun studieresultaten. Daarnaast worden
studenten in het eerste jaar begeleid bij het plannen van hun studie
door bij de vakken per week aan te geven welke stof bestudeerd
dient te worden (met als doel studenten zélf te leren sturen) en
soms wordt ook verplichte aanwezigheid geëist. In de loop van het
eerste jaar en in de hele bachelor neemt deze sturing af.
B.12
inzicht hebben in de eigen voorkeur voor de
verschillende deelgebieden van het recht.
Niet als eindterm van het eerste jaar
opnemen.
29
Bijlage 3
EMP-project selecterende functie eerste jaar Eindtermen eerste bachelorjaar Criminologie (06.0582b)
A. Na afronding van het eerste jaar beschikt de student over een academisch werk- en denkniveau
Eindtermen bacheloropleiding Eindtermen eerste jaar Toelichting m.b.t. eerste jaar
A.1
Heeft kennis van en inzicht in de voor de
criminologie relevante domeinen;
Heeft basale kennis van en inzicht in de
voor de criminologie relevante domeinen
(recht en mens- en
maatschappijwetenschappen);
Studenten hebben een beeld van de verschillende terreinen
(wetenschapsbenaderingen) waar vanuit criminologie bestudeerd
kan worden, belangrijke criminologische problemen,
maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met
criminaliteit en formele regels omtrent criminaliteit. Studenten
hebben kennis op hoofdlijnen van enkele criminologische theorieën
en zijn in staat deze theorieën te vertalen naar de empirie en
criminologische problemen vanuit deze theorieën te beschrijven.
Studenten hebben op hoofdlijnen kennis van en inzicht in het recht
en de mens- en maatschappijwetenschappen, voor zover relevant
voor de Criminologie. Er wordt al wel een relatie gelegd tussen
deze domeinen en criminaliteit, maar studenten hoeven nog geen
gedetailleerde kennis te hebben van de verschillen tussen en
overeenkomsten van verschillende wetenschapsbenaderingen.
A.2
heeft kennis van de aard, omvang en
ontwikkeling van criminaliteit;
heeft basale kennis van de aard, omvang en
ontwikkeling van criminaliteit;
Studenten beschikken over basale kennis van criminologische
problemen en een aantal belangrijke theorieën.
A.3
heeft kennis van theorieën ter verklaring van
criminaliteit;
Heeft basale kennis van theorieën ter
verklaring van criminaliteit;
Studenten hebben kennis van een aantal belangrijke theorieën die
ofwel een verklaring geven voor het feit dat bepaald gedrag
crimineel wordt genoemd (verklaring van het label criminaliteit)
ofwel een verklaring geven van crimineel gedrag (waarom mensen
crimineel gedrag vertonen).
30
A.4
heeft kennis van en inzicht in de formele en
informele reacties op criminaliteit alsmede
de ratio en effecten daarvan;
heeft basale kennis van en inzicht in de
formele en informele reacties op
criminaliteit alsmede de ratio en effecten
daarvan;
Studenten hebben kennis van de actoren in de rechtshandhaving op
nationaal en internationaal niveau en hun functioneren. Daarnaast
hebben ze inzicht in hoofdlijnen van theorieën over reacties op
crimineel gedrag (ratio) en juridische effecten van dit gedrag. De
meer sociaal wetenschappelijke effecten van crimineel gedrag
komen later in de opleiding aan de orde. Studenten zijn in staat een
onderscheid te maken tussen een normatieve en empirische
benadering van reageren op criminaliteit.
A.5
heeft kennis van en inzicht in de methoden
en technieken die in criminologisch
onderzoek kunnen worden gehanteerd;
heeft basale kennis van en inzicht in de
statistiek voor zover relevant voor
criminologisch onderzoek;
Studenten hebben kennis van elementaire statistiek (beschrijvende
en verklarende). Er wordt nog niet ingegaan om meer complexe
statistiek (zoals multivariate analyses). Studenten maken al wel
kennis met enkele onderzoeksmethoden, maar hebben nog geen
kennis van het pallet aan onderzoeksmethoden en de waarde ervan.
A.6
is vertrouwd met de historische en
filosofische perspectieven van de
criminologie als wetenschap;
is enigszins vertrouwd met de historische
perspectieven van de criminologie als
wetenschap;
Studenten hebben kennis van de ontstaansgeschiedenis van de
criminologie als wetenschap.
A.7
heeft inzicht in de samenhang tussen
verschillende onderdelen van de
criminologie;
heeft basaal inzicht in de samenhang tussen
verschillende onderdelen van de
criminologie;
Studenten zijn zich bewust van het feit dat criminologische
problemen vanuit verschillende wetenschapsbenaderingen kunnen
worden bestudeerd, maar hoeven nog niet zelfstandig in staat te
zijn deze problemen ook vanuit verschillende benaderingen te
verklaren.
A.8
heeft inzicht in de juridische en
maatschappelijke context waarin de
criminologie zich ontwikkelt en
manifesteert.
heeft een basaal inzicht in de juridische en
maatschappelijke context waarin de
criminologie zich ontwikkelt en
manifesteert.
Studenten zijn in staat actuele maatschappelijke ontwikkelingen te
benoemen, die van invloed zijn op criminaliteit en de reactie
daarop en hebben kennis op hoofdlijnen van de juridische (straf-,
staats- en bestuursrechtelijke context van de criminologie).
31
B. De afgestudeerde bachelor beschikt over de volgende vaardigheden:
Eindtermen bacheloropleiding Eindtermen eerste jaar
Analytische vaardigheden
B.1
Lezen, begrijpen en analyseren van
literatuur en juridische bronnen (ook in de
Engelse taal);
Lezen, begrijpen en analyseren van
literatuur en juridische bronnen (ook in de
Engelse taal);
Studenten zijn in staat literatuur (vaak in de vorm van
onderzoeksverslagen of theorieën, ook in de Engelse taal) te lezen,
de hoofdlijnen eruit te halen en het in eigen woorden weer te
geven.
B.2
kritisch reflecteren op literatuur en
regelgeving, ondermeer vanuit een
historisch en filosofisch perspectief.
reflecteren op juridische en sociaal-
wetenschappelijke literatuur en regelgeving
en collegestof, ondermeer vanuit een
empirisch perspectief.
Studenten zijn in staat een koppeling te leggen tussen de wijze
waarop zaken juridisch zijn geregeld en hoe de regels werken in de
praktijk. Er worden bijvoorbeeld vragen gesteld als: doet de wet
wat het moet doen? Zijn er ongewenste neveneffecten? Welke
problemen spelen er bij de implementatie van de wet? Daarnaast
zijn studenten in staat de relativiteit van theorieën in te zien:
verklaringen gaan altijd maar voor een deel op; verschillende
theorieën hebben de pretentie hetzelfde te verklaren. Ze hoeven nog
niet te kunnen reflecteren op de waarde van verschillende
theorieën.
Probleemoplossende vaardigheden
B.3
Selecteren van juridisch relevante feiten uit
een empirisch feitencomplex;
Selecteren van juridisch relevante feiten uit
een empirisch feitencomplex;
Deze vaardigheid maakt onderdeel uit van een methode voor het
oplossen van juridische problemen. Eerstejaars studenten moeten
deze methode evengoed beheersen als afgestudeerde bachelors,
alleen is de materie waarop ze de methode toepassen minder
complex in het eerste jaar. Studenten moeten in staat zijn de hoofd-
en bijzaken in juridische casus te onderscheiden. Eerstejaars
worden nog sterk begeleid in het onderwijs bij het selecteren van
relevante feiten.
32
B.4
selecteren van rechtsregels die bijdragen aan
het oplossen van een concrete juridische
casus;
selecteren van rechtsregels die bijdragen aan
het oplossen van een concrete juridische
casus;
Ook deze vaardigheid maakt onderdeel uit van een methode voor
het oplossen van juridische casus (zie hierboven). Studenten
moeten in staat zijn uit rechtsbronnen, al dan niet met
gebruikmaking van rechtsgeleerde literatuur, de juiste rechtsregels
te selecteren voor het oplossen van een specifiek juridisch
probleem.
B.5
oplossen van een juridische casus, hanteren
van een systematische aanpak bij het
toepassen van rechtsregels op concrete
gevallen;
oplossen van een juridische casus, hanteren
van een systematische aanpak bij het
toepassen van rechtsregels op concrete
gevallen;
Ook deze vaardigheid maakt onderdeel uit van een methode voor
het oplossen (waar nodig op creatieve wijze) van juridische casus
(zie hierboven).
B.6
onderkennen, analyseren en oplossen van
juridische problemen.
onderkennen, analyseren en oplossen van
juridische problemen.
Studenten dienen in staat te zijn een eenvoudig juridisch probleem,
dat niet als casus wordt gepresenteerd, te onderkennen, analyseren
en op te lossen. De inhoud is minder complex in het eerste jaar,
namelijk afgestemd op de kennis waarover ze op dat moment
kunnen beschikken.
Onderzoeksvaardigheden
B.7
Eenvoudige criminologische vraagstukken
analyseren en interpreteren;
Eenvoudige criminologische vraagstukken
analyseren en interpreteren;
Studenten zijn in staat onder begeleiding criminologische
problemen te doorgronden met behulp van aangereikte theorieën.
B.8
selecteren en analyseren van theorieën bij
eenvoudige criminologische vraagstukken;
selecteren en analyseren van theorieën bij
eenvoudige criminologische vraagstukken;
Studenten worden sterk begeleid bij het selecteren van relevante
theorieën. Ze oefenen er met name mee; ze hoeven nog niet in staat
te zijn zelfstandig theorieën te selecteren voor het analyseren van
juridische problemen.
33
B.9
een kleinschalig criminologisch onderzoek
op academisch niveau voorbereiden en
uitvoeren (probleemstelling formuleren en
afbakenen, methoden van onderzoek,
verzamelen van informatie, analyseren en
interpreteren van gegevens, conclusies
trekken en reflecteren op
onderzoeksresultaten).
kleinschalige criminologische onderzoeken
voorbereiden en uitvoeren (bij een gegeven
probleemstelling en een gegeven methoden
van onderzoek informatie verzamelen,
analyseren en interpreteren).
Studenten moeten onder begeleiding in staat zijn tot
literatuuronderzoek en empirisch onderzoek, waarbij de
onderzoeksmethode en probleemstelling worden aangereikt.
Daarnaast dienen studenten in staat te zijn kennis van elementaire
statistiek toe te passen met behulp van SPSS. Deze vaardigheid
hoeven studenten nog niet te beheersen in de context van een
onderzoek.
Schriftelijke en mondelinge vaardigheden
B.10
Schrijven van wetenschappelijke teksten (in
correct Nederlands) op criminologisch
gebied en het mondeling presenteren
daarvan;
Schrijven van wetenschappelijke teksten (in
correct Nederlands) op criminologisch
gebied en het mondelinge presenteren
daarvan.
Studenten moeten in staat zijn goede wetenschappelijke teksten op
criminologisch gebied te schrijven en deze mondeling te
presenteren, waarbij de inhoud nog relatief eenvoudig is.
Hierbij wordt veel aandacht aan de vorm (o.a. correcte
bronvermelding) besteed.
B.11
schriftelijk verslag doen van een eenvoudig
criminologisch onderzoek;
Niet als eindterm van het eerste jaar
opnemen;
B.12
een gefundeerde en beargumenteerde positie
innemen in een criminologische discussie,
een standpunt verwoorden met kracht van
argumenten.
Niet als eindterm van het eerste jaar
opnemen.
34
Informatievaardigheden
B.13
Op een efficiënte manier criminologische
bronnen raadplegen en informatie
verzamelen uit juridische en sociaal-
wetenschappelijke (digitale) bibliotheken en
databestanden.
Op een efficiënte manier sociaal-
wetenschappelijke en juridische
informatiebronnen raadplegen, er relevante
informatie uit verzamelen en kennis hebben
van de waarde van de verschillende
(belangrijke) criminologische
informatiebronnen.
Studenten weten welke van de belangrijke informatiebronnen voor
criminologische vraagstukken moeten worden geraadpleegd en zijn
ook in staat deze te raadplegen.
Algemene vaardigheden, waaronder studievaardigheden
B.14
Reflecteren op het eigen leerproces en het
eigen leerproces sturen en plannen;
reflecteren op het eigen leerproces en het
eigen leerproces sturen en plannen;
Studenten zijn bewust van hun manier van studeren en de invloed
hiervan op hun studieresultaten. Daarnaast worden studenten in het
eerste jaar begeleid bij het plannen van hun studie door bij de
vakken per week aan te geven welke stof bestudeerd dient te
worden (met als doel studenten zélf te leren sturen) en soms wordt
ook verplichte aanwezigheid geëist. In de loop van de studie neemt
deze sturing af.
B.15
inzicht hebben in de eigen voorkeur voor de
verschillende criminologische deelthema's.
Niet als eindterm van het eerste jaar
opnemen.
35
Bijlage 4
Kenmerk: 07.0153
EMP-project selecterende functie eerste jaar Selectie-instrumenten
April 2007 - bijgesteld: juni 2007
Context
Binnen het EMP-project ‘selectie’ is bepaald dat we op twee momenten in het eerste jaar studenten
een (al dan niet bindend) studieadvies willen geven.
1. Vroegtijdig in het eerste bachelorjaar (januari),
2. Aan het eind van het eerste jaar.
Op de genoemde momenten willen we kunnen vaststellen of studenten voldoende geschikt lijken voor
de opleiding die ze gekozen hebben. Om dit te kunnen vaststellen dienen we allereerst bepaald te
hebben wat studenten op de verschillende adviesmomenten moeten weten en kunnen om erop te
kunnen vertrouwen dat ze geschikt zijn voor de opleiding. Vervolgens zullen instrumenten
geselecteerd/ontwikkeld moeten worden waarmee het niveau van de betreffende vaardigheden
vastgesteld kan worden.
De vragen die in deze notitie beantwoord worden, zijn dus:
1. Wat we willen meten op de twee momenten?
2. Hoe willen we meten? 2
Wat willen we meten?
Binnen de projectgroep is vastgesteld welke vaardigheden cruciaal zijn om een succesvol jurist of
criminoloog te kunnen worden:
Voor Rechtsgeleerdheid:
• Cognitieve vaardigheden (kunnen verwerken van juridische kennis)
• Probleemoplossende vaardigheden (op systematische wijze op kunnen lossen van juridische
problemen)
• Schriftelijke vaardigheden
• Studievaardigheden
Voor Criminologie:
• Cognitieve vaardigheden (kunnen verwerken van criminologische (waaronder juridische) kennis)
• Probleemoplossende vaardigheden (op systematische wijze kunnen beantwoorden van empirische
vragen en oplossen van juridische problemen)
• Statistiekvaardigheden (als onderdeel van onderzoeksvaardigheden: kunnen toepassen van
elementaire statistiek op data)
• Schriftelijke vaardigheden
• Studievaardigheden
Daarnaast geldt voor beide opleidingen dat motivatie en een positieve attitude voorwaarde zijn om de
verschillende vaardigheden te verwerven.
2 In een later stadium zal nog moeten worden besloten hoe de uitslagen van de metingen beoordeeld moeten
worden (met andere woorden welk advies aan welke uitslag is gekoppeld) en welke consequenties er verbonden
zullen worden aan de verschillende uitslagen (deelproject BSA/formele regels en Studiebegeleiding).
36
Het advies op beide momenten zal gebaseerd zijn op de mate van beheersing van bovengenoemde
vaardigheden. Op adviesmoment 1 dienen de vaardigheden (uitgezonderd de statistiekvaardigheden) te
worden beheerst op basaal niveau en dienen studenten in staat te zijn deze vaardigheden toe te passen
op enkele (nader te bepalen) kennisgebieden. Het eerste formele advies zal voorafgegaan worden door
feedback naar aanleiding van de eerste toetsen van de genoemde vaardigheden. Op het tweede
adviesmoment dienen alle vaardigheden beheerst te worden op het niveau van de eindtermen van het
eerste bachelorjaar en dienen studenten in staat te zijn de genoemde vaardigheden toe te passen op de
materie zoals aangeboden is in het gehele eerste jaar3.
Aangezien is aangegeven dat het bij de opleiding Criminologie niet mogelijk is om in de periode voor
het eerste adviesmoment ook statistiek te onderwijzen en de toepassing ervan te trainen, zal bij
Criminologie voorafgaand aan adviesmoment 1 moeten worden vastgesteld of het startniveau op het
gebied van wiskunde/statistiek voldoende is, om later in het eerste jaar statistiekvaardigheden aan te
kunnen leren.
Samenvattend:
Voor beide opleidingen zijn vaardigheden benoemd die voorwaardelijk zijn voor het succesvol kunnen
doorlopen van de opleidingen. Voorafgaand aan adviesmoment 1 zal worden getoetst of studenten
deze vaardigheden bezitten en op bepaalde kennisgebieden toe kunnen passen. Voorafgaand aan
adviesmoment 2 zal worden getoetst of zij deze vaardigheden op de stof van het gehele eerste
bachelorjaar kunnen toepassen. Indien bepaalde vaardigheden niet in het onderwijs voor
adviesmoment 1 kunnen worden aangeleerd, dient aan het begin van het eerste jaar het benodigde
startniveau getoetst te worden.
Hoe willen we meten?
De beheersing van vaardigheden wordt zover mogelijk in reguliere tentamens gemeten. Dit impliceert
dat in het onderwijs voorafgaand aan de adviesmomenten de betreffende vaardigheden ook in
voldoende mate worden onderwezen en getraind. Eerder is al opgemerkt dat het voor de
statistiekvaardigheden bij Criminologie niet mogelijk lijkt om hier al in het onderwijs voorafgaand aan
het eerste adviesmoment aandacht aan te besteden en zal het startniveau op dit terrein moeten worden
gemeten met een specifieke wiskunde/statistiektoets. Daarnaast zal het startniveau op het gebied van
taalvaardigheid vroegtijdig worden gemeten met behulp van een taaltoets.
Dit leidt tot een volgende set van instrumenten:
Vaardigheden Instrumenten adviesmoment 1 Instrumenten adviesmoment 2
Cognitieve vaardigheden
Zijn studenten in staat zich de
behandelde stof eigen te maken?
Tentamens van alle
studieonderdelen voor Kerst
Rechsgeleerdheid:
� Inleiding in de
rechtswetenschappen
� Beginselen strafrecht
� Beginselen staatsrecht
� Beginselen privaatrecht I
Criminologie:
� Inleiding in de
rechtswetenschappen
� Beginselen strafrecht
� Inleiding criminologie
Tentamens van alle
studieonderdelen van het eerste
jaar
3 Met betrekking tot studievaardigheden kan worden gezegd dat studenten in staat dienen te zijn deze toe te
passen in een complexer wordende situatie: na het eerste adviesmoment zal meer zelfstandigheid worden
verwacht bij het plannen en studeren en zal meer complexe stof moeten worden bestudeerd.
37
Probleemoplossende vaardigheden
Zijn studenten in staat juridisch
relevante feiten uit een juridische
casus te selecteren, relevante
rechtsregels te selecteren en deze
op systematische wijze toe te
passen op de casus om tot een
oplossing te komen?
Aanvullend voor Criminologie:
Zijn studenten in staat op
systematische wijze antwoorden te
formuleren op empirische vragen?
Tentamens met casusvragen
van de beginselenvakken (en
aanvullend voor Criminologie:
theoretische vakken) voor
Kerst (cognitieve en
probleemoplossende
vaardigheden zullen
gezamenlijk worden getoetst).
Rechtsgeleerdheid:
� Beginselen strafrecht
� Beginselen staatsrecht
� Beginselen privaatrecht I
Criminologie:
� Beginselen strafrecht
Tentamens met casusvragen
van alle studieonderdelen van
het eerste jaar voor zover
relevant.
Schriftelijke vaardigheden
Zijn studenten in staat een betoog
te schrijven dat taalkundig correct
is, goed is opgebouwd en leesbaar
is?
Een taaltoets aan het begin van
het jaar om het startniveau te
meten op het gebied van
taalvaardigheid.
Een paper over een eenvoudig
onderwerp, waarbij de nadruk
ligt op de vorm: taalgebruik,
structuur, literatuurlijst.
Rechtsgeleerdheid:
� Juridische vaardigheden
Criminologie:
� Project criminologie
Bij beginselenvakken /
theoretische vakken voor Kerst
wordt zoveel mogelijk met
behulp van casus-/essayvragen
getoetst. Essayvragen zullen
mede worden beoordeeld op
schrijfvaardigheid. Deficiënties
op het gebied van schriftelijke
vaardigheden worden
gesignaleerd en
gecommuniceerd met
studiebegeleiders.
Een tweede paper over een
complexer onderwerp.(+ eerste
paper en taaltoets)
Rechtsgeleerdheid:
� Juridische vaardigheden
Criminologie:
� Project criminologie
� Practicum beschrijvende
criminologie
Casus-/essaytentamens van alle
studieonderdelen na het eerste
adviesmoment voor zover
relevant. Essayvragen zullen
mede worden beoordeeld op
schrijfvaardigheid. Deficiënties
op het gebied van schriftelijke
vaardigheden worden
gesignaleerd en
gecommuniceerd met
studiebegeleiders.
Statistiekvaardigheden (alleen Criminologie)
Zijn studenten in staat kennis van
beschrijvende en verklarende
statistiek toe te passen al dan niet
met behulp van SPSS?
Alleen het startniveau meten
met behulp van een wiskunde-
/statistiektoets. Dit kan al bij de
start van de opleiding.
Statistiektoets (bij het vak
Statistiek - voorheen Inleiding
methoden en technieken) (+
wiskunde-/statistiektoets)
38
Studievaardigheden
Zijn studenten in staat hun eigen
leerproces te sturen en plannen?
Geen eigen instrument4: het beheersen van deze vaardigheden is
voorwaarde voor het slagen voor andere toetsen en wordt dus
impliciet met behulp van andere instrumenten gemeten.
Daarnaast is het mogelijk om op de facultaire website een zelfselectie-instrument te zetten. Studenten
kunnen dan een aantal vragen beantwoorden en krijgen vervolgens automatisch een rapportage.
Voorafgaand aan de studie kan dit mogelijk aankomend studenten ondersteunen bij het maken van een
studiekeuze, maar studenten kunnen het ook gebruiken in het begin van de studie (bijvoorbeeld als
onderdeel van bijeenkomsten over studievaardigheden).
Betrouwbaarheid en validiteit van instrumenten
Voor een betrouwbare toetsing en beoordeling is het van groot belang dat de toetsen in een
gestandaardiseerde setting plaatsvinden. Dit houdt in dat studenten tegelijk in een bepaalde ruimte
individueel de toets maken. Daarnaast is het nodig voor elk tentamen een protocol op te stellen dat
gebruikt kan worden bij de beoordeling (gedetailleerd moet worden beschreven hoe alle mogelijke
antwoorden van studenten beoordeeld dienen te worden). Dit bevordert de betrouwbaarheid van de
toetsresultaten.
Om ervoor te zorgen dat de toetsen zo betrouwbaar en valide mogelijk zijn, is het wenselijk
professionals op het gebied van toetsen te betrekken bij het opstellen van de toetsen en de
beoordelingsprotocollen5. Voor het eerste jaar zou de nadruk gelegd kunnen worden op de kwaliteit
van toetsen van de eerste studieonderdelen (voor adviesmoment 1) om dit later uit te breiden naar de
toetsen van alle studieonderdelen van het eerste jaar (en later). Dit zal uitgewerkt worden in het
facultaire toetsbeleid, dat momenteel wordt geformuleerd.
Samenvattend:
Na afloop van het onderwijs voor adviesmoment 1 kan met behulp van de reguliere toets(en) worden
vastgesteld of studenten de voor selectie relevante vaardigheden in voldoende mate beheersen, waarbij
alle vaardigheden afzonderlijk worden beoordeeld. Statistiekvaardigheden dienen met een aanvullende
toets gemeten te worden en het startniveau van taalvaardigheid zal worden gemeten met een taaltoets.
Op adviesmoment 2 kan aan de hand van behaalde toetsresultaten worden bepaald of iemand de
verschillende vaardigheden voldoende beheerst.
4 Uit onderzoek blijkt dat het cijfer voor het eerste tentamen een grote voorspellende waarde heeft voor
studiesucces, mede vanwege de weerspiegeling van studievaardigheden en motivatie in het resultaat. De
aanwezigheid van studievaardigheden en motivatie is echter niet of nauwelijks geïsoleerd te toetsen. Voor
adviesmoment 2 zal een minimaal aantal behaalde studiepunten worden vastgesteld. Hieruit blijkt mede of
iemand over voldoende studievaardigheden beschikt. 5 Het NOA (die ook verantwoordelijk is voor het pre-master assessment van de VU) zou hier een rol bij kunnen
spelen. Ook kan gedacht worden aan ondersteuning van het Onderwijscentrum VU.
39
Bijlage 5 Kenmerk: 07.0154
EMP-project selecterende functie eerste jaar Notitie Voorstel aanpassing B1-curriculum
April 2007 - bijgesteld: juni 2007
Inleiding in de rechtswetenschappen
Inleiding wordt volledig herzien. Voortaan wordt dit vak in zijn geheel verzorgd door de sectie
Encyclopedie, maar docenten uit andere secties kunnen indien nodig worden ingezet bij dit vak.
Uitgaand van het Nederlandse recht, komt de nadruk veel meer dan voorheen bij het vak Inleiding te
liggen op een algemene inleiding in het recht als een coherent geheel, op algemene begrippen en
leerstukken, rechtsvinding, interpretatiemethoden, rechtsbeginselen, internationaal-rechtelijke
aspecten, enz.
Het nieuwe vak Inleiding in de rechtswetenschappen vraagt van beginnende studenten het vermogen
om problemen op abstracte wijze te benaderen en te begrijpen (dus cognitieve en analytische
vaardigheden), maar biedt ook een overzichtelijke inleiding in vragen als wat is recht, waarom is er
recht, welke rechtsgebieden kun je onderscheiden, enz. Er zal, net als in het huidige vak Inleiding,
nadrukkelijk aandacht zijn voor het ontwikkelen van de vaardigheid om afzonderlijke rechtsgebieden
te kunnen onderscheiden. Het vak behoudt ongeveer zijn huidige studielast, maar loopt langer door
dan het huidige Inleiding (6 in plaats van 4 weken).
Bij Inleiding in de rechtswetenschappen neemt rechtsvindingstheorie een belangrijke plaats in. In het
kader van dat onderdeel wordt aan studenten uitgelegd hoe rechters in het algemeen te werk gaan bij
het oplossen van een casus, hoe zij in gemakkelijke en moeilijke gevallen oordelen, hoe zij het recht
gebruiken en interpreteren en welke methoden hun daarbij ter beschikking staan (geïllustreerd aan de
hand van voorbeelden uit de rechtspraak en literatuur). Deze algemene rechtsvindingstheorie die op
het tentamen zal worden getoetst, biedt een omvattend theoretisch kader waarop in de
positiefrechtelijke Beginselenvakken expliciet zal worden voortgebouwd.
In de Beginselenvakken (waarvan er drie nog voor de kerst worden gegeven) worden studenten zelf
uitgedaagd om concrete casus te lijf te gaan, zowel in de werkgroepen als op de tentamens. De
specifieke vaardigheden die nodig zijn om een concrete juridische casus zelfstandig te lijf te gaan (hoe
selecteer je relevante feiten, hoe gebruik je de wet, naar welke wetsartikelen verwijs je, hoe lees je een
arrest, enz.) worden in de werkgroepen en werkcolleges van de Beginselenvakken en deels ook in het
vak Juridische vaardigheden aangeleerd en getoetst, terwijl de algemene theorie van het casus
oplossen (en de functie daarvan binnen het recht als geheel), onder de noemer Rechtsvinding in het
vak Inleiding in de rechtswetenschappen aan de orde komt.
Met de volledige herziening van het huidige vak Inleiding komt er een einde aan de verbrokkeling die
het huidige Inleiding kenmerkt en krijgt het vak een duidelijke meerwaarde als theoretische
voorbereiding op alle specifieke Beginselenvakken die in het eerste jaar worden aangeboden. Het vak
krijgt het karakter van een inleiding in het recht als een samenhangend geheel. Op die wijze wordt het
ook beter mogelijk in te gaan op overeenkomsten en verschillen tussen de diverse rechtsgebieden.
Het vak Inleiding in de rechtswetenschappen zal zo worden ontworpen dat het tevens geschikt is als
Inleiding in het recht voor eerstejaars criminologiestudenten.
Encyclopedie I
Het onderdeel Argumentatieleer verdwijnt uit het huidige vak Encyclopedie I (dat vak bevat voortaan
alleen de component geschiedenis van de rechtsfilosofie, 6 stp). Het onderdeel Argumentatieleer gaat
onderdeel uitmaken van het nieuwe vak Juridische vaardigheden. Door deze omzetting krijgt
Argumentatieleer een betere inbedding dan thans het geval is. De kern van Argumentatieleer bestaat in
40
het herkennen van argumentatiestructuren in bijvoorbeeld rechterlijke uitspraken en in het
onderscheiden tussen geldige en ongeldige argumentaties. Door Argumentatieleer in te bedden als
component in het vak Juridische Vaardigheden, zal het nut van dit vak binnen de rechtenstudie veel
beter duidelijk kunnen worden gemaakt. Dit vak veronderstelt al een zekere juridische voorkennis en
ervaring met het lezen van arresten. Om die reden verdient het aanbeveling deze component pas na de
kerst aan te bieden.
Juridische vaardigheden
Project wordt ingrijpend hervormd en krijgt de naam Juridische vaardigheden. Dit wordt een
vaardighedenvak, waarin in verschillende deeltoetsen enkele belangrijke competenties afzonderlijk
worden getest:
Voor de kerst
- deeltoets: arresten lezen
- deeltoets: eerste paper over een eenvoudig onderwerp (nadruk ligt op de vorm: taalgebruik,
structuur, literatuurlijst en het toetsen van onderzoeksvaardigheden)
- deeltoets: mondelinge presentatie
Na de kerst
- deeltoets: argumentatieleer
- deeltoets: tweede paper over een specifiek juridisch of metajuridisch onderwerp (beoordeeld naar
vorm en inhoud, deze paper wordt vervaardigd bij een van de afdelingen die betrokken zijn in het
onderwijs in het eerste jaar, volgens een nog nader te bepalen vast stramien van toewijzing en
beoordeling. Er zal een minimum niveau met betrekking tot taalvaardigheid worden gesteld.)
Het vak Juridische vaardigheden zal 9 stp. gaan bedragen. Het loopt tot aan de kerstvakantie
ononderbroken door. Na de kerst moeten, met onderbrekingen, nog de onderdelen Argumentatieleer
(looptijd ca. 6 weken in de eerste helft van het tweede semester) en het schrijven van de tweede paper
(in een tijdbestek van ca. 3 weken in de tweede helft van het tweede semester) worden afgerond. Qua
onderwijs is hier in ieder geval een moment voor beoordeling van vraagstelling en opzet en een
moment voor het geven van feedback noodzakelijk.
De beide papers moeten positief worden afgesloten om een voldoende te kunnen halen voor het hele
vak. De resultaten van de deeltoetsen arrest lezen, mondelinge presentatie en (vooral) argumentatieleer
wegen mee in de bepaling van het eindcijfer maar hoeven niet per se voldoende te worden gemaakt. Er
moet eenmalig een mogelijkheid zijn om als onvoldoende beoordeelde toetsen te herkansen en de
papers aan te passen.
Hoewel de studenten in projectgroepjes aan dit vak moeten deelnemen en ook met elkaar moeten
samenwerken (dit sluit aan bij de nieuwe onderwijsvisie van de VU waarin het onderzoekend leren in
teamverband centraal staat), is het van groot belang dat alle toetsen op de afzonderlijke onderdelen van
het vak Juridische vaardigheden individueel worden afgenomen, om voldoende inzicht te hebben in de
competenties van de individuele studenten op de beide adviesmomenten.
Het faculteitsbestuur wordt gevraagd aandacht te besteden aan de organisatiestructuur van het vak
Juridische vaardigheden.
Taaltoets
Er wordt een verplichte taaltoets afgenomen in de eerste of tweede week van het B1-jaar. Studenten
die deze toets niet halen, worden dringend geadviseerd een taalcursus te volgen. De taaltoets wordt
door een organisatie van buiten de rechtenfaculteit afgenomen en de taalcursus wordt door een
organisatie van buiten de rechtenfaculteit verzorgd. Wie zakt voor de toets en niet in staat is zijn
deficiënties weg te werken, zal geen voldoende kunnen halen voor de tweede paper binnen Juridische
vaardigheden. Daarnaast zal bij minimaal twee vakken een essayvraag onderdeel uitmaken van het
tentamen. Het antwoord op deze vraag zal mede beoordeeld worden op taalvaardigheid op basis van
een opgesteld protocol. Hierdoor wordt de kans op een onvoldoende groter naarmate de
schrijfvaardigheid meer tekortschiet. Bij onvoldoende taalvaardigheid zal een student niet aan
voldoende studiepunten kunnen komen voor een positief studieadvies aan het einde van het jaar.
41
Schrijf- en onderzoeksvaardigheden
Schrijf- en onderzoeksvaardigheid komen aan de orde bij het vak Juridische vaardigheden. In het
kader van dit vak moet voor de kerst een paper worden geschreven over een eenvoudig onderwerp,
waarbij de beoordeling niet zozeer is gericht op de inhoud, maar op de schrijf- en
onderzoeksvaardigheid. (Onder onderzoeksvaardigheid wordt verstaan: weten hoe de bibliotheek
werkt, hoe je naar iets moet verwijzen, hoe je een literatuurlijst moet maken, hoe je rechtsbronnen
raadpleegt op internet, enz.).
Daarnaast wordt aan het einde van het eerste jaar een paper geschreven waarbij de juridisch-
inhoudelijke beoordeling wel medebepalend is voor het resultaat. Schrijfvaardigheid hoeft bij de
Beginselenvakken niet afzonderlijk te worden getoetst, maar bij minimaal twee vakken zal een
essayvraag onderdeel uitmaken van het tentamen. Het antwoord op deze essayvraag zal volgens een
gestandaardiseerd protocol worden beoordeeld op taalvaardigheid. Bij de overige vakken zullen
evidente probleemgevallen worden gesignaleerd en doorgegeven aan de studieadviseur. In de
(vaardigheden)vakken van de bacheloropleiding wordt voortgebouwd op de aanpak voor schriftelijke
vaardigheden, zoals gehanteerd binnen Juridische vaardigheden.
Studieadviezen
Op het eerste adviesmoment (half januari) zijn de volgende vaardigheden beoordeeld:
- probleemoplossende vaardigheden (casus oplossen) (Beginselenvakken)
- cognitieve vaardigheden (Inleiding in de rechtswetenschappen en Beginselenvakken)
- schriftelijke vaardigheden en onderzoeksvaardigheden (verplichte taaltoets en eerste paper
Juridische vaardigheden)
- mondelinge presentatie (Juridische vaardigheden)
Het vak Inleiding in de rechtswetenschappen biedt een herkansing vóór het eerste adviesmoment.
Het eerste studieadvies zal niet gebaseerd worden op de prestatie op het gebied van mondelinge
vaardigheden.
Geen enkel eerstejaarsvak mag op zichzelf doorslaggevend zijn voor het advies aan het einde van het
jaar, om te voorkomen dat studenten die laten zien wel geschikt te zijn voor de rechtenstudie (bijv.
door de Beginselvakken goed te maken) een negatief studieadvies zouden krijgen.
Rooster
De vakken die in het nieuwe B1-jaar zullen worden gegeven, staan hieronder. Met uitzondering van
Juridische vaardigheden, dat circa 9 studiepunten zal bevatten, zijn alle overige vakken qua
studiepunten met elkaar vergelijkbaar (5 a 6 studiepunten).
Voor de kerst Na de kerst
Inleiding in de rechtswetenschappen Encyclopedie der rechtswetenschappen I, zonder
Argumentatieleer
Juridische vaardigheden:
- deeltoets arresten lezen
- deeltoets mondelinge presentatie
- deeltoets eerste paper
Juridische vaardigheden:
- deeltoets Argumentatieleer
- deeltoets tweede paper
Beginselen strafrecht
Europese rechtsgeschiedenis
Beginselen staatsrecht
Beginselen privaatrecht II
Beginselen privaatrecht I Beginselen Europees recht
Beginselen bestuursrecht
42
Bijlage 6 Kenmerk: 07.0201
EMP-project selecterende functie eerste jaar Notitie Voorstel aanpassing BC1-curriculum
April 2007 - bijgesteld: juni 2007
Inleiding in de rechtswetenschappen
Op dit moment (studiejaar 2006/2007) volgen de studenten Criminologie de Beginselenvakken
strafrecht, bestuursrecht en staatsrecht zonder een inleidend juridisch vak vooraf. Daardoor missen zij
het algemene inzicht in ons rechtssysteem en uitleg over centrale begrippen en staan ze op achterstand
ten opzichte van de rechtenstudenten die op hetzelfde moment hetzelfde vak volgen. Voor
Rechtsgeleerdheid wordt het huidige vak Inleiding te vervangen door een nieuw ontwikkeld vak
Inleiding in de rechtswetenschappen. De sectie Criminologie heeft besloten dit vak ook aan
criminologiestudenten aan te bieden. Hierbij wordt uitgegaan van de huidige opzet die dermate
algemeen-inleidend is dat deze in zijn geheel (5 studiepunten) voor het bereiken van de eindtermen
(B1 en gehele bacheloropleiding) van toegevoegde waarde is. De sectie criminologie is inmiddels
gevraagd in de begeleiding van de opzet van dit nieuwe onderdeel een rol te spelen, opdat een
eventuele noodzaak tot speciale voorzieningen voor de criminologieopleiding tijdig kunnen worden
onderkend en georganiseerd.
Voorstel invulling Inleiding in de rechtswetenschappen
Voortaan wordt dit vak in zijn geheel verzorgd door de sectie Encyclopedie, maar docenten uit andere
secties kunnen indien nodig worden ingezet bij dit vak. Uitgaand van het Nederlandse recht, komt de
nadruk veel meer dan voorheen bij het vak Inleiding te liggen op een algemene inleiding in het recht
als een coherent geheel, op algemene begrippen en leerstukken, rechtsvinding, interpretatiemethoden,
rechtsbeginselen, internationaal-rechtelijke aspecten, enz.
Het nieuwe vak Inleiding in de rechtswetenschappen vraagt van beginnende studenten het vermogen
om problemen op abstracte wijze te benaderen en te begrijpen (dus cognitieve en analytische
vaardigheden), maar biedt ook een overzichtelijke inleiding in vragen als wat is recht, waarom is er
recht, welke rechtsgebieden kun je onderscheiden, enz. Er zal, net als in het huidige vak Inleiding,
nadrukkelijk aandacht zijn voor het ontwikkelen van de vaardigheid om afzonderlijke rechtsgebieden
te kunnen onderscheiden. Het vak behoudt ongeveer zijn huidige studielast, maar loopt langer door
dan het huidige Inleiding (6 in plaats van 4 weken).
Bij Inleiding in de rechtswetenschappen neemt rechtsvindingstheorie een belangrijke plaats in. In het
kader van dat onderdeel wordt aan studenten uitgelegd hoe rechters in het algemeen te werk gaan bij
het oplossen van een casus, hoe zij in gemakkelijke en moeilijke gevallen oordelen, hoe zij het recht
gebruiken en interpreteren en welke methoden hun daarbij ter beschikking staan (geïllustreerd aan de
hand van voorbeelden uit de rechtspraak en literatuur). Deze algemene rechtsvindingstheorie die op
het tentamen zal worden getoetst, biedt een omvattend theoretisch kader waarop in de
positiefrechtelijke Beginselenvakken expliciet zal worden voortgebouwd.
In de vakken Beginselen strafrecht en Inleiding publiekrecht (nieuw) worden studenten zelf
uitgedaagd om concrete casus te lijf te gaan, zowel in de werkgroepen als op de tentamens. De
specifieke vaardigheden die nodig zijn om een concrete juridische casus zelfstandig te lijf te gaan (hoe
selecteer je relevante feiten, hoe gebruik je de wet, naar welke wetsartikelen verwijs je, hoe lees je een
arrest, enz.) worden in de werkgroepen en werkcolleges van de juridische vakken en deels ook in het
vak onderdeel Arrest lezen aangeleerd en getoetst, terwijl de algemene theorie van het casus oplossen
(en de functie daarvan binnen het recht als geheel), onder de noemer Rechtsvinding in het vak
Inleiding in de rechtswetenschappen aan de orde komt.
43
Met de volledige herziening van het huidige vak Inleiding komt er een einde aan de verbrokkeling die
het huidige Inleiding kenmerkt en krijgt het vak een duidelijke meerwaarde als theoretische
voorbereiding op alle specifieke juridische vakken die in het eerste jaar worden aangeboden. Het vak
krijgt het karakter van een inleiding in het recht als een samenhangend geheel. Op die wijze wordt het
ook beter mogelijk in te gaan op overeenkomsten en verschillen tussen de diverse rechtsgebieden.
Inleiding Criminologie
Inleiding Criminologie blijft bestaan. Het vak geeft een algehele inleiding in de Criminologie. De
collegereeks is als volgt opgebouwd: allereerst wordt de student vertrouwd gemaakt met
respectievelijk het doel, object en domein van de criminologie, het begin van de criminologische
wetenschap - Beccaria (voluntarisme / indeterminisme) en Lombroso (determinisme) – en de
verschillende verklaringsniveaus (micro-meso-macro). Vervolgens wordt op basaal niveau uitleg
gegeven over de mogelijkheden en onmogelijkheden om criminaliteit te meten. Het derde blok handelt
over de weergave van criminologische thema's in de media, onderzoeksjournalistiek, de berichtgeving
over criminaliteit, impact van criminaliteitsnieuws op de publieke opinie en de politiek. Vervolgens
wordt een aantal specifieke onderwerpen (jeugdgeweld, georganiseerde criminaliteit) besproken. Het
hele palet aan verklaringen wordt kort geschetst. In het daaropvolgende blok staat het goedpraten van
eigen daden, 'delictgedrag' dat dient als sociale controle binnen een groep, centraal. In het blok
victimologie wordt aandacht geschonken aan respectievelijk de geschiedenis van de victimologie, de
angst voor criminaliteit, schade en slachtofferschap, slachtofferopvang, compensatie binnen het
strafrecht en herstelrecht. Het laatste blok staat in het teken van de reactie op criminaliteit. Behalve dat
aan de student inzichtelijk wordt gemaakt wat de cultureel maatschappelijk context is van het
hedendaagse veiligheidsdenken wordt ook stilgestaan bij de selectiviteit van de strafrechtspleging.
Juridische vaardigheden
Van het nieuwe vak Juridische vaardigheden van de opleiding Rechtsgeleerdheid (nu Project) zullen
studenten Criminologie het onderdeel Arrest lezen volgen. Arrest lezen wordt als apart onderdeel
geplaatst voor Project criminologie (2 studiepunten).
Het onderdeel Argumentatieleer dat binnen de opleiding Rechtsgeleerdheid onderdeel uitmaakt van
het vak Juridische vaardigheden zal voor rechtenstudenten na de Kerst worden gegeven. Aangezien de
inrichting van het tweede semester bij Criminologie gevuld lijkt na de verplaatsing van Actoren in de
Rechtshandhaving enerzijds en anderzijds Argumentatieleer als ‘los element’ in curriculum geplaatst
zou moeten worden, wordt vooralsnog afgezien van opname van dit onderdeel in B1 Criminologie.
Onvoldoende aannemelijk is geworden dat dit specifieke onderdeel voor Criminologie noodzakelijk is.
Het tweedejaarsvak Encyclopedie (criminologie) zou eventueel hierop worden aangepast/aangevuld.
Project Criminologie en Practicum beschrijvende criminologie
De schrijfvaardigheden zullen voor studenten Criminologie in Project criminologie onderwezen en
getoetst worden. In het huidige vak Project criminologie worden vaardigheden geleerd met betrekking
tot het zoeken van wetenschappelijke literatuur, bronvermelden, wetenschappelijk schrijven en
presenteren. In het tweede semester van BC1 volgt het Practicum beschrijvende criminologie. Bij dit
practicum moeten de vaardigheden wetenschappelijk schrijven en presenteren worden toegepast op de
criminologische kennis die o.a. bij Inleiding Criminologie is aangeboden.
Taaltoets
Er wordt een verplichte taaltoets afgenomen in de eerste of tweede week van het BC1-jaar. Studenten
die deze toets niet halen, worden dringend geadviseerd een taalcursus te volgen. De taaltoets wordt
door een organisatie van buiten de rechtenfaculteit afgenomen en de taalcursus wordt door een
organisatie van buiten de rechtenfaculteit verzorgd. Wie zakt voor de toets en niet in staat is zijn
deficiënties weg te werken, zal geen voldoende kunnen halen voor Practicum beschrijvende
criminologie. Daarnaast zal bij minimaal twee vakken een essayvraag onderdeel uitmaken van het
tentamen. Het antwoord op deze vraag zal mede beoordeeld worden op taalvaardigheid op basis van
een opgesteld protocol. Hierdoor wordt de kans op een onvoldoende groter naarmate de
schrijfvaardigheid meer tekortschiet. Bij onvoldoende taalvaardigheid zal een student niet aan
voldoende studiepunten kunnen komen voor een positief studieadvies aan het einde van het jaar.
44
Wiskunde-/statistiektoets
In het begin van het jaar zal een wiskunde-/statistiektoets worden afgenomen, aangezien statistiek niet
voor januari getoetst kan worden, maar de faculteit dan al wel een advies wil kunnen afgeven met
betrekking tot de geschiktheid voor de opleiding. Het doel is dan om een signaal aan de studenten te
geven wanneer er tekorten zijn op deze onderdelen. Studenten die de toets niet halen worden
nadrukkelijk gewezen op de mogelijkheid tot het volgen van een cursus om deze tekorten weg te
werken voor de start van statistiek in januari. Ook deze cursus wordt gegeven door een organisatie
buiten de rechtenfaculteit. Voor wiskunde/statistiek geldt dat studenten die hun deficiënties niet
wegwerken het vak Statistiek niet kunnen halen en een negatief studieadvies zullen krijgen als ze de
eerste toets en Statistiek beide niet gehaald hebben.
Statistiek
Inleiding methoden en technieken is geen goede benaming van het huidige vak en zal Statistiek gaan
heten. Gezien het belang van het vak in termen van de cruciale competenties zal vanaf 2007/2008
worden gepoogd meer intensieve/activerende werkcollegevormen toe te voegen aan de huidige
collegeserie. Dit zal echter afhangen van de ontwikkelingen binnen de formatie waarover de opleiding
Criminologie beschikken. Studenten die dit vak niet halen (met twee tentamengelegenheden) en de
wiskunde-/statistiektoets niet hebben gehaald, zullen een negatief studieadvies krijgen aan het eind
van het jaar.
Publiekrechtelijke onderdelen
Vanuit het Dagelijks Bestuur van de sectie Criminologie wordt een sterke wens geuit de onderdelen
Beginselen bestuursrecht en Beginselen staatsrecht te integreren tot een (nieuw) publiekrechtelijk vak.
Deze wens is ingegeven door signalen van bij deze vakken betrokken docenten die aangeven dat de
aansluiting van de inhoud van de huidige onderdelen bij de eindtermen van de bacheloropleiding
Criminologie wringt. Dit wordt ondersteund door (student)evaluaties. Daarnaast kan gesteld worden
dat het publiekrechtelijke aspect binnen de criminologie toegepaster en specifieker is dan de twee
huidige publiekrechtelijke onderdelen kunnen bieden. Hierbij gaat het om een combinatie van
staatsrechtelijke thema’s als grondrechten, kennis van het wetsbegrip, inrichting van de rechtsstaat,
delegatie van bevoegdheden en het bestuursrechtelijk arsenaal ter preventie/bestrijding van
criminaliteit en ook criminologisch relevante Europese en internationale publiekrechtelijke
ontwikkelingen. Tevens creëert het opnemen van een algemeen inleidend juridisch onderdeel
(Inleiding in de rechtswetenschappen) een noodzaak alle huidige onderdelen en bijbehorende
studiepunten in BC1 kritisch te benaderen.
Hierbij is voor het opleidingsmanagement Criminologie het uitgangspunt dat de huidige verdeling
tussen criminologische/sociaal-wetenschappelijke onderdelen en juridische onderdelen (42 t.o. 18
ects) gehandhaafd zou moeten worden om de opleiding Criminologie ook in het eerste jaar voldoende
representatief te laten zijn voor het vervolg in B2/B3 en het behoud van aansluiting bij de eindtermen
van de bacheloropleiding Criminologie.
Het faculteitsbestuur wordt gevraagd met de Afdeling Staats- en bestuursrecht in overleg te treden om
de ontwikkeling van een dergelijk studieonderdeel (waar gewenst in samenwerking met de sectie
Criminologie) mogelijk te maken.
Schrijfvaardigheid
Schrijfvaardigheden komen aan de orde bij Project criminologie en Practicum beschrijvende
criminologie. Project criminologie fungeert ook als een diagnostische toets voor de schrijfvaardigheid
van de studenten. Schrijfvaardigheid hoeft bij de overige vakken niet afzonderlijk te worden getoetst,
maar bij minimaal twee vakken zal een essayvraag onderdeel uitmaken van het tentamen. Het
antwoord op deze essayvraag zal volgens een gestandaardiseerd protocol worden beoordeeld op
taalvaardigheid. Bij de overige vakken zullen evidente probleemgevallen worden gesignaleerd en
doorgegeven aan de studieadviseur.
Studieadviezen
Op het eerste adviesmoment (half januari) zijn de volgende vaardigheden beoordeeld:
45
- probleemoplossende vaardigheden (casus oplossen) (Beginselen strafrecht)
- cognitieve vaardigheden (Inleiding Criminologie, Inleiding in de rechtswetenschappen,
Beginselen strafrecht)
- schriftelijke vaardigheden (verplichte taaltoets en paper Project criminologie)
- statistiekvaardigheden (Verplichte wiskunde-/statistiektoets)
- mondelinge presentatie (Project criminologie)
Het vak Inleiding in de rechtswetenschappen biedt een herkansing vóór het eerste adviesmoment. Het
eerste studieadvies zal niet gebaseerd worden op de prestatie op het gebied van mondelinge
vaardigheden.
Geen enkel eerstejaarsvak – afgezien van een onvoldoende voor de verplichte wiskunde-
/statistiektoets in combinatie met een onvoldoende voor Statistiek mag op zichzelf doorslaggevend
zijn voor het advies aan het einde van het jaar, om te voorkomen dat studenten die laten zien wel
geschikt te zijn voor de studie Criminologie (bijv. door de overige vakken in het eerste jaar goed te
maken en daardoor alle cruciale vaardigheden wel in voldoende mate beheersen) een negatief
studieadvies zouden krijgen. Om te voorkomen dat studenten met een onvoldoende beheersing van
statistiekvaardigheden een positief studieadvies krijgen, zal een onvoldoende voor Statistiek in
combinatie met een onvoldoende voor de wiskunde-/statistiektoets, zoals beschreven, wel tot een
negatief studieadvies leiden.
Rooster
De vakken die in het nieuwe BC1-jaar zullen worden gegeven, staan hieronder.
Voor de kerst Na de kerst
Inleiding in de rechtswetenschappen
Statistiek
Inleiding criminologie
Practicum beschrijvende criminologie:
- deeltoetsen: werkstukken
Arrest lezen
Actoren in de rechtshandhaving
Project criminologie:
- deeltoets mondelinge presentatie
- deeltoets paper
Inleiding publiekrecht
Beginselen strafrecht
Inleiding sociologie
46
Bijlage 7
EMP-project selecterende functie eerste jaar Checklist voor eerstejaarsvakken
Juni 2007
Rechtsgeleerdheid en Criminologie
� Individuele toetsing in een gestandaardiseerde setting (tentamenzaal) en dus geen
groepsbeoordelingen en take-home tentamens.
� Beoordelingsprotocol bij het tentamen (hoeveel punten krijgt een student bij verschillende
mogelijke antwoorden).
� In Beginselenvakken: aanleren en oefenen van vaardigheden om casus op te lossen in
werkgroepen en toetsing van deze vaardigheden op tentamen.
� Indien het tentamen een essayvraag bevat, wordt deze vraag volgens een gestandaardiseerd
protocol op taalvaardigheid beoordeeld.
� Evidente probleemgevallen op het gebied van taalvaardigheid (blijkend bij het tentamen) worden
doorgegeven aan de studieadviseur.
� Modeluitwerkingen van tentamenvragen worden voorafgaand aan de nabespreking van het
tentamen op Blackboard geplaatst.
� De nabespreking van het tentamen heeft de status van een leermoment. Studenten hebben
nadrukkelijk de gelegenheid vragen te stellen.
� Ongeveer twee weken voorafgaand aan de herkansing wordt een responsiecollege georganiseerd
waarin ingegaan wordt op veelgemaakte fouten bij het eerste tentamen.
� Bij voorkeur zijn er mogelijkheden om betere studenten extra uitdaging te bieden, bijvoorbeeld
door hen uit te nodigen voor afdelingsbijeenkomsten of AIO-lunches.
Alleen voor Rechtsgeleerdheid (werkgroeponderwijs)
� Er worden zowel werkgroepen als werkcolleges aangeboden
� Tijdens werkcolleges en werkgroepen wordt dezelfde stof behandeld. In werkgroepen staat inter-
actie met studenten centraal, in werkcolleges wordt de stof door de docent gepresenteerd.
� Bij werkgroepen geldt voorbereiding als voorwaarde voor aanwezigheid. Studenten die niet
hebben voorbereid worden consequent verwezen naar het werkcollege.
� Werkgroepdocenten controleren of is voorbereid. Dit kan gebeuren door opdrachten vooraf te
laten inleveren of (om de administratieve last te beperken) door aan het begin van de werkgroep
na te gaan of de opdrachten zijn gemaakt.
� De spelregels voor het volgen van werkgroepen zijn beschreven in de studiehandleiding. Deze
wordt uiterlijk op het moment dat de inschrijving voor werkgroepen start op Blackboard
gepubliceerd.
� In de studiehandleiding wordt aangegeven dat wie zich heeft ingeschreven voor een werkgroep en
tweemaal verzuimt van deelname aan de werkgroep, is uitgesloten.
� Als studenten opdrachten moeten inleveren om een werkgroep te kunnen volgen, is in de studie-
handleiding van het vak aangegeven, hoe vaak en hoe intensief de opdrachten worden nagekeken.
Daarbij is het goed onderscheid te maken tussen de controle of voldoende is voorbereid (die altijd
plaatsvindt) en individuele feedback op het ingeleverde werk. Binnen een vak hanteren docenten
dezelfde werkwijze.
� Werkgroepdocenten kiezen er zelf voor hoe opdrachten worden ingeleverd (digitaal of in het
postvak). Studenten dienen wel minimaal drie dagen de tijd te hebben voor het maken van de
opdracht, zodat het inleveren op de VU een planningsaangelegenheid van de student is.
47
Toelichting op checklist
Uit de notitie ‘Selectie-instrumenten’, kenmerk: 07.0153
� Voor een betrouwbare toetsing en beoordeling is het van groot belang dat de toetsen in een
gestandaardiseerde setting plaatsvinden. Dit houdt in dat studenten tegelijkertijd in een bepaalde
ruimte individueel een toets maken. Daarnaast is het nodig voor elk tentamen een protocol op te
stellen dat gebruikt kan worden bij de beoordeling (gedetailleerd moet worden beschreven hoe alle
mogelijke antwoorden van studenten beoordeeld dienen te worden). Dit bevordert de
betrouwbaarheid van de toetsresultaten. Dit geldt voor alle vakken in het eerste jaar6. Om ervoor te
zorgen dar de toetsen zo betrouwbaar en valide mogelijk zijn, is het wenselijk professionals op het
gebied van toetsen te betrekken bij het opstellen van de toetsen en de beoordelingsprotocollen.
Uit de notitie ‘Voorstel aanpassing B1-curriculum’, kenmerk: 07.0154
� In de Beginselenvakken worden studenten zelf uitgedaagd concrete casus te lijf te gaan, zowel in
werkgroepen als op tentamens. De specifieke vaardigheden die nodig zijn om een concrete
juridische casus zelfstandig te lijf te gaan (hoe selecteer je relevante feiten, hoe gebruik je de wet,
naar welke wetsartikelen verwijs je, hoe lees je een arrest, etc.) worden in de werkgroepen en
werkcolleges van de Beginselenvakken en deels ook in het van Juridische vaardigheden
aangeleerd en getoetst, terwijl de algemene theorie van casus oplossen (en de functie daarvan
binnen het recht als geheel), onder de noemer Rechtsvinding in het vak Inleiding in de
rechtswetenschappen aan de orde komt.
� Bij minimaal twee vakken dient een essayvraag in het tentamen opgenomen te worden, waarvan
het antwoord mede wordt beoordeeld op taalvaardigheid, volgens een vastgesteld
beoordelingsprotocol. Bij de overige eerstejaarsvakken (uitgezonderd de vaardighedenvakken)
wordt taalvaardigheid niet getoetst, maar worden evidente probleemgevallen gesignaleerd en
doorgegeven aan de studieadviseur. (Ter informatie: alle studenten nemen aan het begin van het
studiejaar deel aan een diagnostische taaltoets en worden indien nodig doorverwezen naar
specifieke taalcursussen naar aanleiding van de uitslag van de toets.)
Uit de notitie ‘Voorstel aanpassing BC1-curriculum’, kenmerk:07.0201
� In de vakken Beginselen strafrecht en Inleiding publiekrecht worden studenten zelf uitgedaagd
concrete casus te lijf te gaan, zowel in werkgroepen als op tentamens. De specifieke vaardigheden
die nodig zijn om een concrete juridische casus zelfstandig te lijf te gaan (hoe selecteer je
relevante feiten, hoe gebruik je de wet, naar welke wetsartikelen verwijs je, hoe lees je een arrest,
etc.) worden in de werkgroepen en werkcolleges van deze vakken en deels ook in het onderdeel
Arrest lezen aangeleerd en getoetst, terwijl de algemene theorie van casus oplossen (en de functie
daarvan binnen het recht als geheel), onder de noemer Rechtsvinding in het vak Inleiding in de
rechtswetenschappen aan de orde komt.
� Bij minimaal twee vakken dient een essayvraag in het tentamen opgenomen te worden, waarvan
het antwoord mede wordt beoordeeld op schrijfvaardigheid, volgens een vastgesteld
beoordelingsprotocol. Bij de overige eerstejaarsvakken (uitgezonderd de vaardighedenvakken)
wordt schrijfvaardigheid niet getoetst, maar worden evidente probleemgevallen gesignaleerd en
doorgegeven aan de studieadviseur (voor opname in de studentendossiers).
Uit de notitie ‘Studiebegeleiding’, kenmerk: 07.0248
� Na ieder tentamen is er (zoals nu reeds gebruikelijk) een inzage, waarbij de modeluitwerkingen
van de tentamenvragen worden besproken en studenten nadrukkelijk de gelegenheid hebben om
vragen te stellen over het tentamen. De inzage dient de status te krijgen van een leermoment. Om
het leergehalte van de inzage te verhogen dienen vanaf het studiejaar 2007/2008 de
modeluitwerkingen reeds voor de inzage op Blackboard ter beschikking te worden gesteld, zodat
studenten zich op de inzage kunnen voorbereiden.
6 Ook voor de vakken Juridische vaardigheden (B1), Arrest lezen (BC1), Project Criminologie (BC1) en
Practicum beschrijvende Criminologie (BC1).
48
� Voor elk vak wordt er ongeveer twee weken voor de herkansing een responsiecollege gegeven. Bij
deze responsiecolleges wordt nader ingegaan op veelgemaakte fouten op het tentamen. Zo kunnen
studenten inzicht krijgen in het type fouten dat ze gemaakt hebben (bijvoorbeeld het toepassen van
de verkeerde leerstukken (cognitieve vaardigheden), het overslaan van stappen bij het oplossen
van een casus (probleemoplossende vaardigheden), etc.).
Uit ‘Vragenlijst eerstejaarsvakken EMP-selectie'
� Aandacht voor extra mogelijkheden voor de betere student. Bij Privaatrecht leeft het idee om
betere studenten uit te nodigen voor afdelingsbijeenkomsten of AIO-lunches waarin
onderzoekspresentaties worden gegeven. (In januari krijgen studenten een officieel eerste
studieadvies. Beter presenterende studenten worden op dit moment per brief gewezen op het
honourstraject vanaf het tweede bachelorjaar, dat momenteel in ontwikkeling is. Daarnaast worden
studenten die aan een aantal aanvullende eisen voldoen gewezen op de mogelijkheid om deel te
nemen aan de pre-honours class van Jan Willem Sap (ontwikkeld in het kader van de
onderwijsvisie van de VU): deze studenten kunnen deelnemen aan thematische bijeenkomsten
waarin een hoogleraar een lezing geeft, gevolgd door een informele lunch in aanwezigheid van de
spreker. Elke student maakt van een bijeenkomst een verslag. De verslagen leiden uiteindelijk tot
een publicatie.)
49
Bijlage 8 Kenmerk: 07.0248
EMP-project selecterende functie eerste jaar Studiebegeleiding
Mei 2007 - bijgesteld: juni 2007
Inleiding
Binnen het EMP-project “Selecterende functie van het eerste jaar” is inmiddels overeenstemming
bereikt over de vraag welke vaardigheden cruciaal zijn om de studies Rechtsgeleerdheid, Notarieel
recht of Criminologie succesvol te kunnen afronden. Naast cognitieve vaardigheden,
probleemoplossende vaardigheden, statistiekvaardigheden en schriftelijke vaardigheden zijn ook de
meer algemene studievaardigheden als cruciaal aangemerkt. Tevens is het niveau vastgesteld waarop
deze vaardigheden dienen te worden beheerst aan het einde van het eerste bachelorjaar. Een en ander
heeft zijn weerslag gevonden in het eerstejaarscurriculum waarbinnen zich inmiddels de contouren van
nieuwe of nieuw vormgegeven vakken beginnen af te tekenen.
Tevens is besloten dat studenten op minimaal twee momenten in het eerste jaar een studieadvies zal
worden gegeven:
1. Vroegtijdig in het eerste bachelorjaar (januari, zodat studenten nog gebruik kunnen maken van de
1 februari-regeling van de IB-groep)
2. Aan het einde van het eerste bachelorjaar (met een al dan niet bindend karakter).
Op beide momenten is het studieadvies gebaseerd op de mate van beheersing van de onderscheiden
cruciale vaardigheden. Op het eerste adviesmoment dienen de vaardigheden te worden beheerst op
basaal niveau en dienen studenten deze te kunnen toepassen op enkele (nog nader te bepalen)
kennisgebieden. Op het tweede adviesmoment dienen alle vaardigheden beheerst te worden op het
niveau van de eindtermen van het eerste bachelorjaar en dienen studenten deze ook toe te kunnen
passen op de rest van de in het eerste bachelorjaar aangeboden stof. Op het eerste adviesmoment
vallen studenten grofweg uiteen in drie groepen:
• Studenten die duidelijk ondermaats presteren. Deze studenten krijgen een “rood licht”. Aan hen
wordt het dringende advies gegeven de studie te staken.
• Studenten die niet uitgesproken slecht presteren, maar zeker ook niet goed. Deze studenten krijgen
“oranje licht”. Geprobeerd wordt om deze studenten via extra ondersteuning over de streep te
trekken.
• Studenten die goed presteren. Deze studenten krijgen “groen licht”.
Het tweede adviesmoment heeft een tweedeling van studenten tot gevolg. Studenten die voldoende tot
goed presteren en in wie de faculteit het vertrouwen heeft dat zij de studie tot een goed einde zullen
brengen, krijgen “groen licht”, m.a.w. hun wordt geadviseerd hun studie te vervolgen. De rest van de
studenten krijgen “rood licht” en het (al dan niet bindende) advies hun studie te staken.
Het faculteitsbestuur is van mening dat tegenover bovengeschetst selectiemodel een zo goed en
volledig mogelijk model van studiebegeleiding gesteld dient te worden, waarbij studenten o.a. door
middel van goede feedback op hun studieprestaties voldoende én tijdig de mogelijkheid wordt
geboden om zichzelf (waar nodig) bij te sturen. Hierbij verdient een goede bewaking van de
formatieruimte aan studieadviseurs continue aandacht van het faculteitsbestuur. Doel van deze notitie
is een voorstel te doen voor studiebegeleiding die past bij bovengeschetste plannen en deze ook
ondersteunt. De notitie zal uiteenvallen in twee onderdelen:
1. Voorstellen ten aanzien van de training van studievaardigheden.
2. Voorstellen ten aanzien van de studiebegeleiding in het algemeen.
50
1. Training van algemene studievaardigheden bij studenten
Een van de vaardigheden die door de projectgroep als cruciaal zijn aangemerkt om de studies
Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht of Criminologie succesvol te kunnen afronden, zijn de algemene
studievaardigheden. Te denken valt hierbij aan zaken als verschillende studiemethodieken,
onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken, planningsvaardigheden, etc. Voor vaardigheden die als
zo cruciaal gezien worden, dient de faculteit ook de verantwoordelijkheid op zich te nemen om haar
studenten deze aan te leren. Mocht besloten worden dat er een BSA zal worden ingevoerd, dan pleit
dat des te meer voor het actief aanleren van studievaardigheden aan studenten. Studenten hebben dan
immers niet de luxe meer om op hun gemak op eigen kracht proefondervindelijk studievaardigheden
aan te leren. Problemen ten gevolge van de tweede fase in het middelbare onderwijs zijn een
bijkomende reden om deficiënties op het gebied van studievaardigheden naar mogelijkheid te
repareren.
Momenteel wordt er op geen enkel moment in de studie expliciet aandacht besteed aan het aanleren
van studievaardigheden. Men zou kunnen menen dat het mentoraat in deze behoefte voorziet. Maar het
mentoraat in de huidige vorm heeft naast de belangrijke sociale taak van eerste opvang tot doel de
student praktisch te informeren, op gang te helpen en bij te staan tijdens de beginfase van de studie.
Dit is iets heel anders dan het aanleren van specifieke studievaardigheden. Mentoren worden niet
geschoold in verschillende studiemethodieken en in de overdracht van deze vaardigheden. Daarnaast
kent het mentoraat nog twee bezwaren. Allereerst is de participatie van studenten aan de mentoruren
vrijwillig. Na rondvraag onder de mentoren blijkt dat na twee maanden ongeveer de helft van de
studenten definitief niet meer naar de mentoruren komt. Een ander bezwaar is dat mentoren min of
meer naar eigen inzicht invulling geven aan de te behandelen stof in het mentoruur, waardoor van
echte standaardisatie geen sprake is.
Voor het aanleren van studievaardigheden aan de eerstejaars studenten ligt het volgende voorstel op
tafel:
1) College studievaardigheden. In de eerste week van het eerste studiejaar wordt er door de
studieadviseurs een hoorcollege studievaardigheden verzorgd. In dit college komen zaken aan de
orde kunnen komen als de overstap van HBO/middelbare school naar universiteit, het verschil
tussen HBO/middelbare school en universiteit (b.v. uit je hoofd leren versus grote lijnen en
verbanden leggen, hoeveelheid tijd die besteed dient te worden aan de studie, etc.), inzicht in de
opbouw van en regels rondom het eerstejaars curriculum, succes- en faalfactoren voor
studievoortgang (planning, omgeving, structuur, etc.), het belang van een goede taalbeheersing en
een eerste behandeling van studiemethodieken. Daarna wordt op dit gebied het stokje doorgegeven
aan het mentoraat (zie onder 2).
2) Het mentoraat. De functie van het mentoraat wordt verbreed. Zonder afbreuk te willen doen aan
de belangrijke sociale functie van het mentoraat, komt de nadruk te liggen op het aanleren en
trainen van studievaardigheden, m.a.w. “het leren studeren”. Op de zaken die tijdens het
hoorcollege van de studieadviseurs beknopt aan de orde zijn gekomen, wordt tijdens de
mentoruren meer uitgebreid ingegaan en een en ander wordt meteen in de praktijk toegepast op
datgene waarmee de studenten op dat moment in de studie bezig zijn. Meer concreet: wordt er
bijvoorbeeld in het studieprogramma van studenten op een bepaald moment verwacht dat ze een
grote hoeveelheid stof bestuderen, dan wordt er tijdens het mentoruur aandacht besteed aan zaken
als hoofd- en bijzaken onderscheiden, leesstrategieën, zoals begrijpend lezen, hoe een goede
samenvatting te maken en het maken en nakomen van een eigen studieplanning.
Natuurlijk dienen de mentoren op deze belangrijke taak adequaat te worden voorbereid. De
mentorentraining lijkt bij uitstek geschikt om de mentoren kennis op dit vlak bij te brengen en ze
te leren hoe ze deze kennis kunnen overbrengen aan studenten. Het deel van de mentorentraining
dat zich richt op (het aanleren van) studievaardigheden wordt door de studieadviseurs ontwikkeld.
Daarnaast draagt een nog op te richten werkgroep bestaande uit de studieadviseurs en oud-
mentoren zorg voor een handleiding met aanwijzingen met betrekking tot het invullen van de
mentoruren (welke onderwerpen wanneer aan de orde dienen te komen). Dit dient reeds te
51
gebeuren in mei 2007. Op deze wijze wordt het aanbod van het mentoraat gestandaardiseerd en
krijgen alle studenten dezelfde informatie ongeacht in welk mentorgroepje zij zitten. Deze
hierbovengenoemde voorstellen zijn reeds aan het mentoraat voorgelegd en worden door de
mentoren toegejuicht.
Voorgesteld wordt de aanwezigheid van studenten bij de mentoruren bij te houden en deze
informatie op te nemen in het persoonlijk dossier van de studenten, zodat hiermee rekening kan
worden gehouden bij de begeleiding van studenten door de studieadviseurs. Studenten zullen erop
gewezen worden dat zij bij problemen op het gebied van studievaardigheden meer hulp van de
studieadviseurs kunnen verwachten indien zij bij de mentoruren aanwezig zijn geweest.
3) Website/Discussieforum. De studieadviseurs stellen een website samen met informatie op het
gebied van studievaardigheden of zaken die daaraan zijn gerelateerd. Gedacht wordt aan
onderwerpen als: studietips, zelftests (b.v. studiemotivatie, neiging tot uitstelgedrag, academische
competenties, etc.), tips voor het maken van verschillende typen tentamens (schriftelijke
tentamens met open vragen, multiple choice-tentamens, mondelinge tentamens), hoe om te gaan
met studiestress, tips op het gebied van timemanagement, etc. Waar nodig komen er links naar
cursussen die worden georganiseerd door het Centrum voor Studie en Loopbaan (CSL), de
studentpsychologen, de studentdecanen en natuurlijk de studieadviseurs. Daarnaast heeft het
faculteitsbestuur gemeld dat zij een EMP-aanvraag heeft ingediend voor het verzamelen en deels
testen van ICT-middelen die ingezet kunnen worden ter ondersteuning van studenten in het eerste
jaar op het gebied van de genoemde cruciale vaardigheden. Afhankelijk van hun aard kan eraan
worden gedacht ook links naar deze ICT-middelen op de genoemde website op te nemen dan wel
deze ICT-middelen in hun geheel op de website te plaatsen. Tevens kan gedacht worden aan het
creëren van een Blackboardomgeving met discussiemogelijkheid waarbinnen studenten met elkaar
ideeën en tips kunnen uitwisselen met betrekking tot studievaardigheden. Docenten, mentoren en
studieadviseurs verwijzen studenten actief naar de website en het discussieforum.
2. Voorstellen ten aanzien van de studiebegeleiding in het algemeen
Uitgangspunt is dat elke student te allen tijde de studieadviseurs voor advies kan raadplegen.
Daarnaast wordt er door de faculteit actief specifieke studiebegeleiding geboden. Specifieke
studiebegeleiding kan in vele vormen worden aangeboden, al naar gelang het moment in het
curriculum en het type probleem dat zich voordoet. Om het overzichtelijk te houden is er daarom voor
gekozen in chronologische volgorde in te zoomen op de momenten in het eerstejaarscurriculum
waarop een vorm van specifieke studiebegeleiding aan de orde zou kunnen komen. Hierbij is
uitgegaan van de voorstellen gedaan in de “Notitie voorstel aanpassing B1-curriculum” en de concept
roosters van de betrokken opleidingen die in het deelproject “Wenselijk curriculum” zijn behandeld.
2.1 Na de taal- en wiskunde-/statistiektoets
In de notitie “Aanpassing B1-curriculum” is voorgesteld om alle eerstejaarsstudenten aan het begin
van het eerste bachelorjaar een taaltoets af te nemen om zo het niveau van taalvaardigheid vroegtijdig
vast te stellen. Studenten die voor de taaltoets zakken, worden dringend geadviseerd een taalcursus te
volgen. Door studenten Criminologie wordt tevens een wiskunde-/statistiektoets afgelegd om zicht te
krijgen op eventuele tekorten op dit gebied. Zakken studenten voor deze toets, dan wordt hun
geadviseerd de tekorten weg te werken voor de start van het vak Statistiek aan het begin van het
tweede semester.
Voor de studiebegeleiding zal het invoeren van de taaltoets concreet inhouden dat aan studenten die
deze toets niet hebben gehaald, een brief gestuurd zal worden waarin zij worden gewezen op de
mogelijkheid een taalcursus te volgen. In de brief zal ook worden onderstreept waarom het voor een
jurist/criminoloog belangrijk is om over een goede taalvaardigheid te beschikken. Tevens zal
informatie worden gegeven over waar de cursus gevolgd kan worden.
52
Overigens zou, mede gelet op art. 7.34 lid 1e van de WHW, met betrekking tot de taaltoets gepleit
kunnen worden voor toetsing op type taalfouten. Immers, van oorsprong Nederlandstalige studenten
zullen andere soorten taalfouten maken dan studenten met een buitenlandse achtergrond. Op basis van
het type taalfouten zullen studenten dan gericht kunnen worden doorverwezen naar een taalcursus
passend bij hun lacunes7.
Kortom, veel hangt dus af van de adequate operationalisering van het begrip “taalvaardig”. Dit vraagt
om een inventarisatie van de relevante aspecten van taalvaardigheid enerzijds en een analyse van de
verschillende soorten deficiënties anderzijds.
Studenten Criminologie die voor de wiskunde-/statistiektoets zijn gezakt zullen een gelijksoortige
brief ontvangen: gewezen zal worden op het belang van wiskunde-/statistiekvaardigheden in de studie
Criminologie en studenten zullen dringend geadviseerd worden hun tekorten op dit terrein weg te
werken. Zo mogelijk zullen suggesties gedaan worden voor hoe zij dit kunnen aanpakken (b.v. een
literatuurlijst voor te bestuderen literatuur, het ondersteuningsprogramma DrStat, verwijzing naar
James Boswell Instituut in Utrecht voor een cursus, etc.).
2.2 Na de uitslag van de eerste (deel)tentamens (begin november)
Uit onderzoek (ISA test) is gebleken dat de resultaten van het eerste (deel)tentamen voorspellend zijn
voor het studiesucces in de rest van de studie. Vanuit het oogpunt van studieadvies ligt het daarom
voor de hand om na Inleiding in de rechtswetenschappen, het eerste tentamen, aan studenten die
hebben deelgenomen en een onvoldoende hebben gehaald een signaal af te geven. Gedacht wordt aan
een brief (zoals nu reeds gebruikelijk) waarin wordt stilgestaan bij dit eerste tegenvallende
studieresultaat en waarin studenten worden geattendeerd op de mogelijkheid een afspraak te maken bij
een van de studieadviseurs om eventuele onderliggende (studie)problemen te achterhalen en aan te
pakken. Studenten bij wie sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden die een negatieve
invloed hebben op de studieprestaties, wordt met klem geadviseerd om met de studieadviseurs contact
op te nemen. Aangezien uit onderzoek is gebleken dat het toekomstige studiesucces van studenten die
voor het eerste (deel)tentamen een zes hebben gescoord, ook nog zeer onzeker is, kan worden
overwogen om ook die studenten een, weliswaar iets aangepaste, brief te sturen.
Na het tentamen is er (zoals nu reeds gebruikelijk) een inzage, waarbij de modeluitwerkingen van de
tentamenvragen worden besproken en studenten nadrukkelijk de gelegenheid hebben om vragen te
stellen over het tentamen. De inzage dient de status te krijgen van leermoment. Om het leergehalte van
de inzage te verhogen dienen vanaf het studiejaar 2007/2008 de modeluitwerkingen reeds voor de
inzage op Blackboard ter beschikking te worden gesteld, zodat studenten zich op de inzage kunnen
voorbereiden. Ongeveer twee weken vóór het herkansingstentamen voor Inleiding in de
rechtswetenschappen wordt een responsiecollege gegeven. Tijdens het responsiecollege wordt in het
licht van de herkansing nader ingegaan op veel gemaakte fouten op het tentamen. Zo kunnen studenten
inzicht krijgen in het type fouten dat ze gemaakt hebben (bijvoorbeeld het toepassen van de verkeerde
leerstukken (cognitieve vaardigheden), het overslaan van stappen bij het oplossen van een casus
(probleemoplossende vaardigheden), etc.).
2.3 Tussen de uitslag van de eerste (deel)tentamens en het eerste adviesmoment
Binnen het vak Juridische vaardigheden bij Rechten zullen vóór Kerst de deeltoetsen “arresten lezen”,
“mondelinge presentatie” en “eerste paper” plaatsvinden. Voor Criminologie geldt dat in een apart
studieonderdeel "Arrest lezen" zal komen. Voor dit onderdeel zal de deeltoets “arresten lezen” van
Rechten gelden als afsluitende toets. Binnen Project Criminologie zal aandacht worden besteed aan
schrijf- en spreekvaardigheid. Deze beide vaardigheden worden door middel van deeltoetsen getoetst.
Studenten dienen op de deeltoetsen individueel inhoudelijk feedback te krijgen van de docent, waarbij
aandacht besteed dient te worden aan hun sterke maar vooral aan hun zwakke kanten en
verbeterpunten. Studenten die slecht hebben gepresteerd op het gebied van schrijfvaardigheid (om 7 In opdracht van het CvB is een werkgroep, gecoördineerd vanuit de Faculteit Letteren, op het moment bezig
met de ontwikkeling van een diagnostische taaltoets voor alle eerstejaars studenten van de VU en het organiseren
van eventuele scholing. De toets en eventuele scholing zouden in het studiejaar 2007/2008 geïmplementeerd
moeten worden.
53
andere redenen dan gebrekkige taalvaardigheid) kunnen aansluitend op deze feedback worden
verwezen naar de CSL-cursus “Wetenschappelijk schrijven”. Studenten wier spreekvaardigheid
(mondelinge presentatie) te wensen overliet (om andere redenen dan gebrekkige taalvaardigheid)
worden op deze feedback verwezen naar de CSL-cursus “Presenteren”.
2.4 Het eerste adviesmoment (januari)
Na bekendmaking van de tentamenuitslagen van de vakken Beginselen Strafrecht, Beginselen
Staatsrecht en Beginselen Privaatrecht I bij Rechtsgeleerdheid en Inleiding Criminologie en
Beginselen strafrecht bij Criminologie zijn alle als cruciaal aangemerkte vaardigheden aan bod
gekomen en kan er dus in principe een oordeel worden gevormd over de mate van beheersing door
studenten van deze vaardigheden. Het advies is dan ook op deze informatie gebaseerd. Zoals gezegd
vallen studenten op het eerste adviesmoment uiteen in drie groepen: de tot dan toe ondermaats
presterende en “rode” studenten, de goed presterende “groene” studenten en de middelmatig
presterende “oranje” studenten. De achterliggende reden voor deze expliciete onderverdeling in
groepen is dat de projectgroep ervoor heeft gekozen om een verschillend pakket aan studiebegeleiding
aan te bieden aan verschillend presterende studenten. Er is voor gekozen het zwaartepunt van de
studiebegeleiding te leggen bij de middelmatig presterende “oranje” studenten, teneinde deze over de
streep te kunnen trekken en tot goed presterende “groene” studenten te maken. Een en ander betekent
echter niet dat de slecht presterende “rode” studenten geheel aan hun lot zullen worden overgelaten,
noch dat de goed presterende “groene” studenten zullen worden genegeerd.
Zie voor de definities van de verschillende advieskleuren (op het eerste en tweede moment) de notitie
"Definiëring van de studieadvieskleuren".
Hoe wordt aan het eerste adviesmoment vormgegeven?
Het eerste adviesmoment zou als volgt kunnen worden vormgegeven. De “rode” studenten zullen een
brief thuisgestuurd krijgen, waarin duidelijk zal worden gemaakt dat zij het eerste semester slecht
hebben gepresteerd. In de brief zal worden aangegeven dat zij (een deel van) de door de faculteit als
cruciaal aangemerkte vaardigheden onvoldoende beheersen en dat de faculteit er daarom geen
vertrouwen in heeft dat zij de studie succesvol zullen kunnen afronden. Deze studenten zal
geadviseerd worden zich in verband met de 1 februari-regeling vóór 1 februari uit te schrijven en zich
te oriënteren op een passender studie. Ook in deze brief worden studenten bij wie bijzondere
persoonlijke omstandigheden van invloed zijn (geweest) op de studieresultaten nadrukkelijk
geadviseerd contact op te nemen met de studieadviseur.
Ook de “groene” studenten krijgen een brief thuisgestuurd. Hierin wordt bij de goede studieprestaties
stilgestaan en zullen zij worden geattendeerd op de mogelijkheid aan een “honourstraject” deel te
nemen (en aan de eventuele extra mogelijkheden die al in het eerste jaar zullen worden aangeboden
aan goed presterende studenten (Jan-Willem Sap)) indien zij aan bepaalde aanvullende eisen voldoen8.
Voor meer informatie worden zij verwezen naar de website of kunnen zij een afspraak maken met de
studieadviseur.
Aangezien de “oranje” studenten zich nog zouden kunnen ontwikkelen tot “groene” studenten, heeft
de projectgroep ervoor gekozen deze groep wat meer actieve studiebegeleiding te bieden. Voorgesteld
wordt om op het eerste adviesmoment deze groep studenten op te roepen voor een persoonlijk gesprek
met hun docent Juridische Vaardigheden/Project Criminologie (naar analogie van de
januarigesprekken met de Projectdocenten), de docent die de student het eerste semester van dichtbij
heeft meegemaakt, en hun mentor. De docenten Juridische Vaardigheden/Project Criminologie krijgen
een door de studieadviseurs speciaal daartoe opgesteld invulformulier, aan de hand waarvan zij de
gesprekken dienen te voeren. Dit formulier zal zowel dienen als hulp en geheugensteuntje voor de
docenten en is daarnaast bedoeld om standaardisatie van de gesprekken zoveel mogelijk te
waarborgen. Voor aanvang van de gesprekken plannen de studieadviseurs voor de docenten Juridische
Vaardigheden en Project Criminologie een instructiebijeenkomst waarop het hoe en waarom van het
8 De voorwaarden die voor deelname aan aanvullende programma's zullen gelden, worden binnen de betreffende
projecten vastgesteld.
54
invulformulier zal worden toegelicht. Hoewel de gesprekken de docenten natuurlijk tijd zullen kosten,
zal het voeren van de gesprekken minder tijdrovend zijn dan tot nog toe het geval was. Reden hiervoor
is dat alleen de “oranje” studenten zullen worden uitgenodigd voor een gesprek en de “rode” en
“groene” studenten niet.
Doel van het gesprek is te achterhalen waarom de student niet helemaal voldoende presteert en wat
daaraan gedaan kan worden. Te denken valt bij deze groep studenten aan toch nog gebrekkige
studievaardigheden, gebrekkige planningsvaardigheden, maar ook onvoldoende motivatie, of
persoonlijke omstandigheden die de studieresultaten negatief beïnvloeden. Studenten worden waar
mogelijk voor extra ondersteuning van hun zwakke punten doorgestuurd naar passende cursussen die
bijvoorbeeld worden verzorgd door het CSL (b.v. “Studievaardigheden”, “Snellezen”, etc.). Zo nodig
(sowieso bij bijzondere persoonlijke omstandigheden) worden zij doorverwezen naar de
studieadviseur. Overigens verdient het aanbeveling om tijdig contact te hebben met het CSL omtrent
de organisatie van deze aanvullende cursusfaciliteiten, zodat zij met de verwachte toename aan
cursisten rekening kunnen houden.
2.5 Tussen het eerste adviesmoment en het tweede adviesmoment (einde eerste bachelorjaar)
Zoals voorgesteld met betrekking tot Inleiding in de rechtswetenschappen worden ook na de
tentamenuitslagen voor de vakken Beginselen Strafrecht, Beginselen Staatsrecht en Beginselen
Privaatrecht I bij Rechten en de vakken Inleiding Criminologie en Beginselen Strafrecht bij
Criminologie weer inzagen georganiseerd, waarbij de vooraf op Blackboard ter beschikking gestelde
modeluitwerkingen van de tentamenvragen worden besproken en studenten nadrukkelijk de
gelegenheid hebben om vragen te stellen over het tentamen. Voor elk vak wordt er ongeveer twee
weken voor de herkansing een responsiecollege gegeven. Ook bij deze responsiecolleges wordt weer
nader ingegaan op veel gemaakte fouten op het tentamen. Hetzelfde principe herhaalt zich vervolgens
weer na de vakken Encyclopedie I, ERG en Beginselen Privaatrecht II bij Rechten en de vakken
Statistiek en Actoren in de rechtshandhaving bij Criminologie en een derde keer bij de vakken
Beginselen Europees Recht en Beginselen Bestuursrecht bij Rechten en de vakken Inleiding
Sociologie en Inleiding publiekrecht bij Criminologie.
Voorgesteld wordt om rond half april, na bekendmaking van de uitslagen voor de tentamens
Encyclopedie I, ERG en Beginselen Privaatrecht II bij Rechten en de tentamens Statistiek en Actoren
in de rechtshandhaving bij Criminologie, studenten die een grote kans hebben om “rood” te worden en
een (al dan niet bindend) negatief studieadvies te krijgen, nogmaals een brief te sturen bij wijze van
laatste waarschuwing. Zij worden nogmaals geattendeerd op de mogelijkheid een beroep te doen op de
studieadviseurs en studenten bij wie sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden die een
negatieve impact hebben op de studieresultaten worden met klem geadviseerd dit ook daadwerkelijk te
doen. Studenten waarvan duidelijk is dat ze geen positief advies meer kunnen krijgen, worden hiervan
al op dit moment per brief op de hoogte gesteld. In deze brief worden zij tevens uitgenodigd voor een
“exit-gesprek” (zie voor meer hierover onder de volgende paragraaf). Voordeel van het al zo vroeg op
de hoogte stellen van studenten voor wie de situatie uitzichtloos is, is dat zij het resterende deel van
het studiejaar kunnen gebruiken om zich grondig te oriënteren op een studie die beter bij hen past. Een
bijkomend, maar niet te veronachtzamen voordeel voor de studieadviseurs is dat zij de exit-gesprekken
met studenten met een negatief studieadvies op deze manier wat kunnen spreiden.
2.6 Het tweede adviesmoment (einde eerste bachelorjaar)
Het tweede adviesmoment vindt plaats na bekendmaking van de uitslagen van de laatste
herkansingstentamens. Studenten vallen op dit moment uiteen in twee groepen:
• De “groene” studenten die de cruciale vaardigheden in voldoende mate beheersen en in wie de
faculteit het vertrouwen heeft dat zij de studie succesvol zullen kunnen afronden. De
Examencommissie zal deze studenten een positief studieadvies geven.
• De “rode” studenten die de cruciale vaardigheden niet in voldoende mate beheersen en in wie de
faculteit niet het vertrouwen heeft dat zij de studie succesvol zullen kunnen afronden. De
Examencommissie zal deze studenten een (al dan niet bindend) negatief studieadvies geven.
55
Zie voor de definitie van de advieskleuren op het tweede moment de notitie "Definiëring van de
studieadvieskleuren".
Voorgesteld wordt om op het tweede adviesmoment de studenten die “groen licht” krijgen, namens de
Examencommissie een brief te sturen waarin hun het positief studieadvies wordt medegedeeld. Tevens
worden in deze brief de eisen met betrekking tot het halen van eerstejaarsvakken in het tweede jaar
kenbaar gemaakt (aan het einde van het tweede jaar moet het gehele eerste bachelorjaar zijn afgerond).
Studenten die “rood licht” krijgen en dus een negatief studieadvies, worden hiervan eveneens namens
de Examencommissie per brief op de hoogte gesteld. Hun wordt in deze brief verteld dat de faculteit er
geen vertrouwen in heeft dat zij de studie succesvol kunnen afronden, aangezien zij de door de
faculteit als cruciaal aangemerkte vaardigheden ontberen. Hun wordt dringend geadviseerd dan wel
worden medegedeeld (in geval van een bindend studieadvies) de studie te staken en zich te oriënteren
op een passender studie. In het geval van een bindend studieadvies wordt tevens vermeld hoe zij in
beroep kunnen gaan tegen de beslissing van de Examencommissie. Verder worden zij in de brief
uitgenodigd voor een exit-gesprek met de studieadviseurs. Doel van deze exit-gesprekken is tweeërlei.
Allereerst lijkt het niet meer dan passend om studenten die worden “weggestuurd” niet alleen een brief
te sturen maar deze brief ook te laten vergezellen van een gesprek, waarin samen met de student
gekeken wordt naar alternatieve studies/mogelijkheden. De student is immers nog ingeschreven en
oriëntatie op alternatieve opleidingen behoort tot het standaardpakket studieadvies. Een tweede
belangrijk doel van de exit-gesprekken is het verkrijgen van informatie, die als feedback kan worden
aangewend ter verbetering van het onderwijs dan wel de studiebegeleiding. In andere woorden: de
exit-gesprekken kunnen voor de faculteit de functie van “leermoment” vervullen. De studieadviseurs
ontwikkelen een formulier aan de hand waarvan deze exit-gesprekken worden gevoerd en vastgelegd.
Indien er nog geen sprake is van een bindend studieadvies (zoals in ieder geval in het studiejaar 2007-
2008), wordt voorgesteld de exit-gesprekken toch te voeren bij wijze van “proefdraaien” voor het
volgende jaar waarin het bindend studieadvies mogelijk wel zal zijn ingevoerd. In dat geval wordt in
het exit-gesprek samen met de student gekeken naar waar zich de problemen bevinden en hoe deze
kunnen worden opgelost. Mocht het faculteitsbestuur daarentegen besluiten geen bindend studieadvies
in te voeren9, dan wordt voorgesteld het bij de schriftelijke mededeling van het negatieve studieadvies
te laten en de exit-gesprekken achterwege te laten. Immers, deze extra service lijkt dan wat overbodig,
terwijl het voeren van de gesprekken erg tijdrovend is.
Naschrift
Zoals geformuleerd in de notitie "Definiëring van de studieadvieskleuren" is het voorstel om bij
minimaal twee eerstejaars vakken per opleiding in het tentamen een essayvraag op te nemen die tevens
zal worden beoordeeld op schrijfvaardigheid volgens een vast te stellen protocol (dit zal in EMP-2
gebeuren). Daarnaast zullen docenten de namen van studenten van wie uit een willekeurig eerstejaars
tentamen blijkt dat hun taalvaardigheid in extreme mate te wensen overlaat voor opname in de
studentdossiers worden doorgegeven aan de studieadviseurs. De studieadviseurs verwerken de
verkregen informatie in ISIS en kunnen deze gebruiken in gesprekken met de betreffende studenten.
Samenvatting
In het kader van het EMP-project “Selecterende functie van het eerste jaar” zijn er in deze notitie
voorstellen gedaan ten aanzien van de training van studievaardigheden bij studenten en ten aanzien
van de studiebegeleiding in het algemeen passend bij de door de projectgroep geformuleerde plannen
om tot een selectiever eerste bachelorjaar te komen. Ten aanzien van de training van
studievaardigheden is het volgende voorgesteld:
1. Het verzorgen van een college studievaardigheden
2. Aangepaste functie van het mentoraat
3. Het samenstellen van een website met informatie op het gebied van studievaardigheden en
het creëren van een discussieforum.
9 De EMP-projectgroep komt in juni met een notitie over het wel of niet invoeren van een BSA.
56
De voorstellen ten aanzien van de studiebegeleiding in het algemeen kunnen als volgt schematisch
worden samengevat:
TIJDSTIP ACTIE UITVOERDER(S)
Na taal- en wiskunde-
/statistiektoets • Brief aan zakkers taaltoets
waarin de mogelijkheid een
taalcursus te volgen wordt
medegedeeld
• Brief aan zakkers wiskunde-
/statistiektoets met advies
tekorten op dit vlak weg te
werken
Studieadviseurs
Studieadviseurs
Na uitslag eerste
(deel)tentamen (Inleiding in
de rechtswetenschappen)
• Brief aan gezakte
deelnemers aan het
tentamen met advies contact
op te nemen met
studieadviseurs
• Evt. aangepaste brief aan
deelnemers aan het
tentamen die een zes hebben
gehaald
• Twee weken voor het
hertentamen een
responsiecollege
Studieadviseurs
Studieadviseurs
Docenten Inleiding in de
rechtswetenschappen
Tussen uitslag eerste
(deel)tentamen en
adviesmoment 1
Individueel inhoudelijke
feedback op deeltoetsen
Juridische Vaardigheden/Project
Criminologie
Docenten Juridische
Vaardigheden/Project
Criminologie
Adviesmoment 1 • Brief aan “rode” studenten
met advies zich voor 1
februari uit te schrijven
• Brief aan “groene”
studenten waarin zij worden
geattendeerd op “honours
traject” en evt. extra
mogelijkheden in B1 voor
goede presteerders
• Brief aan “oranje” studenten
waarin zij worden
opgeroepen voor
persoonlijk gesprek met
docent Jur.
vaardigheden/Project
criminologie
• Voeren van persoonlijke
gesprekken met “oranje”
studenten
Studieadviseurs
Studieadviseurs
Studieadviseurs
a. Docenten Juridische
Vaardigheden/Project
Criminologie en mentoren
(na instructie door
studieadviseurs)
b. Studieadviseurs: pas na
doorverwijzing door
57
docenten Juridische
Vaardigheden/Project
Criminologie
Tussen adviesmoment 1 en
adviesmoment 2
Ná tentamens Beg. Strafrecht,
Staatsrecht, Privaatrecht I (bij
Rechten) en Beg. Strafrecht en
Inleiding Criminologie (bij
Criminologie)
Ná tentamens Enc. I, ERG en
Beg. Privaatrecht II (bij
Rechten) en Statistiek en
Actoren in de rechtshandhaving
(bij Criminologie)
Ná tentamens Beg. Europees
Recht en Bestuursrecht (bij
Rechten) en Inleiding
Publiekrecht en Sociologie(bij
Criminologie)
Een responsiecollege per vak
twee weken voor het
hertentamen
Een responsiecollege per vak
twee weken voor het
hertentamen
Een responsiecollege per vak
twee weken voor het
hertentamen
Docenten betreffende vakken
Docenten betreffende vakken
Docenten betreffende vakken
Omstreeks half april • Laatste waarschuwingsbrief
aan studenten die een
negatief studieadvies
dreigen te krijgen
• Alleen als BSA: brief aan
dan al “rode” studenten met
mededeling BSA en
uitnodiging exit-gesprek
• Alleen als BSA: voeren
eerste exit-gesprekken
Studieadviseurs
Studieadviseurs
Studieadviseurs
Adviesmoment 2 • Brief aan “groen licht”-
studenten met positief
studieadvies
• Brief aan “rood licht”-
studenten met (al dan niet
bindend) negatief
studieadvies en, als BSA,
uitnodiging exit-gesprek
met studieadviseur
• Alleen als BSA: voeren van
exit-gesprekken
Studieadviseurs (namens
Examencommissie)
Studieadviseurs (namens
Examencommissie)
Studieadviseurs
58
BIJLAGE: Actiepuntenlijst studieadviseurs
1. Ontwikkelen van een college “Studievaardigheden”.
2. Voorbereiden en geven van mentorentraining waarin aandacht wordt geschonken aan het
bijbrengen van kennis op het gebied van studievaardigheden en het aanleren van
studievaardigheden bij studenten.
3. Samenstellen van een handleiding voor mentoren aan de hand waarvan zij de mentoruren
dienen in te vullen.
4. Samenstellen van een website met informatie op het gebied van studievaardigheden en
zaken die daaraan zijn gerelateerd.
5. Brief opstellen voor studenten die zijn gezakt voor de taaltoets.
6. Brief opstellen voor studenten die zijn gezakt voor de wiskunde-/statistiektoets.
7. Brief opstellen voor studenten die zijn gezakt voor het eerste tentamen (Inleiding in de
rechtswetenschappen).
8. Evt. brief opstellen voor studenten die een zes hebben gehaald voor het eerste tentamen
(Inleiding in de rechtswetenschappen).
9. N.a.v. adviesmoment 1 brief opstellen voor “rode”studenten.
10. N.a.v. adviesmoment 1 brief opstellen voor “groene”studenten.
11. N.a.v. adviesmoment 1 brief opstellen voor “oranje”studenten.
12. Opstellen van een invulformulier dat als leidraad zal dienen bij de gesprekken van de
docenten Juridische Vaardigheden en Project Criminologie met de “oranje” studenten.
13. Informatiebijeenkomst voorbereiden en plannen voor de docenten Juridische
Vaardigheden en Project Criminologie voorafgaand aan de te voeren gesprekken met de
“oranje” studenten.
14. Waarschuwingsbrief opstellen voor studenten die rond half april een grote kans maken om
“rood” te worden.
15. Bij invoering BSA: brief opstellen voor studenten waarvan rond half april duidelijk is dat
zij met een BSA zullen worden weggestuurd.
16. Brief opstellen voor “groene” studenten met een positief studieadvies.
59
Bijlage 9 Kenmerk: 07.0247
EMP-project selecterende functie eerste jaar Definiëring van de studieadvieskleuren
Mei 2007
Zoals in eerdere notities is vastgesteld zal op twee momenten in het eerste jaar een (al dan niet
bindend) studieadvies aan studenten worden gegeven.
1. Vroegtijdig in het eerste bachelorjaar (januari)
2. Aan het eind van het eerste jaar, na de herkansingstentamens
Bepaald is dat op moment 1 drie verschillende adviezen kunnen worden gegeven, aangeduid met een
kleur.
Rood: studenten die duidelijk ondermaats presteren. Deze studenten zal het dringende advies worden
gegeven de studie te staken.
Oranje: studenten die niet uitgesproken slecht presteren, maar zeker ook niet goed. Geprobeerd zal
worden om deze studenten via extra ondersteuning over de streep te trekken.
Groen: studenten die goed presteren.
Het tweede adviesmoment zal een tweedeling van studenten tot gevolg hebben. Studenten die
voldoende tot goed presteren en in wie de faculteit vertrouwen heeft dat zij de studie tot een goed
einde zullen brengen, zullen 'groen licht' krijgen, met andere woorden: hun zal geadviseerd worden de
studie te vervolgen. De rest van de studenten zullen 'rood licht' krijgen en het (al dan niet bindende)
advies krijgen hun studie te staken.
Uitgangspunt is om het advies op beide momenten zoveel mogelijk te baseren op de mate van
beheersing van de cruciale vaardigheden, zoals in eerdere notities genoemd.
In deze notitie zullen de studieadvieskleuren op moment 1 en 2 worden gedefinieerd.
Adviesmoment 1
Het advies op het eerste moment zal, zoals reeds vastgesteld, worden gebaseerd op de volgende
vakken (met de bijhorende cruciale vaardigheden):
Rechtsgeleerdheid Criminologie
� Taaltoets (schriftelijk)
� Inleiding (cognitief)
� Juridische vaardigheden (eerste paper)
(schriftelijk)
� Beginselen strafrecht (cognitief en
probleemoplossend)
� Beginselen staatsrecht (cognitief en
probleemoplossend)
� Beginselen privaatrecht I (cognitief en
probleemoplossend)
� Taaltoets (schriftelijk)
� Wiskunde-/statistiektoets
(statistiekvaardigheden)
� Inleiding (cognitief)
� Juridische vaardigheden (arrest lezen - niet
cruciaal, wordt niet meegnomen voor het
bepalen van advieskleur)
� Inleiding criminologie (cognitief)
� Beginselen strafrecht (cognitief en
probleemoplossend)
� Project Criminologie (schriftelijk en
probleemoplossend)
Aanname: Studenten waarvan de cognitieve vaardigheden tekortschieten zijn studenten met te weinig
cognitieve capaciteiten en/of verkeerde studievaardigheden. Studievaardigheden (benoemd als
60
cruciaal) worden impliciet bij de verschillende studieonderdelen getoetst. Bij de bovenstaande vakken
worden (wellicht) ook andere vaardigheden getoetst, maar deze worden niet als cruciaal beschouwd.
In het onderstaande schema wordt voorgesteld in welke situaties studenten op adviesmoment 1 welk
studieadvies zullen krijgen. Op het eerste adviesmoment zijn er reeds twee tentamengelegenheden
geweest voor Inleiding. Om deze reden worden aan het niet behalen van dit vak grotere consequenties
verbonden. Een student kan in sommige gevallen worden ingedeeld in meer dan één cel van de tabel.
In dat geval weegt rood zwaarder dan oranje.
Rechtsgeleerdheid:
Rood Oranje Groen
Inleiding + twee of drie van de
drie beginselenvakken niet
gehaald.
Deficiëntie: cognitief (en
probleemoplossend)
Inleiding + één van de drie
beginselenvakken niet gehaald.
Deficiëntie: cognitief (en
probleemoplossend)
Inleiding wel gehaald, maar de
drie beginselenvakken niet.
Deficiëntie: (cognitief en)
probleemoplossend
Inleiding + Juridische
vaardigheden I wel gehaald,
maar twee van de drie
beginselenvakken niet.
Deficiëntie: (cognitief en)
probleemoplossend
Onvoldoende voor het eerste
paper Juridische vaardigheden,
maar taaltoets wel gehaald.
Deficiëntie: schriftelijk
Taaltoets niet gehaald en
onvoldoende voor het eerste
paper Juridische vaardigheden.
Deficiëntie: schriftelijk
Taaltoets niet gehaald, maar
voldoende voor eerste paper
Juridische vaardigheden.
Deficiëntie: schriftelijk
Alles gehaald (incl. taaltoetst en
eerste paper Juridische
vaardigheden) of slechts één
beginselenvak niet gehaald.
61
Criminologie:
Rood Oranje Groen
Inleiding10 + twee of drie van
de drie overige vakken niet
gehaald.
Deficiëntie: cognitief (en
probleemoplossend)
Inleiding + één van de drie
overige vakken niet gehaald.
Deficiëntie: cognitief (en
probleemoplossend)
Inleiding wel gehaald, maar de
drie overige vakken niet.
Deficiëntie: cognitief en
probleemoplossend
Inleiding en Project
Criminologie wel gehaald, maar
de twee overige vakken niet.
Deficiëntie: cognitief en
probleemoplossend.
Project Criminologie niet
gehaald, maar taaltoets wel
gehaald.
Deficiëntie: schriftelijk
Taaltoets niet gehaald, maar
Project Criminologie wel.
Deficiëntie: schriftelijk
Taaltoets en Project
criminologie niet gehaald.
Deficiëntie: schriftelijk
Wiskunde-/statistiektoets niet
gehaald.
Deficiëntie:
statistiekvaardigheden
Alles gehaald (incl. taaltoets, en
wiskunde-/statistiektoets) of
Inleiding criminologie of
Beginselen strafrecht niet
gehaald.
Adviesmoment 2
Op adviesmoment 2 zal het mogelijk zijn om op basis van aantal behaalde studiepunten een rood of
groen advies te geven. Aangezien het eerstejaarscurriculum zodanig is opgebouwd dat alle cruciale
vaardigheden voldoende terugkomen, zal het niet mogelijk zijn voor studenten om ondanks een
deficiëntie op een bepaalde cruciale vaardigheid toch een positief studieadvies te krijgen. Het voorstel
is om de grens te leggen bij 70 procent van de behaalde studiepunten, ofwel 42 van de 60
studiepunten:
Rood: minder dan 42 studiepunten van de 60
Groen: 42 studiepunten of meer.
Aangezien statistiekvaardigheden bij Criminologie 12 studiepunten omvat, dient een aanvullende
maatregel getroffen te worden om studenten die het vak Statistiek niet halen een negatief studieadvies
te kunnen geven. Door het faculteitsbestuur is reeds vastgesteld dat studenten die dit vak niet halen en
een onvoldoende halen voor de wiskunde-/statistiektoets een negatief studieadvies zullen krijgen.
10 Afgevraagd kan worden of Inleiding voor Criminologie inhoudelijk gezien zo belangrijk is dat er veel gewicht
kan worden toegewezen aan het behalen van dit vak. De reden om zwaar te tillen aan het behalen van dit vak en
minder aan het behalen van Inleiding criminologie is dat Inleiding als eerste wordt getentamineerd én het enige
vak is waarvan op adviesmoment 1 al twee tentamenkansen zijn geweest. In de notitie Studiebegeleiding is reeds
toegelicht dat het cijfer van het eerste tentamen grote voorspellende waarde heeft voor studiesucces.
62
Hieronder wordt toegelicht dat het stellen van een grens bij 42 studiepunten impliceert dat studenten
met een onvoldoende beheersing van één van de cruciale vaardigheden, een 'rood' studieadvies zullen
krijgen.
Rechtsgeleerdheid:
Schriftelijke vaardigheden 9 stp. schriftelijke vaardigheden (Juridische vaardigheden) + bij
minimaal twee vakken een essayvraag in het tentamen, waarbij
het antwoord mede wordt beoordeeld op taalvaardigheid op basis
van een opgesteld protocol (dat binnen EMP-2 wordt ontwikkeld)
dat voor alle vakken gelijk is. Hierdoor wordt de kans op een
onvoldoende groter naarmate de schrijfvaardigheid meer
tekortschiet (bij onvoldoende schriftelijke vaardigheden komt een
student niet aan 42 stp.)
Cognitieve en
probleemoplossende
vaardigheden
51 stp. cognitief/probleemoplossend (bij onvoldoende cognitieve
of probleemoplossende vaardigheden komt een student niet aan
42 stp.)
Studievaardigheden Studievaardigheden worden impliciet bij alle vakken getoetst (bij
onvoldoende studievaardigheden komt een student niet aan 42
stp.)
Criminologie:
Schriftelijke vaardigheden 11 stp. schriftelijke vaardigheden (Project criminologie en
Practicum beschrijvende criminologie) + bij minimaal twee
vakken een essayvraag in het tentamen, waarbij het antwoord
mede wordt beoordeeld op taalvaardigheid op basis van een
opgesteld protocol (dat binnen EMP-2 wordt ontwikkeld) dat
voor alle vakken gelijk is. Hierdoor wordt de kans op een
onvoldoende groter naarmate de schrijfvaardigheid meer
tekortschiet (bij onvoldoende schriftelijke vaardigheden komt een
student niet aan 42 stp.)
Cognitieve en
probleemoplossende
vaardigheden
19 stp. cognitief/probleemoplossend juridisch en 29 stp.
criminologisch (bij onvoldoende probleemoplossende of
cognitieve vaardigheden komt een student niet aan 42 stp.)
Statistiekvaardigheden 12 stp. statistiek + wiskunde-/statistiektoets (bij onvoldoende
statistiekvaardigheden kan een student wel aan 42 stp. komen.
Daarom zal een onvoldoende voor Statistiek in combinatie met
een onvoldoende voor de wiskunde-/statistiektoets tot een
negatief studieadvies leiden).
Studievaardigheden Studievaardigheden worden impliciet bij alle vakken getoetst (bij
onvoldoende studievaardigheden komt een student niet aan 42
stp.)
63
Bijlage 10 Kenmerk: 07.0390
EMP-project selecterende functie eerste jaar Invoeren van een BSA
Oktober 2007
Vooraf
In het studiejaar 2006-2007 heeft een breed samengestelde EMP11-projectgroep onder leiding van de
portefeuillehouder onderwijs van het faculteitsbestuur en onder begeleiding van de Vaste Commissie
voor Onderwijs (VCO) plannen ontwikkeld om de selecterende functie van het eerste jaar te kunnen
versterken. Door vroegtijdig te selecteren wenst het faculteitsbestuur de kwaliteit van de populatie
studenten na het eerste bachelorjaar te versterken. Om dat te bereiken heeft de projectgroep in kaart
gebracht over welke competenties studenten aan het eind van het eerste jaar moeten beschikken om
naar verwachting geschikt te zijn voor de gekozen opleiding. Op basis van deze set competenties heeft
het faculteitsbestuur besloten dat het onderwijsprogramma van het eerste bachelorjaar
Rechtsgeleerdheid/Notarieel recht en Criminologie enigszins moest worden aangepast door nieuwe
vakken te introduceren en andere vakken te laten vervallen. Daarnaast is besloten de kwaliteit van
onderwijs en toetsing van bestaande vakken te verbeteren, studiebegeleiding te intensiveren en
duidelijke regels voor studenten op te stellen met betrekking tot studievoortgang. Deze plannen zijn
vastgelegd in de verschillende notities die het EMP-project ‘Versterken van de selecterende functie
van het eerste jaar’ heeft opgeleverd en die door het faculteitsbestuur zijn vastgesteld (op basis van
positief advies van de VCO). De laatste stap binnen het project was de afweging om wel of geen
bindend studieadvies (BSA) in te voeren. Na een zorgvuldige afweging van voor- en nadelen is de
projectgroep tot het oordeel gekomen dat het invoeren van een BSA op kwalitatieve gronden bij zal
dragen aan een versterking van de kwaliteit van studenten, het onderwijs en daarmee uiteindelijk ook
het diploma. De betekenis hiervan wordt in deze notitie uiteengezet. Op basis van de inhoud van deze
notitie heeft het faculteitsbestuur besloten om het College van Bestuur toestemming te vragen om op
experimentele basis voor een periode van drie jaar, met ingang van september 2008, een bindend
studieadvies (BSA) in te voeren. Hierbij zal het gaan om een BSA na één studiejaar, waarbij studenten
met minder dan 39 studiepunten een negatief bindend studieadvies zullen ontvangen en zich niet meer
voor dezelfde opleiding in kunnen schrijven.
Huidige selectie-instrument: blokkerings- en vervallenregeling
Sinds het studiejaar 2005-2006 hanteert de faculteit als selectie-instrument de blokkerings- en
vervallenregeling. Deze regeling houdt globaal in dat 36 studiepunten12 van het eerste jaar binnen één
jaar behaald moeten zijn om deel te mogen nemen aan tentamens van tweedejaars vakken en dat de
behaalde resultaten van alle eerstejaarsvakken vervallen indien een student zijn eerste jaar niet binnen
24 maanden afrondt. Met ingang van het studiejaar 2007-2008 wordt de blokkeringsregeling
aangescherpt conform de voorstellen in de notitie ‘EMP-selectie: Definiëring van de
studieadvieskleuren’. Als de student minder dan 42 studiepunten in het eerste jaar behaalt, wordt deze
geblokkeerd voor deelname aan tentamens van het tweede bachelorjaar. Deze grens van 42
studiepunten is gebaseerd op ervaringen elders (zoals verzameld door de projectgroep).
De plannen die in het EMP-project zijn gemaakt en door het faculteitsbestuur zijn vastgesteld (met
name aanpassing curriculum en studiebegeleiding), bieden voldoende mogelijkheid om per 1
september 2008 een BSA in te kunnen voeren ter vervanging van de blokkerings- en
vervallenregeling. Studenten die een negatief bindend studieadvies krijgen, zullen namelijk voldoende
11 De Educatieve Middelen Pool (EMP) is een jaarlijkse projectenronde, waarbij faculteiten en diensten
ondersteuning kunnen krijgen van het Onderwijscentrum VU. 12 De precieze regeling is: bij Rechtsgeleerdheid dienen zes van de tien vakken behaald te zijn om deel te mogen
nemen aan tentamens van tweedejaarsvakken en bij Criminologie vijf van de negen met inbegrip van het vak
Methoden en technieken van twaalf studiepunten.
64
gewaarschuwd en begeleid zijn en het behaalde aantal studiepunten zal in voldoende mate de
geschiktheid voor de studie weerspiegelen. Anderzijds zou het kunnen zijn dat de (aangescherpte)
blokkerings- en vervallenregeling op zichzelf al voldoende selecterend werkt. De eerste cijfers laten
echter zien dat het percentage uitval na het eerste jaar (nog steeds) onacceptabel hoog is en dat een
deel van de studenten die onder de vervallenregeling valt toch besluit de studie voort te zetten.
Cijfers
• Van het cohort studenten dat in 2005 is begonnen met de opleiding Rechtsgeleerdheid/Notarieel
recht is 38,3% binnen twee jaar met de opleiding gestopt, waarvan 22,6% in het eerste jaar en
15,7% in het tweede jaar.
• Van de herinschrijvers Rechtsgeleerdheid/Notarieel recht (van het cohort 2005) had 30,7% het
eerste jaar niet afgerond binnen twee jaar. Een groot deel van deze studenten kon echter
terugvallen op de hardheidsclausule. Van de studenten waarvan daadwerkelijk de behaalde
studiepunten voor eerstejaarsvakken zijn vervallen, heeft toch nog 28,6% besloten zich opnieuw
voor de studie in te schrijven.
• Voor Criminologie geldt dat 32% van het oorspronkelijke cohort binnen twee jaar met de
opleiding is gestopt, waarvan 18,9% in het eerste jaar en 13,1% in het tweede jaar.
• Van de herinschrijvers Criminologie had 16,2% het eerste jaar niet afgerond binnen twee jaar en
konden enkele studenten terugvallen op de hardheidsclausule. Bij Criminologie heeft 14,3% van
de studenten die onder de vervallenregeling vallen, besloten zich opnieuw voor de studie in te
schrijven.
Concluderend kan worden gezegd dat bij beide opleidingen de uitval in het tweede jaar erg hoog is
onder de blokkerings- en vervallenregeling. Met name bij Rechtsgeleerdheid/Notarieel recht heeft een
groot deel van de studenten na twee jaar inschrijving het eerste jaar nog niet afgerond en een relatief
groot deel van de studenten waarvan de studiepunten zijn vervallen en dus een negatief (niet bindend)
studieadvies hebben gekregen, volgt het advies niet op. Om studenten die toch gaan afvallen eerder
met de opleiding te kunnen laten stoppen is het nodig (aanvullende) maatregelen te nemen in de vorm
van een bindend studieadvies.
Invoering BSA
Mede op basis van de voorlopige resultaten van de blokkerings- en vervallenregeling heeft de
projectgroep EMP-selectie voorgesteld om met ingang van het studiejaar 2008-2009 een BSA – op
kwalitatieve gronden13 - in te voeren, en wel om de volgende redenen:
• Het invoeren van een BSA kan ertoe leiden dat een bepaalde groep (voornamelijk matig tot slecht
presterende) studenten niet aan onze faculteit gaat studeren. In het studiejaar 2006-2007 bleek 22
procent van de eerstejaars studenten het jaar ervoor gestudeerd te hebben aan een rechtenfaculteit
waar wel een BSA bestond. Dit percentage was in de voorafgaande jaren redelijk stabiel rond de 9
procent. Het vermoeden bestaat dat een grote groep studenten die elders een negatief bindend
studieadvies krijgt aan onze faculteit komt studeren in de wetenschap niet weggestuurd te kunnen
worden. De studieresultaten van deze groep studenten was in 2005-2006 gemiddeld minder dan 25
studiepunten. Aangezien de UVA (Rechtsgeleerdheid) in het huidige studiejaar de
studiepuntengrens na één jaar bijstelt van 30 studiepunten naar 40 (en afziet van een tweede
bindende adviesmoment na twee jaar), is te verwachten dat nog meer (zwakke) studenten naar ons
komen. Voor Criminologie aan de VU geldt dat dit de enige opleiding in Nederland is zonder
BSA. Door een BSA in te voeren zou de kwaliteit van instroom dus kunnen verbeteren. Naar
verwachting is het preventief selecterende effect van een BSA groter dan van de huidige
blokkerings- en vervallenregeling.
13 Zoals uitgewerkt in de notitie ‘Definiëring van studieadvieskleuren’ weerspiegelt de advieskleur de mate van
beheersing van de als cruciaal aangemerkte vaardigheden. Een ‘rood’ advies (wat later een negatief bindend
studieadvies zal worden) zal in het studiejaar 2007-2008 worden afgegeven indien minder dan 42 studiepunten
zijn behaald binnen één jaar. Door de inrichting van het eerstejaarscurriculum impliceert dit dat één of meer van
de cruciale vaardigheden onvoldoende worden beheerst. Om die reden wordt gesproken over een BSA op
kwalitatieve gronden.
65
• Alle rechtenfaculteiten om ons heen hebben reeds een BSA ingevoerd en sommige
rechtenfaculteiten (Utrecht en Leiden) daarnaast een numerus fixus. Voor opleidingen met een
numerus fixus dient eerder ingeschreven te worden dan voor andere opleidingen. Bij
Rechtsgeleerdheid aan de VU schrijft een grote groep studenten zich nog de laatste week van
augustus in (Criminologie kent wel een numerus fixus). Door geen BSA en numerus fixus te
hebben, hebben we een aantrekkingskracht voor zwakkere studenten en late kiezers. Dit heeft
gevolgen voor ons rendement en kan tevens gevolgen hebben voor het niveau en daarmee het
imago van onze opleiding.
• Het faculteitsbestuur streeft naar kwaliteitsverhoging en heeft de wens uitgesproken studenten zo
snel mogelijk een betrouwbaar beeld te geven van hun geschiktheid voor de studie. Door een BSA
in te voeren wordt op serieuze wijze uitvoering gegeven aan dit streven en kan daadwerkelijk
bereikt worden dat er na een jaar een beter presenterende groep studenten overblijft. Met de
blokkerings- en vervallenregeling kan deze garantie niet worden gegeven. Op dit moment besteedt
de faculteit veel aandacht aan studenten die uiteindelijk afhaken en dit gaat ten koste van aandacht
voor de betere studenten en voor onderzoek (zie ook ‘Strategienota’). Het is voor de faculteit in
haar geheel van groot belang dat het onderwijs, ook in de ogen van externe beoordelaars, van hoog
niveau is. Dit kan worden bereikt door, conform de Strategienota, fors in het onderwijs te
investeren, maar ook door de kwaliteit van de studerenden te bevorderen.
Moment van BSA
Besloten is om voorlopig één moment te hanteren voor het afgeven van een BSA (namelijk na één
jaar). Hierdoor kan aan studenten zo snel mogelijk een reëel beeld worden gegeven van hun
geschiktheid voor de studie. Het hanteren van een tweede moment voor een BSA (namelijk na twee
jaar, waarbij het gehele eerste jaar moet zijn afgerond) kan ertoe leiden dat studenten weg worden
gestuurd die inmiddels al (veel) studiepunten uit het tweede bachelorjaar hebben behaald. Om deze
reden heeft de UVA de regeling met ingang van komend studiejaar aangepast en heeft Tilburg op
voorhand voor een eenmalig BSA gekozen. Om dezelfde reden is een BSA na één jaar te prefereren
boven een vervallenregeling na twee jaar, zoals in de huidige situatie. De discussie over maatregelen
voor studievoortgang ná het eerste jaar zal worden uitgesteld en ondergebracht worden in een later op
te starten vervolgproject waarin het tweede en derde bachelorjaar van de drie opleidingen onder de
loep zullen worden genomen. Daarbij zal dan zowel aandacht zijn voor de formele regels als
studiebegeleidingsactiviteiten om studievoortgang te stimuleren.
Minimum aantal studiepunten voor positief BSA
Er is voor gekozen om 39 studiepunten als minimum te stellen voor een positief studieadvies na één
jaar. In de notitie ‘Definiëring van studieadvieskleuren’ is reeds vastgesteld dat een ‘rood’, ofwel
negatief studieadvies gegeven zal worden indien minder dan 42 studiepunten worden behaald na één
jaar. De VCO heeft echter op 6 juli 2007 aan de projectgroep geadviseerd dit studiepuntenaantal te
heroverwegen indien overgegaan wordt op de invoering van een bindend studieadvies. De
studentgeleding van de VCO sprak de voorkeur uit voor 39 studiepunten als grens14. In de bijlage bij
deze notitie is opgenomen welke combinatie van vakken mogelijk zijn bij 39 en 42 studiepunten. Voor
Criminologie zijn de mogelijke vakkencombinaties gelijk bij 39 en 42 studiepunten. Bij
Rechtsgeleerdheid is het grootste verschil dat als de student Juridische vaardigheden niet haalt deze bij
een grens van 39 studiepunten nog twee andere vakken mag missen; bij een grens van 42 studiepunten
slechts één.
14 De projectgroep heeft ook gesproken over een mogelijke grens van 40 studiepunten, die door een aantal
andere opleidingen wordt gehanteerd. Voor Criminologie is deze grens in feite gelijk aan die van 39 of 42. Voor
Rechtsgeleerdheid betekent de grens van 39 studiepunten dat, indien men Juridische vaardigheden niet haalt,
men nog twee andere vakken mag missen; bij een grens van 40 studiepunten is dit afhankelijk van het
studiepuntenaantal van de vakken één of twee.
66
Advies bij onvoldoende beheersing statistiekvaardigheden
In eerdere vastgestelde notities (Voorstel aanpassing BC1-curriculum en Definiëring van
studieadvieskleuren) is opgenomen dat studenten Criminologie die het vak Statistiek niet halen (met
twee tentamengelegenheden) én een onvoldoende hebben gehaald voor de wiskunde-/statistiektoets
aan het begin van het eerste jaar een negatief studieadvies zouden krijgen. Bij nader inzien is de
projectgroep van mening dat deze combinatie niet tot een negatief studieadvies (danwel BSA) dient te
leiden. De argumenten hiervoor zijn:
• het zal om een kleine groep studenten gaan die de wiskunde-/statistiektoets en het vak Statistiek
niet haalt (om zeer uiteenlopende redenen), maar wel aan de studiepunteneis voldoen (men mag
dan slechts één ander vak missen). Van deze groep kan afgevraagd worden of zij inderdaad niet
geschikt zijn voor de studie (de foutmarge zal hoger worden als op basis van een enkel vak een
negatief BSA afgegeven kan worden). Aangenomen kan worden dat studenten die ondanks het
niet behalen van Statistiek toch 39 studiepunten weten te behalen, over voldoende motivatie,
cognitieve capaciteiten en wilskracht beschikken om zich statistiekvaardigheden voldoende eigen
te maken;
• er zal meer druk op de Examencommissie (in casu de studieadviseurs) komen te liggen, doordat
studenten die Statistiek niet behalen, maar wel aan de studiepunteneis voldoen gebruik zullen
willen maken van de hardheidsclausule.
In de notitie ‘Studiebegeleiding’ is reeds opgenomen dat studenten die de wiskunde-/statistiektoets
niet halen een brief ontvangen met het dringende advies een cursus te volgen. In de notitie
‘Definiëring van studieadvieskleuren’ is opgenomen dat deze studenten op adviesmoment 1 een
‘oranje’ advies krijgen, wat inhoudt dat een persoonlijk gesprek met hen zal worden gevoerd.
Begeleiding en evaluatie bij invoering BSA
Zoals vermeld in de verschillende reeds vastgestelde notities die dit EMP-project heeft opgeleverd,
wordt in het studiejaar 2007-2008 het nieuwe eerstejaarscurriculum voor beide opleidingen
geïmplementeerd, evenals de gewijzigde, intensieve aanpak voor studiebegeleiding en de
aangescherpte blokkeringsregeling. In dit pilotjaar zal de bestaande projectgroep het
implementatieproces begeleiden en evalueren en waar nodig wijzigingen in aanpak voorstellen. Op
deze wijze is het mogelijk een BSA op zeer zorgvuldige wijze in te voeren met ingang van het
studiejaar 2008-2009.
Benodigde acties voor het invoeren van een BSA
Om een BSA met ingang van het studiejaar 2008-2009 in te kunnen voeren, dient het faculteitsbestuur
hiertoe in november 2007 een verzoek in te dienen bij het CvB. Omdat invoering van een BSA tot
wijziging van de Onderwijs- en Examenregeling zal leiden, acht het faculteitsbestuur het van belang al
voor het indienen van het verzoek instemming te hebben van de Gezamenlijke Vergadering. (De
Gezamenlijke Vergadering keurt een wijziging van de Onderwijs- en Examenregeling goed15.) De
VCO heeft reeds positief geadviseerd16. Daarnaast dient ook de examencommissie te adviseren over
de invoering van een BSA. Er is nog enige onduidelijkheid over het instemmingsrecht van de
Universitaire Studentenraad in dezen. Het Statuut van de VU is nog niet geactualiseerd.
Na goedkeuring van het CvB dient het faculteitsbestuur de Onderwijs- en Examenregeling (de OER)
te wijzigen, dient het voorlichtingsmateriaal geactualiseerd te worden en dient de examencommissie
duidelijkheid te krijgen over de taak om het BSA uit te brengen. Het instellingsbestuur van de VU
heeft deze bevoegdheid namelijk gedelegeerd aan de examencommissie van de opleiding (Statuut van
de VU, art. 2,16).
• Voor de VU is vastgelegd dat het (niet-bindende) studieadvies door de examencommissie namens
het instellingsbestuur wordt uitgebracht.
15 Het instemmingsrecht is geregeld in art. 7.38 WHW.
16 Faculteitsreglement 2004, artikel 23, lid 2:
Onverminderd de bevoegdheden van de opleidingscommissies wordt de vaste commissie voor onderwijs
gehoord ter zake van de vaststelling en de beoordeling van de Onderwijs- en Examenregelingen
Rechtsgeleerdheid. Dit adviesrecht vloeit voort uit art. 9.18 WHW
67
• Voorstel is om ook het negatief BSA door de examencommissie te laten uitbrengen, namens het
instellingsbestuur.
• De afwijzing kan – volgens de wet – worden gegeven indien de student naar het oordeel van het
instellingsbestuur (= dus examencommissie) niet geschikt is voor de opleiding, doordat zijn
studieresultaten niet voldoen aan de eisen die het bestuur daaromtrent heeft vastgesteld. Het
bestuur moet hier worden gelezen als instellingsbestuur. Dit betekent dat het College van Bestuur
de eisen vaststelt dan wel daarvoor richtlijnen geeft aan de faculteiten.
De afweging van de persoonlijke omstandigheden van de student wordt door de examencommissie
namens het instellingsbestuur gedaan. De minimale eisen zijn geformuleerd in het Uitvoeringsbesluit
WHW (art. 2.1) is vastgelegd welke de persoonlijke omstandigheden zijn die moeten worden
meegewogen bij een eventueel BSA. Die omstandigheden zijn dezelfde als die tellen bij financiële
ondersteuning van studenten en zijn limitatief opgesomd.
Daarnaast dient rekening gehouden te worden met extra werkdruk voor de studieadviseurs bij het
invoeren van een BSA.
Tijdpad invoering
Oktober 2007
Ruw plan gereed, waarin minimaal:
• rooster, incl. herkansingsregiem
• opzet intensieve studiebegeleiding
• (mogelijk) overgangsregeling
Eind oktober 2007
Instemming invoering door GV
November 2007
Aanvraag bij CvB
November – december 2007
• Uitwerken OER (incl. overgangsregeling)
• Uitwerken rooster
Januari 2008
Advies OER VCO
Februari 2008
Instemming GV
Maart 2008
vaststelling OER FB
Juli 2008
vaststelling OER CvB
68
Bijlage: uitwerking betekenis van 39 danwel 42 studiepunten als grens voor een positief BSA
Rechtsgeleerdheid
Cruciale vaardigheden: schriftelijke, cognitieve, probleemoplossende en studievaardigheden (laatste
alleen impliciet).
Aantal vakken
9 stp. schriftelijk
JV
1
1
1
1
0
0
0
0
0
6 stp. cogn./pr.opl.
1. Beg. Strafrecht
2. Enc. I
3. ERG
4. Beg. P II
5. Beg. Eur. Recht
6. Beg. Bestuursrecht
5
5
4
3
6
5
4
6
5
5 stp. cogn./pr.opl. 1. Inleiding
2. Beg. staatsrecht
3. Beg. P I
0
1
2
3
1
2
3
2
3
Totaal aantal vakken
(van de 10)
6 7 7 7 7 7 7 8 8
Totaal stp.
39 44 43 42 41 40 39 46 45
Conclusies t.a.v. studiepuntengrens:
• als men JV haalt, dan dient men bij zowel 39 als 42 studiepunten als grens nog zes andere vakken
te halen, op één uitzondering na: als men naast JV vijf 6-puntsvakken haalt, voldoet men al aan de
39-puntengrens (met een vak minder dus). Voor de cruciale vaardigheden is dit echter niet
relevant. Cognitieve/probleemoplossende vaardigheden komen in alle combinaties voldoende
terug.
• Als men JV niet haalt dan dient men tenminste zeven (van de negen) andere vakken te halen om
aan de grens van 39 studiepunten te voldoen en acht vakken bij 42 studiepunten als grens.
Conclusies t.a.v. cruciale vaardigheden:
• Het is mogelijk met een deficiëntie op schriftelijke vaardigheden toch aan voldoende studiepunten
(39 / 42) te komen. Men mag dan echter slechts twee respectievelijk één ander(e) vak(ken) missen,
waarmee men aan kan geven over voldoende motivatie, inzet en cognitieve capaciteiten te
beschikken om uiteindelijk de taaldeficiëntie weg te werken. Bovendien bestaat een groot deel van
de tentamens uit open vragen en wordt schrijfvaardigheid tevens beoordeeld bij een essayvraag op
het tentamen van vier eerstejaarsvakken.
• Het is niet mogelijk om met een deficiëntie op cognitieve/probleemoplossende vaardigheden toch
aan voldoende studiepunten te komen.
69
Criminologie
Cruciale vaardigheden: statistiek-, schriftelijke, cognitieve, probleemoplossende en
studievaardigheden (laatste alleen impliciet).
Aantal vakken
12 stp. statistiek
Statistiek
1
1
1
1
1
1
0
0
0
6 stp. schriftelijk 1. Project Crimi.
2. PBC
2
2
1
1
0
0
2
2
1
6 stp. cogn./pr.opl.
1. Inleiding crimi
2. Beg. Strafrecht
3. Actoren
4. Inl. sociologie
5. Inl. publiekrecht
3
2
4
3
5
4
5
4
5
5 stp. cog./pr.opl.
Inleiding
0
1
0
1
0
1
0
1
1
1 stp. (niet cruc.)
Arrest lezen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Totaal aantal vakken
(van de 9)
6 6 6 6 6 6 7 7 7
Totaal stp.
42 41 42 41 42 41 42 41 41
Conclusies t.a.v. studiepuntengrens:
• Alle mogelijke combinaties van vakken die tot een studiepuntenaantal van minimaal 39 leiden,
leveren ofwel 41 ofwel 42 studiepunten op, waarbij Arrest lezen buiten beschouwing is gelaten.
Aangezien Arrest lezen in twee kansen door iedereen gehaald moet kunnen worden betekent de
grens van 39 studiepunten in de praktijk hetzelfde als die van 42 studiepunten.
• Als men Statistiek niet haalt dan dient men tenminste zeven (van de acht) andere vakken te halen
om aan de grens van 39 studiepunten te voldoen.
• Het is niet mogelijk om aan de studiepuntengrens van 39 te voldoen indien men zowel Statistiek
niet haalt als beide vaardighedenvakken.
• Als men beide vaardighedenvakken niet haalt dan dient men én Statistiek en vijf van de zes
overige vakken te halen om aan de grens van 39 studiepunten te voldoen.
Conclusies t.a.v. cruciale vaardigheden:
• Het is mogelijk met een deficiëntie op schriftelijke vaardigheden toch aan voldoende studiepunten
(39 / 42) te komen. Men mag dan echter slechts één ander vak (uitgezonderd Statistiek) missen,
waarmee men aan kan geven over voldoende motivatie, inzet en cognitieve capaciteiten te
beschikken om uiteindelijk de taaldeficiëntie weg te werken. Bovendien bestaat een groot deel van
de tentamens uit open vragen en wordt schrijfvaardigheid tevens beoordeeld bij een essayvraag op
het tentamen van twee eerstejaarsvakken.
• Het is mogelijk om met een deficiëntie op statistiekvaardigheden toch aan voldoende studiepunten
te komen. Men mag dan echter slechts één ander vak missen, waarmee men aan kan geven over
voldoende motivatie, inzet en cognitieve capaciteiten te beschikken om uiteindelijk de
statistiekdeficiëntie weg te werken. Dit lijkt echter wel moeilijker te liggen als bij taalvaardigheid,
70
aangezien statistiekvaardigheden niet in andere eerstejaarsvakken worden getoetst en studenten in
de praktijk over een dergelijk vak kunnen struikelen. Het faculteitsbestuur heeft vastgesteld dat
een combinatie van een onvoldoende op de wiskunde-/statistiektoets en een onvoldoende voor
Statistiek (inclusief herkansing van het vak) tot een negatief studieadvies zal leiden. In de huidige
versie van de BSA-notitie is echter niet opgenomen dat dit ook tot een negatief BSA zal leiden.
• Het is niet mogelijk om met een deficiëntie op cognitieve/probleemoplossende vaardigheden toch
aan voldoende studiepunten te komen. Het is echter wel mogelijk om 39 / 42 studiepunten te
behalen zonder de juridische vakken (Inleiding, Beginselen strafrecht, Inleiding publiekrecht) en
daarmee tot de juridische probleemoplossende vaardigheden. Men mag dan echter geen enkel
ander vak missen, waarmee men aan kan geven over voldoende motivatie, inzet en cognitieve
capaciteiten te beschikken om de juridische vakken uiteindelijk te behalen.
Waarom 39 studiepunten als minimum stellen voor een positief BSA?
• In de praktijk blijkt de grens van 39 en 42 studiepunten niet veel te verschillen ten aanzien van de
eisen die aan studenten worden gesteld en in ieder geval niet ten aanzien van de cruciale
vaardigheden.
• De studentgeleding van de VCO heeft een sterke voorkeur uitgesproken voor 39 studiepunten als
grens.
71
Bijlage 11
Implementatie en evaluatie selectiemaatregelen B1/BC1 Eerste aanzet projectbeschrijving - studiejaar 2007-2008
Vervolgproject van ‘Versterken van de selecterende functie van het eerste bachelorjaar
Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht en Criminologie’
Samenvatting
In het studiejaar 2006-2007 is een projectgroep (EMP-projectgroep ‘Versterken van de selecterende
functie van het eerste jaar’) bezig geweest met het formuleren van maatregelen om de selecterende
functie van het eerste jaar te versterken en is een eerste aanzet gedaan tot implementatie. Zo zijn er
eindtermen geformuleerd voor beide eerste jaren en zijn cruciale vaardigheden benoemd, is het
curriculum doorgelicht op basis van deze eindtermen en vaardigheden, zijn twee vakken bij
Rechtsgeleerdheid opnieuw opgezet en zijn er kleine veranderingen doorgevoerd bij andere vakken, is
er gekozen voor een gewijzigde aanpak van studiebegeleiding, zijn er plannen uitgewerkt om meer
aandacht te besteden aan taalvaardigheid, is besloten studenten op twee momenten een formeel
studieadvies te geven en is de blokkerings- en vervallenregeling aangescherpt. Het project, waarbij
ondersteuning werd ontvangen door het Onderwijscentrum VU is formeel afgerond per september
2007. Het afgeronde project geeft aanleiding voor twee vervolgprojecten:
1. Implementatie en evaluatie selectiemaatregelen B1/BC1
2. Verbeteren van de kwaliteit van het tweede en derde bachelorjaar van alle opleidingen
De voorliggende notitie is een uitwerking van het eerste vervolgproject. De projectgroep van het
EMP-project zal in het studiejaar 2007-2008 ondersteunende werkzaamheden verrichten om de
vastgestelde maatregelen voor het versterken van de selecterende functie te implementeren. Daarnaast
zal de projectgroep evalueren of de geplande maatregelen ook het gewenste effect hebben. Dit zal
uitmonden in aanbevelingen aan het faculteitsbestuur om eventueel aanvullende maatregelen te nemen
of wijzigingen aan te brengen in de gekozen aanpak. Het definitieve projectplan zal in september
worden opgesteld. Het tweede vervolgproject zal niet direct van start gaan (zie Aandachtspunten
vervolgproject B2/B3).
Doelstellingen
Met het formuleren van maatregelen om de selecterende functie van het eerste jaar te versterken wenst
het faculteitsbestuur te bereiken dat studenten die niet geschikt zijn voor de gekozen opleiding zo
vroeg mogelijk afvallen en dat er een kwalitatief goede groep, gemotiveerde studenten in het tweede
jaar overblijft. Uiteindelijk dienen de maatregelen ertoe te leiden dat 70% van de studenten die het
eerste jaar behalen binnen vier jaar het bachelordiploma behaalt en 85% binnen zes jaar. Op papier
lijken de plannen van de EMP(selectie)-projectgroep 2006-2007 dit doel na te streven. Of de
vastgestelde maatregelen echter ook het gewenste effect zullen hebben, staat of valt bij een goede
ondersteuning bij de implementatie van de maatregelen. Daarnaast moet de praktijk uitwijzen of de
vastgestelde maatregelen ook de meest geëigende maatregelen zijn om het gewenste doel te bereiken.
Met het voorliggende project wenst het faculteitsbestuur te bereiken dat:
• alle vastgestelde selectiemaatregelen op optimale wijze worden geïmplementeerd,
• een grondige evaluatie van de ingevoerde maatregelen uitwijst in hoeverre het beoogde doel wordt
bereikt,
• een plan wordt opgesteld welke eventuele verdere maatregelen nodig zijn om het gewenste doel te
bereiken.
Resultaten (nader uit te werken)
• een goede begeleidingsstructuur vanuit de projectgroep naar collegadocenten toe
• uitwisseling van informatie en aanpak tussen docenten van verschillende afdelingen die met
gelijksoortige activiteiten bezig zijn
• een goede communicatie van de getroffen maatregelen naar medewerkers en studenten toe
72
• evaluatiecriteria op basis waarvan wordt vastgesteld of de getroffen maatregelen het gewenste
effect hebben
• evaluatierapport met effecten van de verschillende maatregelen
• plan voor het faculteitsbestuur met aanbevelingen voor verdere versterking van de selecterende
functie van het eerste jaar
• extra mogelijkheden voor goede studenten, waaronder een pre-honours class
• standaard beoordelingsformulieren voor alle vakken waarbij schriftelijke vaardigheden worden
beoordeeld (zie EMP-Toetsbeleid)
• een beoordelingsprotocol bij ieder tentamen (zie EMP-Toetsbeleid)
• feedback van externen op kwaliteit van toetsing en beoordeling (zie EMP-Toetsbeleid)
• intervisie bij het opstellen en beoordelen van tentamens (zie zie EMP-Toetsbeleid)
Projectstructuur
Projectleider: Wim Huisman (portefeuillehouder onderwijs)
Projectmedewerkers:
• Hemme Battjes (Staats- en bestuursrecht)
• Jan Willem Sap (Internationaal recht en rechtsvergelijking)
• Wouter Veraart (Rechtstheorie en rechtsgeschiedenis)
• Lieke Coenraad (Privaatrecht)
• Bas de Wilde (Strafrecht)
• Guillaume Beijers (Criminologie)
• Els de Jong (student)
• Rob van Bogget (Bureau Onderwijs)
• Zwanette Tobi (Bureau Onderwijs, kwaliteitszorg)
Planning
Looptijd project: september 2007 t/m juli 2008
Uitvoering
Aandachtspunten bij implementatie
• Studenten dienen een voldoende of onvoldoende te krijgen voor de diagnostische taaltoets. De
faculteit zal naar verwachting zelf moeten bepalen waar de grens tussen een voldoende en
onvoldoende wordt gelegd. Het is belangrijk hier aandacht aan te besteden, omdat studenten met
een onvoldoende voor de taaltoets het dringende advies zullen krijgen om de taalverrijkingscursus
van CSL te volgen en sowieso een oranje advies zullen krijgen in januari.
• Er zijn 80 plaatsen voor de taalverrijkingscursus van CSL in oktober, maar men heeft aangegeven
eventueel een extra groep te willen draaien als daar behoefte aan is.
• Ten aanzien van toetsen en beoordelen van vakken kunnen intervisiegroepen worden opgericht,
indien gewenst onder begeleiding van een intervisiedeskundige om de kwaliteit van toetsen en
beoordelen te verbeteren en daarmee de foutmarge voor een verkeerd studieadvies aan het eind
van het jaar te verkleinen.
• Indien gewenst docenten van beginselenvakken bij elkaar brengen om ervaringen uit te wisselen
over de wijze waarop casusoplossen aangeleerd, geoefend en getoetst wordt.
• In september dient de werkgroep Essayvragen voor de tweede keer bij elkaar te komen. De
bedoeling van deze bijeenkomst is om op basis van de ingeleverde essayvragen van docenten en
beoordelingsformulieren te komen tot een lijst van criteria voor essayvragen en een standaard
beoordelingsformulier, dat mogelijk geschikt is voor alle vaardighedenvakken. In deze werkgroep
zitten Jan Willem Sap/Marije Smit, Hemme Battjes/Solke Munneke, Bas de Wilde, Harry
Dondorp, Olaf Tans, Bas ter Luun, Eline van Staalen van het Taalcentrum VU en Zwanette. In
januari/februari kan een bijeenkomst worden belegd voor evaluatie op basis van de eerste
ervaringen en bijstelling van de aanpak indien nodig. Indien gewenst kan er aan het eind van het
jaar een laatste evaluatiebijeenkomst plaatsvinden.
• Er dient nog nagedacht te worden over manieren om goede studenten in het eerste jaar extra te
motiveren. In de checklist wordt geopperd deze studenten uit te nodigen voor
73
afdelingsbijeenkomsten en AIO-lunches. De docentleden van de projectgroep (en de student)
kunnen hier een plan voor uitwerken en ermee experimenteren.
• Alle acties om het BSA in te voeren moeten tijdig worden gepland.
• Bekeken kan worden hoe de onderwijsvisie van de VU vorm kan krijgen in het eerste jaar.
• Er dient goed gecommuniceerd te worden met studenten over adviesmomenten, belang van het
behalen van zoveel mogelijk vakken, etc. Een eerste aanzet hiertoe is reeds gedaan door de juiste
informatie op te nemen in de ‘Wegwijzer eerstejaars’ en door de mentoren goed voor te lichten.
Aandachtspunten bij evaluatie
• Alle eerstejaarsvakken worden geëvalueerd met behulp van de standaard evaluatieformulieren.
Het is aan te bevelen extra vragen te formuleren (evt. open vragen) om duidelijk te krijgen of
studenten op basis van de vakken een duidelijk beeld krijgen van de opleiding en hun geschiktheid
ervoor. Bij de vakken die sterk herzien zijn, kunnen specifieke vragen worden gesteld over de
nieuwe aspecten. Bij de vakken waar een essayvraag aan het tentamen is toegevoegd, kunnen ook
hierover aanvullende vragen worden gesteld (duidelijkheid van beoordelingscriteria, voldoende
mee geoefend, duidelijk beeld van de beheersing van taalvaardigheid?). Daarnaast dient het ‘extra
onderwijs’ voor goede studenten bij Beginselen Europees recht op een geschikte wijze
geëvalueerd te worden. De medewerker kwaliteitszorg zorgt voor de toegevoegde vragen en
ontvangt hierbij ondersteuning van de docentleden van de projectgroep.
• De docentleden van de projectgroep kunnen met collegadocenten evalueren hoe de veranderingen
in de vakken zijn bevallen. Is inderdaad aan alle punten van de checklist voldaan?
• Er kan eventueel gedacht worden aan een mogelijkheid om bij de nieuwe vakken (of bij alle
eerstejaarsvakken) op Blackboard een discussieforum of survey te openen om studenten
tussentijds feedback te laten geven op het vak.
• In het eerste semester kan geëvalueerd worden wat de ervaringen van de faculteit zijn met de
diagnostische taaltoets en de wiskunde-/statistiektoets.
• In het tweede semester kan geëvalueerd worden wat studenten hebben gedaan met de uitslag van
de diagnostische taaltoets en wiskunde-/statistiektoets.
• De studieadviseurs houden een lijst met veranderingen bij ten aanzien van eerdere jaren
(meer/minder vragen en afspraken, etc.)
• Nadenken over de mogelijkheid en wenselijkheid om eerstejaars voorafgaand aan inschrijving een
motivatiebrief te laten schrijven en aan elke werkgroep Juridische vaardigheden een UHD of
hoogleraar toe te voegen die op de achtergrond betrokken is, maar studenten al wel kennis laat
maken met onderzoek (suggesties van Jan Willem).
• Gedurende het jaar dient de ervaring van studenten met de bijscholingscursussen geëvalueerd te
worden.
• Aan het eind van het jaar kunnen de studieadviseurs een evaluatierapportje schrijven met
betrekking tot de uitvoering van de notitie Studiebegeleiding en komen tot maatregelen ter
verbetering.
• Aan het eind van het jaar kan in kaart worden gebracht wat er is gebeurd met de kleuren adviezen:
hoeveel rode adviezen zijn groen geworden, hoeveel oranje zijn rood/groen geworden, etc. Het
zou een optie kunnen zijn om aan het eind van het jaar evaluatiebijeenkomsten te organiseren
waarin studenten uitgenodigd worden die op moment 1 een oranje advies hadden om erachter te
komen wat ertoe geleid is dat hun advieskleur groen/rood is geworden.
• Bij de blokkerings- en vervallenregeling dienen studenten Criminologie in ieder geval het vak
Statistiek te halen om door te mogen naar het tweede jaar. Dit is echter geen voorwaarde in de
BSA-notitie. Zodra de uitslagen van (de eerste kans) Statistiek bekend zijn, kan een inventarisatie
worden gemaakt van de omvang van de groep studenten die waarschijnlijk wel aan de 39
studiepunten zal komen, maar Statistiek mogelijk niet haalt. Op basis van deze inschatting kan het
faculteitsbestuur eventueel worden geadviseerd Statistiek als voorwaardelijk vak op te nemen. Let
op: bij de blokkeringsregeling is er in het begin van het tweede jaar een derde kans van het vak
Statistiek om onnodige studievertraging te voorkomen. Zodra het BSA wordt ingevoerd, wordt de
druk op het halen van dit vak in twee kansen veel grotere als dit vak voorwaardelijk is voor een
positief advies.
74
• Bij de blokkerings- en vervallenregeling dienen studenten 42 studiepunten te behalen om
tweedejaarsvakken te mogen volgen. In de BSA-notitie wordt een minimum van 39 studiepunten
genoemd. Geëvalueerd kan worden hoeveel studenten wel aan de grens van 39 voldoen, maar niet
aan 42 en wat de oorzaken zijn van het niet behalen van 42 studiepunten.
• Hoewel bij Juridische vaardigheden een cruciale vaardigheid wordt getoetst (schriftelijke
vaardigheden) is ervoor gekozen het behalen van dit vak niet als voorwaarde te stellen om door te
mogen naar het tweede bachelorjaar. Onderzocht kan worden wat de oorzaken zijn van het niet
behalen van Juridische vakken door studenten die wel aan de minimumeis van 39 studiepunten
voldoen.
• Aan het eind van het jaar kan geëvalueerd worden wat het effect is van de aanscherping van de
blokkerings- en vervallenregeling en kunnen eventueel aanbevelingen worden gedaan over de
wijze waarop het BSA moet worden ingevoerd.
75
Bijlage 12
Versterken van de kwaliteit van B2/B3 Aandachtspunten voor project – startmoment project waarschijnlijk januari 2008
Vervolgproject van ‘Versterken van de selecterende functie van het eerste bachelorjaar
Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht en Criminologie’
Samenvatting
In april 2006 heeft het faculteitsbestuur de facultaire ‘Strategienotitie’ gepresenteerd, waarin werd
aangegeven dat het faculteitsbestuur de komende jaren in wil zetten op kwaliteit. Hiermee werd een
start gemaakt bij het eerste jaar. In het studiejaar 2006-2007 is een projectgroep (EMP-projectgroep
‘Versterken van de selecterende functie van het eerste jaar’) bezig geweest met het formuleren van
maatregelen om de selecterende functie van het eerste jaar te versterken en is een eerste aanzet gedaan
tot implementatie. In een vervolgproject zullen de selectiemaatregelen worden geïmplementeerd en de
effectiviteit ervan zal worden geëvalueerd. Het faculteitsbestuur wil daarnaast inzoomen op de
kwaliteit van het tweede en derde bachelorjaar van de drie opleidingen, in het licht van de maatregelen
die genomen zijn voor het eerste jaar. In september 2007 zullen dus de volgende twee
vervolgprojecten worden opgestart:
3. Implementatie en evaluatie selectiemaatregelen B1/BC1
4. Verbeteren van de kwaliteit van het tweede en derde bachelorjaar van alle opleidingen
De voorliggende notitie is een uitwerking van het tweede vervolgproject. Een nog samen te stellen
projectgroep zal de kwaliteit van het tweede en derde bachelorjaar van de drie opleidingen in kaart
gaan brengen en tot aanbevelingen komen aan het faculteitsbestuur om de kwaliteit te verbeteren.
Alvorens hiermee gestart kan worden, dient bekend te zijn hoe de masteropleidingen eruit gaan zien.
In het studiejaar 2007-2008 zullen de masteropleidingen worden bekeken en zullen naar verwachting
nieuwe masteropleidingen worden ontwikkeld.
Doelstellingen
Naar alle waarschijnlijkheid zal de evaluatie van de maatregelen om de selecterende functie van het
eerste bachelorjaar van de drie opleidingen laten zien dat de kwaliteit van studenten in het tweede
bachelorjaar zal stijgen. Uiteindelijk dienen de maatregelen ertoe te leiden dat 70% van de studenten
die het eerste jaar behalen binnen vier jaar het bachelordiploma behaalt en 85% binnen zes jaar. Om
dit te bereiken zal goed gekeken moeten worden naar de opbouw van de verschillende curricula in het
licht van de eindtermen van de opleidingen, naar specialisatiemogelijkheden in de bacheloropleidingen
ter voorbereiding op de masteropleidingen, mogelijke ontwikkeling van minors, etc.
Relevante input vanuit EMP-selectie project (en meer algemeen)
• In het studiejaar 2008-2009 wordt het BSA ingevoerd. Na één studiejaar ontvangen studenten het
bindende advies om de studie te staken of voort te zetten. In het voorliggende project zullen
maatregelen vastgesteld moeten worden om de studievoortgang na het eerste jaar te bewaken en te
stimuleren. Gedacht kan worden aan een tweede moment voor een BSA na twee jaar (voor
diegenen die het eerste jaar dan nog volledig hebben afgerond) met als nadeel dat studenten dan
mogelijk al (heel wat) studiepunten in het tweede (en derde) jaar hebben behaald. Een andere
mogelijkheid is de huidige vervallenregeling te handhaven, dus alle behaalde resultaten in het
eerste jaar te laten vervallen indien het eerste jaar niet binnen 24 maanden is afgerond. Een nadeel
is dat dit veel extra werk voor de examencommissie oplevert. Een derde mogelijkheid is om
studenten te blokkeren voor derdejaarstentamens indien het eerste jaar niet volledig is afgerond.
• Aandacht voor ‘groene’ (ofwel ‘goede’) studenten. In het eerste jaar kunnen goede studenten iets
‘extra’s’ doen bij Beginselen Europees recht en in het vervolgproject B1/BC1 zal gekeken worden
naar meer mogelijkheden voor goede studenten. Het zou wenselijk zijn als er een geheel
programma zou zijn voor excellente studenten (honours en pre-honours).
76
• Voor het eerste jaar zijn naast eindtermen ook cruciale vaardigheden benoemd. De studieadviezen
in het eerste jaar zijn ook gebaseerd op de beheersing van deze vaardigheden. De eindtermen van
de drie bacheloropleidingen liggen al vast (zijn ook nog geactualiseerd). Het zou denkbaar kunnen
zijn om voor het tweede bachelorjaar eigen eindtermen te formuleren. En wat kan de rol van de
cruciale vaardigheden zijn in het tweede en derde bachelorjaar? Zijn deze überhaupt gelijk aan die
in het eerste jaar? Komen de cruciale vaardigheden voldoende terug in het gehele curriculum?
Krijgen studenten na het eerste jaar nog meer studieadviezen gebaseerd op de beheersing van de
cruciale vaardigheden?
• Voor het eerste jaar is gesteld dat alle vakken aan een aantal eisen dienen te voldoen (deze zijn
opgenomen in de checklist voor eerstejaarsvakken): individuele toetsing; geen
groepsbeoordelingen en geen take-home tentamens, verplicht gebruik van een
beoordelingsprotocol bij het nakijken van tentamens, bij minimaal twee vakken een essayvraag
volgens een bepaalde opzet, waarbij het antwoord mede wordt beoordeeld op taalvaardigheid met
behulp van een ontwikkeld beoordelingsformulier, modeluitwerkingen van tentamenvragen voor
de nabespreking op Blackboard, nabespreking als leermoment en responsiecollege twee weken
voor het hertentamen. Al deze eisen zouden ook aan vakken van het tweede en derde bachelorjaar
gesteld kunnen worden.
• standaard beoordelingsformulieren voor alle vakken waarbij schriftelijke vaardigheden worden
beoordeeld (zie EMP-Toetsbeleid). In de hele bacheloropleiding kan eenzelfde formulier worden
gebruikt. Zie ook het werk van de essayvragenwerkgroep.
• Binnen EMP-Toetsbeleid was het de bedoeling de examencommissie een belangrijke rol te geven
in de kwaliteitszorg rondom toetsing. Wat is de stand van zaken? Volgens bepaald beleid zouden
alle tentamens vooraf bekeken kunnen worden door een toetsexpert, zou de faculteit feedback
kunnen vragen op beoordelingsprotocollen en wijze van beoordelen. Het zou ook een idee kunnen
zijn om een intervisiestructuur op te zetten voor het opstellen en beoordelen van tentamens (hier
kan ook een link worden gelegd met EMP-Professionalisering).
• Uitwerking van de onderwijsvisie
• Werkgroepen en werkcolleges zijn reeds verplicht gesteld, maar het is niet precies bekend wie
zich hieraan houdt. Voor het eerste jaar is dit goed in kaart gebracht. Voor het tweede en derde
jaar minder.
• Aandacht voor een duidelijke leerlijn in de vaardighedenvakken ten opzichte van de
vaardighedenvakken in het eerste jaar. Met name de voorsorteervakken behoeven aandacht. In het
verleden heeft Bureau Onderwijs meerdere keren een inventarisatie gemaakt van de stand van
zaken van schriftelijke vaardigheden bij deze vakken. Interessant materiaal!