Upload
others
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Raad vanState
201111082 /1 /V3 . Datum uitspraak: 21 november 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8 :54, eerste lid, van de Algemene we t bestuursrecht op het hoger beroep van:
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 11 oktober 2011 in zaak nr. 11 /30633 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister voor Immigratie en Asiel.
201111082 /1 /V3 2 21 november 2011
1 . Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 11 oktober 2 0 1 1 , verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 18 oktober 2 0 1 1 , hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2 . 1 . Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85 , eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt , gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet , met dat oordeel volstaan.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
201111082 /1 /V3 3 21 november 2011
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A .W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat.
w . g . Bijloos w .g . Van Dokkum lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2011
480-696 . Verzonden: 21 november 2011
Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
• Okt. 2011 14:11 3advocaten * Nr 1915 P 8 2011 14:59 VArt-fißCHTflANJt UIKtCHI BEARING +3130223350 ï-lfr ' r ouz/ûÛB r-424
+31302233649
uitspraak RECHTBANK 'a -GPAVENHAGE
Nevcnzittingsplaats Utrecht
Sector bestuursrecht Vreemdelingenkamer
zaaknummer AWB 11/30633
uitspraak von de enkelvoudige kamer In de zaak tussen
van gestelde Iraakse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. J.J.D, Doleweerd, advocaat te Amersfoort,
en
de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder, gemachtigde: mr, D.B, Deckers.
Procesverloop Verweerder heeft op (3 september 2011 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59t eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 200Ô (Vw) opgelegd.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank. Op grond van artikel °A eerste lid. van de Vw strekt dil beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding.
Het geding is behandeld ter zitting van 4 oktober 2011, Eiser heeft in persoon en bij gemachtigde en verweerder heeft by gemachtigde het woord gevoerd.
Overwegingen 1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of ten uitvoer legging- van de maatregel van bewaring in strijd Is met de Vw, dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, vierde lid. van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. Eiser heeft er op gewezen dm zijn vorige bewaring is opgeheven op 4 juli 2011 en dat nis reden van de opheffing is aangevoerd dat andere belangen prevaleren. Eiser heeft zich op het Standpunt gesteld dat, gelet op dtf duur en het verloop van de bewaring alsmede het feit dat hij zonder succes is gepresenteerd bij de Irakese autoriteiten, een redelijk vooruitzicht op verwjjderlng In felto ontbrak. Dat verweerder hier kennelijk ook vanuit ging, blijkt bovendien uit het feit dat Uit het proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2011 volgt dat eiser sinds de opheffing van de bewaring verschillende malen Is aangehouden en staundegehouden zonder dat verweerder lot inbewaringstelling heeft besloten. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling
' 18. Okt . 2011 14:12 3advoca ten A Nr. 1915 P 9 I I-10-2011 14:59 VAN-RECHTßANX UTRECHf BEWARING +3I302233G49 T-187 P.C03/0ÛB F^424
+31302233649
zaaknummer: AWB 11/30633 blad 2
Bestuursrechtspraak van dô Raad van State (ABRvS) van 16 juli 2008, UN; BD85ÓQ, Nu de vorige bewaring h opgeheven omdat hij niet verwijderbaar was en verweerder geen nieuwe aanknopingspunten heeft gesteld waaruit volgt dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering binnen redelijke termijn nu niet ontbreekt, dient de bewaring van meet of aan onrechtmatig te worden geacht,
3. Verweerder heeft eisers standpunt betwist en aangegeven dat de eerdere bewaring is Opgeheven na een belangenafweging. Verweerder heeft verder aangegeven dat tijdens de duur van de eerdere bewaring aanknopingspunten zijn ontstaan dat eiser niet afkomstig is uit Irak maar Uit Iran.
4. De rechtbank Stelt vast dat niet in geschil is dat eiser eerder van 12 Oktober 2010 tgt 4 juli 2011 in vreemdelingenbewaring heeft verbleven. De rechtbank constateert verder dat na een vreemdelingrechtelïjke aanhouding op 13 september 2011 de huidige maatregel van bewaring aan eiser is opgelegd.
5. De rechtbank is van oordeet dat het fell dat eiser reeds eerder in bewaring is gesteld en dat deze eerdere bewaring niet mr verwijdering heeft geleid, niet maakt dat daarom moet worden geoordeeld dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering ontbreekt. De rechtbank overweegt daartoe dat de eerdere bewnring ia opgeheven na een belangenafweging. De situatie van eiser is reeds daarom niec vergelijkbaar met de door hem genoemde uitspraak van de ABRvS. De rechtbank overweegt verder dat nu de eerdere bewaring niet is opgeheven vanwege het ontbreken van een redelijk vooruitzicht op verwijdering, verweerder geen nieuwe aanknopingspunten hoefde te stellen waaruit volgt dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering binnen redelijke termijn niet ontbreekt. Overigens heeft verweerder terecht gesteld dat een dergelijk aanknopingspunt er wei was, nu eiser tijdens de presentatie bij de Irakese autoriteiten, die plaatsvond voordat de bewaring Werd opgeheven, heeft verklaard uit Iran afkomstig te zijn. De rechtbank is ten slotte vnn oordeel dat het feit dat eiser sinds do opheffing van de eerdere bewaring op 4 juli 2011 meerdere keren is staandegehouden, maar tot aan de inbewaringstelling op 13 september 2011 niet in bewaring is gesteld, niet maakt dat de huidige bewaring onrechtmatig moet worden geacht. Eisers beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser heoft verder aangevoerd dat de gronden van de maatregel niet zijn te scharen onder de Tcrugkeerrfchtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2003 over gemeenschappel ijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen dïe illegaal op hun grondgebied verblijven (de Terugkeerrichtlijn) en dat ook om dia reden de bewaring onrechtmatig is en moet worden opgeheven.
7. Verweerder heeft dat standpunt betwist.
8. Aan de maatregel heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser (aj niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2ÛÛ0 (Vb), (b) zich niet gehouden heeft aan zyn venrekterrnijn. (c) geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en (d) eerder niet rechtmatig in Nederland verbleven heeft.
9. In dit geval heeft verweerder ter 2iuing en in de maatregel van bewaring naar het oordeel yan de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de gronden (a), (b) en (c) zijn te scharen onder htt criterium van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de Terugkeerrichriyn en dat eiser de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijk* of belemmert.
18- O k t . 2 0 1 1 1 4 : 1 2 3 a d v o c ? . t e r t Nr. 1 9 1 5 P. 10 10-2011 14:59 VAN-KECHTBANK UTRECHT BEHARING +31302233649 T-167 P.OÛ4/003 f-424
+31302233649
zaaknummer; AWB 11/30633 bind 3
Verweerder heeft over de grond onder (a) verklaard dat eiser nier in het bezit is van identiteitsdocumenten en zyn identiteit daarom niet is vast te stellen. De verklaring van eiser dat hij er alles aan heeft gedaan om aan de benodigde papieren te komen, is naar het oordeel vnn de rechtbank niet onderbouwd en reeds daarom onvoldoende voor liet oordeel dat het ontbreken van Identiteitsdocumenten niet aan de maatregel ten grondslag gelegd mag worden. De rechtbank overweegt ten overvloede nog dat andera dan eiser heeft gesield, her nlei beschikken Over Identiteitsdocumenten toerekenbaar is gelet op eisers verklaring dat hij zijn Iranns paspoort In het water heeft gegooid. Over de grond onder (b) heeft verweerder overwogen dat eiser zich verwijtbaar niet gehouden heeft aan de vertrekrarmUn. Door van die termijn geen gebruik te maken, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij thans wel uit vrije wil zal vertrekken. Ten aanzien van de grond onder (c) heeft verweerder overwogen dat het fôit dat eiser niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, het onwaarschijnlijk maakt dat eiser zijn eigen terugreis zal kunnen bekostigen zodat hij niet uit eigen beweging zal vertrekken. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gronden genoemd onder (a), (b) en (c) tezamen de maatregel reeds dragen, zodat de grond onder (d) geen bespreking meer behoeft. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
10. Gelet op het voorgaande en artikel 94, vierde lid, vnn de Vw is de rechtbank van oordeel dat da maatregel van bewaring niet in strijd is met de Vw. Ook bestaat geen aanleiding voor het OOrdcel dar, bij afweging van de betrokken belangen, de maatregel in redelijkheid niet gerechtvaardigd Is.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
18. Okt. . 2011 1 4 : 1 3 3 a d v o c a t e n 10-2011 14:58 VAN-RECHTBANK UTRECHT BEWARING
+31302233649 +31302233349
Nr. 1915 P. 11 M W P. 005/005 F-424
zaaknummer: AWB ) 1/30633 bind 4
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. N.H.A. Arkenbosch, als rechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2011.
De griffie De rechter;
mr. N.H.A. Arkenbosch is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
afschrift verzonden op: 1 J Q\^Jt 201f
Rechtsmiddel Ingevolge artikel 95 van de Vv/ siaoc tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspwflk van de Raad van State, Postbus 16113,2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient è*dn of meer grieven tegen dezô uitspraak te bevflicen.
.8. Okt. 2011 14:09 3advocaten r. 1915 P.
Advocaten Mr S.A.S. Jansen Mr F.W. VerwelJ
Mr JJ.D, van Doleweerd
MrJ. Vlsscher
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
1 8 OKT 2011
AAN: V -S . BEHANDELD DD: PAR:
Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
Uitsluitend per fax; 070 - 3 6 5 1 3 80
HOGER BEROEP VREEMDELINGENZAKEN
18 oktober 2011
Ons kenmerk: 20110648
Geeft eerbiedig te kennen:
ter zake dezer domicilie kiezende te Amersfoort,
Bergstraat 33, ten kantore van de advocaat mr. JJ.D. van Doleweerd, die door
hem ten deze to t gemachtigde is gesteld en als zodanig dit hoger beroepschrift
ondertekent;
dat hij t i jdig in hoger beroep komt van de uitspraak van de rechtbank 's-
Gravenhage (zittinghoudende te Utrecht) d.d. 11 oktober 2011 ; een kopie van de
uitspraak gaat hierbij.
Bergstraat 33 3811NG Amersfoort
Postbus 2009 3300 CA Amersfoort
tel. 033 7676 333 fax 033 7676 339 mob öOe*
info(S>3aoVoca ten.nl www.3advocaten.nl
dat de zaak betreft: vreemdelingenbewaring;
dat ondergetekende verklaart t o t het Instellen van dit hoger beroep bepaaldelijk
te zijn gevolmachtigd door appellant, geboren op 03-12-1984; vreemdeling van
Iraakse nationaliteit;
dat hij zich met de uitspraak niet kan verenigen.
KVK 32142338
3 Advocaten I) een handelsnaam wn 3 Advocaten S.V.
3 a d v o c a t e n Nr. 1915
Dat zijn grief luidt als volgt:
Grief l
In overweging 5 van de bestreden beslissing overweegt de rechtbank als volgt;
5. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat eiser reeds eerder in
bewaring Is gesteld en dat deze eerdere bewaring niet tot verwijdering heeft
geleid, niet maakt dat daarom moet worden geoordeeld dat een redelijk
vooruitzicht op verwijdering ontbreekt De rechtbank overweegt daartoe dat de
eerdere bewaring is opgeheven na een belangenafweging. De situatie van eiser
is reeds daarom niet vergelijkbaar met de door hem genoemde uitspraak van de
ABRvS"
Ten onrechte heeft de rechtbank de onderhavige situatie niet vergelijkbaar
geacht met die van ABRvS 16 juli 2008, UN:BD8560
Toelichting
In AB RvS 16 juli 2008, UN:BD8560 overweegt Uw Afdeling in 2.2 als volgt:
2,2.2 Desgevraagd is door de staatssecretaris ter zitting aangegeven dat bij de
bealngenafweging die heeft geleid tot opheffing van de vorige
inbewaringstelling, Is betrokken dat op dat moment geen concreet zicht op
uitzetting van de vreemdeling bestond. Gelet hierop [...j dient te worden
beoordeeld of ten tijde van het opleggen van de nieuwe maatregel sprake is van
aanknopingspunten die leiden tot het oordeel dat, anders dan ten tijde van de
opheffing van de eerdere bewaring, zicht op uitzetting binnen de redelijke
termijn niet ontbreekt."
3advociten Nr. 1915
Anders dan de rechtbank oordeelt, is de situatie wel degelijk vergelijkbaar, nu
het in BD8560 gaat om een opheffing van een eerdere bewaring wegens de
belangenafweging. Ook In onderhavige zaak Is sprake van opheffing van een
eerdere bewaring wegens belangenafweging, waarbij, gelet op de termijn van
die bewaring, het zicht op uitzetting een rol gespeeld heeft dan wel moet
hebben.
Ten onrechte heeft de rechtbank dan ook geoordeeld dat verweerder geen
nieuwe aanknopingspunten hoefde te stellen waaruit volgt dat een redelijk
vooruitzicht op verwijdering binnen de redelijke termijn niet ontbreekt.
Grief 2:
Ten onrechte heeft de rechtbank in onderdeel 5 van de bestreden beslissing als
volgt overwogen:
"5. [,..] Overigens heeft verweerder terecht gesteld dat een dergelijk
aanknopingspunt er wel was, nu eiser tijdens de presentatie bij de Irakese
autoriteiten, die plaatsvond voordat de bewaring werd opgeheven, heeft
verklaard uit Iran afkomstig te zijn, °
Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat een feitelijk onjuiste
omstandigheid die overigens ook niet uit het dossier blijkt, welke omstandigheid
bekend was bij de opheffing van de vorige bewaring, thans een nieuw
aanknopingspunt kan bieden op grond waarvan volgt dat een redelijk
vooruitzicht op verwijdering binnen de redelijke termijn thans niet ontbreekt.
3a dvo ca t e n Nr. 1915 P
Toelichting:
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens een presentatie bij de Irakese
autoriteiten, die plaatsvond voordat de bewaring werd opgeheven, verklaard
heeft dat hij afkomstig is uit Jran. Het dossier geeft hiervan geen enkele blijk,
zodat onduidelijk Is op grond waarvan de rechtbank tot deze vaststelling is
gekomen.
Verder is de vaststelling onjuist Eiser heeft meerdere malen-op verschillende
momenten -verklaard In Irak geboren te zijn. Hij heeft aldaargewoond en heeft
vervolgens langere tijd in Iran gewoond. Nimmer heeft eiser verklaard uit (ran
afkomstig te zijn, of de Iraanse nationaliteit te bezitten.
Deze omstandigheden daargelaten, moet geoordeeld worden dat deze
omstandigheden bekend waren bij verweerder toen besloten werd tot
opheffing van de vorige bewaring. Deze omstandigheden kunnen dan ook niet
thans als 'nieuw' aanknopingspunt dienen op grond waarvan thans geoordeeld
moet worden dat een redelijk uitzicht op uitzetting van de vreemdeling thans
wel bestaat. Dit aanknopingspunt was immers eerder, bij opheffing van
bewaring, ook bekend, zo volgt uit de overwegingen van de rechtbank.
Grief 3:
In onderdeel 9 van de bestreden beslissing overweegt de rechtbank als volgt:
9. In dit geval heeft verweerder ter zitting en In de maatregel van bewaring
naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de gronden (al
(b) en (c) zijn te scharen onder het criterium van artikel 15, eerste lid, aanhef en
1 18. Okt. 2011 14:10 3advocaten Nr. 1915 P. 5
onder b, van de Terugkeerrichtlijn en dat eiser de voorbereiding van de
AuVOCilten terugkeer ofde verwijderingsprocedure ontwijkt ofbelemmert.
Verweerder heeft over de grond onder (a) verklaard dat eiser niet in het bezit is
van identiteitsdocumenten en zijn Identiteit daarom niet is vast te stellen. De
verklaring van eiser dat hij er alles aan heeft gedaan om aan de benodigde
papieren te komen, is naar het oordeet van de rechtbank niet onderbouwd en
reeds daarom onvoldoende voor het oordeel dat het ontbreken van
identiteitsdocumenten niet aan de maatregel ten grondslag gelegd mag worden.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog dat anders dan etser heeft gesteld,
het niet beschikken over identiteitsdocumenten toerekenbaar is gelet op eisers
verklaring dat hij zijn Iraans paspoort In het water heeft gegooid. Over de grond
onder (b) heeft verweerder overwogen dat eiser zich verwijtbaar niet gehouden
heeft aan de vertrektermijn. Door van die termijn geen gebruik te maken, heeft
hij niet aannemelijk gemaakt dat hij thans wel uit vrije wil zal vertrekken. Ten
aanzien van de grond onder (c) heeft verweerder overwogen dat het feit dat
eiser niet beschikt over voldoende middelen van bestaan, het onwaarschijnlijk
maakt dat eiser zijn eigen terugreis zal kunnen bekostigen zodat hij niet uit eigen
beweging zal vertrekken. Naar het oordeet van de rechtbank kunnen de gronden
onder {a)t (b) en (c) tezamen de maatregel reeds dragen, zodat de grond onder
(dj geen bespreking meer behoeft. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom
niet
De rechtbank Is ten onrechte en overigens ook niet voldoende gemotiveerd tot
het oordeel gekomen dat voldoende gronden, mede gelet op het bepaalde in
artikel 15, eerste lid aanhef en onder b van de Terugkeerrichtlijn, resteren die
de maatregel kunnen dragen.
18. Okt. 2011 14:10 3advocäten Nr. 1915 P. 6
A d v O C c l t C l l Ten aanzien van de grond door de rechtbank aangeduid als onder (a), kort
weergegeven dat eiser niet over identiteitspapieren beschikt/ oordeelt de
rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat eiser alles in werking heeft
gesteld om aan papieren te komen. De rechtbank miskent hierbij dat
verweerder meerdere malen zelfstandig heeft getracht om (reis)papieren voor
eiser te verkrijgen, doch daar nimmer in geslaagd is,
Ten aanzien van de grond onder (b) is onduidelijk zonder nadere motivering, die
ontbreekt, hoe deze grond - tezamen bezien met de omstandigheden die de
rechtbank vaststelt - in overeenstemming te achten is met artikel 15, eerste lid
aanhef en onder b van de Terugkeerrichtlijn. Immers, de omstandigheid dat
eiser eerder in Nederland is verbleven en dat verblijf thans zonder titel heeft
voortgezet, houdt weinig anders in dan dat eiser voorafgaand aan de maatregel
niet rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De Te rugkeer richtlijn tracht nu
juist te voorkomen dat die omstandigheid meegewogen wordt bij bijvoorbeeld
beslissingen omtrent de oplegging van de maatregel als onderhavig.
Ook voor de grond onder (c) geldt dat zonder nadere motivering, die ontbreekt,
niet vait in te zien op welke wijze deze grond - tezamen bezien met de
omstandigheden die de rechtbank vaststelt - in overeenstemming te achten is
met artikel 15, eerste lid aanhef en onder b van de Terugkeerrichtlijn. De grond,
het niet-beschikken over een vaste woon- of verblijfplaats; moet naar oordeel
van de rechtbank bezien worden in het licht van het niet-beschikken over
voldoende middelen van bestaan, waardoor een vrijwillig vertrek slecht
mogelijk lijkt. Onduidelijk is hoe hieruit afgeleid kan worden dat ook een
gedwongen vertrek In de vorm van een uitzetting belemmerd of ontweken
wordt. Immers, eiser kan zich beschikbaar houden voor verweerder - door
3advocat en Nr. 1915 P.
bijvoorbeeld op gezette tijden zich te melden, of op (telefonisch) verzoek te
verschijnen- en aldus een uitzetting niet in de weg te staan. Voor een uitzetting
zijn immers geen financiële middelen benodigd.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat voor de grond onder (d) - die door de
rechtbank niet beoordeeld is - hetzelfde geldt als hetgeen hiervoor naar voren
is gebracht voor de grond onder (b).
MITSDIEN
het de Afdeling Bestuursrechtspraak moge behagen de uitspraak waarvan hoger
beroep te vernietigen,
met veroordeling van verweerder (ex artikel 8:75 AwbJ in de kosten die appellant
in verband met de behandeling van de onderhavige procedure redelijkerwijs heeft
moeten maken.