19
18 kon goed vechten. Maar op het moment dat zijn verhaal begint had hij daar nog hele- maal geen weet van, en hij wist ook niet dat hij een Wolpertinger was en ooit de grootste held van Zamonië zou worden. Hij had geen naam en herinnerde zich helemaal niets van zijn ouders. Hij wist niet waar hij vandaan kwam en waar het met hem naartoe moest, alleen dat de boeren- hofstede waar hij opgroeide zijn koninkrijk was. Elke ochtend verzamelde de hele boerenfamilie, een zevenkoppige schare ’s-Verrenzandse dwergen, zich om Rumo’s mandje, wierp verte- derde blikken op de slapende welp en wekte hem met een zoet ’s-Ver- renzands lied. Vervolgens overlaadden ze hem met tederheid. Ze krauw- den hem achter zijn oren, wiegden hem op de arm, aaiden zijn vacht en knuffelden de bult op zijn rug, wat hij zich vergenoegd grommend liet welgevallen. Waar Rumo op zijn vier onbeholpen beentjes ook naartoe waggelde, onmiddellijk was iedereen en al aandacht voor hem. Met al- les wat hij ondernam oogstte hij lof, en hij werd zelfs geliefkoosd en gekroeld omdat hij over zijn eigen poten struikelde. Voor Rumo werd de verste melk opzijgezet en werden de knapperigste worstjes op houts- kool gegrild; voor hem werd de koelste plek in de schaduw of de warm- ste bij de kachel ingeruimd. Wanneer hij zijn middagslaapje deed, liep iedereen op zijn tenen, en wanneer hij daaruit geeuwend ontwaakte, kreeg hij om bij te komen warme appeltaart en chocolademelk met zoete room. Er was altijd wel iemand bereid om met Rumo te spelen, te stoeien of zich door hem met zijn tandeloze snuit te laten bijten. Als Rumo ’s avonds moe gespeeld was, aaiden ze over zijn vacht met zachte bor- Heer der hofstede

Rumo & de Wonderen in het donker

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Rumo is een fantastische ontwikkelingsroman, een helden-epos en een liefdesgeschiedenis, even spannend als een thriller en bovendien bijzonder humoristisch.

Citation preview

Page 1: Rumo & de Wonderen in het donker

18

kon goed vechten.Maar op het moment dat zijn verhaal begint had hij daar nog hele-

maal geen weet van, en hij wist ook niet dat hij een Wolpertinger was enooit de grootste held van Zamonië zou worden. Hij had geen naam enherinnerde zich helemaal niets van zijn ouders. Hij wist niet waar hijvandaan kwam en waar het met hem naartoe moest, alleen dat de boeren-hofstede waar hij opgroeide zijn koninkrijk was.

Elke ochtend verzamelde de hele boerenfamilie, een zevenkoppigeschare ’s-Verrenzandse dwergen, zich om Rumo’s mandje, wierp verte-derde blikken op de slapende welp en wekte hem met een zoet ’s-Ver-renzands lied. Vervolgens overlaadden ze hem met tederheid. Ze krauw-den hem achter zijn oren, wiegden hem op de arm, aaiden zijn vacht enknuffelden de bult op zijn rug, wat hij zich vergenoegd grommend lietwelgevallen. Waar Rumo op zijn vier onbeholpen beentjes ook naartoewaggelde, onmiddellijk was iedereen en al aandacht voor hem. Met al-les wat hij ondernam oogstte hij lof, en hij werd zelfs geliefkoosd engekroeld omdat hij over zijn eigen poten struikelde. Voor Rumo werdde verste melk opzijgezet en werden de knapperigste worstjes op houts-kool gegrild; voor hem werd de koelste plek in de schaduw of de warm-ste bij de kachel ingeruimd. Wanneer hij zijn middagslaapje deed, liepiedereen op zijn tenen, en wanneer hij daaruit geeuwend ontwaakte,kreeg hij om bij te komen warme appeltaart en chocolademelk met zoeteroom. Er was altijd wel iemand bereid om met Rumo te spelen, te stoeienof zich door hem met zijn tandeloze snuit te laten bijten. Als Rumo’s avonds moe gespeeld was, aaiden ze over zijn vacht met zachte bor-

Heer derhofstede

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3018

Page 2: Rumo & de Wonderen in het donker

19

stels en zongen hem in slaap. Ja, Rumo was wat je noemt de heer derhofstede.

Op de boerderij waren een heleboel andere dieren: melkkoeien, boe-renknollen en moerasvarkens, die allemaal groter en sterker dan welnuttiger waren dan Rumo, maar geen van hen was zo geliefd als hij. Hetenige wezen dat Rumo’s alleenheerschappij niet respecteerde, was eenzwarte gans, die met haar lange nek en dubbel zo hoge lijf boven hemuittorende en altijd vals begon te sissen als hij in haar buurt kwam. Dusliep hij met een zo groot mogelijke boog om haar heen.

Op een ochtend werd Rumo in zijn mandje niet gewekt door het zoetegezang van de ’s-Verrenzanders, maar door een stekende pijn. Hij voeldedat er iets vreemds in zijn bek zat. De binnenkant daarvan was tot dantoe voor hem een slijmerig vochtig gebied geweest, waarin zijn tongslechts over ronde, zachte en gladde vormen gleed – maar nu zat er ietsnieuws, iets verontrustends.

Boven in zijn kaak, vlak achter zijn bovenlip, stond het tandvlees strakgespannen: daaronder leek een puntig, bultig iets te groeien dat de klop-pende pijn veroorzaakte die Rumo helemaal niet aanstond. Hij beslootom zijn ongenoegen aan een breder publiek kenbaar te maken, om na-venant medelijden te wekken en zich met tederheden te laten overstelpen.

Maar er was niemand in de buurt. Hij moest helemaal naar de schuurtoe gaan, waar de ’s-Verrenzanders op dat uur meestal om voor Rumoondoorgrondelijke redenen bezig waren stro in de rondte te gooien. Deweg naar de schuur ging, dat wist hij uit ervaring, niet over rozen: hijmoest dwars door de keuken, de veranda met z’n gevaarlijke houtsplin-ters over, de trap af, de modderige hof over langs die rotgans, en om dedrinktrog heen, waar altijd varkensdrek lag – een zwaar traject, waaropRumo zich in de regel door een van de ’s-Verrenzandse kinderen lietdragen. Hoefde hij zich nou maar niet op vier poten voort te bewegen,waardoor hij altijd over zijn eigen benen struikelde! Wat zou het mooizijn als hij net als de ’s-Verrenzanders rechtop kon lopen.

Rumo klauterde uit zijn mandje, ging op zijn achterbenen staan enrichtte met veel moeite zijn bovenlijf op. Hij zwalpte een keer naar rechtsen een keer naar links, maar bleef vervolgens staan, als een hekpaal zorecht. Hé, dat was een makkie!

De pijn

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3019

Page 3: Rumo & de Wonderen in het donker

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3020

Page 4: Rumo & de Wonderen in het donker

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3021

Page 5: Rumo & de Wonderen in het donker

Hij stapte naar voren als een doorgeschoten ’s-Verrenzander. Hij wasvervuld van trots, een gloednieuwe ervaring die hem vleugels gaf. Zon-der ook maar een enkele keer te struikelen beende hij de hele keukendoor, stootte de op een kier staande deur open en slaagde er zelfs in devier treetjes van de verandatrap af te lopen. Wijdbeens stiefelde hij stramover de hof. Het ochtendzonnetje verwarmde zijn vacht, de lucht waskoel en verkwikkend. Rumo ademde diep in, zette zijn voorpoten in zijnzij en passeerde de zwarte gans; nu was hij plotseling even groot. Degans deinsde terug, keek hem verdwaasd aan en wilde hem iets vals toe-sissen, maar kreeg van schrik een droge snavel. Rumo keurde haar geenblik waardig en schreed onverstoorbaar voort. Nog nooit van zijn levenwas hij zo groot en vergenoegd geweest.

Rumo bleef staan om van het zonlicht op zijn vacht te genieten. Knip-perend keek hij in het verblindende licht en kneep zijn ogen toe, en daarwas hij weer: de wereld die zich altijd aan hem openbaarde zodra hij zijnogen sloot. Het was een wereld van geuren, die zich voor zijn innerlijkoog als een wuivende waaier met honderden kleuren ontvouwde: smallebanen rood, geel, groen en blauw licht die wervelend door elkaar scho-ten. De groene baan behoorde toe aan de weelderige rozemarijnstruikdie vlak naast hem groeide, de gele aan de verrukkelijke citroenkoek diein de keuken gebakken werd, de rode aan de damp van de broeiendecomposthoop. Blauw was de frisse morgenbries die de geur van de nabij-gelegen zee meevoerde, en er waren nog vele, vele andere kleuren, ooklelijke en smerige, zoals de bruine vlag van het hok waarin het moeras-varken zich rondwentelde. Maar wat Rumo pas echt verbaasde, was eenkleur die hij voorheen nog nooit geroken had: hoog boven al deze lande-lijke geuren uit wapperde een zilveren band. Hij was smal en zacht, eigen-lijk meer een draad, maar hij zag hem met zijn innerlijk oog nietteminduidelijk.

Dezilveren

draad

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3022

Page 6: Rumo & de Wonderen in het donker

23

Rumo werd bevangen door een vreemde onrust, een onbestemd ver-langen en de tot dan toe nooit eerder gevoelde wens om alles achter zichte laten en in zijn eentje de wijde wereld in te trekken. Hij moest diepademhalen en een rilling liep hem over de rug, zo machtig en mooi washet gevoel dat in hem opkwam. Diep in zijn kleine kinderlijke hart wistRumo: als hij zich door deze draad de weg zou laten wijzen en de geurervan tot aan zijn bron zou volgen, zou hem daar het geluk wachten.

Maar eerst moest hij naar de schuur om zijn beklag te doen. Hij deedzijn ogen weer open en wandelde verder. Toen hij voor het grote rodegordijn stond dat moest voorkomen dat door het zonlicht het stro in deschuur zou uitdrogen, of zelfs in brand zou vliegen, hield hij zijn pas in.Een nieuw, merkwaardig gevoel had hem zijn triomftocht doen onder-breken: zijn knieën waren slap geworden en hij moest vechten tegen deaandrang zich weer op vier poten te laten zakken. Het bloed steeg hemnaar het hoofd, zijn voorpoten trilden en het zweet parelde op zijn voor-hoofd.

Rumo wist niet dat het gordijn een nieuw hoofdstuk in zijn levenzou inluiden, dat hij op het punt stond zich van zijn dierlijk erfgoed teontdoen. Hij wist evenmin dat men hem in de toekomst met heel an-dere ogen zou bekijken als hij nu op twee benen naar de andere kant vanhet gordijn zou stappen, omdat een rechtop lopende Wolpertinger metaanzienlijk meer respect behandeld wordt dan een wilde. Maar Rumomerkte wel dat zijn entree in de schuur een bijzondere betekenis had.Zijn kleine hart hamerde. Zijn eigen moed bracht hem van zijn stuk enmaakte hem schuchter: Rumo had last van plankenkoorts.

Binnen was het donker en het duurde even voordat zijn door het zon-licht verblinde ogen zich aan de nieuwe omstandigheden hadden aan-gepast. Eerst kon hij niet meer dan de logge schaduwen van houten bal-ken en strobalen onderscheiden, met daartussenin brede lichtbundels,die door het raam schuin naar binnen vielen. Hij knipperde nog een keeren zag toen dat de bezigheden in de schuur op generlei wijze overeenkwa-men met wat hij had verwacht: de ’s-Verrenzanders waren helemaal nietbezig stro in zakken te stoppen. Het zag er meer naar uit dat grote, ge-hoornde en eenogige figuren met een zwart vel bezig waren de ’s-Ver-renzanders in zakken te stoppen.

Maar Rumo maakte zich niet meteen zorgen. Hij was eraan gewend

Deeenogigereuzen

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3023

Page 7: Rumo & de Wonderen in het donker

dat er zich in de volwassen wereld elke dag allerlei onverklaarbare za-ken afspeelden. Een paar dagen geleden nog was er een kamedaris naarde hofstede gebracht – dat was me een toestand geweest! Iedereen hadals een kip zonder kop rond lopen rennen, en de kamedaris had uren-lang staan loeien alsof hij helemaal de kluts kwijt was. Maar inmiddelsstond hij vastgemaakt aan een ruif van het hooi te smullen en was hijiets saais en alledaags geworden. Ook de reuzen maakten Rumo nietbang. Op een ’s-Verrenzandse hofstede liepen wezens rond die qua le-lijkheid niet voor hen onderdeden: de aanblik van een Ornisch moeras-varken was bijvoorbeeld alleen te verdragen als je voor ogen hield hoelekker het smaakte als je het van zijn wrattenhuid had ontdaan en aanhet spit geroosterd had. Maar op de gezichten van de gehoornden wastoch iets te zien wat ze anders maakte dan de lelijke moerasvarkens: deboosaardigheid die in hun ogen fonkelde. Die fonkeling kon Rumo nietverklaren, want daartoe ontbrak hem de ervaring. Hij wist niet eens watboosaardigheid was. Dus trad hij de schuur binnen. De plankenkoortsviel van hem af en maakte plaats voor een ijskoude kalmte. Rumo ervoervoor de eerste keer dat hij het vermogen bezat om in een gespannensituatie bijna onnatuurlijk beheerst te blijven. Hij deed een stap naarvoren en schraapte zijn keel zoals Wolpertingers dat doen: hij snoof twee-maal gewichtig met zijn vochtige snuit.

Rumo moest constateren dat er desondanks niemand aandacht aanhem besteedde. De reuzen in de schuur gingen er onverstoorbaar mee

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3024

Page 8: Rumo & de Wonderen in het donker

25

door ’s-Verrenzanders in zakken te stoppen, terwijl die steunden enkreunden. Rumo was beledigd. Hij werd genegeerd – terwijl hij notabene op twee benen kon lopen! En zo’n pijn had aan zijn snuit.

Opeens wist hij wat hem te doen stond: Rumo zou iets gaan zeggen.Hij had al meteen bij zijn eerste poging leren lopen, dus praten zou hemook wel lukken. Hij wilde twee zinnetjes zeggen om de aandacht op zich-zelf te vestigen.

Allereerst: ‘Ik kan lopen!’En ten tweede: ‘Mijn snuit doet pijn!’Dan zouden ze wel aandacht aan hem besteden en hem met blijken

van liefde overstelpen. Rumo deed zijn mond open, haalde diep ademen zei twee zinnetjes:

‘Graa gra raha!’‘Raaha ragra ha gra!’Dat was niet precies wat hem voor ogen had gestaan, maar het kwam

zijn mond uit, klonk goed en sorteerde effect. De zwartvachtige wezenshielden ermee op ’s-Verrenzanders in zakken te stoppen. De ’s-Verren-zanders hielden op met hun gejammer. Aller ogen richtten zich op Rumo.

Zijn benen begonnen plotseling te bibberen en zijn achterste voeldezo zwaar als lood. Heel even probeerde hij nog zijn evenwicht te bewa-ren, maar toen kantelde hij achterover en plofte in het stof. Rumo hadeen nieuwe ervaring opgedaan: hij had de eerste grote fout van zijn le-ven gemaakt. Een van de cyclopen stapte op hem af, pakte hem bij zijnoren en stopte hem in een zak.

Duivelscyclopen zijn een boosaardige cyclopensoort, die uitsluitend opde Zwervende Duivelsrotsen wonen. Het geldt als wetenschappelijk on-nauwkeurig om ze te rangschikken onder de vertegenwoordigers vande Zamonische piraterij, omdat piraten zich per definitie alleen op sche-pen voortbewegen en zich althans aan de wetten der navigatie onderwer-pen. De duivelscyclopen daarentegen verkeren op een voortbrengsel dernatuur, namelijk de legendarische Duivelsrotsen, een zich verplaatsende

Hetverhaalvan deduivels-cyclopen

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3025

Page 9: Rumo & de Wonderen in het donker

26

combinatie van zuurstof en mineralen ter grootte van een huizenblok,en ze houden zich aan geen enkele wet – behalve die van de natuur. Zelaten zich op hun hoge rotsen door de getijden her- en derwaarts voerenen zaaien overal waar het toeval hen heen spoelt angst en paniek.

Wanneer je de gemiddelde Zamoniër zou vragen welk lot hij in elkgeval níét zou verkiezen, zul je in de regel het antwoord krijgen: ‘Degevangene van een duivelscycloop worden.’ Er zijn kapiteins geweestdie hun eigen schip tot zinken brachten alleen maar omdat ze aan dehorizon de Zwervende Duivelsrotsen ontwaarden. Ze verdronken zichliever samen met hun bemanning dan ten prooi te vallen aan deze mon-sters. Geen kuststreek was voor hen veilig. Vrijwel elke stad die in debuurt van de zee lag kon er in de loop der eeuwen op rekenen door hente worden bezocht.

De Zwervende Duivelsrotsen waren oorspronkelijk een reusachtigbrok lava dat duizenden jaren geleden door een onderaardse vulkaan inde diepzee was uitgebraakt. De lava koelde af en steeg dankzij de zuur-stof die erin opgesloten zat op naar het zeeoppervlak. Vanaf het watergezien had het brok veel weg van een stel eenzame steil oprijzende rots-eilanden, maar net als een ijsberg was het een complexe structuur, diealleen zijn top liet zien en waarvan het grootste deel zich onder waterbevond. Niet bekend was hoe en wanneer de cyclopen dit zwemmendeeiland geannexeerd hadden, maar te oordelen naar de berichten en stads-kronieken over invallen door vandalen van cyclopische herkomst moestdat al enkele honderden jaren geleden het geval zijn geweest. Vermoe-delijk had een groepje van hen de gestrande rots voor de kust van Zamo-nië in het oog gekregen, was erop geklommen en was vervolgens over-vallen door de vloed en met rots en al afgedreven naar zee.

Naar het schijnt hadden de cyclopen zich in hun lot geschikt en onder-namen ze geen pogingen de weg die hun zwemmende eiland aflegde tebeïnvloeden. Ze waren te weinig inventief om hun bizarre vaartuig metbijvoorbeeld zeilen, roeiriemen of ankers uit te rusten, en dus bleven degetijden en stromingen van de zee bepalen op welke onfortuinlijke plekhet landde. Wanneer een gunstige stroming de cyclopen ergens deedstranden, begaven ze zich onverwijld aan land, overvielen steden en dor-pen en namen bewoners gevangen, tot de vloed hun zwemmende ei-land weer meevoerde.

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3026

Page 10: Rumo & de Wonderen in het donker

Zo luidde, in grote trekken, de niet bijster hartverwarmende geschie-denis van de duivelscyclopen. En ditmaal waren ze vastgelopen aan dekust van ’s-Verrenzande.

Zelfs toen Rumo in de zak zat, was hij zich nog niet van enige boosaar-digheid bewust. Hij was eraan gewend door wezens die in zijn ogen reu-zen waren om onnaspeurlijke redenen te worden opgepakt en rond-gedragen. De zak was daar alleen maar een nieuwe variant op.

Waar hij zich pas echt druk om maakte, was de pijn in zijn kaak.Aanhoudende pijn was iets wat niet in zijn behaaglijke wereldbeeld paste.Hij had in het verleden wel af en toe pijn moeten lijden, maar die wasnooit van lange duur geweest: een val op zijn snuit, een splinter van deveranda in zijn poot. Deze nieuwe pijn was echter niet van voorbijgaandeaard; hij nam toe en werd steeds sterker. Erger nog: op een andere plekin zijn bek begon een vergelijkbare kwelling. Maar desondanks deedRumo zijn mond niet open en verroerde hij zich amper.

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3027

Page 11: Rumo & de Wonderen in het donker

28

De cyclopen die op de Duivelsrotsen waren achtergebleven, hadden aleen paar dagen in de gaten dat de golven aan hun thuisbasis trokken.Het kon niet langer dan een paar uur duren voordat ze weer op volle zeezouden drijven. Zenuwachtig tuurden ze naar de klippen van de land-tong waarvoor ze vastzaten in het slik. Bijna alle cyclopen waren vanhun rooftochten teruggekeerd, maar een stuk of tien van hen moestennog komen.

Een huiveringwekkend geluid, bijna als een schreeuw, drong doorde mist die tussen de zee en het vasteland hing. Het was het bazuinge-schal van een zeeschelp, en het klonk de cyclopen als muziek in de oren.Eindelijk dan toch: het afgedwaalde tiental keerde terug.

De eenogige vandalen verschenen op de klippen en staken triom-fantelijk de barstensvolle zakken in de lucht, waarin, zoals ze vergenoegdvaststelden, de buit nog steeds verwoed trappelde.

Wanneer je probeert te bedenken wat het ergste is wat het een levendwezen een ander levend wezen kan aandoen, kom je – als je tenminstede moed hebt die gedachte tot het einde toe door te denken – wellichtop het volgende uit: iemand levend met huid en haar verslinden. Een Or-nisch moerasvarken zo snel en pijnloos mogelijk doden, het zijn lelijkewrattenhuid afstropen, het vullen met rozemarijn en roosteren aan hetspit, daar was niets mis mee, daar waren de meeste Zamoniërs – metuitzondering van vegetariërs – het over eens. Maar het varken terwijl hetnog leefde het kloppende hart uit het lijf snijden en verslinden, daar waswél wat mee mis; er bestonden dienaangaande zelfs bepaalde wetten.Uiteraard hield niet iedereen zich daaraan – de weer- en loofwolven bij-voorbeeld niet, en nog enkele levensvormen die niet al te veel gevoelbezaten. Maar degenen die zich het minst aantrokken van de algemeneafspraak om geen levende wezens te eten, waren met afstand de reuzen-cyclopen. De eenogen aten alleen dan met smaak wanneer hun voedselnog bewoog terwijl ze het opaten.

Als ze op volle zee waren, aten ze levende vis. Kaapten ze een schip,dan verorberden ze levende matrozen, piraten, passagiers, kapiteins ende laatste ratten, kakkerlakken en maden in het vrachtruim. Liepen zeaan land, dan nuttigden ze levende Zamoniërs. Daarbij deed het er nietecht toe tot welke soort hun buit behoorde, want de cyclopen waren indat opzicht niet kieskeurig; ze hadden wel bosspinheksen gegeten, als

Cyclopen-voedsel

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3028

Page 12: Rumo & de Wonderen in het donker

29

die maar genoeg spartelden. De eenogen maten de kwaliteit van hunvoedsel in eerste instantie af aan de mate waarin dat nog leefde.

Ze hadden geraffineerde technieken ontwikkeld om hun prooi zo opte vreten dat die daarbij zo lang mogelijk in leven bleef. Ze bewaardende vitale organen zoals het hart, de hersenen, de olgen en brazen voorhet laatst, maar die aten ze uiteindelijk ook op, en vervolgens de teenna-gels, botten, schubben, ogen, wimpers en voelhoorns. De cyclopen waser alles aan gelegen organen en ingewanden waarmee geluiden kunnenworden voortgebracht zo lang mogelijk intact te laten: de tong, het strot-tenhoofd, de longkwabben en stembanden golden als grote lekkernijendie apart werden gehouden als bekroning van de maaltijd. Een kreet,gesteun of gejammer was als een snufje zout, als een zweem van knof-look of het aroma van een laurierblad: bij de cyclopen wilde niet alleenhet oog wat, maar ook het oor.

Ze verdeelden hun voedsel in drie categorieën: tot de laagste, die eralleen in noodgevallen mee door kon, behoorden wezens die weliswaarleefden, maar zich amper nog bewogen en geen geluid konden maken,zoals mosselen, oesters, slakken en kwallen. Tot de middencategorierekenden ze dieren die weliswaar niet hun stem verhieven, maar welschitterend konden trappelen: allerlei soorten vissen, octopussen, kreef-ten, krabben en zeespinnen. In de topcategorie vielen alle wezens diekonden praten, janken, brullen, krijsen, kraaien, piepen, mekkeren, ofwat voor andere geluiden dan ook maar konden voortbrengen die wer-den ingegeven door doodsangst. Nattifftoff of bever, ’s-Verrenzanderof Wolpertinger, kustdwerg, meeuw of chimpansee – de cyclopen maaktehet niet uit. Als hun maaltje maar op zijn eigen manier zo luid mogelijkmisbaar maakte terwijl zij het naar binnen werkten.

Als de ’s-Verrenzanders in hun zak er ook maar een flauw vermoe-den van hadden gehad wat voor eetlustopwekkend effect hun getrappelen gejammer op de cyclopen had, dan hadden ze zich allemaal zo stilgehouden als Rumo, die zich nog steeds afvroeg wanneer het gekke spel-letje dat met hem werd gespeeld nou afgelopen zou zijn.

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3029

Page 13: Rumo & de Wonderen in het donker

30

Toen Rumo eindelijk zijn muffe gevangenis uit mocht, keek hij ervan opdat hij niet meer op de hofstede was. Tot zijn grote verbazing bewoog degrond onder zijn voeten. Maar hij was meteen weer gerustgesteld, om-dat zijn hele familie bij elkaar was, en ook de reusachtige eenogen her-kende hij. De grond ging op en neer, was ongelijk en glibberig, maartoch liep Rumo rechtop. Hij begreep alleen niet waarom niemand daaroog voor had en hij er niet om werd geprezen. Zijn eigen volk had nieteens aandacht voor hem; ze gedroegen zich hoe dan ook bijzondervreemd. Hun anders zo vriendelijk gezichten waren tot grimassen ver-trokken en een paar van hen liep voortdurend het water in de ogen. Rumovroeg zich af waar zijn mandje eigenlijk was. Ze zouden toch niet zon-der zijn mandje op reis zijn gegaan? Nee, dat kon niet. Hij had nu welgenoeg van het spelletje; hij wilde lekker eten, een slaapliedje en daneen dutje doen.

De ’s-Verrenzanders bezagen de gebeurtenissen vanuit een anderperspectief: zij kenden de geruchten over de Duivelsrotsen; velen vanhen hadden grootouders of andere familieleden gehad die door cyclopenwaren meegevoerd. Ze wisten wat hun boven het hoofd hing, tenzij ereen wonder zou geschieden.

Voor de cyclopen daarentegen was de hele situatie raadselachtig nochtragisch, maar slechts reden tot vreugde: zij konden hun voorraadkamervolstouwen. Nu ze van een geslaagde rooftocht waren teruggekeerd,gingen ze weer de wilde baren op, een heerlijk en vrij leventje tegemoet.

Rumo werd tegelijk met de ’s-Verrenzanders naar een grote grot inhet midden van de Duivelsrotsen gedreven, die voor de cyclopen hetmooiste vertrek van het eiland was. Hier bewaarden ze hun levensmid-delen, hier ging je ’s morgens als eerste heen om een ontbijtje te halen,en ’s avonds het laatst om je maal voor die avond samen te stellen. Velenkwamen ook midden in de nacht nog, slaapdronken, maar snakkendnaar een ongezond nachtelijk tussendoortje.

In de wanden van de reusachtige grot zaten ringen, waaraan de’s-Verrenzanders met kettingen om hun nek, armen of benen werdenvastgemaakt. In in de grond uitgehouwen bassins stond het zoute waterhoog en krioelde het van de vette vissen en octopussen. In kooien zatenwilde dieren, lynxen, beren en leeuwen. Tamme huisdieren zoals var-kens, kippen of koeien liepen los rond, tegengehouden door een hoog

Devoorraad-

kamer

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3030

Page 14: Rumo & de Wonderen in het donker

31

houten rooster met kleine mazen dat de cyclopen voor de grot schoven.In stenen bakken en aarden vaten vol met zout water krabbelden kreef-ten en langoesten over en onder elkaar door, of er werden oesters inbewaard. Als er op de Duivelsrotsen ergens geen gebrek aan was, danwas het wel aan levend eten.

’s Nachts deed Rumo, net als de meeste andere gevangenen in de grot,geen oog dicht. De deinende vloer, het heen en weer zwalpende water,het gejammer, gejank, gekerm, gekakel en gehuil van de aanwezige we-zens – Rumo had nog nooit van zijn leven onder zulke oncomfortabeleomstandigheden hoeven slapen. Hij mocht los rondlopen, want blijk-baar werd hij bij de categorie van onschuldige huisdieren ingedeeld. Ru-mo was nog wel het meest ontzet doordat de ’s-Verrenzanders ampernotitie van hem namen toen hij zich behaaglijk tussen hen in wilde nes-telen. Geketend aan de muur huilden ze maar door.

Rumo was beledigd en liep de grot door op zoek naar andere vor-men van genegenheid. Maar overal heerste eenzelfde deprimerendesfeer. Niemand wilde met hem spelen, iedereen was met zichzelf bezig,aan alle kanten werd gejammerd en weemoedig gesnikt.

Uiteindelijk trok Rumo zich terug in een rotsspleet van ongeveer eenmeter doorsnee en met een smalle toegang, een dikke ronde luchtbel inhet lavasteen, die beloofde hem te beschermen tegen het rondspattendewater. Hij rolde zich op tot een bal en deed zijn ogen dicht – maar daar-door voelde hij het deinen van de zee nog sterker, en dus deed hij zijnogen maar weer open en bleef gewoon in het donker liggen, inmiddelseven verdrietig en angstig als alle anderen.

Het werd de langste en akeligste nacht van Rumo’s leven tot dan toe.Om de zoveel tijd kwam er een cycloop de grot binnen om iets te eten tehalen: een kippetje, een kreeft, een varken of een ’s-Verrenzander. Alshet een varken was, klonk er gekrijs; was het een kippetje, dan klonk ergetok; was het een ’s-Verrenzander, dan klonk er geschreeuw – onderzulke omstandigheden kon je onmogelijk je ogen sluiten.

Het maakte het meeste lawaai als een cycloop uitgerekend trek hadin een leeuw. Rumo had nog nooit eerder een leeuw gezien, maar hijhad wel in de gaten dat dit goudgemaande wezen in de grootste kooieen trots en gevaarlijk dier was. Toen de hongerige cycloop aan de kooi

Eenakeligenacht

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3031

Page 15: Rumo & de Wonderen in het donker

32

begon te morrelen, stiet de leeuw geluiden uit waarvan iedereen in degrot de rillingen over de rug liepen. Het was een diep gegrom, dat eer-der van een natuurramp dan van een levend wezen afkomstig leek tezijn, een geluid waarbij je als je ook maar een greintje verstand bezat zover mogelijk uit de buurt bleef. De cycloop geeuwde alleen maar ver-veeld en stapte zonder aarzelen de kooi in. Het gegrom ging over in eengebrul dat de grotwanden deed trillen. De cycloop maakte een snellebeweging in de richting van de leeuw en greep hem in zijn nekvel. Metde andere hand wikkelde hij de staart van de reuzenkat om zijn pols,waarna hij het dier als een zak kolen over zijn schouder gooide en naarbuiten stapte.

Rumo rolde zich weer op tot een bal. Nog afgezien van het niet-afla-tende lawaai hield ook de pijn in zijn bek hem wakker. Er waren tweenieuwe plekken bij gekomen waar het tandvlees strak stond, wat hembijna nog banger maakte dan hij al was door wat er in de grot allemaalgebeurde. De hele wereld was van de ene dag op de andere vijandig ge-worden – zelfs zijn eigen lichaam keerde zich tegen hem. Hij jammerdenog wat, en opeens biggelden er zelfs een paar tranen uit zijn ogen. Pasde volgende ochtend viel Rumo in een korte, onrustige slaap vol wildenachtmerries.

Toen Rumo wakker werd, was het eerste wat hem opviel dat de grondniet meer zo op en neer deinde. Zijn vacht was nat van neerdruppelendwater. Hij moest dringend zijn blaas legen, wat hij deed buiten de rots-spleet die hij tot zijn nieuwe onderkomen had gebombardeerd. Vervol-gens wilde hij een ronde maken om na te gaan of er veranderingen tengoede waren opgetreden. Misschien was er wel iemand die met hemwilde spelen.

Op het eerste gezicht zag het daar niet naar uit. Het was net tijd omte ontbijten, en chagrijnige cyclopen stapten brullend de grot door omde ingrediënten uit te kiezen voor de eerste maaltijd van de dag. De mees-ten aten het liefst varkensvlees als ontbijt, en het gekrijs was oorverdo-vend. Eén cycloop had zijn keus op een octopus bepaald. Hij viste eengigantische achtarmige inktvis uit het bassin en raakte onmiddellijk ver-wikkeld in een handgemeen met zijn prooi, tot groot genoegen van zijnkompanen. De octopus sloeg zijn armen om het lijf van de eenoog, om

Ontbijt

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3032

Page 16: Rumo & de Wonderen in het donker

33

diens benen en nek; overal zogen de zuignappen zich smakkend vast.De cycloop wankelde, struikelde en stortte neer op de vloer, terwijl zijncollega’s het hoofd in de nek wierp en gorgelende geluiden voortbrach-ten – nu wist Rumo hoe cyclopen lachen. Moeizaam krabbelde de ge-velde reus overeind, pakte een inktvisarm en rukte die onverwijld af. Deoctopus liet zijn greep verslappen, maar voor gebaren van onderwer-ping was het te laat. De cycloop greep met twee vuisten drie inktvisarmentegelijk vast en slingerde hem als een hamerwerper in het rond. Daarnaliet hij hem tegen de grotwand kletsen, waar hij brak als een inktpotjeen zijn zwarte vloeistof over iedereen heen sproeide die de pech had inde buurt te zijn. Rumo moest overgeven.

Toen de cyclopen eindelijk uit de voorraadkamer weg waren, begafRumo zich op trillende benen naar een waterbekken om zijn mond tespoelen. Hij was zo geïntimideerd geraakt dat hij er weer toe overge-gaan was op vier poten te lopen; dat leek hem veiliger. Het water waslauwwarm en zilt, en smaakte naar vis. Bijna moest Rumo voor de tweedekeer braken, maar opeens merkte hij iets op wat hem blij maakte: opéén plek in zijn bek was de pijn overgegaan. Er was een puntig, glad ietsvoor in de plaats gegroeid, dat vreemd en apart, maar ook wel goed aan-voelde toen hij er met zijn tong overheen ging. De andere plekken de-den nog pijn, maar omdat er uit die ene zoiets moois was gegroeid,maakte Rumo zich er niet meer zo druk om.

Hij had nu ook honger gekregen. Hij vond een trog met kleverigebrij en at ervan, eerst met tegenzin maar allengs steeds gretiger toen hijin de gaten kreeg dat het holle gevoel in zijn maag erdoor overging. Ver-volgens kroop hij terug in zijn holletje om zijn eerste tand aan een nauw-gezette inspectie te onderwerpen. Telkens weer voelde Rumo met zijntong aan het nieuwe ding in zijn bek. Hij had het gevoel dat hij een ca-deau had gekregen.

Van alle kanten drongen er doodskreten tot de grot door. De cyclopennamen de tijd voor hun ontbijt, en een paar van hen zaten kennelijk vlakbij de voorraadkamer te schranzen. De ’s-Verrenzanders klampten zichaan elkaar vast en huilden en jammerden nog harder dan tevoren. Rumozag dat de boer, die als een opperhoofd zijn familie had geleid, verdwe-nen was. Daar zocht hij niets achter, want al op de hofstede was hij ge-regeld een paar dagen achtereen niet thuisgekomen en dan ineens weerteruggekeerd.

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3033

Page 17: Rumo & de Wonderen in het donker

Rumo snuffelde links en rechts om zich heen. Hij vond het moeilijkom aan de geuren van de zee te wennen, die zo anders waren dan op dehofstede. Daar had alles naar aarde, kruiden en leven geroken; hier stonkhet naar vis, afval en dood. Hij liep met een wijde boog om de kooienmet de wilde dieren heen. Ongelofelijk, zo groot en sterk sommige kon-den worden! Een rode gorilla. Een tweekoppige wilde hond. Nog eenleeuw, die een oog miste. Een reusachtige ijsbeer met een bloedbevlektevacht. Deze dieren maakten Rumo bang, maar ze dwongen hem ookbewondering af.

Maar de zwarte bekkens vond Rumo pas echt eng. Het waren achtronde poelen in een zijgrot van de grote grot, die bijna allemaal metdonker water gevuld waren. De kleur van het water werd veroorzaaktdoor de inktvissen die er naast andere zeebewoners in zaten en die inhun angst keer op keer zwarte inktwolken afscheidden. Uit het brakkewater staken afwisselend glibberige vangarmen, puntige hoorns, zwarterugvinnen en tentakels met oplichtende ogen omhoog, en uit eentje steegklaaglijk gezang op. Die nacht had Rumo gezien dat een nieuwsgierigegeit zich tot heel dicht bij een van de bekkens had gewaagd. Plots was ereen gele arm met dikke zuignappen uit het zwarte brouwsel omhoog-geschoten, die zich bliksemsnel om de nek van de geit had geslagen, ennog voordat de geit ook maar één keer kon mekkeren, was hij met eendiepe gulp verdwenen. Vanaf dat moment nam Rumo een eerbiedigeafstand tot de bekkens in acht.

Dezwarte

bekkens

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3034

Page 18: Rumo & de Wonderen in het donker

35

In drie van de kunstmatige bekkens leken dieren te zitten die de cy-clopen als ijzeren rantsoen voor moeilijke tijden achter de hand hiel-den. Zelfs zij gruwden kennelijk van deze wezens, want ze liepen meteen wijde boog om deze poelen heen. Het water dat erin zat was helder-der, want er zaten geen inktvissen in, en Rumo zag vol verbazing kleine,maar indrukwekkende schepsels uit een donkere wereld die werd ge-kenmerkt door zware kraakbeenpantsers en angstwekkende gebitten.Ze hadden grimmige gezichten met trots vooruitgestoken onderkaken,en hun ogen gloeiden en rolden wild in hun kassen, alsof deze wezensniet helemaal bij hun verstand waren. Vele droegen kleine lichtgevendebolletjes als lantaarns aan lange voelsprieten met zich mee. Rumo zageen doorzichtige kogelvis, als uit glas geblazen, met een kloppend roodhart in zijn binnenste. En een lange, dunne zeeworm wisselde voortdu-rend van kleur terwijl hij onder het wateroppervlak voorbijkronkelde.Rumo keerde telkens weer terug om deze wonderen der diepzee gade teslaan en hun raadselachtige gedragingen te bestuderen, want de fasci-nerende creaturen waren het enige in de grot wat hem althans voor evenzijn beklemmende omgeving deed vergeten.

Maar het geheimzinnigst was het laatste bekken, dat zich op enigeafstand van de andere aan het eind van de grot bevond. Het water daarinhad in tegenstelling tot dat in de blauwzwarte bekkens een donkergroenekleur, maar was even ondoorzichtig. Het viel Rumo op dat geen enkelecycloop in de buurt ervan kwam en ook dat de dieren die los rondliepenzich er verre van hielden – wat wel voornamelijk te maken zou hebbenmet de kwalijke dampen die eruit opstegen.

Rumo zou graag hebben willen weten wat voor wezen zich onder deolieachtige waterspiegel schuilhield. Het grootste deel van de tijd staker slechts een grote grijze rugvin uit het donkere brouwsel, of je zagonder het wateroppervlak het loerende oog van een roofvis rollen. Eenpaar keer verhief zich ook een rug uit de saus, die deed denken aan eengrote vis of een vette zeekoe.

De reden waarom Rumo zich vooral tot dit bekken aangetrokken voel-de, waren lichte vibraties die in de afgelopen nacht, toen hij had gepro-beerd de slaap te vatten, begonnen waren. Voor zijn innerlijk oog had-den ze de vorm van cirkelvormige rode golven, in het middelpunt waar-van zich het bekken met de vin bevond. De kleine Wolpertinger kon deze

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3035

Page 19: Rumo & de Wonderen in het donker

36

beelden niet duiden, maar hij had wel in de gaten dat ze hem iets medewilden delen – ja, het leek bijna wel alsof hij kon ruiken dat het geheim-zinnige schepsel onder water contact met hem zocht. Misschien pro-beerde het hem te verleiden naderbij te komen om hem te vangen. Rumohoedde zich er wel voor aan de signalen gehoor te geven en had zich dehele nacht schuilgehouden.

Maar nu, nu iedereen wakker was en er alom bedrijvigheid in de grotheerste, had Rumo meer moed. Hij wandelde een poosje rond in de na-bijheid van het bekken, maar nu ook weer niet zo dichtbij dat de een ofandere glibberige met zuignappen bezette arm de kans kreeg om hemhet donkere water in te trekken. Het oog onder de oppervlakte roldeheen en weer en sloeg al Rumo’s bewegingen gade, en toen hij tweekeer om het bekken heen geslenterd was, kwam de rugvin langzaamomhoog uit het water. Hij zag eruit als een ijzeren wijzer van een zonne-wijzer en draaide, Rumo’s derde rondgang volgend, driemaal om zijneigen as.

Zo ging het een poosje door: nu eens zonk de vin weg, dan weer dookhij op. Rumo stapte weg van het bekken, kwam terug, liep weer weg,snuffelde wat rond in de grot – maar hield het bekken al die tijd in degaten. Twee wezens die niet precies wisten wat ze aan elkaar haddenloerden naar elkaar.

Er kwam een klein groepje cyclopen de voorraadkamer binnen omeen toetje voor na hun ontbijt te halen. Rumo verstopte zich telkens inzijn holletje als de eenogen de grot opzochten, dus liep hij daarnaar te-rug – waarna hij moest constateren dat het bezet was door de zwartegans, hetzelfde dier dat hem al op de hofstede niets dan ergernis hadbezorgd.

RUMO-press/7.0 04-07-2008, 15:3036