Upload
lebao
View
221
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
1
Jaarverslag 2015
2
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
Bestuursverslag 3
1. Voorwoord 3
2. Meerjarenoverzicht met kerncijfers en kengetallen 4
3. Karakteristieken van het pensioenfonds 6
4. Beleid, bestuurszaken en ontwikkelingen in 2015 16
5. Financiële zaken en positie van het pensioenfonds in 2015 27
6. Beleggingen 35
7. Actuariële zaken 39
8. Risico’s en beheersing van risico’s 41
9. Toezichthouders 48
10. Code Pensioenfondsen 50
11. Verantwoordingsorgaan 52
12. Intern toezicht 55
Jaarrekening 59
Balans per 31 december 2015 60
Staat van baten en lasten over 2015 61
Kasstroomoverzicht over 2015 62
Toelichting jaarrekening 2015 63
Overige gegevens 96
Actuariële verklaring 97
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 99
Actuariële analyse 106
Bijlagen 107
3
Bestuursverslag
1. Voorwoord
Geachte lezer,
Met dit jaarverslag legt het bestuur van Stichting Pensioenfonds VNU verantwoording af over het
gevoerde beleid in 2015. Het jaar 2015 is een jaar geweest waarbij het bestuur veel zaken, veelal naar
aanleiding van gewijzigde wet- en regelgeving, heeft besproken en opgepakt. De vergaderfrequentie
was hierdoor hoger dan in 2014. Tevens heeft het bestuur zijn jaarlijkse educatiedag en twee heidagen
gebruikt om bepaalde onderwerpen verder uit te diepen.
Het bestuur is verheugd dat de financiële positie van het pensioenfonds in 2015 stabiel is gebleven ondanks dat 2015 in economisch opzicht een bewogen jaar was met aanhoudend extreem lage
renteniveaus. De beleidsdekkingsgraad is zelfs licht gestegen van 119,8% ultimo 2014 naar 121,4%
ultimo 2015. Mede dankzij de stabiliteit in de dekkingsgraad en het behoud van de goede financiële
positie heeft het bestuur de pensioenen per 1 januari 2015 en 1 januari 2016 kunnen laten meegroeien
met de stijging van de lonen (voor wat betreft de actieve deelnemers) en de stijging van de prijzen (voor wat betreft de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden).
Enkele belangrijke onderwerpen die verder in 2015 aan de orde zijn gekomen, zijn:
- de harmonisatie van de pensioenregeling;
- de aansluiting van de actieve deelnemers van Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen
(Nederland) B.V.;
- de verlenging van het contract met Aegon Levensverzekering N.V. en de exitbepalingen ten
aanzien van toekomstige garantiekosten; - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar
alternatieve uitvoeringsvormen;
- aanpassing van het premiebeleid en opname van een voorziening toekomstige garantiekosten;
- invoering nFTK en afstemming met DNB over de specifieke situatie van gedeeltelijk
herverzekerde pensioenfondsen; - de haalbaarheidstoets;
- risicomanagement en risicobeheersing;
- de Wet pensioencommunicatie;
- integriteitsbeleid.
Achtergronden ten aanzien van deze en andere onderwerpen leest u in dit jaarverslag 2015.
Diemen, 22 juni 2016
Het bestuur van Stichting Pensioenfonds VNU
4
2. Meerjarenoverzicht met kerncijfers en kengetallen
(bedragen x € 1.000.000,--) 2015 2014 2013 2012 2011
Aantallen totaal 5.489 5.509 5.601 5.704 5.813
Deelnemers 220 115 126 152 189
Gewezen deelnemers 2.247 2.355 2.498 2.631 2.788
Pensioengerechtigden 3.022 3.039 2.977 2.921 2.836
Toeslagen per 1 januari in %1
NMR actieve deelnemers 0,99 0,90 1,41 0,68 0,88
NMR inactieven 0,65 0,90 1,41 0,68 0,88
Overige inactieven 0,75 0,81 1,52 1,17 1,38 Premiebaten en
Pensioenuitkeringen2
Feitelijke premie 3,8 1,8 2,2 1,9 2,0
Kostendekkende/gedempte premie 3,8 1,6 2,0 1,7 1,8
Pensioenuitkeringen 25,3 25,3 25,2 24,8 24,4
Premielasten herverzekering 1,2 0,4 0,6 0,7 0,8
Beleggingsportefeuille totaal3 442,0 457,9 433,1 439,0 407,8
Vastgoedbeleggingen 16,2 19,6 20,0 21,0 22,6
Aandelen 123,6 116,6 111,6 106,3 102,4
Vastrentende waarden en overig 302,1 321,7 301,5 311,7 282,8
Vermogenssituatie en solvabiliteit
Vermogen 108,1 102,7 84,1 70,7 65,7
Totaal technische voorzieningen 484,9 490,0 445,2 477,9 450,9
Totaal technische voorziening eigen beheer 57,0 58,1 56,0 60,1 55,4
Aanwezige dekkingsgraad in % 122,3 121,0 118,9 114,8 114,6
Beleidsdekkingsgraad 121,4 119,8 n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Vereiste dekkingsgraad in % 103,4 103,4 103,4 103,4 103,4
Beleggingsopbrengsten
Totaal 18,1 37,0 22,7 47,2 12,7
Depot VNU14 16,9 19,9 11,9 32,2 10,9
Depot VNU2 1,2 18,2 10,8 15,0 1,8
1 De toeslagen per 1 januari komend boekjaar (2016) worden toegelicht in paragraaf 4.11 Toeslag en
harmonisatie toeslagbeleid 2 Zie voor een toelichting paragraaf 7.2
3 Beleggingen op marktwaarde van depot VNU I en depot VNU II volgens de beleggingsrapportages van Aegon
Investment Management. Zie voor een toelichting paragraaf 6.4 en 6.5. 4 Beleggingsopbrengsten depot VNU1 zijn op basis van waarderingsgrondslagen van het depot.
5
Beleggingsperformance
Totaalrendement in % 0,9 11,8 5,5 11,7 3,2
Rendement depot VNU1 in % 0,8 11,1 4,1 11,3 3,8
Benchmark depot VNU1 in % 0,6 10,1 2,7 9,6 3,8
Rendement depot VNU2 in % 1,2 13,2 8,6 12,8 1,6
Benchmark depot VNU2 in % 0,8 11,8 7,7 11,3 1,6
Tabel 1; Kerncijfers
6
3. Karakteristieken van het pensioenfonds
3.1 Profiel
Stichting Pensioenfonds VNU (hierna aangeduid als het Fonds) voert de pensioenregelingen uit van Nielsen B.V. (voorheen VNU B.V.), Nielsen Media Research B.V. (NMR) en vanaf 1 januari 2015
ACNielsen (Nederland) B.V. Het Fonds heeft deze opdracht aanvaard en vastgelegd in een
uitvoeringsovereenkomst (zie ook paragraaf 3.5) tussen het Fonds, Nielsen B.V. en The Nielsen
Company B.V. (deze laatste twee hierna aangeduid als de werkgever).
Het Fonds is opgericht in 1978, statutair gevestigd te Haarlem en ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel onder nummer 41222588. De laatste statutenwijziging was op 1 juli 2014. Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds dat is aangesloten bij de Pensioenfederatie.
Het Fonds verzorgt de pensioenen van circa 5.500 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De
totale technische voorziening op marktwaarde van deze pensioenen bedraagt ultimo 2015 circa
€ 484,9 miljoen. Hiervan is circa € 427,9 miljoen herverzekerd bij Aegon Levensverzekering N.V.
(hierna Aegon) via een garantiecontract en circa € 57,0 miljoen wordt in eigen beheer gehouden. Het
eigen beheer gedeelte betreft voornamelijk toegezegde indexatie over de pensioenen van pensioengerechtigden en (vanaf 2016) gewezen deelnemers.
Aan het garantiecontract is een beleggingsdepot (VNU1) gekoppeld met een marktwaarde ultimo 2015
van circa € 283,2 miljoen. Dit is lager dan de technische voorziening van circa € 427,9 miljoen maar
Aegon garandeert middels het garantiecontract de uitbetaling van de herverzekerde pensioenen. Het
juridisch eigendom van depot VNU1 ligt bij Aegon. Daarnaast heeft het pensioenfonds een eigen
beleggingsdepot (VNU2) waar het de vrije beschikking over heeft met een marktwaarde ultimo 2015 van circa € 158,8 miljoen. Dit depot is bedoeld voor de financiering van de pensioenen die in eigen
beheer worden gehouden (de in het verleden toegekende indexaties) en voor de financiering van
toekomstige indexaties. (Zie paragrafen 5.2 en 5.3 voor een uitgebreide toelichting over
herverzekering en eigen beheer).
3.2 Missie, doel en (indexatie)ambitie
Het Fonds stelt zich ten doel het toekennen van pensioenaanspraken aan de deelnemers van het Fonds
en het doen van uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun
nabestaanden, één en ander in overeenstemming met de pensioenreglementen van het Fonds en de
bijbehorende addenda. Daarnaast streeft het Fonds ernaar de betreffende deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige betrokkenen hierover zo goed mogelijk te informeren
met in achtneming van bestaande Wet- en Regelgeving.
Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenen van de deelnemers ieder jaar mee te laten
groeien met de stijging van de lonen en de pensioenen van de gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden met de stijging van de prijzen. (zie voor de uitgangspunten van het
indexatiebeleid ook paragraaf 3.4)
De kosten van de indexatie komen in principe voor rekening van het Fonds. Indien de beleidsdekkingsgraad van het Fonds per 31 december van het tweede jaar voorafgaand aan de
1 januari waarop indexatie wordt toegekend, 10% punten of minder boven de vereiste dekkingsgraad
lag, komen de kosten voor rekening van Nielsen B.V.
7
3.3 Visie en toekomst
Het Fonds stelt de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden centraal en streeft in hun belang naar het volledig nakomen van alle pensioentoezeggingen en optimalisatie van in de toekomst
toe te kennen indexatie. Het Fonds is van mening dat dit thans het beste in de huidige bestaansvorm
kan worden bereikt. Dit wordt ondersteund door de haalbaarheidstoets (per 1 oktober 2015) die laat
zien dat op de lange termijn een volledige indexatie conform de prijsindex naar verwachting mogelijk is.
Het Fonds ziet als mogelijke kwetsbaarheden voor de toekomst:
De theoretische situatie dat de financiële band met de werkgever niet meer bestaat. Het Fonds
heeft onderzocht wat het effect op het indexatiepotentieel is als de werkgever wegvalt. De
conclusie is dat ook in die situatie de pensioenen de eerste 10 jaar naar verwachting volledig
kunnen worden aangepast aan de prijsinflatie.
De continuïteit van bestuur. Het Fonds ziet dit als een beheersbaar risico omdat er voldoende alternatieven denkbaar zijn zoals het kiezen en benoemen van gewezen deelnemers, externe
deskundigen of het inkrimpen van het aantal bestuursleden.
De financiële afhankelijkheid van Aegon. Het Fonds loopt kredietrisico op Aegon. Onder de
nieuwe Solvency II richtlijnen heeft Aegon Nederland een solvency ratio van 135% (per 31
maart 2016) ten opzichte van Aegons eigen target range van 130-150% en Aegon Group van 155% ten opzichte van een eigen target range van 140-170%. Een ratio van 100% betekent dat
Aegon aan alle verplichtingen kan voldoen. Verder heeft Aegon in de Nederlandse markt de
hoogste credit rating (AA-)en is Aegon aangemerkt als ‘systeemrelevant’ waardoor de
toezichteisen nog strenger worden en DNB vroegtijdig zal ingrijpen indien zich indicaties
voordoen dat Aegon niet aan de Solvency II richtlijnen kan voldoen. Op basis van voorgaande acht het bestuur het kredietrisico op Aegon klein.
Het fonds blijft zich continu de vraag stellen of de huidige bestaansvorm het meest optimaal is om
haar eigen visie, doelstellingen en ambitie te realiseren. In dat kader is de toekomst van het
pensioenfonds een periodiek terugkerend agendapunt van het bestuur waarbij mogelijke alternatieve
uitvoeringsvormen worden onderzocht en besproken.
3.4 Beleidsuitgangspunten. strategie en verantwoording
De belangrijkste beleidsuitgangspunten zijn vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (abtn). In de abtn is de opzet van het Fonds, de risicobeheersing en de wijze van uitvoering vastgelegd.
Daarnaast heeft het Fonds onder andere een beleggingsplan en een communicatieplan.
Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid en legt verantwoording af aan
de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, het verantwoordingsorgaan en de externe
toezichthouders. Het bestuur doet dit door het opstellen van een jaarverslag (incl. controle-
verklaringen van de accountant en de certificerend actuaris), rapportages aan de externe toezichthouders en communicatie naar de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De
visitatiecommissie (intern toezicht) houdt toezicht op het bestuursbeleid en de algemene gang van
zaken in het pensioenfonds.
De voornaamste beleidsuitgangspunten van het Fonds gegroepeerd naar onderwerp zijn:
Algemeen
Het bestuur houdt bij zijn besluiten rekening met evenwichtige belangenafweging.
De voorziening pensioenverplichtingen wordt op prudente wijze vastgesteld, rekening houdend met de voorzienbare trend in overlevingskansen op basis van de rentetermijnstructuur
zoals voorgeschreven door DNB en de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG)
meest recente gepubliceerde prognosetafel. (zie ook de toelichting op de jaarrekening voor een
uitgebreide beschrijving van de vaststelling voorziening pensioenverplichtingen)
8
Risicohouding en risicobeheersing
Het bestuur zorgt voor een adequate risicobeheersing (zie voor een uitgebreide toelichting
hoofdstuk 8)
De risicohouding van het Fonds op de korte termijn ten aanzien van depot VNU2 vertaalt zich
in een vereist eigen vermogen (VEV) dat ligt tussen de 17% en 23%. Als het VEV structureel
buiten deze bandbreedte terechtkomt, treedt het fondsbestuur in overleg met het
verantwoordingsorgaan, de werkgever en de ondernemingsraad.
De risicohouding van het Fonds op de lange termijn wordt geconcretiseerd door grenzen te
stellen aan het pensioenresultaat:
o Startend vanuit de vereiste dekkingsgraad dient het verwachte pensioenresultaat
tenminste gelijk te zijn aan 75%.
o Startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad dient het verwachte pensioenresultaat tenminste gelijk te zijn aan 95%.
o Startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad mag de afwijking tussen het verwachte
pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het slecht weer scenario (het 5%
percentiel) maximaal 15% zijn.
o Door middel van de haalbaarheidstoets zal jaarlijks worden beoordeeld in hoeverre nog steeds wordt voldaan aan de gekozen grenzen. Indien hier niet aan voldaan wordt,
treedt het pensioenfonds hierover in overleg met het verantwoordingsorgaan, de
werkgever en de ondernemingsraad.
Integriteit
Het bestuur heeft een integriteitsbeleid dat er op gericht is om het integriteitsrisico op een zo
laag mogelijk niveau te houden. Onder integriteitsrisico wordt verstaan het gevaar voor de
aantasting van de reputatie, alsmede de bedreiging van het vermogen van het pensioenfonds. Onderdelen van het beleid zijn onder andere:
o Een periodieke systematische analyse van integriteitsrisico’s.
o Het Fonds heeft een gedragscode. De compliance officer ziet toe op de naleving van
de gedragscode.
o Het Fonds heeft een incidentenregeling.
Beleggingsbeleid
Het beleggingsbeleid dient bij te dragen aan het volledig nakomen van alle
pensioentoezeggingen en optimalisatie van in de toekomst toe te kennen indexatie.
Het fonds streeft naar rendementsoptimalisatie binnen een aanvaardbaar risicoprofiel. Behoud
van het vermogen en stabiliteit van het beleggingsresultaat zijn de belangrijkste overwegingen
om een acceptabel risiconiveau vast te stellen.
Het totale risiconiveau van het vermogen, in termen van potentiële fluctuaties in de
dekkingsgraad en potentiële koersfluctuaties, dient laag te zijn. De belangrijkste middelen om
een dergelijk risicoprofiel in samenhang met de geformuleerde rendementsdoelstelling te
bewerkstelligen zijn:
o Spreiding van de beleggingen over diverse vermogenstitels die zoveel als mogelijk
onafhankelijk van variërende economische en marktomstandigheden reageren. o Zorgvuldige beheersing van het risiconiveau binnen afzonderlijke vermogenstitels
door het vermijden van overconcentratie en door geen extreme posities ten opzichte
van marktgemiddelden in te nemen.
o Nadruk leggen op het behoud van het vermogen en stabiele groei en minder op kortere
termijn vermogenswinsten. o Het afdekken van risicoposities met behulp van afgeleide beleggingsinstrumenten
(derivaten), waaronder opties, futures en swaps;
deze instrumenten primair te gebruiken om risico’s te beperken, alsmede om gewenste
posities op een efficiënte wijze in te nemen.
9
Het Fonds streeft naar een maatschappelijk verantwoorde manier van beleggen en
onderschrijft het beleid van Aegon op dit vlak. (Zie ook paragraaf 6.9)
Indexatiebeleid
De indexatie van de pensioenen is voorwaardelijk en afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad.
Het Fonds volgt de regels voor toekomstbestendig indexeren. Dit betekent dat vanaf een beleidsdekkingsgraad van circa 104% (de indexatiegrens) een gedeeltelijke indexatie mag
worden verleend en vanaf een beleidsdekkingsgraad van circa 114% mag een volledige
indexatie worden verleend.
Ten aanzien van inhaalindexatie geldt dat er alleen wordt gecompenseerd voor vanaf 1 januari
2015 (aanvang nFTK) ‘misgelopen’ indexatie. Inhaalindexatie kan pas worden verleend als de beleidsdekkingsgraad boven de grens ligt waarbij een volledige indexatie mag worden
gegeven. Maximaal 20% van de buffer van het Fonds boven deze beleidsdekkingsgraad mag
worden aangewend voor inhaalindexatie.
Het bestuur besluit elk jaar, rekening houdend met de indexatiegrens, de financiële positie van
het pensioenfonds, de uitkomsten van de haalbaarheidstoets en het advies van de intern actuaris, of en zo ja in hoeverre per 1 januari van enig jaar krachtens de pensioenreglementen
(inhaal)indexatie wordt verleend.
Voor het vaststellen van de indexatie voor de deelnemers kijkt het Fonds naar het indexcijfer
‘cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven’. Voor het vaststellen
van de indexatie voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kijkt het Fonds naar de
‘Consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid’. Het Fonds kijkt hoeveel de lonen/prijzen in de periode van oktober tot oktober zijn gestegen.
Premiebeleid
De werkgever betaalt een kostendekkende premie bestaande uit:
o De verschuldigde premie aan Aegon, onder aftrek van het deel van de garantie- en
vaste vermogensbeheerkosten dat aan de voorziening vanaf 2015 is toe te rekenen.
o De ingeschatte affinancieringskosten van de toekomstige garantie- en vaste vermogens-beheerkosten, die zijn toe te rekenen aan de pensioeninkoop in dat jaar.
o De opbouw van de excassokostenvoorziening.
o De door het pensioenfonds gemaakte uitvoeringskosten onder aftrek van de vrijval uit
de kostenvoorziening die het pensioenfonds aanhoudt.
o Een solvabiliteitsopslag van 3,4%.
De werkgever houdt op het loon van de werknemer een jaarlijkse werknemerspremie ter
grootte van 6% van de pensioengrondslag in.
Premiekorting aan de werkgever is op basis van de situatie per 31 december van enig jaar
alleen toegestaan als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
o De beleidsdekkingsgraad is ten minste gelijk aan de vereiste dekkingsgraad.
o De pensioenen zijn over de voorgaande 10 jaar volledig geïndexeerd. o Een eventuele korting op de pensioenen in de voorgaande 10 jaar is hersteld.
o De pensioenen kunnen in de toekomst naar verwachting volledig geïndexeerd worden.
Communicatiebeleid
De informatie moet aansluiten bij de behoeften en kenmerken van de ontvanger.
De informatie moet relevant en toegankelijk zijn.
De informatie moet zijn getoetst op de normen correct, duidelijk, tijdig en evenwichtig.
Het fonds streeft naar verruiming van digitale communicatie voor zover dit aansluit bij de
behoeften en kenmerken van de ontvanger.
10
3.5 Uitvoeringsovereenkomst met de werkgever
Tussen het Fonds en Nielsen B.V. is een uitvoeringsovereenkomst afgesloten welke voor het laatst is
gewijzigd per 1 januari 2015. The Nielsen Company B.V. (voorheen VNU N.V.) heeft zich, door
medeondertekening van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds, verplicht om de verplichtingen die voor Nielsen B.V. uit die overeenkomst voortvloeien na te komen indien en voor zover
Nielsen B.V. haar verplichtingen niet, niet tijdig of niet volledig nakomt. De voornaamste bepalingen uit
de uitvoeringsovereenkomst zijn als volgt:
Het Fonds verplicht zich jegens Nielsen B.V. tot uitvoering van de pensioenregelingen.
Nielsen B. V. verplicht zich jaarlijks per 1 januari het bedrag te betalen c.q. aan te vullen dat het Fonds in dat jaar nodig heeft om de opbouw van pensioenaanspraken welke
voortvloeien uit de pensioenreglementen te financieren.
Alle uitgaven die het fonds doet voor beheer, administratie en andere kosten zijn, voor zover het
fonds deze niet zelf draagt, voor rekening van Nielsen B.V. Nielsen B.V. brengt het Fonds geen
kosten in rekening voor verleende diensten en beschikbaar gestelde personeelsleden en/of
accommodatie.
Indien de beleidsdekkingsgraad van het Fonds op 31 december van enig jaar boven de
zogenaamde premiekortinggrens ligt, krijgt Nielsen B.V. een premiekorting tot maximaal het
bedrag dat Nielsen B.V. voor dat jaar verschuldigd was. Premiekorting is alleen mogelijk als
is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 129 van de Pensioenwet.
Nielsen B.V. vult, onder voorbehoud van de hierna onder a. t/m e. genoemde omstandigheden, het vermogen van het Fonds aan indien en voor zover het eigen vermogen
van het Fonds op enig moment ligt onder het zogenoemde vereiste eigen vermogen (dit is de
in de Pensioenwet, artikel 132 en Besluit FTK pensioenfondsen, artikel 12 voorgeschreven
norm voor het vereiste eigen vermogen). De aanvulling zal plaatsvinden op een wijze en
binnen termijnen zoals goedgekeurd door DNB.
Nielsen B.V. behoudt zich het recht voor, om met inachtneming van de daarvoor geldende
regels, in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan het Fonds
en dientengevolge de daaruit resulterende pensioenaanspraken te verminderen of te
beëindigen onder meer indien:
a. nieuwe voorzieningen van overheidswege worden ingevoerd dan wel bestaande voorzieningen zodanig gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de
pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, verantwoord is;
b. zij verplicht wordt zich voor het gehele onder een pensioenregeling vallende personeel of
een gedeelte daarvan, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds;
c. de financiële situatie van Nielsen B.V. de uitgaven ter zake van een of meerdere pensioenregelingen niet meer toelaat;
d. op enig moment geconstateerd wordt dat er sprake is van fiscaal bovenmatige elementen
in een pensioenregeling. De regeling kan alsdan met terugwerkende kracht tot de datum
van inwerkingtreding van het reglement worden aangepast. Het fonds is in dat geval
bevoegd het reglement dienovereenkomstig aan te passen;
e. bij of krachtens wettelijke maatregelen Nielsen B.V. verplicht is de toezegging te wijzigen.
Indien Nielsen B.V. gebruik heeft moeten maken van de bevoegdheid als in sub c.
bedoeld, zal door Nielsen B.V. jaarlijks worden bekeken of de financiële situatie van dien
aard is, dat de ontstane betalingsachterstand (gedeeltelijk) kan worden ingehaald. Een
beslissing tot vermindering van de bijdragen wordt genomen door Nielsen B.V. in overleg met het bestuur van het Fonds. Indien Nielsen B.V. haar bijdragen aan het Fonds vermindert
of beëindigt met een beroep op de bovengenoemde bevoegdheid in sub c., zal The Nielsen
Company B.V. deze bijdragen volledig aanvullen en betalen aan het Fonds.
Indien de beleidsdekkingsgraad van het Fonds per 31 december van het tweede jaar voorafgaand
aan de 1 januari waarop indexatie wordt toegekend, 10% punten of minder boven de vereiste dekkingsgraad lag, komen de kosten voor rekening van Nielsen B.V.
11
3.6 Organisatiestructuur en betrokken partijen
Algemeen
Het Fonds heeft een paritair bestuursmodel waarin het bestuur het hoogste orgaan is. Het bestuur is
eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid en de uitvoering van de pensioenregelingen.
Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het Fonds .
Administratie, Excasso en Vermogensbeheer zijn uitbesteed aan derde partijen. Het bestuur blijft
conform de eisen van de Pensioenwet eindverantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het Fonds heeft zelf geen personeel in dienst.
Organogram Stichting Pensioenfonds VNU
Samenstelling bestuur per 31 december 2015
Naam M/V & Leeftijd: Geleding: Lid sinds: Einde zitting
E.G.M. Penninx (voorzitter) M 67 Werkgever 01-08-2006 01-08-2016
M.J.B. Rutte M 56 Werkgever 01-01-2009 01-01-2016
F.G.M. Wanschers M 48 Werkgever 01-10-2012 01-10-2016
M.J. Borkink (vice voorzitter) M 67 Pensioengerechtigden 13-04-2011 13-04-2019
G.J.Wiss-Wegh V 71 Pensioengerechtigden 30-05-2008 13-04-2019
M. van ’t Riet V 41 Deelnemers 15-04-2014 15-04-2018
De heer Rutte zal in verband met zijn uitdiensttreding bij Nielsen B.V. per 1 april 2016 in de loop van 2016 worden opgevolgd door de heer M. van den Hoven als bestuurslid namens de werkgever. De
heer Rutte blijft met instemming van de werkgever in functie tot het moment dat de
aanmeldingsprocedure van de heer Van den Hoven bij DNB is afgerond en DNB heeft aangegeven geen bezwaar te maken tegen zijn benoeming als bestuurslid.
Werkgevers Deelnemers
Dagelijks bestuur en
bestuursondersteuning
Beleggingsadviescommissie
Adviserend actuaris
Aon Hewitt
Accountant
Ernst & Young
Accountants LLP
Pensioenuitvoerder/Herverzekeraar
AEGON Levensverzekering N.V.
Vermogensbeheerder
AEGON Investment
Management B.V.
Investment Consultant
Aon Hewitt
Certificerend actuaris
Ernst & Young
Actuarissen B.V.
Administrateur
Aon Hewitt
Pensioengerechtigden
Overige werkgroepen
Bestuur
Verantwoordingsorgaan
Intern toezicht (visitatiecommissie)
12
Dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de heren Rutte en Borkink. Het mandaat van het dagelijks
bestuur is vastgelegd in het ‘Reglement Dagelijks Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU’.
Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2015
Naam M/V & Leeftijd: Geleding: Lid sinds: Einde zitting
H.P.A. van der Putten (voorzitter) M 63 Deelnemers 15-04-2014 01-07-2019
I.W. van ’t Woud V 37 Werkgever 01-05-2014 01-07-2019
A. van der Bree M 73 Pensioengerechtigden 01-07-2014 01-07-2019
B.A. Otten M 76 Pensioengerechtigden 01-07-2015 01-07-2019
Per 1 juli 2015 is de heer G.C. Reeser afgetreden als lid van het verantwoordingsorgaan. Hij is per
deze datum opgevolgd door de heer B.A. Otten.
Diversiteit bestuur en verantwoordingsorgaan
Het bestuur streeft er naar dat de samenstelling van het bestuur en het verantwoordingsorgaan een goede afspiegeling is van de achterban. Ruim de helft van de totale achterban is ouder dan 65 jaar en
iets minder dan de helft van de totale achterban is vrouw.
De Code Pensioenfondsen schrijft voor dat minimaal één vrouw en één man lid zijn van het bestuur en het verantwoordingsorgaan (VO). Verder wordt voorgeschreven dat in beide organen ten minste één
lid boven de 40 jaar en één lid onder de 40 jaar zit. Het bestuur bestaat uit twee vrouwen en vier
mannen. Het VO bestaat uit één vrouw en drie mannen. Het jongste bestuurslid is per 31 december
2015 41 jaar en het jongste lid van het VO is per deze datum 37 jaar. Het bestuur is van mening dat daarmee thans voldoende invulling is gegeven aan de normen omtrent diversiteit en wat
leeftijdsopbouw van de achterban betreft alle generaties evenwichtig in het bestuur zijn
vertegenwoordigd.
Bij het ontstaan van een vacature zal het bestuur er naar streven om de diversiteit en de afspiegeling van de achterban binnen de organen minimaal te behouden c.q. te verbeteren. Het streven naar
diversiteit binnen het bestuur en VO is expliciet genoemd in het functieprofiel. Het bestuur is daarbij
wel afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte kandidaten en acht deskundigheid, ervaring en stabiliteit van bestuur eveneens van groot belang.
Intern toezicht
Het intern toezicht wordt uitgevoerd door de visitatiecommissie bestaande uit de volgende leden:
D. Wenting
H.J. Strang
J. Groenewoud
Zie ook hoofdstuk “12. Intern Toezicht” voor meer informatie en een samenvatting van het laatste visitatierapport.
Beleggingscommissie
M.J. Borkink, voorzitter
E.G.M. Penninx
R. Albrecht, externe deskundige benoemd door het bestuur
13
Vanaf 17 februari 2016 is de heer Albrecht geen vast lid meer van de beleggingscommissie en zal op ad hoc basis een beroep op hem kunnen worden gedaan.
Communicatiecommissie
E.G.M. Penninx
G.J. Wiss-Wegh
Compliance officer
M. van den Hoven
De heer Van den Hoven is vanaf april 2016 aspirant bestuurslid (namens de werkgever) geworden. Het bestuur heeft in 2016 de heer R. Mersch van GBA accountants & adviseurs benoemd als nieuwe
compliance officer.
Uitbesteding
Administratie
Aon Consulting Nederland C.V. te Amsterdam (handelend onder de naam Aon Hewitt)
Verzekeringsmaatschappij
Aegon Levensverzekering N.V. te Den Haag
Vermogensbeheer
Aegon Investment Management B.V. te Den Haag
Zie ook paragraaf 3.7 voor meer informatie over de uitbesteding
Ondersteuning en controle
Vaste adviseurs
M. van de Velde (adviserend actuaris, Aon Hewitt)
M. van Beusekom, (beleggingsadvies, Aon Hewitt)
Bestuursondersteuning
R. van Zuijlen (Aon Hewitt)
Accountant
J. Kolsters, Ernst & Young Accountants LLP te Amsterdam
Certificerend actuaris
C. Snoeks, Ernst & Young Actuarissen B.V. te Amsterdam
14
3.7 Uitbesteding
Algemeen
Een belangrijk deel van de uitvoerende werkzaamheden van het Fonds is uitbesteed aan daarvoor
deskundige externe partijen. De externe partijen hebben ruime ervaring op de te onderscheiden
terreinen. De pensioenadministratie (waaronder de deelnemers-, uitkeringen- en financiële
administratie) is uitbesteed aan Aon Hewitt. De pensioenadministratie van Aon Hewitt is leidend voor
de (totale) voorziening pensioenverplichtingen zoals deze volgt uit de jaarrekening. Een deel van de verplichtingen is herverzekerd. Aegon Levensverzekering N.V. voert een eigen administratie van de
herverzekerde aanspraken. Hierover legt Aegon verantwoording af middels een depotverslag dat wordt
gecontroleerd door een externe accountant en certificerend actuaris. Het vermogensbeheer voor zowel
het herverzekerde deel (depot VNU1) als het eigen beheer gedeelte (depot VNU2) wordt gevoerd door
Aegon Investment Management B.V. (AIM B.V.). Depot VNU1 valt onder het garantiecontract, voor depot VNU2 heeft het pensioenfonds een vermogensbeheerovereenkomst afgesloten met AIM B.V.
Contract en SLA afspraken
In de contracten met de hiervoor genoemde partijen is een Service Level Agreement (SLA) opgenomen. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de te leveren prestaties bij een groot
aantal processen dat deze partijen uitvoeren voor de Stichting Pensioenfonds VNU. Het Fonds wordt
periodiek geïnformeerd over de realisatie van de SLA-afspraken. Daarnaast vindt er frequent overleg
plaats over allerlei lopende zaken.
ISAE3402-rapportages
Het beleid van het Fonds is om via ISAE3402-rapportages zicht te krijgen op de effectieve werking
van de interne beheersmaatregelen bij de uitbestedingspartners. Een ISAE3402-rapportage is een
rapportage van de uitbestedingsorganisatie voorzien van een oordeel van een onafhankelijke auditor.
Hierin geeft de auditor aan of de uitbestedingsorganisatie haar in de rapportage genoemde processen op orde heeft en of de beheersingsmaatregelen in de processen gedurende een bepaalde periode
effectief hebben gewerkt. De werkzaamheden en resultaten van de verschillende uitbestedingspartners
van de Stichting Pensioenfonds VNU worden periodiek geëvalueerd.
3.8 Kenmerken pensioenregeling
De pensioenopbouw van alle werknemers van de door de werkgever en het pensioenfonds aangemerkte aangesloten ondernemingen geschiedt vanaf 1 januari 2015 bij Stichting Pensioenfonds
VNU. De belangrijkste kenmerken van de Pensioenregeling Nielsen Nederland 2015 zijn:
het betreft een middelloonregeling;
maximaal pensioensalaris € 100.000,-- (in 2015);
franchise € 16.919,21 (in 2015);
opbouwpercentage 1,75% per jaar;
partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen;
standaard pensioenleeftijd 67 jaar;
eigen bijdrage 6% van de pensioengrondslag.
De pensioenregeling kent verder diverse keuzemogelijkheden: zo kan worden gekozen voor een
andere pensioendatum en verschillende pensioensoorten kunnen tegen elkaar worden uitgeruild.
In paragraaf 4.10 vindt u meer informatie over de harmonisatie van de pensioenregelingen en de
aansluiting van ACNielsen (Nederland) B.V.
15
3.9 Ontwikkelingen in deelnemers
Demografie deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ultimo 2015
Aantal deelnemers
lft Actief Gewezen Pensioengerechtigd Totaal
< 20 0 0 14 14
20-25 3 1 10 14
25-30 22 10 2 4
30-35 33 17 0 50
35-40 20 44 0 64
40-45 21 173 0 194
45-50 30 382 7 419
50-55 22 504 10 536
55-60 37 539 35 611
60-65 32 565 139 736
65-70 0 12 732 744
70-75 0 0 642 642
75-80 0 0 597 579
80-85 0 0 468 468
85-90 0 0 254 254
90-95 0 0 104 104
>95 0 0 26 26
Totaal 220 2.247 3.022 5.489
Mutatieoverzicht deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
Deel-nemers
Gewezen deel-nemers
Ouder-doms-pensioen
Partner-pensioen
Wezen- pensioen
Arbeids-ongeschiktheids-pensioen
Totaal pensioen-gerechtigden
Aantallen per
1 januari 2015 115 2.355 2.086 924 29 0 3.039
Bij 128 14 117 52 8 0 177
Af 23 122 110 73 11 0 194
Aantallen per 31 december 2015 220 2.247 2.093 903 26 0 3.022
De daling van het aantal gewezen deelnemers wordt verklaard door reguliere pensioeningang en afkoop kleine pensioenen.
Het aantal actieve deelnemers is hoofdzakelijk toegenomen als gevolg van de aansluiting van de werknemers van ACNielsen (Nederland) B.V.
16
4. Beleid, bestuurszaken en ontwikkelingen in 2015
In dit hoofdstuk van het bestuursverslag wordt een toelichting gegeven op het gevoerde beleid en de
ontwikkelingen bij Stichting Pensioenfonds VNU in 2015. Waar relevant wordt het vervolg op het beleid vanuit 2014 geschetst dan wel vooruitgeblikt op 2016. Een aantal onderwerpen wordt in een
afzonderlijk hoofdstuk van het bestuursverslag verder uitgediept. In dat geval wordt onderaan het
onderwerp verwezen naar het betreffende hoofdstuk in het bestuursverslag waar u meer over dat
onderwerp kunt lezen.
4.1 Vergaderingen bestuur en verantwoordingsorgaan
Het bestuur is in 2015 twaalf keer in vergadering bijeengekomen. Daarnaast heeft het bestuur in 2015
twee keer gezamenlijk met het verantwoordingsorgaan vergaderd.
4.2 Vergaderingen beleggingscommissie
De beleggingscommissie (BC) heeft in 2015 viermaal vergaderd. De verslagen van de vergaderingen
van de beleggingscommissie worden als ingekomen stuk op de agenda van de bestuursvergaderingen
geplaatst en aldus gedeeld met de rest van het bestuur. De BC monitort de beleggingen doorlopend op
basis van de rapportages van de vermogensbeheerder en nodigt de vermogensbeheerder een aantal
keer per jaar uit voor een toelichting op de cijfers. Bestuursbesluiten op beleggingsgebied worden voorbereid door de BC in de vorm van een schriftelijk advies waarin het voorstel van alle kanten
wordt belicht en waarbij tevens de alternatieven worden getoond. Het bestuur als geheel besluit over
het strategische beleggingsbeleid, het beleggingsplan, de beleggingsdoelstellingen en beleggings-
overtuigingen van het pensioenfonds.
4.3 Vergaderingen dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur van het pensioenfonds is 18 keer bijeengekomen in 2015. De verslagen van het
dagelijks bestuur worden als ingekomen stuk op de agenda van de bestuursvergaderingen geplaatst en
aldus gedeeld met de rest van het bestuur. Een update vanuit het dagelijks bestuur is een vast
onderdeel op de agenda van de bestuursvergaderingen.
4.4 Educatiedag en heidagen
Het bestuur houdt ieder jaar een educatiedag om de eigen kennis te vergroten en onderwerpen die voor
het Fonds actueel zijn verder uit te diepen. Ook het verantwoordingsorgaan wordt daarvoor
uitgenodigd. Afgelopen jaar zijn tijdens de educatiedag de onderwerpen nFTK, de Wet Pensioencommunicatie en de toekomst van het pensioenfonds besproken. Dit laatste onderwerp sloot
aan bij het verzoek van DNB om een toekomstanalyse op te stellen. Tijdens de educatiedag zijn alle
mogelijke alternatieve uitvoeringsvormen de revue gepasseerd.
Daarnaast heeft het bestuur in 2015 twee heidagen georganiseerd, gedeeltelijk in aanwezigheid van het
verantwoordingsorgaan. Tijdens de heidagen is nader ingegaan op de toekomstvisie van het Fonds en
het onderwerp Pensioencommunicatie. Ook is dieper ingegaan op het na te streven indexatieniveau,
het Algemeen Pensioenfonds (APF) en de kredietwaardigheid van Aegon.
De onderwerpen van de educatiedag en de heidagen worden in afzonderlijke paragrafen van dit
bestuursverslag nader toegelicht.
4.5 Financiële positie pensioenfonds
De financiële positie van het pensioenfonds is in 2015 stabiel gebleven. Per saldo is de
beleidsdekkingsgraad (van depot VNU1 en VNU2 samen) zelfs licht gestegen van 119,8% ultimo 2014 naar 121,4% ultimo 2015. De actuele dekkingsgraad is gestegen van 121,0% per 31 december
2014 naar 122,3% per 31 december 2015. Zie voor meer informatie hoofdstuk ‘5. Financiële zaken en
positie van het pensioenfonds’ van dit bestuursverslag.
17
4.6 Beleggingen
De beleggingen en de financiële positie van het pensioenfonds zijn een vast onderdeel tijdens bestuursvergaderingen. Voorstellen waar het bestuur een besluit over dient te nemen worden
voorbereid door de beleggingscommissie en eerst uitgebreid tijdens bestuursvergaderingen besproken
en toegelicht, vaak met ondersteuning van de vermogensbeheerder en externe deskundigen.
De beleggingscommissie monitort periodiek de werkelijke asset allocatie (blijven de beleggingen
binnen de vastgestelde bandbreedtes), de performance resultaten (t.o.v. de benchmark) en brengt hierover verslag uit tijdens de bestuursvergaderingen. Ook de visies van Aegon en DNB op de
marktontwikkelingen en de macro economische omstandigheden voor de komende vier jaar worden
tijdens de vergaderingen van de beleggingscommissie en het bestuur besproken.
Aanpassing strategische beleggingsmix
Zoals reeds in 2014 besloten, is in januari 2015 ons aandeel in het vastgoedfonds TREF verkocht. De
mogelijkheid om te verkopen kwam aanzienlijk eerder dan Aegon oorspronkelijk had aangegeven. De
BC heeft de vrijgekomen gelden in januari 2015 voorlopig herbelegd in een gelijke verdeling tussen zakelijke waarden en vastrentende waarden. Het bestuur heeft in maart 2015 op advies van de
beleggingscommissie en na onderzoek van diverse beleggingsmogelijkheden, de strategische
beleggingsmix van depot VNU2 als volgt gewijzigd:
Strategische mix 2014 Strategische mix 2015
Staatsobligaties 28,2% 25,0%
Credits 19,3% 17,5%
ABS 2,5% 5,0%
Hypotheken 0,0% 5,0%
Totaal vastrentend 50,0% 52,5%
Aandelen 45,0% 47,5%
Vastgoed 5,0% 0,0%
Zakelijke waarden 50,0% 47,5%
Totaal 100,0% 100,0%
Door het opkoopprogramma van de ECB was aan het begin van 2015 de verwachting dat de rente
voorlopig laag bleef of nog lager zou worden. Het bestuur is daarom op zoek gegaan naar alternatieven
en heeft besloten in het Aegon Hypothekenfonds te gaan beleggen. Het hypothekenfonds geeft een extra rendement ten opzichte van de swaprente en is daarmee een aantrekkelijk alternatief.
Het bestuur heeft daarnaast gekozen voor een uitbreiding van het ABS-fonds van 2,5% naar 5%
vanwege de positieve visie die het bestuur heeft op ABS. Het ABS-fonds geeft een iets hoger
verwacht rendement dan staatsobligaties, terwijl het risico van de totale portefeuille onder de nieuwe
strategische mix weinig verandert.
Omdat toevoeging van het hypothekenfonds binnen de vastrentende waardenportefeuille extra risico’s met zich meebrengt zijn de zakelijke waarden teruggebracht van 50% naar 47,5%. De vereiste
dekkingsgraad van depot VNU2 werd door de nieuwe strategische beleggingsmix verlaagd van
118,3% naar 117,3%.
De aanpassing van de strategische asset mix is in de loop van 2015 in twee stappen geëffectueerd.
18
Maatschappelijk verantwoord beleggen
In 2015 heeft het bestuur zich voorgenomen om het beleid ten aanzien van maatschappelijk
verantwoord beleggen onder de loep te nemen. Begin 2016 heeft het bestuur zich uitgebreid laten
voorlichten over het beleid dat Aegon voert met betrekking tot verantwoord beleggen. Tijdens de
educatiedag op 30 maart 2016 heeft het bestuur vervolgens samen met het verantwoordingsorgaan een
uitgebreide discussie gehad over hoe het aankijkt tegen het huidige beleid van Aegon en of het
wenselijk is om zelf aanvullend beleid te formuleren. De leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn tot de conclusie gekomen dat zij het beleid van Aegon ten aanzien van
‘Verantwoord Beleggen’ onderschrijven en dat het op dit moment niet nodig is om verder te gaan dan
het beleid van Aegon op het gebied van verantwoord beleggen.
Meer informatie over de beleggingen en maatschappelijk verantwoord beleggen vindt u in hoofdstuk
“6. Beleggingen” verderop in dit bestuursverslag.
4.7 Actuariële zaken
Prognosetafel AG2014
Het bestuur had reeds in december 2014 besloten om per 31 december 2014 over te gaan op de nieuwe
Prognosetafel AG2014. Uit onderzoek is gebleken dat deze nieuwe tafel, ten opzichte van de vorige
prognosetafel, een beperkt effect heeft op de hoogte van de voorziening. De Prognosetafel AG2014 is
gebruikt voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen van zowel 31 december 2014
als 31 december 2015. Dit is thans de meest recente prognosetafel.
Aanpassing rentetermijnstructuur DNB per 1 januari 2015 en 15 juli 2015
Bij het vaststellen van de voorziening wordt gebruikgemaakt van de door DNB gepubliceerde
rentetermijnstructuur. Per 1 januari 2015 wordt de nieuwe door DNB voorgeschreven Ultimate
Forward Rate gehanteerd. De mogelijkheid om de zogenaamde driemaandsmiddeling van de rente toe
te passen, is per 1 januari 2015 komen te vervallen.
DNB heeft besloten om per 15 juli 2015 het UFR-niveau aan te passen conform het advies van de
Commissie UFR. Dit betekent dat het UFR-niveau vanaf deze datum gelijk is gesteld aan het 10-jaars voortschrijdend gemiddelde van de 20-jaars forward rentes. Het effect van deze wijziging op de
dekkingsgraad was minimaal. De actuele dekkingsgraad daalde medio 2015 met 0,2% punt. Het effect
op de beleidsdekkingsgraad was nog minder, dit effect is pas na 12 maanden volledig zichtbaar.
Onderzoek fonds specifieke schaalfactoren
Mede naar aanleiding van een opmerking van de certificerend actuaris heeft het bestuur laten
onderzoeken of de fonds specifieke schaalfactoren nog accuraat zijn. In het onderzoek is gekeken of
de werkelijke sterfte in de populatie van mannen en vrouwen over de periode 2006 – 2014 binnen een 95%-betrouwbaarheidsinterval van de te verwachte sterfte ligt. Op totaal niveau bleek dit het geval te
zijn. Het bestuur heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de schaalfactoren te herzien.
19
Voorziening toekomstige garantiekosten en aanpassing premiebeleid
In het vanaf 1 januari 2015 verlengde garantiecontract met Aegon Levensverzekering N.V. is de
bepaling opgenomen dat het Fonds ook na beëindiging van het contract nog garantiekosten over de
voorziening, opgebouwd onder het herverzekeringscontract vanaf 2015, en de vaste
vermogensbeheerkosten verschuldigd is. Als gevolg hiervan heeft het bestuur besloten om aanvullend een voorziening voor toekomstige garantiekosten op te nemen. Deze voorziening is meegenomen in de
balansopstelling van 31 december 2015 in de jaarrekening.
De premie die de werkgever betaalt zal vanaf 2015 ook een component bevatten voor voorziening
toekomstige garantiekosten. De nieuwe methodiek is afgestemd met de werkgever.
Geen conversie pensioenaanspraken van pensioenleeftijd 65 naar 67 jaar
De (geharmoniseerde) pensioenregeling 2015 van Nielsen in Nederland heeft een standaard
pensioenleeftijd van 67 jaar. Het bestuur heeft onderzocht of het wenselijk is om de tot en met 2014
opgebouwde pensioenaanspraken om te zetten van pensioenleeftijd 65 naar pensioenleeftijd 67 jaar. Na alle voors en tegens te hebben afgewogen, heeft het bestuur uiteindelijk besloten om de
opgebouwde pensioenen met standaard pensioenleeftijd 65 niet te converteren naar leeftijd 67 jaar.
4.8 Risicobeheersing en risicomanagement
Het onderwerp risicobeheersing en risicomanagement is in 2015 veelvuldig aan bod gekomen tijdens bestuursvergaderingen en de heidagen. Het bestuur heeft een systematische integriteitsrisicoanalyse
gedaan en Aegon brengt tweemaal per jaar een financiële risicorapportage uit aan het Fonds. Deze risicorapportages worden uitgebreid besproken in het bestuur en ook gedeeld met de leden van het
verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft naar aanleiding van de financiële risicorapportages geen
verdere actie hoeven te ondernemen.
Waar de financiële risicorapportage van Aegon zich vooral richt op de risico’s omtrent de beleggingen
staat het bestuur ook periodiek stil bij de overige risico’s van het pensioenfonds. Dit gebeurt aan de
hand van de risicomatrix. Hierbij worden de volgende risico’s beoordeeld op de kans dat deze zich kunnen voordoen en de impact die het kan hebben op het pensioenfonds:
verzekeringstechnisch risico;
omgevingsrisico (relatie met de sponsor);
renterisico (matching);
inflatie- en toeslagenrisico;
kredietrisico herverzekeraar Aegon;
risico’s op het gebied van organisatie en management;
uitbestedingsrisico;
juridische risico’s (pensioentoezeggingen versus wet- en regelgeving).
Gedurende 2015 en begin 2016 zijn verschillende van deze risico’s in afzonderlijke sessies uitgediept
en besproken. Tijdens de educatiedag op 30 maart 2016 heeft het bestuur de risicomatrix vernieuwd, rekening houdend met de opgedane kennis en nieuwe inzichten die het bestuur inmiddels heeft
gekregen. Het bestuur heeft inmiddels 9 november 2016 als themadag ‘Risicomanagement’
gereserveerd om het risicomanagement raamwerk nader uit te werken.
In hoofdstuk “8. Risico’s en beheersing van risico’s” van het bestuursverslag wordt uitgebreid
ingegaan op de risico’s die het Fonds loopt en op welke wijze deze risico’s worden beheers t.
20
4.9 Integriteitsbeleid en compliance
Het bestuur vindt integriteit en compliance belangrijke onderwerpen en heeft hier in 2015 tijdens
vergaderingen de nodige aandacht aan besteed. Het integriteitsbeleid is in 2015 herijkt en vastgesteld.
De belangrijkste beleidsuitgangspunten staan verwoord in paragraaf 3.4 van het bestuursverslag. Ook is in 2015 een nieuwe gedragscode en incidentenregeling vastgesteld. Tijdens bestuursvergaderingen
is ‘Meldingen inzake Compliance’ een vast agendapunt geworden.
De compliance officer houdt toezicht op de naleving van de gedragscode en houdt een register bij van
de hoofd- en nevenfuncties van het bestuur, het VO en de adviseurs van het pensioenfonds. Het onderwerp compliance wordt periodiek geagendeerd en staat op de jaarkalender van het
pensioenfonds. Jaarlijks worden in aanwezigheid van de compliance officer de volgende punten
behandeld tijdens een bestuursvergadering:
- ondertekening nalevingsverklaring;
- inventarisatie hoofd- en nevenfuncties, privérelaties en privé belangen; - integriteitsrisicoanalyse;
- evaluatie van beleid en gedragscode.
De compliance officer brengt na afloop van het jaar schriftelijk verslag uit aan het bestuur. Het
aangaan van nevenfuncties en bijwonen van seminars en congressen zijn vooraf gemeld aan de compliance officer. Alle leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan hebben de
nalevingsverklaring getekend.
4.10 Harmonisatie pensioenregelingen en aansluiting actieven AC Nielsen per 1 januari 2015
Harmonisatie pensioenregelingen
In verband met fiscale beperkingen door de overheid moesten veel pensioenregelingen in Nederland,
en ook die van Nielsen, per 1 januari 2015 worden gewijzigd. Tot 1 januari 2015 waren bij de
onderneming drie verschillende pensioenregelingen: De NMR-regeling, de VNU-A regeling (beiden ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds VNU) en de regeling van ACNielsen (Nederland) B.V.
(ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland)). De aanpassing van de
pensioenregelingen was voor de werkgever aanleiding om de regelingen vanaf 1 januari 2015 te
harmoniseren.
De werkgever is met vertegenwoordigers van de werknemers een nieuwe (geharmoniseerde) regeling
overeengekomen. Vanaf 1 januari 2015 geldt voor alle werknemers van Nielsen B.V., Nielsen Media Research B.V. en ACNielsen (Nederland) B.V. dezelfde pensioenregeling. Dit geldt alleen voor de
pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015. Alle reeds opgebouwde pensioenrechten blijven onaangetast.
Op 30 december 2014 zijn alle werknemers door de werkgever geïnformeerd over de nieuwe regeling.
Het pensioenfonds heeft de opdracht tot uitvoering van de nieuwe pensioenregeling aanvaard.
Aansluiting actieven ACNielsen (Nederland) B.V.
Van de werkgever is het verzoek gekomen aan het pensioenfonds om vanaf 1 januari 2015 ook als uitvoerder te fungeren voor de pensioenopbouw van werknemers van ACNielsen (Nederland) B.V.
Het bestuur heeft hierover uitgebreid gesproken tijdens meerdere bestuursvergaderingen. Uitgangspunt
van het bestuur is dat de huidige deelnemers en gepensioneerden geen nadeel mochten ondervinden
van het feit dat de actieven van AC Nielsen erbij kwamen.
De voordelen van aansluiting zijn de lagere administratiekosten bij Aegon, deze dalen van 11% naar
9% en het Fonds komt door het grotere aantal actieve deelnemers in aanmerking voor technische winstdeling bij Aegon. Het Fonds zou echter bij een eventuele liquidatie mogelijk opdraaien voor de
affinanciering van toekomstige garantiekosten over de pensioenopbouw van de AC Nielsen
werknemers. Nadat de werkgever had toegezegd deze kosten voor zijn rekening te zullen nemen, heeft
het bestuur ingestemd met de aansluiting van de werknemers van AC Nielsen. Vanaf 1 januari 2015
bouwen ook zij pensioen op bij Stichting Pensioenfonds VNU.
21
De tot 1 januari 2015 opgebouwde pensioenen zijn achtergebleven bij Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland), dat een gesloten pensioenfonds is geworden. De toezegging van de werkgever
om de affinanciering van toekomstige garantiekosten voor zijn rekening te nemen is vastgelegd in de
uitvoeringsovereenkomst.
4.11 Indexatie
In 2015 heeft het bestuur beleid vastgesteld ten aanzien van toekomstbestendig indexeren,
inhaalindexatie, herstel van kortingen en de indexatiedrempel. De belangrijkste beleidsuitgangspunten vindt u in paragraaf 3.4. Ten aanzien van de indexatiedrempel is gecorrespondeerd met toezichthouder
DNB. Omdat specifieke regels voor gedeeltelijk herverzekerde pensioenfondsen ontbraken zou voor
Pensioenfonds VNU in eerste instantie ook de indexatiedrempel voor eigen beheer fondsen van 110%
gelden. Het bestuur was het daar niet mee eens en heeft dit begin 2015 aangekaart bij DNB. Begin
2016 heeft DNB laten weten dat het Fonds een verzoek tot ontheffing van deze indexatiedrempel kan indienen. Dit heeft het Fonds gedaan en dit verzoek is inmiddels door DNB gehonoreerd. Dit betekent
dat in het vervolg uitgegaan mag worden van een indexatiedrempel van circa 104%.
Indexatie per 1 januari 2015 en 1 januari 2016
Rekening houdend met de goede financiële positie van het pensioenfonds, de regels van
toekomstbestendig indexeren, de haalbaarheid van de indexatieverlening op de lange termijn en de
lage inflatie heeft het bestuur van het Fonds in december 2015 besloten om de indexatie per 1 januari
2016 vast te stellen op 100% van de loon/prijsindices.
Dit heeft per 1 januari 2016 geleid tot de volgende verhoging van de opgebouwde pensioenen:
Actieven NMR 1,52% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)
Actieven overig 1,33% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015)
Inactieven NMR 0,27% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)
Inactieven overig 0,41% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015)
Alle indexaties zijn financieel in het boekjaar 2015 verwerkt. Op basis van de uitvoerings-
overeenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds zal het Fonds de lasten van deze indexaties voor zijn rekening nemen.
In verband met de harmonisatie van het indexatiebeleid geldt voor actieve deelnemers NMR eenmalig
een verlengde referentieperiode.
Per 1 januari 2015 zijn de opgebouwde pensioenen als volgt verhoogd:
Actieven NMR 0,99% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014)
Actieven overig n.v.t. (betrof eindloonregeling)
Inactieven NMR 0,65% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014) Inactieven overig 0,75% (referentieperiode oktober 2013 – oktober 2014)
Het besluit voor deze indexatie was in december 2014 reeds genomen. Deze indexaties zijn financieel
in het boekjaar 2014 verwerkt. Op basis van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen B.V. en het
Fonds zijn ook de lasten van deze indexaties voor rekening van het Fonds gekomen.
Harmonisatie indexatiebeleid
Gegeven het feit dat werkgever en werknemers per 1 januari 2015 een harmonisatie van de
pensioenregeling zijn overeengekomen heeft het bestuur reeds in december 2014 besloten om ook het
indexatiebeleid per 1 januari 2015 te harmoniseren.
22
Het indexatiebeleid was tot en met 31 december 2014 als volgt:
Regeling Groep Index Referentieperiode
VNU-A actieven n.v.t. n.v.t.
VNU-A inactieven prijsindex *) oktober-oktober
NMR actieven loonindex **) augustus-augustus NMR inactieven minimum loonindex en prijsindex augustus-augustus
VNU-A betrof een eindloonregeling. De pensioenen van deze actieve deelnemers werden niet
geïndexeerd maar verhoogd op basis van het laatste salaris.
*) Betreft consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid
**) Betreft indexcijfer cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven
Het indexatiebeleid is vanaf 1 januari 2015 als volgt geworden:
Regeling Groep Index Referentieperiode
VNU-A actieven loonindex **) oktober-oktober
VNU-A inactieven prijsindex *) oktober-oktober NMR actieven loonindex **) oktober-oktober
NMR inactieven prijsindex *) oktober-oktober
*) Betreft consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid
**) Betreft indexcijfer cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven
Vanaf 2015 is het uitgangspunt dat de indexatie van de actieven is gebaseerd op de loonindex en voor
de inactieven is het uitgangspunt de prijsindex. De inactieven van NMR gaan erop vooruit omdat niet
meer het minimum wordt genomen van de prijsindex en de loonindex. De tot en met 31 december
2014 opgebouwde pensioenen voor actieven van VNU-A (tot en met 31 december 2014
eindloonregeling) worden geïndexeerd met de loonindex zolang de deelnemer in dienst is.
Inkoop indexatie bij Aegon of in eigen beheer
Omdat voor alle pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015 onder het garantiecontract van Aegon geldt dat
na afloop van het contract toekomstige garantiekosten verschuldigd blijven, heeft het bestuur besloten om de indexatie vanaf 1 januari 2016 voor gewezen deelnemers in eigen beheer te financieren en niet
in te kopen bij Aegon. Voor deze groep heeft het bestuur jaarlijks de keus of de eventuele indexatie in
eigen beheer wordt gehouden dan wel wordt ingekocht bij Aegon. De indexatie voor actieve
deelnemers wordt contractueel ingekocht bij Aegon en de indexatie voor pensioengerechtigden wordt
standaard in eigen beheer gehouden.
4.12 Verlenging garantiecontract Aegon Levensverzekering N.V.
Het vijfjarig herverzekeringscontract met Aegon liep af op 31 december 2014. Voor de verlenging van het contract met Aegon had het bestuur in 2014 een speciale commissie samengesteld. Deze
commissie bestond uit twee bestuursleden en een externe adviseur van Aon Hewitt.
In december 2014 is door bestuur en Aegon een akkoordverklaring getekend waarin werd
overeengekomen dat het contract voor vijf jaar wordt verlengd per 1 januari 2015. In het nieuwe
contract is nog steeds sprake van winstdeling in de overrente en door de aansluiting van de actieve deelnemers van AC Nielsen krijgt het fonds ook een technische winstdeling en lagere
administratiekosten. Het nieuwe contract gaat uit van een rekenrente van 3% (dit was 4%) en een
garantiepremie van 1,922%.
De uiteindelijke ondertekening van het contract heeft nog lang op zich laten wachten. Voornaamste
discussiepunt was de wijze waarop Aegon bij het einde van het contract de affinanciering van de toekomstige garantiekosten zou berekenen. Het bestuur wilde hier voldoende duidelijkheid over
23
krijgen alvorens tot ondertekening over te gaan. Deze duidelijkheid is er uiteindelijk in voldoende mate gekomen, waarna het garantiecontract op 12 mei 2016 kon worden ondertekend.
4.13 Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK)
Op 17 december 2014 is het wetsvoorstel Wet aanpassing financieel toetsingskader (FTK) pensioenfondsen aangenomen in de Eerste Kamer. De nieuwe FTK-wetgeving is per 1 januari 2015
van kracht geworden. In het FTK zijn de wettelijke financiële eisen die aan pensioenfondsen worden
gesteld vastgelegd. De belangrijkste onderdelen van het nieuwe FTK (nFTK) zijn:
- Kostendekkende premie;
- Kortingsbeleid;
- Indexatiebeleid;
- Herstelsystematiek;
- Beleidsdekkingsgraad;
- Haalbaarheidstoets; - Risicohouding.
In 2014 had het bestuur reeds diverse malen over het nFTK gesproken. Eén van de zaken waar het
bestuur tegenaan liep was het feit dat het nFTK weinig zegt over de interpretatie van de nieuwe regels
voor een gedeeltelijk herverzekerd pensioenfonds. Het bestuur heeft haar visie over de interpretatie
van de nieuwe FTK-regels begin 2015 in een brief voorgelegd aan DNB. Dit betrof vooral het
indexatiebeleid. (zie ook paragraaf 4.11)
Begin 2015 heeft het bestuur een actieplan voor de invoering van het nFTK opgesteld. Het bestuur
heeft dit plan volgens schema uitgevoerd gedurende 2015. In de nieuwe situatie zijn ook belangrijke
rollen weggelegd voor het verantwoordingsorgaan (VO), de werkgever en de ondernemingsraad. Zo
heeft het VO onder andere adviesrecht met betrekking tot het premiebeleid en dient het pensioenfonds
in overleg te treden met de werkgever en de ondernemingsraad als het gaat om de risicohouding van
het pensioenfonds. Dit is in 2015 gebeurd.
4.14 Haalbaarheidstoets en risicohouding
Met ingang van 2015 moeten pensioenfondsen jaarlijks een haalbaarheidstoets uitvoeren. De uitgangspunten voor de haalbaarheidstoets zijn voorgeschreven door DNB en gelden voor alle
pensioenfondsen. De haalbaarheidstoets geeft inzicht in het te verwachten pensioenresultaat (=
maatstaf voor koopkrachtbehoud van het pensioen) op fondsniveau en de risico’s die daarbij spelen,
gegeven de financiële opzet van het pensioenfonds. Pensioenfondsen moeten zelf in overleg met de werkgever, de ondernemingsraad en het verantwoordingsorgaan bandbreedtes vaststellen voor de
toegestane afwijking van het verwachte pensioenresultaat bij slechtweer scenario’s. Deze bandbreedtes
moeten passen bij de risicohouding van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het
pensioenfonds. Jaarlijks wordt aan de hand van de haalbaarheidstoets gekeken of het verwachte
pensioenresultaat nog past binnen de vastgestelde bandbreedtes en of het daarmee blijft aansluiten bij de verwachtingen.
Uit de aanvangshaalbaarheidstoets van het Fonds bleek dat het verwachte pensioenresultaat circa
100% is. Dit betekent dat gegeven de huidige dekkingsgraad en het huidige (beleggings)beleid
gemiddeld genomen de pensioenen de komende 60 jaar volledig kunnen meegroeien met de stijging
van de prijzen. Het betreft een gemiddelde van 2000 scenario’s en er is daarmee dus geen garantie dat
dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. In 5% van de scenario’s was het pensioenresultaat 91% of lager, wat erop neerkomt dat er 5% kans is op een koopkrachtverlies van 9% of meer. Anders gezegd: in
95% van de gevallen kan het pensioen jaarlijks minimaal met de helft van de prijsinflatie worden
verhoogd.
De risicohouding is de mate waarin het Fonds, na overleg met de sociale partners en het
verantwoordingsorgaan bereid is risico’s te lopen en de mate waarin het fonds risico’s kan lopen
gegeven de kenmerken van het fonds. De afstemming heeft in september en november 2015 plaatsgevonden.
24
De risicohouding bestaat uit kwalitatieve beschrijving, een kwantitatieve beschrijving voor de korte
termijn middels de hoogte en eventuele bandbreedte van het vereist eigen vermogen en een
kwantitatieve beschrijving voor de lange termijn middels de ondergrenzen van de haalbaarheidstoets.
De kwantitatieve beschrijvingen staan vermeld in paragraaf 3.4 van het bestuursverslag.
4.15 Wijziging juridische en fondsdocumenten in 2015
De volgende juridische documenten en fondsdocumenten zijn in 2015 gewijzigd:
Pensioenreglement 2015 als gevolg van:
o Harmonisatie pensioenregelingen Nielsen in Nederland
o Opname kortingsbepaling
Addendum op pensioenreglement voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden per 31 december 2014. De voornaamste wijzigingen zijn:
o In het addendum is met betrekking tot het voorwaardelijke toeslagenbeleid
opgenomen dat in het vervolg voor iedereen dezelfde referentieperiode oktober –
oktober wordt gehanteerd. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die
referentieperiode augustus – augustus hadden geldt voor de toeslag per 1 januari 2016 eenmalig een verlengde referentieperiode van augustus 2014 – oktober 2015.
o Iedereen krijgt de mogelijkheid om vanaf leeftijd 55 jaar met pensioen te gaan.
o Bij flexibilisering, uitruil of afkoop wordt gebruikgemaakt van de meest recente
factoren.
Actuariële en bedrijfstechnische nota als gevolg van de invoering van het nFTK.
Reglement verantwoordingsorgaan en verkiezingsreglement verantwoordingsorgaan zijn in
2015 definitief vastgesteld.
De uitvoeringsovereenkomst als gevolg van de aansluiting van ACNielsen (Nederland) B.V. en
het nFTK.
Het reglement visitatiecommissie is geüpdatet.
4.16 Deskundigheid, educatie en zelfevaluatie bestuur
Deskundigheid en educatie
Het bestuur besteedt doorlopend aandacht aan educatie en het op peil houden van de eigen
deskundigheid. In 2015 is het deskundigheidsplan vervangen door een geschiktheidsplan. In het
geschiktheidsplan wordt gesproken over deskundigheidsniveau A en B. Niveau A omvat kennis,
inzicht én oordeelsvorming. Niveau B omvat ook kennis, inzicht en oordeelsvorming, maar dan met
een verdere verdieping van de deskundigheid op één of meer deskundigheidsgebieden. Jaarlijks inventariseert het bestuur systematisch op welk deskundigheidsniveau ieder bestuurslid zit en welke
competenties verder ontwikkeld kunnen, of zouden moeten, worden. Het bestuur streeft er naar om
voor ieder deskundigheidsgebied minimaal twee bestuursleden op niveau B te hebben, hetgeen in 2015
het geval was.
Aan de hand van de inventarisatie bekijkt het bestuur welke aanvullende educatie wenselijk is. Het
bestuur heeft in 2015 o.a. de volgende activiteiten ondernomen om de eigen deskundigheid te verbeteren:
Bestuursleden hebben diverse seminars bezocht over actuele onderwerpen;
Tijdens bestuursvergaderingen zijn nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied een vast onderdeel
van de agenda.
Het bestuur heeft een educatiedag gehouden waarbij het programma op maat is samengesteld en
specifiek gericht is op de kennisbehoeften van het bestuur en de actualiteit van dat moment. Afgelopen jaar zijn tijdens de educatiedag de onderwerpen nFTK, de Wet
Pensioencommunicatie en de toekomst van het pensioenfonds besproken. Ook de leden van het
verantwoordingsorgaan worden voor de educatiedag uitgenodigd.
25
Zelfevaluatie bestuur
Jaarlijks vindt er een zelfevaluatie plaats van het functioneren van het bestuur als geheel en van de
individuele bestuursleden. Elke twee jaar gebeurt dit onder begeleiding van een externe deskundige.
De voorzitter voert in beginsel éénmaal per jaar een functioneringsgesprek met ieder bestuurslid en
brengt een samenvattend verslag uit over de zelfevaluatie in een bestuursvergadering. Op hoofdlijnen
bestaat dit verslag van de voorzitter uit de volgende punten:
De meeste punten van het in 2014 opgestelde actieplan zijn uitgevoerd en hebben een vervolg gekregen.
De betrokkenheid en deskundigheid van het voltallige bestuur is gegroeid. Ook de instelling van
een dagelijks bestuur waar veel zaken van het pensioenfonds op tafel komen heeft de
betrokkenheid van het bestuur vergroot.
Ook bij de beleggingscommissie ziet het bestuur een grotere betrokkenheid en is de
terugkoppeling naar het voltallige bestuur verbeterd. Bij alle belangrijke besluiten over het strategische beleggingsbeleid stelt de beleggingscommissie een helder en gedegen memo op ten
behoeve van het bestuur waarin alle voor- en nadelen worden belicht.
Indien nodig zijn extra bestuursvergaderingen ingelast om belangrijke onderwerpen nader uit te
diepen. Het bestuur vindt dat dit de kwaliteit van besluitvorming ten goede komt.
Verder zijn de onderwerpen compliance en belangenverstrengeling uitgebreid en openhartig in het bestuur besproken. De relatie tussen bestuursleden onderling is goed, men weet elkaar te
vinden en houdt elkaar scherp.
4.17 Procedure evaluatie externe partijen en interne commissies
De evaluatie van externe partijen en interne commissies gebeurde reeds, maar daar is in 2015 meer structuur aan gegeven en vervat in een jaarlijks terugkerende procedure. Er zijn duidelijke afspraken
gemaakt over wie door wie wordt geëvalueerd, op welke wijze dit gebeurt en wanneer dit gebeurt. De evaluatie van externe partijen is opgenomen in de jaarkalender en zal in 2016 voor het eerst volgens de
nieuwe procedure worden uitgevoerd.
4.18 Visitatiecommissie (intern toezicht)
Volgend op de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen heeft het bestuur gekozen voor een paritair bestuursmodel met jaarlijkse visitatie. Afgesproken is dat in een cyclus van drie jaar
alle criteria en onderwerpen tijdens de visitatie voorbij zullen komen. Het voltallige bestuur heeft in 2015 drie gesprekken gehad met de visitatiecommissie. Ook heeft de visitatiecommissie begin 2016
met het verantwoordingsorgaan gesproken. Op 17 maart 2016 heeft de visitatiecommissie haar
visitatierapport uitgebracht. Het rapport wordt verstrekt aan het bestuur, het verantwoordingsorgaan
(VO) en de werkgever. Een samenvatting van het visitatierapport en een reactie van het bestuur hierop
is opgenomen in hoofdstuk “12. Intern Toezicht”.
4.19 Communicatie / website
Belangrijk onderwerp ten aanzien van communicatie was dit jaar de invoering van de Wet Pensioencommunicatie. Aan dit onderwerp is zowel tijdens de educatiedag als tijdens de heidagen veel
aandacht besteed. Naar aanleiding van de nieuwe Wet heeft het bestuur het communicatieplan
aangepast. Onderdeel van het communicatieplan is een implementatieplan met alle acties die nodig
zijn om tijdig te voldoen aan de vereisten van de Wet Pensioencommunicatie. De implementatie is inmiddels afgerond.
De website van het pensioenfonds is geactualiseerd en voldoet aan de vereisten van de Wet
Pensioencommunicatie. Zo is het ‘Pensioen123’ voor de actieve deelnemer, maar ook voor gewezen
deelnemers en pensioengerechtigden aan de website toegevoegd. Ook is een rubriek veel gestelde
vragen aan de website toegevoegd. De site is tevens verfraaid en geschikt gemaakt voor zowel mobiele
telefoon als tablet.
26
Naast alle wettelijk verplichte communicatie stuurt het bestuur ongeveer twee keer per jaar een nieuwsbrief naar de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden. Met de nieuwsbrief is de
achterban in 2015 op de hoogte gehouden van actuele zaken die bij het Fonds spelen.
Verder hebben de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden een prettig en eenvoudig
leesbare samenvatting van het jaarverslag toegestuurd gekregen. Alle nieuwsbrieven, de samenvatting
van het jaarverslag en nog vele andere fondsdocumenten zijn ook terug te lezen op de website van het
pensioenfonds.
4.20 Mutaties leden verantwoordingsorgaan, bestuur en beleggingscommissie in 2015
Bestuur en beleggingscommissie
In het bestuur en de beleggingscommissie zijn in 2015 geen mutaties geweest.
Verantwoordingsorgaan
De zittingstermijn van de leden van het verantwoordingsorgaan liep af op 1 juli 2015. Mevrouw Van ’t
Woud is door de werkgever opnieuw benoemd voor een nieuwe periode van vier jaar. Voor de zetels
van de vertegenwoordigers namens de deelnemers en de pensioengerechtigden is een
verkiezingsprocedure gestart waarbij de achterban is opgeroepen om zich kandidaat te stellen. Voor de zetel namens de deelnemers hebben zich geen tegenkandidaten gemeld. Derhalve is de heer Van der
Putten voor een nieuwe termijn van vier jaar benoemd als vertegenwoordiger namens de deelnemers.
Bij de vertegenwoordiging namens de pensioengerechtigden heeft de heer Reeser zich niet opnieuw
beschikbaar gesteld. Het bestuur respecteert dit en is de heer Reeser zeer erkentelijk voor de
waardevolle bijdrage die hij in de afgelopen jaren aan het pensioenfonds heeft geleverd.
De heer Van der Bree had aangegeven voor een nieuwe termijn beschikbaar te zijn. Dit betekende dat er minimaal 1 vacature was aangezien er twee leden namens de pensioengerechtigden in het VO
zitting nemen. Na de oproep tot kandidaatstelling hadden twee geschikte kandidaten zich aangemeld,
de heer B.A. Otten en de heer B. Bakker. Het bestuur heeft hierop besloten het aantal leden van het
VO uit te breiden van vier naar vijf leden, waarbij drie van de vijf leden namens de
pensioengerechtigden zitting nemen in het VO. Dit besluit is juridisch getoetst en was mogelijk zonder
aanpassing van de statuten en/of het reglement verantwoordingsorgaan. Gezien de getalsverhoudingen van de achterban was dit goed te rechtvaardigen. Helaas is de heer Bakker nog voor zijn officiële
benoeming als VO-lid overleden. Ultimo 2015 bestaat het VO uit vier leden.
De volledige samenstelling van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de beleggingscommissie
per 31 december 2015 kunt u lezen in paragraaf 3.6.
4.21 Toekomst pensioenfonds
De toekomst van het pensioenfonds is een belangrijk onderwerp van gesprek en discussie geweest in
2015. Tijdens meerdere bestuursvergaderingen en op de heidagen is dit onderwerp besproken. Hoewel
het bestuur periodiek stilstaat bij de toekomst van het pensioenfonds was dit keer de directe aanleiding
een brief van DNB waar de toezichthouder het pensioenfonds had aangemerkt als mogelijk kwetsbaar
fonds. De toezichthouder had het pensioenfonds als zodanig aangemerkt, vanwege de mate van herverzekering en het feit dat dat de voorziening pensioenverplichtingen voor niet-actieven een relatief
groot deel (meer dan 50%) van de totale voorziening uitmaakt. Op verzoek van DNB heeft het
pensioenfonds een toekomstanalyse verricht en opgestuurd. In de analyse diende aandacht te worden
besteed aan de kwetsbaarheden die het Fonds signaleert en voor de toekomstvisie die het bestuur heeft
voor de korte, middellange en langere termijn. Het Fonds heeft haar toekomstvisie en mogelijke kwetsbaarheden beschreven in paragraaf “3.3 Visie en toekomst”.
27
5. Financiële zaken en positie van het pensioenfonds in 2015
5.1 Nominale, reële en beleidsdekkingsgraad
De financiële positie van het pensioenfonds wordt uitgedrukt in een dekkingsgraad. Dit is een maatstaf
voor de mate van zekerheid, waarmee het Fonds de pensioenverplichtingen kan nakomen. Het Fonds
onderscheidt drie dekkingsgraden:
De nominale dekkingsgraad: Dit is de actuele dekkingsgraad, oftewel de verhouding tussen de
bezittingen en de voorziening pensioenverplichtingen, op enig moment.
De beleidsdekkingsgraad: Dit is gemiddelde actuele dekkingsgraad over de afgelopen 12
maanden. Op basis van deze dekkingsgraad neemt het bestuur beleidsbeslissingen.
De reële dekkingsgraad: Dit is de verhouding tussen de beleidsdekkingsgraad en de
beleidsdekkingsgraad die minimaal nodig is om de pensioenaanspraken in de toekomst volledig
te mogen verhogen met de stijging van de prijzen.
Ontwikkeling van de dekkingsgraden in 2015 31-12-2015 31-12-2014
Nominale dekkingsgraad 122,3% 121,0%
Beleidsdekkingsgraad 121,4% 119,8%
Reële dekkingsgraad 106,4% -
Vereiste dekkingsgraad 103,4% 103,4%
Minimaal vereiste dekkingsgraad 103,4% 103,4%
Zowel de nominale dekkingsgraad als de beleidsdekkingsgraad zijn in 2015 licht gestegen. De reële
dekkingsgraad is per 31 december 2015 voor het eerste berekend en per 31 december 2014 niet
beschikbaar. Ultimo 2015 lag de nominale dekkingsgraad van het Fonds 18,9%-punten boven de vereiste dekkingsgraad (2014: 17,6%-punten). De dekkingsgraad ultimo 2015 kan derhalve als
voldoende worden beschouwd. Hieronder geven wij een overzicht van de ontwikkeling van de
nominale actuele dekkingsgraad uitgesplitst naar oorzaken:
Ontwikkeling nominale dekkingsgraad naar oorzaken 2015 2014
Nominale dekkingsgraad per 1 januari 121,0% 118,9%
Premieresultaat 0,3% 0,0%
Beleggingsresultaat en benodigde intresttoevoeging 0,2% 4,0%
Uitkeringen 0,3% 0,3%
Indexatie of korting pensioenaanspraken of -rechten -0,5% -0,9%
Wijziging marktrente -02% -1,4%
Wijziging grondslagen 0,0% 0,3%
Overig (incl. overrente) 1,2% -0,2%
Nominale dekkingsgraad per 31 december 122,3% 121,0%
28
5.2 Herverzekering
De herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V. is per 1 januari 2015 verlengd
en loopt tot 1 januari 2020. In de nieuwe overeenkomst hanteert Aegon de overlevingstafel “Collectief
2011”. Voor de vanaf 1 januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken hanteert Aegon een rekenrente
van 3% en ten aanzien van de tot 2015 opgebouwde pensioenaanspraken hanteert Aegon nog steeds een rekenrente van 4%. De nieuwe overlevingstafel heeft geleid tot een verzwaring van de voorziening
pensioenverplichtingen op Aegon-grondslagen van € 29,4 miljoen.
Op basis van de genoemde herverzekeringsvoorwaarden is ultimo 2015 € 322,9 miljoen (2014:
€ 301,1 miljoen) van de pensioenverplichtingen herverzekerd. In de jaarrekening wordt de voorziening
op andere grondslagen gewaardeerd, dit leidt tot een ander bedrag. Conform de jaarrekening van het
Fonds is het totaal van de technische voorzieningen op fondsgrondslagen ultimo 2015 € 484,9 miljoen.
Hiervan valt € 427,9 miljoen (88,2%) onder de uitkeringsgarantie van de herverzekeraar (2014:
€ 490,0 miljoen resp. € 432,0 miljoen (88,2%)).
De vergoeding voor garantiekosten is als volgt:
Vanaf 1 januari 2005 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van
0,65% van de vanaf 1 januari 2000 gevormde overrentedelende voorziening.
Vanaf 1 januari 2010 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van
0,2% van de tot en met 31 december 1999 gevormde overrentedelende voorziening.
Vanaf 1 januari 2010 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van
1,166% van de vanaf 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 gevormde overrentedelende
voorziening.
Vanaf 1 januari 2012 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van
2,308% van de vanaf 1 januari 2012 tot eind 2014 gevormde overrente delende voorziening.
Vanaf 1 januari 2015 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van
1,922% van de vanaf 1 januari 2015 gevormde overrente delende voorziening.
De voorziening excassokosten behorende bij de herverzekerde voorzieningen (1,5%) is ondergebracht
in depot VNU1. Per 31 december 2015 bedraagt de voorziening excassokosten in depot VNU1
€ 4,8 miljoen (2014: € 4,4 miljoen).
De herverzekeraar heeft de tegenover de (herverzekerde) pensioenverplichtingen staande beleggingen
ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU1). Het herverzekeringscontract kent
grondslagen voor waardering en resultaatbepaling welke bepalend zijn voor de door de herverzekeraar uit te keren overrente. Deze grondslagen wijken af van de grondslagen welke in deze jaarrekening zijn
gehanteerd.
Als belangrijkste afwijking ten opzichte van de in dit verslag gehanteerde grondslagen kan genoemd
worden dat de vastrentende waarden worden gewaardeerd op amortisatiewaarde en dat de
verkoopresultaten op vastrentende waarden worden gepassiveerd c.q. geactiveerd en geamortiseerd in
zeven jaar.
Het Fonds ontvangt jaarlijks de positieve overrente die met het depot VNU1 wordt gerealiseerd. Een
eventuele negatieve overrente wordt verrekend met positieve overrentes van toekomstige jaren.
Wanneer cumulatief weer een positief saldo bereikt wordt, wordt dat aan het Fonds uitgekeerd. Zowel
ultimo 2015 als ultimo 2014 waren er geen negatieve overrentes die eerst verrekend zouden moeten worden. Over beide boekjaren is een positieve overrente uitgekeerd. Over 2015 ging het na aftrek
vermogensbeheerkosten om een bedrag van in totaal € 6,4 miljoen (2014: € 9,0 miljoen). De overrente
is in de Jaarrekening verantwoord onder overige baten. De berekening van de totale overrente wordt
toegelicht onder overige gegevens in dit jaarverslag. De overrente is na de bekendmaking deels
herbelegd in depot VNU2 en zal ook voor een deel worden gebruikt voor het verrichten van de lopende betalingen in 2016.
29
Het herverzekeringscontract van het Fonds kent een (technische) winstdeling op de grondslagen sterfte en arbeidsongeschiktheid en op de resultaten van mutaties. Indien over de contractperiode van 5 jaar
het technisch resultaat positief is, wordt na afloop van de contractperiode 50% van het cumulatief
technisch resultaat als winstaandeel aan het Fonds uitgekeerd. Indien het technisch resultaat negatief
is, wordt dit verlies door de herverzekeraar gedragen.
Het technisch resultaat over 2015 bedroeg positief € 1,7 miljoen (2014: negatief € 1,5 miljoen). Dit
wordt pas met het Fonds verrekend na afloop van de nieuwe contractperiode. Ultimo 2015 is het
cumulatief technisch resultaat derhalve positief € 1,7 miljoen, waarvan de helft op de balans wordt
opgenomen als vordering. De vordering is verantwoord onder de post “Herverzekeringsdeel technische voorzieningen”. Cumulatief was het technisch resultaat per 31 december 2014 positief
€ 0,6 miljoen. Daarvan is € 0,3 miljoen na afloop van de vorige contractperiode uitgekeerd aan het
pensioenfonds en reeds verwerkt in de Jaarrekening van 2014.
5.3 Eigen beheer
De voorziening eigen beheer bestaat hoofdzakelijk uit toegekende indexatie voor pensioen-gerechtigden en vanaf 1 januari 2016 ook uit de indexatie die aan gewezen deelnemers wordt
toegekend. Of deze laatste indexatie in eigen beheer wordt gehouden, wordt van jaar tot jaar door het
bestuur besloten. Daarnaast vallen ook de voorziening excassokosten en de voorziening toekomstige
garantiekosten onder de voorziening eigen beheer. Hieronder wordt de voorziening eigen beheer
uitgesplitst.
Uitsplitsing technische voorziening eigen beheer 2015 2014
(bedragen x € 1.000.000,--)
Pensioenaanspraken tot en met 31 december verslagjaar 50,6 52,4
Indexatie 1 januari volgend op verslagjaar 1,9 2,5
Voorziening excassokosten 3,2 3,2
Voorziening toekomstige garantie- en vaste vermogensbeheerkosten 1,3 n.v.t.
Totaal technische voorziening eigen beheer 31 december 57,0 58,1
Ultimo 2015 bedroeg de voorziening eigen beheer ad € 57,0 miljoen 11,8% van de totale technische
voorzieningen (2014: 11,8%).
Zoals gebruikelijk neemt het Fonds de indexatie per 1 januari van het volgende jaar op in de
technische voorzieningen per 31 december.
Naast de voorziening excassokosten die Aegon in depot VNU1 aanhoudt ad 1,5% houdt het
pensioenfonds ook een eigen voorziening excassokosten aan. De eigen voorziening excassokosten
bestaat uit een opslag op de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds van 2% en uit een
excasso-opslag van 0,5% op de voorziening herverzekeraar (op fondsgrondslagen) in aanvulling op de
1,5% van depot VNU1 bij Aegon. De fluctuatie in de voorziening excassokosten werd tot en met 31 december 2014 opgevangen door de reserve excassokosten. Het bestuur heeft besloten om de
excassoreserve niet langer afzonderlijk te administreren en deze per 1 januari 2015 op te laten gaan (te
salderen) met de algemene reserve. Deze beslissing heeft geen gevolgen voor de totale reserve en de
financiële positie van het pensioenfonds. Meer informatie over het vervallen van de excassoreserve
leest u in de toelichting op de Jaarrekening.
30
Vanaf 2015 houdt het Fonds ook een voorziening voor toekomstige garantiekosten en toekomstige vaste vermogensbeheerkosten aan, omdat deze onder het nieuwe contract ook na beëindiging van de
contractperiode voor de vanaf 1 januari 2015 opgebouwde pensioenen nog jaarlijks verschuldigd
blijven aan Aegon. Het is mogelijk deze kosten te zijner tijd in één keer af te financieren.
Het Fonds heeft de tegenover de pensioenverplichtingen eigen beheer staande beleggingen
ondergebracht in een vrij vermogen beleggingsdepot bij Aegon (depot VNU2). Voor dit depot VNU2,
waarin tevens vrij vermogen van het Fonds is ondergebracht, was de beleggingsopbrengst in 2015
positief € 1,2 miljoen (2014: € 18,2 miljoen). De intrest voor de pensioenverplichtingen eigen beheer
bedroeg in 2015 € 0,1 miljoen (2014: € 0,2 miljoen).
Het technisch resultaat, voor wat betreft de pensioenverplichtingen eigen beheer, op de kanssystemen
(resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid en resultaat op mutaties en overige grondslagen) bedroeg in 2015 € -0,1 miljoen (2014: € -0,5 miljoen).
5.4 Uitvoeringskosten
Het Fonds volgt zoveel mogelijk de ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten 2013’ van de
Pensioenfederatie. De uitvoeringskosten zijn onder te verdelen in kosten pensioenbeheer en kosten vermogensbeheer.
Kosten pensioenbeheer
De kosten voor pensioenbeheer bestaan uit:
alle administratiekosten (incl. administratiekosten Aegon depot I): Administreren van aanspraken,
uitbetalen uitkeringen, afkoop, verwerken waardeoverdracht, communicatie met gerechtigden
etc.;
kosten bestuur en intern toezicht;
kosten financiële en actuariële verslaglegging;
kosten adviseurs (incl. door Nielsen betaalde kosten);
kosten certificerend actuaris en accountant etc.;
diverse kosten (bankkosten, bijdrage toezichthouders en Pensioenfederatie, etc .).
Aansluiting met de Jaarrekening
In de jaarrekening van het Fonds is een bedrag van € 805.000,-- (2014 € 851.000,--) opgenomen voor
pensioenuitvoerings- en administratiekosten,. Het verschil tussen de in de jaarrekening opgenomen
kosten en de totale kosten van pensioenbeheer ad € 1.130.158,-- (2014 € 1.158.215,--) zoals hieronder vermeld zijn de administratie- en overige kosten herverzekering Aegon (depot VNU1) en de
rechtstreeks door Nielsen betaalde kosten (adviseurs). De kosten voor advies vermogensbeheer en de
kosten voor de garanties herverzekeraar Aegon, die door Nielsen betaald worden, vallen niet onder de
kosten pensioenbeheer.
31
Overzicht kosten pensioenbeheer (bedragen x € 1,--) 2015 2014
Totale kosten pensioenbeheer 1.130.158 1.158.215
Kosten per deelnemer/pensioengerechtigde 353 370
Kosten per deelnemer/pensioengerechtigde/gewezen deelnemer 206 208
Kosten als percentage van de voorziening pensioenverplichtingen 0,23% 0,24%
Gemiddeld aantal deelnemers:
- Actieve deelnemers + pensioengerechtigden 3.198 3.129
- Actieve deelnemers + pensioengerechtigden + gewezen deelnemers 5.499 5.555
Benchmark kosten pensioenbeheer
Om de eigen kosten in perspectief te kunnen plaatsen heeft het Fonds twee benchmark rapportages
geraadpleegd. Het aantal deelnemers is in de benchmark rapportages gedefinieerd als de som van het
aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden:
Pensioenfederatie CEM Benchmarking Rapportage 2012 Uit een benchmarkrapportage
gepubliceerd door de Pensioenfederatie blijkt dat van de negen ondernemingspensioenfondsen
die aan het onderzoek deelnamen de gemiddelde kosten per deelnemer en pensioengerechtigde
lagen op € 249,--. De kosten varieerden van € 182,-- tot € 754,--, waarbij de mediaan lag op
€ 403,--.
Rapport LCP 2015 Inzicht in de pensioenbeheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten van
Nederlandse pensioenfondsen Uit een rapport dat LCP in november 2015 heeft gepubliceerd
over de kosten bij Nederlandse pensioenfondsen in 2014 blijkt dat van de 127
pensioenfondsen met 1.000 tot 10.000 deelnemers de gemiddelde pensioenbeheerkosten per
deelnemer € 344 per jaar bedragen. De kosten varieerden van € 120,-- tot € 893,-- per deelnemer.
Op basis van de benchmark gegevens en het feit dat Pensioenfonds VNU met 3.196 aan de onderkant
zit van de ranch 1.000 tot 10.000 zoals door LCP gehanteerd, is het bestuur van mening dat de
pensioenbeheerkosten van het Fonds in lijn liggen met die van andere pensioenfondsen.
Kosten vermogensbeheer
De kosten vermogensbeheer bestaan uit:
Beheerkosten: alle doorlopende kosten die aan de beleggingsfondsen worden toegerekend zoals
vaste beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant, advies etc.). De beheerkosten
worden ingehouden op de fondsen en zijn onderdeel van de koers van de fondsen en daarmee van
het resultaat. De beheerkosten zijn berekend op basis van de Ongoing Charges Figure (OCF) van
de beleggingsfondsen. De OCF is een maatstaf voor doorlopende kosten die aan het
beleggingsfonds toegerekend worden. De beheerkosten worden niet apart in de rekening van baten en lasten vermeld.
Indien van toepassing, performance gerelateerde kosten. De performance gerelateerde kosten zijn
berekend aan de hand van de prestatievergoeding van de hierbij behorende beleggingsfondsen.
32
Transactiekosten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.
Overige vermogensbeheerkosten die niet aan een specifieke beleggingscategorie zijn toe te
bedelen:
o kosten advies vermogensbeheer (Aon Hewitt en onafhankelijk lid beleggingscommissie);
o eventuele vaste vergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille en de omvangskortingen, die het Fonds in depot VNU1 en depot VNU2 in het boekjaar
terugontvangt. De omvangskortingen worden in mindering gebracht op de kosten;
o kosten voor specifieke diensten en rapportages.
Aansluiting met de Jaarrekening In onderstaande overzichten zijn de beleggingen uitgesplitst op basis van het ‘doorkijk principe’. Dit
zorgt voor een iets andere uitsplitsing dan in de jaarrekening, omdat in de balans en staat van baten en
lasten het ‘doorkijk principe’ niet wordt toegepast. Bij het ‘doorkijk principe’ worden beleggingen in
een beleggingsfonds aan een beleggingscategorie toegewezen. Zo zijn bijvoorbeeld de hedgefunds in
de jaarrekening onderdeel van de aandelen, omdat het aandelenbeleggingsfonds waar het
pensioenfonds in belegt voor een gedeelte in hedgefunds belegt.
Om de kosten per beleggingscategorie te bepalen, zijn de kosten van beleggingsfondsen uitgesplitst
naar beleggingscategorie op basis van het gemiddeld belegd vermogen 5.
Overzicht kosten depot VNU1 (bedragen x € 1.000,--) Beheer
kosten
Performance
gerelateerde kosten
Transacti
e-kosten
Totaal % gem. belegd
vermogen
Kosten per beleggingscategorie
Vastgoed 240 18 0 258 1,54 Aandelen 148 0 14 162 0,47 Vastrentende waarden 450 0 44 494 0,20
Hedgefunds 55 2 3 60 0,80
Overige beleggingen -1 0 0 -1 0,0
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay
892 20 61 973 0,32
Kosten overlay beleggingen 0 0 0 0 0,00
Totaal kosten toe te wijzen aan
categorieën inclusief overlay
892 20 61 973 0,32
Overige vermogensbeheerkosten:
Advieskosten vermogensbeheer 0 0 0 0 0,00 Overige kosten -142 0 0 -142 -0,05 Totaal overige
vermogensbeheerkosten
-142 0 0 -142 -0,05
Totaal kosten vermogensbeheer 750 20 61 831 0,28
5 Het gemiddeld belegd vermogen wordt berekend op basis van ultimo maandstanden conform de aanbevelingen van de
Pensioenfederatie: { (0,5 x belegd vermogen op 1 januari) + belegd vermogen op 31 januari + [……] + belegd vermogen op
30 november + (0,5 x belegd vermogen op 31 december) } / 12.
33
Overzicht kosten depot VNU2
(bedragen x € 1.000,--) Beheer
kosten Performance gerelateerde
kosten
Transactie-kosten
Totaal % gem. belegd
vermogen Kosten per beleggingscategorie
Vastgoed 16 3 1 20 0,77
Aandelen 280 49 20 349 0,61
Vastrentende waarden 187 0 36 223 0,25
Hedgefunds 88 2 3 93 0,83
Overige beleggingen -1 0 0 -1 0,00
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay
570 54 60 684 0,43
Kosten overlay beleggingen 0 0 0 0 0,00
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën inclusief overlay
570 54 60 684 0,43
Overige vermogensbeheerkosten:
Advieskosten vermogensbeheer 52 0 0 52 0,03
Overige kosten -69 0 0 -69 -0,04
Totaal overige vermogensbeheerkosten
-17 0 0 -17 -0,01
Totaal kosten vermogensbeheer 553 54 60 667 0,42
Totaal overzicht VNU1 + VNU2 en benchmark
(bedragen x € 1.000,--) Beheer
kosten Performance gerelateerde
kosten
Transactie-kosten
Totaal
Totaal kosten vermogensbeheer 2015 1.303 74 121 1.498
Als % gemiddeld belegd vermogen 0,28% 0,02% 0,03% 0,33%
Totaal kosten vermogensbeheer 2014 1.330 46 119 1.495
Als % gemiddeld belegd vermogen 0,30% 0,01% 0,02% 0,33%
Benchmark PF CEM 2012 0,50% 0,08% 0,13% *
Benchmark LCP 2015 0,26% 0,04% 0,02% 0,31%
*) cijfer niet beschikbaar.
Benchmark kosten vermogensbeheer
Om te kunnen vergelijken of de eigen kosten van vermogensbeheer marktconform zijn, heeft het
Fonds twee benchmark rapportages geraadpleegd:
De rapportage van de pensioenfederatie: ‘Pensioenfederatie CEM Benchmarking Rapportage 2012’ (PF CEM 2012)
Het rapport LCP 2015 ‘Inzicht in de pensioenbeheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten
van Nederlandse pensioenfondsen’ (LCP 2015)
Het bestuur merkt op dat de LCP benchmark de beste vergelijking oplevert, omdat aan dat onderzoek
170 ondernemingspensioenfondsen deelnamen en daarmee representatiever is dan de rapportage van
de Pensioenfederatie, waar 9 ondernemingspensioenfondsen aan deelnamen.
34
Op basis van de geraadpleegde benchmark rapportages concludeert het bestuur dat de kosten van het Fonds marktconform zijn.
5.5 Vergoeding leden bestuur en verantwoordingsorgaan
Standaard is het lidmaatschap van het bestuur en het verantwoordingsorgaan onbezoldigd. De leden
van het verantwoordingsorgaan en het bestuur van het Fonds, die niet in dienst zijn van Nielsen ontvangen een vergoeding. Voor het jaar 2015 bedroegen deze vergoedingen:
voor een bestuurslid € 6.376,41 per jaar;
voor een bestuurslid tevens DB-lid € 10.202,25 per jaar;
voor een (plaatsvervangend) lid van het verantwoordingsorgaan € 2.656,84 per jaar.
De bedragen worden ieder jaar verhoogd conform de toeslag die werd toegekend aan de
pensioengerechtigden van de VNU A-regeling. De vergoedingen zijn voorgelegd aan en akkoord
bevonden door het verantwoordingsorgaan.
Aan bestuursleden en (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan van het Fonds is in 2015
€ 28.268,75 uitbetaald (2014: € 28.058,30). De lasten van deze vergoedingen worden gedragen door
Nielsen.
35
6. Beleggingen
6.1 Algemeen
De beleggingen van het Fonds zijn ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU1)
en in een vrij beleggingsdepot (depot VNU2). Het Fonds is economisch eigenaar van de beleggingen
in depot VNU1. Aegon is juridisch eigenaar van deze beleggingen.
De beleggingen in depot VNU2 zijn zowel economisch als juridisch eigendom van het Fonds.
Voor een uitgebreidere beschrijving van de beleggingsportefeuille wordt verwezen naar de toelichting
op de balans.
Algemene economische ontwikkelingen hebben een grote invloed op de financiële positie van het
pensioenfonds. Hieronder worden de algemene marktontwikkelingen besproken.
6.2 Marktontwikkelingen
Het jaar 2015 was een bewogen economisch jaar. Het jaar werd gedomineerd door centrale banken en sterk dalende grondstoffenprijzen. Beide ontwikkelingen stuurden de financiële markten.
In het begin van het jaar besloot de Zwitserse Centrale Bank het plafond voor de Zwitserse frank af te
schaffen. De Zwitserse frank apprecieerde hierdoor sterk. Kort daarop besloot de Europese Centrale Bank (ECB) om een monetair verruimingsprogramma te implementeren (Quantitative Easing, QE). De
ECB maakte zich zorgen over de lage inflatie.
Het economische herstel in Europa zette door. Met name enkele landen in de periferie presteerden goed. De hervormingen die waren geïmplementeerd, de lagere wisselkoers en de lage
grondstoffenprijzen ondersteunden het herstel.
Een uitzondering was Griekenland. Hier verzette de regering zich tegen het Europese programma. In
de zomer leek het even of Griekenland de eurozone zou verlaten. Een referendum over het hulppakket
resulteerde in een nee stem. Desondanks besloot de Griekse regering om in de eurozone te blijven en
de voorwaarden van de geldschieters te accepteren. De kosten voor een exit bleken te groot.
In de VS gaat het economisch goed. De werkloosheid daalde verder en de groei bleef robuust. Het hele
jaar werd gespeculeerd op een renteverhoging door de Amerikaanse Centrale Bank (De Fed).
Uiteindelijk kwam deze pas in december. De Fed maakte zich zorgen over de economie in opkomende
landen. Door de aanstaande renteverhoging en door de dalende grondstofprijzen kwamen enkele opkomende landen in de problemen. Brazilië bijvoorbeeld gaat door een diepe recessie.
De omstandigheden in China zijn echter het meest bepalend voor de wereldeconomie. China heeft heel
veel schulden opgebouwd in de afgelopen jaren. De vraag is of deze houdbaar zijn. Dit jaar bleek dat de economie langzamer groeit dan de afgelopen jaren. Daarnaast besloot de Chinese regering om het
wisselkoersmechanisme aan te passen. Financiële markten interpreteerden dit als een negatief signaal.
Het is onduidelijk of ze dit doen om een sterke economische teruggang te voorkomen. Daarnaast zal
een lagere wisselkoers minder groei en minder inflatie betekenen in de rest van de wereld.
Staatsobligaties
Het jaar 2014 eindigde met historisch gezien extreem lage renteniveaus. De staatsobligatiemarkt werd
in 2015 geconfronteerd met verschillende ontwikkelingen die er voor zorgden dat de rente volatiel was
en laag bleef.
Voor een stijgende rente had een duidelijk groeiherstel moeten optreden en de inflatie moeten stijgen.
De Europese groei bleef steken tot net boven de trendgroei. De Europese inflatie bleef laag door de
dalende olieprijzen en het uitblijven van looninflatie.
36
Wereldwijd zijn er duidelijke verschillen zichtbaar tussen landen met een positieve groeiontwikkeling te weten Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en landen die onder druk staan zoals China,
Brazilië en Rusland.
De belangrijkste driver van obligatiemarkten bleef de zoektocht naar rendement gesteund door de ruim
aanwezige liquiditeit. Gedurende 2015 nam de Duitse tienjaars rente licht toe. Bij de start van het jaar
was de rente 0,54% om te eindigen op 0,62%.
Aandelen
In 2015 waren er grote rendementsverschillen tussen landen en sectoren. De marktomstandigheden in
China zorgden wereldwijd voor dalingen van aandelenkoersen. Met name olieproducenten, mijnbouwondernemingen, ijzerproducenten en hun toeleveranciers lieten slechte rendementen zien.
Lagere grondstofprijzen zijn wel gunstig voor Europese consumenten, die hun koopkracht zien stijgen.
Sectoren die van de koopkracht wisten te profiteren waren hotels, reisorganisaties en
vliegtuigmaatschappijen. De vliegtuigmaatschappijen zien daarnaast hun operationele kosten dalen
door lagere brandstofprijzen.
Over 2015 lieten Europese aandelen een positief rendement zien. De kwantitatieve verruiming had een
gunstige uitwerking op de beurs. Voor Noord-Amerikaanse aandelen was het een licht negatief jaar.
De bewegelijkheid was vrij laag gedurende het begin van het jaar. De onzekerheid over een eventuele renteverhoging van de Fed had een negatieve invloed op de beurzen in Amerika.
6.3 Strategische en tactische portefeuille
Het pensioenfonds heeft in de beleggingsovertuigingen aangegeven hoe de perceptie van het
pensioenfonds op de financiële markten is en hoe het fonds waarde denkt toe te voegen voor haar deelnemers d.m.v. een efficiënte beleggingsorganisatie. In 2014 heeft het fonds een ALM (Asset
Liability Management) studie laten plaatsvinden. Het risicoprofiel voor depot VNU2 is binnen de
ALM bepaald en bij bepaalde wijzigingen wordt bekeken op basis van vereiste dekkingsgraad en
tracking error of dit past binnen het risicoprofiel van de ALM. Het bestuur heeft besloten om in 2015
een gedeelte van de vastrentende waarden portefeuille in hypotheken te beleggen.
Hieronder is in de rechter kolom de strategische allocatie van depot VNU1 en depot VNU2 per
31 december 2015 weergegeven. Tevens is de marktwaarde van de portefeuille per 31 december 2015
en 31 december 2014 weergegeven.
6.4 Depot VNU1 (bedragen in € 1.000,--)
Beleggingscategorie Marktwaarde
31-12-2015
%
31-12-2015
Marktwaarde
31-12-2014
%
31-12-2014
Strategisch
31-12-2015
Aandelen 46.079 16,3% 47.086 15,4% 15,0%
Vastgoed 16.242 5,7% 14.900 4,9% 5,0%
Totaal zakelijke waarden 62.321 22,0% 61.986 20,3% 20,0%
Vastrentende waarden 224.348 79,2% 248.736 81,0% 80,0%
Liquide middelen -3.472 -1,2% -4.002 -1,3% 0,0%
Totaal vastrentende waarden
(incl. l iquide middelen) 220.876 78,0% 244.734 79,7% 80,0%
Totaal 283.197 100,0% 306.720 100,0% 100,0%
37
6.5 Depot VNU2 (bedragen in € 1.000,--)
Beleggingscategorie Marktwaarde
31-12-2015
%
31-12-2015
Marktwaarde
31-12-2014
%
31-12-2014
Strategisch
31-12-2015
Aandelen 77.507 48,8% 69.540 46,0% 47,5%
Vastgoed 0 0% 4.692 3,1% 0,0%
Totaal zakelijke waarden 77.507 48,8% 74.232 49,1% 47,5%
Vastrentende waarden 81.246 51,2% 76.971 50,9% 52,5%
Overige beleggingen 11 0,0% 12 0,0% 0,0%
Totaal vastrentende waarden
(incl. l iquide middelen) 81.257 51,2% 76.983 50,9% 52,5%
Totaal 158.764 100,0% 151.215 100,0% 100,0%
6.6 Beleggingsresultaten depot VNU1
Hieronder worden de rendementen van de beleggingsportefeuille van depot VNU1 weergegeven.
VNU 1 heeft een netto rendement behaald van 0,8% tegenover een benchmark van 0,6%. Aandelen
hebben een positief relatief rendement behaald. Vastgoed heeft absoluut een positief rendement laten
zien. De vastrentende waarden portefeuille heeft gedurende 2015 bijna geen rendement behaald. Het betreft rendementspercentages per categorie vóór kosten.
In % 2015
Portefeuille 2015
Benchmark 2015
Relatief 2014
Portefeuille 2014
Benchmark 2014
Relatief
Aandelen 2,5 1,4 1,0 17,6 15,9 1,5
Vastgoed 9,5 9,5 0,0 1,1 1,1 0,0
Vastrentende waarden 0,1 -0,1 0,2 10,9 9,6 1,2
Totaal (na kosten) 0,8 0,6 0,2 11,1 10,1 0,9
6.7 Beleggingsresultaten depot VNU2
De beleggingsportefeuille van depot VNU2 heeft een netto rendement behaald van 1,2%. Hieronder in
de tabel worden de rendementen per beleggingscategorie weergegeven. De beleggingscategorie aandelen droeg in 2015 positief bij aan het rendement. De aandelenportefeuille behaalde een absoluut
positief rendement van 2,2%. Vastgoed is gedurende het jaar volledig verkocht. De vastrentende
waarden portefeuille in depot VNU2 heeft gedurende 2015 een laag rendement behaald. Het betreft
rendementspercentages per categorie vóór kosten.
In %
2015
Portefeuille
2015
Benchmark
2015
Relatief
2014
Portefeuille
2014
Benchmark
2014
Relatief
Aandelen 2,2 1,0 1,2 17,5 15,2 2,0
Vastgoed 0 0 0 1,1 1,1 0,0
Vastrentende
waarden 0,4 0,1 0,3 10,8 9,9 0,9
Totaal (na kosten) 1,2 0,8 0,4 13,2 11,8 1,2
38
6.8 Portefeuillebeheerder
De beleggingen van het Fonds zijn ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU1)
bij Aegon waarbij Aegon Investment Management B.V. de beleggingen beheert. Het vrij
beleggingsdepot (depot VNU2) wordt eveneens door Aegon Investment Management B.V. beheerd.
6.9 Maatschappelijk verantwoord beleggen
Het Fonds onderschrijft en volgt het beleid van Aegon ten aanzien van ‘Verantwoord Beleggen’.
Aegon streeft naar een zo hoog mogelijk financieel rendement op zijn beleggingen, zonder negatieve
gevolgen voor mens en milieu, en naar een duurzame economie op lange termijn. Aegon is
ondertekenaar van de Principles for Responsible Investment, en volgt de standaarden van de United Nations Global Compact en de International Labour Organization (ILO). Verder worden er geen zaken
gedaan met bedrijven die zich bezighouden met de productie van controversiële wapens, zoals
clustermunitie en landmijnen.
Aegon investeert een deel van zijn gelden in projecten en initiatieven die naast financieel rendement,
positieve waarde creëren voor mens en milieu. Via deze impactbeleggingen investeert Aegon
bijvoorbeeld in sociale woningbouw en duurzame energie en stimuleert Aegon startende ondernemers
in ontwikkelingslanden door middel van microfinanciering.
Aegon gebruikt zijn stemrecht op aandelen en wendt zijn invloed als aandeelhouder aan om tot betere
duurzaamheidsprestaties te komen. Aegon gaat met een onderneming in dialoog tijdens een
engagement traject als Aegon het niet eens is met de manier waarop het bedrijf onderneemt. Als de dialoog niet binnen een redelijke termijn tot de gewenste verandering leidt, kan Aegon besluiten om
niet langer in de onderneming te beleggen en deze toe te voegen aan onze lijst met uitsluitingen.
Het volledige beleid van Aegon ten aanzien van verantwoord beleggen is na te lezen op webpagina: www.aegon.nl/overaegon/verantwoord-beleggen.
Het bestuur vindt het op dit moment niet nodig om aanvullend beleid te formuleren op het beleid van
Aegon op het gebied van ‘Verantwoord Beleggen’.
39
7. Actuariële zaken
7.1 Actuariële analyse
In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van de “Staat van baten en lasten”
opgenomen.
Analyse van het resultaat naar bronnen 2015 2014
(bedragen x € 1.000,--)
Saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten 237 12.879
Saldo uit hoofde van premie 1.488 12
Saldo uit hoofde van waardeoverdrachten 0 0
Saldo uit hoofde van kosten 0 206
Saldo uit hoofde van uitkeringen 116 82
Saldo uit hoofde van kanssystemen 127 -/- 506
Saldo uit hoofde van indexatie -/- 1.893 -/- 2.535
Saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutaties techn. voorz. 0 875
Saldo uit hoofde van andere oorzaken 5.300 7.606
Totaal resultaat /saldo van baten en lasten 5.375 18.619
7.2 Premiebijdragen
DNB staat een herverzekerd pensioenfonds toe om de premie, die met de herverzekeraar is
overeengekomen, te beschouwen als onderdeel van de kostendekkende premie die actuarieel nodig is
in verband met de aangroei van verplichtingen.
De kostendekkende premie was in 2015 € 3,8 miljoen (2014: € 1,6 miljoen). De werkelijk door
Nielsen betaalde premie (inclusief doorbelaste kosten) was € 3,8 miljoen (2014: € 1,8 miljoen).
Daarvan is € 0,38 miljoen door de deelnemers bijgedragen (2014: € 0,10 miljoen).
7.3 Vereist eigen vermogen en uitkomsten solvabiliteitstoets
Onder het nFTK is het “vereist eigen vermogen” het vermogen dat hoort bij de zogeheten
evenwichtssituatie van het Pensioenfonds. In die evenwichtssituatie is het eigen vermogen zodanig
vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het
Pensioenfonds binnen één jaar over minder middelen beschikt dan nodig om te kunnen voldoen aan de onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Met andere woorden, de kans dat het Pensioenfonds zich
één jaar later in een situatie van onderdekking bevindt, is kleiner dan of gelijk aan 2,5%.
De toezichthouder, DNB, heeft een gestandaardiseerde methode vastgesteld om te toetsen of er
voldoende eigen vermogen aanwezig is: de solvabiliteitstoets. De solvabiliteitstoets meet voor een aantal risicofactoren het mogelijke (negatieve) effect (in euro’s) op het eigen vermogen. Omdat de
resultaten van de solvabiliteitstoets afhankelijk zijn van marktomstandigheden en het risicoprofiel van
de aanwezige beleggingen, fluctueren ze in de loop van de tijd. Pensioenfonds VNU hanteert bij de
berekening van het vereist eigen vermogen het standaard model van DNB.
40
De vereiste solvabiliteit op basis van deze toets bedraagt per 31 december 2015 € 16,6 miljoen. Het feitelijke eigen vermogen van het Pensioenfonds per 31 december 2015 bedraagt € 108,1 miljoen. Dit
betekent dat het Pensioenfonds per 31 december 2015 voldoet aan de solvabiliteitstoets. De
beleidsdekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Het Pensioenfonds bevindt zich in een
situatie van toereikende solvabiliteit.
7.4 Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie
De certificerend actuaris heeft de opdracht om vast te stellen dat het fonds voldoet aan de vereisten
vanuit artikel 126 tot en met 140 PW. De certificerend actuaris oordeelt in zijn actuariële verklaring
als volgt:
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het
wettelijk vereist eigen vermogen.
Er is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is ten minste gelijk aan de dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen.
De vermogenspositie van het pensioenfonds is voldoende. De mogelijkheden tot het realiseren
van de beoogde toeslagen zijn toereikend.
41
8. Risico’s en beheersing van risico’s
8.1 Beleid risicomanagement
Het beheersen van risico’s ziet het bestuur als één van zijn kerntaken. Met het beleid ten aanzien van
risicomanagement geeft het bestuur invulling aan artikel 143 PW: “Een pensioenfonds richt zijn
organisatie zodanig in dat deze een beheerste en integere bedrijfsvoering waarborgt.”
Het bestuur doet eenmaal per jaar een systematische algemene risicoanalyse door middel van een
risicomatrix. Daarnaast verricht het bestuur specifiek ten aanzien van het integriteitsbeleid eenmaal per jaar een systematische integriteitsrisicoanalyse. Bij beide analyses wordt beoordeeld wat de kans is dat
een risico zich voordoet, de (financiële) impact die het kan hebben op het Fonds, of het Fonds bereid is
het risico te dragen, welke eventuele beheersmaatregelen er al zijn genomen en of het gewenst is om
aanvullende maatregelen te nemen. Risico’s kunnen acceptabel zijn, c.q. bewust worden genomen om
de doelstellingen en ambitie van het Fonds te realiseren. Ten aanzien van die risico’s is er een
bepaalde risicobereidheid. Risico’s die niet bijdragen aan de doelstellingen van het Fonds, c.q. deze doelstellingen belemmeren of in gevaar brengen, dienen te worden vermeden of zoveel mogelijk te
worden beheerst. Ten aanzien van die risico’s is er geen risicobereidheid.
Ter monitoring en beheersing van de financiële en beleggingsrisico’s heeft het Fonds met Aegon
afgesproken dat Aegon tweemaal per jaar een op het fonds toegesneden financiële risicorapportage
uitbrengt. Deze risicorapportages worden uitgebreid in het bestuur besproken en ook gedeeld met de
leden van het verantwoordingsorgaan. Waar nodig onderneemt het bestuur actie naar aanleiding van
de risicorapportage.
42
8.2 Geïdentificeerde risico’s, mogelijke impact, risicobereidheid, beheersingsmaatregelen en verwachte impact beheersingsmaat regelen
Het bestuur heeft de volgende risico’s als de belangrijkste risico’s voor het Fonds geïdentificeerd:
Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact
maatregelen:
Solvabiliteitsrisico: het risico
dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking
van de pensioenverplichtingen.
Onvoldoende vermogen
om de pensioenen uit te betalen c.q. te indexeren.
Geen, want kan de
hoofddoelstelling van het Fonds in gevaar brengen. De
haalbaarheidstoets laat zien
dat het solvabiliteits-risico
zeer klein is.
Het Fonds houdt voldoende buffers
aan. Het Fonds heeft in de uitvoeringsovereenkomst met de
werkgever afgesproken dat deze
bijspringt als het Fonds over
onvoldoende vermogen beschikt.
De dekkingsgraad wordt doorlopend gemonitord.
Door de maatregelen blijft
het solvabiliteitsrisico beperkt.
Beleggingsrisico’s:
- Koersrisico
- Kredietrisico
- Valutarisico
- Concentratierisico
- Liquiditeitsrisico - Systeemrisico
Afname van het vermogen
waardoor er onvoldoende
vermogen is om de
pensioenen uit te betalen
c.q. te indexeren.
Acceptabel. Het Fonds moet
binnen de grenzen passend bij
de risicohouding
beleggingsrisico’s aangaan om
rendement te maken en aldus
zijn doelstellingen te bereiken.
Het prijsrisico wordt gemitigeerd
door diversificatie van de
beleggingen.
Ten aanzien van het kredietrisico
worden er eisen gesteld aan de
rating van vastrentende waarden. Het valutarisico wordt afgedekt
voor niet-euro obligaties.
Het concentratierisico wordt
beperkt door diversificatie en
gebruik van gespreide beleggingsfondsen.
Het liquiditeitsrisico wordt beperkt
doordat de meeste beleggingen
direct te verkopen zijn.
Het systeemrisico is voor het Fonds niet beheersbaar, maar
onvermijdelijk verbonden aan het
doen van beleggingen.
Door diverse mitigerende
maatregelen blijft het
beleggingsrisico
beheersbaar. De grenzen zijn
door het bestuur vastgesteld
en vastgelegd in het beleggingsplan. De
beleggingsrisico’s worden
onder andere gemonitord
middels de financiële
risicorapportages van Aegon.
43
Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact
maatregelen:
Renterisico: Het risico dat de
waarden van de vastrentende
beleggingen en de voorziening
veranderen als gevolg van
ongunstige veranderingen in de marktrente.
Daar het verschil tussen de
looptijd van de
vastrentende beleggingen
en de looptijd van de
verplichtingen relatief beperkt is, is ook het
renterisico beperkt.
Acceptabel. Door de hoge
mate van herverzekering heeft
het renterisico relatief weinig
impact op de dekkingsgraad.
De ex-ante en ex-post
renteafdekking wordt gemonitord
middels een stoplicht kwalificatie
waarbij 85% - 100% groen is. Er is
geen specifieke afspraak met Aegon gemaakt over de rente
afdekking.
Het bestuur vindt een
beperkt renterisico
acceptabel omdat de
pensioenen voor een groot
deel zijn herverzekerd in een garantiecontract.
Inflatie en toeslagrisico: Het
risico dat door hoge inflatie of
onvoldoende vermogen geen
indexatie kan worden gegeven.
Er wordt geen of geen
volledige indexatie
gegeven. De
haalbaarheidstoets laat zien
dat deze kans klein is.
Acceptabel, hoort bij de
kerntaak van een
pensioenfonds. Het streven is
om dit risico zo laag mogelijk
te houden, maar op het inflatiecijfer heeft het Fonds
geen invloed.
Zowel de verandering in de
gemiddelde verwachte prijsinflatie
als het gemiddelde niveau van de
prijsinflatie worden gemonitord
middels een stoplicht systeem
De daadwerkelijk
prijsinflatie heeft het bestuur
niet in de hand.
Verzekeringstechnisch risico:
De risico’s van langleven,
overlijden en
arbeidsongeschiktheid.
Beperkt, aangezien de
pensioenaanspraken voor
circa 90% zijn afgedekt
met een garantiecontract.
Acceptabel, hoort bij de
kerntaak van een
pensioenfonds, maar moet
goed worden gemonitord
Een groot deel van de pensioenen
is herverzekerd bij Aegon en het
Fonds waardeert de voorziening op
de meest recente prognosetafel.
Door het gebruik van de
meest recente prognosetafel
en door het garantiecontract
is het risico acceptabel.
Omgevingsrisico: Het risico dat
de werkgever de premie niet
meer wil of kan betalen.
Uit de haalbaarheidstoets
(incl. scenario geen band
meer met de werkgever)
blijkt dat de impact de eerste 10 jaar na het
doorsnijden van de band
Acceptabel maar risico dient
te worden beperkt en
vermeden.
Het bestuur heeft onderzocht wat
het effect is op het
indexatiepotentieel als het Fonds er
alleen voor komt te staan en niet meer kan terugvallen op de
overeenkomst met de werkgever.
Uit de haalbaarheids-toets
blijkt dat ook zonder een
band met de werkgever het
indexatiepotentieel nog zeker 10 jaar op peil blijft.
44
Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact
maatregelen:
beperkt is.
Kredietrisico herverzekeraar: Het risico dat Aegon
Levensverzekering N.V. niet
meer aan zijn verplichtingen kan
voldoen.
Als het zich voor doet, heeft dit grote impact.
Pensioenen kunnen worden
gekort.
Acceptabel. Aegon heeft een goede rating van AA- en is
aangemerkt als
‘systeemrelevant’ waardoor de
toezichteisen nog strenger
worden en DNB vroegtijdig zal ingrijpen indien zich
indicaties voordoen dat Aegon
beneden de gestelde Solvency
II ratio’s zou geraken. De
Solvency II ratio’s voor
Aegon Nederland is 135% en van Aegon Group is 155%. Bij
100% kan Aegon aan al haar
verplichtingen voldoen. Op
basis van voorgaande acht het
bestuur het kredietrisico op Aegon klein.
Het bestuur houdt de solvabiliteit van Aegon doorlopend in de gaten.
Door de goede rating van Aegon
(AA-) acht het bestuur het niet
nodig om een kredietafslag te doen
op de vordering op Aegon uit hoofde van het
herverzekeringscontract.
De acties van het bestuur leiden niet direct tot
vermindering van het
kredietrisico, daar heeft het
Fonds zelf geen invloed op.
Door goede monitoring en kennisvergaring over het
kredietrisico op Aegon heeft
het bestuur een goed beeld
van het risico waardoor het
kan concluderen dat er
sprake is van een acceptabel risico.
Risico’s organisatie en
management: Het risico dat het
bestuur onvoldoende deskundig
is en geen juiste c.q. geen tijdige
beslissingen neemt.
Impact kan aanzienlijk zijn. Niet acceptabel, dient te
worden beperkt en vermeden.
Het bestuur besteedt doorlopend
aandacht aan educatie en het op
peil houden van de eigen
deskundigheid. Het VO en het
intern toezicht zien toe op het
handelen van het bestuur.
De deskundigheid van het
bestuur zal op peil blijven en
er zal sprake zijn van goede
en evenwichtige
besluitvorming.
Uitbestedingsrisico’s: Impact kan aanzienlijk zijn. Niet acceptabel, dient te Ten aanzien van de uitbestede Door de diverse maatregelen
45
Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact
maatregelen:
- Pensioenadministratie
- Vermogensbeheer
- Herverzekering
worden beperkt en vermeden. werkzaamheden worden SLA
afspraken gemaakt.
De uitbestede relatie beschikt over
een ISAE3402 of gelijkwaardige certificering.
Het bestuur heeft een back-up plan
opgesteld voor het geval de
vermogensbeheerder binnen 2
maanden opzegt. Het DB en de BC voert periodiek
gesprekken met de externe partijen.
De accountant controleert jaarlijks
de basisgegevens.
zijn er voldoende
controlemechanieken
ingebouwd waardoor het
uitbestedingsrisico beheersbaar blijft.
Juridische risico’s:
- Wet- en regelgeving
- Aansprakelijkheid - Contractuele risico’s
Impact kan aanzienlijk zijn. Niet acceptabel, dient te
worden beperkt en vermeden.
Thans hebben twee bestuursleden
een juridische achtergrond en zijn
ter zake deskundig. De adviseurs van het
pensioenfonds en de werkgever
bekijken ieder aanpassing in de
regeling zorgvuldig.
Bij nieuwe contracten of verlenging wordt er ook getoetst
door een externe deskundige.
Via de werkgever is er een
aansprakelijkheidsverzekering
afgesloten voor de bestuursleden. Er is een contractenregister waarin
verlengingen en opzegtermijnen
worden bijgehouden.
Door de genomen
maatregelen blijft het risico
beheersbaar.
46
Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact
maatregelen:
Integriteitsrisico’s:
- Benadeling van derden
- Handel met voorkennis
- Corruptie en omkoping - Witwassen
- Interne fraude
- Sanctiewetgeving
- Onoorbaar handelen
- Belangenverstrengeling
De impact kan bestaan uit
financiële schade of
reputatie schade voor het
Fonds.
Niet acceptabel, dient te
worden beperkt en vermeden.
Het bestuur verricht periodiek een
integriteitsrisicoanalyse.
Compliance is een vast onderdeel
op de agenda van het bestuur. Het pensioenfonds heeft een
gedragscode en een
incidentenregeling.
Jaarlijks vindt een inventarisatie
plaats van hoofd- en nevenfuncties, privérelaties en privé belangen.
De genomen maatregelen
geven naar de mening van
het bestuur voldoende
waarborg.
47
8.3 Risico’s en onzekerheden met een belangrijke impact in het afgelopen boekjaar en de gevolgen daarvan
Het Fonds werd in 2015 geconfronteerd met een aantal risico’s en onzekerheden. Geen van deze
risico’s en onzekerheden hebben de doelstellingen en ambitie van het Fonds daadwerkelijk in gevaar gebracht. Het bestuur wil toch graag de volgende risico’s toelichten die het afgelopen jaar in meer of
mindere mate een belangrijke rol hebben gespeeld:
Het beleggingsrisico: door onrust op de aandelenmarkt en de lage rente zijn de beleggingsrendementen achter gebleven. Uiteindelijk zijn de beleggingsresultaten van depot VNU2 nog net positief over het
hele jaar bezien.
Het omgevingsrisico: dit risico heeft zich afgelopen jaar niet voorgedaan maar had wel de speciale
aandacht van het bestuur. In het kader van de toekomstanalyse die het Fonds voor DNB heeft gemaakt
is de theoretische kans dat de werkgever zijn verplichtingen aan het Fonds niet meer nakomt,
onderzocht. Richting DNB is het mogelijk ontbreken / wegvallen van bijdragen van de werkgever
aangemerkt als één van de kwetsbaarheden voor de toekomst. Begin 2016 zijn de mogelijke gevolgen
hiervan nader onderzocht. Hieruit bleek dat het effect op het indexatiepotentieel van het Fonds beperkt is en zeker in de eerste 10 jaar vrijwel geheel intact blijft. Dit betekent dat het Fonds als er geen band
meer is met de werkgever geen acuut probleem heeft en de tijd heeft om in die situatie, mocht deze
zich ooit voordoen, aan een goede oplossing voor de toekomst van het Fonds te werken.
Kredietrisico herverzekeraar Aegon: Ook dit risico heeft zich het afgelopen jaar niet voorgedaan, maar
had de speciale aandacht van het bestuur. Tijdens de heidagen is dit risico uitgebreid besproken.
Hierbij is dieper in gegaan op hoe de kredietrating en solvency ratio van Aegon tot stand komen en
welke waarde daaraan mag worden gehecht. De kredietrating van Aegon Nederland is ultimo 2015
AA-. Aegon heeft daarmee de hoogste kredietrating van de verzekeraars in Nederland. Op 13 januari 2016 heeft Aegon een persbericht uitgegeven en een investor presentation gegeven met name ten
aanzien van de solvency ratio van de Aegon Group ultimo 2015 onder ‘Solvency II’. Deze ratio is
uitgekomen op 160%. De markt heeft hier positief op gereageerd. Het doel van Aegon was om tussen
de 140% en 170% uit te komen. Een ratio van 100% betekent dat Aegon aan alle verplichtingen kan
voldoen. Per 31 maart 2016 heeft Aegon Group een solvency ratio van 155% ten opzichte van een eigen target range van 140-170% en Aegon Nederland een solvency ratio van 135% ten opzichte van
Aegons eigen target range van 130-150%. Verder is Aegon aangemerkt als ‘systeemrelevant’
waardoor de toezichteisen nog strenger worden en DNB vroegtijdig zal ingrijpen indien indicaties zich
voordoen dat Aegon beneden de gestelde Solvency II ratio’s zou geraken.
8.4 Verbeteringen in het systeem van risicomanagement die zijn of worden aangebracht
In het afgelopen boekjaar zijn de volgende verbeteringen in het systeem van risicomanagement
aangebracht:
Het bestuur heeft een uitgebreide integriteitsrisicoanalyse uitgevoerd. Deze zal in het vervolg ieder
jaar worden uitgevoerd.
Het bestuur heeft een back-up plan opgesteld voor het geval onze vermogensbeheerder Aegon
Investment Management N.V. het contract opzegt. Binnen het contract is een opzegtermijn van
minimaal twee maanden genoemd en dat is voor het overhevelen van alle beleggingen in depot VNU2
een korte tijd. De relatie met de vermogensbeheerder is goed en het bestuur heeft vertrouwen in de
professionaliteit van Aegon om tot goede beëindigingsafspraken te komen als één van de partijen de
vermogensbeheerovereenkomst opzegt. Als de situatie zich toch voordoet dat Aegon het contract in twee maanden wil beëindigen, dan blijkt uit het back-up plan dat de continuïteit van het Fonds en de
middelen niet in gevaar komen.
48
9. Toezichthouders
9.1 De Nederlandsche Bank (DNB)
De Pensioenwet bepaalt dat DNB belast is met het prudentieel en financieel toezicht. Er is in 2015 met
DNB geen overleg geweest over de algemene gang van zaken bij het Fonds. Wel is er contact geweest
met DNB over specifieke zaken die aan de toezichthouder zijn voorgelegd. Dit had met name
betrekking op de interpretatie van de regels van het nFTK voor gedeeltelijk herverzekerde
pensioenfondsen.
De door DNB gevraagde gegevens zijn in 2015 steeds tijdig verstrekt.
De kosten voor het DNB toezicht waren in 2015 € 23.019 (2014: € 25.183). Deze kosten worden
doorbelast aan Nielsen.
In 2015 zijn door DNB geen boetes of dwangsommen aan het Fonds opgelegd. Er is geen aanwijzing
gegeven als bedoeld in artikel 171 Pensioenwet. Er is geen bewindvoerder aangesteld als bedoeld in
artikel 173 Pensioenwet. Het Fonds is in 2015 niet in de situatie geweest dat een herstelplan opgesteld
zou moeten worden.
9.2 Autoriteit Financiële Markten (AFM)
De Pensioenwet bepaalt dat AFM belast is met het gedragstoezicht (o.a. communicatie met
deelnemers). Tevens is AFM op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) belast met het
effectentypisch gedragstoezicht. Met ingang van 2007 vallen alle pensioenfondsen onder het
effectentypisch gedragstoezicht. In 2015 is er geen overleg geweest met AFM. De door AFM gevraagde gegevens zijn steeds tijdig verstrekt.
De kosten voor het AFM toezicht waren in 2015 € 2.188,53 (2014: € 1.856,11). Deze kosten worden
doorbelast aan Nielsen. In 2015 zijn door AFM geen boetes of dwangsommen aan het Fonds
opgelegd.
9.3 Self assesment DNB inzake belangenverstrengeling
Pensioenfondsen hebben in 2014 een “Self assesment belangenverstrengeling” in moeten vullen. Ook
Stichting Pensioenfonds VNU heeft dit self assesment ingevuld. DNB wil met het onderzoek de
beheersing van risico’s op het gebied van belangenverstrengeling in kaart brengen. De bestaande
gedragscode is, mede naar aanleiding van het DNB-onderzoek Self assesment belangenverstrengeling, uitgebreid met de paragraaf “Leidraad Belangenverstrengeling”.
Met een brief d.d. 29 januari 2015 heeft DNB de uitkomsten van het onderzoek kenbaar gemaakt.
DNB concludeert dat Pensioenfonds VNU behoort tot de groep pensioenfondsen die onvoldoende op
het self assesment heeft gescoord en heeft het Fonds gevraagd om een risico analyse op het gebied van belangenverstrengeling te maken. Op 29 juli 2015 heeft het pensioenfonds deze risicoanalyse
belangenverstrengeling aan DNB verstrekt. Vervolgens heeft DNB op 15 september 2015 laten nog
niet tevreden te zijn met de opgestuurde risicoanalyse en gevraagd om een systematische
integriteitsrisicoanalyse uit te voeren. Het bestuur heeft dit in december 2015 gedaan en is van mening
dat het beleid op het gebied van integriteit goed op orde is.
49
9.4 Toekomstanalyse pensioenfonds
Met een brief d.d. 19 februari 2015 heeft DNB het pensioenfonds geïnformeerd dat het volgens de
toezichthouder tot de categorie mogelijk kwetsbare pensioenfondsen behoort. DNB komt tot deze
constatering puur van vanwege de mate van herverzekering en het feit dat de voorziening
pensioenverplichtingen voor niet-actieven een relatief groot deel (meer dan 50%) van de totale
voorziening uitmaakt.
Met dezelfde brief is het pensioenfonds uitgenodigd om samen met andere pensioenfondsen deel te nemen aan een rondetafelbijeenkomst over dit onderwerp op 27 maart 2015. Een afvaardiging van het
bestuur is bij deze bijeenkomst aanwezig geweest.
Op 2 april 2015 ontving het Fonds het verzoek van DNB om uiterlijk 1 september 2015 een
toekomstanalyse van het pensioenfonds op te sturen naar DNB. In de analyse diende aandacht te zijn
voor de kwetsbaarheden die het Fonds signaleert en voor de toekomstvisie die het bestuur heeft voor de korte, middellange en langere termijn. Het fonds heeft deze analyse naar DNB gestuurd op 26
augustus 2015.
Met een brief van 18 januari 2016 heeft DNB een aantal observaties met het Fonds gedeeld en het
Fonds gecomplimenteerd met de adequate analyse wat betreft de afhankelijkheid van de werkgever. DNB miste echter nog een analyse over de toegevoegde waarde van het in stand houden van het
pensioenfonds en had daarnaast nog een aanvullende vraag ten aanzien van de financiering van
toekomstige garantie kosten. Het Fonds heeft hier op 17 februari 2016 naar DNB geantwoord. Het
bestuur ziet weldegelijk de toegevoegde waarde van het in stand houden van het Fonds en heeft dit
verwoord in zijn visie in paragraaf “3.3 Visie en Toekomst” van dit bestuursverslag.
50
10. Code Pensioenfondsen
Op 9 juli 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel versterking bestuur
pensioenfondsen. De wet ging op 1 juli 2014 van kracht.
In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (StvdA) de Code Pensioenfondsen 2013 aangeboden aan de staatssecretaris van SZW. Deze Code is in de plaats
gekomen van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de StvdA in 2005 heeft gepubliceerd.
De Code Pensioenfondsen bevat 83 normen. Met betrekking tot een aantal normen is het
pensioenfonds verplicht om hierover te rapporteren in het jaarverslag. Hieronder wordt weergegeven voor welke normen dit het geval is en waar dit is terug te vinden in het bestuursverslag:
Norm 18. Beschrijving missie, visie en strategie en de gestelde doelen. (zie hoofdstuk 3)
Norm 20. Kosten van de uitvoering van de pensioenregeling (zie paragraaf 5.5)
Norm 21. Naleving van de gedragscode (zie paragraaf 4.9)
Norm 21. Evaluatie van het functioneren van het bestuur (zie paragraaf 4.16)
Norm 27. Op welke wijzen in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu, klimaat,
mensenrechten en sociale verhoudingen. (zie paragraaf 4.6 en 6.9)
Norm 41. Afhandeling van klachten (zie paragraaf 10.1)
Norm 66. Diversiteitsbeleid. (zie paragraaf 3.6)
In het kader van de ‘pas toe of leg uit regel’ is in paragraaf 10.2 toegelicht ten aanzien van welke
normen het pensioenfonds afwijkt van de Code.
Verder volgt het Fonds zo goed als mogelijk de principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid en de ‘Code Pensioenfondsen’.
10.1 Klachten- en geschillenreglement In het klachten- en geschillenreglement is o.a. opgenomen dat het Fonds zich gehouden acht aan
aanwijzingen van de Ombudsman Pensioenen, tenzij het bestuur van oordeel is dat zwaarwegende
argumenten zich daartegen verzetten.
In 2015 zijn bij het pensioenfonds twee (nieuwe) klachten binnen gekomen. Beide personen zijn
gewezen op de geschillenprocedure maar hebben daar geen gebruik van gemaakt. Het dagelijks bestuur is aan één klacht tegemoet gekomen omdat uit nader onderzoek bleek dat de betreffende
persoon alsnog kon voldoen aan de bepalingen van het reglement. Ten aanzien van de andere klacht
heeft het dagelijks bestuur de persoon in kwestie laten weten dat de klacht ongegrond is en niet aan het
verzoek kon worden meegewerkt.
Verder speelde in 2015 een nog reeds lopend geschil dat reeds in 2013 was ingediend. De Rechtbank
had op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in het voordeel van het pensioenfonds. Op 22 april 2015 is
betrokkene in hoger beroep gegaan. In hoger beroep heeft het Gerechtshof uitspraak gedaan in het
voordeel van betrokkene.
51
10.2 ‘Pas toe of leg uit’-regel
Het pensioenfonds voldoet in principe aan de ‘Code’. Daar waar het pensioenfonds afwijkt van de
‘Code’ is dit hierna per norm aangegeven. Normen waar aan wordt voldaan of die niet van toepassing zijn worden niet genoemd.
Norm 4. Het bestuur zorgt voor een noodprocedure om in spoedeisende situaties te kunnen handelen. Er is geen afzonderlijke noodprocedure, maar als naar de toelichting van de
Code wordt gekeken, “Denk aan procedures, eventuele mandaten, taakverdeling,
communicatie en praktische zaken zoals bereikbaarheid (telefoonlijsten), vervanging, et
cetera” constateert het bestuur dat er sprake is van een goede vastlegging van de mandaten,
er een taakverdeling is opgesteld die jaarlijks wordt geüpdatet en er is een NAW-lijst van
alle betrokkenen. In de praktijk is gebleken dat het bestuur snel bij elkaar kan komen voor een eventuele extra ingelaste vergadering in het geval snelle besluitvorming is vereist.
Norm 26. Het bestuur meet hoe effectief de ingezette communicatiemiddelen zijn. Dit doet het periodiek, maar ten minste elke drie jaar. Het bestuur heeft het periodiek meten van de
effectiviteit van de communicatiemiddelen als beleid opgenomen in het communicatieplan.
De meting zal voor de eerste maal begin 2017 worden uitgevoerd.
Norm 34. Het bestuur zorgt ervoor dat het beloningsbeleid van partijen aan wie taken worden
uitbesteed, niet aanmoedigt om meer risico’s te nemen dan voor het Fonds aanvaardbaar
is. Om dit te bereiken maakt het bestuur dit onderdeel van de contractafspraken bij het
sluiten of verlengen van de uitbestedingsovereenkomst of - indien van toepassing - via zijn
aandeelhouderspositie. In het administratiecontract met Aon Hewitt zijn afspraken over het beloningsbeleid opgenomen, in de vermogensbeheerovereenkomst met Aegon niet. Het
bestuur ziet dit als een aandachtspunt bij de eerstvolgende verlenging of update van de
vermogensbeheerovereenkomst.
Norm 68 In het bestuur, het VO of het BO zitten ten minste één lid boven en één lid onder de veertig
jaar. Het VO heeft wel een lid jonger dan 40 jaar, maar het bestuur niet.
52
11. Verantwoordingsorgaan
11.1 Algemeen
Het verantwoordingsorgaan heeft in 2015 steeds de notulen van de bestuursvergaderingen en alle
andere relevante stukken ontvangen. Tijdens de vergadering van het verantwoordingsorgaan op 17 juni
2015 is het concept jaarverslag 2014 met het voltallige bestuur en de adviseur besproken. In deze vergadering heeft tevens overleg met het verantwoordingsorgaan plaatsgevonden ten aanzien van
beleid.
Tijdens de vergadering van het verantwoordingsorgaan met het bestuur op 27 november 2015 heeft het bestuur naast uitleg en toelichting over het gevoerde beleid in 2015 ook de aanpassing van de
uitvoeringsovereenkomst ter advies aan het VO voorgelegd. Het VO heeft een positief advies
uitgebracht. Ook zijn in deze vergadering de uitkomsten van de haalbaarheidstoets en grenzen van het
pensioenresultaat met het VO afgestemd. Ook het concept communicatieplan is aan het VO
voorgelegd.
Verder was het VO uitgenodigd voor deelname aan de educatiedag. Ook tijdens de heidagen was het
VO grotendeels aanwezig bij de diverse onderwerpen. Het bestuur streeft naar een open en
constructieve dialoog met het VO.
Het verantwoordingsorgaan heeft positief op de in 2015 voorgelegde adviesaanvragen gereageerd. Het
verslag van het Verantwoordingsorgaan over 2015 treft u aan in paragraaf “11.2 Verslag
verantwoordingsorgaan”.
53
11.2 Verslag verantwoordingsorgaan over 2015
INLEIDING
Na de verkiezingen van 1 juli 2015 telt het Verantwoordingorgaan (VO) 4 leden. Daarvan is 1 lid
gekozen door de deelnemers, 1 lid is benoemd door de werkgever en 2 zijn gekozen door de
pensioengerechtigden. Het VO kwam voor het eerst in deze nieuwe samenstelling bijeen op 27 november 2015. Met dit verslag geeft het VO inzicht in zijn werkzaamheden in 2015.
TAAK
Het VO heeft tot taak een oordeel te geven over:
het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere
relevante informatie, waaronder de bevindingen van de Visitatiecommissie;
het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar;
beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben;
In dit kader deelt het VO zijn bevindingen en spreekt het een oordeel uit over het handelen van het
bestuur in 2015.
GESPREKKEN
Het VO heeft, om tot een weloverwogen oordeel te komen, diverse gesprekken gevoerd met het
bestuur van het pensioenfonds VNU.
Het bestuur heeft het VO inzicht verschaft in de conceptversie van het jaarverslag 2015. Daarnaast
heeft het VO notie kunnen nemen van een algemene toelichting op het beleggingsbeleid, het besluit
van het bestuur inzake de inrichting van de beleggingsplannen 2015 en 2016, de
beleggingsrapportages depot VNU 1 en VNU 2, de financiële risicoscan en de dekkingsgraadmonitor
teneinde te kunnen bepalen of de huidige strategische beleggingsmix voldoet naar het oordeel van het VO.
Het VO heeft verder deelgenomen aan de educatiemiddag waarbij actuele onderwerpen, zoals het
nieuw financieel toetsingskader (nFTK), de wet pensioencommunicatie en de toekomst van het pensioenfonds aan bod zijn gekomen. Ook is het VO uitgenodigd voor de heidagen om mee te
discussiëren over de toekomst van het fonds. Verder werd gebruik gemaakt van diverse rapporten en
documenten waaronder de notulen van alle bestuursvergaderingen.
Het VO constateert dat, ten aanzien van de informatievoorziening, er veel ruimte is geweest voor
overleg. Het VO is positief over de wijze waarop het bestuur het VO van informatie heeft voorzien en
heeft er vertrouwen in dat deze wijze van informatie verstrekken ook in de toekomst zal worden
voortgezet.
Het VO heeft, na intensieve discussies en overleg, positieve reacties dan wel adviezen aan het bestuur
afgegeven ten aanzien van de aanpassing van de uitvoeringsovereenkomst, de uitkomsten van de
haalbaarheidstoetsen en het communicatieplan.
54
OORDEEL
Het VO spreekt zijn waardering uit over het gevoerde beleid in 2015. Het VO is van mening dat het
bestuur gezorgd heeft voor een beheerste en integere bedrijfsvoering. Het VO oordeelt op basis van de
door haar gevoerde gesprekken en de documenten die haar door het bestuur ter beschikking zijn
gesteld positief over het handelen en gevoerde beleid van het bestuur over 2015. Er past veel waardering voor de inzet en het goede resultaat. Ook naar de toekomst toe spreekt het VO zijn
vertrouwen in het bestuur uit.
11.3 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan over 2015
Het bestuur van het Fonds heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan (VO)
en stelt het positieve oordeel van het VO over het gevoerde beleid en het vertrouwen dat het VO
uitspreekt over de toekomst zeer op prijs. Het bestuur voelt zich hierdoor gesteund in zijn beleid en bedankt het VO voor zijn actieve betrokkenheid en de plezierige samenwerking in het afgelopen jaar.
55
12. Intern toezicht
12.1 Algemeen
Het Fonds heeft voor de invulling van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie die
toeziet op het functioneren van het bestuur. Hiertoe is een visitatiereglement opgesteld op basis van de
uitgangspunten van de ‘Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen’ en de ‘Code Pensioenfondsen’. Eén van de taken van de visitatiecommissie is toezien op de naleving van de Code. Er vindt jaarlijks
een visitatie plaats.
12.2 Samenvatting rapport visitatiecommissie over 2015
Taakopdracht en wettelijk kader intern toezicht
De wettelijke taakopdracht voor de visitatiecommissie is het toezicht houden op bestuursbeleid en de
algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Daarnaast ziet de visitatiecommissie ten minste toe op
adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De Code Pensioenfondsen vraagt het intern toezicht daarnaast zijn taak zo te vervullen dat deze bijdraagt aan
het effectief en slagvaardig functioneren van het bestuur en aan beheerste en integere bedrijfsvoering
door het pensioenfonds. Het intern toezicht legt via het jaarverslag verantwoording af aan het
verantwoordingsorgaan en werkgever over het uitvoeren van de taken.
Hieronder volgt ons samenvattend oordeel en de onderbouwing hiervan.
Samenvattend oordeel
Op basis van de uitgevoerde visitatie zijn wij van oordeel dat het bestuur een verantwoord beleid voert
en de algemene gang van zaken in het pensioenfonds goed aanstuurt. De risicobeheersing past bij de aard, omvang en complexiteit van het fonds. Er is goed aandacht voor de evenwichtige
belangenafweging.
Onderbouwing van het oordeel
Het functioneren van de governance
Het paritaire bestuursmodel, waarbij zowel werkgevers- als werknemersvertegenwoordigers een rol
spelen bij de aansturing, past bij aard en complexiteit van het fonds. Wij concluderen dat alle organen
(commissies, verantwoordingsorgaan) naar behoren zijn ingericht en goed functioneren. In het kader
van reorganisatie van de governance, ingegeven door het vertrek van de directeur/secretaris, is een dagelijks bestuur ingesteld en is de bestuursondersteuning ondergebracht bij Aon Hewitt. Wij nemen
waar dat de aangepaste governance goed functioneert en dat de betrokkenheid van het bestuur is
toegenomen.
Het functioneren van het bestuur
Wij concluderen dat het bestuur zich professioneel en volwassen naar elkaar opstelt. Daarnaast
beheerst het bestuur de materie, overziet ontwikkelingen en heeft passende deskundigheid. Het bestuur biedt voldoende tegenwicht aan bijvoorbeeld externe specialisten, adviseurs en uitvoerders. Het
bestuur is aangesloten op de actualiteit. Wij nemen waar dat de bestuursleden open en respectvol met
elkaar omgaan en waar nodig tegenwicht jegens elkaar bieden. Het bestuur hanteert een
opleidingsplan. Er is een adequaat proces voor zelfevaluatie van het bestuur.
56
Het bestuur werkt met een jaarplan. Hierdoor is geborgd dat belangrijke onderwerpen tijdig aan bod
komen. Bestuursleden zijn in de vergaderingen aanwezig en nemen deel aan discussies. De voorzitter
vult zijn rol op een professionele manier in.
De afwegingen en besluitvorming zijn duidelijk vastgelegd. Wel bevelen wij aan dat het bestuur de
evenwichtige belangenafweging bij belangrijke besluiten explicieter in de notulen vastlegt.
Beleidscyclus en verantwoording
Het bestuur heeft zorgvuldig gehandeld bij de opdrachtaanvaarding voor toelating van de deelnemers
van AC Nielsen. Sociale partners en het verantwoordingsorgaan zijn betrokken geweest bij de
vaststelling van het risicoprofiel. Het bestuur ziet het belang van een heldere en actuele missie en
risicohouding van het fonds en goede weergave van doelen en uitgangspunten. Dit is nog niet
uitgewerkt door het bestuur. Wij bevelen aan dat het bestuur de doelen, uitgangspunten, missie, visie en strategie en de bijbehorende beleids- en verantwoordingscyclus goed uitwerkt. Het bestuur heeft
een onderbouwde visie op status en toekomst van het fonds (existentievraagstuk). De financiële opzet
is consistent met de pensioenambities.
De wettelijke procedures voor de totstandkoming van beleid zijn gevolgd. Het risicoprofiel van de
beleggingen sluit aan bij het risicoprofiel van het fonds via de herverzekering. Bij beleggingen is er
nog onvoldoende aandacht voor maatschappelijke doelstellingen. Wij bevelen aan dat het bestuur een
eigen visie op maatschappelijk verantwoord beleggen ontwikkelt, vastlegt en uitspreekt.
Het bestuur voert een open dialoog met het verantwoordingsorgaan.
Beheersing van de algemene gang van zaken in het fonds
De uitbesteding bij de herverzekeraar is duidelijk onderbouwd en past bij de doelstellingen van het fonds. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen zijn duidelijk
vastgelegd. De bestuursondersteuning is op orde. Het bestuur bewaakt en evalueert regelmatig de
uitbesteding bij Aegon en Aon Hewitt. Het bestuur monitort de kostenontwikkeling goed, door onder
andere naar een referentiekader te kijken.
Risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging
Het fonds heeft de risicobereidheid van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden onderzocht. De uitkomst was een voorkeur voor zekerheid, wat bevestigt dat het garantiecontract een goede keuze is.
De uitslag van het onderzoek is gecommuniceerd. In het kader van de aanvangshaalbaarheidstoets is
gekeken naar de evenwichtige verdeling van pensioenresultaten over generaties.
De organisatie van het risicomanagement past bij de omvang en mate van uitbesteding bij het fonds.
Periodiek wordt beoordeeld wat de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds zijn en welke
maatregelen nodig zijn om deze te beheersen. Wij zijn van mening dat een analyse van het
volwassenheidsniveau van het risicomanagement inzicht kan bieden in hoeverre de doelstellingen ten
aanzien van risicobeheersing worden gehaald.
Het voldoen aan wet- en regelgeving is geborgd door vastgelegde afspraken hierover met de
bestuursondersteuning, externe adviseurs en de herverzekeraar. Het integriteitbeleid is ontwikkeld en er is een systematische integriteitrisicoanalyse opgesteld. Er zijn naar aanleiding van deze analyse
vervolgacties opgesteld. Wij onderschrijven het belang deze acties verder op te pakken.
Naleving Code pensioenfondsen
Naleving van de normen uit de Code pensioenfondsen wordt in het jaarverslag duidelijk verantwoord.
57
Opvolging aanbevelingen intern toezicht
Het bestuur volgt eerdere aanbevelingen van het intern toezicht goed op en legt daarover
verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. Op sommige punten is nog
vervolgactie nodig. Dit hebben wij verwerkt in het visitatierapport over 2015.
Toekomstvisie
Ter afsluiting van deze samenvatting van ons visitatierapport gaan wij kort in op de visie van het
bestuur op de toekomst van het fonds. DNB heeft het fonds als mogelijk kwetsbaar aangemerkt6 en het
fonds daarom verzocht om een toekomstanalyse op te stellen. Het bestuur heeft in 2015 een
toekomstanalyse opgesteld en aan DNB verstrekt. Wij stellen vast dat het bestuur zich gedegen
oriënteert op de toekomst van het fonds. Vooralsnog is er echter geen aanleiding om de huidige
uitvoering ter discussie te stellen.
De visitatiecommissie,
Diemen, 9 maart 2016
Jaco Groenewoud
Henk-Jan Strang
Dick Wenting (voorzitter)
6 DNB heeft het pensioenfonds als zodanig aangemerkt, vanwege de mate van herverzekering en het feit dat dat
de voorziening pensioenverplichtingen voor niet-actieven een relatief groot deel (meer dan 50%) van de totale voorziening uitmaakt.
58
12.3 Reactie bestuur op rapport visitatiecommissie over 2015
Het bestuur bedankt de visitatiecommissie voor het geleverde toezicht en kan zich vinden in de
conclusies van de commissie. De aanbevelingen die de visitatiecommissie in het visitatierapport heeft
gedaan zullen worden opgepakt.
Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU Amsterdam, 22 juni 2016
M.J. Borkink …………………………
E.G.M. Penninx …………………………
M. van ’t Riet …………………………
M.J.B. Rutte …………………………
F.G.M. Wanschers …………………………
G.J. Wiss-Wegh …………………………
59
Jaarrekening
60
Balans per 31 december 2015
(bedragen in EUR 1.000) (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten7)
2015 2014 EUR EUR
Activa
Toelichting
Vastgoed 0 4.692
Aandelen 77.507 69.540
Vastrentende waarden 81.246 76.971
Overige beleggingen 11 12
Beleggingen voor risico
Pensioenfonds: 3 158.764 151.215
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 4 428.766 432.259
Vorderingen en overlopende activa: 5 8.143 11.442
Overige activa 6 136 20
Totaal activa 595.809 594.936
Passiva
Stichtingskapitaal en algemene reserve 108.091 101.764
Overige reserves 0 952
Totaal reserves 7 108.091 102.716
Technische voorziening 8 484.885 490.040
Overige schulden en overlopende
passiva 9 2.833 2.180
Totaal passiva 595.809 594.936
Tabel 2; Balans
7 De balans dient te worden opgesteld voor de winstuitkering. Aangezien pensioenfondsen geen resultaten kunnen
uitkeren is de bestemming van het saldo baten en lasten in deze jaarrekening verwerkt.
61
Staat van baten en lasten over 2015
(bedragen in EUR 1.000)
2015 2014
EUR EUR
Baten
Premiebijdragen van werkgever en werknemers 12 3.815 1.917
Baten uit hoofde van herverzekering 13 21.186 19.418 Beleggingsresultaten 14 1.241 18.210
Overige baten 15 6.556 9.142
Totaal baten 32.798 48.687
Lasten
Pensioenuitkeringen 26 25.288 25.265
Pensioenuitvoeringskosten 27 805 851
Wijziging technische voorziening
Pensioenopbouw 16 1.338 472
Toeslagverlening 17 2.045 3.525
Rentetoevoeging 18 774 1.629
Onttrekking voor uitkeringen 19 -26.089 -25.910
Onttrekking voor pensioenkosten 20 -204 -206
Wijziging marktrente 21 15.419 64.103
Wijziging actuariële uitgangspunten 22 0 -1.713
Wijziging uit hoofde van overdracht van
rechten
0
-117
Overige wijzigingen 23 1.562 3.075
-5.155 44.858
Wijziging herverzekeringsdeel technische
voorziening 24 4.032 -42.741
Saldo overdrachten van rechten 25 2 103
Overige lasten 28 2.451 1.732
Totaal lasten 27.423 30.068
Saldo van baten en lasten 8 5.375 18.619
Tabel 3; Staat van baten en lasten
8 Voor de bestemming van het resultaat verwijzen wij naar de overige gegevens.
62
Kasstroomoverzicht over 2015
(bedragen in EUR 1.000)
2015 2014
EUR EUR
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
Bijdragen van werkgever en werknemers 2.781 1.575
Van herverzekeraar ontvangen uitkeringen 20.353 20.059
Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen 0 0
Uitgaven wegens overgedragen verplichtingen -2 -103
Betaalde pensioenuitkeringen -25.298 -25.290
Betaalde pensioenuitvoerings- en administratiekosten -915 -1.020
Stortingen/onttrekkingen werkgever c.q. depot herverzekeraar 9.001 1.946
Totaal kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten 5.920 -2.833
Kasstromen uit beleggingsactiviteiten
Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 188 3.763
Verkopen en aflossingen van beleggingen 23.148 71.576
Aankopen beleggingen -29.152 -74.913
Betaalde kosten van vermogensbeheer9 12 50
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten -5.804 476
Mutatie liquide middelen 116 -2.357
Saldo begin boekjaar 22 2.379
Saldo einde boekjaar 138 22
Saldo einde boekjaar bestaat uit:
Betaalrekening 136 20
Bankrekening depot VNU2 2 2
Totaal liquide middelen 138 22
Tabel 4; Kasstroomoverzicht
9 De kostenvermogensbeheer betreffen met name advieskosten en omvangskorting die het Fonds ontvangt op de
vermogensbeheerkosten
63
Toelichting jaarrekening 2015
1. Overeenstemmingsverklaring
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn
opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richt-
lijnen voor de Jaarverslaggeving.
2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling
Algemeen
De in deze jaarrekening opgenomen bedragen luiden, tenzij anders vermeld in duizenden euro’s.
Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en
passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden
toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.
Schattingen en veronderstellingen
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van
grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.
De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het
verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden
beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa
en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.
De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen
van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige
perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
Schattingswijzigingen in 2015
Driemaands middeling: De methode van de driemaands middeling van de rente voor de waardering van
de pensioenverplichtingen is per 1 januari 2015 komen te vervallen. Dit heeft geleid tot een verhoging
van de technische voorziening van EUR 14.671. Deze stijging is voor EUR 937 gerelateerd aan de
technische voorziening van het Fonds die in eigen beheer is en voor EUR 13.734 aan een stijging van de
herverzekerde voorziening. Met de stijging van de herverzekerde voorziening stijgt ook de vordering op
de herverzekeraar met EUR 13.734. Per saldo leidt het vervallen van de driemaands middeling tot een
negatief resultaat van EUR 937 voor het Fonds. Het effect is per 1 januari 2015 in het verloop van de
technische voorzieningen 2015 opgenomen in de mutatie wijziging marktrente.
UFR-systematiek: Het niveau van de UFR was vastgesteld op 4,2%. Met ingang van 15 juli 2015 is de
nieuwe UFR van toepassing. Deze wordt vastgesteld op basis van de gerealiseerde maandelijkse ‘20-
jaars forward rentes’ in de voorgaande 10 jaren. Dit heeft geleid tot een verhoging van de technische
voorziening van EUR 3.648. Deze stijging is voor EUR 68 gerelateerd aan de technische voorziening
van het Fonds die in eigen beheer is en voor EUR 3.580 aan een stijging van de herverzekerde
voorziening. Met de stijging van de herverzekerde voorziening stijgt ook de vordering op de
herverzekeraar met EUR 3.580. Per saldo leidt de wijziging van UFR-systematiek tot een negatief
resultaat van EUR 68 voor het Fonds. Het effect is per 31 december 2015 in het verloop van de
technische voorzieningen 2015 opgenomen in de mutatie wijziging marktrente.
64
65
Opname van een actief of een verplichting
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan
worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat
de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het
bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het
economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van
een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend
met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle
of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn
overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer
wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische
voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden
verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Saldering van een actief en een verplichting
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de
verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële
verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta
De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het Fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op
transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de
functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van
baten en lasten. Onderstaand is opgenomen een overzicht van de belangrijkste valuta.
2015 2014
Vreemde valuta koersen Slotkoers Slotkoers
Amerikaanse dollar 1,0863 1,2101
Canadese dollar 1,5090 1,4015
Britse Pond 0,7370 0,7760
Japanse Yen 130,6764 145,0790
Hong Kong dollar 8,4190 9,3837
Noorse kroon 9,6152 9,0724
Taiwanese dollar 35,6819 38,2395 Zweedse kroon 9,1581 9,4726
Zuidkoreaanse won 1.273,7442 -
Tabel 5; Wisselkoersen
66
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en niet-gerealiseerde waarde- veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.
Beleggingen
Vastgoed
Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de marktwaarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichtte taxaties. Indien daartoe
aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of
renovatieactiviteiten. Resultaten door en wijziging in de marktwaarde worden in de staat van baten en
lasten verantwoord.
Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers.
Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden
(her)ontwikkelde objecten naar marktwaarde geherwaardeerd.
Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Ten aanzien van de belegging in het Top TKP Pensioen Real Estate Fonds betekent dit, dat
de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van deze waarde wordt gehanteerd.
Aandelen
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-
beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd op basis van opgaven van een onafhankelijke derde of, indien niet voorhanden, op basis van interne modellen.
Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van de aandelen is te maken, worden aandelen
gewaardeerd op kostprijs.
Ten aanzien van beleggingen in Aegon-fondsen betekent dit, dat de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van de marktwaarde wordt gehanteerd.
Waardeverschillen tussen opeenvolgende ultimo-balanswaarden (rekening houdend met aan- en verkopen) worden ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als
indirect rendement.
In geval van verkoop van aandelen wordt het verschil tussen verkoopopbrengst en de laatst vast- gestelde balanswaarde ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als
indirect rendement.
Dividenden, welke worden ontvangen uit hoofde van aandelenbeleggingen, worden volledig en onmiddellijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht als direct rendement.
Vastrentende waarden
Waardering van vastrentende waarden vindt plaats tegen marktwaarde. Niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastrentende waarde worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Ten
aanzien van de beleggingen in het beleggingsfondsen betekent dit, dat de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van deze waarde wordt gehanteerd.
Waardeverschillen tussen opeenvolgende ultimo balanswaarden worden ten gunste respectievelijk ten
laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirecte beleggingsopbrengsten. In geval van verkoop van vastrentende waarden wordt het verschil tussen verkoopopbrengst en de laatst
vastgestelde balanswaarde ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirect rendement.
67
Intrest, welke wordt ontvangen uit hoofde van de beleggingen in vastrentende waarden wordt volledig
en onmiddellijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in het jaar waar de intrest
betrekking op heeft en verantwoord als directe beleggingsopbrengsten.
Herverzekeringen
Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.
Vorderingen uit de herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat
de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij waardering worden de herverzekerde uitkeringen
contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van
het Fonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden
gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen.
Vorderingen uit hoofde van de winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden
verantwoord in de periode waarop het betrekking heeft.
Vorderingen en overlopende activa
Voor zover noodzakelijk, is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
Stichtingskapitaal en reserves
De algemene reserve wordt bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van vreemd vermogen en verplichtingen inclusief alle technische voorzieningen in de balans
zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste
eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel Toetsingskader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek alsmede het surplus vermogen.
Met de herverzekeraar is een (technische) winstdelingsregeling overeengekomen. Het Fonds krijgt
50% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 1 januari 2015 tot en met 1
januari 2020. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. De reserve technisch resultaat bestaat uit het tot en met het verslagjaar opgerente cumulatieve technisch
resultaat.
Excasso reserve
De excassoreserve wordt niet langer afzonderlijk geadministreerd en is deze per 1 januari 2015
opgegaan (gesaldeerd) met de algemene reserve.
Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van
toekomstige kasstromen die samenhangen met op de balansdatum onvoorwaardelijke
pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslagen) toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met
gebruikmaking van de marktrente. De marktrente is op basis van de rentetermijnstructuur zoals
voorgeschreven door DNB.
Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen
en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of en zo ja, in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden verhoogd. Alle per
balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagen na balansdatum voor zover sprake is van
ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige
salarisontwikkelingen.
68
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met de premievrije pensioenopbouw
in verband met invaliditeit op basis van contante waarde van de premies waarvoor vrijstelling is
verleend wegens arbeidsongeschiktheid.
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en
veronderstellingen:
Marktrente: Per 1 januari 2015 is de 3-maands middeling van de rentetermijnstructuur komen te vervallen en wijziging van UFR-methodiek
Overlevingstafels: prognosetafel AG2014
Op de overlijdenskansen worden correctiefactoren toegepast, zoals vastgesteld met behulp van
het Aon Hewitt Longevity Model
Voor uitgesteld partnerpensioen, behorend bij ingegaan pensioen, wordt het systeem van bepaalde partner gehanteerd. Voor uitgesteld partnerpensioen, behorend bij niet ingegaan pensioen zijn 2
systemen gehanteerd onbepaald en bepaald partnersysteem, afhankelijk van de oorspronkelijke
toezegging wel of niet uitruilbaar partnerpensioen.
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3
jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
De voorziening risico herverzekeraar bestaat uit een excasso-opslag van 1,5% op de VPV voor risico herverzekeraar.
Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikten deelnemers is uitgegaan van
een revalidatiekans van nihil.
Indexering: gebaseerd op ontwikkeling van het prijspeil en de algemene lonen.
Overige technische voorzieningen
Het Fonds heeft een voorziening voor excassokosten op haar balans staan. Deze voorziening bestaat uit een opslag op de VPV in eigen beheer van 2% en uit een excasso-opslag van 0,5% op de
VPV voor risico herverzekeraar, in aanvulling op de 1,5% excasso-opslag op de VPV voor risico
herverzekeraar.
In het vanaf 1 januari 2015 verlengde garantiecontract met Aegon Levensverzekering N.V. is de bepaling opgenomen dat het Fonds ook na beëindiging van het contract nog garantiekosten over de
voorziening opgebouwd onder het herverzekeringscontract vanaf 2015 en de vaste
vermogensbeheerkosten verschuldigd is. Als gevolg hiervan heeft het bestuur besloten om aanvullend een voorziening voor toekomstige garantiekosten te verantwoorden.
69
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening
gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde
wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen
gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen
van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van
baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Directe beleggingsopbrengsten
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.
Kosten vermogensbeheer
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende
interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in
exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Kosten vermogensbeheer zijn
toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Verrekening van kosten
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde
transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.
Pensioenuitkeringen
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De
pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben. De bijbehorende VPV is berekend op actuariële grondslagen.
Pensioenuitvoeringskosten
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Overige baten en lasten
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en
uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en die uit beleggingsactiviteiten.
70
3. Beleggingen voor risico fonds (depot VNU2)
De beleggingen bestaan uit participaties in Aegon/TKP Investments beleggingsfondsen, waarvan de
waardering plaatsvindt tegen reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde van de participatie van deze fondsen. De intrinsieke waarde van deze fondsen wordt elke dag dat de Nederlandse beurs open is
vastgesteld en weerspiegelt de reële waarde van deze beleggingsfondsen op het moment van
vaststellen van de intrinsieke waarde. De beleggingen zijn als liquide te beschouwen en de
waardering wordt frequent vastgesteld. De intrinsieke waarde van deze beleggingsfondsen wordt
minstens één keer per jaar gecontroleerd door de externe accountant van het betreffende
beleggingsfonds.
Vastgoed Aandelen
Vastrentend
e waarden Overige Totaal
Stand per 31 december 2013
4.795
63.487
65.856
16
134.154
Aankopen/verstrekkingen 0 64.733 10.180 0 74.913
Verkopen/aflossingen -133 -66.634 -4.807 0 -71.574
Overige mutaties 0 0 0 -4 -4
Herwaardering 30 7.954 5.742 0 13.726
Stand per 31 december 2014 4.692 69.540 76.971 12 151.215
Aankopen/verstrekkingen 0 8.102 21.050 0 29.152
Verkopen/aflossingen -4.774 -1.599 -16.775 9 -23.139
Overige mutaties 0 0 0 0 0
Herwaardering 82 1.464 0 -10 1.536
Stand per 31 december 2015 0 77.507 81.246 11 158.764
Tabel 6; Mutatieoverzicht beleggingen voor risico fonds
De bepaling van de waardering van de beleggingen kan als volgt uitgesplitst worden:
Genoteerde
marktprijzen Onafhankelij
ke taxaties
NCW
berekening Andere
methode Totaal
Vastgoed 0 0 0 4.692 4.692
Aandelen 0 0 0 69.540 69.540
Vastrentende waarden 0 0 0 76.971 76.971
Overig 0 0 0 12 12
Per 31 december 2014 0 0 0 151.215 151.215
Vastgoed 0 0 0 0 0
Aandelen 0 0 0 77.507 77.507
Vastrentende waarden 0 0 0 81.246 81.246
Overig 0 0 0 11 11
Per 31 december 2015 0 0 0 158.764 158.764
Tabel 7; Beleggingen op basis van waarderingsmethode
71
Voor de bij de bepaling van de waardering van de beleggingen gehanteerde uitgangspunten wordt
verwezen naar paragraaf 2 ‘Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling’.
De samenstelling van het vastgoed is als volgt:
Vastgoed 2015 2014
EUR EUR
Indirect vastgoed bestaande uit:
- Top TKP Pensioen Real Estate Fonds 0 4.692
Totaal 0 4.692
Tabel 8; Samenstelling vastgoed
De samenstelling van de aandelen is als volgt:
Aandelen 2015 2014
EUR EUR
Aandelenbeleggingsfondsen bestaande uit:
- AeAM World Equity Fund (EUR) 72.718 65.449
- TKP Top MM Emerging Markets Fund 4.789 4.091
Totaal 77.507 69.540
Tabel 9; Samenstelling aandelen
De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt:
Vastrentende waarden 2015 2014
EUR EUR
- Obligatiebeleggingsfondsen bestaande uit:
- AEAM ABS Fund 7.983 3.872
- AEAM Core Eurozone Government Bond Fund 36.976 42.846
- AEAM European Credit Fund 28.770 30.253
- AEAM Global High Yield Fund (EUR) 7.517 0
Totaal 81.246 76.971
Tabel 10; Samenstelling vastrentende waarden
Overige 2015 2014
EUR EUR
Debiteuren depot VNU2 9 10
Liquide middelen depot VNU2 2 2
Totaal 11 12
Tabel 11; Samenstelling overige beleggingen
Overige toelichting
Door het Fonds wordt niet belegd in premie bijdragende (aangesloten) ondernemingen.
Door het Fonds zijn er geen effecten in bruikleen gegeven. Binnen de beleggingsfondsen is wel
sprake van het uitlenen van effecten.
72
4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
2015 2014
EUR EUR
Garantiecontracten met beleggingsdepot 427.930 431.962
Vordering technisch resultaat 836 297
Totaal 428.766 432.259
Tabel 12; Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Met ingang van 1 januari 2015 is een nieuwe overeenkomst tot verzekering, pensioenadministratie en
vermogensbeheer gesloten met AEGON Levensverzekering N.V. Deze nieuwe overeenkomst is
getekend op 12 mei 2016.
De belangrijkste aanpassingen in het nieuwe contract betreffen:
Overgang van tarief Collectief 2003 naar Tarief 2011 heeft geleid tot een reserveverzwaring per
1 januari 2015, van EUR 29.400. Hierdoor vindt jaarlijks aftrek plaats op de rentewinst delende
reserve ultimo kalenderjaar. Deze aftrek verloopt als volgt: voor de tot 1 januari 2015
opgebouwde pensioenaanspraken worden de kasstromen op de grondslagen van de huidige
overeenkomst en op de grondslagen van de vervangen overeenkomst berekend. De aftrek wordt
berekend door het verschil van de kasstromen contant te maken op een rentevoet van 4%.
Voor de vaststelling van de omvangskorting kosten vermogensbeheer worden de belegde
vermogens van de depots van VNU1 en VNU2 samengeteld en wordt de korting verdeeld over
beide depots op basis van de verhouding van het belegde vermogen in de depots.
Het mutatieoverzicht voor het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is als volgt:
2015 2014
EUR EUR EUR
Stand per 1 januari 431.962 389.221 Pensioenopbouw 1.331 470 Toeslagen 152 990 Rentetoevoeging 685 1.432 Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen -21.038 -20.734 Wijzigen marktrente 14.504 58.969 Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten 0 -112 Wijzigingen actuariële uitgangspunten 0 -838 Overige wijzigingen 334 2.564 Totaal mutatie -4.032 42.741
Stand per 31 december 427.930 431.962
Tabel 13; Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorzieningen
De overige wijzigingen hebben vooral betrekking op resultaat op sterfte (EUR 604) en overige
mutaties (EUR – 270)..
73
De herverzekeraar heeft de volgende beleggingen aangehouden in een gesepareerd beleggingsdepot ter dekking van de VPV (depot VNU1).
Vastgoed Aandelen
Vastrentend
e waarden Overige Totaal Stand per 31 december 2014 14.900 47.086 248.736 -4.002 306.720
Aankopen/verstrekkingen 0 3.749 17.062 0 20.811
Verkopen/aflossingen 0 -6.081 -28.002 0 -34.083
Overige mutaties (bank) 0 0 0 530 530
Herwaardering 1.342 1.325 -13.448 0 -10.781
Stand per 31 december 2015 16.242 46.079 224.348 -3.472 283.197 Tabel 14; Mutatieoverzicht beleggingen ter dekking van VPV depot VNU I ultimo 201 5
Vastgoed Aandelen
Vastrentende
waarden Overige Totaal
Stand per 1 januari 2014 15.228 48.065 235.669 -3.083 295.879
Aankopen/verstrekkingen 0 44.992 15.375 0 60.367
Verkopen/aflossingen -424 -53.294 -14.663 0 -68.381
Overige mutaties (bank) 0 0 0 -919 -919
Herwaardering 96 7.323 12.355 0 19.774 Stand per 31 december 2014 14.900 47.086 248.736 -4.002 306.720 Tabel 15; Mutatieoverzicht beleggingen ter dekking van VPV depot VNU I ultimo 2014
Naast deze beleggingen in het depot VNU I heeft het Fonds nog een voorwaardelijke vordering op
Aegon Levensverzekering N.V. in verband met versterking van de voorziening per 31 december 1989, 31 december 1994 en 1 januari 2010.
Deze vordering ultimo 2015 van EUR 25,9 miljoen (2014: EUR 26,5 miljoen) wordt geleidelijk
ingebracht in het depot.
Aangezien de som van de beleggingen en de voorwaardelijke vordering van EUR 309,1 (2014: EUR
332,2 miljoen) kleiner is dan het herverzekeringsdeel technische voorzieningen van EUR 427,9
(2014: EUR 432,0 miljoen) is de garantie van Aegon Levensverzekering N.V. ultimo 2015 EUR
118,8.
Vastgoed 2015 2014
De samenstelling van het vastgoed is als volgt: EUR EUR
Indirect vastgoed bestaande uit:
- Top TKP Pensioen Real Estate Fonds 16.242 14.900
Totaal 16.242 14.900
Tabel 16; Samenstelling depotbeleggingen vastgoed
Aandelen 2015 2014
De samenstelling van de aandelen is als volgt: EUR EUR
Aandelenbeleggingsfondsen bestaande uit:
- Aegon World Equity Fund (EUR) 46.079 47.086
Totaal 46.079 47.086
Tabel 17; Samenstelling depotbeleggingen aandelen
74
Vastrentende waarden 2015 2014
De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt: EUR EUR
- Obligatiebeleggingsfondsen bestaande uit:
- Aegon ABS Fund 14.359 15.764
- Aegon Core Eurozone Government Bond Fund 77.998 90.365
- Aegon European Credit Fund 74.979 80.553
- Aegon Global High Yield Fund (EUR) 15.235 15.263
- Aegon Hypotheken Fonds 43.796 45.621 41.777 46.791
Totaal 224.348 248.736
Tabel 18; Samenstelling depotbeleggingen vastrentende waarden
Overige 2015 2014
EUR EUR
Liquide middelen -3.472 -4.002
Totaal -3.472 -4.002
Tabel 19; Samenstelling depotbeleggingen overige beleggingen
Overige toelichting
Door het Fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.
Door het Fonds zijn er geen effecten in bruikleen gegeven. Binnen de beleggingsfondsen is wel
sprake van het uitlenen van effecten.
75
5. Vorderingen en overlopende activa
2015 2014
EUR EUR
Vordering op verzekeringsmaatschappijen (overrentedeling) 6.433 9.029
Vordering op verzekeringsmaatschappijen (Rekening Courant) 0 1.151
Vordering op werkgever 1.712 678
Vordering op deelnemers -2 8
Overlopende activa 0 576
Totaal 8.143 11.442
Tabel 20; Vorderingen en overlopende activa
Een toelichting op de overrentedeling 2015 is opgenomen in paragraaf 15. De vorderingen en
overlopende activa hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
6. Overige activa
2015 2014
EUR EUR
Liquide middelen 136 20
Totaal 136 20
Tabel 21; Overige activa
7. Stichtingskapitaal en reserves
Algemene
reserve
Reserve
technisch
resultaat
Reserve
excasso Totaal
EUR EUR EUR EUR
Stand per 31 december 2013 83.441 1.026 -370 84.097
Uit bestemming saldo van baten en lasten 19.597 -730 -248 18.619
Stand per 31 december 2014 103.038 296 -618 102.716
Uit bestemming saldo van baten en lasten10 5.053 -296 618 5.375
Stand per 31 december 2015 108.091 0 0 108.091
Tabel 22; Stichtingskapitaal en reserves
Stichting Pensioenfonds VNU had tot en met 31 december 2014 zowel een voorziening voor
excassokosten als een reserve voor excassokosten. De voorziening excassokosten die het pensioenfonds in eigen beheer heeft wordt vastgesteld als 0,5% van de herverzekerde voorziening (als
aanvulling op de 1,5% van Aegon) en 2% van de eigen beheer voorziening. De werkgever betaalt in de
premie een opslag voor excassokosten over de pensioenopbouw in dat jaar.
10
Na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten.
76
Vóór de invoering van het FTK in 2007 werden de fluctuaties van de voorziening excassokosten in
rekening gebracht bij de werkgever. Omdat vanaf de invoering van het FTK in 2007 de voorziening
niet alleen wijzigt door nieuwe pensioenopbouw maar ook door andere oorzaken zoals
renteveranderingen en grondslagwijzigingen, heeft het pensioenfonds vanaf dat moment besloten om
de mutatie in de excassovoorziening niet langer in rekening te brengen bij de werkgever maar via de Staat van baten en lasten te laten lopen. Daarmee kwam deze mutatie vanaf dat moment voor rekening
van het pensioenfonds en in het winst (of verlies-) saldo terecht. Het winst (of verlies-) saldo wordt
toegevoegd (c.q. onttrokken) aan de reserves. Met het creëren van een excassoreserve bleef het saldo
dat binnen de totale reserve betrekking heeft op de (cumulatieve) mutaties in de voorziening
excassokosten zichtbaar. Bij een toename van de voorziening excassokosten daalt de reserve excassokosten met hetzelfde bedrag en vice versa.
Het afzonderlijk administreren van de excassoreserve heeft alleen nut als de mutatie in de voorziening
excassokosten (op enig moment) volledig in rekening wordt gebracht bij de werkgever. Dit is in de huidige financiële opzet echter niet aan de orde. De werkgever betaalt immers via de kostendekkende
premie al een opslag voor excassokosten. Daarom wordt de excassoreserve niet langer afzonderlijk
geadministreerd en is deze per 1 januari 2015 opgegaan (gesaldeerd) met de algemene reserve.
De totale reserve verandert niet. Het samenvoegen van de reserves heeft derhalve geen invloed op de
(beleids)dekkingsgraad. Ook de voorziening excassokosten verandert niet door het samenvoegen van
de twee reserves.
Solvabiliteit/dekkingsgraad
2015 2014
EUR EUR
Minimaal vereist eigen vermogen (3,4%; 2014: 3,4%) 16.618
16.710
Vereist eigen vermogen (3,4%; 2014: 3,4%)11 16.618 16.710
Tabel 23; Solvabiliteit
Het minimaal vereist eigen vermogen is bepaald conform artikel 11 van het Besluit FTK
pensioenfondsen en bedraagt 3,4% van de totale technische voorzieningen.
De vermogenspositie van het Fonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Voor
de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model.
2015 2014
% %
Nominale dekkingsgraad 122,3 121,0
Beleidsdekkingsgraad 121,4 n.v.t.
Tabel 24; Nominale dekkingsgraad en beleidsdekkingsgraad
De nominale dekkingsgraad is als volgt berekend:
De verhouding tussen het pensioenvermogen (stichtingskapitaal, reserves en technische voorzieningen)
en de technische voorzieningen.
De beleidsdekkingsgraad wordt bepaald als het gemiddelde van de laatste 12 dekkingsgraden per
maandeinde
11
Het vereist eigen vermogen wordt gesteld op de hoogste waarde van: -Vereist eigen vermogen in evenwichtssituatie (op basis van verplichtingen)
-Minimum vereist eigen vermogen
77
8. Technische voorzieningen
2015 2014
EUR EUR
Voorziening pensioenverplichtingen 480.403 486.815
Overige technische voorzieningen 4.482 3.225
Totaal 484.885 490.040
Tabel 25; Technische voorzieningen
De overige technische voorzieningen betreft een excasso-voorziening (EUR 3.157) en een voorziening toekomstige garantiekosten en vermogensbeheerkosten (EUR 1.325)
Het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichtingen is
als volgt: 2015 2014
EUR EUR
Stand per 1 januari 486.815 442.205
Pensioenopbouw 1.331 470
Toeslagen 2.007 3.471
Rentetoevoeging 767 1.618
Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen -25.885 -25.704
Onttrekkingen voor pensioenkosten -204 -206
Wijzigen marktrente 15.356 63.718
Wijzigingen actuariële uitgangspunten -1 -1.680
Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten 0 -116
Overige wijzigingen 217 3.039
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen -6.412 44.610
Stand per 31 december 480.403 486.815
Tabel 26; Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen
Per balansdatum zijn alle uit de pensioenregelingen voortvloeiende aanspraken of rechten van deelnemers in de berekening van de pensioenverplichtingen meegenomen.
De voorziening pensioenverplichtingen daalt hoofdzakelijk door de vrijval van de
pensioenuitkeringen en de pensioenkosten, die betrekking hebben op 2015.
De voorziening pensioenverplichting is daarnaast gestegen als het gevolg van de daling van de
rentetermijnstructuur en de twee schattingswijzigingen zoals toegelicht in paragraaf 2.
De indexatie per 1 januari 2016 is inbegrepen in de voorziening per 31 december 2015.
Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.
78
Het mutatieoverzicht van de voorziening voor toekomstige
uitvoeringskosten (Excasso) is als volgt: 2015 2014
EUR EUR
Stand per 1 januari 3.225 2.977
Pensioenopbouw 7 2
Toeslagen 38 54
Rentetoevoeging 5 11
Onttrekking voor pensioenuitkeringen -204 -206
Wijziging marktrente 88 385
Wijzigingen actuariële uitgangspunten 1 -33
Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten 0 -1
Overige wijzigingen -3 36
Totaal Mutatie overige technische voorzieningen -68 248
Stand per 31 december 3.157 3.225
Tabel 27; Mutatieoverzicht voorziening voor toekomstige uitvoeringskosten (Excasso)
Het mutatieoverzicht van de voorziening voor toekomstige
garantie- en vermogensbeheerkosten is als volgt: 2015 2014
EUR EUR
Stand per 1 januari 0 0
Premie voor toekomstige garantie- en beheerkosten 1.348 0
Rentetoevoeging 2 0
Wijziging marktrente -25 0
Totaal Mutatie overige technische voorzieningen 1.325 0
Stand per 31 december 1.325 0
Tabel 28; Mutatieoverzicht van de voorziening voor toekomstige garantie- en vermogensbeheerkosten
In het vanaf 1 januari 2015 verlengde garantiecontract met Aegon Levensverzekering N.V. is de
bepaling opgenomen dat het Fonds ook na beëindiging van het contract nog garantiekosten over de
voorziening opgebouwd onder het herverzekeringscontract vanaf 2015 en de vaste
vermogensbeheerkosten verschuldigd is. Als gevolg hiervan heeft het bestuur besloten om aanvullend een voorziening voor toekomstige garantiekosten op te nemen. Deze voorziening dient om de garantie-
en vermogensbeheerkosten voor langere periode te kunnen blijven dekken. Het opnemen van deze
voorziening per 31 december 2015 betekent een extra last in 2015 van EUR 1.325.
79
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt
samengesteld:
Specificatie technische voorzieningen per 31 december
2015 2014
1. Voorzieningen voor risico fonds
Actieven en arbeidsongeschikten 140 135
Slapers 745 246
Pensioengerechtigden 51.587 54.472
Overige onderdelen voorziening voor risico fonds 4.483 3.225
Totaal voorziening voor risico fonds 56.955 58.078
2. Voorzieningen afgedekt door garantiecontract
Actieven en arbeidsongeschikten 18.609 18.565
Slapers 127.904 130.678
Pensioengerechtigden 281.417 282.718
Totaal voorziening afgedekt door garantiecontract 427.930 431.962
Totale technische voorzieningen 484.885 490.040
Tabel 29; Voorziening pensioenverplichtingen gesplitst naar categorie deelnemer
80
9. Overige schulden en overlopende passiva
2015 2014
EUR EUR
Belastingen en premies sociale verzekeringen 504 523
Overige schulden 34 171
Schulden uit hoofde van herverzekering 1.679 1.486
Overlopende passiva 616 0
Totaal 2.833 2.180
Tabel 30; Overige schulden en overlopende passiva
Overige schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.
10. Risicobeheer
In deze paragraaf wordt uitsluitend het risicobeheer voor de beleggingen in eigen beheer
weergegeven. Het doorkijkprincipe is gehanteerd behalve voor beleggingsfondsen die niet
door Aegon worden beheerd.
Solvabiliteitsrisico
Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan
geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende
solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.
Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het
Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke
normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich
negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers
moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele verhoging van
opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:
2015 2014
% %
Beginstand dekkingsgraad 121,0 118,9
Premieresultaat 0,3 0
Beleggingsresultaat en benodigde intrest 0,2 4,0
Uitkeringen 0,3 0,3
Toeslagen of korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten -0,5 -0,9
Wijziging marktrente -0,2 -1,4
Wijziging actuariële grondslagen / Overige 1,2 0,1
Eindstand dekkingsgraad 122,3 121,0
Tabel 31; Mutatieoverzicht dekkingsgraad
Binnen de wijziging actuariële grondslagen / overige is het effect van de herverzekering opgenomen.
81
Toetswaarde
Hieronder wordt het maximaal verwachte verlies in het komend jaar bepaald. Op basis van de
standaardtoets van het FTK en de werkelijke asset mix per ultimo boekjaar levert dit per
risicocategorie de volgende bedragen op:
2015 2014
EUR EUR
Verwacht verlies:
S1 Renterisico 89 172
S2 Risico zakelijke waarden 26.319 21.674
S3 Valutarisico 5.808 1.544
S4 Grondstoffenrisico 0 0
S5 Kredietrisico 4.662 801
S6 Verzekeringstechnisch risico 1.598 1.623
S10 Actief beheerrisico 1.968 0
Totaal maximum verwacht verlies (conform DNB wortelformule) 29.657 21.890
Tabel 32; Toetswaarde
Het vereist eigen vermogen (conform de standaard toets van het FTK betreffende de strategische
evenwichtssituatie) heeft zich als volgt ontwikkeld:
2015 2014
EUR EUR
Technische voorzieningen volgens jaarrekening 484.885 490.040
Buffers
S1 Renterisico 726 785
S2 Risico zakelijke waarden 9.924 8.427
S3 Valutarisico 2.549 645
S4 Grondstoffenrisico 0 0
S5 Kredietrisico 2.147 359
S6 Verzekeringstechnisch risico 1.598 1.623
S10 Actief beheerrisico 931 0
Totaal S (vereiste buffers) = √(S1²+S2²+2*0,5*S1*S2+S3²+S4²+S5²+ S6²+ S10²) 11.911 9.024
Vereist eigen vermogen (art. 132 Pensioenwet) 11.911 9.024
Minimaal vereist eigen vermogen 16.618 16.710
Vereist eigen vermogen 11.911 16.710
Aanwezig vermogen (Totaal activa – verplichtingen) 108.091 102.716
Surplus/tekort 96.180 86.006
Tabel 33; Vereist eigen vermogen
Actief beheerrisico (S10) Het risico van afwijkende posities in de beleggingsmix ten opzichte van de
strategische beleggingsmix.
Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe.
82
Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie.
Beleid en risicobeheer
Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van
deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:
het beleggingsbeleid;
het premiebeleid;
het herverzekeringsbeleid;
het toeslagbeleid.
De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van
te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt
onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van
de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in
diverse economische scenario’s.
De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te
stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De
beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Deze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste
(beleggings-)risico’s: marktrisico’s. De beleggingsrisico’s die resteren worden bepaald door de
beleggingsdoelstellingen van het Fonds. Hierbij geldt dat er sprake is van een uitruil tussen verwacht
beleggingsrendement en beleggingsrisico.
In de hierna volgende toelichtingen op de risico’s van de beleggingen is een ‘doorkijkmethode’
toegepast. Dit betekent dat naar het risicoprofiel van de beleggingen binnen de door Aegon, of door
aan Aegon gelieerde partijen, beheerde beleggingsfondsen is doorgekeken, in plaats van uitsluitend te
kijken naar de participaties in de beleggingsfondsen. Indien belegd wordt in extern beheerde beleggingsfondsen, is de doorkijkinformatie niet beschikbaar.
Marktrisico
Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, het valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het
beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse
basis beheerd door Aegon Investment Management B.V. in overeenstemming met de aanwezige
beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico
Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt
veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij
waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle
wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat.
Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie.
83
De segmentatie van de totale beleggingen (exclusief overige beleggingen) in het depot VNU2 naar
regio is als volgt:
2015 2014
EUR % EUR %
Verenigde Staten 36.910 23 33.834 22
Nederland 28.899 18 15.178 10
Duitsland 17.526 11 17.601 12
Frankrijk 15.222 10 17.157 11
Verenigd Koninkrijk 9.451 6 12.108 8
Japan 5.623 4 4.412 3
Overige landen 38.994 24 45.670 30
Extern beheerde beleggingsfondsen 6.128 4 5.254 4
Totaal 158.753 100 151.215 100
Tabel 34; Segmentatie totale beleggingen naar regio
De segmentatie van de totale beleggingen (exclusief overige beleggingen) in het depot VNU2 naar
sectoren is als volgt:
2015 2014
EUR % EUR %
Basismaterialen 4.007 3 3.720 2
Cyclische consumentengoederen 10.533 7 8.920 6
Energie 3.832 2 7.017 5
Financiële instellingen 33.668 21 31.955 21
Gezondheidszorg 7.795 5 6.994 5
Industrie 8.598 5 9.995 7
Niet-cyclische consumentengoederen 14.200 9 8.655 6
Nutsbedrijven 4.392 3 4.265 3
Overheid 35.919 23 42.187 28
Informatie technologie 6.860 4 9.370 6
Telecommunicatie 5.449 3 6.700 4
Overige sectoren 17.372 11 6.183 4
Extern beheerde beleggingsfondsen 6.128 4 5.254 3
Totaal 158.753 100 151.215 100
Tabel 35; Segmentatie totale beleggingen naar sector
84
Valutarisico
Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 12% (2014: 16%) van
de beleggingsportefeuille. De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse Dollar en de Hong
Kong dollar. Binnen de beleggingsportefeuille is het valutabeleid als volgt:
Binnen de vastrentende portefeuille wordt volledig belegd in beleggingsfondsen van Aegon. Binnen
deze beleggingsfondsen worden niet-euro obligaties afgedekt naar euro waardoor het valutarisico
binnen deze beleggingscategorie volledig is afgedekt. Binnen aandelen en vastgoedbeleggingen werden valuta's in principe niet afgedekt naar euro waardoor deze zijn blootgesteld aan valutarisico.
Vanaf najaar 2014 zijn ook de grootste valuta risico’s op aandelen afgedekt, zoals USD, JPY en GPB.
In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste valutaposities ultimo 2015 weergegeven. Hier is rekening gehouden met de exposurewaarde van eventuele valutaderivaten.
2015 EUR
2014 EUR
EUR 152.785 139.797
USD -5.008 2.403
Hong Kong dollar 4.466 5.283
Britse Pond 7.596 668
Overige 13.965 17.708
Totaal 173.804 165.859
Tabel 36; Valutaposities van de beleggingsportefeuille
In 2015 is het valutarisico voor Total Return Swaps binnen de aandelenportefeuille, op doorkijkbasis
opgenomen, in bovenstaande tabel. De vergelijkende cijfers over 2014 zijn dienovereenkomstig
aangepast.
Renterisico
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De
rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van duration. De duration is de verwachte
procentuele waardeverandering als gevolg van een wijziging van de rente met 1 procentpunt:
Balanswaarde 31 dec. 2015 31 dec. 2014
EUR Duration van de vastrentende waarden 81.246 5,3 6,1 Duration van de VPV – eigen beheer 56.955 8,1 7,9
Tabel 37; Duration
Op de balansdatum is de duration van de beleggingen korter dan de duration van de verplichtingen.
Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Echter, door de relatief grote
omvang van de vastrentende waarden (EUR 8 1 , 0 miljoen) ten opzichte van de VPV in eigen
beheer (EUR 56,9 miljoen) blijft de verandering van de dekkingsgraad als gevolg van
renteveranderingen beperkt. Het Fonds heeft dan ook besloten deze duration-mismatch niet actief af te dekken.
85
De samenstelling van de beleggingen in depot VNU2 naar looptijd is als volgt:
2015 2014
EUR % EUR %
Resterende looptijd korter dan een jaar 10.682 7 11.966 8
Resterende looptijd 1-5 jaar 24.066 15 21.518 14 Resterende looptijd 6-10 jaar 33.781 21 35.067 23 Resterende looptijd langer dan 10 jaar 19.127 12 11.864 8 Niet rentedragende instrumenten 64.970 41 65.546 43 Extern beheerde beleggingsfondsen 6.128 4 5.254 4
Totaal 158.754 100 151.215 100
Tabel 38; Segmentatie totale beleggingen naar looptijd
Kredietrisico
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan
onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s
worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden
aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel
van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het
Fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt.
Beheersing van dit risico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het
Fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten
waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert.
In het algemeen kan worden gesteld dat het kredietrisico toeneemt bij vastrentende beleggingen met
een rating lager dan AAA/AA en bij vastrentende beleggingen in debiteuren van opkomende
economieën. De verdeling van de beleggingen in het depot VNU2 naar regio en sector zijn
opgenomen in tabel 34 en tabel 35.
De kredietwaardigheid van de debiteuren binnen de vastrentende beleggingen van het depot VNU2 wordt gemeten door rating agencies.
In onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen over de verschillende
rating classes weergegeven per ultimo 2015 en 2014:
2015 2014
EUR % EUR %
AAA 24.260 15 26.764 17
AA 27.779 17 22.299 14
A 12.969 8 14.942 10
BBB 15.942 10 14.960 10
Overig 0 0 726 0
Geen rating 12 80.298 50 76.305 49
Totaal 161.248 100 155.996 100
Tabel 39; Segmentatie totale beleggingen naar kredietwaardigheid
12
Dit betreft Overige financiële instrumenten (EUR 74.170) en Externe beleggingsfondsen (EUR 6.128). De
overige financiële instrumenten betreffen beleggingen waar geen kredietrisico voor geldt zoals aandelen, vastgoedbeleggingen e.d.
86
In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de
kredietwaardigheid van de uitgevende instelling. Een A, AA of AAA rating geeft een goede tot
uitstekende kredietwaardigheid aan. Bij een Rating van BBB en lager neem het risico op default toe.
Het totaal kredietrisico wijkt af van de marktwaarde van de portefeuille als gevolg van het gebruik van
kredietderivaten (Credit Default Swaps). Met kredietderivaten wordt het kredietrisico op een tegenpartij
afgedekt, of kan juist extra kredietrisico op een tegenpartij worden genomen. Voor de berekening van
het totaal kredietrisico in bovenstaand overzicht is rekening gehouden met de onderliggende waarde (exposure waarde) van de kredietderivaten in plaats van de marktwaarde van deze derivaten. Hiermee
wordt een beter inzicht gegeven in het totaal kredietrisico van de portefeuille.
De herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V. garandeert het renterisico en het
langlevenrisico voor wat betreft de verplichtingen in depot VNU I. De rating van Aegon is sinds 19 augustus 2012 weer AA-. Het Fonds heeft besloten om, gezien de goede kredietwaardigheid van
Aegon Levensverzekering N.V., geen afslag en geen extra vereist eigen vermogen in de jaarrekening
ultimo 2015 op te nemen.
Liquiditeitsrisico
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn
verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen
(solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities kan dit risico worden
beheerst. Er dient hierbij eveneens rekening te worden gehouden met de directe
beleggingsopbrengsten en andere inkomsten.
Ultimo 2015 zijn er meer dan voldoende beleggingen vastrentende waarden, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van
geldmiddelen te financieren.
Verzekeringstechnische risico’s
De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico
dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichting. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen
niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Deze verwachting is gebaseerd op de gehanteerde
Prognosetafel AG 2014 van het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) waarop correctiefactoren op
de sterftekansen zijn toegepast.
Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk een
nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het Fonds geen voorzieningen zijn getroffen.
Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor
premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen
(“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil
tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. Het Fonds heeft het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. Met de herverzekeraar
is resultatendeling overeengekomen.
87
Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling wordt in het resultaat verantwoord in de periode
waarop het betrekking heeft. Ultimo 2014 bestaat het recht op technische winstdeling, EUR 297. Deze
technische winstdeling is in verband met het expireren van het herverzekeringscontract in 2015
uitgekeerd.
Ultimo 2015 is het Technisch resultaat EUR 1.672, bestaat het recht op technische winstdeling, EUR
836. De huidige winstdelingsperiode is gestart op 1 januari 2015 en loopt tot 1 januari 2020. Is het saldo van
de opgerente resultaten aan het einde van deze periode positief, dan wordt 50% van dit saldo aan het
Fonds uitgekeerd. Een eventueel negatief saldo kom voor rekening van AEGON.
Toeslagrisico
Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om de pensioenen met toeslagen te verhogen. De mate
waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement,
looninflatie en demografie. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk.
Concentratierisico
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke
posten hieronder vallen, moeten alle beleggingen met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke debiteur die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Het fonds
heeft, bij toepassing van het doorkijkprincipe, geen debiteuren die meer dan 2% van het balanstotaal
uitmaken.
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en
passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in
regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector
gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s
Operationeel risico
Het operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s
worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij
de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen, controles
en kwaliteit geautomatiseerde systemen. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het
bestuur.
Systeemrisico
Het systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten)
niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is
dit risico voor het Fonds niet beheersbaar.
11. Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen
Het Fonds heeft vanaf 2014 een uitbestedingsovereenkomst voor de pensioenadministratie,
afgesloten met Aon Hewitt voor een looptijd van 3 jaar. De vergoeding bedraagt circa EUR 256 per
jaar.
88
12. Premiebijdragen van werkgever en werknemers
2015 2014
EUR EUR
Werkgeversgedeelte 2.187 367
Werknemersgedeelte 381 103
Doorbelaste kosten 1.247 1.335
Doorberekende VUT/ZKV 0 112
Totaal 3.815 1.917
Tabel 40; Specificatie premiebijdragen van werkgever en werknemers
De premiebijdragen van de werkgever zijn in 2015 gestegen ten opzichte van 2014. Dit wordt
veroorzaakt doordat de premie in 2015 zowel een component bevat voor de opbouw van de
voorziening excassokosten als voor de voorziening toekomstige garantiekosten (EUR 1.325).
De doorberekende VUT/ZKV-kosten zijn eind 2014 gestopt omdat de VUT-uitkering van de
betreffende deelnemer in augustus 2014 is beëindigd door het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd. Er hebben in 2015 geen VUT-uitkeringen meer plaatsgevonden.
De doorbelaste kosten betreffen de pensioenuitvoeringskosten (EUR 851) en de diverse kosten van de
die worden vergoed aan AEGON (EUR 484).
Er vindt sinds 2015 een restitutie plaats van de vrijval van de Excasso voorziening.
2015 2014
EUR EUR
Kostendekkende/gedempte premie 3.815 1.606
Feitelijke premie 3.815 1.805
Tabel 41; Overzicht premietoets
De kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme bedraagt voor boekjaar 2015 3.815 en is in onderstaande tabel nader gespecificeerd.
Specificatie kostendekkende premie 2015 2014
Component EUR EUR
Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor
risico fonds 1.285 444
Spaarbijdragen voor risico deelnemer 0 0 In premie begrepen bedrag voor directe kosten 1.247 1.335 In premie begrepen bedrag voor toekomstige kosten 6 2
Premies risico herverzekering 0 0 Premies bestem d voor voorwaardelijke toeslagverlening 0 0
Premiebedrag voor garantiecontract 5 15 Benodigd voor voorziening toekomstige garantiekosten 1.386 0 Benodigde s olvabiliteitsopslag 91 16
Vrijval excasso kosten -205 -206
Totale (gedempte) premie 3.815 1.606
Tabel 42; Specificatie kostendekkende premie
89
De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van de regels van het nieuwe FTK.
De benodigde solvabiliteitsopslag wordt berekend over de actuariële premie voor de
onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, inclusief de herverzekerings pre m ies . De
gehanteerde solvabiliteitsopslag bedraagt 3,4%.
Met ingang van 2012 staat DNB een herverzekerd pensioenfonds toe om de premie, die met de
herverzekeraar is overeengekomen, te beschouwen als onderdeel van de kostendekkende premie die
actuarieel nodig is in verband met de aangroei van verplichtingen. Hierdoor is met ingang van 2012
de kostendekkende premie gelijk aan de gedempte premie.
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord.
13. Baten uit hoofde van herverzekering
2015 2014
EUR EUR
Aandeel in het technisch resultaat herverzekeraar 836 -730
Uitkeringen herverzekering 20.350 20.148
Totaal 21.186 19.418
Tabel 43; Baten uit hoofde van herverzekering
14. Beleggingsresultaten
2015 2014 EUR EUR Directe beleggingsopbrengsten
Vastgoed 82 113
Aandelen -428 2.855
Vastrentende waarden 0 1.465
-346 4.433 Indirecte beleggingsopbrengsten
Aandelen herwaardering 1.464 7.955
Vastrentende waarden herwaardering 1 5.742
Overige beleggingen herwaardering 27 0
Vastgoedbeleggingen herwaardering 82 30
Saldo herwaarderingsresultaten 1.574 13.727
Af: kosten toegerekend aan de beleggingen
Advieskosten vermogensbeheer 8 16
Restitutie beheerfee depot 2 -21 -66
-13 -50
Totale beleggingsopbrengsten 1.241 18.210
Tabel 44; Beleggingsresultaten voor risico Fonds
Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee
onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Het fonds heeft zodoende geen betrouwbaar inzicht
in de transactiekosten per beleggingscategorie. De beheerkosten zijn onderdeel van de koers van de
fondsen en daarmee het resultaat. De beheerkosten worden dus niet apart in de rekening van baten en
lasten vermeld en kunnen derhalve ook niet betrouwbaar toegerekend worden aan de beleggingscategorieën.
90
De kosten vermogensbeheer bestaan uit:
Beheerkosten: alle doorlopende kosten die aan de beleggingsfondsen worden toegerekend zoals
vaste beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant, advies etc.). De beheerkosten
worden ingehouden op de fondsen en zijn onderdeel van de koers van de fondsen en daarmee van
het resultaat. De beheerkosten zijn berekend op basis van de Ongoing Charges Figure (OCF) van
de beleggingsfondsen. De OCF is een maatstaf voor doorlopende kosten die aan het beleggingsfonds toegerekend worden. De beheerkosten worden niet apart in de rekening van
baten en lasten vermeld.
Indien van toepassing, performance gerelateerde kosten. De performance gerelateerde kosten zijn
berekend aan de hand van de prestatievergoeding van de hierbij behorende beleggingsfondsen.
Transactiekosten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.
Overige vermogensbeheerkosten die niet aan een specifieke beleggingscategorie zijn toe te
bedelen:
o Kosten advies vermogensbeheer (Aon Hewitt en onafhankelijk lid beleggingscommissie).
o Eventuele vaste vergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille en de omvangskortingen, die het Fonds in depot VNU1 en depot VNU2 in het boekjaar
terugontvangt. De omvangskortingen worden in mindering gebracht op de kosten.
o Kosten voor specifieke diensten en rapportages.
15. Overige baten
2015 2014
EUR EUR
Incidentele resultaten 123 113
Overrente 6.433 9.029
Totaal 6.556 9.142
Tabel 45; Overige baten
De post overrente in 2015 betreft het positieve intrestresultaat van Aegon EUR 6.566 onder aftrek van EUR 133 vermogensbeheerkosten. De berekening van de totale overrente wordt toegelicht onder
overige gegevens in dit jaarverslag.
16. Pensioenopbouw
Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is
het effect op de voorziening pensioenverplichting van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de
individuele salarisontwikkeling. Vanaf primo 2015 houdt het fonds een voorziening aan voor
toekomstige garantiekosten en toekomstige vermogensbeheerkosten. Deze voorziening dient om de
garantie- en vermogensbeheerkosten te kunnen blijven dekken bij het onverhoopt wegvallen van de
sponsor. De dotatie voor deze voorziening (EUR 1.325) is in deze mutatie opgenomen.
17. Toeslagverlening
Het Fonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks
aan te passen met het indexcijfer CAO-lonen. Het Fonds streeft er tevens naar de ingegane
pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de
ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagen hebben een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat
geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en zo ja in hoeverre in de toekomst verhoging door toeslagen kan plaatsvinden. Ten aanzien van inhaalindexatie geldt dat er alleen wordt
gecompenseerd voor vanaf 1 januari 2015 (aanvang nFTK) ‘misgelopen’ indexatie. Zie voor een
toelichting op het indexatiebeleid ook paragraaf 3.4 van het bestuursverslag.
91
Indexatie per 1 januari 2015 en 1 januari 2016
Rekening houdend met de goede financiële positie van het pensioenfonds, de regels van
toekomstbestendig indexeren, de haalbaarheid van de indexatieverlening op de lange termijn en de
lage inflatie heeft het bestuur van het Fonds in december 2015 besloten om de indexatie per 1 januari
2016 vast te stellen op 100% van de loon/prijsindices.
Dit heeft per 1 januari 2016 geleid tot de volgende verhoging van de opgebouwde pensioenen:
Actieven NMR 1,52% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)
Actieven overig 1,33% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015) Inactieven NMR 0,27% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)
Inactieven overig 0,41% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015)
Alle indexaties zijn financieel in het boekjaar 2015 verwerkt. Op basis van de uitvoerings-
overeenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds zal het Fonds de lasten van deze indexaties voor zijn
rekening nemen.
In verband met de harmonisatie van het indexatiebeleid geldt voor actieve deelnemers NMR eenmalig een verlengde referentieperiode.
Per 1 januari 2015 zijn de opgebouwde pensioenen als volgt verhoogd:
Actieven NMR 0,99% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014)
Actieven overig n.v.t. (betrof eindloonregeling)
Inactieven NMR 0,65% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014)
Inactieven overig 0,75% (referentieperiode oktober 2013 – oktober 2014)
Het besluit voor deze indexatie was in december 2014 reeds genomen. Deze indexaties zijn financieel
in het boekjaar 2014 verwerkt. Op basis van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds zijn ook de lasten van deze indexaties voor rekening van het Fonds gekomen.
18. Rentetoevoeging
De rentetoevoeging (1-jaarsrente) betreft de rentetoevoeging van de voorziening primo jaar. Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur primo boekjaar gehanteerd. Voor 2015 bedroeg
deze rente 0,16% (2014: 0,38%).
19. Onttrekking voor uitkeringen
Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de
voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening
betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de uitkeringen van de verslagperiode.
20. Onttrekking voor pensioenkosten
Er is een bedrag van EUR 204 vrijgekomen ten behoeve van de financiering van de kosten van de
verslagperiode.
21. Wijziging marktrente
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door
toepassing van de actuele rentetermijnstructuur, zoals voorgeschreven door DNB. De
rentetermijnstructuur ultimo 2015 kwam voor de verplichtingen van het Pensioenfonds overeen met een gemiddelde rente van 1,15%. Ultimo 2014 bedroeg de gemiddelde rente uit de
rentetermijnstructuur voor de verplichtingen van het Pensioenfonds 1,00% exclusief 3-
maandsmiddeling (inclusief 3-maandsmiddeling was dit 1,20%).
92
22. Wijziging actuariële uitgangspunten
Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten
behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. De waardering van de technische voorzieningen wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste
schattingen betreffen de bepaling van de levensverwachting, de fondsspecifieke ervaringssterfte en de
kostenopslag. Inherent aan schattingen is dat deze onnauwkeurigheid kunnen bevatten en
dienaangaande op een later moment op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden.
De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitkomen. Het Fonds
monitort jaarlijks de resultaten op langleven en kosten ter toetsing van de inschatting.
23. Overige wijzigingen
2015 2014
EUR EUR
Sterfte -188 657
Toekomstige garantiekosten en toekomstige vaste vermogensbeheerkosten 1.348 0
Mutaties 68 -146
Overige wijzigingen 334 2.564
Totaal 1.562 3.075
Tabel 46; Overige wijzigingen
De overige wijzigingen bestaan voor EUR 1.348 uit de last, die voortvloeit uit de vanaf primo 2015
aangehouden voorziening voor toekomstige garantiekosten en toekomstige vaste vermogensbeheerkosten.
De overige wijzigingen bestaan uit wijzigingen binnen het herverzekerd deel van de voorziening (EUR
334), die reeds zijn toegelicht in toelichting 4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen.
24. Wijziging herverzekeringsdeel technische voorziening
2015 2014
EUR EUR
Pensioenopbouw 1.331 -470
Toeslagen 152 -990
Rente toevoeging voorziening 685 -1.432
Onttrekking voorziening uitkeringen -21.038 20.734
Wijzigingen marktrente 14.504 -58.969
Wijzigingen actuariële grondslagen 0 838
Saldo waardeoverdrachten 0 112
Overige wijzigingen 334 -2.564
Totaal 4.032 -42.741
Tabel 47; Wijziging herverzekeringsdeel technische voorziening
93
25. Saldo overdrachten van rechten
2015 2014
EUR EUR
Inkomende waardeoverdrachten 0 0
Uitgaande waardeoverdrachten 2 103
Totaal 2 103
Tabel 48; Saldo overdrachten van rechten
Dit betreft de betaling of ontvangst van een pensioenfonds of pensioenverzekeraar aan de
nieuwe werkgever of vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken
van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.
26. Pensioenuitkeringen
2015 2014
EUR EUR
Ouderdomspensioen 18.531 18.465 Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 6.679 6.789
Wezenpensioen 10 18
Invaliditeitspensioen 0 -1 Overige uitkeringen 0 -6
Afkopen 68 0
Totaal 25.288 25.265
Tabel 49; Baten uit hoofde van herverzekering
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 462,88 (2014: EUR
458,06) per jaar overeenkomstig artikel 66 van de Pensioenwet.
27. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
2015
2014
EUR EUR
Bestuurskosten 176 137
Administratiekostenvergoeding 392 447
Accountantskosten 88 78
Advieskosten 102 125
Overige 47 64
Totaal 805 851
Tabel 50; Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
De pensioenuitvoerings- en administratiekosten (EUR 805) worden door de werkgever gedragen.
94
Accountantskosten 2015 2014
EUR EUR
Totaalbedrag aan honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening
(incl. jaarstaten en basisgegevens), uitgevoerd door EY
75 71
Totaalbedrag aan honoraria voor andere controleopdrachten, uitgevoerd door EY
41 36
Totaalbedrag aan honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein, uitgevoerd door EY
0 0
Totaalbedrag aan honoraria voor andere niet-controlediensten,
uitgevoerd door EY
0 0
116 107
Tabel 51; Honoraria EY
Van het totaalbedrag van EUR 88 aan accountantskosten heeft EUR 75 betrekking op onderzoek van
de jaarrekening en EUR 13 op overige controleopdrachten. Van het totaal aan kosten voor
jaarrekeningonderzoek heeft EUR 27 betrekking op de jaarrekeningcontrole van 2014.
Van het totaalbedrag van EUR 71 aan onderzoek van de jaarrekening in 2014 had EUR 11 betrekking op de jaarrekeningcontrole van 2013.
De honoraria voor andere controleopdrachten betreft in 2015 de controle van het verslag van het depot
VNU1 EUR 13 (2014: EUR 12) en actuariële certificeringswerkzaamheden door Ernst & Young
Actuarissen B.V. EUR 28 (2014: EUR 24). De kosten zijn dit boekjaar in rekening gebracht.
28. Overige lasten
2015 2014
EUR EUR
Premie herverzekering 2.447 1.729 Andere lasten 4 3 Totaal 2.451 1.732
Tabel 52; Overige lasten
29. Belastingen
De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennoot-
schapsbelasting.
30. Bezoldiging bestuur
Het verantwoordingsorgaan en het bestuur van het Fonds hebben leden, die niet in dienst zijn van
Nielsen of die niet op een andere wijze een financiële regeling hebben met Nielsen. Met ingang van
2005 krijgen deze ‘externe’ leden vergoedingen. Voor het jaar 2015 bedroegen deze vergoedingen
(bedragen in hele euro’s):
EUR 6.376,41 per jaar voor bestuursleden;
EUR 2.656,84 per jaar voor (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan en;
EUR 10.202,25 voor ‘extern’ bestuurslid tevens DB-lid.
Aan bestuursleden en (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan van het Fonds is EUR 28.269
uitbetaald in 2015 (2014: EUR 28.058). De lasten van deze vergoedingen worden gedragen door Nielsen.
95
31. Verbonden partijen
Het bestuur heeft de werkgever, de door de werkgever aangewezen aangesloten ondernemingen, de
bestuurders van de werkgever, de bestuurders van de aangesloten ondernemingen en de bestuurders
van het Fonds gekwalificeerd als verbonden partijen.
Voor de bezoldiging van de bestuurders van het Fonds wordt verwezen naar toelichting 30
‘bezoldiging bestuur’.
Ultimo 2015 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het Fonds.
Bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het Fonds.
Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de aangesloten werkgever met betrekking tot
de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten
werkgever zich jegens het Fonds bij overeenkomst (de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst) heeft
verbonden tot het betalen van de ingevolge de geldende ABTN verschuldigde pensioenpremie.
Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU Diemen, 22 juni 2016
M.J. Borkink …………………………
E.G.M. Penninx …………………………
M. van ’t Riet …………………………
M.J.B. Rutte …………………………
F.G.M. Wanschers …………………………
G.J. Wiss-Wegh …………………………
96
Overige gegevens
Resultaatbestemming
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de
statuten van het Fonds. Het bestuur heeft besloten tot de bestemming van het resultaat zoals verwerkt
in de jaarrekening 2015:
2015 2014
EUR
EUR
Toevoeging aan Algemene reserve 5.053 19.597
Toevoeging aan Reserve technisch resultaat -296 -730 Onttrekking aan Reserve excasso 618 -248 Resultaatbestemming 5.375 18.619
Tabel 53; Resultaatbestemming
Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen gebeurtenissen die aangemerkt worden als gebeurtenissen na balansdatum.
97
Actuariële verklaring
Opdracht
Door Stichting Pensioenfonds VNU te Diemen is aan Ernst & Young Actuarissen B.V.
de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2015.
Onafhankelijkheid
Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds VNU,
zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds.
Gegevens
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de
verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de technische
voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële
gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.
Afstemming accountant
Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming
plaatsgevonden over de werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het boekjaar. Voor
de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie als
geheel heb ik de materialiteit bepaald op € 6.000.000. Met de accountant ben ik overeengekomen om
geconstateerde afwijkingen boven € 300.000 te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en de
uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken.
Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole
onderzochte basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn
bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de
basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.
Werkzaamheden
Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid
zoals beschreven in artikel 147 van de Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.
De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb
aanvaard.
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of:
98
• de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen
toereikend zijn vastgesteld;
• de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten;
• het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-personregel.
Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het
pensioenfonds. Daarbij heb ik mij gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het
financieel beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten.
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en
gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen.
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan
aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet
De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is ten minste gelijk
aan de dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen.
Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds VNU is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat
moment aanwezige middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de
beoogde toeslagen beperkt zijn.
Amsterdam,
drs. C.D. Snoeks AAG
verbonden aan Ernst & Young Actuarissen B.V.
99
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds VNU
Verklaring over de jaarrekening 2015
Ons oordeel
Wij hebben de jaarrekening 2015 van Stichting Pensioenfonds VNU te Haarlem gecontroleerd.
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de
samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds VNU op 31 december 2015 en van het resultaat over 2015, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
De jaarrekening bestaat uit:
• de balans per 31 december 2015;
• de staat van baten en lasten over 2015;
• de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere
toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn
beschreven in de sectie Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening.
Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds VNU (hierna: de stichting) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder
hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis
voor ons oordeel.
Materialiteit
Materialiteit € 6,0 miljoen
Toegepaste benchmark 1% van het pensioenvermogen (afgerond), zijnde het totaal van de technische
voorzieningen en de reserves.
Nadere toelichting Wij hebben voor deze grondslag gekozen omdat dit het vermogen betreft dat de basis
vormt voor de berekening van de (beleids)dekkingsgraad. Voor het bepalen van het
percentage hebben wij gelet op de financiële positie van de stichting en de mate waarin de
beleidsdekkingsgraad zich rondom een kritische grens bevindt. Aangezien het fonds in een
situatie van een reserveoverschot zit hebben wij een percentage van 1% gehanteerd.
100
Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.
Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle
geconstateerde afwijkingen boven de € 0,3 miljoen rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.
De kernpunten van onze controle
In deze paragraaf beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze
controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.
Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke
oordelen over deze kernpunten.
Risico Onze controleaanpak
Ontwikkeling van de (beleids)dekkingsgraad
De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten aan
de hand van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad brengt de
verhouding tussen de (netto) activa en
pensioenverplichtingen tot uitdrukking en is daarmee een
graadmeter voor de financiële positie van een
pensioenfonds.
In 2015 is de beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd. Dit is de
gemiddelde dekkingsgraad van de twaalf maanden
voorafgaand aan het moment van vaststelling. De stichting is
wettelijk verplicht om de beleidsdekkingsgraad te hanteren
als basis voor bepaalde beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld
inzake indexatie en kortingen. Daarnaast is de
beleidsdekkingsgraad onder meer van belang om te bepalen
of de stichting voldoende buffers heeft.
Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in
aanmerking genomen risico is dat de (beleids)dekkingsgraad
niet juist wordt vastgesteld.
Door controle van de balans onderzoeken wij de
samenstellende delen van de dekkingsgraad.
De balans en daarmee de dekkingsgraad per 31 december
2015 hebben wij mede met gebruikmaking van de
werkzaamheden van de certificerend actuaris gecontroleerd.
Wij hebben de ontwikkelingen in de financiële positie van de
stichting beoordeeld op basis van het actuarieel rapport van
de certificerend actuaris en onze controle van de jaarcijfers.
Vanwege de gevoeligheid van schattingselementen hebben
wij specifiek aandacht besteed aan de waardering van de
niet-(beurs)genoteerde beleggingen en de waardering van
de technische voorzieningen. De werkzaamheden die wij in
dit kader hebben uitgevoerd zijn in de kernpunten hierna
beschreven.
Wij controleren geen andere maandelijkse dekkingsgraden
dan de dekkingsgraad ultimo boekjaar. Ten aanzien van
andere maandelijkse dekkingsgraden hebben wij de
navolgende toetsingswerkzaamheden verricht, die minder
zekerheid geven dan een controle van twaalf maand-
dekkingsgraden.
• Wij hebben de opzet van het
totstandkomingsproces van de berekening van de
maandelijkse dekkingsgraad onderzocht alsmede de
juiste maandtoerekening van zogenaamde key items
101
Risico Onze controleaanpak
vastgesteld. Dit jaar waren het vervallen van de
driemaands middeling per 1 januari 2015, de aanpassing
van de Ultimate Forward Rate systematiek per 15 juli
2015 in de rentetermijnstructuur en het besluit tot
verlening van aanvullende toeslag per 1 januari 2016
key items.
• Daarnaast heeft de certificerend actuaris een
plausibiliteitstoets uitgevoerd op ontwikkeling van de
dekkingsgraad gedurende het jaar in relatie tot de
ontwikkelingen in de belangrijkste factoren, zoals de
rentecurve. Wij hebben kennisgenomen van de uitkomst
van deze werkzaamheden van de certificerend actuaris.
Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen
De beleggingen zijn een significante post op de balans van de stichting. Alle beleggingen
dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties
die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen). Er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op
basis van een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen.
De waarderingsonzekerheid neemt inherent
toe bij intrinsieke waarde opgaven van derden en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de stichting betreft dit de
posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen. Deze kennen waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de
meest recente rapportages van de fondsmanagers. In onze risico-inschatting houden wij rekening met het feit dat de
onderliggende beleggingen in de niet-(beurs)genoteerde fondsen veelal genoteerde marktprijzen als basis van de
waardering kennen hetgeen de schattingsonzekerheid verlaagt.
De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de
Bij de controle van de beleggingen hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden
van een andere accountant. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel hebben wij met de andere accountant de aard en omvang bepaald van de uit te voeren
werkzaamheden voor de beleggingen, rekening houdend met omvang en risicoprofiel van de beleggingen, en deze
vastgelegd in instructies. Daarnaast hebben wij een kwaliteitsreview uitgevoerd met betrekking tot de uitgevoerde
werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Door deze werkzaamheden, gecombineerd met de hierna beschreven werkzaamheden,
hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de beleggingen verkregen om een oordeel te
geven over de jaarrekening.
Wij hebben de gehanteerde
waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31
december 2015. Voor niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen, zijn de waarderingen geverifieerd met gecontroleerde intrinsieke
waarde opgaven 2015 van deze fondsen.
Tevens hebben wij de toelichtingen met betrekking tot de
beleggingen onderzocht.
102
Risico Onze controleaanpak
beleggingen beschreven in paragraaf 2 Grondslagen voor de
waardering en resultaatbepaling en een nadere toelichting
opgenomen in paragraaf 3 (Beleggingen voor risico
Pensioenfonds). Uit deze toelichting blijkt dat per 31
december 2015 € 159 miljoen in niet-(beurs)genoteerde
beleggingsfondsen is belegd.
Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de niet-
(beurs)genoteerde beleggingen in fondsen niet juist gewaardeerd zijn.
Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen
De technische voorzieningen betreffen een
significante post in de balans van de stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden
gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en
schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan
wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meest recente informatie (tafels) omtrent de
levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). In aanvulling op de tafels wordt gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de
stichting, zijnde de fondsspecifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de
kostenopslag, waaraan eveneens schattingen ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle.
De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de
voorziening pensioenverplichtingen beschreven in paragraaf
2 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling en
een nadere toelichting opgenomen in paragraaf 8
(Technische voorzieningen). Uit deze toelichting blijkt dat
(schattings)wijzigingen hebben plaatsgevonden met
betrekking tot de door DNB gepubliceerde
Bij de controle van de technische
voorzieningen hebben wij gebruikgemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de stichting. De certificerend
actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal
specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader
van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens, waaronder de pensioenaanspraken van deelnemers.
Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel over de jaarrekening als geheel hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden,
verwachtingen en uitkomsten afgestemd voor de controle van boekjaar 2015. Hierbij hebben wij specifiek aandacht gevraagd voor
de toets van de ervaringssterfte op basis van de toegepaste prognosetafels, de toereikendheid van de kostenopslag alsmede
de effecten van de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.
Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de
waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december
103
Risico Onze controleaanpak
rentetermijnstructuur door het vervallen van de
driemaandsmiddeling per 1 januari 2015 en aanpassing van
de UFR in juli 2015. Volgens deze toelichting is de
technische voorziening hierdoor € 14,7 miljoen
respectievelijk € 3,6 miljoen hoger uitgekomen.
Het in het kader van onze
jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de technische voorzieningen niet toereikend gewaardeerd
zijn.
2015.
• Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de
redelijkheid van de aannames en schattingen van het
bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële
grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële
grondslagenonderzoek en de gehanteerde
waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend
actuaris.
• Hierbij hebben wij met inachtneming van het
oordeel van de certificerend actuaris, gelet op de
besluitvorming van het bestuur, de recentheid van
beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de
onderbouwing van de daarin opgenomen
veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare
tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële
analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van
een consistente gedragslijn.
• Daarnaast hebben wij controlewerkzaamheden
uitgevoerd om de gehanteerde basisgegevens te
toetsen, waaronder het evalueren van de juiste werking
van de interne beheersmaatregelen bij de stichting, het
verrichten van aansluitwerkzaamheden met de
pensioenadministratie voor wat betreft de aantallen en
de aanspraken en het beoordelen van het verloop en de
uitkomsten van de actuariële analyse.
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de
jaarrekening en voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk
te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de
continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de sti chting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in
de jaarrekening.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
104
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening
nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel -kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse
controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als
gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het
verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een
afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning,
valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of
het doorbreken van de interne beheersing;
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel
controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als
doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting;
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren
van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
• het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op
basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede
twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een
onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de
relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring
aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze
controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de stichting haar
continuïteit niet langer kan handhaven;
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen;
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van
de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.
Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en
over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.
105
Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het
maatschappelijk verkeer is.
Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten
Verklaring betreffende het bestuursverslag en de overige gegevens
Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Tite l 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het bestuursverslag en de overige gegevens):
• dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor
zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW
vereiste overige gegevens zijn toegevoegd;
• dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.
Benoeming
Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van dit boekjaar (2015).
Amsterdam, 22 juni 2016
Ernst & Young Accountants LLP
w.g. J.G. Kolsters RA ACA
106
Actuariële analyse
Financiële
stromen
Resultaat
mutatie VPV
eigen rekening 2015 2014
EUR EUR EUR EUR
Wijziging rentetermijnstructuur -915 - 915 - 5.134
Saldo beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten -346 -346 4.433
Indirecte beleggingsopbrengsten 1.574 1.574 13.727
Kosten vermogensbeheer 13 13 50
Benodigde intrest -89 -89 -197 1.241 -89 1.152 18.013
Saldo premies
Ontvangen premie 3.815 3.815 1.805
Premie herverzekeraar -1.712 -1.712 -1.729
Kostenopslag -608 -1.355 -1.963 -853
1.495 -1.355 140 -777
Saldo waardeoverdrachten
Overdrachtssom inkomende WO 0 0 0
Betaling aan herverzekeraar inkomende WO 2 2 0
Overdrachtssom uitgaande WO -2 -2 -103
Uitkering herverzekeraar uitgaande WO 0 0
0 0 0 -103
Saldo kosten
In de premie begrepen directe kosten 608 608 851
Toevoeging VPV i.v.m. kostenvoorziening 197 197 206
Kosten verslagjaar -805 -805 -851
-197 197 0 206
Saldo uitkeringen Mutatie TV uit hoofde van uitkeringen 5.051 5.051 5.176
Uitkeringen ontvangen van herverzekeraar 20.353 20.353 19.418
Feitelijke uitkeringen -25.288 -25.288 -25.153
-4.935 5.051 116 -559
Saldo kanssystemen
Sterfte 188 188 -657
Mutaties -61 -61 151
0 127 127 -506
Saldo toeslagverlening
Mutatie TV -1.893 -1.893 -2.535
0 -1.893 -1.893 -2.535
Aanpassing actuariele uitgangspunten -0 875
Overige baten 7.392 7.392 9.142
Overige lasten -744 -744 -3
Saldo andere oorzaken 6.648 0 6.648 10.014
Totale saldo van baten en lasten 4.252 1.123 5.375 18.619
Tabel 54; Actuariele analyse
107
Bijlagen
Berekening overrente
De overrente is berekend conform de waarderingsgrondslagen van de herverzekerings- overeenkomst
en kan als volgt worden gespecificeerd:
Bedragen x EUR 1.000 2015 2014 2013 2012 2011 2010
Vastrentende waarden *) 14.100 12.471 9.198 10.311 9.736 9.797 Aandelen **) 1.325 7.323 8.320 6.330 -1.162 8.778
Vastgoed 1.341 96 -709 -1.277 876 359 Liquide middelen en overige rente
202 -11 314 -88 115 105
Benodigde intrest -10.509 -10.850 -11.104 -11.268 -11.592 -11.783
Totaal 6.459 9.029 6.019 4.008 -2.027 7.256
Tabel 55; Berekening overrente
*) De opbrengsten vastrentende waarden zijn gebaseerd op waardering tegen amortisatiewaarde
en verkoopresultaten worden gepassiveerd c.q. geactiveerd en geamortiseerd in zeven jaar. **) De verkoopresultaten en de ongerealiseerde waardeverschillen op aandelen per ultimo
2004 werden tijdens de contractperiode 2005 tot en met 2009 in 5 jaar geamortiseerd. Met ingang van
2010 worden aandelen op marktwaarde gewaardeerd.
De benodigde intrest is als volgt te specificeren:
Bedragen x EUR 1.000
2015 2014 2013 2012 2011 2010 Benodigde intrest VPV depot VNU I
Benodigde intrest VPV depot VNU I
12.761 11.934 12.208 12.391 12.732 12.936 Af: benodigde intrest niet overrentedelend -2.252 -1.084 -1.104 -1.123 -1.140 -1.153
Af: benodigde intrest nog in te brengen 0 0 0 0 0 0
Totaal 10.509 10.850 11.104 11.268 11.592 11.783
Tabel 56; Benodigde intrest
De hierboven gespecificeerde benodigde intrest heeft betrekking op de overrentedelende voorziening
verzekeringsverplichtingen van het gesepareerde beleggingsdepot VNU I.
108
Begrippenlijst
ABTN Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De ABTN geeft de
centrale criteria aan op basis waarvan het (financieel) beleid van
een pensioenfonds wordt gevoerd. De ABTN heeft de bedoeling
het actuariële en bedrijfstechnische beleid transparant te maken
en heeft aldus de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren inzichtelijk maakt. Voor het Fonds dwingt
de ABTN ertoe zich te vergewissen van alle samenhangende
aspecten van bedrijfsvoering, financieringsbeleid en risico's. De
ABTN is voor de Nederlandsche Bank (DNB) een integrale
informatiebron bij de uitoefening van het toezicht.
Amortisatiewaarde Waarderingsgrondslag waarbij de beleggingen in vastrentende
waarden worden gewaardeerd tegen de aankoopwaarde en het
positieve of negatieve verschil tussen de aankoopwaarde en de
aflossingswaarde tijdsevenredig via de staat van baten en lasten
aan de aankoopwaarde wordt onttrokken respectievelijk toegevoegd.
Backservice In eindloonachtige pensioenregelingen is het pensioen een
percentage van het laatstverdiende salaris (verminderd met de
franchise). Indien sprake is van een loonsverhoging moet, om het pensioen uiteindelijk op het niveau van het eindsalaris te krijgen,
ook het pensioen over de reeds verstreken dienstjaren worden
opgetrokken. Deze verhoging over verstreken dienstjaren wordt
backservice genoemd.
Basispunt Een basispunt is 0,01%. Honderd basispunten is 1%.
Beleidsdekkingsgraad Op grond van de Pensioenwet moeten pensioenfondsen hun
beleidsbeslissingen baseren op de beleidsdekkingsgraad. Dat is
geregeld in artikel 12a lid2 van het Besluit FTK: “De
berekening van de beleidsdekkingsgraad wordt gebaseerd op de
dekkingsgraden per het einde van elk van de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan het moment van
vaststelling”.
Benchmark Een objectieve maatstaf waaraan de prestaties van de belegger
kunnen worden afgemeten.
Deelnemer De werknemer of gewezen werknemer die pensioenaanspraken
verwerft bij het Fonds.
Dekkingsgraad De mate waarin de technische voorzieningen worden gedekt
door het vermogen. De dekkingsgraad wordt berekend door het pensioenvermogen te delen door de technische voorzieningen.
Directe beleggings- opbrengsten Opbrengsten bestaande uit rente en dividend.
Duration De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van duration. De duration is de verwachte procentuele
waardeverandering als gevolg van de wijziging van de rente met
1 procentpunt.
109
FTK Financieel Toetsingskader. Het geheel van regels en voor- schriften die gelden ten aanzien van technische voorzieningen,
kostendekkende premie, (vereist) eigen vermogen, beleggingen,
herstelplannen, beheerste en integere bedrijfsvoering, ABNT en
informatie-uitwisseling met DNB.
Geactiveerde / gepassiveerde aan-/
verkoopresultaten
Gerealiseerde waardeverschillen op het moment van aan- of
verkoop ten opzichte van de dan geldende balanswaarde worden
geactiveerd dan wel gepassiveerd en gedurende de resterende oorspronkelijke looptijd ten gunste respectievelijk ten laste van
de staat van baten en lasten gebracht.
Gesepareerd beleggingsdepot Een winstdelingsvorm waarbij de beleggingen, welke ter
dekking van de voorziening voor pensioenverplichtingen voor
de betref- fende contractant worden aangehouden, in een afzonderlijke administratie worden bijgehouden. De
opbrengsten welke met deze beleggingen worden gegenereerd
komen na aftrek van de benodigde intrest en de
beheersvergoeding ten gunste van de contractant.
Gewezen deelnemer De gewezen werknemer die bij beëindiging van de deelneming
een pensioenaanspraak bij het Fonds heeft behouden.
Herverzekering Het geheel of gedeeltelijk onderbrengen van de pensioentoezeg-
gingen bij een levensverzekeringsmaatschappij.
Indirecte beleggings- opbrengsten Gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen van de
beleggingen.
ISAE 3402 International Standard on Assurance Engagements 3402 betreft
de richtlijnen van de Internal Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) over beheersing van processen. Een ISAE3402
rapport omvat de beschrijving van de beheersingsdoelstellingen
en de beschrijving en implementatie van de
beheersingsmaatregelen (Type I) en aanvullend de toetsing of
de beheersingsmaatregelen effectief zijn geweest (Type II).
nFTK Nieuwe Financieel ToetsingsKader
OCF Ongoing Charges Figure. Maatstaf voor doorlopende kosten die
aan een Aegon beleggingsfonds in rekening worden gebracht: beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant,
adviseurs etc.) en, indien van toepassing, performance fees. In de
OCF van een beleggingsfonds zijn tevens begrepen, voor zover
die informatie beschikbaar is, de doorlopende kosten van
onderliggende beleggingen/beleggingsfondsen.
Overrente Het saldo van de opbrengsten uit beleggingen in het
gesepareerde beleggingsdepot na aftrek van de benodigde
technische intrest voor de voorziening voor
pensioenverplichtingen en de beheers- vergoeding.
110
Pensioengerechtigde Persoon voor wie het pensioen is ingegaan. Naast gepensioneerde (ingegaan ouderdomspensioen) omvat dit ook
nabestaanden.
Pensioenvermogen Het vermogen dat beschikbaar is voor het nakomen van de ver-
plichtingen van het Fonds. Pensioenvermogen bestaat uit het stichtingskapitaal en reserves (vermogen) en de technische
voorzieningen.
Performance fee Vergoeding voor een vermogensbeheerder als het
beleggingsfonds in een gespecificeerde periode beter presteert dan de benchmark.
Solvency II Het nieuwe, risicogebaseerde toezichtraamwerk voor
verzekeraars dat per 1 januari 2016 in werking is getreden. De
opbouw van Solvency II kent drie pijlers die onderling
samenhangen: · Pilaar 1 richt zich op de kwantificeerbare risico’s en
bijbehorende voorzieningen en kapitaaleisen.
· Pilaar 2 focust op het risicomanagement en bedrijfsvoering
van een verzekeraar.
· Pilaar 3 omvat de eisen ten aanzien van te publiceren informatie en de rapportage aan de toezichthouder.
Technische voorzieningen Dit betreffen de op actuariële grondslagen berekende pensioen-
verplichtingen en overige toegekende respectievelijk toe te
kennen rechten.
Technische winstdeling Dit betreft (een aandeel in) de resultaten op sterfte, arbeidsonge-
schiktheid en overige mutaties van de (herverzekerde) pensioen-
toezeggingen.
Technisch resultaat Het technisch resultaat ontstaat doordat de in de tarieven
gehanteerde veronderstellingen bij de herverzekeraar met betrekking tot sterfte en arbeidsongeschiktheid afwijken van
hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan.
Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de
rekenrente van 3% respectievelijk 4%. Het technisch resultaat
(positief en negatief) wordt gedurende een periode van 5 jaar gereserveerd op
een speciale rekening-courant. Jaarlijks wordt intrest aan het
cumulatief totaal toegevoegd op basis van het u-rendement. Na
afloop van deze periode wordt 50% van een eventueel positief
saldo uitgekeerd. Een eventueel negatief saldo komt voor rekening van de herverzekeraar.
Totaal rendement De optelsom van directe en indirecte beleggingsopbrengsten uit-
gedrukt in een percentage van het tijdsgewogen geïnvesteerd
bedrag.
Total Expense Ratio Kostenratio of TER van een beleggingsfonds is de optelsom
van de beheervergoeding en operationele kosten. In de
operationele kosten zitten de kosten van toezicht, juridisch
advies, accountants, marketing, bewaarloon, administratie e.d..
111
Uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd welke rechten en verplichtingen tussen het Fonds en de werkgever bestaan. Voor
2007 heette dit de financieringsovereenkomst.
Ultimate Forward Rate De Ultimate Forward Rate (UFR) werd in september 2012 voorgeschreven door DNB. Het is de risicovrije rekenrente voor
looptijden vanaf 20 jaar met een convergentiepunt van 4,2%. De
onderbouwing van de 4,2% is een historisch gemeten lange
termijn inflatie van 2% en een reële rente van 2,2%. Deze door
Europa verplichtgestelde rekenrente voor de lange termijn heeft grote invloed op de dekkingsgraad van pensioenfondsen en
verzekeraars.
Vastrentende waarden Effecten met een renteopbrengst, zoals obligaties en leningen op
schuldbekentenis.
Vermogen Alle bezittingen minus alle schulden