244
WEB EDITION VOLVO V70 & XC70 Instructieboekje

V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

  • Upload
    others

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

WEB EDITION

VOlVO

V70 & X

C70 O

WN

Er’s

ma

Nu

al

TP 9686

2008

VOlVO V70 & XC70

Instructieboekje

Page 2: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

BESTE VOLVO-BEZITTER,DANK U DAT U GEKOZEN HEBT VOOR VOLVO!

Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben.Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uwmedepassagiers vooropgestaan. Een Volvo is een van deveiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aanalle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.

Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aanom vertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en deonderhoudsinformatie in dit instructieboekje.

Page 3: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Inhoud

2

00 01 0200 InleidingBelangrijke informatie .................................. 6Milieu ............................................................ 8

01 VeiligheidInzittendenbeveiliging ................................ 12Safety mode ............................................... 25Kinderen en veiligheid ................................ 26

02 Sloten en alarmFjärrnyckel/nyckelblad ............................... 38Sekretesslåsning*....................................... 43Batteribyte fjärrnyckel/PCC* ...................... 44Keyless drive*............................................. 45Låsning/upplåsning.................................... 47Barnsäkerhetsspärr ................................... 50Larm* ......................................................... 51

Page 4: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 0503

Inhoud

3

03 BestuurdersmilieuInstrumenten, schakelaars en bediening ....56Contactslotstanden ....................................65Stoelen en achterbank ...............................66Stuurwiel .....................................................70Verlichting ...................................................71Wissers en -sproeiers .................................80Ruiten en spiegels ......................................82Elektrisch bedienbaar schuifdak* ...............86Motor starten ..............................................88Versnellingsbakken .....................................91Vierwielaandrijving–, AWD(All Wheel Drive)* ........................................95Bedrijfsrem .................................................96Afdalingsregeling, HDC(Hill Descent Control) ..................................97Parkeerrem .................................................98

04 Comfort en rijplezierMenu- en meldingsfuncties ......................104Klimaatregeling .........................................109Audiosysteem ...........................................120Boordcomputer ........................................130Kompas* ...................................................132DSTC – Stabiliteits- entractieregelsysteem ..................................133Rijeigenschappen aanpassen ..................134Cruisecontrol* ...........................................135Adaptieve cruisecontrol* ..........................136Anti-botsingsysteem met remassistentie*(CWS-systeem) .........................................140Park Assist (parkeerhulp)* .........................143BLIS* – Blind Spot Information System ....146Interieurcomfort ........................................149Geïntegreerde telefoon* ............................153

05 Tijdens het rijdenRijadviezen ............................................... 160Tanken ...................................................... 163Brandstof .................................................. 164Lading vervoeren ...................................... 166Laadruimte ............................................... 170Gevarendriehoek ...................................... 173Rijden met een aanhanger ....................... 174Slepen ...................................................... 180

Page 5: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Inhoud

4

06 0706 Onderhoud en specificatiesMotorruimte ............................................. 184Gloeilampen ............................................. 189Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof .. 195Accu ......................................................... 197Zekeringen ...............................................200Wielen en banden .................................... 205Verzorging ................................................ 217Type-aanduidingen ................................... 221Specificaties ............................................. 222

07Alfabetisch register

Page 6: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

5

Page 7: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Inleiding

6

Belangrijke informatie

Instructieboekje lezen

InleidingEen goede manier om vertrouwd te raken metuw nieuwe auto is om het instructieboekje telezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt.Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgtu tips hoe u het beste in verschillende situatiesmet de auto kunt omgaan en leert u hoe uoptimaal gebruik kunt maken van alle moge-lijkheden die uw auto biedt. Besteed ook aan-dacht aan de veiligheidsinstructies in hetboekje.

De in het instructieboekje beschreven uitrus-ting is niet op alle auto’s aanwezig. Als aanvul-ling op de standaarduitrusting worden in ditinstructieboekje ook de opties (van fabrieks-wege gemonteerde uitrusting) en bepaaldeaccessoires (ingebouwde extra uitrusting)beschreven.

De uitrusting van de auto’s van Volvo hangt afvan de verschillende behoeften op de diversemarkten en de landelijke en/of regionale wet-en regelgeving.

De specificaties, constructiegegevens enafbeeldingen in dit instructieboekje zijn nietbindend. We behouden ons het recht voor omzonder voorafgaande mededeling wijzigingenaan te brengen.

© Volvo Car Corporation

OptieAlle soorten opties staan aangegeven met eensterretje * in het instructieboekje.

Bepaalde functies en accessoires zijn alsoptie te bestellen bij een nieuwe auto. Hetaanbod aan opties kan voor alle auto’s gel-den, maar soms alleen voor bepaalde uitvoe-ringen en/of bepaalde markten.

Neem voor meer informatie contact op met uwerkende Volvo-werkplaats.

Speciale teksten

VoetnootIn het instructieboekje komt informatie voor inde vorm van een voetnoot onder aan depagina of meteen onder een tabel. Deze infor-matie vormt een aanvulling op de tekst waarhet nummer van de voetnoot naar verwijst.

DisplaymeldingenIn de auto zijn displays aanwezig waaropmeldingen kunnen worden weergegeven.Deze displaymeldingen worden in het instruc-tieboekje in iets groter formaat en in het grijsweergegeven. Voorbeeld DIM-melding.

ProcedurelijstenProcedures met handelingen die in eenbepaalde volgorde moeten worden uitge-voerd, staan genummerd in het instructie-boekje.

Wanneer er een reeks afbeeldingen bij eenstapsgewijze instructie bestaat, zijn deverschillende stappen van de instructie opdezelfde manier genummerd als de bijbe-horende afbeeldingen.Er komen genummerde en ongenummer-de pijlen voor. Ze worden gebruikt om eenbepaalde beweging weer te geven.

Wanneer er geen reeks afbeeldingen bij eenstapsgewijze instructie bestaat, zijn de ver-schillende stappen op de standaardmaniergenummerd met normale cijfers.

WAARSCHUWINGTeksten met het kopje WAARSCHUWINGgeven aan dat er gevaar voor letsel bestaat.

BELANGRIJKTeksten met het kopje BELANGRIJK gevenaan dat er gevaar voor materiële schadebestaat.

N.B.Tekstenmet het kopje N.B. duiden op tips enadviezen die het gebruik van bepaalde mo-gelijkheden en functies vergemakkelijken.

Page 8: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Inleiding

7

Belangrijke informatie

PositielijstenOp overzichtsfiguren die de positie vanonderdelen aangeven worden rode cirkelsmet daarin een cijfer gebruikt. Hetzelfdecijfer wordt gehanteerd in de positielijst bijde afbeelding, met een beschrijving vande weergegeven objecten.

OpsommingslijstenBij opsommingen in het instructieboekje wordtgebruik gemaakt van een opsommingslijst.Bijvoorbeeld:

• Koelvloeistof• Motorolie

Vastlegging van gegevensEr kunnen een of meer computers in uw Volvozitten die gedetailleerde informatie kunnenvastleggen. Deze informatie is bestemd vooronderzoek ter verbetering van de veiligheid envoor het opsporen van storingen in bepaaldeautosystemen. De informatie kan gegevensbevatten over zaken als het gebruik van deveiligheidsgordel door de bestuurder en depassagier(s), gegevens over de werking vanverschillende autosystemen en -modulen eninformatie over de status van de motor, gas-klep, besturing, remmen en andere systemen.De informatie kan tevens gegevens bevattenover de rijstijl van de bestuurder, met inbegripvan (maar niet beperkt tot) de rijsnelheid, hetgebruik van het rem- of gaspedaal en destuuruitslag. De laatstgenoemde informatiekan voor een begrensde tijd tijdens het rijden,tijdens een aanrijding of bij een bijna-ongelukworden vastgelegd. Volvo Car Corporation zalde vastgelegde informatie niet zonder uw toe-stemming vrijgeven. Volvo Car Corporationkan echter op last van de nationale wetgevinggedwongen worden om bepaalde informatiete verstrekken. Voor het overige geldt datalleen Volvo Car Corporation de informatiekan uitlezen en gebruiken.

Accessoires en optiesEen verkeerde aansluiting en montage vanaccessoires kan een nadelige invloed hebbenop de werking van de elektronische systemenvan de auto. Bepaalde accessoires werkenalleen, wanneer de bijbehorende software inde computersystemen van de auto wordtgeladen. Neem daarom altijd contact op meteen erkende Volvo-werkplaats, voordat uaccessoires monteert die in verbinding staanmet of van invloed zijn op het elektrischesysteem.

Page 9: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Inleiding

8

Milieu

Milieubeleid van Volvo Car Corporation

Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijnde drie kernwaarden van Volvo Car Corpora-tion die van invloed zijn op alle activiteiten. Wezijn ervan overtuigd dat onze klanten onzezorg voor het milieu delen.Uw Volvo voldoet aan strenge internationalemilieueisen en is bovendien geproduceerd ineen fabriek die zeer schoon is en efficiënt methulpbronnen omgaat. De meeste eenhedenbinnen de Volvo Car Corporation zijn gecertifi-ceerd volgens de milieunorm ISO 14001 voorfabrieken, centrale functies en de meesteandere eenheden. We eisen bovendien vanonze samenwerkingspartners dat ze systema-tisch aan milieuzorg doen.

Alle Volvo-modellen gaan vergezeld van eenmilieuverklaring (EPI of Environmental ProductInformation). Daarin staat de impact aangege-ven die de auto gedurende zijn hele levenscy-clus op het milieu heeft.Lees meer op: www.volvocars.com/EPI.

BrandstofverbruikDe auto’s van Volvo zijn concurrerend in hunklasse wat het brandstofverbruik betreft. Eenlager brandstofverbruik levert over het alge-meen een geringere uitstoot van het broeikas-gas kooldioxide op.U als bestuurder kunt uw steentje bijdragenaan een verlaging van het brandstofverbruik.Lees voor meer informatie de tekst onder het

kopje Spaar het milieu elders op dezepagina.

Efficiënte uitlaatgasreinigingUw Volvo is gebouwd volgens het concept“Schoon aan binnen- en buitenkant” – eenconcept dat een schone passagiersruimtecombineert met een uitermate efficiënte uit-laatgasreiniging. In veel gevallen liggen uitlaat-gasemissies ver onder de geldende normen.

Schone lucht in passagiersruimteHet interieurfilter zorgt dat stofdeeltjes en pol-len niet via de luchtinlaatopening in de passa-giersruimte kunnen dringen.

Page 10: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Inleiding

9

Milieu

Een geavanceerd luchtreinigingssysteem,IAQS* (Interior Air Quality System), zorgtervoor dat de lucht die de passagiersruimtebinnenkomt schoner is dan de lucht buiten inhet verkeer.Het systeem bestaat uit een elektronischesensor en een koolstoffilter. De binnenko-mende lucht wordt continu gecontroleerd enals het gehalte aan bepaalde schadelijke gas-sen zoals koolmonoxide te hoog oploopt,wordt de luchtinlaat gesloten. Iets dergelijkskan zich voordoen in bijvoorbeeld druk ver-keer, files of tunnels.Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stikstofoxi-den, laaghangend ozon en koolwaterstoffenniet binnendringen.

TextielnormHet interieur van een Volvo werd dusdanigvormgegeven dat het gezellig en comfortabelis – ook voor mensen met contactallergieën ofastma. Er is extra veel aandacht besteed aande selectie van milieuvriendelijke materialen.Ze voldoen dan ook aan de eisen van de normÖko-Tex 1001 – een enorme stap op weg naareen gezonder milieu in de passagiersruimte.Het Öko-Tex-label stelt regels aan bijvoor-beeld de veiligheidsgordels, de vloerbekledingen de gebruikte stoffen. De leren bekledings-varianten zijn chroomvrij gelooid met plantaar-dige stoffen en voldoen aan de gestelde certi-ficeringseisen.

Erkende Volvo-werkplaatsen en hetmilieuMet regelmatig onderhoud kunt u de voor-waarden scheppen voor een lange levensduuren een laag brandstofverbruik van de auto. Opdie manier kunt u bijdragen aan een schonermilieu. Wanneer u de reparaties en het onder-houd aan de auto toevertrouwt aan de werk-plaatsen van Volvo, wordt de auto een onder-deel van ons systeem. We stellen duidelijkemilieu-eisen aan de outillage van onze werk-plaatsen om te voorkomen dat er schadelijkestoffen vrijkomen in het milieu. Het personeelin de werkplaatsen van Volvo beschikt over dekennis en het gereedschap om optimale zorgvoor het milieu te kunnen garanderen.

Spaar het milieuU kunt eenvoudig meehelpen het milieu tebeschermen door bijvoorbeeld zuinig te rijden,milieuvriendelijke autoverzorgingsproductente kopen en de auto te onderhouden of telaten onderhouden aan de hand van de aan-wijzingen in het instructieboekje.Hieronder volgen enkele tips voor hoe u hetmilieu kunt ontzien (zie pagina 160 voor meertips om het milieu te ontzien en zuinig te rij-den):• Verlaag het brandstofverbruik door de

zogeheten ECO-bandenspanning aan tehouden (zie pagina 215).

• Lading op het dak en een skibox resulterenin een grotere luchtweerstand waardoor het

brandstofverbruik toeneemt. Verwijder zedaarom meteen na gebruik.

• Laat spullen niet onnodig in de auto liggen.Hoe groter de belasting van de auto, des tehoger het brandstofverbruik.

• Gebruik altijd de motorverwarming vooreen koude start, als de auto hiermee isuitgerust. Hierdoor nemen het brandstof-verbruik en de uitstoot af.

• Rijd rustig en vermijd krachtig remmen.• Rijd in de hoogst mogelijke versnelling.

Een lager toerental zorgt voor een lagerverbruik.

• Rem op de motor af om vaart te minderen.• Voorkom stationair draaien. Houd u aan de

plaatselijke voorschriften. Zet de motor afwanneer u langere tijd stilstaat.

• Hanteer afvalstoffen die schadelijk voor hetmilieu zijn, zoals accu’s en olie, op eenmilieuvriendelijke manier. Neem contact opmet een erkende Volvo-werkplaats, als uniet zeker weet hoe u dergelijk afval moetverwerken.

• Onderhoud uw auto regelmatig.• Bij hoge snelheden neemt het verbruik aan-

zienlijk toe vanwege de grotere luchtweer-stand. Bij een verdubbeling van de snelheidneemt de luchtweerstand met een factorvier toe.

Door deze tips op te volgen kan het brandstof-verbruik worden verlaagd zonder dat dit vaninvloed is op de reistijd of op het rijplezier.U spaart uw auto, bespaart geld en gebruiktminder van de hulpbronnen op aarde.1Op www.oekotex.com vindt u meer informatie.

Page 11: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

10

Inzittendenbeveiliging ............................................................................... 12Safety mode .............................................................................................25Kinderen en veiligheid ..............................................................................26

Page 12: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01VEILIGHEID

Page 13: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

12

Inzittendenbeveiliging01

Draag altijd een veiligheidsgordel

Remmen kan ernstige gevolgen hebben als deveiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let erdaarom op dat alle passagiers hun veiligheids-gordel omhebben.

Voor optimale bescherming van de veilig-heidsgordel is het van belang dat de gordelgoed tegen het lichaam ligt. Laat de rugleu-ning niet te ver achteroverhellen. De veilig-heidsgordel biedt de beste bescherming bijeen normale rijhouding.

Veiligheidsgordel omdoenTrek de veiligheidsgordel langzaam uit enmaak deze vast door de borglip in de sluitingte steken. Een duidelijke “klik” geeft aan datde veiligheidsgordel vastzit.

Op de achterbank passen de borglippen vande veiligheidsgordel alleen in de bijbehorendesluitingen.1

Veiligheidsgordel losmakenDruk op de rode knop van de sluiting en laathet oprolmechanisme de veiligheidsgordelnaar binnen trekken. Als de veiligheidsgordelniet volledig wordt opgerold, moet u de gordelhandmatig zo ver terugrollen dat deze niet lan-ger slap hangt.

De veiligheidsgordel is geblokkeerd en kanniet verder worden uitgetrokken:

• wanneer u de gordel te snel uittrekt• wanneer u remt of optrekt• als de auto sterk overhelt.

Let erop dat:• u geen klemmen of andere accessoires

gebruikt waardoor u de veiligheidsgordelniet strak langs uw lichaam kunt trekken

• er geen slagen in de veiligheidsgordel zittenen dat hij nergens achter blijft steken

• de heupgordel laag moet zitten (niet overde buik)

• u de heupgordel over de heupen spantdoor aan de diagonale schoudergordel tetrekken zoals afgebeeld.

G02

0995

1Bepaalde markten

WAARSCHUWINGDe veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet of on-juist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

WAARSCHUWINGElke veiligheidsgordel is bestemd terbescherming van slechts één persoon.

WAARSCHUWINGBreng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf terepareren. Neem contact op met een erken-de Volvo-werkplaats.Als een veiligheidsgordel aan grote krach-ten heeft blootgestaan zoals tijdens eenaanrijding, moet u de veiligheidsgordel inzijn geheel vervangen. De veiligheidsgordelkan een deel van zijn beschermende eigen-schappen hebben verloren, zelfs als de vei-ligheidsgordel ogenschijnlijk nietbeschadigd is. Vervang de veiligheidsgor-del ook als deze versleten of beschadigd is.De nieuwe veiligheidsgordel moet zijngoedgekeurd en bedoeld voor montage opdezelfde positie als de vervangen veilig-heidsgordel.

Page 14: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

13

Inzittendenbeveiliging 01

Veiligheidsgordel en zwangerschap

Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk datu de veiligheidsgordel altijd op de juiste ma-nier draagt. De veiligheidsgordel moet straklangs de schouder lopen, waarbij het diagona-le deel van de veiligheidsgordel tussen de bor-sten en tegen de zijkant van de buik ligt.

Het heupgedeelte van de veiligheidsgordelmoet vlak tegen de buitenkant van de boven-benen liggen en zo ver mogelijk onder de buikliggen. Het mag nooit over de buik omhoogkunnen glijden. De veiligheidsgordel moet zostrak mogelijk over het lichaam lopen zonderonnodige speling. Controleer ook of de veilig-heidsgordel nergens gedraaid zit.

Naarmate de zwangerschap vordert moetenzwangere bestuurders de stoel en het stuurdusdanig verstellen dat ze de auto volledig

onder controle hebben (wat inhoudt dat zemet gemak bij het stuur en de pedalen moetenkunnen komen). Streef ernaar de afstand tus-sen de buik en het stuur zo groot mogelijk temaken.

Gordelwaarschuwing1

Er gaan waarschuwingslampjes branden en erworden geluidssignalen afgegeven wanneeriemand de veiligheidsgordel niet draagt. Of ergeluidssignalen klinken, hangt af van de snel-heid en in bepaalde gevallen van de verstre-ken tijd. De waarschuwingslampjes zitten inde plafondconsole en op het instrumentenpa-neel.

Het gordelwaarschuwingssysteem geldt nietvoor kinderzitjes.

AchterbankDe functie van de gordelwaarschuwing voorde achterbank is tweeledig:

• Aangeven met een melding op het informa-tiedisplay welke veiligheidsgordels van deachterbank er worden gebruikt. De melding

G02

0998

1Bepaalde markten

G01

7726

Page 15: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

14

Inzittendenbeveiliging01

verschijnt op het informatiedisplay bij hetgebruik van de veiligheidsgordels en bij hetopenen van een van de achterportieren. Demelding wordt na ca. 30 seconden automa-tisch gewist, maar kan ook handmatig wor-den bevestigd door op de knop READ tedrukken.

• Waarschuwen dat iemand op de achter-bank de veiligheidsgordel heeft losgeno-men. Er wordt gewaarschuwd met eenmelding op het informatiedisplay in combi-natie met een geluidssignaal en een waar-schuwingslampje. De waarschuwing stoptwanneer de gordel weer is omgedaan,maar kan ook handmatig worden bevestigddoor op de knop READ te drukken.

De melding op het informatiedisplay, die aan-geeft welke gordels er gebruikt worden, is al-tijd beschikbaar. Druk op de knop READ omde opgeslagen meldingen te zien.

Bepaalde marktenEr gaat een waarschuwingslampje branden ener worden geluidssignalen afgegeven wanneerde bestuurder de gordel niet draagt. Op lagesnelheden klinkt er zes seconden lang eengeluidssignaal.

GordelspannersAlle veiligheidsgordels zijn uitgerust met gor-delspanners. Dit is een mechanisme dat bijeen voldoende krachtige aanrijding de veilig-heidsgordel rond het lichaam spant. De veilig-heidsgordel kan de passagier daarmee beterin de stoel gedrukt houden.

Waarschuwingslampje opinstrumentenpaneel

Het airbagsysteem wordt continu gecontro-leerd door de regelmodule. Het waarschu-wingslampje op het instrumentenpaneel gaatbranden, wanneer u het contactslot in stand IIof III zet. Het lampje dooft na ca. 6 seconden,wanneer de regelmodule heeft vastgesteld dathet airbagsysteem geen storingen vertoont.

WAARSCHUWINGAls het waarschuwingslampje voor het air-bagsysteem blijft branden of tijdens het rij-den korte tijd oplicht, betekent dit dat hetairbagsysteem niet naar behoren werkt.Het lampje duidt op een storing in de gor-delspanners, het SIPS-, het SRS- of het IC-systeem. Neem zo spoedig mogelijk con-tact op met een erkende Volvo-werkplaats.

o0 1

G02

1010

Page 16: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

15

Inzittendenbeveiliging 01

Behalve het brandende waarschuwings-lampje verschijnt er, in die gevallen waarin datnodig is, een melding op het informatiedis-play. Als het waarschuwingslampje niet werkt,gaat het waarschuwingsdriehoekje brandenen verschijnt er SRS Airbag Service vereistof SRS Airbag Service spoed op het display.Neem zo spoedig mogelijk contact op met eenerkende Volvo-werkplaats.

Airbag (SRS) aan de bestuurderszijde

Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordelaan de bestuurderszijde ook een airbag (SRS,Supplemental Restraint System) in het stuur-wiel. De airbag zit opgevouwen in het middenvan het stuurwiel. Het stuurwiel is voorzienvan het opschrift SRS AIRBAG.

Airbag (SRS) aan de passagierszijde

Als aanvulling op de veiligheidsgordel van depassagiersstoel heeft uw auto ook een passa-giersairbag die ligt opgevouwen in een ruimteboven het dashboardkastje. Het paneel isvoorzien van het opschrift SRS AIRBAG.

WAARSCHUWINGDe veiligheidsgordel en de airbag werkensamen. Als de veiligheidsgordel niet of on-juist wordt gebruikt, kan de beschermingdie de airbag bij een aanrijding biedt afne-men waardoor u als klant ernstig letsel kuntoplopen.

G02

1011

WAARSCHUWINGOm de kans op letsel bij het opblazen vande airbags te beperken, moeten de passa-giers zo rechtop mogelijk zitten met hunvoeten op de vloer en hun rug tegen de rug-leuning. De veiligheidsgordel moet goedvastzitten.

G02

1837

G02

1837

G02

1837

Page 17: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

16

Inzittendenbeveiliging01

Airbagsysteem

SRS-systeem, auto met het stuur links

SRS-systeem, auto met het stuur rechts

Het SRS-systeem bestaat uit airbags en sen-soren. Bij een voldoende krachtige aanrijdingreageren de sensoren, waarna één of meerairbags worden opgeblazen. Daarbij worden

de airbags warm. Om de klap op te vangenloopt de airbag leeg, wanneer de inzittende deairbag raakt. Daarbij treedt er rookvorming inde auto op. Dit is volkomen normaal. Het tota-le verloop, van het opblazen tot het leeglopenvan de airbag, neemt enkele tienden van eenseconde in beslag.

WAARSCHUWINGPlaats geen voorwerpen voor of boven ophet dashboard in het gebied waar de passa-giersairbag is aangebracht.

WAARSCHUWINGVervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel als de passagiersairbag geactiveerdis.1

Laat kinderen nooit voor de passagierstoelzitten of staan. Personen kleiner dan 1,40 mmogen nooit op de passagiersstoel plaats-nemen, als de passagiersairbag geacti-veerd is.Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situa-ties opleveren voor het kind.

1Zie pagina 18 voor informatie over hetactiveren/deactiveren van de passagiersairbag.

G01

8665

G01

8666

WAARSCHUWINGReparaties mogen alleen door een erkendeVolvo-werkplaats worden uitgevoerd. In-grepen in het airbagsysteem kunnen storin-gen in de werking veroorzaken en leiden toternstig letsel.

N.B.De reactie van de sensoren hangt af van deernst van de aanrijding en van het feit of deveiligheidsgordel aan de bestuurderszijdeof de passagierszijde vooraan wordt gedra-gen of niet.Het is dan ook mogelijk dat er bij ongeluk-ken slechts één (of geen enkele) van de air-bags wordt opgeblazen. Het airbagsysteemregistreert de botskracht waaraan de autoblootstaat en stemt de activering van een ofmeerdere airbags daarop af.Ook de capaciteit van de airbags wordt af-gestemd op de botskracht waaraan de autoblootstaat.

Page 18: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

17

Inzittendenbeveiliging 01

Positie van de passagiersairbag in een auto methet stuur links

Positie van de passagiersairbag in een auto methet stuur rechts

G02

1013

G02

1014

Page 19: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

18

Inzittendenbeveiliging01

PACOS*

Hiermee wordt aangegeven dat de airbag (SRS)aan de passagierszijde gedeactiveerd is

De airbag (SRS) aan de passagierszijde voorinkan gedeactiveerd worden met een schakelaarals de auto is uitgerust met PACOS (PassengerAirbag Cut Off Switch). Zie pagina 19 voor in-formatie over het activeren/deactiveren.

MeldingenEen tekstmelding en een brandend symboolop het plafondpaneel op de plafondconsolegeven aan dat de airbag aan de passagierszij-de gedeactiveerd is (zie bovenstaande afbeel-ding).

Een waarschuwingssymbool op de plafond-paneel op de plafondconsole geeft aan ofde passagiersairbag voorin geactiveerd is(zie onderstaande afbeelding).

Hiermee wordt op de plafondconsole aangege-ven dat de airbag (SRS) aan de passagierszijdegeactiveerd is

Activeren/deactiverenDe schakelaar voor activering/deactiveringvan de passagiersairbag, PACOS (PassengerAirbag Cut Off Switch) zit aan de passagiers-zijde aan de zijkant van het dashboard en ukunt erbij door het portier aan die kant te ope-nen (zie onder het kopje “Schakelaar vooractivering/deactivering passagiersairbag,PACOS” op de volgende pagina). Controleerof de schakelaar in de gewenste stand staat.Volvo adviseert u het sleutelblad te gebruikenom de stand te wijzigen.

Zie pagina 42 voor informatie over het sleutel-blad. (U kunt ook andere voorwerpen gebrui-ken die qua vorm op een sleutel lijken.)

2

2

G01

7724

N.B.Bij het omdraaien van de transpondersleu-tel naar stand II of III brandt ca. 6 secondenlang het waarschuwingslampje voor deairbags op het instrumentenpaneel (ziepagina 14).Daarna gaat op de plafondconsole de indi-cator branden die de status van de passa-giersairbag aangeeft. Zie pagina 65 voormeer informatie over de verschillende stan-den van het contactslot.

G01

7800

WAARSCHUWINGHet niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situa-ties opleveren voor de inzittenden.

WAARSCHUWINGAls de auto is uitgerust met een passa-giersairbag maar geen PACOS (PassengerAirbag Cut Off Switch, schakelaar voor de-activering van de passagiersairbag) heeft, isde airbag altijd geactiveerd.

Page 20: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

19

Inzittendenbeveiliging 01

Schakelaar voor activering/deactiveringpassagiersairbag, PACOS

Locatie van de schakelaar voor activering/deac-tivering van de passagiersairbag

De airbag is geactiveerd. Met de schake-laar in deze stand kunnen passagiers gro-ter dan 1,40 m aan de passagierszijde opde voorstoel zitten, maar kinderen in eenkinderzitje of op een kussen beslist niet.De airbag is gedeactiveerd. Met de scha-kelaar in deze stand kunnen kinderen ineen kinderzitje of op een kussen aan depassagierszijde op de voorstoel zitten,maar passagiers groter dan 1,40 m beslistniet.

WAARSCHUWINGVervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel, als het brandende symbool op de pla-fondconsole aangeeft dat depassagiersairbag geactiveerd is. Het nietopvolgen van deze aanbeveling kan levens-gevaarlijke situaties opleveren voor het kind.

WAARSCHUWINGLaat geen passagier op de passagiersstoelplaatsnemen, als het waarschuwingslampjevoor het airbagsysteem op het instrumen-tenpaneel oplicht terwijl de melding op hetplafondpaneel (zie pagina 18) aangeeft datde airbag aan die kant gedeactiveerd is.Het duidt op een ernstige storing. Bezoekzo spoedig mogelijk een erkende Volvo-werkplaats.

B

A

G01

9030

WAARSCHUWINGGeactiveerde airbag (passagierszijde):Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel als de airbag geactiveerd is. Laatevenmin personen die kleiner zijn dan1,40 m op deze stoel plaatsnemen.Gedeactiveerde airbag (passagierszijde):Personen groter dan 1,40 m mogen nooitop de passagiersstoel plaatsnemen, als deairbag gedeactiveerd is.Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situa-ties opleveren.

Page 21: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

20

Inzittendenbeveiliging01

SIPS-airbags (zijairbags)

Een groot deel van de botskracht wordt doorhet SIPS-systeem (Side Impact ProtectionSystem) over balken, stijlen, vloer, dak en an-dere delen van de carrosserie verspreid. DeSIPS-airbags aan de bestuurders- en de pas-sagierszijde beschermen de borstkas en deheupen en vormen een belangrijk onderdeelvan het SIPS-systeem. Het SIPS-systeem be-staat uit twee hoofdonderdelen: de SIPS-airbags en de sensoren. De SIPS-airbags zijnaangebracht in de rugleuningframes van devoorstoelen.

Kinderzitjes en SIPS-airbagsEen SIPS-airbag heeft geen nadelige invloedop de beschermende werking van kinderzitjesof comfortkussens in de auto.

Het is mogelijk een kinderzitje/comfortkussenop de voorstoel te plaatsen, als de auto aande passagierszijde niet is uitgerust met eengeactiveerde1 airbag.

WAARSCHUWINGReparaties mogen alleen door een erkendeVolvo-werkplaats worden uitgevoerd.Ingrepen in het SIPS-systeem kunnen sto-ringen in de werking veroorzaken en leidentot ernstig letsel.

G02

0694

WAARSCHUWINGLeg geen voorwerpen tussen de stoelen ende portierpanelen, omdat dit gebied binnende actieradius van de SIPS-airbag ligt.

WAARSCHUWINGGebruik alleen door Volvo goedgekeurdestoelhoezen. Andere stoelhoezen kunnende SIPS-airbags in hun werking hinderen.

WAARSCHUWINGDe SIPS-airbag vormt een aanvulling op deveiligheidsgordel. Draag altijd de veilig-heidsgordel.

1 Zie pagina 18 voor informatie over het active-ren/deactiveren van de passagiersairbag.

Page 22: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

21

Inzittendenbeveiliging 01

SIPS-airbag

Bestuurdersplaats, auto met stuur links

Passagiersplaats, auto met stuur links

Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags ensensoren. Bij een voldoende krachtige aanrij-

ding reageren de sensoren, die op hun beurtde gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbagsworden vervolgens opgeblazen tussen de in-zittende en het portierpaneel. Daarmee van-gen de SIPS-airbags de klap van de aanrijdingop voor de inzittende, waarna de airbags weerleeglopen. De airbag loopt weer leeg wanneerde inzittende de airbag raakt. De SIPS-airbagwordt normaal gesproken alleen opgeblazenaan de kant van de aanrijding.

Sticker SIPS-airbags

Airbagsticker SIPS-systeem op de portierstijl

Opblaasgordijnen (IC)

Het opblaasgordijn van het IC-systeem(Inflatable Curtain) vormt een aanvulling op hetSRS- en SIPS-systeem. Het zit verborgenachter de plafondbekleding langs beide zij-den van de auto en beschermt inzittenden opde buitenste zitplaatsen van de auto. Bij eenvoldoende krachtige aanrijding reageren desensoren, waarna de opblaasgordijnen wor-den geactiveerd. Het systeem helpt voorko-men dat de bestuurder en eventuele passa-giers bij een botsing met hun hoofd tegen debinnenkant van de auto slaan.

G02

1015

G02

1016

G02

1059

G01

7675

Page 23: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

22

Inzittendenbeveiliging01

Bescherming tegen whiplash-letsel,WHIPS

Het WHIPS-systeem (Whiplash ProtectionSystem) bestaat uit energieabsorberenderugleuningen en speciaal voor het systeemontwikkelde hoofdsteunen voor de beide voor-stoelen. Het systeem wordt geactiveerd bijeen aanrijding van achteren, afhankelijk van dehoek waaronder en de snelheid waarmee hetachteropkomende voertuig de auto raakt ende materiaaleigenschappen van dat voertuig.

Eigenschappen van de stoelAls het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,klappen de rugleuningen van de voorstoelennaar achteren zodat de zithouding van de be-stuurder en de passagier op de voorstoelenverandert. Zo wordt de kans op zogehetenwhiplash-letsel beperkt.

WAARSCHUWINGHang of bevestig nooit zware voorwerpenaan de handgrepen aan het plafond. Dehaak is alleen bedoeld voor niet al te zwarekledingstukken (en niet voor harde voorwer-pen zoals paraplu’s).Schroef of bevestig geen onderdelen op deplafondbekleding, de portierstijlen of de zij-panelen van de auto. Ze kunnen daarbij hunbeschermende werking verliezen. Er mogenuitsluitend originele Volvo-onderdelen, be-stemd voor montage op deze plaatsen,worden gebruikt.

WAARSCHUWINGZorg dat de lading in de auto niet uitsteektboven de denkbeeldige, horizontale lijn op50 mm onder de bovenkant van de zijruiten.Anders is het mogelijk dat het opblaasgor-dijn dat schuilgaat achter de plafondbekle-ding geen bescherming meer biedt.

WAARSCHUWINGHet opblaasgordijn vormt een aanvulling opde veiligheidsgordel.Draag altijd de veiligheidsgordel.

2101

8

WAARSCHUWINGHet WHIPS-systeem vormt een aanvullingop de veiligheidsgordels. Draag altijd deveiligheidsgordel.

WAARSCHUWINGBreng nooit zelf wijzigingen in de stoel ofhet WHIPS-systeem aan en probeer zenooit zelf te repareren. Neem contact opmet een erkende Volvo-werkplaats.

Page 24: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

23

Inzittendenbeveiliging 01

WHIPS-systeem en kinderzitjes/comfortkussensHet WHIPS-systeem heeft geen nadelige in-vloed op de beschermende werking van dekinderzitjes.

Juiste zithoudingVoor optimale bescherming moeten de be-stuurder en de voorpassagier zoveel mogelijkin het midden van de stoel plaatsnemen en deafstand tussen het hoofd en de hoofdsteun zoklein mogelijk houden.

Zorg dat u de werking van het WHIPS-systeem niet nadelig beïnvloedt

WAARSCHUWINGAls de stoel heeft blootgestaan aan grotekrachten zoals bij een aanrijding van achte-ren, moet u het WHIPS-systeem laten con-troleren bij een erkende Volvo-werkplaats.Er kunnen eigenschappen van het WHIPS-systeem verloren zijn gegaan, ook al ziet destoel er onbeschadigd uit. Neem contact opmet een erkende Volvo-werkplaats om hetsysteem te laten controleren, ook na eenlichte aanrijding van achteren.

WAARSCHUWINGPlaats geen koffer of iets dergelijks tussenhet zitgedeelte van de achterbank en derugleuning van de voorstoelen. Let erop datu de werking van het WHIPS-systeem nietbeïnvloedt.

G02

1842

WAARSCHUWINGAls u een van de ruggedeelten van de ach-terbank hebt omgeklapt, moet u de voor-stoel aan dezelfde kant naar voren schuivenzodat de rugleuning van de stoel niet tegenhet omgeklapte ruggedeelte van de achter-bank aankomt.

G01

8567

Page 25: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

24

Inzittendenbeveiliging01

Activering van de veiligheidssystemen

Wanneer de airbags werden opgeblazen,adviseert Volvo u het volgende:

• Sleep de auto naar een erkende Volvo-werkplaats. Rijd niet met opgeblazen air-bags.

• Laat het vervangen van de onderdelen vande veiligheidssystemen in de auto over aaneen erkende Volvo-werkplaats.

• Neem altijd contact op met een arts.

Systeem Activering

Gordelspanners voorstoelen Bij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of van achteren.Gordelspanners achterbank Bij een frontale botsingAirbags (SRS) Bij een frontale botsing1

1Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en hetgewicht van het lichaam waarmee de auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op de wijze vanactivering van de verschillende veiligheidssystemen in de auto.

SIPS-airbags Bij een aanrijding in de zij1

Opblaasgordijnen (IC) Bij een aanrijding in de zij1

WHIPS-systeem Bij aanrijdingen van achteren

N.B.De SRS-, SIPS-, IC-systemen en de gordel-spanners worden bij een botsing slechtseenmaal geactiveerd.

WAARSCHUWINGDe regelmodule van het airbagsysteem zitin de middenconsole. Als de middenconso-le doorweekt geraakt is, moet u de accuka-bels loskoppelen. Probeer de auto niet testarten, omdat de airbags daarbij geacti-veerd kunnen worden. Sleep de auto naareen erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWINGRijd nooit met opgeblazen airbags. Ze kun-nen u bij het sturen danig in de weg zitten.Ook de andere veiligheidssystemen kunnenbeschadigd zijn. Langdurige blootstellingaan de rook- en stofdeeltjes die vrijkomenbij het opblazen van de airbags kan oog- enhuidirritatie veroorzaken. Spoel bij irritatiemet koud water. De snelheid waarmee deairbags/gordijnen worden opgeblazen kanin combinatie met de toegepaste materialenresulteren in schaaf- en brandwonden aande huid.

Page 26: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

25

Safety mode 01

Safety mode

Als de auto betrokken is geweest bij een aan-rijding, kan de melding Safety mode Zieinstructieb. op het informatiedisplay verschij-nen. Dit betekent dat de functionaliteit van deauto is verminderd. Safety mode is een veilig-heidsfunctie die in werking treedt wanneer deaanrijding een belangrijke onderdeel van deauto zoals de brandstofleidingen, de sensorenvoor een van de veiligheidssystemen of hetremsysteem, kan hebben beschadigd.

Auto proberen te startenControleer eerst of er geen brandstof uit deauto is gelopen. Er mag evenmin een brand-stofgeur waarneembaar zijn.

Als alles normaal lijkt en u hebt vastgestelddat er geen brandstof lekt, kunt u proberen demotor te starten.

Haal de transpondersleutel uit het contact ensteek hem er opnieuw in. De elektronica vande auto probeert te resetten naar de normalestand. Probeer vervolgens de auto te starten.Als de melding Safety mode nog op het dis-play staat, mag u niet met de auto rijden enhem niet verslepen. Verborgen schade kan deauto tijdens het rijden onbestuurbaar maken,zelfs als het lijkt dat u nog met de auto kuntrijden.

Auto verzettenAls de melding Normal mode wordt weerge-geven nadat de Safety mode is gereset, magde auto voorzichtig uit de huidige, gevaarlijkepositie worden verreden. Verrijd de auto nietverder dan nodig.

G02

1062

WAARSCHUWINGProbeer nooit zelf de auto te repareren of deelektronische onderdelen te resetten nadatde auto in de Safety mode heeft gestaan.Dit kan aanleiding geven tot letsel of eenslechte functie van de auto. Laat de autoaltijd in een erkende Volvo-werkplaats con-troleren en naar de normale status (Normalmode) resetten nadat de Safety mode isverschenen.

WAARSCHUWINGProbeer onder geen beding de auto op-nieuw te starten, als u brandstof ruikt terwijlde melding Safety mode wordt weergege-ven. Verlaat de auto onmiddellijk.

WAARSCHUWINGDe auto mag niet worden weggesleept zo-lang deze in de Safety mode staat. De automoet van zijn huidige plaats worden ver-voerd naar een erkende Volvo-werkplaats.

Page 27: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

26

Kinderen en veiligheid01

Kinderen moeten comfortabel enveilig kunnen zitten

De plaats van het kind in de auto en de vereis-te uitrusting zijn afhankelijk van het gewicht ende lengte van het kind (zie pagina 28 voormeer informatie).

Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderenaltijd met de gordel goed om in de auto zitten.Laat kinderen nooit bij passagiers op schootzitten.

De veiligheidsuitrusting voor kinderen die Vol-vo biedt, is afgestemd op het gebruik in uwauto. Door het gebruik van originele Volvo-on-derdelen bent u er zeker van dat de bevesti-gingspunten en bevestigingsonderdelen op dejuiste wijze zijn aangebracht en sterk genoegzijn.

Kinderzitjes

Kinderzitjes en airbags gaan niet samen.

Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor kinde-ren die afgestemd is op uw Volvo en uitvoerigdoor Volvo getest is.

Zet de bevestigingsbanden van het kinderzitjenooit vast aan de hendel waarmee u de voor-stoel in de lengterichting verstelt of aan veren,rails of balken onder de stoel. Door scherperanden kunnen de bevestigingsbanden be-schadigd raken.

Laat de rugleuning van het kinderzitje tegenhet dashboard steunen. Dit geldt voor auto’szonder passagiersairbag of auto’s waarvan depassagiersairbag gedeactiveerd is.

Positie van kinderzitjesHet volgende kan worden gebruikt:

• een kinderzitje/comfortkussen op de pas-sagiersstoel, zolang de airbag aan de pas-sagierszijde gedeactiveerd1 is;

• een achterstevoren gemonteerd kinderzitjeop de achterbank dat tegen de rugleuningvan de voorstoel steunt.

Plaats een kind altijd op de achterbank als deairbag aan de passagierszijde geactiveerd is.Als de airbag wordt opgeblazen, kan een kindop de passagiersstoel ernstig letsel oplopen.

N.B.De wettelijke bepalingen voor het vervoervan kinderen in de auto verschillen van landtot land. Informeer naar wat er in uw landvan kracht is.

N.B.Bij problemen tijdens de montage van kin-derveiligheidsproducten kunt u contactopnemen met de fabrikant voor nadereinstructies.

N.B.Bij gebruik van op de markt verkrijgbarekinderveiligheidsproducten is het vanbelang dat u de bijgeleverde montage-instructies zorgvuldig doorleest en nauw-keurig opvolgt.

G02

0739

1 Zie pagina 18 voor informatie over het active-ren/deactiveren van de passagiersairbag (SRS).

WAARSCHUWINGVervoer kinderen nooit in een kinderzitje ofop een comfortkussen op de passagiers-stoel als de airbag (SRS) geactiveerd is.Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooitop de passagiersstoel plaatsnemen, als deairbag (SRS) geactiveerd is.Het niet opvolgen van de bovenstaandeaanbevelingen kan levensgevaarlijke situa-ties opleveren voor het kind.

Page 28: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

27

Kinderen en veiligheid 01

Sticker airbag

Sticker op zijwand dashboard, passagierszijde.

Sticker op zijwand dashboard, passagierszijde(alleen Australië)

WAARSCHUWINGGebruik geen kinderzitjes met stalen beu-gels of andere constructies die tegen deontgrendelingsknop van de gordelsluitingkunnen aankomen. Dit om te voorkomendat de gordels plotseling losschieten.Zorg dat het kinderzitje niet met de boven-kant tegen de voorruit aankomt.

Page 29: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

28

Kinderen en veiligheid01

Aanbevolen veiligheidszitjes

Om andere veiligheidszitjes te kunnen gebruiken dient uw auto op de lijst van de producent te staan of een universele goedkeuring te hebben conform ECE R44.

Gewicht/Leeftijd Voorstoel Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank

Groep 0max. 10 kg(tot 9 maanden)Groep 0+max. 13 kg

Volvo kinderzitje – achterstevoren gemon-teerd veiligheidszitje bevestigd met veilig-heidsgordel en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03135

Volvo kinderzitje – achterstevoren gemon-teerd veiligheidszitje bevestigd met veilig-heidsgordel, bevestigingsband en steun.

Typegoedkeuring: E5 03135

Britax Baby Safe Plus – achterstevorengemonteerd veiligheidszitje bevestigdmetISOFIX-systeem.

Typegoedkeuring: E1 03301146

Britax Baby Safe Plus – achterstevorengemonteerd veiligheidszitje bevestigdmetISOFIX-systeem.

Typegoedkeuring: E1 03301146

Britax Baby Safe Plus – achterstevorengemonteerd veiligheidszitje bevestigdmet veiligheidsgordel.

Typegoedkeuring: E1 03301146Groep 19–18 kg(9–36 maanden)

Volvo kinderzitje – achterstevoren gemon-teerd veiligheidszitje bevestigd met veilig-heidsgordel en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03135

Volvo kinderzitje – achterstevoren gemon-teerd veiligheidszitje bevestigd met veilig-heidsgordel, bevestigingsband en steun.

Typegoedkeuring: E5 03135Britax Freeway – achterstevoren gemon-teerd veiligheidszitje bevestigd metISOFIX-systeem en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03171

Britax Freeway – achterstevoren gemon-teerd veiligheidszitje bevestigd metISOFIX-systeem en bevestigingsband.

Typegoedkeuring: E5 03171

Groep 2/315–36 kg(3–12 jaar)

Volvo comfortkussen – met of zonderrugleuning.

Typegoedkeuring: E5 03139

Volvo comfortkussen – met of zonderrugleuning.

Typegoedkeuring: E5 03139

Volvo comfortkussen – met of zonderrugleuning.

Typegoedkeuring: E5 03139

Geïntegreerd Volvo kinderzitje met tweestanden – verkrijgbaar als fabrieksoptie.

Typegoedkeuring: EX XXXXX

Page 30: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

29

Kinderen en veiligheid 01

Geïntegreerde kinderzitjes* met tweestanden

Goede positie: de gordel loopt over deschouder

Verkeerde positie: het hoofd mag niet boven dehoofdsteun uitsteken en de gordel mag nietonder de schouder lopen

De geïntegreerde kinderzitjes zijn speciaalontworpen om kinderen optimale bescher-ming te bieden. In combinatie met de aanwe-zige veiligheidsgordels zijn de kinderzitjesgoedgekeurd voor kinderen met een gewichtvan 15 tot 36 kg en een lengte van 0,95 tot1,40 m.

Zorg alvorens weg te rijden dat:

• het geïntegreerde kinderzitje met tweestanden correct ingesteld (zie tabel) envergrendeld is;

• de veiligheidsgordel goed strak langs hetlichaam van het kind loopt en nergens slaphangt of verdraaid is;

• de veiligheidsgordel niet tegen de nek vanhet kind aankomt of onder de schouderlangs loopt (zie bovenstaande afbeeldin-gen);

• de heupgordel laag over het bekken loopt,zodat deze maximale bescherming biedt.

Zie pagina 29–30 voor aanwijzingen voor hetgebruik van het kinderzitje met twee standen.

Kinderzitje met twee standen uitklappen

Stand 1

Trek de handgreep (1) naar voren enomhoog (2) om het kinderzitje vrij te geven.Duw het kinderzitje naar achteren om hette vergrendelen.

G01

7875

G01

7719

Stand 1 Stand 2

Gewicht 22–36 kg 15–25 kg

Lengte 1,15–1,40 m 0,95–1,20 m

21

1

G01

7696

2

G01

7697

Page 31: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

30

Kinderen en veiligheid01

Stand 2

Werk vanuit stand 1. Druk op de knop.Til het kinderzitje aan de voorkant (1) op enduw het achteruit (2) tegen het ruggedeelteaan om het te vergrendelen.

Kinderzitje met twee standenneerklappenHet kinderzitje is zowel vanuit de bovenste alsvanuit de onderste stand volledig neer te klap-pen in het zitgedeelte. Het is echter niet mo-gelijk het kinderzitje vanuit de bovenste standin de onderste stand te zetten.

Trek de handgreep naar voren om het zitjevrij te geven.

1

G01

7783

2

2

1

G01

7784

WAARSCHUWINGReparatie of vervanging dient alleen te wor-den uitgevoerd door een erkende Volvo-werkplaats. Verricht zelf geen wijzigingen inof aanpassingen aan het geïntegreerde kin-derzitje. Als een geïntegreerd kinderzitjeaan grote krachten heeft blootgestaan zoalstijdens een aanrijding, moet u het geïnte-greerde kinderzitje in zijn geheel vervangen.Ook al ziet het geïntegreerde kinderzitje erintact uit, kunnen er toch beschermende ei-genschappen verloren zijn gegaan. Hetgeïntegreerde kinderzitje moet ook wordenvervangen als het erg versleten is.

N.B.Het is niet mogelijk het kinderzitje vanuitstand 2 in stand 1 te zetten. U moet het zitjedan eerst volledig neerklappen in het zitge-deelte. Zie de tekst onder het kopje Kinder-zitje met twee standen neerklappen.

1

G01

7692

2

G01

7694

Page 32: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

31

Kinderen en veiligheid 01

Duw het zitje met uw hand omlaag om hetzitje te vergrendelen.

Kinderslot achterportierenDe bedieningsknoppen voor de ruiten in deachterportieren en de openingshandgrepenop de achterportieren zijn te blokkeren, zodatde achterportieren en de zijruiten niet meervan de binnenzijde kunnen worden geopend.Zie pagina 50 voor meer informatie.

ISOFIX-bevestigingssysteem voorveiligheidszitjes

Achter de onderkant van de ruggedeelten opde beide buitenste zitplaatsen van de achter-bank gaan de bevestigingspunten voor hetISOFIX-systeem schuil.

Symbolen op de bekleding van de ruggedeel-ten (zie bovenstaande afbeelding) geven depositie van deze bevestigingspunten aan.

Duw het zitgedeelte van de zitplaats omlaagom bij de bevestigingspunten te komen.

WAARSCHUWINGAls u de gebruiksinstructies voor het kinder-zitje met twee standen niet opvolgt, is hetbij een aanrijding niet uitgesloten dat hetkind ernstig letsel oploopt.

BELANGRIJKControleer voordat u het kinderzitje weerneerklapt of er geen losse voorwerpen (zo-als stukken speelgoed) in het gebied onderhet zitje liggen.

N.B.Bij het omklappen van het ruggedeelte vande achterbank dient u eerst het kinderzitjeneer te klappen.

N.B.Het ISOFIX-bevestigingssysteem is alsaccessoire verkrijgbaar voor de passagiers-stoel.

G02

1064

Page 33: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

32

Kinderen en veiligheid01

Houd u altijd aan de montage-instructies vande fabrikant, wanneer u een kinderzitje aan deISOFIX-bevestigingspunten vastzet.

AfmetingscategorieënVeiligheidszitjes kunnen net als auto’s ver-schillende afmetingen hebben. Veiligheidszit-jes passen daardoor niet op alle zitplaatsenvan de verschillende modellen.

Voor veiligheidszitjes met een ISOFIX-bevesti-gingssysteem werden daarom afmetingscate-gorieën ingevoerd om gebruikers te helpen bijhet kiezen van het juiste kinderzitje (zie onder-staande tabel).

Afmetings-categorie

Beschrijving

A Normale grootte, in rijrichtinggemonteerd veiligheidszitje

B Beperkte grootte (optie 1),achterstevoren gemonteerdveiligheidszitje

B1 Beperkte grootte (optie 2), inrijrichting gemonteerdveiligheidszitje

C Normale grootte, achterste-voren gemonteerd veiligheids-zitje

D Beperkte grootte,achterstevoren gemonteerdveiligheidszitje

E Achterstevoren gemonteerdbabyzitje

F Overdwars gemonteerdbabyzitje, links

G Overdwars gemonteerdbabyzitje, rechts

Page 34: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

33

Kinderen en veiligheid 01

Verschillende soorten ISOFIX-veiligheidszitjes

Type kinderzitje Gewicht (leeftijd) Afmetings-categorie

Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje

VoorstoelBuitenste zitplaats

achterbank

Babyzitje,overdwars

max. 10 kg (tot 9 mnd) F - -G - -

Babyzitje,achterstevoren

max. 10 kg (tot 9 mnd) E OK OK

Babyzitje,achterstevoren

max. 13 kg (tot 12mnd)

E OK OKD OK OK

C - OKVeiligheidszitje,achterstevoren

9–18 kg (9–36 mnd) D OK OKC - OK

Veiligheidszitje,achterstevoren

9–18 kg (9–36 mnd) B OK1

1Volvo adviseert een achterstevoren gemonteerd veiligheidszitje voor deze categorie.

OK1

B1 OK1 OK1

A OK1 OK1

WAARSCHUWINGPlaats een kind nooit op de passagiersstoelvoorin, als de auto is uitgerust met een ge-activeerde airbag aan die kant.

N.B.Als een ISOFIX-kinderzitje geen afmetings-categorie heeft, dient uw model op de lijstmet auto’s te staan waarvoor het kinderzitjezich leent.

N.B.Neem contact opmet een Volvo-werkplaatsvoor de ISOFIX-veiligheidszitjes die Volvoadviseert.

Page 35: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

34

Kinderen en veiligheid01

Bovenste bevestigingspunten voorkinderzitjes

De auto is uitgerust met bovenste bevesti-gingspunten voor bepaalde kinderzitjes die inde rijrichting worden gemonteerd. Deze be-vestigingspunten zitten achter op het zitge-deelte van de achterbank.

Bij auto’s met hoofdsteunen op de beide bui-tenste zitplaatsen van de achterbank gaat hetmonteren van dergelijke veiligheidszitjes mak-kelijker, als u de hoofdsteunen omklapt.

Een eventuele bagagerolhoes moet uit delaadruimte worden verwijderd, voordat u eenkinderzitje aan de bevestigingspunten kuntvastzetten.

De bovenste bevestigingspunten zijn voorna-melijk bestemd om een in de rijrichting ge-monteerd kinderzitje aan te bevestigen. Volvo

adviseert u kleine kinderen zo lang mogelijk inachterstevoren gemonteerde kinderzitjes tevervoeren.

Zie de aanwijzingen van de fabrikant van hetkinderzitje voor gedetailleerde informatie overde manier waarop u het zitje aan de bovenstebevestigingspunten vastzet.

G01

7676

WAARSCHUWINGHaal de bevestigingsband van een kinder-zitje altijd onder de hoofdsteun van de ach-terbank door, voordat u de gordel in desluiting aanbrengt.

Page 36: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

01 Veiligheid

35

01

Page 37: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

36

Transpondersleutel/sleutelblad ................................................................ 38Private locking* ........................................................................................ 43Batterij vervangen transpondersleutel/PCC* ........................................... 44Keyless drive*........................................................................................... 45Vergrendelen/ontgrendelen ...................................................................... 47Kinderslot ................................................................................................. 50Alarm*....................................................................................................... 51

Page 38: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02SLOTEN EN ALARM

Page 39: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

38

Transpondersleutel/sleutelblad

02

Algemene informatie

Bij de auto worden twee transpondersleutelsof PCC’s (Personal Car Communicator) gele-verd. U gebruikt ze om de auto te starten endeze te vergrendelen of te ontgrendelen.U kunt extra transpondersleutels bestellen.Er zijn maximaal zes transpondersleutels vooréén en dezelfde auto te programmeren en tegebruiken.PCC’s kennen meer functies dan een trans-pondersleutel in standaarduitvoering. In hetvervolg van dit hoofdstuk hebben we het overeen transpondersleutel bij de bespreking vanfuncties die voorkomen op zowel de PCC alsop de transpondersleutel.

Afneembaar sleutelbladDe transpondersleutel bevat een afneembaarmetalen sleutelblad voor het mechanisch ver-grendelen/ontgrendelen van het bestuurder-sportier, het dashboardkastje en de achter-klep (Private locking).Zie pagina 42 voor de functies van het sleutel-blad.

Zie pagina 43 voor Private locking.

De unieke code van de sleutels is bekend bijde erkende Volvo-werkplaatsen, waar ooknieuwe sleutels kunnen worden besteld.

Zoekgeraakte transpondersleutelBij verlies van een transpondersleutel kunt ueen nieuwe bestellen bij een erkende Volvo-werkplaats. Neem de resterende transponder-sleutels mee naar de werkplaats. Ter voorko-ming van diefstal moet de code van de zoek-geraakte transpondersleutel uit het systeemworden gewist.Het aantal sleutels dat geprogrammeerd isvoor de auto kunt u controleren onder Instel-lingen van de auto Autosleutelgeheugen

Aantal sleutels. Zie pagina 104 voor eenbeschrijving van het menusysteem.

Sleutelgeheugen, buitenspiegels enbestuurdersstoel*De instellingen worden automatisch gekop-peld aan de transpondersleutel die op datmoment in gebruik is (zie pagina 67 en 84).U kunt de functie activeren/deactiveren onderInstellingen van de autoAutosleutelgeheugen Pos. stoelen enspiegels. Zie pagina 104 voor een beschrij-ving van het menusysteem.Zie pagina 46 voor auto’s met Keylessdrive-functie.

Knippersignalen bij vergrendelen/ontgrendelenWanneer u de auto vergrendelt of ontgrendeltmet een transpondersleutel, lichten de richtin-gaanwijzers een bepaalde aantal malen op omaan te geven dat de auto op de juiste maniervergrendeld/ontgrendeld is.• Vergrendelen: eenmaal oplichten• Ontgrendelen: tweemaal oplichten.Bij het vergrendelen gebeurt dit alleen als alleportieren na het sluiten correct zijn vergren-deld.

U kunt de functie activeren/deactiveren onderInstellingen van de autoLichtinstellingen Auto is op slot, lampjeresp. Instellingen van de autoLichtinstellingen Auto is open, lampje.Zie pagina 104 voor een beschrijving van hetmenusysteem.

Elektronische startblokkeringElke transpondersleutel heeft zijn eigen, unie-ke code. U kunt de auto alleen starten, wan-neer u een transpondersleutel met de juistecode gebruikt.De onderstaande foutmeldingen op het infor-matiedisplay (op het instrumentenpaneel)houden verband met de elektronische start-blokkering:

WAARSCHUWINGAls er kinderen in de auto zitten:Let er bij het verlaten van de auto op dat ude stroomtoevoer naar de sloten, elektrischbedienbare zijruiten en het schuifdak ver-breekt door de transpondersleutel uit tenemen.

Page 40: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

39

Transpondersleutel/sleutelblad

02

Zie pagina 88 voor het starten van de auto.

Uitgeputte batterij intranspondersleutelVervang de batterijen, als;

• het informatiesymbool oplicht en de mel-ding Autosleutel Batterij leeg op het dis-play verschijnt

en/of

• de sloten herhaalde malen achtereen nietreageren op het signaal van een transpon-dersleutel die zich binnen een straal van20 m bevindt.

Zie pagina 44 voor het vervangen van debatterij.

Functies

Transpondersleutel

PCC* (Personal Car Communicator)

VergrendelenOntgrendelenApproach-verlichtingAchterklepPaniekfunctie

Doorluchtfunctie (Global opening)Bij lang indrukken (ten minste 4 seconden) vande toets of worden alle zijruiten tegelijkkorte tijd geopend en weer gesloten (daarbijwordt een openstaand schuifdak ookgesloten).

U kunt de functie bijvoorbeeld gebruiken ombij warm weer snel voor frisse lucht in de autote zorgen.

FunctietoetsenVergrendelen – Vergrendelt de portieren ende achterklep en activeert het alarm.

Ontgrendelen – Ontgrendelt de portieren ende achterklep en deactiveert het alarm.

De ontgrendelingsfunctie kan dusdanig gewij-zigd worden dat bij eenmaal indrukken van detoets niet meer alle portieren tegelijk wordenontgrendeld, maar alleen het bestuurderspor-tier. Bij een tweede keer indrukken (binnen

Melding Betekenis

SleutelfoutProbeeropnieuw

Storing bij het uitlezen vande transpondersleuteltijdens het starten. Probeerde auto opnieuw te starten.

Autosleutelnietgevonden

Geldt alleen voor de functieKeyless drive van de PCC.Fout bij het uitlezen van dePCC tijdens de start.Probeer de auto opnieuwte starten.

ImmobilizerZieinstructieb.

Functiestoring van detranspondersleutel tijdenshet starten. Neem contactop met een erkende Volvo-werkplaats.

1

3

2

4

5

G02

1078

1

3

2

4

5

G02

1079

WAARSCHUWINGControleer of niemand met de handen be-kneld raakt wanneer u het schuifdak en dezijruiten vanaf de transpondersleutel sluit.

Page 41: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

40

Transpondersleutel/sleutelblad

02

10 seconden) worden de overige portierenontgrendeld.

U wijzigt de functie onder Instellingen van deauto Instellingen vergrendelen Por-tieren ontgrendelen. Zie pagina 104 voor eenbeschrijving van het menusysteem.

Approach-verlichting – Bestemd om de ver-lichting van de auto op afstand in te schake-len. Zie pagina 76 voor meer informatie.

Achterklep – Ontgrendelt alleen de achterklep(zonder deze te openen)1. Zie pagina 48 voormeer informatie.

Paniekfunctie – Bestemd om in noodgevallende aandacht van anderen te trekken.

Als u de rode toets ten minste 3 secondenlang ingedrukt houdt of tweemaal achtereenbinnen 3 seconden indrukt, worden de richtin-gaanwijzers, de interieurverlichting en declaxon geactiveerd.

U kunt deze functie met dezelfde toets weeruitschakelen, als de functie minimaal5 seconden actief geweest is. Als u niets doet,wordt de functie na 2 minuten en 45 secondenautomatisch uitgeschakeld.

Bereik transpondersleutelDe transpondersleutel is te gebruiken binneneen straal van 20 m rond de auto.

Specifieke functies, PCC*

InformatietoetsControlelampjes

Na een druk op de informatietoets kunt ubepaalde informatie over de auto uitlezen aande hand van de controlelampjes .

Gebruik van de informatietoets1. Druk op de informatietoets .2. Ca. 7 seconden lang lichten de

controlelampjes op de PCC om debeurt op om aan te geven dat de informa-tie over de auto wordt uitgelezen.Als u gedurende dit tijdsbestek op eenvan de andere toetsen drukt, wordt deuitlezing beëindigd.

1Bij auto’s met elektrische achterklepbedieningwordt de achterklep geopend.

N.B.Er kunnen storingen optreden in de functiesvan de transpondersleutel door radiogolvenin de lucht, omringende gebouwen, topo-grafische omstandigheden e.d. Het is altijdmogelijk de auto te vergrendelen/ontgren-delen met het sleutelblad (zie pagina 42).

2

21

2

G02

1080

Page 42: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

41

Transpondersleutel/sleutelblad

02

De controlelampjes verstrekken informatiezoals afgebeeld.

Continu groen licht: De auto is vergrendeld.Continu oranje licht: De auto is ontgren-deld.Continu rood licht: Het alarm is afgegaan.Aangegeven twee controlelampjes lichtenbeurtelings rood op: dit geeft met HSB(Heart Beat Sensor) aan dat er mogelijk

iemand in de auto zit. De indicatie ver-schijnt alleen, als het alarm is afgegaan.

Bereik transpondersleutelDe ontgrendelingsfuncties van de PCC zijnte gebruiken binnen een straal van 20 m rondde auto.

De Approach-verlichting, de paniekfunctie ende functies die gekoppeld zijn aan de informa-tietoets, zijn tot op 100 m van de auto tegebruiken.

Buiten bereik PCCAls de PCC op dermate grote afstand van deauto is dat er geen informatie over de auto kanworden uitgelezen, wordt de laatst bekendestatus van de auto weergegeven zonder dat delampjes op de PCC om de beurt oplichten.

De PCC waarmee de auto de laatste keer ver-grendeld/ontgrendeld werd, geeft de juistestatus aan.

Heart Beat SensorDe functie werkt met behulp van een hart-slagsensor (HBS, Heart Beat Sensor). HBSvormt een aanvulling op het alarmsysteem vande auto die op afstand afgeeft of er mogelijkiemand in de auto zit. De indicatie verschijntalleen, als het alarm is afgegaan.

HBS registreert de hartslag die zich via decarrosserie van de auto voortplant. In gebie-den met veel lawaai en trillingen is het dan ookmogelijk dat de HBS in zijn werking wordtgestoord.

Keyless driveZie pagina 45.

N.B.Als bij herhaaldelijk gebruik van de informa-tietoets – op verschillende tijdstippen enverschillende plaatsen – blijkt dat geen vande controlelampjes gaat branden (en datevenmin na 7 seconden alsook nadat decontrolelampjes op de PCC om de beurtoplichtten), dient u contact op te nemenmet een erkende Volvo-werkplaats.

1 2

3 4

G02

1081

N.B.Er kunnen storingen optreden in de functievan de informatietoets door radiogolven inde lucht, omringende gebouwen, topografi-sche omstandigheden e.d.

N.B.Als geen van de controlelampjes brandt bijhet indrukken van de informatietoets, is hetmogelijk dat er storingen optreden in decommunicatie tussen de PCC en de autodoor radiogolven in de lucht, omringendegebouwen, topografische omstandighedene.d.

Page 43: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

42

Transpondersleutel/sleutelblad

02

Afneembaar sleutelbladU kunt het afneembare sleutelblad van detranspondersleutel gebruiken om:

• het bestuurdersportier handmatig te ope-nen, als de centrale vergrendeling niet tebedienen is vanaf de transpondersleutel

• de toegang tot het dashboardkastje en delaadruimte te blokkeren (Private locking)1

(zie pagina 43).

Sleutelblad verwijderen

Haal de veerbelaste pal opzij en trek tegelij-kertijd het sleutelblad recht naar achteren.

Sleutelblad aanbrengenPlaats het verwijderde sleutelblad voorzichtigterug in de transpondersleutel om beschadi-ging te voorkomen.

1. Houd de transpondersleutel met de gleufomhoog en laat het sleutelblad in de gleufzakken.

2. Duw voorzichtig tegen het sleutelblad.U hoort een klikgeluid wanneer het sleu-telblad goed vastzit.

Portier ontgrendelen met sleutelbladAls de centrale vergrendeling niet op de trans-pondersleutel reageert (omdat de batterijenbijvoorbeeld leeg zijn), kunt u het bestuurder-sportier op de volgende manier ontgrendelenen openen:

1. Ontgrendel het bestuurdersportier met hetsleutelblad in het slot van de portierhand-greep.

2. Schakel het alarm uit door de transpon-dersleutel in het contactslot te steken.

1Geldt voor bepaalde markten

1

2

G02

1082 N.B.

Wanneer u het bestuurdersportier met hetsleutelblad ontgrendelt en vervolgensopent, gaat het alarm af.

Page 44: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

43

Private locking*

02

Private locking*1 .

Vergrendelingspunten voor transpondersleutelmet sleutelblad (Private locking niet geactiveerd).

Vergrendelingspunten voor transpondersleutelzonder sleutelblad (Private locking geactiveerd).

Deze functie is bestemd voor als u de autoafgeeft voor een onderhoudsbeurt of als u

hem bij een hotel of iets dergelijks laat parke-ren. Het dashboardkastje is dan vergrendelden het achterklepslot is niet via de centralevergrendeling te openen (zodat de achterklepniet meer met de knoppen op de voorportie-ren of die op de transpondersleutel te bedie-nen is).

Dit betekent dat de transpondersleutel zonderhet sleutelblad alleen kan worden gebruikt omhet alarm te activeren/deactiveren, de portie-ren te openen en in de auto te rijden.

U geeft de transpondersleutel af zonder hetafneembare sleutelblad, dat u bij u houdt.

Activeren/deactiveren

Private locking activeren

Private locking activeren:Steek het sleutelblad in het slot van hetdashboardkastje.Draai het sleutelblad 180 graden rechtsom.Trek het sleutelblad er weer uit (er ver-schijnt een melding op het informatiedis-play).

• Houd voor het deactiveren de omgekeerdevolgorde aan.

Zie pagina 48 om alleen het dashboardkastjete vergrendelen.1Bepaalde markten.

G01

7869

G01

7870

N.B.Vergeet niet de bagagerolhoes over de la-ding heen uit te rollen voordat u de achter-klep sluit (zie pagina 171).

N.B.Plaats het sleutelblad niet in de transpon-dersleutel terug, maar houd het bij u en be-waar het goed.

1

3

2

G02

0508

Page 45: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

44

Batterij vervangen transpondersleutel/PCC*

02

Batterij vervangen

Batterijtype: CR2430, 3 V (één in transponder-sleutel en twee in PCC).

Openen

Haal de veerbelaste pal opzij en trektegelijkertijd het sleutelblad recht naarachteren.

Steek een schroevendraaier in de openingachter de veerbelaste pal en werk detranspondersleutel voorzichtig open.

Batterij vervangen

Let erop hoe de batterij(en) aan de binnen-zijde van de afdekking vastzit(ten). Letdaarop op de pluszijde + en de minzijde –.

TranspondersleutelWerk de batterij voorzichtig los. Plaatseen nieuwe met de pluszijde (+) omlaag.

PCCWerk de batterijen voorzichtig los. Plaatseerst een nieuwe met de pluszijde (+)omhoog. Leg het witte plasticvel op degeplaatste nieuwe batterij en breng daar-na nog een nieuwe batterij aan met depluszijde (+) omlaag.

In elkaar zetten1. Druk de afdekking weer op de transponder-

sleutel vast.2. Houd de transpondersleutel met de gleuf

omhoog en laat het sleutelblad in degleuf zakken.

3. Duw voorzichtig tegen het sleutelblad.U hoort een klikgeluid wanneer het sleu-telblad goed vastzit.

1

2

1

G02

1085

23

G02

1086

N.B.Houd de transpondersleutel met de toetsenomhoog om te voorkomen dat de batterijenbij het openen van de afdekking op degrond vallen.

BELANGRIJKKom niet met uw vingers aan de polen vande batterijen of de contactvlakken, omdatze daardoor slechter kunnen presteren.

A B3

G01

5518

BELANGRIJKZorg dat de oude batterij(en) wordt/wordenafgevoerd op een manier die het milieuontziet.

Page 46: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

45

Keyless drive*

02

Keyless drive (alleen PCC*)

Vergrendelings- en startsysteemzonder sleutel

Met de Keyless drive-functie van de PCC kuntu zonder een sleutel te gebruiken de auto ont-grendelen, starten en vergrendelen. U hoeft dePCC alleen bij u te dragen. Het systeemmaakthet eenvoudiger om de auto te openen wan-neer u uw handen vol hebt.De twee PCC’s van de auto ondersteunen deKeyless drive-functie. U kunt meer PCC’s bij-bestellen.

Bereik PCCOm een portier of de achterklep te kunnenopenen moet de PCC zich binnen een straalvan maximaal 1,5 m rond de portierhandgre-pen of de achterklep bevinden. Dit betekentdat u de PCC bij u moet dragen om een portierte vergrendelen of ontgrendelen. Wanneer u

aan de ene kant van de auto staat, is het nietmogelijk om met de PCC een portier aan deandere kant te vergrendelen of ontgrendelen.De rode cirkels op de afbeelding geven hetdekkingsgebied van de systeemantennes aan.Als alle PCC’s uit de auto worden genomen,verschijnt er een waarschuwingsmelding ophet informatiedisplay en klinkt er een geluids-signaal. De melding verdwijnt, wanneer eenvan de PCC’s weer in de auto wordt gelegd.Wanneer de PCC weer in de auto is gelegd,verdwijnen de waarschuwingsmelding en hetgeluidssignaal nadat een van de volgendehandelingen is uitgevoerd;• er is een portier geopend of gesloten;• de transpondersleutel is in het contactslot

gestoken;• de toets READ is ingedrukt.

Veilig gebruik van uw PCCAls u een PCC met Keyless drive-functie in deauto laat liggen, wordt de PCC bij het vergren-delen van de auto tijdelijk gedeactiveerd. On-bevoegden kunnen de portieren er dan nietmeer mee openen.Als er echter ingebroken wordt en iemand dePCC in de auto vindt, wordt de PCC weer ge-activeerd. Pas daarom goed op al uw PCC’s.

Storingen in de functie van een PCCDe Keyless drive-functie kan verstoord wordendoor elektromagnetische velden en afscher-mingen. Leg de PCC daarom niet dicht bij eenmobiele telefoon of metalen voorwerpen.Als er desondanks toch storingen optreden,moet u de PCC en het sleutelblad op de nor-male manier gebruiken (zie pagina 39).

OntgrendelenOpen de portieren met de handgreep of opende achterklep met de handgreep op de klep.

Ontgrendelen met sleutelbladAls de Keyless drive-functie van de PCC de-fect is, kunt u het bestuurdersportier ontgren-delen met het sleutelblad. In dat geval wordtde centrale vergrendeling niet geactiveerd.

G01

7871

BELANGRIJKLaat een PCC nooit onbeheerd in de autoliggen.

N.B.Bij ontgrendelen met het sleutelblad gaathet alarm af. Zie pagina 51 voor het uitscha-kelen.

Page 47: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

46

Keyless drive*

02

Sleutelgeheugen, bestuurdersstoel enbuitenspiegels*

Geheugenfunctie van PCCAls meerdere personen met een PCC metKeyless drive-functie naar de auto lopen, ne-men de bestuurdersstoel en de buitenspiegelsde stand in die ligt opgeslagen in de PCC vandegene die het bestuurdersportier opent.

Wanneer het bestuurdersportier openstaat,zijn de instellingen op de volgende twee ma-nieren te wijzigen:

• druk vanaf de bestuurdersstoel op de ont-grendelingstoets van de PCC(zie pagina 39);

• druk op de knop voor de stoelinstelling(zie pagina 67).

VergrendelenVergrendel de portieren en de achterklep doorop de vergrendelingsknop op een van de por-tierhandgrepen aan de buitenkant te drukken.

Alle portieren inclusief de achterklep moetenzijn gesloten, voordat u de auto kunt vergren-delen. De auto wordt anders niet vergrendeld.

VergrendelingsinstellingenOnder Instellingen van de auto Instellin-gen vergrendelen Op afstand openen.Zie pagina 104 voor een beschrijving van hetmenusysteem.

Locatie antennes

Het Keyless drive-systeem werkt met eenaantal antennes die op verschillende locatiesingebouwd zijn in de auto.

Achterklep, bij de wissermotorPortierhandgreep, linksachter

Plafond, boven de achterbank, in het mid-denLaadruimte, in het midden, helemaal voor-in, onder de vloerPortierhandgreep, rechtsachterMiddenconsole, onder achterstukMiddenconsole, onder voorstuk

N.B.

Bij een auto met een automatische versnel-lingsbak dient de keuzehendel in stand P teworden gezet, aangezien de auto andersniet vergrendeld of op alarm kan wordengezet.

1 2 3 4

5 6 7 G02

1179

WAARSCHUWINGDragers van een pacemaker dienen min-stens 22 cm afstand te houden tot deantennes van het Keyless drive-systeem.Dit om eventuele storingen in de pacemakerals gevolg van het Keyless drive-systeemuit te sluiten.

Page 48: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

47

Vergrendelen/ontgrendelen

02

Van de buitenzijde

Met de transpondersleutel kunt u alle portie-ren en de achterklep gelijktijdig vergrendelen/ontgrendelen. Bij vergrendeling zijn de ver-grendelingsknoppen op de portieren en deopeningshandgrepen aan de binnenzijde nietmeer te bedienen: dit is de zogeheten Safe-lock-functie (zie pagina 49) (geldt alleen voorbepaalde markten).

De tankvulklep kan worden geopend, wanneerde auto onvergrendeld staat. De klep kan nietworden geopend, als u de auto vergrendelt enhet alarm inschakelt.

Automatische hervergrendelingAls u geen van de portieren noch de achter-klep binnen twee minuten na ontgrendelingvan de buitenzijde met de transpondersleutelopent, worden alle sloten automatisch weervergrendeld. Deze functie voorkomt dat u deauto per ongeluk onvergrendeld kunt latenstaan. Zie pagina 51 voor auto’s met alarm-systeem.

Van de binnenzijde

Met de bedieningsknoppen op het portierpa-neel kunt u alle portieren en de achterkleptegelijkertijd vergrendelen of ontgrendelen.

OntgrendelenDruk op de ontgrendelingsknop voor de por-tieren. Bij lang indrukken worden ook al dezijruiten geopend.

VergrendelenDruk nadat u de voorportieren hebt geslotenop de vergrendelingsknop voor de portieren.Bij lang indrukken worden ook de zijruiten eneen schuifdak gesloten.

Alle portieren zijn eenmaal gesloten handma-tig te vergrendelen met de vergrendelings-knoppen. Door eenmaal aan de handgreep tetrekken ontgrendelt u een portier. Door twee-maal aan de handgreep te trekken opent u eenportier.

Automatische vergrendelingBij het wegrijden kunnen de portieren en deachterklep automatisch worden vergrendeld.

U kunt de functie activeren/deactiveren onderInstellingen van de auto Instellingenvergrendelen Portieren autom. op slot.Zie pagina 104 voor een beschrijving van hetmenusysteem.

N.B.Ook als er nog een portier openstaat is hetmogelijk de auto te vergrendelen1. Wanneeru het geopende portier vervolgens sluitwordt ook dit vergrendeld, zodat het gevaarbestaat dat u zich buitensluit met de trans-pondersleutel nog in de auto.

1Geldt alleen voor auto’s op bepaalde markten,maar niet voor auto’s met Keyless drive.

WAARSCHUWINGLet erop dat inzittenden in de auto kunnenworden opgesloten, als u die van de buiten-zijde vergrendelt.

G01

9216

Page 49: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

48

Vergrendelen/ontgrendelen

02

Dashboardkastje

Vergrendel het dashboardkastje door hetsleutelblad een kwartslag (90 graden)rechtsom te draaien. Het sleutelgat staathorizontaal wanneer het kastje vergren-deld is.Houd voor het ontgrendelen de omge-keerde volgorde aan.Het sleutelgat staat verticaal wanneer hetkastje ontgrendeld is.

U kunt het dashboardkastje alleen vergrende-len/ontgrendelen met het afneembare sleutel-blad van de transpondersleutel.

Zie pagina 43 voor meer informatie over Priva-te locking.

Achterklep

Ontgrendelen met transpondersleutelDruk op de ontgrendelingstoets op de trans-pondersleutel om de achterklep te ontgrende-len.

De alarmindicatie op het dashboard dooft omaan te geven dat niet alle onderdelen van deauto beveiligd zijn. De niveausensoren en be-wegingsmelders alsmede de sensoren in deopening van de achterklep worden automa-tisch buiten werking gesteld. De portieren blij-ven vergrendeld en beveiligd.

Bij het sluiten van de achterklep wordt dezevergrendeld, waarna de alarmfuncties die eer-der buiten werking werden gesteld opnieuwgeactiveerd worden.

Vergrendelen met transpondersleutelDruk op de toets voor vergrendeling op detranspondersleutel (zie pagina 39).

De alarmindicatie op het dashboard gaat knip-peren om aan te geven dat het alarm is inge-schakeld.

Als alle portieren vergrendeld zijn bij het slui-ten van de achterklep, blijft de klep onvergren-deld staan totdat u de auto met de transpon-dersleutel vergrendelt.

Van de binnenzijde ontgrendelen

Druk op de knop op het bedieningspaneelvoor de verlichting om de achterklep te ont-grendelen.

A B

1

3

2

G02

0548

N.B.Bij auto’s met de optie elektrische achter-klepbediening wordt de achterklep geo-pend. Bij andere auto’s wordt de achterklepalleen ontgrendeld (zie pagina 167).

G02

1093

1 G02

1099

Page 50: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

49

Vergrendelen/ontgrendelen

02

Safelock-functie1

Activeren via de knop of het displaymenu

Bij activering van de zogeheten Safelock-functie zijn de portieren niet meer van de bin-nenzijde te openen, als ze eenmaal vergren-deld zijn. Met de transpondersleutel activeertu de Safelock-functie die 10 seconden na ver-grendeling van de portieren in werking treedt.

Bij Safelock is de auto alleen met de transpon-dersleutel te ontgrendelen. Het bestuurder-sportier is ook van de buitenzijde te ontgren-delen met het sleutelblad.

Deactiveren via de knopAls u de portieren van de buitenzijde wilt ver-grendelen terwijl er iemand in de auto achter-blijft, kunt u de Safelock-functie tijdelijk deac-tiveren. U doet dat als volgt:

1. Druk op de knop.Deactivering moet binnen een minuut nahet uitnemen van de transpondersleutelplaatsvinden.

• Het lampje in de knop blijft branden totdatu de auto vergrendelt.

• Op het display van het instrumentenpaneelverschijnt 10 seconden lang een meldingdie verdwijnt als u de auto vergrendelt.

Als de auto uitgerust is met een alarmsysteemmet bewegingsmelders en niveausensoren*,worden ook deze tegelijkertijd gedeactiveerd(zie pagina 52).

De volgende keer dat u de auto start, wordende sensoren en de Safelock-functie weer ge-activeerd.

Deactiveren via het displaymenuOp auto’s waarbij de knop ontbreekt vindtdeactivering plaats via het menusysteem.Zie 104 voor een beschrijving van het systeem.

1. Open het menusysteem en ga naar Instel-lingen van de auto.

2. Kies Beveil. verlaagd.De geactiveerde optie staat aangekruist.

Voor de rest geldt hetzelfde als bij het deacti-veren via de knop.

1Geldt voor bepaalde markten

G02

1102

N.B.Bij auto’s met alarmsysteem:let erop dat de auto bij het vergrendelen opalarm wordt gezet.Wanneer een van de portieren van de bin-nenzijde wordt geopend, gaat het alarm af.

WAARSCHUWINGLaat niemand in de auto achter zonder eerstde Safelock-functie te deactiveren. Zovoorkomt u dat iemand opgesloten raakt.

Page 51: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

50

Kinderslot

02

Handmatig kinderslot opachterportieren

De bedieningscilinders van het kinderslot zit-ten achter op de korte kant van de achterpor-tieren, zodat ze alleen bereikbaar zijn wanneerde portieren openstaan.

1. Gebruik het sleutelblad om de bedienings-cilinder te verdraaien en zo het kinderslot inof uit te schakelen.Het portier kan niet van de binnenzijdeworden geopend.Het portier kan van de binnenzijde wordengeopend.

Elektrisch kinderslot opachterportieren* en achterste zijruiten

Wanneer het elektrische kinderslot actief is;

• zijn de achterste zijruiten alleen vanaf hetbestuurdersportier te bedienen

• zijn de achterportieren niet van de binnen-zijde te openen.

1. Het kinderslot wordt geactiveerd wanneerde contactsleutel in stand I of II staat.

2. Druk op de knop op het bestuurdersportier.Op het informatiedisplay verschijnt eenmelding.

Het lampje in de knop brandt, wanneer hetslot geactiveerd is.

N.B.Op auto’s met het elektrische kinderslot zitgeen handmatig kinderslot.

A

B

G02

1077

G01

9300

WAARSCHUWINGHoud de portieren altijd ontgrendeld tijdenshet rijden. Bij ongelukken kunnen hulpverle-ners dan snel in de auto komen.Zolang het kinderslot ingeschakeld is, kun-nen de achterportieren niet van de binnen-zijde worden geopend.

Page 52: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

51

Alarm*

02

Algemene informatie

Het alarm gaat af, als;

• een portier, de motorkap of de achterklepwordt geopend;

• het sleutelgat de verkeerde sleutel bevat ofwordt gemanipuleerd;

• er een beweging in de passagiersruimtewordt waargenomen (als er een bewe-gingsmelder aanwezig is);

• de auto wordt opgetakeld of weggesleept(op auto’s met een niveausensor*);

• de accukabel wordt ontkoppeld;• iemand de sirene probeert los te koppelen.Als er een storing in het alarmsysteem is op-getreden, verschijnt er een melding op het in-formatiedisplay. Neem dan contact op meteen erkende Volvo-werkplaats.

Alarmindicatie

Een alarmindicatie op het dashboard geeft destatus van het alarmsysteem aan:

• het lampje is uit – het alarm is uitgeschakeld• het lampje licht om de twee seconden

eenmaal op – het alarm is ingeschakeld.• het lampje knippert snel vanaf het moment

van uitschakelen van het alarm (tot aan hetmoment dat u de transpondersleutel in hetcontactslot steekt en contactslotstand Iwordt bereikt) – het alarm is afgegaan.

Alarm activerenDruk op de vergrendelingstoets op de trans-pondersleutel. De richtingaanwijzers van deauto geven een lang lichtsignaal af ter bevesti-ging dat het alarm is ingeschakeld en dat deportieren zijn vergrendeld.

De wijze waarop de auto aangeeft dat hetalarm geactiveerd is kan naar wens wordenafgestemd onder Instellingen van de auto

Instellingen vergrendelen Op afstandopenen. Zie pagina 104 voor een beschrijvingvan het menusysteem.

Alarm deactiverenDruk op de ontgrendelingstoets op de trans-pondersleutel. De richtingaanwijzers van deauto geven twee korte lichtsignalen af ter be-vestiging dat het alarm is uitgeschakeld en datde portieren zijn ontgrendeld.

Geactiveerd alarm uitschakelenDruk op de ontgrendelingstoets op de trans-pondersleutel of steek de transpondersleutelin het contactslot. De richtingaanwijzers vande auto geven ter bevestiging twee korte licht-signalen af.

N.B.De bewegingsmelders laten het alarm af-gaan, wanneer er bewegingen in het interi-eur worden waargenomen. Het alarm kandan ook afgaan als u bij het parkeren van deauto een van de zijruiten laat openstaan ofgebruik maakt van een elektrische interieur-verwarming. Sluit daarom voordat u de autoverlaat alle ruiten en stel de interieurverwar-ming dusdanig in dat deze geen warmelucht omhoogblaast.

N.B.Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingenin het alarmsysteem uit. Dergelijke ingrepenkunnen van invloed zijn op de verzekerings-voorwaarden.

G02

1103

Page 53: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

52

Alarm*

02

Overige alarmfuncties

Automatische herinschakeling van hetalarmDe functie voorkomt dat u de auto verlaat zon-der het alarm in te schakelen.

Als u geen van de portieren noch de achter-klep binnen twee minuten na uitschakelingvan het alarm opent wanneer de auto met detranspondersleutel ontgrendeld (en het alarmgedeactiveerd) werd, wordt het alarm automa-tisch opnieuw ingeschakeld. De auto wordt te-gelijkertijd vergrendeld.

AlarmsignalenBij alarm gebeurt het volgende:

• Er klinkt 30 seconden lang een sirene.De sirene heeft zijn eigen accu die volledigonafhankelijk is van de standaardaccu in deauto.

• Alle richtingaanwijzers knipperen totdat uhet alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaan zena vijf minuten automatisch uit.

Transpondersleutel defectAls de transpondersleutel defect is, kunt u hetalarm uitschakelen en de auto als volgt starten:

1. Open het bestuurdersportier met het sleu-telblad. Het alarm gaat af en de sireneklinkt.

2. Steek de transpondersleutel in het sleu-telgat. Het alarm wordt uitgeschakeld.De alarmindicatie knippert snel totdatu de transpondersleutel in het sleutelgathebt gestoken.

Beperkt alarmniveau

Activeren via de knop of het displaymenu

Om te voorkomen dat het alarm per ongelukafgaat, bijvoorbeeld op een veerboot, kunt ude bewegingsmelder en de niveausensoren*tijdelijk uitschakelen:

Deactiveren via de knop1. Druk op de knop.

Deactivering moet binnen een minuut nahet uitnemen van de transpondersleutelplaatsvinden.

• Het lampje in de knop blijft branden totdatu de auto vergrendelt.

• Op het display van het instrumentenpaneelverschijnt 10 seconden lang een meldingdie verdwijnt als u de auto vergrendelt.

Bij auto’s met Safelock-functie wordt ookdeze functie gedeactiveerd (zie pagina 49).

De volgende keer dat u de auto start, wordende sensoren en de Safelock-functie weergeactiveerd.

Deactiveren via het displaymenuOp auto’s waarbij de knop ontbreekt vindt de-activering plaats via het menusysteem. Zie 104voor een beschrijving van het systeem.

1. Open het menusysteem en ga naarInstellingen van de auto.

2. Kies Beveil. verlaagd.De geactiveerde optie staat aangekruist.

Voor de rest geldt hetzelfde als bij het deacti-veren via de knop.

G02

1104

Page 54: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

02 Sloten en alarm

53

Alarm*

02

Alarmsysteem testen

Bewegingsmelder in passagiersruimtetesten1. Sluit alle zijruiten. Blijf in de auto zitten.2. Zie pagina 51 voor het activeren van het

alarm.3. Wacht 15 seconden.4. Laat het alarm afgaan door uw armen op

te heffen tot net boven de rugleuning enze vervolgens horizontaal heen en weerte bewegen. Er klinkt een sirene en allerichtingaanwijzers knipperen.

5. Deactiveer het alarm door de auto via detranspondersleutel te ontgrendelen.

Alarmsensoren in portieren testen1. Zie pagina 51 voor het activeren van het

alarm.2. Wacht 15 seconden.3. Ontgrendel het bestuurdersportier met

het sleutelblad.4. Open het bestuurdersportier. Er klinkt

een sirene en alle richtingaanwijzersknipperen.

5. Deactiveer het alarm door de auto via detranspondersleutel te ontgrendelen.

Alarmsensoren in motorkap testen1. Ga in de auto zitten en deactiveer de

bewegingsmelder (zie pagina 51).2. Activeer het alarm (zie pagina 51). Blijf in

de auto zitten en vergrendel de portierenmet de toets op de transpondersleutel.

3. Wacht 15 seconden.4. Ontgrendel de motorkap met de hand-

greep onder het dashboard. Er klinkt eensirene en alle richtingaanwijzers knippe-ren.

5. Deactiveer het alarm door de auto via detranspondersleutel te ontgrendelen.

Page 55: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

54

,

Instrumenten, schakelaars en bediening .................................................56Contactslotstanden ..................................................................................65Stoelen en achterbank .............................................................................66Stuurwiel ..................................................................................................70Verlichting .................................................................................................71Wissers en -sproeiers ..............................................................................80Ruiten en spiegels ....................................................................................82Elektrisch bedienbaar schuifdak* .............................................................86Motor starten ...........................................................................................88Versnellingsbakken ...................................................................................91Vierwielaandrijving–, AWD (All Wheel Drive)* ...........................................95Bedrijfsrem ...............................................................................................96Afdalingsregeling, HDC (Hill Descent Control) .........................................97Parkeerrem ...............................................................................................98

Page 56: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03BESTUURDERSMILIEU

Page 57: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

56

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Instrumentenoverzicht

Auto met stuur links

1 2 3

18 17 16 15

4 5 6 7 8

10

9

10

19

9

20

14

13

11

12

G02

1107

Page 58: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

57

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Functie Pagina Functie Pagina

Menu- en meldingsfuncties, richtingaanwijzers, grootlicht/dimlicht, boordcomputer

107, 74, 72,130

Menufuncties, klimaatregeling en audiosysteem 104, 112,123

Cruisecontrol 135, 64 Klimaatregeling, ECC* 112

Claxon, airbag 70, 15 Versnellingspook/keuzehendel 91

Instrumentenpaneel 60, 64 Bedieningsknoppen actieve chassisregeling (FOUR-C)* 134

Menu-, audio- en telefoonfuncties 104, 120 Wissers en -sproeiers 80, 81

Contactslot 88 Stuurwielafstelling 70

Knop START/STOP 65 Parkeerrem* 98

Alarmlichten 74 Ontgrendeling motorkap 184

Openingshandgreep portier – Stoelinstelling* 66

Bedieningspaneel 82, 84, 47 Bedieningsknoppen verlichting, ontgrendelingtankvulklep en achterklep

71, 163

Page 59: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

58

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Auto met stuur rechts

876

13141516

54321

11

10

11

12

10

9

17

18

20

19

G02

1108

Page 60: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

59

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Functie Pagina Functie Pagina

Alarmlichten 74 Bedieningspaneel 82, 84, 47

Contactslot 65 Stoelinstelling* 66

Knop START/STOP 88 Ontgrendeling motorkap 184

Cruisecontrol 135, 136 Parkeerrem 98

Instrumentenpaneel 60, 64 Stuurwielafstelling 70

Claxon, airbag 70, 15 Menu- en meldingsfuncties, richtingaanwijzers, grootlicht/dimlicht, boordcomputer

107, 74,72, 130

Menu-, audio- en telefoonfuncties 104, 120 Bedieningsknoppen actieve chassisregeling (FOUR-C)* 134

Wissers en -sproeiers 80, 81 Versnellingspook/keuzehendel 91

Bedieningsknoppen verlichting, ontgrendelingtankvulklep en achterklep

71, 163 Klimaatregeling, ECC* 112

Openingshandgreep portier – Menufuncties, klimaatregeling en audiosysteem 104, 112,123

Page 61: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

60

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Informatiedisplays

Informatiedisplays

Op de informatiedisplays verschijnt informatieover bepaalde functies van de auto zoals decruisecontrol, boordcomputer en meldingen.De informatie verschijnt in tekstvorm en metsymbolen.

Gedetailleerder informatie vindt u onder defuncties die gebruik maken van de informatie-displays.

Meters

Meters op het instrumentenpaneel

SnelheidsmeterBrandstofmeter (zie ook Tanken oppagina 163).ToerentellerDe meter geeft het motortoerental in dui-zenden omwentelingen per minuut aan.

Controle-, informatie- enwaarschuwingslampjes

Controle- en waarschuwingslampjes

Controle- en informatielampjesControle- en waarschuwingslampjes1

Lampjes groot licht en richtingaanwijzers

FunctietestAlle controle- en waarschuwingslampjes gaanbranden, wanneer het contactslot in stand IIstaat of wanneer u de motor start. Alle lampjesmoeten weer uitgaan als de motor is aange-slagen, behalve het lampje voor de parkeer-rem. Dit gaat pas uit, als de auto van de par-keerrem wordt gehaald.

0 1

G02

1112

0 1

21 3

G02

1113

1Bij bepaalde motortypes is het lampje vooreen lage oliedruk niet in gebruik. Er verschijntin plaats daarvan een displaymelding(zie pagina 185).

0 1

1 21 2

3

G01

8282

Page 62: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

61

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Als de motor niet aanslaat of als de functietestwordt uitgevoerd met het contactslot instand II, gaan na 5 seconden alle lampjes uitbehalve het lampje voor storingen in het uit-laatgasreinigingssysteem en dat voor een lageoliedruk.

Controle- en informatielampjes

Richtingaanwijzers aanhangerHet lampje knippert wanneer u de richtingaan-wijzers gebruikt met een aanhanger achter deauto. Als het lampje sneller knippert dan nor-maal is een van de richtingaanwijzers op deauto of op de aanhangwagen kapot.

Storing inuitlaatgasreinigingssysteemRijd de auto naar een erkende Volvo-werk-plaats om het systeem te laten controleren.

Storing in ABSAls het lampje brandt, is het systeem defect.Het normale remsysteem van de auto werktdan nog wel, zij het zonder ABS-regeling.

1. Breng de auto op een veilige plaats totstilstand en zet de motor af.

2. Start de motor opnieuw.3. Als het lampje echter blijft branden, moet

u de auto naar een erkende Volvo-werkplaats rijden om het ABS-systeem telaten controleren.

MistachterlichtDit lampje brandt wanneer u het mistachter-licht hebt ingeschakeld.

StabiliteitssysteemHet knipperende lampje geeft aan dat hetstabiliteitssysteem werkt. Als het lampje con-tinu brandt is er sprake van een storing in hetsysteem.

Voorgloeifunctie motor (diesel)Het lampje gaat branden wanneer de motorwordt voorverwarmd. De voorverwarmingstart als de temperatuur lager wordtdan –2 °C. De auto kan worden gestart als hetlampje gedoofd is.

Laag peil in brandstoftankWanneer dit lampje gaat branden zit er bijbenzinemodellen nog ongeveer acht liter enbij dieselmodellen nog zeven liter brandstof inde tank.

Informatie, lees displaymeldingAls er een afwijking is in een van de systemenin de auto, gaat het informatielampje brandenen verschijnt er een melding op het display.U verwijdert de melding met behulp van deknop READ (zie pagina 107). De melding ver-dwijnt automatisch na enige tijd (afhankelijkvan de defecte functie). Het informatielampjekan ook gaan branden in combinatie metandere lampjes.

Groot licht aanHet lampje brandt, wanneer u het groot lichtvoert of grootlichtsignalen geeft.

Lampje Betekenis

Richtingaanwijzers aanhanger

Storing in uitlaatgasreinigings-systeemStoring in ABS

Mistachterlicht

Stabiliteitssysteem

Voorgloeifunctie motor (diesel)

Laag peil in brandstoftank

Informatie, lees displaymelding

Groot licht aan

Richtingaanwijzers links

Richtingaanwijzers rechts

N.B.Wanneer de servicemelding verschijnt, kuntu het lampje doven en de melding verwijde-renmet de knopREAD. Ook als u niets doetgebeurt dat enige tijd later automatisch.

Page 63: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

62

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Richtingaanwijzers links

Richtingaanwijzers rechtsBeide richtingaanwijzerlampjes knipperen bijgebruik van de alarmlichten.

Controle- en waarschuwingslampjes

Lage oliedrukAls het lampje tijdens het rijden oplicht, is dedruk van de motorolie te laag. Zet de motoronmiddellijk af en controleer het motoroliepeil.

Vul zo nodig olie bij. Als het lampje oplicht ter-wijl het oliepeil in orde is, moet u contactopnemen met een erkende Volvo-werkplaats.

Parkeerrem aangezetHet lampje brandt continu, wanneer u de par-keerrem hebt aangezet. Bij auto’s met eenelektrische parkeerrem knippert het lampje tij-dens het aanzetten en gaat daarna continubranden.

Een knipperend lampje houdt in dat er eenstoring is opgetreden. Lees de melding op hetinformatiedisplay.

Airbags (SRS)Als het lampje tijdens het rijden oplicht of blijftbranden, is er een storing geregistreerd inde gordelsluiting of in het SRS-, SIPS- of IC-systeem. Rijd de auto zo spoedig mogelijknaar een erkende Volvo-werkplaats om hetsysteem te laten controleren.

GordelwaarschuwingHet lampje brandt als de bestuurder of devoorpassagier geen veiligheidsgordel draagtof als iemand op de achterbank de gordelheeft losgenomen.

Dynamo laadt niet bijHet lampje gaat tijdens het rijden branden,als er sprake is van een storing in het elek-trisch systeem. Bezoek een erkende Volvo-werkplaats.

Storing in remsysteemAls het lampje oplicht, is het remvloeistofpeilmogelijk te laag. Breng de auto op een veiligeplaats tot stilstand en controleer het peil in hetremvloeistofreservoir (zie pagina 188).

Als de waarschuwingslampjes voor het rem-systeem en ABS tegelijkertijd branden, kan ereen storing in de remkrachtverdeling zijnopgetreden.

1. Breng de auto op een veilige plaats totstilstand en zet de motor af.

2. Start de motor opnieuw.• Rijd verder als beide lampjes uitgaan.• Als de lampjes echter blijven branden, moet

u het peil in het remvloeistofreservoir con-troleren (zie pagina 188). Als de lampjesblijven branden ondanks dat het peil van deremvloeistof in orde is, moet u de autouiterst voorzichtig naar een erkende Volvo-werkplaats rijden om het remsysteem telaten controleren.

Lampje Betekenis

Lage oliedruk1

1Bij bepaalde motortypes is het lampjevoor een lage oliedruk niet in gebruik.Er verschijnt in plaats daarvan een dis-playmelding (zie pagina 185 en 186).

Parkeerrem aangezet

Airbags (SRS)

Gordelwaarschuwing

Dynamo laadt niet bij

Storing in remsysteem

Waarschuwing

N.B.Het lampje gaat ook branden als de mecha-nische parkeerrem slechts een weinig isaangezet.

Page 64: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

63

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

WaarschuwingHet rode waarschuwingslampje gaat bran-den, wanneer er een storing is geregistreerddie van invloed kan zijn op de veiligheid en/ofde rijeigenschappen van de auto. Er verschijnttegelijkertijd een verklarende melding op hetinformatiedisplay. Het waarschuwingslampjeblijft branden totdat de storing is verholpen,maar de melding kunt u verwijderen met detoets READ (zie pagina 107). Het waarschu-wingslampje kan ook gaan branden in combi-natie met andere lampjes.

Actie:

1. Stop op een veilige plek. Rijd niet verdermet de auto.

2. Lees de informatie op het informatiedis-play. Voer de handeling uit die de mel-

ding op het display u voorschrijft. Wis demelding met de toets READ.

Waarschuwing, portieren niet geslotenAls een van de portieren, de motorkap1 of deachterklep niet goed afgesloten is, gaat hetinformatie- of waarschuwingslampje brandenen verschijnt er een verklarende melding ophet instrumentenpaneel. Breng de auto op eenveilige plaats tot stilstand en sluit het portier,de achterklep of de motorkap dat/die open is.

Als de auto met een snelheid van maxi-maal 7 km/h rijdt, gaat het informatielampjebranden.

Als de auto met een snelheid van maxi-maal 7 km/h rijdt, gaat het waarschuwings-lampje branden.

WAARSCHUWINGAls de remvloeistof onder hetMIN-streepjevan het reservoir staat, mag u niet verderrijden voordat u remvloeistof hebt bijgevuld.Laat de oorzaak van het remvloeistofverliescontroleren door een erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWINGAls de waarschuwingslampjes voor hetremsysteem en ABS tegelijkertijd branden,bestaat het gevaar dat de achtertrein bijkrachtig remmen gaat slippen.

1Alleen auto’s met alarm*

Page 65: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

64

Instrumenten, schakelaars en bediening

03

Dagteller

Dagtellers en bijbehorende knop

De dagtellers worden gebruikt om korteafstanden te meten.

Display voor dagtellersKnop om te wisselen tussen de dagtellersT1 en T2 alsook de dagtellers op nul testellen.

De dagtellers worden gebruikt om korteafstanden te meten. Door kort op te druk-ken, kunt u van dagteller T1 en T2 wisselen.Als u de knop lang indrukt (meer dan2 seconden), stelt u de geactiveerde dagtellerop nul. De afgelegde afstand staat op hetdisplay .

Klok

Klok en instelknop

Knop om de klok in te stellen.Informatiedisplay voor de tijdaanduiding.

Draai de knop rechts- of linksom om de tijdin te stellen. De ingestelde tijd verschijnt ophet informatiedisplay .

Bij de weergave van een melding kan detijdsaanduiding korte tijd worden vervangendoor een symbool (zie pagina 107).

Knop voor dagtellers en klok

Positie van de knop

0 1

21 G02

1123

0 1

2 1

G02

1125

G01

6141

Page 66: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

65

Contactslotstanden

03

Functies

Contactslot met transpondersleutel, knopSTART/STOP

Transpondersleutel aanbrengen enverwijderenU brengt de transpondersleutel in het contact-slot aan. Bij licht indrukken van de transpon-dersleutel wordt deze verder naar binnengetrokken.

Verwijder de transpondersleutel door er lichtedruk op uit te oefenen. De sleutel komt dannaar buiten, waarna u deze kunt uitnemen.Een automatische versnellingsbak* moetdaarbij in stand P staan.

Zie pagina 120 voor informatie over de functievan het audiosysteem bij een uitgenomentranspondersleutel.

Contactslotstand 0Steek de transpondersleutel in het contactslot.

Contactslotstand IDuw de transpondersleutel in het contactsloten druk op de knop START/STOP.

Contactslotstand IIDuw de transpondersleutel in het contactsloten druk ca. 2 seconden op de knop START/STOP.

Motor starten IIIZie pagina 88 voor het starten van de motor.

Motor afzettenDruk op de knop START/STOP. (Als de motorloopt en auto rolt, moet u de knop ingedrukthouden totdat de motor afslaat.)

Contactslotstand 0 hervattenDruk op de knop START/STOP om vanuitstand I, II of III terug te gaan naarcontactslotstand 0.

G02

1126

BELANGRIJKVreemde voorwerpen in het contactslotkunnen tot functiestoringen leiden of scha-de aan het slot toebrengen.De transpondersleutel niet verkeerd ominsteken!Pak de sleutel beet aan het uiteinde met hetsleutelblad. Zie pagina 42.

N.B.Het is alleen mogelijk het contactslot instand I of II te zetten, wanneer u het rem- ofkoppelingspedaal niet bedient.

N.B.

Sleep de automet het contactslot in stand II,zodat u de verlichting kunt inschakelen.

Stand Functie

0 Kilometerteller, klok en tempera-tuurmeter worden verlicht. Hetstuurslot is opgeheven. Het audio-systeem is te gebruiken.

I Schuifdak, elektrisch bedienbarezijruiten, telefoon, interieurventila-tor, ECC en ruitenwissers zijn tegebruiken.

II De koplampen worden ontstoken.Waarschuwings-/controlelampjesbranden 5 seconden lang. Alle uit-rusting werkt, behalve de elektri-sche verwarming van de stoel endie van de achterruit die pas wer-ken wanneer de motor loopt.

Page 67: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

66

Stoelen en achterbank

03

Voorstoelen

Lendensteun wijzigen, aan de knopdraaien1.Vooruit/achteruit, de hendel omhoogtillenom de juiste afstand tot het stuurwiel ende pedalen in te stellen. Controleer of destoel na het afstellen in de nieuwe standgeblokkeerd staat.Voorkant zitting hoger/lager zetten,omhoog-/omlaagpompen.Hellingshoek rugleuning wijzigen, aan deknop draaien.Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/omlaagpompen.Bedieningspaneel voor elektrisch bedien-bare stoel*.

Rugleuning voorstoel omklappen

De rugleuning van de passagiersstoel kanworden omgeklapt om ruimte te maken voorlange lading.

Zet de stoel zo ver mogelijk naar achterenen omlaag.Zet de rugleuning rechtop.Trek de pallen aan de achterzijde van derugleuning omhoog tijdens het omklappen.

Duw de stoel zo ver naar voren dat de hoofd-steun onder het dashboardkastje “vast” komtte zitten.

Elektrisch bedienbare stoel*

Voorkant zitting omhoog/omlaagStoel vooruit/achteruit en omhoog/omlaagHellingshoek rugleuning

De elektrisch bedienbare stoelen zijn voorzienvan een beveiliging tegen overbelasting, diegeactiveerd wordt als een van de stoelen dooreen obstakel wordt geblokkeerd. Als dit hetgeval is, moet u het contact uitschakelen enenige tijd wachten voordat u de stoel opnieuwprobeert te verstellen.

Er kan maar een elektromotor tegelijk gebruiktworden.

1Geldt ook voor een elektrisch bedienbarestoel.

1

3

25

6

4

G02

1127

WAARSCHUWINGStel de stand van de bestuurdersstoel invoordat u gaat rijden. Doe dit nooit tijdenshet rijden. Controleer of de stoel in zijnstand vergrendeld staat.

3

3

2

1

G02

1129

321

G02

1133

Page 68: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

67

Stoelen en achterbank

03

VoorbereidingenTot enige tijd nadat u het portier met de trans-pondersleutel hebt ontgrendeld blijft hetmogelijk de stoel te verstellen, ook al steekt ergeen sleutel in het contactslot. U stelt de stoelnormaal gesproken in, als het contact is inge-schakeld. Wanneer de motor loopt, is dat altijdmogelijk.

Stoel met geheugenfunctie*

Instelling vastleggen1. Stel de stoel en de buitenspiegels in.

2. Houd de knop ingedrukt en drukondertussen op knop , of .

Stoel in vastgelegde stand zettenDruk op een van degeheugenknoppen - , totdat de stoel en

de buitenspiegels tot stilstand komen. Bij hetloslaten van de knop zal de instelling van destoel onmiddellijk worden beëindigd.

Geheugen* van transpondersleutelDe stand van de bestuurdersstoel en de bui-tenspiegels wordt vastgelegd, wanneer u deauto met de transpondersleutel vergrendelt.

Een volgende keer dat de auto met dezelfdetranspondersleutel wordt ontgrendeld, nemende bestuurdersstoel en de buitenspiegels de inhet sleutelgeheugen vastgelegde standen in.

U kunt de standen in het sleutelgeheugen ookactiveren door (terwijl het bestuurdersportieropenstaat) de ontgrendelingstoets op detranspondersleutel te bedienen.

U kunt het sleutelgeheugen activeren/deacti-veren onder Autosleutelgeheugen Pos.stoelen en spiegels. Zie pagina 104 voor eenbeschrijving van het menusysteem.

1 2 3 4G

0211

34

N.B.De bestuurdersstoel en de buitenspiegelsworden niet verzet, als ze al in de opgesla-gen stand staan.

G01

4387

N.B.Het geheugen van de twee transponder-sleutels en dat van de stoel werken volledigonafhankelijk van elkaar.

Page 69: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

68

Stoelen en achterbank

03

NoodstopAls de stoel per ongeluk in beweging komt,kunt u op een van de knoppen drukken om destoel tot stilstand te brengen.

Om de stoel dan opnieuw in de in het sleutel-geheugen vastgelegde stand te zetten dientu de ontgrendelingstoets op de transponder-sleutel te bedienen. Het bestuurdersportierdient daarbij open te staan.

Elektrische verwarming/ventilatie stoel*Zie pagina 112.

Achterbank

Middelste hoofdsteun achterbank

Stem de hoofdsteun in de hoogte af op delengte van de passagier. Zorg dat de boven-kant van de hoofdsteun halverwege de achter-kant van het hoofd komt te zitten. Trek dehoofdsteun zo ver omhoog als nodig is. Alsu de hoofdsteun lager wilt zetten, moet u deknop (in het midden tussen het ruggedeelte ende hoofdsteun, zie afbeelding) indrukken ter-wijl u de hoofdsteun omlaagduwt.

Buitenste hoofdsteunen achterbankhandmatig omklappen

Trek aan de pal bij de hoofdsteun om dehoofdsteun om te klappen.

Zet de hoofdsteun na afloop handmatigrechtop totdat deze hoorbaar vastklikt.

WAARSCHUWINGBeknellingsgevaar! Laat kinderen niet metde schakelaars spelen. Zorg dat er geenvoorwerpen voor, achter of onder de stoelliggen tijdens het verstellen. Zorg er tevensvoor dat geen van de passagiers op de ach-terbank bekneld kan raken.

G01

7624

G01

8760

Page 70: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

69

Stoelen en achterbank

03

Ruggedeelte achterbank omklappen

De drie ruggedeelten van de achterbank zijnop verschillende manieren neer te klappen omhet u makkelijk te maken lange voorwerpen tevervoeren.

• Het linker ruggedeelte kan apart wordenneergeklapt.

• Het middelste ruggedeelte is eveneensapart neer te klappen.

• Het rechter ruggedeelte kan samen met hetmiddelste ruggedeelte worden neergeklapt.

• Alle ruggedeelten zijn ook tegelijkertijd neerte klappen.Bij het omklappen van het middelste rug-gedeelte dient u de middelste hoofdsteunvrij te geven en omlaag te zetten. Debuitenste hoofdsteunen worden automa-tisch neergeklapt, wanneer u de buitensteruggedeelten omklapt.

Trek de blokkeerhandgreep van hetruggedeelte omhoog en klap het rugge-deelte om. Een rode markering bij deblokkeerhandgreep geeft aan dat hetruggedeelte niet langer geblokkeerd staat.

Houd voor het rechtop zetten de omgekeerdevolgorde aan.

N.B.Zet de voorstoelen zo nodig naar voren en/of de rugleuningen ervan rechtop, zodat ude ruggedeelten van de achterbank hele-maal kunt neerklappen.

1

747

2 A

B

903

N.B.De rode markering mag niet langer zicht-baar zijn, wanneer het ruggedeelte weerrechtop staat. Het ruggedeelte staat nietgeblokkeerd, als de rode markering welzichtbaar is.

WAARSCHUWINGControleer of de ruggedeelten en hoofd-steunen van de achterbank na het rechtopzetten goed vergrendeld staan.

Page 71: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

70

Stuurwiel

03

Instellen

Stuurwiel afstellen

U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als inde diepte verstellen.

Ontgrendelingshendel, stuurwielafstelling

Mogelijke stuurwielstanden

1. Trek de hendel naar u toe om het stuur vrijte geven.

2. Zet het stuurwiel vervolgens in degewenste stand.

3. Duw de hendel vervolgens terug om hetstuurwiel in de nieuwe stand te blokke-ren. Als dit moeite kost, kunt u lichtjes ophet stuurwiel drukken en tegelijkertijd dehendel terugduwen.

Bij auto’s met snelheidsafhankelijke stuurbe-krachtiging* is de kracht die nodig is om hetstuur te verdraaien in te stellen (zie pagina 134).

Toetsensets*

Toetsensets op stuurwiel

Cruisecontrol (zie pagina 135)Adaptieve cruisecontrol (zie pagina 136)Bedieningstoetsen audio- en telefoonsys-teem (zie pagina 120)

Claxon

Claxon

Druk op het midden van het stuurwiel om teclaxonneren.

21G

0211

38

WAARSCHUWINGStel het stuurwiel af voordat u gaat rijden encontroleer of het in de gekozen stand ver-grendeld staat.

1 2

G02

1139

G02

1140

Page 72: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

71

Verlichting

03

Bedieningspaneel verlichting

Overzicht bedieningspaneel verlichting

Duimwiel voor het afstellen van de verlich-ting van het display en hetinstrumentenpaneelMistachterlichtMistlampen vóór*Bedieningspaneel verlichtingDuimwiel voor koplamphoogteregeling

InstrumentenverlichtingAfhankelijk van de stand van het contactslotworden bepaalde displays en instrumentenverlicht.

De displayverlichting wordt bij donker auto-matisch gedimd. De gevoeligheidsgraad vandeze functie is in te stellen met het duimwiel.

Ook de sterkte waarmee het instrumentenpa-neel verlicht wordt stelt u in met het duimwiel.

KoplamphoogteregelingDoor de belading van de auto wordt dehoogte van de koplampen gewijzigd, zodat utegemoetkomend verkeer mogelijk verblindt.U kunt dat voorkomen door de koplamp-hoogte bij te stellen. Stel de koplampen lageraf als de auto zwaar beladen is.

1. Zorg dat de motor loopt of zet het contact-slot in stand I.

2. Draai het duimwiel omhoog of omlaagom de koplampen hoger of lager af testellen.

Auto’s met Bi-Xenonkoplampen en actieveBi-Xenonkoplampen* zijn uitgerust met auto-matische koplamphoogteregeling, zodat hetduimwiel ontbreekt.

21 5

3

4 G02

1141

Page 73: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

72

Verlichting

03

Groot licht/dimlicht

Verlichtingsdraaiknop en stuurhendel

GrootlichtsignalenDuw de stuurhendel naar het stuurwiel toe instand . Het groot licht blijft vervolgensbranden, totdat u de hendel weer loslaat.

DimlichtAls de verlichtingsdraaiknop in standstaat, gaat bij het starten van de motor hetdimlicht automatisch* branden. U kunt hetautomatische dimlicht zo nodig in eenerkende Volvo-werkplaats buiten werkinglaten stellen.

In stand is het dimlicht altijd automa-tisch ingeschakeld wanneer de motor loopt ofhet contact in stand II staat.

Groot lichtHet groot licht is alleen te ontsteken met deverlichtingsdraaiknop in stand . Schakelhet groot licht in of uit door de stuurhendel totin de eindstand naar het stuurwiel tehalen en vervolgens los te laten.

Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt

het lampje op het instrumentenpaneel.

Actieve Bi-Xenonkoplampen*

Lichtbundel bij gedeactiveerde (links) en geacti-veerde (rechts) functie

Als de auto is uitgerust met actieve koplam-pen (Active Bi-Xenon Lights, ABL) draaien delichtbundels van de koplampen mee om opti-male verlichting te verkrijgen in bochten en opkruisingen om op die manier de veiligheid teverhogen.

De functie wordt automatisch ingeschakeld bij

het starten van de motor. De knop opde middenconsole brandt, wanneer de func-tie actief is. Bij een storing knippert de knop.De functie is uitsluitend actief bij schemer ofdonker en dan alleen als de auto rijdt.

De functie is te deactiveren/activeren met deknop.

Stand Betekenis

Automatisch*/uitgeschakeld dim-licht. Alleen grootlichtsignalen.Stadslichten vóór en achterlichten

Automatisch dimlicht. In dezestand werken het groot licht en degrootlichtsignalen.

N.B.Het groot licht is alleen te activeren instand .

21

G02

1142

0

0

G02

1143

Page 74: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

73

Verlichting

03

Stadslichten/parkeerlichten vóór enachterlichten

Verlichtingsdraaiknop in stand voor stads-/parkeerlichten vóór en achterlichten.

Draai de verlichtingsdraaiknop naar de mid-delste stand (ook de kentekenplaatverlichtinggaat branden).

Om het achteropkomende verkeer te waar-schuwen worden de achterlichten ook bij hetopenen van de achterklep automatisch inge-schakeld.

RemlichtenDe remlichten gaan automatisch brandenwanneer u remt.

Noodremlichten en automatischealarmlichten, EBLBij krachtig remmen of ABS-regeling wordende noodremlichten (EBL) geactiveerd. Dithoudt in dat de remlichten knipperen om hetachteropkomend verkeer onmiddellijk tewaarschuwen.

Het systeem wordt geactiveerd als het ABSmeer dan 0,5 seconden achtereen actief is ofbij krachtig afremmen, maar alleen tijdens hetafremmen bij snelheden hoger dan 50 km/h.Wanneer de snelheid van de auto tot onder de30 km/h is gedaald, branden de remlichtenweer op de normale manier en worden dealarmlichten automatisch ingeschakeld. Dealarmlichten blijven knipperen totdat u weerwegrijdt, maar zijn uit te schakelen met deknop voor de alarmlichten.

Mistlampen vóór*

Knop voor mistlampen voorzijde

De mistlampen vóór zijn in te schakelen incombinatie met het groot licht/dimlicht of destadslichten/parkeerlichten vóór en de achter-lichten.

Druk op de toets voor in- en uitschakeling.Het lampje in de knop brandt, wanneer demistlampen aan de voorzijde branden.

G02

1144

N.B.De regels voor het gebruik van de mistlam-pen vóór verschillen van land tot land.

G02

1145

Page 75: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

74

Verlichting

03

Mistachterlicht

Knop voor mistachterlicht

Het mistachterlicht dat uit een lamp aan deachterzijde van de auto bestaat, is alleen in teschakelen wanneer u het groot licht/dimlichtvoert al dan niet gecombineerd met de mist-lampen aan de voorzijde.

Druk op de toets voor in- en uitschakeling.Het lampje in de knop brandt, wanneer hetmistachterlicht brandt.

Het controlelampje voor het

mistachterlicht op het instrumentenpa-neel en het lampje in de knop branden, wan-neer het mistachterlicht is ingeschakeld.

Het mistachterlicht dooft automatisch bij hetstarten van de auto.

Alarmlichten

Alarmlichten

Druk op de knop om de alarmlichten te active-ren. Beide richtingaanwijzerlampjes op hetinstrumentenpaneel knipperen bij gebruik vande alarmlichten.

Als de auto dermate hard wordt afgeremd datde noodremlichten (EBL) in werking treden,worden zodra de snelheid van de auto totonder de 30 km/h is gedaald automatisch dealarmlichten ingeschakeld. Ook nadat de autotot stilstand is gekomen blijven de alarmlich-ten knipperen. Wanneer u weer wegrijdt wor-den ze automatisch uitgeschakeld. U kunt ookop de knop voor de alarmlichten drukken.

Richtingaanwijzers/knipperlichten

Richtingaanwijzers/knipperlichten

Onafgebroken serie knippersignalenHaal de stuurhendel omhoog of omlaag naarstand .

De hendel blijft in deze stand staan en kanhandmatig in de uitgangspositie teruggezetworden of veert automatisch terug bij hetterugdraaien van het stuurwiel.

Korte serie knippersignalenHaal de stuurhendel omhoog of omlaag naarstand en laat de hendel vervolgens los.De richtingaanwijzers lichten driemaal op.

RichtingaanwijzerlampjesZie pagina 60.

G02

1146

N.B.De regels voor het gebruik van het mistach-terlicht verschillen van land tot land.

G02

1147

2

1

2

1

G02

1148

Page 76: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

75

Verlichting

03

Verlichting in interieur

Plafondverlichting voorin

Knoppen voor leeslampjes en plafondverlichtingvoorin

Leeslampje linkerzijdeLeeslampje rechterzijdeInterieurverlichting

De leeslampjes voorin kunnen wordenbediend met de knoppen en op de pla-fondconsole.

Met de knop voor de interieurverlichting kuntu drie verlichtingsstanden selecteren vooralgemene verlichting in het interieur:

• Uit – rechterkant ingedrukt, automatischeinterieurverlichting gedeactiveerd.

• Neutrale stand – automatische verlichtinggeactiveerd.

• Aan – linkerkant ingedrukt, interieurverlich-ting brandt.

Automatische interieurverlichtingDe interieurverlichting wordt automatisch in-en uitgeschakeld wanneer de knop voor deinterieurverlichting in de neutrale stand staat.

De verlichting wordt ingeschakeld en blijft30 seconden lang branden, als:

• u de auto vanaf de buitenzijde met desleutel of afstandsbediening ontgrendelt;

• u de motor hebt afgezet en het contactslotin stand 0 staat.

De verlichting dooft, wanneer:

• u de motor start;• u de auto van de buitenzijde vergrendelt.De verlichting gaat aan en blijft twee minutenlang branden, als een van de portieren open-staat.

De interieurverlichting kan binnen 30 minutennadat u de auto hebt ontgrendeld handmatigin- of uitgeschakeld worden.

Als u de verlichting handmatig inschakelt ende auto daarna vergrendelt, zal de verlichtingéén minuut later automatisch worden uitge-schakeld.

Plafondverlichting achterin

Plafondverlichting achterin

U kunt de lampjes in- en uitschakelen met eendruk op de bijbehorende knop.

InstapverlichtingBij het openen en sluiten van een van de voor-portieren wordt de instapverlichting aandezelfde kant automatisch in- c.q. uitgescha-keld.

Verlichting dashboardkastjeDe verlichting van het dashboardkastje wordtautomatisch in- c.q. uitgeschakeld bij het ope-nen en sluiten van de klep.

1 2

3

G02

1149

G02

1150

Page 77: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

76

Verlichting

03

Follow-Me-Home-verlichtingHet is mogelijk om een deel van de buitenver-lichting enige tijd ingeschakeld te houden enals Follow-Me-Home-verlichting dienst telaten doen na vergrendeling van de auto.

1. Neem de transpondersleutel uit het con-tactslot.

2. Haal de linker stuurhendel tot in de eind-stand naar het stuurwiel toe en laat dehendel los. De functie is op dezelfdemanier te activeren als de grootlichtsig-nalen (zie pagina 72).

3. Stap uit de auto en vergrendel het portier.Wanneer de functie wordt geactiveerd, gaande dimlichten, de parkeerlichten, de richtin-gaanwijzers, de verlichting van de buitenspie-gels, de kentekenplaatverlichting, de plafond-lampjes in het interieur en de instapverlichtingbranden.

De inschakelduur van de Follow-Me-Home-verlichting is in te stellen onder Instellingenvan de auto Lichtinstellingen Duuropritverlichting. Zie pagina 104 voor eenbeschrijving van het menusysteem.

Approach-verlichtingU activeert de Approach-verlichting met detranspondersleutel (zie pagina 39) om de ver-lichting van de auto op afstand in te schakelen.

Wanneer de functie via de transpondersleutelwordt geactiveerd, gaan de parkeerlichten, derichtingaanwijzers, de verlichting van de bui-tenspiegels, de kentekenplaatverlichting, deplafondlampjes in het interieur en de instap-verlichting branden.

De inschakelduur van de Approach-verlichtingis in te stellen onder Instellingen van de auto

Lichtinstellingen Duur naderings-licht. Zie pagina 104 voor een beschrijvingvan het menusysteem.

Lichtbundel aanpassen

Lichtbundel linksrijdend verkeer

Lichtbundel rechtsrijdend verkeer

Om verblinding van tegenliggers te voorko-men dient u de lichtbundel van de koplampenaan te passen voor links- en rechtsrijdend ver-

G02

1151

G02

1152

Page 78: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

77

Verlichting

03

keer. Bij de juiste lichtbundel wordt ook deberm beter verlicht.

Bi-Xenon- en actieveBi-Xenonkoplampen*

Hendel voor aanpassing lichtbundel

Normale stand – de juiste lichtbundel voorhet land waarin de auto werd afgeleverd.Aangepaste stand – stand voor de tegen-overgestelde lichtbundel.

Het land waarin de auto werd afgeleverdbepaalt of stand de juiste is voor links- ofrechtsrijdend verkeer.

Voorbeeld 1Om met een in Zweden geleverde auto inEngeland te kunnen rijden dient de lichtbundelvan de koplampen te worden ingesteld op deaangepaste stand (zie afbeelding).

Voorbeeld 2Een in Engeland geleverde auto is bestemdvoor linksrijdend verkeer en daarom kunt u delichtbundel van de koplampen in de normalestand (zie afbeelding) laten staan.

HalogeenkoplampenBij halogeenkoplampen past u de lichtbundelaan door bepaalde delen van het koplampglasaf te plakken. De sterkte van de lichtbundelneemt daardoor iets af.

Koplampen afplakken1. Trek de mallen A en B over voor een auto

met het stuur links of de mallen C en D vooreen auto met het stuur rechts in een schaalvan 1:2 (zie pagina 79 voor de mallen).Gebruik bijvoorbeeld een kopieerapparaatmet vergrotingsfunctie:

• A = auto met het stuur links, rechts• B = auto met het stuur links, links• C = auto met het stuur rechts, rechts• D = auto met het stuur rechts, links2. Breng de mallen over op een stuk zelfkle-

vend en watervast materiaal en knip zeuit. Breng ook de rode stippen aan.

3. Breng de zelfklevende mallen dusdanigaan dat de rode stippen op de mallenovereenkomen met de stippen op dekoplampglazen die als referentiepuntendienen (zie pagina 78).

WAARSCHUWINGOmdat de xenonkoplampen voorzien zijnvan een ontstekingsgedeelte dat een hogespanning opwekt, moet u er voorzichtigmee omgaan.

A

B

G01

9442

Page 79: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

78

Verlichting

03

Halogeenkoplampen afplakken

Afgeplakte gebieden bij auto met stuur links

Afgeplakte gebieden bij auto met stuur rechts

Page 80: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

79

Verlichting

03

Afplakmallen halogeenkoplampen

AB

C

D

G02

1155

Page 81: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

80

Wissers en -sproeiers

03

Ruitenwissers

Ruitenwissers en -sproeiers

Regensensor aan/uitDuimwiel gevoeligheid regensensor/snel-heid ruitenwissers

Ruitenwissers uitgeschakeldHaal de hendel naar stand 0 om deruitenwissers uit te schakelen.

Enkele slagHaal de hendel omhoog en laatdeze los om de wissers een enkele

slag te laten maken.

IntervalstandMet het duimwiel kunt u het aantalwisslagen per eenheid van tijd in-

stellen wanneer u de intervalstand hebtgeselecteerd.

Ononderbroken wissenDe wissers bewegen op normalesnelheid.

De wissers bewegen op hoge snel-heid.

Regensensor*De regensensor registreert de hoeveelheidregen op de voorruit en schakelt automatischde ruitenwissers op de voorruit in. De gevoe-ligheid van de regensensor is in te stellen methet duimwiel.

Wanneer de regensensor actief is, brandt hetlampje in de bijbehorende knop en verschijnt

het regensensorsymbool op het rechterdisplay van het instrumentenpaneel.

Activeren en gevoeligheid instellenOm de regensensor te activeren dient demotor te lopen of het contactslot in stand I ofII te staan en de ruitenwisserhendel in stand 0.

Activeer de regensensor door op de

knop te drukken. De ruitenwissersmaken een slag.

Als u de hendel omhooghaalt, maken de rui-tenwissers een extra slag.

Draai het duimwiel omhoog voor een groteregevoeligheid en omlaag voor een lageregevoeligheid (de wissers maken een extraslag, als u het duimwiel omhoog draait).

DeactiverenSchakel de regensensor uit met een druk op

de knop of haal de hendel omlaag naareen ander wisprogramma.

De regensensor wordt automatisch uitgescha-keld, wanneer u de sleutel uit het contactslotneemt of vijf minuten nadat u de auto van hetcontact hebt gezet.

1 2

INT

0

G01

8663

0

INT

BELANGRIJKControleer alvorens de ruitenwissers tijdensde winter in te schakelen of de wisserbla-den niet zijn vastgevroren en de voorruit(alsmede de achterruit) sneeuw- en ijsvrijzijn.

BELANGRIJKSpuit een ruime hoeveelheid ruitensproeier-vloeistof op de voorruit, wanneer de ruiten-wissers werken. De voorruit moet nat zijn bijgebruik van de ruitenwissers.

BELANGRIJKDe ruitenwissers op de voorruit kunnen ineen automatische wasstraat spontaan in-schakelen en daarbij beschadigd raken.Schakel de regensensor uit terwijl de motorloopt of als het contactslot in stand I of IIstaat. Het lampje op het instrumentenpa-neel en dat in de knop doven.

Page 82: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

81

Wissers en -sproeiers

03

Koplamp- en ruitensproeiers

Sproeierfunctie

Ruitensproeiers voorruitU activeert de sproeiers van de voorruit en dekoplampen door de hendel naar het stuurwieltoe te trekken.

Nadat u de hendel hebt losgelaten maken deruitenwissers op de voorruit nog enkele sla-gen. De koplampen worden om de beurtgesproeid om te voorkomen dat de sterktevan de verlichting afneemt.

Verwarmde sproeikoppen*De sproeikoppen worden bij vorst automatischverwarmd om te voorkomen dat de ruiten-sproeiervloeistof bevriest.

Hogedruksproeiers koplampen*De hogedruksproeiers van de koplampen ver-bruiken een grote hoeveelheid sproeiervloei-stof. Om vloeistof te besparen, worden dekoplampen alleen iedere vijfde keer dat u devoorruitsproeiers activeert gesproeid.

Ruitenwisser en sproeier achterklep

Wanneer u de hendel naar voren haalt(zie bovenstaande pijl), activeert u de ruiten-wisser/-sproeier van de achterklep. De knopaan het uiteinde van de hendel kent tweemogelijke standen:

Ruitenwisser achterklep – intervalstandRuitenwisser achterklep – continu wissen

Ruitenwisser achterklep, achteruitrijdenAls u de auto in de achteruitversnelling zet ter-wijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal deruitenwisser op de achterklep de interval-stand1 innemen. Bij het inschakelen van eenandere versnelling valt de ruitenwisser op deachterklep stil.

Als de ruitenwisser op de achterklep echter alop continue snelheid werkt, vindt er geen wij-ziging plaats.

N.B.De koplampen worden om de beurtgesproeid.

G01

9401

1

2

G01

7632

1Deze intervalfunctie tijdens het achteruitrijdenkunt u desgewenst uitschakelen. Bezoek eenerkende Volvo-werkplaats.

N.B.Bij auto’s met een geactiveerde regensen-sor wordt de ruitenwisser op de achterklepautomatisch geactiveerd, als u in de regenachteruitrijdt.

Page 83: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

82

Ruiten en spiegels

03

Algemene informatie

Gelaagd glasHet glas is verstevigd voor een verbe-terde inbraakbeveiliging en geluidsi-solatie van het interieur. Alle ruitenzijn gemaakt van gelaagd glas*.

Water- en vuilafstotende laag*De ruiten zijn voorzien van een spe-ciale laag die bij hevige regenval voor

een beter zicht zorgt. Zie pagina 217 voor hetonderhoud.

Elektrisch bedienbare ruiten

Bedieningspaneel op bestuurdersportier

Elektrisch kinderslot op achterportieren*en achterste zijruiten (zie pagina 31).Bedieningsknoppen achterste zijruitenBedieningsknoppen voorste zijruiten

BELANGRIJKGebruik geen ijskrabber van metaal om deruiten van ijs te ontdoen. Gebruik de elektri-sche verwarming om de buitenspiegels vanijs te ontdoen. Een ijskrabber kan krassen inhet spiegelglas maken! WAARSCHUWING

Zorg ervoor dat achterpassagiers niet methun handen bekneld raken, wanneer u dezijruiten vanaf het bestuurdersportier sluit.

WAARSCHUWINGZorg er bij het sluiten van de zijruiten voordat kinderen of andere inzittenden niet methun handen bekneld raken. Dit geldt ook alsu gebruik maakt van de transpondersleutel.

2 31

G01

8516

WAARSCHUWINGAls er kinderen in de auto zitten: let er bij hetverlaten van de auto op dat u de stroomtoe-voer naar de elektrisch bedienbare zijruitenverbreekt door de transpondersleutel uit tenemen.

Page 84: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

83

Ruiten en spiegels

03

Bediening

Bedieningsknoppen elektrisch bedienbare zijrui-ten

Handmatige bediening

Automatische bedieningVanaf het bedieningspaneel op het bestuur-dersportier kunt u alle ruiten tegelijk bedienen.Vanaf het bedieningspaneel op een van deoverige portieren kunt u alleen de zijruit in datportier bedienen. De zijruiten zijn alleen tebedienen vanaf één bedieningspaneel tegelijk.

Om de elektrisch bedienbare ruiten te kunnengebruiken moet de auto in contactslotstand Iof II staan. Ook als u na het afzetten van demotor de transpondersleutel hebt verwijderd,hebt u nog enkele minuten lang de tijd om deruiten te bedienen. Na het openen van eenportier is dat echter niet meer mogelijk.

De ruiten komen tot stilstand en worden geo-pend, als ze tijdens het sluiten in hun bewe-ging worden gehinderd. Wanneer de zijruitendoor ijsvorming bijvoorbeeld tweemaal ach-tereen niet konden worden gesloten, is hetmogelijk de beveiliging tegen overbelasting tij-delijk op te heffen. U doet dat door de bedie-ningsknop voor de bewuste zijruit omhoog tetrekken en in deze stand vast te houden, tot-dat de zijruit dicht is. De beveiliging tegenoverbelasting wordt enige tijd later opnieuwgeactiveerd.

Handmatige bedieningTrek voorzichtig een van de bedieningsknop-pen omhoog of duw er een omlaag. De elek-trisch bedienbare zijruiten komen steeds ver-der omhoog of omlaag zolang u debedieningsknop bedient.

Automatische bedieningTrek een van de bedieningsknoppen omhoogof duw er een omlaag en laat deze vervolgenslos. De bijbehorende zijruit gaat automatischvolledig open of dicht.

Afstandbediening en knoppen centralevergrendelingMet de afstandsbediening of de knoppen voorde centrale vergrendeling kunt u alle zijruitenautomatisch openen en sluiten:

Houd de vergrendelingsknop ingedrukt totdatde zijruiten worden geopend of gesloten. Druk

nogmaals op de vergrendelingsknop om hetopenen/sluiten te onderbreken.

ResettenAls de accu losgekoppeld is geweest, werktde automatische openingsfunctie pas weernaar behoren wanneer u deze hebt gereset.

1. Trek de knop aan de voorkant omhoog omde ruit helemaal te sluiten en houd de knopeen seconde in deze stand vast.

2. Laat de knop korte tijd los.3. Trek de voorkant van de knop opnieuw

een seconde omhoog.

22

11

G01

8517

WAARSCHUWINGDe beveiliging tegen overbelasting werktalleen als de automatische openingsfunctievoor zijruiten gereset is.

Page 85: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

84

Ruiten en spiegels

03

Buitenspiegels

Bedieningsknoppen buitenspiegels

Instellen1. Druk op knop L voor de buitenspiegel links

of op R voor de buitenspiegel rechts. Hetlampje in de knop brandt.

2. U kunt de stand afstellen met het hendel-tje in het midden.

3. Druk opnieuw op knop L of R. Het lampjemag niet langer branden.

Elektrisch inklapbare buitenspiegels*U kunt de buitenspiegels inklappen bij het par-keren en als u op smalle wegen rijdt.

1. Druk tegelijkertijd op de knoppen L en R.2. Laat ze na ongeveer een seconde los. De

spiegels stoppen automatisch, als ze vol-ledig zijn ingeklapt.

Klap de spiegels weer uit door tegelijkertijd opde knoppen L en R te drukken. De spiegelsstoppen automatisch, als ze volledig zijn uit-geklapt.

Stand vastleggen*De stand van de buitenspiegels en debestuurdersstoel worden vastgelegd, wanneeru de auto met de transpondersleutel vergren-delt. Een volgende keer dat de auto metdezelfde transpondersleutel wordt ontgren-deld en het bestuurdersportier wordt geo-pend, nemen de buitenspiegels en debestuurdersstoel de vastgelegde standen in.

U kunt deze functie activeren/deactiverenonderAutosleutelgeheugen Pos. stoelenen spiegels. Zie pagina 104 voor eenbeschrijving van het menusysteem.

Buitenspiegel kantelen bij parkeren*De buitenspiegels kunnen omlaaggekanteldworden, zodat de bestuurder bijvoorbeeld tij-dens het parkeren de kant van de weg te kanzien. Schakel de achteruitversnelling in endruk op de knop L of R. De gekantelde buiten-spiegel neemt de oorspronkelijk stand weer inbij het inschakelen van een andere versnelling.

Automatische inklapfunctie bijvergrendelen*Wanneer u de auto vanaf de transpondersleu-tel vergrendelt/ontgrendelt worden de buiten-spiegels automatisch in- of uitgeklapt.

U kunt deze functie activeren/deactiverenonder Instellingen van de auto Spiegelsin bij vegrend.. Zie pagina 104 voor eenbeschrijving van het menusysteem.

In neutrale stand terugzetten*Spiegels die uit positie zijn geraakt doorinvloeden van buitenaf, moeten met behulpvan de bedieningsknoppen in de neutralestand worden teruggezet zodat het elektrischin- en uitklappen weer werkt.

• Klap de spiegels in met de knoppen L en R.• Klap de spiegels weer uit met de knoppen

L en R.De spiegels staan daarmee weer in de neu-trale stand.

Approach-verlichting enFollow-Me-Home-verlichtingDe lampjes op de buitenspiegels gaan bran-den, als u de Approach-verlichting of deFollow-Me-Home-verlichting selecteert(zie pagina 76).

WAARSCHUWINGDe spiegels zijn groothoekig voor optimaalzicht. Voorwerpen kunnen verder weg lijkendan ze in werkelijkheid zijn.

G01

8518

Page 86: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

85

Ruiten en spiegels

03

Elektrische achterruit- enbuitenspiegelverwarming

Gebruik de elektrische verwarming om deachterruit en de buitenspiegels te ontwase-men en te ontdooien.

Met één druk op de knop schakelt u de gelijk-tijdige verwarming van de achterruit en de bui-tenspiegels in. Het brandende lampje in deknop geeft aan dat de functie actief is. De ver-warming wordt afhankelijk van de buitentem-peratuur na een bepaalde tijd automatisch uit-geschakeld.

De achterruit wordt automatisch ontwasemd/ontdooid als u de auto start bij een buitentem-peratuur lager dan +7 °C.

U kunt voor automatische ontwaseming kie-zen onder Klimaatinstellingen Aut.defroster achterr.. Kies vervolgens uit Aan ofUit.

Achteruitkijkspiegel

Handmatige dimfunctieHendeltje voor dimfunctie

Fel licht van achteren kan hinderlijke reflectiesin de achteruitkijkspiegel veroorzaken en uverblinden. Zet de spiegel met het hendeltje inde dimstand, wanneer u de verlichting van hetachteropkomend verkeer als hinderlijk ervaart.

1. Activeer de dimfunctie door het hendeltjenaar u toe te halen.

2. Deactiveer de dimfunctie door het hen-deltje naar de voorruit toe te duwen.

Autodimfunctie*Als het licht dat van achteren in de spiegel valtte fel is, wordt de achteruitkijkspiegel automa-tisch gedimd. Het hendeltje is niet aanwezigop spiegels met autodimfunctie.

G02

1341

1

G02

1342

Page 87: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

86

Elektrisch bedienbaar schuifdak*

03

Algemene informatie

De bedieningsknoppen voor het schuifdak zit-ten aan het plafond. U kunt het schuifdak ver-ticaal openkantelen en horizontaal openschui-ven. Het schuifdak is alleen te openen incontactslotstand I of II staat.

Horizontaal openschuiven

Horizontaal openschuiven, achteruit/vooruit

Openen, automatischOpenen, handmatigSluiten, handmatigSluiten, automatisch

OpenenTrek de bedieningsknop naar achteren stand instand en laat de knop vervolgens los omhet schuifdak zo ver mogelijk open te schuiven.

U kunt het schuifdak handmatig openen doorde bedieningsknop achteruit naar het

weerstandspunt te trekken. Het schuifdakschuift steeds verder open zolang u de knopin deze stand vasthoudt.

SluitenU kunt het schuifdak handmatig sluiten doorde bedieningsknop vooruit naar het

weerstandspunt te duwen. Het schuifdakschuift steeds verder dicht zolang u de knop indeze stand vasthoudt.

Het schuifdak gaat automatisch dicht, wan-

neer u de knop in stand duwt en vervol-gens loslaat.

Wanneer u de transpondersleutel uit het con-tactslot neemt, wordt de spanning van hetschuifdak verbroken.

Verticaal openkantelen

Verticaal openkantelen, achterkant omhoogkan-telen

Openkantelen: kantel het schuifdak opendoor de achterkant van de knop omhoogte duwen.Dichtkantelen: kantel het schuifdak dichtdoor de achterkant van de knop omlaag tetrekken.

1

4

23

G01

7823

WAARSCHUWINGBeknellingsgevaar bij het sluiten van hetschuifdak. De beveiliging tegen overbelas-ting van het schuifdak werkt alleen bij auto-matisch sluiten, niet bij handmatig sluiten.

WAARSCHUWINGAls er kinderen in de auto zitten:Let er bij het verlaten van de auto op datu de stroomtoevoer naar het schuifdak ver-breekt door de transpondersleutel uit tenemen.

5

6

G01

7824

Page 88: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

87

Elektrisch bedienbaar schuifdak*

03

Sluiten met transpondersleutel of knopvoor centrale vergrendeling

Houd de vergrendelingsknop lang ingedruktom het schuifdak en alle zijruiten te sluiten.De portieren en de achterklep worden ver-grendeld. Druk nogmaals op de vergrende-lingsknop om het sluiten te onderbreken.

ZonneschermAan de binnenkant van het schuifdak zit eenhandbediend zonnescherm. Het zonneschermglijdt automatisch naar achteren bij het ope-nen van het schuifdak. Pak de handgreep vasten schuif het scherm naar voren om het tesluiten.

Beveiliging tegen overbelastingHet schuifdak is voorzien van een beveiligingtegen overbelasting die wordt geactiveerd, alshet schuifdak door een obstakel wordt gehin-derd. Het schuifdak komt dan tot stilstand enkeert vervolgens automatisch terug naar delaatst gebruikte, geopende stand.

WAARSCHUWINGControleer of niemand met de handenbekneld raakt wanneer u het schuifdakvanaf de transpondersleutel sluit.

G02

1345

Page 89: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

88

Motor starten

03

Benzine- en dieselmotoren

Contactslot met transpondersleutel en start-/stopknop (zie 65 voor meer informatie).

1. Plaats bij auto’s met een transpondersleu-tel de transpondersleutel in het contactslot.Druk licht op de sleutel zodat deze verdernaar binnen wordt getrokken.

2. Houd het koppelingspedaal volledigingedrukt1. Trap bij auto’s met een auto-matische versnellingsbak op het rempe-daal.

3. Druk op de knop START/STOP en laat deknop weer los.

De startmotor blijft maximaal 10 secondendraaien (60 seconden bij dieselmodellen), tot-dat de motor is aangeslagen. Als de motor nietbinnen 10 seconden aanslaat, kunt u eennieuwe startpoging doen door de knopSTART/STOP ingedrukt te houden totdat demotor wel aanslaat.

Keyless drive*Loop de punten 2–3 door voor benzine- endieselmotoren.

StuurslotHet stuurslot wordt opgeheven wanneer u detranspondersleutel in het contactslot2 steekt

BELANGRIJKDe transpondersleutel niet verkeerd ominsteken!Pak de sleutel beet aan het uiteinde met hetsleutelblad. Zie pagina 42.

1Als de auto rolt is het indrukken van de knopSTART/STOP voldoende om de motor testarten.

G02

1126

WAARSCHUWINGNeem bij het verlaten van de auto altijd detranspondersleutel uit het contactslot. Ditgeldt in het bijzonder wanneer er kinderenin de auto achterblijven.

WAARSCHUWINGNeem de transpondersleutel nooit tijdenshet rijden of het slepen uit het contactslot.U loopt anders het gevaar dat het stuurslotwordt geactiveerd, waardoor de auto onbe-stuurbaar wordt.Neem de transpondersleutel bij een automet Keyless drive*-functie nooit tijdens hetrijden of slepen uit het contactslot.

N.B.Tijdens de koude start is het mogelijk dathet motortoerental merkbaar hoger ligt dannormaal is voor bepaalde motortypes. Ditomdat ernaar wordt gestreefd het uitlaat-gasreinigingssysteem zo snel mogelijk opbedrijfstemperatuur te brengen en tegelij-kertijd de uitstoot te beperken van stoffendie schadelijk zijn voor het milieu1.

1 Met een automaat in stand D of R terwijl deauto stilstaat is het motortoerental minder hoog,maar doordat het dan langer duurt voordat hetuitlaatgasreinigingssysteem op temperatuurkomt wordt het milieuvoordeel tenietgedaan.

N.B.U kunt de motor alleen starten, wanneereen van de transpondersleutels bij een automet Keyless drive*-functie in de passagiers-ruimte of de laadruimte ligt.

2Bij auto’s met Keyless drive* wordt de eerstekeer dat u op de startknop drukt, het stuurslotgedeactiveerd. Het stuurslot wordt opnieuwgeactiveerd, wanneer het bestuurdersportierwordt geopend nadat de motor is afgezet.

Page 90: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

89

Motor starten

03

en opnieuw ingeschakeld wanneer u de trans-pondersleutel verwijdert.

Wanneer u bij het verlaten van de auto hetstuurslot inschakelt, beperkt u het gevaar voordiefstal van de auto.

Roetfilter dieselmotor (DPF)

Dieselmodellen zijn uitgerust met een roetfil-ter, waardoor een nog efficiëntere uitlaatgas-reiniging mogelijk is. Onder normale rijom-standigheden blijven de roetdeeltjes uit deuitlaatgassen in het filter achter. Om de roet-deeltjes te verbranden en het filter te legenwordt een zogeheten regeneratie gestart.Daarvoor moet de motor de normale bedrijf-stemperatuur hebben.

Afhankelijk van de rijomstandigheden wordthet filter om de 300–900 kilometer geregene-reerd. De regeneratie duurt normaal 10 tot20 minuten. Gedurende deze tijd kan hetbrandstofverbruik ietwat stijgen.

Regeneratie bij koud weerAls u bij koud weer vaak korte afstanden rijdt,komt de motor niet voldoende op tempera-tuur. Dit betekent dat het roetfilter niet gerege-nereerd en niet geleegd wordt.

Wanneer het filter voor ca. 80% met roetdeel-tjes gevuld is, licht een oranje gevarendrie-hoek op het instrumentenpaneel op en ver-schijnt de melding Roetfilter vol Zie

instructieb. op het display van het instrumen-tenpaneel.

U start de regeneratie van het filter door metde auto op een secundaire weg of op eensnelweg te rijden tot de motor voldoende optemperatuur is gekomen. Daarna rijdt u nogca. 20 minuten verder.

Wanneer het filter geregenereerd is, wordt dewaarschuwingsmelding automatisch gewist.

Gebruik bij koud weer de standverwarming*zodat de motor sneller op bedrijfstemperatuurkomt.

BELANGRIJKAls het filter helemaal met roetdeeltjes ge-vuld is, vertoont de motor soms startproble-men. Het filter is dan onbruikbaargeworden. Het is in dat geval mogelijk datu het filter moet vervangen.

Page 91: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

90

Motor starten

03

Starten met hulpaccu

Als de accu uitgeput is, kunt u de auto startenmet stroom van een hulpaccu.

Bij gebruik van een hulpaccu wordt u het vol-gende geadviseerd om explosiegevaar tevoorkomen:

1. Zet het contactslot in stand 0(zie pagina 65).

2. Zorg dat de hulpaccu een spanning van12 V levert.

3. Als de hulpaccu zich in een andere autobevindt, moet u de motor van die autoafzetten en ervoor zorgen dat de auto’selkaar niet raken.

4. Sluit de ene klem van de rode startkabelaan op de pluspool van de hulpaccu .

5. Haal de clips op de voorste dekplaat vande uitgeputte accu los en verwijder dedekplaat (zie pagina 198).

6. Sluit de andere klem van de rode startka-bel aan op de pluspool van de uitge-putte accu die onder een opklapbarekunststof afdekking zit.

7. Sluit de ene klem van de zwarte startka-bel aan op de minpool van de hul-paccu.

8. Sluit de andere klem van de zwarte kabelaan op het massapunt (rechter motor-steun bovenaan, buitenste boutkop) .Controleer of de aansluitklemmen van destartkabels goed vastzitten om te voorko-men dat er tijdens de startpoging vonkenontstaan.

9. Start de motor van de “hulpauto”. Laatde motor enkele minuten draaien op eentoerental dat iets hoger ligt dan normaal,1500 omw/min.

10.Start de motor van de auto met de legeaccu. Raak de aansluitingen niet aantijdens de startpoging. Er bestaat name-lijk gevaar voor vonkvorming.

11.Verwijder de startkabels. Verwijder eerstde zwarte kabel en daarna de rode. Zorgdat geen van de klemmen aan de zwartestartkabel contact kan maken met de

pluspool van de accu of met de aange-sloten klemmen van de rode startkabel.

++ --

4

2

1 3

G02

1347

BELANGRIJKWees voorzichtig bij het aansluiten van destartkabels om kortsluiting met andere on-derdelen in de motorruimte te voorkomen.

WAARSCHUWINGAccu’s kunnen het zeer explosieve knalgasproduceren. Een enkele vonk, veroorzaaktdoor een onjuiste aansluiting van de start-kabels, is voldoende om de accu tot ont-ploffing te brengen. Accu’s bevatten tevenszwavelzuur dat ernstige chemische brand-wonden kan veroorzaken. Als u accuzuur inuw ogen krijgt of op uw huid of klerenmorst, moet u onmiddellijk met grote hoe-veelheden water spoelen. Neem onmiddel-lijk contact op met een arts, als u accuzuurin uw ogen krijgt.

Page 92: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

91

Versnellingsbakken

03

Handgeschakelde versnellingsbak

Trap het koppelingspedaal tijdens het schake-len altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet nahet schakelen weer van het koppelingspedaalaf! Houd u aan het aangegeven schakelpa-troon.

Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk tehouden, moet u zoveel mogelijk gebruikmaken van hoge versnellingen.

Blokkering achteruitversnelling

Schakel de achteruitversnelling alleen in, wan-neer de auto stilstaat.

G02

1348

G02

1349

Page 93: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

92

Versnellingsbakken

03

Automatische versnellingsbakGeartronic*

Het informatiedisplay geeft de stand van dekeuzehendel aan met behulp van de volgendetekens: P, R, N, D, S, 1, 2, 3, 4, 5 of 6(zie pagina 60).

Schakelstanden

Parkeerstand (P)Selecteer stand P, wanneer u de motor startof de auto parkeert. U moet het rempedaalbedienen om de keuzehendel uit stand P tekunnen halen.

In stand P is de versnellingsbak mechanischgeblokkeerd. Activeer de elektrische parkeer-rem met een druk op de knop (zie pagina 98).

Achteruitrijstand (R)De auto moet stilstaan wanneer u de hendel instand R zet.

Vrijstand (N)In deze stand kunt u de motor starten en er isgeen versnelling ingeschakeld. Zet de par-keerrem aan, wanneer de auto stilstaat en dekeuzehendel in stand N staat.

Rijstand (D)Stand D is de normale rijstand. De versnel-lingsbak schakelt automatisch op en terugafhankelijk van de stand van het gaspedaal ende snelheid. Zorg ervoor dat de auto stilstaat,voordat u de keuzehendel vanuit stand R instand D zet.

Geartronic*, Sportstand (S)1

De sportstand levert een sportiever rijgedragop en maakt het mogelijk om hogere toeren temaken in de versnellingen. De motor reageertbovendien sneller op de commando’s die umet het gaspedaal geeft. Bij inschakeling vande sportstand wordt tevens de voorkeur gege-ven aan de lagere versnellingen, zodat er metenige vertraging wordt opgeschakeld.

U schakelt de sportstand in door de hendelvanuit stand D helemaal naar rechts in standM te zetten. Op het informatiedisplay veran-dert het teken D in een S.

De sportstand kan op elk moment tijdens hetrijden ingeschakeld worden.

G02

1350

BELANGRIJKDe auto moet stilstaan wanneer u de hendelin stand P zet.

1 Alleen op model 3.0.

Page 94: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

93

Versnellingsbakken

03

Geartronic*, handmatig schakelen (M)Met de automatische versnellingsbak Geartro-nic kunt u ook handmatig schakelen. Bij hetloslaten van het gaspedaal wordt de auto opde motor afgeremd.

Handmatig schakelen is te activeren door dehendel vanuit stand D helemaal naar rechts instandM te zetten. Op het informatiedisplayverandert het teken D in een van de cijfers 1–6afhankelijk van de ingeschakelde versnelling(zie pagina 60).

Duw de hendel naar voren naar de + (plus) omeen hogere versnelling in te schakelen en laatde hendel weer los. De hendel veert terug naarde neutrale standM.Trek de hendel naar achteren naar de – (min)om een lagere versnelling in te schakelen enlaat de hendel weer los.

Handmatig schakelenM kan op elk momenttijdens het rijden geactiveerd worden.

Om de automatische rijstand te hervattendient u de hendel helemaal naar links in standD te zetten.

Om schokken en afslaan van de motor te voor-komen, schakelt Geartronic automatisch terugals de bestuurder langzamer gaat rijden danwat voor de gekozen versnelling gepast is.

KickdownAls u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbijde normale volgasstand), schakelt de versnel-lingsbak automatisch terug naar een lagereversnelling. Dit is de zogeheten kickdown.

Wanneer u het gaspedaal uit de kickdown-stand loslaat, schakelt de versnellingsbakautomatisch op.

Gebruik de kickdown om zo snel mogelijk teaccelereren zoals bij het inhalen.

BeveiligingsfunctieOm overtoeren van de motor te voorkomen, ishet stuurprogramma van de versnellingsbakvoorzien van een terugschakelblokkeringwaardoor de zogeheten kickdown niet moge-lijk is.

Geartronic staat geen terugschakeling/kick-down toe die tot een dusdanig hoog toerentalleidt dat de motor kan worden beschadigd.Wanneer u bij hoge motortoeren toch probeert

een dergelijke kickdown uit te voeren, gebeurter niets. De auto blijft in de oorspronkelijkeversnelling rijden.

Bij kickdown kan de auto afhankelijk van hetmotortoerental één of meer versnellingenterugschakelen. Om schade aan de motor tevoorkomen schakelt de auto op wanneer demotor het maximumtoerental heeft bereikt.

Mechanische keuzehendelblokkering

U kunt de hendel altijd ongehinderd heen enweer halen tussen de standen N en D. Om dehendel in een van de overige standen te zetten,moet u een blokkering opheffen door op deblokkeerknop op de keuzehendel te drukken.

Met de blokkeerknop ingedrukt kunt u de hen-del vooruit of achteruit bewegen tussen destanden P, R, N en D.

N.B.Als de versnellingsbak een sportstand kent,is handmatig schakelen pas te activerenwanneer u de keuzehendel vooruit of achterin standM hebt gezet. Op het informatie-display verandert de S dan in een van detekens 1–6 om aan te geven welke versnel-ling er ingeschakeld is.

G02

1351

Page 95: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

94

Versnellingsbakken

03

Automatische keuzehendelblokkeringDe automatische versnellingsbak kent enkelebijzondere beveiligingsfuncties:

Sleutelblokkering, KeylockDe keuzehendel moet in stand P staan om detranspondersleutel uit het contactslot te kun-nen nemen. In alle andere standen is de trans-pondersleutel geblokkeerd.

Parkeerstand (P)Stilstaande auto met draaiende motor:

Houd uw voet op het rempedaal terwijl u dekeuzehendel verzet.

Elektrische schakelblokkering,Shiftlock parkeerstand (P)Om de keuzehendel uit stand P te kunnenhalen, moet het contactslot in stand II staanen moet het rempedaal worden bediend(zie pagina 88).

Schakelblokkering, vrijstand (N)Als de keuzehendel in stand N staat en deauto heeft minstens 3 seconden stilgestaan(of de motor nu loopt of niet), is de keuzehen-del geblokkeerd.

Om de keuzehendel uit stand N te kunnenhalen, moet het contactslot in stand II staanen moet het rempedaal worden bediend(zie pagina 88).

Automatische schakelblokkeringdeactiveren

Als er niet met de auto kan worden geredenzoals het geval is bij een uitgeputte accu,moet u de keuzehendel uit stand P halen voor-dat u de auto kunt verslepen.

Til de rubber vloermat achter de midden-console uit de auto en open het luikje.Steek het sleutelblad zo ver mogelijk naarbinnen. Duw het sleutelblad omlaag enhoud het in deze stand vast. Haal dekeuzehendel uit stand P. Zie pagina 38voor meer informatie over het sleutelblad.

2

1

G02

1352

Page 96: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

95

Vierwielaandrijving–, AWD (All Wheel Drive)*

03

De vierwielaandrijving is altijdingeschakeld.

Bij vierwielaandrijving worden alle vier de wie-len van de auto tegelijk aangedreven.

Het motorkoppel wordt automatisch over devoor- en achterwielen verdeeld. Een elektro-nisch gestuurd koppelingssysteem verdeelthet vermogen over het wielpaar dat op datmoment de beste grip op het wegdek heeft.Dit om optimale wegligging te verkrijgen enwielspin te voorkomen. Bij normaal rijden wor-den de voorwielen naar verhouding iets ster-ker aangedreven dan de achterwielen.

De vierwielaandrijving verhoogt de rijveiligheidtijdens regen- en sneeuwval en bij ijzel.

Page 97: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

96

Bedrijfsrem

03

Algemene informatie

De auto is uitgerust met twee remkringen. Alseen van de remkringen defect raakt, betekentdit dat de remmen pas later worden aange-sproken zodat u het rempedaal dieper moetintrappen voor dezelfde remmende werking.

De druk die u uitoefent op het rempedaalwordt versterkt door de rembekrachtiging.

Wanneer u met de motor afgezet remt doethet rempedaal stug aan en kost het u meerkracht om de auto te remmen.

In bergachtig gebied of bij het rijden met eenzware belading kunt u de remmen ontziendoor op de motor af te remmen. U benut deremmende werking van de motor het best,wanneer u tijdens het afdalen dezelfde ver-snelling inschakelt als bij het oprijden van eenhelling.Zie pagina 227 voor algemener informatieover een zware belasting van de auto.

AntiblokkeerremsysteemDe auto is uitgerust met ABS (Anti-lock Bra-king System) dat voorkomt dat de wielen blok-keren tijdens het remmen. Zo blijft de autobestuurbaar, waardoor het bijvoorbeeld mak-

kelijker is om obstakels te ontwijken. Bij acti-vering van deze functie kunt u trillingen in hetrempedaal voelen. Dit is volkomen normaal.

Wanneer de auto na het starten van de motoreen snelheid van ca. 20 km/h heeft bereikt,gaat een kortdurende, automatische test vanhet ABS van start. Ook deze test kan waar-neembaar zijn in de vorm van trillingen in hetrempedaal.

Remschijven schoonmakenVuil en water op de remschijven kunnen ertoeleiden dat de aanspreekduur van de remmenwordt verlengd. Door de remblokken schoonte maken beperkt u deze verlenging.

U wordt geadviseerd de remschijven handma-tig schoon te maken, wanneer u op nattewegen rijdt, de auto net hebt gewassen of ophet punt staat deze langdurig te parkeren.U maakt de remschijven handmatig schoondoor korte tijd licht te remmen.

Remkrachtverhoging bij noodstopsDe remkrachtverhoging bij noodstops (EBA,Emergency Brake Assistance) helpt de rem-kracht verhogen om op die manier de remwegte verkorten. Het EBA-systeem registreert dewijze waarop u het rempedaal bedient en ver-hoogt zo nodig de remkracht. De remkrachtkan worden verhoogd tot aan het niveau waar-bij het ABS ingrijpt. De EBA-regeling wordtuitgeschakeld wanneer u de druk op het rem-pedaal verlaagt.

Lampjes op instrumentenpaneel

WAARSCHUWINGDe rembekrachtiging werkt alleen, als demotor loopt.

N.B.Wanneer het EBA geactiveerd wordt, zakthet rempedaal iets verder omlaag dan nor-maal. Bedien het rempedaal zolang datnodig is. Zodra u het rempedaal loslaat,worden de remmen volledig gelost.

Lampje BetekenisBrandt continu – controleer hetremvloeistofpeil. Vul remvloeistofbij als het peil te laag ligt en con-troleer tevens de oorzaak van hetremvloeistofverlies.Brandt twee seconden lang con-tinu bij het starten van de motor –er is de laatste keer dat de motorliep een storing in het ABS opge-treden.

WAARSCHUWING

Als de waarschuwingslampjes entegelijkertijd branden, kan er een storing inhet remsysteem zijn opgetreden.Als het remvloeistofpeil in dat geval in ordeis, moet u de auto voorzichtig naar dedichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats rij-den om het remsysteem te laten controleren.Als de remvloeistof onder het MIN-streepjevan het reservoir staat, mag u niet verder rij-den voordat u remvloeistof hebt bijgevuld.Controleer tevens de oorzaak van het rem-vloeistofverlies.

Page 98: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

97

Afdalingsregeling, HDC (Hill Descent Control)

03

Algemene informatie1

HDC is te vergelijken met een automatischemotorrem. Wanneer u op een aflopende hel-ling het gaspedaal loslaat, wordt de auto nor-maal gesproken op de motor afgeremd door-dat deze in dat geval een laag stationairtoerental nastreeft. Naarmate de helling steileren de auto zwaarder beladen is, rolt de autoondanks de motorrem sneller omlaag. Om indergelijke gevallen snelheid te minderen dientu bij te remmen met het rempedaal.Met het HDC-systeem is het mogelijk om opsteile aflopende hellingen de snelheid te ver-hogen/verlagen met het gaspedaal, zonderhet rempedaal te gebruiken. Het remsysteemgrijpt automatisch in en zorgt voor een lage engelijkmatige snelheid, zodat u zich volledigkunt richten op de besturing.HDC is met name handig op steile aflopendehellingen met een oneffen oppervlak en opgladde weggedeelten. Denk bijvoorbeeld aaneen boot op een trailer die u vanaf een boot-helling achteruit te water laat.

Functie

HDC is met een schakelaar op de middencon-sole naar wens in en uit te schakelen. Hetlampje in de knop brandt, wanneer het sys-teem actief is. Wanneer HDC actief is, brandt

het symbool en op het display staat demelding Afdalingsregeling AAN.Het systeem werkt alleen in de eerste versnel-ling en in de achteruitversnelling. Bij een auto-matische versnellingsbak geldt dat de 1e ver-snelling moet zijn ingeschakeld, wat wordtaangegeven met het cijfer 1 op het boordcom-puterdisplay (zie pagina 93).

BedieningBij een geactiveerd HDC-systeem kan de autobij het afremmen op de motor maximaal10 km/h voorruit rijden en 7 km/h achteruit.Met het gaspedaal kunt u echter een willekeu-rige andere snelheid binnen het snelheidsin-terval kiezen dat bij de ingeschakelde versnel-ling hoort. Zodra u het gaspedaal loslaat wordtde rijsnelheid snel verlaagd tot 10 of 7 km/h,ongeacht de hellingshoek en zonder dat udaarvoor het rempedaal hoeft te bedienen.Bij activering van het systeem gaan automa-tisch de remlichten branden. Met het rempe-daal kunt u de auto altijd remmen of helemaaltot stilstand brengen.HDC wordt gedeactiveerd:• bij het indrukken van de aan/uit-knop op de

middenconsole;• bij het inschakelen van een hogere versnel-

ling dan de 1e bij een handgeschakeldeversnellingsbak;

• bij het inschakelen van een hogere versnel-ling dan de 1e bij een automatische ver-snellingsbak of bij het inschakelen vanstand D.

Het systeem is op ieder moment uit te schake-len. Als u dit op een steile aflopende hellingdoet, zal het remvermogen niet meteen maargeleidelijk worden verlaagd.

1HDC behoort tot de standaarduitrusting en isalleen aanwezig op de XC70.

WAARSCHUWINGHDC heeft niet in alle situaties het beoogdeeffect en is uitsluitend bedoeld als hulpmid-del.U als bestuurder bent er altijd verantwoor-delijk voor dat de auto op een veilige manierwordt bestuurd.

N.B.HDC valt niet te activeren wanneer de keu-zehendel van een automaat in standD staat.

G01

7426

N.B.Bij activering van het HDC-systeem rea-geert de motor mogelijk trager dan normaalop het gaspedaal.

Page 99: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

98

Parkeerrem

03

Elektrische parkeerrem*De elektrische parkeerrem heeft dezelfde toe-passingsgebieden als het parkeerrempedaalzoals bij het wegrijden op een helling.

FunctieWanneer de parkeerrem wordt geactiveerd,hoort u een zwak elektromotorgeluid. Hetgeluid is tevens waarneembaar bij een auto-matische functiecontrole van de parkeerrem.

Als de auto stilstaat wanneer u de parkeerremaanzet, werkt de rem alleen op de achterwie-len. Als u de parkeerrem tijdens het rijden aan-zet, wordt de normale bedrijfsrem geacti-veerd. Daarbij werkt de rem op alle vier dewielen. Wanneer de auto bijna stilstaat, wor-den alleen de achterwielen geremd.

Lage accuspanningAls de accuspanning te laag is, kunt u de par-keerrem niet aanzetten noch lossen. Sluit eenhulpaccu aan, als de accuspanning te laag is(zie pagina 90).

Parkeerrem aanzetten

Handgreep parkeerrem

1. Trap het rempedaal stevig in.2. Druk op de handgreep.3. Laat het rempedaal los en controleer of

de auto volledig stilstaat.4. Zet de versnellingspook/keuzehendel bij

het parkeren altijd in de 1e versnelling(handbak) of in stand P (automaat).

Het lampje op het instrumentenpaneelknippert, totdat de parkeerrem volledig is aan-gezet. Wanneer het lampje continu brandt, isde parkeerrem aangezet.

In noodgevallen kunt u de parkeerrem ook tij-dens het rijden aanzetten door de handgreepingedrukt te houden. Wanneer u de hand-greep loslaat of het gaspedaal bedient, wordtde parkeerrem gelost.

Op een helling parkerenDraai bij het parkeren op een oplopende hel-ling de wielen van de trottoirband af, als deneus van de auto naar de top van helling wijst.

Draai bij het parkeren op een aflopende hellingde wielen naar de trottoirband toe, als de neusvan de auto naar de voet van de helling wijst.

Parkeerrem lossen

Handgreep parkeerrem

G02

1354

N.B.Tijdens een noodstop bij snelheden hogerdan 10 km/h klinkt er gedurende de heleremmanoeuvre een geluidssignaal.

G02

1359

Page 100: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

99

Parkeerrem

03

Auto met handgeschakeldeversnellingsbak

Handmatig lossen1. Steek de transpondersleutel in het contact-

slot.2. Trap het rempedaal stevig in.3. Trek aan de handgreep.

Automatisch lossen1. Start de motor.2. Laat het koppelingspedaal los en geef gas.

Auto met automatische versnellingsbak

Handmatig lossen1. Doe de veiligheidsgordel om.2. Steek de transpondersleutel in het

contactslot.3. Trap het rempedaal stevig in.4. Trek aan de handgreep.

Automatisch lossen1. Doe de veiligheidsgordel om.2. Start de motor.3. Zet de keuzehendel in stand D of R en

geef gas.

Zware belading op oplopende hellingenBij een zware belading zoals een aanhanger ishet mogelijk dat de auto op een steile,oplopende helling achteruitrolt, wanneer deparkeerrem automatisch wordt gelost. U kuntdit voorkomen door bij het wegrijden de hand-greep ingedrukt te houden. Laat de hand-greep weer los zodra de koppeling aangrijpt.

Auto met Keyless drive*-functieLos de parkeerrem handmatig door op deknop START/STOP te drukken, het rem- ofkoppelingspedaal te bedienen en aan dehandgreep te trekken.

Lampjes

Meldingen

N.B.De parkeerrem is ook handmatig te lossendoor het koppelingspedaal te bedienen inplaats van het rempedaal. Volvo adviseertu echter het rempedaal te gebruiken.

BELANGRIJKWanneer de motor loopt kan de parkeer-rem, ook met de versnellingspook in devrijstand, automatisch worden gelost.

N.B.Om veiligheidsredenen wordt de parkeer-rem alleen automatisch gelost wanneer bijhet starten van de motor is gebleken dat debestuurder de veiligheidsgordel draagt. Bijauto’s met een automatische versnellings-bak wordt de parkeerrem onmiddellijkgelost bij het bedienen van het gaspedaalmet de keuzehendel in stand D of R.

Lampje Betekenis

Lees de melding op het informa-tiedisplay.

Een knipperend lampje houdt indat de parkeerrem wordt aange-zet.Als het lampje in een anderesituatie gaat knipperen, is ersprake van een storing. Lees demelding op het informatiedisplay.

(P)!

G01

6166

Page 101: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

100

Parkeerrem

03

Parkeerrem niet geheel gelost – Door eenstoring kan de parkeerrem niet worden gelost.Bezoek een erkende Volvo-werkplaats. Alsu bij deze foutmelding wegrijdt zonder de par-keerrem te lossen, klinkt er een waarschu-wingssignaal.

Parkeerrem niet aangezet – Door een sto-ring kan de parkeerrem niet worden aangezet.Probeer of u de rem kunt aanzetten en lossen.Bezoek een Volvo-werkplaats als de meldingniet verdwijnt.

Dezelfde melding verschijnt ook op auto’s meteen handbak, wanneer er langzaam wordtgereden met het portier open. De meldingmaakt u erop attent dat de parkeerrem moge-lijk onbedoeld werd gelost.

Parkeerrem Service vereist – Er is een sto-ring opgetreden. Bezoek een Volvo-werk-plaats als de storing niet verdwijnt.

Als u de auto moet parkeren voordat de sto-ring kon worden verholpen, dient u de wielennet als bij het parkeren op een helling vande trottoirband/berm af te draaien en deversnellingsbak/keuzehendel in stand 1(handbak) of stand P (automaat) te zetten.

Remblokken vervangenLaat de remblokken op de achterwielen ver-vangen in een erkende Volvo-werkplaats methet oog op de constructie van de elektrischeparkeerrem.

Page 102: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

03 Bestuurdersmilieu

101

03

Page 103: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

102

Menu- en meldingsfuncties .................................................................... 104Klimaatregeling ...................................................................................... 109Audiosysteem ........................................................................................ 120Boordcomputer ...................................................................................... 130Kompas* ................................................................................................. 132DSTC –Stabiliteits- en tractieregelsysteem ............................................ 133Rijeigenschappen aanpassen ................................................................ 134Cruisecontrol* ........................................................................................ 135Adaptieve cruisecontrol* ........................................................................ 136Anti-botsingsysteem met remassistentie* (CWS-systeem) .................... 140Park Assist (parkeerhulp)* ...................................................................... 143BLIS* – Blind Spot Information System ................................................. 146Interieurcomfort ...................................................................................... 149Geïntegreerde telefoon* ......................................................................... 153

Page 104: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04COMFORT EN RIJPLEZIER

Page 105: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

104

Menu- en meldingsfuncties

04

Middenconsole

Sommige functies regelt u via het menusys-teem vanaf de middenconsole of via de toet-senset op het stuurwiel. Welke functies datzijn leest u in de verschillende onderdelen.

Het actuele menuniveau staat rechts boven-aan op het display van de middenconsole.

Bedieningstoetsen op middenconsole

Middenconsole met informatiedisplay en bedie-ningstoetsen voor meldingsfuncties.

Navigatietoets – menu-opties doorblade-ren en selecterenENTER – menu-opties selecterenMENU – menusysteem openenEXIT – stap terugdoen binnen hetmenusysteem. Bij lang indrukken verlaat uhet menusysteem.

Toetsenset op stuurwiel

ENTER*EXIT*Navigatietoetsen – omhoog/omlaag.

Als de toetsen ENTER en EXIT op het stuur-wiel zitten, hebben de toetsen tot enmet dezelfde functie als die op de midden-console.

PadenVia de functietoetsen krijgt u direct toegangtot bepaalde functies, terwijl andere alleen viahet menusysteem te bereiken zijn.

De paden naar de menufuncties worden alsvolgt weergegeven: Instellingen van de auto

Instellingen vergrendelen. Er wordtdaarbij verondersteld dat u daarvóór het vol-gende doet:

1. Druk opMENU.2. Ga naar Menu en druk op ENTER.3. Ga naar Submenu en druk op ENTER.U kunt de navigatietoetsen gebruiken in deplaats van ENTER en EXIT bij het navigerenbinnen de menustructuur. De pijl naar rechtskomt in dat geval overeen met ENTER en depijl naar links met EXIT.

De menu-opties zijn genummerd zodat u zeook rechtstreeks kunt selecteren met de num-mertoetsen (alleen 1–9).

1 3

42

G02

1360

12

3

G02

1363

Page 106: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

105

Menu- en meldingsfuncties

04

Menu-overzichtEr bestaan verschillende hoofdmenu’s voor detelefoon en de geluidsbronnen. De volgendemenu-opties maken deel uit van alle hoofd-menu’s:

AutosleutelgeheugenPos. stoelen en spiegels*

Instellingen van de autoSpiegels in bij vegrend.*

Instellingen CWS-systeem*

Informatie

Lichtinstellingen

Vergrendelingsinstellingen

Beveil. verlaagd1

Instellingen parkeercam.*

Stuurkrachtniveau*

KlimaatinstellingenAutom. blower afstellen

Aut. defroster achterr.

Timer recirculatie

Reset klimaatinst.

Hoofdmenu AMAudio-instellingen2

Geluidspodium

Equalizer voor

Equalizer achter

Autom. volumeregeling

Reset audio-inst.

Hoofdmenu FMFM-instellingen

Nieuws

TP (verkeersinformatie)

Radiotekst

PTY (programmatype)

Geavanceerde radio-inst.

Audio-instellingen

Hoofdmenu CDRandom

Uit

Map3

Disc2

Enkele disc4

Alle discs3

Cd-instellingen

Tekst disc*

Nieuws

TP (verkeersinformatie)

Audio-instellingen

Hoofdmenu AUXAUX-ingangsvolume

Audio-instellingen

1Bepaalde modellen.2 Voor iedere geluidsbron bestaat de menu-optie audio-instellingen.

3 Alleen bij systemen die audiobestanden in deformaten mp3 en wma kunnen afspelen.

4 Alleen bij systemen met een cd-wisselaar.

Page 107: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

106

Menu- en meldingsfuncties

04

Hoofdmenu Geïntegreerde telefoonOproepregister

Laatste 10 gemiste opr.

Laatste 10 ink. opr.

Laatste 10 gekozen nrs.

Lijst wissen

Gespreksduur

Telefoonboek

Nieuwe contactpersoon

Zoeken

Alles kopiëren

SIM wissen

Telefoon wissen

Geheugenstatus

Meldingen

Lezen

Nieuw bericht schrijven

Berichtinstellingen

Gespreksopties

Verzend mijn nummer

Wisselgesprek

Automatisch antwoord

Voicemail-nummer

Omleidingen

Telefooninstellingen

Netwerkselectie

SIM-beveiliging

PIN-code bewerken

Geluiden en volume

IDIS

Reset Telefooninst.

Page 108: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

107

Menu- en meldingsfuncties

04

Instrumentenpaneel

Informatiedisplay en bedieningstoetsen voormenufuncties

READ – meldingenlijst openen en meldin-gen bevestigen.Duimwiel – menu-opties doorbladeren.RESET – geactiveerde functie op nul stel-len. Wordt in bepaalde gevallen gebruiktom een functie te selecteren/activeren (ziede uitleg bij de verschillende functies).

Met de linker stuurhendel bedient u de menu’sdie op de informatiedisplays van het instru-mentenpaneel verschijnen. Welke menu’s ver-schijnen hangt af van de stand van het con-tactslot. Als er een melding is, moet u dezeeerst bevestigen met de knop READ voordatu de menu’s kunt bekijken.

Menu-overzicht1

Actieradius

Gemiddeld

Momentaan

Gem. snelheid

LDW-systeem

Bandenspanning Kalibratie

Actuele snelheid

Timer standkach. AM/PM

Timer standvent. AM/PM

Timerstand verw.

Directe start Standverw.

Directe start El standverw

Directe start Standvent.

Extra verwarming auto

Start restverw.

DSTC

Melding

Melding op informatiedisplay

Wanneer er een waarschuwings-, informatie-of controlelampje oplicht, verschijnt er tevenseen aanvullende melding op het informatiedis-play. Foutmeldingen blijven in het geheugenopgeslagen, totdat u de onderliggende storinghebt laten verhelpen.

Druk op READ om de meldingen door te bla-deren en te bevestigen.

1 2 3

G02

1364

1Sommige menu-opties behoren tot de extra’s

N.B.Als er een waarschuwingsmelding ver-schijnt bij gebruik van de boordcomputer,moet u de melding lezen (druk op de knopREAD) voordat u de eerdere activiteit kunthervatten.

P _3Co

G02

1365

Page 109: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

108

Menu- en meldingsfuncties

04

Melding Betekenis

Stop auto z.s.m. Breng de auto tot stil-stand en zet de motor af.Grote kans op schade.Bezoek een erkendeVolvo-werkplaats.

Motor afzetten Breng de auto tot stil-stand en zet de motor af.Grote kans op schade.Bezoek een erkendeVolvo-werkplaats.

Service spoed Laat de auto onmiddellijknakijken door een erken-de Volvo-werkplaats.

Service vereist Laat de auto zo spoedigmogelijk nakijken dooreen erkende Volvo-werk-plaats.

Zie instructieb. Lees het instructie-boekje.

Bespreektijd vooronderhoud

Het is tijd een afspraakte maken voor een servi-cebeurt bij een erkendeVolvo-werkplaats.

Tijd voorperiodiekonderhoud

Het is tijd voor een servi-cebeurt bij een erkendeVolvo-werkplaats. Hetmoment hangt af van deafgelegde afstand, hetaantal maanden datsinds de laatste service-beurt is verstreken, hetaantal draaiuren van demotor en de gebruikteoliekwaliteit.

Onderhoudster-mijn verstreken

Als u de onderhoudster-mijn niet respecteert,vallen beschadigdeonderdelen niet langeronder de garantie.Bezoek voor het onder-houd een erkende Volvo-werkplaats.

Tijdelijk UIT De bijbehorende functieis tijdelijk uitgeschakelden wordt na enige tijd rij-den of de volgende keerdat u de motor startautomatisch opnieuwingeschakeld.

Spaarstand Het audiosysteem is uit-geschakeld om stroomte besparen. Laad deaccu bij.

Melding Betekenis

Page 110: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

109

Klimaatregeling

04

Algemene informatie

AirconditioningDe auto is uitgerust met elektronische klimaat-regeling (ECC) of elektronische temperatuurre-geling (ETC). De klimaatregeling zorgt ervoordat de lucht in het interieur wordt gekoeld, ver-warmd of van vocht wordt ontdaan.

Werkelijke temperatuurDe ingestelde temperatuur komt overeen metde gevoelstemperatuur op basis van de heer-sende omstandigheden in en rond de auto watde luchtsnelheid, de luchtvochtigheidsgraad,de ingestraalde warmte1 enz. betreft.

Het systeem beschikt over een zonnesensor1

die de stand van de zon registreert. Daardoorkan de temperatuur van de lucht uit de blaas-monden links en rechts afwijken, ondanks datde temperatuurknoppen voor de beide zijdenin dezelfde stand staan.

Positie van de sensoren• De zonnesensor zit boven op het dash-

board.1

• De interieurtemperatuursensor zit onder hetbedieningspaneel van de klimaatregeling.

• De buitentemperatuursensor zit op de bui-tenspiegel.

• De vochtsensor* zit in de achteruitkijkspie-gel.1

Zijruiten en schuifdakVoor optimale werking van de airconditioningmoet u de zijruiten en een eventueel schuifdakgesloten houden.

Beslagen ruitenMaak in eerste instantie gebruik van de ont-wasemingsfunctie om condens van de bin-nenkant van de ruiten te verwijderen.

Poets de binnenzijde van de ruiten schoon omde kans te beperken dat ze beslaan.

Tijdelijke uitschakeling vanairconditioningWanneer de motor het maximale vermogennodigt heeft (bijvoorbeeld als u volgas optrektof met een aanhanger achter de auto een hel-ling oprijdt), is het mogelijk dat de airconditio-

ning tijdelijk wordt uitgeschakeld. Er kan daneen tijdelijke temperatuurstijging optreden.

CondenswaterIn warme weersomstandigheden kan er terhoogte van de airconditioning een plasjewater onder de auto ontstaan. Dit is volkomennormaal.

Sneeuw en ijsVeeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor deklimaatregeling (de opening tussen de motor-kap en de voorruit).

Storingen opsporen en verhelpenLaat controle- en reparatiewerkzaamhedenaan de klimaatregeling alleen uitvoeren dooreen erkende Volvo-werkplaats.

KoudemiddelDe airconditioning maakt gebruik van het kou-demiddel R134a. Het bevat geen chloor,waardoor het koudemiddel onschadelijk voorde ozonlaag is. Laat het bijvullen/verversenvan koudemiddel over aan een erkende Volvo-werkplaats.

DoorluchtfunctieBij warm weer kunt u de doorluchtfunctiegebruiken om alle zijruiten tegelijk korte tijd teopenen en weer te sluiten en op die maniersnel voor frisse lucht in de auto te zorgen(zie pagina 39).

N.B.U kunt de airconditioning uitschakelen.Voor optimaal klimaatcomfort in de passa-giersruimte en om te voorkomen dat de rui-ten beslaan, dient u de airconditioning ech-ter altijd te laten aanstaan.

1Geldt alleen voor ECC.

N.B.Dek de sensoren niet met kleding of anderevoorwerpen af.

Page 111: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

110

Klimaatregeling

04

InterieurfilterAlle lucht die de passagiersruimte binnenkomtwordt gereinigd door een filter. U moet het fil-ter regelmatig vervangen. Raadpleeg het Ser-viceprogramma van Volvo voor het aanbevo-len vervangingsinterval. In zeer sterkverontreinigde gebieden moet u het filtermogelijk vaker vervangen.

Clean Zone Interior Package (CZIP)*Wanneer u voor deze optie hebt gekozen zijner nog minder stoffen in het interieur verwerktdie aanleiding kunnen geven tot allergieën ofastma. Zie voor meer informatie de CleanZone Interior-brochure die u bij aankoop vande auto werd overhandigd. Het volgende isinbegrepen:

• Een geavanceerde ventilatorfunctie dieinhoudt dat de ventilator aanslaat wanneerde auto via de transpondersleutel wordtontgrendeld. De ventilator vult het interieurop die manier met verse lucht. De functiestart als dat nodig is en stopt na bij hetopenen van een van de portieren. Bij inacti-viteit wordt de functie na enige tijd automa-tisch beëindigd. De tijd dat de ventilator-

functie werkt zal langzaammaar zeker korterworden, totdat de auto vier jaar oud is.

• Interior Air Quality System (IAQS). Een vol-automatisch systeem dat de lucht in depassagiersruimte ontdoet van verontreini-gingen in de vorm van stofdeeltjes, koolwa-terstoffen, stikstofoxiden en laaghangendozon.

Gebruik van beproefde materialen inhet interieur.De gebruikte materialen zijn erop geselecteerdde hoeveelheid stof in de passagiersruimte tebeperken, zodat de passagiersruimte gemak-kelijker schoon te houden is. De vloerbekle-ding in zowel de passagiersruimte als de laad-ruimte zijn eenvoudig te verwijderen enschoon te maken. Gebruik daarvoor schoon-maakmiddelen en autoverzorgingsproductendie door Volvo worden geadviseerd(zie pagina 219).

Menu-instellingenHet is mogelijk de basisinstellingen voor drievan de functies van de klimaatregeling te wijzi-gen via de middenconsole (zie pagina 104):

• Ventilatorfunctie in automatische stand1

(zie pagina 114).• Tijdgestuurde recirculatie van lucht in pas-

sagiersruimte (zie pagina 114).• Automatische verwarming van de achterruit

(zie pagina 85).Bij het resetten via de middenconsole wordende standaardinstellingen hervat voor alle func-ties van de klimaatregeling.

N.B.Er bestaan twee verschillende soorten inte-rieurfilters. Let erop dat u het juiste filteraanbrengt.

N.B.Bij auto’s met het Clean Zone InteriorPackage moet het luchtfilter van het IAQS-systeem om de 15.000 km of ten minsteeenmaal per jaar worden vervangen.Bij auto’s zonder het Clean Zone InteriorPackage moet het luchtfilter van het IAQS-systeem tijdens een geplande servicebeurtworden vervangen.

1Geldt alleen voor ECC.

Page 112: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

111

Klimaatregeling

04

Luchtverdeling

De binnenkomende lucht wordt verdeeld over20 blaasmonden verspreid over het interieur.

In de stand AUTO vindt de luchtverdelinggeheel automatisch plaats.1

De luchtverdeling valt zo nodig handmatig bijte regelen (zie pagina 116).

Blaasmonden in dashboard

OpenDichtLuchtstroom naar links of rechtsLuchtstroom omhoog of omlaag

Richt de buitenste blaasmonden op de voor-ste zijruiten om deze te ontwasemen.

Om de temperatuur in de passagiersruimteaangenaam te houden komt er altijd eenbepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmon-den.

Blaasmonden in portierstijlen

OpenDichtLuchtstroom naar links of rechtsLuchtstroom omhoog of omlaag

Richt de blaasmonden op de achterste zijrui-ten om deze te ontwasemen.

Richt de blaasmonden naar binnen toe vooreen behaaglijke temperatuur achter in de auto.

Let erop dat kinderen gevoelig kunnen zijnvoor luchtstromen en tocht.

1Geldt alleen voor ECC.

G00

0000

D

DB

A

CC

G02

1367

D

D

CC

B

A

G02

1368

Page 113: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

112

Klimaatregeling

04

Klimaatregeling

Elektronische temperatuurregeling, ETC

VentilatorLuchtverdelingElektrisch verwarmde voorstoel,linkerzijdeElektrisch verwarmde voorstoel,rechterzijdeTemperatuurregelingAC ON/OFF – Airconditioning aan/uitElektrisch verwarmde achterruit enbuitenspiegels (zie pagina 85)Max. ontwaseming

Recirculatie

Elektronische klimaatregeling, ECC*

Geventileerde voorstoel*, linkerzijdeVentilatorElektrisch verwarmde voorstoel,linkerzijdeLuchtverdelingElektrisch verwarmde voorstoel,rechterzijdeAUTOGeventileerde voorstoel*, rechterzijdeTemperatuurregeling, rechterzijdeAC ON/OFF – Airconditioning aan/uitElektrische achterruit- en buitenspiegel-verwarming (zie pagina 85)Max. ontwasemingRecirculatie/Interior Air Quality SystemTemperatuurregeling, linkerzijde

Gebruik

Geventileerde voorstoelen*Geventileerde voorstoelenvormen alleen een optie bijauto’s met ECC. Het ventila-tiesysteem bestaat uit venti-latoren in de zittingen en derugleuningen die lucht doorde bekleding heen aanzui-

gen. Naarmate de lucht in het interieur kouderis, neemt het koelingseffect toe.

De ventilatie wordt geregeld door de klimaat-regeling op basis van de temperatuur van destoel, de ingestraalde warmte en de buiten-temperatuur.

Het is mogelijk de stoelventilatie te combine-ren met de elektrische stoelverwarming.U kunt de functie bijvoorbeeld gebruiken omuw kleding van vocht te ontdoen.

Het ventilatiesysteem is te activeren, wanneerde motor loopt. Er zijn drie comfortniveausmet elk hun eigen koel- en droogeffect:

• Comfortniveau drie: eenmaal indrukken vande knop levert het maximale vermogen op –alle drie de lampjes branden.

• Comfortniveau twee: tweemaal indrukkenvan de knop levert een lager vermogen op –twee van de lampjes branden.

6

5

789

31 2 4

G01

7723

2

13 8

12 91011

1 4 65 73

G02

1371

Page 114: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

113

Klimaatregeling

04

• Comfortniveau één: driemaal indrukken vande knop levert het minimale vermogen op –er brandt één lampje.

De vierde maal dat u op de knop drukt wordtde functie uitgeschakeld – geen van de lamp-jes brandt.

VentilatorDraai aan de knop om deventilatorsnelheid te verho-gen of te verlagen. De venti-latorsnelheid wordt automa-tisch geregeld, als u AUTO1

selecteert. De eerder inge-stelde ventilatorsnelheid

wordt dan genegeerd.

Elektrisch verwarmde stoelen/achterbank*

Voorstoelen•Eenmaal op de knopdrukken levert het maxi-male verwarmingsniveauop – alle drie de lampjesbranden.•Tweemaal op de knopdrukken levert een lager

verwarmingsniveau op – twee van de lamp-jes branden.

• Driemaal op de knop drukken levert hetlaagste verwarmingsniveau op – een van delampjes brandt.

• De vierde maal dat u op de knop druktwordt de verwarming uitgeschakeld – geenvan de lampjes brandt.

Achterbank

U stelt de verwarming van de achterbank opdezelfde manier in als die van de voorstoelen.

LuchtverdelingDe gestileerde menselijkegedaante op denevenstaande afbeeldingbestaat uit drie knoppen. Bijhet indrukken van een van deluchtverdelingsknoppen lichthet lampje op dat bij dat deel

van de gestileerde menselijke gedaante hoort(zie pagina 116).

N.B.Wie tochtgevoelig is dient de stoelventilatiemet beleid te gebruiken. Voor langduriggebruik wordt comfortniveau één geadvi-seerd.

BELANGRIJKBij een interieurtemperatuur lager dan 5 °Cis het niet mogelijk de stoelventilatie in teschakelen. Dit om te voorkomen dat de in-zittende die op de bewuste stoel zit het tekoud krijgt.

1Geldt alleen voor ECC.

N.B.Als de ventilator volledig uitgeschakeld is,start de airconditioning niet wat kans opbeslagen ruiten kan geven.

G00

0000

G02

1376

Page 115: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

114

Klimaatregeling

04

AUTO*De functie AUTO is alleenaanwezig bij auto’s met ECC.De functie regelt automatischde temperatuur, de aircondi-tioning, de ventilatorsnelheid,de recirculatie en de lucht-verdeling.

Als u een of meer handmatige functies selec-teert, worden de overige functies nog steedsautomatisch geregeld. Wanneer u op de knopAUTO drukt, vindt activering van de Air Qua-lity Sensor plaats waarbij alle handmatigeinstellingen worden opgeheven. Op het dis-play verschijnt AUTO KLIMAAT.

U kunt de ventilatorsnelheid in de automati-sche stand instellen onderKlimaatinstellingen Autom. blowerafstellen. Kies uit Laag, Normaal of Hoog.

Zie pagina 104 voor een beschrijving van hetmenusysteem.

TemperatuurregelingECC:Met deze knop kunt ude temperatuur aan debestuurders- en passagiers-zijde onafhankelijk van elkaarinstellen.ETC: Met deze draaiknopkunt u de interieurtempera-

tuur instellen.

Bij het starten van de motor wordt de laatstverrichte instelling hervat.

AC - Airconditioning AAN/UITON: De airconditioning wordtautomatisch geregeld. Debinnenkomende lucht wordtdan automatisch afgekoelden van vocht ontdaan.OFF: Bij activering van deontwaseming wordt de air-

conditioning automatisch ingeschakeld (uit teschakelen met de knop AC).

OntwasemingU gebruikt de ontwasemingom de voorruit en de zijruitensnel te ontwasemen en teontdooien. Er stroomt luchtnaar de ruiten. Het lampje inde ontwasemingsknopbrandt, wanneer de functie is

ingeschakeld.

Bij activering van deze functie vindt bovendienhet volgende plaats om de lucht in het interi-eur zoveel mogelijk van vocht te ontdoen:

• de airconditioning wordt automatisch inge-schakeld

• de recirculatie wordt automatisch uitge-schakeld.

De airconditioning is handmatig uit te schake-len met de knop AC. Bij het uitschakelen vande ontwaseming hervat de klimaatregeling devoorgaande instellingen.

Recirculatie/Interior Air Quality System

RecirculatieWanneer de recirculatieactief is, brandt het oranjelampje rechts in de knop1.U kunt deze functie inscha-kelen als u vieze lucht, uit-laatgassen en dergelijke bui-ten wilt houden. De lucht in

de passagiersruimte wordt dan gerecircu-leerd. Er komt met andere woorden geen luchtvan buiten de auto in, wanneer deze functieactief is. Als de lucht in de auto te lang recir-culeert, kan de binnenzijde van de ruitenbeslaan.

TimerBij een geactiveerde timerfunctie zal de kli-maatregeling afhankelijk van de buitentempe-ratuur na een bepaalde tijd de handmatiggeactiveerde recirculatiestand verlaten. Ditbeperkt de kans op ijs, beslagen ruiten en eenslechte luchtkwaliteit. U kunt de functie acti-

N.B.Let erop dat de passagiersruimte niet snel-ler warm of koud wordt, wanneer u eenhogere of lagere temperatuur kiest dan degewenste.

1Geldt alleen voor ECC.

Page 116: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

115

Klimaatregeling

04

veren/deactiveren onderKlimaatinstellingen Timer recirculatie.Zie pagina 104 voor een beschrijving van hetmenusysteem.

Interior Air Quality System*Het Interior Air Quality Systemontdoet de binnenkomendelucht van gassen en stofdeel-tjes om zo hinderlijke geurtjesen verontreinigingen in depassagiersruimte te beper-ken. Als de Air Quality Sensor

een verhoogde concentratie van verontreinigin-gen in de buitenlucht meet, wordt de luchtin-laat afgesloten waarna de lucht in de passa-giersruimte wordt gerecirculeerd. Wanneer ude knopAUTO hebt ingedrukt, is de Air QualitySensor altijd ingeschakeld.

Recirculatie/Interior Air Quality Sensoractiveren1

Selecteer een van de driefuncties door verschillendemalen op de knop te drukken.

•Het oranje lampje linksbrandt – de Air Quality Sen-sor is uitgeschakeld.

• Het groene lampje in het midden brandt –de recirculatie is niet actief (tenzij dit nodigis voor koeling bij warm weer).

• Het oranje lampje rechts brandt – de recir-culatie is ingeschakeld.

Recirculatie activeren1

Schakel de recirculatie in ofuit door herhaalde malen opde nevenstaande knop tedrukken. Het lampje brandtwanneer de recirculatieactief is.

N.B.Wanneer u de ontwaseming selecteert,wordt de recirculatie altijd uitgeschakeld.

G00

0000

N.B.Voor optimale kwaliteit van de lucht in depassagiersruimte dient u de Air Quality Sen-sor ingeschakeld te houden. Bij koud weergelden er beperkingen voor de recirculatie-functie om te voorkomen dat de ruitenbeslaan. Als de ruiten toch beslaan, moetu de Air Quality Sensor uitschakelen enalle ruiten (voorruit, zijruiten en achteruit)ontwasemen.

1Geldt alleen voor ETC.

Page 117: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

116

Klimaatregeling

04

Luchtverdelingstabel

Luchtverdeling Toepassing Luchtverdeling Toepassing

Lucht naar de ruiten. Erkomt een bepaalde hoe-veelheid lucht uit deblaasmonden. De luchtwordt niet gerecirculeerd.De airconditioning is altijdingeschakeld.

Om snel te ontdooien ente ontwasemen.

Lucht naar de vloer en deruiten. Er komt eenbepaalde hoeveelheidlucht uit de blaasmondenin het dashboard.

Om een comfortabelklimaat en een goedeontwaseming te verkrij-gen bij koud weer.

Lucht naar de voorruit ende zijruiten. Er komt eenbepaalde hoeveelheidlucht uit de blaasmonden.

Om wasem en ijsvormingbij koud en vochtig weerte voorkomen (niet te lageventilatorsnelheid).

Lucht naar de vloer en uitde blaasmonden in hetdashboard.

Bij zonnig weer en matigebuitentemperaturen.

Luchtstroom naar de rui-ten en uit de blaasmon-den van het dashboard.

Om een comfortabelklimaat te verkrijgen bijwarm en droog weer.

Lucht naar de vloer. Erkomt een bepaalde hoe-veelheid lucht uit deblaasmonden in het dash-board en op de ruiten.

Om warme of koude luchtnaar de voeten te sturen.

Luchtstroom op hoofd-en borsthoogte uit deblaasmonden in hetdashboard.

Om een efficiënte koelingte verkrijgen bij warmweer.

Luchtstroom naar de rui-ten, uit de blaasmondenin het dashboard en naarde vloer.

Om koele lucht naar devoeten te sturen of warmelucht naar de rest van hetlichaam bij koud weer ofbij warm en droog weer.

G00

0000

Page 118: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

117

Klimaatregeling

04

Standverwarming op brandstof*

Algemene informatie over destandverwarmingU kunt de standverwarming meteen inschake-len of vertraagd met behulp van de timerfunc-tie. Onder de uitschakeltijd wordt het tijdstipverstaan waarop de auto op de gewenstetemperatuur is. De elektronica van de autorekent aan de hand van de buitentemperatuurzelf uit wanneer de verwarming moet wordeningeschakeld. Bij een buitentemperatuurhoger dan 15 °C wordt de verwarming nietgeactiveerd. Bij temperaturen van –10 °C enlager is de maximale bedrijfstijd van de stand-verwarming 50 minuten. Als de standverwar-ming werkt, verschijnt er Standverw. AAN ophet informatiedisplay.

Op een helling parkerenWanneer u de auto op een steile helling par-keert, moet u ervoor zorgen dat de voorkantvan de auto omlaagwijst. Zo krijgt de stand-verwarming altijd voldoende brandstof.

Accu en brandstofAls de accu onvoldoende opgeladen is of alshet brandstofpeil te laag is, wordt de stand-verwarming automatisch uitgeschakeld. Erverschijnt een melding op de informatiedis-play. Bevestig de melding door op de knopREAD te drukken (zie pagina 118).

WAARSCHUWINGBij gebruik van de standverwarming moetde auto in de buitenlucht staan.

N.B.Bij gebruik van de standverwarming is hetvolkomen normaal dat er rook uit de rechterwielkast komt.

WAARSCHUWINGGemorste brandstof kan ontvlammen.Schakel voordat u gaat tanken de standver-warming uit. Controleer op het informatie-display of de standverwarming uit is.

WARNING!AVERTISSEMENT!

ACHTUNG!

G02

1395

BELANGRIJKHerhaaldelijk gebruik van de standverwar-ming bij korte ritten kan ertoe leiden dat deaccu uitgeput raakt en startproblemen ople-veren. Bij regelmatig gebruik van de stand-verwarming moet u even lang in de autorijden als de standverwarming aanstond.Dit om te zorgen dat de dynamo evenveelenergie kan bijladen als de standverwar-ming verbruikt.

Page 119: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

118

Klimaatregeling

04

Bediening

Knop READDuimwielKnop RESET

Zie pagina 107 voor meer informatie over hetinformatiedisplay en de knop READ.

Melding op informatiedisplayWanneer u de instellingen voor de timer of dedirecte start activeert, gaat het informatie-lampje op het instrumentenpaneel branden.Op het informatiedisplay verschijnt bovendieneen verklarende melding. Het display geeftook aan welke timer actief is, wanneer u bij hetverlaten van de auto de transpondersleutel uithet contactslot neemt.

Klok/timerAls u de klok bijstelt worden de timerinstellin-gen gewist.

Meteen in-/uitschakelen1. Gebruik het duimwiel om naar Directe

start Standverw. te gaan.2. Druk op de knop RESET om te kiezen uit

AAN of UIT.AAN: De standverwarming wordt hand-matig bediend.UIT: De standverwarming wordt automa-tisch bediend.

Bij directe start zal de standverwarming50 minuten lang geactiveerd blijven. De interi-eurverwarming gaat van start, zodra de koel-vloeistof in de motor een temperatuur van38 ºC heeft bereikt.

Timers instellenU kunt alleen tijden voor het komende etmaalinstellen.

1. Ga met het duimwiel naar Timerstandkach..

2. Druk kort op de knop RESET zodat deuuraanduiding gaat knipperen.

3. Gebruik het duimwiel om het gewens-te tijdstip in uren aan te geven.

4. Druk kort op de knop RESET, zodat deminuutaanduiding gaat knipperen.

5. Gebruik het duimwiel om het gewens-te tijdstip in minuten aan te geven.

6. Druk kort op de knop RESET om deinstelling te bevestigen.

7. Druk op de knop RESET om de timer teactiveren. Wanneer u PM hebt ingesteld,kunt u een tweede uitschakeltijd pro-grammeren onder AM door aan hetduimwiel te draaien. U stelt de andereuitschakeltijd op dezelfde manier in alsbij AM.

1 2 3

G02

1364

N.B.Het is mogelijk de motor starten en wegte rijden, terwijl de standverwarming nogaanstaat.

N.B.Bij het instellen van de timer(s) moet demotor zijn afgezet.

Page 120: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

119

Klimaatregeling

04

Extra verwarming (diesel)*

Knop READDuimwielKnop RESET

Bij koud weer is het mogelijk dat u de extraverwarming moet inschakelen om de passa-giersruimte voldoende te verwarmen.

De extra verwarming wordt automatisch inge-schakeld, wanneer er extra verwarming nodigis terwijl de motor loopt. De hulpverwarmingwordt automatisch uitgeschakeld, wanneer dejuiste temperatuur bereikt is of wanneer demotor wordt afgezet.

Automatische stand of uitschakelenBij korte ritten kan de extra verwarming des-gewenst worden uitgeschakeld.

1. Ga met het duimwiel naar Extra ver-warming auto.

2. Druk op de knop RESET om te kiezen uitAAN of UIT.

N.B.Bij gebruik van de extra verwarming is hetvolkomen normaal dat er rook uit de rechterwielkast komt.

1 2 3

G02

1396

Page 121: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

120

Audiosysteem

04

Algemene informatie

Het audiosysteem is te verkrijgen met ver-schillende opties en in verschillende uitvoerin-gen. Er zijn drie uitvoeringen verkrijgbaar:Performance, High Performance en PremiumSound. Bij het inschakelen van het audiosys-teem geeft het display de uitvoering aan.

Dolby Surround Pro Logic II en het

symbool zijn handelsmerken vanDolby Laboratories Licensing Corporation.Het Dolby Surround Pro Logic II System isvervaardigd onder licentie vanDolby Laboratories Licensing Corporation.

Transpondersleutel encontactslotstandenU kunt het audiosysteem 15 minuten achter-een beluisteren, wanneer er geen transpon-dersleutel in het contactslot steekt.

Als het audiosysteem aanstaat wanneer u demotor afzet, wordt het de volgende keer datu de motor start automatisch ingeschakeld.

Overzicht

Ingang voor externe geluidsbron (AUX)Toetsenset op stuurwielBedieningspaneel in middenconsoleBedieningspaneel met hoofdtelefoonaan-sluiting*

Toetsenset op stuurwiel

Menu-opties bevestigen, gesprekken aan-nemen.Naar een hoger niveau gaan binnen hetmenusysteem. Actieve functie annuleren.Gesprek beëindigen/weigeren, inge-voerde tekens wissen.VolumeKort indrukken om een track op een cd ofeen van de voorkeurzenders te selecteren.Lang indrukken om tracks op de cd ver-sneld vooruit/achteruit te spoelen of auto-matisch radiozenders te zoeken.

N.B.Neem de transpondersleutel uit het con-tactslot om het audiosysteem te beluisterenwanneer de motor afgezet is. Zo voorkomtu dat de accu onnodig belast wordt.

2

4

13

G02

1398

3

12

4

G02

1399

Page 122: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

121

Audiosysteem

04

Achterste bedieningspaneel methoofdtelefoonaansluiting*Voor de beste geluidsweergave adviseren wiju een hoofdtelefoon te gebruiken met eenimpedantie van 16–32 ohm en een gevoelig-heid van 102 dB of meer.

VolumeVooruit-/achteruitspoelen en zoekenGeluidsbron, activerenHoofdtelefoonaansluiting (3,5 mm)

Activeren/deactiverenU activeert het bedieningspaneel met eendruk opMODE wanneer het audiosysteemingeschakeld is. Het bedieningspaneel wordtautomatisch gedeactiveerd, wanneer u hetaudiosysteem uitschakelt ofMODE langindrukt.

Vooruit-/achteruitspoelen en zoekenDruk kort in om een track op een cd of eenvan de voorkeurzenders te selecteren. Drukdezelfde knop lang in om tracks op de cd ver-sneld vooruit/achteruit te spoelen of automa-tisch radiozenders te zoeken.

Beperkingen• Welke geluidsbron (FM, AM, CD e.d.) er via

de luidsprekers wordt weergegeven valtniet te sturen vanaf het achterste bedie-ningspaneel.

• Eventuele RDS-teksten kunnen achterwegeblijven, als de radio via de hoofdtelefoonswordt beluisterd terwijl er een anderegeluidsbron via de luidsprekers wordtweergegeven.

Menufuncties en MY KEY1

Sommige functies kunt u regelen via hetmenusysteem van de middenconsole. Ziepagina 104 voor meer informatie over demenufuncties. Zie pagina 155 voor informatieover de werking van het audiosysteem incombinatie met handsfree of telefoon.

Favoriete menufunctie opslaan metMY KEY.

1. Kies de menufunctie die u wilt opslaan. Nietalle functies zijn op te slaan als favoriet.

2. Houd MY KEY meer dan twee secondenlang ingedrukt.

3. Activeer de opgeslagen menufunctie ver-volgens door kort op MY KEY te drukken.

1 1

3 34

2

G02

1400

1De functie MY KEY komt te vervallen, als er bijwijze van optie een telefoon in de auto wordtingebouwd.

G01

7752

Page 123: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

122

Audiosysteem

04

De volgende menufuncties kunt u onderMY KEY opslaan:

Cd-speler/-wisselaar

• Random (cd-wisselaar)

• Nieuws

• TP

• Nummer-informatie

FM

• Nieuws

• TP

• Radiotekst

• PTY zoeken

• PTY-tekst weergeven

AUDIO-INSTELLINGEN

• Geluidsinstellingen

• Autom. volumeregeling

Page 124: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

123

Audiosysteem

04

Audiofuncties

Middenconsole, bedieningstoetsen voor audio-functies

Interne geluidsbronnen: AM, FM en CDExterne geluidsbron. Zie pagina 120 voorde aansluiting.Druk- en draaiknoppen voor het aanpas-sen van de geluidsweergaveNavigatietoetsVolume en aan/uit

Geluidssterkte en automatischevolumeregelingHet audiosysteem zorgt voor compensatievan hinderlijke rijgeluiden in de passagiers-ruimte door het volume af te stemmen op desnelheid van de auto. U hebt de keuze uit driecompensatieniveaus: laag, medium en hoog.

Kies een niveau onder Audio-instellingenAutom. volumeregeling.

Geluidssterkte externe geluidsbronHet is mogelijk een mp3-speler op deAUX-ingang aan te sluiten (zie pagina 120).

Soms wijkt het volume waarop de externegeluidsbron wordt weergegeven af van datvan de interne geluidsbronnen. Als de geluids-sterkte van de externe geluidsbron te hoog is,kan de geluidskwaliteit verslechteren. U kuntdat tegengaan door het ingangsvolume van deexterne geluidsbron aan te passen:

1. Zet het audiosysteem in de stand AUX metde knopMODE en navigeer vervolgensmet naar AUX-ingangsvolume.

2. Draai aan de knop of druk op /van de navigatietoets.

GeluidsregelingDoor te drukken op de knop kunt u deonderstaande opties doorlopen. U stelt deopties in door aan de draaiknop tedraaien.

• Bas – Niveau voor de lage tonen.• Treble – Niveau van de hoge tonen.• Fader – Balans tussen de luidsprekers

voor- en achterin.• Balans – Balans tussen de luidsprekers

links en rechts.• Subwoofer* – Niveau voor lagetonenluid-

spreker. Door de draaiknop linksom naardeMIN te draaien kunt u de subwooferdeactiveren. De onderstaande afbeeldinggeeft de locatie van de subwoofer aan.

• Surround1 – Instellingen voor de surround-functie.

5

4 3

2

1 1

G02

1402

N.B.De geluidskwaliteit kan verslechteren, alsde speler wordt opgeladen terwijl het audio-systeem in stand AUX staat. Laad de spelerin dat geval niet op tijdens het beluisteren.

N.B.

Druk opMenu om de Audio-instellingente openen. Zie pagina 104 voor meerinformatie.

1 Premium Sound

G01

9419

Page 125: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

124

Audiosysteem

04

Onder Surround kunt u 3-kanaals stereo ofDolby Surround Pro Logic II activeren door3-ch of Dpl2 te selecteren. Vervolgens wor-den u de volgende opties voorgeschoteld:

• Middenniveau1 – Niveau voor de midden-luidspreker.

• Surround-niveau1 – Niveau voor de zoge-heten Ambient Surround Sound.

EqualizerMet de equalizer1 kunt u de niveaus voor deverschillende frequentiebanden ieder apartinstellen.

1. Ga naar Audio-instellingen en kies voorEqualizer voor of Equalizer achter.

Stel het niveau voor de frequentieband bij

met / van de navigatietoets. Druk op

/ om een andere frequentieband tekiezen.

2. Leg de instelling vast met ENTER ofannuleer uw keuze met EXIT.

Geluidspodium2

De geluidsweergave is dusdanig in te stellendat deze optimaal is voor de bestuurder, voorde inzittenden voorin of voor de achterpassa-giers. Kies een van de alternatieven onder

Audio-instellingen Geluidspodium.

Optimale geluidsweergaveHet audiosysteem is gekalibreerd voor opti-male geluidsweergave met behulp van digitalesignaalverwerking.

Voor ieder automodel wordt het audiosysteemtijdens de kalibratie perfect afgestemd op deluidsprekers, de versterker, de akoestiek in deauto, de positie van de luisteraar e.d.

Er is tevens een dynamische kalibratie waarbijrekening wordt gehouden met de stand vande volumeknop, de radio-ontvangst en de rij-snelheid.

De regelfuncties die in dit instructieboekjenader verklaard worden (zoals Bas, Treble enEqualizer) zijn uitsluitend bedoeld om u demogelijkheid te bieden de geluidsweergavenaar wens af te stellen.

Cd-functies

Middenconsole, bedieningstoetsen voorcd-functies

Cd uitwerpenOpening voor het invoeren/uitwerpenvan cd’sNavigatietoets voor het wisselen vancd-tracksVooruit-/achteruitspoelen en wisselen vancd-tracksPositie in cd-wisselaar* kiezenCd doorzoeken

Weergave starten (cd-speler)Een eventuele muziek-cd in de speler wordtautomatisch afgespeeld, wanneer u op CDdrukt. Steek anders een cd in de invoerope-ning en druk op CD.1 Bepaalde systeemuitvoeringen

2Premium Sound

35

1 2

6 4

G02

1403

Page 126: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

125

Audiosysteem

04

Weergave starten (cd-wisselaar)Als er een cd-sleuf met een muziek-cd isgekozen, gaat de weergave automatisch vanstart wanneer u opCD drukt. Kies als dat niethet geval is een cd met de cijfertoetsen 1–6

of / van de navigatietoets.

Cd aanbrengen (cd-wisselaar)1. Kies een lege sleuf met de cijfertoetsen 1–6

of / van de navigatietoets.Op het display staat aangegeven welke sleufleeg is. De melding Disc plaatsen geeft aandat u een volgende cd kunt aanbrengen. Decd-wisselaar biedt plaats aan zes cd’s.

2. Steek een cd in de invoeropening van decd-wisselaar.

Schijf uitwerpenU hebt ca. 12 seconden de tijd om een uitge-worpen schijf uit te nemen. Als de schijf naafloop van deze periode nog in de cd-spelerzit, wordt de schijf weer ingenomen en verderafgespeeld.

Met een korte druk op de uitwerptoets kuntu één enkele schijf uitwerpen.

Met een lange druk op de uitwerptoets kuntu alle schijven uitwerpen. Alle schijven in hetmagazijn worden dan één voor één uitgewor-pen.

PauzerenWanneer u het volume helemaal omlaagdraait,wordt de weergave van de cd-speler onder-broken. Bij het verhogen van het volumewordt er weer verder gespeeld.

Muziekbestanden1

De cd-speler ondersteunt ook muziekbestan-den in mp3- en wma-formaat.

Wanneer u een cd met muziekbestanden in despeler aanbrengt, wordt een eventuele map-structuur op de schijf automatisch geladen.Afhankelijk van de kwaliteit van de schijf kanhet enige tijd duren voordat de schijf wordtafgespeeld.

Navigeren en afspelenAls er een schijf met muziekbestanden in decd-speler zit, kunt u met ENTER de map-structuur openen. U navigeert op dezelfdemanier in de mapstructuur als in de menus-tructuur van het audiosysteem. Muziekbestan-den worden aangeduid met hetsymbool en mappen met . Meteen druk op ENTER gaat het afspelen van demuziekbestanden van start.

Wanneer een bepaald muziekbestand hele-maal afgespeeld is, worden de overigebestanden in dezelfde map weergegeven.Nadat alle bestanden in een bepaalde mapzijn afgespeeld, wordt er automatisch vanmap gewisseld.

Vooruit-/achteruitspoelen en van track/muziekbestand op de cd wisselenDruk kort op / van de navigatietoetsom tracks/muziekbestanden op een cd teselecteren. Druk lang om cd-tracks/muziekbe-standen versneld vooruit/achteruit te spoelen.U kunt daarvoor ook gebruik maken van detoetsenset op het stuurwiel. U kunt ook vantrack wisselen door aan de knop TUNING tedraaien.

Cd doorzoekenBij activering van deze functie worden van alletracks/muziekbestanden op een cd de eerstetien seconden weergegeven. Druk op SCANom de functie te activeren. Beëindig de functiemet EXIT of SCAN om de weergave van deactuele tracks/muziekbestanden op de cdvoort te zetten.

Willekeurige afspeelvolgordeBij activering van deze functie speelt de spelerde tracks/muziekbestanden in willekeurigevolgorde af. U kunt de willekeurig gekozentracks/muziekbestanden op de cd op degebruikelijke manier doorbladeren.

1High Performance en Premium Sound

N.B.De speler kan bepaalde muziekbestandenmet kopieerbeveiliging niet lezen.

Page 127: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

126

Audiosysteem

04

Afhankelijk van het type willekeurige afspeel-volgorde dat geselecteerd is, verschijnt er eenbepaalde displaymelding:

• RANDOM houdt in dat de tracks/muziek-bestanden op slechts één van de muziek-cd’s worden afgespeeld.

• RND ALL houdt in dat alle tracks/muziek-bestanden op alle muziek-cd’s in de cd-speler worden afgespeeld.

• RANDOM FOLDER houdt in dat demuziekbestanden in een willekeurige mapop de gekozen cd worden afgespeeld.

Cd-spelerActiveer/deactiveer de functie tijdens hetafspelen van een normale muziek-cd onderRandom.

Activeer/deactiveer de functie bij het beluiste-ren van een schijf met muziekbestanden

onder Random Map.

Cd-wisselaarActiveer/deactiveer de functie bij het afspelenvan een normale muziek-cd onderRandomEnkele disc of Random Alle discs. Het

alternatief Alle discs geldt alleen voor demuziek-cd’s die in de cd-wisselaar zitten.

Tijdens het afspelen van een cd met muziek-bestanden moet u de functie echter activeren/deactiveren onder Random Map. Wan-neer u een andere cd kiest, wordt de functiegedeactiveerd.

Nummer-informatieEventuele nummer-informatie op de muziek-cd kan via het display worden weergegeven.Bij Premium Sound en High Performancegeldt dit ook voor cd’s met mp3- en wma-bestanden. Activeer/deactiveer de functie in

de stand CD onder Cd-instellingenNummer-informatie.

Radiofuncties

Middenconsole, bedieningstoetsen voor radio-functies

Navigatietoets voor het automatisch zoe-ken van zendersGeselecteerde functie beëindigenHandmatig zenders zoeken.Frequentieband doorzoekenAutomatisch zenders vastleggen.Voorkeurtoetsen en handmatig voorkeur-zenders vastleggen.Frequentieband AM en FM (FM1 en FM2)kiezen.

Automatisch zenders zoeken1. Kies een frequentieband met FM of AM.2. Druk op / van de navigatietoets.

Handmatig zenders zoeken.1. Kies een frequentieband met FM of AM.2. Draai aan TUNING.

VoorkeurzendersU kunt per frequentieband tien voorkeurzen-ders vastleggen. De FM-band heeft tweegeheugenbanken met voorkeurzenders: FM1en FM2. Alleen de radiozender die via de luid-sprekers van de auto weergegeven wordt is,als voorkeurzender in te stellen. U kiest eenvoorkeurzender met de voorkeurtoetsen.

De voorkeurzenders kunnen handmatig ofautomatisch worden vastgelegd.

N.B.Bij gebruik van de linker of rechter pijl wordtalleen een nieuwe willekeurige track op deafgespeelde cd geselecteerd.

45

6

1 32

7

G02

1404

Page 128: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

127

Audiosysteem

04

Voorkeurzenders handmatig vastleggen1. Stem af op een zender.2. Houd een van de voorkeurtoetsen inge-

drukt, totdat de meldingZender opgeslagen op het display ver-schijnt.

Automatisch zenders vastleggen.Deze functie is met name handig in gebieden,waar u de radiozenders en hun frequentiesniet kent. De tien best te ontvangen radiozen-ders worden automatisch in een apartegeheugenbank vastgelegd.

1. Kies een frequentieband met FM of AM.2. Houd AUTO ingedrukt, totdat Autom.

opslaan op het display verschijnt.Wanneer Autom. opslaan van het displayverdwijnt, zijn de zenders vastgelegd. Deradio gaat over op de automatische stand ende melding Auto verschijnt op het display.De automatisch vastgelegde voorkeurzen-ders zijn vervolgens rechtstreeks te kiezenmet de voorkeurtoetsen. De automatischevastlegfunctie voor radiozenders is te beëindi-gen met EXIT.

De radio blijft in de automatische stand staan,totdat u op AUTO of FM drukt.

U kunt gebruik maken van de automatischvastgelegde radiozenders door de radio alsvolgt in de automatische stand te zetten:

1. Druk op AUTO.

De melding Auto verschijnt op het display.

2. Druk op een voorkeurtoets.

Frequentieband doorzoekenDeze functie doorzoekt de actuele frequentie-band automatisch op goed te ontvangen zen-ders. Wanneer er een zender is gevonden,wordt deze ca. acht seconden lang weergege-ven voordat de zoekfunctie wordt voortgezet.Gedurende de weergave van een zender kuntu die op de gebruikelijke manier als voorkeur-zender vastleggen.

1. Kies een frequentieband met AM of FM.2. Druk op SCAN.De melding SCAN verschijnt op het display.Druk tot slot op SCAN of EXIT.

RDS-functiesRadio Data System – RDS verbindtFM-zenders in een netwerk met elkaar. EenFM-zender in een dergelijk netwerk verstuurtbepaalde informatie, zodat een RDS-radioonder meer de volgende mogelijkheden biedt:

• Automatisch overschakelen op een beterdoorkomende zender als de ontvangst ineen bepaald gebied slecht is.

• Zoeken op programmatype zoals zendersdie verkeersinformatie of nieuws doorgeven.

• Weergeven van informatieve tekst over hetbeluisterde radioprogramma.

Als er een zender met het gewenste program-matype is aangetroffen, kan de radio vervol-gens op deze zender overschakelen en deweergave van de actieve geluidsbron onder-breken. Als de cd-speler bijvoorbeeld actief is,wordt de weergave daarvan tijdelijk onderbro-ken. De uitzending met het gekozen program-matype wordt weergegeven op een voorafbepaald volume (zie pagina 129). Na afloopvan de uitzending van het gekozen program-matype geeft de radio de voorgaande geluids-bron opnieuw weer op het volume dat u daar-voor had ingesteld.

De programmafuncties alarm (ALARM!),verkeersinformatie (TP), nieuws (NEWS) enprogrammatype (PTY) worden in volgorde vanbelangrijkheid weergegeven, waarbij geldt datalarm de hoogste prioriteit geniet en de pro-grammatypes de laagste. Zie EON en REG oppagina 129 voor meer instellingen die temaken hebben met het onderbreken van uit-zendingen. Druk op EXIT om de weergave vande onderbroken geluidsbron te hervatten.

AlarmDe functie wordt gebruikt om de bevolkingattent te maken op ernstige ongelukken of

N.B.Sommige radiozenders maken geengebruik van RDS of alleen in beperkte mate.

Page 129: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

128

Audiosysteem

04

calamiteiten. U kunt de functie alarm niet tijde-lijk onderbreken of deactiveren. De meldingALARM! verschijnt op het display, wanneer ereen alarmmelding wordt verzonden.

Verkeersinformatie, TPBij activering van deze functie wordt de weer-gave van de actieve geluidsbron onderbrokenvoor een uitzending met verkeersinformatievia het RDS-netwerk van de zender waarop isafgestemd. De melding TP geeft aan dat defunctie actief is. Als de zender waarop u hebtafgestemd verkeersinformatie kan doorge-ven, staat er op het display.

Activeer/deactiveer deze functie onderFM-instellingen TP.

TP via beluisterde zender/alle zendersDe radio kan de weergave van de actievegeluidsbron onderbreken voor verkeersinfor-matie via de (actuele) zender die u beluistert ofvia alle zenders.

Ga naar FM-instellingen Geav. radio-

instellingen TP TP-zender om wijzigin-gen aan te brengen.

NieuwsBij activering van deze functie wordt de weer-gave van de actieve geluidsbron onderbrokenvoor een nieuwsuitzending via het RDS-net-werk van de zender waarop is afgestemd.

De melding NEWS geeft aan dat de functieactief is.

U kunt de functie activeren/deactiveren onder

FM-instellingen Nieuws.

Nieuws via beluisterde zender/allezendersDe radio kan de weergave van de actievegeluidsbron onderbreken voor een nieuwsuit-zending via de (actuele) zender die u beluistertof via alle zenders. Ga naar FM-instellin-

gen Geav. radio-instellingen Nieuws-zender om wijzigingen aan te brengen.

Programmatype, PTYMet de functie PTY is het mogelijk verschil-lende programmatypes te kiezen zoals pop-muziek en klassieke muziek. De melding PTYgeeft aan dat de functie actief is. Bij activeringvan deze functie wordt de weergave van deactieve geluidsbron onderbroken voor een uit-zending van het gekozen programmatype viahet RDS-netwerk van de zender waarop isafgestemd.

Activeer de functie in de stand FM door eenprogrammatype te selecteren onder FM-

instellingen PTY PTY selecteren.

Deactiveer de functie door de PTY’s te wissenonder FM-instellingen Alle PTY’s wissen.

PTY zoekenBij activering van deze functie wordt de gehelefrequentieband doorzocht op uitzendingenvan het gekozen programmatype.

1. Kies een PTY onder FM-instellingenPTY PTY selecteren.

2. Ga naar FM-instellingen PTY PTYzoeken.

Als de radio een uitzending van een van degekozen programmatypes vindt, verschijnt>| om te zoeken op het display. Druk opvan de navigatietoets om verder te zoekennaar een andere uitzending van een van degekozen programmatypes.

Programmatype weergevenHet is mogelijk het programmatype van dezender die u op dat moment beluistert op hetdisplay weer te geven.

Activeer/deactiveer deze functie in de stand

FM onder FM-instellingen PTY PTY-tekst weergeven.

TP

N.B.Niet alle radiozenders ondersteunen dezefunctie.

Page 130: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

129

Audiosysteem

04

RadiotekstSommige RDS-zenders geven informatie doorover de inhoud van de uitzendingen, uitvoe-rende artiesten e.d. Deze informatie kan ophet display worden weergegeven.

Activeer/deactiveer deze functie in de standFM onder Radiotekst.

Automatische afstemfunctie, AFBij activering van deze functie wordt er auto-matisch afgestemd op het sterkste signaalvoor een bepaalde radiozender. Soms moetde radio de gehele FM-band doorzoeken omeen sterk zendersignaal te vinden. In dat gevalvalt de radio stil en verschijnt de melding PIzoeken Exit= annuleren op het display.

Activeer/deactiveer de functie in de stand FM

onder FM-instellingen Geav. radio-

instellingen AF.

Regionale radioprogramma’s, REGDeze functie maakt het mogelijk om op eenbepaalde regionale zender afgestemd te blij-ven ondanks dat het signaal zwak is. De mel-ding REG geeft aan dat de functie actief is.

Activeer/deactiveer de functie in de stand FM

onder FM-instellingen Geav. radio-instel-

lingen Regionaal.

EON (Enhanced Other Networks)Deze functie is met name handig in stedelijkegebieden met een groot aantal regionaleradiozenders. Bij activering van de functie isde afstand tot de zendmast van een radiozen-der bepalend voor de vraag of de weergavevan de actieve geluidsbron kan worden onder-broken voor uitzendingen van een bepaaldprogrammatype.

Activeer/deactiveer de functie in de stand FMdoor een van de alternatieven te kiezen onder

FM-instellingen Geav. radio-instellingen

EON:

• Plaatselijk – Alleen onderbreking wanneerde zendmast van de radiozender dichtbij is.

• Afstand 1 – Ook onderbreking als de zend-mast van de zender ver weg staat en zijnsignaal storingen vertoont.

• Uit – Geen onderbreking voor een uitzen-ding van een bepaald programmatype viaandere zenders.

RDS-functies resettenMet deze kunt u alle fabriekinstellingen voorRDS herstellen. Reset in de stand FM onder

FM-instellingen Geav. radio-instellingen

Alles resetten.

Volumeregeling programmatypesDe onderbrekende uitzendingen van het geko-zen programmatype (bijv. NIEUWS of TP) wor-den weergegeven op het volume dat voor hetprogrammatype is gekozen. Als u het volumetijdens de onderbreking bijregelt, wordt hetnieuwe volume opgeslagen voor een volgendeonderbreking.

1Default/Fabrieksinstelling.

Page 131: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

130

Boordcomputer

04

Algemene informatie

Informatiedisplay en bediening

READ – bevestigen.Duimwiel – menu’s en opties binnen decruisecontrol-lijst doorbladeren.RESET – op nul stellen

Om toegang te krijgen tot de informatie in deboordcomputer, moet u het duimwiel in stap-pen omhoog of omlaag draaien. Wanneer u nahet laatste menu nogmaals aan het wieltjedraait, keert u terug naar de uitgangspositie.

Functies

Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats, als u de eenheid wilt wijzigenwaarin de afstand en de snelheid wordenweergegeven.

Actuele snelheid*Bij een snelheidsmeter met een kilometer-schaal wordt de actuele snelheid weergege-ven in km/h. Bij een snelheidsmeter met eenmilesschaal wordt de actuele snelheid weer-gegeven in mph.

Gem. snelheidDe auto berekent de gemiddelde snelheidsinds de laatste maal dat u deze waarde opnul hebt gesteld. U stelt de waarde op nul metRESET.

MomentaanHet momentane (actuele) brandstofverbruikwordt eenmaal per seconde berekend.De waarde op het display wordt om de paarseconden bijgewerkt. Wanneer de autostilstaat, geeft het display “----” aan.

GemiddeldHet gemiddelde brandstofverbruik sinds delaatste maal dat u de waarde op nul hebtgesteld. U stelt de waarde op nul met RESET.

Km actieradiusDe actieradius wordt berekend aan de handvan het gemiddelde brandstofverbruik over delaatste 30 km en de resterende hoeveelheidbrandstof. Het display geeft de afstand aandie bij benadering kan worden afgelegd metde resterende hoeveelheid brandstof in detank. Wanneer de actieradius kleiner is dan20 km, geeft het display“----” Km actieradius aan.

Op nul stellen1. Selecteer gem. snelheid of gemiddeld.

1 2 3

G02

1364

N.B.Als er eenwaarschuwingsmelding verschijntterwijl de boordcomputer in gebruik is, moetu deze melding eerst bevestigen om naarde boordcomputerfunctie terug te keren.U bevestigt door op READ te drukken.

N.B.Er kunnen onjuiste waarden verschijnen, alsu een extra verwarming en/of1 standverwar-ming* op brandstof hebt gebruikt.

1Alleen dieselmodellen.

N.B.Er kunnen onjuiste waarden verschijnen, alsu een standverwarming* op brandstof hebtgebruikt of van rijstijl bent veranderd.

Page 132: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

131

Boordcomputer

04

2. Houd RESET ca. 1 seconde ingedruktom de waarde voor de gekozen functieop nul te stellen. Als u RESET ten minste3 seconden lang ingedrukt houdt, stelt ude gemiddelde snelheid en het gemiddel-de brandstofverbruik gelijktijdig op nul.

Page 133: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

132

Kompas*

04

Bediening

Achteruitkijkspiegel met kompas.

In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk-spiegel zit een display waarop wordt aange-geven in welke richting de voorkant van deauto wijst. Er worden acht verschillende rich-tingen met Engelse afkortingen weergegeven:N (noord), NE (noordoost), E (oost),SE (zuidoost), S (zuid), SW (zuidwest),W (west) en NW (noordwest).Het kompas wordt automatisch geactiveerdwanneer u de motor start of het contactslot instand II zet. Om het kompas handmatig in ofuit te schakelen kunt u een paperclip of ietsdergelijks nemen en het knopje aan de achter-zijde van de achteruitkijkspiegel indrukken.

Afstellen

Kompas kalibreren.

Het kompas moet soms voor de nauwkeurig-heid worden gekalibreerd. Als kalibratie nodigis, verschijnt CAL op het display van de spie-gel.1. Breng de auto op een groot en open terrein

tot stilstand.2. Start de motor.3. Houd het knopje aan de achterzijde van

de achteruitkijkspiegel ingedrukt (met bij-voorbeeld een paperclip), totdat de mel-ding CAL opnieuw verschijnt (ca.6 seconden lang).

4. Rijd op de normale manier weg. CALverdwijnt van het display, wanneer dekalibratie is afgerond.Alternatieve kalibratiemethode:Rijd langzaam een rondje in de auto meteen snelheid van hoogstens acht km/h,totdat de melding CAL van het displayverdwijnt om aan te geven dat de kalibra-tie afgerond is.

Zone kiezen

Magnetische zones

De aarde is in 15 magnetische zones verdeeld.Het kompas werkt alleen naar behoren als dejuiste zone geselecteerd is.1. Zet het contactslot in stand II.2. Houd het knopje aan de achterzijde van

de achteruitkijkspiegel ten minste3 seconden lang (met een paperclip ofiets dergelijks) ingedrukt. Het nummervan het actuele geografische gebied ver-schijnt.

3. Druk herhaaldelijk op het knopje totdathet nummer van het gewenste geografi-sche gebied (1–15) verschijnt.

4. Enkele seconden later geeft het displayde kompasrichting weer aan.

G02

1406

G02

1407

1234

5

6

7

89

11

12

1314

15

8

7

910

6

1234

5

6

7

89

11

12

1314

15

8

7

910

6

G02

1408

Page 134: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

133

DSTC – Stabiliteits- en tractieregelsysteem

04

Algemene informatie over het DSTC

Het stabiliteits- en tractieregelsysteem (DSTC,Dynamic Stability and Traction Control) helptde bestuurder voorkomen dat de wielen door-slippen en verbetert de tractie van de auto.

Het systeem stemt de aandrijfkracht en rem-kracht van elk van de wielen dusdanig af datze niet doorslippen. Dit verhoogt de bestuur-baarheid en daarmee ook de veiligheid bijsnelle uitwijkmanoeuvres bijvoorbeeld.

De tractie wordt verbeterd doordat het sys-teem de aandrijfkracht over de wielen ver-deelt. Het systeem grijpt voornamelijk in bijlage snelheden op slechte wegen.

Tijdens het afremmen kunnen de ingrepen vanhet systeem waarneembaar zijn in de vormvan pulserende geluiden. Tijdens het gasgeven kan de auto langzamer optrekken danu verwacht.

Meldingen op informatiedisplay

DSTC Tijdelijk UITWegens een te hoge temperatuur van de rem-schijven gelden er tijdelijk beperkingen voorhet systeem. Het systeem wordt automatischopnieuw ingeschakeld, wanneer de remmenweer voldoende zijn afgekoeld.

DSTC Service vereistWegens een storing werd het systeem uitge-schakeld.

Breng de auto op een veilige plaats tot stil-stand en zet de motor af. Bezoek een erkendeVolvo-werkplaats, als de melding opnieuwverschijnt nadat u de motor weer hebt gestart.

Lampjes op instrumentenpaneelLees de melding op het informatiedisplay, als

de lampjes en gelijktijdig oplichten.

Als alleen het lampje oplicht, betekent dathet volgende:

• een knipperend lampje geeft aan dat hetsysteem op dat moment ingrijpt;

• een lampje dat 2 seconden brandt geeftaan dat de systeemtest bij het starten vande motor loopt;

• een lampje dat na het starten van de motorof tijdens het rijden oplicht, duidt op eenstoring in het systeem.

Beperkte functieHet is mogelijk de werking van het systeem tebeperken, wanneer de wielen doorslippen enu gas geeft. Het systeem grijpt bij doorslip-pende wielen dan later in, zodat er een hogeremate van doorslippen mogelijk is. Dit leverteen grotere bedieningsvrijheid op bij dyna-misch rijden. De aandrijving in diepe lagensneeuw of zand wordt verbeterd, omdat erdan geen beperkingen meer gelden voor detractie.

Bediening

1. Draai aan het duimwiel totdat het menuDSTC verschijnt.

DSTC AAN betekent dat de werking van hetsysteem ongewijzigd is.

DSTC Spin Control UIT betekent dat erbeperkingen gelden voor de werking van hetsysteem.

2. Houd RESET ingedrukt totdat hetmenu DSTC zich wijzigt.

De beperkingen voor de werking van het sys-teem blijven van kracht totdat u de motor eenvolgende keer opnieuw start.

WAARSCHUWINGEr kunnen wijzigingen optreden in de rijei-genschappen van de auto, als de werkingvan het systeem wordt beperkt.

1 2

G02

1409

Page 135: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

134

Rijeigenschappen aanpassen

04

Actief chassis (FOUR-C)*

Het actieve chassissysteem FOUR-C(Continuously Controlled Chassis Concept)stemt de eigenschappen van de schokdem-pers af op de gewenste rijeigenschappen vande auto. U hebt de keuze uit drie standen:Comfort, Sport en Advanced.

ComfortBij deze stand die wordt geadviseerd voorlange ritten rijdt de auto comfortabeler dannormaal. De vering verloopt soepel waardoorde bewegingen van de carrosserie minimaalen aangenaam zijn.

SportBij deze stand die wordt geadviseerd voor eenactievere rijstijl heeft de auto een sportieverkarakter. De auto reageert sneller op de bewe-gingen van het stuurwiel dan in de stand Com-fort. De vering is stugger dan normaal en decarrosserie volgt het wegdek om bij het snellebochtenwerk de mate van overhellen tebeperken.

AdvancedU wordt geadviseerd deze stand alleen te acti-veren op zeer rechte en vlakke wegen.

De bewegingen van de schokdempers zijngeoptimaliseerd voor maximale grip en mini-male overhelling in bochten.

Bediening

Chassisstanden

Gebruik de knoppen op de middenconsoleom van stand te veranderen. De chassisstanddie actief is bij het afzetten van de motor zalde volgende keer dat u de motor startopnieuw geactiveerd worden.

Snelheidsafhankelijkestuurbekrachtiging*Naarmate de rijsnelheid hoger wordt neemt destuurbekrachtiging af, waardoor u een betergevoel met de weg krijgt. Op lage snelheden isde stuurbekrachtiging groter zodat bijvoor-beeld parkeren minder moeite kost.

U kunt de mate van stuurbekrachtiging wijzi-

gen onder Instellingen van de autoStuurkrachtniveau. Zie pagina 104 voor eenbeschrijving van het menusysteem. Dit menuis niet te openen wanneer de auto rijdt.

G02

1410

Page 136: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

135

Cruisecontrol*

04

Bediening

Display en bedieningstoetsen

Stand-by zettenIngestelde snelheid hervattenDeactiverenSnelheid activeren/instellenIngestelde snelheid (tussen haakjes =stand-bystand)

Activeren en snelheid instellenU kunt de cruisecontrol alleen activeren nadatu deze stand-by hebt gezet met een druk op

de knop CRUISE . Het symbool ophet display licht op en de melding (---) km/h

verschijnt om aan te geven dat de cruise-control stand-by staat.

De cruisecontrol is vervolgens te activerenmet of , waarna de actuele snelheid

wordt vastgezet en als ingestelde snelheiddient. De displaytekst (---) km/h verandert inde ingestelde snelheid, bijv. 100 km/h.

Ingestelde snelheid verhogen/verlagenIn de actieve stand kunt u de snelheid verho-

gen of verlagen door de knop of korteof lang in te drukken.

Een tijdelijke verhoging van de snelheid methet gaspedaal (zoals bij het inhalen) is niet vaninvloed op de instelling van de cruisecontrol.Als u het gaspedaal loslaat, neemt de autoautomatisch de ingestelde snelheid weer aan.

DeactiverenU schakelt de cruisecontrol uit met CRUISEof door de motor af zetten. De ingestelde snel-heid wordt daarbij gewist.

Onderbreking

Druk op om de cruisecontrol te onderbre-ken. De vastgelegde snelheid staat tussenhaakjes op het display (bijvoorbeeld(100) km/h.

Automatische onderbrekingDe cruisecontrol wordt automatisch uitge-schakeld, wanneer de aangedreven wielendoorslippen of als de snelheid bij het oprijdenvan een steile helling daalt tot onder ca.30 km/h. De cruisecontrol wordt uitgescha-keld wanneer u het rempedaal bedient, dekeuzehendel in de vrijstand zet of het gaspe-daal lang (ca. 60 seconden) bedient. De crui-secontrol gaat dan stand-by en slaat de inge-stelde snelheid op.

Ingestelde snelheid hervattenDe cruisecontrol kan na een onderbrekingopnieuw geactiveerd worden door te drukken

op . Het systeem hervat dan de eerderingestelde snelheid.

___0 1

5

3

1

2

4

G02

1411

N.B.Bij snelheden lager dan 30 km/h is het nietmogelijk de cruisecontrol in te schakelen.

N.B.Als een van de toetsen van de cruisecontrollanger dan ca. één minuut ingedrukt wordt,wordt de cruisecontrol uitgeschakeld. Omde cruisecontrol in dat geval te resettenmoet u de motor afzetten.

N.B.Wanneer u de ingestelde snelheid hebt her-vat met kan er een duidelijke snel-heidsverhoging optreden.

0

Page 137: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

136

Adaptieve cruisecontrol*

04

Algemene informatie

De adaptieve cruisecontrol (Adaptive CruiseControl, ACC) vormt een hulpmiddel om u teontlasten bij lange ritten op rechte weggedeel-ten met een gelijkmatige verkeersstroom zoalsop snelwegen en provinciale wegen.Laat het onderhoud van de onderdelen van deadaptieve cruisecontrol over aan een erkendeVolvo-werkplaats.

Functie

Functie-overzicht

Waarschuwingslampje, afremmen nood-zakelijkBedieningsknoppenRadarsensor

De adaptieve cruisecontrol bestaat uit eencruisecontrol die gekoppeld is aan eenafstandshouder.

De afstand tot het verkeer voor u wordt geme-ten met een radarsensor. De snelheid wordtafgeregeld door de stand van het gasklep aante passen en zo nodig af te remmen. Het isvolkomen normaal dat de remmen enige gelui-den produceren, wanneer de adaptieve crui-secontrol ze aanspreekt.

De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar deafstand tot het voertuig dat voor u op dezelfderijstrook rijdt op een bepaalde tijdswaarde tehouden. Als de radarsensor geen voertuigvoor u registreert, wordt alleen de ingestelde

WAARSCHUWINGDe adaptieve cruisecontrol leent zich nietvoor alle verkeers-, weers- en wegomstan-digheden.Het onderdeel Functie dat begint oppagina 136 informeert over de beperkingendie u als bestuurder moet kennen, voordatu de adaptieve cruisecontrol gebruikt.Als bestuurder bent u ervoor verantwoorde-lijk dat u de juiste afstand en snelheid aan-houdt, ook als u gebruik maakt van deadaptieve cruisecontrol. U dient altijd reke-ning te houden met de verkeersomstandig-heden en in te grijpen, wanneer deadaptieve cruisecontrol geen passendesnelheid of afstand aanhoudt.

2

1

3

G02

1412

WAARSCHUWINGDe adaptieve cruisecontrol is geen systeemdat botsingen voorkomt. Grijp zelf in zodrau merkt dat het systeem een voertuig vooru niet registreert.De adaptieve cruisecontrol remt niet voorlangzaam rijdende of stilstaande voertuigen.Gebruik de adaptieve cruisecontrol niet instadsverkeer of drukke verkeersstromen, bijgladheid, hevige regen- of sneeuwval ofslecht zicht en evenmin op weggedeeltenmet een dikke laag water of sneeuwmod-der, vele bochten of op- en afritten.

WAARSCHUWINGHet rempedaal komt omlaag, wanneer decruisecontrol remt. Houd uw voet dan ookniet onder het rempedaal om beknelling tevoorkomen.

Page 138: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

137

Adaptieve cruisecontrol*

04

snelheid aangehouden. Dit gebeurt ook als desnelheid van het voertuig voor u de ingesteldesnelheid van de adaptieve cruisecontrol over-schrijdt.De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar desnelheid zo weinig mogelijk aan te passen. Insituaties waarin krachtig moet worden ge-remd, dient u dan ook zelf te remmen. Dit isbijvoorbeeld het geval bij grote snelheidsver-schillen of als het voertuig dat voor u rijdtkrachtig remt. Door beperkingen van de radar-sensor is het mogelijk dat er onverwachts ofhelemaal niet wordt geremd (zie pagina 140).De adaptieve cruisecontrol is alleen te active-ren bij snelheden hoger dan 30 km/h. Als desnelheid tot onder 30 km/h daalt of als hetmotortoerental te laag wordt, wordt de adap-tieve cruisecontrol automatisch uitgeschakeldzodat er niet langer wordt afgeremd. U moethet remmen in dat geval meteen overnemenom een passende afstand te kunnen houdentot het voertuig voor u te kunnen. De hoogstesnelheid die u kunt instellen is 200 km/h. Wan-neer het systeem in bepaalde omstandighe-den niet kan worden ingeschakeld, verschijntACC niet beschikbaar op het display(zie pagina 139).

Waarschuwingslampje, afremmennoodzakelijkHet remvermogen van de adaptieve cruise-control bedraagt ca. 30% van dat van het nor-male remsysteem van de auto. Als uw auto

harder moet afremmen dan de adaptieve crui-secontrol aankan en u remt zelf niet bij, danklinkt er een signaal en wordt een gedeelteonder aan de voorruit verlicht door een roodwaarschuwingslampje. Het rode waarschu-wingslampje is soms moeilijk te ontdekken inde felle zon of bij het gebruik van een zonne-bril.

Automatisch deactiverenDe adaptieve cruisecontrol is afhankelijk vanandere systemen zoals het stabiliteits- entractieregelsysteem (DSTC). Als een van der-gelijke systeem uitvalt, wordt de cruisecontrolautomatisch uitgeschakeld.Bij automatische deactivering klinkt er eensignaal en verschijnt de melding ACC gede-activeerd op het display. U moet in dat gevalzelf ingrijpen om de afstand tot het voertuigvoor u aan te passen.Automatische deactivering is mogelijk,wanneer:

• de snelheid daalt tot onder 30 km/h;

• de wielen hun grip op het wegdek verliezen;• de remmen een hoge temperatuur hebben;• het toerental van de motor te laag wordt;• de radarsensor wordt gehinderd door natte

sneeuw of regen.Bediening

Display en bedieningstoetsen

Instellingen activeren en hervatten, snel-heid verhogenStand-bystand, in-/uitschakelenTijdsafstand instellenActiveren en snelheid instellen

Uitschakeling bij ingreep bestuurderDe cruisecontrol wordt gedeactiveerd wan-neer u het rempedaal bedient, de keuzehendelin de vrijstand zet of het gaspedaal lang be-dient. De cruisecontrol gaat dan stand-by,waarna u de snelheid van de auto helemaalzelf kunt bepalen. Wanneer u het gaspedaal

WAARSCHUWINGDe adaptieve cruisecontrol waarschuwt al-leen voor de voertuigen die de radarsensorheeft geregistreerd. Het is dan ook mogelijkdat een waarschuwing uitblijft of pas naenige vertraging wordt gegeven. Wacht eenwaarschuwing dan ook niet af, maar remzelf wanneer u dat nodig acht. 0 1/2 1

2

1

4 3

G02

1413

Page 139: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

138

Adaptieve cruisecontrol*

04

korte tijd bedient zoals bij een inhaalmanoeu-vre, wordt de cruisecontrol tijdelijk gedeacti-veerd. Zodra u het gaspedaal loslaat, wordt decruisecontrol echter weer geactiveerd.

Activeren en snelheid instellenU kunt de adaptieve cruisecontrol alleen acti-veren nadat u deze stand-by hebt gezet

met . De ingestelde tijdsafstand ver-schijnt korte tijd op het display. De cruisecon-

trol is te activeren met de of de , waarnade actuele snelheid wordt vastgezet en als in-gestelde snelheid wordt opgeslagen. De inge-stelde snelheid staat op het display. In de ac-

tieve stand stelt u de snelheid bij door de

of kort of lang in te drukken of met . De

knop heeft dezelfde functie als + maar le-vert een minder grote snelheidsverhoging op.

Tijdsafstand instellenU kunt de ingestelde tijdsafstand tot het voer-

tuig voor u vergroten met en verkleinen

met . De actuele tijdsafstand blijft na wijzi-ging korte tijd op het display staan. U hebt dekeuze uit vijf verschillende tijdsafstanden.Bij de langere tijdsafstanden verloopt de snel-heidsregeling soepeler. Het wordt geadvi-seerd de tijdsafstanden drie tot vijf aan te hou-den. De tijdsafstanden een en twee zijn voor-namelijk bedoeld bij filevorming in druk ver-keer, maar u moet dan wel vaker zelf ingrijpen.

Instellingen deactiveren en hervattenBij een korte druk op of actief ingrijpenvan uw kant zoals het bedienen van het rem-pedaal wordt de adaptieve cruisecontrol ge-deactiveerd. De ingestelde snelheid staat dantussen haakjes op het display. U kunt de inge-stelde snelheid en tijdsafstand hervatten meteen druk op .

Wanneer u kort indrukt in de stand-bystand of lang indrukt in de actieve stand,wordt de adaptieve cruisecontrol uitgescha-keld. Daarbij wordt de ingestelde snelheid ge-wist waarna u deze niet meer kunt hervatten.Radarsensor en de beperkingen ervanDe radarsensor wordt zowel gebruikt door deadaptieve cruisecontrol als door het CWS-systeem. De sensor dient om personenauto’sof grotere voertuigen te registreren die in de-zelfde richting als u rijden. De radarsensor rea-geert niet op voetgangers, op voertuigen dielangzaam in tegengestelde richting rijden ofstilstaan noch op vaste obstakels. Er wordt indie gevallen dan ook geen waarschuwing af-gegeven en evenmin afgeremd.Bij modificatie van de radarsensor is het mo-gelijk dat het gebruik ervan onwettig wordt.

De radarsensor heeft veel meer moeite omeen voertuig voor u te ontdekken:• als de radarsensor gehinderd wordt door

bijvoorbeeld hevige regenval of alssneeuwmodder of andere verontreinigingende radarsensor afdekken.

N.B.Als de adaptieve cruisecontrol niet lijkt tereageren na activering, is het mogelijk datde tijdsafstand tot het voertuig voor u geensnelheidsverhoging toelaat.

N.B.In bepaalde situaties is het niet mogelijk deadaptieve cruisecontrol te activeren. In datgeval verschijnt ACC niet beschikbaar ophet display (zie pagina 139).

N.B.Houd alleen een tijdsafstand aan die niet instrijd is met de geldende verkeersregels.

N.B.Wanneer u de ingestelde snelheid hebt her-vat met kan er een duidelijke snelheids-verhoging optreden.

WAARSCHUWINGHet is niet toegestaan accessoires of ande-re voorwerpen voor de grille te monteren.

Page 140: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

139

Adaptieve cruisecontrol*

04

• als de snelheid van het voertuig voor u teveel afwijkt van dat van uw eigen auto.

De radarsensor heeft een beperkt bereik. Inbepaalde gevallen kan de sensor helemaalgeen voertuigen ontdekken of reageren opeen ander voertuig dan u verwacht.

Bereik van de radarsensor (grijs gearceerd)

Soms kan de radarsensor een voertuig opgeringe afstand niet registreren, bijvoor-beeld als een inhalend voertuig invoegttussen u en uw voorligger.Ook kleine voertuigen, zoals motorfietsenof voertuigen die niet in het midden van derijstrook rijden, kunnen onopgemerkt blij-ven.In bochten kan de radarsensor op hetverkeerde voertuig reageren of een eerderopgemerkt voertuig uit het zicht verliezen.

Symbolen op display

DisplaymeldingenN.B.

Houd het gebied voor de radarsensorschoon.

1

3

2

G02

1414

Lampje Betekenis

Stand-bystand of geenvoertuig ontdekt in actievestand.

Voertuig ontdekt in actievestand waarop de adaptievecruisecontrol uw snelheidafstemt.Afstandsaanduiding.

Melding Betekenis

RadarafgedektZie instructieb.

De adaptieve cruisecontrolwerkt tijdelijk niet. Demelding verschijnt als deradarsensor gehinderdwordt en geen anderevoertuigen kan ontdekkendoor bijvoorbeeld hevigeregenval of als sneeuw-modder de radarsensorafdekt.

ACCgedeactiveerd

De adaptieve cruisecontrolwerd uitgeschakeld.U dient zelf uw snelheidaan te passen.

ACC Servicevereist

De adaptieve cruisecontrolwerkt niet. Bezoek eenerkende Volvo-werkplaats.

ACC nietbeschikbaar

De adaptieve cruisecontrolkan niet worden ingescha-keld. Dit kan onder meergebeuren wanneer:

• er beperkingen geldenvoor het stabiliteits- entractieregelsysteem(DSTC) (zie pagina 133);

• de remmen een hogetemperatuur hebben;

• de radarsensor wordtgehinderd door nattesneeuw of regen.

Page 141: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

140

Anti-botsingsysteem met remassistentie* (CWS-systeem)

04

Algemene informatie

Het anti-botsingsysteem met remassistentie(Collision Warning with Brake Support) is eenhulpmiddel dat bestemd is om u te waarschu-wen wanneer het gevaar bestaat dat u op eenvoertuig vóór u botst.De remassistentie beperkt de snelheid van deimpact.Laat het onderhoud van de onderdelen vanhet anti-botsingsysteem over aan een erkendeVolvo-werkplaats.

Functie

Functie-overzicht

Visueel waarschuwingssignaal bij gevaarvoor een botsingSensor

De radarsensor registreert een voertuig vooru dat in dezelfde richting als u rijdt. Bij gevaarvoor een botsing met een dergelijk voertuigwordt u daarop attent gemaakt met behulpvan een rood waarschuwingslampje en eenwaarschuwingsgeluid.

Als het gevaar voor een botsing na de waar-schuwing verder toeneemt, treedt de remas-sistentie in werking. De remassistentie treft denodige voorbereidingen voor een snelle rem-manoeuvre waarna de remmen licht wordenaangezet. Dit is te merken aan een lichteschok. Als u het rempedaal met een bepaaldesnelheid bedient, wordt het maximale remver-

mogen geleverd ook al trapt u het pedaal nietzo ver in. Het anti-botsingsysteem is actief bijsnelheden tussen 7 km/h en 180 km/h.

WAARSCHUWINGHet anti-botsingsysteem werkt niet in allerijsituaties en verkeers-, weers- of wegom-standigheden. Het anti-botsingsysteemreageert niet op langzaam rijdende en stil-staande voertuigen noch op voertuigen diein een andere richting als u rijden.Er worden alleen waarschuwingssignalenafgegeven, wanneer de kans op een bot-sing groot is. Het onderdeel Functie infor-meert over de beperkingen die u alsbestuurder moet kennen, voordat u deadaptieve cruisecontrol gebruikt.De remassistentie die het anti-botsingsys-teem biedt kan de snelheid van impact al-leen beperken als u zelf ook actief meeremt.Wacht daarom nooit het waarschuwings-signaal van het anti-botsingsysteem af. Alsbestuurder bent u ervoor verantwoordelijkdat u de juiste afstand en snelheid aan-houdt, ook als u gebruik maakt van hetanti-botsingsysteem.

1

2

G02

1415

Page 142: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

141

Anti-botsingsysteem met remassistentie* (CWS-systeem)

04

BedieningSommige instellingen kunt u regelen via hetmenusysteem van de middenconsole. Ziepagina 104 voor informatie over het gebruikvan het menusysteem.

Knop voor activering/deactivering van waar-schuwingssignalen.

Waarschuwingssignalen activeren/deactiverenU kunt de geluids- en lichtsignalen die hetanti-botsingsysteem gebruikt activeren/deac-

tiveren met . Een brandend lampje in deknop geeft aan dat de waarschuwingssignalengeactiveerd zijn.

Bij het starten van de auto worden het waar-schuwingsgeluid en het waarschuwingslampjeautomatisch geactiveerd. U kunt de automati-sche activering opheffen onder Instellingen

van de auto Instellingen CWS-systeem

Aan bij starten.

U kunt het waarschuwingsgeluid apart active-ren/deactiveren onder Instellingen van deauto Instellingen CWS-systeemWaarschuwingsgeluid.

Waarschuwingsafstand instellenDe gevoeligheid vormt een maat voor het tijd-stip waarop het visuele en eventueel hetakoestische waarschuwingssignaal wordenafgegeven. Kies een van de alternatieven on-

der Instellingen van de auto Instellingen

CWS-systeem Waarschuwingsafstand.

Instellingen controlerenU kunt de geldende instellingen het eenvou-digst controleren door tweemaal achtereen insnel tempo op te drukken. De instellin-gen verschijnen op het display.

DisplaymeldingenRadar geblokkeerd Zie instructieb. –Het anti-botsingsysteem werkt tijdelijk niet.De melding verschijnt bijvoorbeeld bij hevigeregenval of als de radarsensor wordt afgedektdoor een laag natte sneeuw Zie het onderdeelover de beperkingen van de radarsensor(zie pagina 140).

Collision warn. Service vereist – Het anti-botsingsysteem werkt niet. Bezoek eenerkende Volvo-werkplaats als de melding nietverdwijnt.

N.B.De remassistentie werkt onafhankelijk vande instellingen die hier beschreven staan.

G02

1416

N.B.Bij gebruik van de adaptieve cruisecontrolworden het waarschuwingslampje en hetwaarschuwingsgeluid door de cruisecontrolgehanteerd, ook al hebt u deze gedeacti-veerd.

N.B.Ook als u de waarschuwingsafstand hebtingesteld op Lang, kunnen de waarschu-wingen voor uw gevoel soms laat wordenafgegeven.

Page 143: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

142

Anti-botsingsysteem met remassistentie* (CWS-systeem)

04

BeperkingenHet visuele waarschuwingssignaal is somsmoeilijk te ontdekken in de felle zon of bij hetgebruik van een zonnebril. Activeer in dergelij-ke omstandigheden daarom altijd het waar-schuwingsgeluid.

Waarschuwingen kunnen eveneens uitblijvenbij een zeer geringe afstand tot het voertuigvoor u of bij relatief grote stuur- en pedaalbe-wegingen zoals bij een zeer actieve rijstijl.

Als de radarsensor op grond van de verkeers-situatie problemen heeft een voertuig voor ute ontdekken, is het mogelijk dat het systeempas laat, onterecht of helemaal geen waar-schuwing geeft. Het anti-botsingsysteemmaakt gebruik van dezelfde radarsensor alsdie van de adaptieve cruisecontrol. Ziepagina 140 voor meer informatie over deradarsensor en de beperkingen ervan.

Wanneer het systeem geen of pas laat waar-schuwingen afgeeft, treedt ook de remassis-tentie niet of pas laat in werking.

Valse waarschuwingen kunnen zich zowelvoordoen in de vorm van geluidssignalen alsin de vorm van lichtsignalen. Door de waar-schuwingsafstand te verkleinen kunt u hetaantal valse waarschuwingen beperken.N.B.

Het visuele waarschuwingssignaal kan kor-te tijd buiten werking worden gesteld, wan-neer de temperatuur in het interieurbijvoorbeeld door de felle zon te hoog is op-gelopen. Als dit gebeurt, wordt er een waar-schuwingsgeluid afgegeven ook al hebtu dit uitgeschakeld via het menusysteem.

Page 144: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

143

Park Assist (parkeerhulp)*

04

Algemene informatie1

De Park Assist is bedoeld als hulpmiddel tij-dens het parkeren. Geluidssignalen geven deafstand tot een waargenomen obstakel aan.

Park Assist is verkrijgbaar in twee varianten:

• Park Assist aan de achterzijde• Park Assist aan de voor- en achterzijde

Functie

Het systeem wordt bij het starten van demotor automatisch ingeschakeld, wat wordtaangegeven door het brandende lampje in deAan/Uit-knop. Wanneer u de Park Assist metdeze knop uitschakelt, dooft het lampje.

Hoe dichter u het obstakel achter of voor deauto nadert, des te sneller volgen de geluids-signalen elkaar op. Wanneer u ondertussennaar een andere geluidsbron van het audio-systeem luistert, wordt het volume daarvantijdelijk verlaagd.

Bij een afstand van ca. 30 cm bestaat hetgeluidssignaal uit een ononderbroken toon.Als er zowel voor als achter de auto obstakelsbinnen deze afstand liggen, komen degeluidssignalen beurtelings uit de luidsprekersvoor- en achterin.

Park Assist aan de achterzijde

Het meetbereik strekt tot ca. 1,5 m recht ach-ter de auto. De geluidssignalen bij obstakelsachter de auto komen uit de luidsprekers ach-terin.

Park Assist aan de achterzijde wordt geacti-veerd bij het inschakelen van de achteruitver-snelling.

Bij het achteruitrijden met bijvoorbeeld eenaanhanger achter de auto of een fietsdragerop de trekhaak moet u het systeem uitschake-len. Als u dat niet doet, reageren de sensorenop de aanhanger/fietsdrager.

1 Afhankelijk van de markt is Park Assist eenstandaardfunctie, optie of accessoire.

WAARSCHUWINGHoewel de Park Assist handig is bij het par-keren, bent u nog altijd schadeplichtig bijeventuele fouten. Wanneer er obstakels inde dode hoeken van de sensoren zitten, zalhet systeem ze niet kunnen ontdekken.Houd kinderen en dieren in de buurt van deauto in de gaten.

G02

1417

N.B.De Park Assist wordt automatisch uitge-schakeld, wanneer u een aanhanger achterde auto hebt hangen die met originele trek-haakbedrading van Volvo aangesloten is.

G01

7833

Page 145: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

144

Park Assist (parkeerhulp)*

04

Park Assist aan de voorzijde

Het meetbereik strekt tot ca. 0,8 m recht voorde auto. De geluidssignalen bij obstakels vóórde auto komen uit de luidspreker voorin.

De Park Assist aan de voorzijde is actief bijsnelheden tot 15 km/h, ook als u achteruitrijdt.Bij hogere snelheden wordt het systeemgedeactiveerd. Het lampje in de knop blijftechter branden om aan te geven dat hetsysteem een volgende keer dat u de autoparkeert opnieuw actief is. Het systeem wordtopnieuw geactiveerd bij snelheden lagerdan 10 km/h.

Aanduiding voor systeemstoringenAls het informatiesymbool continubrandt en de melding Park Assist

Service vereist op het informatiedisplayverschijnt, is de Park Assist defect.

N.B.De Park Assist aan de voorzijde wordtuitgeschakeld bij het aanzetten van deparkeerrem.

G02

1424

N.B.Bij auto’s met verstralers erop letten dat delampen de sensoren niet blokkeren en voorobstakels worden gehouden.

BELANGRIJKIn bepaalde omstandigheden kan de ParkAssist ten onrechte waarschuwingssignalenafgeven. Dit komt door externe geluids-bronnen met ultrasone geluidssignalen vandezelfde frequentie als de sensoren van hetsysteem.Voorbeelden van dergelijke geluidsbronnenzijn onder meer claxons, natte banden opasfaltwegen, luchtdrukremmen en uitlatenvan motorfietsen e.d.

Page 146: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

145

Park Assist (parkeerhulp)*

04

Sensoren schoonmaken

Positie van de voorste sensoren

Positie van de achterste sensoren

De sensoren werken alleen naar behoren,wanneer u ze regelmatig schoonmaakt. Reinigze met water en autoshampoo.

G01

8129

G01

8067

N.B.Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnenten onrechte aanleiding geven tot waar-schuwingssignalen.

Page 147: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

146

BLIS* – Blind Spot Information System

04

Algemene informatie over BLIS

BLIS-cameraControlelampjeBLIS-symbool

BLIS is een op digitale cameratechniek geba-seerd informatiesysteem dat de bestuurder inbepaalde omstandigheden waarschuwt, wan-neer er zich een voertuig in de zogehetendode hoek bevindt en in dezelfde richting rijdt.

Het systeem werkt het best in druk verkeer opmeerbaanswegen.Wanneer een camera een voertuig heeftwaargenomen in de dode hoek, licht eencontrolelampje op dat continu blijft bran-den.

BLIS informeert de bestuurder bij een fout inhet systeem. Als de camera’s van het systeembijvoorbeeld zijn afgedekt, knippert het con-trolelampje voor BLIS en verschijnt er eenmelding op het display van het informatiepa-neel. Controleer de cameralenzen in dat gevalen maak ze zo nodig schoon. U kunt het sys-teem tijdelijk uitschakelen met een druk op deknop BLIS (zie pagina 147).

Dode hoeken

Afstand A = ca. 9,5 m en afstand B = ca. 3 m

BELANGRIJKLaat reparaties van de onderdelen van hetBLIS-systeem over aan een erkende Volvo-werkplaats.

1 2

3

G02

1426

WAARSCHUWINGHet systeem vormt een aanvulling op –geen vervanging voor – een veilige rijstijl enhet gebruik van de buitenspiegels. Debestuurder moet altijd oplettend en verant-woord blijven rijden. De bestuurder is eraltijd verantwoordelijk voor dat er op eenveilige manier van rijstrook wordt gewis-seld.

N.B.Het lampje gaat branden aan die kant vande auto waar het voertuig is waargenomen.Als de auto aan weerszijden wordt inge-haald, gaan dan ook beide lampjes branden.

BAA

G01

7834

Page 148: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

147

BLIS* – Blind Spot Information System

04

Activeren/deactiveren

Knop voor activering/deactivering

BLIS wordt bij het starten van de motor auto-matisch geactiveerd. De controlelampjes opde portierpanelen lichten driemaal op bij hetactiveren van BLIS.

Na het starten van de motor kunt u het sys-teem deactiveren/heractiveren door op BLISte drukken.

Het lampje in de knop dooft, wanneer hetBLIS gedeactiveerd wordt. Er verschijntbovendien een displaymelding op het instru-mentenpaneel.

Bij het heractiveren van BLIS brandt hetlampje in de knop, verschijnt er een nieuwedisplaymelding en lichten de controlelampjesin de portieren driemaal op. Druk op de knopREAD om de displaymelding te laten

verdwijnen. Zie pagina 107 voor meer infor-matie over de meldingsfuncties.Wanneer BLIS werktHet systeem werkt alleen bij snelheden hogerdan 10 km/h.

InhalenHet systeem reageert als:

• het snelheidsverschil tussen u en het inge-haalde voertuig kleiner is dan 10 km/h;

• het snelheidsverschil tussen u en het inha-lende voertuig kleiner is dan 70 km/h.

Daglicht en donkerBij daglicht reageert het systeem op de con-touren van omringende voertuigen. Het sys-teem is geconstrueerd om motorvoertuigenzoals auto’s, vrachtwagens, bussen en motor-fietsen waar te nemen.

Bij donker reageert het systeem op de kop-lampen van omringende voertuigen. Als eenvoertuig de koplampen niet heeft ontstoken,

zal het systeem dit voertuig dan ook niet kun-nen waarnemen. Dit houdt in dat het systeembijvoorbeeld niet reageert op een aanhangerachter een auto of vrachtwagen, omdat daargeen brandende koplampen op zitten.

G02

1428

WAARSCHUWINGBLIS werkt niet in scherpe bochten.BLIS werkt niet wanneer u achteruitrijdt.Een brede aanhanger achter de auto kanhet zicht ontnemen op andere voertuigenop aangrenzende rijstroken. Dit kan ertoeleiden dat BLIS geen voertuigen in dit afge-schermde gebied kan waarnemen.

WAARSCHUWINGHet systeem reageert niet op fietsers enbromfietsers.De BLIS-camera’s kunnen hinder ondervin-den van de aanwezigheid van felle licht-bronnen of juist de afwezigheid vanlichtbronnen (wegenverlichting of voertuig-verlichting) bij ritten in het donker. Het sys-teem kan uit de afwezigheid van licht tenonrechte opmaken dat de camera’s zijnafgedekt.In beide gevallen verschijnt er een display-melding op het informatiedisplay.Bij ritten in dergelijke omstandigheden kanhet systeem tijdelijk minder presteren enverschijnt er een displaymelding (ziepagina 148). Wanneer de displaymeldingspontaan verdwijnt, werkt het BLIS weernaar behoren.De BLIS-camera’s kennen ongeveer dezelf-de beperkingen als het menselijk oog. Dithoudt in dat ze bijvoorbeeld minder goed“zien” bij hevige sneeuwval en dichte mist.

Page 149: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

148

BLIS* – Blind Spot Information System

04

SchoonmakenBLIS werkt alleen optimaal, als de cameralen-zen schoon zijn. U kunt de lenzen schoonma-ken met een zachte doek of een vochtigespons. Maak de lenzen voorzichtig schoon omkrassen te voorkomen.

Displaymeldingen

BeperkingenSoms kan het controlelampje voor BLISoplichten zonder dat u voertuigen in de dodehoeken kunt waarnemen.

Hier volgen enkele afbeeldingen van situatieswaarin het controlelampje voor BLIS kan gaanbranden, hoewel er zich geen voertuigen in dedode hoek bevinden.

Reflecties op een glad en nat wegdek

Eigen schaduwen op grote, lichtgekleurde engladde oppervlakken zoals geluidsschermen ofbetonnen wegen

Laag staande zon in de camera

BELANGRIJKDe lenzen zijn elektrisch verwarmd om zevan sneeuw en ijs te kunnen ontdoen. Veegzo nodig sneeuw van de lenzen af.

Melding BetekenisBLIS AAN Het BLIS-systeem is

ingeschakeldBLIS Service vereist Het BLIS-systeem is

defect. Neem contactop met een erkendeVolvo-werkplaats.

BLIS-cameraafgedekt

De BLIS-camera isbedekt met vuil,sneeuw of ijs. Maak delenzen schoon.

BLIS Beperktefunctie

De BLIS-camera wordtgehinderd door bijv.mist of fel zonlichtrecht in de camera.De camera hersteltzichzelf zodra deomstandigheden weernormaal zijn.

BLIS UIT Het BLIS-systeem isuitgeschakeld

N.B.Als het controlelampje voor BLIS somsoplicht zonder dat u andere voertuigen in dedode hoeken kunt waarnemen, betekent ditniet dat het systeem een storing vertoont.Bij een storing in het BLIS-systeem ver-schijnt op het display de melding BLISService vereist.

G02

1430

G02

1431

G02

1432

Page 150: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

149

Interieurcomfort

04

Opbergmogelijkheden

1 2 3

4

6 5

8

7

G01

9417

Page 151: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

150

Interieurcomfort

04

Opbergvak in portierpaneelOpbergzak aan de voorkant van de voor-stoelzitting*ParkeerkaarthouderDashboardkastjeOpbergvakken, bekerhouderKledinghaakBekerhouder in armsteun, achterin*Opbergvak

Kledinghaak

De kledinghaak is alleen bestemd voor niet alte zware kledingsstukken.

Middenconsole

Opbergvak (voor bijvoorbeeld cd’s) enAUX-ingang onder de armsteun (en afleg-vak*).Bevat een bekerhouder voor de bestuurderen een voorpassagier alsmede een 12V-aansluiting en een opbergvakje. (Als u vooreen asbak en aansteker hebt gekozen, ziter een aansteker op de plaats van de 12V-aansluiting en een uitneembare asbak opde plaats van het opbergvakje.)

Aansteker en asbak*De asbak in de middenconsole kunt u legendoor de asbak recht omhoog te tillen.

U activeert de aansteker door de knop in tedrukken. Wanneer de aansteker heet genoegis, veert de knop automatisch uit. Haal de aan-steker uit de opening en gebruik het rood-gloeiende deel om bijvoorbeeld een sigaretmee aan te steken.

Dashboardkastje

Hier kunt u het instructieboekje en eventuelekaarten opbergen. Er zijn ook houders voorpennen en tankkaarten. Het dashboardkastjekan handmatig worden vergrendeld metbehulp van het sleutelblad (zie pagina 42).

1 2

G02

1436

A B

G02

1437

Page 152: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

151

Interieurcomfort

04

Vloermatten*Volvo biedt vloermatten die speciaal vervaar-digd zijn.

Make-upspiegel

Make-upspiegel met verlichting.

Het lampje gaat automatisch aan, wanneeru het klepje optilt.

12V-aansluiting

12V-aansluiting in middenconsole, voorin..

12V-aansluiting in middenconsole, achterin.

U kunt de elektrische aansluiting voor ver-schillende accessoires gebruiken die op eenspanning van 12 V werken, zoals een mobiele

WAARSCHUWINGZorg dat de vloermat voor de bestuurders-stoel goed in de bevestigingsklemmen opde vloer vastzit om te voorkomen dat dezekan gaan glijden en achter of onder depedalen blijft haken.

G02

1438

G02

1439

G02

1440

Page 153: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

152

Interieurcomfort

04

telefoon of koelbox. U kunt maximaal 10 A viade aansluiting afnemen. Het contactslot moetten minste in stand I staan, anders geeft deaansluiting geen stroom (zie pagina 65).

Elektrische aansluiting in laadruimte*

Open het klepje om bij de elektrische aanslui-ting te komen. De aansluiting werkt onafhan-kelijk van de stand van het contactslot.Gebruik de elektrische aansluiting alleen wan-neer de motor loopt, om uitputting van deaccu te voorkomen.

EHBO-set*De set ligt in de laadruimte. De tas is voorzienvan klittenband zodat u deze aan de wand vande laadruimte kunt bevestigen.

WAARSCHUWINGLaat de plug altijd in de aansluiting zitten alsu deze niet gebruikt.

G01

7825

Page 154: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

153

Geïntegreerde telefoon*

04

Algemene informatie

Systeemoverzicht

MicrofoonSimkaartlezerZie pagina 120 voor de toetsenset.BedieningspaneelHandset

VeiligheidLaat reparatiewerkzaamheden aan het tele-foonsysteem over aan een erkende Volvo-werkplaats. Schakel de geïntegreerde telefoonuit tijdens het tanken en in gebieden waar metexplosieven wordt gewerkt. Afhankelijk van derijsnelheid blokkeert IDIS bepaalde functiesvan het menusysteem (zie pagina 156).

Beknopte bedieningsinstructies

SimkaartHet telefoonsysteem is alleen te gebruiken incombinatie met een geldige simkaart(Subscriber Identity Module). Zie pagina 157voor het aanbrengen ervan. Ook zonder eensimkaart is het mogelijk het alarmnummer tebellen.

Menu’s en bedieningstoetsenU regelt de menufuncties via het

bedieningspaneel en de toetsenset ophet stuurwiel. Zie pagina 104 voor algemeneinformatie over de menufuncties. Zie de voor-gaande pagina voor informatie over de bedie-ningstoetsen van de telefoon.

Aan/uitSchakel de telefoon in door kort op PHONE tedrukken. Voer zo nodig de pincode in. Het

symbool geeft aan dat de telefoon inge-schakeld is. Wanneer dit symbool verschijnt,kunt u inkomende gesprekken ook aannemen

als het menu CD op het display staat. Omgebruik te maken van de telefoonmenu’s ente bellen dient u kort op PHONE te drukken.De tekst TELEFOON geeft aan dat het tele-foonmenu actief is.

Schakel de telefoon uit door lang op PHONEte drukken.

3

1

5

2

4

G02

1446

N.B.De geïntegreerde telefoon kan geen sim-kaart van het type 3G lezen. Een gecombi-neerde simkaart voor 3G én gsm werkt ech-ter wel. Informeer bij uw netwerkprovider ofde simkaart moet worden vervangen.

Page 155: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

154

Geïntegreerde telefoon*

04

Gespreksfuncties

Bellen1. Schakel de telefoon in.2. Druk kort op PHONE, als de tekst

TELEFOON niet op het display staat.3. Voer het gewenste nummer in of gebruik

het telefoonboek (zie pagina 155).4. Druk op ENTER voor handsfree bellen of

neem de handset op. Duw de handsetomlaag om deze te kunnen opnemen.

Gesprekken beëindigenBeëindig een gesprek met EXIT of leg dehandset op.

Inkomende gesprekkenDruk op ENTER voor handsfree bellen ofneem de handset op. Als de handset bij eeninkomend gesprek niet op de houder ligt,dient u het gesprek aan te nemen metENTER.

Beëindig een gesprek met EXIT of leg dehandset op. Weiger een gesprek met EXIT.

Automatisch antwoordMet de functie Automatisch antwoord is hetmogelijk gesprekken automatisch te beant-woorden. Activeer/deactiveer de functie onder

Telefooninstellingen GespreksoptiesAutomatisch antwoord.

WisselgesprekDeze functie maakt het mogelijk om tijdenseen lopend gesprek een nieuw gesprek aan tenemen. U kunt het nieuwe gesprek op degebruikelijke manier aannemen waarbij hetlopende gesprek in de wacht gezet wordt.Activeer/deactiveer deze functie onder

Telefooninstellingen GespreksoptiesWisselgesprek.

Automatisch doorschakelenInkomende gesprekken kunnen automatischworden doorgeschakeld afhankelijk van hetgesprekstype en de situatie waarin ze zichaandienen. Activeer/deactiveer deze functie

onder Gespreksopties Omleidingen.

Tijdens lopende gesprekkenDruk tijdens een gesprek opMENU of opENTER om het gespreksmenu te openen.

Bellen1. Zet het lopende gesprek in de wacht onder

Wacht.2. Voer het nummer van de derde partij in

of maak gebruik van de menu-optieTelefoonboek.

Wissel van gesprekspartner met de menu-optieWisselen.

ConferentiegesprekkenBij een conferentiegesprek zijn minstens driegesprekspartners betrokken. U kunt tijdenseen wisselgesprek waarbij er een gesprek inde wacht staat een conferentiegesprek star-ten. Met de menu-optie Koppelen start u hetconferentiegesprek.

Bij het afsluiten van een conferentiegesprekworden alle lopende gesprekken beëindigd.

Wisselen tussen handset en handsfreeSchakel over van handsfree op de handsetdoor de handset op te nemen of voorHandset te kiezen in het menu.

Schakel van de handset over op handsfreedoor in het menu te kiezen voor Handsfree.

Page 156: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

155

Geïntegreerde telefoon*

04

RuggespraakstandBij gebruik van de ruggespraakstand wordt demicrofoon gedeactiveerd (zie pagina 153).Activeer/deactiveer de microfoon met demenu-optieMicrofoon aan/uit.

Audio-instellingen

GespreksvolumeDe telefoon maakt gebruik van de luidsprekersin de voorportieren. U kunt het gespreksvo-lume bijregelen, wanneer de tekst TELEFOONboven aan het display staat. Maak gebruik vande toetsenset op het stuurwiel of vanVOLUME.

Volume audiosysteemZolang er geen telefoongesprek wordtgevoerd, kunt u het volume van het audiosys-teem op de gebruikelijke wijze bijregelen metVOLUME. Om het volume van het audiosys-teem echter tijdens een lopend telefoonge-sprek bij te regelen moet u eerst overschake-len op een van de geluidsbronnen.Het is mogelijk de weergave van de actievegeluidsbron te onderdrukken bij inkomendetelefoongesprekken onder Telefooninstellin-

gen Geluiden en volume Radiodempen.

Signalen en volumeU kunt het belsignaal wijzigen onder Tele-fooninstellingen Geluiden en volumeBelsignalen.U kunt de pieptoon bij bericht activeren/deac-

tiveren onder Telefooninstellingen Gelui-

den en volume Pieptoon bij bericht.Het beltoonvolume regelt u onder Telefoonin-

stellingen Geluiden en volume

Beltoonvolume. Stel bij met / van denavigatietoets.TelefoonboekContactgegevens kunnen op de simkaart of inhet telefoongeheugen worden vastgelegd.

Contacten vastleggen in telefoonboek1. Druk opMENU en ga naar Telefoon-

boek Nieuwe contactpersoon.2. Voer een naam in en druk op ENTER. Zie

pagina XXX voor informatie over het invoe-ren van tekst.

3. Voer een nummer in en druk op ENTER.4. Ga naar SIM-kaart of naar Telefoonge-

heugen en druk op ENTER.

Contacten zoekenU kunt het eenvoudigst naar bepaalde gege-vens in het telefoonboek zoeken door deknoppen 2 tot en met 9 lang in te drukken. Hettelefoonboek wordt dan doorzocht op postendie beginnen met de eerste letter van de inge-drukte toets.Het telefoonboek is eveneens te bereiken

met / van de navigatietoets ofmet / van de toetsenset op het stuur-wiel.U een zoekopdracht tevens starten vanuit hetzoekmenu van het telefoonboek onder

Telefoonboek Zoek:1. Voer de eerste letter in van het contact dat

u zoekt en druk op ENTER of druk meteenop ENTER.

Page 157: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

156

Geïntegreerde telefoon*

04

2. Ga naar het contact van uw keuze endruk op ENTER om het bijbehorendenummer te bellen.

Contacten verwijderenU kunt een contact uit het telefoonboek ver-wijderen door de naam van de persoon temarkeren en op ENTER te drukken. Ga ver-volgens naarWissen en druk op ENTER.

U kunt alle contacten verwijderen onderTelefoonboek SIM wissen of Telefoonwissen.

Kopiëren tussen simkaart entelefoonboek

Ga naar Telefoonboek Alles kopiërenSIM naar telefoon of Telefoon naar SIM endruk op ENTER.

Voicemail-nummerU kunt het voicemail-nummer wijzigen onder

Telefooninstellingen GespreksoptiesVoicemail-nummer. Als er nog geen nummeropgeslagen is, kunt u het bijbehorende menuopenen door lang op 1 te drukken. Druk ver-volgens lang op 1 om het ingevoerde nummerte gebruiken.

Overige functies en instellingen

IDISIDIS (Intelligent Drive Information System) kanin veeleisende rijsituaties de beltonen vaninkomende telefoongesprekken pas na enigevertraging doorgeven of helemaal onderdruk-ken. Op die manier kunt u de aandacht bij hetverkeer houden. IDIS is uit te schakelen onder

Telefooninstellingen IDIS.

Berichten lezen1. Ga naar Berichten Lezen en druk op

ENTER.2. Ga naar het bericht van uw keuze en druk

op ENTER.3. De inhoud van het bericht verschijnt op

het display. Wanneer u nogmaals opENTER drukt, verschijnen meer opties.

Berichten schrijven en verzenden

1. Ga naar Berichten Nieuw berichtschrijven en druk op ENTER.

2. Voer de tekst in en druk op ENTER. Ziepagina XXX voor informatie over hetinvoeren van tekst.

3. Ga naar Menu en druk op ENTER.4. Voer een telefoonnummer in en druk op

ENTER.

BerichtinstellingenDe berichtinstellingen hoeft u normaal gespro-ken niet te wijzigen. Uw netwerkprovider kan umeer informatie verstrekken over deze instel-

lingen. Onder Berichten Berichtinstellin-gen hebt u de keuze uit drie opties:

• SMSC-nummer dat het nummer van deberichtencentrale aangeeft die de berichtenmoet doorgeven.

• Geldigheidsduur die aangeeft hoe lang deberichtencentrale een bericht moet bewa-ren.

• Type bericht.

GesprekslijstenOnder Gesprekslijst worden lijsten bewaardmet de ingekomen, uitgaande en gemisteoproepen. U kunt de uitgaande gesprekkenook bekijken door te drukken op ENTER. Detelefoonnummers op de lijsten zijn vast te leg-gen in het telefoonboek.

GespreksduurDe gespreksduur wordt vastgelegd onder

Gesprekslijst Gespreksduur. Reset de

waarden onder Gesprekslijst Gespreks-

duur Reset timers.

Page 158: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

04 Comfort en rijplezier

157

Geïntegreerde telefoon*

04

Eigen nummer tonen/verbergenHet is mogelijk de weergave van uw eigentelefoonnummer tijdelijk te blokkeren onder

Gespreksopties Verzend mijn nummer.

IMEI-nummerOm de telefoon te kunnen blokkeren moet uhet IMEI-nummer van de telefoon aan uw pro-vider hebben doorgegeven. Toets *#06# opuw telefoon in om het nummer op het displayte zien. Noteer dit nummer en bewaar het opeen veilige plaats.

NetwerkselectieU kunt de telefoon automatisch een netwerklaten kiezen of handmatig een bepaald net-werk kiezen onder TelefooninstellingenNetwerkselectie.

Code en beveiliging simkaartDoor een pincode in te stellen voor de sim-kaart kunt u voorkomen dat onbevoegdengebruik kunnen maken van uw simkaart.U wijzigt de code onder Telefooninstellin-

gen PIN-code bewerken.

U wijzigt het beveiligingsniveau onder Tele-

fooninstellingen SIM-beveiliging. Deoptie Aan levert het hoogste beveiligingsni-veau op. U moet dan iedere keer dat u de tele-foon inschakelt opnieuw de pincode invoeren.

De optie Automatisch is het op een na hoog-ste beveiligingsniveau. De telefoon onthoudtde pincode dan en voert deze bij het inscha-kelen van de telefoon automatisch in. Bijgebruik van de simkaart in een andere tele-foon, moet de code echter wel handmatigworden ingevoerd. De optie Uit staat voor hetlaagste beveiligingsniveau. De simkaart is danhelemaal zonder code te gebruiken.

Fabrieksinstellingen herstellenHet is mogelijk alle fabrieksinstellingen van detelefoon te herstellen onder Telefooninstel-

lingen Reset Telefooninst..

Simkaart aanbrengen

Zorg dat de telefoon gedeactiveerd is.Trek de simkaarthouder uit het dash-boardkastje tevoorschijn.

Plaats de simkaart met het laag metaal

omhoog in de simkaarthouder enbreng de behuizing van de kaarthouder

aan . Plaats de simkaarthouder terug.

1

G02

1450

2

12

G02

1451

Page 159: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

158

Rijadviezen ............................................................................................. 160Tanken .................................................................................................... 163Brandstof ............................................................................................... 164Lading vervoeren .................................................................................... 166Laadruimte ............................................................................................. 170Gevarendriehoek .................................................................................... 173Rijden met een aanhanger ..................................................................... 174Slepen .................................................................................................... 180

Page 160: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05TIJDENS HET RIJDEN

Page 161: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

160

Rijadviezen

05

Algemene informatie

Zuinig rijdenZuinig en milieubewust rijden houdt in datu anticiperend en rustig rijdt, en uw rijstijl ensnelheid afstemt op de verkeerssituatie(zie pagina 9 voor meer tips om het milieu tesparen).

• Laat de motor niet stationair lopen, maarrijd zo snel mogelijk met lichte belasting.

• Een koude motor verbruikt meer brandstofdan een warme.

• Laat zware lading niet onnodig lang in deauto liggen.

• Gebruik geen winterbanden op sneeuwvrijewegen.

• Verwijder de lastdrager wanneer u dezeniet nodig hebt.

• Gebruik bij koud weer de standverwar-ming* zodat de motor sneller op tempera-tuur komt.

Nieuwe auto’s en gladde wegenOefen onder gecontroleerde omstandighedenom te testen hoe de nieuwe auto bij gladheidreageert.

DoorwaaddiepteU kunt met de auto door waterpartijen vanmaximaal 25 cm diep rijden met een maxi-

mumsnelheid van 10 km/h. Wees extra voor-zichtig bij het doorwaden van stromend water.

Houd een lage snelheid aan tijdens het wadenen breng de auto niet in het water tot stilstand.Trap na het passeren van de waterpartij licht-jes op het rempedaal om te controleren of deremwerking in orde is. Bij water en vuil op deremblokken kunnen er vertragingen in de rem-werking optreden.

Maak de aansluitingen voor de elektrischemotorverwarming en de aanhangerkoppelingschoon na ritten in water en modder.

Laat de auto niet langdurig in water staan dattot boven de dorpelbalken komt om elektri-sche storingen te voorkomen.

Motor en koelsysteemIn bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld opsteile hellingen en bij het vervoer van eenzware lading, bestaat het gevaar dat de motoren het koelsysteem oververhit raken. Doe hetvolgende om te voorkomen dat de motoroververhit raakt:

• Houd een lage snelheid aan, wanneer u meteen aanhanger achter de auto een lange ensteile helling oprijdt.

• Na een zware rit moet u de motor nietmeteen afzetten, maar nog enige tijd statio-nair laten lopen.

• Verwijder verstralers die voor de grille zittentijdens ritten bij extreem warm weer.

• Laat de motor geen hogere toeren makendan 4500 omw/min (3500 omw/min bij die-selmotoren), wanneer u met een aanhangerof caravan achter de auto in heuvelachtiggebied rijdt. De olietemperatuur kan tehoog oplopen.

BELANGRIJKEr kan schade aan de motor ontstaan, als erwater in het luchtfilter dringt.Bij diepe waterpartijen kan er water in detransmissie dringen. De smerende eigen-schappen van de oliën nemen daarbij af,waardoor de genoemde systemen minderlang meegaan.Probeer de motor na afslag in een waterpar-tij niet opnieuw te starten. Sleep de auto uitde waterpartij.

N.B.

Het is normaal dat de koelventilator na hetafzetten van de motor nog enige tijd kanblijven werken.

Page 162: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

161

Rijadviezen

05

Geopende achterklepRijd niet met een geopende achterklep. Rijdalleen een kort stukje, als u geen andere keushebt. Doe alle ruiten dicht, stuur de lucht naarde voorruit en de vloer en laat de ventilator opde hoogste snelheid draaien.

Accu niet overmatig belastenDe elektrische functies van de auto belastende accu in verschillende mate. Laat het con-tactslot niet te lang achtereen in stand IIstaan, wanneer u de motor hebt afgezet.Gebruik liever stand I, omdat er op die manierminder stroom wordt afgenomen.

Let er tevens op dat de verschillende acces-soires het elektrisch systeem belasten. Scha-kel onderdelen/systemen die veel stroomnemen uit, wanneer u de motor hebt afgezet.Voorbeelden van onderdelen/systemen dieveel stroom afnemen zijn:

• interieurventilator• ruitenwissers• audiosysteem (hoog volume)• stadslichtenAls de accuspanning laag is, verschijnt er eenmelding op het display. De energiebespa-ringsfunctie schakelt bepaalde onderdelen/systemen uit of verlaagt de belasting van deaccu door bijvoorbeeld de ventilator lager tezetten en het audiosysteem uit te schakelen.U laadt de accu op door de motor te starten.

Voorbereidingen bij lange reizen• Controleer of de motor naar behoren func-

tioneert en of het brandstofverbruik inorde is.

• Zorg dat er geen sprake is van lekkage(brandstof, olie of andere vloeistoffen).

• Controleer alle lampen en de profieldieptevan de banden.

• In sommige landen bent u wettelijk ver-plicht een gevarendriehoek mee te nemen.

WAARSCHUWINGRijd niet met een geopende achterklep. Erkunnen giftige uitlaatgassen via de laad-ruimte naar binnen worden gezogen.

Page 163: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

162

Rijadviezen

05

Rijden tijdens de winterLet voor aanvang van de winter in het bijzon-der op het volgende:

• de koelvloeistof van de motor moet tenminste 50% glycol bevatten. Bij een derge-lijke concentratie is de motor beschermdtot ca. –35 °C. Voor optimale beschermingtegen vorst is het zaak geen verschillendesoorten glycol met elkaar te mengen.

• Houd de tank altijd goed gevuld om con-dens in de brandstoftank tegen te gaan.

• De viscositeit van de motorolie is belang-rijk. Wanneer u oliesoorten met een lagereviscositeit (dunnere oliën) gebruikt, slaat demotor bij koud weer gemakkelijker aan enneemt bovendien het brandstofverbruik tij-dens de koude start af. Zie pagina 227 voormeer informatie over geschikte oliesoorten.

• Controleer de algehele conditie en deladingstoestand van de accu. De accuwordt zwaarder belast bij koud weer en ookde accucapaciteit neemt af bij vorst.

• Giet ruitensproeiervloeistof in het sproeier-vloeistofreservoir om ijsvorming te voorko-men.

Voor optimale grip bij gevaar voor sneeuw ofijs adviseert Volvo u om de auto rondom vanwinterbanden te voorzien.

Nieuwe auto’s en gladde wegenOefen onder gecontroleerde omstandighedenom te testen hoe de nieuwe auto bij gladheidreageert.

BELANGRIJKGebruik geen olie met een lage viscosi-teitsaanduiding bij zware rijomstandighe-den of warm weer.

N.B.In sommige landen is het gebruik van win-terbanden verplicht. Banden met spikes zijnniet in alle landen toegestaan.

Page 164: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

163

Tanken

05

Tanken

Tankvulklep openen/sluiten

De klep kan niet worden geopend wanneer demotor loopt. Open de klep met de knop op hetverlichtingspaneel. De tankvulklep zit in hetrechter achterspatbord, zoals de pijl in het

symbool op het informatiedisplay al aan-geeft.

Sluit de klep door deze dusdanig in te drukkendat u een klik hoort.

Tankdop open-/dichtdraaien

Bij hoge buitentemperaturen kan er eenbepaalde mate van overdruk in de brandstof-tank ontstaan. Draai de tankdop dan lang-zaam open.

Breng na het tanken de tankdop weer aan endraai deze zo ver dicht dat u één of meer klik-ken hoort.

Brandstof tankenGiet de tank niet te vol door het vulpistool nade eerste afslag uit de vulopening te halen.

G02

1459

N.B.Een te volle tank kan bij warm weeroverlopen.

WARNING!AVERTISSEMENT!

ACHTUNG!

G02

1395

Page 165: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

164

Brandstof

05

Algemene informatie

Gebruik geen brandstof met een slechterekwaliteit dan Volvo adviseert, omdat dit eennadelige invloed kan hebben op het motorver-mogen en het brandstofverbruik.

DieselolieDe dieselolie moet voldoen aan de normNEN-EN 590 of JIS K2204. Dieselmotoren zijngevoelig voor verontreinigingen zoals een tehoog gehalte aan zwaveldeeltjes. Maak alleengebruik van dieselolie van gerenommeerdeoliemaatschappijen. Giet nooit dieselolie vantwijfelachtige kwaliteit in de tank.

Bij lage temperaturen(–40 °C tot –6 °C) kan de paraffine in de die-selolie uitvlokken. Dit kan tot startproblemenleiden. De grote oliemaatschappijen produce-ren speciale dieselolie bestemd voor gebruikbij buitentemperaturen rond het vriespunt.Deze dieselolie is dunner bij lage temperatu-ren en beperkt de kans op vlokvorming in hetbrandstofsysteem.

De kans op condensatie in de brandstoftankneemt af, als u de tank altijd goed gevuldhoudt. Houd tijdens het tanken het gebiedrond de vulpijp goed schoon. Voorkom mor-sen op gelakte oppervlakken. Maak als ugemorst hebt het gebied met water en zeepschoon.

Wanneer u de tank leegrijdtU hoeft geen speciale maatregelen te nemen,wanneer u de brandstoftank hebt leeggere-den. Het brandstofsysteem wordt automa-tisch ontlucht, als de contactsleutel ca.60 seconden lang in stand II staat voordatu een nieuwe startpoging doet.

WAARSCHUWINGGemorste brandstof kan ontvlammen.Schakel voordat u gaat tanken de standver-warming op brandstof uit.Schakel voordat u gaat tanken uw mobieletelefoon uit. De beltoon kan aanleidinggeven tot vonkvorming en daarbij de brand-stofdampen ontsteken met gevaar voorbrand en verwondingen.

N.B.Bij extreme weersomstandigheden, gebruikvan een aanhanger of ritten op grote hoogtekan, afhankelijk van de gebruikte brandstof-kwaliteit, het prestatievermogen van deauto te wensen overlaten.

BELANGRIJKHet is alleen toegestaan brandstof te ge-bruiken die voldoet aan de Europese normvoor dieselolie.

BELANGRIJKMaak geen gebruik van de volgende diesel-olie-achtige brandstoffen: speciale toevoe-gingen (dopes), scheepsolie, stookolie,RME1 (biodiesel) of plantaardige olie. Der-gelijke brandstoffen voldoen niet aan dekwaliteitseisen die Volvo stelt en geven aan-leiding tot verhoogde vormen van slijtageen motorschade die niet worden gedektdoor de garanties van Volvo.

1Dieselolie kan een bepaalde hoeveelheid RMEbevatten. Het is niet toegestaan meer toe tevoegen.

BELANGRIJKBij modeljaar 2006 en hoger mag het zwa-velgehalte maximaal 50 ppm zijn.

Page 166: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

165

Brandstof

05

Condenswater uit brandstoffilteraftappenOmmotorstoringen tegen te gaan ontdoet hetbrandstoffilter de brandstof van condenswater.

Houd u voor het aftappen van het condenswa-ter aan de specificaties die in uw Service- engarantieboekje staan aangegeven. Ook wan-neer u vermoedt dat er vervuilde brandstof isgebruikt, moet u het brandstoffilter aftappen.

BenzineDe benzine moet voldoen aan de norm NEN-EN 228. De meeste motoren lopen op benzinemet een octaangetal van 95 en 98 RON.Gebruik benzine met een octaangetal van 91RON alleen bij wijze van hoge uitzondering.

• 95 RON is te gebruiken in normale rijom-standigheden.

• 98 RON wordt geadviseerd voor een maxi-maal rendement tegen een minimaal brand-stofverbruik.

Voor ritten bij temperaturen hoger dan +38 ºCwordt u geadviseerd een brandstofsoort meteen zo hoog mogelijk octaangetal te gebrui-ken. Dit om optimale prestaties en een zo laagmogelijk brandstofverbruik te verkrijgen.

KatalysatorenDe katalysatoren hebben tot taak de uitlaat-gassen te reinigen. De katalysatoren zijn dichtbij de motor gemonteerd zodat ze snel optemperatuur komen.

De katalysatoren bestaan uit een monoliet(keramiek of metaal) met kanalen. De wandenvan de kanalen zijn bekleed met platina/rodium/palladium. Deze edelmetalen hebbeneen katalytische werking, d.w.z. ze versnelleneen chemische reactie zonder dat ze daar zelfactief aan deelnemen.

LambdasondeTM (zuurstofsensor)De lambdasonde maakt deel uit van het regel-systeem dat tot taak heeft de uitstoot tebeperken en de energie-inhoud van de brand-stof beter te benutten.

Een zuurstofsensor registreert het zuurstofge-halte van de uitlaatgassen die de motor verla-ten. De meetwaarde van de uitlaatgasanalysewordt doorgegeven aan het elektronische sys-teem dat continu de injectoren afregelt. Hetlucht-brandstofmengsel dat de motor krijgt,wordt continu bijgesteld. De regeling scheptde ideale omstandigheden voor een effectieveverbranding van de schadelijke stoffen (kool-waterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden)in de driewegkatalysator.

BELANGRIJKSommige speciale toevoegingen verwijde-ren het verzamelde vocht uit het brandstof-filter.

BELANGRIJKTank alleen loodvrije benzine om schadeaan te katalysator te voorkomen. Giet nooitalcohol bij de benzine, omdat het brand-stofsysteem daardoor schade kan oplopenen de Volvo-garantie vervalt. Giet geen ad-ditieven (dopes) in de benzine zonder hetuitdrukkelijke advies van Volvo.

Page 167: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

166

Lading vervoeren

05

Algemene informatie

De laadcapaciteit is afhankelijk van wat er opde auto gemonteerd is, zoals een trekhaak,lasdragers of een skibox. De laadcapaciteitvan de auto moet tevens worden verminderdmet het gewicht van het aantal inzittenden.

Lading vervoeren in laadruimteZet de motor af en trek de parkeerrem aan bijhet in- en uitladen van lange voorwerpen.Wanneer u met de lange bagage tegen de ver-snellingspook/keuzehendel aankomt, kan deauto in beweging komen.

• Plaats de bagage stevig tegen de rugleu-ning van de stoel ervoor.

• Breng brede voorwerpen in het middenaan.

• Breng zware voorwerpen zo laag mogelijkaan. Plaats geen zware voorwerpen op hetneergeklapte ruggedeelte.

• Dek scherpe randen met iets zachts af omde bekleding te beschermen.

• Zet alle bagage met riemen of bevesti-gingsbanden aan de verankeringsogenvast.

Ruggedeelte achterbank omklappenOm het in- en uitladen van de laadruimte tevereenvoudigen kunt u de ruggedeelten vande achterbank neerklappen (zie pagina 69).

WAARSCHUWINGAfhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

WAARSCHUWINGVergeet niet dat een voorwerp met eengewicht van 20 kg tijdens een frontale bot-sing bij een snelheid van 50 km/h zich kangedragen als een voorwerp met eengewicht van 1000 kg.Zorg dat u de bagage altijd goed verankert.

WAARSCHUWINGAls de lading boven de ruggedeelten uit-steekt, biedt het opblaasgordijn dat schuil-gaat achter de plafondbekleding mogelijkgeen bescherming meer of slechts inbeperkte mate. Zorg dat de lading nooitboven de ruggedeelten uitsteekt. Bij krach-tig remmen kan de bagage namelijk gaanschuiven en inzittenden verwonden.

WAARSCHUWINGZorg dat u de bagage altijd goed verankert.Bij krachtig remmen kan de bagage namelijkgaan schuiven en inzittenden verwonden.Dek scherpe randen met iets zachts af.Zet de motor af en zet de parkeerrem aanbij het in- en uitladen van lange voorwerpen!Lange voorwerpen kunnen namelijk tegende versnellingspook of keuzehendel aankomen en zo per ongeluk een versnelling in-schakelen, waarna de auto kan gaan rollen.

Page 168: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

167

Lading vervoeren

05

Elektrische achterklepbediening*

OpenenDe achterklep is op drie verschillende manie-ren te openen:

• met de knop op het verlichtingspa-neel – druk kort op de knop.

• met de transpondersleutel – druk kort opde knop.

• met de handgreep op de achterklep – trekaan de handgreep waarna de klep wordtgeopend.

SluitenDe achterklep is te sluiten met de sluitknop opde achterklep of handmatig.

• Druk op de knop om de achterklepautomatisch te sluiten.

Openingsfunctie achterklep onder-breken

• Knop op achterklep :Druk de knop een tweede keer in om deopeningsfunctie te onderbreken. (Bij dederde keer indrukken– wordt de sluitings-functie hervat.)

• Handgreep aan buitenkant achterklep:Druk de knop op de handgreep een tweedemaal in om de openingsfunctie te onder-breken.

Bagage verankeren

Aan weerszijden in de laadruimte zitten meer-dere verankeringspunten om bagage aan vastte zetten. De verankeringspunten zitten op devloer en halverwege de zijkanten van de laad-ruimte.

WAARSCHUWINGLet op het gevaar voor beknelling tijdenshet openen/sluiten. Controleer alvorens deachterklep te openen/sluiten of er niemandin de buurt van de achterklep staat, omdaternstig beknellingsletsel anders niet uitge-sloten kan worden. Bedien de achterklepaltijd onder toezicht.

BELANGRIJKLet op de dakhoogte bij het gebruik van deelektrische achterklepbediening. Maakgeen gebruik van de elektrische achterklep-bediening bij een geringe dakhoogte ofhoud de achterklep goed in de gaten om deopeningsfunctie tijdig te kunnen onderbre-ken (zie “Openingsfunctie achterklep on-derbreken”).

N.B.Bij activering van de elektrische achterklep-bediening gaan de achterlichten branden.

G01

7876

WAARSCHUWINGHarde, scherpe en/of zware voorwerpen diein de weg liggen of uitsteken kunnen bij eenkrachtige remmanoeuvre verwondingenveroorzaken.Maak grote en zware voorwerpen altijd vastmet een van de veiligheidsgordels of eenbagageband.

G00

0000

G01

7741

Page 169: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

168

Lading vervoeren

05

Vloerrails

Bagage vastgezet aan zowel de bovenste alsonderste verankeringspunten

Op de vloer van de laadruimte zitten twee railsmet verstelbare verankeringshaken waaraan ubagagebanden kunt vastzetten om bagage inde laadruimte te verankeren.

Bagageband

Vastzetten van de bagageband

Wanneer u de bagageband een slag om eenverankeringshaak haalt, kunt u de bagage-band vastzetten en voorkomen dat de bandvan de haak glijdt.

Verankeringshaak verzetten

Klap de verankeringshaak neer in de rich-ting van de opening.Duw de haak in de gewenste positie.Klap de haak weer omhoog – de haak iszelfborgend.

BELANGRIJKGebruik geen spanbanden met spaninrich-ting, omdat de verankeringspunten daar-door kapotgetrokken kunnen worden.

G01

8135

N.B.Een geschikte bagageband heeft eenbreedte van ca. 25 mm.

G01

9397

N.B.Zorg dat er minstens 50 cm tussen de ver-ankeringshaken in de rail zit.

2

1

3

G01

7742

Page 170: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

169

Lading vervoeren

05

Verankeringshaak verwijderen

U kunt de verankeringshaken heel eenvoudigverwijderen om bijvoorbeeld de rail schoon temaken.

Klap de verankeringshaak neer in de rich-ting van de opening.Schuif de haak naar de uitsparing toe.Til de haak recht omhoog los.

Juiste en verkeerde montageverankeringshaak

Monteer de verankeringshaken op de juistemanier!

Het is belangrijk dat de verankeringshaken opde juiste manier worden gemonteerd. Zorg datde openingen van elkaar af wijzen.

Houder voor boodschappentassen*

Houder voor boodschappentassen onder hetvloerluik

Met de houder voor boodschappentassenkunt u draagtassen vastzetten om te voorko-men dat ze omvallen en hun inhoud over devloer van de laadruimte verspreiden.

1. Klap het vloerluik in de laadruimte omhoog.2. Zet de boodschappentassen met de

spanband vast.

2

1

3

G01

8134

WAARSCHUWINGMonteer de verankeringshaken op de juistemanier. Anders zal de bagageband de ver-ankeringshaak omlaagklappenwaardoor deband losraakt en van de haak glijdt.

G01

9581

G01

7745

Page 171: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

170

Laadruimte

05

Veiligheidsrek*

Het veiligheidsrek in de laadruimte voorkomtdat bagage bij krachtige remmanoeuvres depassagiersruimte in wordt geslingerd. U moethet veiligheidsrek uit voorzorg altijd op dejuiste manier bevestigen en verankeren.

OpklappenPak het veiligheidsrek helemaal onderaanbeet en trek het naar achteren/omhoog.

Aanbrengen

Om het veiligheidsrek te kunnen monterendient u de ruggedeelten neer te klappen (ziepagina 69).

Zet de handgreep in de montagestand (zieafbeelding). Om de handgreep in dezestand te kunnen draaien moet u de hand-greep licht indrukken (zie pijl).Duw de gasveer op het rek vast en brenghet rek in de plafondbevestiging aan.

Draai de handgreep 90° . Breng zonodig lichte druk aan (zie afbeelding ).Klem het rek vast door dehandgreep 90° te verdraaien .

VerwijderenOm het rek te verwijderen moet u de puntenonder Aanbrengen in omgekeerde volgordeuitvoeren.

BELANGRIJKBij montage van een bagagerolhoes is op-klappen/neerklappen van het veiligheidsrekniet mogelijk.

G01

7748

1

G01

8367

2

G01

8368

3

2

1

G01

8369

N.B.Het veiligheidsrek is het makkelijkst mettwee personen via de achterportieren aan tebrengen.Bij het aanbrengen dient de handgreep (zieafbeelding – ) aan de voorkant vanhet rek te zitten.

Page 172: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

171

Laadruimte

05

Bagagerolhoes

Bagagerolhoes

ToepassingTrek de bagagerolhoes over de lading heen uiten haak de hoes vast in de openingen die inde achterste stijlen van de laadruimte zitten.

Bagagerolhoes aanbrengen1. Breng het ene eindstuk van de rolhoes aan

in de holte van het zijpaneel.2. Breng het andere eindstuk van de rol-

hoes aan in de tegenoverliggende holte.

3. Duw beide kanten vast. De rolhoes moethoorbaar vastklikken en de rode marke-ring moet verdwijnen.

4. Controleer of beide eindstukken vergren-deld zijn.

Bagagerolhoes verwijderen1. Duw op de knop van het ene eindstuk en til

het uit de holte.2. Kantel de rolhoes voorzichtig omhoog en

naar buiten, zodat het andere eindstukautomatisch loskomt.

Achterste dekplaat bagagerolhoesomlaagklappenBij een opgerolde bagagerolhoes steekt dedekplaat achter aan de rolhoes horizontaaliets uit in de laadruimte.

1. Trek de dekplaat voorzichtig naar achterenvan de consoles af en klap de plaat omlaag.

Veiligheidsnet*De cassette met het veiligheidsnet wordt ach-ter op het ruggedeelte van de achterbankgemonteerd. Het tweedelige net is gemaaktvan stevig nylonmateriaal. De twee delen heb-ben een verschillende breedte. Het brede net-gedeelte moet rechts worden gemonteerd(in de rijrichting gezien). Het net dat van deruggedeelten van de achterbank kan wordenuitgerold, wordt ca. 1 minuut na het uitrollenautomatisch geblokkeerd, als de ruggedeeltenrechtop staan. Het net kan ook wordengebruikt wanneer de achterbankneergeklapt is.

Gebruik bij neergeklapte ruggedeelten

Rol het rechterstuk van het net uit dooraan de lus te trekken.

BELANGRIJKBij montage van een bagagerolhoes is op-klappen/neerklappen van het veiligheidsrekniet mogelijk.

1

2

3

G01

7749

3 24 1

G01

8246

Page 173: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

172

Laadruimte

05

Haak de stang vast aan de bevestigingaan de rechterzijde.Trek de stang vervolgens uit en haak hetandere uiteinde vast aan de bevestigingaan de linkerzijde.Rol het linker veiligheidsnet op dezelfdemanier uit als het rechter net en bevestighet aan de stang.

Houd voor het verwijderen de omgekeerdevolgorde aan.

Veiligheidsnetcassettes verwijderen1. Trek de ene bevestiging van het net naar de

grote opening en trek de bevestiging los.2. Haal de andere bevestiging op dezelfde

manier los.

Opbergcassette veiligheidsnetverwijderen1. Klap de ruggedeelten neer.2. Duw de cassette zo ver naar buiten dat

deze uit de bevestigingsconsoles los-komt.

Veiligheidsnet én bagagerolhoesgebruiken

De lussen voor het uitrollen zitten bij de pijlenin de afbeelding. Volg dezelfde procedure alsdie onder “Gebruik bij neergeklapte rugge-deelten”.

VoorstoelVoor het vervoer van extra lange lading kuntu ook de rugleuning van de passagiersstoelomklappen (zie pagina 66).

Lading op het dak

Lastdragers gebruikenOm schade aan de auto te voorkomen en voormaximale veiligheid tijdens het rijden, wordt ugeadviseerd de lastdragers te gebruiken diedoor Volvo ontwikkeld zijn.

Volg de montage-instructies die bij de lastdra-gers worden geleverd nauwkeurig op.

• Controleer regelmatig of de lastdragers ende lading goed vastzitten. Zet de ladingstevig vast met sjorbanden.

• Verdeel het gewicht van de lading gelijkma-tig over de lastdragers. Leg de zwaarstevoorwerpen onderop.

• Naarmate u meer lading op het dak ver-voert, vangt de auto meer wind en neemthet brandstofverbruik toe.

• Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel op,rem niet te hard en maak niet te scherpebochten.

WAARSCHUWINGOok bij correcte montage van het veilig-heidsnet moet de bagage in de laadruimtealtijd goed worden verankerd.

G01

8247

WAARSCHUWINGBij het vervoer van lading op het dak ver-schuift het zwaartepunt en treden er wijzi-gingen op in de rijeigenschappen van deauto.Zie pagina 224 voor informatie over demaximale dakbelasting, inclusief lastdra-gers en een eventuele skibox.

Page 174: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

173

Gevarendriehoek

05

Gevarendriehoek Til de vloermat op en haal de gevarendrie-hoek tevoorschijn.Neem de gevarendriehoek uit de hou-der, klap de driehoek uit en bevestig detwee losse zijden aan elkaar.Klap de steunpoten van de gevarendrie-hoek uit.

Volg de geldende bepalingen voor het gebruikvan een gevarendriehoek. Zet de gevarendrie-hoek op een passend punt achter de auto opom achteropkomend verkeer tijdig te waar-schuwen.

Zorg dat de houder met de gevarendriehoekna gebruik stevig in de laadruimte vastzit.

EHBO-set

Onder de vloer in de laadruimte ligt eenEHBO-set.

1

G01

7956

2G

0153

52

3

G01

5353

N.B.Private locking (zie pagina 43) werkt niet,als het vloerluik niet dichtstaat.

G01

8253

Page 175: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

174

Rijden met een aanhanger

05

Algemene informatie

Als de trekhaak door Volvo is gemonteerd,wordt de auto compleet aangeleverd met debenodigde randuitrusting voor het gebruik vaneen aanhanger.

• De trekhaak van de auto moet van eengoedgekeurd type zijn.

• Bij montage achteraf moet u contact opne-men met een erkende Volvo-werkplaats omte controleren of uw auto van de nodigeuitrusting is voorzien om met een aanhan-ger te kunnen rijden.

• Verdeel de lading in de aanhanger dusda-nig dat de druk op de trekhaak de maxi-male kogeldruk niet overschrijdt.

• Verhoog de bandenspanning tot de aanbe-volen druk bij maximale belading. Ziepagina 214 voor de positie van de banden-spanningstabel.

• Maak de trekhaak regelmatig schoon en vetde kogel van tijd tot tijd in.

• Rijd niet met een zware aanhanger, wan-neer de auto nog helemaal nieuw is. Wachthiermee totdat de auto ten minste1000 kilometer heeft gereden.

• Bij het afdalen op lange en steile hellingenworden de remmen veel zwaarder belastdan normaal. Schakel dan terug naar eenlagere versnelling en pas uw snelheid aan.

• Bij het gebruik van een aanhanger wordt demotor zwaarder belast dan normaal.

• Wanneer de auto bij warm weer zwaarbelast wordt, kan de motor oververhitraken. Als de temperatuur in het koelsys-teem van de motor te hoog oploopt, gaathet waarschuwingslampje branden en ver-schijnt de melding Motortemp.hoog Stopauto z.s.m.. Breng de auto in dat geval opeen veilige manier tot stilstand en laat demotor enkele minuten stationair lopenzodat deze kan afkoelen.Als de melding Motortemp. hoog Zetmotor af of Koelvl.peil laag Zet motor afverschijnt, dient u nadat de auto tot stil-stand is gekomen ook de motor af tezetten.

• De automatische versnellingsbak is voor-zien van een ingebouwde beveiliging die bijoververhitting in werking treedt. Als de tem-peratuur in de versnellingsbak te hoogoploopt, gaat het waarschuwingslampjebranden en verschijnt de meldingVersn.bak heet Rijd langzamer ofVersn.bak heet Stop auto z.s.m. op hetinformatiedisplay.Volg in dat geval het advies op en matig uwsnelheid of breng de auto op een veiligeplek tot stilstand om de motor enkele minu-ten stationair te laten lopen zodat de ver-snellingsbak kan afkoelen.Bij oververhitting is het mogelijk dat deairconditioning tijdelijk wordtuitgeschakeld.

• Rijd om veiligheidsredenen niet sneller dan80 km/h, ook al staat de wetgeving inbepaalde landen een hogere snelheid toe.

• Zet de keuzehendel in de parkeerstand P,wanneer u een automaat met aanhangerparkeert. Gebruik altijd de parkeerrem.Gebruik wielblokken, als u een auto metaanhanger op een steile helling parkeert.

TrekhaakbedradingAls de trekhaak van de auto een 13-polig elek-trisch contact heeft en de aanhanger een7-polig contact, hebt u een adapter nodig.Gebruik een door Volvo goedgekeurde adap-terkabel. Zorg dat de kabel niet over de grondsleept.

Richtingaanwijzers aanhangerHet lampje op het instrumentenpaneel knip-pert wanneer u de richtingaanwijzers gebruiktmet een aanhanger achter de auto. Als hetlampje sneller knippert dan normaal is een vande richtingaanwijzers op de auto of op de aan-hangwagen kapot (zie pagina 61)

Automatische versnellingsbak

Op een helling parkeren1. Activeer de parkeerrem.2. Zet de keuzehendel in stand P.Op een helling wegrijden1. Zet de keuzehendel in stand D.2. Los de parkeerrem.

Steile hellingen• Schakel geen hogere, handmatige versnel-

ling in dan de motor “aankan”. Rijden inhoge versnellingen is niet altijd zuinig.

Page 176: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

175

Rijden met een aanhanger

05

• Vermijd hellingen met een percentage vanmeer dan 15% bij het gebruik van eenaanhanger.

Niveauregeling*Als uw auto is uitgerust met automatischeniveauregeling nemen de achterste schok-dempers tijdens het rijden altijd de juiste rij-hoogte in ongeacht de belading (tenzij hetmaximaal toelaatbare gewicht wordt over-schreden). Wanneer de auto stilstaat, zakt deachtertrein omlaag. Dit is volkomen normaal.

AanhangergewichtenLet erop dat er op grond van de wetgevingvoor motorvoertuigen in uw land verderebeperkingen van het aanhangergewicht ende snelheid kunnen gelden. Het is bovendienmogelijk dat de trekhaak gespecificeerd isvoor hogere gewichten dan het maximaal toe-laatbare aanhangergewicht van de auto. Ziepagina 223 voor het maximaal toelaatbareaanhangergewicht dat Volvo hanteert.

TrekhaakAls de auto is uitgerust met een afneembaretrekhaak, moeten de montagevoorschriftenvoor het monteren van het kogelsegment zorg-vuldig worden opgevolgd (zie pagina 177).

WAARSCHUWINGHoud u aan de opgegeven aanbevelingenvoor het aanhangergewicht. De aanhangeren de auto kunnen anders moeilijk bestuur-baar worden tijdens uitwijk- en remma-noeuvres.

WAARSCHUWINGLet erop dat u de veiligheidskabel van deaanhanger aan de daarvoor bestemdebevestiging vastmaakt.

WAARSCHUWINGLet op het volgende, als uw auto is uitgerustmet de afneembare trekhaak van Volvo:Volg de montage-instructies voor het kogel-segment nauwkeurig op. Zorg dat hetkogelsegment met de sleutel vergrendeld isvoordat u begint te rijden. Controleer of hetcontrolevenster groen van kleur is.

N.B.Neem na gebruik altijd het kogelsegmentlos. Bewaar het in de laadruimte.

Page 177: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

176

Rijden met een aanhanger

05

Specificaties Belangrijke controlepunten• U moet de kogel regelmatig schoonmaken

en met vet insmeren.2

1G

0179

57

6

8

57

34

G01

7971

Afmetingen, bevestigingspunten(mm)

1 (V70) 1129

1 (XC70) 1113

2 (V70) 93

2 (XC70) 77

3 855

4 428

5 112

6 346

7 Langsligger

8 Middelpunt kogelG

0214

85

N.B.Wanneer u een trekhaak met trillingsdem-per gebruikt, hoeft de kogel niet te wordeningevet.

Page 178: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

177

Rijden met een aanhanger

05

Kogelsegment aanbrengen

Verwijder de afdekking door de pal inte drukken en de afdekking recht naarachteren te trekken.

Controleer of het mechanisme in de ont-grendelde stand staat door de sleutelrechtsom te draaien.

Het controlevenster moet rood van kleurzijn.

Breng het kogelsegment aan en duw hetnaar binnen totdat u een klik hoort.

Het controlevenster moet groen van kleurzijn.

Draai de sleutel linksom naar de vergren-delde stand. Neem de sleutel uit het slot.

1

2

1

G01

8928

2

G02

1487

3

G02

1488

4

G02

1489

5

G02

1490

6

G00

0000

Page 179: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

178

Rijden met een aanhanger

05

Controleer of het kogelsegment vastzitdoor het stevig omhoog, omlaag en naarachteren te bewegen. Als het kogelseg-ment niet goed zit, moet u het verwijderenen het opnieuw monteren zoals eerderwerd beschreven.

De veiligheidskabel van de aanhangermoet aan het bevestigingsoog van detrekhaak vastgezet worden.

BELANGRIJKVet alleen de kogel in waarop de aanhan-gerkoppeling wordt geplaatst. Houd de restvan het kogelsegment vetvrij en droog.

7

G02

1494

8

G02

1495

Page 180: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

179

Rijden met een aanhanger

05

Kogelsegment verwijderen

Steek de sleutel in het slot en draai dezerechtsom in de ontgrendelde stand.

Druk de vergrendelingsknop in endraai deze linksom totdat u een klikhoort.

Draai de vergrendelingsknop volledigomlaag totdat deze niet verder kan. Houdde knop in deze stand vast terwijl u hetkogelsegment schuin naar achteren toeomhoogtrekt.

Duw de afdekking er zo ver op dat dezevastklikt.

1

G02

1496

1

2

2

G02

1497

WAARSCHUWINGZet het losse kogelsegment goed vast,wanneer u het in de laadruimte van de autobewaart.

3

G02

1498

4

G01

8929

Page 181: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

180

Slepen

05

Algemene informatie

Probeer de motor nooit aan te slepen. Gebruikeen hulpaccu als de accu leeg is en de motorniet wil starten.

Automatische versnellingsbakZet de keuzehendel in stand N.

Handgeschakelde versnellingsbakZet de versnellingspook in de vrijstand. Houdde sleepkabel altijd strak om harde schokkente voorkomen. Sta klaar om het rempedaal tebedienen.

SleepoogGebruik het sleepoog als de auto over de wegmoet worden versleept. U bevestigt hetsleepoog in de opening aan de rechterzijdevan de voor- of achterbumper.

Draai het sleepoog na gebruik los en plaatshet terug in de laadruimte.

Controleer voordat u de auto gaat slepen watde toegestane maximumsnelheid is.

BELANGRIJKDe katalysator kan beschadigd raken als ude auto probeert aan te slepen.

BELANGRIJKSleep een auto auto met automatische ver-snellingsbak niet sneller dan 80 km/h overeen afstand van maximaal 80 km.Let erop dat u de auto altijd dusdanig weg-sleept dat de wielen in de rijrichting draaien.• Voor tweewielaangedreven auto’s meteen automatische versnellingsbak geldt, bijeen geheven vooras, alleen een maximalesleepsnelheid van 80 km/h.Let erop dat u de auto altijd dusdanig weg-sleept dat de wielen in de rijrichting draaien.• Voor vierwielaangedreven auto’s met au-tomatische versnellingsbak gelden, bij eengeheven vooras, zowel een maximalesleepsnelheid van 80 km/h als een maxima-le sleepafstand van 80 km. Let erop dat ude auto altijd dusdanig wegsleept dat dewielen in de rijrichting draaien.

WAARSCHUWINGHet stuurslot blijft in de stand staan die hethad toen de spanning werd verbroken. Hetstuurslot moet worden opgeheven, voordatu de auto sleept. Het contactslot moet instand II staan. Neem de transpondersleutelnooit tijdens het rijden of slepen uit het con-tactslot.

WAARSCHUWINGDe rembekrachtiging en de stuurbekrachti-ging werken niet wanneer de motor uitge-schakeld is. U moet ongeveer vijfmaal zohard op het rempedaal trappen en de autostuurt aanzienlijk zwaarder dan normaal.

WAARSCHUWINGHet sleepoog is alleen bedoeld voor het sle-pen over de weg en niet geschikt voor ber-ging. Roep professionele hulp in voorberging.

WAARSCHUWINGSteek voordat de auto wordt versleept detranspondersleutel in het contactslot omhet stuurslot op te heffen (zodat de autobestuurbaar wordt).

Page 182: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

05 Tijdens het rijden

181

Slepen

05

Sleepoog monteren

Neem het sleepoog erbij dat onder hetvloerluik in de laadruimte ligt.

Voor de V70: Duw de aangegeven kantvan de afdekking in de bumper en laat los.Klap de afdekking opzij en schroef hetsleepoog stevig tot aan de flens vast.

Voor de XC70 : Maak de onderkant van deafdekking in de bumper los met eenschroevendraaier of een muntstuk.Schroef het sleepoog stevig tot aan deflens vast.Gebruik de wielsleutel om het sleepoogvast te draaien.

1

G01

7464

2

G02

1501

N.B.Bij sommige auto’s met een afneembaretrekhaak kunt u het sleepoog niet in de ach-terste bevestiging aanbrengen wanneer hetkogelsegment gemonteerd is. Bevestig desleepkabel in dat geval aan de trekhaak.Om die reden wordt geadviseerd het kogel-segment van de afneembare trekhaak in deauto te bewaren wanneer u de trekhaak nietnodig hebt (zie pagina 179).

Page 183: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

182

Motorruimte ........................................................................................... 184Gloeilampen ........................................................................................... 189Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof ................................................ 195Accu ....................................................................................................... 197Zekeringen .............................................................................................200Wielen en banden ..................................................................................205Verzorging .............................................................................................. 217Type-aanduidingen .................................................................................221Specificaties ...........................................................................................222

Page 184: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06ONDERHOUD EN SPECIFICATIES

Page 185: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

184

Motorruimte

06

Algemene informatie

Serviceprogramma van VolvoOm de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheiden betrouwbaarheid van de auto op een hoogpeil te houden, dient u de voorschriften vanhet Serviceprogramma van Volvo op te volgenzoals die omschreven staan in het Service- engarantieboekje van Volvo. Laat service- enreparatiewerkzaamheden door een erkendeVolvo-werkplaats uitvoeren. Volvo-werkplaat-sen beschikken over het personeel, het spe-ciale gereedschap en de servicehandboekenwaardoor zij u een zo hoog mogelijke servi-cekwaliteit kunnen garanderen.

Regelmatig controlerenControleer regelmatig de volgende oliën envloeistoffen, bijvoorbeeld tijdens het tanken:

• Koelvloeistof• Motorolie• Stuurbekrachtigingsvloeistof• Ruitensproeiervloeistof

Motorkap openen en sluiten

Trek aan de handgreep bij de pedalen. Hetis duidelijk te horen dat vergrendelingwordt opgeheven.Haal de borghaak naar links om de motor-kap te openen. (De borghaak zit tussen dekoplamp en de grille zoals afgebeeld.)

BELANGRIJKVoor de geldigheid van de garantie is hetvan belang dat u het Service- en garantie-boekje van Volvo controleert en de aanwij-zingen opvolgt.

WAARSCHUWINGLet erop dat de koelventilator tot enige tijdna het afzetten van de motor nog automa-tisch kan aanslaan.Laat het schoonmaken van de motor altijdover aan een werkplaats. Als de motor heetis, bestaat er gevaar voor brand.

WAARSCHUWINGControleer bij het sluiten of de motorkapgoed in het slot valt.

1

G02

1502

2

G01

0951

Page 186: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

185

Motorruimte

06

Motorruimte, overzicht

Afhankelijk van het motortype kan de motor-ruimte er anders uitzien

Expansiereservoir voor koelsysteemReservoir voor stuurbekrachtigings-vloeistofPeilstok voor motorolieRadiateurVulopening voor motorolieReservoir voor rem- en koppelingsvloei-stof (auto met stuur links)AccuRelais- en zekeringenkastje, motor-ruimteVulopening voor ruitensproeiervloeistofLuchtfilter

Oliepeil motor controleren

Sticker met oliekwaliteit

Volvo adviseert olieproducten van Castrol. Zievoor ritten onder ongunstige omstandighedende aanbevelingen van Volvo op pagina 227.

5

10

1

2

3

4

7

6

9

8

G01

8945

WAARSCHUWINGHet ontstekingssysteem werkt zeer hogespanningen op. De spanning van het ont-stekingssysteem is levensgevaarlijk. Zet hetcontactslot daarom altijd in stand 0 bijwerkzaamheden in de motorruimte (ziepagina 65).Raak bougies of bobine niet aan, wanneerhet contactslot in stand II staat of als demotor warm is.

Engine oil quality: XXXViscosity: XXX xx

xxxx

xx

G02

1733

Page 187: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

186

Motorruimte

06

Volvo hanteert uiteenlopende systemen om tewaarschuwen voor een laag oliepeil of eenlage oliedruk. Bij de modellen die zijn voorzienvan een oliedruksensor wordt gebruikgemaakt van een waarschuwingslampje voorde oliedruk. Bij modellen met een olieniveau-sensor wordt gewaarschuwd met een waar-schuwingslampje midden op het instrumen-tenpaneel en met displayteksten. Opbepaalde modellen zijn beide systemen aan-wezig. Neem voor meer informatie contact opmet een erkende Volvo-werkplaats.

Vulopening en peilstok

Benzinemotor

Dieselmotor

Houd voor het verversen en het vervangen deintervallen aan die staan aangegeven in hetService- en garantieboekje.

Bij een nieuwe auto is het belangrijk om hetoliepeil te controleren, voordat de olie voor deeerste keer volgens schema moet worden ver-verst.De betrouwbaarste meting wordt verkregen bijeen koude motor vóór de start. Meteen na hetafzetten van de motor krijgt u een verkeerdresultaat. De peilstok geeft dan een te laagpeil aan, omdat de olie geen tijd heeft gehadom terug te lopen naar het oliecarter.

De olie moet binnen het gemarkeerde gebied opde peilstok staan.

BELANGRIJKOm aan de vereisten voor de gespecifi-ceerde service-intervallen te voldoen wor-den alle motoren in de fabriek gevuld meteen speciaal aangepaste, synthetischemotorolie. De oliesoort werd met grote zorggeselecteerd lettend op de levensduur vande motor, de startgewilligheid, het brand-stofverbruik en de milieu-impact. Om deaanbevolen service-intervallen aan te kun-nen houden dient u een goedgekeurdemotoroliesoort te gebruiken. Gebruik alleeneen oliesoort van de voorgeschreven kwali-teit (zie sticker in motorruimte) en dat zowelbij het bijvullen als verversen van olie. Eennegatieve invloed op de levensduur van demotor, de startgewilligheid, het brandstof-verbruik en de milieu-impact is anders nietuitgesloten. Volvo Car Corporation wijst allegarantieclaims af bij gebruik van eenmotoroliesoort die niet voldoet aan de voor-geschreven kwaliteits- en viscositeitseisen.

G02

1734

G02

1736

BELANGRIJKGebruik voor het bijvullen van olie een olie-soort van dezelfde kwaliteit en met dezelfdeviscositeit (zie pagina 227).

G02

1737

Page 188: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

187

Motorruimte

06

Parkeer de auto op een vlakke ondergrond,zet de motor af en wacht ten minste 10 tot15 minuten zodat de olie weer kan teruglopenin het oliecarter. Zie pagina 228 voor de bij tevullen hoeveelheid.

Oliepeil controleren bij een koude motor1. Veeg de peilstok schoon.2. Controleer het peil met de peilstok.

De olie moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan.

3. Als de olie dichter bij het MIN-streepjeligt, kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen.Vul bij totdat de olie dichter bij het MAX-streepje dan bij het MIN-streepje op depeilstok ligt.

Oliepeil controleren bij een warmgelopenmotor1. Veeg de peilstok schoon.2. Controleer het oliepeil met de peilstok.3. Als de olie dichter bij het MIN-streepje

ligt, kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen.

Vul bij totdat de olie dichter bij het MAX-streepje dan bij het MIN-streepje op depeilstok ligt.

Koelvloeistof

Koelvloeistof controleren en bijvullen

Volg de aanwijzingen op de verpakking op.Voor optimale bestendigheid tegen vorst encorrosie dient u erop toe te zien dat het koel-vloeistofmengsel altijd voor 50% uit water envoor 50% uit koelvloeistof bestaat. Vul hetreservoir nooit alleen met schoon water. Hetgevaar voor bevriezing neemt toe, zowel wan-neer de concentratie koelvloeistof te laag isals wanneer deze te hoog is. Zie pagina 229voor de hoeveelheden.

Controleer de koelvloeistof regelmatig!De koelvloeistof moet tussen hetMIN- enMAX-streepje op het expansiereservoir staan.Als u het reservoir niet goed gevuld houdt, kande temperatuur in het systeem dusdanig hoogoplopen dat er gevaar voor motorschade ont-staat.

BELANGRIJKVul niet meer olie bij dan tot aan hetMAX-streepje. Het olieverbruik kan toenemen, alsu te veel olie in de motor giet.

WAARSCHUWINGMors geen olie op het hete uitlaatspruitstuk,omdat er gevaar voor brand bestaat.

G02

1738

BELANGRIJKHet is uitermate belangrijk dat u een koel-vloeistof met roestwerende eigenschappengebruikt volgens de aanbevelingen vanVolvo. Een nieuwe auto is voorzien vankoelvloeistof die bestand is tegen tempera-turen tot ca. –35 °C.

WAARSCHUWINGDe koelvloeistof kan bijzonder heet zijn. Alsu moet bijvullen terwijl de motor op bedrijf-stemperatuur is, moet u langzaam de dopvan het expansiereservoir losdraaien om deoverdruk te laten ontsnappen.

Page 189: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

188

Motorruimte

06

Rem- en koppelingsvloeistof

Peil controlerenDe rem- en koppelingsvloeistof zitten in het-zelfde reservoir. De vloeistof moet tussen hetMIN- enMAX-streepje staan die aan de bui-tenkant van het reservoir zichtbaar zijn. Con-troleer het peil regelmatig.

Ververs de remvloeistof om de twee jaar ofiedere tweede geplande servicebeurt.

Zie pagina 229 voor de aan te houden hoe-veelheden en de aanbevolen kwaliteit van deremvloeistof. Wanneer u vaak met uw auto inde bergen rijdt of in landen met een tropischklimaat en een hoge relatieve luchtvochtig-heidsgraad, moet u de remvloeistof ieder jaarverversen.

Bijvullen

Het vloeistofreservoir zit aan de bestuurderszijde

Het vloeistofreservoir gaat schuil achter dedekplaat op de koude zone van de motor-ruimte. U moet het ronde deksel eerst verwij-deren om bij de dop van het reservoir tekomen.

1. Open het deksel dat in de dekplaat zit doorhet te verdraaien.

2. Draai de dop van het reservoir los en vulvloeistof bij. De vloeistof moet tussenhet MIN- en MAX-streepje staan(aan de binnenkant van het reservoir).

Stuurbekrachtigingsvloeistof

Controleer het peil bij iedere servicebeurt.U hoeft de vloeistof niet te verversen. Devloeistof moet tussen hetMIN- enMAX-streepje staan. Zie pagina 229 voor de aanbe-volen vloeistofkwaliteit en aan te houden hoe-veelheden.

WAARSCHUWINGAls de remvloeistof onder hetMIN-streepje van het reservoir staat, mag u nietverder rijden voordat u remvloeistof hebtbijgevuld. Laat de oorzaak van het rem-vloeistofverlies controleren door eenerkende Volvo-werkplaats.

BELANGRIJKVergeet niet het deksel terug te plaatsen.

21

G01

8939

BELANGRIJKHoud bij een controle van het peil in hetreservoir voor stuurbekrachtigingsvloeistofhet gebied eromheen goed schoon.

N.B.Ook als er een storing optreedt in de stuur-bekrachtiging of als de stroom wegvalt en ude auto moet laten wegslepen, blijft de autobestuurbaar.

G02

1740

Page 190: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

189

Gloeilampen

06

Algemene informatie

Op pagina 194 staan alle gloeilampen van deauto vermeld. Gloeilampen en puntverlichtingvan een bijzonder type of lampen die alleen ineen werkplaats te vervangen zijn:

• Interieurverlichting aan het plafond, lees-lampjes

• Verlichting dashboardkastje• Richtingaanwijzers, buitenspiegels• Approach-verlichting• Rem-, mist- en achteruitrijlichten• Sidemarkers achterzijde, achterlichten• (Active) Bi-Xenonkoplampen• Alle led-lampen

Lamphuis voorzijde

Alle gloeilampen in de koplamphuizen(behalve die voor het mistlicht) zijn te vervan-gen door het lamphuis via de motorruimte loste maken en het in zijn geheel te verwijderen.

Koplamphuis verwijderen1. Schakel het contact uit door kort op de

knop START/STOP te drukken en de trans-pondersleutel uit te nemen.

2. Trek de borgpennen van het lamphuisomhoog.

3. Trek het lamphuis recht naar voren toe .4. Koppel de connector van het lamphuis

los door met uw duim de clip omlaag te

duwen en ondertussen met uw ande-

re hand de connector los te trekken .

5. Til het lamphuis naar buiten en leg het opeen zachte ondergrond om krassen opde lens te voorkomen.

6. Vervang de kapotte gloeilamp (ziepagina 194).

Koplamphuis aanbrengen1. Sluit de connector dusdanig aan dat u een

klik hoort.2. Plaats het lamphuis terug en breng de

borgpennen aan. Controleer of u ze opde juiste manier hebt ingebracht.

3. Controleer de verlichting.Het lamphuis moet zijn aangesloten engemonteerd zijn, voordat u de verlichtinginschakelt of de transpondersleutel in hetcontactslot steekt.

WAARSCHUWINGAls de auto is voorzien van Bi-Xenon- ofActive Bi-Xenonkoplampen, dient u allewerkzaamheden aan deze xenonlampendoor een erkende Volvo-werkplaats te latenuitvoeren. Omdat de xenonkoplampenvoorzien zijn van een ontstekingsgedeeltedat een hoge spanning opwekt, moet u ervoorzichtig mee omgaan.

BELANGRIJKRaak het glas van de gloeilampen nooit metblote vingers aan. De vetten en oliën op uwvingers kunnen door de hitte verdampen.Dit zorgt voor aanslag op de reflector, waar-door deze al snel kapotgaat.

WAARSCHUWINGSchakel altijd het contact uit en neem detranspondersleutel uit, voordat u gloeilam-pen vervangt.

2

11

G01

0479

4

3

G01

0325

BELANGRIJKTrek alleen aan de connector en niet aan dekabel.

Page 191: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

190

Gloeilampen

06

Afdekking verwijderen

1. Open de borgklem door deze omhoog/naarbuiten te duwen.

2. Duw de clips op de afdekking omlaag enverwijder de afdekking.

Plaats de afdekking in omgekeerde volgordeterug.

Dimlicht, halogeen

1. Haal het koplamphuis los.2. Verwijder de afdekking.3. Haal de gloeilamp los door de houder

omlaag te duwen.4. Koppel de connector van de lamp los.5. Breng de nieuwe gloeilamp in de lamp-

houder aan zodat deze vastklikt. U kunthem slechts op één manierterugplaatsen.

Plaats de onderdelen in omgekeerde volgordeterug.

Groot licht, halogeen

1. Haal het koplamphuis los.2. Verwijder de afdekking.3. Haal de gloeilamp los door deze linksom

te draaien.4. Koppel de connector van de lamp los.5. Vervang de gloeilamp, steek de nieuwe

lamp in de lampvoet en draai de gloei-lamp rechtsom vast. U kunt hem slechtsop één manier terugplaatsen.

Plaats de onderdelen in omgekeerde volgordeterug.

N.B.Lees de tekst op pagina 189 door alvorenseen gloeilamp te vervangen.

G02

1745

G02

1746

G02

1747

Page 192: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

191

Gloeilampen

06

Verstralers, Active Bi-Xenon enBi-Xenon*

1. Haal het koplamphuis los.2. Verwijder de afdekking (zie pagina 190).3. Haal de gloeilamp los door de houder

omlaag te duwen.4. Koppel de connector van de lamp los.5. Breng de nieuwe gloeilamp in de lamp-

houder aan zodat deze vastklikt. U kunthem slechts op één manier terugplaat-sen.

Plaats de onderdelen in omgekeerde volgordeterug.

Stadslichten/parkeerlichten vóór

1. Haal het koplamphuis los.2. Verwijder de afdekking (zie pagina 190).3. Om ruimte te maken kunt u de gloeilamp

voor het groot licht eerst verwijderen.4. Trek aan de kabel om de lamphouder

tevoorschijn te halen.5. Trek de kapotte gloeilamp los en breng

de nieuwe aan. U kunt hem slechts opéén manier terugplaatsen.

6. Breng de lampvoet in de lamphouder aanen duw de lamp aan totdat u een klikhoort.

Plaats de onderdelen in omgekeerde volgordeterug.

Richtingaanwijzers/knipperlichten

1. Haal het koplamphuis los.2. Verwijder de kleine, ronde afdekking.3. Trek aan de lamphouder om de gloeilamp

tevoorschijn te halen.4. Trek de kapotte gloeilamp los en breng

de nieuwe aan. U kunt hem slechts opéén manier terugplaatsen.

5. Breng de lampvoet in de lamphouder aanen duw de lamp aan totdat u een klikhoort.

6. Plaats de afdekking terug. U moet dezedusdanig aanbrengen en vastduwen datu een klik hoort.

Plaats de onderdelen in omgekeerde volgordeterug.

G02

1748 G

0217

49

G02

1750

Page 193: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

192

Gloeilampen

06

Sidemarker

1. Haal het koplamphuis los.2. Verwijder de kleine, ronde afdekking.3. Trek aan de kabel om de lamphouder

tevoorschijn te halen.4. Trek de kapotte gloeilamp los en breng

de nieuwe aan. U kunt hem slechts opéén manier terugplaatsen.

5. Breng de lampvoet in de lamphouder aanen duw de lamp aan totdat u een klikhoort.

6. Plaats de afdekking terug. U moet dezedusdanig aanbrengen en vastduwen datu een klik hoort.

Plaats de onderdelen in omgekeerde volgordeterug.

Mistlampen vóór

1. Neem de afdekking los door de clips in teduwen en de afdekking vervolgens rechtnaar buiten te trekken.

2. Draai het boutje van het lamphuis los enverwijder het lamphuis.

3. Draai de gloeilamp linksom en verwijderdeze.

4. Breng een nieuwe gloeilamp aan doordeze rechtsom te draaien.

5. Plaats de gloeilamp terug. (Het profielvan de lamphouder komt overeen metdat van de lampvoet.)

6. Plaats de lamphouder terug. Hetopschrift TOP op de lamphouder moetomhoogwijzen!

Achterlamphuis, richtingaanwijzer

De richtingaanwijzerlamp in het achterlamp-huis is via de laadruimte te vervangen.

1. Open het paneel.2. Trek de isolatie recht naar buiten toe los.3. Draai de lamp helemaal los door de

handgreep linksom te draaien.4. Trek de gloeilamp recht naar buiten toe

los.Plaats de onderdelen in omgekeerde volgordeterug.

N.B.Lees de tekst op pagina 189 door alvorenseen gloeilamp te vervangen.

G02

1751

G02

1753

N.B.Neem, als de foutmelding niet verdwijntnadat de kapotte lamp is vervangen, con-tact op met een erkende Volvo-werkplaats.

G01

7456

Page 194: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

193

Gloeilampen

06

Positie gloeilampen achterlamphuis

Lampglas, rechterzijde

Achter-/remlicht (led)Sidemarker, SML (led)RichtingaanwijzerReflector, achterMistachterlicht (een zijde)AchteruitrijlichtRemlicht (led)Remlicht (led)

Kentekenplaatverlichting

1. Draai de boutjes los met een schroeven-draaier.

2. Haal voorzichtig het complete lamphuislos en trek het naar buiten.

3. Vervang de gloeilamp.4. Plaats het complete lamphuis terug en

draai de boutjes vast.

Instapverlichting

1. Steek een schroevendraaier achter de kortekant van de lens die naar de middencon-sole wijst en verdraai de schroevendraaieriets, zodat de lens loskomt (geldt voorbeide lampjes).

2. Draai voorzichtig totdat de lens loskomt.3. Vervang de gloeilamp.4. Plaats de lens terug.

7

6

5

8 1 2

4 3 G01

7457

G01

7458

N.B.Lees de tekst op pagina 189 door alvorenseen gloeilamp te vervangen.

G02

1757

Page 195: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

194

Gloeilampen

06

Laadruimteverlichting

1. Steek een schroevendraaier achter het lam-phuis en wrik deze iets heen en weer, zodathet lamphuis loskomt.

2. Vervang de gloeilamp.3. Controleer of de gloeilamp werkt en druk

het lamphuis weer vast.

Verlichting make-upspiegelSpiegelglas verwijderen

1. Steek in het midden aan de onderkant eenschroevendraaier achter het glas om hetborgnokje aan de rand voorzichtig los tewerken.

2. Steek de schroevendraaier aan zowel delinker- als de rechterzijde achter het glas(bij de zwarte rubberdelen) en wrik voor-zichtig, zodat het glas aan de onderkantloskomt.

3. Maak het spiegelglas voorzichtig los enverwijder het compleet met afdekklep.

4. Vervang de gloeilamp.

Spiegelglas aanbrengen1. Duw de drie borgnokjes aan de bovenkant

van het spiegelglas terug.2. Duw vervolgens de onderste drie nokjes

vast.

Specificatie gloeilampen

G01

7459

G02

1759

Verlichting Vermogen (W) Type

Extra grootlicht,Bi-Xenon, ABL

55 H7

Dimlicht,halogeen

55 H7

Groot licht,halogeen

65 H9

Richtingaan-wijzersvoorzijde

21 H21W

Richtingaanwij-zers achter

21 PY21W

Mistlampenvoorzijde

35 H8

Instap-, laad-ruimte -, kente-kenplaatverlich-ting

5 BuislampjeSV8,5

Make-upspiegel

1,2 BuislampjeSV5,5

Stadslichten/parkeerlichtenvoorzijde

5 W5W

Sidemarkersvoorzijde

5 W5W

Verlichtingdashboard-kastje

5 BuislampjeSV8,5

Page 196: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

195

Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof

06

Wisserbladen

ServicestandOm de wisserbladen te kunnen vervangen ofschoonmaken moet u ze eerst in de servi-cestand zetten.

1. Zet het contact in stand 0 (zie pagina 65)maar laat de transpondersleutel in het con-tactslot zitten.

2. Duw de rechter stuurhendelca. 1 seconde lang omhoog. De ruiten-wisserarmen gaan dan verticaal staan.

Een volgende keer dat u de auto start nemende ruitenwissers de ruststand weer in.

Wisserbladen vervangen, voorruit Haal de wisserarm van de ruit af. Druk opde knop die op de wisserbladhouder zit entrek het wisserblad evenwijdig aan dewisserarm los.Duw het nieuwe wisserblad zo ver naarbinnen dat u een klik hoort.Controleer of het blad goed vastzit.

1

G02

1760

2

G02

1761

3

G02

1762

N.B.De wisserbladen zijn niet allebei even lang.Het blad aan de bestuurderszijde is langerdan dat aan de passagierszijde.

G02

1763

Page 197: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

196

Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof

06

Wisserbladen vervangen, achterklep

1. Klap de wisserarm uit.2. Pak het wisserblad aan de binnenkant

(bij de pijl) beet.3. Draai het wisserblad linksom om de aan-

slag op de wisserarm als hefboom tegebruiken zodat het wisserblad makkelij-ker loskomt.

4. Duw het nieuwe wisserblad vast. Contro-leer of het goed vastzit.

5. Klap de wisserarm terug.

SchoonmakenReinig de wisserbladen met een lauwe zee-poplossing of autoshampoo.

Vulopening voorruitensproeiervloeistof

De sproeiers van de voorruit en de koplampenstaan in verbinding met hetzelfde vloeistofre-servoir.

G01

7460

BELANGRIJKGebruik tijdens de wintermaanden ruiten-sproeier-antivries in het reservoir om tevoorkomen dat de vloeistof in de pomp, hetreservoir en de slangen bevriest. Ziepagina 229 voor de hoeveelheden.

G02

1764

Page 198: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

197

Accu

06

Waarschuwingssymbolen op de accu

Draag een veiligheidsbril.

Zie voor meer informatie hetinstructieboekje dat bij de autohoort.

Bewaar accu’s buiten het bereikvan kinderen.

De accu bevat een bijtend zuur.

Vermijd vonken en open vuur.

Explosiegevaar.

Gebruik• Controleer of de accukabels op de juiste

manier zijn aangesloten en stevig vastzit-ten.

• Koppel de accu nooit los, wanneer demotor draait.

De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantalstartpogingen, de weersomstandigheden e.d.zijn van invloed op de levensduur en de wer-king van de accu.

Gebruik nooit een snellader voor het opladenvan de accu.

N.B.Zamel afgedankte accu’s op een milieube-wuste wijze in, aangezien ze lood bevatten.

WAARSCHUWINGAccu’s kunnen een zeer explosief knalgasproduceren. Een enkele vonk, veroorzaaktdoor een onjuiste aansluiting van de start-kabels, is voldoende om de accu tot ont-ploffing te brengen. Accu’s bevatten tevenszwavelzuur dat ernstige chemische brand-wonden kan veroorzaken. Als u accuzuur inuw ogen krijgt of op uw huid of klerenmorst, moet u onmiddellijk met grote hoe-veelheden water spoelen. Neem onmiddel-lijk contact op met een arts, als u accuzuurin uw ogen krijgt.

N.B.Hoe vaker de accu ontladen raakt, des teminder lang gaat de accu mee.

Page 199: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

198

Accu

06

Vervangen

Verwijderen

Schakel het contact uit en wacht 5 minuten.

Haal de clips op de voorste dekplaat losen verwijder de dekplaat.Haal de rubber strip los om de achtersteafdekking bloot te leggen.Neem de achterste afdekking los doordeze een kwartslag te verdraaien en ver-volgens op te tillen.

Koppel de zwarte minkabel los. Kop-

pel de rode pluskabel los, koppel de

ontluchtingsslang van de accu los endraai het boutje los waarmee de accus-

teun vastzit.Haal de accu opzij en til deze op.

1

G02

1765

2G

0217

66

3

G02

1767 WAARSCHUWING

Zorg dat u de plus- en minkabels in de juistevolgorde loskoppelt en/of aansluit.

4

31

24

G02

1768

2

1

5

G02

1769

Page 200: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

199

Accu

06

Aanbrengen1. Laat de accu in de accubak zakken.

2. Duw de accu naar binnen en gelijktijdigopzij totdat de accu tegen de achterkantvan de accubak aankomt.

3. Schroef de accu vast met het boutje inde steun.

4. Sluit de ontluchtingsslang aan.5. Sluit de rode pluskabel aan.6. Sluit de zwarte minkabel aan.7. Duw de achterste afdekking vast

(zie Verwijderen).8. Plaats de rubber strip terug

(zie Verwijderen).9. Plaats de voorste afdekking terug en

bevestig deze met de clips(zie Verwijderen).

G02

1771

Page 201: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

200

Zekeringen

06

Algemene informatie

Om te voorkomen dat de elektrische syste-men van de auto beschadigd raken door kort-sluiting of overbelasting, zijn alle verschil-lende elektrische functies en onderdelen dooreen aantal zekeringen beschermd. Als een vande elektrische onderdelen of functies nietwerkt, is het mogelijk dat de bijbehorendezekering overbelast werd en daardoorgesmolten is. Als dezelfde zekering herhaal-delijk doorbrandt, betekent dit dat het bijbe-horende onderdeel een storing vertoont.Bezoek in dat geval een erkende Volvo-werk-plaats voor een controle.

Vervangen1. Zoek in de zekeringentabel op waar de

zekering zit.2. Trek de zekering naar buiten en bekijk

deze van opzij om te kijken of het gebo-gen draadje soms doorgebrand is.

3. Breng in dat geval een nieuwe zekeringaan met dezelfde kleur en hetzelfdeamperage.

Positie zekeringenkastjes

Positie van de zekeringenkastjes, auto met hetstuur links

Bij auto’s met het stuur rechts zit hetzekeringenkastje aan de andere kant.

Onder dashboardkastjeMotorruimteLaadruimte

1

2 3

G01

7461

Page 202: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

201

Zekeringen

06

Motorruimte

Aan de binnenkant van het deksel zit een spe-ciale trekker waarmee u de zekeringen gemak-kelijker kunt verwijderen en aanbrengen.

Posities

Motorruimte boveninMotorruimte voorinMotorruimte onderin

Deze zekeringen zitten allemaal in het zekerin-genkastje in de motorruimte. De zekeringen in

zitten onder .

• 16 —33 en 35 —41 zijn van type“MiniFuse”.

• 8—15 en 34 zijn van het type “JCASE” enmogen alleen door een erkende Volvo-werkplaats worden vervangen.

• 1—7 en 42 —44 zijn van het type “Midi-Fuse” en mogen alleen door een erkendeVolvo-werkplaats worden vervangen.

G02

1773

3

1

2

G02

1774

1

2

15 2016

2117

2218

2319

2724

2825

2926

1

44

3541 38

40 37

39 36

34

43

33

32

31

30

42

2

3

4

5

6

7

G01

0327

3

G02

1775

Page 203: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

202

Zekeringen

06

Functie AHoofdzekering CEM KL30A 50

Hoofdzekering CEM KL30B 50

Hoofdzekering RJBA KL30 60

Hoofdzekering RJBB KL30 60

Hoofdzekering RJBD KL30 50

Reservepositie

PTC-luchtvoorverwarming* 100

Reservepositie

Ruitenwissers 30

Standverwarming* 25

Interieurventilator 40

Reservepositie

ABS-pomp 40

ABS-kleppen 20

Reservepositie

Koplamphoogteregeling*(Active Bi-Xenon, Bi-Xenon)

10

Hoofdzekering CEM 20

Radar, regelmodule ACC* 5

Snelheidsafhankelijkestuurbekrachtiging

5

Regelmodule motor, transmissie.SRS

10

Elektrisch verwarmdesproeikoppen

10

Vacuümpomp I5T 20

Verlichtingspaneel 5

Koplampsproeiers 15

12V-aansluiting voor- en achterin 15

Schuifdak*, Plafondconsole/ECC* 10

Relais box motorruimte 5

Verstralers* 20

Claxon 15

Regelmodule motor 10

Regelmodule automatischeversnellingsbak*

15

Compressor AC 15

Relais sproeiers 5

Relais startmotor 30

Bobines/Voorgloei-inrichtingdiesel

20/10

Regelmodule motor benzine/diesel

10/15

Inspuitsysteem 15

Motorkleppen 10

Functie AEVAP, Lambdasonde, Inspuiting(benzine/diesel)

15/10

Verwarming carterventilatie(5-cil. benzine)/Verwarming dieselfilter,verwarming carterventilatie(5-cil. diesel)

20/

20

Lekkagediagnose* 5

Gloeibougies diesel 70

Koelventilator 50

Koelventilator 60

Functie A

Page 204: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

203

Zekeringen

06

Onder dashboardkastje

Klap de interieurbekleding opzij die het zeke-ringenkastje afdekt.

Druk op de vergrendeling van het dekselen klap het naar boven toe open.Daarmee hebt u toegang gekregen tot dezekeringen.

Posities

1

G02

1776

2G

0217

77

Functie ARegensensor 5

SRS-systeem 10

ABS-regeling. Elektrischeparkeerrem

5

Gaspedaal*, Luchtvoorverwarming(PTC), Elektrisch bedienbarestoelen*

7,5

Reservepositie

ICM-display, cd-speler en radio,RSE-systeem*

15

Stuurwieleenheid 7,5

Reservepositie

Groot licht 15

Schuifdak* 20

10 11 12 13 141 2 3 4 5 6 7 8 9

232221201918171615 24 25 26 27 28

G02

1856

Achteruitrijlichten. 7,5

Reservepositie

Mistlampen vóór* 15

Ruitenwissers 15

Adaptieve cruisecontrol ACC* 10

Reservepositie

Plafondverlichting. Bedieningspa-neel bestuurdersportier/Elektr. bedienbare passagiersstoel*

7,5

Informatiedisplay 5

Elektr. bedienbarebestuurdersstoel*

5

Reservepositie

Ontvanger transpondersleutel.Alarmsensoren

5

Brandstofpomp 20

Elektrisch stuurslot 20

Reservepositie

Slot tankvulklep/achterklep 10

Sirene alarmsysteem. ECC 5

Knop START/STOP 5

Schakelaar remlichten 5

Functie A

Page 205: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

204

Zekeringen

06

Laadruimte

Het kastje zit achter de bekleding aan de linker-zijde.

Posities

B

D

A

4

3

2

1

8

7

6

5

10

9

12 11

G01

7462

Module A (zwart). Functie ABedieningspaneelbestuurdersportier

25

Bedieningspaneelpassagiersportier

25

Bedieningspaneel achterportierlinks

25

Bedieningspaneel achterportierrechts

25

Reservepositie

12V-aansluiting laadruimte,koelkast*

15

Elektrisch verwarmde achterruit 30

Reservepositie

Trekhaakaansluiting 2* 15

Elektrisch bedienbarebestuurdersstoel

25

Trekhaakaansluiting 1* 40

POT (elektrischeachterklepbediening)*

30

Module B (wit). Functie AReservepositie

Regelmodule FOUR-C* 15

Verwarming voorstoelbestuurderszijde*

15

Verwarming voorstoelpassagierszijde*

15

Achterbankverwarming rechts* 15

Regelmodule AWD 10

Achterbankverwarming links* 15

Reservepositie

Elektrisch bedienbarepassagiersstoel

25

Keyless drive* 20

Elektrische parkeerrem* links 30

Elektrische parkeerrem* rechts 30

Module D (blauw). Functie ARTI-display*, parkeerhulpcamera* 10

Reservepositie

Lagetonenluidspreker 25

Reservepositie

Versterker audiosysteem 25

Audiosysteem 15

Telefoon 5

Reservepositie -

Module B (wit). Functie A

Page 206: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

205

Wielen en banden

06

Algemene informatie

Banden zijn van grote invloed op de rijeigen-schappen van de auto. Zowel het type, demaat, de bandenspanning als de snel-heidsaanduiding zijn belangrijk voor het rijge-drag van de auto.

Draairichting

De pijl geeft de draairichting van de band aan

Bij banden met een speciaal profiel dat alleengoed werkt wanneer de banden in eenbepaalde richting draaien, staat deze richtingaangegeven met een pijl op de zijkant van deband. Zorg dat de banden altijd dezelfdedraairichting hebben. Banden mogen alleenvan voor naar achter verwisseld worden, nooitvan links naar rechts of omgekeerd. Als u debanden verkeerd aanbrengt, nemen de remei-genschappen van de auto af en kunnen debanden regen, sneeuw en drab minder goedafvoeren.

Houd de aanbevolen bandenspanning aan diein de bandenspanningstabel staat (ziepagina 215).

Wielen verwisselen

Verwijderen

Krikpunten

Zet een gevarendriehoek op, als u een wiellangs een drukke weg moet verwisselen. Zorgervoor dat de auto en de krik op een stevigeen horizontale ondergrond staan.

1. Zet de parkeerrem aan en schakel de eer-ste versnelling in of zet de keuzehendel instand P, als de auto een automatischeversnellingsbak heeft.

2. Neem het reservewiel, de krik en dewielsleutel erbij die onder de mat in delaadruimte liggen.

G02

1778

N.B.Let erop dat de banden op beide assen vanhetzelfde type zijn, dezelfde afmeting heb-ben en van hetzelfde merk zijn.

N.B.Gebruik de krik die bij de auto hoort.

G01

7463

Page 207: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

206

Wielen en banden

06

3. Plaats wielblokken voor en achter dewielen die op de grond blijven staan.Gebruik daarvoor grote houten blokkenof grote stenen.

4. (Voor auto’s met stalen velgen) Wrik dewieldop los met het uiteinde van eenwielsleutel of trek hem met de hand los.

5. Draai de wielbouten ½–1 slag linksom losmet de wielsleutel.

6. Er zitten twee kriksteunpunten aanweerszijden van de auto. Draai de voetvan de krik met de slinger zo ver omlaagdat de voet plat tegen de grond aan-komt. Controleer of de krik goed aan hetkriksteunpunt bevestigd is (zie afbeel-ding) en zorg dat de voet recht onder hetsteunpunt zit.

7. Breng de auto zo ver omhoog dat hetwiel van de grond komt. Verwijder dewielbouten en til het wiel eraf.

Aanbrengen1. Reinig de contactvlakken op het wiel en de

naaf.2. Breng het wiel aan. Breng de wielbouten

aan.3. Breng de auto zo ver omlaag dat het wiel

niet meer ongehinderd kan draaien.

4. Draai de wielbouten kruiselings vast. Hetis belangrijk dat u de wielbouten stevigaanhaalt. Haal ze aan met 140 Nm.Controleer het aanhaalmoment met eenmomentsleutel.

5. Breng de wieldop aan (bij auto’s metstalen velgen).

G02

1779

N.B.De ventieluitsparing in de wieldop bij hetmonteren aanbrengen over het ventiel in develg.

G02

1780

WAARSCHUWINGKruip nooit onder de auto als deze op dekrik staat.Laat eventuele passagiers uit de auto stap-pen, voordat u de auto opkrikt.Parkeer de auto dusdanig dat de auto enliever nog een vangrail u en eventuele uitge-stapte passagiers afschermen van het ver-keer op de rijbaan.

Page 208: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

207

Wielen en banden

06

Onderhoud van banden

Leeftijd van de bandenAlle banden die ouder zijn dan zes jaar moetu door een vakman laten controleren, ook alzien ze er intact uit. Dit omdat het materiaalwaarvan banden gemaakt zijn ook verouderten afgebroken wordt, als banden zelden ofnooit worden gebruikt. Daarbij kan de werkingvan de band worden aangetast. Dit geldt ookvoor reservebanden, winterbanden en bandendie u voor toekomstig gebruik hebt opgesla-gen. Scheurvorming of verkleuring zijn dezichtbare kenmerken van een band die onge-schikt is voor gebruik.

Nieuwe banden

Banden hebben een beperkte houdbaarheids-datum. Na enkele jaren worden de bandenhard en neemt de grip op het wegdek stukjebij beetje af. Gebruik bij het verwisselen vanbanden altijd zo nieuw mogelijke banden. Dit

geldt in het bijzonder voor winterbanden. Deweek en het jaar van productie worden aange-duid met de DOT-code (Department of Trans-portation) bestaande uit vier cijfers, bijvoor-beeld 1502. De band op de afbeelding is in de15e week van het jaar 2002 geproduceerd.

Zomer- en winterbandenWanneer u de zomerbanden vervangt doorwinterbanden of andersom, moet u op deband noteren waar de band zat: bijvoorbeeldL voor links, R voor rechts.

Slijtage en onderhoudDe juiste bandenspanning levert gelijkmatigeslijtage op (zie pagina 215). Voor optimalerijeigenschappen en een gelijkmatige ban-denslijtage wordt geadviseerd de banden vantijd tot tijd van voor naar achter of omgekeerdte verwisselen (nooit van links naar rechts ofomgekeerd). Verwissel de banden de eerstekeer van voor naar achter (of omgekeerd)na 5.000 km en daarna om de 10.000 km.Monteer de banden met het diepste profielaltijd op de achteras om het gevaar voor slip-pen te verminderen. Neem contact op met eenerkende Volvo-werkplaats als u niet zekerbent van de profieldiepte.Bewaar de wielen hangend of liggend. Laat zenooit rechtop staan.

Banden met slijtage-indicatoren

Slijtage-indicatoren zijn smalle ophogingendie dwars op het profiel van de band staan.De letters TWI (Tread Wear Indicator) op dezijkant van de band geven aan dat een band isuitgerust met slijtage-indicatoren. De indicato-ren zijn duidelijk zichtbaar, wanneer een banddusdanig versleten is dat slechts 1,6 mm vanhet profiel over is. Vervang de banden dan zospoedig mogelijk. Let erop dat een band meteen gering profiel zeer weinig grip op het weg-dek heeft bij regen of sneeuw.

1502

G02

1823

WAARSCHUWINGEen beschadigde band kan ertoe leiden datu de controle over de auto verliest.

G02

1829

Page 209: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

208

Wielen en banden

06

Velgen en wielbouten

Gebruik alleen velgen die getest en goedge-keurd zijn door Volvo en deel uitmaken van deoriginele accessoires van Volvo. Controleerhet aanhaalmoment met een momentsleutel.

Afsluitbare wielboutenAfsluitbare wielbouten zijn te gebruiken opzowel aluminium als stalen velgen.

WinterbandenVolvo raadt winterbanden met bepaalde afme-tingen aan. Deze staan in een bandenspan-ningstabel (zie pagina 214). De bandenmaat isafhankelijk van het motortype. Gebruik altijdhet juiste type winterbanden op alle vier dewielen.

Banden met “spikes”Winterbanden met “spikes” moeten de eerste500–1000 km rustig worden ingereden, zodatde “spikes” hun positie in kunnen nemen. Zogaan de banden en vooral de “spikes” langermee.

ProfieldiepteRitten bij ijs, sneeuw(modder) en lage tempe-raturen vergen meer van de banden danzomerse ritten. Daarom adviseert Volvo eenminimale profieldiepte van 4 mm voor winter-banden.

Sneeuwkettingen gebruikenHet gebruik van sneeuwkettingen is alleentoegestaan op de voorwielen (geldt ook voormodellen met voorwielaandrijving).

Rijd nooit sneller dan 50 km/h met sneeuwket-tingen. Rijd evenmin op sneeuwvrije wegen,omdat zowel de sneeuwkettingen als de ban-den daardoor overmatig slijten. Maak nooitgebruik van sneeuwkettingen met zogehetensnelsluitingen, omdat de ruimte tussen deschijfremmen en de wielen te gering is.

BELANGRIJKHaal de wielbouten aan met 140 Nm. Als uze te strak aanhaalt, kan de boutverbindingbeschadigd raken.

N.B.Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats voor advies over de beste soortvelgen en banden.

N.B.De wettelijke bepalingen voor het gebruikvan banden met “spikes” verschillen vanland tot land.

BELANGRIJKGebruik originele sneeuwkettingen vanVolvo of vergelijkbare sneeuwkettingen diezijn afgestemd op het model en de band- envelgafmetingen. Vraag een erkende Volvo-werkplaats om advies.

Page 210: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

209

Wielen en banden

06

Gereedschap

In een blok schuimrubber dat op de velg vanhet reservewiel ligt vindt u al het bijgeleverdegereedschap. Het gereedschap bestaat in eensleepoog, een krik en een wielsleutel. Het blokschuimrubber is vastgeschroefd aan een con-sole onder in de ruimte voor het reservewiel.

KrikGebruik de originele krik alleen voor het ver-wisselen van banden. Houd de schroef van dekrik altijd goed ingevet.

Krik omlaagdraaien

Reservewiel*Het compacte reservewiel (Temporary Spare)is alleen bestemd voor tijdelijk gebruik. Ver-vang het zo spoedig mogelijk door een nor-maal wiel. Het rijgedrag van de auto kan zichwijzigen bij het gebruik van een compactreservewiel. In de bandenspanningstabel(zie pagina 215) staat de juiste bandenspan-ning voor het reservewiel.

Het reservewiel ligt met de buitenkant omlaagin de ruimte voor het reservewiel. Drie blokkenschuimrubber, waarvan twee onder het wielen één erbovenop/erin, houden het reserve-wiel in positie. Het bovenste bevat al hetgereedschap.

Dezelfde doorloopbout waarmee de blokkenschuimrubber vastzitten houdt ook het reser-vewiel in positie.

Reservewiel erbij nemen1. Pak de vloermat aan de achterzijde beet en

klap deze naar voren toe op.2. Draai de bevestigingsbout los.3. Til het blok schuimrubber met het

gereedschap erin uit de auto.4. Til het reservewiel uit de auto.U hoeft de onderste twee blokken niet te ver-wijderen.

Na gebruikPlaats het blok schuimrubber en het reserve-wiel in omgekeerde volgorde terug.

1

G01

7464

BELANGRIJKRijd nooit sneller dan 80 km/h bij gebruikvan een compact reservewiel.

BELANGRIJKRijd nooit met meer dan één compact reser-vewiel (Temporary Spare) tegelijk.

N.B.Private locking (zie pagina 43) werkt niet,als het vloerluik niet dichtstaat.

Page 211: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

210

Wielen en banden

06

Provisorische bandenreparatie*

Algemene informatieDe bandenreparatieset wordt gebruikt om eenlek te dichten alsook om de bandenspanningte controleren en zo nodig tijdelijk te corrige-ren. De set bestaat uit een compressor en eenfles met afdichtmiddel. De set dient om nood-reparaties uit te voeren. De fles met hetafdichtmiddel moet worden vervangen voor-dat de houdbaarheidsdatum is verstreken entevens na het gebruik.

Het afdichtmiddel dicht banden met een lek inhet loopvlak effectief af.

De bandenreparatieset leent zich minder goedvoor banden met een gat in het zijvlak. Pro-beer geen banden met de provisorische ban-denreparatieset af te dichten die grote groe-ven, scheuren en dergelijke vertonen.

12V-aansluitingen voor de compressor zittenvoorin bij de middenconsole, achterin bij deachterbank en in de laadruimte. Gebruik deelektrische aansluiting die het dichtst bij delekke band zit.

Bandenreparatieset erbij nemenZet een gevarendriehoek op bij werkzaamhe-den langs een drukke weg. De bandenrepara-tieset zit onder de vloer in de laadruimte.

1. Pak de vloermat aan de achterzijde beet enklap deze naar voren toe op.

2. Draai de bevestigingsbout los.3. Verwijder het blok schuimrubber waarin

de krik en de wielsleutel zitten.4. Til de bandenreparatieset op.Leg de onderdelen na het gebruik terug.

N.B.De bandenreparatieset is uitsluitendbedoeld voor het afdichten van banden meteen lek in het loopvlak.

WAARSCHUWINGRijd nooit sneller dan 80 km/h, wanneer ude bandenreparatieset voor een noodrepa-ratie hebt gebruikt. Vervang de tijdelijk afge-dichte band zo spoedig mogelijk (maximalerijafstand 200 km).

Page 212: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

211

Wielen en banden

06

Overzicht

Sticker, toegestane maximumsnelheidKnopKabelFleshouder (oranje deksel)BeschermdopDrukreduceerventielLuchtslang

Fles met afdichtmiddelManometerHandschoenen

Band oppompenDe compressor is berekend op het oppompenvan de originele banden die op de auto zitten.

1. De compressor moet uitstaan. Zorg dat deknop in stand 0 staat en neem de kabel ende luchtslang erbij.

2. Draai het ventieldopje van het wiel los enschroef de ventielaansluiting van deluchtslang zo ver mogelijk op het ventielvan de band.

3. Sluit de kabel aan op een vande 12V-aansluitingen in de auto en startde motor.

4. Schakel de compressor in door de knopin stand I te zetten.

5. Pomp de band op tot de druk die in debandenspanningstabel staat aangege-ven (laat eventueel lucht ontsnappen met

het drukreduceerventiel, als de banden-spanning te hoog is).

6. Schakel de compressor uit. Koppel deluchtslang en de kabel los.

7. Plaats het ventieldopje terug.

10

2

4

5

9 8

3

1

6

7

G01

4337

WAARSCHUWINGInademen van uitlaatgassen kan levensge-vaarlijk zijn. Laat de motor nooit draaien inruimten die zijn afgesloten of onvoldoendegeventileerd worden.

BELANGRIJKEr bestaat gevaar voor oververhitting.De compressor mag niet langer dan10 minuten achtereen werken.

Page 213: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

212

Wielen en banden

06

Lekke band repareren

Zie de afbeelding op pagina 211 voor informa-tie over de werking van de onderdelen.

1. Open het deksel van de bandenreparatie-set.

2. Haal de sticker met de toegestane maxi-mumsnelheid uit de set en bevestig desticker op het stuurwiel.

3. Controleer of de knop in stand 0 staat enneem de kabel en de luchtslang erbij.

4. Trek de handschoenen aan.

5. Draai de oranje beschermdop los evenalsde dop op de bus met afdichtmiddel.

6. Draai de fles in de fleshouder vast.

7. Draai het ventieldopje van het wiel los enschroef de ventielaansluiting van deluchtslang zo ver mogelijk op het ventielvan de band.

8. Sluit de kabel op een 12V-aansluiting aanen start de motor.

9. Zet de knop in stand I.

10.Vul de band 7 minuten lang metafdichtmiddel.

11.Schakel de compressor uit om de ban-denspanning van de manometer af telezen. De bandenspanning dient mini-maal 1,8 bar en maximaal 3,5 bar tebedragen.

G01

4338

WAARSCHUWINGHet afdichtmiddel kan aanleiding geven tothuidirritatie. Was bij huidcontact het getrof-fen gebied onmiddellijk schoon met wateren zeep.

N.B.Verbreek de verzegeling van de fles niethandmatig. Bij het indraaien van de fleswordt de verzegeling automatischverbroken.

WAARSCHUWINGDraai de bus niet los. De bus is voorzien vaneen pakking die lekkage tegengaat.

WAARSCHUWINGGa nooit naast de band staan terwijl decompressor aan het pompen is. Bij barsten,oneffenheden en dergelijke dient u de com-pressor onmiddellijk uit te schakelen.Beëindig in dat geval de rit. Neem contactop met een erkende Volvo-werkplaats.

N.B.Bij het inschakelen van de compressor kande spanning aanvankelijk oplopen tot 6 bar,maar zal na ca. 30 seconden weer dalen.

BELANGRIJKEr bestaat gevaar voor oververhitting.De compressor mag niet langer dan10 minuten achtereen werken.

Page 214: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

213

Wielen en banden

06

12.Schakel de compressor uit en trek dekabel los uit de 12V-aansluiting.

13.Koppel de slang los van het ventiel enplaats het ventieldopje terug.

14.Leg zo spoedig mogelijk na de reparatieca. 3 km af bij een snelheid van maxi-maal 80 km/h, zodat het afdichtmiddelde band kan afdichten.

Reparatieresultaat en bandenspanningcontroleren1. Sluit de uitrusting opnieuw aan.2. Lees de bandenspanning van de mano-

meter af.• Als de spanning lager is dan 1,3 bar, werd

de band onvoldoende afgedicht. Beëindigin dat geval de rit. Neem contact op meteen Volvo-werkplaats.

• Als de bandenspanning hoger is dan1,3 bar, moet u de band oppompen tot despanning die staat aangegeven in de ban-denspanningstabel. Laat lucht uit de bandontsnappen, als de bandenspanning tehoog is.

3. Schakel de compressor uit. Koppel deluchtslang en de kabel los. Plaats hetventieldopje terug.

4. Leg de bandenreparatieset terug in delaadruimte.

Rijd naar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats om de beschadigde band te latenvervangen/repareren. Geef aan het werk-plaatspersoneel door dat er afdichtmiddel inde band zit.

Fles met afdichtmiddel vervangen

Vervang de fles voordat de houdbaarheidsda-tum verstreken is. Behandel de vervangen flesals klein chemisch afval (KCA).

WAARSCHUWINGAls de bandenspanning lager is dan 1,8 bar,is het gat in de band te groot. Beëindig indat geval de rit. Neem contact op met eenerkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWINGDraai de bus niet los. De bus is voorzien vaneen pakking die lekkage tegengaat.

N.B.Vervang de fles met afdichtmiddel en deslang na gebruik. Laat het vervangen overaan een erkende Volvo-werkplaats.

WAARSCHUWINGControleer de bandenspanning regelmatig.

WAARSCHUWINGRijd nooit sneller dan 80 km/h, wanneer ude bandenreparatieset voor een noodrepa-ratie hebt gebruikt. Bezoek een erkendeVolvo-werkplaats om de afgedichte band telaten controleren (maximale rijafstand200 km). Het personeel bepaalt of de bandkan worden gerepareerd of moet wordenvervangen.

BELANGRIJKLees de veiligheidsvoorschriften aan deonderkant van de fles.

Page 215: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

214

Wielen en banden

06

Specificaties

MaataanduidingOp alle autobanden staat een bepaalde maat-aanduiding. Een voorbeeld van een dergelijkeaanduiding: 225/50R17 94 W.

SnelheidsaanduidingenDe auto is voorzien van een typegoedkeuringvoor de uitvoering waarin deze werd aangele-verd. Dat betekent dat u niet mag afwijken vande afmetingen en snelheidsaanduidingen diestaan aangegeven op de typegoedkeuring vande auto.

De enige uitzondering daarop vormt hetgebruik van winterbanden (zowel banden metals zonder “spikes”). Bij gebruik van dergelijkebanden mag u niet sneller rijden dan de maxi-mumsnelheid die voor het gebruikte banden-type geldt (voor aanduiding Q geldt bijvoor-beeld een maximumsnelheid van 160 km/h).

De gesteldheid van het wegdek is bepalendvoor de maximumsnelheid en niet de snel-heidsaanduiding op de banden.

Bandenspanning

Op de sticker voor op de portierstijl aan debestuurderszijde (tussen voor- en achterpor-tier) staat de juiste bandenspanning voor uwauto aangegeven bij verschillende belading ensnelheid. De bandenspanning staat ook in debandenspanningstabel (zie pagina 215).

• Bandenspanning bij gebruik van de aanbe-volen bandenmaat

• ECO-bandenspanning• Bandenspanning compact reservewiel

(Temporary Spare)

225 Breedte van de band (mm)

50 Verhouding tussen de hoogteen breedte van de band (%)

R Aanduiding voor radiaalban-den

17 Velgdiameter van de band (")

94 Aanduiding van het draagver-mogen van de band

W Aanduiding van de snelheids-limiet van de band (in dit geval270 km/h)

Q 160 km/h (alleen voorwinterbanden)

T 190 km/h

H 210 km/h

V 240 km/h

W 270 km/h

Y 300 km/h

N.B.De aangegeven snelheid in de tabel is demaximumsnelheid.

N.B.De bandenspanning hangt af van de tempe-ratuur.

G02

1830

Page 216: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

215

Wielen en banden

06

Aanbevolen bandenspanning

UitvoeringV70

BandenmaatSnelheid(km/h)

Belading (1–3 inzittenden)Voorin (kPa) 1 Achterin (kPa)

Max. beladingVoorin (kPa) Achterin (kPa)

6-cil. 225/55 R 16, 225/50 R 17,245/45 R 17

0 – 160 230 210 260 260160 + 280 280 300 300

245/40 R 18 0 – 160 230 210 260 260160 + 270 270 290 290

5-cil. diesel185 pk

225/55 R 16225/50 R 17,245/45 R 17

0 – 160 220 210 260 260

160 + 260 260 270 270245/40 R 18 0 – 160 230 210 260 260

160 + 260 260 270 2705-cil. diesel163 pk5-cil. benzine

225/55 R 16225/50 R 17245/45 R 17

0 – 160 220 210 260 260

160 + 260 260 270 270245/40 R 18 0 – 160 230 210 260 260

160 + 260 260 270 270205/60 R 16 0 – 160 230 210 260 260

160 + 270 270 290 290Alle Alle2 0 – 160 2602 2602 2602 2602

Reservewiel3 T 125/80 R 17 max. 80 420 420 420 420

1In sommige landen wordt de bandenspanning ook wel in bar aangegeven in plaats van in pascal (1 bar = 100 kPa).2ECO-bandenspanning, zuinig rijden3Compact reservewiel

Page 217: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

216

Wielen en banden

06

Brandstofbesparing,ECO-bandenspanningOm het brandstofverbruik zo laag mogelijk tehouden wordt geadviseerd de aangegevenbandenspanning bij maximale belading aan tehouden bij snelheden tot 160 km/h.

Bandenspanning controlerenControleer iedere maand de bandenspan-ning. Dit geldt eveneens voor het reservewiel.Al na enkele kilometers rijden worden de ban-den warm en loopt de spanning op. Contro-leer de bandenspanning wanneer de bandenkoud zijn. De aangegeven bandenspanninggeldt bij koude banden (kan verschillen naar-gelang van de buitentemperatuur).

Een te lage bandenspanning heeft een nega-tieve inwerking op het brandstofverbruik, delevensduur van de banden en de rijeigen-

schappen van de auto. Wanneer u met een telage bandenspanning rijdt, kunnen de bandenoververhit en beschadigd raken. De banden-spanning is van invloed op het rijcomfort, destuureigenschappen en de geproduceerdeweggeluiden.

UitvoeringXC70

Bandenmaat Snelheid(km/h)

Belading (1–3 inzittenden)Voorin (kPa) 1 Achterin (kPa)

Max. beladingVoorin (kPa) Achterin (kPa)

6-cil., 5-cil. 215/65 R 16, 235/55 R 17,235/50 R 18

0 – 160 230 230 260 260160 + 240 240 280 280

Alle Alle2 0 – 160 2602 2602 2602 2602

Reservewiel3 T 125/80 R 17 max. 80 420 420 420 420

1In sommige landen wordt de bandenspanning ook wel in bar aangegeven in plaats van in pascal (1 bar = 100 kPa).2ECO-bandenspanning, zuinig rijden3Compact reservewiel

N.B.Het is een natuurlijk gegeven dat de ban-denspanning na verloop van tijd afneemt.De bandenspanning varieert ook naarge-lang van de omgevingstemperatuur.

Page 218: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

217

Verzorging

06

Auto wassen

Was de auto zodra deze vuil geworden is.Zorg dat de auto op een spoelvloer met olieaf-scheider staat. Gebruik autoshampoo.

• Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijkvan de lak. Vogelpoep bevat namelijk stof-fen die de lak aantasten en deze zeer sneldoen verkleuren. U wordt geadviseerd eendergelijke verkleuring te laten herstellendoor een erkende Volvo-werkplaats.

• Spoel het onderstel af. Houd bij het gebruikvan een hogedrukreiniger de spuitkop tenminste 30 cm van gelakte onderdelen af.

• Spoel de auto in zijn geheel af om het vuillos te weken. Spuit niet rechtstreeks in derichting van de sloten.

• Was de auto met een spons, autoshampooen een ruime hoeveelheid lauw water.

• Reinig de wisserbladen met een lauwe zee-poplossing of autoshampoo.

• Gebruik een koud ontvettingsmiddel voorhardnekkig vuil.

• Droog de auto af met een schoon en zachtstuk zeemleer of een trekker.

Automatische wasstratenIn een automatische wasstraat kunt u de autoweliswaar snel en eenvoudig schoonmaken,maar de borstels van de wasstraat kunnenniet overal even goed bij. Voor het beste resul-taat wordt u geadviseerd de auto met de handte wassen.

Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal,als u lange afstanden in de regen of sneeuw-modder aflegt. Door de wrijving worden deremblokken warm, zodat het vocht verdampt.Doe hetzelfde bij zeer vochtig of koud weer.

Kunststof en rubber exterieuronder-delen en sieronderdelenVoor het schoonmaken van gekleurde kunst-stof onderdelen, rubber onderdelen en sier-onderdelen zoals glimmende strips, wordtgeadviseerd het speciale reinigingsmiddel tegebruiken dat bij de Volvo-werkplaats ver-krijgbaar is. Volg bij het gebruik van dit reini-gingsmiddel de gebruiksvoorschriftennauwkeurig op.

WAARSCHUWINGLaat het schoonmaken van de motor altijdover aan een werkplaats. Als de motor heetis, bestaat er gevaar voor brand.

N.B.Bij de externe verlichting zoals de koplam-pen, mistlampen en achterlichten kan tijde-lijk condens optreden aan de binnenkantvan het lampglas. Dit is een natuurlijk ver-schijnsel en alle externe verlichting is eropgebouwd om dit zoveel mogelijk te voorko-men. Condens verdwijnt normaal uit hetlamphuis, wanneer de lamp enige tijdbrandt.

N.B.U wordt geadviseerd de eerste maanden naaankoop van een nieuwe auto deze alleenmet de hand te wassen. Een nieuwe laklaagis namelijk kwetsbaarder dan een oudelaag.

WAARSCHUWINGTest na het wassen van de auto altijd deremmen (en dus ook de parkeerrem) om tevoorkomen dat vocht en corrosie de rem-blokken aantasten, waardoor de remwer-king afneemt.

BELANGRIJKOnderdelen van kunststof en rubber niet inde was zetten of oppoetsen.Bij het poetsen van glimmende strips kuntu de glimmende laag beschadigen of ver-wijderen.Gebruik geen schurende poetsmiddelen.

Page 219: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

218

Verzorging

06

VelgenGebruik alleen de reinigingsmiddelen dieVolvo adviseert. Sterke velgreinigingsmidde-len kunnen het oppervlak beschadigen envlekken veroorzaken op verchroomde lichtme-talen velgen.

Poetsen en in de was zettenPoets de auto en zet deze in de was, wanneerde lak er dof uitziet of als u deze extrabescherming wilt bieden.

U hoeft een nieuwe auto pas na een jaar tepoetsen. In de was zetten kunt u eerder doen.Zorg dat de auto bij het poetsen of in de waszetten niet in direct zonlicht staat.

Was de auto en droog deze zorgvuldig af,voordat u begint te poetsen of de was aan-brengt. Verwijder asfalt- en teervlekken metde teerverwijderaar van Volvo of met terpen-tine. U kunt hardnekkige vlekken met een spe-ciaal voor autolak bestemde, fijne schuur-pasta (“rubbing compound”) verwijderen.

Poets de lak eerst op en behandel dezedaarna met was in vloeibare of vaste vorm.Volg de aanwijzingen op de verpakking nauw-keurig op. Veel preparaten bevatten zowelpoetsmiddel als was.

Voorste zijruiten met waterafstotendelaag (optie) schoonmaken

Gebruik nooit producten zoals auto-was, ontvetters e.d. op het glasopper-

vlak, omdat de waterafstotende laag daardoorbeschadigd kan raken.

Wees voorzichtig bij het schoonmaken om tevoorkomen dat er krassen in het glasopper-vlak ontstaan.

Om schade aan het glas te voorkomen dient uvoor het verwijderen van ijs alleen een krabbervan kunststof te gebruiken.

De waterafstotende laag staat bloot aannatuurlijke slijtage.

Om de waterafstotende eigenschappen tebehouden, wordt geadviseerd de behande-ling te vernieuwen met een nabehandelings-middel dat verkrijgbaar is bij een erkendeVolvo-werkplaats. Gebruik het middel de eer-ste keer na drie jaar en daarna ieder jaar.

Roestwering, controleren enonderhoudenDe auto heeft in de fabriek een uiterst gron-dige en complete roestwerende behandelingondergaan. De carrosserie bestaat ten dele uitgegalvaniseerd plaatwerk. Het onderstel isvoorzien van een slijtvaste bodembescher-ming. In de balken, holten en gesloten profie-len werd een dunne, doordringende roestwe-rende vloeistof gespoten.

De roestwering van de auto hoeft normaalgesproken pas na ca. 12 jaar voor het eerst teworden nabehandeld. De auto moet daarnaom de drie jaar een nabehandeling onder-gaan. Neem contact op met een erkendeVolvo-werkplaats, als de auto een nabehan-deling nodig heeft.

Vuil en strooizout kunnen aanleiding geven totcorrosie. Het is daarom belangrijk de autoschoon te houden. Om de roestwering van deauto in optimale staat te houden moet u debeschermingslaag regelmatig controleren enzo nodig bijwerken.

BELANGRIJKLakbehandelingen zoals lakconservering,verzegeling, bescherming, glansverzegelinge.d. kunnen lakschade veroorzaken.Lakschade als gevolg van dergelijke behan-delingen valt niet onder de Volvo-garantie.

Page 220: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

219

Verzorging

06

Interieur reinigenGebruik alleen reinigingsmiddelen en autover-zorgingsproducten die doorVolvo geadviseerd worden. Maak de bekle-ding regelmatig schoon en volg daarbij degebruiksaanwijzingen bij het autoverzorgings-product op.

Vlekken op stoffen bekleding enplafondbekledingOm de brandvertragende eigenschappen vande bekleding niet aan te tasten wordt geadvi-seerd een speciaal reinigingsmiddel voor stof-fen bekleding te gebruiken dat verkrijgbaar isbij een erkende Volvo-werkplaats. Gebruikwater en een synthetisch wasmiddel bij hetschoonmaken van veiligheidsgordels. Zorgdat de gordel droog is, voordat deze weerwordt opgerold.

Behandeling van vlekken op lerenbekledingDe leren bekleding van Volvo is chroomvrij envoldoet aan de norm Öko-Tex 100.

Het leer wordt veredeld en bewerkt zodat hetzijn natuurlijke eigenschappen houdt. Het leeris voorzien van een beschermende toplaag,

maar om de goede eigenschappen en hetfraaie uiterlijk te behouden is regelmatige ver-zorging van het leer vereist. Volvo biedt eenuniverseel leerverzorgingsproduct waarmeeu leren bekleding kunt schoonmaken en debeschermende laag kunt herstellen mits u hetvolgens de instructies opvolgt. Na enig tijd ingebruikt te zijn geweest krijgt het leer zijnnatuurlijke patina, afhankelijk van de opper-vlaktestructuur. Een dergelijk patina maaktdeel van het natuurlijke verouderingsprocesvan het leer en geeft aan dat het om eennatuurproduct gaat.

Voor de beste resultaten adviseert Volvo debeschermende crème één- à viermaal per jaar(zo nodig vaker) op te brengen. Vraag bij deerkende Volvo-werkplaats naar het specialeleerverzorgingsproduct van Volvo.

Reinigingsvoorschriften voor lerenbekleding1. Breng een weinig van het leerreinigingspro-

duct op een vochtige spons aan en knijperin om een dikke laag schuim te krijgen.

2. Behandel de vlek voorzichtig met cirke-lende bewegingen.

3. Dep de vlek zorgvuldig met de spons.Laat de vlek in de spons trekken. Wrijfniet.

4. Veeg het behandelde gebied met eenstuk zacht papier of een doek af en laathet leer volledig drogen.

Beschermende laag aanbrengen opleren bekleding1. Breng wat van de beschermende crème op

de vilten doek aan en wrijf de crème incirkelende bewegingen voorzichtig in hetleer.

2. Laat het leer 20 minuten drogen alvorenserop plaats te nemen.

Daarmee is het leer beter beschermd tegenvlekken en uv-straling.

Behandeling van vlekken opinterieuronderdelen van kunststof,metaal en houtVoor het reinigen van interieuronderdelen en -panelen van kunststof worden met waterbevochtigde splitfiber- of microvezeldoekengeadviseerd, die verkrijgbaar zijn bij eenerkende Volvo-werkplaats.

BELANGRIJKScherpe voorwerpen en klittenband kunnende stoffen bekleding beschadigen.

BELANGRIJKGebruik nooit sterke oplosmiddelen. Derge-lijke middelen kunnen bekleding van textiel,vinyl en leer beschadigen.

BELANGRIJKLet erop dat de bekleding kan verkleuren bijcontact met materialen die afgeven (nieuwespijkerbroek, gekleurde suède kleding e.d.).

Page 221: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

220

Verzorging

06

Krab of wrijf nooit over een vlek. Gebruik nooitsterke vlekkenmiddelen. Voor de hardnekkigevlekken kunt u een speciaal reinigingsmiddelgebruiken dat verkrijgbaar is bij de erkendeVolvo-werkplaats.

Matten en laadruimteHaal de inlegmatten uit de auto om de vloer-bekleding en de inlegmatten ieder apartschoon te kunnen maken. Gebruik een stof-zuiger om vuil en stof te verwijderen.

Lakschade herstellenDe lak vormt een belangrijk onderdeel van deroestwering van de auto en moet daaromregelmatig worden gecontroleerd. Om roest-vorming te voorkomen moet u lakschade met-een herstellen. De meest voorkomende soor-ten lakschade zijn bijvoorbeeldsteenslagplekken, krassen en plekjes op despatbordranden en portieren.

Benodigdheden• grondlak (primer) in een bus• lak in een bus of een lakstift• kwastje• afplaktape

Kleurcode

Het is belangrijk dat u exact de juiste lakkleurgebruikt. De kleurcode van de autolak staatop het typeplaatje (zie pagina 221).

Steenslagschade herstellen

Vóór het herstel van lakschade moet u de autoschoonmaken en goed laten drogen. Zorg er

bovendien voor dat de auto warmer is dan15 °C.

1. Plak een stuk afplaktape over het bescha-digde gebied heen. Trek de tape weer vande lak af om zoveel mogelijk lakresten teverwijderen.

2. Roer de grondlak (primer) zorgvuldig omen breng deze met een fijn kwastje ofeen lucifer aan. Breng de lak met eenkwastje aan, wanneer de primer droogis.

3. Krassen kunt u op dezelfde manier her-stellen, maar dek ter bescherming deonbeschadigde lak rond de kras af.

4. Poets de herstelde lak na enkele dagen op.Gebruik daarvoor een zachte doek met eengeringe hoeveelheid schuurpasta.

G02

1831

G02

1832

N.B.Als de steenslagplek niet tot op het blankeplaatwerk is doorgedrongen en er nog eenintacte laklaag over is, volstaat het om nareiniging van het beschadigde gebied deontbrekende lak aan te brengen.

Page 222: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

221

Type-aanduidingen

06

Positie van stickers en plaatjes

Wanneer u contact opneemt met een erkendeVolvo-werkplaats of vervangende onderdelenof accessoires wilt bestellen, kan het handigzijn om de type-aanduiding, het chassisnum-mer en het motornummer bij de hand te heb-ben.

Type-aanduiding, chassisnummer, maxi-maal toelaatbaar gewicht, kleurcodesvoor lak en bekleding en typegoedkeu-ringsnummer.Sticker voor standverwarming.Motoroliesticker met de kwaliteit en visco-siteit van de te gebruiken olie.Type-aanduiding van de motor, onder-deel- en serienummerType-aanduiding en serienummer van deversnellingsbak.

Handgeschakelde versnellingsbakAutomatische versnellingsbak

Identificatienummer van de auto(VIN, Vehicle Identification Number)

De typegoedkeuring van de auto bevat meerinformatie over de auto.

BFDRYOIHVHFGJJFFOIHFGDOIHV

Gfdr_urtvb

FkfuOhtk_jdtr

Ehdfjljl_ncyMgdh_ ytegf

Seyj_tu FkfuSeyj_tu

T 100001

P 1208632

M56L

3,77

LTDMADEAISIN

SERIAL NO

IN JAPANAW CO

3YYYYYYYTF-80SC

30748043

1

4

5

6

2

3

A

B

Engine oil quality: XXXViscosity: XXX xx

xxxx

xx

G02

1833

Page 223: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

222

Specificaties

06

Maten V70

F G H I

AB

E

C

D

G01

7404

Positie opafbeelding Maten mm

A Wielbasis 2816B Lengte 4823C Laadlengte, vloer,

achterbank neergeklapt1878

D Laadlengte, vloer 1089E Hoogte 1547F Spoorbreedte vooras 1578G Spoorbreedte achteras 1576H Breedte 1861I Breedte incl.

buitenspiegels2106

Page 224: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

223

Specificaties

06

Maten XC70

F G H I

AB

E

C

D

G01

7405

Positie opafbeelding

Maten mm

A Wielbasis 2815B Lengte 4838C Laadlengte, vloer,

achterbank neergeklapt1878

D Laadlengte, vloer 1089E Hoogte 1604F Spoorbreedte vooras 1604G Spoorbreedte achteras 1570H Breedte 1861I Breedte incl. buitenspiegels 2119

Page 225: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

224

Specificaties

06

Gewichten

Bij het rijklaar gewicht zijn het gewicht van debestuurder, dat van de brandstoftank die voor90% gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen e.d. inbegrepen. Het gewicht vande passagiers en de gemonteerde accessoi-res zoals een trekhaak (en de kogeldruk daar-van bij gebruik van een aanhanger (zie tabel),lastdragers, skibox e.d. zijn van invloed op delaadcapaciteit en zijn niet inbegrepen bij hetrijklaar gewicht. Toelaatbare belasting(zonder bestuurder) = totaalgewicht – rijklaargewicht. Zie pagina 221 voor informatie over de positie

van de sticker.

Max. totaalgewichtMax. treingewicht (auto + aanhanger)Max. voorasdrukMax. achterasdrukUitrustingsniveau

Max. belasting: Zie typegoedkeuring.

Max. dakbelasting: 100 kg.

WAARSCHUWINGAfhankelijk van de belading van de auto enhet zwaartepunt van de lading treden er wij-zigingen in de rijeigenschappen op.

1

53 4

2

G01

7755

Page 226: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

225

Specificaties

06

Trekgewicht en kogeldruk

Model VersnellingsbakAanhangergewichtgeremd (kg) Kogeldruk (kg)

Alle Alle 0 – 1200 50

2.5T Handbak (M66) max. 1800 75

Automaat (TF–80SC) max. 1800 75

3.2 Automaat (TF–80SC) max. 1800 75

T6 Automaat (TF–80SC) max. 2000 90

2.4D Handbak (M66) max. 1600 75

Automaat (TF–80SC) max. 1800 75

D5 Handbak (M66) max. 1600 75

Automaat (TF–80SC) max. 2000 90

Aanhangergewichtongeremd (kg)

Kogeldruk(kg)

max. 750 50

N.B.Bij aanhangers zwaarder dan 1800 kg wordtgeadviseerd een stabilisatorkoppeling tegebruiken.

Page 227: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

226

Specificaties

06

Motorspecificaties

Specificatie/model 2.5T 3.2 T6 D5 2.4D

Motoraanduiding B5254T6 B6324S B6304T2 D5244T4 D5244T5

Vermogen (kW bij omw/min) 147/4500 175/6200 210/xx 136/4000 120/4000

Vermogen (pk bij omw/min) 200/4800 238/6200 285/xx 185/4000 163/4000

Motorkoppel (Nm bij omw/min) 300/1500–4500 320/3200 400/1500-xx 400/2000–2750 340/1750-2750

Aantal cilinders 5 6 6 5 5

Cilinderboring (mm) 83 84 82 81 81

Slaglengte (mm) 93,2 96 93,2 93,1 93,1

Slagvolume (liter) 2,521 3,192 2,953 2,400 2,400

Compressieverhouding 9,0:1 10,8:1 9,3:1 17,0:1 17,0:1

Page 228: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

227

Specificaties

06

Motorolie

Ongunstige rijomstandighedenIn ongunstige rijomstandigheden kunnen deolietemperatuur en het olieverbruik abnor-maal toenemen.

Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten:

• met een caravan of aanhanger achter deauto

• in bergachtig gebied• op hoge snelheden• in temperaturen lager dan –30 °C of hoger

dan +40 °C• doe dat ook bij korte ritten (over afstanden

kleiner dan 10 km) bij lage temperaturen(onder 5 °C).

In dergelijke omstandigheden kunnen de olie-temperatuur en het olieverbruik abnormaaltoenemen.

Kies een volsynthetische motorolie bij ongun-stige rijomstandigheden. Ze bieden de motorextra bescherming.

Volvo adviseert olieproducten van Castrol.

Viscositeitsdiagram

BELANGRIJKOm aan vereisten voor de gespecificeerdeservice-intervallen te voldoen worden allemotoren in de fabriek gevuld met een spe-ciaal aangepaste, synthetische motorolie.De oliesoort werd met grote zorg geselec-teerd lettend op de levensduur van demotor, de startgewilligheid, het brandstof-verbruik en de milieu-impact. Om de aanbe-volen service-intervallen aan te kunnenhouden dient u een goedgekeurde motoro-liesoort te gebruiken. Gebruik alleen eenoliesoort van de voorgeschreven kwaliteit(zie sticker in motorruimte) en dat zowel bijhet bijvullen als verversen van olie. Eennegatieve invloed op de levensduur van demotor, de startgewilligheid, het brandstof-verbruik en de milieu-impact is anders nietuitgesloten. Volvo Car Corporation wijst allegarantieclaims af bij gebruik van eenmotoroliesoort die niet voldoet aan de voor-geschreven kwaliteits- en viscositeitseisen.

G02

1834

Page 229: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

228

Specificaties

06

Wanneer de nevenstaande sticker in demotorruimte zit, geldt het volgende. Ziepagina 221 voor informatie over de positie vande sticker.

Oliekwaliteit: ACEA A5/B5

Viscositeit: SAE 0W–30

Engine oil quality: ACEA A5/B5Viscosity: SAE 0W-30 xx

xxxx

xxG

0202

33Motortype

Bij te vullen hoeveelheidtussen MIN en MAX (liter)

Hoeveelheid (liter)

2.5T B5254T6 1,3 5,5

3.2 B6324S 1,2 7,4

T6 B6304T2 1,2 7,4

D5 D5244T4 1,5 6,0

2.4D D5244T5 1,5 6,0

Page 230: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

229

Specificaties

06

Overige vloeistoffen en smeermiddelen

Vloeistof Systeem Hoeveelheid (liter) Voorgeschreven kwaliteit

Versnellingsbakolie Handbak (M66) 2,0 Versnellingsbakolie MTF 97309

Automaat (TF–80SC) 7,0 Versnellingsbakolie JWS 3309

Koelvloeistof Benzinemotor 3.2 8,9 Koelvloeistof met corrosiewerende dopeaangelengd met water (zie verpakking).

Benzinemotor 2.5T 9,0

Benzinemotor T6 8,9

Dieselmotor 12,5

Airconditioning1

1Hangt af van het motortype. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats voor de juiste gegevens.

- - Olie: PAGKoudemiddel: R134a (HFC134a)

Remvloeistof 0,6 DOT 4+

Stuurbekrachtiging 1,2 Stuurbekrachtigingsvloeistof WSS M2C204-A2of een soortgelijk product.

Ruitensproeiervloeistof 6,54,52

2Auto’s zonder koplampsproeiers

Bij vorst wordt geadviseerd een door Volvoaanbevolen ruitensproeier-antivries aange-lengd met water te gebruiken.

N.B.Onder normale rijomstandigheden hoeft ude versnellingsbakolie nooit te verversen.Bij ongunstige rijomstandigheden kan datechter wel nodig zijn (zie pagina 227.)

Page 231: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

230

Specificaties

06

Verbruik, uitstoot en tankinhoud

Brandstofverbruik en uitstoot vankooldioxideDe officiële brandstofverbruikscijfers zijngebaseerd op een gestandaardiseerde rijcy-clus conform de EU-richtlijn 80/1268 (combi-natierit). Het gebruik van extra accessoires

kan het brandstofverbruik beïnvloeden, omdatde accessoires het gewicht van de auto ver-hogen. Ook de rijstijl en andere niet-techni-sche factoren kunnen van invloed zijn op hetbrandstofverbruik. Zie pagina 9 voor meerinformatie.

Model Motor VersnellingsbakVerbruikliter/100 km

Uitstoot vankooldioxide(CO2) in g/km

Tankinhoud(liter)

2.5T B5254T6 Handbak (M66) 9,3 222 70

Automaat (TF–80SC) 10,2 243

3.2 B6324S Automaat (TF–80SC) 10,5 251

AWD Automaat (TF–80SC) 11,4 272

T6 B6304T2 Automaat (TF–80SC) 11,3 270

D5 D5244T4 Handbak (M66) 6,5 172

Automaat (TF–80SC) 7,4 195

Handbak (M66) AWD 7,3 193

Automaat (TF–80SC) AWD 8,3 219

2.4D D5244T5 Handbak (M66) 6,5 172

Automaat (TF–80SC) 7,4 195

Page 232: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

231

Specificaties

06

Elektrisch systeem

Algemene informatie12V-systeem met wisselstroomdynamo enspanningsregelaar. Enkelpolig systeem waar-bij het chassis en het motorblok als geleidersworden gebruikt. De minpool is verbondenmet het chassis.

Typegoedkeuringafstandsbedieningssysteem

Prestaties accu

Motor 2.5T 3.0T3.2

D52.4D

Spanning (V) 12 12 12

Koudestartcapaci-teit (A)

520 –800

520–700

700

Reservecapaciteit(min.)

100 –150

100–135

135

BELANGRIJKLet er bij het vervangen van de accu op, datde nieuwe accu dezelfde koudestartcapaci-teit en reservecapaciteit als de origineleaccu heeft (zie sticker op de accu).

Land

A, B, CY, CZ,D, DK, E, EST,F, FIN, GB, GR,H, I, IRL, L, LT,LV, M, NL, P,PL, S, SK, SLO

IS, LI, N, CH

HR

1

ROK Delphi 15-07-2003, Duits-land R-LPD1-03-0151

BR 2

RCCCAB06LP1940T4

1Hierbij verklaart Delphi dat het transponder-sleutelsysteem in overeenstemming is met deessentiële eigenschappen en overige relevantebepalingen zoals beschreven in de EU-richtlijn1999/5/EG.2De gegevens waren niet beschikbaar tijdens deredactie.

Page 233: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

232

06

Page 234: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

06 Onderhoud en specificaties

233

06

Page 235: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

234

07

AAanhanger

rijden met een aanhanger ....................174Aanpassen, lichtbundel ...............................76

Aanrijding ....................................................25

Aanstekeropening

achterin ................................................151voorin ...................................................150

ABL – Active Bi-Xenon Lights .....................72

ABS .............................................................96

AC .............................................................114

ACC – Adaptieve cruisecontrol .................136

Accu ....................................................90, 197

gebruik .................................................197onderhoud ............................................197specificaties .........................................231vervangen ............................................198waarschuwingssymbolen .....................197

Achterklep

vergrendelen ....................................39, 48Achterklep, elektrische bediening .............167

Achteruitkijkspiegel .....................................85

Adaptieve cruisecontrol ............................136

radarsensor ..........................................138AF – automatische afstemfunctie .............129

Afstandsbediening, zie Transpondersleutel 38

Afstandsbedieningssysteem,typegoedkeuring ....................................... 231

Afstellen stuurwiel ...................................... 70

Afstemfunctie, automatische .................... 129

Airbag ......................................................... 15

activeren/deactiveren ............................ 18activeren/deactiveren, PACOS .............. 19

Airbagsysteem ............................................ 14

Airconditioning ......................................... 114

algemene informatie ............................ 109Airconditioning, AC ................................... 114

Alarm .......................................................... 51

activeren ................................................ 51alarmindicatie ........................................ 51alarmsignalen ........................................ 52alarmsysteem testen ............................. 53beperkt alarmniveau .............................. 52deactiveren ............................................ 51geactiveerd alarm uitschakelen ............. 51overige functies ..................................... 52tijdelijk uitschakelen .............................. 52verkeersmelding RDS .......................... 127

Alarmlichten ................................................ 74

Alarmsysteem

alarmsysteem controleren ..................... 40Alarmsysteem testen .................................. 53

All Wheel Drive (vierwielaandrijving) ........... 95

Allergenen ................................................. 110

Anti-botsingsysteem ................................. 140

Anti-botsingsysteem met remassistentie*(CWS-systeem) ......................................... 140

Antislip ...................................................... 133

Approach-verlichting .................................. 76

Audio

audiosysteem ...................................... 120Audiosysteem ........................................... 120

automatische volumeregeling .............. 123bron ..................................................... 123hoofdtelefoonaansluiting ..................... 121instellingen ........................................... 123profiel voor stoelen/achterbank ........... 124Surround .............................................. 123volume, programmatypes .................... 129

AUTO

klimaatinstelling ................................... 114voorkeurzenders vastleggen ................ 126

Auto wassen ............................................. 217

Autobekleding ........................................... 219

Autodimfunctie ............................................ 85

Automatische hervergrendeling .................. 47

Automatische motorrem ............................. 97

Automatische vergrendeling ....................... 47

Automatische versnellingsbak .................... 92

handmatig schakelen (Geartronic) ......... 93Automatische volumeregeling .................. 123

Automatische wasstraat ........................... 217

Page 236: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

235

07

AUX ...................................................120, 123

volume .................................................123

BBagagerolhoes ..........................................171

Banden

draairichting .........................................205lekke band ............................................209onderhoud ............................................207slijtage-indicator ..................................207snelheidsaanduidingen ........................214spanning ..............................................215specificaties .........................................214winterbanden .......................................208

Batterij

transpondersleutel/PCC ........................44Bedieningspaneel verlichting ......................71

Bedrijfsrem ..................................................96

Belangrijke informatie ...................................6

Bellen ........................................................154

Bergen .......................................................181

Beslaande koplampglazen

condens ...............................................217Beslagen ruiten

ontwasemen .................................109, 114ontwasemen met blaasmonden ...........116timerfunctie ..........................................114

Blaasmonden ............................................111

BLIS ..........................................................146

BLIS, Blind Spot Information System ....... 146

Blokkering achteruitversnelling .................. 91

Boordcomputer ........................................ 130

Botsing ....................................................... 25

Brandstof .................................................. 164

brandstofbesparing ............................. 216brandstoffilter ...................................... 165brandstofverbruik .................................... 8verbruik ................................................ 230

Buitenspiegel

elektrisch verwarmd .............................. 85Buitenspiegels ............................................ 84

Buitenspiegels resetten .............................. 84

CCd

functies ................................................ 124-wisselaar ............................................ 124

Cd vooruit-/achteruitspoelen ................... 125

Chassisstanden ........................................ 134

Claxon ........................................................ 70

Claxonneren ............................................... 70

Clean Zone Interior ................................... 110

Condens aan binnenkant lampglas .......... 217

Condenswater .......................................... 165

Contactslot ................................................. 65

Contactslotstanden .................................... 65

Controlelampjes .......................................... 60

Cruisecontrol ............................................ 135

CWS-systeem

radarsensor .......................................... 138

DDagtellers .................................................... 64

Dashboardkastje ....................................... 150

vergrendelen .......................................... 48Diep water ................................................. 160

Dieselfilter ................................................. 165

Dimlicht ..................................................... 190

Displayverlichting ........................................ 71

Dode hoek ................................................ 146

Dolby Surround Pro Logic II ............. 120, 123

Doorluchtfunctie ................................. 39, 109

Doorwaaddiepte ....................................... 160

DSTC, zie ook Stabiliteitssysteem

bediening ............................................. 133deactiveren/activeren .......................... 133

EECC – elektronische klimaatregeling ........ 112

EHBO-set .................................................. 173

Elektrisch bedienbaar schuifdak ................. 86

Elektrisch bedienbare ruiten ....................... 82

Elektrisch bedienbare ruiten resetten ......... 83

Page 237: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

236

07

Elektrisch inklapbare buitenspiegels ...........84

Elektrisch systeem ....................................231

Elektrische aansluiting

achterin ................................................151laadruimte ............................................152voorin ...................................................151

Elektrische parkeerrem

automatisch lossen ................................98handmatig lossen ...................................98lage accuspanning .................................98

Elektrische verwarming

achterruit ................................................85stoelen en achterbank .........................113

Elektronische startblokkering ......................38

EON – Enhanced Other Networks ............129

Equalizer ...................................................124

Externe geluidsbron

AUX-ingang ..........................................120volume .................................................123

FFollow-Me-Home-verlichting ......................76

FOUR-C ....................................................134

GGeartronic ...................................................93

Geïntegreerde telefoon .............................153

Gelaagd glas ...............................................82

Geluid

volume ................................................. 123volume, externe geluidsbron ............... 123

Geluidssterkte

telefoon/mediaspeler ........................... 155Gesprek in de wacht zetten ...................... 154

Gesprekken

functies tijdens lopende gesprekken ... 154gespreksfuncties ................................. 154

Gesprekken weigeren ............................... 154

Gevarendriehoek ...................................... 173

Gewichten

aanhangergewicht ............................... 224achterasdruk ....................................... 224dakbelasting ........................................ 224kogeldruk ............................................. 224maximaal treingewicht ........................ 224rijklaar gewicht .................................... 224totaalgewicht ....................................... 224voorasdruk .......................................... 224

Glas

gelaagd/verstevigd ................................ 82oppervlaktebehandeling ........................ 82toplaag .................................................. 82

Global opening ................................... 39, 109

Gloeilampen

achterlichten ........................................ 192algemene informatie ............................ 189dimlicht ................................................ 190

groot licht ............................................. 190instapverlichting ................................... 193kentekenplaatverlichting ...................... 193koplampen ........................................... 189laadruimteverlichting ........................... 194make-upspiegel ................................... 194mistlampen vóór .................................. 192parkeerlichten vóór .............................. 191richtingaanwijzers ................................ 191specificaties ......................................... 194stadslichten ......................................... 191verstralers ............................................ 191

Gloeilampen achterlamphuis

positie .................................................. 193Gloeilampen, vervangen ........................... 189

Gordelspanners .......................................... 14

Gordelwaarschuwing .................................. 13

Groot licht/dimlicht ..................................... 72

HHandgeschakelde versnellingsbak ............. 91

Handmatig schakelen (Geartronic) ............. 93

HBS – Heart Beat Sensor ........................... 41

HDC ............................................................ 97

Hill Descent Control .................................... 97

Hoge motortemperatuur ........................... 174

Hogedruksproeiers koplampen .................. 81

Hoofdsteun, middelste zitplaats ................. 68

Page 238: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

237

07

Hoofdtelefoonaansluiting ..........................121

Hulpverwarming ........................................119

IIAQS – Interior Air Quality System ............110

IC-systeem – Inflatable Curtain ...................21

IDIS –Intelligent Driver InformationSystem ......................................................156

IMEI-nummer ............................................157

In de was zetten ........................................218

Informatie- en waarschuwingslampjes .......60

Informatiedisplays .......................................60

Informatietoets ............................................40

Inklapbare buitenspiegels ...........................84

Inkomende gesprekken .............................154

Instructieboekje lezen ...................................6

“Belangrijk!”-kaders .................................6“N.B.”-kaders ...........................................6displaymeldingen .....................................6opsommingslijsten ...................................6opties .......................................................6positielijsten .............................................6procedurelijsten .......................................6waarschuwingskaders .............................6

Instrumenten, schakelaars en bediening ....56

Instrumentenoverzicht ................................56

Instrumentenverlichting ...............................71

Interieurcomfort ........................................ 149

Interieurfilter .............................................. 110

Interieurverlichting ...................................... 75

Interior Air Quality System ........................ 115

Inzittendenbeveiliging ................................. 12

ISOFIX-bevestigingssysteem voorkinderzitjes ................................................. 31

KKatalysator ............................................... 165

Keuzehendelblokkering .............................. 94

Keuzehendelblokkering uitschakelen ......... 94

Keuzehendelblokkering, mechanischuitschakelen ............................................... 94

Keyless drive ........................................ 45, 88

Kinderen

positie in de auto ................................... 26Kinderslot ............................................. 31, 50

Kinderveiligheidsproducten ........................ 26

Kinderzitje ................................................... 26

Kleurcode, lak ........................................... 220

Klimaatregeling ......................................... 109

algemene informatie ............................ 109elektronische ....................................... 112sensoren .............................................. 109

Klok ............................................................ 64

Knipperlichten ............................................ 74

Knippersignalen, PCC ................................. 40

Koelvloeistofpeil ........................................ 187

Kogeldruk .................................................. 225

Kompas ..................................................... 132

kalibreren ............................................. 132zone aanpassen ................................... 132

Koplampen .......................................... 72, 189

koplampsproeiers .................................. 81Koplamphoogteregeling ............................. 71

Actieve Bi-Xenonkoplampen ................. 71Bi-Xenonkoplampen .............................. 71

Koplampsproeiers ....................................... 81

Koudemiddel ............................................. 109

Kruissnelheidsregeling .............................. 135

LLaadruimte

bagagerolhoes ..................................... 171veiligheidsnet ....................................... 171veiligheidsrek ....................................... 170

Laag oliepeil .............................................. 186

Lading vervoeren ...................................... 166

laadruimte ............................................ 166lading op het dak ................................. 172verankeringsogen ................................ 167

Lak

kleurcode ............................................. 220schade en herstel ................................ 220

Page 239: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

238

07

steenslagplekken en krassen ...............220Lampen

sidemarker ...........................................192Lampjes .....................................................133

controlelampjes ......................................60informatielampjes ...................................60waarschuwingslampjes ..........................60

Leren bekleding, reinigingsvoorschriften ..219

Lichtbundel aanpassen ...............................76

Active Bi-Xenonkoplampen ...................76Bi-Xenonkoplampen ..............................76halogeenkoplampen ..............................77

Luchtverdeling ..................................111, 116

Luidspreker lage tonen .............................123

MMake-upspiegel ........................................194

Maten ................................................222, 223

Mediaspeler ..............................................123

Meldingen op instrumentenpaneel ...........107

Menu- en meldingsfuncties .......................104

Meters op het instrumentenpaneel .............60

Milieu

brandstofverbruik .....................................8efficiënte uitlaatgasreiniging ....................8Erkende Volvo-werkplaatsen en hetmilieu ........................................................8milieubeleid van Volvo Car Corporation ..8schone lucht in passagiersruimte ............8

spaar het milieu ....................................... 8textielnorm ............................................... 8

Mistachterlicht ............................................ 74

Mistlampen vóór ......................................... 73

Motor

oververhitting ....................................... 174starten ................................................... 88

Motor starten .............................................. 88

Motorruimte

algemene informatie ............................ 184koelvloeistof ........................................ 187motorkap ............................................. 184olie ....................................................... 186overzicht .............................................. 185stuurbekrachtigingsvloeistof ............... 188

Motorspecificaties .................................... 226

Mp3-functies ............................................ 124

Muziekbestanden ..................................... 124

MY KEY .................................................... 121

NNEWS ....................................................... 128

Nieuwsuitzending ..................................... 128

Noodoproepen ......................................... 157

Nooduitrusting

EHBO-tas ............................................ 152gevarendriehoek .................................. 173

Nummer-informatie .................................. 126

OOlie

filter ...................................................... 186hoeveelheden ...................................... 228motorolie .............................................. 227oliekwaliteit .......................................... 227ongunstige omstandigheden ............... 227versnellingsbakolie .............................. 229

Oliepeil ...................................................... 186

Onderhoud

roestwering .......................................... 218Ongunstige rijomstandigheden ................. 227

Ontgrendelen

achterklep .............................................. 47van de binnenzijde ................................. 47van de buitenzijde .................................. 47zonder sleutel ........................................ 47

Ontwaseming ............................................ 114

Opbergmogelijkheden inpassagiersruimte ...................................... 149

Opblaasgordijnen (IC) ................................. 21

Oververhitting ........................................... 174

PPACOS ........................................................ 19

schakelaar voor activering/deactivering 18Paniekfunctie .............................................. 40

Park Assist ................................................ 143

Page 240: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

239

07

PCC – Personal Car Communicator

bereik .....................................................41functies ..................................................39

PCC – Personal Car Communicator

functies ..................................................39Permanente vierwielaandrijving ..................95

PI zoeken ..................................................129

Poetsen .....................................................218

Positie van kinderzitjes ...............................26

POT (Power Operated Tailgate) ................167

Programmafuncties ...................................127

Programmatype ........................................128

PTY – programmatype ..............................128

RRadarsensor ..............................................138

Radio

AF .........................................................129afstemfunctie .......................................129EON ......................................................129instellingen ...........................................126PTY ......................................................128radiotekst .............................................128REG ......................................................129voorkeurzenders vastleggen ................126zenders ................................................126

RDS-functies .............................................127

resetten ................................................129

Recirculatie ............................................... 114

REG – regionale radioprogramma’s ......... 129

Regensensor .............................................. 80

Rem- en koppelingsvloeistof .................... 188

Remlichten .................................................. 73

Remmen ..................................................... 96

antiblokkeerremsysteem, ABS .............. 96elektrische parkeerrem .......................... 98lampjes op instrumentenpaneel ............ 96noodremlichten, EBL ............................. 73remkrachtverhoging .............................. 96remkrachtverhoging bij noodstops,EBA ....................................................... 96remlichten .............................................. 73remsysteem ........................................... 96remvloeistof bijvullen ........................... 188remvloeistof, hoeveelheid en kwaliteit 230

Reservewiel .............................................. 209

Richtingaanwijzers ...................................... 74

Rijadviezen ............................................... 160

Rijden

in ongunstige omstandigheden ........... 227Rijden met een aanhanger ....................... 174

aanhangergewicht ............................... 224kogeldruk ............................................. 225trekgewicht .......................................... 225

Rijeigenschappen aanpassen .................. 134

RND – Random ......................................... 125

Roestwering .............................................. 218

Roetfilter dieselmotor .................................. 89

Roetfilter vol ................................................ 89

Ruggedeelte

achterbank, omklappen ......................... 69Rugleuning

voorstoel, omklappen ............................ 66Ruiten en spiegels ...................................... 82

Ruitensproeiers ........................................... 81

Ruitenwisser, achterruit .............................. 81

Ruitenwissers .............................................. 80

SSafelock-functie .......................................... 49

deactiveren ............................................ 49Safety mode ................................................ 25

SCAN

cd en muziekbestanden ...................... 125radiozenders ........................................ 127

Schoonmaken

auto wassen ......................................... 217automatische wasstraat ....................... 217bekleding ............................................. 219veiligheidsgordels ................................ 219velgen .................................................. 218

Schuifdak

blokkering bij automatisch sluiten ... 86, 87openen en sluiten .................................. 86

Page 241: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

240

07

ventilatiestand ........................................86zonnescherm .........................................87

Serviceprogramma ....................................184

Signaalingang, externe .............................120

Simkaart ....................................................157

SIPS-airbags ...............................................20

Slepen .......................................................181

sleepoog ..............................................181Sleutel .........................................................38

PCC ........................................................38sleutelloos vergrendelings- en startsys-teem .......................................................45transpondersleutel .................................38

Sleutelblad ..................................................42

Sleutelblokkering .........................................94

Sleutelloos starten (Keyless drive) ..............88

Sloten

achterklep ..............................................47automatische hervergrendeling .............47dashboardkastje ....................................47ontgrendelen ..........................................47vergrendelen ..........................................47vergrendelingsknop aan de binnenzijde 47

Smeermiddelen .........................................229

Specificaties ..............................................224

Spiegel

achteruitkijk- ..........................................85

Spiegels

buiten- ................................................... 84Spin Control ............................................. 133

Sproeiers

koplampen ............................................. 81ruitensproeiervloeistof, bijvullen .......... 196voorruit .................................................. 81

Sproeikoppen, verwarmde ......................... 81

SRS-AIRBAG .............................................. 15

SRS-systeem

algemene informatie .............................. 16Stabiliteits- en tractieregelsysteem .......... 133

Stabiliteitssysteem ................................... 133

Stads-/parkeerlichten vóór enachterlichten ............................................... 73

Stand-by, telefoon .................................... 153

Standverwarming ..................................... 117

op een helling parkeren ....................... 117tijd instellen ......................................... 118

Startblokkering ........................................... 38

Starten met hulpaccu ................................. 90

Steenslagplekken en krassen ................... 220

Sterkte, geluids- ....................................... 123

Sticker, SIPS-airbags ................................. 21

Stoel

elektrisch bedienbaar ............................ 66

geheugenfunctie .................................... 67handmatig verstellen ............................. 66rugleuning voorstoel omklappen ........... 66sleutelgeheugen ..................................... 67

Stoel en achterbank

ruggedeelte achterbank omklappen ...... 69Stoel met geheugenfunctie ......................... 67

Stoelen

rugleuning voorstoel omklappen ........... 66Stoelen en achterbank ................................ 66

elektrische bediening ............................. 66elektrische verwarming ........................ 113geventileerde voorstoelen ................... 112hoofdsteunen achterbank ...................... 68

Stuurbekrachtiging, snelheidsafhankelijke 134

Stuurbekrachtigingsvloeistof .................... 188

Stuurslot ...................................................... 88

Stuurwiel

stuurwielafstelling .................................. 70toetsenset ............................................ 153toetsenset adaptieve cruisecontrol ..... 137toetsenset linkerzijde ........................... 135toetsenset rechterzijde ........................ 120

Surround ........................................... 120, 123

TTanken

tankdop ................................................ 163

Page 242: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

241

07

tankvulklep, elektrisch openen ............163Tankinhoud ...............................................230

Telefoon ....................................................153

bellen via telefoonboek ........................155geïntegreerde, overzicht ......................153gesprek beantwoorden ........................154

Telefoon, stand-by ....................................153

Telefoonboek

nummerfuncties ...................................155Temperatuur

werkelijke temperatuur .........................109Temperatuurregeling .................................114

Timer .........................................................114

Toetsenset op stuurwiel

linkerzijde .............................................135rechterzijde ..........................................120

Toetsensets op stuurwiel ............................70

TP – verkeersinformatie ............................128

Traction Control ........................................133

Transmissie .................................................91

Transpondersleutel .....................................38

afneembaar sleutelblad ..........................38batterij ....................................................39batterij vervangen ..................................44bereik .....................................................40functies ..................................................39

Trekgewicht ...............................................225

Trekhaak ................................................... 175

Trekinrichting ............................................ 175

Trillingsdemper ......................................... 176

Type-aanduidingen ................................... 221

Typegoedkeuring, afstandsbedieningssys-teem .......................................................... 231

UUitstoot van kooldioxide ........................... 230

VVeiligheid .................................................... 12

Veiligheidsgordels ...................................... 12

gordelspanners ..................................... 14Veiligheidsnet ........................................... 171

Veiligheidsrek ........................................... 170

Veiligheidszitjes

aanbevolen ............................................ 28afmetingscategorieën voor veiligheidszitjesmet ISOFIX-bevestigingssysteem ......... 32bovenste bevestigingspunten voorkinderzitjes ............................................ 34geïntegreerd kinderzitje met tweestanden .................................................. 29ISOFIX-bevestigingssysteem voorkinderzitjes ............................................ 31

Velgen

schoonmaken ...................................... 218

Ventilatie ................................................... 111

Ventilator ................................................... 113

Verkeersinformatie .................................... 128

Verlichting

Actieve Bi-Xenonkoplampen, ABL ........ 72Approach-verlichting ............................. 76automatische functie ............................. 75Follow-Me-Home-verlichting ................. 76gloeilampen vervangen, zie ookGloeilampen ......................................... 189groot licht/dimlicht ................................. 72instrumentenverlichting ......................... 71interieur .................................................. 75knoppen ................................................. 75koplamphoogteregeling ......................... 71mistachterlicht ....................................... 74mistlampen vóór .................................... 73stads-/parkeerlichten vóór enachterlichten .......................................... 73

Verlichting instrumentenpaneel .................. 71

Versnellingsbak ........................................... 91

automatische ......................................... 92handgeschakelde .................................. 91

Verstralers ................................................. 191

Vervangen, gloeilampen

achterlichten ........................................ 192dimlicht halogeen ................................ 190groot licht halogeen ............................. 190instapverlichting ................................... 193

Page 243: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

Alfabetisch register

242

07

laadruimteverlichting ............................194make-upspiegel ...................................194mistlampen vóór ..................................192parkeerlichten vóór ..............................191richtingaanwijzers ................................191sidemarker ...........................................192stadslichten ..........................................191verstralers ............................................191

Verwarmde sproeikoppen ...........................81

Verwarming ...............................................114

Verzorging .................................................217

Verzorging, leren bekleding ......................219

Vlekken ......................................................219

Vloeistof

stuurbekrachtigingsvloeistof ................229Vloeistoffen

hoeveelheden .......................................229Vloermatten ...............................................151

Volume, zie ook Geluidssterkte ................123

Voorkeurzenders vastleggen .....................126

WWaarschuwingsgeluid

adaptieve cruisecontrol ........................136anti-botsingsysteem ............................141

Waarschuwingslampje

adaptieve cruisecontrol ........................136anti-botsingsysteem ............................141

Waarschuwingslampjes .............................. 60

airbags, SRS ......................................... 62dynamo laadt niet bij ............................. 62gordelwaarschuwing ............................. 62lage oliedruk .......................................... 62parkeerrem aangezet ............................ 62stabiliteits- en tractieregelsysteem ...... 133storing in remsysteem ........................... 62waarschuwing ....................................... 62

Waarschuwingssticker, SIPS-airbags ........ 21

Waarschuwingssymbool, airbagsysteem ... 14

Water- en vuilafstotende laag .................... 82

Water- en vuilafstotende laag,schoonmaken ........................................... 218

Whiplash-letsel ........................................... 22

WHIPS ........................................................ 22

Wielen

monteren ............................................. 206reservewiel .......................................... 209sneeuwkettingen ................................. 208velgen .................................................. 208verwisselen .......................................... 205

Wielen en banden ..................................... 205

Willekeurige afspeelvolgorde, cd enmuziekbestanden ..................................... 125

Winterbanden ........................................... 208

Wisselgesprek .......................................... 154

Wisserbladen

schoonmaken .............................. 195, 196servicestand ........................................ 195vervangen ............................................ 195

Wissers en -sproeiers ................................. 80

ZZekeringen ................................................ 200

Zekeringenkastje

dashboardkastje .................................. 203laadruimte ............................................ 204motorruimte ......................................... 201

Zenders zoeken ........................................ 126

Zijairbags .................................................... 20

Zuinig rijden .............................................. 160

Zwangerschap ............................................ 13

Page 244: V V70 & XC70 OWNE r’s ma ual...Inleiding 6 Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Eengoedemanieromvertrouwdterakenmet uwnieuweautoisomhetinstructieboekjete lezen

VOlVO

V70 & X

C70 O

WN

Er’s

ma

Nu

al

TP 9686

2008

Volvo Car Corporation TP 9690 (Dutch), aT 0720, Printed in sweden, Göteborg 2007, Copyright © 2000-2007 Volvo Car Corporation