Upload
others
View
8
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 1/39
MER
BIJLAGE 18.2 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
VAN MARCKE BVBA
Hervergunning en verandering van een bedrijf voor varkens
WORTEGEM-PETEGEM
Opdrachtgever
VAN MARCKE BVBA Rijborgstraat 10 9790 Wortegem-Petegem KBO-nummer 0808.713.843 Vestigingseenheidsnummer 2.177.413.537
Projectlocatie Rijborgstraat 10
9790 Wortegem-Petegem
Uitvoering meet- en Datum 9 september 2017
Deskundigen- Studiebureaus SBB Accountants & Adviseurs Milieubureau Joveco bvba Diestsevest 32 bus 1a Kriesberg 29b 3000 Leuven 3221 Holsbeek Tel. +32 16 24 64 72 Tel. +32 16 56 67 48 Uitvoering meet- en inspectiewerk Fax. +32 16 24 70 28
Tel. +32 15 56 67 48
Erkende MER deskundigen
coördinaten Handtekening
Lucht Bodem (deeldomein pedologie) Water (deeldomein oppervlaktewater)
Johan Versieren
Kriesberg 29b 3221 Holsbeek tel. +32 16 56 67 48 [email protected]
Coördinator
Johan Versieren
Deskundigen
Water Bodem
An Maes
Witte Molenstraat 45 bus 1 8200 Brugge [email protected]
Lucht Mens Landschap Fauna en Flora
Annick Van De Walle
Oostveldstraat 17 9900 Eeklo [email protected]
Geluid
Sara Kelchtermans
Diestsevest 32 bus 1a 3000 Leuven [email protected]
Initiatiefnemer
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 2/39
Van Marcke BVBA
Rijborgstraat 10 9790 Wortegem-Petegem tel. +32 479342 [email protected]
Doel van de niet-technische samenvatting
Dit is de niet-technische samenvatting van het milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting
van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en belanghebbenden. Een
milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een project en de
eventuele alternatieven voor het project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of het
project een vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt
met het milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en
belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project te communiceren
en hiermee publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide
technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.
Inhoudsopgave
1 PROJECT .................................................................................................................................................. 3
1.1 BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT ........................................................................................................... 3
1.2 WAAROM EEN MER? .................................................................................................................................... 4
1.3 SITUERING VAN HET PROJECT ............................................................................................................................ 4
1.4 BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR .............................................................................................................................. 6
1.4.1 Huidige bedrijfsinfrastructuur ......................................................................................................... 6
1.4.2 Toekomstige bedrijfsinfrastructuur ................................................................................................. 9
1.5 BEDRIJFSEXPLOITATIE .................................................................................................................................... 13
1.5.1 Huidige exploitatiecyclus ............................................................................................................... 13
1.5.2 Toekomstige exploitatiecyclus ....................................................................................................... 13
2 BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND PROJECT ..... 16
2.1 GEUR EN LUCHT .......................................................................................................................................... 16
2.1.1 Actuele situatie .............................................................................................................................. 16
2.1.2 Effecten ......................................................................................................................................... 16
2.1.3 Milderende maatregelen ............................................................................................................... 18
2.2 WATER ...................................................................................................................................................... 20
2.2.1 Actuele situatie .............................................................................................................................. 20
2.2.2 Effecten ......................................................................................................................................... 21
2.2.3 Milderende maatregelen ............................................................................................................... 21
2.3 BODEM ...................................................................................................................................................... 23
2.3.1 Actuele situatie .............................................................................................................................. 24
2.3.2 Effecten ......................................................................................................................................... 24
2.3.3 Milderende maatregelen ............................................................................................................... 24
2.4 GELUID ...................................................................................................................................................... 25
2.4.1 Actuele situatie .............................................................................................................................. 25
2.4.2 Effecten ......................................................................................................................................... 25
2.4.3 Milderende maatregelen ............................................................................................................... 27
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 3/39
2.5 MENS ........................................................................................................................................................ 28
2.5.1 Actuele situatie .............................................................................................................................. 28
2.5.2 Effecten ......................................................................................................................................... 29
2.5.3 Milderende maatregelen ............................................................................................................... 30
2.6 FAUNA EN FLORA ......................................................................................................................................... 31
2.6.1 Actuele situatie .............................................................................................................................. 31
2.6.2 Effecten ......................................................................................................................................... 32
2.6.3 Milderende maatregelen ............................................................................................................... 34
2.7 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE ...................................................................................... 36
2.7.1 Actuele situatie .............................................................................................................................. 36
2.7.2 Effecten ......................................................................................................................................... 37
2.7.3 Milderende maatregelen ............................................................................................................... 37
3 EINDCONCLUSIE .................................................................................................................................... 38
1 PROJECT
1.1 BESCHRIJVING EN DOEL VAN HET PROJECT
Het bedrijf Van Marcke BVBA is gelegen Rijborgstraat 10 te 9790 Wortegem-Petegem. Het betreft een
varkensbedrijf. De varkenshouderij is gespecialiseerd in het afmesten van vleesvarkens.
De huidige vergunning is afgeleverd door de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen en heeft een looptijd tot
25/04/2019.
Er is een vergunning aanwezig voor een stal met plaatsen voor 4.770 vleesvarkens. De stal is voorzien van een
chemische luchtwasser S-2. Verder is er een vergunning voor het stallen van 3 voertuigen, de opslag van 250 l
reinigingsmiddelen, opslag 11.780 l mazout in 3 bovengrondse tanks, 1 verdeelslang, opslag van 5000 l
zwavelzuur en 420 kg natruimhypochloriet, opslag van 7.800 m³ dierlijke mest, een noodstroomgroep met een
vermogen van 37 kW en een grondwaterwinning van 10.500 m³/jaar en 29 m³/dag.
Het doel is om een verandering (uitbreiding en toevoeging)1 te realiseren in de varkenshouderij door de bouw van
een nieuwe zeugenstal voor 720 zeugen, 6 beren 228 opfokzeugen en 3024 niet vergunningsplichtige
biggen. De nieuwe zeugenstal zal naast de bestaande varkensstal gebouwd worden. Deze stal zal conform de
ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als ammoniakemissiearme stal. De nieuwe zeugenstal wordt
uitgerust met een gecombineerd luchtwassysteem, met name een biologische combiwasser. Er worden er twee
voorzien op de nieuwe stal. In de nieuwe situatie zal dus een vergunning gevraagd worden voor 5.724 varkens in
totaal waarvan 720 zeugen, 6 beren, 228 opfokzeugen, 4.770 vleesvarkens. Er zal ook een nieuwe ondiepe
grondwaterwinning aangevraagd worden.
Gelet op de belangrijke verandering (uitbreiding en toevoeging) wordt ook een vroegtijdige hernieuwing gevraagd.
De exploitant laat een milieueffectrapport opstellen om deze toe te voegen aan de milieuvergunningsaanvraag en
de stedenbouwkundige aanvraag, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het hier voorliggend project.
1 Vlarem-definitie "veranderen van een inrichting": wijzigen, uitbreiden, toevoegen: -"wijzigen" : het verplaatsen binnen de vergunde inrichting, of het aanwenden van een andere fabricagemethode ; -"uitbreiden" : het vergroten in capaciteit, in drijfkracht of in oppervlakte op percelen waarop de geldende vergunning betrekking
heeft ; -"toevoegen" : het vergroten in opslagcapaciteit, in drijfkracht of in oppervlakte op percelen, waarop de geldende vergunning
geen betrekking heeft ;
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 4/39
De doelstelling van dit milieueffectrapport bestaat erin de effecten aan te tonen van de exploitatie van het bedrijf
op het omliggende milieu, en dit zowel in de huidige toestand, als na de uitbreiding.
1.2 WAAROM EEN MER?
Milieueffectrapportage (MER) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te
helpen realiseren, nl. het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen. Milieueffectrapportage is
een juridisch-administratieve procedure waarbij alvorens een activiteit of een ingreep (projecten,
beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een
wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van
projecten onderworpen aan milieueffectrapportage vermeldt de categorieën van projecten die aan de project-
m.e.r. worden onderworpen of waarvoor de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan indienen.
De initiatiefnemer vraagt een uitbreiding aan van de milieuvergunning. In de gewenste situatie wordt een
vergunning gevraagd voor in totaal stallen met plaatsen voor 5.724 varkens. Dit project valt in rubriek 21c)
“Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan: 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van
meer dan 20 kg)" van de bijlage I lijst van bovenvermeld besluit en is bijgevolg m.e.r. -plichtig.
Het project heeft eveneens betrekking op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage III bij het besluit van de
Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen
aan milieueffectrapportage laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2013 inzake de
nadere regels van de project-m.e.r.-screening, meer specifiek de rubriek 10j) "werken voor het onttrekken of
kunstmatig aanvullen van grondwater, die niet zijn opgenomen in bijlage I of II".
1.3 SITUERING VAN HET PROJECT
De inrichting is gelegen aan de Rijborgstraat 10 te 9790 Wortegem-Petegem.
De kadastrale gegevens zijn 1e afdeling, sectie A, kadastrale percelen 625f. De nieuwe zeugenstal zal gebouwd
worden deels op het perceel 625f, deels op het nieuwe perceel 622.
De stallen zijn volgens het gewestplan Oudenaarde (B.S. 24/02/1977) volledig gelegen in agrarisch gebied (zie
onderstaande figuur).
De afstand van het bedrijf t.o.v. andere gebieden zoals aangeduid op het gewestplan wordt weergegeven in
onderstaande tabel.
Tabel: Ligging bedrijf volgens gewestplan
Gebied Afstand tot het centrum van
het bedrijf
Richting
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied 400 m, 560 m en 780 m ZO, Z en ZW
Natuurgebied 115 m N
Parkgebied 500 m NW
Woongebied 1520 m ZO
Woonuitbreidingsgebied 1305 m ZO
Milieubelastende industrie 1030 m W
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 5/39
Figuur: Ligging bedrijf volgens gewestplan (bron: Geopunt Vlaanderen AGIV)
Volgens de kaart met de aanduiding van de Natura 2000-gebieden is in de nabije omgeving van deze inrichting
geen SBZ (speciale beschermingszone) gelegen. Het meest nabijgelegen Habitatrichtlijngebied situeert zich op
ongeveer 1830 m ten ZO van de inrichting. Het betreft 'Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere
Zuidvlaamse bossen' (BE2300007) ten ZO van het bedrijf. Het meest nabijgelegen Vogelrichtlijngebied is op 33
km gelegen ten O van het bedrijf.
Op 1.160 m ten W van het bedrijf ligt een VEN-gebied van het type gen (Grote eenheid natuur) zijnde 'De
Spitaalsbossen' nr 239. En op 1830 m ten ZO van het bedrijf ligt een VEN-gebied van het type gen (Grote
eenheid natuur). Het betreft 'Het Bouvelobos' en het nummer van het gebied is 204.
Het bedrijf is niet gelegen in een afgebakend gebied als beschermingszone voor grondwaterwinning zoals
bedoeld in het decreet van 24/01/1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer. Er ligt geen
beschermingszone grondwaterwinning in de nabije omgeving van het bedrijf.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 6/39
1.4 BEDRIJFSINFRASTRUCTUUR
1.4.1 Huidige bedrijfsinfrastructuur
De inplanting van de verschillende bedrijfsgebouwen en de detailplannen van de huidige vergunde
bedrijfsinfrastructuur zijn weergegeven in onderstaande figuur. Op basis van de fotoreportage in bijlage 18.6
wordt ook een visueel overzicht gegeven van de bedrijfsgebouwen en omgeving. In onderstaande tabel wordt een
overzicht gegeven van de stallen en gebouwen in de huidige vergunde situatie.
Tabel: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen in de huidig vergunde toestand
Stal Diercategorie Beschrijving stal Staltype
1 Vleesvarkens 4770 vleesvarkens
7800 m³ mestopslag
Ammoniakemissiearm (AEA):
S-2: chemische luchtwasser
loods
berging
Woning
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 7/39
Plan: huidige bedrijfsinfrastructuur (niet schaalcorrect)
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 8/39
Stallen
In de huidig vergunde situatie is er 1 varkensstal aanwezig. Stal 1 is een AEA vleesvarkensstal voor 4770
vleesvarkens op volle rooster. De stal is voorzien van een chemische luchtwasser, een stal die gebouwd is
volgens één van de technieken zoals beschreven in de lijst van ammoniakemissiearme stalsystemen (M.B. van
31/05/2011 en latere ministeriële besluiten met toevoegingen aan deze lijst).
Loods
In de loods worden de voertuigen en/of aanhangwagens gestald. De bureau is op de bovenverdieping. Beneden
staat ook nog twee mazouttanks (dubbelwandig) en opslag van natriumhypochloriet.
Mestopslag
In totaal is er een mestopslag voorzien in de huidig vergunde situatie van 7.800 m³ dierlijke mest (mengmest) onder
de mestvarkensstal.
Voederopslag
De voederopslag gebeurt in de huidig vergunde situatie in 12 voedersilo's van 10 ton langsheen de stal.
Watervoorziening
Het bedrijf beschikt in de huidig vergunde toestand over 1 grondwaterwinning GWW 1 met een diepte van 182 m
voor drinkwater voor de dieren met een max. debiet van 10.500 m³/jaar en 29 m³/dag. De put trekt water uit het
Cambrio Siluur (massief van Brabant) (HCOV-code 1340). Onder de stal zit een buffer voor het grondwater. Het
water uit de grondwaterwinning komt in de buffer terecht en vandaaruit wordt het verdeeld over de stal als
drinkwater voor de dieren.
Er is in de huidig vergunde situatie een regenwateropvang van 250 m³ en een regenwateropvang van 158 m³
onder de stal. Hierin wordt regenwater opgevangen en gebruikt voor de twee luchtwassers en om te reinigen. Er
zit een overloop naar een citerne van 15 m³ achter de stal, die nadien overloopt naar de gracht.
Er wordt verwezen naar de discipline water en naar de waterbalans in de huidige situatie. De dieren drinken in de
bestaande situatie grondwater.
Reinigingswater van de stal wordt opgevangen in de mestkelder. Dit water wordt in toepassing van het
mestdecreet op cultuurgronden opgebracht.
Opslag fossiele brandstoffen
In de huidig vergunde situatie zijn er 3 bovengrondse dubbelwandige mazouttanken aanwezig voor in totaal
11.780 l mazout.
T1 : 7.500 l mazout in een bovengrondse, dubbelwandige tank + verdeelslang ( = 6.375 kg mazout) in loods
T2 : 2.000 l mazout in een bovengrondse, dubbelwandige tank ( = 1.700 kg mazout) in loods
T3 : 2.280 l mazout in een bovengrondse, dubbelwandige tank ( = 1.938 kg mazout) in varkensstal
.
Terreinverharding
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 9/39
In de huidig vergunde situatie is er tussen de woning en de loods de nodige asfaltverharding aangebracht. Naast
en achter de varkensstal ligt grindverharding met een breedte van 4-5m.
Kadaveropslag
Kadavers worden opgeslagen vooraan het bedrijf, m.n. voor de loods. De kadavers op het bedrijf Van Marcke
BVBA moeten ingevolge het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en
de verwerking van dierlijk afval, minstens 1 maal per week gemeld worden aan een erkende ophaler, m.n.
Rendac. Deze laatste is er toe gehouden de krengen op te halen binnen een voorgeschreven termijn van 2
werkdagen. In de huidige situatie gebeurt er 1 maal per week een ophaling door Rendac.
Groenscherm en materialen
Er is een eenheid gecreëerd bij de bebouwing door de materialen en vormgeving op elkaar af te stemmen. De
varkensstal 1 en de loods bestaat uit silexpanelen met aardetinten en een bruin dak.. Er is een groenscherm
aanwezig om de gebouwen in de omgeving te laten integreren (Figuur 1 in bijlage).
1.4.2 Toekomstige bedrijfsinfrastructuur
De inplanting van de stallen en gebouwen in de gewenste situatie wordt weergegeven in onderstaande figuur.
Tabel: Overzicht stallen en bedrijfsgebouwen in de gewenste toestand
Stal Diercategorie Beschrijving stal Staltype
1 Vleesvarkens 4.770 vleesvarkens
7.800 m³ mestopslag
Ammoniakemissiearm (AEA):
S2
2 zeugenstal 720 zeugen
6 beren
228 opfokvarkens
3.024 biggen
4250 m³ mestopslag
Ammoniakemissiearm (AEA):
gecombineerd
luchtwassysteem (een
biologische combiwasser
gecertificeerd volgens het type
BWL2009.12.V1)
Berging
Loods
Woning
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 10/39
Figuur: Plan toekomstige bedrijfsinfrastructuur
nieuwe zeugenstal
bestaande varkensstal
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 11/39
Stallen
Er wordt een nieuwe zeugenstal gebouwd rechts van de bestaande varkensstal De nieuw te bouwen zeugenstal
wordt aangesloten op een gecombineerd luchtwassysteem (biologische combiwasser) dat zal geplaatst worden
achteraan de stal op twee plaatsen. Er zullen in totaal 720 zeugen, 6 beren, 228 opfokvarken (andere varkens) en
3024 niet vergunningsplichtige biggen gehuisvest worden. De stal bestaan uit 2 delen. De ene luchtwasser wordt
gedimensioneerd voor 36 kraamhokken, 1.514 biggenplaatsen, 290 zeugen en 76 jonge zeugen in
groepshuisvesting. De tweede luchtwasser is voor 144 kraamhokken, 1.510 biggen, 6 beren, 120 boxen voor
zeugen en groepshuisvesting voor 130 zeugen en 32 opfokzeugen. En hokken voor 120 opfokzeugen. Onder de
nieuw te bouwen stal wordt een mestopslag voorzien van 4250 m³ mengmest.
Het spuiwater van de biologische combiwasser zal opgevangen worden in een rechtopstaande polyester silo van
50 m³.
loods
Idem aan de bestaande toestand.
Mestopslag
Er wordt een extra mestopslag voorzien onder de nieuw te bouwen zeugenstal van 4250 m³.
Voederopslag
Voor de nieuwe varkensstal worden er nieuwe voedersilo's voorzien:
4 x 16 ton
2 x 6,5 ton
1 x 13 ton
1 x 4 ton
Watervoorziening
In de toekomst zal er 1 nieuwe ondiepe boorput aangevraagd worden. De bestaande diepe boorput zal niet meer
gebruikt worden. Er wordt een totaal debiet van 16.882 m³/j (46 m³/d) aangevraagd voor de nieuwe ondiepe
grondwaterwinning. Dit water zal gebruikt worden als drinkwatervoorziening voor de varkens. Dit water wordt
rechtstreeks opgepompt en gebruikt als drinkwater voor de dieren.
Het regenwater van de nieuwe stal zal opgevangen worden in een citerne van 15 m³. Vandaaruit wordt het
overgepompt naar aparte regenwateropslag naast de bestaande varkensstal.
In de toekomstige situatie wordt hemelwater gebruikt als reinigingswater voor de stallen en als waswater voor de
luchtwassers. Er wordt verwezen naar de discipline water voor de waterbalans in de toekomstige situatie (zie
Figuur 16 bijlage 18.1).
Opslag fossiele brandstoffen
De bestaande dubbelwandige tanks blijven behouden.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 12/39
T1 : 7.500 l mazout in een bovengrondse, dubbelwandige tank + verdeelslang ( = 6.375 kg mazout) in loods
T2 : 2.000 l mazout in een bovengrondse, dubbelwandige tank ( = 1.700 kg mazout) in loods
T3 : 2.280 l mazout in een bovengrondse, dubbelwandige tank ( = 1.938 kg mazout) in varkensstal
Er wordt een bijkomende tank T4 voorzien voor een opslag van 9900 l mazout (= 8.415 kg mazout) bij de nieuwe
zeugenstal.
Er komt een bijkomende noodstroomgenerator 80 kW.
Terreinverharding
In de toekomstige situatie wordt de grindverharding uitgebreid naast de nieuwe stal en achter de nieuwe
zeugenstal.
Kadaveropslag
In de toekomstige situatie wordt gebruik gemaakt van de gekoelde kadaveropslag voorzien aan de voorkant van
het bedrijf. De kadavers worden in de toekomstige situatie minstens 1 maal per week opgehaald door Rendac.
Groenscherm en materialen
De nieuwe zeugenstal wordt in dezelfde materialen uitgevoerd als de bestaande varkensstal en loods nl. met
silexpanelen met aardetinten en een bruin dak. Aan de dienst Landbouw van de Provincie Oost-Vlaanderen werd
gevraagd om een landschapsbedrijfsplan op te maken.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 13/39
1.5 BEDRIJFSEXPLOITATIE
1.5.1 Huidige exploitatiecyclus
Het betreft een land- en tuinbouwbedrijf bestaande uit vleesvarkens.
Een algemeen processchema van de varkenshouderij is weergegeven in bovenstaand schema. Het Bedrijf Van
Marcke BVBA is een gespecialiseerde vleesvarkenshouderij (productiebedrijf mestvarkens).De varkenshouderij is
gespecialiseerd in het afmesten van biggen tot zij het slachtgewicht hebben bereikt. De varkens worden
gehouden in hokken die gegroepeerd zijn tot compartimenten. De vleesvarkensstallen zijn volledig uitgevoerd met
rooster. Onder de roosters bevindt zich direct de mestkelder voor de opvang van de mengmest en het
reinigingswater. De biggen worden aangevoerd op +/- 20 kg of op een leeftijd van tien weken. De dieren blijven in
de vleesvarkensstal tot een leeftijd van ongeveer 28-29 weken of tot op een gewicht van ongeveer 110 kg. Per
jaar worden een 2,6 mestronden afgewerkt. Na iedere ronde worden de compartimenten gereinigd en waarbij het
reinigingswater worden opgevangen in de mestkelder onder de stal. Er is een leegstand na iedere ronde van ca 1
week.
In de huidige vergunde situatie zijn er plaatsen voor 4.770 varkens. Er worden gemiddeld 2,6 rondes afgewerkt
en het uitvalspercentage is 3%. Er worden dus 2,6 keer per jaar 4.770 biggen aangevoerd, waarvan 3% uitvalt
tijdens de afmestperiode. D.w.z. 4.770 x 2,6 = 12.402 biggen aangevoerd op jaarbasis, en 12.402 x 0,97% =
12.030 vleesvarkens afgevoerd naar het slachthuis.
1.5.2 Toekomstige exploitatiecyclus
Door de bouw van de zeugenstal zal het bedrijf in de toekomst zelf zijn biggen kunnen kweken.
Een zeug werpt ongeveer 13,5 levende biggen per keer. De periode van bevruchting t.e.m. zogen duurt ongeveer
18-20 weken voor de zeugen. De biggen hebben een gewicht van ongeveer 1,5 kg bij geboorte. De zeugen zitten
in een kraamhok waarin de biggen vrij kunnen rondlopen rond de zeug. Ieder kraamhok is voorzien van een
voedervak en een drinknippel voor de zeug, met daarnaast een klein voederbakje en drinknippel voor de biggen.
Vlak na de geboorte leven de biggen van de melk van de moeder. Naar het einde van de zoogperiode toe, wordt
de melk geleidelijk aan vervangen door vast voeder en water. Na 4 weken wordt er gespeend. De biggen worden
normaal overgebracht naar de biggenafdeling, waar ze ongeveer 6 weken verblijven, tot ze 10 weken zijn of
ongeveer 20 kg wegen. Op het bedrijf blijven de biggen in de in kraamhokken zitten, waar ze vrij kunnen
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 14/39
rondlopen. Uiteraard beschikken zij steeds over voldoende voeder en water. De dieren worden vervolgens
overgebracht naar de vleesvarkensstal, waar ze afgemest worden tot zo'n 110 kg. Daarna worden ze naar het
slachthuis gevoerd.
De zeugen worden na het spenen van de biggen terug gebracht naar de dekstal waar ze opnieuw gedekt worden.
De kweekperiode voor de zeugen eindigt na ongeveer 2 jaar werpen. Daarin vinden maximaal zo'n 4 à 5 worpen
plaats. Tussen de verschillende cycli is er een gemiddelde leegstand van 3 dagen, daarbij zullen de
kraamafdeling/biggenbatterij ontsmet en gereinigd worden door middel van een inweeksysteem, waarbij het
reinigingswater kan intrekken alvorens het uit de stallen verwijderd wordt. Hierbij zal er deels gebruik gemaakt
worden van regenwater. Het reinigingswater wordt opgevangen in de onderliggende mestkelders. Als
ontsmettingsmiddel wordt Logic Ultracleaner gebruikt. De vleesvarkensstal wordt 1 x per jaar grondig gereinigd,
eerst wordt het grof vuil droog verwijderd en nadien volgt een natte reiniging.
Het bedrijf werkt volgens met het éénwekensysteem.
Het éénwekensysteem is het meest vertrouwde managementsysteem. Het éénwekensysteem in feite vooral
geschikt is voor grotere bedrijven. Het éénwekensysteem is immers wat flexibeler naar de timing van de
activiteiten toe. Andere managementsystemen vereisen een stipte uitvoering van de verschillende activiteiten op
vaste dagen en dat kan bijvoorbeeld voor bedrijven met nogal wat akkerbouw problemen veroorzaken.
In het éénwekensysteem speent men elke week een groep zeugen. Als we weten dat de totale cyclus van de
zeug 21 weken bedraagt (16 weken dracht, 4 weken zogen en 1 week guste zeug) zijn er in het
eenwekensysteem 21 groepen (21 weken gedeeld door 1 week). Voor een zeugenbedrijf van 105 zeugen
bijvoorbeeld bestaat een dekgroep dus uit (105 zeugen / 21 groepen) slechts 5 zeugen.
Er zullen 36 zeugen in een groep zitten. De kraamhokken worden deels gebruikt als kraamhok Er wordt
gespeend op 4 weken. Daarna blijven de biggen nog 6 weken zitten in de kraamhokken die dan dienst doen als
batterij.
Het aantal productiecycli per jaar bedraagt voor zeugen ongeveer 2,4 per jaar, voor biggen ongeveer 6,5 en voor
vleesvarkens ongeveer 2,6. In de kraamhokken is er een uitval van 14% van de biggen, in de biggenafdeling is dit
1,5% en bij de vleesvarkens is dit ongeveer 3 %. Onder de zeugen is er een sterfte van 1,5%. Er is een
vervangingspercentage van 40 %. De krengen zullen bewaard worden in een kadaveropslag en zullen regelmatig
door Rendac opgehaald worden. Na iedere ronde worden de varkensstallen eerst droog gereinigd. Daarna wordt
steeds een natte reiniging uitgevoerd
De mest die door de dieren geproduceerd zal worden, zal integraal terecht komen in de mestkelders. Deze wordt
samen met het opgevangen reinigingswater uitgereden op eigen grond, of afgezet via burenregeling of naar
grond van derden. Deels zal de mest ook worden afgevoerd naar een externe mestverwerking.
Er wordt gewerkt volgens het Certus label.
In de toekomstige situatie zijn er plaatsen voor 720 zeugen, 6 beren, 228 opfokzeugen en 4.770 varkens. Wat
betreft, de werking in de mestvarkensstal wijzigt er niks. Er worden gemiddeld 2,6 rondes afgewerkt en het
uitvalspercentage is 3%. Er worden dus 2,6 keer per jaar 4.770 biggen aangevoerd, waarvan 3% uitvalt tijdens de
afmestperiode. D.w.z. 4.770 x 2,6 = 12.402 biggen aangevoerd op jaarbasis vanuit de zeugenstal, en 12.402 x
0,97% = 12.030 vleesvarkens afgevoerd naar het slachthuis. De overige biggen zullen worden verkocht.
De werking van een biologische combiwasser is te vergelijken met een douche waarin er continu water verneveld
wordt over het verpakkingsmateriaal (lamellen met bacteriën). De ventilatielucht (rijk aan ammoniak) passeert in
tegenstroom het waswater (rijk aan bacteriën). De ammoniak wordt geabsorbeerd in de wasvloeistof en wordt
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 15/39
door de bacteriën omgezet in nitraat en/of nitriet. Het waswater moet regelmatig ververst (spuien) worden. Dit
spuiwater wordt opgevangen. Voor de overdracht van ammoniak van lucht naar water is er in de luchtwasser
slechts een korte tijd beschikbaar (circa 1 seconde). Hierdoor is het noodzakelijk dat het contact tussen lucht en
water zeer intensief is. Dit wordt bereikt door gebruik te maken van pakkingmateriaal. Het water stroomt over dit
materiaal en wordt gerecirculeerd. Water moet, om dit goed te kunnen verdelen over het pakkingmateriaal, in
voldoende mate aanwezig zijn. Voor de luchtwassers wordt er regenwater aangewend.
In het rapport 'Evaluatie van de emissiefactoren voor ammoniak, geur en fijn stof zoals opgenomen in het MER
Richtlijnenboek Landbouwdieren' (Eva Brusselman & Peter Demeyer, ILVO, Wetenschappelijk Rapport
R_2014_02, 2014), wordt meer uitleg gegeven bij het tot stand komen van de geactualiseerde emissiefactoren
voor ammoniak, geur en fijn stof. Deze emissiefactoren worden vervolgens gebruikt bij het berekenen van de
effecten in dit MER. In het betreffende rapport is beperkte info gegeven over correctie leegstand. In dit MER wordt
er dan ook cfr. het richtlijnenboek en de betreffende bijlage met de geactualiseerde emissiefactoren gerekend.
In het rapport wordt een ammoniakreductie gehanteerd van 70%, een geurreductie van 70% en een stofreductie
(PM10) van 80% cfr. de bijlage bij het MER richtlijnenboek landbouwdieren (bijlage versie 20/03/2015). Er zijn
echter ook reeds luchtwassers op de markt waar een geurverwijderingsrendement tot 60 en 85% verzekerd
wordt. De initiatiefnemer van dit MER maakte de keuze om een verbeterd type van biologische luchtwasser te
plaatsen, met name een 'biologische combiwasser'. De constructeur van de biologische combiwasser garandeert
een geurreductie van 85%. Er is opgenomen dat het biologisch luchtwassysteem een
ammoniakverwijderingsrendement moet hebben van minimaal 85%, een geurreductie van 85% en een
stofreductie van 80%. Het systeem is in Nederland gecertificeerd (BWL 2009.12.V1).
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 16/39
2 BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE EN EFFECTEN PER DISCIPLINE VOOR VOORLIGGEND
PROJECT
In het MER werd vertrekkende vanuit een gedetailleerde beschrijving van het project en de referentiesituatie van
het gebied een inschatting gemaakt van de huidige en toekomstige effecten die het project veroorzaakt en zal
veroorzaken. Daar waar noodzakelijk en/of mogelijk werden milderende maatregelen voorgesteld om de begrote
effecten te milderen tot een aanvaardbaar niveau.
De beoordeling in het MER is gebeurd op basis van een 7-delige waardeschaal, gaande van negatieve, matig
negatieve, gering negatieve, geen of verwaarloosbare, gering positieve, matig positieve tot positieve
effectbeoordeling.
Het nulalternatief is het scenario waarbij geen vergunning verleend wordt. In dit scenario wordt het bedrijf verder
uitgebaat tot de bestaande vergunningen verlopen zijn.
Indien de verandering (uitbreiding en toevoeging) en/of de vroegtijdige hernieuwing van de milieuvergunning
geweigerd wordt, valt de exploitant immers terug op de bestaande vergunning, met een looptermijn tot
25/04/2019. Voor het nulalternatief zijn de milieueffecten zoals deze verder in de effectenbespreking van de
referentiesituatie besproken van toepassing tot het verlopen van de huidige vergunning. Het zijn de effecten die
reeds aanwezig zijn in de bestaande situatie, met name de huidig vergunde situatie.
2.1 GEUR EN LUCHT
2.1.1 Actuele situatie
Inzake de discipline lucht werd de impact van het bedrijf bekeken inzake geurhinder, stofhinder,
ammoniakemissie en emissie broeikasgassen.
Het bedrijf Van Marcke BVBA is gelegen Rijborgstraat 10 te 9790 Wortegem-Petegem, in agrarisch gebied. De
bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. In de nabije omgeving zijn nog een aantal
veeteeltbedrijven aanwezig.
Het aantal waarderingspunten voor varkens in de huidige vergunde situatie bedraagt 150 punten. Op basis van
deze gegevens geeft Vlarem II een te respecteren afstand van 350 meter aan.
Aangezien de inrichting op meer dan 1 km ligt van de hindergevoelige gebieden, wordt in de huidige situatie
ruimschoots voldaan aan de verbods- en afstandsregels zoals opgenomen in Vlarem.
2.1.2 Effecten
Inzake de discipline lucht werd de impact van het bedrijf bekeken inzake geurhinder, stofhinder,
ammoniakemissie en emissie broeikasgassen.
In de huidig vergunde situatie gaat het bedrijf gepaard met:
• Een geuremissie van 97.499 OUE/s. Deze geuremissie veroorzaakt samen met de emissies van andere
bedrijven behorende tot dezelfde bronnencluster voor 45 woningen een aanzienlijk negatief effect.
Hiervan zijn er 13 woningen gelegen in agrarisch gebied, waarvan 4 woningen behoren tot een
veeteeltbedrijf. Er zijn 32 woningen gelegen in een woongebied met landelijk karakter, waarvan woning
behoort tot een veeteeltbedrijf. Er zijn 91 woningen die in de huidig vergunde situatie met een negatief
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 17/39
effect, Hiervan zijn er 24 woningen gelegen in agrarisch gebied en 67 woningen gelegen in een
woongebied met landelijk karakter. Tenslotte zijn er 29 woningen die een beperkt negatief effect
ondervinden. 26 hiervan zijn gelegen in agrarisch gebied en drie in het natuurgebied.
Volgens de afstandsregels is er een verwaarloosbaar of geen effect.
• De huidige PM10-emissie bedraagt 288 kg/jaar. In de huidig vergunde situatie is er voor PM10 geen
enkele woning die een beperkt negatief effect ondervindt. De impact ter hoogte van nabijgelegen
woningen bedraagt < 1% van 31,3 µg/m³.
• De huidige PM2,5-emissie bedraagt 25 kg/jaar. Voor de PM2,5- concentraties ondervindt eveneens
geen enkele woning een beperkt negatief effect (nabijgelegen woningen < 1% van 25 µg/m³) in de
vergunde situatie.
• In de huidig vergunde situatie is er een ammoniakemissie van 3.578 kg NH3/jaar. Voor de verzurende en
vermestende impact van deze emissie, wordt verwezen naar de discipline Fauna en Flora.
• Een broeikasgasemissie (CH4, N2O en CO2) van 1.942 ton CO2-equivalenten ten gevolge van de dieren
en het verbranden van fossiele brandstoffen. Hiermee heeft het bedrijf een bijdrage van 0,002 % van de
CO2-uitstoot in Vlaanderen.
In de nieuwe situatie gaat het bedrijf gepaard met:
• Een geuremissie van 110.933 OUE/s. Door de uitbreiding van het bedrijf zijn er 3 bijkomende woningen
die een aanzienlijk negatief effect zal ondervinden op clusterniveau. Een woning is gesitueerd ter hoogte
van het agrarisch gebied en twee woningen in het woongebied met landelijk karakter ten oosten van het
bedrijf. Er is een woning minder met een negatief effect. Er zijn 4 bijkomende woningen gelegen in
agrarisch gebied met een beperkt negatief effect voor de geurbeoordeling op clusterniveau. Eén van
deze woningen behoort zelf tot een veeteeltbedrijf.
In de toekomstige situatie zijn er in totaal 48 woningen met een aanzienlijk negatief effect. Hiervan zijn er
14 woningen gelegen in agrarisch gebied en 34 woningen gelegen in het woongebied met landelijk
karakter Van de 14 woningen in agrarisch gebied, behoren er 4 tot een veeteeltbedrijf.
Er zijn na verandering 90 woningen met een negatief effect. Hiervan zijn er 24 gelegen in agrarisch
gebied met een geurconcentratie tussen 5-10 OUe/m³ als 98P en 66 woningen zijn gelegen in een
woongebied met landelijk karakter met een geurconcentratie tussen 3-5 OUe/m³ als 98P . Er zijn in de
toekomstige situatie 33 woningen met een beperkt negatief effect. 30 zijn er gelegen in agrarisch gebied
en 1 woning hiervan behoort tot een veeteeltbedrijf en 3 woningen zijn gelegen in natuurgebied.
De individuele geurconcentraties t.h.v. de relevante woningen gelegen in agrarisch gebied zijn lager dan
10 OUe/m³ als 98P in de vergunde en de gewenste situatie voor 10 van de 12 woningen. Voor 2 van de
12 woningen in agrarisch gebied ligt de geuremissie in de vergunde situatie reeds boven de 10
Oue/m³P98. In de nieuwe situatie is er bij 1 van de 2 woningen een status quo, bij de andere woning een
stijging met 1,2 Oue/m³P98.
Voor de woningen gelegen in het woongebied met landelijk karakter stijgt de geurconcentratie in de
nieuwe situatie. De geurimpact veroorzaakt door het bedrijf Van Marcke BVBA zowel voor als na
verandering is voor 2 van de 3 woningen lager dan 5 OUe/m³ als P98. Voor 1 woning stijgt de
geuremissie van 4,2 naar 5,0 Oue/m³P98.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 18/39
Volgens de afstandsregels is er geen of verwaarloosbaar effect.
• Een jaarlijkse PM10-emissie van 362 kg/jaar ten gevolge van stalemissies. De impact ter hoogte van de
nabijgelegen woningen voor PM10 is < 1% van 31,3 µg/m³.
• Een jaarlijkse PM2,5-emissie van 31 kg/jaar ten gevolge van stalemissies. De impact ter hoogte van de
nabijgelegen woningen voor PM2,5 is < 1% van 25 µg/m³.
• Een ammoniakemissie van 5.497 kg NH3/jaar. Voor de verzurende en vermestende impact van deze
emissie, wordt verwezen naar de discipline Fauna en Flora.
• Een broeikasgasemissie (CH4, N2O en CO2) van 2.692 ton CO2-equivalenten ten gevolge van de dieren
en het verbranden van fossiele brandstoffen. Hiermee heeft het bedrijf een bijdrage van 0,003 % van de
CO2-uitstoot in Vlaanderen.
Opmerking : ten aanzien van de hierboven opgenomen evaluatie dient aangegeven te worden dat de impact
binnen de eigen bedrijfsgrens niet dient beoordeeld te worden.
2.1.3 Milderende maatregelen
Door het bedrijf genomen maatregelen
• Het bedrijf maakt in de huidige situatie reeds gebruik van een ammoniakemissiearme stalsysteem voor
de bestaande stal, die uitgevoerd is met AEA-systeem zijnde een chemische luchtwasser.
• Als geurbeïnvloedende maatregelen inzake voeder en voederwijze wordt in de BBT-studie het toedienen
van meerfasenvoedering aangehaald. Doordat de voeders beter afgestemd zijn op de specifieke
behoefte van de dieren, daalt de stikstofexcretie in de mest. Ook toediening van eiwitarm voeder heeft
een significante reductie in de stikstofexcretie in de mest tot gevolg. Het bedrijf maakt gebruik van
meerfasenvoeders met verlaagd fosforgehalte en ruw eiwitgehalte. Dit effect is niet meegenomen in de
berekening van de geurconcentraties. De bekomen resultaten zijn dus een worst-case scenario.
• Stallen en/of mestopslagplaatsen dienen binnen de bedrijfslocatie zoveel als mogelijk gelokaliseerd te
worden op plaatsen waar ze de minste hinder (o.a. geur) vormen voor het milieu en omwonenden.
Optimale lokalisatie is onderdeel van een goede bedrijfsvoering. Globaal genomen kan optimaliseren
binnen de bedrijfslocatie als technisch haalbaar beschouwd worden voor alle nieuwe stallen en/of
nieuwe mestopslagplaatsen.
• Bij het vullen van de silo’s wordt gebruik gemaakt van stofzakken.
• De stallen worden op regelmatige basis intensief gereinigd. Dit resulteert in een beperking van de
geuremissie. Voederverliezen in de stal worden beperkt door het regelmatig controleren van de
voedersystemen en het verwijderen van gemorst voeder. Verder zijn er ook anti-morsbakken
geïnstalleerd.
• Het aantal transporten op het bedrijf wordt geoptimaliseerd, waardoor stofopwaaiing, slijtage emissies en
emissies van verbrandingsgassen door het verbruik van mazout wordt beperkt.
• Het bedrijfsterrein wordt zo goed als kan proper en stofvrij gehouden.
• In de bestaande situatie is er een gekoelde kadaveropslag voorzien aan de voorkant van het bedrijf.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 19/39
• Er is reeds een groenscherm aanwezig.
Door het bedrijf geplande maatregelen
• De nieuwe zeugenstal zal aangesloten worden op een gecombineerd luchtwassysteem volgens het
systeem BWL 2009.12.V1.
• Het groenscherm wordt uitgebreid naast de nieuwe stal. Dit zal gebeuren op basis van het
landschapsbedrijfsplan opgemaakt door de Landbouwkamer van de provincie Oost-Vlaanderen.
Verdere mogelijkheden of aanbevelingen
• Gezien de geurimpact op een aantal woningen in de omgeving, dringen verdere milderende maatregelen
zich op. Er wordt voor geopteerd om het uitstootpunt van de chemische luchtwasser met 2 m te
verhogen voor de bestaande vleesvarkensstal. Hierdoor daalt de geuremissie in de nieuwe situatie niet.
Het plaatsen van een hoge trekschouw of het verhogen van het emissiepunt is geen efficiënte
geurverwijderingstechniek, maar kan lokaal wel een oplossing bieden. Plaatsing van hoge trekschouwen
kan een gunstig effect hebben op de dichtste woningen.
• Onderzoek naar mogelijkheden voor reductie geurhinder
In Nederland werd er in 2003 een meetcampagne uitgevoerd om de invloed van een landschapselement
(windsingel) op de verspreiding van emissies (in eerste instantie voornamelijk ammoniak) uit een varkenshouderij
na te gaan (Van Dijk et al., 2004). Deze meetcampagne werd uitgevoerd bij een vleesvarkenshouderij met ruim
2.500 dierplaatsen. Aan de oostzijde van het stallencomplex lag op ca. 20 m afstand van de dichtstbijzijnde stal
een vrij uniforme windsingel. De situering is zo, dat bij wind uit zuidwestelijke tot westelijke richting de
emissiepluim vanuit de stal grotendeels door en over de windsingel verspreid werd. De begroeiing in de
meetcampagne bestond uit loofbomen (acacia, zomereik en berk) met struiken. De hoogte van de windsingel was
ca. 15-20 m, en de breedte ca. 10-15.
Als gevolg van deze Nederlandse meetcampagne werd onderzocht op welke manier landschapselementen in
staat zijn om de impact van de emissies te verminderen (Van Dijk et al., 2005). Hieruit bleek dat
landschapselementen zoals windsingels een fysiek obstakel vormen voor de verspreiding van stoffen en deeltjes
in de atmosfeer. Het effect wordt voornamelijk bepaald door twee elkaar tegenwerkende processen: verhoogde
depositie en snelheidsdemping. De resultaten uit het Nederlandse onderzoek laten zien dat een windsingel op
korte afstand van een stal de ongewenste verspreiding van ammoniak, maar ook van andere agrarische emissies
zoals fijn stof en geur tegengaat en dat de bomen in de windsingel een deel van de stikstof opnemen vanuit de
lucht.
De geurreductie door een windsingel zal op twee manieren gebeuren. Enerzijds zal geur (die zich als gas
verspreidt) als gevolg van de extra turbulentie die ontstaat door de beplanting, worden gemengd en verdund met
hogere luchtlagen waardoor de geurbelasting op leefniveau afneemt. Anderzijds zullen geurpartikels die
geadsorbeerd worden aan stofdeeltjes gedeeltelijk door de beplanting worden gecapteerd (Van Dijk et al., 2005).
Het windbrekend effect, waardoor een lagere dispersie optreedt, veroorzaakt echter een tegenovergesteld effect,
en zal het verdunnend effect beperken. Hierdoor wordt de positieve impact van de hierboven vermelde elementen
gedeeltelijk teniet gedaan.
Ook aan de universiteit van McGill in Canada loopt momenteel eveneens een project naar het effect van
natuurlijke windsingels op de verspreiding en het terugdringen van geur. Hieruit blijkt dat windsingels moeten
bestaan uit minimum 2 rijen bomen of struiken, met variabele hoogtes, geplaatst loodrecht op de meest
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 20/39
overheersende windrichting. Zij vermelden dat hoge barrières rond bvb. mestopslagplaatsen voor een
geurreductie kunnen zorgen van 26 tot 92% aan de windluwe zijde (Bradshaw, 2003).
Mogelijke milderende maatregelen voor het bedrijf VAN MARCKE BVBA:
De aanwezige groenelementen dienen dus zeker behouden te blijven en kunnen mogelijks verder uitgebouwd
worden. Een positief effect hiervan kan zeker verwacht worden. Bij de modellering werd geen rekening gehouden
met de groenelementen, zodat dit als een worst-case scenario beschouwd kan worden.
Mogelijkheden voor reductie van broeikasgasemissies
• Aanbevolen wordt om op het bedrijf een energieaudit te laten uitvoeren, opdat een goed zicht zou
bekomen worden op het energieverbruik. Via zo’n audit kunnen veelal enkele besparende maatregelen
doorgevoerd worden. Eveneens kan bij het uitvoeren van een energieaudit aandacht besteed worden
aan de mogelijkheid voor het bedrijf tot het duurzaam opwekken van energie.
De verzurende en vermestende deposities, die gekoppeld zijn aan de ammoniakemissies, zullen verder
onderzocht worden in de discipline fauna en flora.
2.2 WATER
2.2.1 Actuele situatie
De grondwaterkwetsbaarheidskaart geeft het studiegebied aan als zijnde ‘Dc weinig kwetsbaar’. De
watervoerende laag is leemhoudend of kleihoudend zand. Het wordt weinig kwetsbaar genoemd omdat de
deklaag kleiig is.
Ter hoogte van het bestaande bedrijf zijn er matig natte tot matig droge (lemige) zandgronden (Sdc, Sdp, Scc;
Zcc). De bestaande stallen staan op matig droge lemige zandgronden (Scc). De nieuw te bouwen stal komt op
matig natte lemige zandgrond (Sdc). Aan de matig droge en matig natte bodems wordt respectievelijk een
gemiddelde grondwaterstand schommelend tussen 70 en 160 en tussen 40 en 130 cm-mv (cm onder
maaiveldniveau) gekoppeld.
De exploitant beschikt over bedrijfseigen grondwaterwinningen in het Landeniaan Aquifer (HCOV 1010) met een
diepte van 182 m-mv met een debiet van 10.500 m³/j (29 m³/d). De toestandsbepaling en het beleid voor het
grondwaterlichaam SS_1300_gwl_3 zijn beschreven in het grondwatersysteemspecifieke deel Sokkelsysteem
van het stroomgebiedsbeheerplan voor de Schelde 2016-2021. Het Landeniaan aquifersysteem werd
grondwaterlichaamoverschrijdend afgebakend in 4 actiegebieden. Het bedrijf is gelegen in actiegebied
‘1300_actiegebied_1’, die overeenkomt met de regionale depressiezone met sterk verlaagde peilen, al dan niet
boven het dak van de laag. In de toekomstige situatie wordt er 1 nieuwe ondiepe grondwaterwinning geboord op
een diepte van 15 m-mv . Deze zijn gelegen in het Ieperiaan aquifer (HCOV-code 0800) in het grondwaterlichaam
CVS_0100_GWL_1. Met de bouw van de nieuwe stal is het de bedoeling om 16.682 m³/j of (45.7 m³/d) uit de
ondiepe winning te pompen.
Op het bedrijf is er zowel leidingwater als hemelwater beschikbaar.
Op basis van de watertoetskaart zijn de percelen waarop de bestaande stal en de nieuw te bouwen stal komt,
gelegen in niet overstromingsgevoelig, matig gevoelig voor grondwaterstroming en infiltratiegevoelig.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 21/39
In het studiegebied bevinden zich geen winningen voor openbare drinkwatervoorziening. In een straal van 1 km
rond het bedrijf bevinden zich nog 7 vergunde grondwaterwinningen waarvan 3 in het Quartair, 3 in Ieperiaan
Aquifer en 1 in het Ieperiaan Aquitard. In een straal van 1000 m is er geen enkele bedrijfsvreemde winning in de
Sokkel. De dichtste bedrijfsvreemde grondwaterwinning in het Ieperiaan Aquifer is deze in de Boeregemstraat 1
op ongeveer 420 m ten zuidoosten van de nieuw te boren grondwaterwinningen. De grondwaterwinning van het
bedrijf vertegenwoordigt in de vergunde situatie 30 % en in de nieuwe situatie 40 % van de vergunde
hoeveelheden in het studiegebied.
De effecten die zich voordoen bij de huidige exploitatie worden, om onnodige herhalingen te vermijden,
opgenomen bij de bespreking van de effectinschatting en de analyse van de geplande situatie. Op deze wijze
komt onmiddellijk het verschil tussen de effecten in de huidige en de geplande situatie duidelijk tot uiting.
Hydrografisch situeert het studiegebied zich in het Leiebekken, subhydrografisch in de zone 'Leie van monding
Mandel 'excl.) tot monding Ode Mandelbeek (incl.)'. De percelen rond het bedrijf wateren af in een gracht die
uitmondt in een waterloop 2 de categorie, de Rotbeek.
Er bevinden zich in een straal van 1000 m rond het bedrijf geen VMM-meetpunten en geen MAP-meetpunten.
Op 1.100 m ten noordoosten van het bedrijf bevindt zich een VMM-meetpunt 602600 in de Zoubeek ter hoogte
van het Gaverstraatje. De Prati-index geeft in een laatste meting van 2012 niet verontreinigd aan. Op dezelfde
plaats is er ook een MAP-meetpunt waarbij de laatste meting dateert van 29/03/2016 waarbij er de laatste jaren
geen overschrijding van de nitraatconcentratie van meer dan 50 mg NO3/l wordt vastgesteld.
De effecten die zich voordoen bij de huidige exploitatie worden, om onnodige herhalingen te vermijden,
opgenomen bij de bespreking van de effectinschatting en de analyse van de geplande situatie. Op deze wijze
komt onmiddellijk het verschil tussen de effecten in de huidige en de geplande situatie duidelijk tot uiting.
2.2.2 Effecten
Voor de bouw van de nieuwe stal zal er tijdens de aanlegfase een bronbemaling vereist zijn. Gezien de korte
bemalingsduur met een beperkte debiet, de voorziene infiltratie en het feit dat de invloedsfeer van de bemaling
binnen het bedrijfsterrein bevindt, wordt uitgegaan van geen of een verwaarloosbaar effect.
Binnen de verlagingscontour van 50 cm liggen er in dezelfde watervoerende laag voor de diepe grondwaterwining
geen bedrijfsvreemde waterwinningen, waardoor de impact aanvaardbaar is. Er wordt een daling van de
watertafel van 5 cm bereikt van 335 m in de huidige situatie. Binnen deze perimeter zijn er droogtegevoelige
gebieden, nl op 130 m ten noorden is er een bomenrij met een dominantie van wilg en op 160 m is er een nitrofiel
alluviaal elsenbos. Doordat de bestaande grondwaterwinning water onttrekt aan een diepere gespannen
grondwaterlaag zijn de aanwezige bovenliggende vegetatietypes afgeschermd van de laag waaruit grondwater
onttrokken wordt. Bijgevolg zijn de verdrogingseffecten t.h.v. deze locaties in feite te verwaarlozen. Aangezien er
in de toekomstige situatie geen diep grondwater meer zal opgepompt worden, is er van deze bestaande winning
in de geplande situatie zeker geen impact.
Er wordt 1 nieuwe ondiepe, freatische grondwaterwinning op een diepte van 15 m-mv geboord met een
maximumdebiet van 16.682 m³/j (45.7 m³/d). In de toekomstige situatie bedraagt de straal van het intrekgebied
144 m. De dichtste bedrijfsvreemde grondwaterwinning in dezelfde watervoerende laag is gelegen op 365 m
(Boeregemstraat 1) van grondwaterwinning 2.
Binnen deze straal van 144 m liggen volgens de biologische waarderingskaart een complex van biologisch
waardevol, minder waardevolle en waardevolle elementen en soortenarm en soortenrijk permanent
cultuurgrasland en een bomenrij met dominantie van populier. Aangezien dit geen droogtegevoelige gebieden
zijn, wordt uitgegaan van een aanvaardbare impact. Indien wordt uitgegaan van een lagere effectieve
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 22/39
neerslagoverschot van 150 mm/jaar, dan is de straal van het intrekgebied 190 m. Op 190 m ten noordwesten van
de nieuwe te boren grondwaterwinning is een droogtegevoelig gebied gelegen (kbs bomenrij met een dominantie
van wilg). Aangezien de straal van het intrekgebied ruimer is dan de straal van de verlagingskegel wordt er van
uitgegaan dat er geen negatief effect is op droogtegevoelige gebieden.
Op het bedrijf is er zowel in de huidige als toekomstige situatie opslag van bepaalde risicostoffen. De
bovengrondse dubbelwandige tanken werden op 26/05/2015 onderworpen aan een keuring waarbij geen lekken
werden gedetecteerd. Hierbij wordt uitgegaan van een gering negatief effect. De nieuw te plaatsen mazouttank
zal voldoen aan de Vlarem-wetgeving en beschikken over een conformiteitsattest waardoor wordt uitgegaan van
een verwaarloosbaar hoogstens gering negatief effect. De opslag van reinigings-, ontsmettings- en
bestrijdingsmiddelen worden beoordeeld als een gering negatief effect doordat gebruik gemaakt wordt van
erkende producten die op een veilige plaats worden gestockeerd. De zure luchtwasser wordt jaarlijks
gecontroleerd door een erkende deskundige waarbij de onderhoudshandelingen en controles worden
bijgehouden in een onderhoudsboek. De opslag van het zwavelzuur gebeurt in een bovengrondse ingekuipte tank
waardoor wordt uitgegaan van een gering negatief effect. De nieuw te plaatsen transformator zal een A.R.E.I. art
272 keuring ondergaan waaruit blijkt dat de installatie voldoet aan de voorschriften. Keuringen zullen eveneens
jaarlijks uitgevoerd worden. De toekomstige situatie wordt beoordeeld als een gering negatief effect.
Zowel in de huidige als toekomstige situatie is er voldoende opslag van spuitwater en reinigingswater waardoor
wordt uitgegaan van een gering negatief effect.
Door voldoende mestopslagcapaciteit en de aanwezigheid van peilputten die om de 3 jaar worden onderworpen
aan een grondwateranalyse, is de bestaande situatie te beschouwen al een gering negatief effect. In de
toekomstige situatie is er voldoende mestopslagcapaciteit en verbindt de exploitant er zich toe om bijkomende
peilputten te plaatsen en het grondwater te analyseren, waardoor de toekomstige situatie wordt beschouwd als
een gering negatief effect.
In de huidige situatie is voldaan aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en aangezien het bedrijf
gelegen is in niet overstromingsgevoelig gebied, wordt dit beschouwd als een gering negatief effect. In de
toekomstige situatie zal het hemelwater dat valt op de bijkomende verharding in de bodem infiltreren. Indien de
afwijking op de naleving van de stedenbouwkundige verordening door de aanwezigheid van een hemelwaterput
van 15 m³ en het toepassen van buffering i.p.v. infiltratie wordt toegestaan, wordt er uitgegaan van een
verwaarloosbaar negatief effect.
Het huishoudelijk sanitair afvalwater wordt zowel in de huidige als toekomstige situatie geloosd op het
oppervlaktewater na behandeling in een individuele zuiveringsinstallatie. Er wordt uitgegaan van een gering
negatief effect.
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is het totale werkelijk drinkwaterverbruik < gemiddelde
waterbehoefte volgens de BBT 'Veehouderij' waardoor wordt uitgegaan van een gering negatief effect. Voor wat
betreft het reinigingswaterverbruik is het werkelijk verbruik lager dan de BBT-waarde waardoor wordt uitgegaan
van een verwaarloosbaar negatief effect. In de toekomstige situatie is het totaal waterverbruik hoger dan de
gemiddelde BBT-waarde en kleiner dan de maximale BBT-waarde waardoor wordt uitgegaan van een matig
negatief effect.
Grondwater wordt enkel voor hoogwaardige toepassingen gebruikt, nl als drinkwater voor de varkens.
Hemelwater wordt gebruikt voor laagwaardige toepassingen als reinigingswater voor de stallen en proceswater
voor de luchtwasser(s). Dit wordt als een gering negatief effect beschouwd.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 23/39
2.2.3 Milderende maatregelen
Reeds toegepast in de huidige situatie
• Keuring van de mazouttanken werd uitgevoerd
• Er wordt geen bedrijfsafvalwater geloosd.
• Er is voldoende opslagcapaciteit voor het opvangen van reinigingswater.
• opslag van spuiwater in aparte opslag van 200 m³
• Het huishoudelijk sanitair water wordt gezuiverd in een kleinschalige waterzuiveringsinstallatie.
• Gebruik van erkende producten.
• De stallen worden eerst droog gereinigd alvorens nat schoon te spuiten.
• Periodieke reiniging verharde oppervlakten om afspoelen potentiële verontreiniging te voorkomen.
Geplande maatregelen
• Conformiteitsattesten van de nieuw te plaatsen tank ter beschikking houden
• Bouw van mestkelder onder de nieuw te bouwen stal om ook de bijkomende mest gedurende 9
maanden te kunnen stockeren
• Plaatsen van extra peilputten in kader van lekdichtheid van mestkelders + analyse om de 3 jaar
• Het hemelwater dat valt op de nieuw te bouwen stal aansluiten op een buffervoorziening.
• plaatsen van een infiltratievoorziening van 213 m2 en een buffervolume van 133 m3
Verdere mogelijkheden of aanbevelingen
Volgende tips zijn belangrijk voor een duurzaam watergebruik op bedrijfsniveau:
• Opvangen van hemelwater in hemelwaterputten om te gebruiken als reinigingswater
• Herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen
• Verder gebruik maken van een waterzuinige hogedrukreiniger. Hiermee kan het waterverbruik in
vergelijking met een klassieke tuinslang tot de helft teruggebracht worden. De meest efficiënte
hogedrukreinigers hebben een debiet van 6,5 l/min. Zowat alle types laten het gebruik van alternatieve
waterbronnen – vrij van bezinkbare deeltjes- toe. Bij gebruik van niet-leidingwater raden de producenten
een extra voorfilter aan. Zorg bij het gebruik van een hogedrukreiniger altijd voor voldoende verluchting.
• Gebruik van goede drinkbakken, nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen door het afstellen
van vlotter,…
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 24/39
2.3 BODEM
2.3.1 Actuele situatie
Geologie
Ter hoogte van het bedrijfsterrein treffen we als dagzomende Tertiaire formatie het Lid van Aalbeke aan en de
Formatie van Tielt. Het Lid van Aalbeke is donkergrijze tot blauwe klei, glimmers. De klei van het Lid van Aalbeke
is een homogene mariene afzetting die bijna uitsluitend uit zeer fijnsiltige klei zonder zandfractie bestaat. De
formatie van Tielt is grijsgroen zeer fijn zand tot silt, kleihoudend.
Bodem
Het bedrijf is gelegen in een gebied met bodemkenmerken Scc en Sdc en omgeven door Sdp, Zcc, Efp, Pdp
Het bedrijf en de directe omgeving liggen in een gebied van lemige zandgronden.
Het landbouwperceel waarop de nieuw te bouwen stal komt, werd in 2015 en 2014 gebruikt voor de teelt van
grasland en maïs.
2.3.2 Effecten
Behoudens bij calamiteiten kunnen de effecten op de bodem als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt beschouwd
worden. Hierbij wordt er uiteraard van uit gegaan dat aan alle wettelijke bepalingen voldaan wordt m.b.t. o.a.:
• Opslag van gevaarlijke producten
• Mestopslag
• Bodemverzet
2.3.3 Milderende maatregelen
De genomen maatregelen:
• De nieuw te bouwen stal is uitgerust met een volle betonnen vloer zodat uitspoeling van mestdeeltjes
naar de bodem en het grondwater verhinderd wordt.
• Jaarlijks wordt een mestaangifte gedaan.
De geplande maatregelen :
• Er dient voldaan te worden aan de Vlarebo-wetgeving voor wat betreft het grondverzet.
• De extra mest die geproduceerd wordt in de toekomstige situatie wordt hoofdzakelijk naar een externe
mestverwerkingsinstallatie vervoerd. In totaal zal zo'n 32 % van de geproduceerde mest naar de
verwerking afgevoerd worden, 67 % naar gronden van andere landbouwbedrijven en 1 % zal afgezet
worden op eigen gronden
• Indien er toch calamiteiten zouden optreden die een impact kunnen hebben op de bodem of het
grondwater, worden zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen om de verontreiniging weg te nemen
of om de verdere verspreiding van de verontreiniging te voorkomen, bv. door de verontreinigde grond af
te voeren naar een daartoe vergunde inrichting. Uiteraard dienen hierbij de wettelijke bepalingen
gevolgd te worden.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 25/39
De verdere mogelijkheden :
• Er wordt verwezen naar de disciplines ‘Water’ (inzake bodem- en grondwaterverontreiniging) en de
discipline ‘Fauna en Flora’ (inzake verzurende en vermestende deposities).
2.4 GELUID
2.4.1 Actuele situatie
Op basis van de gegevens die afgeleid kunnen worden van de topografische kaart, orthofoto, het terreinbezoek
wordt een inschatting gemaakt van de voornaamste geluidsproducerende elementen in de bedrijfsomgeving.
De onmiddellijke bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. Deze activiteiten leveren een
bijdrage aan de geluidsbelasting. In de nabije omgeving zijn nog een aantal veeteeltbedrijven aanwezig.
De onmiddellijke bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. Deze activiteiten leveren een
bijdrage aan de geluidsbelasting. In de nabije omgeving zijn nog een aantal veeteeltbedrijven aanwezig. In het N
is er op 115 m natuurgebied gelegen en op 500 m is er ten NW van het bedrijf parkgebied gelegen.
De woning gelegen Rijborgstraat 10 is de woning van de exploitant zelf. De naburige woning gelegen
Rijborgstraat 11, werd aangekocht door de exploitant zelf. De meest nabijgelegen bedrijfsvreemde woning is
gesitueerd ten N van het bedrijf, en is gelegen in agrarisch gebied. T.o.v. deze woning zal het geluid beoordeeld
worden. Binnen een straal van 200 m van de perceelsgrenzen liggen nog een aantal bedrijfsvreemde woningen.
Er zijn in deze studie geen meetresultaten beschikbaar.
Als referentiewaarde voor het oorspronkelijk omgevingsgeluid in stille agrarische gebieden kan dan voor het
LA95,1h voor de dagperiode 35 dB(A), avondperiode 30 dB(A) en 25 dB(A) voor de nachtperiode gehanteerd
worden. Deze waarden liggen bijgevolg 10 dB(A) lager dan de milieukwaliteitsnormen voor agrarische gebieden.
Dit zijn echter normale waarden voor het oorspronkelijke omgevingsgeluid in agrarisch gebied wanneer er geen
stoorbronnen zijn in de onmiddellijke omgeving. Bijvoorbeeld voor agrarische gebieden waar er geen
autosnelwegen of drukke primaire wegen binnen een straal van 2 km of geen industriegebieden binnen een straal
van 500 m gelegen zijn.
2.4.2 Effecten
Voor de discipline geluid worden de relevante geluidsbronnen op het bedrijf bepaald, zijnde de continue
geluidsbronnen (ventilatoren) en de incidentele geluidsbronnen (transporten).
De beoordelingspunten zijn de dichtste woning en 200 m van de perceelsgrens.
De onmiddellijke bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. Deze activiteiten leveren een
bijdrage aan de geluidsbelasting. In de nabije omgeving zijn nog een aantal veeteeltbedrijven aanwezig.
Binnen een straal van 200 m van de bedrijfspercelen, liggen er 5 bedrijfsvreemde woningen. De meest
nabijgelegen bedrijfsvreemde woning is gesitueerd ten N van het bedrijf, en is gelegen in agrarisch gebied
Verder zijn er enkele landbouwbedrijven gelegen buiten de straal van 200 m. In het N is er op 115 m
natuurgebied gelegen en op 500 m is er ten NW van het bedrijf parkgebied gelegen.
Als referentiewaarde voor het oorspronkelijk omgevingsgeluid in stille agrarische gebieden kan dan voor het
LA95,1h voor de dagperiode 35 dB(A), avondperiode 30 dB(A) en 25 dB(A) voor de nachtperiode gehanteerd
worden.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 26/39
Op de bestaande stal is een chemische luchtwasser (S-2) aanwezig in het midden van de varkensstal. Centraal
zijn er 12 ventilatoren geplaatst voor het luchtwassysteem.
Op de nieuwe stal wordt een gecombineerd luchtwassysteem voorzien. De stal bestaat uit twee delen, en elk deel
is voorzien van een luchtwasser. Voor elke luchtwasser zijn er telkens 3 ventilatoren geplaatst.
De ventilatoren worden beschouwd als nieuwe geluidsbronnen, en worden getoetst aan de grenswaarde voor een
nieuwe inrichting.
Voor de ventilatoren aanwezig op het bedrijf zijn geen technische gegevens beschikbaar, er wordt dan ook
uitgegaan van 85 dB(A) geluidsvermogenniveau voor de ventilatoren. Er kunnen wel een aantal reducties in
rekening worden gebracht afhankelijk van de ligging van de ventilatoren. Al de ventilatoren aanwezig in de
varkensstallen, zijn immers ingebouwd voor de wasser, en worden gedempt door de aanwezigheid van een
luchtwassysteem. Een demping van 10 dB(A) voor de ventilatoren voor het bedrijf van Van Marcke Bvba door de
aanwezigheid van een luchtwassysteem is dus zeker een realistische aanname.
De ventilatoren op zich zijn geen ingedeelde inrichtingen volgens Vlarem II. We beschouwen de ventilatoren op
het bedrijf als nieuwe geluidsbronnen, aangezien de huidige varkensstal (opnieuw) werd gebouwd na 1993.
Continue geluidsbronnen:
In de vergunde situatie is er voor de ventilatoren een verwaarloosbaar effect van de ventilatoren tijdens de
dagperiode op 200 m van de perceelsgrens. Voor de overige periodes en beoordelingspunten is er een beperkt
negatief effect.
In de huidige toestand wordt er voor de continue geluidsbronnen voldaan aan de grenswaarde voor een nieuwe
inrichting. Bijgevolg dienen geen milderende maatregelen genomen te worden voor het bedrijf in de huidige
toestand (beslissingsschema 4.5.6.1 Vlarem II).
Voor de vergunde situatie gebeuren de meeste transporten (incidentele bronnen) overdag. Uit deze toetsing blijkt
dat het LAeq,1s overdag voldoet aan de grenswaarde t.h.v. de meest nabijgelegen woning en op 200 m van de
perceelsgrens. Het laden van de dieren gebeurt 's nachts. 's nachts wordt er niet voldaan aan de grenswaarde
voor een nieuwe inrichting. Tijdens de nacht is er een overschrijding van de grenswaarde van 19,9 dB(A) t.h.v. de
meest nabijgelegen woning, of 16,1 dB(A) op 200 m van de perceelsgrens. De afvoer van vleesvarkens is reeds
een bestaande activiteit van het bedrijf in de huidige situatie. In de toekomst zal de frequentie van dit type
transport gelijk blijven aan de huidige situatie (maximum 30 keer per jaar). In het verleden zijn er eveneens geen
klachten geweest i.v.m. geluidshinder. Er worden in de toekomst dus ook geen klachten hierover verwacht,
aangezien er niets veranderd. Indien er in de toekomst toch klachten zouden komen o.w.v. geluidshinder door de
afvoer van de varkens, wat evenwel niet verwacht wordt, kan er overwogen worden om de afvoer van varkens
overdag te laten plaatsvinden. Op dat ogenblik is de overschrijding van de grenswaarde 4,9 dB(A) bij de meest
nabijgelegen woning, en 1,1 dB(A) op 200 m van de perceelsgrens. Tijdens de dag wordt er wel voldaan aan de
milieukwaltiteisnorm voor incidenteel geluid in open lucht in agrarisch gebied, die gelijk is aan 60 dB(A).
In de gewenste situatie blijkt dat er tijdens alle beoordelingsperiodes en ter hoogte van de beoordelingspunten
een beperkt negatief effect is voor de ventilatoren in de gewenste toestand. Als we enkel de ventilatoren van de
nieuwe varkensstal beschouwen (uitbreiding), is er een verwaarloosbaar effect tijdens de dag- en avondperiode
ter hoogte van de meest nabijgelegen woning. Tijdens de nacht is er een beperkt negatief effect. Op 200 m van
de perceelsgrens is er tijdens de dag een verwaarloosbaar effect. Tijdens de avond- en nachtperiode is er een
beperkt negatief effect.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 27/39
Bij de berekening van de effecten van geluid dient opgemerkt te worden dat er bij de bepaling van de
geluidshinder geen rekening wordt gehouden met vanwege gebouwen. Er wordt wel rekening gehouden met de
afscherming door de plaatsing van de ventilatoren voor een luchtwaspakket, waardoor het geluid van de
ventilatoren gedempt wordt. De reductie van 10 dB(A) voor de ventilatoren is waarschijnlijk een onderschatting,
waardoor de effecten die hierboven berekend zijn, waarschijnlijk een overschatting zijn.
Er zijn geen nieuwe incidentele bronnen in de gewenste situatie. De transporten die voorkomen zijn reeds
activiteiten die in de huidige situatie ook aanwezig zijn. Er is wel een toename van de frequentie van deze
transporten in de nieuwe situatie. Gemiddeld zijn dit respectievelijk 9 transporten en 13 transporten per week.
Voor de continue geluidsbronnen wordt er steeds voldaan aan de grenswaarde voor een nieuwe inrichting.
Bijgevolg dienen geen milderende maatregelen genomen te worden voor het bedrijf in de toekomstige toestand
(beslissingsschema 4.5.6.1 Vlarem II). Indien er in de toekomst toch klachten zouden komen o.w.v. geluidshinder
door de afvoer van de varkens, dan kan er aanbevolen worden om de afvoer van varkens overdag te laten
plaatsvinden. In het verleden zijn er geen klachten geweest i.v.m. geluidshinder.
2.4.3 Milderende maatregelen
Er dient opgemerkt te worden dat de berekende effecten in dit MER wellicht een overschatting zijn. Er wordt bij de
berekeningen geen rekening gehouden met de aanwezige afscherming van de geluidsbronnen. Eveneens is een
reductie van 10 dB(A) voor ventilatoren voor een luchtwassysteem eerder een onderschatting.
Door het bedrijf genomen maatregelen
• Ventilatoren zijn computergestuurd.
• Tijdens het laden en het lossen worden de motoren van de bedrijfsvoertuigen zoveel mogelijk stilgelegd.
• Er is reeds een groenaanplant voorzien.
• De varkensstallen zijn goed geïsoleerd zodanig dat het geluid van de dienen tot een minimum zal herleid
worden.
• Op bestaande varkensstal 1 zijn de ventilatoren geplaatst voor het luchtwassysteem, waardoor het
geluid van de ventilatoren gedempt worden.
• De stallen blijven in de mate van het mogelijke afgesloten.
Door het bedrijf geplande maatregelen
• Er is een gecombineerd luchtwassysteem (biologische combiwasser) voorzien op de nieuwe stal,
hierdoor worden de ventilatoren van de nieuwe stal gedempt.
Verdere mogelijkheden of aanbevelingen
• Tijdens de werkzaamheden dient de initiatiefnemer er op te letten dat de aannemer de geluidshinder ten
gevolge van de werken zo goed mogelijk beperkt en dat het onnodig draaien van de machines en
motoren voorkomen wordt.
• Er moet rekening gehouden worden met een schappelijk start- en einduur van de bouwwerken, enz. Dit
opdat hinder naar omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 28/39
• Indien er in de toekomst toch klachten zouden komen o.w.v. geluidshinder door de afvoer van de
varkens, wat evenwel niet verwacht wordt, kan er overwogen worden om de afvoer van varkens overdag
te laten plaatsvinden of gespreid over dag en nacht laten plaatsvinden. In het verleden zijn er geen
klachten geweest i.v.m. geluidshinder.
2.5 MENS
2.5.1 Actuele situatie
Het bedrijf is gelegen Rijborgstraat 10 te 9790 Wortegem-Petegem op zo’n 1520 m van het dichtstbijzijnde
woongebied (ZO). Het woongebied landelijk karakter ligt op 410 m ten O-ZO en woonuitbreidingsgebied ligt op
1305 m ten ZO.
Recreatiegebied (verblijfsrecreatie) is gelegen op 4050 m ten NW van het bedrijf. In de nabije omgeving ligt een
natuurgebied 115 m en een parkgebied 500 ten NW.
De bedrijfsomgeving wordt gekenmerkt door zijn agrarisch karakter. In de nabije omgeving zijn nog een aantal
veeteeltbedrijven aanwezig, gelegen in agrarisch gebied volgens het gewestplan.
Binnen een straal van 200 m van de bedrijfspercelen, liggen er 6 bedrijfsvreemde woningen. Binnen de straal
van 200 m van de bedrijfspercelen liggen geen andere landbouwbedrijven.
Tabel: Ligging bedrijf t.a.v. woonfunctie
Gebied Afstand tot het centrum van
het bedrijf
Richting
Woongebied 1520 m ZO
Woonuitbreidingsgebied 1305 m ZO
Woongebied landelijk karakter 410 m
560 m
780 m
O-ZO
Z
ZW
Er zijn een aantal fietsroutes gelegen in de omgeving van het bedrijf. Er is een beperkte overlapping met de
dichtstbijzijnde locale wegen.
Landbouw
De omgeving van het bedrijf wordt gekenmerkt door een agrarisch grondgebruik. In de omgeving vinden we een
afwisseling van akkers en grasland terug. Verspreid binnen het studiegebied bevinden er zich een aantal andere
landbouwbedrijven.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 29/39
Verkeer
Het bedrijf is gelegen Rijborgstraat 10 te Wortegem-Petegem, dit is een lokale weg. De voornaamste
transportroutes van en naar het bedrijf zijn de routes richting Waregem (E17).
De transportroute richting Waregem (afvoer varkens, aanvoer voeder) die gevolgd zal worden, verloopt via de
Rijborgstraat naar de Kasteelstraat en vervolgens via de Waregemseweg naar de Flanders Fieldweg. Vandaaruit
is er de aansluiting op de N382, de expressweg richting Waregem of kan de E17 genomen worden richting Gent
of richting Kortrijk. De Rijborgstraat en de Kasteelstraat zijn lokale wegen gelegen in agrarisch gebied. Langsheen
deze wegen komen een aantal particuliere woningen voor en 1 landbouwbedrijf. De Waregemseweg loopt langs
het industrieterrein en doorkruist de Spitaalbossen, alvorens dat de route langsheen nationale wegen loopt.
Deze routes zijn de meest geschikte route voor aan- en afvoer van dieren, grondstoffen, eindproducten en
materialen: er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de grootste toegangswegen en zo weinig mogelijk van
lokale en kleinere wegen. Op deze wordt de verkeersveiligheid zoveel mogelijk gegarandeerd.
De Rijborgstraat en de Kasteelstraat zijn smalle straten, enkel het transport voor het bedrijf verloopt via deze
weg. Vervolgens verlopen de transporten via de Waregemseweg. Dit is een bredere weg, een tweevaksbaan.
Het aantal zware transporten per week beperkt zicht tot een 9-tal in de huidige situatie en een 13-tal in de
toekomstige situatie. De kans dat vrachttransport moet kruisen met plaatselijk verkeer is dus beperkt.
Er is echter geen fietspad aanwezig langsheen de Rijborgstraat en de Kasteelstraat, fietsers of eventuele
voetgangers verplaatsen zich op de rijweg zelf. Deze locale wegen maken evenwel geen deel uit van
(bewegwijzerde) fiets- of wandelwegen. Een gedeelte van de Rijborgstraat zorgt echter wel voor de verbinding
tussen het fietsknooppunt 35 en 37.
De verkeersbewegingen gerelateerd aan het bedrijf worden verder besproken.
Industrie en bedrijven
Op 1030 m ten W van het bedrijf is er milieubelastende industrie gelegen, zoals bedoeld volgens het gewestplan.
2.5.2 Effecten
Het bedrijf is gelegen Rijborgstraat 10 te Wortegem-Petegem, dit is een lokale weg. De voornaamste
transportroutes van en naar het bedrijf zijn de routes richting Waregem (E17).
De transportroute richting Waregem (afvoer varkens, aanvoer voeder) die gevolgd zal worden, verloopt via de
Rijborgstraat naar de Kasteelstraat en vervolgens via de Waregemseweg naar de Flanders Fieldweg. Vandaaruit
heb je de aansluiting op de N382, de expressweg richting Waregem of kan je de E17 nemen richting Gent of
richting Kortrijk. De Rijborgstraat en de Kasteelstraat zijn lokale wegen gelegen in agrarisch gebied. Er wordt zo
veel mogelijk gebruik gemaakt van de grootste toegangswegen en zo weinig mogelijk van lokale en kleinere
wegen. Op deze wordt de verkeersveiligheid zoveel mogelijk gegarandeerd.
De Rijborgstraat en de Kasteelstraat zijn 2 smalle straten, enkel het transport voor het bedrijf verloopt via deze
weg. Er is een beperkte overlapping met het fietsknooppuntennetwerk in de omgeving van het bedrijf.
Vervolgens verlopen de transporten via de Waregemseweg. Dit is een bredere weg, een tweevaksbaan. Het
aantal zware transporten per week beperkt zich tot een 9-tal in de huidige situatie en een 13-tal in de toekomstige
situatie. De kans dat vrachttransport moet kruisen met plaatselijk verkeer is dus beperkt.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 30/39
Zowel in de huidige als in de nieuwe situatie wordt een beperkt negatief effect toegekend aan het verkeer.
De meeste zware transporten gebeuren zowel in de huidige als in de geplande situatie telkens in de week
overdag tussen 7u en 19u. Transporten tijdens het weekend worden steeds zoveel mogelijk vermeden. De afvoer
van de dieren kan ook 's nachts (voor 7 uur) gebeuren.
Inzake PM10 en PM2,5 wordt geen impact verwacht. Uit vergelijking met de berekende bijdragen tov WGO-
beoordelingswaarden kan gesteld worden dat zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie de PM10
en PM2,5 bedragen ruim onder de WGO-advieswaarden liggen ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen.
De mogelijke impact van de emissies van microbiële impact (endotoxine), als deel van de PM emissies, doet zich
vnl. voor ten aanzien van de werknemer en de exploitanten op het bedrijf.
Er wordt voldaan aan de vooropgestelde jaargemiddelde, nachtelijke omgevingsgeluidsniveaus van 40 dB(A)
voor de continue geluidsbronnen.
Tijdens de nacht is er wel een overschrijding van de 40 dB(A) voor het specifieke geluid van het laden van de
dieren t.h.v. de meest nabijgelegen woning. De afvoer van vleesvarkens is reeds een bestaande activiteit van het
bedrijf in de huidige situatie. In de toekomst zal de frequentie van dit type transport gelijk blijven aan de huidige
situatie. In het verleden zijn er eveneens geen klachten geweest i.v.m. geluidshinder. Er worden in de toekomst
dus ook geen klachten hierover verwacht, aangezien er niets veranderd. Indien er in de toekomst toch klachten
komen o.w.v. geluidshinder door de afvoer van de varkens, wat evenwel niet verwacht wordt, kan er overwogen
worden om de afvoer van varkens overdag te laten plaatsvinden.
Er worden geen effecten verwacht op de gezondheid van de mens ten gevolge van geluids-, geur- en stofhinder.
Bestrijding van ongedierte gebeurt door de exploitanten zelf. Dit wordt beschouwd als een beperkt negatief effect.
Uit navraag bij de milieudienst van de gemeente Wortegem-Petegem blijkt dat er in het verleden geen officiële
klachten ingediend werden (algemeen of in de loop van een vergunningsprocedure) ten opzichte van het bedrijf
Van Marcke BVBA.
2.5.3 Milderende maatregelen
Door het bedrijf genomen maatregelen
• Het bedrijf tracht de transporten zoveel mogelijk overdag te laten doorgaan tussen 7u en 19u.
Transporten tijdens het weekend worden steeds zoveel mogelijk vermeden. De meeste transporten
gebeuren door de dag, maar een aantal transporten kunnen ook 's nachts (voor 7 u ) plaatsvinden.
Tijdens het laden en lossen worden de motoren van de bedrijfsvoertuigen zo veel mogelijk afgelegd.
Wat betreft het deelaspect geluid wordt verwezen naar de discipline geluid.
Ook voor het deelaspect lucht worden reeds een aantal milderende maatregelen genomen door het bedrijf.
Hiervoor wordt verwezen naar de discipline lucht.
Door het bedrijf geplande maatregelen
Wat betreft het deelaspect geluid en lucht wordt verwezen naar de geplande maatregelen beschreven in deze
disciplines.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 31/39
Verdere mogelijkheden of aanbevelingen
• De exploitant kan het aantal benodigde transporten proberen te beperken door te vermijden dat niet-
volle transporten gebeuren.
Voor het deelaspect geluid wordt er aanbevolen om tijdens de werkzaamheden er op te letten dat de aannemer
de geluidshinder zo goed mogelijk wordt beperkt en dat er dient rekening gehouden te worden met een
schappelijk start- en eindduur van de bouwwerken.
Indien er alsnog klachten geformuleerd zouden worden o.w.v. het laden van de dieren, wat evenwel niet verwacht
wordt, kan er overwogen worden om het laden van de vleesvarkens overdag te laten plaatsvinden. Op deze
manier zou er ten alle tijden 's nachts voldaan worden aan de vooropgestelde nachtelijke
omgevingsgeluidsniveaus van 40 dB(A).
De aanbevelingen die gedaan worden voor het deelaspect lucht worden beschreven in de discipline lucht.
2.6 FAUNA EN FLORA
2.6.1 Actuele situatie
De bedrijfsomgeving bestaat voornamelijk uit minder waardevolle elementen, nl. soortenarm permanent
cultuurgrasland (hp), akkers op zandige bodem (bs). Er komen ook een aantal waardevolle elementen voor en
zeer waardevolle elementen. Er zijn eveneens complexen van minder waardevolle en waardevolle elementen en
van waardevolle en zeer waardevolle elementen aanwezig.
Het bedrijf wordt omgeven door bouwland en grasland. In noordwestelijke richting bevindt zich
populierenaanplanting langsheen de Rotbeek en in zuidwestelijke richting een loofhoutaanplanting op korte
afstand van het bedrijf. Op ca 600 m ligt een kasteelpark in noordoostelijke richting. Op meer dan een 1,2 km van
bedrijf ligt een groot bosgebied.
In een straal van 1 km rond het bedrijf (onmiddellijke omgeving van het bedrijf) liggen een aantal waardevolle en
zeer waardevolle vegetaties. Er zijn eveneens een aantal complexen van minder waardevolle en waardevolle
elementen en complexen van waardevolle en zeer waardevolle elementen aanwezig.
Buiten de straal van ca 1 km, komen er nog een aantal habitatwaardige vegetaties voor, alsook een aantal
‘deels’ habitatwaardige vegetaties voor, en een aantal regionaal belangrijke biotopen (RBB’s). De voorkomende
habitats zijn van hetzelfde type als in bovenstaande tabel. Ze zijn weliswaar niet gelegen in een
vogelrichtlijngebied of in habitatrichtlijngebied.
Ter hoogte van SBZ komen een aantal habitats en gedeeltelijke habitats voor.
Volgens de kaart met de aanduiding van de Natura 2000-gebieden is in de nabije omgeving van deze inrichting
geen SBZ (speciale beschermingszone) gelegen. Het meest nabijgelegen Habitatrichtlijngebied situeert zich op
ongeveer 1830 m ten ZO van de inrichting. Het gaat om 'Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere
Zuidvlaamse bossen' deelgebied 19 (BE2300007). Deelgebied 20 van de SBZ-H ligt op 2200 m van het bedrijf in
meer zuidelijke richting.
Het meest nabijgelegen Vogelrichtlijngebied is gelegen op 33 km gelegen ten O van het bedrijf.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 32/39
2.6.2 Effecten
Het perceel waar de nieuwe zeugenstal komt, staat aangeduid als biologisch minder waardevol. Het betreft een
bouwland geëxploiteerd door de exploitant Van Marcke BVBA zelf.
De impact wordt dan ook als verwaarloosbaar aanzien (geen of verwaarloosbaar effect). De inplanting van de stal
(ingeplant naast de bestaande stal) is op dit vlak dan ook goed gekozen.
Volgens de kaart met de aanduiding van de Natura 2000-gebieden is in de nabije omgeving van deze inrichting
geen SBZ (speciale beschermingszone) gelegen. Het meest nabijgelegen Habitatrichtlijngebied situeert zich op
ongeveer 1830 m ten ZO van de inrichting. Het gaat om 'Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere
Zuidvlaamse bossen' deelgebied 19 (BE2300007) . Deelgebied 20 van de SBZ-H ligt op 2200 m van het bedrijf in
meer zuidelijke richting.
Het meest nabijgelegen Vogelrichtlijngebied is gelegen op 33 km gelegen ten O van het bedrijf. Op 1160 m ten
W van het bedrijf ligt een VEN-gebied van het type gen (Grote eenheid natuur) zijnde de Spitaalsbossen' nr 239
en op 1830 m van het bedrijf ligt een VEN-gebied deels van het type gen (Grote eenheid natuur ). Het betreft
'Het Bouvelobos' het nummer van het gebied is 204.
T.h.v. het meest nabijgelegen Habitatrichtlijngebied 'Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse
bossen (BE2300007)' deelgebied 19 op 1880 m en verder ten ZO van de inrichting, komen habitatwaardige
vegetaties voor van het type 91E0_va, 91E0_vc, 9120, 9130_end en een deels habitatvegetatie van het type
9120 (70%) 9130 (30%) op 1850 m van het bedrijf en een deels habitatvegetatie 91E0-va (70%) 9130 (30%) op
2600 m ter hoogte van de SBZ.
Ten Z van het bedrijf ligt ook een deelgebied van deze SBZ-H, nl. deelgebied 20 op 2200 m van de inrichting.. Op
een afstand van 2295 m komt het habitattype 91E0_vc voor. Op 2390 m en verder komen verschillende
habitatwaardige vegetaties voor van het type 91E_va, 9130_end. Er is op 2600 m ook het 6430,rbbhf gesitueerd.
Als aandachtsgebieden beschouwen we de habitats en gedeeltelijke habitats die voorkomen t.h.v. SBZ-H:
Habitattype Afstand tot bedrijf Omschrijving
‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen' deelgebied 19 Bouvelbos (ZO)
9120(70%),9130
(30%) 1850 m, 1880 m
Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei, Beukenbossen van het type Asperulum-Fagetum
91E0_va 1900 m Beekbegeleidend bos met voorjaarsflora
9130_end
2005 m, 2025 m, 2275
m, 2340 m, 2550 m,
2610 m, ... Beukenbossen van het type Asperulum-Fagetum, van het subtype neutrofiel beukenbos
9120 2250 m Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei
91E0_vc 2840 m, 2940 m Bronbos
91E0_va (70%),
9130 (30%) 2600 m beekbegeleidend bos met voorjaarsflora, Beukenbossen van het type Asperulum-Fagetum
‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen' deelgebied 20 Hemsrode (Z)
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 33/39
9130_end
2330 m, 2420 m, 2440
m, 2500 m, 2550 m,
2525 m, 2600 m, ...
Beukenbossen van het type Asperulum-Fagetum, van het subtype neutrofiel beukenbos
91E0_va 2390 m, 2370 m, 2615
m Beekbegeleidend bos met voorjaarsflora
91E0_vc 2295 m Bronbos
6430, rbbhf 2600 m Voedselrijke zoomvormende ruigten of Regionaal belangrijk biotoop moerasspirearuigte met graslandkenmerken
Per scenario (vergunde situatie en de geplande situatie) werd er via de impactscoreberekening een simulatie
uitgevoerd. Verder zijn ammoniakemissie per scenario, bepaald bij de discipline Lucht, overgenomen van het
RLB (Richtlijnenhandboek Landbouwdieren, versie 20/10/2016), nodig als inputparameter voor de
impactscoreberekening.
Er wordt gewerkt met de documenten: PRAKTISCHE WEGWIJZER EFFECTGROEPEN VOOR HET
HABITATSPOOR Effectgroep 3 eutrofiëring subgroep 3.1 via lucht (versie 2 - 24/02/2015) en PRAKTISCHE
WEGWIJZER EFFECTGROEPEN VOOR HET HABITATSPOOR Effectgroep 4 verzuring subgroep 4.1 via lucht
(versie 2 - 24/02/2015)
De bijdrage van de kritische depositiewaarde voor vermesting, die de verschillende habitats ondervinden van het
bedrijf stijgt in de nieuwe situatie t.a.v. de vergunde situatie. Het percentage van bijdrage aan de kritische last
voor vermesting voor de weerhouden habitattypes bedraagt maximaal 0,48 % in de nieuwe situatie. De bijdrage
van het bedrijf ten aanzien van de habitats in de SBZ-H ligt in de vergunde en de nieuwe situatie voor alle
habitats onder de 3 %.
De hoogste bijdrage van het bedrijf t.a.v. het meest kritische punt in de zoekzones (dichtst gelegen bij de bedrijf)
is in de vergunde situatie van 0,31 % en is afhankelijk van de minimale KDW dit op die plaats van toepassing is.
In de nieuwe situatie stijgt. de maximale bijdrage naar 0,48 %. De bijdrage van het bedrijf ten aanzien van de
zoekzones in de SBZ-H ligt in de vergunde situatie onder de 3 % voor vermesting. Dit blijft ook zo in de nieuwe
situatie.
Er kan geconcludeerd worden dat er voor het aandachtsgebied dat we in beschouwing nemen, nl. de habitats
volgens de BWK versie 2016 kaart binnen de SBZ-H, er een verwaarloosbaar of geen effect te verwachten valt
ten gevolge van de vermestende deposities van het bedrijf in de vergunde en in de nieuwe situatie. Indien het
aandeel van de depositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde van het getroffen habitat minder is dan
3%, dan wordt beoordeeld dat deze bijdrage niet significant is. Dit geldt zowel voor hervergunningen als voor
uitbreidingen.
De bijdrage van de kritische depositiewaarde voor verzuring, die de verschillende habitats ondervinden van het
bedrijf stijgt in de nieuwe situatie t.a.v. de vergunde situatie. Het percentage van bijdrage aan de kritische last
voor verzuring voor de weerhouden habitattypes bedraagt maximaal0,31 % in de nieuwe situatie. De bijdrage
van het bedrijf ten aanzien van de habitats in de SBZ-H ligt in de vergunde en de nieuwe situatie voor alle
habitats onder de 3 %.
De hoogste bijdrage van het bedrijf t.a.v. het meest kritische punt in de zoekzones (dichtst gelegen bij de bedrijf)
is in de vergunde situatie 0,31 % en is afhankelijk van de minimale KDW dit op die plaats van toepassing is. In de
nieuwe situatie stijgt. de maximale bijdrage naar 0,48 %. De bijdrage van het bedrijf ten aanzien van de
zoekzones in de SBZ-H ligt in de vergunde situatie onder de 3 % voor vermesting. Dit blijft ook zo in de nieuwe
situatie.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 34/39
Er kan geconcludeerd worden dat er voor het aandachtsgebied dat we in beschouwing nemen, nl. de habitats
volgens de BWK versie 2016 kaart binnen de SBZ-H, er een verwaarloosbaar of geen effect te verwachten valt
ten gevolge van de verzurende deposities van het bedrijf in de vergunde en in de nieuwe situatie. Indien het
aandeel van de depositie ten opzichte van de kritische depositiewaarde van het getroffen habitat minder is dan
3%, dan wordt beoordeeld dat deze bijdrage niet significant is. Dit geldt zowel voor hervergunningen als voor
uitbreidingen.
In de huidige situatie wordt een daling van de watertafel van 50 cm voor de vergunde grondwaterwinning bereikt
op 35 m. Er wordt een daling van de watertafel van 5 cm bereikt van 335 m in de huidige situatie. Binnen deze
perimeter zijn er droogtegevoelige gebieden, nl op 130 m ten noorden is er een bomenrij met een dominantie van
wilg en op 160 m is er een nitrofiel alluviaal elsenbos. Doordat de bestaande grondwaterwinning water onttrekt
aan een diepere gespannen grondwaterlaag zijn de aanwezige bovenliggende vegetatietypes afgeschermd van
de laag waaruit grondwater onttrokken wordt. Bijgevolg zijn de verdrogingseffecten t.h.v. deze locaties in feite te
verwaarlozen. Aangezien er in de toekomstige situatie geen diep grondwater meer zal opgepompt worden, is er
van deze bestaande winning in de geplande situatie zeker geen impact
Er wordt 1 nieuwe ondiepe, freatische grondwaterwinning op een diepte van 15 m-mv geboord met een
maximumdebiet van 16.682 m³/j (45.7 m³/d). In de toekomstige situatie bedraagt de straal van het intrekgebied
144 m. Binnen deze straal van 144 m liggen volgens de biologische waarderingskaart een complex van
biologisch waardevol, minder waardevolle en waardevolle elementen en soortenarm en soortenrijk permanent
cultuurgrasland en een bomenrij met dominantie van populier. Aangezien dit geen droogtegevoelige gebieden
zijn, wordt uitgegaan van een aanvaardbare impact.
In de gewenste situatie is er t.h.v. het natuurgebied is er tijdens de dag een verwaarloosbaar effect, tijdens de
avond- en nachtperiode is er een beperkt negatief effect vanwege de ventilatoren in de gewenste toestand.
Hiertoe dient gezocht te worden naar milderende maatregelen.
2.6.3 Milderende maatregelen
Door het bedrijf genomen maatregelen
• De bestaande vleesvarkensstal is conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als
ammoniakemissiearme stal. De bestaande stal is voorzien van een chemische luchtwasser met
ammoniakreductie van 70%.
Voor door het bedrijf genomen milderende maatregelen met effect op fauna en flora wordt verwezen
naar de disciplines lucht, water en geluid.
Door het bedrijf geplande maatregelen
• De nieuwe zeugenstal zal conform de ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als
ammoniakemissiearme stal. De zeugenstal zal immers aangesloten worden op de gecombineerd
luchtwassysteem (biologische combiwasser) met ammoniakreductie van 70%. De exploitant neemt
hiermee een belangrijke maatregel om de stijging van ammoniak te beperken.
Voor verdere door het bedrijf geplande milderende maatregelen met effect op fauna en flora wordt verwezen naar
de disciplines lucht, water en geluid.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 35/39
Verdere mogelijkheden of aanbevelingen
Er wordt evenwel de aandacht op gevestigd dat wat ammoniakdepositie betreft, het hier om een worstcase
scenario gaat, en dat een goed ontwikkeld groenscherm rond het bedrijf een deel van de ammoniakuitstoot zou
kunnen opvangen, waardoor de werkelijke depositie vermoedelijk lager zal liggen. Dit kan afgeleid worden uit o.a.
Nederlands onderzoek.
Windsingel: In Nederland werd er in 2003 een meetcampagne uitgevoerd om de invloed van een
landschapselement (windsingel) op de verspreiding van emissies (in eerste instantie voornamelijk ammoniak) uit
een varkenshouderij na te gaan (Van Dijk et.al.,2004). Deze meetcampagne werd uitgevoerd bij een
vleesvarkenshouderij met ruim 2.500 dierplaatsen. Aan de oostzijde van het stallencomplex lag op ca. 20 m
afstand van de dichtstbijzijnde stal een vrij uniforme windsingel. De situering is zo, dat bij wind uit zuidwestelijke
tot westelijke richting de emissiepluim vanuit de stal grotendeels door en over de windsingel verspreid werd. De
begroeiing in de meetcampagne bestond uit loofbomen (acacia, zomereik en berk) met stuiken. De hoogte van de
windsingel was ca. 15-20 m, en de breedte ca. 10-15.
In de studie werden op korte afstand van de bron, voor de windsingel, tot 6 maal hogere concentraties
ammoniakconcentraties gemeten dan voorspeld voor een situatie zonder windsingel. De ammoniak wordt als het
ware bij de bron gehouden. Als gevolg hiervan was het gebied waar er een verzurende depositie kan optreden
kleiner. Om een grootteorde te geven, bleek uit de meetcampagne dat de afstand van het bedrijf tot waar de
ammoniakemissie het achtergrondniveau van de omgeving bereikte ongeveer 485 m bedroeg, terwijl deze
afstand in het geval dat er geen windsingel zou aanwezig geweest zijn (berekening op basis van een
verspreidingsmodel) ongeveer 815 m zou bedragen. M.a.w. is er in dit rekenvoorbeeld een afname van 40% van
de invloedsstraal. Vanzelfsprekend zal veel afhankelijk zijn van de precieze klimatologische omstandigheden
windrichting, windsterkte, neerslag, …), alsook van de morfologie van de windsingel zelf.
Uit de meetcampagne bleek dat windsingels wel degelijk in staat zijn om emissies te verminderen. Een
aanvullende studie (Van Dijk et. al., 2005) moest duidelijkheid brengen op welke manier ze dit doen.
Landschapselementen zoals windsingels vormen een fysiek opstakel voor de verspreiding van stoffen en deeltjes
in de atmosfeer. Het effect wordt voornamelijk bepaald door twee processen: filtering en snelheidsdemping. De
filterende werking is een gevolg van de gasuitwisseling tussen blad en atmosfeer waarvoor een zekere turbulentie
rond het blad nodig is. Om de luchtbeweging in een beplanting in stand te houden moet deze een zekere
openheid (optische porositeit) hebben. De structuur van een windsingel is bepalend voor het effect op de
verspreiding van agrarische emissies. Eenduidige criteria voor het ontwerpen van een optimaal functionerende
windsingel zijn nog niet voorhanden.
De resultaten uit het Nederlandse onderzoek laten zien dat een windsingel op korte afstand van een stal de
ongewenste verspreiding van ammoniak (maar ook van andere agrarische emissies zoals fijn stof en geur)
tegengaat en dat de bomen in de windsingel een deel van de stikstof opnemen vanuit de lucht. Voor NO2 bleek
dat de filterende werking als gevolg van opname door de planten in de windsingel geschat kan worden op
maximaal 10%. Voor ammoniak zou dit percentage hoger liggen. Precieze cijfers zijn niet voor handen. In het
kader van de effectbeoordeling ten aanzien van het aandachtsgebied is de uitbouw van een windsingel een
alternatief voor een stofbak.
Voor de verdere aanbevelingen met effect op fauna en flora wordt verwezen naar de disciplines lucht, water en
geluid.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 36/39
2.7 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE
2.7.1 Actuele situatie
Volgens het gewestplan is het bedrijf Van Marcke BVBA volledig gelegen in agrarisch gebied. Ten N en ten Z
liggen landschappelijk waardevolle agrarische gebieden. Het bedrijf wordt in noordelijke en westelijke richting
omgeven door natuurgebied en bosgebied.
Mesoschaal
Het bedrijf ligt ten NW van het dorp Wortegem. Het dorp was tot lang na de middeleeuwen dichtbebost. Sinds de
omvorming van grote bosgebieden tot landbouwgrond resten hier enkel nog de boscomplexen Spitaalsbossen-
Oud-Moregembossen en de Bouvelobossen. De dorpskom van Wortegem ontvouwt zich als een hooggelegen
straatdorp aan de kruising van de wegen Kruishoutem-Anzegem en Oudenaarde-Waregem. Vooral
laatstgenoemde ontvouwt over een afstand van ruim twee kilometer een sluier van lintbebouwing.
Landschappelijk ligt Wortegem in de overgangszone van het lemig naar het zandig interfluvium tussen Schelde
en Leie.
Dit vertaalt zich in het agrarisch bodemgebruik die van oost naar west verschuift van akkerbouw via graslanden
naar bossen. Buiten de dorpskom ligt de agrarische bewoning verspreid over het grondgebied. Hier worden de
landbouwpercelen nog sterk omzoomd door kleine landschapselementen. Dit is op een aantal plaatsen
(voornamelijk rond Spitaalsbossen en Oud-Moreghemwoud) nog duidelijk terug te vinden in het landschap. Een
deel van de gronden werden bouwgrond. De historische bospercelen zijn hierdoor deels ingenomen als
tuinperceel. Een concentratie is terug te vinden langs de Waregemseweg.
De omgeving van de bedrijfslocatie wordt gekenmerkt door een licht golvend landschap, een landbouwlandschap
met dominantie van weiden en akkers. In de omgeving komen kleine landschapselementen voor als bomenrijen
en bosjes die de openheid van het landschap enigszins beperken. In de ruime omgeving (ca 1 km) van het bedrijf
komen nog een vijftal landbouwbedrijven voor, waarvan sommigen grootschalig. In de omgeving van het bedrijf
liggen ook een aantal particuliere woningen.
Microschaal
Het bedrijf Van Marcke BVBA is in het straatbeeld aanwezig. Het bedrijf ligt als het ware tussen twee kleine
bosjes in. Aan de achterkant van het bedrijf wordt de perceelsrand afgelijnd door een bomenrij, houtkant van
Zwarte els, Tamme kastanje, Veldesdoorn, Gelderse roos aangeplant door de exploitant. Op die manier wordt
een lijnelement gecreeërd tussen de twee bosjes in. Het is een verzorgd bedrijf met de gebouwen allen geordend
en compact opgesteld (zie fotoreportage in bijlage). Deze geordende inplanting van de structuren zorgt voor rust
en evenwicht in het ontwerp, alsook voor de samenhorigheid van de gebouwen op het bedrijf. Er is een eenheid
gecreëerd bij de bebouwing door de materialen en vormgeving op elkaar af te stemmen. De varkensstal bestaat
uit silexpanelen met aardetinten en een bruin dak evenals de loods..
Er is een beplanting aanwezig om de gebouwen in de omgeving te laten integreren (zie fotoreportage in bijlage).
Aan de voorkant van het bedrijf en de zijkant van de bestaande varkensstal is een haag van haagbeuk
aangeplant met op vaste afstanden Tilla cordata (Vlinderlinde). Door de beplanting naast de stal en de beplanting
aan de perceelsranden wat verderaf is het bedrijf goed ingepast in de omgeving.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 37/39
2.7.2 Effecten
Volgens het gewestplan is het bedrijf Van Marcke BVBA volledig gelegen in agrarisch gebied. Ten N en ten Z
liggen landschappelijk waardevolle agrarische gebieden.
De nieuwe constructie vormt één geheel met het bestaand bedrijf. De gebouwen worden ruimtelijk gebonden tot
één geheel. De keuze voor dezelfde materialen en de uitbreiding van de bestaande groenaanplantingen zullen
bijdragen aan het gevoel van de gelijkvormigheid binnen het landbouwbedrijf en met de omgeving. Het
bestaande bedrijf is matig waarneembaar in het landschap. De bestaande bosjes en de kleine
landschapelementen aan de perceelsrand breken het zicht. Een wijziging van bestaande landschappelijke
structuren en/of relaties treden niet op door het geplande project. Er wordt uitgegaan van een verwaarloosbaar of
geen effect t.o.v. de bestaande situatie.
Er treedt geen verdere versnippering op van de open ruimte, gezien de uitbreiding van het landbouwbedrijf
gebeurt in het landschap geconcentreerd ter hoogte van het bestaande bedrijf en bestaande stallen. Het project
vormt dan ook een verwaarloosbare of geen verstoring van de landschappelijke erfgoedwaarden van de
relictzone en de overlappende ankerplaats..
In het studiegebied komen geen beschermde monumenten noch geïnventariseerd bouwkundig erfgoed voor. Er
wordt geen invloed verwacht op de omliggende bouwkundige erfgoedwaarden door de ingrepen van het
project.
Gezien het jarenlange landbouwgebruik van de percelen, en het ontbreken van archeologische vondsten wordt
het respecteren van de meldingsplicht als voldoende maatregel beschouwd om het archeologisch patrimonium
te beschermen. Er wordt rekening gehouden met een potentieel beperkt negatief effect.
Rekening houdend met het tijdelijk karakter van de werken in de aanlegfase worden de perceptieve effecten
van de graaf- en bouwwerkzaamheden beperkt negatief ingeschat.
Er wordt gewerkt met een doordachte keuze voor de inplantingsplaats van de nieuwe zeugenstal, alsook voor de
materialen, kleuren en afmetingen. Ook het bestaande beplanting wordt verder uitgebreid aan de voor- en
achterzijde van de nieuw te bouwen varkensstal. Hierdoor vormt het bedrijf één ruimtelijk geheel en wordt het
goed opgenomen in het omliggende landschap. Zodat de invloed op het landschapsbeeld en de perceptieve
kenmerken als beperkt negatief wordt ingeschat.
2.7.3 Milderende maatregelen
De genomen maatregelen
• Het bedrijf vormt een verzorgd onderdeel van een agrarisch landschap.
De geplande maatregelen
• De nieuwe varkensstal wordt in dezelfde kleurtinten en materialen uitgevoerd als de vergunde stallen.
• De nieuwe infrastructuur wordt zodanig ingeplant dat ze een geheel vormt met de bestaande
infrastructuren. De nieuwe stal wordt aansluitend gebouwd met de bestaande stallen en gebouwen.
• Het bestaande beplanting wordt verder uitgebreid aan de voor- en achterkant van de nieuw te bouwen
varkensstal voor een optimale integratie in de omgeving.
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 38/39
• Eventuele toevallige archeologische vondsten dewelke gedaan worden tijdens de werkzaamheden
worden gemeld aan het Agentschap Ruimte en Erfgoed – Onroerend Erfgoed.
De verdere mogelijkheden
• Uitbreiding van KLE met bomenrijen en houtkanten op de eigen percelen, bijvoorbeeld in het kader van
een landschapsbedrijfsplan of een mogelijke ruilverkaveling.
3 EINDCONCLUSIE
Het bedrijf Van Marcke BVBA is gelegen Rijborgstraat 10 te 9790 Wortegem-Petegem. Het betreft een
varkensbedrijf. De varkenshouderij is momenteel gespecialiseerd in het afmesten van vleesvarkens. Het bedrijf
wil in de toekomst ook zeugen houden.
De huidige vergunning is afgeleverd door de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen en heeft een looptijd tot
25/04/2019.
Er is een vergunning aanwezig voor stallen met plaatsen voor 4.770 vleesvarkens. Verder is er een vergunning
voor het stallen van 3 voertuigen, de opslag van 250 l reinigingsmiddelen, opslag 11.780 l mazout in 3
bovengrondse tanks, 1 verdeelslang, opslag van 5000 l zwavelzuur en 420 kg natruimhypochloriet, opslag van
7.800 m³ dierlijke mest, een noodstroomgroep met een vermogen van 37 kW en een grondwaterwinning van
15.500 m³/jaar en 29 m³/dag.
Het doel is om een verandering (uitbreiding en toevoeging)2 te realiseren in de varkenshouderij door de bouw van
een nieuwe zeugenstal voor 720 zeugen, 6 beren 228 opfokzeugen en 3024 niet vergunningsplichtige
biggen. De nieuwe zeugenstal zal naast de bestaande varkensstal gebouwd worden. Deze stal zal conform de
ter zake geldende wetgeving uitgerust worden als ammoniakemissiearme stal. De nieuwe zeugenstal wordt
uitgerust met een gecombineerd luchtwassysteem, met name een biologische combiwasser. Er worden er twee
voorzien op de nieuwe stal. In de nieuwe situatie zal dus een vergunning gevraagd worden voor 5.724 varkens in
totaal waarvan 720 zeugen, 6 beren, 228 opfokzeugen, 4.770 vleesvarkens. Er zal ook een nieuwe ondiepe
grondwaterwinning aangevraagd worden.
Gelet op de belangrijke verandering (uitbreiding en toevoeging) wordt ook een vroegtijdige hernieuwing gevraagd.
De initiatiefnemer wenst door de uitvoering van het project de economische draagkracht van de inrichting te
optimaliseren. Dit om zo een rendabel en concurrentiewaardig bedrijf te bestendigen naar de toekomst. De
uitbreiding vraagt een belangrijke financiële inspanning. Vandaar zal een hernieuwing voor 20 jaar aangevraagd
worden.
De exploitant laat een milieueffectrapport opstellen om deze toe te voegen aan de milieuvergunningsaanvraag en
de stedenbouwkundige aanvraag, die noodzakelijk zijn ter uitvoering van het hier voorliggend project.
2 Vlarem-definitie "veranderen van een inrichting": wijzigen, uitbreiden, toevoegen: -"wijzigen" : het verplaatsen binnen de vergunde inrichting, of het aanwenden van een andere fabricagemethode ; -"uitbreiden" : het vergroten in capaciteit, in drijfkracht of in oppervlakte op percelen waarop de geldende vergunning betrekking
heeft ; -"toevoegen" : het vergroten in opslagcapaciteit, in drijfkracht of in oppervlakte op percelen, waarop de geldende vergunning
geen betrekking heeft ;
Niet-technische samenvatting MER Van Marcke BVBA 39/39
De doelstelling van dit milieueffectrapport bestaat erin de effecten aan te tonen van de exploitatie van het bedrijf
op het omliggende milieu, en dit zowel in de huidige toestand, als na de uitbreiding.
De voornaamste effecten van de bedrijfsexploitatie zijn de bijdrage aan geurhinder, verzuring en vermesting en
geluid.
Om de milieuhinder zoveel mogelijk te beperken, wordt de nieuwe zeugenstal voorzien van een
ammoniakemissiearm systeem. De initiatiefnemer maakte de keuze om een verbeterd type van biologische
luchtwasser te plaatsen, met name een 'biologische combiwasser'. De constructeur van de biologische
combiwasser garandeert een geurreductie van 85%. Er is opgenomen dat het biologisch luchtwassysteem een
ammoniakverwijderingsrendement moet hebben van minimaal 85%, een geurreductie van 85% en een
stofreductie van 80%. Het systeem is in Nederland gecertificeerd (BWL 2009.12.V1).
In het MER zal dan ook rekening gehouden worden met 85% verwijderingsrendement voor geur volgens het
systeem BWL 2009.12.V1 voor geur- en stofreductie. Voor ammoniak wordt er een reductiepercentage van 70%
toegepast omdat deze waarde wettelijk is vastgelegd en waardoor de vergunningsverlener beschikt over de
impactresultaten bij louter toepassen van het wettelijk kader.
Voor de verschillende disciplines (lucht, water, bodem, geluid, fauna en flora, landschap) worden al een hele
reeks van milderende maatregelen genomen, en zijn er ook nog reeks van milderende maatregelen gepland door
de exploitant.
Volgende aanbevelingen kunnen voor het bedrijf meegegeven worden:
• De exploitant voorziet in een aanvulling van de bestaande groenaanplant
• Aanbevolen wordt om op het bedrijf een energieaudit te laten uitvoeren
• Herstel lekken zo snel mogelijk en laat het water niet onnodig lopen
• Verder gebruik maken van een waterzuinige hogedrukreiniger
• Gebruik van goede drinkbakken, nippels en dergelijke. Vermijd mors- en lekverliezen door het afstellen
van vlotter,...
• Duurzaam gebruik van water
• De aanwezige brandstoftanks dienen periodiek gecontroleerd te worden
• Rekening houdende met een grondverzet van meer dan 250 m³ dient de initiatiefnemer volgens Vlarebo
(hoofdstuk XIII) een technisch verslag te laten uitvoeren ter bepaling van de kwaliteit van de te verzetten
grond
• Tijdens de werkzaamheden dient de initiatiefnemer er op te letten dat de aannemer de geluidshinder ten
gevolge van de werken zo goed mogelijk beperkt en dat het onnodig draaien van de machines en
motoren voorkomen wordt
• Er moet rekening gehouden worden met een schappelijk start- en einduur van de bouwwerken, enz. Dit
opdat hinder naar omwonenden zoveel mogelijk beperkt wordt.
• De exploitant kan het aantal benodigde transporten proberen te beperken door te vermijden dat niet-
volle transporten gebeuren