Embed Size (px)
Citation preview
Vraag 1
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Het gezin gaat een dagje uit.
De boot vaart morgen uit.
Wat heb jij in je mond?
De rand van dit mes is scherp.
© LeerKans.com
Vraag 2
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Ik vind de kleur grijs somber.
Zij heeft kringen onder haar ogen.
De kannen zitten vol koffie.
Wat een kabaal kun jij maken!
© LeerKans.com
Vraag 3
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Hier moet je de bocht om.
Over acht dagen zijn we vrij?
Het kind doet stout tegen zijn moeder.
De buren ruiken een rare lucht in de tuin.
© LeerKans.com
Vraag 4
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De winkel gaat om vijf uur dicht.
Een hond heeft vier poten.
De regen valt met bakken uit de lucht.
De knecht is hard aan het werk.
© LeerKans.com
Vraag 5
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Lust jij sla?
Het muisje piept zacht.
Op de vloer ligt stro.
Welk beest zit er in jullie tuin?
© LeerKans.com
Vraag 6
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Er ligt een druif op mijn bord.
De blokken liggen in de bouwhoek.
Zie jij die hoge golven?
Er komt een lekkere geur uit de keuken.
© LeerKans.com
Vraag 7
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Op mijn been zit een zweer.
De fiets is alweer gevallen.
Mijn sleutel ben ik nog steeds kwijt.
Wat is de prijs van dit huis?
© LeerKans.com
Vraag 8
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Hoeveel stenen liggen op de stapel?
In de tent is het groot feest.
Kun jij je adem even inhouden?
In de zee zwemmen twee meisjes.
© LeerKans.com
Vraag 9
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Welk kleed ligt op tafel?
Waarom is jullie meester zo streng?
Het paard schrok van het geluid.
Alle bruggen in onze stad zijn dicht.
© LeerKans.com
Vraag 10
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Voor wie ben jij bang?
De vork is van metaal.
De kwast zit onder de verf.
Op welke sport zit jij?
© LeerKans.com
Vraag 11
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Je moet links de hoek om.
Hij leert het ook nooit!
Je mag de kersen opeten.
De dokter heeft nu spreekuur.
© LeerKans.com
Vraag 12
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De saus is bijna op.
De juf draagt een blauwe kous.
Hoeveel brillen koop jij?
In de la liggen mijn spullen.
© LeerKans.com
Vraag 13
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Er staan zeven sterren aan de hemel.
Ik neem de schelp mee naar huis.
Opa zit scheef op zijn stoel.
De juf is vandaag heel streng.
© LeerKans.com
Vraag 14
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Op de markt kun je veel spullen kopen.
Vier kleuters dansen gezellig in een kring.
Het paard trapt tegen de deur.
De zalf is uitverkocht.
© LeerKans.com
Vraag 15
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Je moet niet zo op je papier krassen.
In de lucht vliegt een meeuw.
Zij heeft twaalf strikken op haar jurk.
Het poesje is nog schuw.
© LeerKans.com
Vraag 16
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Die man is wel heel boos.
De buren hebben twee hutten in de tuin.
Die tas is best zwaar.
Ik heb een snee in mijn wang.
© LeerKans.com
Vraag 17
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Het schip lag voor anker.
De zwaan loopt over het pad.
De leeuw is aan het brullen.
Welke straf kreeg hij van de rechter?
© LeerKans.com
Vraag 18
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Door de harde wind moet ik harder trappen.
De stunt in het water is mislukt.
Waar komt die hoest nou vandaan?
De slurf van de olifant wordt gewassen.
© LeerKans.com
Vraag 19
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Van de boom was enkel nog de stronk over.
Wat koop jij allemaal op de markt?
Het stuur is krom door de val.
De rups is een mooie vlinder geworden.
© LeerKans.com
Vraag 20
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Wil jij de schaar even pakken?
De staart van de hond is grijs.
De kaft van mijn schrift is kapot.
Welke soorten fruit zal ik voor je kopen?
© LeerKans.com
Vraag 21
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Morgen ben ik vrij van school.
De schroef ligt op de grond.
Als toetje eten we peer.
Het bestek viel van de tafel.
© LeerKans.com
Vraag 22
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De brief moet nog met de post mee.
Drink jij wel genoeg water op één dag?
Slangen kunnen eng sissen.
Hij maakt bezwaar tegen zijn straf.
© LeerKans.com
Vraag 23
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Hij kocht een ander treinstel.
Wat een mooi gedicht!
Op de vloer ligt allemaal rommel.
Was het vroeger echt beter?
© LeerKans.com
Vraag 24
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Zit er nog verf aan de kwast?
Zitten de acht kippen nog op stok?
Hij kan niet zo goed tegen zijn verlies.
Op deze feestdag is het mooi weer.
© LeerKans.com
Vraag 25
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Op kantoor moet je nette kleren dragen.
Als dank kreeg hij een gebakje.
Hoeveel graden koorts heeft hij?
Er zit geen inkt meer in de potten.
© LeerKans.com
Vraag 26
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Het groepje maakt veel geluid.
De tulpen staan mooi in de vaas.
Ik vind appeltaart heel lekker.
Van wie is dit stoeltje?
© LeerKans.com
Vraag 27
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De tassen zijn veel te zwaar.
Het schilderij hangt scheef aan de muur.
Kun jij een leuk verhaal vertellen?
Hoe heet jouw zus?
© LeerKans.com
Vraag 28
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Zijn dit jouw klompen?
De mantel is van de kapstok gevallen.
Mijn schaatsen worden geslepen.
De kist zit nog steeds op slot.
© LeerKans.com
Vraag 29
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De pauw verliest een veer.
Het zeil van de tent is kapot.
De jongens redden het nu wel.
Er zit een scheur in de bank.
© LeerKans.com
Vraag 30
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Wat is de prijs van deze deur?
Het vel van de worst is taai.
De fles zit vol water.
De plank is kapot.
© LeerKans.com
Vraag 31
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De tulpen staan in bloei.
Wat een diepe zucht was dat!
Jullie moeten nu echt gaan slapen.
Je kunt beter je bril opzetten!
© LeerKans.com
Vraag 32
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Mijn schoenen zijn vuil geworden.
Ellie woont aan de zuidkant van het eiland.
Jamie slaat hard met de hamer.
Weet jij wat een steur is?
© LeerKans.com
Vraag 33
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Ik weet niet zeker of het doorgaat.
De spelers zijn goed in vorm.
Wij gebruiken geen extra zout.
Die aardbei was heel lekker.
© LeerKans.com
Vraag 34
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De leeuwin lag in de zon.
Wanneer ben jij aan de beurt?
Honderd jaar noemen we een eeuw.
De dief sloeg op de vlucht.
© LeerKans.com
Vraag 35
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Wanneer gebruik je een komma?
Mijn rok is te nauw geworden.
Pas op met die scherpe bocht!
De brand was snel onder controle.
© LeerKans.com
Vraag 36
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Welke prijs heb jij gewonnen?
De speurhond gaat met pensioen.
Zij gaf mij een gemene schop.
Oma koopt kaas op de markt.
© LeerKans.com
Vraag 37
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Doe toch niet zo flauw!
Op het schoolplein lagen stokken.
Nils heeft zijn been gebroken.
De zwanen werden weggejaagd.
© LeerKans.com
Vraag 38
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Heeft het vannacht alweer geregend?
We gaan een pop van klei maken.
Winnie stapelde alle pakketjes op elkaar.
Er zit een spreeuw in de kersenboom.
© LeerKans.com
Vraag 39
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Wat een prachtige bloemen zijn dat!
Wil jij de deur dicht laten?
Ik vind een zalm een bijzondere vis.
Het nijlpaard liep de andere kant op.
© LeerKans.com
Vraag 40
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Op de zolder lagen verkleedkleren.
De broek van Ingrid is pas nieuw.
Theo schrijft zijn naam op het bord.
Je moet flink doorwerken!
© LeerKans.com
Vraag 41
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De doos met spelden is gevallen.
Ik heb geen trek in deze onzin.
Er staan 4 vliegers op het platform.
Zij spoort het paard aan met een zweep.
© LeerKans.com
Vraag 42
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De munten rinkelen in haar tas.
Er zit houtworm in onze meubelen.
Weet jij het antwoord op deze deelsom?
De speurhond heeft de boef gevangen.
© LeerKans.com
Vraag 43
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De oude vulpen zit in de doos.
Ik eet graag ei met spek.
De schrijver schreef een spannend boek.
Heb jij ooit een everzwijn gezien?
© LeerKans.com
Vraag 44
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Wanneer vertel jij jouw klacht?
Onze buurman lijkt op een brombeer.
Och toch, wat een pech!
Zij kijkt scheel door de pijn in haar hoofd.
© LeerKans.com
Vraag 45
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Tijdens de vakantie slapen wij in twee tenten.
Waar is de suiker gebleven?
Ik ga met de lift naar boven.
De zeemeeuw vloog met onze boot mee.
© LeerKans.com
Vraag 46
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Ik hoor allemaal vreemde geluiden.
Durf jij van de hoge duikplank te springen?
De schep staat in het tuinhuis.
De steel van een roos moet je schuin snijden.
© LeerKans.com
Vraag 47
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De leiding van het bedrijf is boos.
Ik zie door de bomen het bos niet meer.
Het kleine kind is in slaap gevallen.
Hij heeft niets gedaan met de spullen.
© LeerKans.com
Vraag 48
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Wat is hun leeftijd?
De vriend van mijn dochter heet Frans.
Er staan maar twee palen in de tuin.
Het bestek lag naast de borden.
© LeerKans.com
Vraag 49
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Ik ga een vrouw in de winkel helpen.
Er zit geen schroefdraad meer op.
De punt van de speer is kapot.
De breuk is niet meer te maken.
© LeerKans.com
Vraag 50
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Er hangt een koord in de boom.
Ken jij alle feiten?
De schipper is in het water gevallen.
Je mag geen wapen in je bezit hebben.
© LeerKans.com
Vraag 51
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
In mijn rugzak zit avondeten.
Hij komt dikwijls te laat.
Deze boom is niet meer te redden.
De man loopt mank met zijn rechterbeen.
© LeerKans.com
Vraag 52
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Zij juicht zo hard als ze kan.
De fietstocht gaat niet door.
De veer is niet zo sterk.
De film heeft een mooi eind.
© LeerKans.com
Vraag 53
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Gelukkig heb ik geen schuld meer.
Zij is erg in de war door het bericht.
Ik ben mijn sleutel kwijt.
In het boek staat een drukfout.
© LeerKans.com
Vraag 54
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Ik ga morgen de rekening betalen.
Op de boot ligt een loopplank.
De grasspriet ligt op de tafel.
Vanavond eten wij soep met ballen.
© LeerKans.com
Vraag 55
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Ik heb hier geen goed gevoel over.
De meisjes hadden dikke pret.
Ik koop een dubbeldik ijsje.
Ik huur een waterfiets bij de gracht.
© LeerKans.com
Vraag 56
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Hier liggen zes dobbelstenen.
De jongen in het koor zong vals.
Er zit een lange sleep aan haar jurk.
Klompen zijn gemaakt van hout.
© LeerKans.com
Vraag 57
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Er zit al een scheur in mijn nieuwe zadel.
Ken jij een onderdeel uit de schaatssport?
Kun jij deze keersom oplossen?
Het is een puinhoop in de schuur.
© LeerKans.com
Vraag 58
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Wat ben jij groot geworden!
Kan jij met een ganzenveer schrijven?
Hij heeft een kroon op zijn hoofd.
De wieken van de molen draaien rond.
© LeerKans.com
Vraag 59
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
Het pakje kaassaus staat in de kast.
Ze lopen iedere dag samen naar school.
Opa draagt ‘s nachts een nachtjapon.
Dit verhaal is al eeuwen oud.
© LeerKans.com
Vraag 60
Schrijf de dikgedrukte woorden op.
De kinderen werken muisstil in de klas.
Er zit vocht op het raam bij de voordeur.
Ik heb alleen nog blauw krijt.
Het echtpaar viert hun zesde trouwdag.
© LeerKans.com
