3
ONDERZOEK Een inventarisatie door het Integraal Kankercen- trum Nederland (IKNL) locatie Rotterdam bij de uitvoerende teams van Thuiszorg Rotterdam (TR) laat zien dat meerdere, soms ook niet-verwachte factoren een rol spelen bij de implementatie. In dit artikel een samenvatting van de gegevens. Invoering bij Thuiszorg Rotterdam In 2007 besluit het management van TR om het ZS organisatiebreed in te voeren. Daarvoor worden twee gespecialiseerde oncologie-/palliatief ver- pleegkundigen aangesteld als projectleiders. Na de projectleiderstraining bij het toenmalige Integraal Kankercentrum Rotterdam (IKR) volgt een breed opgezet intern opleidingstraject: in de periode sep- tember 2008 tot maart 2009 verzorgen de project- leiders een drie uur durende – verplichte – scholing voor alle medewerkers bij TR die patiënten in de palliatieve fase verzorgen en verplegen (circa 1.000 medewerkers). De scholing bevat zowel kennis over de stervensfase in het algemeen, als het gebruik van het ZS in het bijzonder. Na deze scholing vinden er geen georganiseerde activiteiten met betrekking tot het gebruik van het ZS plaats. Aanleiding evaluatie Na een periode van anderhalf jaar ervaren beide projectleiders dat het aanvankelijke enthousiasme van de medewerkers niet heeft geleid tot een inten- sief gebruik van het ZS. Het aantal cliënten bij wie volgens verwachting het ZS ingezet had kunnen worden, is vele malen groter dan het werkelijke Weerbarstige praktijk gebruik en het inzetten van het ZS. In de loop van de tijd lijkt het gebruik zelfs steeds meer af te nemen. Voldoende reden om op zoek te gaan naar de achterliggende factoren. Inhoud vragenlijst De vragenlijst is opgemaakt in de stijl van het ZS en bestaat uit 13 vragen. De vragen hebben betrekking op de bekendheid met het ZS, de ervaring ermee, redenen om het wel/niet te gebruiken en wensen/ behoeften om het in de toekomst te gaan gebruiken. Ken je het ZS? Wat is het? Heb je het ZS gebruikt in de afgelopen 6 maanden/ meer dan 6 maanden geleden en zo ja, hoe vaak? Vind je het ZS in het gebruik moeilijk/makkelijk, onduidelijk/duidelijk, veel/weinig tijd kosten, geen handig/wel handig hulpmiddel in de zorg voor de cliënt/in de samenwerking met collega’s/in de samenwerking met de huisarts (antwoorden op een schaal van 1-10) Gebruik je het ZS niet omdat je niet weet: wan- neer je het moet gebruiken/wanneer de stervens- fase begint, hoe je de cliënt/familie moet vertellen dat het ZS wordt gebruikt/hoe je aan de huisarts kunt vertellen dat je het ZS zou willen gebruiken/ hoe je aan een exemplaar van het ZS moet komen (antwoord met ja/nee). Zou je het ZS in de toekomst gebruiken? Wat heb je nodig om het te kunnen gebruiken? (keuze aanvinken): cursus over het ZS, cursus met informatie over het stervensproces, cursus over PALLIUM MULTIDISCIPLINAIR TIJDSCHRIFT OVER PALLIATIEVE ZORG NUMMER 3 – JUNI 2011 21 Wilt u reageren op dit arti- kel? Stuur uw reactie naar [email protected]. Implementatie Zorgpad Stervensfase in de thuiszorg; evaluatie binnen Thuiszorg Rotterdam Door Anneke Dekkers, Elsbeth Taminiau-Bloem en Sarie Schneider Zelfs de implementatie van een erkend kwaliteitsinstrument als het Zorgpad Stervens- fase (ZS) blijkt in de praktijk geen vanzelfsprekende zaak. Ondanks de grote inzet van betrokkenen blijft binnen thuiszorgorganisaties het gebruik van het ZS nog weleens achter bij de oorspronkelijke verwachtingen van projectleiders en managers.

Weerbarstige praktijk

Embed Size (px)

Citation preview

O N D E R Z O E K

Een inventarisatie door het Integraal Kankercen-trum Nederland (IKNL) locatie Rotterdam bij deuitvoerende teams van Thuiszorg Rotterdam (TR)laat zien dat meerdere, soms ook niet-verwachtefactoren een rol spelen bij de implementatie. In ditartikel een samenvatting van de gegevens.

Invoering bij Thuiszorg Rotterdam In 2007 besluit het management van TR om het ZSorganisatiebreed in te voeren. Daarvoor wordentwee gespecialiseerde oncologie-/palliatief ver-pleegkundigen aangesteld als projectleiders. Na deprojectleiderstraining bij het toenmalige IntegraalKankercentrum Rotterdam (IKR) volgt een breedopgezet intern opleidingstraject: in de periode sep-tember 2008 tot maart 2009 verzorgen de project-leiders een drie uur durende – verplichte – scholingvoor alle medewerkers bij TR die patiënten in depalliatieve fase verzorgen en verplegen (circa 1.000medewerkers). De scholing bevat zowel kennis overde stervensfase in het algemeen, als het gebruik vanhet ZS in het bijzonder. Na deze scholing vinden ergeen georganiseerde activiteiten met betrekking tothet gebruik van het ZS plaats.

Aanleiding evaluatieNa een periode van anderhalf jaar ervaren beideprojectleiders dat het aanvankelijke enthousiasmevan de medewerkers niet heeft geleid tot een inten-sief gebruik van het ZS. Het aantal cliënten bij wievolgens verwachting het ZS ingezet had kunnenworden, is vele malen groter dan het werkelijke

Weerbarstige praktijk

gebruik en het inzetten van het ZS. In de loop vande tijd lijkt het gebruik zelfs steeds meer af tenemen. Voldoende reden om op zoek te gaan naarde achterliggende factoren.

Inhoud vragenlijstDe vragenlijst is opgemaakt in de stijl van het ZS enbestaat uit 13 vragen. De vragen hebben betrekkingop de bekendheid met het ZS, de ervaring ermee,redenen om het wel/niet te gebruiken en wensen/behoeften om het in de toekomst te gaan gebruiken.

• Ken je het ZS? Wat is het?• Heb je het ZS gebruikt in de afgelopen 6 maanden/

meer dan 6 maanden geleden en zo ja, hoe vaak?• Vind je het ZS in het gebruik moeilijk/makkelijk,

onduidelijk/duidelijk, veel/weinig tijd kosten,geen handig/wel handig hulpmiddel in de zorgvoor de cliënt/in de samenwerking metcollega’s/in de samenwerking met de huisarts(antwoorden op een schaal van 1-10)

• Gebruik je het ZS niet omdat je niet weet: wan-neer je het moet gebruiken/wanneer de stervens-fase begint, hoe je de cliënt/familie moet vertellendat het ZS wordt gebruikt/hoe je aan de huisartskunt vertellen dat je het ZS zou willen gebruiken/hoe je aan een exemplaar van het ZS moet komen(antwoord met ja/nee).

• Zou je het ZS in de toekomst gebruiken?• Wat heb je nodig om het te kunnen gebruiken?

(keuze aanvinken): cursus over het ZS, cursus metinformatie over het stervensproces, cursus over

PALL IUM • MULTIDISCIPLINAIR TIJDSCHRIFT OVER PALLIATIEVE ZORG NUMMER 3 – JUNI 2011 21

Wilt u reageren op dit arti-

kel? Stuur uw reactie naar

[email protected].

Implementatie Zorgpad Stervensfase in de thuiszorg;

evaluatie binnen Thuiszorg Rotterdam

Door Anneke Dekkers,

Elsbeth Taminiau-Bloem

en Sarie Schneider

Zelfs de implementatie van een erkend kwaliteitsinstrument als het Zorgpad Stervens-

fase (ZS) blijkt in de praktijk geen vanzelfsprekende zaak. Ondanks de grote inzet van

betrokkenen blijft binnen thuiszorgorganisaties het gebruik van het ZS nog weleens

achter bij de oorspronkelijke verwachtingen van projectleiders en managers.

PALL IUM • MULTIDISCIPLINAIR TIJDSCHRIFT OVER PALLIATIEVE ZORG NUMMER 3 – JUNI 201122

O N D E R Z O E K

communicatie, begeleiding bij de markering vande stervensfase, bespreken tijdens het teamover-leg, een collega die het een keer voordoet.

• Wordt er binnen het team positief/negatief overhet ZS gesproken?

ResultatenVan de 256 uitgedeelde vragenlijsten zijn er 235(92%) ingevuld geretourneerd. 193 medewerkers(82%) zijn bekend met het ZS, van hen hebben er183 de scholing over het ZS gevolgd. Op de open vraag ‘Wat is het Zorgpad Stervens-fase?’ wordt geantwoord: een gestructureerdemethode van zorgverlening (“protocol dat stapsge-wijs aangeeft hoe te handelen in de laatste levens-dagen”), het maakt de zorg en behoeften van depatiënt inzichtelijk (“een instrument om puntendoor te nemen zodat je dit niet vergeet en ominzichtelijk te krijgen hoe het gaat met de patiënt”)en het is een hulpmiddel in de samenwerking metandere disciplines (“aantal formulieren om de zorgtussen TR en andere hulpverleners af te stemmen”).Daarnaast geeft een aantal medewerkers explicieteen tijdsaanduiding aan, variërend van “als iemandnog 6 maanden de tijd heeft om te leven” tot “wan-neer de patiënt niet meer eet, drinkt, reageert”.

Huidig gebruik 33 medewerkers (17%) gaven aan het ZS in de afgelo-pen 6 maanden te hebben gebruikt, 49 medewerkers(25%) hadden het ZS voor het laatst meer dan 6maanden geleden gebruikt. Meer dan de helft (56%)gaf aan het ZS helemaal niet te hebben gebruikt. De

verzorgenden (< niveau 3 I.G.) noemden vooral:“geen aanleiding om het te gebruiken” (23%), “nietweten wanneer het ingezet moet worden” (23%) en“niet weten hoe te communiceren met de huisarts”(22%). Bij de verzorgenden niveau 3 I.G. en ver-pleegkundigen zijn “niet weten hoe te communice-ren met de cliënt/familie” (21%), “niet weten wan-neer de stervensfase begint”(19%) en “niet wetenwanneer het ZS ingezet moet worden (17%) debelangrijkste redenen om niet te starten. 21 mede-werkers gaven als reden dat zij niet weten hoe ze aaneen exemplaar van het ZS moeten komen.

Toekomstig gebruik Op de vraag naar het mogelijk gebruik in de toe-komst antwoordden 129 medewerkers (67%) dat zijhet ZS in de toekomst willen gebruiken en 5 mede-werkers (3%) dat zij het niet willen gebruiken. 50medewerkers (26%) gaven aan dit niet te weten. Op de vraag wat zij als belangrijkste voorwaardenzien om het ZS in de toekomst wel te gaan gebrui-ken, werden de volgende punten genoemd:

• bespreken ZS tijdens teamoverleg (N=84; 44%)

• cursus over het stervensproces (N=66; 34%)

• voorbeeld van collega (N=64; 33%)

• cursus communicatie met cliënt/familie en/ofhuisarts (N=61; 32%)

• begeleiding/overleg bij markeren stervensfase(N=57; 30%)

• (opfris)cursus over ZS (N=56; 29%).

ConclusieHet implementeren van een kwaliteitsinstrumenten met name het borgen ervan in een grote thuis-zorgorganisatie, is een complexe aangelegenheid.Om de veranderingen daadwerkelijk in de praktijkdoor te voeren, is diversiteit in de aanpak geboden;alleen het verplicht stellen van een eenmalige scho-ling levert na een periode van anderhalf jaar onvol-doende rendement op. Uit een inventarisatie bij TRblijkt dat ongeveer 20% van de ondervraagden descholing niet heeft gevolgd. Meer dan de helft gafaan het ZS nooit gebruikt te hebben, dus ook eenaanzienlijk deel van degenen die wel zijn geschooldheeft het ZS nooit ingezet. Ook is er een forse groepdie het ZS slechts eenmalig heeft ingezet. Niet duidelijk is of deze aantallen zijn terug te voe-ren op het onvoldoende herkennen van het aanbre-

Anneke Dekkers is hoofd

palliatieve zorg bij het Inte-

graal Kankercentrum

Nederland, locatie Rotter-

dam, Sarie Schneider is

oncologie-/palliatief ver-

pleegkundige bij Thuiszorg

Rotterdam en Elsbeth

Taminiau was voorheen

coördinator palliatieve zorg

bij het Integraal Kanker-

centrum Nederland, locatie

Rotterdam. Ze is inmiddels

woonachtig in Brazilië. Zij

is de uitvoerder van het

onderzoek.

gaan werken met het ZS onvoldoende soelaas tebieden. Gerichte aandacht voor en ondersteuningvan de medewerkers op de werkvloer is minstenszo belangrijk om tot regelmatig gebruik te komen.Daarbij valt te denken aan: bespreken van het ZS enactuele situaties rondom cliënten tijdens teamver-gaderingen, medewerkers met elkaar laten meelo-pen in het inzetten en het invullen van het ZS, hetbeschikbaar zijn van collega’s voor overleg over destart van het ZS en het aanbieden van concrete hulpin het contact met cliënten, naasten en huisartsen.En ook hierin gaat het erom dat dit met regelmaatwordt herhaald en ingebed wordt in de regulierewerkwijzen en bijeenkomsten.

Implicaties voor Thuiszorg RotterdamBovenstaande bevindingen uit de inventarisatie zijnbesproken met en onderkend door de manager vanTR. De aanbevelingen sluiten goed aan bij de nieuwestructuur waarin TR met kleinere ‘Thuis in debuurt’-teams gaat werken. Alle nieuw gevormdeteams (63) zullen naar verwachting de pilot(her)implementatie ZS tussen mei en december 2011uitvoeren en afronden, waarna eind 2012 de inven-tarisatie opnieuw zal worden uitgevoerd. Dan zaltevens expliciet gevraagd worden naar de reden omhet ZS voor een tweede keer niet in te zetten. •

PALL IUM • MULTIDISCIPLINAIR TIJDSCHRIFT OVER PALLIATIEVE ZORG NUMMER 3 – JUNI 2011 23

ken van de stervensfase of dat andere factoren eenrol spelen. Een voorzichtige conclusie kan zijn dathet gebruik van het ZS voor de ondervraagden nietvanzelfsprekend is en dat het inzetten van het ZS– na scholing – niet enkel kan worden overgelatenaan het initiatief van de individuele medewerker.Overigens gaat het in deze inventarisatie om ruim200 geretourneerde vragenlijsten, terwijl er meerdan 1.000 medewerkers zijn geschoold. Onduidelijkis in hoeverre deze groep representatief genoemdkan worden voor de hele organisatie. Binnen dezeinventarisatie is dit aspect niet aan de orde geweest.

Mogelijke oorzakenWat zijn dan de mogelijke oorzaken waardoor hetZS niet wordt gebruikt en zelfs in steeds minderemate wordt gebruikt? De belangrijkste redenen dieworden genoemd zijn dat het lastig is om het juistemoment voor de inzet van het ZS vast te stellenen/of hierover het gesprek aan te gaan met decliënt, de familie en/of de huisarts. Daarnaast speeltook mee dat een deel van de ondervraagden nietweet hoe aan een ZS te komen. 10% geeft aan geenreden te hebben gehad het ZS in te zetten. Vraag isof dit aansluit bij de feitelijke situatie of dat andereaspecten meespelen zoals het kennisniveau, inzichten/of communicatievaardigheden. In het laatstegeval zou verlaging van dit percentage doorgerichte deskundigheidsbevordering mogelijk zijn.

VerbeterpuntenWat is er dan nodig om ervoor te zorgen dat het ZSwel wordt ingezet door de medewerkers? Op deeerste plaats is herhalen en verdiepen van de scho-ling nodig: zowel het doel van de inzet van het ZSals het moment waarop het ZS kan worden gestart,blijken anderhalf jaar na de scholing onvoldoendebeklijfd te zijn. Medewerkers in de thuiszorg, dieveelal solistisch werken, voelen zich in het alge-meen niet voldoende vertrouwd met de stervens-fase en de communicatie met cliënten en de omge-ving. Het is aan te bevelen nader onderzoek te doenom te achterhalen in welke mate opleidings- enervaringsniveau hierin een rol spelen. De landelijketendens om steeds lager opgeleid personeel in tezetten, heeft in die zin ook consequenties voor het vormgeven van de implementatie. Maar scholing alleen lijkt voor het daadwerkelijk

Literatuur• Ellershaw J, Wilkinson S

(Eds). Care of the dying.

A pathway to excellence.

Oxford University

Press, 2003.

• Veerbeek L, Heide A

van der, Vogel-Voogt E

de, Bakker R de, Rijt

CCD van der, Swart SJ,

Maas PJ van der, Zuylen

L van. The effect of the

Liverpool care pathway

for the dying: a multi-

centre study. Palliat

Med 2008;22:145-51.

Meer informatieWilt u meer informatie?

Bel of mail naar: Anneke

Dekkers (010) 440 58 39,

e-mail: [email protected] of

Sarie Schneider (06) 14 58

48 39, e-mail: [email protected]