p17.

p20. 7/8/4/6/2/3/5/1

3/5/6/1/7/8/4/2

p21. SPRINGTOUW (corde à sauter)

WERKBOEK

NEDERLANDS N’oubliez pas de vous rendre sur le

Padlet à l’adresse :

https://urlz.fr/c7jf

Privilégiez les exercices d’écoute sur

LearningApps.

Woordenslang :

Complète le serpent de mots avec les noms des animaux. La dernière

lettre de chaque mot est aussi la première lettre du mot qui suit.

Oplossingen / Solutions :

p1. aapinguïneushoornijlpaardromedarislangeitijger

p2. paraplu/laars/sneeuwpop/winter/potlood/fruit/ring/kerstboom/fiets/

broek/kerstman/mes/kat/kalender/banaan/garage/citroen/sneeuw

PETTIGE KERSTDAGEN

p3. 1. Bonne nuit 2. Désolé(e) 3. Santé 4. Merci 5. Au revoir 6. S’il te plaît 7.

Bon appétit 8. Pardon ? 9. Félicitations.

p5. lichaam - oog/ogen - oor/oren - neus/neuzen

mond/monden - arm/armen - been/benen - staart

groot klein - dun / fijn dik – lang kort

p6.

p11. a-6/b-2/c-1/d-3/e-7/f-4/g-8/h-5/i-2/j-8/k-6/l-4/m-7/n-3/o-5/p-1

A A P

IJ

1

2 21

Retrouve le son qui manque dans chaque mot :

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

8.

9.

3 20

4 19

Dessine un monstre en jetant plusieurs fois le dé.

1ste

lichaam

2de oog/

ogen

3de oor/

oren

4de neus/

neuzen

5de mond/

monden

6de arm/

armen

7de been/

benen

8ste staart

2

kleine

3 kleine

2 dikke

4 kleine

10 korte

geen lange

3

grote 6

grote 5

kleine 2

dikke 8

lange 3

kleine geen

6 rode

4 kleine

geen 6 kleine

2 dikke

5 lange

korte

1 groot

geen 6 fijne

3 grote

4 dunne

2 dikke

lange

5 roze

2 kleine

4 fijne

1 dikke

6 lange

3 korte

lange

4 groene

2 grote

3 lange

5 kleine

geen 1 dun

korte

Dessine un drôle d’animal en lançant le dé.

1ste

lichaam

2de hoofd

/kop

3de poten

4de neus

6de staart

schaap

kat

kikker

eend

tijger

zebra

giraf

paard

varken

kangoeroe

kip

schaap

leeuw

hond

leeuw

olifant

beer

giraf

konijn

varken

giraf

vos

kip

olifant

aap

koe

hond

kangoeroe

krokodil

pauw

5 18

Retrouve chaque personnage. Indique le numéro dans le dessin.

1. Ze zit achter de sofa.

2. Ze spelen een gezelschapsspel.

3. Hij knipt met een schaar.

4. Ze plakt met een plakstift.

5. Ze speelt met een pop.

6. Hij tekent.

7. Hij maakt een puzzel.

8. Ze schrijft.

9. Hij draagt een bril.

10. Het is halftien.

Retrouve chaque détail et indique le numéro dans le dessin.

1. Opa kijkt TV.

2. Ze is aan de telefoon.

3. Er zijn twee dolfijnen.

4. Hij werkt op de computer.

5. Hij draagt een pet. Hij staat in het zwembad.

6. Hij leest de krant.

7. Hij slaapt.

8. De auto is geel.

9. De boot vaart op de zee.

10. Hij is in de tent.

6 17

Colorie les ballons et le dessin. Réponds ensuite aux

questions.

Replace les mots dans la grille.

7 16

8 15

9 14

10

13 10

Woordenslang

A toi de compléter ce serpent de mots à l’aide de mots que tu

connais en néerlandais. La dernière lettre de chaque mot est aussi la

première lettre du mot qui suit. Exemple :

Retr

ouve

ce q

ue c

haq

ue p

ers

onna

ge f

ait

dan

s la

mai

son.

Ind

ique

son

num

éro

à c

ôté

d’u

ne o

u pl

usie

urs

phra

ses

:

a.

Ze is

aan

de d

eur

.

…

…

b.

Ze s

peelt

git

aar.

…

…

c.

Hij

wan

delt

op

het

dak

.

……

d.

Hij

dra

agt

een

hem

d e

n een

bro

ek. …

…

e.

Hij

is

één

jaar

oud

.

…

…

f.

Hij

zit

in

de s

ofa.

…

…

g.

Ze k

ookt

in d

e k

euk

en.

……

h.

Ze g

aat

naar

het

toilet.

……

i. Z

e z

it o

p het

bed.

……

j.

Ze h

eeft

een

kat

en

een

hon

d.

……

k.

Ze is

post

bod

e.

……

l. H

ij lui

stert

naa

r m

uzie

k.

…

…

m.

Hij

is

boo

s.

…

…

n.

Hij

werk

t in

de s

laap

kam

er.

…

…

o.

Ze h

eeft

gekru

ld h

aar.

……

p.

Hij

heeft

vie

r po

ten.

…

…

K A A S T I

11 12