Upload
dodan
View
216
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
36
4] wetenschap & de institutionalisering van objectiviteit
samenlevingen zijn gefundeerd op conventies en instituties, die worden gestut door tradities en rituelen
deze conventies en instituties reguleren gedrag en constitueren instanties die een bepaalde orde handhaven
moderne samenlevingen bestaan uit een complex geheel van diverse, inter-acterende instituties / orden
deze inter-actie is soms coöperatief / wederzijds ondersteunend, soms conflicterend / concurrerend
coöperatief / ondersteunend: de politiek gebruikt wetenschappelijke kennis om haar beleid te verantwoorden
conflicterend / concurrerend: de scheiding der machten veronderstelt neutraliteit door kritische afstand
samenlevingen bestaan bij de gratie van het gezag van instituties die het openbare leven regelen
deze instituties vereisen dat burgers zich eraan commiteren door een geloof in de legitimiteit ervan
democratie veronderstelt betrokken burgers die zich kritisch verhouden tot de instituties die de macht belichamen
autoriteit is daarmee een ambigu begrip:
het verwijst naar legitiem gezag, gedragen door regels, tradities en instituties, waaraan de burger zich onderwerpt
het verwijst naar hiërarchie, gebaseerd op macht, en dus de tegenstrever van vrijheid, gelijkheid en emancipatie
het vertrouwen en geloof in de legitimiteit van diverse instituties lijkt de afglopen jaren onder druk te staan
sinds / door de ontzuiling (in Nederland waren tal van instituties zuil-gebonden, en in die zin vanzelf-sprekend)
sinds / door de teloorgang van het geloof in klassieke ‘grote verhalen’ (secularisatie, val van het communisme)
sinds door de commercialisering van het maatschappelijk middenveld (de publieke sector, waaronder de media)
sinds / door de opkomst van ICT (mensen communiceren op social media, wat leidt tot echo-chambers)
gezond wantrouwen jegens alle plaatsen waar macht is geconcentreerd is nodig in een democratie
maar zonder vertrouwen en geloof in de legitimiteit van instituties kan de rechtsstaat niet functioneren
het spreken over nep-parlement, nep-nieuws, nep-wetenschap, etc leidt tot uitholling van het gezag van instituties
gezag en autoriteit bestaan slechts bij de gratie van geloof en vertrouwen, en dat ernaar gehandeld wordt
dat vertrouwen is gebaseerd op een geloof in waarheid (inzicht/feiten) en waarachtigheid (authenticiteit / integriteit)
een betere benaming voor het post-truth tijdperk zou misschien zijn: post-trust tijdperk
het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ (2017) lijkt een bezwering van gevoelens in de samenleving
gevoelens van onzekerheid, onveiligheid, verwarring en animositeit die het publieke debat domineren
deze gevoelens manifesteren zich in wantrouwen jegens politiek, media, wetenschap en andere instituties
politici zijn huichelaars, de media verkondigen de waarheid van de status quo, en de wetenschap is ook een bubble
in hoeverre is deze kritiek / achterdocht terecht?
voor al deze instituties geldt dat ze opereren volgens een eigen, interne logica, met bijbehorende mores, etc
tegelijkertijd moeten ze hun werkwijze en resultaten verantwoorden in het licht van de communis opinio
dit leidt niet zelden tot een moeilijke spagaat tussen twee werelden: institutioneel en publiek
37
in het geval van de wetenschap: moet de communicatie wetenschappelijk of populariserend zijn? 1
en leidt de publicatie-druk van ‘opzienbarend onderzoek’ (publicatie-bias) niet tot kwalitatief slecht onderzoek? 2
in 2011 leidde de fraude van sociaal-psycholoog Diederik Stapel tot een grote schandvlek op de wetenschap
het probleem beperkt zich echter niet tot enkele frauduleuze wetenschappers, maar is meer structureel
de publicatie-bias leidt tot bijv:
cherry picking: alleen die resultaten presenteren die je hypothese bevestigen
harking: de hypothese bij- of opstellen nadat de resultaten bekend zijn geworden
het debat in de nasleep van de Stapel-affaire heeft geleid tot pogingen om wetenschap transparanter te maken 3
dit moet de kwaliteit van onderzoek verbeteren, en het maatschappelijk vertrouwen in de wetenschap herstellen
institutionalisering van de wetenschap
de wetenschap speelt als institutie een wezenlijke rol in diverse domeinen in de moderne samenleving
de wetenschap heeft (of had?) de naam objectief & neutraal te zijn: louter de waarheid / feiten te achterhalen
ten 1e is de vraag in hoeverre dit beeld van toepassing is op de wetenschap zelf
ten 2e in hoeverre dit beeld stand houdt wanneer de wetenschap toegepast wordt in de praktijk
de wetenschap speelt een belangrijke rol bij het vormgeven van beleid: kennis = macht / meten = weten
wetenschappelijke kennis geeft antwoorden op de vraag hoe iets te bewerkstelligen
het politieke proces dat daaraan vooraf gaat handelt over de vraag wat we willen bewerkstelligen
in dit hoofstuk focussen we op de 1e vraag: is de wetenschap(pelijke methode) objectief / neutraal?
in het post-truth tijdperk staat de wetenschap als institutie onder druk: haar autoriteit wordt vaker in twijfel getrokken
tot voor kort (19e-20e eeuw) stond de de wetenschap als institutie op een voetstuk
deze autoriteit en aanzien had zij te danken aan de vruchten die de maatschappij plukte van haar activiteiten:
technologische innovatie, zoals de industriele revolutie, had niet plaats kunnen vinden zonder de wetenschap
vóór die tijd (16e-19e eeuw) werd de wetenschap door het religieuze establishment gezien als subversieve bezigheid
en terecht: secularisering / ontkerkelijking is deels een gevolg van het door de wetenschap veranderde wereldbeeld
de wetenschap heeft diverse ‘heilige huisjes’ omver geschopt, en onze wereld meerdere malen ‘op z’n kop’ gezet:
16e eeuw: het geo-centrische model van het universum maakt plaats voor een helio-centrisch model (zonnestelsel)
19e eeuw: het teleologische model van de natuur maakt plaats voor 'mechanische' evolutie (darwinisme)
20e eeuw: de mens is niet louter een rationeel bewustzijn, maar een psychisch wezen met een onderbewustzijn
20e eeuw: absolutistische opvattingen over ruimte & tijd maken plaats voor Einstein's relativiteits-theorie
20e eeuw: deterministische modellen van causaliteit maken plaats voor de quantum-mechanica
20e eeuw: onze erfelijke eigenschappen zijn versleuteld in een suiker-fosfaat-molecuul (DNA)
20e eeuw: vrije wil bestaat niet: een halve seconde vóórdat een besluit wordt genomen initieren de hersenen deze al
21e eeuw: zwaartekracht is geen fundamentele kracht, maar het emergente effect van een diepere microscopische
realiteit op kwantum-mechanisch niveau, af te leiden uit verschillen in informatie-dichtheid in de lege ruimte
tussen twee massa's en daarbuiten (Erik Verlinde, 2016)
38
de wetenschappelijke revolutie
epistemologie handelt over de de aard, de mogelijkheid, de bronnen en de legitimering van kennis
ἐπιστήμη / epistèmè = kennis, wetenschap; λόγος / logos = rede(n), verklaring, principe
3 soorten kennis:
weten dat = feitelijke kennis / propositionele kennis / gerechtvaardigde ware overtuigingen
weten hoe = know-how / vaardigheden (bijv: kunnen fietsen)
knowledge by acquaintance = kennen / bekendheid zijn met / vertrouwdheid zijn met
subjectieve kennis = lokaal, tijd- en context-gebonden, contingent, en onzeker
theoretische kennis = objectief, universeel, tijdloos, noodzakelijk en zeker
de woorden theorie en theater stammen van het Griekse theorein / theatai = beschouwen / toeschouwen 4
beschouwing veronderstelt afstand tussen beschouwer en schouwspel, tussen subject en object
objectiviteit betekent dan: een verklaring / theorie ontdaan van subjectieve factoren
1543 geldt als het begin van de wetenschappelijke revolutie 5
Copernicus, Kepler, Galilei, Bruno e.a. beschreven een totaal ander universum dan tot dan toe had gegolden 6
de teloorgang van het oude wereldbeeld voedde het scepticisme: het begin van de moderne filosofie
d.w.z: verwerping van autoritaire kennis, en rehabilitatie van eigen kritische observatie en redeneren
i.p.v. "wat zegt Aristoteles of de bijbel hierover?" wordt de nieuwe vraagstelling "hoe werkt het?"
kenmerken van de wetenschappelijke methode:
rationalisme: rationele theorievorming & voorspellingen
empirisme: instrumentele proefondervindelijke waarneming
herhaalbaarheid van experimenten wordt een nieuwe kunst
mechanistisch wereldbeeld: de natuur is niet doelmatig, maar wetmatig (causaal gedetermineerd)
meetbaarheid = kwantitatieve benadering + instrumentele waarneming
wiskunde wordt de nieuwe taal: kwalitatieve beschrijvingen maken plaats voor kwantitatieve
meet-instrumenten vervangen menselijke zintuigen; waarneming wordt nauwkeuriger en gestandaardiseerd
Francis Bacon (1561-1626)
correct wetenschappelijk redeneren vereist dat de onderzoeker zich eerst ontdoet van vooroordelen (afgoden)
stam-idolen (Idola tribus): cultureel bepaalde vooroordelen (opvoeding, sociale klasse, nationaliteit)
eigen idolen (Idola specus): persoonlijke vooringenomenheden & voorkeuren
markt-idolen (Idola fori): gecorrumpeerde ideeën door heersende ideologieën en misleidend taalgebruik
theater-idolen (Idola theatri): academische dogma's en ideologieën opgelegd van bovenaf
René Descartes (1596-1650)
de filosofie heeft door de eeuwen heen nog geen enkele zekerheid opgeleverd: een fundament ontbreekt
de wetenschap is een mengsel van bijgeloof, mythen, meningen en anecdotes
de filosofie zou, net als de wiskunde, de vrucht van methodisch denken moeten zijn
39
de filosofie moet vermeende waarheden systematisch toetsen, uitgaande van basale, onbetwijfelbare uitspraken
de zoektocht naar waarheid impliceert het vinden van de juiste methode, een rationele systematiek
Descartes zoekt naar een fundament voor kennis dat onbetwijfelbaar en noodzakelijk waar is
hij wil uitgaan van axioma's (zoals wiskunde), waaruit d.m.v. deductie theorema's afgeleid kunnen worden
zoals natuurwetenschappen wiskunde toepassen op experimentele waarneming,
zo moeten ook filosofische waarheden op pure ratio gefundeerd worden
een systeem van ware uitspraken, dat geen enkele vooronderstelling bevat die betwijfelbaar is
de filosofie moet zich niet laten leiden door traditionele autoriteiten
dingen die zeker, helder en vanzelfsprekend zijn moeten onderscheiden worden van vermoedens
filosofie moet duidelijke en welonderscheiden termen en ideeën hanteren, dus geen vaagheden
methodische (cartesiaanse) twijfel = systematisch onderzoek naar betrouwbaarheid / zekerheid van kennis
op zoek naar absolute zekerheid meent Descartes alles te moeten betwijfelen wat zich laat betwijfelen
al wat niet absoluut zeker is, beschouwt hij als voorlopig als onwaar
Immanuel Kant (1724-1804)
wij kunnen alleen dingen kennen zoals het verstand ze modelleert (conceptueel kader, interpretatie-mal)
ons ken-vermogen legt zelf structuur op aan de wereld, verstand en zintuigen geven vorm aan de waarneming
ons kenvermogen is een interpretatiemal: het interpreteert, filtert, selecteert, legt verbanden
onze aanschouwings-vormen zijn als een bril: deze vervormt weliswaar, maar zonder zien we niets
wij kunnen de werkelijkheid dus niet kennen buiten ons kenvermogen om, alleen de fenomenen kennen we
"das Ding an sich ist ein unbekanntes" (is onkenbaar); wij kennen alleen onze interpretatie ervan
Kant heeft zo de rede de hoop op absolute, zekere kennis ontnomen (in navolging van Hume)
de werkelijkheid (Ding an sich) achter de fenomenen (= substantie?) is onbereikbaar
positivisme: de emancipatie van de (natuur)-wetenschappen
zodoende eindigt de zoektocht van de verlichtings-filosofen naar zekere kennis in scepticisme
dit leidt tot stromingen die niet meer geïnteresseerd zijn in de natuurlijke werkelijkheid, zoals het idealisme
als reactie op de Romantiek, het historicisme & het idealisme (vooral de invloed van Hegel),
zien we de opkomst van het materialisme (Marx), positivisme (Comte) en naturalisme (Mill, Darwin)
deze beroepen zich op de empirie als basis voor kennis (Grieks: ἐμπειρία / empeiria = ervaring, waarneming)
empirisch betekent in deze zin niet zozeer zintuiglijk, maar vooral: proef-ondervindelijk
in de 19e eeuw was wetenschap geen intellectuele hobby meer, maar maakte inherent deel uit van de moderniteit
door de industriële revolutie was technologie steeds prominenter aanwezig in het dagelijks leven
Bacon's idee 'kennis = macht' gold meer dan ooit tevoren, o.a. in de vorm van technologie (industrialisatie)
experimentele wetenschap werd meer en meer gezien als enige ware vorm van kennis
tot begin 19e eeuw heette alle natuur-wetenschap (Newton e.d.) natural philosophy
in de 19e eeuw verzelfstandigden vele wetenschappen zich tot aparte disciplines en beroepsgroepen
philosopher raakte uit de gratie en werd vervangen door chemist, mathematician, economist, etc.
40
William Whewell (1794-1866) constateerde "an increasing proclivity of separation and dismemberment"
in 1833 & 1840 introduceerde hij de termen 'scientist' en 'physicist' (als variant op 'artist' en 'humanist') 7
tegen 1840 was natural philosophy geprofessionaliseerd tot een aparte beroepsgroep die erkenning eiste
filosofie bleef daarmee over als niet exacte (niet-wetenchappelijke) wetenschap, naast de humanities (alfa)
sinds die tijd is er sprake van een 'scholen-strijd' over methode en legitimering van kennis als wetenschappelijk
aan de ene kant staan de sciences (de exacte of bèta-wetenschappen), aan de andere kant de humanities (alfa)
de social sciences (gamma) vallen vaak onder alfa, of worden beschuldigd van 'science envy' (wanna-be's)
wetenschap boekt vooruitgang door positieve bewijsvoering op basis van empirie en de kwantitatieve methode
naturalistische aanname: er is een natuurlijke, objectief gegeven, waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid
die werkelijkheid kunnen we niet 'an sich' kennen, maar laat zich wel wetenschappelijk onderzoeken
de vraag "wat is wetenschap" wordt een normatieve vraag: "wat geldt als wetenschap?"
een antwoord op deze vraag werd luidt en duidelijk geformuleerd door het positivisme
voorbeelden van de verschuiving van essentialistische verklaringen naar positivistische beschrijvingen:
wat is warmte? het ontsnappen van caloric (gewichtloze vloeistof) of beweging van deeltjes (moleculen)?
Antoine Lavoisier (1743-1794) introduceerde de calorische theorie van warmte (1783): caloric = wat warmte is
Benjamin Thompson (Count Rumford, 1753-1814) experimenten suggereerden: warmte = beweging van deeltjes
Jean-Baptiste Joseph Fourier (1768-1830) was geen natural philosopher, maar wiskundige
in "the analytical theory of heat" (1822) introduceert hij een mathematische wet (Fourier's law)
deze wet zegt niet wat warmte is (ontologie), maar beschrijft hoe het zich gedraagt (vgl. behaviorisme)
namelijk: volgens bepaalde wetmatigheden; het fenomeen warmte kan mathematisch worden beschreven
Fourier ondermijnde de afbeeldings-theorie: de werkelijkheid is niet kenbaar, alleen de fenomenen
de afbeeldings-theorie is metafysica: er is geen manier om 'achter' de fenomenen te kijken
we weten nooit wat het object van onze studie is; we kunnen alleen het gedrag ervan beschrijven
we hebben geen voorstelling van de werkelijkheid nodig: wiskunde is het fundament voor wetenschap
Michael Faraday (1791-1867) gebruikte in zijn theorie over magnetisme nauwelijks wiskunde, maar termen
James Clerk Maxwell (1831-1879) vertaalde Faraday's theorie over magnetisme en electriciteit naar wiskunde
Maxwell's puur wiskundige beschrijving verklaarde niet wat een electro-magnetisch veld is, alleen wat het doet
Maxwell's formules beschrijven / verbeelden het magnetisch veld op mathematische manier
William Thomson / Lord Kelvin (1824-1907) meende dat we een theorie pas werkelijk begrijpen,
als we er een fysische / ruimtelijke / mechanische voorstelling / model van kunnen maken
Maxwell en Fourier braken met dit idee: wetenschap is niet gebaseerd op ruimtelijke / fysieke voorstelling
het succes van wetenschap hangt niet af te hangen van 'echt begrip' (Kelvin) van de fenomenen;
het beschrijven ervan volstaat (Ernst Mach, Pierre Duhem, Heinrich Herz verdedigden deze visie)
de werkelijkheid 'an sich' kunnen we dus niet kennen, alleen de fenomenen (instrumentalisme)
maar hoe kan wetenschap dan voorspellen, als er geen relatie met de werkelijkheid 'an sich' is?
waarom zou wiskunde (een menselijke uitvinding) de taal zijn om de fenomenen te beschrijven?
als wiskunde mensenwerk is, wat is dan de betekenis van mathematische modellen van de natuur?
daarbij: wetenschappelijke theorieën zijn voordurend aan verandering onderhevig (historicisme)
wetenschap werkt, voorspelt, brengt technologie voort, maar waar is wetenschap kennis van? de werkelijkheid?
41
met het voortschrijdende succes van wetenschap verdwijnen deze metafysische vragen naar de achtergrond
natuurwetenschappelijke theorieën werden steeds abstracter, en steeds ontoegankelijker voor de leek
theorie en empirie blijven op elkaar betrokken, maar het idee van representatie wordt steeds problematischer
het (metafysische) idee 'werkelijkheid' maakt plaats voor positivisme: wisselwerking tussen empirie & theorie
bijv. Henri de Saint-Simon (1760-1825), Pierre-Simon Laplace (1749-1827) en Auguste Comte (1798-1859)
John (Johann) Bernhard Stallo (1823-1900): The Concepts and Theories of Modern Physics (1882)
wat is de status van concepten in wetenschappelijke theorieën? hooguit heuristisch, en altijd voorwaardelijk
we moeten een conceptualisatie van de werkelijkheid niet verwarren met de werkelijkheid zelf
vgl. Alfred Korzybski: "the map is not the territory" of de parabel van de blinden en de olifant
wetenschappelijke theorieën moeten gevrijwaard blijven van realisme / metafysische aannames
Percy Williams Bridgman (1882-1961) trekt uit Einstein's relativiteits-theorie een relativistische conclusie:
operationalisme: de betekenis van een concept ligt in de wijze van waarnemen / meten / verifiëren
het gaat niet om de werkelijkheid achter onze waarneming, maar de wereld van onze waarneming 8
Auguste Comte (1798-1857), grondlegger van de sociologie & wetenschapsfilosofie
introduceert de term positivisme: alleen het positief waarneembare is relevant
positief = aanwezig, direct aantoonbaar, verifieerbaar, bewijsbaar, niet absoluut, maar maximale zekerheid
negatief = afwezig, indirect aantoonbaar, aannemelijk, circumstantial evidence = dus speculatief
"If it is true that every theory must be based upon observed facts, it is equally true that facts can not be
observed without the guidance of some theories. Without such guidance, our facts would be desultory and
fruitless; we could not retain them: for the most part we could not even perceive them"
het positivisme beroept zich op empirie als basis voor kennis (Grieks: ἐμπειρία / empeiria = ervaring, waarneming)
dit onderscheid t.o.v. filosofie was vooral een verschil in methode: science = empirisch, filosofie = metafysisch 9
beroeps-wetenschappers ruilen metafysisch fundamentalisme in voor een meer common sense-benadering
positivisme is een voortzetting van het empirisme, maar dan zonder de radicale sceptische twijfel
eind 19e / begin 20e eeuw wordt het positivisme een belangrijke stroming binnen de filosofie en wetenschappen
ontwikkelingen in de wiskunde en logica dragen bij aan een nieuwe visie op wat filosofie is / moet zijn
filosofie moet niet idealistisch en holistisch zijn, maar analytisch en reductionistisch
(pseudo)wetenschappelijke en filosofische theorieën moeten onderworpen worden aan een kritisch oog
filosofie moet zich richten op de logische analyse van beweringen en theorieën
vragen aangaande de werkelijkheid 'an sich' zijn speculatief en metafysisch, en moeten uitgebannen worden
tegelijkertijd wilden de anti-idealisten 'terug' naar een common-sense-realisme: "dingen bestaan gewoon"
logici als Frege en Russell droegen bij aan de 'verwetenschappelijking' van de filosofie onder het logicisme
logisch-positivisme (logisch-empiricisme / neo-positivisme)
na WOI onstaat het logisch positivisme, dat zich mede baseert op het logicisme van Russell / Wittgenstein
belangrijkste school: de Wiener Kreis (Verein Ernst Mach) werd gevormd in 1922 10
Wittgenstein's Tractatus heeft veel invloed gehad op de Wiener Kreis, een club van wetenschappers / filosofen
de Wiener Kreis wilde de Tractatus benutten voor de uitwerking van een wetenschappelijk wereldbeeld
42
logisch positivisme = strikt empirische interpretatie van het logisch atomisme (in de Tractatus niet te vinden)
de Tractatus wordt zo de mascotte van de Wiener Kreis
"een volzin begrijpen, betekent, weten wat het geval is, indien hij waar is"
wordt vertaald als: "de betekenis van een bewering is de methode van zijn verificatie"
Wittgenstein's afbeeldings-theorie van de propositie vormt zo de grondslag van het verificatie-beginsel :
een criterium voor cognitieve zinvolheid waarmee metafysische uitspraken geëlimineerd moesten worden
het logisch positivisme probeert zo tot een nieuw fundament te komen d.m.v. reductie:
alle feitelijke beweringen kunnen gereduceerd worden tot toetsbare, elementaire empirische uitspraken
kern van het empirische aspect aan de theorie zijn de sense data (objectief waar te nemen elementaire feiten)
deze kunnen beschreven worden in elementaire protocol-zinnen (feitelijke beweringen)
het verificatie-criterium eist dat deze elementaire beweringen objectief getoetst (geverifieerd) moeten worden
het verificatie-criterium onderscheidt zinvolle van zinloze beweringen, oftewel wetenschap van metafysica
het verificatie-beginsel stelt dat alle geldige uitspraken wetenschappelijk verifieerbaar moeten zijn:
d.w.z. via vaste regels te herleiden zijn tot waarnemingsgegevens
alleen proposities die empirisch te toetsen zijn hebben betekenis; lees: kunnen waar of onwaar zijn
de afbeeldings-theorie van de propositie vormt zo de grondslag van het verificatie-beginsel :
een criterium voor cognitieve zinvolheid waarmee metafysische uitspraken geëlimineerd moesten worden
zo zou de filosofie zichzelf overbodig maken, en zouden er alleen wetenschappelijke vragen overblijven
het verificatie-beginsel maakt uit of een bewering / theorie zinvol of zinloos is
als niet empirisch nagegaan kan worden of iets waar, dan wel onwaar is, is het een zinloze bewering
zo kon de wetenschap gezuiverd worden van pseudo-wetenschap en metafysica (zinloze filosofie)
m.a.w: verifieerbaarheid werd het demarcatie-criterium voor ware wetenschap
filosofie moest zich toeleggen op verheldering van taalgebruik door logica en begrips-analyse (linguistic turn)
alle andere filosofie behoort tot de humanities, die zich bezighouden met de menselijke verbeelding
Werner Heisenberg's antwoord op het onderscheid tussen zinvol en zinloos van de logisch positivisten: 11
"The positivists have a simple solution: the world must be divided into that which we can say clearly,
and the rest, which we had better pass over in silence. But can anyone conceive of a more pointless
philosophy, seeing that what we can say clearly amounts to next to nothing. If we omitted all that is unclear, we
would probably be left with completely uninteresting and trivial tautologies."
kritiek:
net als Compte ging het logisch positivisme uit van fysicalistisch reductionisme: alles is uiteindelijk fysica
in de sociale wetenschappen werd dit bestreden: menselijke motivaties en gedrag zijn meer dan fysica
ook biologen als Ernst Mayr bestreden fysicalistisch reductionisme: evolutie van organismen kun je niet negeren
het verificatie-beginsel loopt aan tegen het inductie-probleem: waarnemingen mag je niet generaliseren
verificatie is gebaseerd op het principe van steekproeven, en bieden dus geen garantie in alle gevallen
het confirmatie-beginsel moest dit recht breien: elke positieve waarneming bevestigt de theorie (gradueel)
dit bleek een te milde eis: voor elke theorie is wel bevestiging te vinden; en hoe vager de theorie, des te simpeler
neutrale observatie van naakte feiten is onmogelijk: waarneming is gebaseerd op verwachting (theorie-geladen)
m.a.w: elke antwoord is een antwoord op een vraag; vraagloze (objectieve) antwoorden bestaan niet
zonder theoretisch kader kunnen er geen vragen geformuleerd worden, en dus geen antwoorden gevonden
feiten spreken niet voor zich, maar worden geconstrueerd binnen een conceptueel raamwerk
43
ondanks de kritiek werd het logisch positivisme omarmd door de wetenschappelijke wereld tot in de jaren '50
gezien het maatschappelijk imago van wetenschap als ontdekkers van Waarheid is dit goed te begrijpen
binnen de natuur-wetenschappen heeft het positivisme na de jaren ‘50 aan populariteit ingeboet
binnen de sociale wetenschappen waren er eind 19e eeuw al sterke reacties op
pragmatisme
het pragmatisme bijv. (voornamelijk de V.S., eind 19e eeuw) stelt: "waarheid is wat werkt"
C.S. Peirce (1839-1914), William James (1842-1910), John Dewey (1859-1952), G.H. Mead (1863-1931)
het idee dat kennis en waarheid niet metafysisch moesten opgevat, maar instrumentalistisch, is dus al ouder
een bewering is geen objectieve beschrijving / afbeelding, maar een instrument om voorspellingen te doen
beweringen verwijzen niet naar de werkelijkheid, maar naar andere beweringen / overtuigingen
een bewering die tot betere voorspellingen leidt is een betere bewering; waarheid is wat werkt
iets kritisch ter discussie stellen kan alleen binnen een context van andere, geaccepteerde ideeën
de scepticus die alles tegelijk wil betwijfelen, kan uiteindelijk niets ter discussie stellen
Karl Raimund Popper (1902-1994)
Popper bestrijdt dat er iets in de waarneming is 'gegeven', dat we passief en neutraal kunnen 'registreren'
zelfs de meest elementaire beweringen zijn theorie-geladen: hebben slechts betekenis binnen de theorie
ons ken-vermogen, waarover Kant spreekt, is geen menselijke eigenschap, maar gerelateerd aan theorie
theorieën bepalen onze opvattingen en verwachtingen, en structuren zo onze waarneming
en theorieën veranderen, worden voortdurend bijgesteld, a.h.v. voortschrijdend inzicht
zodoende is wetenschappelijke kennis onderworpen aan verandering (evolutie), en dus feilbaar
Popper pakt het inductie-probleem bij de horens: "één zwaluw maakt nog geen zomer", maar hoeveel wel?
verificatie is geen manier om de geldigheid van algemene uitspraken (theorieën) te demonstreren
David Hume (1711-1776): een X aantal observaties dat B volgt op A is geen bewijs dat dat altijd zo is;
en zéker niet dat er een causaal verband is (ooievaars & babies)
als je een nieuw type auto op veiligheid wilt testen dan is de manier daarvoor niet om de producent ervan zelf die
veiligheid te laten demonstreren: hij zal geen risico's nemen en met de toegestane snelheid op een B-weg in de
polder laten zien dat het een prima auto is. maar de concurrent of de consumentenbond zal vooral op zoek gaan
situaties waarin zou kunnen blijken dat de auto onveilig is:
zij zullen bijv. de auto met crash-test dummies frontaal tegen een muur op laten rijden.
hetzelfde geldt voor theorieën: die moet je niet bevestigen, maar op de proef stellen!
de hypothese / theorie dat alle zwanen wit zijn bewijs je niet door 1000 witte zwanen te zoeken,
maar door 1 niet-witte (zwarte, grijze, paarse) zwaan te vinden; m.a.w: vind een tegenvoorbeeld !
i.p.v. verificatie neemt Popper dus het falsificatie-beginsel als demarcatie-criterium voor wetenschap
het wetenschappelijk gehalte van een theorie wordt bepaald door haar empirische inhoud:
de hoeveelheid potentiële falsificatoren van een theorie
potentiële falsificatoren zijn basisuitspraken waaraan de theorie kan worden getoetst
een basisuitspraak is een bewering die ontkent wat de universele uitspraak stelt:
44
bijv: "deze zwaan is zwart" = basisuitspraak, "alle zwanen zijn wit" = universele uitspraak
wanneer de basisuitspraak waar is, is de bijbehorende universele uitspraak onwaar
oftewel: als een basisuitspraak wordt aanvaard, leidt dat tot falsificatie van de theorie
de falsifieerbaarheid van een theorie neemt toe naarmate de empirische inhoud toeneemt
wetenschap begint niet met het constateren van feiten, maar met het formuleren van problemen
dit leidt tot theorieën, en vervolgens tot hypothesen die empirisch getoetst kunnen worden
het gaat in wetenschap niet om de Waarheid (= statisch), maar om vooruitgang (= dynamisch)
het verschil tussen wetenschap en pseudo-wetenschap is niet het verschil tussen zinvol en zinloos
elke wetenschappelijke theorie / discipline is ooit begonnen als vage intuïtie, een tentatief zoeken
Dalton's atoom-theorie (1805) is begonnen als onbewezen metafysica van Democritos (±460-370 v.Chr.)
wetenschap is een proces van gissen & weerleggen, trial & error, vallen & opstaan
het enige kriterium is daarom weerlegbaarheid: een theorie moet falsifieerbaar zijn
d.w.z. dat voorspellingen risico-vol moeten zijn om een hoog empirisch gehalte te hebben
daarmee stelt een theorie zich kwetsbaar op, en kan er geleerd worden van foute aannames
een niet-falsifieerbare theorie stelt zich niet kwetsbaar op, en heeft altijd gelijk (volgens zichzelf)
theorieën die niet weerlegbaar zijn, zijn onwetenschappelijk (astrologie, Jomanda, Plato, Marx, Freud)
theorieën die steeds maar weer bevestigd worden zijn of hele goede theorieën, of hele slechte
altijd gelijk krijgen duidt op een gebrek aan informatie-gehalte (= empirisch gehalte)
wetenschappers moeten hun nek uit durven steken, risico durven nemen, want dat leidt tot vooruitgang
we kunnen de waarheid nooit vaststellen, maar de onwaarheid van een theorie wel: namelijk door falsificatie
zowordt ook het inductie-probleem omzeild: een theorie geldt als waar zolang er geen tegenvoorbeeld is
Popper is dus niet geïnteresseerd in de confirmatie-graad (of verificatie-graad) van een theorie,
maar in de corroboratie-graad: de mate waarin theorieën (strenge) toetsen hebben doorstaan
i.p.v. positivisme (empirisme) dus: kritisch rationalisme
kennisontwikkeling begint vanuit de ratio, en via methodologische regels (falsificatie, corroboratie) kan kennis worden
verbeterd, maar is nooit zeker; kennis zal altijd hypothetisch (veronderstelling) blijven (vgl: Xenophanes!)
net als in de natuurlijke evolutie: trial & error bepalen het succes, niet een metafysische waarheid
wetenschap heeft dus niets te maken met zekerheid, maar is vooral veel gissen en uitproberen:
theorieën waar (nog) géén tegenvoorbeeld voor gevonden is zijn (tot dusver) betrouwbaar
tenzij er geen tegenvoorbeeld voor gevonden kán worden, dan is er geen sprake van een empirische theorie, maar
van pseudo-wetenschap, metafysica, kunst, ideologie, etc.
Einstein's theorie (1916) werd geconfirmeerd door Arthur Eddington (1919), maar is volgens Popper geen bewijs
i.p.v. verificatie of confirmatie spreekt Popper over corroboratie (bekrachtiging / ondersteuning)
het Higgs Boson werd door o.a. door Peter Higgs voorspeld, en in 2013 empirisch aannemelijk gemaakt
dit is een voorbeeld van corroboratie; niet van verificatie opgevat als als onomstotelijk bewijs
d.m.v. corroboratie en falsificatie leidt de wetenschap ons steeds verder richting de waarheid
wanneer we die bereikt hebben zullen we nooit weten
"de waarheid kunnen wij niet kennen, dus moeten we ons beperken tot hypothesen"
(Xenophanes, 570-475 v.Chr.)
Popper’s idee van trial & error is ontleend aan Darwin: "Alle Leben ist Problemlösen" 12
maar waar in de natuur organismen op het spel staan, staan in de wetenschap theorieën op het spel
niet de wetenschapper sneuvelt, maar de theorie (al heeft dit wel degelijk consequenties voor de wetenschapper)
45
toch was Popper sceptisch t.a.v. Darwin's theorie wegens gebrek aan empirische inhoud
"de best aangepasten overleven"... maar wat zijn de best aangepasten? degenen die overleven!
dit is een tautologie! wat is er voor nodig (welk tegen-voorbeeld) om deze theorie te falsifiëren?
Popper zag het darwinisme als metafysisch onderzoeks-programma, een pre-wetenschappelijke theorie:
natuurlijke selectie is tautologisch geformuleerd, en verklaard dus niets
toevallige en willekeurige mutaties kunnen niet leiden tot complexe organ(ism)en
in 1977 'bekeerde' Popper zich tot het darwinisme
maar zijn falsificationisme had z'n beste tijd toen al gehad, m.n. door:
de verontachtzaming van het belang van positief bewijs (verificatie / confirmatie) 13
de vraag hoe strikt we het falsificatie-beginsel moeten toepassen: bij de geringste twijfel alles verwerpen?
wat wordt er precies gefalsifieerd? een afzonderlijke hypothese? of de hele theorie?
van normatieve naar descriptieve wetenschapsfilosofie
kern-begrippen in het klassieke beeld van wetenschap sinds de wetenschappelijke revolutie:
beschrijven, verklaren, experimenteren, objectiviteit, waarheid, neutraliteit, betrouwbaarheid
uitgangspunten van het klassieke beeld van wetenschap:
ontologie: de werkelijkheid is een objectief, natuurlijk gegeven, en bestaat onafhankelijk van onze interpretatie
epistemologie: systematische waarneming van wetmatigheden & causale verbanden leidt tot objectieve kennis
methodologie: wetenschappelijke methodiek faciliteert een rationeel leerproces en steeds adequatere kennis
sociale filosofie: maatschappelijke vooruitgang bouwt voort op wetenschappelijke vooruitgang
de eerste 3 punten betreffen het intern functioneren van wetenschap:
een methodisch gereguleerde wetenschap ont-dekt de wereld, en theorieën en modellen representeren deze
kennis als afbeelding of correspondentie is een realistische (in filosofische zin) opvatting van wetenschap
zowel het empirisme als het rationalisme gaan uit van het beeld van wetenschap als representatie
de wetenschaps-filosofie (van Compte t/m Popper) houdt zich bezig met de context of justification:
d.w.z. met demarcatie-criteria om pseudo-wetenschap van legitimatie kennis te onderscheiden
historici, sociologen, psychologen en economen houden zich bezig met met de context of discovery:
d.w.z. met de wijze waarop / omstandigheden waaronder wetenschappelijke kennis tot stand komt
groei van kennis in het klassieke standaardbeeld van wetenschap gaat uit van lineaire geschieds-schrijving 14
het gaat uit van het heden (presentisme), en interpreteert de geschiedenis als een opmaat daartoe
wetenschappelijke vooruitgang leidt tot steeds betere representaties, en benadert steeds meer de waarheid
alles wat niet in dat lineaire beeld past wordt genegeerd of gemarginaliseerd (Whig history)
wetenschaps-filosofie na Popper is niet-normatief, maar descriptief
ze gelooft niet meer in demarcatie-kriteria die ware wetenschap van pseudo-wetenschap scheiden
dit betekent tevens een einde aan de taak die de wetenschaps-filosofie zichzelf had gesteld
Richard Feynman: “Philosophy of science is about as useful to scientists as ornithology is to birds”
kennis-sociologie ontstond in de jaren '20 met Max Scheler en Karl Mannheim (Ideologie und Utopie, 1929)
in de jaren '60 komt deze benadering tot bloei met het werk van Thomas Kuhn, Michel Foucault,
en Peter L. Berger & Thomas Luckmann (The Social Construction of Reality; 1966)
46
Thomas Kuhn (1922-1996)
boekt de wetenschap vooruitgang? dat impliceert een doel / richting... wat is het doel dan?
het positivisme & Popper: het produceren van ware, verklarende theorieën over de werkelijkheid
wat is dan de relatie tussen waarheid & werkelijkheid? correspondentie? afbeelding? (realisme)
of is vooruitgang: steeds betere verklaringen voor empirische verschijnselen? (instrumentalisme)
de vraag naar wat de werkelijkheid werkelijk an sich is wordt dan minder relevant
wat een feit is wordt dan bepaald door regels die binnen een wetenschappelijk wereldbeeld gelden:
feiten zijn dan sociale en theoretische constructies! (vgl: Wittgenstein's theorie over taal-spelen)
Kuhn is als wetenschaps-historicus geïnteresseerd in de wijze waarop geaccepteerde kennis tot stand komt
er is geen sprake van continue cumulatie van kennis, maar van discontinue verandering en strijdige waarheden
The Structure of Scientific Revolutions (1962) beschrijft de levens-cycli van theorieën en disciplines
Kuhn's benadering is typerend voor zijn tijd: vgl. bijv. het werk van Foucault
het paradigma
feiten spreken niet voor zich, maar veronderstellen een gemeenschappelijk kader / conceptueel raamwerk
dit kader of denkraam noemt Kuhn disciplinaire matrix of paradigma; van Grieks: παράδειγμα = voorbeeld
paradigma = conceptueel kader, wetenschappelijk wereldbeeld, denk-stijl, een 'gekleurde bril'
wetenschappers zien de werkelijkheid dus vanuit een kader van gedeelde vooronderstellingen
paradigma's kunnen zelf niet getoetst worden, want het zijn geen feiten; het zijn perspectieven
ze bepalen wat als toetsing of als feit kan gelden, en gaan dus vooraf aan toetsing
daarnaast heeft de term paradigma een meer sociologische connotatie: als iets dat geïnternaliseerd wordt
aspirant-wetenschappers nemen een voorbeeld aan de cultuur en de actoren (exemplars) in hun vakgebied
paradigma = het maatgevend voorbeeld dat wetenschappers door socialisatie in hun gemeenschap verwerven
het geeft impliciet richting aan het onderzoek in een bepaald wetenschapsgebied
Buskes spreekt over "introductie van een paradigma", en "wanneer zich een paradigma aandient"
maar het paradigma is dus meer iets dat langzaam evolueert en groeit vanuit de wetenschappelijke interactie
zo ontstaat consensus over kern-problemen, feiten, legitimatie, en de canon van het vakgebied
normale & revolutionaire wetenschap
een onderzoeks-programma / discipline / theorie doorloopt verschillende stadia:
een jonge discipline / theorie ontstaat op diverse plekken, door het werk van diverse wetenschappers
er is nog geen consensus over feiten en prioriteiten, maar wel een pre-wetenschappelijke heuristische intuïtie
in de loop van de tijd ontstaat een canon van gerenommeerde artikelen / boeken en wetenschappers
deze dienen als leiddraad voor verder onderzoek, en geven daar dus ook richting aan
dit is de periode die Kuhn normale wetenschap noemt (business as usual)
het paradigma vormt dan de bril van het vakgebied, en wordt niet als zodanig herkend / ter discussie gesteld
wetenschappers zijn dus over het algemeen eerder conservatief, dan revolutionair
al het werk is gericht op het bouwen aan de puzzle, waarbij empirische gegevens de stukjes zijn
onverklaarde verschijnselen die niet te vatten zijn binnen het geldende kader,
worden volgens Kuhn beschouwd als anomalieën, en worden in eerste instantie terzijde gelegd
ze worden niet gezien als tegenvoorbeelden, die de theorie falsifiëren,
maar als stukjes waarvan met nog niet kan bepalen waar en hoe die in de puzzle passen
47
als de stapel anomalieën groot wordt komt het paradigma onder druk te staan en zal het vertrouwen afnemen
er breekt dan een periode van crisis aan, waarin het paradigma wel ter discussie wordt gesteld
er worden dan discussies gevoerd over de grondslagen van een onderzoeks-programma / theorie
op diverse plekken en door het werk van diverse wetenschappers ontstaan alternatieve rivaliserende theorieën
in zo'n periode van revolutionaire wetenschap krijgen nieuwe paradigma's een kans
concurrerende visies die pretenderen anomalieën te kunnen integreren, bestaan dan naast elkaar
als het onderzoeks-programma stagneert, of één van de alternatieve theorieën veel volgelingen krijgt,
en wanneer één van de nieuwe voorstellen de steun verwerft van de wetenschappelijke gemeenschap
dan is er sprake van een wetenschappelijke revolutie, en daarmee een paradigma-verschuiving / -wisseling
dit gebeurt niet op basis van rationele criteria zoals Lakatos die opstelde:
vaak wordt er overgeschakeld naar een nieuw onderzoeks-programma / paradigma,
ten koste van Lakatos’ 1e eis: (de nieuwe theorie moet minstens hetzelfde verklaren wat de voorganger verklaarde)
blijkbaar is het 2] voorspellen van nieuwe feiten, en 3] langs empirische weg bevestigen daarvan,
belangrijker dan dat 1] de nieuwe theorie minstens hetzelfde verklaart als de oude theorie
we spreken in zo'n geval van Kuhn-loss; m.a.w: revoluties zijn niet behoudend (niet conservatief)
voorbeelden van wetenschappelijke revoluties / paradigma-verschuivingen:
van de Ptolemaeische kosmologie naar de Copernicaanse
van teleologische dynamica (Aristoteles) naar mechanicisme
van Newton's fysica naar Einstein's relativiteits-theorie
van klassieke mechanica naar quantum-mechanica
van phlogiston naar Lavoisier's verbrandings-theorie
van creationisme (genesis 1 & 2) naar Darwin's evolutie-theorie
van Darwin's pan-genese naar Mendel's erfelijkheids-leer
interessant is dat de oorzaken en dynamiek van wetenschappelijke revoluties extern / heterogeen zijn
paradigma-verschuivingen lijken onderhevig aan sociologische en psychologische factoren
in breder maatschappelijke en historische zin kan men denken aan een veranderende Zeitgeist
een paradigma-verschuiving is als een Gestalt-switch: dezelfde feiten zien er nadien geheel anders uit
wetenschap draait dus niet om constatering en waarneming van feiten, maar om interpretatie van feiten
in het 1e geval zou er sprake zijn van objectiviteit, in het 2e geval van inter-subjectiviteit
en het paradigma (theorie, taal, waarden) bepaalt de wijze waarop de wereld wordt geïnterpreteerd
paradigma's zijn dan ook incommensurabel (onverenigbaar / niet in elkaar vertaalbaar / onvergelijkbaar)
en er is geen neutraal kriterium om paradigma's normatief te vergelijken
waarheid is dus ook een relatief begrip: gerelateerd aan kriteria en praktijken die binnen een paradigma gelden
Kuhn volgt Lakatos in het idee van vooruitgang binnen een onderzoeks-programma
in tijden van normale (stabiele) wetenschap zijn theorieën commensurabel (vergelijkbaar, compatibel)
wetenschappelijke revoluties zijn dus paradigama-wisselingen: maar is er ook dan sprake van vooruitgang?
nee, er is geen gemeenschappelijk kader aan de hand waarvan twee paradigma's met elkaar gemeten,
of in elkaar vertaald kunnen worden: paradigma's zijn incommensurabel (niet-compatible); vgl. culturen
dus is er ook geen onafhankelijk criterium voor wetenschappelijke kennis: verificatie noch falsificatie
wat wetenschappelijk is, wordt bepaald door het paradigma van een wetenschappelijke gemeenschap
dus is er alleen sprake van vooruitgang binnen een paradigma
48
empirische incommensurabiliteit = golf-theorie vs deeltjes-theorie van licht: wetenschappelijk onverzoenbaar
theoretische incommensurabiliteit = verschil in taal-spel: gestalt-psychologie vs. behaviourisme
sociologische incommensurabiliteit = verschil in vak-gebied: homeopathie vs. reguliere geneeskunde
de empirische wending
Popper, Lakatos en Kuhn gingen ervan uit dat theorieën elkaar afwisselden of opvolgden
maar concurrerende onderzoeks-programma's / paradigma's kunnen lange tijd naast elkaar bestaan
bijv: kinetische gas-theorie en thermo-dynamica
reden hiervoor is dat onderzoeks-programma's / paradigma's niet op zichzelf staan,
maar ingebed zijn in een praktijk en de samenleving, en daar deels hun bestaansrecht aan ontlenen
en ook de leden van de wetenschappelijke gemeenschap zijn sociaal-maatschappelijke wezens,
met hun eigen (vastgeroeste) denkbeelden, jargon, belangen, afhankelijkheid, loyaliteit, etc
het idee dat wetenschap mensenwerk is heeft geleid tot opkomst van nieuwe benaderingen:
wetenschaps-sociologie SSK = sociology of scientific knowledge (Steven Woolgar, Harry Collins)
wetenschaps-antropologie ANT = actor-netwerk theorie (Bruno Latour)
wetenschaps-psychologie cognitieve psychologie en creativiteit
wetenschaps-geschiedenis (Thomas Kuhn)
wetenschaps-economie
deze benaderingen kenmerken zich door empirische afstandelijkheid (zoals het behaviourisme),
en kijken wat wetenschappers doen, zonder zich met de inhoud of betekenis te bemoeien
i.p.v. normatieve regels en demarcatie-criteria die bepalen wat wel of niet wetenschap is,
wordt er meer gekeken naar hoe wetenschappers en hun omgeving interacteren: empirisch dus
(vgl. de verschuiving van het waarom, naar de hoe-vraag tijdens de wetenschappelijk revolutie!)
er wordt gezocht naar regels die wetenschappers volgen bij het opstellen van experimenten en theorieën,
en men onderzoekt de inbedding daarvan in een bepaalde sociaal-maatschappelijke praktijk
de houding t.a.v. wetenschappelijke kennis na de jaren '70 wordt over het algemeen gekarakteriseerd door:
instrumentalisme: theorieën beschrijven niet de werkelijkheid,
maar zijn instrumenten ter ordening en voorspelling van waarnemings-gegevens
constructivisme: wat wij feiten noemen zijn geen objectief, los van waarneming bestaande dingen,
maar theoretische en/of sociale constructies
relativisme: er zijn geen universele maatstaven voor waarheid; waarheid stoelt niet op
absolute en universele onafhankelijke criteria, maar is historisch en maatschappelijk bepaald
wetenschap in actie
de filosofie aan het begin van de 20e eeuw (tot WO2) werd gekenmerkt door de linguïstic turn
de jaren '60 en '70 worden gekenmerkt door een cultural turn (sociologische / antropologische wending)
er wordt voortgeborduurd op Kuhn's sociologisch-historische benadering: niet normatief maar descriptief
49
sociaal constructivisme
in de jaren '70 leidden studies naar wetenschappelijke controverses tot een empirische wending:
de wetenschaps-filosofie is niet in staat om zich boven de partijen te stellen: wetenschap blijkt interpretatie
waarnemings-data uit experimenten (feiten) laten zich verschillend interpreteren, afhankelijk van het paradigma
de vraag wordt dan wat eigenlijk goede experimenten zijn; maar ook dat is afhankelijk van het paradigma
wat een middel ter beslechting moet zijn (experiment) wordt onderwerp van de controverse
m.a.w: kennis-claims zijn interpretatief flexibel: afhankelijk van het paradigma
controverses worden opgelost met sociale middelen: wetenschappelijke reputatie, sociaal netwerk, etc
wetenschappelijke kennis is dus een sociaal construct, net zoals andere vormen van cultuur en wereldbeeld
Richard Rorty: "waarheid is slechts het compliment aan datgene waaraan we niet meer twijfelen"
kortom: wetenschap is mensenwerk: onderhandelen, macht, reputatie en belangen spelen de hoofdrol
het verschil tussen ware en onware kennis is dus even triviaal als tussen winners en losers van een oorlog
er is in de praktijk geen verschil te maken tussen gelijk hebben en gelijk krijgen
dit sociaal constructivisme is fel bestreden als zijnde relativistisch
zonder realistische / naturalistische aannames (objectiviteit bestaat) zou de wetenschap onthand zijn
twee vragen die rijzen:
als sociaal constructivisme gelijk heeft, hoe is realisme / naturalisme / representationalisme dan vol te houden?
hoe kan er wetenschappelijke & technologische vooruitgang worden geboekt als het allemaal bedacht is?
m.a.w: hoe kan het dat de wetenschap in 1969 drie mensen naar de maan heeft gebracht?
Woolgar & Latour (1979) introduceren het splitting-and-inversion-model
1 onderzoeker komt met onderzoeks-voorstel
2 voorstel voorspelt een feit
3 feit wordt onderzocht
4 als het feit wordt waargenomen bevestigt dat 1 & 2
5 dan kunnen we stap 1 t/m 3 (de constructie) vergeten: het feit (4) is immers bewezen
kant-en-klare wetenschap schetst een beeld van opeenvolging van successen: 4-5, 4-5, 4-5, 4-5, etc
stap 1 t/m 3 wordt stelselmatig uitgepoetst / vergeten / genegeerd
het verleden wordt gereconstrueerd als een rationele opmars der vooruitgang (vgl. Hegel's dialectiek)
m.a.w: de Waarheid heeft een prijs: stelselmatige geschieds-vervalsing
zo ontstaan feiten, die lijken onafhankelijk van de wetenschappelijke praktijk te bestaan
Woolgar & Latour focussen juist op stap 1 t/m 3: kronkelwegen, zijpaden, probeersels, mislukkingen, etc
wetenschap-in-actie laat zien hoe feiten gaandeweg geconstrueerd worden
wetenschaps-sociologie kijkt niet naar het resultaat (kennis), maar naar het sociale proces dat eraan vooraf gaat
door net als een antropoloog veldwerk te doen zien we wetenschap(pers) in actie, in de dagelijkse praktijk
publiceren, citeren, congressen bezoeken, fondsen werven en onderhandelen zijn geen bijzaak, maar de kern
consensus-vorming en sociale hierarchie zijn sociale fenomenen die de wetenschap maken tot wat het is
wetenschap is geen beschrijving van de werkelijkheid; het creëert de wetenschappelijke werkelijkheid!
50
zo zien we een ontwikkeling van het beeld van wetenschappelijke kennis als representatie van de werkelijkheid,
naar het beeld van het wetenschappelijk bedrijf als een sociale werkelijkheid op zich; een (bedrijfs)-cultuur
in dualistische termen: de aandacht gaat niet uit naar het object van de wetenschap (de gegeven werkelijkheid),
maar naar het subject (de onderzoeker), dat (met collega's) bezig is een werkelijkheid te construeren
biologisch bezien: wetenschappelijke disciplines creëren een niche in het wetenschappelijk ecosysteem,
waarbinnen onderzoekers zich aanpassen aan hun omgeving / interpreteren conform hun overlevings-strategieën
science wars
dit post-moderne (voornamelijke Franse) relativisme leidt in de jaren '80 en '90 tot de science wars
in de jaren '70 en '80 spelde er op linguïstisch vlak een strijd tussen continentale en analytische filosofie
zo waren de Franse post-structuralist Jacques Derrida en de Amerikaan John Searle jaren op voet van oorlog
Paul R. Gross & Norman Levitt (Higher superstition: the academic left and its quarrels with science - 1994)
wilden met hun boek 'academisch links' behoeden voor misbruik van wetenschap voor politieke doeleinden
dit boek inspireerde Alan Sokal in 1996 tot een practical joke, bekend geworden als de Sokal-affaire
hij schreef een post-modern aandoend artikel met aperte nonsense, suggererend dat de realiteit niet bestaat:
"Transgressing the Boundaries: Towards a Transformative Hermeneutics of Quantum Gravity"
Sokal stuurde het stuk naar een post-modern tijdschrift: Social Text , dat het stuk publiceerde
toen hij onthulde dat het hele artikel een hoax was, zorgde dit voor een schandaal
dit was voor wetenschappers en analytisch filosofen een bewijs dat post-moderne literatuur gebakken lucht is
met Jean Bricmont schreef Sokal: Fashionable Nonsense: Postmodern Intellectuals' Abuse of Science (1997)
het omgekeerde deed zich voor in 2002 met de Bogdanov-affaire: artikelen van Igor en Grichka Bogdanov
verschenen in natuur-wetenschappelijke bladen, maar bleken niet te voldoen aan wetenschappelijke criteria
sciëntisme: wetenschaps-fundamentalisme
een consequentie van de invloed van wetenschap op ons leven is dat het ons wereldbeeld bepaalt
vanwege de complexiteit en abstractie van moderne wetenschap is de kloof tussen expert en leek enorm
dit leidt ertoe dat wetenschap een dogma wordt: "het schijnt dat...", "ze hebben ontdekt dat...", etc.
we geloven in atomen, neuronen, zwarte gaten, genen, quarks, evolutie, UV-straling, en de big bang
maar we begrijpen niet half waar het over gaat; wij geloven in de waarheden die de wetenschap formuleert
waarheid en kennis zijn zo het domein geworden van de wetenschap; m.n. de exacte (natuur)wetenschappen
is er in de kennis-maatschappij nog plaats voor rationele geinformeerde meningen van burgers?
51
15
52
1 * schrijven voor vakgenoten
- wees zo volledig en controleerbaar mogelijk:
je schrijft voor vakgenoten die details willen weten over je onderzoek, je methode en je resultaten.
- verantwoord al je keuzes, en noem je bronnen als je naar het werk van anderen verwijst.
- herhaling van woorden is in wetenschappelijke genres geen taboe; integendeel: je kunt er misverstanden mee voorkomen.
- wees voorzichtig en precies in je uitspraken: trek alleen conclusies als ze overduidelijk uit onderzoeksgegevens blijken.
doe geen ongemotiveerde uitspraken, en besef dat nauwkeurigheid zwaarder weegt dan levendigheid.
- wees niet bang voor abstracties, generalisaties en jargon:
het beschrijven van theorieën, processen en factoren brengt dit nu eenmaal met zich mee,
en onder vakgenoten vormen vaktermen en -begrippen nu eenmaal een handig middel om efficiënt te communiceren.
* Schrijven voor niet-vakgenoten
- kies een menselijke, persoonlijke benadering: vertel anekdotes, gebruik citaten, gebruik persoonlijke voornaamwoorden (ik, wij)
spreek de lezer aan, sluit aan bij de kennis van de lezer, laat je ook van een meer persoonlijke kant zien
(beschrijf bijvoorbeeld je onderzoek als een spannende zoektocht)
- schrijf beeldend: kies sprekende voorbeelden, illustraties, leg uit met vergelijkingen, wees origineel (beeld werkt verrassender).
- wees stellig: benadruk resultaten en grote lijnen. Leken hebben niet altijd belangstelling voor de finesses van je methode.
- vermijd vaktaal; vertaal ‘moeilijke’ woorden naar gewone mensentaal.
https://www.rug.nl/language-centre/communication-training/academic/hacv/handboek/schriftelijk/student/stijl/wetenschappelijk
2 “Je kreeg resultaten, onderzocht de gegevens een beetje, nam een resultaat en bouwde het hele artikel eromheen. De manier waarop je erbij kwam was onduidelijk, niet transparant voor de lezer. Het was geen fraude, het was het grijze gebied. Iedereen deed het zo.” - (Chris Chambers, cognitief neurowetenschapper) 3 een voorstel is registered reports:
artikelen moeten voordat het onderzoek start worden ingediend bij een wetenschappelijk tijdschrift
inleiding, methoden en verantwoording zouden dan door collega’s beoordeeld moeten worden
na acceptatie doe je het onderzoek, verzamel je de resultaten en schrijf je de resultaten en discussie op
het tijdschrift moet vervolgens het definitieve artikel publiceren
inleiding & methode staat vast – die kun je niet meer wijzigen wanneer de gegevens binnenkomen
nut van het experiment en kwaliteit van de methoden staan centraal, niet de 'interessantheid' van resultaten 4 "The etymological beginnings of theory and theorist are to be found in the post-Homeric vocabulary. The verb theōrein,
originally derived from the noun signifying a spectator (theōros), came specifically to mean “to look on, contemplate or observe.”
[...] A theōros was originally a spectator of a sacred event or a public performance. [...] The etymology of theater also bears out a
relation to philosophy and theory. The theater (theatrōn) is a place for seeing or beholding a spectacle, especially dramatic
representations; it is also a place of assembly and a collective noun for hoi theatai, the spectators. The Greek theatrōn originates
in the feminine noun thea, which signifies “see, sight, gaze, look upon, behold admire and contemplate.” From it, Greek derived a
field of words having to do with seeing, sight, and spectacle, e.g, to theama (sight, spectacle, play), hē theama (spectacle), and
the verb theaomai meaning “to gaze at or behold, to see clearly and with a sense of wonder or admiration.”
Christopher Rocco: Tragedy and Enlightenment; Athenian political thought and the dilemmas of modernity
5 Nicolaus Copernicus (1473-1543): heliocentrische theorie over het zonnestelsel (publicatie tijdens sterfbed: 1543)
zo'n 1800 jaar eerder al verkondigd door Aristarchus van Samos (310-230 v.Chr.)
6 Galileo Galilei (1564-1642) bouwt de wetenschappelijke kosmologie van Copernicus (1473-1543) verder uit
als een van de eerste wetenschappers benut Galilei het experiment om zijn onderzoeksresultaten te verifiëren
ook denkt hij dat de kosmos aan wiskundige principes is onderworpen, die de werkelijkheid kunnen verklaren
"Het boek der natuur ligt opengeslagen voor ons...
Om het te kunnen lezen hebben we wiskunde nodig, want het is in die taal geschreven."
53
7 William Whewell: The Philosophy of the Inductive Sciences (1840); beide termen worden pas gebruikelijk eind 19e eeuw
8 vgl: intelligentie is geen onafhankelijk bestaand iets, maar intelligentie is dat wat een intelligentie-test meet
9 hypothetisch deductief redeneren + naturalistisch reductionisme + empirie = methodische grondslag van de natuurwetenschap
- hypothese: te testen veronderstelling
- deductie: afleiding van het bijzondere uit het algemene
- redeneren: denken in controleerbare logische stappen
- naturalisme: er bestaat een objectief gegeven natuurlijke waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid, en deze is kenbaar
- reductionisme: achter de veelheid van verschijnselen één principe, een eerste oorzaak of oer-stof veronderstellen
- empirie: (proefondervindelijke) waarneming
10 Gustav Bergmann, Rudolf Carnap, Philipp Frank, Hans Hahn, Tscha Hung, Victor Kraft, Karl Menger, Richard von Mises,
Marcel Natkin, Otto Neurath, Olga Hahn-Neurath, Theodor Radakovic, Rose Rand, Friedrich Waismann, en later
Herbert Feigl en Kurt Gödel. Wittgenstein en Karl Popper waren regelmatig aanwezig, maar geen leden van de groep,
daar zij op essentiële punten afweken van het door de groep gepropageerde logisch positivisme of logisch empirisme
11 Wittgenstein's 7e stelling uit de Tractatus: "What we cannot speak about we must pass over in silence"
ook wel vertaald als "Whereof one cannot speak, thereof one must be silent."
12 "Das Entscheidend Neue der wissenschaftlichen Methode und der wissenschaftlichen Einstellung liegt nun darin, daß wir in der Wissenschaft aktiv an der Elimination interressiert und beteiligt sind. … Die Amöbe flieht vor der Falsifikation: Ihre Erwartung ist ein Teil von ihr, und vorwissenschaftliche Träger von Erwartungen oder Hypothesen werden oft durch die Widerlegung der Hypothese vernichtet. Einstein dagegen hat seine Hypothese objektiviert. Die Hypothese ist etwas außerhalb von ihm; und der Wissenschaftler kann seine Hypothese durch seine Kritik vernichten, ohne selbst mit ihr zugrunde zu gehen. In der Wissenschaft lassen wir unsere Hypothesen für uns sterben." (Popper: Alle Leben ist Problemlösen; p. 25) 13 volgens Buskes vond Popper elk empirisch bewijs irrelevant, behalve weerlegging, maar vergeet iets: corroboratie maakt wel degelijk deel uit van zijn theorie 14 "Aan het begrip evolutie liggen twee fundamentele vooronderstellingen ten grondslag. Ten eerste dat de wereld uit fenomenen bestaat die in een bepaalde rangorde geplaatst kunnen worden, met andere woorden dat er hogere en lagere vormen van leven bestaan. En ten tweede dat zich in de loop van de tijd een proces afspeelt waarbij lagere vormen zich ontwikkelen tot hogere." (Hastrup & Ovesen, in: Kuiper & Zorgdrager, 1983; p.89) 15 uit: Kernthema's van de filosofie (Martin van Hees, Else de Jonge, Lodi Nauta - uitg. Boom, 2003)