9
Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven Suriname 1938-1958 Arno Landewers In de jaren 30 en 40 werden boven Suriname enkele wetenschappelijke verkenningsvluchten gemaakt die aantoonden dat de inzet van vliegtuigen boven nog niet in kaart gebrachte gebieden onontbeerlijk was voor snelle inventarisaties. De vluchten versnelden dan ook de beslissing om na de Tweede Wereldoorlog een uitgebreid luchtkaarteringsprogramma boven Suriname uit te voeren. In 1958 werd voor het eerst, als experiment, een vliegtuig ingezet als ondersteuning tijdens een expeditie. De Nederlandse bioloog Dick Geijskes was bij al deze vluchten betrokken. In augustus 1938 landde de Fokker F.18 PJ-AIS (de Snip) voor het eerst in Suriname sinds de trans-Atlantische vlucht van december 1934. Sindsdien was het toestel in gebruik bij het KLM West-Indisch Bedrijf (W.I.B.). Om de KLM- plannen rond het opzetten van een verbinding tussen Curaçao en Paramaribo en het uitvoeren van luchtkaartering te bespreken waren KLM W.I.B. vertegenwoordiger L.F. Bouwman en J.M. Corsten, hoofd van de KLM Cartografische Dienst, per Snip overgekomen. Ter promotie werden enkele vluchten gemaakt, waarbij o.a. de gouverneur van Suriname, J. Kielstra, zijn luchtdoop kreeg. Om aan te tonen dat een vliegtuig ook zeer bruikbaar was voor verkenningsvluchten, werd een vlucht gemaakt naar het uiterste zuiden van Suriname, naar de Sipaliwini savanne. Bij deze vlucht was naast Corsten, die enkele opnamen maakte van de savanne, ook de directeur van het Surinaamse Landbouwproefstation aan boord, de Zwitser Gerold Stahel. De KLM verbinding tussen Paramaribo en Curaçao kwam inderdaad snel tot stand, met het luchtkaarteringsprogramma kon pas na de Tweede Wereldoorlog worden begonnen. Echter, eind 1939 kreeg de KLM opdracht van bauxiet exploitant Billiton om luchtfoto's te maken in noord Suriname. Verkenningsvluchten met de Snip in oktober 1939 Op 12 oktober 1939 ontving Stahel een telegram van de Maatschappij tot Bevordering van het Natuurkundig Onderzoek van de Nederlandse Koloniën met de inhoud “Treubmaatschappij i verzoekt Uwe medewerking bij luchtkaartering groote savanne Sipaliwini in verband met toekomstig botanisch onderzoek”. Uit nader contact met KLM vertegenwoordiger G. van Os van Delden bleek dat de Snip na het afronden van de Billiton opdracht beschikbaar was voor enkele vluchten boven het Surinaamse-Braziliaanse grensgebied, waarbij er ook toestemming was boven Brazilië te vliegen. De bemanning van de Snip bestond uit vlieger N.W. Bos, luchtfotograaf P.H. Steen en een niet bij naam genoemde mecanicien en radiotelegrafist (waarschijnlijk waren dit respectievelijk de Wolf en C. van Oyen, die Bos en Steen ook vergezelden tijdens kaarteringsvluchten in Venezuela in november 1939), en naast Stahel zou ook Dick Geijskes meevliegen. Geijskes was in 1935 gepromoveerd als entomoloog in Bazel (Zwitserland), en vanaf 1938 werkzaam als onderzoeker bij het Landbouwproefstation in Paramaribo. De drie verkenningsvluchten werden gemaakt vanaf vliegveld Zanderij, dat hetzelfde jaar officieel in gebruik was genomen als vliegveld, en vooral werd gebruikt door DC-3’s van Pan American Express en, één maal per week, door de Lockheed Electra van het KLM W.I.B. op de lijn Curaçao-Venezuela-Paramaribo. De voorzieningen waren nog rudimentair; het KLM gebouwtje dat het vertrekpunt was van de vluchten was een houten schuurtje. Stahel en Geijskes beginnen hun artikel uit 1940 over de verkenningsvluchten met de constatering dat er erg veel zonnedauw (een plantje) voorkomt op het vliegveld, “die men op een goed vliegveld zeker niet zou verwachten“. Interessanter voor ons is ook hun vermelding van een bezoek van zeven “U.S. bombardementsvliegtuigen” die op 24 november 1939 Zanderij aandeden. Hoewel ze ieder 26000 kg wogen, konden na vertrek “slechts zeer ondiepe wielsporen worden vastgesteld”. Dit betrof USAF Boeing YB-17’s, welke onder commando van Generaal Delos C. Emmons onderweg waren naar de viering van het 50 jarig bestaan van Brazilië als republiek. Op 16 oktober vertrok de Snip rond 06:00 u voor de eerste verkenningsvlucht. Wegens bewolking bleken de destijds nauwelijks in kaart gebrachte Käyser-en Eilert de Haan bergketens ii (met toppen tot 1000 m hoogte) nauwelijks zichtbaar. Rond 09:00 u bereikte het toestel het uiterste zuiden van Suriname, waar ook nog een (destijds door Käyser ontdekt) indianendorp werd verkend door er laag overheen te vliegen; de indianen lieten zich niet zien. Tijdens een verkenning van de grenzen van het savannegebied werd gedaald naar 500 m om te kunnen inschatten of de savanne eventueel geschikt zou zijn als landingsplaats. Het terrein bleek echter zeer oneffen en bezaaid met rotsblokken en struikjes. Bij het op de terugweg passeren van een indianen dorp bleven de bewoners staan kijken naar de Snip. Richting het noorden vliegend viel het de biologen op dat rond nederzettingen van bosnegers (afstammelingen van destijds naar het regenwoud ontsnapte slaven) een flinke en verontrustende kaalslag door uitgeputte landbouwgronden plaatsvond. Rond 12:15 u stond de Snip weer op Zanderij. Op 17 oktober werd ook weer even na 6 uur in de ochtend vertrokken, dit keer zonder Geijskes aan boord. De route liep nu vrijwel direct naar het zuiden, richting de Tafelberg, welke na ruim een uur vliegen werd bereikt. Vooral de zijwanden van de berg werden verkend, en het viel op dat het plateau van de berg niet ovaal was, zoals tot dan toe werd

Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

  • Upload
    others

  • View
    15

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven Suriname 1938-1958Arno Landewers

In de jaren 30 en 40 werden boven Suriname enkele wetenschappelijke verkenningsvluchten gemaakt die aantoonden dat de inzet van vliegtuigen boven nog niet in kaart gebrachte gebieden onontbeerlijk was voor snelle inventarisaties. De vluchten versnelden dan ook de beslissing om na de Tweede Wereldoorlog een uitgebreid luchtkaarteringsprogramma boven Suriname uit te voeren. In 1958 werd voor het eerst, als experiment, een vliegtuig ingezet als ondersteuning tijdens een expeditie. De Nederlandse bioloog Dick Geijskes was bij al deze vluchten betrokken.

In augustus 1938 landde de Fokker F.18 PJ-AIS (de Snip) voor het eerst in Suriname sinds de trans-Atlantische vlucht van december 1934. Sindsdien was het toestel in gebruik bij het KLM West-Indisch Bedrijf (W.I.B.). Om de KLM-plannen rond het opzetten van een verbinding tussen Curaçao en Paramaribo en het uitvoeren van luchtkaartering te bespreken waren KLM W.I.B. vertegenwoordiger L.F. Bouwman en J.M. Corsten, hoofd van de KLM Cartografische Dienst, per Snip overgekomen. Ter promotie werden enkele vluchten gemaakt, waarbij o.a. de gouverneur van Suriname, J. Kielstra, zijn luchtdoop kreeg. Om aan te tonen dat een vliegtuig ook zeer bruikbaar was voor verkenningsvluchten, werd een vlucht gemaakt naar het uiterste zuiden van Suriname, naar de Sipaliwini savanne. Bij deze vlucht was naast Corsten, die enkele opnamen maakte van de savanne, ook de directeur van het Surinaamse Landbouwproefstation aan boord, de Zwitser Gerold Stahel.

De KLM verbinding tussen Paramaribo en Curaçao kwam inderdaad snel tot stand, met het luchtkaarteringsprogramma kon pas na de Tweede Wereldoorlog worden begonnen. Echter, eind 1939 kreeg de KLM opdracht van bauxiet exploitant Billiton om luchtfoto's te maken in noord Suriname.

Verkenningsvluchten met de Snip in oktober 1939Op 12 oktober 1939 ontving Stahel een telegram van de Maatschappij tot Bevordering van het Natuurkundig Onderzoek

van de Nederlandse Koloniën met de inhoud “Treubmaatschappiji verzoekt Uwe medewerking bij luchtkaartering

groote savanne Sipaliwini in verband met toekomstig botanisch onderzoek”. Uit nader contact met KLM vertegenwoordiger G. van Os van Delden bleek dat de Snip na het afronden van de Billiton opdracht beschikbaar was voor enkele vluchten boven het Surinaamse-Braziliaanse grensgebied, waarbij er ook toestemming was boven Brazilië te vliegen. De bemanning van de Snip bestond uit vlieger N.W. Bos, luchtfotograaf P.H. Steen en een niet bij naam genoemde mecanicien en radiotelegrafist (waarschijnlijk waren dit respectievelijk de Wolf en C. van Oyen, die Bos en Steen ook vergezelden tijdens kaarteringsvluchten in Venezuela in november 1939), en naast Stahel zou ook Dick Geijskes meevliegen. Geijskes was in 1935 gepromoveerd als entomoloog in Bazel (Zwitserland), en vanaf 1938 werkzaam als onderzoeker bij het Landbouwproefstation in Paramaribo.

De drie verkenningsvluchten werden gemaakt vanaf vliegveld Zanderij, dat hetzelfde jaar officieel in gebruik was genomen als vliegveld, en vooral werd gebruikt door DC-3’s van Pan American Express en, één maal per week, door de Lockheed Electra van het KLM W.I.B. op de lijn Curaçao-Venezuela-Paramaribo. De voorzieningen waren nog rudimentair; het KLM gebouwtje dat het vertrekpunt was van de vluchten was een houten schuurtje. Stahel en Geijskes beginnen hun artikel uit 1940 over de verkenningsvluchten met de constatering dat er erg veel zonnedauw (een plantje) voorkomt op het vliegveld, “die men op een goed vliegveld zeker niet zou verwachten“. Interessanter voor ons is ook hun vermelding van een bezoek van zeven “U.S. bombardementsvliegtuigen” die op 24 november 1939 Zanderij aandeden. Hoewel ze ieder 26000 kg wogen, konden na vertrek “slechts zeer ondiepe wielsporen worden vastgesteld”. Dit betrof USAF Boeing YB-17’s, welke onder commando van Generaal Delos C. Emmons onderweg waren naar de viering van het 50 jarig bestaan van Brazilië als republiek.

Op 16 oktober vertrok de Snip rond 06:00 u voor de eerste verkenningsvlucht. Wegens bewolking bleken de destijds

nauwelijks in kaart gebrachte Käyser-en Eilert de Haan bergketensii (met toppen tot 1000 m hoogte) nauwelijks

zichtbaar. Rond 09:00 u bereikte het toestel het uiterste zuiden van Suriname, waar ook nog een (destijds door Käyser ontdekt) indianendorp werd verkend door er laag overheen te vliegen; de indianen lieten zich niet zien. Tijdens een verkenning van de grenzen van het savannegebied werd gedaald naar 500 m om te kunnen inschatten of de savanne eventueel geschikt zou zijn als landingsplaats. Het terrein bleek echter zeer oneffen en bezaaid met rotsblokken en struikjes. Bij het op de terugweg passeren van een indianen dorp bleven de bewoners staan kijken naar de Snip. Richting het noorden vliegend viel het de biologen op dat rond nederzettingen van bosnegers (afstammelingen van destijds naar het regenwoud ontsnapte slaven) een flinke en verontrustende kaalslag door uitgeputte landbouwgronden plaatsvond. Rond 12:15 u stond de Snip weer op Zanderij.Op 17 oktober werd ook weer even na 6 uur in de ochtend vertrokken, dit keer zonder Geijskes aan boord. De route liep nu vrijwel direct naar het zuiden, richting de Tafelberg, welke na ruim een uur vliegen werd bereikt. Vooral de zijwanden van de berg werden verkend, en het viel op dat het plateau van de berg niet ovaal was, zoals tot dan toe werd

Page 2: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

aangenomen en op kaarten was ingetekend, maar driehoekig. Even voor half negen werd de Sipaliwini savanne bereikt; duidelijk te zien was dat op de overgang van regenwoud naar savanne indianen klaarblijkelijk stukken in brand hadden gezet. Aan de westelijke oever van het riviertje de Paroe, dat de savanne doorkruist, vond vlieger Bos een langgerekt open veld, dat uitstekend dienst zou kunnen doen als landingsplaats. De plek is echter op Braziliaans grondgebied, er was geen toestemming om te landen. Rond 09:30 u werd weer koers gezet naar het noorden; onderweg volgde nog de verkenning van een indianendorp; ook nu bleven de indianen nieuwsgierig naar de Snip kijken. De Suriname rivier volgend kwam de Snip rond 11:30 u op Zanderij aan, vrijwel gelijk met de KLM Electra vanuit Curaçao.Op 18 oktober werd wederom rond 06:00 u gestart. Het doel was om de Tafelberg met de verticaalcamera te fotograferen, waardoor tot ruim 4000 m moest worden geklommen. De Saramacca rivier werd gevolgd, waarbij opviel dat diverse forse zijarmen van de rivier niet op de kaarten voorkwamen. Rond 07:15 u was de Snip boven de Tafelberg en werden in 3 passages (allen in richting 120 graden) 12 verticale opnamen gemaakt van het plateau, ook werden diverse schetsen gemaakt (wat niet meeviel met de het vriespunt naderende temperatuur aan boord). Overigens was het aardig bewolkt, maar de Tafelberg stak hier gelukkig bovenuit. De bewolking voorkwam rond 08:15 u dat verticaal opnames konden worden gemaakt van de Sipaliwini savanne; er werden wel enkele scheve opnamen gemaakt. Het “vliegveld” aan de Paroe werd ook gefotografeerd en er werd nog twee keer laag overheen gevlogen ter inspectie. Onderweg bleek ook weer dat bestaande kaarten niet klopten: de vorm van het Eilerts de Haan gebergte kwam niet overeen met de kaarten. Via de Sipaliwini savanne werd rond 09:00 weer een noordelijke koers ingezet om rond 12:20 u te landen op Zanderij.

Het belangrijkste resultaat van de drie vluchten was wel het feit dat er middels de vluchten zeer veel nieuwe informatie was verkregen binnen korte tijd; vooral de constatering dat diverse kaarten niet correct waren was wat dat betreft tekenend. Stahel en Geijskes waren ook erg enthousiast over de vondst van de waarschijnlijk geschikte landingsplaats. Professor W. Schermerhorn, hoogleraar Landmeetkunde, Waterpaskunde en Geodesie aan de TH Delft en pionier in luchtkaarteringstechnieken (na 1945 bekend als minister-president (1945-1946) en lid van zowel Eerste als Tweede Kamer) schreef dat “[...] er belangrijk baanbrekend werk voor Suriname mee [was] verricht, want de verkenningsvluchten schonken […] aan deskundige deelnemers de vaste overtuiging, dat het vliegtuig voor exploratie doeleinden en voor aan-en afvoer van grondexpedities onschatbare diensten kan bewijzen”. Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zorgde voor flinke vertraging van verdere inzet van vliegtuigen voor exploratie.

Verkenningsvlucht met de Williams Ireland amphibie in 1942Om de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname te waarborgen werden in 1940 plannen gemaakt de watertoevoer vanuit de Nanni-kreek te verbeteren (het zogenaamde plan “De Vos”). De Irrigatie Dienst van Suriname wilde in 1942 een verkenning vanuit de lucht uitvoeren om de situatie in het gebied in ogenschouw te nemen. Omdat het KLM W.I.B. geen vliegtuig beschikbaar had werd een beroep gedaan op de Amerikaan Arthur “Art” Williams, die sinds 1933 in buurland Brits Guyana luchtverbindingen met enkele Ireland N-2B Neptune amfibies onderhield. Samen met zijn kompaan Harry Wendt richtte hij in 1938 British Guiana Airways op, met een vloot die tot in 1944 uit 3 Ireland Neptunes bestond. Williams en Wendt waren destijds verreweg de meest ervaren vliegers in het gebied, en o.a. betrokken bij enkele (Engelse) expedities in het grensgebied tussen Suriname, Brazilië en Brits Guyana en de zoektocht naar de Amerikaan Paul Redfern (zie bijlage).

Op 18 september 1942 kwam Harry Wendt met een Ireland Neptune vanuit Georgetown (de hoofdstad van Brits Guyana) naar Nickerie, waar op de gelijknamige rivier werd geland. Tijdens een lokale verkenningsvlucht boven de Nanni-kreek was naast Geijskes ook een vertegenwoordiger van de Irrigatie Dient aan boord. Hierna werd een langere vlucht gemaakt over de kust, zowel in oostelijke als westelijke richting. Geijskes schrijft: “gemiddeld werd op een hoogte van 1000 voet gevlogen, tot een maximum van 2500 voet. Opgemerkt moet worden dat de […] observaties slechts schetsmatig zijn gedaan, maar gezien onze geringe kennis van de strandlijn van Suriname en van het kustgebied als geheel, kunnen zij toch een bruikbare basis vormen voor verder onderzoek naar dien aard. Alleen de waarneming uit de lucht kan ons over dit uitgestrekte en zeer moeilijk te betreden terrein een goed overzicht geven, terwijl de grondverkenning, hoe belangrijk ook, door haar nauwkeurigheid ons voorlopig slechts detailwerk levert”. Geijskes maakt in de Neptune diverse schetsen van de monding van de diverse rivieren en de kustafslag en aanwas, en constateert dat “het […] interessant en leerzaam [zou] zijn om aan de hand van luchtfoto's […] de kustbewegingen op te nemen”. De vluchten boven het kustgebied zouden pas in 1947 een vervolg vinden.

Tafelberg expeditie 1958Na de Tweede Wereldoorlog werd in Suriname een omvangrijk luchtkaarteringsprogramma opgezet, waarmee in ieder geval de noodzaak om regelmatig verkenningsvluchten te maken langzaam ging vervallen. Geijskes bleef echter wel gebruik maken van vliegtuigen voor specifieke verkenningen; zo vloog hij in 1947 mee met de KLM Aerocarto C-47 PJ-ALH tijdens kaarteringsvluchten boven het kustgebied, waarschijnlijk om de kustbewegingen nog eens te bekijken. Begin jaren 50 kwamen ook de eerste in Suriname gestationeerde vliegtuigen beschikbaar; de Surinaamse vlieger E.R. (Rudi) Kappel importeerde een Piper Cub en een Stinson Reliant. In 1954 behoorde Kappel tot de oprichters van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij SLM. De oprichting van de SLM hing onder meer samen met de plannen de Surinaamse binnenlanden te gaan exploreren door de aanleg van vliegstrips (operatie Sprinkhaan, zie LuchtvaartKennis 2011-4). In de voorbereidingen voor operatie Sprinkhaan werd besloten praktische ervaring op te doen middels een

Page 3: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

expeditie naar een voor alle partijen interessante locatie; en tijdens besprekingen op het Bureau Luchtkaartering in december 1957 en januari 1958 werden doelen en middelen vastgesteld voor een expeditie naar de Tafelberg en omgeving. Het gebied was nauwelijks in kaart gebracht, en de verwachting was er diverse mineralen aan te treffen. Naast het Surinaams Museum (waar Geijskes sinds 1954 directeur van was), zouden ook de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst (GMD), het Centraal Bureau Luchtkaartering en de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij (SLM) hun bijdrage leveren. Als expeditieleider werd Geijskes benoemd, verder werden 3 stafleden benoemd (één voor iedere deelnemende instantie). Kappel werd staflid namens de SLM en gaf aan speciale interesse te hebben voor een grondverkenning van de savanne ten zuiden van de Tafelberg, om te kunnen beoordelen of het terrein voor de aanleg van een vliegstrip geschikt was. Wanneer de omstandigheden gunstig zouden zijn, zou al begonnen kunnen worden met grondwerk. In 1952 had Kappel met Geijskes en F.J.H. Barend (hoofd van het Surinaamse Bureau Luchtvaart) al een verkenningsvlucht over de savanne bij de Tafelberg gemaakt (waarschijnlijk met de Stinson Reliant PZ-TAA). Tijdens de expeditie zou H.R. Massink, hoofd van het Centraal Bureau Luchtkaartering en staflid van de expeditie, nauwkeurige hoogte bepalingen uitvoeren met vier metaal-barometers om op deze manier enkele controlepunten te krijgen voor de kaarten die de KLM op dat moment aan de hand van luchtfoto's produceerde.Er werd vastgesteld dat op 3 maart 1958 zou worden vertrokken (door verplichtingen rond een bezoek van Prinses Beatrix aan Suriname in februari kon niet eerder worden vertrokken), waarbij met boten de Saramacca rivier zou worden afgevaren. Op luchtfoto's was te zien dat deze rivier dicht bij een aan de oostzijde van de Tafelberg gelegen punt (de zgn. East Ridge) kwam waarlangs beklimming mogelijk scheen; vanuit deze locatie leek het ook relatief eenvoudig de savanne aan de zuidkant van de Tafelberg te bereiken. Er werd rekening gehouden met een verblijf van 6 weken in het binnenland en direct begonnen met de aanleg van brandstofdepots langs de Saramacca. Ook ging een kleine expeditie van de GMD vooruit om een basiskamp aan te leggen en te beginnen met het openkappen van routes naar de Tafelberg en de savanne. In totaal zou de expeditie bestaan uit 31 man, naast de vier stafleden, een opzichter en een voorman voornamelijk indianen die bedreven waren in het bevaren van de Saramacca rivier, en die ook als arbeider zouden worden ingezet.

Amerikaanse belangstelling voor de TafelbergDe Tafelberg had al eerder aeronautische belangstelling gehad: begin jaren 40 wilde de Amerikaanse luchtmacht er een vliegveld aanleggen. In het kader van bescherming van het voor de Verenigde Staten zeer belangrijke Panama kanaal werden vliegvelden in Zuid-Amerika aangelegd, waarbij ook Suriname de aandacht trok. Kort na de Amerikaanse betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog werd serieus rekening gehouden met Duitse acties vanuit (het op dat moment bij Vichy-Frankrijk horende) Frans Guyana, vanuit Brazilië (dat dan wel eerst onder nazi-invloed moest komen) of met een aanval van bommenwerpers die vanuit Noord-Afrika zouden opereren. Het hooggelegen plateau van

de Tafelberg leek een ideale plaats om een vliegveld aan te leggeniii

, de Amerikaanse gezant LaVarre (die al eerder in Suriname was geweest, zie kader) bereikte met gouverneur Kielstra overeenstemming om er een grote vliegbasis aan te leggen. Zoals gebruikelijk, moest LaVarre ook toestemming krijgen van de rond de Tafelberg levende indianen en

bosnegers (het gevolg van 19de

eeuwse afspraken). LaVarre toog per korjaal (een traditionele kano) naar Goddo, een kleine 100 km oostelijk van de Tafelberg, en kreeg inderdaad toestemming van de Djuka indianen de basis aan te leggen, die tijdelijk zou zijn en werk zou bieden aan de indianen. Om zijn betoog te ondersteunen gebruikte LaVarre 100 dia’s die onder andere beelden van de Italiaanse aanval op Ethiopië toonden. De Duitse dreiging in Zuid-Amerika nam inmiddels snel af, terwijl op diverse plaatsen al vliegvelden waren aangelegd; de vliegbasis op de Tafelberg is er nooit gekomen. In 1944 is er om onduidelijke redenen nog wel een poging gedaan een vliegtuig op de Tafelberg te zetten. Een zekere captain Atkinson vloog met een verkenningsvliegtuig van de Amerikaanse strijdkrachten, waarschijnlijk een Stinson Vigilant, richting Tafelberg en probeerde te landen. Dit ging faliekant mis; het plateau bleek bij lange na niet geschikt om zonder uitgebreid grondwerk op te landen en het toestel eindigde in de bosschages. Atkinson moest enkele dagen wachten op een reddingsteam vanuit Paramaribo.

Vliegstrip bij de TafelbergDe Geijskes expeditie bereikte op 11 maart 1958 het basiskamp bij de Tafelberg. Op 12 maart lukte het Kappel om radiocontact te leggen met het kantoor van de LTT ('s Lands Telegraaf en Telefoonbedrijf) in Paramaribo; vanaf vertrek was dagelijks geprobeerd contact tot stand te brengen, maar de LTT zocht op de verkeerde radiofrequenties terwijl beide expeditie zenders niet geschikt waren de door de LTT gebruikte frequentie te bereiken. Afgesproken werd dat na gereed komen van de vliegstrip op de savanne SLM directeur Nel Zaal met een Cessna 170 een landing zou wagen. Na aankomst in het basiskamp hadden Kappel en Geijskes aan de hand van luchtfoto's een geschikte plaats uitgezocht, en die op 12 maart getracht te bezoeken. Op de savanne aangekomen bleek het vrijwel onmogelijk om de uitgezochte locatie te vinden wegens gebrek aan oriëntatiepunten. Het hoogste punt van de glooiende savanne bleek vrij vlak en met weinig begroeiing; deze plek werd met vlaggetjes gemarkeerd als zijnde de plaats van de vliegstrip. Een poging een deel van de begroeiing in brand te steken lukte maar voor een deel. Er werd besloten aan de rand van de savanne een kamp te maken, en onder leiding van Kappel en Massink 18 indianen in te zetten om de strip gereed te maken. Na enige voorbereidingen werd op 16 maart begonnen met het openkappen van de vliegstrip. Inmiddels was per radio afgesproken dat Zaal op maandag 24 maart met de Cessna 170 zou komen. Omdat wegens regenval de zaterdag ervoor niet gewerkt kon worden, moest in de ochtend van 24 maart nog aan de strip worden gewerkt, maar in de middag was

Page 4: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

alles gereed. Rond 3 uur in de middag verscheen de Cessna 170 PZ-TAC boven de strip. De vanaf het kamp (enkele honderden meters vanaf de strip) toegesnelde expeditieleden (waaronder 3 expeditieleden die speciaal voor de gebeurtenis de urenlange voettocht vanuit het basiskamp hadden gemaakt) kwamen net op tijd op de strip om te zien hoe de PZ-TAC een probleemloze landing maakte. Het toestel kwam nog voor het slechtste deel van de strip tot stilstand. Aan boord bleek ook de echtgenote van Kappel, een flinke hoeveelheid post en diverse versnaperingen. Samen met Geijskes en Massink inspecteerde Zaal de strip. De afmetingen van de strip bleken heel redelijk, maar het terrein was toch nog erg oneffen. Ondertussen wilde Kappel met de PZ-TAC een rondje om de Tafelberg maken met 3 arbeiders als passagier. Een poging te starten vanaf de westzijde van de strip, licht de helling op, mislukte. Na draaien aan het eind van de stip en met slechts 2 passagiers aan boord lukte het om op te stijgen. Kappel vloog naar de East Ridge. Hij schrok van de steilte ervan, maar na overleg werd toch besloten dat deze plek zou worden gebruikt het plateau te bereiken. Er werd afgesproken de strip vlakker te maken, en binnen een dag of tien nogmaals met een Cessna te landen.Terwijl Kappel, Massink, een kok en 7 arbeiders achterbleven om de strip vlakker te maken, ging de rest van de expeditie terug naar het basiskamp om voorbereidingen te treffen de Tafelberg te beklimmen. Op 29 maart lukte het Geijskes en GMD hoofdopzichter Anton van Aerde samen met enkele indianen het plateau van de Tafelberg te bereiken via de bedding van een kreek bij de East Ridge. Tijdens de beklimming haakten enkele expeditieleden af omdat ze de beklimming niet aandurfden. Het weer was erg slecht (mist en regen); pas in de middag van woensdag 2 april was de zon weer te zien. Van de gelegenheid maakte Nel Zaal gebruik om nogmaals per Cessna 170 de strip te bezoeken. Geijskes en van Aerde, nog steeds aanwezig op het Tafelberg en op weg naar de zuidelijke punt van het plateau, zagen het toestel landen. Hoewel ze de zuidpunt markeerden met een geïmproviseerde vlag werden ze niet door Zaal opgemerkt toen hij 2 uur later weer opsteeg, hij passeerde wel de East Ridge maar wist niet dat de expeditie daar niet meer was. Zaal nam diverse monsters mee naar Paramaribo, en zorgde voor vervoer van post en allerlei lekkernijen. Op 5 april begon de expeditie per boot de terugtocht over de Saramacca rivier, op 10 april 1958 was de aankomst in Paramaribo.

Het aviatisch deel van de expeditie bleek een zeer geslaagde generale repetitie voor operatie Sprinkhaan. De onder leiding van Kappel aangelegde strip bij de Tafelberg werd in 1959 gebruikt als basis voor aanleg van de permanente Sprinkhaan strip. In zijn artikel had Geijskes de savanne waar de strip op was aangelegd al aangeduid als “Kappel savanne”; deze benaming is echter in onbruik geraakt. De strip staat echter nog steeds bekend als de Rudi Kappel vliegstrip, als herinnering aan Kappel die op 6 oktober 1959 bij Palumeu zou verongelukken.

Dank aan: Herman Dekker, Hayden Hamilton (AAHS) en Harm Hazewinkel

bronnen:• G. Stahel en D.C. Geijskes; Drie verkenningsvluchten boven Suriname's binnenlanden met het K.L.M.

vliegtuig “De Snip”, Tijdschrift Kon.Ned.Aardrijkskundig Genootschap, N.VIII, 1940.• D.C. Geijskes; Enkele waarnemingen uit de lucht van de kust van Suriname en Demerara; Tijdschrift

Kon.Ned.Aardrijkskundig Genootschap, 1947.• D.C. Geijskes; De expeditie naar de Tafelberg in 1958; Vox Guyanae Vol III No 4, juni 1959, uitgeverij

Radhakishun & Co NV, Paramaribo.• William LaVarre; My Black Friend's Thumbprint; Reader's Digest, maart 1948.• R.Th.C. Wijdenbosch; Luchtvaartontwikkelingen in Suriname; Vaco Uitgeversmaatschappij, Paramaribo,

1996.

BIJLAGE: de zoektocht naar Paul RedfernNa Lindbergh's succesvolle recordvlucht van New York naar Parijs beproefden diverse vliegers hun geluk door lange afstandvluchten te ondernemen. Eén van hen was Paul Redfern, die het bestuur van de Amerikaanse stad Brunswick (Georgia) wist te overtuigen dat een non-stop vlucht vanuit hun stad naar Rio de Janeiro in Brazilië Brunswick wereldberoemd zou maken. Met deze vlucht, met een afstand van 7400 km ruwweg 1500 km verder dan Lindbergh aflegde, zou Redfern ook de eerste zijn die de Caraïbische Zee zou overvliegen. Op 25 augustus 1927 vertrok Redfern in zijn Stinson Detroiter SM-1 NX773 (de “City of Brunswick”, in een door de Braziliaanse vlag geïnspireerd groen-geel kleurenschema gestoken) vanaf een strand bij Brunswick; het advies van Stinson om de vlucht gezamenlijk met een tweede vlieger te maken sloeg Redfern in de wind. In Rio stond o.a. de Braziliaanse president op hem te wachten, maar in de vroege ochtend van 27 augustus werd duidelijk dat er iets mis moest zijn gegaan. Op 8 september kwam het Noorse stoomschip Chritian Krogh vanuit Moengo in Suriname aan in New Orleans (Verenigde Staten) met een lading bauxiet. De kapitein vertelde de NX773 te hebben gezien voor de kust van Venezuela. Redfurn had een boodschap overboord gegooid met de vraag het schip te keren naar de kust en door signalen de afstand aan te geven. De NX773 had ongeveer 3 kwartier boven de Cristiaan Krogh rondgecirceld (het uit het water vissen van de gedropte boodschap koste enige tijd); omdat er geen radio aan boord van het schip was kon pas na aankomst in New Orleans het verhaal wereldkundig worden gemaakt. In de daarop volgende jaren waren er terugkerende geruchten dat Redfurn zich bij indianen zou bevinden, en onafhankelijk van elkaar vertelden enkele mensen Redfurn te hebben ontmoet in het regenwoud. In totaal zijn in deze periode 13 expedities er opuit getrokken om Redfurn te vinden.

Page 5: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

In oktober 1935 vroeg William LaVarre, op dat moment op zoek naar diamanten in het Surinaamse binnenland, aan de Amerikaanse consul in Paramaribo een onderzoek in te stellen, nadat hij over een bosneger had gehoord die in een ziekenhuis in Drietabbetje over een kreupele blanke man had verteld die “uit de lucht was komen vallen” en sindsdien bij een indianenstam aan de Paloemeu rivier verbleef. Art Williams, die Redfurn begin jaren 20 had leren vliegen, arriveerde met één van zijn Ireland Neptunes (de NC184M) in Moengo, om van daaruit de rivier af te vliegen. Met o.a. Marius Johan van Bossé, één van de deelnemers aan de Käyser grensexpeditie, werd het indianendorp bereikt, maar Redferm was er nooit gezien. In lokale kranten verschenen berichten van ene Alfred Harred (of Harreth), die ook aan de expeditie zou hebben deelgenomen en die beweerde dat Redfurn wel degelijk was aangetroffen, getrouwd zou zijn met een indiaanse en dat de stam Redfurn niet zou willen laten gaan. Later bleek Harred geld te hebben aangenomen een dergelijk verhaal in de wereld te brengen (kennelijk waren er mensen die hier beter van verwachtten te worden) en moest hij zich voor de rechter in Paramaribo verantwoorden; Williams verklaarde Harred niet te kennen.In 1936 is vanuit Suriname nog eens tevergeefs gezocht naar Redfurn onder leiding van een Amerikaanse officier, waarvoor ter financiering zelfs eerstedag enveloppen werden uitgegeven. In 1938 trof de zgn. Waldeck expeditie in het grensgebied van Brits Guyana en Venezuela het wrak aan van wat waarschijnlijk de Detroiter van Redfern was geweest, en gezien de schade werd aangenomen dat Redfrun was omgekomen tijdens de crash.

Paul Redfern (Fotobureau BAK Rotterdam)

Page 6: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

i De Maatschappij ter Bevordering van het Natuurkundig Onderzoek der Nederlandsche Koloniën werd ook wel Treubmaatschappij genoemd naar de oprichter, de bioloog Melchior Treub (1851- 1910).

ii Genoemd naar J.G.W.J. Eilerts de Haan en C.C. Käyser, leiders van de zogenaamde Corantijn expeditie (juli 1910-april 1911). Toen in augustus 1910 expeditieleider Eilerts de Haan overleed aan malaria, nam Käyser (een marine officier) de leiding over. In 1935 en 1936 leidde Käyser ook een Nederlands-Braziliaanse expeditie om de grens tussen Suriname en Brazilië vast te leggen. De naar hem genoemde bergketen wordt tegenwoordig als “Kayser gebergte” aangeduid.

iii Het driehoekige plateau heeft een basis van ruwweg 10 km en zijden van 12 km lengte en ligt op een hoogte van 1025 m boven de zeespiegel

landing van de Cessna 170 PZ-TAC op de Tafelberg strip, 24 maart 1958.

Page 7: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

Rudi Kappel in zijn Piper J3C Cub PZ-NAC

Dick Geijskes in 1960

Page 8: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

De Fokker F.18 PJ-AIS “Snip”, samen met de KLM West-Indisch Bedrijf Lockheed 14 Super Electra PJ-AIK op Zanderij

Page 9: Wetenschappelijke verkenningsvluchten boven …landewers.net/Geijskes-expedities-internet.pdfOm de aanvoer van water voor irrigatie van rijstvelden bij Nickerie in noordwest Suriname

Een Ireland Neptune van Williams en Wendt