100
4PT-28199-D7 HANDLEIDING XT600E

XT600E Handleiding

  • Upload
    anus

  • View
    27

  • Download
    4

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Yamaha XT600E Handleiding manual Dutch

Citation preview

  • 4PT-28199-D7

    HANDLEIDING

    XT600E

  • DAU03338

    INLEIDING

    Welkom in de wereld van Yamaha rijders!

    Als bezitter van een XT600E profiteert u van Yamahas ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabri-ceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeftverworven.

    Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw XT600E optimaalkunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van demotorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.

    De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er ten-slotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.

    Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 1 (1,1)

  • DAU00005

    BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDINGBijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:

    Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIG-HEID!

    Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan ditleiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder of omstanders of degenedie de motorfiets inspecteert of repareert.

    De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moetenworden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.

    De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakke-lijken of verhelderen.

    Q

    X@

    OPMERKING:

    OPMERKING:8 Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd

    bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.8 Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze

    reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan indeze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publica-tie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 2 (1,1)

  • BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDINGDW000002

    X@

    LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAATGEBRUIKEN.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 3 (1,1)

  • XT600EHANDLEIDING

    2001 door Yamaha Motor Co., Ltd.1e uitgave, Juli 2001

    Alle rechten voorbehouden.Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik

    zonder schriftelijke toestemming vanYamaha Motor Co., Ltd.

    is uitdrukkelijk verboden.Printed in Japan.

    DAU04229

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 4 (1,1)

  • DAU00009

    INHOUDSOPGAVE

    1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

    2 BESCHRIJVING

    3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    4 CONTROLES VOOR HET STARTEN

    5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

    6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    7 VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS

    8 SPECIFICATIES

    9 GEBRUIKERSINFORMATIE

    INDEX

    9

    8

    7

    6

    5

    4

    3

    2

    1

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 5 (1,1)

  • 4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 6 (1,1)

  • Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

    GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID...........................................................1-11

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 7 (1,1)

  • 1-1

    DAU00021

    Q GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEIDVeiligheidsinformatie

    1

    Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven.Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kanniet meer dan de natuurwetten toestaan.

    Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor tebehouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig terijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijkuit den boze. Motorrijders horen altijdmeer nog dan autobestuurdersgeestelijk en lichamelijk op hun best tezijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kanzijn.

    Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzit-tenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaalmet beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermendekleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakkengeven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het ver-keer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risicos. Vooral bij natweer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar wegge-drag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening metde mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.

    Veel plezier onderweg!

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 8 (1,1)

  • BESCHRIJVING

    Aanzicht linkerzijde .........................................................................................2-1Aanzicht rechterzijde.......................................................................................2-2Schakelaars en instrumenten..........................................................................2-3

    2

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 9 (1,1)

  • 2-1

    DAU00026

    BESCHRIJVINGLocaties van onderdelen

    2

    1. Koplamp (pagina 6-33)2. Benzinekraan (pagina 3-8)3. Accu (pagina 6-31)4. Gereedschapsset (pagina 6-1)5. Helmhouder (pagina 3-10)

    6. Afstelring voor achterschokbreker-veervoorspanning (pagina 3-10)

    7. Zekering (pagina 6-32)8. Chokeknop (choke) (pagina 3-9)9. Versnellingspedaal (pagina 3-5)

    1 2 3 4 5

    6789

    Aanzicht linkerzijde

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 10 (1,1)

  • 2-2

    BESCHRIJVING

    2

    10. Luchtfilter (pagina 6-13)11. Oliefilter (pagina 6-11)12. Olietank peilstock (pagina 6-10)13. Achterrempedaal (pagina 3-5, 6-21)

    10 11

    13

    12Aanzicht rechterzijde

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 11 (1,1)

  • 2-3

    BESCHRIJVING

    2

    1. Koppelingshendel (pagina 3-4, 6-20)2. Linker stuurschakelaars (pagina 3-3)3. Snelheidsmeter (pagina 3-2)4. Kontaktslot-schakelaar (pagina 3-1)5. Toerenteller (pagina 3-3)6. Rechter stuurschakelaars (pagina 3-4)

    7. Voorremhendel (pagina 3-5, 6-21)8. Gashendel (pagina 6-16, 6-27)9. Tankdop (pagina 3-6)

    1 2 3 4 5 6 7

    89

    Schakelaars en instrumenten

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 12 (1,1)

  • FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    Contactslot/stuurslot-unit.................................................................................3-1Controlelampjes ..............................................................................................3-2Snelheidsmeterunit .........................................................................................3-2Toerenteller .....................................................................................................3-3Stuurschakelaars ............................................................................................3-3Koppelingshendel............................................................................................3-4Schakelpedaal.................................................................................................3-5Remhendel......................................................................................................3-5Rempedaal......................................................................................................3-5Vuldop brandstoftank ......................................................................................3-6Brandstof.........................................................................................................3-6Brandstofkraan................................................................................................3-8Chokeknop .....................................................................................................3-9Zadel ...............................................................................................................3-9Helmbevestiging............................................................................................3-10Afstellen van de schokdemperunit ................................................................3-10Zijstandaard ..................................................................................................3-11Startspersysteem ..........................................................................................3-12

    3

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 13 (1,1)

  • 3-1

    DAU00029

    Contactslot/stuurslot-unitContactslot/stuurslot-unit

    Via het contactslot/stuurslot worden hetontstekingssysteem en de verlichtings-systemen bediend en wordt het stuur ver-grendeld. De diverse standen wordenhierna beschreven.

    DAU00036ONAlle elektrische systemen worden elek-trisch gevoed en de motor kan wordengestart. De sleutel kan niet worden uitge-nomen.

    DAU00038OFFAlle elektrische systemen zijn uitgescha-keld. De sleutel kan worden uitgenomen.

    DAU00040

    X@

    Draai de contactsleutel nooit naarOFF of naar LOCK terwijl demotorfiets rijdt; elektrische systemenworden dan afgeschakeld en mogelijkzult u zo de macht over het stuur ver-liezen of een ongeval veroorzaken.Zorg altijd dat de motorfiets stilstaatvoordat u de sleutel naar OFF ofnaar LOCK draait.

    DAU01590.. (Parkeren)Het stuur is vergrendeld en het achterlichten het parkeerlicht branden, maar alleoverige elektrische systemen zijn uitge-schakeld. De sleutel kan worden uitgeno-men.Het stuur moet zijn vergrendeld om desleutel naar . te kunnen draaien.

    DCA00043

    Gebruik de parkeerverlichting nietgedurende langere tijd, anders kan deaccu ontladen raken.

    DAU00027

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    ONOFF

    LOCK.

    LOCKHet stuur is vergrendeld en alle elektri-sche systemen zijn uitgeschakeld. Desleutel kan worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen

    1. Draai het stuur helemaal naar links.2. Druk de sleutel in de OFF-stand in

    en draai hem dan naar de LOCK-stand. Houd de sleutel hierbij inge-drukt.

    3. Neem de sleutel uit.

    Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai hem dan naarOFF terwijl de sleutel ingedrukt wordtgehouden.

    1 2

    1. Indrukken.2. Draaien.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 14 (1,1)

  • 3-2

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    DAU00056

    ControlelampjesControlelampjes

    DAU00063Controlelampje grootlicht &Controlelampje grootlicht

    Dit controlelampje gaat branden wanneerhet grootlicht van de koplamp is inge-schakeld.

    DAU00061Controlelampje N voor vrijstandControlelampje vrijstand

    Dit controlelampje brandt wanneer deversnellingsbak in de vrijstand staat.

    DAU00057Controlelampje 5 richtingaanwij-zersControlelampje richtingaanwijzers

    Dit controlelampje knippert wanneer deschakelaar voor richtingaanwijzers naarde linker- of rechterstand is gedrukt.

    1 2

    3

    &

    5

    N

    1. Controlelampje grootlicht &2. Controlelampje N voor vrijstand3. Controlelampje 5 richtingaanwijzers

    DAU00095

    SnelheidsmeterunitSnelheidsmeterunit

    De snelheidsmeterunit is voorzien vaneen snelheidsmeter, een kilometertelleren een ritteller. De snelheidsmeter toontde actuele rijsnelheid. De kilometertellertoont de totale afgelegde afstand. De rit-teller toont de afstand afgelegd sinds deteller het laatst via de terugstelknop werdteruggesteld op nul. De ritteller kan wor-den gebruikt om de afstand te schattendie met een volle brandstoftank kan wor-den afgelegd. Deze informatie stelt u instaat de volgende tankstops te plannen.

    1 2

    4

    3

    1. Snelheidsmeter2. Kilometerteller3. Ritteller4. Nulstelknop

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 15 (1,1)

  • 3-3

    DAU00102

    ToerentellerToerenteller

    Met de toerenteller kan de motorrijder hetmotortoerental controleren en dit binnenhet ideale bereik houden.

    DC000003

    Laat de motor niet draaien terwijl detoerenteller aanwijst in de rode zone.Rode zone: 7.000 tpm en hoger

    DAU03888Dimlichtschakelaar %/&Dimlichtschakelaar

    Zet deze schakelaar op & voor groot-licht en op % voor dimlicht.

    DAU03889Richtingaanwijzerschakelaar 4/6Richtingaanwijzerschakelaar

    Druk deze schakelaar naar 6 omafslaan naar rechts aan te geven. Drukdeze schakelaar naar 4 om afslaannaar links aan te geven. Na loslaten keertde schakelaar terug naar de midden-stand. Om de richtingaanwijzers uit teschakelen wordt de schakelaar ingedruktnadat hij is teruggekeerd in de midden-stand.

    DAU00129Claxonschakelaar *Claxonschakelaar

    Druk deze schakelaar in om een claxon-signaal te geven.

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    1

    5

    & N

    a

    1. Toerenteller2. Rode zone

    DAU00118

    StuurschakelaarsStuurschakelaars

    DAU03898Lichtschakelaar 9/'/:Lichtschakelaar

    Zet deze schakelaar in de stand 'om het parkeerlicht, het achterlicht en deinstrumentenverlichting in te schakelen.Zet de schakelaar in de stand : omook de koplamp in te schakelen. Zet deschakelaar in de stand 9 om alle verlich-ting uit te schakelen.

    DAU00119Lichtsignaalschakelaar &Lichtsignaalschakelaar

    Druk deze schakelaar in om de koplampeen lichtsignaal te laten afgeven.

    45

    1 2 3

    *

    1. Lichtschakelaar 9 /'/:2. Lichtsignaalschakelaar &3. Dimlichtschakelaar %/&4. Richtingaanwijzerschakelaar 4/65. Claxonschakelaar *

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 16 (1,1)

  • 3-4

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    DAU03890Noodstopschakelaar $/#Noodstopschakelaar

    Zet deze schakelaar op # alvorens demotor te starten. Zet deze schakelaar op$ om in een noodgeval de motor directuit te schakelen, zoals wanneer demachine omslaat of als de gaskabel blijfthangen.

    DAU00143Startknop ,Startknop

    Druk deze knop in om de motor door mid-del van de startmotor te starten.

    DC000005

    Zie pagina 5-1 voor startinstructiesvoordat u de motor start.1

    2,

    1. Noodstopschakelaar $/#2. Startknop ,

    DAU00152

    KoppelingshendelKoppelingshendel

    De koppelingshendel bevindt zich aan delinkerstuurgreep. Trek de hendel naar hetstuur toe om de koppeling te ontkoppe-len. Laat de hendel los om de koppelingte laten aangrijpen. Voor een soepelewerking van de koppeling moet de hendelsnel ingetrokken worden en langzaamworden losgelaten.De koppelingshendel is voorzien van eensperschakelaar die deel uitmaakt van hetstartspersysteem. (Zie pagina 3-12 vooruitleg over het startspersysteem.)

    1

    1. Koppelingshendel

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 17 (1,1)

  • 3-5

    DAU00157

    SchakelpedaalSchakelpedaal

    Het schakelpedaal bevindt zich aan delinkerzijde van de motor en wordt in com-binatie met de koppelingshendel gebruiktbij het schakelen van de versnellingenvan de 5-traps constant-mesh versnel-lingsbak op deze motorfiets.

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    1

    1. VersnellingspedaalDAU00158

    RemhendelRemhendel

    De remhendel bevindt zich aan de rech-terstuurgreep. Trek de hendel naar hetstuur toe om de voorrem te bekrachtigen.

    1

    1. VoorremhendelDAU00162

    RempedaalRempedaal

    Het rempedaal bevindt zich aan de rech-terzijde van de motorfiets. Trap op hetrempedaal om de achterrem te bekrachti-gen.

    1

    1. Achterrempedaal

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 18 (1,1)

  • 3-6

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    DAU00177

    Vuldop brandstoftank Vuldop brandstoftankVerwijderen van de tankdop

    1. Steek de sleutel in het slot en draaieen kwartslag linksom.

    2. Draai de tankdop 1/3 slag linksomen trek hem los.

    Aanbrengen van de tankdop1. Breng de tankdop aan in de vulope-

    ning van de brandstoftank met desleutel in het slot, en draai dan dedop 1/3 slag rechtsom.

    2. Draai de sleutel 1/4 slag rechtsomen neem hem dan uit.

    OPMERKING:De tankdop kan alleen worden aange-bracht met de sleutel in het slot.Bovendien kan de sleutel niet worden uit-genomen als de tankdop niet correct aan-gebracht en vergrendeld is.

    DW000023

    X@

    Controleer of de tankdop correct isafgesloten en vergrendeld alvorens tegaan rijden.

    ba

    a. Ontsluiten.b. Openen.

    DAU03753

    BrandstofBrandstof

    Controleer of voldoende brandstof in debrandstoftank aanwezig is. Vul de brand-stoftank tot onderaan de vulpijp zoalsgetoond.

    DW000130

    X@

    8 Overvul de brandstoftank niet,anders zal benzine uitstromenzodra deze warm wordt en uitzet.

    8 Mors geen brandstof op een heetmotorblok.

    21

    1. Vulslang2. Brandstofnivo

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 19 (1,1)

  • 3-7

    DAU00185

    Veeg gemorste brandstof direct af meteen schone, droge en zachte doek, debrandstof kan immers schade toebren-gen aan de lak of aan kunststof onder-delen.

    DAU04284

    DCA00104

    Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.Loodhoudende benzine veroorzaakternstige schade aan inwendige motor-onderdelen als kleppen en zuigerverenen ook aan het uitlaatsysteem.

    Uw Yamaha motorblok is gebouwd op hetgebruik van normale loodvrije benzinemet een octaangetal van RON 91 ofhoger. Als de motor gaat detoneren (pin-gelen), gebruik dan brandstof van eenander merk of gebruik loodvrije superben-zine. Door loodvrije benzine te gebruikengaan bougies langer mee en blijven deonderhoudskosten beperkt.

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    Voorgeschreven brandstof:UITSLUITEND NORMALE LOODVRIJE BENZINE

    Inhoud brandstoftank:Totale hoeveelheid:

    15,0 LReservehoeveelheid:

    2,0 L

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 20 (1,1)

  • 3-8

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    DAU03050

    BrandstofkraanBrandstofkraan

    Via de brandstofkraan wordt de benzinevanuit de brandstoftank toegevoerd enbovendien gefilterd.De brandstofkraan kent drie standen:

    OFFMet de kraanhendel in deze standstroomt de benzine niet door. Zet dekraanhendel steeds in deze stand als demotor niet draait.

    RES

    ONFUEL

    OFF

    1

    1. Pijlteken op OFFRESDit is de reservestand. Zet de kraanhen-del in deze stand wanneer u tijdens eenrit zonder brandstof komt te staan. Vul debrandstoftank zodra de gelegenheid zichvoordoet. Vergeet na het tanken niet dekraanhendel weer op ON te zetten!

    OFF

    ONFUEL

    RES

    1

    RES

    1. Pijlteken op RESONMet de kraanhendel in deze standstroomt de benzine door naar de carbura-teur. Tijdens normaal rijden hoort dekraanhendel in deze stand te staan.

    ONFUEL

    RES

    OFF

    1ON1. Pijlteken op ON

    RES: reserve-standON: normale standOFF: gesloten stand

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 21 (1,1)

  • 3-9

    DAU04038

    Chokeknop 1Chokeknop

    Voor het starten van een koude motor iseen rijker lucht/brandstof mengsel nodig;via de choke wordt dit mengsel geleverd.Beweeg de knop richting a om de chokeaan te zetten.Beweeg de knop richting b om de chokeuit te zetten.

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    1

    b a

    1. Chokeknop (starter) 1

    Aanbrengen van het zadel1. Steek de uitsteeksels aan de voorzij-

    de van het zadel in de zadelbevesti-ging, zoals getoond in de afbeelding.

    2. Plaats het zadel in de oorspronkelij-ke positie en draai dan de boutenvast.

    OPMERKING:Controleer of het zadel stevig is vergren-deld alvorens te gaan rijden.

    1

    2

    1. Uitsteeksel (2)2. Zadelbevestiging (2)

    DAU00240

    Zadel ZadelVerwijderen van het zadelVerwijder de bouten en neem dan hetzadel los.

    1

    1. Bout (2)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 22 (1,1)

  • 3-10

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    DAU00260

    HelmbevestigingHelmbevestiging

    Steek de sleutel in het slot en draai dezedan zoals afgebeeld om de helmbevesti-ging te openen.Vergrendel de helmbevestiging door dezein de oorspronkelijke positie te plaatsenen dan de sleutel uit te nemen.

    DW000030

    X@

    Rijd nooit met een helm bevestigd aande helmbevestiging, de helm kan zovoorwerpen raken waardoor de machi-ne mogelijk onbestuurbaar wordt eneen ongeval niet uitgesloten is.

    1

    a

    1. Helmhoudera. Openen.

    DAU03591

    Afstellen van de schokdemperunit Schokdemperunit, afstellenDeze schokdemper is uitgerust met eenstelmoer voor veervoorspanning.

    DC000015

    Probeer nooit een stelmechanismevoorbij de maximum- of minimumin-stelwaarden te verdraaien.

    Stel de veervoorspanning als volgt af.1. Draai de borgmoer los.

    a

    b

    1

    2

    1. Borgmoer2. Stelmoer

    2. Om de veervoorspanning te verho-gen en zo de vering stugger temaken, wordt de stelmoer gedraaidrichting a. Om de veervoorspanningte verlagen voor een zachtere veringwordt de stelmoer gedraaid richtingb.

    OPMERKING:De afstelling voor veervoorspanningwordt gecontroleerd door de afstand A temeten, zoals getoond in de afbeelding.Hoe korter de afstand A, hoe lager deveervoorspanning; hoe langer de afstandA, hoe hoger de veervoorspanning.

    A

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 23 (1,1)

  • 3-11

    3. Draai de borgmoer vast met hetvoorgeschreven aanhaalmoment.

    DC000018

    Draai de borgmoer altijd vast tegen destelmoer, en draai dan de borgmoervast met het voorgeschreven aanhaal-moment.

    DAU00315

    X@

    Deze schokdemper is gevuld met stik-stofgas onder hoge druk. Lees enbegrijp de volgende informatie alvo-rens de schokdemper te gebruiken. Defabrikant kan niet aansprakelijk wor-den gesteld voor schade aan eigen-dommen of voor persoonlijk letsel alsdit voortvloeit uit verkeerd gebruik.8 Probeer de gascilinder niet te

    openen en blijf er verder vanaf.8 Stel de schokdemper niet bloot

    aan open vuur of aan andere hitte-bronnen, anders kan deze door deoplopende druk exploderen.

    8 Vervorm of beschadig de gascilin-der op geen enkele wijze, de dem-pende werking zal dan achteruit-gaan.

    8 Laat onderhoud aan de schok-demper altijd uitvoeren door eenYamaha dealer.

    DAU00330

    ZijstandaardZijstandaard

    De zijstandaard bevindt zich aan de lin-kerzijde van het frame. Trek of druk dezijstandaard met uw voet omhoog ofomlaag terwijl u de motorfiets verticaalhoudt.

    OPMERKING:De ingebouwde sperschakelaar voor dezijstandaard maakt deel uit van het starts-persysteem, dat in bepaalde situaties dewerking van het ontstekingssysteem blok-keert. (Zie hierna voor een nadere uitlegover het startspersysteem.)

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    Veervoorspanning:Minimum (zacht):

    Afstand A: = 1 mmStandaard:

    Afstand A: = 5,5 mmMaximum (hard):

    Afstand A: = 12 mm

    Aanhaalmoment:Borgmoer:

    42 Nm (4,2 m0kgf)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 24 (1,1)

  • 3-12

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    DW000044

    X@

    Met de motorfiets mag nooit wordengereden terwijl de zijstandaard omlaagstaat of niet behoorlijk kan wordenopgetrokken (of niet omhoog blijft),anders kan de zijstandaard de grondraken en zo de motorrijder afleiden,waardoor u de macht over het stuurverliest. Het Yamaha startspersysteemis ontworpen om de motorrijder te hel-pen bij zijn verantwoordelijkheid dezijstandaard op te trekken alvorensweg te rijden. Controleer dit systeemdaarom regelmatig zoals hiernabeschreven en laat het repareren dooreen Yamaha dealer als de werking nietnaar behoren is.

    DAU03720

    StartspersysteemStartspersysteem

    Het startspersysteem (waarvan de sper-schakelaar voor de zijstandaard, de sper-schakelaar voor de koppelingshendel ende vrijstandschakelaar deel uitmaken)heeft de volgende functies.8 Het verhindert starten wanneer de

    versnellingsbak in een versnellinggeschakeld is en de zijstandaard isopgeklapt, terwijl de koppelingshen-del niet is ingetrokken.

    8 Het verhindert starten wanneer deversnellingsbak in een versnellinggeschakeld is en de koppelingshen-del is ingetrokken, terwijl de zijstan-daard nog omlaag staat.

    8 Het schakelt een draaiende motor uitwanneer de versnellingsbak in eenversnelling staat en de zijstandaardomlaag wordt bewogen.

    Controleer de werking van het startsper-systeem regelmatig, hanteer daarbij devolgende werkwijze.

    DW000045

    X@

    Als zich een storing voordoet, vraagdan alvorens te gaan rijden eenYamaha dealer het systeem te contro-leren.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 25 (1,1)

  • 3-13

    FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

    3

    Terwijl de motor uit staat:1. Klap de zijstandaard omlaag.2. Zorg dat de motorstopschakelaar op # staat.3. Draai de contactsleutel naar ON.4. Zet de versnelling in zn vrij.5. Druk op de startschakelaar.Start de motor?

    Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar.Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.

    Terwijl de motor nog loopt:6. Klap de zijstandaard omhoog.7. Trek de koppelingshendel in.8. Schakel naar de eerste versnelling.9. Klap de zijstandaard omlaag.Slaat de motor af?

    Nadat de motor is afgeslagen:10. Klap de zijstandaard omhoog.11. Trek de koppelingshendel in.12. Druk op de startschakelaar.Start de motor?

    Er kan iets mis zijn met de zijstandaardschakelaar.Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.

    Er kan iets mis zijn met de koppelingsschakelaar.Rijd niet met de motorfiets totdat deze is gecontroleerd door een Yamaha dealer.

    OPMERKING:Deze controle werkt het best wanneer de motoral is opgewarmd.

    JA NEE

    Alles is in orde. U kunt met de motorfiets gaan rijden.JA NEE

    JA NEE

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 26 (1,1)

  • CONTROLES VOOR HET STARTEN

    Controlelijst voor gebruik.................................................................................4-1

    4

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 27 (1,1)

  • 4-1

    DAU01114

    CONTROLES VOOR HET STARTEN

    4

    De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer enwind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het weg-vallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visueleinspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.

    DAU03439

    Controlelijst voor gebruikControlelijst voor gebruikONDERDEEL CONTROLES PAGINA

    Brandstof Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank. Vul zo nodig brandstof bij. Controleer de brandstofleiding op lekkage.

    3-63-7

    Motorolie Controleer het olieniveau in de motor. Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau. Controleer de machine op olielekkage.

    6-106-13

    Voorrem

    Controleer de werking. Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het

    hydraulisch systeem te ontluchten. Controleer de vrije slag van de remhendel. Stel zo nodig bij. Controleer het vloeistofniveau in het reservoir. Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven

    niveau. Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.

    3-5, 6-216-24

    Achterrem

    Controleer de werking. Als de achterrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het

    hydraulisch systeem te ontluchten. Controleer het vloeistofniveau in het reservoir. Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven

    niveau. Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.

    3-5, 6-216-24

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 28 (1,1)

  • 4-2

    CONTROLES VOOR HET STARTEN

    4

    Koppeling Controleer de werking. Smeer de kabel als dat nodig is. Controleer de vrije slag van de koppelingshendel. Stel zo nodig bij.

    3-4, 6-20

    Gasgreep Controleer of de werking soepel is. Controleer de vrije slag. Vraag zo nodig de Yamaha dealer om af te stellen of te smeren.

    6-16, 6-27

    Bedieningskabels Controleer of de werking soepel is. Smeer als dat nodig is. 6-27

    Aandrijfketting Controleer of de ketting correct is aangespannen. Stel zo nodig bij. Controleer de conditie van de ketting. Smeer als dat nodig is.

    6-256-26

    Wielen en banden Controleer op schade. Controleer de conditie van de band en de profieldiepte. Controleer de bandspanning. Corrigeer als dat nodig is.

    6-166-19

    Rem- en schakelpedalen Controleer of de werking soepel is. Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is. 6-28

    Rem- en koppelingshendels Controleer of de werking soepel is. Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten. 6-28

    Zijstandaard Controleer of de werking soepel is. Smeer zo nodig het scharnierpunt. 6-28

    ONDERDEEL CONTROLES PAGINA

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 29 (1,1)

  • 4-3

    CONTROLES VOOR HET STARTEN

    4

    Framebevestigingen Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet. Zet zo nodig vast.

    Instrumenten, verlichting, signaleringssysteem en schakelaars

    Controleer de werking. Corrigeer als dat nodig is. 3-13-4, 6-336-36

    Zijstandaardschakelaar Controleer de werking van het startspersysteem. Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken. 3-113-13

    ONDERDEEL CONTROLES PAGINA

    OPMERKING:Voordat de motorfiets wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinigtijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.

    DWA00033

    X@

    Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren eneventueel repareren voordat u de machine gebruikt.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 30 (1,1)

  • GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

    Starten van de motor.......................................................................................5-1Starten van een warme motor.........................................................................5-2Schakelen van versnellingen ..........................................................................5-3Aanbevolen schakelpunten (alleen voor Zwitserland).....................................5-3Tips voor een zuinig brandstofverbruik ...........................................................5-4Inrijperiode ......................................................................................................5-4Parkeren..........................................................................................................5-5

    5

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 31 (1,1)

  • 1. Draai de kraanhendel in ON.2. Draai de contactsleutel naar ON en

    controleer of de noodstopschakelaarop # is gezet.

    3. Schakel de versnellingsbak in devrijstand.

    OPMERKING:Als de versnellingsbak in de vrijstandstaat, moet het vrijstandcontrolelampjebranden; zo niet, vraag dan een Yamahadealer het elektrisch circuit te testen.

    4. Zet de choke aan en draai de gas-greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-9 voor de bediening van dechoke.)

    5. Start de motor door de startknop inte drukken.

    5-1

    DAU00372

    GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

    5

    DAU00373

    X@

    8 Zorg dat u volkomen vertrouwdbent met alle bedieningsfunctiesen hun werking voordat u gaat rij-den. Informeer bij een Yamahadealer als u de werking van eenschakelaar of functie niet volko-men begrijpt.

    8 Start de motor nooit in een afge-sloten ruimte en laat deze hierinook niet lange tijd aaneen draaien.Uitlaatgassen zijn giftig en hetinademen ervan kan al binnenkorte tijd leiden tot bewusteloos-heid en dodelijk letsel. Controleeraltijd of er voldoende ventilatie is.

    8 Controleer of de zijstandaard isingetrokken alvorens weg te rij-den. Als de zijstandaard nietbehoorlijk is ingetrokken, kandeze de grond raken en zo demotorrijder afleiden, waardoor ude macht over het stuur verliest.

    DAU03515

    Starten van de motorStarten van de motor

    Het startspersysteem staat starten alleentoe als aan een van de volgende voor-waarden is voldaan:8 De versnellingsbak staat in de vrij-

    stand.8 De versnellingsbak staat in een ver-

    snelling geschakeld terwijl de koppe-lingshendel is ingetrokken en dezijstandaard is opgeklapt.

    DW000054

    X@

    8 Controleer voor het starten van demotor de werking van het starts-persysteem en volg daarbij dewerkwijze beschreven op pagina3-13.

    8 Ga nooit rijden terwijl de zijstan-daard omlaag staat.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 32 (1,1)

  • 5-2

    GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

    5

    7. Zet de choke uit zodra de motorwarm is.

    OPMERKING:De motor is warm wanneer hij normaalreageert op de gasbediening terwijl dechoke uit is gezet.

    DAU01258

    Starten van een warme motorStarten van een warme motor

    Volg dezelfde procedure als bij startenvan een koude motor, alleen is hetgebruik van de choke niet nodig als demotor warm is.

    OPMERKING:Als de motor niet wil starten, laat dan destartknop los, wacht een paar secondenen probeer het dan opnieuw. Om de accute sparen, dient u de startmotor nooit lan-ger dan 10 seconden achtereen te latendraaien.

    6. Zet na het starten van de motor dechokehendel tot halverwege terug.

    DCA00055

    De motor gaat het langst mee als hijsteeds eerst warmdraait alvorens wegte rijden. Trek nooit snel op terwijl demotor nog koud is!

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 33 (1,1)

  • 5-3

    GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

    5DAU00423

    Schakelen van versnellingenSchakelen van versnellingen

    Door de versnellingen te schakelen kuntu het beschikbare motorvermogen dose-ren bij het wegrijden, optrekken, tegeneen helling oprijden etc.De schakelstanden worden getoond in deafbeelding.

    OPMERKING:Om de versnellingsbak in de vrijstand teschakelen wordt het schakelpedaal enke-le malen ingetrapt totdat het einde van deslag bereikt is, waarna het pedaal ietswordt opgetrokken.

    DC000048

    8 Rijd niet lange tijd met afgezettemotor, ook niet met de versnel-lingsbak in de vrijstand, en sleepde motorfiets niet over langeafstanden. De versnellingsbakwordt alleen afdoende gesmeerdterwijl de motor draait. Dooronvoldoende smering kan de ver-snellingsbak worden beschadigd.

    8 Gebruik altijd de koppeling om deversnellingsbak te schakelen omzo schade aan de motor, de ver-snellingsbak en de aandrijving tevoorkomen; door hun constructiezijn deze niet bestand tegen deschokken die optreden bij belastschakelen.

    DAU02941

    Aanbevolen schakelpunten(alleen voor Zwitserland)Schakelpunten (alleen voor Zwitserland)

    De aanbevolen schakelpunten tijdensaccelereren staan vermeld in de tabelhierna.

    OPMERKING:Wanneer ineens twee versnellingen tege-lijk wordt teruggeschakeld, moet in gelijkemate snelheid worden geminderd (bij-voorbeeld minderen tot 35 km/u bij terug-schakelen van de 4e naar de 2e versnel-ling).

    15432N1

    1. VersnellingspedaalN. Vrijstand

    Aanbevolen snelheid(km/u)

    1e 2e2e 3e3e 4e4e 5e

    23365060

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 34 (1,1)

  • 5-4

    GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

    5

    DAU00424

    Tips voor een zuinig brandstof-verbruikBrandstofverbruik, tips voor een zuinig

    Het brandstofverbruik is vooral afhankelijkvan uw rijstijl. Hierna volgen enkele tipsom het brandstofverbruik te verlagen:8 Laat de motor goed warmdraaien.8 Zet de choke zo snel mogelijk uit.8 Schakel snel en soepel door en ver-

    mijd hoge toerentallen terwijl u acce-lereert.

    8 Geef geen gas tijdens het terug-schakelen en voorkom dat de motoronbelast met een hoog toerentaldraait.

    8 Laat de motor niet langdurig statio-nair draaien maar zet hem af (bij-voorbeeld in files, bij stoplichten ofbij spoorwegovergangen).

    DAU01128

    InrijperiodeInrijperiode

    De belangrijkste periode in de levensduurvan het motorblok is de tijd tussen 0 en1.600 km. Lees daarom de volgendeinformatie aandachtig door.Omdat het motorblok gloednieuw is, magdit de eerste 1.600 km niet te zwaar wor-den belast. De verschillende onderdelenvan de motor slijten op elkaar in totdat dejuiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijdtijdens deze periode nooit langdurig vol-gas en vermijd ook andere manoeuvresdie tot oververhitting van de motor kun-nen leiden.

    DAU0431501.000 kmLaat de motor niet langdurig meer dan4,000 tpm draaien.

    1.0001.600 kmLaat de motor niet langdurig meer dan5,000 tpm draaien.

    DCA00058

    Nadat 1.000 km zijn afgelegd moet demotorolie worden ververst en het olief-ilterelement worden vervangen.

    1.600 km en verderDe machine kan nu verder normaal wor-den gebruikt.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 35 (1,1)

  • 5-5

    GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

    5

    DC000053

    88 Voer het toerental niet zover opdat de toerenteller aanwijst in derode zone.

    88 Als tijdens de inrijperiode motor-schade optreedt, vraag dan directeen Yamaha dealer de machine tecontroleren.

    DAU00457

    ParkerenParkeren

    Zet om te parkeren de motor af, neem desleutel uit het contactslot en draai dan debenzinekraan naar OFF.

    DW000058

    X@

    8 De motor en het uitlaatsysteemkunnen zeer heet worden, parkeerdus op een plek waar voetgangersof kinderen niet gemakkelijk metdeze onderdelen in aanrakingkunnen komen.

    8 Parkeer niet op een helling of opeen zachte ondergrond, de motorzou dan kunnen omvallen.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 36 (1,1)

  • PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    Boordgereedschapsset ............................................. 6-1Periodiek smeer- en onderhoudsschema ................. 6-3Stroomlijn- en framepanelen verwijderen

    en aanbrengen ...................................................... 6-6Controleren van de bougie ....................................... 6-8Motorolie en oliefilterelement....................................6-10Reinigen van het luchtfilterelement ........................ 6-13Afstellen van de carburateur ................................... 6-14Afstellen van het stationair toerental ....................... 6-15Afstellen van de vrije slag van de gaskabel ........... 6-16Afstellen van de klepspeling ................................... 6-16Banden .....................................................................6-16Spaakwielen ........................................................... 6-19Afstellen van de vrije slag van de

    koppelingshendel ..................................................6-20Afstellen van de vrije slag van de

    remhendel .............................................................6-21De stand van het rempedaal afstellen ......................6-21Afstellen van de remlichtschakelaar

    achterrem ..............................................................6-22Controleren van de remblokken voor-

    en achter ...............................................................6-22Controleren van remvloeistofniveau .........................6-23Verversen van remvloeistof ......................................6-24Doorbuiging aandrijfketting .......................................6-25Smeren van de aandrijfketting ..................................6-26

    Controleren en smeren van de kabels......................6-27Controleren en smeren van gasgreep en

    gaskabel ................................................................6-27Controleren en smeren van rem- en

    schakelpedalen .....................................................6-28Controleren en smeren van de rem- en

    koppelingshendel ..................................................6-28Controleren en smeren van de zijstandaard.............6-28Smeren van achterwielophanging ............................6-29Controleren van de voorvork ....................................6-29Controle van stuursysteem .......................................6-30Controleren van wiellagers .......................................6-30Accu..........................................................................6-31Zekering vervangen ..................................................6-32Koplampgloeilamp vervangen ..................................6-33Gloeilamp in richtingaanwijzer vervangen ................6-35Gloeilamp in remlicht/achterlicht vervangen .............6-35Ondersteunen van de motorfiets ..............................6-36Voorwiel ....................................................................6-37Achterwiel .................................................................6-39Storingzoeken...........................................................6-41Storingzoekschema ..................................................6-42

    6

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 37 (1,1)

  • 6-1

    DAU00462

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU01175

    BoordgereedschapssetBoordgereedschapsset

    De boordgereedschapsset is te vindenachter paneel A. (Zie pagina 6-7 voor hetverwijderen en aanbrengen van hetpaneel.De onderhoudsinformatie in deze handlei-ding en het gereedschap in de boordge-reedschapsset zijn bedoeld om u teondersteunen bij het uitvoeren van pre-ventief onderhoud en kleinere reparaties.Het gebruik van extra gereedschap zoalseen momentsleutel kan echter nodig zijnom bepaalde onderhoudswerkzaamhe-den correct uit te voeren.

    DW000060

    X@

    Vraag een Yamaha dealer het onder-houdswerk uit te voeren als u hiermeeniet echt vertrouwd bent.

    DAU00464

    Veiligheid is de verantwoordelijkheid vande eigenaar. Door periodiek inspecties,afstellingen en smeerbeurten uit te latenvoeren, zorgt u ervoor dat uw machine inzo veilig en efficint mogelijke conditieblijft. Op de volgende paginas wordt debelangrijkste informatie met betrekking totinspecties, afstellingen en smeerbeurtengegeven.De intervalperioden in het periodiekesmeer- en onderhoudsschema zijnslechts te beschouwen als algemenerichtlijn voor normale rijomstandigheden.Het is echter mogelijk dat de INTERVAL-PERIODEN VOOR ONDERHOUD MOE-TEN WORDEN VERKORT AFHANKE-LIJK VAN HET WEER, HET TERREIN,DE GEOGRAFISCHE LOCATIE EN INDI-VIDUEEL GEBRUIK.

    1

    1. Gereedschapsset

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 38 (1,1)

  • 6-2

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    OPMERKING:Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-richten als u niet beschikt over hetgereedschap of de ervaring die voorbepaalde werkzaamheden vereist zijn.

    DW000063

    X@

    Door modificaties die niet doorYamaha zijn goedgekeurd kan hetmotorvermogen achteruitgaan of demachine te onveilig worden om nog tegebruiken Raadpleeg een Yamahadealer voordat u zelf wijzigingen aan-brengt.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 39 (1,1)

  • 6-3

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU03685

    Periodiek smeer- en onderhoudsschemaPeriodiek smeer- en onderhoudsschemaOPMERKING:8 De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-

    houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.8 Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.8 Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal

    gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.

    NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT KILOMETERSTAND ( 1.000 km) JAARLIJKSECONTROLE1 10 20 30 401 * Brandstofleiding

    Controleer de brandstofslangen op scheuren of beschadiging.

    2 Bougie Controleer de conditie. Reinigen en elektrodenafstand bijstellen. Vervangen.

    3 * Kleppen Klepspeling controleren. Afstellen.

    4 Luchtfilterelement Reinigen. Vervangen.

    5 Koppeling Werking controleren. Afstellen.

    6 * Voorrem

    Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren op vloeistoflekkage. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.)

    Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.

    7 * Achterrem

    Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren op vloeistoflekkage. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.)

    Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 40 (1,1)

  • 6-4

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    8 * Remslangen Controleren op scheuren of beschadiging. Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-5.) Elke 4 jaar

    9 * Wielen Controleren op slingering, losse spaken en

    beschadigingen. Spaken zo nodig vastzetten.

    10 * Banden Controleren op correcte profieldiepte en op schade. Zo nodig vervangen. Bandspanning controleren. Zo nodig corrigeren.

    11 * Wiellagers Lager controleren op losheid of schade. 12 * Swingarm Controleren op werking en overmatige speling.

    13 Aandrijfketting Kettingspanning controleren. Controleren of het achterwiel correct in lijn staat. Reinigen en smeren.

    Na elke 500 km en nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen is gereden

    14 * Balhoofdlagers Controleren op lagerspeling en stroefheid in

    stuurbeweging. Smeren met lithiumvet. Elke 20.000 km

    15 * Framebevestigingen Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn

    vastgezet.

    16 Zijstandaard Werking controleren. Smeren.

    17 * Zijstandaardschakelaar Werking controleren. 18 * Voorvork Controleren op werking en olielekkage. 19 * Schokdemperunit Controleren op werking en schokdemper op olielekkage.

    NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT KILOMETERSTAND ( 1.000 km) JAARLIJKSECONTROLE1 10 20 30 40

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 41 (1,1)

  • 6-5

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU03884

    OPMERKING:8 Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.8 Hydraulisch remsysteem9 Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.9 Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de rem-

    vloeistof worden ververst.9 De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.

    20 *

    Scharnierpunten tuimelaararm en koppelarmen achterwielophanging

    Werking controleren.

    Smeren met molybdeenvet.

    21 * Carburateur Chokebediening controleren. Stationair motortoerental afstellen.

    22 Motorolie Verversen. Olieniveau controleren en machine inspecteren op

    olielekkage.

    23 Oliefilterelement Vervangen. 24 *

    Remlichtschakelaars voor- en achterrem Werking controleren.

    25 Bewegende delen en kabels Smeren.

    26 *Verlichting, signaleringssysteem en schakelaars

    Werking controleren. Richthoek koplamplichtbundel afstellen.

    NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT KILOMETERSTAND ( 1.000 km) JAARLIJKSECONTROLE1 10 20 30 40

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 42 (1,1)

  • 6-6

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU03516

    Stroomlijn- en framepanelenverwijderen en aanbrengenStroomlijn- en framepanelen, verwijderen en aanbrengen

    Bij het uitvoeren van sommige onder-houdswerkzaamheden beschreven in dithoofdstuk moeten de hierboven afgebeel-de stroomlijn- en framepanelen wordenverwijderd.

    1

    1. Stroomlijnkap A

    1

    1. Paneel B

    Neem deze paragraaf door wanneer eenstroomlijn- of framepaneel moet wordenverwijderd of aangebracht.

    1

    1. Paneel A

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 43 (1,1)

  • 6-7

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU01145Stroomlijnpaneel AVerwijderen van stroomlijnpaneelVerwijder de schroef en trek het stroom-lijnpaneel dan los zoals getoond.

    1

    1. Schroef

    DAU04003Stroomlijnpanelen A en BOm een der panelen te verwijderenVerwijder de schroef en trek het stroom-lijnpaneel dan los zoals getoond.

    Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijkepositie en breng dan de schroef aan.

    1

    2

    1. Paneel A2. Schroef

    Aanbrengen van het stroomlijnpaneelPlaats het stroomlijnpaneel in de oor-spronkelijke positie en breng dan deschroef aan.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 44 (1,1)

  • 6-8

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    1

    2

    1. Paneel B2. Schroef

    2. Verwijder de bougie zoals weerge-geven met behulp van de bougie-sleutel uit de boordgereedschapsset.

    1

    1. BougiesleutelDAU01833

    Controleren van de bougieBougie, controleren

    De bougie is een belangrijk motoronder-deel dat gemakkelijk te controleren is.Door hitte en aanslag slijten bougies opde lange duur. Daarom moeten bougiesworden verwijderd en gecontroleerd vol-gens het periodieke onderhouds- ensmeerschema. Bovendien kan aan hetuiterlijk van de bougie de conditie van demotor worden afgelezen.

    De bougie verwijderen1. Verwijder de bougiedop.

    1

    1. Bougiedop

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 45 (1,1)

  • 6-9

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    Controleren van de bougie1. Controleer of de porseleinen isolator

    rondom de centrale elektrode van debougie een middeldonkere tot lichtekleur vertoont (de ideale kleur bijnormaal gebruik van de motorfiets).

    OPMERKING:De motor is misschien defect als de bou-gie een duidelijk andere kleur heeft.Probeer dergelijke problemen niet zelfvast te stellen. Laat in plaats daarvan uwmotorfiets nakijken door een Yamahadealer.

    2. Controleer de bougie op afslijtingvan de elektroden en op overmatigekoolstof- of andere aanslag. Vervangde bougie als dat nodig is.

    3. Breng de bougie aan met behulpvan de bougiesleutel en zet vast methet correcte aanhaalmoment.

    OPMERKING:Als er geen momentsleutel voorhanden isom de bougie te monteren, is het aan-haalmoment ongeveer correct als eenkwartslag tot een halve slag-verder danhandvast wordt aangedraaid. De bougiemoet echter zo snel mogelijk met het juis-te aanhaalmoment te worden aange-draaid.

    4. Installeer de bougiedop.

    De bougie monteren1. Meet de elektrodenafstand met een

    draadvoelmaat. Stel de afstandindien nodig af volgens de specifica-tie.

    2. Reinig het oppervlak van de bougie-pakking en het pasvlak en verwijdereventueel vuil uit de schroefdraadvan de bougie.

    a

    a. Elektrodenafstand

    Voorgeschreven bougie:DPR8EA-9 ofDPR9EA-9 (NGK)

    Elektrodenafstand:0,80,9 mm

    Aanhaalmoment:Bougie:

    17,5 Nm (1,75 m0kgf)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 46 (1,1)

  • 6-10

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU04354

    Motorolie en oliefilterelementMotorolie en oliefilterelementVoor iedere rit moet het motorolieniveauworden gecontroleerd. Verder moet deolie worden ververst en het oliefilterele-ment worden vervangen volgens de inter-valperioden vermeld in het periodiekesmeer- en onderhoudsschema.

    Om het motorolieniveau te controleren1. Plaats de motorfiets op een vlakke

    ondergrond en houd hem verticaal.

    OPMERKING:Zorg dat de motorfiets rechtop staat bijhet controleren van het motorolieniveau.Wanneer de motorfiets iets schuin staat,kan het koelvloeistofniveau al foutief wor-den afgelezen.

    4. Wacht een paar minuten om de olietot rust te laten komen, verwijder deolievuldop, veeg de peilstok schoon,steek deze weer in de vulopening(zonder vast te draaien) en neemdan weer uit om het olieniveau tecontroleren.

    OPMERKING:De motorolie moet tussen de merkstre-pen voor minimum- en maximumniveaustaan.

    12

    3

    1. Olietankdop/peilstock2. Merkteken voor maximum-niveau3. Merkteken voor minimum-niveau

    2. Verwijder de olievuldop door deschroef los te halen.

    3. Start de motor, laat hem minstens10 seconden warmdraaien en zethem dan uit.

    21

    1. Schroef2. Olievuldopkapje

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 47 (1,1)

  • 6-11

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DC000000

    Gebruik de motorfiets alleen als u weetdat het motorolieniveau voldoendehoog is.

    DW000065

    X@

    Draai de oliereservoirdop nooit losdirect nadat op hoge snelheid is gere-den, de hete motorolie kan dan naarbuiten spuiten en schade of brand-wonden veroorzaken. Geef de motoro-lie steeds de gelegenheid voldoende afte koelen voordat de oliereservoirdopwordt verwijderd.

    5. Als de motorolie beneden de merks-treep voor minimumniveau staat, vuldan voldoende olie, van de aanbe-volen soort, bij tot het correcteniveau.

    6. Monteer de olievuldop en het kapjeover de vuldop.

    4. Controleer of de sluitringen bescha-digd zijn en vervang ze zo nodig.

    OPMERKING:Sla de stappen 5-8 over als het oliefilter-element niet wordt vervangen.

    5. Verwijder het oliefilterdeksel door debouten te verwijderen.

    OPMERKING:Het oliefilterdeksel is vastgezet met tweebouten en aan aftapplug. Verwijder eerstde aftapplug om de oliefilterbus leeg telaten stromen.

    1

    3

    2

    1. Bevestigingsbout oliefilterdeksel (2)2. Oliefilterdeksel3. Oliefilteraftapplug

    Om de motorolie te verversen (met ofzonder vervanging oliefilterelement)

    1. Start de motor, laat hem een paarminuten warmdraaien en zet hemdan uit.

    2. Zet een oliecarter onder de motorom de gebruikte olie op te vangen.

    3. Verwijder de kap over de olievuldop,de olievuldop zelf en de aftapplugsom de olie uit het carter en het olie-reservoir te laten stromen.

    1. Aftapplug motorolie (oliereservoir)2. Aftapplug motorolie (carter)

    1

    2

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 48 (1,1)

  • 6-12

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    6. Vervang het oliefilterelement.7. Controleer de o-ringen op beschadi-

    ging en vervang ze zo nodig.8. Monteer het oliefilterdeksel door de

    bouten aan te brengen en zet dezedan vast met het voorgeschrevenaanhaalmoment.

    OPMERKING:Zorg dat de o-ring correct aanligt.

    9. Breng de olieaftappluggen aan enzet deze dan vast met het voorge-schreven aanhaalmoment.

    10. Vul bij met de voorgeschreven hoe-veelheid van de aanbevolen motoro-lie, monteer dan de olievuldop enbreng tenslotte de kap over de olie-vuldop aan.

    DC000105

    Raak het glas van de koplampgloei-lamp niet aan zodat dit vetvrij blijft,anders kan de doorzichtigheid van hetglas, de lichtintensiteit en de levens-duur nadelig worden benvloed. Wrijfeventuele verontreinigingen en vinger-afdrukken op het gloeilampglas wegmet een doekje gedrenkt in alcohol ofthinner.

    1

    2

    1. Oliefilterelement2. O-ring (2)

    Aanhaalmoment:Bevestigingsbout oliefilterdeksel:

    10 Nm (1,0 m0kgf)

    Aanhaalmomenten:Aftapplug motorolie (carter):

    30 Nm (3,0 m0kgf)Aftapplug motorolie (oliereservoir):

    18 Nm (1,8 m0kgf)Aanbevolen motorolie:

    Zie pagina 8-1.Oliehoeveelheid:

    Zonder vervanging van oliefilterelement:

    2,7 LMet vervanging van oliefilterelement:

    2,8 LTotale hoeveelheid (droge motor):

    3,3 L

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 49 (1,1)

  • 6-13

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DC000076

    Controleer na olie verversen de olie-druk zoals hierna beschreven.

    11. Verwijder de onluchtingsschroef enstart dan de motor. Laat stationairdraaien om te zien of de olie uit deontluchtingsopening stroomt. Als olieuit de opening stroomt, zet dan demotor af en breng de ontluchtings-schroef aan. Als er na een paarminuten nog geen olie uit de ont-luchtingsopening stroomt, zet dan demotor direct af en vraag eenYamaha dealer de oorzaak op tesporen.

    12. Start de motor, laat hem een paarminuten stationair draaien en contro-leer daarbij op olielekkage. Als ersprake is van olielekkage, zet demotor dan direct af en zoek de oor-zaak.

    13. Zet de motor af, controleer dan hetolieniveau en corrigeer zo nodig.

    1

    1. OnluchtingsschroefDAU03514

    Reinigen van het luchtfilterelementLuchtfilterelement, reinigen

    Het luchtfilterelement moet worden gerei-nigd volgens de intervalperioden vermeldin het periodieke smeer- en onderhouds-schema. Reinig het luchtfilterelementvaker als u in zeer stoffige of vochtigegebieden rijdt.

    1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina6-8 voor het verwijderen en aan-brengen van het paneel.

    2. Verwijder het luchtfilterdeksel doorde schroeven los te halen en trekdan het luchtfilterelement eruit.

    1

    1

    1. Schroef (7)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 50 (1,1)

  • 6-14

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    3. Geef een paar tikjes tegen het lucht-filterelement om het meeste stof envuil te verwijderen en blaas dan hetnog achtergebleven vuil weg metperslucht zoals afgebeeld. Vervanghet luchtfilterelement als dit bescha-digd is.

    4. Steek het luchtfilterelement in hetluchtfilterhuis, het pijlteken bovenopmoet naar binnen toe wijzen.

    DAU00629

    Afstellen van de carburateurCarburateur, afstellen

    De carburateur vormt een belangrijkonderdeel van de motor en moet zeerprecies worden afgesteld. Laat daaromde meeste carburateurafstellingen overaan een Yamaha dealer die over debenodigde vakkennis en ervaringbeschikt. De afstelling die in het volgendehoofdstuk is beschreven, wordt echter alsonderdeel van het routineonderhoudbeschouwd en kan wel door de eigenaarworden uitgevoerd.

    DC000094

    De carburateur werd op de Yamahafabriek ingesteld en uitgebreid getest.Als deze afstellingen worden gewijzigdzonder dat voldoende technische ken-nis aanwezig is, kan de werking van demotor achteruitgaan of wordt de motorbeschadigd.

    1

    1. Net-zijdeDC000082

    8 Controleer of het luchtfilterele-ment correct in het luchtfilterhuisis geplaatst.

    8 Laat de motor nooit draaien zon-der dat het luchtfilterelement aan-wezig is, dat kan leiden tot over-matige slijtage bij de zuiger en/ofde cilinder.

    5. Monteer het luchtfilterdeksel door deschroeven aan te brengen.

    6. Monteer het paneel.

    1

    1. Pijlteken

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 51 (1,1)

  • 6-15

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00632

    Afstellen van het stationair toerentalStationair toerental, afstellen

    Het stationair toerental moet als volgtworden gecontroleerd en eventueel afge-steld volgens de intervalperioden vermeldin het periodieke smeer- en onderhouds-schema.

    1. Start de motor en laat een paarminuten warmdraaien bij 1.0002.000 tpm, terwijl nu en dan het gaswordt opengedraaid naar4.0005.000 tpm.

    OPMERKING:De motor is voldoende warm als dezesnel reageert op de gasbediening.

    OPMERKING:Als het voorgeschreven stationair toeren-tal niet haalbaar is volgens de hierbovenbeschreven werkwijze, vraag dan eenYamaha dealer de afstelling uit te voeren.

    2. Controleer het stationair toerental enstel dit zo nodig volgens de specifi-catie af door de gasklepstelschroefte verdraaien. Draai om het statio-nair toerental te verhogen de schroefrichting a. Draai om het stationairtoerental te verlagen de schroef rich-ting b.

    1

    ba

    1. Gasklepstelschroef

    Stationair toerental:1.200 1.400 tpm(Behalve voor CH)1.300 1.400 tpm(Voor CH)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 52 (1,1)

  • 6-16

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00635

    Afstellen van de vrije slag vande gaskabel Gaskabel, afstellen van vrije slag

    De vrije slag van de gaskabel dient 35 mm te bedragen bij de gasgreep.Controleer de vrije slag van de gaskabelregelmatig en laat zo nodig afstellen dooreen Yamaha dealer.

    a

    a. Vrije slag van de gaskabel

    DAU04259

    Banden BandenLet ten aanzien van de voorgeschrevenbanden op het volgende voor een optima-le prestatie, levensduur en veilige werkingvan uw motorfiets.

    BandspanningDe bandspanning moet voor elke rit wor-den gecontroleerd en eventueel wordenbijgesteld.

    DW000082

    X@

    88 De bandspanning moet wordengecontroleerd en afgesteld terwijlde banden koud zijn (wanneer detemperatuur van de banden gelijkis aan de omgevingstemperatuur).

    88 De bandspanning moet wordenaangepast aan de rijsnelheid enhet totale gewicht van rijder, pas-sagier, bagage en accessoires datvoor dit model is vastgesteld.

    DAU00637

    Afstellen van de klepspelingKlepspeling, afstellen

    De klepspeling kan tijdens gebruik gaanafwijken, waardoor de lucht/brandstof-verhouding kan veranderen en/of hetmotorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-men moet de klepspeling door eenYamaha dealer worden afgesteld volgensde intervalperioden vermeld in het perio-dieke smeer- en onderhoudsschema.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 53 (1,1)

  • 6-17

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    88 Pas de luchtdruk in de wielophan-ging en de bandspanning aan ophet te vervoeren gewicht.

    88 Controleer vr iedere rit de con-ditie en spanning van de banden.

    DWA00012

    X@

    De aanwezigheid van bagage is vangrote invloed op het weggedrag, derem- en rij-eigenschappen en de veilig-heid van uw motor, neem dus de vol-gende voorzorgen in acht.88 DE MOTORFIETS NOOIT OVER-

    BELADEN! Rijden met een over-beladen motorfiets kan leiden totbeschadiging van de banden,controleverlies of ernstig letsel.Zorg dat het totale gewicht van demotorrijder, de passagier, debagage en de gemonteerde acces-soires nooit het voorgeschrevenmaximumlaadgewicht voor demachine overschrijdt.

    88 Vervoer geen los verpakte spullendie tijdens de rit kunnen gaanschuiven.

    88 Bevestig de zwaarste spullen opveilige wijze dicht bij het middenvan de motorfiets en verdeel hetgewicht over beide zijden.

    Bandenspanning(gemeten op koude banden)

    Belasting* Voor Achter

    Tot 90 kg150 kPa

    (1,50 kgf/cm2,1,50 bar)

    150 kPa(1,50 kgf/cm2,

    1,50 bar)

    90 kgmaximale150 kPa

    (1,50 kgf/cm2,1,50 bar)

    225 kPa(2,25 kgf/cm2,

    2,25 bar)

    Terreinrijden125 kPa

    (1,25 kgf/cm2,1,25 bar)

    125 kPa(1,25 kgf/cm2,

    1,25 bar)

    Rijden met hoge snelheid

    150 kPa(1,50 kgf/cm2,

    1,50 bar)

    225 kPa(2,25 kgf/cm2,

    2,25 bar)

    Maximale belasting* 180 kg* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage

    en accessoires

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 54 (1,1)

  • 6-18

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    Inspectie van bandenVoor elk rit moeten de banden wordengecontroleerd. Als de bandprofieldiepteop het midden van de band de vermeldelimiet heeft bereikt, de band spijkers ofstukjes glas bevat of wanneer de wangvan de band scheurtjes vertoont, moet deband onmiddellijk door een Yamahadealer worden vervangen.

    a

    1

    1. Zijwanda. Profieldiepte

    DW000078

    X@

    88 De banden op de voor- en achter-wielen horen van hetzelfde merken dezelfde constructie te zijn,anders is het weggedrag van demotor mogelijk niet normaal.

    88 Na uitgebreide testen zijn alleende hieronder vermelde bandenvoor dit model goedgekeurd doorYamaha Motor Co., Ltd.

    OPMERKING:De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte isvoor diverse landen verschillend. Neemaltijd de lokale voorschriften in acht.

    BandeninformatieDeze motorfiets is uitgerust met tubelessbanden.

    Minimale bandprofiel-diepte (voor en achter) 1,6 mm

    VOORMerk Maat Model

    BRIDGESTONE90/90-21 54S

    TW4790/90-21 M/C 54S

    DUNLOP90/90-21 54S

    TRAIL MAX L90/90-21 M/C 54S

    ACHTERMerk Maat Model

    BRIDGESTONE120/90-17 64S

    TW48120/90-17 M/C 64S

    DUNLOP120/90-17 64S

    TRAIL MAX120/90-17 M/C 64S

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 55 (1,1)

  • 6-19

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00681

    X@

    8 Laat sterk versleten banden dooreen Yamaha dealer vervangen.Rijden op een motor met versle-ten banden is niet alleen verbo-den, maar dit heeft ook een aver-echts effect op de rijstabiliteit,waardoor u de macht over hetstuur zou kunnen verliezen.

    8 De vervanging van onderdelenvan wielen en remmen, inclusiefbanden, dient te worden overgela-ten aan een Yamaha dealer, dieover de nodige vakkundige kennisen ervaring beschikt.

    8 Het is sterk af te raden een lekkebinnenband te plakken. Als hetniet anders kan, moet de bandzeer zorgvuldig worden geplakten dan zo snel mogelijk wordenvervangen door een nieuwe bandvan goede kwaliteit.

    8 Rijd niet te snel direct na het verwis-selen van een band. Het bandopper-vlak dient eerst te zijn ingeredenvoordat het zijn optimale eigen-schappen verkrijgt.

    DAU00685

    SpaakwielenWielen

    Let bij de voorgeschreven wielen op hetvolgende voor een optimale prestatie,levensduur en veilige werking van uwmotorfiets.8 Voor elke rit moeten de velgranden

    worden gecontroleerd op scheurtjes,verbuiging of kromheid en de spa-ken op losheid. Laat ingeval vanschade het wiel door een Yamahadealer vervangen. Probeer het wielnooit zelf te repareren, hoe klein dereparatie ook is. Vervang een wieldat vervormd is of haarscheurtjesvertoont.

    8 Na het vervangen van een wiel ofband moet het wiel worden uitgeba-lanceerd. Een niet uitgebalanceerdwiel zal mogelijk slecht functioneren,of kan een slechte wegligging eneen verkorte levensduur van de ban-den tot gevolg hebben.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 56 (1,1)

  • 6-20

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00694

    Afstellen van de vrije slag vande koppelingshendelKoppelingshendel, vrije slag afstellen

    De vrije slag van de koppelingshendelmoet 1015 mm bedragen, zoals weerge-geven. Controleer de vrije slag van dekoppelingshendel regelmatig en stel zonodig als volgt af.

    1. Draai de borgmoer bij de koppe-lingshendel los.

    2. Draai de stelbout richting a voormeer vrije slag van de koppelings-hendel. Draai de stelbout richting bvoor minder vrije slag van de koppe-lingshendel.

    a

    b

    1 2

    c

    1. Borgmoer (koppelingshendel)2. Stelboutc. Vrije slag

    7. Draai de borgmoer bij de koppe-lingshendel en op het carter vast.

    3. Als de voorgeschreven vrije slag vande koppelingshendel werd gehaaldzoals hierboven beschreven, zet dande borgmoer vast en sla de rest vande afstelprocedure over; zo niet, gadan als volgt verder.

    4. Draai de stelbout bij de koppelings-hendel richting a om de koppelings-kabel losser te stellen.

    5. Draai de borgmoer bij het carter los.6. Draai de stelmoer richting a voor

    meer vrije slag van de koppelings-hendel. Draai de stelmoer richting bvoor minder vrije slag van de koppe-lingshendel.

    b

    a

    21

    1. Borgmoer (carter)2. Stelbout

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 57 (1,1)

  • 6-21

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00696

    Afstellen van de vrije slag vande remhendelRemhendel, afstellen van vrije slag

    De vrije slag van de remhendel dient 25 mm te bedragen, zoals weergege-ven. Controleer de vrije slag van de rem-hendel regelmatig en stel deze indiennodig als volgt af.

    1. Draai de borgmoer bij de remhendellos.

    2. Draai de stelbout richting a voormeer vrije slag van de remhendel.Draai de stelbout richting b voorminder vrije slag van de remhendel.

    1 2

    b

    a

    c

    1. Borgmoer2. Afstelboutc. Vrije slag DAU00712

    De stand van het rempedaalafstellenRempedaalstand, afstellen

    De bovenzijde van het rempedaal moetop een afstand van ca. 12 mm onder devoetsteun staan, zoals te zien in deafbeelding. Controleer de stand van hetrempedaal regelmatig en laat zo nodigafstellen door een Yamaha dealer.

    a

    a. Pedaalhoogte

    3. Draai de borgmoer vast.DW000099

    X@

    8 Na het afstellen van de vrije slagvan de remhendel moet de vrijeslag worden gecontroleerd, omzeker te zijn dat de rem naarbehoren werkt.

    8 Een zacht of sponzig gevoel in deremhendel kan betekenen dat erlucht in het hydraulisch systeemaanwezig is. Als er lucht in hethydraulisch systeem zit, moet hetsysteem door een Yamaha dealerworden ontlucht voordat demotorfiets wordt gebruikt. Luchtin het hydraulisch systeem heefteen negatief effect op de remwer-king, waardoor u de macht overhet stuur zou kunnen verliezenmet een ongeluk als gevolg.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 58 (1,1)

  • 6-22

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DW000109

    X@

    Als het rempedaal zacht of sponzigaanvoelt, wijst dat erop dat er lucht inhet hydraulisch systeem zit. Als erlucht in het hydraulisch systeem zit,moet het systeem door een Yamahadealer worden ontlucht voordat demotorfiets wordt gebruikt. Lucht in hethydraulisch systeem heeft een nega-tief effect op de remwerking, waardooru de macht over het stuur zou kunnenverliezen met een ongeluk als gevolg.

    DAU00721

    Controleren van de remblokkenvoor- en achterRemblokken, controleren

    De remblokken in de voor- en achterremmoeten worden gecontroleerd op slijtagevolgens de intervalperioden voorgeschre-ven in het periodieke smeer- en onder-houdsschema.

    DAU00713

    Afstellen van de remlichtschakelaar achterremRemlichtschakelaar, afstellen

    De remlichtschakelaar, die wordt geacti-veerd door het rempedaal, is correctafgesteld wanneer het remlicht gaat bran-den vlak voordat de remwerking intreedt.Stel zo nodig de remlichtschakelaar alsvolgt af.Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moetde remlichtschakelaar op zijn plaats wor-den gehouden. Draai de stelmoer richtinga om het remlicht eerder te laten bran-den. Draai de stelmoer richting b om hetremlicht later te laten branden.

    2

    1

    ab

    1. Remlichtschakeraar2. Stelmoer

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 59 (1,1)

  • 6-23

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU03938Remblokken voorremElk voorremblok is voorzien van slijtage-indicatorgroeven, zodat het remblok kanworden gecontroleerd zonder de rem tehoeven demonteren. Let op de slijtage-indicatorgroeven om de remblokslijtage tecontroleren. Wanneer een remblok zoveris afgesleten dat de slijtage-indicatorgroe-ven vrijwel zijn verdwenen, vraag dan eenYamaha dealer de remblokken als set tevervangen.

    1 1

    1. Slijtage-indicatiegroef (3)DAU03774

    Controleren van remvloeistofniveau Remvloeistofniveau, controlerenBij een tekort aan remvloeistof kan luchthet remsysteem binnendringen, waarna deremwerking mogelijk minder effectief is.Controleer alvorens te gaan rijden of deremvloeistof boven de merkstreep voorminimumniveau staat en vul zo nodig bij.Een laag remvloeistofniveau wijst moge-lijk op verregaande remblokslijtage en/oflekkage in het remsysteem. Als het rem-vloeistofniveau laag is, controleer dan deremblokken op slijtage en het remsys-teem op lekkage.Neem de volgende voorzorgsmaatrege-len:

    1

    1. Merkteken voor minimum-niveau

    DAU04288Remblokken achterremDe achterrem heeft een inspectieplug;nadat deze is verwijderd kan de remblok-slijtage worden gecontroleerd zonder derem te hoeven demonteren. Bekrachtigde rem en let op de stand van de slijtage-indicator om de remblokslijtage te contro-leren. Wanneer een remblok zover isafgesleten dat de slijtage-indicator deremschijf bijna raakt, vraag dan eenYamaha dealer de remblokken als set tevervangen.

    1 2

    1. Inspectieplug2. Slijtage-indicator

    VOOR

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 60 (1,1)

  • 6-24

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    8 Bij het controleren van het remvloei-stofniveau moet het bovenvlak vanhet remvloeistofreservoir horizontaalstaan.

    8 Gebruik uitsluitend de voorgeschre-ven kwaliteit remvloeistof, anderskunnen de rubber afdichtingen ver-slechteren en zo lekkage en slechteremwerking teweegbrengen.

    8 Vul bij met hetzelfde type remvloei-stof. Bij vermengen van verschillen-de typen remvloeistof kunnenschadelijke chemische reactiesoptreden en kan de remwerking ver-slechteren.

    8 Pas op en zorg dat tijdens bijvullengeen water het remvloeistofreservoirkan binnendringen. Water zal hetkookpunt van de remvloeistof aan-zienlijk verlagen zodat dampbelvor-ming kan optreden.

    8 Remvloeistof kan gelakte of kunst-stof onderdelen aantasten. Veeggemorste remvloeistof steeds directaf.

    8 Naarmate de remblokken afslijten,zal het remvloeistofniveau geleidelijkverder dalen. Vraag echter wel eenYamaha dealer om een inspectie alshet remvloeistofniveau plotselingsterk is gedaald.

    DAU03976

    Verversen van remvloeistofRemvloeistof, verversen

    Vraag een Yamaha dealer de remvloei-stof te verversen volgens de intervalperio-den voorgeschreven onder OPMERKINGin het periodieke smeer- en onderhouds-schema. Laat bovendien de olie-afdichtin-gen van de hoofdremcilinders en de rem-klauwen en de remslangen vervangenvolgens de intervalperioden of wanneerze lekken of zijn beschadigd.8 Olie-afdichtingen: Vervang elke twee

    jaar.8 Remslangen: Vervang elke vier jaar.

    1

    1. Merkteken voor minimum-niveau

    ACHTER

    Aanbevolen remvloeistof: DOT 4

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 61 (1,1)

  • 6-25

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00744

    Doorbuiging aandrijfkettingDoorbuiging aandrijfketting

    De doorbuiging van de aandrijfkettingmoet voorafgaand aan elke rit wordengecontroleerd en eventueel worden bijge-steld.

    Aandrijfketting controleren op doorbuigingControleren

    1. Plaats de motorfiets op een vlakkeondergrond en houd hem verticaal.

    OPMERKING:Om de kettingdoorbuiging te controlerenen bij te stellen, moet de motorfiets recht-op worden gehouden en mag deze geengewicht dragen.

    2. Schakel de versnellingsbak in devrijstand.

    DAU01134Doorbuiging aandrijfketting bijstellenAfstellen

    1. Draai de wielasmoer en de bout inde remklauwsteun los.

    2. Draai om de aandrijfketting strakkerte stellen de stelplaat aan beide uit-einden van de swingarm richting a.Draai om de aandrijfketting losser testellen de stelplaat aan beide uitein-den van de swingarm richting bendruk vervolgens het achterwiel naarvoren.

    a

    b2

    1

    3

    1. Stelplaat2. Wielasmoer3. Bout remklauwsteun3. Draai het achterwiel door de motor-

    fiets te duwen en vind zo het strak-ste gedeelte in de aandrijfketting;meet nu de doorbuiging van de ket-ting zoals afgebeeld.

    4. Stel de doorbuiging van de kettingals volgt bij als deze niet correct is.

    a

    a. Doorbuiging aandrijfketting

    Doorbuiging aandrijfketting:3040 mm

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 62 (1,1)

  • 6-26

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    OPMERKING:Controleer of beide stelplaten dezelfdestand hebben zodat de wieluitlijning cor-rect is.

    DC000096

    Een slecht gespannen aandrijfkettingoverbelast de motor en andere vitaledelen van de motorfiets, waardoor deketting kan slippen of breken. Om ditte voorkomen moet de spanning vande aandrijfketting binnen het voorge-schreven bereik blijven.

    3. Zet de wielasmoer vast en zet dande remklauwsteunbout vast met hetvoorgeschreven aanhaalmoment.

    2. Wrijf de aandrijfketting droog.3. Smeer de aandrijfketting grondig

    met speciale smering voor O-ringkettingen.

    DCA00052

    Gebruik geen motorolie of anderesmeermidelen voor de aandrijfketting,deze bevatten mogelijk toevoegingendie de o-ringen kunnen beschadigen.

    DAU03006

    Smeren van de aandrijfkettingAandrijfketting, smeren

    De aandrijfketting moet worden gereinigden gesmeerd volgens de intervalperiodenzoals voorgeschreven in het periodiekesmeer- en onderhoudsschema, anderszal de ketting snel slijten, met name invochtige of stoffige gebieden. Onderhoudde ketting als volgt.

    DC000097

    De aandrijfketting moet wordengesmeerd nadat de motorfiets isgewassen of ermee in de regen isgereden.

    1. Reinig de aandrijfketting met petro-leum en een zacht borsteltje.

    DCA00053

    Om beschadiging van de o-ringen tevoorkomen, mag de aandrijfkettingniet worden gereinigd met een stoom-reiniger of hogedrukreiniger of metniet-geschikte ontvetters.

    Aanhaalmomenten:Wielasmoer:

    105 Nm (10,5 m0kgf)Bout remklauwsteun:

    48 Nm (4,8 m0kgf)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 63 (1,1)

  • 6-27

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU02962

    Controleren en smeren van dekabelsKabels, controleren en smeren

    De werking van alle bedieningskabels ende conditie van de kabels moeten vriedere rit worden gecontroleerd. Dekabels en de kabeleinden dienen zonodig te worden gesmeerd. Vraag eenYamaha dealer een kabel te controlerenof te vervangen wanneer deze is bescha-digd of niet soepel beweegt.

    DAU04034

    Controleren en smeren vangasgreep en gaskabelGasgreep en gaskabel, controleren en smeren

    De werking van de gasgreep hoort voor-afgaand aan elke rit te worden gecontro-leerd. Smeer of vervang ook de gaskabelvolgens de intervaltijden gespecificeerd inhet periodiek onderhoudsschema.

    DW000112

    X@

    Bij een beschadiging van de buitenka-bel kan de kabelbediening verslechte-ren en de binnenkabel gaan roesten.Vervang een beschadigde kabel zosnel mogelijk om onveilige condities tevoorkomen.

    Aanbevolen smeermiddel:Motorolie

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 64 (1,1)

  • 6-28

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU03370

    Controleren en smeren vanrem- en schakelpedalenRem- en schakelpedalen, controleren en smeren

    De werking van het rem- en het schakel-pedaal moet voorafgaand aan elke ritworden gecontroleerd en de pedaalschar-nierpunten moeten zo nodig wordengesmeerd.

    DAU03164

    Controleren en smeren van derem- en koppelingshendelRem- en koppelingshendel, controleren en smeren

    De werking van de rem- en de koppe-lingshendel moet voorafgaand aan elke ritworden gecontroleerd en de hendelschar-nierpunten moeten zo nodig wordengesmeerd.

    DAU03165

    Controleren en smeren van dezijstandaardZijstandaard, controleren en smeren

    De werking van de zijstandaard moetvoorafgaand aan elke rit worden gecon-troleerd en het scharnierpunt en demetaal-op-metaal contactvlakken moetenzo nodig worden gesmeerd.

    DW000113

    X@

    Als de zijstandaard niet soepelomhoog en omlaag beweegt, vraagdan een Yamaha dealer deze te contro-leren of te repareren.

    Aanbevolen smeermiddel:Lithiumvet (universeel vet)

    Aanbevolen smeermiddel:Lithiumvet (universeel vet)

    Aanbevolen smeermiddel:Lithiumvet (universeel vet)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 65 (1,1)

  • 6-29

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00790

    Smeren van achterwielophangingWielophanging (achter), smeren

    De scharnierpunten van de achterwielop-hanging moeten worden gesmeerd vol-gens de intervalperioden voorgeschrevenin het periodieke smeer- en onderhouds-schema.

    1

    1

    1. Smeernippel (2)Controleren van de werking

    1. Plaats de motorfiets op een horizon-tale ondergrond en houd hem verti-caal.

    2. Bekrachtig de voorrem en druk hetstuur een paar keer stevig naarbeneden om te controleren of devoorvork soepel in- en uitveert.

    DC000098

    Als u beschadigingen aantreft of wan-neer de voorvork niet soepel functio-neert, laat deze dan door een Yamahadealer nakijken of repareren.

    DAU02939

    Controleren van de voorvorkVoorvork, controleren

    De conditie en de werking van de voor-vork moeten als volgt te worden gecon-troleerd op de aangegeven tijden in hetperiodieke smeer- en onderhoudssche-ma.

    Controleren van de conditieDW000115

    X@

    Ondersteun de motorfiets goed, zodatdeze niet kan omvallen.

    Controleer de binnenste vorkbuizen opkrassen, beschadigingen en overmatigeolielekkage.

    Aanbevolen smeermiddel:Molybdeenvet

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 66 (1,1)

  • 6-30

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00794

    Controle van stuursysteemStuursysteem, controle

    Losse of versleten balhoofdlagers kunnengevaarlijk zijn. De werking van het stuurmoet als volgt worden gecontroleerd vol-gens de intervalperioden voorgeschrevenin het periodieke smeer- en onderhouds-schema.

    1. Plaats een standaard onder demotor zodat het voorwiel los is vande grond.

    DW000115

    X@

    Ondersteun de motorfiets goed, zodatdeze niet kan omvallen.

    DAU01144

    Controleren van wiellagersWiellagers, controleren

    De voor- en achterwiellagers moeten wor-den gecontroleerd volgens de intervalpe-rioden voorgeschreven in het periodiekesmeer- en onderhoudsschema. Als dewielnaaf speling vertoont of het wiel nietsoepel draait, vraag dan een Yamahadealer de wiellagers te controleren.

    2. Houd de voorvorkpoten beet bij hetondereinde en probeer ze naarvoren en achteren te bewegen. Alsspeling kan worden gevoeld, vraagdan een Yamaha dealer het stuur-systeem te testen.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 67 (1,1)

  • 6-31

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU00800

    AccuAccu

    Deze motorfiets is uitgerust met een per-manent-dichte accu (onderhoudsvrij type)waarvoor geen onderhoud vereist is. Deelektrolyt hoeft niet te worden gecontro-leerd en er hoeft geen gedistilleerd waterte worden bijgevuld.

    DC000101

    Probeer nooit om celafdichtingen opde accu te verwijderen, hierdoor kanpermanente schade aan de accu wor-den toegebracht.

    8 HOUD DEZE EN ALLE ACCUSBUITEN BEREIK VAN KINDEREN.

    DW000116

    X@

    8 Elektrolyt is giftig en gevaarlijkdoordat dit zwavelzuur bevat, eenstof die ernstige brandwondenveroorzaakt. Vermijd contact metde huid, ogen of kleding enbescherm uw ogen altijd bij werk-zaamheden nabij accus. Voer alsvolgt EERSTE HULP uit als erlichamelijk contact is geweest metelektrolyt.9 UITWENDIG: Spoel met rijkelijk

    veel water.9 INWENDIG: Drink grote hoe-

    veelheden water of melk enroep direct de hulp in van eenarts.

    9 OGEN: Spoel gedurende 15minuten met water en roepdirect medische hulp in.

    8 Accus produceren het explosievewaterstofgas. Houd daarom von-ken, open vuur, sigaretten e.d. uitde buurt van de accu en zorg voorvoldoende ventilatie bij acculadenin een afgesloten ruimte.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 68 (1,1)

  • 6-32

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    Om de accu op te ladenVraag zo snel mogelijk een Yamahadealer de accu te laden als deze ontladenlijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu snel-ler ontladen raakt als de machine is uitge-rust met optionele elektrische accessoi-res.

    Om de accu op te bergen1. Verwijder de accu als de motorfiets

    een maand lang niet wordt gebruikt,laad volledig bij en zet hem dan wegop een koele en droge plek.

    2. Als de accu langer dan twee maan-den wordt weggeborgen, moet dezeminstens eenmaal per maand wor-den gecontroleerd; laad de accu dansteeds volledig bij als dat nodig is.

    3. Laad de accu volledig bij alvorens teinstalleren.

    4. Controleer na installatie of de accu-kabels correct zijn aangesloten opde accupolen.

    DAU01307

    Zekering vervangenZekering, vervangen

    De zekeringhouder bevindt zich achterpaneel A. (Zie pagina 6-7 voor het verwij-deren en aanbrengen van het paneel.Vervang de zekering als volgt als deze isdoorgebrand.

    1. Draai de sleutel naar OFF en scha-kel alle elektrische circuits uit.

    2. Verwijder de doorgebrande zekeringen breng een nieuwe zekering aanmet de voorgeschreven ampre-waarde.

    1

    2

    1. Zekering2. Reserve-Zekering

    DC000102

    8 Zorg dat de accu altijd geladenblijft. Door een accu in ontladentoestand weg te bergen kan per-manente accuschade ontstaan.

    8 Om een permanent-dichte accu(onderhoudsvrij type) te laden, iseen speciale acculader (met con-stante laadspanning) vereist. Bijgebruik van een conventioneleacculader raakt de accu bescha-digd. Wanneer u niet beschiktover een speciale acculader voorpermanent-dichte accus (onder-houdsvrij type), vraag dan eenYamaha dealer uw accu op teladen.

    Voorgeschreven zekering:20 A

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 69 (1,1)

  • 6-33

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DC000103

    Gebruik geen zekering met een hogeramprage dan is voorgeschreven, omernstige schade aan het elektrischsysteem en mogelijk brandgevaar tevermijden.

    3. Draai de sleutel in ON en schakelalle elektrische circuits uit om te zienof de apparatuur werkt.

    4. Als de zekering direct opnieuw door-brandt, vraag dan een Yamahadealer het elektrisch systeem te tes-ten.

    3. Maak de stekkers van de koplamp-gloeilamp en het parkeerlicht los enverwijder dan de kap voor de kop-lampgloeilamp.

    3 1 2

    1. Stekker koplampgloeilamp2. Aansluitkabel parkeerlicht (2)3. GloeilampkapDAU01146

    Koplampgloeilamp vervangenKoplampgloeilamp, vervangenDe koplamp op deze motorfiets heeft eenhalogeen gloeilamp. Vervang de kop-lampgloeilamp als volgt als deze is door-gebrand.

    1. Verwijder het stroomlijnpaneel A.(Zie pagina 6-7 voor de werkwijze bijverwijderen en aanbrengen van hetstroomlijnpaneel.)

    2. Verwijder de koplampunit door debouten los te halen.

    1

    1. Bout (3)

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 70 (1,1)

  • 6-34

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    4. Verwijder de gloeilamphouder doordeze linksom te draaien en haal dande defecte gloeilamp los.

    DW000119

    X@

    Koplampgloeilampen worden zeerheet. Houd daarom brandbare produc-ten uit de buurt van een koplampgloei-lamp en raak het lampglas niet aanzolang dit niet is afgekoeld.

    1

    1. Gloeilamphouder

    6. Breng de gloeilampkap aan en sluitdan de stekker en de bedrading aan.

    7. Monteer de koplampunit door debouten aan te brengen.

    8. Breng het stroomlijnpaneel aan.9. Vraag zo nodig een Yamaha dealer

    de koplamplichtbundel af te stellen.

    5. Breng een nieuwe gloeilamp aan enzet deze dan vast met de gloeilamp-houder.

    DC000105

    Raak het glas van de koplampgloei-lamp niet aan zodat dit vetvrij blijft,anders kan de doorzichtigheid van hetglas, de lichtintensiteit en de levens-duur nadelig worden benvloed. Wrijfeventuele verontreinigingen en vinger-afdrukken op het gloeilampglas wegmet een doekje gedrenkt in alcohol ofthinner.

    a

    a. Niet aanraken.

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 71 (1,1)

  • 6-35

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    DAU03497

    Gloeilamp in richtingaanwijzervervangenGloeilamp richtingaanwijzer, vervangen

    1. Verwijder de lamplens van de rich-tingaanwijzer door de schroeven loste halen.

    1

    2

    1. Schroef2. Lens

    DAU01623

    Gloeilamp in remlicht/achterlicht vervangenGloeilamp remlicht/achterlicht, vervangen

    1. Verwijder de lamplens van het rem-licht/achterlicht door de schroevenlos te draaien.

    2

    1

    1. Schroef (2)2. Lens

    2. Verwijder de defecte gloeilamp doordeze in te drukken en linksom tedraaien.

    3. Breng een nieuwe gloeilamp aan inde fitting, druk de lamp aan en draairechtsom tot hij stuit.

    4. Monteer de lamplens door deschroef aan te brengen.

    DCA00065

    Zet de schroef niet overdreven strakvast, anders kan de lamplens breken.

    1

    1. Gloeilamp

    4PT-D7 7/12/01 2:14 PM Page 72 (1,1)

  • 6-36

    PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

    6

    2. Verwijder de defecte gloeilamp doordeze in te drukken en linksom tedraaien.

    3. Breng een nieuwe gloeilamp aan inde fitting, druk de lamp aan en draairechtsom tot hij stuit.

    4. Monteer de lamplens door deschroeven a