Kenmerken van
a00452 RAAMWERKVaardigheidA2B1
Algemene spreekvaardigheidKan een eenvoudige beschrijving geven van mensen, woon- of werkomstandigheden, dagelijkse routines, voorkeuren en afkeuren en dergelijke in een korte reeks simpele zinnen of opsommingen.Kan redelijk vloeiend ervaringen, gebeurtenissen, meningen, dromen, verwachtingen, gevoelens en ambities redelijk helder beschrijven.
Subvaardigheden . Een monoloog houden
Kan alledaagse aspecten beschrijven van zijn of haar omgeving, zoals mensen, plaatsen en werk- of studie-ervaring.
Kan korte, elementaire beschrijvingen geven van gebeurtenissen en activiteiten en persoonlijke ervaringen.
Kan plannen en kan afspraken, gewoonten en routinehandelingen overbrengen.
Kan een korte eenvoudige beschrijving geven van dingen en bezittingen.
Kan uitleggen wat hij goed of slecht vindt aan iets.
Kan een uitleg geven: hoe je ergens komt.
Kan eenvoudige standaardinformatie over producten en diensten geven aan derden.Kan zonder omhaal een beschrijving geven van vertrouwde zaken binnen zijn interessegebied.
Kan gedetailleerd verslag doen van ervaringen, en meningen en reacties beschrijven.
Kan details vertellen van onverwachte gebeurtenissen, zoals een ongeluk.
Kan een argument zo goed opbouwen dat het meestal probleemloos kan worden gevolgd.
Kan in grote lijnen redenen en verklaringen geven voor meningen, plannen en handelingen.
Kan een kort verhaal vertellen.
2. Een presentatie geven
Kan een eenvoudig, kort, vooraf ingeoefende presentatie houden over een bekend onderwerp.
Kan op eenvoudige vragen reageren als enige hulp geboden kan worden bij het formuleren van het
antwoord.
Kan zeer korte ingestudeerde mededelingen doen met een voorspelbare, uit het hoofd geleerde
inhoud, die verstaanbaar zijn voor aandachtige luisteraars.2. Een presentatie geven
Kan een voorbereide presentatie geven over een vertrouwd onderwerp binnen zijn vak- of interessegebied, die helder genoeg is om het grootste deel van de tijd moeiteloos te worden gevolgd en waarin de belangrijkste punten met een redelijke mate van nauwkeurigheid worden uitgelegd.
Kan vragen beantwoorden naar aanleiding van de presentatie.
Kan korte ingestudeerde mededelingen doen over een onderwerp dat betrekking heeft op alledaagse gebeurtenissen op zijn gebied.
de taakuitvoeringSamenhang
De leerling maakt zijn gedachtegang voor de luisteraar begrijpelijk, hoewel de structuur van de
tekst niet altijd klopt.
Gebruikt de meest bekende voegwoorden: en, maar, want en omdat correct, maakt met andere voegwoorden fouten. De samenhang binnen samengestelde zinnen is niet altijd helder. Het gebruik van eenvoudige verwijswoorden (zoals persoonlijk voornaamwoord) is correct.
Afstemming op doel
Kan in eenvoudige spreekopdrachten informeren, instrueren, zijn mening geven en onderhouden.
Blijft bij eenvoudige concrete spreektaken trouw aan het doel, soms met hulp van een ander.
Afstemming op publiek
Past het taalgebruik aan aan de luisteraar(s).
Kan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.
Kan op eenvoudige vragen reageren als enige hulp geboden kan worden bij het formuleren van het antwoord.
Kan gebruik maken van ondersteunende materialen om een voorbereide presentatie beter aan het publiek over te brengen.
Woordgebruik en woordenschat
Gebruikt veel frequent voorkomende woorden en varieert niet veel in woordgebruik.
Beschikt over voldoende woorden om alledaagse handelingen uit te voeren die betrekking hebben op vertrouwde situaties en onderwerpen. Zal nog regelmatig naar woorden moeten zoeken.
Grammatica
Redelijk accuraat gebruik van frequente 'routines' en patronen die horen bij over het algemeen voorspelbare situaties.
Structurele fouten (zoals woordvolgorde, fouten in het woordgeslacht en congruentiefouten) komen nog voor.
Verstaanbaarheid
De uitspraak is duidelijk genoeg om de leerling te kunnen volgen, ondanks een hoorbaar accent.
Luisteraars zullen af en toe om herhaling moeten vragen. Veel pauzes, valse starts en
herformuleringen.
Het tempo is vaak langzamer dan normaal.
StrategienOrintatie op de taak
Kan zich met begeleiding orinteren op de spreektaak: doel bepalen, publiek bepalen, onderwerp bepalen en een tijdsplanning maken. Verzamelt eventueel nog enige benodigde informatie. Kan gebruik maken van gerichte ondersteuning en een stappenplan voor het voorbereiden van een spreektaak.
Sturing van het proces
Kan eventueel met begeleiding zichzelf vragen stellen over het eigen spreken tijdens het spreken: zeg ik wat ik wil zeggen? Luistert het publiek? Gebruikt indien nodig geheugensteunen bij een
voorbereide spreektaak.
Herformuleert indien nodig bij een voorbereide en bij een onvoorbereide spreektaak.
Zal bij onvoorbereide monologen compensatiestra-tegien moeten toepassen bij het ontbreken van de juiste woordenschat, door gebruikmaking van hulpvragen als Hoe zeg je dat? Bewaakt, indien nodig, de tijd bij zijn korte spreektaken.
Evaluatie van de resultaten
Kan met begeleiding de resultaten evalueren: voldeed mijn spreken aan het doel? Kon ik zeggen wat ik wilde zeggen en verliep het bij een voorbereide presentatie zoals gepland?
2. Mondelinge taalvaardigheid Nr. 1:
Informatie verwerven uit gesproken taal en die informatie mondeling of schriftelijk, gestructureerd weergeven.
Nr. 2:
Zich naar vorm en inhoud uitdrukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiren.
Nr. 3:
Informatie beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opinirend is van karakter en met argumenten reageren.
Nr. 10:
Bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategien herkennen, verwoorden, gebruiken en beoordelen.
Nr. 12:
Een adequate woordenschat en strategien voor het begrijpen van onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het mogelijk maken over taal te denken en te spreken.
Luisteren Luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling.
Taken: 1. Luisteren naar instructies.
2. Luisteren als lid van een live publiek.
3. Luisteren naar radio, tv en naar gesproken tekst op internet.
De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - begrijpen;
- interpreteren;
- evalueren;
- samenvatten.
Voor de teksten zijn tekstkenmerken opgesteld met betrekking tot: - lengte;
- opbouw.
Gesprekken Eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven op en buiten school.
Taken: 1. Deelnemen aan discussie en overleg.
2. Informatie uitwisselen. Nr. 1:
Zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uitdrukken.
Nr. 2:
Zich houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en het belang van die conventies zien.
Nr. 3:
Strategien gebruiken voor het uitbreiden van de woordenschat.
Nr. 4:
Strategien gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten.
Nr. 6:
Deelnemen aan overleg, planning, discussie in een groep.
Nr. 7:
Een mondelinge presentatie geven.
Nr. 9:
Taalactiviteiten planmatig voorbereiden en uitvoeren. Luisteren Luisteren naar teksten over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling of die verder van de leerling af staan.
Taken: 1. Luisteren naar instructies.
2. Luisteren als lid van een live publiek.
3. Luisteren naar radio, tv en naar gesproken tekst op internet.
De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - begrijpen;
- interpreteren;
- evalueren;
- samenvatten.
Voor de teksten zijn tekstkenmerken opgesteld met betrekking tot: - lengte;
- opbouw.
Gesprekken In gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps) opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen.
Taken: 1. Deelnemen aan discussie en overleg.
2. Informatie uitwisselen.
2. Mondelinge taalvaardigheid Nr. 1:
Informatie verwerven uit gesproken taal en die informatie mondeling of schriftelijk, gestructureerd weergeven.
Nr. 2:
Zich naar vorm en inhoud uitdrukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiren.
Nr. 3:
Informatie beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opinirend is van karakter en met argumenten reageren.
Nr. 10:
Bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategien herkennen, verwoorden, gebruiken en beoordelen.
Nr. 12:
Een adequate woordenschat en strategien voor het begrijpen van onbekende woorden. Onder 'woordenschat' vallen ook begrippen die het mogelijk maken over taal te denken en te spreken.Luisteren Luisteren naar eenvoudige teksten over alledaagse, concrete onderwerpen of over onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling.
Taken: 1. Luisteren naar instructies.
2. Luisteren als lid van een live publiek.
3. Luisteren naar radio, tv en naar gesproken tekst op internet.
De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - begrijpen;
- interpreteren;
- evalueren;
- samenvatten.
Voor de teksten zijn tekstkenmerken opgesteld met betrekking tot: - lengte;
- opbouw.
Gesprekken Eenvoudige gesprekken voeren over vertrouwde onderwerpen in het dagelijks leven op en buiten school.
Taken: 1. Deelnemen aan discussie en overleg.
2. Informatie uitwisselen. Nr. 1:
Zich mondeling en schriftelijk begrijpelijk uitdrukken.
Nr. 2:
Zich houden aan conventies (spelling, grammaticaal correcte zinnen, woordgebruik) en het belang van die conventies zien.
Nr. 3:
Strategien gebruiken voor het uitbreiden van de woordenschat.
Nr. 4:
Strategien gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten.
Nr. 6:
Deelnemen aan overleg, planning, discussie in een groep.
Nr. 7:
Een mondelinge presentatie geven.
Nr. 9:
Taalactiviteiten planmatig voorbereiden en uitvoeren. Luisteren Luisteren naar teksten over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van de leerling of die verder van de leerling af staan.
Taken: 1. Luisteren naar instructies.
2. Luisteren als lid van een live publiek.
3. Luisteren naar radio, tv en naar gesproken tekst op internet.
De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - begrijpen;
- interpreteren;
- evalueren;
- samenvatten.
Voor de teksten zijn tekstkenmerken opgesteld met betrekking tot: - lengte;
- opbouw.
Gesprekken In gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps) opleiding uiting geven aan persoonlijke meningen, informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen.
Taken: 1. Deelnemen aan discussie en overleg.
2. Informatie uitwisselen.
Domein PO 1F Onderbouw VO 3e leerjaar VO 2F
2. Mondelinge taalvaardigheid De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - beurten nemen en bijdragen aan de samenhang;
- afstemming op doel;
- afstemming op de gesprekspartner(s);
- woordgebruik en woordenschat;
- vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing.
Spreken: In eenvoudige bewoordingen een beschrijving geven, informatie geven, verslag uitbrengen, uitleg en instructie geven in alledaagse situaties in en buiten school.
Taken: Een monoloog houden De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - samenhang;
- afstemming op doel;
- afstemming op publiek
- woordgebruik en woordenschat;
- vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing. Nr. 10:
Reflecteren op de manier waarop taalactiviteiten worden uitgevoerd en conclusies trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten. De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - beurten nemen en bijdragen aan de samenhang;
- afstemming op doel;
- afstemming op de gesprekspartner(s);
- woordgebruik en woordenschat;
- vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing.
Spreken: Redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen en gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard.
Taken: Een monoloog houden
De volgende kenmerken van de taakuitvoering zijn beschreven: - samenhang;
- afstemming op doel;
- afstemming op publiek;
- woordgebruik en woordenschat;
- vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing.
Organisatie Inhoud Overdracht Media
E X C E L L E N T De vooruitgang is
excellent. De
luisteraar is steeds
mee.
Vlotte overgangen. Uitvoerige, volledige
behandeling van het
onderwerp.
Getuigt van
onderzoek. Goed oogcontact,
goede intonatie en
lichaamstaal.
Meeslepend en
genietbaar. Excellent gebruik
van overhead,
videos, grafieken.
Duidelijk en
levendig.
G O E D Goede vooruitgang.
De luisteraar blijft
bij de inhoud. Goede dekking van
het onderwerp met
evidentie van
onderzoek. Oogcontact,
intonatie,
lichaamstaal en
gedrag zijn goed maar niet consistent. Visualiseringen zijn
duidelijk en geschikt.
De media
ondersteunen de presentatie.
V O L D O E N D E De organisatie is
wat stroef.
De luisteraar is
soms verward.
Inhoud gaat van de
hak op de tak. Het onderzoek blijft
wel, maar het is niet
uitgebreid of er
ontbreekt diepgang.
Enigszins
gedocumenteerd. Weinig aansprekende
overdracht.
De presentatie wordt
afgelezen of lijkt
mechanisch. Er worden
visualisaties gebruikt
maar deze zijn niet
echt waardevol.
Ze helpen de
presentatie niet echt
vooruit.
O N V O L D O E N D E Zeer moeilijk te
volgen.
De luisteraar heeft
het moeilijk de
aandacht erbij te
houden.
Onduidelijke
overgangen. Het onderzoek lijkt
beperkt.
Weinig documentatie.
Belangrijke bronnen
ontbreken. De gegevensover-
dracht is van een
slechte kwaliteit.
Het levert niet meer
op dan een lezing. De visualisaties zijn
van een dergelijk
slechte kwaliteit dat
ze de presentatie in
het geheel niet
ondersteunen.
OrganisatieInhoudOverdrachtMedia
ExcellentDe vooruitgang is excellent. De luisteraar is steeds mee. Vlotte over-gangen. Uitvoerige, volledige behandeling van het onderwerp. Getuigt van onderzoek. Goed oogcontact, goede intonatie en lichaamstaal. Meeslepend en genietbaar. Excellent gebruik van overhead, videos, grafieken. Duidelijk en leven-dig.
GoedGoede vooruit-gang. De luisteraar blijft bij de inhoud. Goede dekking van het onderwerp met evidentie van onderzoek. Oogcontact, intonatie, lichaamstaal en gedrag zijn goed maar niet consis-tent. Visualiseringen zijn duidelijk en geschikt. De media ondersteunen de presentatie.
VoldoendeSoms wat stroef. De luisteraar is soms verward. Inhoud gaat van de hak op de tak. Het onderzoek blijkt wel, maar het is niet uitgebreid of er ontbreekt diep-gang. Enigszins ge-documenteerd. Weinig aanspre-kende overdracht. De presentatie wordt afgelezen of lijkt mechanisch. Niet slecht maar ook niet goed. Er worden visuali-saties gebruikt maar deze zijn niet echt waardevol. Ze helpen de presen-tatie niet echt vooruit.
OnvoldoendeZeer moeilijk te volgen. De luiste-raar heeft het moeilijk de aan-dacht erbij te hou-den. Onduidelijke overgangen. Het onderzoek lijkt beperkt. Wei-nig documentatie. Belangrijke bron-nen ontbreken. De gegevensover-dracht is van een slechte kwaliteit. Het levert niet meer op dan een lezing. De visualisaties zijn van een derge-lijk slechte kwali-teit dat ze de pre-sentatie in het geheel niet onder-steunen.
Een analytische rubriek voor het geven van een mondelinge presentatie.5 Excellent. De leerling beschrijft duidelijk de bestudeerde inhoud en geeft uitdrukkelijk het belang ervan aan. Er wordt specifieke informatie gegeven die de gemaakte conclusies ondersteunt. De inhoud wordt op een uitnodigende manier gebracht en de zinsbouw is consistent correct. De leerling maakt oogcontact met de aanhoorders tijdens de hele uiteenzetting. De presentatie getuigt zeer duidelijk van een goede voorbereiding, organisatie en enthousiasme. Visuele hulpmiddelen dragen bij tot de effectiviteit van de presentatie. Publieksvragen worden duidelijk beantwoord met specifieke en relevante informatie.
4 zeer goed. De leerling beschrijft de bestudeerde inhoud en geeft het belang ervan aan. Er wordt voldoende informatie gegeven om de conclusies te ondersteunen. Het overbrengen van informatie en de zinsbouw zijn in het algemeen correct. De presentatie getuigt van een goede voorbereiding, organisatie en enthousiasme. Visuele hulpmiddelen worden aangehaald en goed gebruikt. Publieksvragen worden duidelijk beantwoord.
3 goed. De leerling beschrijft de bestudeerde inhoud en trekt conclusies, maar de aangebrachte informatie is niet zo sterk als in 4 en 5. Het overbrengen van informatie en de zinsbouw zijn in het algemeen correct. De presentatie getuigt van voorbereiding en organisatie. Visuele hulpmiddelen worden aangehaald. Publieksvragen worden beantwoord.
2 beperkt. De leerling geeft de bestudeerde themas aan maar slaagt er niet in deze volledig te
beschrijven. Er worden geen conclusies gegeven. Het overbrengen van informatie en de zinsbouw
zijn verstaanbaar maar vertonen fouten. Aanduidingen van de voorbereiding en organisatie ont-
breken. De visuele hulpmiddelen worden al dan niet vermeld. Publieksvragen worden met beperk-
te informatie beantwoord.
1 slecht. De leerling houdt een presentatie zonder aan te geven wat de centrale themas zijn en wat het belang ervan is. De inhoud is onduidelijk en er worden geen adequate conclusies voorgesteld. De uiteenzetting is moeilijk te volgen. Er is geen indicatie van voorbereiding en organisatie. Publieksvragen worden met zeer beperkte informatie of niet beantwoord.
Een holistische rubriek voor het geven van een mondelinge presentatie.Beoordelingsformulier Presentatie
Klas:...... Groep:..... Datum:........................
Sprekers:
1.
2.
3.
4. Onderwerp: ....................................................
Beoordelaar....................................................
Speciaal gelet op: ...........................................
feedback
1 DOEL EN PUBLIEK goed voorbereid?
publiekgericht?
2 PRESENTATIE goed gebruik van spreekschema? duidelijke structuur (inl., midden, slot)
vlotte overgangen: signaalwoorden?
inleiding: belangstelling gewekt? gebald slot?
inhoudelijk sterk? boeiend?
3 LICHAAMSTAAL voldoende oogcontact?
houding: rustig, krampachtig, tics? uitstraling: enthousiast, zenuwachtig, onverschillig, mat,
4 STEM tempo: vlot, te snel/te traag, stopwoorden?
volume: te luid/te zacht, goed verstaanbaar?
articulatie: duidelijk, correct? intonatie: monotoon, gevarieerd?
5 TAALGEBRUIK STIJL spreektaal of schrijftaal (aflezen)? gebruikt de spreker AN?
6 AV-MIDDELEN welke? bord recorder - overhead video
functioneel gebruikt?
7 VRAGEN aan gedacht?
goed beantwoord?
POSITIEF
WERKPUNT
Individueel cijfer: ......................... / 100
Groepscijfer: ......................... / 100
Zelfevaluatieblad bij de presentatie 31
Naam:..................................................................................... Datum: ......................................
Onderwerp:............................................................................. Klas: ..........................................
Volgende uitspraken kunnen je helpen om volgende keer nog beter te scoren. Ze zijn bewust in het heden gesteld. Quoteer jezelf tussen 5 en 1: uitstekend tot slecht. Geef zo weinig mogelijk 3en. Probeer bij de zwakke punten kort het waarom te noteren en wat je er kunt aan doen. Kies tenslotte n punt waar je tegen je volgende presentatie aan wilt werken.1 Ik heb de context (publiek, doel, tijd) juist ingeschat
2 Ik neem voldoende tijd om materiaal te verzamelen
3 Ik neem voldoende tijd om mij voor te bereiden
4 Ik heb de presentatie zelf voldoende ingeoefend
5 Mijn presentatie is goed gestructureerd
6 Mijn inleiding en slot zijn af
7 Mijn taalgebruik is klaar en duidelijk
8 Ik heb mijn zenuwen onder controle
9 Mijn houding is ontspannen, natuurlijk
10 Ik maak voldoende oogcontact
11 Ik straal enthousiasme uit
12 Ik spreek voldoende luid, niet te snel en goed verstaanbaar
13 Ik heb eventuele vragen goed aangepakt
14 Mijn audiovisuele hulpmiddelen versterken mijn boodschap
15 Ik weet mijn publiek te boeien
EINDBEDENKING . positief . werkpunt
Taak-uitvoering 1F2F
12345
1. Samenhang
- structuur hele
tekstMaakt gedachtegang begrijpelijk, maar tekststructuur is soms foutGebruikt opsomming van punten en benadrukt het belangrijkste
- tekstcohesieNVT (niet bewust)
2. DoelBlijft trouw aan spreekdoel, soms met hulp van een anderHanteert herkenbaar spreekdoel, zoals instruerend en informatief
3. Publiek
- register
- responsiviteit
- ondersteuning
4. Woorden (schat)
- woordgebruik
5. Uitvoering
- verstaanbaarheid
- gram. beheersing
- grammaticale
fouten
vloeiendheid
- - non-verbaal
Beoordeling leerlingprestatieKenmerkenTaak-uitvoeringNiveau 2FLeerling 1Leerling 2
SamenhangKan een duidelijk verhaal houden met een samenhangende opsomming van punten en kan daarbij het belangrijkste punt duidelijk maken.Gebruikt korte eenvoudige zinnen en verbindt deze door de juiste, eenvoudige voegwoorden en verbindingswoorden.2F, op weg naar 3F.Vat alle onderwerpen samen als logisch slot, varieert met houding.Goed
Afstemming op doelGeeft spreekdoel duidelijk vorm (instruerend, informatief, onderhoudend enz.) zodat het voor de luisteraar herkenbaar is.2F+, geeft informatie (daarmee geen 3F).2F+
Afstemming op publiekKan het verschil tussen formele en informele situaties hanteren.Maakt de juiste keuze voor het register en het al dan niet hanteren van taalvariatie (dialect, jongerentaal).Kan de luisteraar(s) boeien door middel van concrete voorbeelden en ervaringen.2FVeel variatie is in een presentatie niet mogelijk, bij de vragen wel.Leerling 1 boeit wat meer dan leerling 2.2F
Woord-gebruik en woorden-schatBeschikt over voldoende woorden om zich te kunnen uiten. Het kan soms nodig zijn een omschrijving te geven van een onbekend woord.GoedRisico oplopen?Goed.Gebruikt wat meer maar en stopwoordje nouja
Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersingDe uitspraak is duidelijk verstaanbaar, ondanks een eventueel accent, af en toe een verkeerd uitgesproken woord en/ of haperingen.Vertoont een redelijke grammaticale beheersing.Aarzelingen en fouten in zinsbouw zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden zo nodig hersteld.Is goed te volgen en kan zich gemakkelijk uitdrukken.Vloeiendheid kan minder zijn als er nagedacht moet worden over de grammaticale vorm, de te kiezen woorden en herstel van fouten.Snel.Meer haperingen, hakkelde, slikte woorden in waardoor verstaanbaarheid wat minder was en dit doet afbreuk aan vloeiendheid. Waarschijnlijk erg zenuwachtig.Wel 2FSnel, gebruikte meer spreektaal, kwam vlot uit haar woorden.2F
Opmerking prestatieHet is in dit geval lastig de leerlingen apart te beoordelen, omdat ze zo intensief hebben samengewerkt en ook tijdens de presentatie elkaar aanvullen. Beide leerlingen lezen te veel voor om het een echte presentatie te kunnen noemen.