In de voetsporenvan Popper en Kuhn
Bart Van Kerkhove
Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofiegastles bij Ingenieur en maatschappij
9 maart 2016
Inhoud
I 1 Theorie en werkelijkheid
I 2 Verificatieleer
I 3 Confirmatieleer
I 4 Falsificatieleer (Popper)
I 5 Het probleem met normatieve benaderingen
I 6 Paradigmas en revoluties (Kuhn)
I 7 Popper vs Kuhn
I 8 Wetenschapssociologie
! http://www.vub.ac.be/CLWF/bart/hasselt/voetsporen.pdf
Het verband theoriewerkelijkheid (1)
I Doel wetenschap: op duurzame wijze vat krijgen op (eenbepaald onderdeel van) de werkelijkheid, en dit door dezebeter te kunnen! begrijpen (= verklarende functie), en! manipuleren (= voorspellende functie)
I Filosofische vraag = deze naar de betrouwbaarheid vanwetenschappelijke kennis
I Concreet: criteria bepalen waaraan wetenschappelijkeuitspraken moeten voldoen, willen zij dat autoritairelabel waard zijn
Het verband theoriewerkelijkheid (2)
I Idealiter: duidelijke afbakening wat wel/geen wetenschapis = demarcatie (geen twijfel)
I Niet evident! B.v. moeilijk als men slechts naaruitspraken zelf kijkt (veel onzin wordt op zeer geleerdeen samenhangende wijze gebracht)
I Probleem: zich (moeten) verlaten op getuigenis
I Mogelijke oplossing: daarnaast zich ook concentreren opde methode of de weg naar kennis als kwaliteitstoets:weg met willekeur!
I De eis van een duidelijk aantoonbaar systematischemanier van denken/handelen kan op diverse manierenworden ingevuld
Het verband theoriewerkelijkheid (3)
I We moeten ons uitspreken over 2 dimensies verbondenaan kennis: een empirische (zintuiglijke) en een rationele(theoretische)
I Vertaald in 2 types van wetenschappelijke redenering:inductief en deductief redeneren
I Deductie, zoals in deel 1 over logica: indienuitgangspunten waar zijn, dan moet ook de conclusie datzijn (gegeven de logica)
I B.v. indien alle katten zijn zoogdieren en Arthur iseen kat, dan zeker Arthur is een zoogdier; formeel:(8x)(KxZx), Ka ` Za
Het verband theoriewerkelijkheid (4)
I Niet alle redeneringen zijn van die aard, m.a.w. degegevens leiden soms slechts met bepaaldewaarschijnlijkheid tot de conclusie
I B.v. indien Elke ochtend bij droog weer maakt mijnbuurman een wandeling en Het regent nietvanochtend, dan wellicht Mijn buurman zal straks eenwandeling maken
I Inductie is veel toegepaste methode, ook/vooral indagelijks leven, maar niet sluitend, dus niet iedereentevreden ermee
I Dit vertaalt zich in uiteenlopende eisen over het verbandtheorieervaring (van de werkelijkheid)
Verificatieleer (1)
I Zeer strenge opvatting: enkel (1) direct verifieerbarewaarnemingsrapporten of (2) logische bewerking daarvanzijn aanvaardbaar als wetenschappelijke uitspraken
I Bv. Water tot 100 graden opgewarmd, kookt
I Is deze eis te veralgemenen binnen wetenschap?
I 4 problemen:
1. Universele uitspraken2. Tijdsgebonden uitspraken3. Dispositionele uitspraken4. Theoretische geladen uitspraken
Verificatieleer (2)
1. Probleem 1: Universele uitspraken
I Het doel van wetenschap = wetten formuleren, dusveralgemenen tot universele beweringen
I B.v. (8x)((Mx&Kx)(Ex_Rx))I Zulke uitspraken zijn per definitie niet verifieerbaarI Immers: zijn slechts logisch herleidbaar tot een oneindige
conjunctie van particuliere waarnemingen
2. Probleem 2: Tijdsgebonden uitspraken
I Niet slechts alle instanties vandaag, maar ook inverleden en toekomst zijn evident niet beschikbaar
I Voor verleden betreft dit zelfs particuliere feiten: vergtandere methode, i.h.b. bronnenkritiek
I Gerelateerd aan (Humes) kritiek op inductie m.b.t.kennis v.d. toekomst (steeds onzeker)
Verificatieleer (3)
3. Probleem 3: Dispositionele uitspraken
I Dispositie =neiging van objecten, bv. breekbaarI Probleem: verificatie vergt de verandering ervanI Als ongewenst: verplicht tot andere overwegingenI Bovendien: kwestie van benodigde testcondities
4. Probleem 4: Theoretisch geladen uitspraken
I Carnap: absoluut fundament voor kennis mogelijk o.b.v.directe waarnemingen + logische middelen
I Maar is alle niet-observationele, dus theoretische taal(behalve logica) wel elimineerbaar?
I Quine: strikt onderscheid empirie/theorie onmogelijk,observaties steeds in theoretisch kader
I Bovendien: steeds netwerk van theoretische uitspraken inhet geding (= betekenisholisme)
Confirmatieleer (1)
I Eisen verificatieleer afzwakken, door bijkomend typeuitspraak te aanvaarden:(3) confirmeerbare zinnen, of zinnen waaruit directverifieerbare waarnemingsrapporten afleidbaar zijn
I Dit criterium wordt gebruikt in dehypothetisch-deductieve methode: H is wetenschappelijkindien er mogelijk een of bij voorkeur meerdere E i sbestaan zodat H ` E i
Confirmatieleer (2)
I Voorbeeld 1 (8x)((Mx&Kx)(Ex_Rx)) nietverifieerbaar, maar gezien (Ma&Ka)(Ea_Ra) erlogisch uit volgt is ze wel confirmeerbaar (oplossingProbleem 1)
I Voorbeeld 2 Een historische gebeurtenis (bv. einde WO I)is niet verifieerbaar maar wel confirmeerbaar, doorinspectie overgeleverde relevante bronnen (oplossingProbleem 2)
I Voorbeeld 3 M.b.t. integriteit van objecten bij het testenop eigenschappen, volstaan we hier met testen vanbepaalde aspecten in bepaalde omstandigheden(oplossing Probleem 3)
Confirmatieleer (3)
I Een bevredigend antwoord op Probleem 4 vinden we hierechter niet, bovendien duiken enkele bijkomendeproblemen op
1. Probleem 1: Zwarte raven paradox
I H: Alle raven zijn zwart, formeel (8x)(RxZx)I H H: (8x)(ZxRx)I Elk object b zodat Zb&Rb confirmeert dit!I Mogelijke oplossing: bijkomende voorwaarde van de
relevantie, observatie moet toelaten te kiezen tussenelkaar uitsluitende hypothesen, b.v. H versus H1: Alleraven zijn groen
I Een blauwe stoel doet dit niet (confirmeert beide), enkeleen raaf met een welbepaalde kleur
Confirmatieleer (4)
2. Probleem 2: Irrelevante confirmatie paradox
I H: Alle raven zijn zwart en de aarde is vierkantI Een zwarte raaf (E) confirmeert H gezien H ` E!I Ook hier biedt de invoering van relevantie-criterium
uiteraard een oplossing, het punt is: confirmatie op zichvolstaat niet
3. Probleem 3: Groen-grauw paradox
I Contra opl probleem 1: confirmatie laat niet steeds toete kiezen tussen elkaar uitsluitende hypothesen
I H1: Alle smaragden zijn groen, versus H2: Allesmaragden zijn grauw (groen pre 2050, blauw erna)
I Een groene smaragd (E) confirmeert H1 en H2I Uiteraard theoretische redenen om H1 te verkiezen
boven H2; punt: meer nodig dan louter confirmatie
Confirmatieleer (5)
I Probleem 4 bij verificatie (en confirmatie) blijft nogonbehandeld, nl. koppeling tussen individuele hypotheseen observatie of het probleem van de theoretischeachtergrond
I Bijkomend probleem bij confirmatie is het duidelijk ad hoc(of niet systematisch) karakter van de hoger staandeoplossingen voor tegenwerpingen d.m.v. bijkomendestipulaties
I Het model van de gesofisticeerde of bootstrapconfirmatie vormt hierop een reactie
Confirmatieleer (6)
I Een hypothese H wordt getest gegeven of tegen deachtergrond van een aantal andere hypothesen die erinherent mee samenhangen
I H vormt samen met het geheel van hulphypothesen (alswaren het twee veters) de strik waarmee de kennisact zichvoltrekt
I Belangrijk: ook die andere hypothesen worden enkelbootstrap bevestigd (alles hangt samen)
I Systematisch antwoord op problemen rond confirmatie:relevante hypothesen vormen een theoretischsamenhangend geheel zonder plaats voor irrelevanteobjecten/concepten
Falsificatieleer (1)
I Totaal ander schema voor wetenschappelijk goedemethode, o.b.v. modus tollens
I Niet op zoek naar confirmatie maar naar falsificator,d.i. bewijsmateriaal dat hypothese H weerlegt i.p.v.bevestigt
I Formeel: HE , E ` HI Zolang je geen E vindt, is H in ordeI Essentie: theorieen moeten weerlegbaar zijn, anders geen
wetenschap maar (bij)geloof
I Basisidee = fallibilisme, nl. theorieen zijn steeds feilbaaren onaf (historiserend aspect)
Falsificatieleer (2)
I Voordeel 1: confirmatie-paradoxen verdwijnen, we zoekenper definitie naar relevante objecten (niet-zwarte raven,niet-groene smaragden)
I Voordeel 2: theorie wordt versterkt door een geschiedenisvan mislukte weerlegging = corroboratiegraad (verschilconfirmatie!)
I Voordeel 3: lokt gewaagde (zeer specifieke) hypothesenuit, ontmoedigt alles verklarende (zeer algemene)theorieen
Falsificatieleer (3)
I Probleem 1: Verisimilitude. Zijn alle (nog) niet weerlegdehypothesen gelijkwaardig? Corroboratie niet steedsbruikbaar, b.v. groen-grauw paradox: tot vondst blauwesmaragd hebben H1 en H2 zelfde graad
I Probleem 2: Achtergrond. Wat weerlegt misluktexperiment? De geteste hypothese, ander deel v.d.theorie, experimenteel opzet? En zijn deze wel strikt uitelkaar te houden? Popper: elke (hulp)hypothesefalsifieerbaar!
Normatieve benaderingen: problemen
I wat is wetenschap? ! complexe vraagI moving target: wetenschap zelf = constant in ontwikkeling
I b.v. fragmentering tengevolge specialisatie in (sub)disciplines
I daarenboven: principiele bezwaren bij karakteriseren
I centrale, onopgeloste kwestie: theoretische achtergrond
Ibootstrap confirmatie als systematisch antwoord: onvoldoende
I vormt zij eigenlijk niet impliciete erkenning van het probleem?I is complete explicitering van alle hulphypothesen wel mogelijk?
I hier: deze beperking aanvaarden, contextuele fa