Stage jaar 3 J. Krempel
Ringslang in Delfland
KNNV afdeling Delfland
Coach Inholland: Ton Bezemer
Door: Jordy Krempel – 462682
Delft, juli 2012
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
2
Samenvatting
Het onderzoek naar de ringslang in Delfland wordt uitgevoerd als zijnde derdejaars stage
voor de uitvoerende student Bos- en Natuurbeheer aan Hogeschool Inholland te Delft. De
KNNV afdeling Delfland wil graag meer inzicht over het voorkomen van de ringslang in
Delfland. Broeihopen zullen hierbij een belangrijke rol gaan spelen. De volgende hoofdvraag
is opgesteld: “Hoe staat het met de ringslang gesteld in Delfland?”. Hierbij zijn enkele
deelvragen opgesteld: Wat is de KNNV?, Literatuuronderzoek naar de ringslang, Wat is de
samenstelling van een broedhoop?, Is er een geschikt habitat voor de ringslang in Delfland?,
Bevind de ringslang zich in Delfland en zo ja, waar?, Hoe kan de ringslang meer worden
bevorderd in de Delfland?
De KNNV zet zich in voor de drie N’s: Natuurstudie, natuureducatie en natuurbescherming.
De ringslang is een watergebonden slang te herkennen aan de ring achter z’n kop. Elke
ringslang kan individueel aan een “streepjescode” op de buik worden herkend. Broeihopen
bestaan uit haksel, blad en mest en bieden mogelijkheden voor ringslangen om eieren in te
leggen. Deze mogen zich maximaal 100 meter vanaf een waterpartij bevinden en hebben
een doorsnede van minimaal twee meter. Het omzetten hiervan kan het beste in maart of
april gebeuren.
Aan de hand van bezoeken aan natuurgebieden in Delfland, is bepaald waar er geschikt
habitat voor de ringslang aanwezig is. Per gebied is aangegeven of het gebied (zeer)
geschikt is, deels geschikt, vrijwel ongeschikt en ongeschikt is. Uiteindelijk zijn er drie
gebieden gekozen die het meest geschikt van allemaal worden geacht, waarvan er met twee
daarvan verdere stappen kunnen worden ondernomen. Hierbij wordt Delft als centraal punt
gezien en betreft Abtswoudse bos west en Bieslandse bos Krekengebied.
Waarnemingen van de ringslang in Delfland uit het verleden worden ook bekeken en geven
aan dat er toch mogelijkheden voor de ringslang aanwezig zijn. Gedurende de stage zijn er
echter geen eigen waarnemingen van de ringslang gedaan. Wel wordt er gesteld dat er
geschikt habitat aanwezig is en er in deze gebieden broeihopen kunnen worden aangelegd
om het gebied nog aangenamer te maken voor de ringslang zich hier te vestigen. Het
aanleggen van broeihopen en het omzetten hiervan kan vervolgens als KNNV activiteit
dienen. De ringslang kan op twee manieren naar Delfland komen: natuurlijk via de directe
route of groenblauwe slinger en vangst-uitzet vanuit populatie Gouda.
Broeihopen kunnen het beste eerst worden aangelegd in het Bieslandse bos Krekengebied
en aan de hand van hoe het hier gaat vervolgens bepalen hoe men verder gaat met het
Abtswoudse bos west. Deze broeihopen zullen jaarlijks worden omgezet door KNNV leden of
andere vrijwilligers. Mest kan worden aangevoerd vanuit (nabije) maneges, haksel kan uit
het gebied zelf worden gehaald en bladafval kan door de gemeente worden aangevoerd. Bij
elke broeihoop komt tevens een niet betreden bordje met informatie. De doelstelling is een
populatie ringslangen hebben in Delfland.
Het Bieslandse bos Kreken gebied biedt van de eerder genoemde gebieden de meeste
potentie, gezien de ligging en afstand tot populatie Gouda. Gedurende de stage zijn er geen
ringslangen aangetroffen wat suggereert dat de ringslang op het moment niet in Delfland
voorkomt. Bieslandse bos Krekengebied komt grotendeels overeen met de Reeuwijkse
plassen, met uitzondering dat zich hier geen grote plas bevindt, maar wel in de nabijheid. Het
is aanbevolen nader onderzoek te doen naar de ringslang in Delfland.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
3
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging
KNNV afdeling Delfland
Postbus 133
2600 AC Delft
www.knnv.nl/afdelingDelfland
http://twitter.com/#!/KNNVafdDelfland
Inhoudsopgave
Samenvatting ....................................................................................................................... 2
1. Inleiding ........................................................................................................................ 4
2. Onderzoeksmethode .................................................................................................... 5
3. Literatuuronderzoek ..................................................................................................... 7
3.1 KNNV ...................................................................................................................... 7
3.2 Ringslang ................................................................................................................ 8
3.3 Broeihopen .............................................................................................................11
4. Inventarisatie ...............................................................................................................12
4.1 Potentieel geschikte locaties ..................................................................................12
4.2 Meest geschikte locaties ........................................................................................15
4.3 Waarnemingen ringslang verleden .........................................................................16
4.4 Waarnemingen ringslang heden .............................................................................16
5. Analyse ........................................................................................................................17
5.1 Broeihopen .............................................................................................................17
5.2 PR ..........................................................................................................................17
5.3 Ringslang naar Delfland .........................................................................................18
6. Plan broeihopen en ringslang ....................................................................................20
7. Conclusies, discussie & aanbevelingen ....................................................................24
Literatuurlijst ......................................................................................................................27
Bijlagen ...............................................................................................................................29
Bijlage 1: Aanleg broeihopen ringslang KNNV afdeling Delfland .......................................29
Bijlage 2: Kaarten potentieel geschike gebieden ...............................................................31
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
4
1. Inleiding
Dit project wordt uitgevoerd bij de KNNV afdeling Delfland en dient als derdejaars stage voor
de uitvoerende student. Deze studeert Bos- en natuurbeheer aan Hogeschool Inholland te
Delft.
De KNNV afdeling Delfland wil graag meer inzicht over het voorkomen van de ringslang in de
regio, waarbij men broedhopen wil aanleggen om zodoende de soort proberen aan te
trekken. Tot heden is de ringslang maar enkele keren aangetroffen in de regio. Door middel
van inventarisaties wil men hier meer kennis over vergaren. De stage wordt uitgevoerd over
een periode van twee studieblokken bij de KNNV afdeling Delfland. Gedurende de stage zal
voornamelijk worden ingegaan op de ringslang (Natrix natrix) in Delfland.
Er is maar weinig bekend over het voorkomen van de ringslang in Delfland. Vanwege dit feit
is het doel van de stage inzicht te krijgen in het voorkomen van de ringslang in Delfland.
Verder zullen er broedhopen worden aangelegd om de ringslang aan te kunnen trekken naar
de regio. Deze zijn hierbij het voornaamste middel. Verder moet het (potentiële) habitat aan
enkele eisen voldoen.
Tijdens de stages dienen een aantal competenties aan bod te komen. Dit zijn: opstellen van
een advies of plan, welke samenvalt met het maken van een gebiedsplan, toegepast
onderzoeken, welke samenvalt met een flora- en/of faunaonderzoek (onderzoek naar de
ringslang in dit geval) en projectmatig werken in een multidisciplinaire omgeving (KNNV als
organisatie).
Gedurende het rapport zal de volgende hoofdvraag worden beantwoord: “Hoe staat het met
de ringslang gesteld in Delfland?” Hierbij horen tevens enkele deelvragen:
Literatuuronderzoek naar de KNNV en ringslang;
Wat is de samenstelling van een broedhoop?;
Is er een geschikt habitat voor de ringslang in Delfland?;
Bevind de ringslang zich in Delfland en zo ja, waar?;
Hoe kan de ringslang meer worden bevorderd in de Delfland?
Het rapport is als volgt opgebouwd. Eerst volgt er uitleg van de onderzoeksmethode,
vervolgens een literatuuronderzoek, en daarna inventarisatie en analyse van de
inventarisatie. Na de analyse volgt er een advies of plan ten behoeve van het aanpassen
dan wel verbeteren van een bepaald gebied. Als laatste volgen de conclusies, een discussie
en aanbevelingen.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
5
2. Onderzoeksmethode
Alvorens er met de inventarisatie kan worden begonnen, wordt er eerst een
literatuuronderzoek gedaan naar de KNNV en KNNV afdeling Delfland en vervolgens naar
de ringslang zelf. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van het internet en boeken die bij de
KNNV afdeling Delfland verkrijgbaar zijn. Tevens zullen stadsecologen van verschillende
gemeentes worden geraadpleegd betreffende het bekend zijn van waarnemingen van de
ringslang en wanneer en waar dit was. Ten slotte wordt ook de lezing “Ringslang; een
opportunist nader beschreven” door I. Janssen bij KNNV afdeling Amsterdam gebruikt voor
de het uiteenzetten van informatie over de ringslang. Tevens kunnen verschillende
documenten op de website van Ravon worden geraadpleegd en verschillende databanken
waarbij wordt gezocht op “ringslang” of “grass snake” (Engelse benaming voor de ringslang).
Voor de inventarisatie wordt er gebruik gemaakt van waarnemingen die in het verleden zijn
gedaan. Bij de KNNV afdeling Delfland zijn twee waarnemingen in Delfland bekend: Één in
het krekengebied van het Bieslandse bos ten noordoosten van Delft en één net ten zuiden
van Delft bij de Tanthofkade. Voor de eerst genoemde wordt telefonisch contact opgenomen
met de beheerder van het gebied bij Staatsbosbeheer. Voor de waarneming bij de
Tanthofkade wordt telefonisch contact opgenomen met de stadsecoloog van Delft. Verder
wordt er contact opgenomen met de coördinator natuurbeheer Agrarische Natuurvereniging
Vockestaert of deze van waarnemingen van de ringslang in Delfland afweet. Ten slotte wordt
er contact opgenomen met de boer van de Bieslandse hoeve. Deze heeft eerder kenbaar
gemaakt bereid te zijn in de nieuwsbrief voor lokale boeren een oproep te doen tot het
doorgeven van waarnemingen.
Voor het vangen van een ringslang met een schepnet is een ontheffing nodig. Deze kan
worden aangevraagd bij onder andere de KNNV, Ravon of het desbetreffende onderdeel van
de gemeente. Aangezien de stage plaatsvindt in Delfland, wordt deze verschaft door de
KNNV afdeling Delfland. Broeihopen in Delfland die meer dan twee jaar aanwezig zijn,
worden omgezet. Op dit moment worden de eventueel aanwezige eierschalen geteld en
genoteerd. Vervolgens zal de broeihoop opnieuw worden aangelegd.
De ringslang kan ook worden geïnventariseerd door eigen waarnemingen. Hiervoor wordt
een eenvoudige methode gebruikt. Een locatie waarvan wordt verwacht dat de ringslang
voorkomt wordt rustig doorlopen, waarbij het gebied voor en naast je wordt gescand op
aanwezigheid van ringslangen. Een richtlijn hiervoor kan zijn een straal van twee tot twee en
een halve meter aan te houden.
Ringslangen zijn van elkaar te onderscheiden door middel van een “streepjescode” op de
buik, welke voor elke individu uniek is. In figuur 1 op de volgende bladzijde wordt dit getoond.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
6
Bij de analyse zullen de eerder verzamelde gegevens uit vooral de inventarisatie, maar ook
deels het literatuuronderzoek worden gebruikt om te bepalen waar het beste broeihopen
kunnen worden aangelegd en hoe de ringslang naar Delfland kan komen. Wat er in de
analyse naar voren komt zal in het plan worden uitgewerkt tot een concreet plan betreffende
broeihopen en ringslang. Als laatste zal de doelstelling van het plan worden genoemd, of
preciezer gezegd wat men hiermee hoopt te bereiken.
Fig. 1: Buikpatroon ringslang (foto: J. Krempel).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
7
3. Literatuuronderzoek
In dit hoofdstuk kan men onder andere vinden wat de Koninklijke Nederlandse
Natuurhistorische Vereniging is, wat het doet en verdere algemene informatie over de KNNV,
waarbij de afdeling Delfland kort wordt toegelicht. Ten slotte volgt er een profiel van de
ringslang (Natrix natrix) waarbij alle kenmerken van zowel de soort, als het habitat, als de
broedhopen aan bod komen.
3.1 KNNV
De Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) is opgericht in 1901,
waarvan de afdeling Delfland in 1985. In totaal zijn er 52 afdelingen in Nederland, waarvan
afdelingen Rotterdam, Zoetermeer Den Haag en Waterweg noord aan afdeling Delfland
grenzen. De KNNV houdt zich bezig met de drie N’s: Natuurstudie, natuureducatie en
natuurbescherming. Dit gebeurt door middel van onder andere excursies, lezingen,
cursussen, inventarisaties, natuurbeheer en advisering. Elk van deze drie N’s heeft een
werkgroep.
(KNNV afdeling Delfland Veldbericht nr. 106 & 107)
Natuurstudie. De KNNV afdeling Delfland beschikt over een database met meer dan 50.000
waarnemingen. Deze data kan worden gebruikt door beheerders indien er informatie nodig is
over de toestand van de natuur of met betrekking tot beheeradviezen. De waarnemingen
worden ook doorgestuurd naar landelijke databases. Jaarlijks worden en gierzwaluwen,
planten en mossen geteld. Tevens worden er regelmatig projecten gedaan in opdracht van
verschillende groenbeheerders. Waarnemingen worden tevens vermeld in de wekelijkse
digitale nieuwsbrief.
Natuureducatie. Ieder jaar wordt er een bepaald thema gekozen. In 2011 was dit ‘oevers’, in
2012 is dit ‘bloeiende bermen’. Op landelijk niveau is het thema ‘het jaar van de bij’. Op het
moment ligt er een voorstel bij de landelijke KNNV om 2013 het thema ‘wateren’ te geven.
Aan de hand van dit thema worden de verschillende excursies, lezingen en tentoonstellingen
opgebouwd. Deze worden aangekondigd op de internetsite, in de wekelijkse KNNV
nieuwsbrief en Veldbericht, die eens per kwartaal verschijnt.
Natuurbescherming. Ieder voorjaar is er de paddentrek. De KNNV afdeling Delfland helpt
dan samen met leden en vrijwilligers het veilig over laten steken van niet alleen padden,
maar ook kikkers en salamanders. Verder wordt er regelmatig advies gegeven aan
beheerders om te helpen terreinen om een natuurlijke manier te beheren. Tevens worden
ruimtelijke ontwikkelingen in Delfland in de gaten gehouden. Dit gebeurd door middel van
bepaalde contactpersonen, die vervolgens voorstellen kunnen doen ten behoeve van
natuurbescherming.
(knnv.nl, KNNV afdeling Delfland Veldbericht nr. 106 & 107)
Binnen de KNNV zijn verschillende commissies actief. Deze worden hier genoemd, met
tussen haakjes waar ze zich mee bezig houden: ARJA-comissie (beoordelen van
inzendingen en toekennen van ARJA-prijs*), Agendacomissie van de Beleidsraad (adviseert
bestuur over beleidsaangelegenheden), Algemene Buitenland Commissie (activiteiten in
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
8
buitenland coördineren en stimuleren), Natuurbeschermingscommissie (geeft advies binnen
de KNNV, organiseert excursies, geeft via dossiers informatie over natuurbescherming en
natuurbeheer), Promotiecommissie (ondersteunt bestuur en afdelingen bij promotie),
Veldbiologische commissie (ondersteunt afdelingen bij het verhogen van kwaliteit van
rapportages), Archiefcommissie (beheerd archief KNNV) en Commissie Juridische Zaken
KNNV (ondersteunt vereniging en afdelingen bij juridische zaken).
(knnv.nl)
Het Biologisch Werkkamp voor het Onderwijs (BWO) werd in principe voor het eerst
georganiseerd in 1929, toen nog onder de naam Leiderskamp voor Natuurstudie. Het
voornaamste doel is belangstelling en liefde voor de natuur wekken, bijbrengen van enige
kennis op dit gebied en opwekken tot noodzakelijk natuurbescherming. Het was bedoeld
voor jeugdleiders, maar er werd vanaf 1946 voor gewone leden een apart kamp
georganiseerd. Vanaf 1952 zal het de naam BWO dragen. Sinds de jaren 90 bestaat deze
niet meer.
(Nijkamp 1981)
Bij de KNNV is er voor jongeren een aparte werkgroep voor mensen tussen de 18 en 33 jaar.
Iedere maand zijn er bepaalde activiteiten omtrent de natuur. Sommige activiteiten vinden
plaats rond een bepaald thema. Dit verschilt van een kampeerweekend tot een excursie en
vind steeds ergens anders in het land plaats. Zo wordt er steeds een ander natuurgebied
bezocht.
(knnv.nl)
Het gebied van de KNNV afdeling Delfland bevindt zich tussen de Noordzeekust en
Rottermeren, tussen de A12 en de A20. Hierbinnen bevinden zich verscheidene parken,
natuurgebieden, cultuurlandschappen en tuinen. Het doel is mensen van de natuur te laten
genieten en diversiteit soorten en gebieden te behouden. Elk van de drie N’s wordt bij deze
afdeling vertegenwoordigd door een eigen werkgroep
(knnv.nl)
* De ARJA-prijs is om meer aandacht te vragen voor de samenhang tussen geologie,
geomorfologie, natuur en landschap
3.2 Ringslang
De ringslang (Natrix natrix) is een slang die aan het water gebonden is en is dus veelal in of
in de buurt van water te vinden. Hij heeft achter z’n kop een duidelijke gele of geelwitte ring,
waarachter zich een zwarte band bevind (zie fig. 2). In principe geldt: Hoe geler de ring, hoe
warmer het habitat. De pupillen zijn rond. Over z’n gehele lichaam heeft hij aan beide zijden
verticale donkere strepen, de kleur van de huid is grijs, groen, bruin of steenrood. De buik is
geel of geelwit met donkere vlekken (zie fig. 1). De kop is ovaal en bedekt met grote
schubben; een duidelijk ander patroon dan de rest van het lichaam (zie fig. 3).
Vervellingshuiden zijn goed te herkennen doordat deze gekielde schubben hebben op de
rug, in combinatie met de lengte van de huid.
(ravon.nl, beesies.nl)
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
9
Vanaf half maart kan men de ringslang tegenkomen, wanneer ze uit hun winterslaap
ontwaken. De mannetjes over het algemeen wat eerder, zodat ze kunnen zonnen om de
vorming van zaadcellen op gang te brengen. Zodoende kan er snel worden gepaard als de
vrouwtjes verschijnen. De paartijd vindt plaats in het voorjaar, in de maanden april en mei. Er
bestaat een kleine kans dat dit ook in het najaar gebeurd. Het vrouwtje zont veel van april tot
en met juni om de ontwikkeling van de eitjes te stimuleren. Ze legt in juni of juli eieren op
plekken met een hoge temperatuur en hoge vochtigheid, zoals compost, mestvaalten of
broeihopen. Meervoudig vaderschap, ofwel meerdere mannen met ene bepaald vrouwtje kan
voorkomen. De legselgrootte hangt af van de grootte van de moeder en kan bij een fors
vrouwtje tot wel 30 eieren bevatten. De eieren bestaan uit een flexibele, leerachtige
eierschaal ter grootte van een olijf. Na de eiafzet duurt het zes tot tien weken tot de eieren
uitkomen. Ze maken met hun eitand sneetjes in de schaal, waarna ze eruit kruipen. Pas
geboren ringslangen zijn circa 17 centimeter lang, maar lijken verder sprekend op volwassen
exemplaren. Kort na de geboorte vervellen ze voor de eerste keer.
(beesies.nl, slangen.nu, mond. med. Janssen, 14-01-2012)
Ringslangen eten vooral amfibieën, maar ook vissen, reptielen of kleine zoogdieren. De
ringslang is een echte cultuurvolger en is vaak te vinden in de buurt van mensen in drukker
bevolkte gebieden. Daar maakt het gebruik van menselijke elementen, bijvoorbeeld dijken.
Men kan de ringslang eenvoudig helpen door middel van broeihopen en het verbeteren van
het habitat. Voor een geschikt habitat dienen tenminste een winterverblijf, eierafzetplaats en
foerageerplek aanwezig te zijn. Een broeihoop bestaat uit haksel, blad en mest, waarvan elk
van deze drie in ongeveer dezelfde hoeveelheden aanwezig is. De samenstelling hiervan
kan echter per regio verschillen; de samenstelling is niet heilig.
(beesies.nl, ravon.nl, mond. med. Janssen 14-01-2012)
De ringslang is niet giftig en zal niet bijten indien hij wordt gevangen. Indien hij zich bedreigd
voelt, kan hij de “dood houding” aannemen. Hij laat dan z’n kwetsbaren buik (zie fig. 4) zien,
gaat helemaal slap liggen en verspreid een stinkende geur vanuit de anaalklier. Zodoende
lijkt het alsof hij al even dood is, waardoor predatoren hem waarschijnlijk laten liggen. Ook
kan hij een cobra nadoen of eventueel gebruik maken van schijnaanvallen. Het is de grootste
slang in Nederland (naast de adder en gladde slang) en het vrouwtje kan wel tot 1,30 meter
lang worden. Mannetjes worden over het algemeen minder lang; ongeveer 90 centimeter.
Het geslacht valt te bepalen door te kijken naar de plaats waar de staart overloopt in het
lichaam. Voelt het hier niet harder of is er een abrupt verloop, dan is het een vrouw (zie fig.
Fig. 2: Kop van ringslang (ravon.nl). Fig. 3: Kop van ringslang in detail (ravon.nl).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
10
5). Onder de goede omstandigheden kan de ringslang 9 jaar oud worden. Vanaf half oktober
verplaatsen de ringslangen zich weer naar hun winterverblijven. Dat zijn droge en vorstvrije
plekken, zoals vermolmde boomstobben, spoordijken of houthopen.
(beesies.nl, slangen.nu)
De ringslang komt voor in moerassen, natte graslanden, laagveengebieden en broekbossen,
over geheel Europa (behalve Ierland en IJsland), maar ook in West Azië en Noordwest
Afrika. In Nederland komt de ringslang voornamelijk voor boven de grote rivieren. Tevens
zijn er in bepaalde landen ondersoorten van de ringslang te vinden. Enkele van deze
ondersoorten komen alleen op deze locatie voor. Voorbeelden hiervan zijn de
“eilandsoorten”, zoals de Corsicaanse ringslang (Natrix natrix corsa), Sicilieaanse ringslang
(Natrix natrix sicula) en Cyprus ringslang (Natrix natrix cypriaca). In figuur 6 wordt de
verspreiding in Nederland weergegeven met groene vierkantjes. Ringslangen kunnen op een
aantal manieren worden geïnventariseerd. Door middel van radiotelemetrie (zendertje),
vangst-terugvangst of losse waarnemingen. Vanaf 1994 wordt de stand van ringslang in
Nederland bijgehouden door het landelijke Meetnet Reptielen. Uit deze resultaten kan
worden geconcludeerd dat de soort matig toeneemt (zie fig. 7).
(slangen.nu, Zuiderwijk, 1999, mond. med. Janssen, 14-01-2012)
Fig. 4: Ringslang in “dood houding” (ravon.nl).
Fig. 6: Verspreiding ringslang in Nederland
(slangen.nu).
Fig. 7: Trend ringslang in Nederland 1994-2010
(ravon.nl).
Fig. 5: Staart van ringslang ♀ (foto: J. Krempel).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
11
3.3 Broeihopen
Broeihopen hebben de samenstelling: haksel, blad en mest. Deze samenstelling kan per
regio of gemeente verschillend zijn, maar in principe gebruikt men de verhouding 1/3 van elk.
Deze drie onderedelen worden om en om als lagen aangebracht. De precieze samenstelling
wordt bepaald door aanbod van het materiaal. Een broeihoop wordt aangelegd voor een
termijn van twee jaar; hierna vind ik er geen broei meer plaats.
Voor het uitbroeden van de eieren hebben ringslangen hopen van organisch materiaal nodig,
waarbinnen een bepaalde temperatuur heerst, ofwel broei plaatsvindt. Echter is niet elke
hoop hier zomaar geschikt voor. Aangezien de ringslang zelf niet kan graven, moet de hoop
toegankelijk zijn. Hierbij wordt in het maken van broedhopen tegemoet gekomen door de
aanwezigheid van haksel. Tevens zorgt deze toegang voor voldoende ventilatie, wat het
broeiproces ten goede komt. Een broeihoop heeft de vorm van een omgedraaide kom met
een afgeplatte bovenkant, waardoor water beter kan worden vastgehouden en de hoop niet
te droog word. Een te droge hoop vertraagt het broeiproces, met lagere temperaturen als
gevolg. Ook speelt de locatie van de broeihoop een rol. Deze dient op een zonnige en
beschutte plaats te liggen en voldoende afstand te hebben van (auto)wegen. Deze kunnen
worden aangezien als een plaats om op te warmen, waardoor de ringslang een
verkeerslachtoffer kan worden. De broeihoop mag maximaal 100 meter en minimaal 5 vanaf
een waterpartij te vinden zijn.
De eerste week na aanleg van de broeihoop is de temperatuur het hoogst. Indien een
vrouwtje in deze periode haar eieren legt, is de kans zeer groot dat deze verloren gaan. De
temperatuur na dit hoogtepunt wordt dan namelijk als koud ervaren. Met die reden dient de
broeihoop te worden aangelegd voordat de eiafzet plaatsvindt, dus voor juni. Dit wordt
meestal gedaan van half maart tot eind april.
Broeihopen dienen tenminste twee meter in doorsnede te zijn en een hoogte te hebben van
tenminste anderhalve meter. Kleinere broeihopen drogen sneller uit of slinken sneller. Zes tot
tien weken na de eiafzet komen de eieren uit en verlaten jongen de broeihoop. Na deze
periode kan men de broeihopen controleren op de aanwezigheid van eierschalen: de
broeihoop wordt omgezet. Dit geeft informatie over het volume van de ringslang.
Ringslangen die uit zijn gekomen hebben één of meerdere sneetjes gemaakt. Ook is het
mogelijk dat een ei niet is uitgekomen, maar nog wel gevuld is. Er bevindt zich dan echter
niets levends meer in het ei. De aanleg van broeihopen op verschillende plaatsen verhoogt
het voortplantingssucces van de ringslang.
(Van der Elsken 2008, Paassen, 1998, knnv.nl, ravon.nl)
In bijlage 1 wordt aangegeven hoe men bij de KNNV afdeling Delfland broeihopen voor de
ringslang aangelegd.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
12
4. Inventarisatie
Voorafgaande aan de inventarisatie is het gebied Nieuw Wulven bij Houten bezocht als
zijnde activiteit van Milieuwerkgroep Houten. Hierbij werden de verschillende broeihopen in
het gebeid omgezet, waarbij ook de eierschillen in de broeihopen werden geteld. In dit
hoofdstuk komen eerste de locaties aan bod die aan de hand van luchtfoto’s geschikt
kunnen worden bevonden. Vervolgens wordt er ingegaan op waarnemingen uit het
verveleden en ten slotte komen eigen waarnemingen aan bod.
4.1 Potentieel geschikte locaties
Aan de hand van Google maps zijn er in Delfland een aantal locaties aangewezen die aan
de hand van luchtfoto’s geschikt leken. Hierbij kwamen de volgende criteria aan bod:
- Aanwezigheid waterpartij, bijvoorbeeld een sloot of plas;
- Foerageergebied aanwezig, of met andere woorden: de mogelijkheid zich via het
water door het gebied te kunnen bewegen;
- Aanwezigheid vegetatie, zowel riet als overige begroeiing, hierin kan de ringslang
zich terugtrekken
- Locatie om te kunnen zonnen, bijvoorbeeld een op het zuiden gerichte oever of een
zuidhelling.
Van de bovengenoemde criteria wordt de eerste genoemde het belangrijkste gevonden,
vanwege de reden dat de ringslang een watergebonden slang is.
Aan de hand van deze eerste inventarisatie kan een kaart worden gemaakt met daarop de
potentieel geschikte locaties in Delfland. Deze locaties zijn te zien in figuur 8 en te
herkennen aan de rode cirkels. Elk van de met rode cirkel aangegeven gebieden heeft een
naam. Deze naam kan op een aantal manieren zijn bepaald: Het gebied heeft reeds die
naam (bijv. Delftse Hout) of het gebied had geen naam waarbij een dichtbij gelegen straat of
voorziening de naam verzorgd (bijv. IJsbaan Schipluiden).
Fig. 8: Kaart potentieel geschikte locaties Delfland (maps.google.nl, bewerkt door J. Krempel).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
13
Nadat deze gebieden zijn gekozen aan de hand van Google maps, zijn deze gebieden
gedurende vier weken bezocht. Hierbij werd steeds gekeken naar de eerder genoemde
criteria. Als toevoeging werd er gekeken naar de staat van de oevers. Indien deze
beschroeid waren, te hoog waren, of zich naast gras totaal geen vegetatie bevond, werden
deze ongeschikt bevonden.
Aan de hand van deze bezoeken is een tabel (tabel 1) gemaakt, waarin een aantal
kolommen staan: Naam, locatie ten opzichte van Delft (sneller terug te vinden op de kaart),
gemeente, datum bezocht, weer en opmerkingen. Vooral deze laatste kolom is belangrijk,
aangezien hierin kort staat waarom een bepaald gebied wel of juist niet geschikt is voor het
voorkomen van de ringslang. In de tabel wordt gebruikt gemaakt van vijf verschillende
kleuren. Een kolom die groen is ingekleurd staat voor een gebied die een (zeer) geschikt
potentieel habitat heeft. Geel staat voor een gebied die in zekere mate een potentieel
geschikt habitat heeft. Oranje staat voor een gebied die vrijwel ongeschikt is en de
waarschijnlijkheid erg laag is. Rood staat voor een gebied die ongeschikt wordt geacht als
potentieel habitat. Tenslotte staat blauw voor gebieden die niet bereikbaar zijn. Aan de hand
van deze bevindingen kan de kaart van figuur 8 worden ingetekend met de desbetreffende
kleuren, om zodoende een snel overzicht te hebben van waar de meest geschikte gebieden
zich bevinden. Deze kaart is te vinden in figuur 9. Hierbij is gebruik gemaakt van de in de
tabel aanwezige kleuren. Tevens staat er een grote ster in de met groen gemarkeerde
gebieden, een kleine ster in de geel gemarkeerde gebieden, een streep in de met oranje
gemarkeerde gebieden en een kruis in de met rood gemarkeerde gebieden.
In bijlage 2 staan kaarten van de bezochte gebieden afzonderlijk. Van elk van deze locaties
is met rood aangegeven welke gedeeltes binnen dit gebied geschikt worden geacht.
Gebieden die geheel ongeschikt worden bevonden hebben geen kaart.
Fig. 9: Kaart potentieel geschikte locaties Delfland na bezoek (maps.google.nl, bewerkt door J. Krempel).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
14
Naam Locatie t.o.v. Delft Gemeente Datum bezocht Weer Opmerkingen
Abtswoudse bos oost zuid Delft 29-3-2012 Bewolkt, 11°C
Waterloop in midden geschikt; deze loopt door vanuit west,
meest zuidelijke gedeelte geschikt, afwisselend water, land,
riet en hogere vegetatie
Abtswoudse bos west zuid Delft 29-3-2012 Bewolkt, 11°C
Waterloop in midden geschikt; vooral brede gedeelte
zuidwest, meest zuidelijke gedeelte geschikt, afwisselend
water, land, riet en hogere vegetatie
Ackerdijkse plassen zuidoost Pijnacker-Nootdorp 28-3-2012 Zonnig, 15°C
Uitgestrekt gebied, afzondelijke plassen veelal niet
berijkbaar, maar wel vanaf pad of uitkijk te zien, veel
verrekijker gebruikt voor verder in land gelegen water
Arboretum-Heempark oost Delft 23-3-2012 Zonnig, 19°C Alleen waterloop in midden geschikt, veel schaduw verder
Balijbos noordoost Zoetermeer 24-3-2012 Zonnig, 18°C
Veel geschikte locaties westzijde; rietvegetatie en hellingen,
oostelijk gedeelte daartegen ongeschikt; veel schaduw,
kleine watergangen
Bergsche bos oost Lansingerland 6-4-2012 Bewolkt, 9°C
Veel beschroeide oevers, water in midden echter maar deels
beschroeid, veel schaduw, bomen of gras direct aan water,
eiland midden begraast door Schotse hooglanders, sloot
west golfbaan meest geschikt, veel kleine plekjes
Bieslandsebos Krekengebied oost Pijnacker-Nootdorp 26-3-2012 Zonnig, 18°C
Middelste gedeelte (kreken) zeer geschikt, oude broeihoop
aanwezig, galloways en paarden aanwezig
Bieslandsebos Speelzone oost Pijnacker-Nootdorp 26-3-2012 Zonnig, 18°C Ongeschikt, veel schaduw door bomen
Bleiswijkse zoom oost Lansingerland 6-4-2012 Bewolkt, 9°C
Veel geschikte locaties, opmerking bij "bijl figuur": pas
nieuw fietspad, voldoende vegetatie aanwezig, maar ook
kans voor zon, oostzijde plas veelal ongeschikt
De Reef noord Pijnacker-Nootdorp 27-3-2012 Zonnig, 15°C
Plas van Reef niet berijkbaar (privaat terrein?), veel schaduw,
waarschijnlijk ongeschikt, Tedinger Broekplas ongeschikt,
enige geschikte locatie is sloot tussen beide plassen, overig
is crossterrein
De Uithof noordwest Den Haag 12-4-2012 Zonnig, 13°C
Divers park, weilanden zuidzijde begraast door Galloways,
geschikte locaties voornamelijk west langs breder water,
maar ook plaatsen waar zon goed bij kan
Delftse Hout oost Delft 23-3-2012 Zonnig, 19°C
Deels geschikt, locaties in kaart, voornamelijk zuidoost
Grote plas, Aan 't verlaat vrijwel geheel geschikt, maar veen
mag niet worden betreden
Dobbeplas noordoost Pijnacker-Nootdorp 26-3-2012 Zonnig, 18°C Veel beschroeide oevers, alleen in zuiden geschikte locaties
Elsenburger bos noord Rijswijk 30-3-2012 Bewolkt, 9°C Ongeschikt, water loopt direct over op grasveld
Emerald oost Pijnacker-Nootdorp 20-4-2012 Bewolkt, 11°C
Gelegen midden in Delfgauw, veel bebouwing rondom,
natuurvriendelijke oevers
Foppenplas zuidwest Midden-Delfland 2-4-2012
Bewolkt, af en toe
zon, 11°C
Veel geschikt ogende locaties, echter een waterpartij steeds
ertussen, bezoek onmogelijk, beheer door
Natuurmonumenten, waterrecreatie vind plaats
Hertenkamp oost Delft 23-3-2012 Zonnig, 19°C
Op één locatie na ongeschikt, veel schroeide oevers, veel
schaduw van o.a. beuken
Het Kraaienest west Midden-Delfland 11-4-2012 Zonnig, 11°C
Veel potentieel geschikte locaties, gedeelte met
hondenstrand oogt minst geschikt, veel honden
Hof van Delftpark west Delft 24-4-2012 Bewolkt, 10°C
Veelal beschroeide oevers, in zuiden natuurvriendelijke oever
met helling ernaast
IJsbaan Schipluiden zuidwest Midden-Delfland 19-4-2012
Bewolkt, wind,
11°C
Twee "punten", zuidzijde vrijwel geheel en zuidzijde "eiland"
geschikt, rest van oevers abrupt, veel verbindingen met
onliggend weiland
Kerkpolder west Delft 22-3-2012 Zonnig, 18°C
Vrijwel ongeschikt, beschroeide oevers, hoge oevers, geen
vegetatie direct aan water, alleen in noorden geschikt
gedeelte
Kethel zuid Schiedam 4-4-2012 Bewolkt, 9°C
Plas zelf ongeschikt, sloten vlakbij wel geschikt,
zuidoostzijde Broekkade recent graafwerkzaamheden,
recente aanleg afvaltweg
Kruisvaarderspark noord Rijswijk 16-4-2012 Zonnig, 10°C
Voetbalvelden teruggegeven aan natuur, geheel verwilderd,
sloot tussen velden en vijfer daardoor erg geschikt, vijfer zelf
ongeschik vanwege beschroeiing
Levenslust oost Delft 29-3-2012 Bewolkt, 11°C Ongeschikt, beschroeide oevers, veel bomen
Madestein noordwest Den Haag 12-4-2012 Zonnig, 13°C
Veel beschroeide oevers, geschikte locaties echter
onbeschroeid, westelijk gedeelte meer geschikt dan
oostelijk gedeelte
Plas van Buijsen oost Pijnacker-Nootdorp 20-4-2012 Bewolkt, 11°C
Gebied deels nog in ontwikkeling, ten oosten
bouwwerkzaamheden, noordoever meest geschikt in
combinatie met sloot, oostoever veel verbrand
Park den Burgh noord Rijswijk 16-4-2012 Bewolkt, 10°C Volgroeid bos, vrijwel geheel schaduw, landgoed, ongeschikt
Park Huis ten Lande noord Rijswijk 16-4-2012 Zonnig, 10°C Twee kleine stukjes geschikt, rest voornamelijk schaduw
Plas Boswijk noord Pijnacker-Nootdorp 27-3-2012 Zonnig, 15°C
Ongeschikt, veel schaduw, geen geschikte oevers,
geelwangschildpad aangetroffen
Plas Van Alle Winden west Naaldwijk 18-4-2012
Bewolkt, later
regen, 11°C Deels beschroeid, kassen aan 2 kanten, pad rondom plas
Prinsenbos west Naaldwijk 18-4-2012
Bewolkt, later
regen, 11°C
Oevers rondom plas geschikt, met uitzondering van recreatie-
en hondenstrand en stukje in zuiden, bos ingedeeld in
stukken met elk eigen thema, dit geeft op veel plekken
kansen
Smaldelerplas oost Pijnacker-Nootdorp 20-4-2012 Bewolkt, 11°C
West van N470 weinig geschikt, veel hoge oevers, oost van
N470 juist wel geschikt, veel water, afwisselend met
vegetatie en riet
Tanthofkade zuid Delft 22-3-2012 Zonnig, 18°C
Deels geschikt, locaties in kaart, werkzaamheden, pas
gebaggerd, veel hoge oevers
Tedingerbroek noord Pijnacker-Nootdorp 27-3-2012 Zonnig, 15°C Terrein afgesloten, mogelijk geschikt, van afstand riet te zien
Te Werve noord Rijswijk 16-4-2012 Bewolk,10°C Natuurbad, terrein afgesloten, mogelijk niet geschikt
Waterbuurt noord Pijnacker-Nootdorp 27-3-2012 Zonnig, 15°C
Ongeschikt, veel beschroeide oevers, veel zwerfvuil, langs
drukke weg
Wilheminapark noord Rijswijk 30-3-2012 Bewolkt, 9°C
Deels beschroeide, deels onbeschroeide oevers, geschikte
locaties zuidelijk eiland en natuurtuin
Wollebrand west Westland 11-4-2012 Bewolkt, 10°C
Waterskiplas ongeschikt, veelal beschroeid, sloot in midden
geschikt, veel riet oostzijde, zuidelijk stuk bij
Broekpolderlaan geschikt, boezemwater zeer geschikt
Zeven Gaten west Midden-Delfland 11-4-2012 Bewolkt, 11°C
Veel weiland, gedeelte rondom vegetatie in midden oogt
geschikt, noordzijde klein gedeelte geschikt
Zouteveense plas zuid Schiedam 2-4-2012
Bewolk, af en toe
zon, 11°C
Locatie direct aan fietspad geschikt, eveneens als zuidwest
van plas.Veel water en poldersloten aanwezig. Vlakbij
bedrijvigheid op land
Tabel 1: Potentieel geschikte locaties Delfland met toelichting (J. Krempel).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
15
4.2 Meest geschikte locaties
Aan de hand van de eerder bezochte potentieel geschikte locaties, kunnen de meest
geschikte hiervan onder elkaar worden gezet. Deze zijn in de eerdere tabel te herkennen
aan de groene kleur. Het gaat om de volgende gebieden: Abtswoudse bos oost, Abtswoudse
bos west, Ackerdijkse plassen, Balijbos, Bieslandse bos Krekengebied, Bleiswijkse zoom, De
Uithof, Delftse Hout, Foppenplas, Het Kraaienest, IJsbaan Schipluiden, Kethel,
Kruisvaarderspark, Prinsenbos, Smaldelerplas, Tanthofkade, Wollebrand, Zouteveense plas.
Ten behoeve van de aanleg van broeihopen, moet het gebied via de weg goed bereikbaar
zijn. Zodoende kunnen de materialen gemakkelijk worden aangevoerd. Kijkend naar de
hierboven genoemde gebieden, vallen de volgende af: Ackerdijkse plassen (lastig te
bereiken vanaf de weg) en Foppenplas (watergang ertussen). Tevens liggen deze twee
gebieden het verst verwijderd van de bebouwde kom in vergelijking met de overige
gebieden.
Indien er broeihopen in Delfland moeten worden aangelegd, kan dit het beste gebeuren in de
volgende gebieden: Abtswoudse Bos oost, Abtswoudse bos west, Balijbos, Bieslandse bos
Krekengebied, Het Kraaienest, IJsbaan Schipluiden, Kethel, Kruisvaarderspark, Prinsenbos,
Smaldelerplas, Tanthofkade, Wollebrand en Zouteveense plas. Deze liggen in zekere mate
in de buurt van de bebouwde kom. Dit kan handig zijn, aangezien broeihopen elke twee jaar
opnieuw moeten worden aangelegd ten behoeve van het niet verdwijnen van een broeihoop
op een specifieke locatie. Zodoende is het niet te lang reizen voor KNNV leden en andere
vrijwilligers.
Indien men kijkt naar Delft, centraal punt van KNNV afdeling Delfland en thuisstad van de
stagiair, vallen er een aantal locaties al af, waarna er een aantal overblijven. Tussen haakjes
staat vermeld tot welke gemeente het gebied behoord:
1. Abtswoudse bos oost (Delft);
2. Abtswoudse bos west (Delft);
3. Balijbos (Zoetermeer);
4. Bieslandse bos Krekengebied (Pijnacker-Nootdorp);
5. Delftse Hout (Delft);
6. IJsbaan Schipluiden (Midden-Delfland);
7. Kruisvaarderspark (Rijswijk);
8. Smaldelerplas (Pijnacker-Nootdorp);
9. Tanthofkade (Delft).
In de opsomming hierboven staan een aantal gebieden onderstreept. Deze genieten de
voorkeur ten behoeve van het aanleggen van broeihopen. Deze gebieden beschikken over
het beste aaneen gesloten potentiële habitat, waardoor handhaving van de ringslang binnen
het gebied het hoogste wordt geacht. Het Balijbos bevind zich verder weg van Delft, maar
het westelijke gedeelte van het gebied is vrijwel geheel geschikt, waardoor het gebied wel in
de lijst hierboven staat. Wat het Kruisvaarderspark speciaal maakt, is het feit dat het
voormalige voetbalvelden betreft die geheel verwilderd zijn.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
16
4.3 Waarnemingen ringslang verleden
Waarnemingen van de ringslang uit het verleden kunnen inzicht geven waar de ringslang
zich vandaag de dag kan laten zien. Deze locaties hebben in het verleden aangetoond een
geschikt habitat te zijn, aangezien de ringslang hier is waargenomen en kunnen daarom ook
voor de toekomst potentie hebben. In en rondom Delft zijn twee officiële waarnemingen
bekend. Gegevens hier van waren bekend bij gemeente Delft en Staatsbosbeheer. Tevens is
er een waarneming bekend bij waarneming.nl. Deze worden hieronder kort onder elkaar
gezet. Hierbij moet worden opgemerkt dat de ringslang in gemeente Delft gestreept is als
doelsoort. Verschillende gemeentes zijn benaderd, maar alleen vanuit gemeente Delft kwam
een waarneming.
Bij de afdeling natuurbeheer van Agrarische Vereniging Vockestaart zijn geen waarnemingen
bekend. Wel wordt gesteld dat de ringslang een handje moet worden geholpen; bijvoorbeeld
broeihopen aanleggen op verscheidene locaties.
Waarneming 1: Tanthofkade
Deze waarneming is gedaan op 12 april 2004, waarbij de ringslang is aangetroffen op plek
waar de Tanthofkade kruist met de Zuidkade, vlak bij de hoek van het Abtswoudse bos.
(mond. med. Tubbing 07-03-2012)
Waarneming 2: Hoekpolder
Deze waarneming is gedaan op 9 augustus 2004 in de Hoekpolder bij de Trektelpost
Schaapweimolen. Mogelijk betreft dit een uitgezet exemplaar.
(Haverkamp 2004; waarneming.nl)
Waarneming 3: Bieslandse bos Krekengebied
Deze waarneming komt uit 2006. Later in 2010 is er opnieuw onderzoek gedaan, maar is de
ringslang niet meer aangetroffen. Mogelijk is deze vanaf de Korftlaan hierheen getrokken,
maar is ook hier niet meer aanwezig. Vermoed wordt dat deze verder is getrokken.
(mond. med. Van Os 05-03-2012)
4.4 Waarnemingen ringslang heden
Voor de inventarisatie van de ringslang wordt de in hoofdstuk 2 genoemde eenvoudige
methode gebruikt. Tevens worden een aantal criteria gebruikt wanneer wel wordt
geïnventariseerd, waarbij het weer aangenaam dient te zijn:
- Het dient zonnig te zijn of zonnig en deels bewolkt;
- Met regen wordt er niet geïnventariseerd;
- De temperatuur moet aangenaam zijn met tenminste 15°C;
- Het dient niet te hard te waaien met 4 of 5 Bft als maximum.
Gedurende de stage zijn geen ringslangen aangetroffen en kan er dus worden gesteld dat de
ringslang nu niet in Delfland voorkomt. Om hier zeker van te zijn, is het handig hier een
vervolgonderzoek de komende jaren voor te doen. Er zijn echter wel vele groene kikkers
aangetroffen.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
17
5. Analyse
In dit hoofdstuk komen de beste locaties voor broeihopen aan bod, wordt aangegeven hoe
men de ringslang en de broeihopen onder de aandacht kan brengen en wordt bekeken hoe
de ringslang naar Delfland kan komen.
5.1 Broeihopen
In hoofdstuk 4.2 worden de meest geschikte locaties voor het aanleggen van de broeihopen
onder elkaar gezet, indien men kijkt vanuit Delft. Bereikbaarheid van het specifieke gebied
speelt hierbij een rol. Daarvan uitgaande, is het het beste om in de volgende gebieden
broeihopen aan te leggen:
1. Abtswoudse bos west (Delft);
2. Bieslandse bos Krekengebied (Pijnacker-Nootdorp).
De benodigde materialen voor het aanleggen van een broeihoop zijn haksel, blad en mest.
Aanvoer van deze materialen zal in principe door de gemeente waarbij het gebied toe hoort
worden geregeld. Bij het Bieslandse bos Krekengebied zal dit tevens gebeuren in
samenwerking met Staatsbosbeheer, de organisatie die dit gebied onder zijn beheer heeft.
Vervolgens wordt dit ofwel bij de ingang van het gebied neergelegd, ofwel bij later aan te
wijzen locaties binnen het gebied neergelegd. KNNV leden of vrijwilligers dienen vervolgens
uit deze materialen, aan hand van instructies in bijlage 1, de broeihopen op te bouwen. Ook
het onderhoud dient door de KNNV leden of vrijwilligers eens per jaar of eens per twee jaar
te worden gedaan. Maar hoe brengt men dit onder de aandacht bij de mensen en hoe werft
men hiervoor vrijwilligers?
5.2 PR
De aanleg en het onderhoud van de broeihopen kan op verschillende manieren onder de
aandacht worden gebracht bij het publiek:
- Door middel van een advertentie in de Delftse post en/of Delft of zondag te plaatsen;
- Door middel van een bericht op de website van KNNV afdeling Delfland;
- Door middel van een evenement op de kalander te zetten;
- Het vermelden van de activiteit in de wekelijkse digitale nieuwsbrief;
- Het vermelden van de activiteit in het kwartaalblad Veldbericht;
- Een aparte mail sturen naar alle leden en geïnteresseerden van KNNV afdeling
Delfland;
- Nadat andere KNNV evenementen zijn afgerond, dit aan de deelnemers vertellen.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
18
Het volgende bericht kan op de verschillende mediums worden geplaatst:
“Ringslangen in de hoofdrol
Dit jaar vind er een nieuw evenement plaats waarbij ringslangen de hoofdrol spelen. Wat is
het vraag je jezelf af? In gebied A zullen broeihopen worden aangelegd, om ringslangen aan
te trekken naar het gebied en er zodoende hopelijk voor te zorgen dat ze zich hier vestigen.
Broeihopen zijn “bergjes” bestaande uit haksel, blad en mest. Door deze opeen te stapelen,
gaat het in het midden van de hoop broeien, waardoor er een aangename temperatuur voor
de ringslang ontstaat. De ringslang neemt de laatste jaren matig toe in Nederland en dit komt
voor een groot deel door broeihopen die op verschillende locaties zijn aangelegd. Daarom
worden op 16 en 30 maart broeihopen aangelegd in gebied A. Niet alleen ben je in de natuur
bezig, maar je zorgt er ook voor dat de ringslang zich zal thuis voelen in Delfland. Het
ultieme doel zal zijn dat zich hier een populatie vestigt, want zeg nou zelf, elke
natuurliefhebber wil toch wel een ringslang zien? Daardoor zal het omzetten van de
broeihopen in de komende jaren extra leuk zijn, als je ziet dat de broeihoop door een
ringslang is gebruikt.
Wat je hierbij nodig hebt is: werkhandschoenen, riek (enkele worden tijdens evenement
verstrekt) en stevige schoenen of laarzen. Verder moet je met de riek kunnen scheppen.
In het kort:
Broeihopen ringslang aanleggen
KNNV afdeling Delfland
16 en 30 maart
Gebied A, verzamelen bij …”
5.3 Ringslang naar Delfland
De dichtstbijzijnde populatie van de ringslang bevindt zich bij Gouda, Waddinxveen en
Reeuwijk. Deze zal gedurende dit rapport kortweg populatie Gouda genoemd worden. De
overige populaties bevinden zich rondom Amsterdam en rondom Utrecht. Indien er
ringslangen naar Delfland komen, is het aannemelijk dat deze vanuit populatie Gouda
komen. Indien er gekeken wordt als ringslangen uit populatie Gouda rechtstreeks richting
Delfland komen, bevinden zich echter enkele obstakels op de route vanaf Gouda naar
Delfland. Onder andere de A12 (alle gebieden in Delfland) en A13 (gebieden west en zuid
van Delft) en in zekere mate de A20. Op verschillende plaatsen bevinden zich echter wel
watergangen onder deze snelwegen door. Verder zijn er nog een aantal verschillende N-
wegen en kassen rondom Bleiswijk en Pijnacker die toch in zekere mate een obstakel
vormen. Tevens moeten zich op de route naar Delfland geschikte locaties bevinden waar de
ringslang in kan schuilen tegen predatoren of weersomstandigheden of kan overwinteren.
Riet kan hiervoor geschikt zijn, waarbij een stapel gemaaid riet een geschikte
overwinteringplaats kan zijn. Ook kunnen plassen geschikt zijn voor een snellere
verplaatsing binnen een bepaald gebied, vanwege het grotere oppervlak dat ze bestrijken.
(Reinhold, 2009, Bonnet, 1999)
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
19
De groenblauw slinger biedt hierbij echter kansen. Dit is een strook van aaneengesloten
gebieden tussen Leiden, Den Haag, Rotterdam en Zoetermeer (zie figuur 10). Zowel groen
(ecologie), als blauw (hydrologie) spelen hierbij een rol. De slinger biedt kansen voor flora en
fauna om zich tussen de gebieden te heen en weer te bewegen. Tevens creëert het de
mogelijkheden voor recreatie. Populatie Gouda bevindt zich in figuur 10 geheel rechts in het
midden, oostzuidoost van het Bentwoud. Indien men er vanuit gaat dat de ringslangen
gebruik zullen maken van de groenblauwe slinger om naar Delfland te komen, zal dit
gebeuren via het Bentwoud en/of Land van Wijk en Wouden, om zich vervolgens richting het
Balijbos te verplaatsen. Het Balijbos vormt hier als het ware een soort corridor tot het
Bieslandse bos en verder weg gelegen Midden-Delfland. Het is dus aannemelijk dat indien
de ringslang richting Delfland komt via de groenblauwe slinger, dat ze het eerst zullen
worden gezien in het Balijbos.
(zuid-holland.nl)
De toekomst zal moeten uitwijzen in hoeverre de ringslang in staat is om naar Delfland te
komen. De kans hiervoor is zeker aanwezig, aangezien er verschillende geschikte gebieden
(lees habitats) rondom Delft aanwezig zijn. In tegenstelling tot de eerder genoemde
natuurlijke verplaatsingen, is het ook mogelijk enkele ringslangen uit populatie Gouda te
vangen en deze uit te zetten in Delfland. Dit mag alleen gebeuren, als hiertoe toestemming is
gevraagd bij ten eerste gemeente Gouda, of de van het specifieke gebied beherende
instantie. Verder moet er toetstemming worden gevraagd in het gebied waar de ringslang
zou moeten worden uitgezet, in dit geval het Bieslandse bos Krekengebied en Abtswoudse
bos west. Dit zijn respectievelijk Staatsbosbeheer en Gemeente Delft. Bij de tweede moet
echter ook rekening worden gehouden met Groenservice Zuid-Holland. Indien het in botsing
komt met de opvattingen of doelstellingen van één van deze partijen, kan het vangen en
uitzetten niet doorgaan.
Fig. 10: Groenblauwe slinger (zuid-holland.nl).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
20
6. Plan broeihopen en ringslang
De meest recente waarneming van de ringslang in Delfland stamt uit 2006 in Bieslandse bos
Krekengebied. Hierna zijn er geen officiële waarnemingen bekend binnen de regio en dus
kan worden gesteld dat de ringslang momenteel niet in Delfland voorkomt.
Via natuurlijke verplaatsing kan deze via het Balijbos of via het kassengebied ten oosten van
Pijnacker komen. Verder kunnen er een aantal exemplaren uit populatie Gouda worden
gevangen en worden uitgezet in de in hoofdstuk 5.1 genoemde locaties: Abtswoudse bos
west en Bieslandse bos Krekengebied. Voor het Abtswoudse bos west kunnen dit tien
exemplaren zijn: vijf mannelijk en vijf vrouwelijk. Voor het Bieslandse bos Kreken gebied acht
exemplaren, vier mannelijk en vier vrouwelijk, aangezien dit gebied toch kleiner is. Deze
aantallen zijn als zijnde “natte vingerwerk” gekozen, aangezien tijdens de stage hier geen
verhoudingen voor bekend waren. Het is dus mogelijk dat deze verhoudingen nog kunnen
worden aangepast. Binnen deze gebieden worden vervolgens broeihopen aangelegd, zodat
het habitat geschikt zal zijn voor de ringslang. De oevers in de gekozen gebieden worden als
geschikt gezien, of met andere woorden: Geen abrupt verloop, geen verharde kanten, de
oever is goed te betreden en er is vegetatie aanwezig (bijv. riet) op de oever.
Broeihopen
Om de beste locaties voor een broeihoop binnen deze gebieden te bepalen, zijn deze
afzonderlijk nog eens bezocht, waarna er op een kaart de meest geschikte locaties worden
aangegeven. Hierbij speelden een aantal criteria een rol:
- De locatie mag niet verder dan 100 meter van het water;
- Het water dient in verbinding te staan met omliggende wateren;
- De afzonderlijke locaties bevinden zich ten minste 100 meter van elkaar af;
- De locatie dient gedurende de dag voldoende zonlicht te hebben;
- Vegetatie (riet of struiken) dient aanwezig te zijn als zijnde beschutting;
- De broeihoop is goed bereikbaar.
In figuur 11 worden de meest geschikte locaties voor aanleg van broeihopen binnen het
Bieslandse bos Krekengebied weergeven met oranje cirkels. In figuur 12 worden de meest
geschikte locaties voor het Abtswoudse bos west weergegeven met oranje cirkels. Hierbij
moet worden opgemerkt dat voor betreding van het gedeelte in het midden van het
Bieslandse bos, echter wel een betredingsvergunning worden aangevraagd bij
Staatsbosbeheer en moet er rekening worden gehouden met de aanwezige (broedende)
vogels. De locaties zijn gekozen aan de hand van een eerder bezoek aan het gebied, waarbij
volgens de in hoofdstuk 4.1 genoemde punten in acht werden genomen. Elke locatie binnen
het gebied is tevens met een cijfer aangegeven. Indien ringslangen zullen worden uitgezet in
één van de gebieden, kan dit het beste gebeuren op een of meerdere dezelfde plekken als
waar de broeihopen worden aangelegd. Dit om toch enige verspreiding toe te passen, en ze
tevens gelijk in de buurt van een broeihoop zijn.
Per broeihoop worden ongeveer twee kruiwagens met mest gebruikt, drie kuub bladafval en
een bos takken. Deze laatste kan in principe in het gebied zelf worden gevonden en hoeft
dus niet perse te worden aangevoerd.
(Schr. Med. van Wieringen, 03-07-2012)
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
21
Fig. 12: Locaties broeihopen Abtswoudse bos west (maps.google.nl, bewerkt door J. Krempel).
Fig. 11: Locaties broeihopen Bieslandse bos Krekengebied (maps.google.nl, bewerkt door J. Krempel).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
22
Aanbevolen is om te beginnen met het aanleggen van broeihopen in Bieslandse bos
Krekengebied. Dit vanwege het feit dat als de ringslang op een van de twee natuurlijke
manieren (zie hoofdstuk 5.3) naar Delfland zal komen, het aannemelijk is dat dit gebied als
eerste wordt aangedaan. Het Abtswoudse bos west is verder weg en heeft één obstakel
meer dan het Bieslandse bos Krekengebied: de A13. Het Abtswoudse bos west kan
vervolgens een jaar of drie later worden gedaan, afhankelijk van hoe goed het gaat in het
Bieslandse bos Krekengebied. Dit wordt bepaald door het monitoren van de aanwezigheid
van de ringslang in het Bieslandse bos Krekengebied gedurende tenminste drie jaar. Indien
dit goed gaat en de ringslangen zich goed weten te handhaven, kan ook het Abtswoudse bos
worden gedaan.
Aanvoer materialen
In tabellen 2 en 3 staat weergegeven waar de drie componenten van de broeihopen vandaan
worden gehaald of wie het regelt. N. de Ridder is werkzaam bij Inholland en heeft een aantal
paarden. Ze biedt graag wat mest aan ten behoeve van het aanleggen van de broeihopen.
Wat betreft aanvoer van mest tot het gebied, moet dit hier zelf naartoe worden gebracht en
moet men dus rekening houden dat er een auto met aanhanger nodig is. In beide gevallen
zal het aanvoer van bladafval kunnen worden geregeld door de gemeente. Contact met
gemeente Pijnacker-Nootdorp gebeurt via M. Barendse en contact met gemeente Delft
gebeurt via D. Tubbing.
Bieslandse bos Krekengebied
Mest N. de Ridder ( 't Woudt) of nabije maneges
Haksel In gebied zelf (noordoost)
Blad Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Abtswoudse bos west
Mest N. de Ridder ('t Woudt) of nabije maneges
Haksel Gemeente Delft of in gebied zelf
Blad Gemeente Delft
Omzetten
Onderhoud van de broeihopen, ook wel omzetten genoemd, wordt eens per jaar in maart
gedaan en wordt in principe gedaan door KNNV leden of vrijwilligers. In het materiaal van het
voorgaande jaar wordt eerst gezocht of er eierschillen aanwezig zijn. Deze worden
vervolgens per broeihoop geteld, de schillen verzameld en vervolgens opgeschreven. Deze
gegevens worden van elk jaar naast elkaar gelegd, zodat een toename of afname van de
ringslang in bepaalde broeihopen duidelijk kan worden gemaakt. Dit geeft vervolgens
informatie over hoe het met de ringslang is gesteld in het Abtswoudse bos en Bieslandse bos
Krekengebied, of beter gezegd in Delfland. Elk jaar worden de materialen om broeihopen
aan te leggen opnieuw aangevoerd. De locaties van de broeihopen zijn tevens zodanig
gekozen, dat aanvoer van de materialen tot de plek precies zouden kunnen worden
aangevoerd, zonder dat er te grote obstakels zijn. De meeste locaties zijn bijvoorbeeld is
nabijheid van een pad gepland.
Tabel 2: Aanvoer materialen Bieslandse bos Krekengebied.
Tabel 3: Aanvoer materialen Bieslandse bos Krekengebied.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
23
Voor het Bieslandse bos moet worden opgemerkt dat hier een viertal Galloways lopen te
behoeve van begrazing. Vier van de broeihopen zullen zich buiten het gebied bevinden waar
deze runderen lopen, maar twee broeihopen zullen zich binnen dit gebied bevinden. De
Galloways kunnen zo’n hoop interessant vinden en de hoop onderzoeken door middel van
het er op staan. Dit moet natuurlijk niet de bedoeling zijn. De meest zuidelijke (broeihoop 5)
van de twee kan gemakkelijk worden afgeschermd door het reeds aanwezige hek te
verplaatsen en deze in plaats van achter de hoop langs, voor de hoop langs laten gaan.
Broeihoop 6, die zich midden in het gebied op één van de “eilanden” bevind, bevind zich op
een lastigere locatie. Deze broeihoop kan gedurende het jaar worden afgezet met een hek,
bestaande uit houten palen en stevig ijzerdraad. Dit hekwerk zal de Galloways tegenhouden
de broeihoop te betreden, maar toch eenvoudig te verwijderen zijn tijdens het omzetten.
Indien dit niet mogelijk blijkt, zal deze broeihoop ook kunnen worden weggelaten.
Informatie bezoekers gebied
Nadat de broeihopen zijn aangelegd, zal er bij elke broeihoop op niet meer dan twee meter
afstand hiervan een bordje worden neergezet met daarop “Broeihoop ringslang, niet
betreden”. Daaronder kan eventueel een extra bordje worden gehangen waarop in het kort
informatie over de ringslang te vinden is: “De ringslang (Natrix natrix) is een watergebonden
slang en is te herkennen aan een gele of witte ring achter z'n kop. De mannetjes worden tot
90 cm. lang en de vrouwtjes tot 130 cm. lang. Ze eten amfibieën, vissen, reptielen of kleine
zoogdieren. Bij gevaar kan de ringslang vluchten, een stinkende lucht uit de anaalklier
verspreiden of zich dood houden. Broeihopen bieden goede mogelijkheden voor ringslangen
om eieren in af te zetten, zodat ze zich thuis voelen in het gebied.” Door middel van zulke
bordjes weten natuurliefhebbers en recreanten die het gebied bezoeken waarom er
broeihopen in het gebied zijn en wat het nut ervan is. De enige broeihoop waar niet zo’n
bordje zal worden geplaatst is bij broeihoop 6 van het Bieslandse bos Krekengebied. De
Galloways kunnen helaas niet lezen, dus zal het niet veel nut hebben.
Doelstelling
Het is natuurlijk leuk om broeihopen aan te gaan leggen zodat de ringslang deze kan
gebruiken, maar het zal leuker zijn als de ringslang elk jaar weer terug te vinden is. Door elk
jaar de broeihopen om te zetten, wordt gehoopt dat de ringslang meerdere jaren in Delfland
terug te vinden is. Dit zal ook voeldoening geven ten opzichte van het aanleggen van de
broeihopen en voor de mensen die deze hebben aangelegd. De ultieme doelstelling is
daarom ook het hebben van een populatie ringslangen in Delfland. De voortgang hiervan kan
via de mail en Veldbericht worden verspreid.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
24
7. Conclusies, discussie & aanbevelingen
7.1 Conclusies
In maar weinig literatuur wordt er gekeken hoe men de ringslang naar een bepaald gebied
kan lokken. Wel wordt er in veel gevallen bekeken hoe een bepaald gebied waar zich reeds
ringslangen bevinden, geschikter kunnen worden gemaakt. Het gebruik van broeihopen
steekt er hierbij bovenuit.
In de gevonden literatuur noemt men als voorwaarden dat de ringslang zich naar een ander
gebied wil verplaatsen, dat ten eerste de route naar het gebied geschikt is en dat het gebied
zelf ook geschikt moet zijn. Als deze route niet geschikt is, is het niet aannemelijk dat de
ringslang zich naar een bepaald gebied zal verplaatsen.
Aan de hand van de inventarisatie van de gebieden kan worden geconcludeerd dat er zich in
Delfland genoeg geschikt habitat bevindt, welke geschikt is voor de ringslang.
Vooral het Abtswoudse bos west en Bieslandse bos Krekengebied zijn meerdere malen
gedurende de stage bezocht. Dit is gedaan omdat deze gebieden het meest geschikt zijn en
in het plan wordt aangegeven dat hier broeihopen kunnen worden aangelegd.
De samenstelling van een broeihoop is ongeveer 1/3 van elke component: mest, bladafval en
haksel, maar de precieze samenstelling kan echter per locatie verschillen.
Indien de ringslang op een natuurlijke manier naar Delfland zal komen, wordt er vanuit
gegaan dat dit op twee manieren kan gebeuren; via de rechtstreekse route of via de
Groenblauwe slinger. Hierbij wordt gekeken naar de dichtstbijzijnde populatie, welke zich bij
Gouda bevind. De Groenblauwe slinger is weliswaar een langere route, maar gaat daartegen
wel door enkele aaneen gebonden natuurgebieden. Dit zal zeker potentie geven.
Het Bieslandse bos Krekengebied biedt van de twee meest geschikte gebieden de meeste
potentie, aangezien deze eerder in de Groenblauwe slinger ligt, eerder via de direct route te
bereiken is en één snelweg minder als obstakel heeft.
Gedurende de stage zijn er geen ringslangen in Delfland aangetroffen. Dit suggereert dat de
ringslang niet in Delfland voorkomt.
De ringslang kan ook worden geholpen naar Delfland te komen. Dit gebeurt dan door middel
van het vangen van enkele exemplaren uit populatie Gouda en deze vervolgens uitzetten in
als eerste het Bieslandse bos Krekengebied.
Het aanleggen van broeihopen van broeihopen is het belangrijkste middel om ringslangen
aan te trekken. Echter moeten de oevers in het gebied ook geschikt zijn, zodat gemakkelijk
vanuit het water het land op kan worden gegaan en andersom.
De aanleg van broeihopen biedt niet alleen kansen voor de ringslang, maar ook voor
mensen die graag met de natuur of KNNV afdeling Delfland bezig zijn. Het kan door de
KNNV afdeling Delfland worden gebruikt als een jaarlijks terugkeren activiteit.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
25
7.2 Discussie
Gedurende de stage zijn het Bieslandse bos Krekengebied en Abtswoudse bos west het
meeste bezocht om te onderzoeken of de ringslang hier voorkomt. Dit werd steeds gedaan
door de stagiair. Het is ook mogelijk dit meer twee of drie personen te doen, zodat in één
keer een hele strook kan worden gedaan. Het is echter wel afwachten of dit ook meer
waarnemingen zal opleveren.
Er zijn enkele waarnemingen van de ringslang uit het verleden bekend in Delfland. Het kan
hier gaan om uitgezette soorten of doortrekkende soorten. Gedurende de stage zijn er geen
waarnemingen van de ringslang gedaan in Delfland, dus kan er worden gezegd dat de
eerder aangetroffen ringslangen zijn doorgetrokken of inmiddels zijn overleden.
De samenstelling van een broeihoop verschilt net iets verhouding per locatie of gemeente
waar deze is aangelegd, echter bestaan ze alleen wel uit drie vaste componenten. In
principe zal hiervoor de verhouding 1/3 van elk worden aangehouden, maar die kan later
alsnog wijzigen, wanneer men een andere verhouding geschikter vind.
Tijdens de stage zijn de Reeuwijkse plassen bij Gouda bezocht, waarbij er verschillende
ringslangen zijn aangetroffen. Dit gebied is in zekere mate te vergelijken met het Bieslandse
bos Krekengebied, alleen deze laatste heeft geen grote plas. Een grote plas biedt potentie
voor de ringslang zich sneller te verplaatsen in het gebied. Het gebied ligt echter wel tussen
twee plassen in: Grote Plas bij Delft en Dobbeplas bij Pijnacker-Nootdorp. Of dit voldoende
mogelijkheden biedt, zal de toekomst moeten uitwijzen.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
26
7.3 Aanbevelingen
De inventarisatie van ringslangen kan eventueel ook enkele keren met meerdere personen
(circa drie) tegelijk worden gedaan. Zodoende kan men toch bredere stukken gemakkelijker
inventariseren.
Het beste om te beginnen met broeihopen aanleggen is in het Bieslandse bos Krekengebied.
Deze ligt eerder op de route voor natuurlijke verspreiding van de ringslang naar Delfland.
Een jaar of drie later, afhankelijk van hoe goed het gaat in het Bieslandse bos, kan er ook
worden begonnen met het aanleggen van broeihopen in het Abtswoudse bos west. Dit zal
moeten worden bepaald aan de hand van een monitoring van beide gebieden, waarbij het
Bieslandse bos Kreken gebied in het bijzonder. Pas als het in het Bieslandse bos goed gaat,
kan men verder in het Abtswoudse bos.
Broeihopen zijn goede manieren om het ringslangen naar hun zin te maken in een bepaald
gebied. Deze kunnen in meerdere gebieden worden toegepast die als geschikt worden
beoordeeld gedurende de stage. Het is echter wel aanbevolen om dit niet willekeurig te
doen, maar te kijken naar het Bieslandse bos Krekengebied en het Balijbos. Deze gebieden
vormen als het ware de corridor naar Delfland als men kijkt naar de groenblauwe slinger. Als
de ringslang hier meerdere keren of jaren achter elkaar wordt aangetroffen, kan er naar
andere gebieden worden gekeken.
Het aanleggen en omzetten van de broeihopen kan het beste als KNNV activiteit worden
gemaakt. Zodoende kunnen mensen bij de natuur worden betrokken en kunnen mensen
toch samen gezellig bezig zijn. Tevens zal het kunnen lijden tot het behoud van de ringslang
in Delfland in het Bieslandse bos Krekengebied, of beter gezegd in Delfland.
Er wordt aanbevolen nader onderzoek te doen naar het voorkomen van de Ringslang in
Delfland. Hierbij moet er vooral worden gekeken naar het Balijbos en het Bieslandse bos
Krekengebied. Deze bevinden zich beiden ten oosten van Delft en liggen eerder in de
groenblauwe slinger dan de overige bezochte gebieden.
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
27
Literatuurlijst
Boeken
KNNV afdeling Delfland, 2011. Red. Tempelaars, R., Veldbericht, nr. 106, herfst
2011
KNNV afdeling Delfland, 2011. Red. Tempelaars, R., Veldbericht, nr. 107, winter
2012
Nijkamp, J. A., 1981. 80 jaar Koninklijke Nederlandsche Natuurhistorische
Vereniging, 1901-1981, Hoogwoud, KNNV 1981, Zutphen, W. J. Thieme & Cie
Internet
Beesies.nl. Verscheidene informatie over (on)bekende dieren in Europa:
http://www.beesies.nl/animals/ringslang.htm (bezocht: 01-02-2012)
Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV). Informatie over
organisatie, afdelingen, activiteiten en projecten:
http://www5.knnv.nl/afdelingDelfland (bezocht: 21-02-2012)
http://www5.knnv.nl/content/knnv-afdelingen-op-de-kaart (bezocht: 28-02-2012)
http://www5.knnv.nl/lj (bezocht: 28-02-2012)
http://www5.knnv.nl/organisatie (bezocht: 29-02-2012)
Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland (Ravon). Database over
reptielen, amfibieën en vissen in Nederland:
http://www.ravon.nl/Default.aspx?tabid=144 (bezocht: 01-02-2012)
Slangen.nu. Informatie en waarnemingen over slangen in Nederland:
http://www.slangen.nu/Ringslang/tabid/234/Default.aspx (bezocht: 01-02-2012)
Provincie Zuid-Holland. Informatie groenblauwe slinger:
http://www.zuid-holland.nl/groenblauweslinger (bezocht 04-06-2012)
Digitale literatuur (pdf)
Bonnet, X. et al, 1999. The dangers of leaving home: dispersal and mortality in
snakes, Biological conservation 89 1999 (p. 39-50).
Heijne, M., 2011. Handleiding broeihoop aanleggen voor ringslangen, KNNV Afdeling
Delfland.
Reinhold, J., Ter Woord, G., 2009. De ringslang en de Flevolandse kanalen, Ravon
32 2009 (p. 3-5).
Van der Elsken, D., 2008. Maaiselhoop of broedhoop?, Een onderzoek naar
geschikte eiafzetplekken voor ringslangen in het Vechtplassengebied, Stage,
Hogeschool Inholland Delft.
Van Paassen, A. et al, 1998. Handboek agrarisch natuurbeheer, Utrecht,
Landschapsbeheer Nederland (p. 4.3.2-1, 4.3.2-2).
Zuiderwijk, A., De Wijer, P., Janssen, I., 1999. Ringslangen en IJburg: teloorgang
van een metapopulatie, De levende natuur 100 1996, volume 6 (p. 214-219).
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
28
Deskundigen
Janssen, I. medewerker Ravon, KNNV afdeling Amsterdam, lezing “Ringslang; een
opportunist nader beschreven”, 14-01-2012
Tubbing, D. stadsecoloog gemeente Delft, telefonische mededeling, 05-03-2012
Van Os, P. voorlichting Staatsbosbeheer Bieslandse bos, boswachter, telefonische
mededeling, 05-03-2012
Van Wieringen, P. Ringslangenwerkgroep Houten, 03-07-2012
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
29
Bijlagen
Bijlage 1: Aanleg broeihopen ringslang KNNV afdeling Delfland
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
30
(Heijne 2011)
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
31
Bijlage 2: Kaarten potentieel geschike gebieden
Abtswoudse bos oost
Abtswoudse bos west
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
32
Ackerdijkse plassen
Arboretum-Heempark Delft
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
33
Balijbos
Bergsche bos
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
34
Bieslandse bos Krekengebied
Bleiswijkse zoom
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
35
De Uithof & Madestein
Delftse Hout & Hertenkamp
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
36
Dobbeplas
Emerald & Smaldelerplas
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
37
Foppenplas
Het Kraaienest
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
38
Hof van Delftpark
IJsbaan Schipluiden
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
39
Kerkpolder
Kethel
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
40
Kruisvaarderspark & Park Huis te Lande
Plas Boswijk, Tedingerbroek & De Reef
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
41
Plas van Buijsen
Prinsenbos & Plas van Alle Winden
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
42
Tanthofkade
Wilhelminapark
Ringslang in Delfland, Rapport, KNNV afdeling Delfland, 2012
43
Wolebrand & Zeven Gaten
Zouteveense plas